UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Uni- , bi- of multi-dimensionele acculturatie: een kwantitatief onderzoek naar acculturatiedeterminanten bij Iraanse en Afghaanse vrouwelijke vluchtelingen.
Wetenschappelijk artikel aantal woorden: 9177
Katrijn Delaruelle
MASTERPROEF SOCIOLOGIE
PROMOTOR: PROF. DR. Bart Van de Putte COMMISSARIS: PROF. DR. Lore Van Praag
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Inzagerecht in de masterproef Ondergetekende, Katrijn Delaruelle, geeft hierbij toelating aan derden, niet behorend tot de examencommissie, om haar proefschrift in te zien. Datum en handtekening 21/05/2014
Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding.
DANKWOORD Eindelijk. De laatste woorden van mijn Masterproef… Maar begrijp me niet verkeerd. Het is geen ‘eindelijk’ zoals in ‘het mocht hier wel eens gedaan zijn’, maar een ‘eindelijk’ zoals in ‘ik heb er alles aan gedaan om op dit moment met enige trotsheid naar het resultaat te kijken’. En dit resultaat was niet mogelijk zonder de hulp van velen. Aan hen een woord van dank. In eerste instantie wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Bart Van de Putte, bedanken. Bedankt om mij te blijven steunen in alles wat ik deed. Je bent altijd blijven geloven dat ik er wel zou geraken, ook al bewandelde ik niet de meest evidente paden. En vooral bedankt om mij te steunen in mijn gedachte van eigen dataverzameling. Ook al is mijn steekproef niet erg omvangrijk en ook al kom ik niet tot de grootste conclusies, als ik opnieuw zou moeten kiezen, zou ik het zonder enige twijfel op dezelfde manier overdoen. Want de ervaringen en herinneringen die ik er aan over houd, zijn me meer waard dan alleszeggende onderzoeksresultaten. Ik heb mensen een traantje zien wegpinken bij het invullen van mijn enquête, ik heb mensen met weemoed horen vertellen over de goede tijden… maar ik heb vooral mensen ontmoet die ondanks hun ellende en verdriet overlopen van gastvrijheid en dankbaarheid. Voorts wil ik alle organisaties en instanties bedanken die samen met mij gezocht hebben naar mogelijke respondenten. Ik noem er maar enkelen bij naam, maar weet dat ik jullie allen heel dankbaar ben! Jozef Hertsens, ik heb enorm veel bewondering voor wat jij doet. De manier waarop jij je belangeloos inzet voor de vluchtelingen uit jouw buurt… Mijn oma zou zeggen: ‘Jij hebt jouw hemel wel verdiend’. Ik heb ook een speciaal woord van dank voor Shadyaneh Moradi, Stijn Van Asch, Razwana Zubair, Ellen Frissaer, Daniel Ritzman en Faram Shaeri. Zonder jullie hulp had ik nooit dit resultaat kunnen neerzetten. En speciaal voor Faram, de evangelische misviering was voor mij een warme ervaring. Ook een woord van dank aan Annelies om mij te helpen bij de testfase en aan Abdul, Freba en Martine voor het vertalen van mijn enquête. Ook wil ik Maaike, Linde en collega’s even vermelden om mij bij te staan in het Engels. Tot slot wil ik nog mijn ouders bedanken voor de financiële kant van het verhaal en het naleeswerk, alsook alle andere mensen uit mijn directe omgeving die met mij hebben meegezocht en meegeleefd. Aan Thijs, mijn gedreven steenarend, bedankt voor jouw steun en kritische taalopmerkingen. Het is wat het is. Het eindresultaat van mijn sociologische carrière. Het is mooi geweest. Ook al wist ik in mijn eerste jaar niet zo goed waar ik aan begon, ik heb op geen enkel moment mijn keuze betreurd.
Daarom
misschien
ook
een
kleine
dank
aan
mezelf.
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING ..................................................................................... 1
2.
LITERATUURSTUDIE EN HYPOTHESEN ................................................................................ 4 Achtergrond informatie ....................................................................................................................... 4 2.1. Erkende vluchtelingen vs. subsidiair beschermden ...................................................................... 4 2.2. Afghaanse en Iraanse vluchtelingen: verantwoording van de keuze ........................................... 6 Theoretisch luik ................................................................................................................................... 6 2.3. Acculturatie en acculturatiestrategieën ....................................................................................... 6 2.3.1.
Het uni-dimensionele model ............................................................................................ 7
2.3.2.
Het bi-dimensionele model .............................................................................................. 7
2.3.3.
Het multi-dimensionele model ......................................................................................... 8
2.4. Moderating factors ....................................................................................................................... 9 3.
4.
DATA EN METHODEN .............................................................................................................. 12 3.1.
Data ....................................................................................................................................... 12
3.2.
Onderzoeksdesign en methode .............................................................................................. 13
3.3.
Operationalisering ................................................................................................................ 13
-
Beschrijvend luik...................................................................................................................... 13
-
Analyse ...................................................................................................................................... 14 3.3.1.
Afhankelijke variabelen ................................................................................................. 14
3.3.2.
Onafhankelijke variabelen............................................................................................. 14
3.3.3.
Controlevariabelen ........................................................................................................ 17
RESULTATEN ............................................................................................................................. 18 4.1.Beschrijvend luik: acculturatieprofielen .................................................................................... 18 4.2. Analyse ....................................................................................................................................... 19
5.
CONCLUSIE EN DISCUSSIE ..................................................................................................... 24
6.
REFERENTIES ............................................................................................................................. 27
Uni- , bi- of multi-dimensionele acculturatie: Een kwantitatief onderzoek naar acculturatiedeterminanten bij Afghaanse en Iraanse vrouwelijke vluchtelingen.
Abstract Despite the unique asylum policy and the relatively high number of asylum seekers in Belgium, no attention has been paid to the acculturation of refugees into this receiving society. The current focus on the acculturation process of Iranian and Afghan women, who were all beneficiaries of a refugee status or a subsidiary protection, therefore fills a gap in knowledge. The goals of the present study were twofold. By using data conducted in Flanders (n=122), this article examines (1) the acculturation outcomes, predicted on the basis of Berry's (1997) fourfold acculturation model and (2) the impact of several acculturation factors (length of stay, age of arrival, education, occupation, country of origin and intra-household power relations) on the adaptation across cultural behaviors and gender attitudes, using multiple linear regression models. The last objective is based on the assumption that an individual’s preference for cultural adaptation is domainspecific. Results indicate that integration is the most adopted acculturation strategy, as expected from previous studies. Furthermore, the data suggest that acculturation appears to occur in a linear pattern over time for cultural behaviors, but not for gender attitudes. Intra-household power relations and country of origin are found to have an important impact on acculturation across gender attitudes. Patriarchal domination is associated with less egalitarian gender-related attitudes. Also, Iranian women adopted more egalitarian views than Afghan women. Finally, the results indicate that better-educated participants are behaviorally more oriented to the guest culture and hold more egalitarian gender attitudes. We conclude that it is essential for future acculturation research to utilize a multidimensional framework.
1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING Sinds zijn prille bestaan oefent België een grote aantrekkingskracht uit op migranten. De liberale grondwet, de sociale rust en het culturele leven veroorzaakten diverse migratiegolven. De grootste migratiegolf vond plaats na de Tweede Wereldoorlog. Arbeidsmigranten uit Spanje, Italië, Turkije en Marokko werden massaal tewerkgesteld in de Belgische mijnen. De migratiestop in 1974 maakte hieraan een einde. Hoewel deze migratiestop nog steeds van kracht is, kunnen niet-EU onderdanen toch via verschillende kanalen op een legale manier in België verblijven: als toerist, volgmigrant, buitenlandse student, arbeidsmigrant of asielzoeker (Meireman, Billiet, Meuleman, De Witte, & Wets, 2004, p. 1). 1
Enkel de laatste mogelijkheid opent vandaag de dag een deur voor grote groepen van mensen (Geets, Pauwels, Wets, Lamberts, & Timmerman, 2006). Cijfergegevens tonen aan dat België relatief veel asielzoekers telt in verhouding tot andere Europese landen (Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen, 2011a). In 2013 werden er bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen 15.840 asielaanvragen ingediend, wat een daling inhoudt van 26,2 % in vergelijking met 2012. Echter, in absolute cijfers heeft deze instantie nog nooit zoveel positieve beslissingen genomen als in 2013 (Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen, 2014a). De hoge cijfers maken het Belgische asielbeleid tot een gecontesteerd maatschappelijk onderwerp, met ruimte voor debat en sociale acties 1. Deze maatschappelijke belangstelling heeft ervoor gezorgd dat thema’s zoals culturele diversiteit en integratie opnieuw hoog op de beleidsagenda staan. Wetenschappelijk onderzoek naar interculturele relaties, acculturatie en acculturatiestrategieën worden een noodzaak. Eerder onderzoek naar acculturatiestrategieën vond vooral plaats in landen zoals Nederland, waar de idee aan een multiculturele samenleving al in de jaren ’80 op de politieke agenda stond. Wetenschappelijk onderzoek naar acculturatie en acculturatiestrategieën in België is schaarser. De enkele studies (Gungor, 2007; Saroglou & Mathijsen, 2007; Beirens & Fontaine, 2011) die dit toch deden, hadden alleen aandacht voor specifieke migrantengroepen, zoals voor de Turkse en Marokkaanse gemeenschap in ons land. Echter, omdat België gekenmerkt wordt door een uniek asielbeleid is het noodzakelijk om ook het acculturatieproces van vluchtelingen binnen de Belgische context te bestuderen. Traditioneel wordt er binnen migratiestudies verwezen naar de acculturatiedefinitie van Redfield, Linton en Herskovits (1936, p. 149): “Acculturation comprehends those phenomena which result when groups of individuals having different cultures come into continuous first-hand contact, with subsequent changes in the original culture patterns of either or both groups”. Veranderingsprocessen kunnen in principe plaatsvinden bij beide culturele groepen, maar zijn het grootst bij de nietdominante groep (Arends-Tóth & van de Vijver, 2001). Het acculturatieproces van deze groep wordt verbonden met twee vragen. De eerste betreft de mate waarin zij hun eigen cultuur wensen te behouden (cultuurbehoud). De tweede behandelt de mate waarin ze de cultuur van het gastland willen overnemen (culturele aanpassing). Hoe cultuurbehoud en culturele aanpassing aan elkaar gerelateerd zijn, is geëvolueerd doorheen de geschiedenis (Ryder, Alden, & Paulhus, 2000). Aanvankelijk vertrok acculturatieonderzoek vanuit een uni-dimensionele aanname: cultuurbehoud en culturele aanpassing zijn interdependent. Een toenemende oriëntatie naar de gastcultuur gaat gepaard met een toenemende afstand van de eigen oorspronkelijke cultuur (Ryder et al., 2000). Tijd is hierbij 1
Denk o.m. aan de voettocht van Afghaanse vluchtelingen naar Bergen en Gent, die steun kregen van een groot aantal sociale organisaties (Callewaert, 2014). Denk ook aan de commotie begin dit schooljaar rond de uitwijzing van de Afghaanse loodgieter, Navid Sharifi (Delepeleire, 2013).
2
een cruciale factor. De etnische minderheidsgroep assimileert geleidelijk aan in de culturele hoofdstroom van de ontvangende samenleving (Gordon, 1964). Naarmate de maatschappij complexer werd, kwam de uni-dimensionele assumptie alsmaar meer onder druk. Een tweede, bi-dimensionele visie trad op de voorgrond. De voornaamste theoreticus binnen dit acculturatiemodel is Berry (1989; 1997; 2005). Hij bekritiseert de uni-dimensionele aanname: cultuurbehoud en culturele aanpassing zijn niet interdependent, maar vormen twee onafhankelijke dimensies. Hij neemt het assimilatie-aspect op als één van de mogelijke paden, maar erkent ook het integratie, het separatie en het marginalisatie profiel (Ryder et al., 2000; Berry, Phinney, Sam, & Vedder, 2006). Veranderingsprocessen zijn in dit opzicht niet enkel een kwestie van tijd, maar worden ook bepaald door individuele beïnvloedingsfactoren. Leeftijd, gender, opleiding, economische status, herkomst… bepalen de mate waarin de respondent zich oriënteert op de eigen en de gastcultuur (Berry, 1997). Recent wordt er heel wat kritiek geuit op het acculturatiemodel van Berry. Critici (Verkuyten, 1999; Arends-Tóth, 2003) menen dat de realiteit complexer is dan wordt weergegeven in zijn bidimensioneel model. Om recht te doen aan het multi-dimensionele karakter van acculturatie moet niet alleen een onderscheid worden gemaakt tussen dimensies, maar ook tussen verschillende domeinen (Ryder et al., 2000; Arends-Tóth, 2003; van de Vijver & Phalet, 2004). Theoretisch worden er verschillende abstractieniveaus onderscheiden in domein specifiek acculturatieonderzoek (ArendsTóth, 2003). Dit onderzoek is opgezet vanuit het onderscheid dat Van Oudenhoven en collega’s (2006) maken tussen cultuur en culturele identiteit. Waar het eerste refereert naar oppervlakkige cultuurdomeinen, zoals publieke gedragingen (taal, gebruiken, tradities…), refereert het laatste naar dieperliggende structuren, zoals diepgewortelde waarden en normen (genderopvattingen, opvattingen over de opvoeding van kinderen…). Concreet heeft dit onderzoek twee doelstellingen. De eerste doelstelling vloeit voort uit de nood aan acculturatieonderzoek bij vluchtelingengroepen in ons land. Door middel van beschrijvende statistiek tracht dit onderzoek een antwoord te formuleren op volgende onderzoeksvraag: tot welke acculturatieprofielen behoren Iraanse en Afghaanse vrouwen met een vluchtelingenstatuut of een subsidiair beschermingsstatuut? Met andere woorden, in een eerste fase wordt er nog geen rekening gehouden met de domeinspecificiteit van acculturatie. Met deze vraagstelling willen we enkel een algemeen beeld scheppen, daar er nog geen concrete informatie voor handen is over deze doelgroep. De acculturatietypologie van Berry leent zich hiervoor. De tweede doelstelling kan worden beschouwd als een concretisering van de onderzoeksproblematiek. Eens we een idee hebben van het algemene plaatje, scharen we ons achter de centrale assumptie van multi-dimensionele acculturatiemodellen: acculturatie is domein specifiek. Hoewel er in theoretisch opzicht reeds heel wat debat bestaat over het multi-dimensionele karakter van acculturatie, blijft het aantal empirische studies naar deze theoretische inzichten beperkt (Weigers & Sherraden, 2001). 3
Afzonderlijke analyses dringen zich op voor verschillende levensdomeinen. In dit onderzoek wordt er een onderscheid gemaakt tussen culturele gedragingen en genderopvattingen. Het eerst genoemde domein refereert naar datgene wat Van Oudenhove en collega’s (2006) bestempelen als oppervlakkige cultuurdomeinen, het laatst genoemde naar wat zij benoemen als diepgewortelde waarden en normen. Gendernormen zijn intrinsiek verbonden aan iedere cultuur en worden vaak beschouwd als de meest fundamentele breuklijn tussen culturen (Inglehart & Norris, 2003; Röder, 2014). Voor beide levensdomeinen wordt het acculturatieproces nader bestudeerd, met een specifieke aandacht voor predictoren die gerelateerd zijn aan veranderingsprocessen. Concreet luidt de tweede onderzoeksvraag: oefenen lengte van residentie, de leeftijd bij aankomst, het opleidingsniveau, de economische status, herkomst en machtsverhoudingen tussen partners een invloed uit op beide acculturatiedomeinen? Deze onderzoeksvraag laat een systematische vergelijking toe tussen de twee acculturatiemodellen. Hoe is acculturatie gerelateerd aan het aanpassingsproces in elk van beide domeinen? Welke predictoren spelen hierbij een rol? Het innovatieve karakter van deze onderzoeksvraag blijft niet beperkt tot de erkenning van domeinspecificiteit, maar omvat ook de uitvoerige bespreking van de genderdeterminant. Daarbij vat het gender op als een relationeel en machtsgeladen begrip. We bekijken de invloed van structurele en culturele condities die vorm geven aan patriarchale genderverhoudingen. Op die manier kan dit onderzoek ook gesitueerd worden binnen gender- en diversiteitsstudies. De
literatuurstudie
wordt
als
volgt
opgebouwd.
Allereerst
wordt
in
het
onderdeel
‘achtergrondinformatie’ het onderscheid tussen de verschillende vluchtelingenstatuten behandeld. Een tweede paragraaf behandelt de keuze voor Afghaanse en Iraanse vluchtelingen. In het theoretische luik wordt er nader ingegaan op de begrippen acculturatie en acculturatiestrategieën. Hierbij wordt er aandacht besteed aan de evolutie in de theoretische acculturatiemodellen, alsook aan de ‘moderating factors’ die Berry naar voor schuift. Zoals vermeld, wordt er een meer uitgebreide beschrijving gegeven van gender als machtsgeladen predictor.
2. LITERATUURSTUDIE EN HYPOTHESEN Achtergrond informatie 2.1. Erkende vluchtelingen vs. subsidiair beschermden Wie in aanmerking komt om erkend te worden als vluchteling, wordt gedefinieerd door het verdrag van Genève, de hoeksteen ter bescherming van vluchtelingen (Sainz-Pardo, 2002). Artikel 1 A, No. 2 omschrijft een vluchteling aan wie asiel moet worden verleend als volgt:
4
“ Een persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren (UNHCR, 2005) .”
