Werkboek Recht Beginnersfase verpleegkundige opleiding
Juni 2014 1
2
Voorwoord
Voor je ligt het “werkboek gezondheidsrecht” voor de beginnersfase. Het werkboek bevat 11 thema’s die voor de (1ejaars-leerling) verpleegkundige van belang zijn. Elk thema omvat een probleem uit de dagelijkse praktijk van een verpleegkundige: de dokter vindt dat de patiënt niet geïnformeerd moet worden, maar de patiënt wil alles weten; de cliënt vraagt zich af of de zorg wel is verzekerd; de cliënt is niet tevreden over de verleende zorg en spreekt jou daarop aan, enz. Voor een probleem is meestal nooit een (1) oplossing. De werkelijkheid is immers niet “zwart of wit”, maar kleurrijk. Bij het vinden van een oplossing voor een probleem, wordt van jou wel verwacht dat je je “aan de regels” houdt. Die regels moet je kennen en kunnen toepassen. Dat vind je terug in het werkboek: elk thema heeft veel vragen/opdrachten (“kunnen”) en een reader (“kennen”). Tijdens de lessen besteden we aan beide aandacht. Ter voorbereiding van elke les, wordt verwacht dat je het betreffende thema hebt voorbereid . Dit betekent dat je uit de werkboek de literatuur gelezen hebt en de voorbereidingsactiviteit hebt gemaakt. Ook tijdens de lessen gebruiken we het werkboek intensief. Als je je werkboek gezondheidsrecht niet bij je hebt, ben je daarom niet welkom in de les gezondheidsrecht. In elke fase van je opleiding krijg je een werkboek gezondheidsrecht dat behoort bij die fase. Zo heb je na 4 jaar studie niet alleen een compleet naslagwerk gezondheidsrecht voor de verpleegkundige, maar ook zelf/samen uitgewerkte opdrachten die een bijdrage moeten leveren aan het zijn van een “goed hulpverlener” in de dagelijkse praktijk.
De toetsing van gezondheidsrecht vindt plaats in de casustoets B aan het eind van de beginnersfase. We wensen je veel succes en plezier met dit mooie vak. 3
Docenten gezondheidsrecht Inhoudsopgave Thema I. Gezondheidsrecht: Blok aan het been of handvat voor goede zorg? Opdrachten …………………………………………………………………………………………………………………...6 Literatuur ………………………………………………………………………………………………………………………17
Thema II. Het beroepsgeheim: zwijgen of toch spreken? Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………….21 Literatuur……………………………………………………………………………………………………………………….31
Thema III. Informeren en toestemming vragen aan de wilsbekwame meerderjarige zorgvrager? Ja, tenzij… Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………….39 Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………..48
Thema IV. Het zorgdossier: lust of last? Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………….50 Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………..60
Thema V. Basiszorg: vergoed of niet? Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………….63 Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………..69
Thema VI. Het einde van het leven: beschermen of vrijlaten? Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………….85 4
Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………91
Thema VII. Verpleegkundige zorg verlenen: doen of laten? Opdrachten………………………………………………………………………………………………………………….. 96 Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………108
Thema VIII. Crisissituaties: binnen de kaders blijven of er toch buiten treden? Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………..123 Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………128
Thema IX. Wilsonbekwaam: andermans beslissing of toch zelfbeslissing? Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………..129 Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………139
Thema X. De ontevreden cliënt: klachtrecht (on)mogelijke oplossing? Opdrachten…………………………………………………………………………………………………………………..143 Literatuur………………………………………………………………………………………………………………………150
Thema XI. Vrije keuze studenten…………………………………………………………………………………..156
5
I.
Gezondheidsrecht: blok aan het been of handvat voor goede zorg?
Resultaat
De student kan aan hand van casus beargumenteren of het gezondheidsrecht helpt om goede zorg te geven
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in reader Raadplegen van drie rechtsbronnen via internet Invuloefening
Theorie
Functies van recht Rechtsbronnen Juridische werkwijze
Locatie
school
Tijdsduur
Bol 2 uur; bbl 2 uur
Evaluatie
Gesprek over nut en onzin van recht voor de verpleegkundige
Werkproces
Competentie: Instructies en procedures opvolgen, onderzoeken, analyseren, kwaliteit leveren
competentie
Werkprocessen: allen Verplicht/keuze
verplicht
Voorbereidingsactiviteit
1. Vul in: Mag ik als (leerling)verpleegkundige……………………………………………………? Ja, omdat,…………………………………………………………………………………… 6
Nee, omdat…………………………………………………………………………………….
Moet ik als verpleegkundige………………………………………………………………? Ja, omdat…………………………………………………………………………………….. Nee, omdat…………………………………………………………………………………..
2. Na raadpleging van rechtsbronnen: Wat vind je goed aan deze rechtsbronnen? En wat minder goed?
Lesactiviteit
Beoordelen of een recht van een bepaalde zorgvrager is geschonden.
Krantenbericht -Kies een krantenbericht uit het werkboek (zie hierna). -Kies de handeling waarover je wilt nagaan of er een subjectief recht van de cliënt is geschonden. -Ga na of er door de hulpverlener/zorginstelling een subjectief recht van de patiënt is geschonden (=juridisch onjuist is gehandeld)? Motiveer je oordeel.
Casus Ysbrands Bij de heer Ysbrands moet in het Albeda-ziekenhuis de neusholte worden uitgezogen. Verpleegkundige Haarsma krijgt de opdracht van de leidinggevende. Voordat Haarsma de 7
opdracht uitvoert, leest Haarsma het protocol “Uitzuigen van neus- en keelholte”. Haarsma wast zijn handen met water en begint met de uitvoering. Een week later heeft de heer Ysbrands een ernstige neusinfectie.
a. Schrijf de rechtsregels op (objectieve recht). b. Is het subjectieve van de heer Ysbrands geschonden? Licht je antwoord toe.
Lees onderstaand bericht
OM: fout gebruik Zweedse band is dood door schuld 15 december 2008 De rechtbank in Rotterdam heeft vrijdag Stichting De Stromen Opmaat Groep veroordeeld tot een boete van 10.000 euro wegens dood door schuld (art. 307 WvSr). De rechtbank acht bewezen dat de stichting verantwoordelijk is voor het - door personeel - in een verpleeghuis foute gebruik van een zogenoemde Zweedse band. Daardoor overleed in 2005 een patiënt van het verpleeghuis. De 81-jarige man werd in juli 2005 hangend in de band naast zijn bed gevonden. Waarschijnlijk had hij enige tijd in die positie verkeerd. Uit het onderzoek bleek dat de man eerder in bed was gelegd in een Zweedse band. Die was echter niet op de juiste wijze aangebracht. Bekwaamheid personeel Het OM besloot tot vervolging van de stichting (en niet de twee verzorgers) omdat de stichting verantwoordelijk was en is voor de kwaliteit van de voorzieningen, de controle daarop, het toezicht op het gebruik en het juiste gebruik door het personeel, inclusief de daartoe benodigde opleidingen op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Volgens de rechtbank is het overlijden van de bejaarde man de stichting te verwijten. De stichting heeft zich niet de inspanningen getroost die van haar konden worden verwacht. De rechtbank constateerde dat de stichting het personeel onvoldoende had 8
geïnstrueerd in het gebruik van de band en onvoldoende controle had uitgeoefend op de bekwaamheid van het personeel. Boete De officier van justitie had twee weken geleden een boete van 20.000 euro gevraagd maar de rechtbank besloot dat bedrag te verlagen omdat een boete ten laste zou komen van de zorg voor de huidige cliënten van de stichting, die geen winstoogmerk heeft. De rechtbank vond wel dat het feit te ernstig was om te kunnen volstaan met een schuldigverklaring zonder straf, zoals door de verdediging van de stichting was bepleit. Bron: Openbaar Ministerie Door: redactie Nursing Vragen: a. Wat is in de casus het objectieve recht? b. Wat is het subjectieve recht van de bewoner/het personeel? c. Wat vind je van de uitspraak (straf en motivering van de straf)?