België behoort tot één van de 150 landen die het Vluchtelingenverdrag heeft ondertekend. Dit impliceert dat tijdens de asielprocedure de nodige instanties het verhaal van de asielzoeker toetsen aan de voorwaarden van het verdrag (Kruispunt migratie-integratie, 2013b; Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2013). Het Commissariaat-generaal neemt de eigenlijke beslissing. Het kan de asielzoeker erkennen als vluchteling, het subsidiaire beschermingsstatuut toekennen of de asielaanvraag afwijzen (Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen, 2011b; Fedasil, 2013; IBZ, 2013; Kruispunt migratie-integratie, 2013a; Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2013). Wie niet onder de voorwaarden van de Conventie van Genève valt, maar toch nood heeft aan bescherming, krijgt in België een subsidiair beschermingsstatuut (Dienst Rechtsbescherming Foyer, 2013).
De Belgische wetgeving hanteert een ruimere definitie van het subsidiaire beschermingsstatuut dan de EU-richtlijnen (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2008). Artikel 48/4 VW kent het subsidiaire beschermingsstatuut toe als er sprake is van ‘een reëel risico voor ernstige schade in geval van terugkeer naar het land van herkomst’. Ernstige schade kan bestaan uit: doodstraf of executie, onmenselijke of vernederende behandeling, bestraffing in het land van herkomst of ernstige bedreiging van het leven als gevolg van willekeurig geweld in geval van gewapend conflict (Dienst Rechtsbescherming Foyer, 2013). Een vluchtelingenstatuut verleent toegang tot een verblijf van onbeperkte duur, een subsidiair beschermingsstatuut tot een verblijf van beperkte duur. Echter, na een periode van 5 jaar, te rekenen vanaf de datum van de asielaanvraag, wordt het recht op een tijdelijk verblijf omgezet in het recht op een definitief verblijf (Kruispunt migratie-integratie, 2013c). Personen met een vluchtelingenstatuut of een subsidiair beschermingsstatuut vallen onder de Belgische wetgeving, mogen in België werken en verblijven, kunnen vrij reizen in de Shengenlanden, zijn in de mogelijkheid om gezinshereniging aan te vragen, alsook de naturalisatieprocedure (Commissariaatgeneraal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen, 2013).
In dit onderzoek wordt ervoor geopteerd enkel vrouwelijke vluchtelingen met een vluchtelingenstatuut of een subsidiair beschermingsstatuut op te nemen in de steekproef. Asielzoekers die nog in procedure zijn, worden uit de analyse geweerd. We verwachten immers dat er tijdens de asielprocedure bepaalde dynamieken (bv. onzekerheid) aanwezig zijn, die verdwijnen eens de vluchteling een bepaald statuut heeft. Bovendien geniet een erkend vluchteling of een vluchteling met een subsidiair 5
beschermingsstatuut verschillende rechten (cf. supra) waarop vluchtelingen in asielprocedure geen aanspraak kunnen maken. 2.2. Afghaanse en Iraanse vluchtelingen: verantwoording van de keuze Iran en Afghanistan kennen beide een woelige geschiedenis waarin verschillende regimes elkaar opvolgden. Sinds de revolutie van 1979 vormt Iran een Islamitische Republiek. Na de afzetting van de sjah wisselden liberale en conservatieve periodes elkaar af. Vooral gedurende de conservatieve periodes namen vele Iraniërs de beslissing hun land te ontvluchten uit vrees voor de repressieve beleidsvoering. Bekeerlingen, homoseksuelen en opposanten lopen gevaar (Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2011; Vluchtelingenwerk Nederland, 2014b). In Afghanistan heerst al decennia lang oorlog. Heel wat Afghanen zijn de oorlog ontvlucht: aanvankelijk uit angst voor het communistisch regime, twintig jaar later uit angst voor de Taliban. Ongeveer 2,7 miljoen mensen, ofwel een kwart van alle vluchtelingen, zijn afkomstig uit Afghanistan (Vluchtelingenwerk Nederland, 2014a; Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2014). De Iraanse en Afghaanse geschiedenis is er met andere woorden één van geweld en repressie, wat ertoe heeft geleid dat er wereldwijd een groot aantal Iraanse en Afghaanse vluchtelingen leven. Zo ook in België. Het CGVS registreerde in 2013 1.327 asielaanvragen van Afghanen en 350 asielaanvragen van Iraniërs (Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen, 2014b). Het grote aandeel van Afghanen en Iraniërs onder de asielaanvragen is een eerste verantwoording om de onderzoeksgroep te herleiden tot deze specifieke vluchtelingengroepen. Vele Afghanen maken bovendien een tussenstop in Iran, vooraleer ze hun vlucht voortzetten naar een Europees bestemmingsland (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2014). Een tweede, praktische reden kan worden aangehaald: het merendeel van de Afghaanse en Iraanse bevolking spreekt Perzisch. Verschillen tussen respectievelijk ‘het Dari’ en ‘het Farsi’ zijn min of meer vergelijkbaar met de verschillen tussen het Nederlands in België en Nederland (Vluchtelingenwerk Nederland, 2014b; Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2014). Dit heeft als voordeel dat de enquête slechts eenmalig moet worden vertaald, maar tegelijkertijd toch begrepen kan worden door de meeste respondenten. Een laatste rede is dat deze onderzoeksgroep zich uitstekend leent om de invloed van genderverhoudingen na te gaan, daar deze behoren tot wat Caldwell (1982) omschrijft als de ‘patriarchal belt’. Theoretisch luik 2.3. Acculturatie en acculturatiestrategieën Acculturatie behelst de vraag in welke mate maatschappelijke veranderingsprocessen optreden wanneer verschillende etnische culturele groepen blijvend met elkaar samenleven (Vanbeselaere, 6
Meeus, & Boen, 2007). Veranderingsprocessen treden dus zowel op bij de minderheidsgroep als bij de meerderheidsgroep. In wat volgt, wordt echter enkel aandacht besteed aan de acculturatiehoudingen van etnische minderheden. 2.3.1.
Het uni-dimensionele model
Aanvankelijk werd acculturatie benaderd vanuit een uni-dimensioneel model, waarbij cultuurbehoud en culturele aanpassing elkaars tegenpolen waren (Arends-Tóth & van de Vijver, 2001). Hierbij ging men ervan uit dat een toenemende oriëntering naar de gastcultuur gepaard gaat met een toenemende afstand van de eigen oorspronkelijke cultuur. Het klassieke voorbeeld van een uni-dimensioneel benaderingsmodel is de assimilatietheorie van Gordon (1964). Hij voerde onderzoek naar het sociale, culturele en psychische acculturatieproces van etnische groeperingen in Amerika. Daarbij kwam hij tot de conclusie dat tijd een cruciale factor is: etnische minderheden zullen vanzelf hun eigen culturele karakter verliezen naarmate een langer verblijf in het gastland.
2.3.2.
Het bi-dimensionele model
De uni-dimensionele benadering van acculturatie wordt vandaag de dag sterk betwijfeld. Wetenschappers (Celano & Tyler, 1991; Cortes et al., 2003; Jasinskaja-Lahti, Liebkind, Horenczyk, & Schmitz, 2003; Berry, 2005) gaan er alsmaar meer van uit dat het acculturatieproces langs twee verschillende dimensies verloopt: de gerichtheid op de eigen cultuur is onafhankelijk van de gerichtheid op de cultuur van het gastland. Het meest bekende bi-dimensionele acculturatiemodel is het model van Berry (1989; 1997). Volgens Berry resulteren de posities die een migrant inneemt op de onafhankelijke dimensies in vier acculturatieprofielen. Het eerste profiel, integratie genaamd, treedt op wanneer migranten zowel cultuurbehoud als aanpassing nastreven. Het tweede profiel, assimilatie, duidt op een waardering voor de gastcultuur en het vermijden van de eigen cultuur. Het derde profiel, separatie, kan diametraal tegenover het assimilatieprofiel worden geplaatst. Er is een sterke drang tot het behoud van de eigen cultuur, terwijl de gastcultuur zoveel mogelijk wordt gemeden. Het laatste profiel, marginalisatie, wordt gehanteerd wanneer een individu noch belang hecht aan cultuurbehoud, noch aan culturele aanpassing. Wetenschappelijk onderzoek (Berry, 1997; Phinney, Madden, & Santos, 1998; Ward & Rana-Deuba, 1999; Berry, 2005; Berry & Sabatier, 2010) heeft aangetoond dat integratie de meest succesvolle acculturatiestrategie is. Integratie leidt tot het grootste welzijn. Het biedt migranten de mogelijkheid om hun eigen culturele gewoonten en gebruiken te behouden, maar tegelijkertijd een positieve relatie op te bouwen met het gastland. Hierbij aansluitend, concludeerden verschillende onderzoekers dat
7
migranten doorgaans de integratiestrategie prefereren en hanteren (Berry, 1997; Ward & Rana-Deuba, 1999; Nesdale & Mak, 2003; Liu, 2007; Boski, 2008). Enige nuance is nodig. Een aantal studies (Mace, Atkins, Fletcher, & Carr, 2005; Renzaho, Swinburn, & Burns, 2008; Lu, Samaratunge, & Hartel, 2012) wijzen op het potentieel van de andere acculturatiestrategieën. Zo vonden enkelingen (Mace et al., 2005; Lu et al., 2012) dat assimilatie leidt tot de hoogste werktevredenheid. Eveneens kan het nastreven van cultuurbehoud een aantal voordelen inhouden. Renzaho en collega’s (2008) moedigen gezondheidsprogramma’s aan die inspelen op traditionele waarden. Cultuurbehoud is een sterke buffer tegen gezondheidsproblemen, zoals obesitas. Om een antwoord te bieden op de eerste onderzoeksvraag zal door middel van beschrijvende statistiek worden nagegaan welke acculturatiestrategieën Iraanse en Afghaanse vrouwelijke vluchtelingen hanteren. Door beroep te doen op de midpoint-split en de median-split procedure (Arends-Toth, van de Vijver, & Poortinga, 2006) zullen respondenten worden toegewezen aan één van de vier acculturatieprofielen, zoals beschreven door Berry. Steunend op eerder gevoerd onderzoek – de uitzonderingen niet in acht genomen - kan men verwachten dat respondenten hoofdzakelijk gebruik maken van de integratiestrategie (H1). Berry’s (1997) bijdrage tot acculturatieonderzoek blijft niet beperkt tot zijn erkenning van de bidimensionaliteit. Een andere belangrijke bijdrage situeert zich in het onderscheid dat hij maakt tussen het acculturatieproces op groeps- en individueel niveau. Groepsacculturatie verwijst naar de veranderingen die optreden binnen de groep wanneer er direct contact is tussen twee groepen. Echter, niet alle individuen uit eenzelfde groep reageren op een gelijkaardige wijze bij contact met een nieuwe cultuur. De term ‘psychologische acculturatie’ refereert naar het acculturatieproces op het individuele niveau. Berry wijst in zijn theorie op een aantal factoren die in sterke mate determinerend zijn voor de uitkomst van het psychologische acculturatieproces: leeftijd, gender, opleidingsniveau, economische status, herkomst, reden tot migratie en verwachtingen over het gastland. In het volgende onderdeel wordt er nader ingegaan op de eerste vijf beïnvloedingsfactoren. 2.3.3.
Het multi-dimensionele model
Hoewel vele wetenschappers groot ontzag tonen voor de theoretische bijdrage van Berry, bleef dit model niet gespaard van enige fundamentele kritiek. Critici (Verkuyten, 1999; Arends-Tóth, 2003; Van Oudenhoven, Ward, & Masgoret, 2006) menen dat het bi-dimensionele model nog steeds vertrekt vanuit te simplistische aannames. Het acculturatieproces wordt niet alleen gekenmerkt door verschillende dimensies, maar ook door diverse levensdomeinen (Ryder et al., 2000; Arends-Tóth, 2003; van de Vijver & Phalet, 2004). De mate waarin een migrant zich oriënteert op de gastcultuur en de eigen cultuur verschilt naargelang het domein waarbinnen het acculturatieproces optreedt. Er werden reeds verschillende theoretische benaderingen van de domeinspecificiteit opgesteld. Zo maakt 8
Arends-Tóth (2003) een onderscheid tussen het publieke en het private domein. In het laatst genoemde domein speelt cultuurbehoud een veel grotere rol, daar private levenssferen zich onttrekken aan de verwachtingen en de eisen van de buitenwereld. Dit onderzoek is echter gebaseerd op de multi-dimensionele aannames van Van Oudenhoven en collega’s (2006). Zij maken een onderscheid tussen cultuur en culturele identiteit. Cultuur is een complex construct, opgebouwd uit sociale instituties, taal, gewoonten, tradities en gedeelde betekenissen. Culturele identiteit refereert daarentegen naar een gevoel van trots en thuishoren bij de eigen etnische groep. Migranten kunnen zich gemakkelijk cultureel aanpassen, maar zullen daarbij in mindere mate hun culturele identiteit opgeven. Daar het voordelen inhoudt, zal men zich gedragsmatig richten op de gastcultuur, maar men behoudt in hoge mate waarden en normen die intrinsiek verbonden zijn aan de eigen cultuur. Binnen dit onderzoek wordt het onderscheid tussen cultuur en culturele identiteit geduid aan de hand van culturele gedragingen (taal, tradities, festiviteiten…) en genderopvattingen. Analoog met Van Oudenhove en collega’s (2006) veronderstellen we dat enkel het acculturatieproces in het eerste domein tijdsafhankelijk is. We formuleren een tweede hypothese: We verwachten dat lengte van residentie een positieve invloed uitoefent op culturele gedragingen, maar geen effect heeft op genderopvattingen. Anders gesteld, een langere residentie binnen de ontvangende samenleving resulteert in een grotere gedragsmatige gerichtheid op de gastcultuur, maar heeft geen weerslag op de attitudes met betrekking tot het gendergelijkheidsideaal (H2). 2.4. Moderating factors Naast lengte van residentie onderzoeken we het belang van individuele beïnvloedingsfactoren voor beide domeinen. We hebben aandacht voor vijf ‘moderating factors’ die aangehaald worden door Berry (1997): leeftijd, opleidingsniveau, economische status, herkomst en gender. We vertrekken daarbij vanuit gelijkluidende hypothesen voor beide levensdomeinen. De mate waarin deze bevestigd worden,
moet
inzicht
bieden
in
de
manier
waarop
acculturatie
gerelateerd
is
aan
veranderingsprocessen in elk van de domeinen. Welke predictoren spelen hier een cruciale rol? Zijn er verschillen in hun beïnvloedingskracht tussen de twee domeinen? In eerste instantie bespreekt Berry (1997) het belang van leeftijd bij aankomst. Migranten die op jongere leeftijd aankomen in het gastland zullen gemakkelijk de culturele waarden en gedragingen overnemen van het gastland. Oudere migranten hebben daarentegen hun gehele leven doorgebracht in één culturele setting, wat leidt tot aanpassingsproblemen eens ze in een nieuwe culturele omgeving terechtkomen. Dit werd empirisch bevestigd (Kuo & Roysircar, 2004; Bleakley & Chin, 2010; Beck, Corak,
&
Tienda,
2012;
Mori
&
Calder,
2013):
kinderen
beschikken
over
grotere 9
aanpassingscapaciteiten dan volwassenen. Zij worden gesocialiseerd in de culturele hoofdstroom van het gastland door toedoen van de school en vriendschapsnetwerken (Gong, Takeuchi, AgbayaniSiewert, & Tacata, 2003). Op basis hiervan kan volgende hypothese worden gepostuleerd: We verwachten dat leeftijd bij aankomst een negatieve invloed uitoefent op zowel culturele gedragingen als genderopvattingen. Anders gesteld, een jongere leeftijd bij aankomst resulteert in een grotere gedragsmatige gerichtheid op de gastcultuur en in meer gender egalitaire opvattingen (H3).
Het opleidingsniveau en de economische status zijn aan elkaar gerelateerde beïnvloedingsfactoren, toch dienen ze apart behandeld te worden. Migranten en vluchtelingen die een opleiding genoten hebben, zien dit zelden weerspiegeld in hun economische status, getuige hiervan de hoge werkloosheidscijfers onder deze populatie (VDAB, 2012). We formuleren dan ook twee afzonderlijke hypothesen: We verwachten dat het opleidingsniveau en de economische status een positieve invloed uitoefenen op zowel culturele gedragingen als genderopvattingen. Anders gesteld, een hoger opleidingsniveau (H4) en een hogere beroepsklasse (H5) resulteren in een grotere gedragsmatige oriëntatie naar de gastcultuur en meer gender egalitaire opvattingen. Volgens Berry beschikken mensen met een hoger opleidingsniveau en economische status over een grotere aanpassingscapaciteit. Formele scholing verrijkt mensen met een probleemoplossend vermogen, waardoor ze inzien dat culturele aanpassing de meeste voordelen oplevert (Berry, 1997; Phinney & Flores, 2002). Economische tewerkstelling zorgt ervoor dat migranten een ondersteunend netwerk kunnen uitbouwen. Contact met en steun van mensen uit de gastcultuur vergroot de waarschijnlijkheid van culturele aanpassing (Berry, 1997; Fuglerud & Engebrigtsen, 2006; Choi & Thomas, 2009) .
Daarnaast beschouwt Berry (1997) herkomst als een belangrijke beïnvloedingsfactor, meer concreet in de vorm van culturele afstand. Hoe groter de culturele afstand tussen het land van herkomst en het gastland, hoe moeilijker het aanpassingsproces zal verlopen. In dit onderzoek gaan we ervan uit dat Iran cultureel dichter aanleunt bij België dan Afghanistan. Hiervoor beroepen we ons op verschillende indicatoren2. De zesde hypothese luidt dan ook: We verwachten dat Iraanse vrouwen zich meer oriënteren op de gastcultuur, zowel in hun culturele gedragingen als in hun genderopvattingen dan Afghaanse vrouwen (H6).
2
Een eerste indicator is de zgn. ’Gender Empowerment Measure’, een maatstaaf voor genderverschillen binnen een land. België neemt de 17de plaats in op de ranglijst, Iran de 76ste en Afghanistan de 175ste. Bovendien is een groot aandeel onder de Iraanse vluchtelingen christen en hoger opgeleid, dit in tegenstelling tot Afghaanse vluchtelingen. Ze zijn gevlucht uit angst voor represailles omwille van hun godsdienstige afvalligheid, alsook omwille van het gebrek aan respect voor het principe van de vrije meningsuiting (Vluchtelingenwerk Nederland, 2014b).
10
Tot slot bespreken we meer uitgebreid de genderdeterminant. Berry (1997) stelt dat vrouwen grotere problemen ervaren tijdens het acculturatieproces dan mannen. Ter verklaring verwijst hij naar de verschillen in gendercontext tussen het land van herkomst en het gastland: migranten komen terecht in een samenleving waar gendergelijkheid niet alleen formeel, maar ook in praktijk sterk aanwezig is. Dit vergt een grote aanpassing van vrouwen die opgegroeid zijn in patriarchale culturen.
Hoewel bijna alle landen patriarchaal georganiseerd zijn, zijn patriarchale ideologische denkkaders in sommige landen dieper ingebed dan in andere. Afghanistan en Iran behoren tot wat Caldwell (1982) omschrijft als ‘the patriarchal belt’. Dit gebied strekt zich uit van Noord-Afrika, naar het islamgerichte Midden-Oosten (niet-Arabische Turkije en Iran) tot Zuid- en Oost-Azië (Pakistan, Afghanistan, Noord-Indië en ruraal China) (Federal research division, 2005). Een patriarchale samenleving wordt gekenmerkt door de autoritaire positie van de man en de lage geletterdheid, scholingsgraad en arbeidsparticipatie onder vrouwen. Bovendien zijn vrouwen onderworpen aan een sterke sociale controle en onderdanigheid door middel van restrictieve gedragscodes, daar zij verantwoordelijk worden geacht voor de instandhouding van de familie-eer. Deze studie moet echter waken voor een te essentialistische visie. Etnografisch onderzoek (RostamiPovey, 2001; Rostami-Povey, 2007) heeft aangetoond dat vrouwen in patriarchale culturen eveneens creatieve wezens zijn, alsook hun eigen machtsbronnen hebben. Toch kan worden aangenomen dat huishoudens afkomstig uit ‘the patriarchal belt’ gekenmerkt worden door een grote man-vrouw ongelijkheid. Het betreft hier een ongelijke machtsbalans die grotendeels blijft voortbestaan na het migratieproces. Foner (1997), een vooraanstaand sociologe binnen gender- en migratiestudies, geeft een nadere verklaring. Foner (1997) erkent dat migrantenfamilies niet enkel een bron vormen van steun, maar ook een sociale ruimte waarbinnen conflict plaatsvindt en ongelijkheden worden gereproduceerd. Haar interesse gaat voornamelijk uit naar de vraag hoe, in welke mate en waarom familieverbanden en genderverhoudingen wijzigen tijdens het migratieproces. Daarbij vat ze de familie op als een plaats waarbinnen een dynamische interactie optreedt tussen structuur, cultuur en agency. Het familiegebeuren van migranten wordt enerzijds bepaald door de regels en de condities van het gastland, maar anderzijds kunnen migranten niet worden beschouwd als passieve wezens die gedachteloos volgen wat hen opgedragen wordt. Ze zijn daarentegen creatief en definiëren zelf in grote mate hun familiaal bestaan. Daarbij steunen ze op culturele referentiekaders en normen van hun geboorteland. Migranten- en vluchtelingenfamilies leven naar hun eigen versie van het traditionele, patriarchale bestaan (Hondagneu-Sotelo, 1994; Pessar, in: Foner, 1997).
Vrouwen ervaren bijgevolg binnen de ontvangende samenleving een tweestrijd tussen het nieuwe culturele ideaal van gendergelijkheid en de belemmerende structurele en culturele machtscondities 11
binnenshuis. Een dergelijke spanning veroorzaakt bij vrouwen acculturatieve stress, wat culturele aanpassing verhindert (Berry, 1997; Valenta, 2009).
Hoewel Berry (1997) zijn verklaring baseert op het machtsgeladen genderbegrip, blijft zijn operationalisering beperkt tot de dichomotome opdeling ‘man versus vrouw’. In dit onderzoek wordt gender echter relationeel geoperationaliseerd. We hanteren een machtsindex die verschillende structurele en culturele condities omvat. Een laatste hypothese vertrekt vanuit de idee dat patriarchale machtsrelaties de culturele oriëntatie naar het gastland afremmen. Deze luidt: We verwachten dat patriarchale machtsbalansen een negatieve invloed uitoefenen op zowel culturele gedragingen als op genderopvattingen. Anders gesteld, een betere positie van de vrouw binnenshuis resulteert in een grotere gedragsmatige oriëntatie naar de gastcultuur en meer gender egalitaire opvattingen (H7).
3. DATA EN METHODEN 3.1. Data Om bovenstaande hypothesen te testen, wordt gebruik gemaakt van een eigen opgestelde dataset. De dataverzameling vond plaats gedurende de maanden januari tot en met april. Er werd een survey opgesteld, die kan worden opgedeeld in vier grote luiken. In het eerste luik wordt algemene informatie bevraagd over de respondent en haar partner. Het tweede luik peilt naar een aantal gegevens enkel van de respondent zelf. Het derde luik bevraagt stereotype rolverdelingen en de betrokkenheid van de vrouw in beslissingsprocessen. Het vierde en laatste luik peilt naar het eigenlijke acculturatieproces. De survey werd vertaald naar het Frans en het Perzisch en werd getest door een Iraakse en Syrische 3 vluchtelinge, die werden gecontacteerd via het opleidingscentrum PCVO Wetteren. Deze testfase maakte duidelijk dat de opbouw van de enquête moest worden bijgesteld. De selectie van de respondenten gebeurde op basis van verschillende criteria. Alle respondenten waren (1) van het vrouwelijke geslacht, (2) ouder dan 21 jaar, (3) geboren in Afghanistan of Iran, (4) woonachtig in Vlaanderen of Brussel en (5) erkend als vluchteling of in het bezit van een subsidiair beschermingsstatuut. Potentiële respondenten werden op verschillende manieren benaderd.
Eén
respondent behoorde tot het eigen sociaal netwerk. Andere respondenten werden gecontacteerd met behulp van culturele organisaties, religieuze organisaties, mensen uit eigen sociaal netwerk en overheidsinstanties (zoals OCMW’s, inburgeringsdiensten…)4. Aan reeds bevraagde respondenten werd tevens de vraag gesteld of ze kennissen hadden die mogelijks in aanmerking kwamen om de enquête in te vullen. De enquêtes werden verzonden per mail, per post (inclusief een gefrankeerde 3
Daar ik alle Iraanse en Afghaanse vrouwen wou opsparen voor de eigenlijke dataverzameling. In de appendix vindt u een overzicht van organisaties en instanties die mogelijke respondenten hebben gecontacteerd. 4
12
enveloppe) of werden door mezelf overhandigd. In totaal hebben 124 vrouwelijke vluchtelingen de enquête ingevuld, waarvan 2 respondenten uit de analyse werden geweerd omdat ze nog in asielprocedure waren 5. De respondenten waren tussen de 22 en 66 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 38 jaar. 3.2. Onderzoeksdesign en methode De analyse is opgedeeld in twee delen. In het beschrijvende gedeelte worden respondenten door middel van de midpoint-split en median-split procedure toegekend aan één van de vier acculturatieprofielen (H1). In een tweede onderdeel worden twee meervoudige regressieanalyses uitgevoerd om mogelijke
determinanten
van
aanpassingen in culturele
gedragingen
en
genderopvattingen op te sporen (H2 – H6). Beide analyses zijn opgebouwd uit twee modellen. In het eerste model wordt de invloed nagegaan van de hoofdvariabelen. In het tweede model worden de controlevariabelen toegevoegd. Er wordt getoetst op het 90%-significantieniveau, daar we te maken hebben met een kleine steekproef. Een bespreking van de assumpties kan teruggevonden worden in de appendix. 3.3. Operationalisering Bij het operationaliseren van de variabelen wordt ervoor gekozen het aantal categorieën per variabele te herleiden tot een aanvaardbaar minimumaantal. Een dergelijke operationalisering laat toe dat er zich – ondanks de beperkte steekproefomvang – voldoende eenheden bevinden in iedere categorie. -
Beschrijvend luik:
We maken gebruik van de Gentse acculturatie schaal (Groenvynck, Beirens, Arends-Toth, & Fontaine), weliswaar in een aangepaste vorm: waar in de oorspronkelijke versie de Turkse/Marokkaanse cultuur vernoemd werd, wordt nu ruimte gelaten om de eigen oorspronkelijke cultuur in te vullen. Dit instrument vertrekt vanuit het bi-dimensionele model van Berry en maakt gebruik van een ‘two-statement’-methode. Het bevraagt twee dimensies: de mate van behoud en de mate van aanpassing. De mate van behoud omvat 10 items omtrent kennis en gedragingen met betrekking tot de eigen oorspronkelijke cultuur, zoals ‘ik ken de cultuur en de tradities van Afghanistan goed’. De mate van aanpassing bevat 10 items omtrent kennis en gedragingen met betrekking tot de Vlaamse cultuur, zoals ‘ik ken de cultuur en de tradities van Vlaanderen goed’. Alle vragen kunnen beantwoord worden aan de hand van een 6-punten Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet eens’ tot ‘helemaal eens’. Beide dimensies van de schaal leverden een matige tot hoge interne
5
Het is moeilijk om een eenduidig antwoord te geven op de vraag hoeveel de totale responsgraad bedraagt. Vaak had ik geen zicht op hoeveel vluchtelingen door de organisaties benaderd werden met de vraag om deel te nemen.
13
consistentie op (Chronbach’s αbehoud = 0.672, Chronbach’s αaanpassing =0.885). 3 respondenten worden niet toegewezen aan een acculturatieprofiel, daar ze minder dan 10 vragen hebben beantwoord. Factoranalyse doet vermoeden dat de twintig items van de Gentse acculturatieschaal niet kunnen gereduceerd worden tot twee, maar wel tot zes dimensies (zie appendix: Tabel 3). Echter, in dit beschrijvende gedeelte beroepen we ons op de validiteit van de schaal die eerder zowel exploratief als confirmatorisch werd bevestigd (Groenvynck et al., 2014). In tegenstelling tot de reducerende regels die we in de analyse hanteren, vertrekken we in het beschrijvende luik van de aanname dat het acculturatieproces complexer is dan wat de factoranalyse doet vermoeden. -
Analyse:
3.3.1.
Afhankelijke variabelen
Culturele gedragingen. Zoals hierboven gesteld, toont de factoranalyse aan dat er binnen dit onderzoek sprake is van zes onderliggende dimensies in de acculturatieschaal. Items waarvan niet duidelijk was tot welke factor ze effectief behoorden, werden stapsgewijs uit de analyse verwijderd. De eerste factor wordt weerhouden als de ‘culturele gedragsschaal’ (Chronbach’s α = 0.897) (zie appendix: Tabel 5) en meet het gemiddelde over negen items heen. Als er voor meer dan 5 items informatie ontbrak, werd de respondent uit de analyse geweerd. In totaal werd een score toegekend aan 120 respondenten. Waarden op deze eerste afhankelijke variabele variëren tussen 1,33 en 5,89, waarbij een lage score overeenstemt met ‘ gedragsmatig weinig aangepast aan de gastcultuur’ en een hoge score met ‘gedragsmatig sterk aangepast aan de gastcultuur’. Genderopvattingen. Metrische variabele, nagegaan door middel van een zelf opgestelde 6-punten Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet eens’ tot ‘helemaal eens’. Aan de respondenten werd gevraagd tien stellingen te beantwoorden die peilden naar genderopvattingen. Op basis van de factoranalyse werden acht stellingen weerhouden om deze schaal aan te maken (zie appendix: Tabel 4). Deze meet het gemiddelde over de acht variabelen heen en heeft een hoge interne consistentie (Chronbach’s α = 0,841). Als er voor meer dan 4 items informatie ontbrak, werd de respondent uit de analyse geweerd. De scores op deze schaal variëren tussen 1 en 5,75, waarbij een lage score overeenstemt met ‘sterk egalitaire genderopvattingen’ en een hoge score met ‘weinig egalitaire genderopvattingen’. 3.3.2.
Onafhankelijke variabelen
Lengte van residentie. Metrische variabele, berekend aan de hand van jaar van aankomst in België. Deze variabele varieert tussen 0 en 27. Leeftijd bij aankomst. Metrische variabele, berekend aan de hand van het jaar van aankomst in België en het geboortejaar van de respondent. Deze variabele neemt een waarde aan tussen 10 en 62. 14
Opleidingsniveau. Categorische variabele, met 3 categorieën (1) Geen/lager onderwijs, (2) Secundair onderwijs en (3) Hoger/universitair onderwijs. De eerste categorie wordt opgenomen als referentiegroep. Sociaal economische status. Categorische variabele, met 3 categorieën (1) Niet tewerkgesteld, (2) Arbeidersklasse (arbeider, hulp), (3) Hogere klasse (bediende, onderwijs, zelfstandige en vrij beroep). De eerste categorie wordt opgenomen als referentiegroep. Herkomst. Categorische variabele, met 2 categorieën (1) Afghanistan en (2) Iran. Index machtsverschillen. Metrische variabele, berekend als de som van 6 verschillende indicatoren die structurele en culturele condities meten van machtsverschillen tussen partners. Een dergelijke meervoudige operationalisering maakt de variabele ‘genderverhoudingen’ tot een krachtigere predictor. Iedere indicator werd gehercodeerd naar drie categorieën: (0) man bevindt zich in een betere positie, (1) man en vrouw bevinden zich in een gelijke positie en (2) vrouw bevindt zich in een betere positie. De uiteindelijke index neemt een waarde aan tussen 0 en 12, waarbij een waarde lager dan 6 duidt op een machtsbalans in het voordeel van de man en een waarde groter dan 6 duidt op een machtsbalans in het voordeel van de vrouw. Deze index werd berekend voor 96 respondenten. De overige respondenten gaven aan dat ze ofwel geen relatie hadden, ofwel hun partner overleden was, ofwel nog in land van herkomst verbleef. Hieronder volgt een bespreking van de 6 gehanteerde indicatoren.
-
Vruchtbaarheid. Aanvankelijk gemeten als een metrische variabele die verwijst naar het aantal kinderen dat een respondent heeft samen met haar partner. Deze variabele neemt een waarde aan tussen 0 en 6, met een gemiddelde van 2,10 en een standaardafwijking van 4,43. In een volgende stap werd deze variabele gehercodeerd naar drie categorieën. Daartoe werd gebruikt gemaakt van 2 cut-off waarden: 1,80, verwijzend naar de gemiddelde vruchtbaarheidsgraad in België en 2,10, verwijzend naar de gemiddelde vruchtbaarheidsgraad binnen de steekproef.
Respondenten met een score gelijk aan of hoger dan de tweede
drempelwaarde werden toegewezen aan de eerste categorie (24,6%), respondenten met een score tussen beide drempelwaarden aan de tweede categorie (23,0%) en respondenten met een score gelijk aan of lager dan de eerste drempelwaarde aan de derde categorie (27,0%).
-
Verschil in economische status. Categorische variabele, aangemaakt als het verschil in tewerkstellingsniveau tussen de echtgenoot van de respondent en de respondent zelf. Daartoe werd eerst het individuele tewerkstellingsniveau, zowel van de respondent zelf als van de partner, herleid tot 4 categorieën: (1) Niet tewerkgesteld, (2) Arbeidersklasse (arbeider, hulp), (3) Middenklasse (bediende, onderwijs) en (4) Hogere klasse (zelfstandige, vrij beroep). Het eigenlijke verschil in tewerkstellingsniveau betreft 3 categorieën: (0) Man hoger tewerkgesteld, wat refereert aan een betere positie van de man (27,0%), (1) Gelijk 15
tewerkstellingsniveau (incl. beide niet tewerkgesteld zijn), wat refereert aan een gelijke positie (47,0%) en (3) Vrouw hoger tewerkgesteld dan de man, wat refereert aan een betere positie van de vrouw (14,0%). -
Verschil in opleidingsniveau. Categorische variabele, aangemaakt als het verschil in opleidingsniveau tussen de echtgenoot van de respondent en de respondent zelf. Het individuele opleidingsniveau betreft 5 categorieën: (1) Geen onderwijs, (2) Lager onderwijs, (3) Secundair onderwijs, (4) Hoger onderwijs en (5) Universitair onderwijs. Het eigenlijke verschil in opleidingsniveau betreft 3 categorieën: (0) Man hoger opgeleid, wat refereert aan een betere positie van de man (20,0%), (2) Gelijk opleidingsniveau (incl. beide niet opgeleid), wat refereert aan een gelijke positie (45,0%) en (3) Vrouw hoger opgeleid dan de man (11,0%), wat refereert aan een betere positie van de vrouw.