9
10
11
12
13
14
15
16
LITERATUUR THEMA I
17
18
19
20
Thema II
BB2.10 2. Het beroepsgeheim: zwijgen of toch spreken?
Resultaat
De student kan het beroepsgeheim toepassen
Praktische voorbereiding
-Lezen van de reader (artikel Nursing+ hand-out)
Theorie
-Het belang van de zwijgplicht
-Beoordeel 10 uitspraken (zie hieronder).
-De omvang van de zwijgplicht -De uitzonderingen op de zwijgplicht
Locatie
School
Tijdsduur
Bol 2 uur; bbl 2 uur
Evaluatie
Werkproces
Werkproces: alle
competentie
Competentie: Ethisch en integer handelen Onderzoeken , analyseren, met druk en tegenslag omgaan, kwaliteit leveren, overtuigen en beïnvloeden, beslissen en activiteiten initiëren.
Verplicht/keuze
Verplicht
Voorbereidingsactiviteit
10 uitspraken over beroepsgeheim Zijn de uitspraken juridisch juist of onjuist? 21
1. 2. 3. 4.
De zwijgplicht geldt tegenover de echtgenoot van de patiënt. Leerling-verpleegkundigen hebben een beroepsgeheim. Algemeen bekende informatie over de patiënt valt niet onder het beroepsgeheim. Het verschoningsrecht betekent dat de verpleegkundige mag spreken over een patiënt tegen de behandelend arts. 5. Alleen medische-verpleegkundige informatie valt onder het beroepsgeheim. 6. Leerling-verpleegkundigen mogen tegen hun ouders niets over patiënten zeggen. 7. Er kan een wettelijke plicht zijn om te spreken over de patiënt. 8. Alleen met uitdrukkelijke toestemming van de patiënt, mag de verpleegkundige de behandelend arts informeren over de patiënt. 9. Een zogenaamd “toevertrouwd geheim” is een geheim dat je collega aan jou vertelt en dat je niet mag doorvertellen. 10. Er is in het recht niets belangrijker dan de vertrouwensrelatie tussen patiënt en hulpverlener.
Lesactiviteiten
Beoordeel gemotiveerd de wijze van handelen van de (leerling-) verpleegkundige/andere hulpverlener over het beroepsgeheim in onderstaande casussen. Handel gemotiveerd in situaties die het beroepsgeheim betreffen.
Casus meneer M Meneer M. is met maagkanker opgenomen op de afdeling algemene chirurgie van het Maasstadziekenhuis. Hij herstelt van een maagverkleining, maar het gaat erg langzaam. Op een dag, als jij (leerling-verpleegkundige) eens wat langer blijft praten met meneer M., vertelt hij dat hij het eigenlijk niet meer zo ziet zitten. Een jaar geleden is hij gescheiden en woont nu alleen in een flatje in Overschie. Vrienden ziet hij haast niet meer. Door zijn ziekte heeft hij geen afleiding. Bovendien is hij al een jaar niet meer in staat te werken. In het gesprek met jou zegt hij verder “dat hij liever dood wil”. Op een teambespreking enkele dagen later wordt naar aanleiding van de slechte conditie van meneer M. het vermoeden uitgesproken door de arts, dat meneer M. de medicijnen niet inneemt. Jij bent het met de arts eens. Jij denkt dat meneer M. zijn medicijnen opspaart. Wat doe je?