-
Leeftijdsverschil. Metrische variabele, aangemaakt als het verschil in voldragen jaren tussen de echtgenoot van de respondent en de respondent zelf. Aanvankelijk varieerde deze variabele tussen – 6 en 15. Op basis hiervan werd een nieuwe variabele aangemaakt met een range van 0 tot 21. Waarbij waarde 0 duidt op een 6-jaar oudere respondent, 6 impliceert dat de respondent en haar partner even oud zijn en 12 verwijst naar een 6-jaar oudere partner. Deze variabele heeft een gemiddelde van 10,43 en een standaardafwijking van 4,45. Respondenten met een score hoger dan 6 werden toegewezen aan de eerste categorie (63,9%), respondenten met een score gelijk aan 6 aan de tweede categorie (6,6%) en respondenten met een score lager dan 6 aan de derde categorie (7,4%).
-
Beslissingsmacht. Metrische variabele, aanvankelijk nagegaan door middel van een zelf opgestelde 5-punten Likertschaal, gaande van ‘altijd ikzelf’ tot ‘altijd mijn partner’. Een zesde categorie ‘niet van toepassing’ werd toegevoegd. Aan de respondenten werd gevraagd aan te geven wie van beiden beslissingen neemt inzake 8 verschillende situaties. Na het uitvoeren van een factoranalyse (zie appendix: Tabel 6) worden 6 items weerhouden om een schaal (Chronbach’s α = 0,773) te construeren die het gemiddelde meet over deze items heen. Respondenten die op minder dan de helft van de items een antwoord gaven, worden uit de analyse geweerd. De variabele neemt een waarde aan tussen 1 en 5, met een gemiddelde van 2,98 en een standaardafwijking van 0,64. Een lage score betekent dat de respondent veel beslissingsmacht heeft, een hoge score betekent dat de respondent weinig beslissingsmacht heeft. Op basis hiervan werd een categorische variabele aangemaakt, waarbij respondenten met een waarde hoger dan 3 werden toegewezen aan de eerste categorie (28,0%), respondenten met een waarde gelijk aan 3 aan de tweede categorie (34,0%) en respondenten met waarde lager dan 3 aan de laatste categorie (34,0%). 16
-
Traditionele rolverdeling. Metrische variabele, aanvankelijk nagegaan door middel van een zelf opgestelde 5-punten Likertschaal, gaande van ‘altijd ikzelf’ tot ‘altijd mijn partner’. Een zesde categorie ‘niet van toepassing werd toegevoegd. Aan de respondenten werden 11 verschillende taken voorgelegd, waarbij ze moesten beantwoorden wie van beide deze taak doorgaans uitvoert. Op basis van de factoranalyse (zie appendix: Tabel 7) worden 6 taken weerhouden om een schaal (Chronbach’s α = 0,896) te construeren die het gemiddelde meet over deze items heen. Respondenten die op minder dan de helft van de items een antwoord gaven, worden uit de analyse geweerd. De waarden op deze variabele variëren tussen 1en 5, met een gemiddelde van 1,96 en een standaardafwijking van 0,85. Een lage score betekent dat de respondent in sterke mate de traditionele rollen opneemt, een hoge score slechts in beperkte mate. Op basis hiervan werd een categorische variabele aangemaakt, waarbij respondenten met een waarde lager dan 3 werden toegewezen aan de eerste categorie (77,0%), respondenten met een waarde gelijk aan 3 aan de tweede categorie (5,0%) en respondenten met een waarde hoger dan 3 aan de laatste categorie (6,0%).
3.3.3.
Controlevariabelen
Om een zo nauwkeurig mogelijk antwoord te geven op de tweede onderzoeksvraag, worden verschillende
controlevariabelen
opgenomen.
Alle
controlevariabelen
worden
binnen
acculturatiestudies (Diehl & Schnell, 2006; Diehl, Koenig, & Ruckdeschel, 2009; Fleischmann, 2010; Röder, 2014) aangehaald als mogelijke determinanten. Onderzoek (Röder, 2014) heeft aangetoond dat het acculturatieproces van moslims verschilt van niet-moslims. Het integratieproces kan bovendien worden ontmoedigd door psychologische stress, waar gepercipieerde discriminatie en subjectieve tevredenheid indicatoren van zijn (Diehl et al., 2009). Het ervaren van discriminatie en een afwezigheid van sociale mobiliteit kan bijdragen tot een teruggrijpen naar de eigen, oorspronkelijke cultuur. Religieuze denominatie. Dichotome variabele met de categorieën (0) moslim (1) geen moslim. Subjectieve tevredenheid. Categorische variabele, aangemaakt op basis van de oorspronkelijke variabele die 4 verschillende antwoordcategorieën onderscheidt: (1) Heel tevreden, (2) Eerder tevreden, (3) Eerder niet tevreden en (4) Helemaal niet tevreden. Deze wordt gehercodeerd naar een dichotome variabele die nagaat of de respondent tevreden is met zijn huidig leven. De eerste twee antwoordmogelijkheden worden herleid tot waarde 0 ‘ja’, de laatste twee tot waarde 1 ‘neen’. Gepercipieerde discriminatie. Categorische variabele, aangemaakt op basis van de oorspronkelijke variabele die 5 verschillende antwoordcategorieën onderscheidt: (1) Bijna dagelijks, (2) Minimaal 1 x per week, (3) Een aantal keer per maand, (4) Een aantal keer per jaar en (5) Nooit. Deze wordt gehercodeerd naar een dichotome variabele die nagaat of de respondent reeds 17
geconfronteerd werd met discriminatie. Hierbij worden de eerste vier antwoordcategorieën herleid tot waarde 0 ‘ja’ en de laatste tot waarde 1 ‘neen’. Afkomst. Dichotome variabele met de categorieën (0) Afghanistan en (1) Iran. Manier van contactopname. Categorische variabele met de categorieën (1) Behoort tot eigen sociaal netwerk, (2) Via culturele organisaties/overheidsinstantie, (3) Via iemand uit eigen sociaal netwerk (4) Via andere respondenten, (5) Via religieuze organisaties en (6) Via de sociale media. De tweede categorie wordt opgenomen als referentiecategorie. Tabel 1 geeft de beschrijvende statistieken weer.
TABEL 1: BESCHRIJVENDE STATISTIEK N (%) N (%) Gem (st. afw.) Gem (st. afw.) AFHANKELIJKE VARIABELE CONTROLEVARIABELEN Culturele gedragingen 4,07 (1,11) Religieuze denominatie Genderopvattingen 3,38 (1,22) Moslim 91 (74,6%) Niet-moslim 31 (25,4%) ONAFHANKELIJKE VARIABELE Subjectieve tevredenheid Lengte van residentie 6,31 (5,16) Ja 112 (91,8%) Index machtsverschillen 3,96 (1,91) Neen 9 (7,4%) Leeftijd bij aankomst 31,80 (9,48) Gepercipieerde discriminatie Herkomst Ja 70 (57,4%) Afghanistan 62 (50,8%) Neen 48 (39,3%) Iran 60 (49,2%) Manier van contactopname SES Eigen sociaal netwerk 1 (0,8%) Niet tewerkgesteld 86 (70,5%) Culturele organisatie 91 (74,6%) Arbeidersklasse 19 (15,6%) / overheidsinstantie Hogere klasse 14 (11,5%) Via iemand uit eigen 3 (2,5%) Opleidingsniveau sociaal netwerk Geen/Lager onderwijs 50 (41,0%) Via andere respondent 6 (4,9%) Secundair onderwijs 14 (11,5%) Religieuze organisatie 18 (4,9%) Hoger onderwijs 41 (33,6%) Sociale media 3 (2,5%) N=122
4.
RESULTATEN
4.1.Beschrijvend luik: acculturatieprofielen Om na te gaan tot welk acculturatieprofiel de respondenten behoren, wordt zowel gebruik gemaakt van een midpoint-split procedure als van een median-split procedure. De eerste techniek categoriseert de scores van de respondent op beide schalen als hoger of lager dan het schaalmidden (3,5). De laatste techniek als hoger of lager dan een cutt-off waarde, de mediaan (mCultuurbehoud = 4,60 / mCulturele aanpassing = 18
4,20) (Arends-Tóth & van de Vijver, 2007). Waar de midpoint-split procedure zich beter leent om verschillen tussen steekproeven na te gaan, houdt de median-split procedure meer rekening met de resultaten van de eigen steekproef (Ward & Rana-Deuba, 1999). Omdat de bekomen resultaten sterk afhankelijk zijn van de gehanteerde techniek (Arends-Tóth & van de Vijver, 2007), wordt binnen dit onderzoek gebruik gemaakt van beide procedures. Tabel 2 geeft de resultaten weer. Wanneer de midpoint-split procedure wordt gehanteerd, behoort 0,03% van de respondenten tot het assimilatie profiel, 66,39% tot het integratie profiel, 25,41% het separatie profiel en 0,02% tot het marginalisatie profiel. De median-split procedure daarentegen levert de volgende resultaten op: 19,67% van de respondenten behoort tot het assimilatie profiel, 30,33% tot het integratie profiel, 19,67% tot het separatie profiel en 27,87% tot het marginalisatie profiel. TABEL 2: ACCULTURATIEPROFIELEN Midpoint-split procedure Median-split procedure Assimilatie 4 Assimilatie Integratie 81 Integratie Separatie 31 Separatie Marginalisatie 3 Marginalisatie
24 37 24 34
N = 122 Opmerkelijk is dat bij beide technieken het grootste aantal respondenten behoort tot het integratie profiel, wat bewijs levert voor de eerste hypothese. 4.2. Analyse Een beknopt overzicht van de univariate analyseresultaten is terug te vinden in het onderdeel ‘data en methoden’(Tabel 1). Wat hier opvalt is dat men zich gemiddeld genomen in beide domeinen in sterke mate op de gastcultuur oriënteert. Het resultaat en de bespreking van de bivariate analyseresultaten werd toegevoegd aan de appendix. Voor de continue onafhankelijke variabelen werden t-testen uitgevoerd, voor categorische onafhankelijke variabelen werden chi²-testen gebruikt. 4.2.1.
Culturele gedragingen
Tabel 3 presenteert de regressiecoëfficiënten voor de analyse met culturele gedragingen als afhankelijke variabele. Model 1 bevat het regressiemodel met enkel de hoofdvariabelen als predictoren, in model 2 zijn ook de controlevariabelen toegevoegd. Beide modellen blijken statistisch significant (p < 0,001). Het eerste model toont aan dat de hoofdvariabelen een belangrijk deel van de variantie in de gedragsmatige oriëntatie naar de gastcultuur verklaren (Adj. R² = 0,415). Daar de toevoeging van de controlevariabelen geen significante verbetering oplevert in de verklaarde variantie (p= 0,421), gaan we ervan uit dat deze netto geen substantiële bijdrage leveren tot het model.
19
In het eerste model blijken lengte van residentie en het opleidingsniveau een significante invloed uit te oefenen op de mate waarin de respondent zich gedragsmatig aanpast aan de gastcultuur. De bivariate correlatiecoëfficiënt wierp een eerste vermoeden op van een positief verband tussen lengte van residentie en culturele gedragingen. Dit werd multivariaat (p<0,001) bevestigd. Een langer verblijf in het gastland leidt tot een grotere gedragsmatige oriëntatie naar de gastcultuur. We vinden hier een bekrachtiging van de tweede hypothese. Ook uit de gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten blijkt het relatieve belang van lengte van residentie. Deze variabele oefent de grootste invloed uit op de eerste afhankelijke. Hoewel de chi²-testen geen verband deden vermoeden, werd er multivariaat wel een effect teruggevonden van het opleidingsniveau op het veranderingsproces in culturele gedragingen. Zowel respondenten met een diploma secundair onderwijs (p<0,05) als respondenten met een diploma hoger of universitair onderwijs (p<0,01) geven blijk van een grotere gedragsmatige gerichtheid op de gastcultuur dan respondenten zonder diploma of met enkel een diploma lager onderwijs. Dit is een eerste bevestiging van de vierde hypothese. Wat verder opvalt, is dat na toevoeging van de controlevariabelen de machtsindex een significante invloed (p<0,10) uitoefent op het aanpassingsproces in oppervlakkige cultuurdomeinen. Hoe meer de vrouw des huizes zich ontdoet van patriarchale machtsinvloeden, hoe meer ze haar culturele gedragingen richt op de gastcultuur. Echter, daar dit effect enkel significant is op het 90%-niveau, alsook daar de F-test voor de verklaringskracht aantoont dat het eerste model een betere benadering is van de realiteit, nemen we de vooropgestelde hypothese niet voor waar aan. Tot slot besteden we aandacht aan de controlevariabelen, meer concreet oefent er één specifieke manier van contactopname een significante invloed uit. We staan echter niet stil bij dit effect, daar er maar 3 respondenten behoren tot deze categorie. 4.2.2.
Genderopvattingen
Tabel 4 geeft de regressieresultaten weer voor de analyse met genderopvattingen als afhankelijke variabele. Model 1 bevat het regressiemodel met enkel de hoofdvariabelen als predictoren, in model 2 worden opnieuw de controlevariabelen toegevoegd. Beide modellen blijken statistisch significant (p < 0,001). Daar het tweede model geen significante verbetering oplevert in de verklaarde variantie ten opzichte van het eerste model (Adj. R² = 0,427), gaan we ervan uit dat het eerste model een betere benadering is van de werkelijkheid. Toch staan we even stil bij de verschillen in de teruggevonden significante effecten tussen beide modellen. We merken dat het inbrengen van de controlevariabele ‘contact via religieuze organisaties’ de effecten van herkomst en het in bezit zijn van een diploma hoger of universitair onderwijs (deels) weg verklaart. Dit kan worden geduid door een nadere kijk op de respondentengroep die behoort tot deze categorie van contactopname. We merken dat alle
20
respondenten die gecontacteerd werden via religieuze organisaties van Iraanse afkomst zijn6 en doorgaans hoger opgeleid7. In de verdere bespreking beperken we ons tot het eerste model. Bivariate correlatiecoëfficiënten en associatiematen deden een verband vermoeden tussen genderopvattingen enerzijds en lengte van residentie, de index voor machtsverschillen, leeftijd bij aankomst en herkomst anderzijds. Multivariaat werden slecht twee van deze verbanden bekrachtigd. In het multivariate regressiemodel worden significante effecten teruggevonden voor de machtsindex (p < 0,05), herkomst (p < 0,01), opleiding (p < 0,05) en economische status (p<0,10). Wat het eerstgenoemde effect betreft, stellen we een significant negatief effect vast. Een betere positie van de vrouw resulteert in meer gender egalitaire opvattingen. In tegenstelling tot de analyse met culturele gedragingen als afhankelijke, wordt in dit regressiemodel wel een bevestiging gevonden voor de laatste hypothese. Het herkomsteffect houdt hiermee verband. We zien dat Iraanse vrouwen beschikken over meer egalitaire genderopvattingen dan Afghaanse vrouwen. We werpen hier de kleinere kloof tussen de ‘Gender Empowerment Measure’ als verklaring op. Tot slot bespreken we het effect van het opleidingsniveau en de economische status. We stellen vast dat vrouwen met een diploma secundair onderwijs of een diploma hoger/universitair onderwijs hoger scoren inzake gender egalitaire genderopvattingen dan vrouwen zonder diploma of een diploma lager onderwijs, wat opnieuw een bevestiging is voor de vierde hypothese. Wat het effect van de economische status betreft, doet er zich iets merkwaardigs voor. We bemerken een verschil tussen vrouwen die behoren tot de arbeidersklasse en vrouwen die niet economisch tewerkgesteld zijn, waarbij de eerst genoemde groep beschikt over minder gender egalitaire opvattingen dan de laatste groep. Er werd geen significant verschil teruggevonden tussen vrouwen die behoren tot de hogere beroepscategorieën enerzijds en vrouwen die niet economisch tewerkgesteld zijn anderzijds.
6
Het betreft hier wellicht een groep religieuze vluchtelingen, die gecontacteerd werden via evangelische kerken. Volgens Vluchtelingenwerk Nederland (2014b) worden tot het christendom bekeerde moslims in Iran beschouwd als afvalligen. Op die gronden worden ze alsmaar vaker vervolgd en bedreigd (zie ook voetnoot 2). 7 Van Iraanse vluchtelingen is geweten dat ze doorgaans hoger opgeleid zijn. Het waren vaak zij die als opposanten optraden tegen het Iraanse regime (Vluchtelingenwerk Nederland, 2014b).