22
Varianten: -geen leerling- verpleegkundige, maar verpleegkundige. -het vermoeden wordt niet door de arts uitgesproken, maar door een familielid van meneer M tijdens het bezoekuur. -meneer M. zegt niet “dat hij liever dood wil”, maar “dat hij nog graag getrouwd zou willen zijn”. -de leerling-verpleegkundige is het niet eens met de arts dat meneer M. zijn medicijnen opspaart. -meneer M. zegt niet “dat hij liever dood wil”, maar op de vraag van de leerling verpleegkundige of hij het leven nog ziet zitten, schudt meneer M met zijn hoofd. -het genezingsproces gaat niet langzaam en de arts heeft niet het vermoeden dat meneer M. de medicijnen opspaart. -meneer M. heeft ook een psychiatrische ziekte
Lees krantenberichten in het werkboek Zijn de hulpverleners op een juiste wijze met hun beroepsgeheim omgegaan? Motiveer je antwoord.
23
Casus Laan Ex-patiënt Laan zou van een depressieve mede patiënt Slager tijdens een ruzie op de verpleegafdeling in de avonddienst een flinke klap op het hoofd hebben gekregen, waardoor zijn hersenen beschadigd zijn. De leerling verpleegkundige Van der Graat zou getuige geweest zijn van de vechtpartij. Laan eist schadevergoeding (geld) van Slager. Om het bewijs van de flinke klap te leveren, vraagt Laan aan de rechter om van der Graat op te roepen als getuige. Moet Van der Graat naar de rechter gaan? Moet Van der Graat getuigen over hetgeen hij heeft waargenomen tijdens de vechtpartij?
Casus meneer Monet: Meneer Monet is 80 jaar en woont alleen thuis. Hij krijgt verpleegkundige zorg van mij. Hij heeft sinds een jaar Alzheimer. Meneer is de afgelopen maanden hard achteruit gegaan. Vorige week is de dochter van meneer in het Ikazia-ziekenhuis opgenomen. Meneer is er direct heen gegaan. Hij is echter nooit aangekomen in het ziekenhuis. Hij is door de politie naar huis begeleid omdat hij de weg kwijt was. Ik kom meneer Monet enkele dagen later tegen in de wijk tijdens het fietsen. Hij rijdt me bijna van de sokken en heeft zelf niets in de gaten. In een gesprek met meneer Monet thuis bespreek ik zijn eigen rij-inzicht en zijn rijgedrag. Zijn rijbewijs loopt nog ruim een jaar, maar het lijkt mij verstandig dat meneer Monet niet meer in zijn auto stapt. Ik wil dat hij niet meer auto mag rijden. Mag ik naar de politie gaan? Mag ik een brief sturen aan het Centraal Bureau Rijvaardigheden?
24
Casus meneer Krijger Meneer Krijger ( 82 jaar) is opgenomen op de afdeling somatiek van een verpleeghuis. Hij herstelt na een heupoperatie en moet revalideren. Dit revalideren gaat moeizaam, het doet veel pijn en kost moeite. Op een dag als jij (leerling-verpleegkundige) eens wat langer blijft praten met meneer Krijger, vertelt hij dat hij het eigenlijk niet meer zo ziet zitten. Hij woont alleen op een flatje in Overschie. Hij is veel alleen en voelt zich eenzaam. Hij heeft weinig vrienden en familie woont ver weg of is overleden. Hij vertelt jou dat hij wil stoppen met de revalidatie. Op een teambespreking enkele dagen later wordt naar aanleiding van de verslechterde conditie van meneer Krijger het vermoeden uitgesproken door de fysiotherapeute, dat meneer Krijger niet gemotiveerd lijkt voor de revalidatie. Jij bent het met haar eens. Je hebt immers met meneer Krijger gesproken! Wat doe je?