21
TABEL 3: RESULTATEN MEERVOUDIGE REGRESSIE MET CULTURELE GEDRAGINGEN ALS AFHANKELIJKE Variabele Variabele b() b() Model 1 Model 2 Model 1 Model 2 CONSTANTE 2,43**** 2,42**** CONTROLEVARIABELEN HOOFDVARIABELEN Religieuze denominatie 0,156 (0,054) Lengte van residentie
0,099 (0,456)****
0,083 (0,381)***
Subjectieve tevredenheid
-0,207 (-0,028)
Index machtsverschillen
0,096 (0,148)
0,131 (0,203)*
Gepercipieerde discriminatie
-0,234 (-0,097)
Leeftijd bij aankomst
0,007 (0,047)
0,012 (0,085)
Herkomst
-0,369 (-0,154)
-0,331 (-0,138)
Manier van contactopname (Ref: culturele organisatie) Eigen sociaal netwerk 0,160 (0,015) Via iemand uit eigen sociaal -1,783 (-0232)** Netwerk
SES (Ref: niet tewerkgesteld) Arbeidersklasse Hogere klasse
0,027 (0,008) 0,000 (0,000)
0,317 (0,093) -0,043 (-0,013)
Opleiding (Ref: geen/lager onderwijs) Secundair onderwijs Hoger onderwijs
1,021 (0,262)** 0,958 (0,398)***
1,080 (0,277)** 0,734 (0,305)**
N = 122
Significantie: *0,10**0,05 ***0,010 **** 0,001
Via andere respondent Religieuze organisatie Sociale media
R²model1= 0,485 Adj. R²model1= 0,425
0,085 (0,018) -0,461 (-0,140) 0,867 (0,116)
R²model2 = 0,548 Adj. R²model2 = 0,427
22
TABEL 4: RESULTATEN MEERVOUDIGE REGRESSIE MET GENDEROPVATTINGEN ALS AFHANKELIJKE Variabele Variabele b() b() Model 1 Model 2 Model 1 Model 2 CONSTANTE 4,74**** 4,82***** CONTROLEVARIABELEN HOOFDVARIABELEN Religieuze denominatie -0,397 (-0,136) Lengte van residentie
-0,040 (-0,181)
-0,021 (-0,093)
Subjectieve tevredenheid
0,658 (0,087)
Index machtsverschillen
-0,150 (-0,225)**
-0,198 (-0,295)***
Gepercipieerde discriminatie
0,409 (0,167)
Leeftijd bij aankomst
0,006 (0,040)
-0,004 (-0,300)
Herkomst
-0,751 (-0,308)*** -0,778 (-0,319)*
Manier van contactopname (Ref: culturele organisatie) Eigen sociaal netwerk -0,893 (-0,084) Via iemand uit eigen sociaal 0,592 (0,078) netwerk
SES (Ref: niet tewerkgesteld) Arbeidersklasse Hogere klasse
0,669 (0,194)* 0,166 (0,052)
0,411 (0,119) 0,155 (0,048)
Opleiding (Ref: geen/lager onderwijs) Secundair onderwijs Hoger onderwijs
-0,985 (-0,249)** -0,640 (-0,260)**
-1,069 (-0,270)** -0,407 (-0,166)
N= 122
Significantie: *0,10**0,05 ***0,010 **** 0,001
Via andere respondent Religieuze organisatie Sociale media
R²model1= 0,478 Adj. R²model1= 0,415
-0,011 (-0,002) 1,102 (0,331)** -0,921 (-0,122)
R²model2 = 0,564 Adj. R²model2 = 0,446
23
5.
CONCLUSIE EN DISCUSSIE
Deze masterproef begon met de vaststelling van een wetenschappelijke lacune binnen acculturatieonderzoek in België. De enkele studies (Gungor, 2007; Saroglou & Mathijsen, 2007; Beirens & Fontaine, 2011) naar het acculturatieproces van etnische minderheden binnen deze samenleving hadden alleen maar aandacht voor specifieke migrantengroepen. De Turkse en Marokkaanse gemeenschap waren het doelpubliek bij uitstek. Echter, de relatief hoge asielcijfers en de specificiteit
van
het
Belgische
asielbeleid
creëren
een
wetenschappelijk
nood
aan
acculturatieonderzoek bij diverse vluchtelingengroepen. Dit onderzoek werd opgezet als een eerste antwoord hierop: er werd gefocust op Afghaanse en Iraanse vrouwelijke vluchtelingen met een vluchtelingenstatuut of een subsidiair beschermingsstatuut. De aandacht voor specifieke vluchtelingengroepen sluit aan bij een recente traditie in migratiestudies. Binnen dit onderzoeksdomein is er alsmaar meer aandacht voor het onderscheid tussen gedwongen en vrijwillige migratie (Cernea & McDowell, 2000; Castles, 2003; Binder & Tošic, 2005). Gedwongen migratie vindt plaats onder sterk verschillende condities van vrijwillige migratie, met een aantal kenmerkende consequenties. Migranten verlaten hun land op vrijwillige basis. Ze kunnen in alle rust de voor- en nadelen van mogelijke alternatieven afwegen en hun uittocht tot in de puntjes voorbereiden. Vluchtelingen daarentegen worden gedwongen hun thuisland te verlaten. Hun uittocht verloopt plots, chaotisch en in een klimaat van terreur (Rode Kruis Vlaanderen, 2013). Concreet werden er twee onderzoeksvragen opgeworpen. De eerste onderzoeksvraag had als doel een algemeen beeld te scheppen door inzicht te bieden in de acculturatieprofielen van de bestudeerde steekproef. Door middel van de middelpoint-split en de median-split procedure werd de onderzoeksgroep toegewezen aan één van de vier acculturatieprofielen, zoals beschreven door Berry (1989; 1997). De tweede onderzoeksvraag concretiseerde de onderzoeksproblematiek. Het vertrok vanuit de multi-dimensionele aanname dat het acculturatieproces niet simultaan verloopt tussen verschillende levensdomeinen. Er werd een onderscheid gemaakt tussen culturele gedragingen en genderopvattingen. Voor beide domeinen werd een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd die de invloed nagaat van beïnvloedingsfactoren die prominent aanwezig zijn binnen uni- en bi-dimensioneel acculturatieonderzoek. Vooraleer we verder gaan met de bespreking van de resultaten worden kort een aantal pijnpunten aangekaart. In eerste instantie houdt de kleinschaligheid van dit onderzoek een aantal beperkingen in. Een kleine steekproef resulteert in grote foutenmarges en een lage statistische kracht. Opdat iedere categorie zou bestaan uit voldoende eenheden, werden categorische variabelen gedichotomiseerd of herleid tot een aanvaardbaar minimum aantal categorieën. Een dergelijke manier van operationaliseren zorgt ervoor dat bepaalde informatie verloren gaat. Ten tweede is de bevraagde steekproef weinig 24
representatief voor de gehele populatie. Er werd geen gebruik gemaakt van een toevalssteekproef, maar respondenten werden geselecteerd op basis van hun bereikbaarheid, waardoor systematische selectiefouten kunnen optreden (Billiet & Waege, 2010, p. 219). Zo werden met uitzondering van 2 vrouwen alleen gealfabetiseerde respondenten bevraagd, hoewel analfabetisme vaak voorkomt onder Afghaanse vrouwen (Unicef: Afghanistan Country Office, 2014). Desalniettemin, werd er gestreefd naar een zo’n groot mogelijke geografische differentiatie onder de respondenten. Ook de manier waarop deze respondenten gecontacteerd werden, roept vragen op. Door de hulp van organisaties in te roepen, zijn niet alle respondenten onafhankelijk van elkaar. Daarenboven stellen we ons de vraag of het participeren in organisaties niet een eerste indicator is van een culturele oriëntatie naar de Vlaamse cultuur. Tot slot moeten we ook rekening houden met het probleem van sociale wenselijkheid. Vooral bij de vraag over de beslissingsmacht treedt in grote mate uniformiteit op. Ondanks de beperkingen kunnen we een aantal pertinente vaststellingen doen. Uit het beschrijvende luik blijkt dat de geselecteerde respondenten doorgaans het integratiepad bewandelen, wat in de lijn lag van onze verwachtingen. Ongeacht de procedure die wordt gehanteerd, tekent de integratiestrategie de hoogste frequenties op. Dit resultaat sluit aan bij eerder onderzoek (Berry, 1997; Ward & RanaDeuba, 1999; Nesdale & Mak, 2003; Liu, 2007; Boski, 2008). Migranten prefereren de integratiestrategie daar het de grootste voordelen inhoudt. Deze betreffen onder meer een buffer tegen acculturatieve stress, een hoge eigenwaarde en een algemene levenstevredenheid (Ryder et al., 2000; Berry et al., 2006). Uit onze resultaten blijkt dat dit niet anders is voor specifieke vluchtelingengroepen. We mogen echter niet de verschillen uit het oog verliezen tussen de midpoint-split en de median-split procedure. Bij de eerst genoemde procedure is de voorkeur voor integratie uitdrukkelijker aanwezig. Daarenboven zien we een groot verschil wat de marginalisatie strategie betreft. Waar het volgens de eerstgenoemde procedure de minst gehanteerde strategie is, wordt het volgens de laatste procedure het op één na meest gebruikt. Dat er dergelijke verschillen worden teruggevonden tussen beide technieken hoeft niet te verbazen. Ook in eerder onderzoek (o.m.Ward & Rana-Deuba, 1999) kwam dit naar voor. Dit legt meteen de vinger op de wonde binnen acculturatieonderzoek. Binnen deze wetenschappelijke traditie is er geen eenduidigheid over hoe acculturatie en acculturatiestrategieën moeten worden geoperationaliseerd. Onderzoekers maken gebruik van uiteenlopende acculturatieschalen (Marino, Stuart, & Minas, 2000; Unger et al., 2002; Cabassa, 2003). Het gebrek aan een eenduidige onderzoekstechniek kan resulteren in uiteenlopende resultaten. Interpretatie van deze resultaten vergt dan ook enige voorzichtigheid (Arends-Tóth & van de Vijver, 2007). Het regressiegedeelte laat ons toe uitspraken te doen over een aantal van de vooropgestelde hypothesen. We zien de tweede hypothese bevestigd. De lengte van residentie oefent een positief effect uit op de gedragsmatige aanpassingen, maar heeft geen effect op genderopvattingen. Een langer 25
verblijf in de ontvangende samenleving resulteert in een grotere oriëntatie op de culturele gedragingen van het gastland. Hun genderopvattingen blijven daarentegen onaangetast. Dit sluit aan bij het theoretische onderscheid van Van Oudenhove en collega’s (2006) tussen cultuur en culturele identiteit. Respondenten zullen hun erfcultuur opgeven zonder daarbij hun culturele identiteit te verliezen. Voorts werd ook de vierde hypothese bevestigd. Respondenten met een hoger opleidingsniveau geven blijk van cultureel aangepast gedrag en gender egalitaire genderopvattingen, meer dan respondenten zonder diploma of met een diploma lager onderwijs. Dit werd reeds door Berry (1997) voorspeld. Wat de economische status betreft, werd enkel een significant verschil teruggevonden tussen de arbeidersberoepscategorie en de niet-tewerkgestelden inzake genderopvattingen, waarbij de eerstgenoemden blijk geven van minder egalitaire genderopvattingen. Dit gaat in tegen de verwachtingen. Eerder onderzoek (Berry, 1997; Fuglerud & Engebrigtsen, 2006; Choi & Thomas, 2009) toonde aan dat economische tewerkstelling migranten toegang geeft tot een ondersteunend netwerk, wat de waarschijnlijkheid van culturele aanpassing vergroot. We blijven hier echter wel voorzichtig bij de interpretatie van het effect, daar er een grotere foutenmarge werd gehanteerd (90%significantieniveau). Daarnaast besteden we aandacht aan de herkomsthypothese. Er werd geen significant verschil vastgesteld inzake culturele gedragingen naar herkomstland. Daarentegen werd er aangetoond dat Iraanse vrouwen zich attitudinaal meer richten op het gendergelijkheidsideaal dan Afghaanse vrouwen. We bespreken in dit het verband het verschil in de ‘Gender Empowerment Measure’ (GEM). Berry (1997) duidt het herkomsteffect met de idee van culturele afstand. Hoe groter de culturele afstand, hoe moeilijker het aanpassingsproces zal verlopen. Wanneer we nu specifiek kijken naar het verschil in gendercontext tussen België enerzijds en beide herkomstlanden anderzijds, is de afstand in ‘GEM’ kleiner tussen België en Iran dan tussen België en Afghanistan. Daar Iraanse vrouwen zijn opgegroeid binnen een meer gender egalitaire context dan Afghaanse vrouwen, zullen ze minder problemen ervaren bij het attitudinale aanpassingsproces. Tot slot bespreken we de invloed van machtsverschillen tussen partners. Uit de beschrijvende statistiek (tabel 1) blijkt dat patriarchale machtsstructuren gemiddeld genomen behouden blijven na het migratieproces, wat aansluit bij eerdere studies (Hondagneu-Sotelo, 1994; Pessar, in: Foner, 1997). Opnieuw werd er enkel een significant effect teruggevonden op genderopvattingen. Hoe meer vrouwen zich ontdoen van patriarchale machtsstructuren, hoe hoger ze het gendergelijkheidsideaal in het vaandel dragen. Dit werd hypothetisch verwacht. Vrouwen die binnenshuis een goede positie bekleden, ervaren geen tweestrijd met de egalitaire gendercontext van de ontvangende samenleving. Acculturatieve stress blijft achterwege, waardoor ze zich attitudinaal oriënteren op het gendergelijkheidsideaal (Berry, 1997; Valenta, 2009).
26
Wanneer we beide regressiemodellen met elkaar vergelijken, zien we dat er verschillen bestaan in de manier waarop acculturatie gerelateerd is aan het aanpassingsproces in elk van beide domeinen. Waar lengte van residentie de voornaamste predictor is van gedragsmatige veranderingen, is herkomst de belangrijkste voorspeller van veranderingen in genderopvattingen. Enkel het opleidingseffect treedt op in beide domeinen. We pleiten dan ook voor verder acculturatieonderzoek dat vertrekt vanuit multidimensionele aannames. Dit onderzoek kan op z’n minst op drie belangrijke punten worden aangevuld. Ten eerste verschillen multi-dimensionele theoretici van elkaar in het aantal domeinen dat ze onderscheiden (Arends-Tóth, 2003). Het onderscheid dat wij maken tussen culturele gedragingen en genderopvattingen is slecht één invulling van het multi-dimensionele karakter van acculturatie. Onderzoek dat vertrekt vanuit andere theoretische opdelingen, moet inzicht leveren in de mate waarin de idee van domeinspecificiteit moet worden doorgedreven. Ten tweede kan het ook interessant zijn om dit onderzoek opnieuw uit te voeren, maar dan vanuit het mannelijke perspectief. De keuze om enkel vrouwelijke vluchtelingen te bevragen, was hoofdzakelijk gebaseerd op pragmatische gronden. Daarentegen is het ook van theoretisch belang een onderscheid te maken tussen de acculturatie-ervaringen van mannelijke en vrouwelijke vluchtelingen. Recent pleiten een aantal wetenschappers (Bartolomei, Pittaway, & Pittaway, 2003; Binder & Tošic, 2005; Mahieu et al., 2010) voor sociaalwetenschappelijk onderzoek naar vrouwelijke vluchtelingen als onafhankelijke actoren. Tot slot kunnen we enkel hopen dat dit onderzoek navolging krijgt. Verder acculturatieonderzoek naar vluchtelingengroepen binnen de Belgische samenleving is noodzakelijk, gegeven de maatschappelijke en beleidsmatige aandacht voor vluchtelingen en hun integratieproces. Zowel longitudinale data, grootschalige kwantitatieve onderzoeken als diepgaande kwalitatieve studies kunnen leiden tot een verdere exploratie van dit ‘zo pas ontgonnen’ onderzoeksdomein.
6.
REFERENTIES
Arends-Tóth, J. (2003). Psychological acculturation of Turkish migrants in the Netherlands: issues in theory and assessment. Dutch University Press, Amsterdam. Arends-Tóth, J. & van de Vijver, F. J. R. (2001). Het belang van acculturatie voor organisaties. Gedrag en organisatie, 14, 55-65. Arends-Tóth, J. & van de Vijver, F. J. R. (2007). Acculturation attitudes: A comparison of measurement methods. Journal of Applied Social Psychology, 37, 1462-1488. Arends-Toth, J., van de Vijver, F. J. R., & Poortinga, Y. H. (2006). The influence of method factors on the relation between attitudes and self-reported behaviors in the assessment of acculturation. European Journal of Psychological Assessment, 22, 4-12.
27
Beck, A., Corak, M., & Tienda, M. (2012). Age at immigration and the adult attainments of child migrants to the United States. Annals of the American Academy of Political and Social Science, 643, 134-159. Beirens, K. & Fontaine, J. R. J. (2011). Somatic and emotional well-being among Turkish immigrants in Belgium: Acculturation or culture? Journal of Cross-Cultural Psychology, 42, 56-74. Berry, J. W. (1997). Immigration, acculturation, and adaptation. Applied Psychology: An International Review, 46, 5-34. Berry, J. W. (2005). Acculturation: Living successfully in two cultures. International Journal of Intercultural Relations, 29, 697-712. Berry, J. W., Kim, U., Power, S., Young, M., & Bujaki, M. (1989). Acculturation attitudes in plural societies. Applied psychology, 38, 185-206. Berry, J. W., Phinney, J. S., Sam, D. L., & Vedder, P. (2006). Immigrant youth: Acculturation, identity, and adaptation. Applied psychology, 55, 303-332. Berry, J. W. & Sabatier, C. (2010). Acculturation, discrimination, and adaptation among second generation immigrant youth in Montreal and Paris. International Journal of Intercultural Relations, 34, 191-207. Billiet, J. & Waege, H. (2010). Een samenleving onderzocht: methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck. Binder, S. & Tošic, J. (2005). Refugees as a particular form of transnational migrations and social transformations: socioanthropological and gender aspects. Current Sociology, 53, 607-624. Bleakley, H. & Chin, A. (2010). Age at arrival, english proficiency, and social assimilation among US immigrants. American Economic Journal: Applied Economics, 2, 165-192. Boski, P. (2008). Five meanings of integration in acculturation research. International Journal of Intercultural Relations, 32, 142-153. Caldwell, J. C. (1982). Theory of fertility decline. London and New York: Academic Press. Callewaert, C (19-1-2014). Vlaanderen opent armen voor Afghaanse vluchtelingen tijdens driedaagse mars. http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2014/01/09/vlaanderen-opent-armen-voorafghaanse-vluchtelingen-tijdens-driedaagse-mars Castles, S. (2003). Towards a sociology of forced migration and social transformation. Sociology, 37, 13-34. Celano, M. P. & Tyler, F. B. (1991). Behavioral acculturation among Vietnamese refugees in the United-States. Journal of Social Psychology, 131, 373-385. Cernea, M. M. & McDowell, C. (2000). Risks and reconstruction: Experiences of resettlers and refugees. World Bank Publications.
28
Choi, J. & Thomas, M. (2009). Predictive factors of acculturation attitudes and social support among Asian immigrants in the USA. International Journal of Social Welfare, 18, 76-84. Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen (2011a). 2011 - Jaarverslag. Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen (2011b). De asielprocedure in België - Informatie voor asielzoekers. http://www.cgvs.be/fr/binaries/PDF%20%20De%20asielprocedure%20in%20Belgi%C3%AB_tcm126-42125.pdf Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen (28-10-2013). Na de procedure. Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen (19-1-2014a). Asielstatistieken 2013. http://www.cgvs.be/nl/Actualiteit/bilan_des_statistiques_d_asile_2013.jsp?referer=tcm:127240098-64 Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen (6-1-2014b). Asielstatistieken: overzicht 2013. http://www.cgvs.be/nl/binaries/Asielstatistieken_december_2013_Extern_tcm127-240111.pdf Cortes, D. E., Deren, S., Andia, J., Colon, H., Robles, R., & Kang, S. Y. (2003). The use of the Puerto Rican biculturality scale with Puerto Rican drug users in New York and Puerto Rico. Journal of Psychoactive Drugs, 35, 197-207. Delepeleire, Y. (2013, October 1). Het fatale weekend voor Navid Sharifi. De Standaard. Diehl, C., Koenig, M., & Ruckdeschel, K. (2009). Religiosity and gender equality: comparing natives and Muslim migrants in Germany. Ethnic and racial studies, 32, 278-301. Diehl, C. & Schnell, R. (2006). "Reactive ethnicity" or "assimilation"? Statements, arguments, and first empirical evidence for labor migrants in Germany. International Migration Review, 40, 786-816. Dienst Rechtsbescherming Foyer (2013). De vreemdelingenwet - Een praktische handleiding. Fedasil (26-3-2013). Asielprocedure. http://www.fedasil.be/home/procedure Federal research division (2005). Women in islamic societies: a selected review of social scientific literature. Fleischmann, F. (2010). Integratie en religiositeit onder de Turkse tweede generatie in Berlijn en Amsterdam. Migrantenstudies, 26, 197-217. Foner, N. (1997). The immigrant family: Cultural legacies and cultural changes. International Migration Review, 31, 961-974. Fuglerud, O. & Engebrigtsen, A. (2006). Culture, networks and social capital: Tamil and Somali immigrants in Norway. Ethnic and racial studies, 29, 1118-1134. Geets, J., Pauwels, F., Wets, J., Lamberts, M., & Timmerman, C. (2006). Nieuwe migranten en de arbeidsmarkt. 29
Gong, F., Takeuchi, D. T., Agbayani-Siewert, P., & Tacata, L. (2003). Acculturation, psychological distress, and alcohol use: Investigating the effects of ethnic identity and religiosity. In Acculturation: advances in theory, measurment and applied research (pp. 189-206). Washington: American Psychological Association. Gordon, M. M. (1964). Assimilation in America life. New York: Oxford University Press. Groenvynck, H., Beirens, K., Arends-Toth, J., & Fontaine, J. (2014). Factorial validity of the Ghent acculturation scale: Evidence for a bidimensional model. Ref Type: Unpublished Work Gungor, D. (2007). The interplay between values, acculturation and adaptation: A study on Turkish' Belgian adolescents. International Journal of Psychology, 42, 380-392. Hondagneu-Sotelo, P. (1994). Gendered transitions: The Mexican experience of immigration. Berkeley: University of California Press. IBZ (26-3-2013). Asielprocedure. https://dofi.ibz.be/sites/dvzoe/NL/Gidsvandeprocedures/Pages/Asielprocedure.aspx Inglehart, R. & Norris, P. (2003). The true clash of civilizations. Foreign Policy, 135, 62-70. Jasinskaja-Lahti, I., Liebkind, K., Horenczyk, G., & Schmitz, P. (2003). The interactive nature of acculturation: perceived discrimination, acculturation attitudes and stress among young ethnic repatriates in Finland, Israel and Germany. International Journal of Intercultural Relations, 27, 79-97. Kruispunt migratie-integratie (26-3-2013a). Asiel en subsidiaire bescherming. http://www.kruispuntmi.be/thema.aspx?id=411 Kruispunt migratie-integratie (26-3-2013b). De asielprocedure. http://www.kruispuntmi.be/thema.aspx?id=412 Kruispunt migratie-integratie (28-10-2013c). Verblijfsrecht en asiel. Kuo, B. C. H. & Roysircar, G. (2004). Predictors of acculturation for Chinese adolescents in Canada: Age of arrival, length of stay, social class, and English reading ability. Journal of Multicultural Counseling and Development, 32, 143-154. Liu, S. (2007). Living with others: Mapping the routes to acculturation in a multicultural society. International Journal of Intercultural Relations, 31, 761-778. Lu, Y., Samaratunge, R., & Hartel, C. E. J. (2012). The relationship between acculturation strategy and job satisfaction for professional Chinese immigrants in the Australian workplace. International Journal of Intercultural Relations, 36, 669-681. Mace, K. A., Atkins, S., Fletcher, R., & Carr, S. C. (2005). Immigrant job hunting, labour market experiences, and feelings about occupational satisfaction in New Zealand: An exploratory study. New Zealand Journal of Psychology, 34, 97-109.
30
Meireman, K., Billiet, J., Meuleman, B., De Witte, H., & Wets, J. (2004). Tussen aanvaarding en weerstand. Een sociologisch onderzoek naar houdingen tegenover asiel, opvang en migratie. Academia Press. Ministerie van Buitenlandse Zaken (2011). Algemeen ambtsbericht Iran. Mori, Y. & Calder, T. M. (2013). Bilingual vocabulary knowledge and arrival age among Japanese heritage language students at Hoshuukoo. Foreign Language Annals, 46, 290-310. Nesdale, D. & Mak, A. S. (2003). Ethnic identification, self-esteem and immigrant psychological health. International Journal of Intercultural Relations, 27, 23-40. Phinney, J. S. & Flores, J. (2002). "Unpackaging" acculturation: Aspects of acculturation as predictors of traditional sex role attitudes. Journal of Cross-Cultural Psychology, 33, 320-331. Phinney, J. S., Madden, T., & Santos, L. J. (1998). Psychological variables as predictors of perceived ethnic discrimination among minority and immigrant adolescents. Journal of Applied Social Psychology, 28, 937-953. Redfield, R., Linton, R., & Herskovits, M. J. (1936). Memorandum for the study of acculturation. American anthropologist, 38, 149-152. Renzaho, A. M. N., Swinburn, B., & Burns, C. (2008). Maintenance of traditional cultural orientation is associated with lower rates of obesity and sedentary behaviours among African migrant children to Australia. International Journal of Obesity, 32, 594-600. Rode Kruis Vlaanderen (28-3-2013). Opvang van asielzoekers. http://www.rodekruis.be/NL/Activiteiten/Asiel/WettelijkKader/ Röder, A. (2014). Explaining religious differences in immigrants' gender role attitudes: the changing impact of origin country and individual religiosity. Ethnic and racial studies, 37, 1-19. Rostami-Povey, E. (2001). Feminist contestations of institutional domains in Iran. Feminist Review, 69, 44-72. Rostami-Povey, E. (2007). Gender, agency and identity, the case of Afghan women in Afghanistan, Pakistan and Iran. Journal of Development Studies, 43, 294-311. Ryder, A. G., Alden, L. E., & Paulhus, D. L. (2000). Is acculturation unidimensional or bidimensional? A head-to-head comparison in the prediction of personality, self-identity, and adjustment. Journal of Personality and Social Psychology, 79, 49-65. Sainz-Pardo, P. V. (2002). The Contemporary relevance of the 1951 convention relating to the status of refugees. The International Journal of Human Rights, 6, 23-34. Saroglou, V. & Mathijsen, F. (2007). Religion, multiple identities and acculturation: A study of Muslim immigrants in Belgium. Archiv für Religionspsychologie, 29, 177-198.
31
UNHCR (18-8-2005). Internationaal verdrag betreffende de status van vluchtelingen. http://www.unhcr.nl/fileadmin/user_upload/pdf/unhcrnederland_juridischedocumenten_verdra gen_vluchtelingenverdragenprotocol.pdf Unicef: Afghanistan Country Office (16-5-2014). Education: factsheets. http://www.unicef.org/infobycountry/files/ACO_Education_Factsheet__November_2011_.pdf Valenta, M. (2009). Family ties, female dependence and networking in exile. Two Homelands, 30, 728. van de Vijver, F. J. R. & Phalet, K. (2004). Assessment in multicultural groups: The role of acculturation. Applied Psychology:An International Review, 53, 215-236. Van Oudenhoven, J. P., Ward, C., & Masgoret, A. M. (2006). Patterns of relations between immigrants and host societies. International Journal of Intercultural Relations, 30, 637-651. Van Rossem, R. (2012). Meervoudige lineaire regressie: een eerste inleiding. Gent: Academia Press. Vanbeselaere, N., Meeus, J., & Boen, F. (2007). Integratie van minderheden: een pleidooi voor conceptuele zuiverheid. In Ruimte voor kennis: Lessen voor de XXIste Eeuw (pp. 195-224). Leuven: Universitaire Pers VDAB (2012). Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt. Verkuyten, M. (1999). Etnische identiteit: Theoretische en empirische benaderingen. Het Spinhuis. Vluchtelingenwerk Nederland (24-1-2014a). Afghanistan: oorlog op oorlog. https://www.vluchtelingenwerk.nl/landen-van-herkomst/afghanistan-oorlog-op-oorlog Vluchtelingenwerk Nederland (23-1-2014b). Iran: repressie na hervormingen. https://www.vluchtelingenwerk.nl/landen-van-herkomst/iran-repressie-na-hervormingen Vluchtelingenwerk Vlaanderen (2008). Een jaar subsidiaire bescherming in België. Vluchtelingenwerk Vlaanderen (26-3-2013). Asielbeleid in België. http://www.vluchtelingenwerk.be/thema/ Vluchtelingenwerk Vlaanderen (24-1-2014). Afghanistan: landenfiche 2012. http://www.vluchtelingenwerk.be/bestanden/publicaties/landenfiche_afghanistan_1.pdf Ward, C. & Rana-Deuba, A. (1999). Acculturation and adaptation revisited. Journal of Cross-Cultural Psychology, 30, 422-442. Weigers, M. E. & Sherraden, M. S. (2001). A critical examination of acculturation: The impact of health behaviors, social support and economic resources on birth weight among women of Mexican descent. International Migration Review, 35, 804-839.
32
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Uni- , bi- of multi-dimensionele acculturatie: een kwantitatief onderzoek naar acculturatiedeterminanten bij Afghaanse en Iraanse vrouwelijke vluchtelingen. DEEL II: Appendix
Appendix
Katrijn Delaruelle
MASTERPROEF SOCIOLOGIE
PROMOTOR: PROF. DR. Bart Van de Putte COMMISSARIS: PROF. DR. Lore Van Praag
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
INHOUDSTAFEL
1.
Introductiebrief ................................................................................................................................ 2
2.
Survey.............................................................................................................................................. 2
3.
Codeboek ......................................................................................................................................... 4
4.
Organisaties ..................................................................................................................................... 4
5.
Factoranalyses ............................................................................................................................... 15
6.
Associaties en correlaties .............................................................................................................. 17
7.
Assumpties .................................................................................................................................... 18
8.
7.1.
Residuen zijn normaal verdeeld ............................................................................................ 18
7.2.
Onafhankelijkheid ................................................................................................................. 21
7.3.
Homoscedasticiteit en lineariteit ........................................................................................... 21
7.4.
Multicollineariteit .................................................................................................................. 22
Data en syntax ............................................................................................................................... 23
1. Introductiebrief Beste,
Ik ben Katrijn Delaruelle, studente Sociologie aan de Universiteit van Gent. Per telefoon of mail gaf je aan dat je bereid bent een enquête in te vullen. Wanneer deze ingevuld is, kan je het terugsturen met de bijgevoegde enveloppe. Dank bij voorbaat!
Ik ben ook nog steeds op zoek naar andere Afghaanse of Iraanse vrouwen die erkend zijn als vluchteling of die een subsidiair beschermingsstatuut hebben en die bereid zouden zijn een enquête in te vullen. Als je iemand zou kennen, mag je hieronder altijd noteren hoe ik haar kan bereiken. 1. .......................................................................................................................................... 2. .......................................................................................................................................... 3. ..........................................................................................................................................
Nogmaals bedankt!
Bij vragen, aarzel niet om mij te contacteren op volgend e-mailadres:
[email protected]
Met vriendelijke groeten, Katrijn 2. Survey De Franstalige versie is terug te vinden op de bijgevoegde Cd-rom.
2
Geachte mevrouw In het kader van mijn masterproef voer ik een onderzoek naar hoe jullie zich voelen hier, in Vlaanderen. In deze enquête zullen er algemene vragen worden gesteld over uzelf, uw echtgenoot en uw houding tegenover uw eigen oorspronkelijke cultuur / de Vlaamse cultuur. Het is voor mij zeer belangrijk dat u probeert de vragen zo volledig en zo juist mogelijk te beantwoorden. Het invullen van deze enquête neemt hooguit een kwartier van uw tijd in beslag. Uw antwoorden zijn strikt vertrouwelijk. Bij het rapporteren van de onderzoeksresultaten zal uw identiteit niet kenbaar worden gemaakt. Indien u nog vragen heeft, kan u mij altijd contacteren op volgend e-mailadres:
[email protected] Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking ! Katrijn Delaruelle
خانم های محترم به اساس تیز ماستری (دفاعیه) خود من میخواهم خانم های را که از کشور های دیګر به فالندرس آمده اند و زندګی .میکنند مصاحبه نمایم تا بدانم ایشان خود را در فالندرس چطور احساس میکنند در این بررسی سواالت عمومی راجع به شما و شوهرتان خواهد شد و همچنان تفاوت بین فرهنګ شما و فرهنګ .فالندرس خواهد بود و این سواالت،به من بسیار مهم و قابل قدر خواهد بود که شما تمام سواالت را کامل و به شکل درست آن جواب بدهید . دقیقه از وقت شما شاید کافی باشد۵۱ وقت زیاد شما را نخواهد ګرفت برای خانه پری این فارم تنها ْ جوابات شما کام اګر کدام،ال محرم خواهد بود و در وقت استفاده از آن هیچګاه نام و مشخصات شما افشا نخواهد ګردید
[email protected] :سوال داشته باشد شما میتوانید به ایمل آدرس ذیل ایمل ارسال نماید !بسیار زیاد تشکر از همکاری شما کترین دیالروله
3
1. ALGEMENE INFORMATIE OVER U EN UW PARTNER معلومات عمومی راجع به شما و شوهرتان.2 ْ آیا فع 1. Heeft u op dit moment een vaste relatie? ال رابطه ثابت دارید با شوهرتان؟ 1: Ja بلی 2: Neen نخیر 2. Bent u gehuwd met uw partner? آیا عروسی کرده اید همرای شوهرتان؟ 1: Ja بلی 2: Neen نخیر 3: Niet van toepassing هیچ کدام 3. Woont u samen met uw partner? آیا همرای شوهرتان یکجا زندګی میکنید بدون عروسی؟ 1: Ja بلی 2: Neen نخیر 3: Niet van toepassing هیچ کدام 4. Hoeveel kinderen hebben u en uw partner samen ?چند طفل دارید با شوهرتان ؟ ........... 9: Niet van toepassing جواب ندارم
Onderstaande tabel bevraagt een aantal algemene kenmerken over uzelf en uw partner. Omcirkel wat van toepassing is. Indien u geen partner heeft, hoeft u de tweede kolom niet in te vullen. سوال هایکه جوابش برای شما بلی است لطفا ْ ایشان را.در فارم زیراْ چند سوال عمومی راجع به شما و شوهرتان میباشد .حلقه نمایید و اګر شما شوهر ندارید لطفا ْ بخش دوم آنرا خانه پری نکنید Uzelf خود شما 1: man مرد 1. Wat is het geslacht van... ? جنسیت شما و شوهرتان چه است؟.2 2: vrouw زن 3. Wat is het geboortejaar van... ? 19........ در کدام سال شما و شوهرتان تولد شده.4 است؟ 1: Afghaan افغانی 2: Pakistaan پاکستانی 3: Iraniër ایرانی 5. Welke nationaliteit heeft ... ? 4: Belg بلجیمی از کجا هستید؟.6 5: Ander: ............................ یا کدام جای دیګر
Uw partner شوهر شما 1: man مرد 2: vrouw زن
19........ 1: Afghaan افغانی 2: Pakistaan پاکستانی 3: Iraniër ایرانی 4: Belg بلجیمی 5: Ander: ............................ یا کدام جای دیګر 4
Uzelf خود شما
Uw partner شوهر شما
1: Afghanistan افغانستان 2: Pakistan پاکستان 7. Wat is het geboorteland van... ? 3: Iran ایران در کجا شما و شوهرتان تولد شده اید؟.8 4: België بلجیم 5: Ander: ............................ یا کدام جای دیګر 1: Afghaan افغانی 2: Pakistaan پاکستانی 9. Welke nationaliteit heeft de 3: Iraniër ایرانی moeder van ... ? 4: Belg بلجیمی مادر شما کجایی است؟.01 5: Ander: ............................ یا کدام جایی دیګر 1: Afghaan افغانی 2: Pakistaan پاکستانی 11. Welke nationaliteit heeft de 3: Iraniër ایرانی vader van ... ? 4: Belg بلجیمی پدر شما کجایي است؟.02 5: Ander: ............................ یا کدام جایی دیګر
1: Afghanistan افغانستان 2: Pakistan پاکستان 3: Iran ایران 4: België بلجیم 5: Ander: ............................ یا کدام جای دیګر 1: Afghaan افغانی 2: Pakistaan پاکستانی 3: Iraniër ایرانی 4: Belg بلجیمی 5: Ander: ............................ یا کدام جایي دیګر 1: Afghaan افغانی 2: Pakistaan پاکستانی 3: Iraniër ایرانی 4: Belg بلجیمی 5: Ander: ............................ یا کدام جایی دیګر
13. In welk jaar bent/ is ... ........... toegekomen in België? درکدام سال به بلجیم آمدید؟.04
...........