Casus Tulleken http://www.youtube.com/watch?v=Xa2Q1xEYEko&feature=related Vrijdag 18 februari 2012 overkwam prins Friso, de tweede zoon van koningin Beatrix en prins Claus een ernstig ski-ongeval: hij raakte voor circa 20 minuten bedolven onder een lawine van sneeuw. Zaterdag 19 februari 2012 kopte de NRC : ‘Hoe zal het brein van prins Friso zich houden?‘. De verslaglegging is door journalist Jannetje Koelewijn, die gisteren ‘toevallig’ in Innsbruck was samen met haar echtgenoot, de emeritus hoogleraar neurochirurgie Kees Tulleken. De laatste was daar voor een congres. De Nederlandse neurochirurg gaat, na gehoord te hebben van het bericht, samen met zijn echtgenote, onverwijld naar het ziekenhuis en zoekt contact met zijn verantwoordelijke collega, de neurochirurg prof dr Claudius Thome. Zij bespreken samen de casus prins Friso. De echtgenote/journalist luistert mee! Zij hoort medische details, over het ontbreken van een schedelbasisfractuur en het ontbreken van ander traumatisch letsel. Zij hoort ook van de ernstige asfyxie (zuurstoftekort) van de hersenen van de prins. Dit is zijn grootste probleem, weet de dienstdoende neurochirurg zijn Nederlandse collega en diens echtgenote te melden. Informatie die kenners wel vermoeden, maar die ons nog niet uit officiële bron had bereikt. Informatie die nu op de voorpagina van de NRC staat en die ook mondeling door Jannetje Koelewijn is gegeven bij het NOS journaal.
Wie heeft hier zijn beroepsgeheim geschonden? Motiveer je antwoord.
25
De Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) zal overigens een tuchtzaak starten tegen dokter Tulleken……
Camera’s op de spoedeisende hulp http://nieuwsuur.nl/onderwerp/344079-vumc-schendt-beroepsgeheim.html Bekijk het filmpje . Waarom is hier sprake van schending van het beroepsgeheim? Welke schade loopt het ziekenhuis hiermee op?
Casus Trudie Trudie is 25 jaar en licht verstandelijk gehandicapt. Zij woont in een project voor begeleid kamer wonen. Haar ouders zijn zeer betrokken bij Trudie en ondersteunen haar waar maar kan. Als je bij haar langskomt voor een begeleidingsgesprek vertelt zij jou dat ze de anticonceptie pil gebruikt. Een dag later vragen de ouders van Trudie aan jou of er nog iets bijzonders is met Trudie? Welk antwoord geef jij en waarom?
Lees onderstaand bericht: Waarschuwing voor schenden beroepsgeheim 21 februari 2008
26
Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam heeft een verpleegkundige een waarschuwing gegeven, omdat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. De verpleegkundige van het consultatiebureau (CB) ondersteunde een moeder bij de opvoeding van haar twee kleine jongens. In verband met een aanvraag voor ondertoezichtstelling vroeg de gezinsvoogd aan het CB of de grootmoeder voor de jongens kon zorgen. Hierop schreven de verpleegkundige, CB-arts en huisarts een brief waarin ze aangaven dat zowel de grootmoeder als een jonge oom van de kinderen hen niet op kon voeden. De klacht In hun klacht bij het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam verweten de moeder, grootmoeder en oom de verpleegkundige dat ze haar beroepsgeheim had geschonden. Ze had in de brief negatieve en foute informatie over de klagers verstrekt, zonder hun toestemming. Ook zou ze de grootmoeder en oom in een verkeerd daglicht hebben gezet. Geen noodsituatie Het RTC merkt op dat in specifieke situaties persoonsgegevens kunnen worden prijsgegeven. De verpleegkundige beriep zich op een conflict van plichten, maar volgens het RTC was er geen sprake van een acute noodsituatie die doorbreking van het beroepsgeheim noodzakelijk maakte. Verder bevatte de brief volgens het RTC tendentieuze informatie en niet onderbouwde oordelen. De verpleegkundige kreeg een waarschuwing. Bron: levv Auteur: Redactie Nursing Vraag: a. Hoe leg je de uitspraak van de tuchtrechter in je eigen woorden uit? b. Hoe zou de verpleegkundige gehandeld moeten hebben?