1: Als vluchteling مثل مهاجر 2: Om terug bij mijn gezin te zijn دوباره همرای فامیل تان یکجا 15. Met welke reden bent/ is ... شدید naar België gekomen? 3: Om te werken بخاطر کار به چه دلیل به بلجیم آمدید؟.06 4: Ander : .............................................. یا کدام دلیل دیګر بود 1: Ik heb geen diploma من کدام سوابق تحصیلی ندارم 17. Wat is het hoogst behaalde 2: Mijn hoogst behaald diploma van ... , in uw geboorteland of in Vlaanderen? diploma is: سوابق تحصیلی من کدام سوابق تحصیلی در کشورتان یا در.08 عبارت است از ............................................ بلجیم ګرفته اید؟
1: Als vluchteling مهاجر 2: Om terug bij mijn gezin te zijn دوباره همرای فامیل تان یکجا شدید 3: Om te werken بخاطر کار 4: Ander : .............................................. یا کدام دلیل دیګر بود 1: Mijn partner heeft geen diploma شوهرام کدام سوابق تحصیلی ندارد 2: Zijn hoogst behaald diploma is: سوابق تحصیلی شوهرام عبارت است از ............................................
5
Uzelf خود شما 19. Voert ... betaalde arbeid uit? 1: Ja بلی کار میکنید؟.21 2: Neen نخیر 21. Indien ... betaalde arbeid uitvoert, wat voor beroep oefent ... uit? چه کاره هستید (چه، اګر کار میکنید.22 )کار را انجام میدهید
1: Niet van toepassing جواب ندارم 2: Ik werk als: ............................................ --------------------- من به صفت کار میکنم---
Uw partner شوهر شما 1: Ja بلی 2: Neen نخیر 1: Niet van toepassing جواب ندارم 2: Mijn partner werkt als: ............................................ -------------- شوهر من به صفت کار میکند--
1: Ja بلی 23. Bent u moslim ? آیا مسلمان هستید؟.24 2: Neen نخیر
1: Ja بلی 2: Neen نخیر
1: Ik ben een erkend vluchteling من یک مهاجر شناخته شده هستم 2: Ik heb een subsidiair 25. Hoe verblijft ... in België? beschermingsstatuut من چطور در بلجیم زندګی میکنید؟.26 حمایت مالی میشوام 3: Ik ben nog in asielprocedure من هنوز پناهجو هستم
1: Hij is een erkend vluchteling او یک مهاجر شناخته شده است 2: Hij heeft een subsidiair beschermingsstatuut او حمایت مالی میشود 3: Hij is nog in asielprocedure او هنوز پناهجو است
3. ALGEMENE INFORMATIE OVER UZELF EN UW PARTNER معلومات عمومی راجع به شما و شوهرتان.4 5. In welke provincie/gewest woont u ? در کدام والیت بلجیم زندګی میکنید؟ 1: Oost-Vlaanderen اوست فالندره 2: West-Vlaanderen ویست فالندره 3: Antwerpen انتورپن 4: Limburg لیمبرخ 5: Vlaams-Brabant فالمس برباند 6: Brussel بروکسل
6
6. Hoe zou u uw woonplaats in Vlaanderen beschrijven ? جای بود و باش تانه در فالندره چطور تعریف میکنید؟ 1: In een grootstad (Bv. Brussel, Antwerpen, Gent, ...) ،شهر بزرګ است (مثل بروکس ).....کینت،انتورپن 2: Een kleine of middelgrote stad (Bv. Aalst, Sint-Niklaas, Kortrijk, Beringen, Mechelen, ...))........ میخلن، برینغن، کورتریک، سنتیکالس،شهر کوچک است (مثل الست 3: Een plattelandsgemeente یک جایی دور افتاده یا بیرون از شهر 7. Hoe zou u uw voormalige woonplaats beschrijven, in uw land van herkomst? جای بود و باش تانه در کشورتان چطور تعریف میکنید؟ 1: In een grootstad شهر بزرګ 2: Een kleine of middelgrote stad شهر کوچک یا شهر متوسط 3: Een plattelandsgemeente یک جای دور افتاده یا بیرون از شهر 8. Hoe tevreden bent u in het algemeen over het leven dat u leidt in Vlaanderen? چقدر از زندګی تان راضی هستید در فالندره؟ 1: Heel tevreden بسیار زیاد راضی 2: Eerder tevreden راضی 3: Eerder niet tevreden ناراضی 4: Helemaal niet tevreden قطعا ْ راضی نیستم 9. Algemeen genomen, hoe vaak ervaart u een bepaalde vorm van discriminatie ? در عمومیات چند بار تبعیض را تجربه کرده اید؟ 1: Bijna dagelijks هر روزه 2: Minimaal 1 x per week حداقل هفته یک بار 3: Een aantal keer per maand یک چند بار در ماه 4: Een aantal keer per jaar یک چند بار در سال 5: Nooit هیچ ګاه
7
5. HET NEMEN VAN BESLISSINGEN کی تصمیم میګرد در زندګی تان.6 Kruis aan wat past. Wie van jullie beiden neemt beslissingen inzake ... ? Indien u geen partner heeft, hoeft u deze tabel niet in te vullen
.کدام یک از شما در مسایل زندګی تان تصمیم میګرید؟ چلیپا کنید خانه را که جوابش به شما مطابقت میکند . ضرور نیست جدول ذیل را خانه پری نماید،اګر شوهر ندارید
Altijd ikzelf همیشه خودام
Eerder ikzelf بعضی وقت خودام
Beiden even veel زیاتر وقت هر دو ما
Eerder mijn partner بعضی وقت شوهرام
Altijd mijn partner همیشه شوهرام
Niet van toepassing هیچ کدام ما
1. De school en studierichting van jullie kinderen راجع به مکتب و رشته.2 تحصیلی اطفالتان 3. Dagelijkse uitgaven راجع به مصرف روزانه.4 5. Doktersbezoeken مالقات با داکتر.6 7. Buitenschoolse activiteiten van jullie kinderen (bv. het volgen van muziekschool, aansluiting bij een sportclub, lid worden van een jeugdbeweging, ...) خارج از مسایل مکتب اطفال.8 ْ تان (مث ال راجع به خواست رفتن اطفالتان،مکتب موسیقی به کدام کلپ سپورتی و یا )عضو ګروپ جوانان و غیره 9. Het kopen van luxueuze goederen خریداری چیز ها مجلل یا.01 قیمتی 11. Het kopen/ huren van een huis خریدن یا کرایه ګرفتن خانه.02 13. Het krijgen van kinderen طفل آوردن.04 15. Aangaan van een lening قرض ګرفتن.06
8
7. TAAKVERDELING تقسیم کار خانه.8 Kruis aan wat past. Wie van jullie staat in voor ...? Indien u geen partner heeft, hoeft u deze tabel niet in te vullen.
.کدام یک از شما این کار ها را انجام میدهید؟ چلیپا کنید خانه را که جوابش به شما مطابقت میکند . ضرور نیست جدول ذیل را خانه پری نماید،اګر شوهر ندارید Altijd ikzelf
همیشه خودام
Eerder ikzelf
بعضی وقت خودام
Beiden even veel زیاتر
وقت هر دو ما
Eerder mijn partner بعضی
Altijd mijn partner همیشه
وقت شوهرام
شوهرام
Niet van toepassing
هیچ کدام ما
1. Het aankleden van de kinderen
لباس پوشاندن اطفال.2 3. Het doen van de vaat
ظرفشوئی در خانه.4 5. Het spelen met de kinderen
بازی با اطفال.6 7. Het buitenzetten van vuilnis
بیرون کردن.8 پالستیک کثافات 9. Het doen van boodschappen
خریداری ضرورت.01 خانه 11. Het in bed stoppen van de kinderen خواب دادن اطفال.02 13. Het bereiden van maaltijden غذا پختن.04 15. Onderhoud en herstellingen aan het huis
ترمیم و نګهداری.06 بعضی لوازم خانه 17. Het poetsen van het huis
پاک کاری خانه.08 19. Contact met familieleden تماس با عقارب.21 21. Strijken اتو کردن لباس ها.22 9
4. Houding tegenover uw eigen oorspronkelijke cultuur / de Vlaamse cultuur یک نګاه به فرهنګ خود شما و فرهنګ فالندرس.5 Kies zorgvuldig het antwoord dat voor u van toepassing is. Kruis het vakje aan dat het best de mate weergeeft waarin u akkoord gaat met volgende stellingen. ْ با دقت جواب را انتخاب نماید و خانه را چلیپا نمایید که از نظر شما درست و بهترین است و شما به آن کام ال موافق .هستید (a) en (b) worden gebruikt om naar volgende antwoorden te verwijzen:
برای مشخص کردن جواب بعدی استفاده شده استb وa )a( (a) Uit welk land (verschillend van België) komen je ouders, grootouders of jijzelf?
Indien je ouders of grootouders uit verschillende landen komen, kies dan het land waar jijzelf het meest mee verbonden bent. ، اګر خود شما.) والدین شما و یا پدر و مادر بزرګ شما آمده اند (بدون از بلجیم،) از کدام کشور خود شماa( خودت همان کشور را انتخاب کن،والدین شما و یا پدر و مادر بزرګ شما از کشور های مختلف آمده اند .که با آن بشتر به تماس هستی ......................................................................................................................................... (b) Welke moedertaal (anders dan het Nederlands) spraken je grootouders, je ouders (of jijzelf) het meest in het land van herkomst dat je hierboven hebt genoteerd? Als er meerdere talen zijn, kies dan de taal waar jij je het meest mee verbonden bent. و یا کدام.) از پدر و یا مادر پزرګ تان چه است (بدون از هالندی، از والدین تان،) زبان مادری خودتb( اګر از یک زبان زیادتر است همان زبان را،زبان در کشور که به آن در فوق اشاره کردید صحبت میکنید انتخاب نماید که شما به آن بیشتر حرف میزنید ........................................................................................................................................
Niet Helemaal mee niet eens Eens قطعا ْ موافق موافق نیستم نیستم
Eerder Eerder Helemaal niet mee Mee mee mee eens eens eens eens موافق کمی ْ کام ال موافق کمی هستم موافق هستم موافق هستم نیستم
1. Ik heb veel sociale contacten met personen die afkomstig zijn van (a) ________________. --------------- من زیاد همرای کسانیکه از کشور.2 آمده اند به تماس هستم و رفت و آمد دارم-------3. Ik versta anderen goed wanneer ze in het Vlaams spreken. کسانیکه به زبان محلی و یا فالمس صحبت کنند.4 بهتر میفهم
10
Niet Helemaal mee niet eens Eens قطعا ْ موافق موافق نیستم نیستم
Eerder Eerder Helemaal niet mee Mee mee mee eens eens eens eens موافق کمی ْ کام ال موافق کمی هستم موافق هستم موافق هستم نیستم
5. Ik ken de cultuur en tradities van (a) ________________ goed. --------------------- من رسم و رواج های کشور.6 را خوب میدانم 7. Ik kan goed mijn weg vinden bij de Vlaamse samenleving. من طریقه زندګی خود را خوب در جامعه فالمس.8 میدانم 9. Ik volg het nieuws van (a) ________________. تعقیب----------------------- من به اخبار کشور.01 میکونم 11. Ik doe mee aan Vlaamse activiteiten en feesten. من جشن و سرګرمی ها فالمس را تجلیل و انجام.02 میدهم 13. Ik leef volgens de waarden van (a) ________________. ---------------------- من به اساس ارزش های.04 زندګی میکنم 15. Ik leef volgens regels die gelden in de Vlaamse cultuur. من اساس قاعده های که در فرهنګ فالمس است.06 زندګی میکنم 17. Ik kan iets wat ik heb meegemaakt gemakkelijk vertellen in het (b) ________________. من چیزی های را که در زندګی تجربه کرده ام به.08 ساده---------------------------------- زبان ګفته میتوانم 19. Ik doe vaak dingen samen met Vlamingen. من اکثریت وقت بعضی کار ها را همرای مردم.21 فالمس انجام میدهم 21. Ik kan iets wat ik meegemaakt heb makkelijk in het Vlaams vertellen. من چیزی های را که در زندګی تجربه کرده ام به.22 زبان فالمس ساده ګفته میتوانم
11
Niet Helemaal mee niet eens Eens قطعا ْ موافق موافق نیستم نیستم
Eerder Eerder Helemaal niet mee Mee mee mee eens eens eens eens موافق کمی ْ کام ال موافق کمی هستم موافق هستم موافق هستم نیستم
23. Ik versta anderen goed wanneer ze iets vertellen in het (b) ________________. صحبت----------------------- کسانیکه به زبان.24 میکنند خوبتر میدانم 25. Ik ken de Vlaamse cultuur en tradities goed. من رسم و رواج های فالمس را خوب میدانم.26 27. Ik kan goed mijn weg vinden binnen de samenleving van (a) ________________. ------------------ من طریقه زندګی خود را در جامعه.28 خوب میدانم-----------
29. Ik volg het Vlaamse nieuws. من اخبار فالمس را تعقیب میکنم.01 31. Ik doe mee aan activiteiten en feesten van (a) ________________. را------------------- من جشن و سرګرمی ها.02 تجلیل و انجام میدهم 33. Ik leef volgens de Vlaamse waarden. من به اساس ارزش ها فالمس زندګی میکنم.04 35. Ik leef volgens regels die gelden in de cultuur van (a) ________________. -------------- من اساس قاعده های که در فرهنګ.06 است زندګی میکنم-----37. Ik heb veel sociale contacten met Vlamingen. من زیاد همرای مردم فالمس به تماس هستم و.08 همرای شان رفت و آمد دارم 39. Ik doe vaak dingen samen met andere afkomstig uit (a) ________________. ---------- من اکثر وقت همرای کسانیکه از کشور.41 آمده اند کار های خود را انجام-----------------میدهم
12
6. Een aantal stellingen... نظر شما چه است راجع به این موضوعات.7 Geef aan in welke mate u akkoord gaat met volgende stellingen.
. نظر خویش را بدهید،تا چه اندازه به سوالت ذیل موافق هستید
Helemaal niet eens
ْ قطعا موافق نیستم
Niet mee Eens
موافق نیستم
Eerder Eerder niet mee mee eens eens
کمی موافق نیستم
کمی موافق هستم
Mee eens
موافق هستم
Helemaal mee eens
ْ کام ال موافق هستم
1. Huisvrouw zijn geeft net zoveel voldoening als het hebben van een volwaardige job.
خانم خانه همان اندازه کار میکند که یک خانم در.2 بیرون وظیفه دارد 3. Vrouwen dienen maagd te zijn tot aan het huwelijk.
خانم ها باید باکره (دختر) بمانند تا وقتیکه عروسی.4 میکند 5. Mannen zouden evenveel verantwoordelijkheid moeten opnemen voor het huishouden en de kinderen als vrouwen.
مرد ها باید به اندازه زن ها در کار های خانه و.6 نګهداری از اطفال سهم داشته باشند 7. Dochters moeten hun vader gehoorzamen tot aan het huwelijk.
دختر ها باید پیش از ازدواج از پدر خود اطاعت نمایند.8 9. In een huwelijk dient de man hoger opgeleid te zijn dan de vrouw.
در وقت عروسی مرد باید فهمیده تر باشند نسبت به زن.01 ها 11. Vrouwen mogen enkel geholpen worden door vrouwelijke dokters. زن ها باید همیشه توسط داکتر زن کمک شوند.02 13. De voornaamste taak van de vrouw is het moederschap. زن ها باید همیشه از اوالد های خود محافظت نمایند.04 15. Vrouwen moeten hun mening voor zich houden bij een discussie met hun echtgenoot. زن ها باید در وقت ګفتګو با شوهر شان نظر خوش را.06 نګویند 17. Aan het hoofd van het gezin staat een man. ریس خانه یک مرد است.08 19. In een huwelijk dient de man ouder te zijn dan de vrouw. در وقت ازدواج مرد باید بزرګتر باشد نسبت به زن.21 13
3.
Codeboek
Het codeboek is terug te vinden op de bijgevoegde Cd-rom.
4.
Organisaties
TABEL 1: MET HULP VAN VOLGENDE ORGANISATIES OCMW Vorselaar Masala Sint-Truiden OCMW Diest Onthaalbureau Antwerpen OCMW Temse Integratiedienst Dilbeek Integratiedienst Kortrijk Centrum voor Basiseducatie Mechelen VLOS Integratiedienst Heist-op-den-Berg Huis van Nederlands Wetteren De toevlucht Geraardsbergen De toevlucht Lokeren De Som Prisma VZW De Iraanse evangelische Kerk Vrouwengroep Dar al Amar OCMW Duffel OCMW Borsbeek OCMW Tienen OCMW Izegem OCMW Eeklo Mind Spring Buurtwerk Leuven Samenlevingsopbouw RIMO FMDO Vluchtelingenwerk Vlaanderen Vrouwenraad Brussel Stadsklap Antwerpen Onthaalbureau Limburg VormingPlus Limburg Antwerp Iranian Gastvrij Hasselt CAW Oost-Vlaanderen Opmerking: Dit zijn enkel de organisaties van wie ik een positieve respons kreeg. U kan een lijst opvragen van alle organisaties die ik gecontacteerd heb.
14
5. Factoranalyses TABEL 3: EXPLORATIEVE FACTORANALYSE ACCULTURATIE ITEMS Factoren 1 2 3 4 Ik heb veel sociale contacten met personen die afkomstig zijn uit mijn herkomstland -0,135 0,329 -0,380 0,843 Ik versta anderen goed wanneer ze in het Vlaams spreken 0,695 -0,020 0,029 0,089 Ik ken de cultuur en tradities van mijn herkomstland goed 0,175 0,457 -0,023 -0,059 Ik kan goed mijn weg vinden bij de Vlaamse samenleving 0,638 -0,093 0,230 0,205 Ik volg het nieuws van mijn herkomstland -0,035 0,278 0,184 0,238 Ik doe mee aan Vlaamse activiteiten en feesten 0,637 0,083 0,031 0,055 Ik leef volgens de waarden van mijn herkomstland -0,151 0,702 0,311 -0,025 Ik leef volgens regels die gelden in de Vlaamse cultuur 0,302 -0,057 0,072 0,259 Ik kan iets wat ik heb meegemaakt gemakkelijk vertellen in mijn moedertaal 0,459 0,408 -0,495 -0,417 Ik doe vaak dingen samen met Vlamingen 0,726 -0,231 0,052 0,008 Ik kan iets wat ik meegemaakt heb makkelijk in het Vlaams vertellen 0,806 -0,114 0,076 0,193 Ik versta anderen goed wanneer ze iets vertellen in mijn moedertaal 0,180 0,641 -0,215 -0,067 Ik ken de Vlaamse cultuur en tradities goed 0,872 -0,034 0,125 0,001 Ik kan goed mijn weg vinden binnen de samenleving van mijn herkomstland 0,377 0,434 -0,300 -0,124 Ik volg het Vlaamse nieuws 0,652 0,008 0,127 0,050 Ik doe mee aan activiteiten en feesten van mijn herkomstland -0,088 0,308 0,413 0,000 Ik leef volgens de Vlaamse waarden 0,651 0,001 0,066 -0,209 Ik leef volgens regels die gelden in de cultuur van mijn herkomstland -0,064 0,627 0,507 -0,040 Ik heb veel sociale contacten met Vlamingen 0,731 -0,060 -0,076 -0,015 Ik doe vaak dingen samen met anderen afkomstig uit mijn herkomstland 0,150 0,306 -0,218 0,154 Eigenwaarde 5,530 2,793 1,681 1,416 Verklaarde variantie 27,65 13,963 8,406 7,079
5
6
0,101 -0,165 -0,102 0,247 -0,202 0,137 -0,001 0,145 0,036 0,218 -0,087 -0,018 0,106 0,056 -0,673 0,068 0,278 0,109 -0,134 0,035 1,179 5,893
0,073 -0,386 0,179 -0,138 -0,06 0,08 0,038 0,328 -0,105 0,088 -0,309 -0,035 -0,025 -0,012 0,268 -0,019 0,284 -0,073 0,128 -0,039 1,060 5,300
KMO = 0,738 Bartlett = 773,387***
TABEL 4: FACTORANALYSE GENDEROPVATTINGEN (op 10 items uitgevoerd) Factoren 1 Huisvrouw zijn geeft net zoveel voldoening als het hebben van een volwaardige job
0,578
Dochters moeten hun vader gehoorzamen tot aan het huwelijk
0,612
In een huwelijk dient de man hoger opgeleid te zijn dan de vrouw
0,764
Vrouwen mogen enkel geholpen worden door vrouwelijke dokters
0,67
De voornaamste taak van de vrouw is het moederschap
0,542
Vrouwen moeten hun mening voor zich houden bij een discussie met hun echtgenoot
0,439
Aan het hoofd van het gezin staat een man
0,761
In een huwelijk dient de man ouder te zijn dan de vrouw
0,671
Eigenwaarde
3,815
Verklaarde variantie
47,682
KMO = 0,822 Bartlett = 289,561***
15
TABEL 5: FACTORANALYSE CULTURELE GEDRAGINGEN (op 10 items uitgevoerd) Factoren 1 Ik versta anderen goed wanneer ze in het Vlaams spreken
0,699
Ik kan goed mijn weg vinden bij de Vlaamse samenleving
0,671
Ik doe mee aan Vlaamse activiteiten en feesten
0,707
Ik doe vaak dingen samen met Vlamingen
0,798
Ik kan iets wat ik meegemaakt heb makkelijk in het Vlaams vertellen
0,841
Ik ken de Vlaamse cultuur en tradities goed
0,867
Ik volg het Vlaamse nieuws
0,635
Ik leef volgens de Vlaamse waarden
0,684
Ik heb veel sociale contacten met Vlamingen
0,764
Eigenwaarde
5,53
Verklaarde variantie
27,65
KMO = 0,866 Bartlett = 472,705*** TABEL 6: FACTORANALYSE BESLISSINGSMACHT (Op 8 items uitgevoerd) Factoren 1 Wie van jullie beiden neemt beslissingen inzake de school en de studierichting van jullie kinderen?
0,834
Wie van jullie beiden neemt beslissingen inzake dagelijkse uitgaven?
0,605
Wie van jullie beiden neemt beslissingen inzake het kopen/huren van een huis?
0,615
Wie van jullie beiden neemt beslissingen inzake buitenschoolse activiteiten van jullie kinderen?
0,677
Wie van jullie beiden neemt beslissingen inzake doktersbezoeken?
0,591
Eigenwaarde
2,682
Verklaarde variantie
53,633
KMO = 0,777 Bartlett = 85,493***
TABEL 7: FACTORANALYSE TRADITIONELE ROLVERDELING (Op 11 items uitgevoerd) Factoren 1 Wie van jullie beiden staat in voor het aankleden van de kinderen?
0,774
Wie van jullie beiden staat in voor het doen van de vaat?
0,818
Wie van jullie beiden staat in voor het in bed stoppen van de kinderen?
0,778
Wie van jullie beiden staat in voor het bereiden van maaltijden?
0,715
Wie van jullie beiden staat in voor het poetsen van het huis?
0,923
Wie van jullie beiden staat in voor het strijkwerk?
0,65
Eigenwaarde
3,965
Verklaarde variantie
66,075
KMO = 0,878 Bartlett = 173,334***
16
6. Associaties en correlaties
Tabel 8 en 9 geven de resultaten weer van de bivariate analyse. Voor categorische variabelen wordt telkens de associatiemaat, chi², weergegeven. Voor metrische variabelen wordt de bivariate correlatiecoëfficiënt weergegeven. Uit tabel 8 blijkt een significant verband tussen gedragsmatige culturele acculturatie enerzijds en lengte van residentie en de index voor machtsverschillen anderzijds. Deze bivariate verbanden geven een eerste indicatie. Ten eerste wordt bevestiging gevonden voor de eerste hypothese: een langer verblijf in het gastland resulteert in een grotere gedragsmatige oriëntatie naar de gastcultuur. Ten tweede oefent ook het machtsverschil tussen partners een invloed uit: vrouwen die zich onttrokken hebben aan de machtspositie van de man, vertonen een hogere mate van cultureel aangepast gedrag. Dit ligt in de lijn van onze verwachtingen. We negeren de mogelijke verbanden tussen bepaalde manieren van contactopname en de afhankelijke variabele, daar dit waarschijnlijk toe te schrijven is aan het beperkte aantal respondenten in de categorieën. Uit tabel 9 blijkt een significant verband tussen genderopvattingen enerzijds en lengte van residentie, de index voor machtsverschillen , leeftijd bij aankomst, herkomst en religieuze denominatie anderzijds. Deze resultaten doen een aantal zaken vermoeden. Ten eerste verwachten we dat vrouwen met een langer verblijf in het gastland blijk geven van meer gender egalitaire opvattingen. Ten tweede vermoeden we dat de afwezigheid van patriarchale machtsstructuren leidt tot een grotere oriëntatie naar het gendergelijkheidsideaal. Ten derde geeft ook een jongere leeftijd bij aankomst blijk van een meer egalitaire visie. Tot slot beïnvloedt de herkomst en de religieuze denominatie de mate waarin men attitudinaal gericht is op de idee van gendergelijkheid. Dit alles ligt in de lijn van de verwachtingen.
17
TABEL 8: ASSOCIATIES EN CORRELATIES MET CULTURELE GEDRAGINGEN Kenmerk χ² r HOOFDVARIABELEN Lengte van residentie 0,495*** Index machtsverschillen 0,309*** Leeftijd bij aankomst -0,165 Herkomst 43,43 SES Arbeidersklasse 47,30 Hogere klasse 67,03 Opleidingsniveau Secundair onderwijs 58,22 Hoger onderwijs 56,34
TABEL 9: ASSOCIATIES EN CORRELATIES MET GENDEROPVATTINGEN Kenmerk χ² r HOOFDVARIABELEN Lengte van residentie -0,221** Index machtsverschillen -0,421*** Leeftijd bij aankomst 0,205** Herkomst 69,98*** SES Arbeidersklasse 46,18 Hogere klasse 42,16 Opleidingsniveau Secundair onderwijs 44,07 Hoger onderwijs 38,29
CONTROLEVARIABELEN Religieuze denominatie Subjectieve tevredenheid Gepercipieerde discriminatie Manier van contactopname Uit eigen sociaal netwerk Via iemand uit eigen sociaal netwerk Via andere respondenten Via religieuze organisatie Via sociale media
CONTROLEVARIABELEN Religieuze denominatie Subjectieve tevredenheid Gepercipieerde discriminatie Manier van contactopname Uit eigen sociaal netwerk Via iemand uit eigen sociaal netwerk Via andere respondenten Via religieuze organisatie Via sociale media
43,55 56,06 47,61 29,24 65,30** 64,56* 51,65 72,14**
Significatie: *0,10 **0,05 ***0,010
59,38* 40,09 52,35 23,19 23,59 27,72 43,66 95,91***
Significatie: *0,10 **0,05 ***0,010
7. Assumpties Om met meervoudige regressie goede resultaten te bekomen (d.w.z. niet vertekende en efficiënte schattingsparameters), moeten een aantal assumpties vervuld zijn. Echter, zelden zijn alle assumpties 100% vervuld, zoals ook hier het geval is. Toch kan gebruik worden gemaakt van een lineaire regressie, omdat deze regressietechniek vrij robuust is. Zolang de assumpties niet flagrant geschonden zijn, zijn de schattingen toch nog tamelijk onvertekend en efficiënt.(Van Rossem, 2012, p.43). 7.1. Residuen zijn normaal verdeeld Deze assumptie veronderstelt dat op elk punt van X de waarden van de errortermen normaal verdeeld moeten zijn (Van Rossem, 2012, p.44). Figuur 1 geeft het histogram weer van de residuen voor de afhankelijke variabele gedragsmatige acculturatie. We zien dat deze min of meer normaal verdeeld zijn, wat ook bevestigd wordt door de normaliteitsplot: de punten liggen op één rechte lijn (Figuur 2). Figuur 3 geeft het histogram weer van de residuen voor de afhankelijke variabele attitudinale
18
acculturatie. Ook hier zien we een min of meer normaal verdeling, wat eveneens blijkt uit de normaliteitsplot (Figuur 4).
Figuur 1: Histogram van de residuen voor de afhankelijke variabele culturele gedragingen
Figuur 2: Normaliteitsplot van de residuen voor de afhankelijke variabele culturele gedragingen
19
Figuur 3: Histogram van de residuen voor de afhankelijke variabele genderopvattingen
Figuur 4: Normaliteitsplot van de residuen voor de afhankelijke variabele genderopvattingen
20
7.2. Onafhankelijkheid Om de onafhankelijkheidsassumptie te testen, wordt de Durbin-Watson test uitgevoerd. Bij de analyse m.b.t. culturele gedragingen wordt een waarde bekomen van 1,567 en bij de analyse m.b.t. genderopvattingen een waarde van 1,709, wat wijst op autocorrelatie. Dit kan hoogst waarschijnlijk worden toegeschreven aan het gebruikte steekproefdesign: er werd geen gebruik gemaakt van een aselecte steekproef, maar respondenten werden geselecteerd op basis van het bereikbaarheidscriterium. Dit kan leiden tot valse autocorrelatie (Van Rossem, 2012, p.48-49). Wanneer autocorrelatie optreedt, leidt dit meestal niet tot vertekende regressiecoëfficiënten. Het vergt echter wel opnieuw enige voorzichtigheid bij de interpretatie van het significantieniveau. 7.3. Homoscedasticiteit en lineariteit De homoscedasticiteit assumptie gaat na of de residuen een constante variantie hebben, die niet afhankelijk is van de observatie (Van Rossem, 2012, p.45). Tegelijkertijd wordt er nagegaan of de effecten van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabelen allemaal kunnen worden geschreven als lineaire, additieve effecten.
Figuur 5: Scatterplots voor de afhankelijke variabele culturele gedragingen
21
Figuur 6: Scatterplots voor de afhankelijke variabele genderopvattingen
Figuur 5 en 6 vertonen een licht heteroscedastisch patroon. Opnieuw is dit niet problematisch voor de analyse: enkel de standaardfouten van de regressiecoëfficiënten zijn niet langer betrouwbaar (Van Rossem, 2012, p.46). Aan de lineariteit assumptie is wel min of meer voldaan. 7.4. Multicollineariteit
Tabel 8 geeft de variance inflation factor weer per onafhankelijke variabele. Aangezien deze enkel berekend wordt voor de onafhankelijke variabelen, heeft de keuze van de afhankelijke variabele geen impact op de resultaten. Wanneer deze hoger is dan 10 wijst dit op multicollineariteit (d.w.z. dat er sprake is van sterk correlerende onafhankelijke variabelen). Aangezien alle VIF-scores onder deze afgesproken waarde blijven, is er geen sprake van multicollineariteit. De afwezigheid van hoge bivariate correlatiecoëfficiënten (zie tabel 9) was hier een eerste indicatie voor.
22
TABEL 10: VARIANCE INFLATION FACTOR Kenmerk VIF HOOFDVARIABELEN Lengte van residentie 1,876 Index machtsverhoudingen 1,671 Leeftijd bij aankomst 1,299 Herkomst 3,446 Sociaal economische status Arbeidersklasse 1,798 Hogere klasse 1,784 Opleidingsniveau Secundair onderwijs 1,819 Hoger onderwijs 2,265 CONTROLEVARIABELEN Religieuze denominatie Subjectieve tevredenheid Gepercipieerde discriminatie Manier van contactopname Uit eigen sociaal netwerk Via iemand uit eigen sociaal netwerk Via andere respondenten Via religieuze organisaties Via sociale media
Tabel 11: Correlatiematrix 2 3 (1) Culturele gedragingen -0,398** 0,495** (2) Genderopvattingen -0,221* (3) Lengte van residentie (4) Index machtsverschillen (5) Leeftijd bij aankomst
4,150 1,744 1,711 1,108 1,367 2,068 3,613 1,353
4 0,309** -0,421* 0,151
5 -0,165 0,205* -0,244** -0,004
Significantie: * : 0,050; ** : 0,010
8. Data en syntax
De data en syntax zijn terug te vinden op de bijgevoegde Cd-rom.
23