Opdracht: Zwijgplicht opheffen? Uit het krantenbericht : “Schippers morrelt aan zwijgplicht arts” (zie hierna) blijkt dat hulpverleners in bepaalde situaties verplicht zijn hun zwijgplicht te schenden en in andere situaties de huidige juridische mogelijkheden beter moeten benutten.
a. Voor welke situaties geldt straks een wettelijke spreekplicht? b. Voor welke situaties geldt nu al een spreekrecht? c. Hoe zal jij straks in de genoemde situaties handelen? 27
Evaluatie casus Je moeder vraagt aan jou – werkzaam als leerling verpleegkundige op de afdeling neurologie van het SFG- of haar vriendin is opgenomen op de afdeling neurologie. Wat zeg je?
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
Thema III
BB2.10 3 Informeren en toestemming vragen aan wilsbekwame meerderjarige zorgvrager? Ja, tenzij…
Resultaat
De student kan het informatierecht van de wilsbekwame meerderjarige en het toestemmingsvereiste hanteren.
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in de reader.
Theorie
Het belang van informatierecht en toestemmingsvereiste
Maken van de voorbereidingsactiviteit
De omvang van het informatierecht en toestemmingsvereiste De wijze van informeren/toestemming vragen
Locatie
School
Tijdsduur
Bbl: 2 uur; bol: 2 uur
Evaluatie
Korte discussie over stelling
Werkproces
1.1, 1.6
competentie
D,G,M,E
Verplicht/keuze
verplicht
Voorbereidingsaktiviteit Beoordeel onderstaande meerkeuzevragen. 1. Het informatierecht van de patiënt ligt : a. vast in de grondwet 39
b. vast in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst c. vast in het dossier van de patiënt d. niet vast. 2. Wat wordt bedoeld met “informed consent”? a. Toestemming van de patiënt is alleen geldig als hij voldoende geïnformeerd is. b. Patiënt moet tevreden zijn met de informatie die hij van de hulpverlener heeft ontvangen. c. Er moet overeenstemming zijn tussen hulpverlener en patiënt over de zorgverlening. d. De informatie van de hulpverlener aan de patiënt moet duidelijk en volledig zijn. 3. De toestemming van de patiënt voor zorgverlening volgens de WGBO: a. moet schriftelijk worden vastgelegd. b. moet op verzoek van de patiënt schriftelijk worden vastgelegd. c. moet op verzoek van de patiënt of de hulpverlener schriftelijk worden vastgelegd. d. mag niet schriftelijk worden vastgelegd. 4. De patiënt moet geïnformeerd worden over a. het voorgenomen onderzoek. b. de voorgenomen behandeling. c. het voorgenomen onderzoek en de voorgenomen behandeling. d. het voorgenomen onderzoek of de voorgenomen behandeling. 5. Beoordeel deze twee uitspraken: I. De patiënt heeft altijd recht op informatie. II. De patiënt mag altijd aangeven niet te willen worden geïnformeerd. a. I en II zijn beide juist b. I en II zijn beide onjuist c. I is juist en II is onjuist d. I is onjuist en II is juist 6. Heeft de patiënt het recht om geen informatie te ontvangen van de hulpverlener? a. Ja b. Ja, tenzij het verzwijgen van informatie tot nadeel van de patiënt leidt. c. Ja, tenzij het verzwijgen van informatie tot nadeel van anderen leidt. d. Ja, tenzij het verzwijgen van informatie tot nadeel van de patiënt of anderen leidt. e. Nee
40
Lesactiviteit
Maken van casussen en opdrachten over informatierecht van de zorgvrager en het toestemmingsvereiste
Casus Jan Brands Jan Brands (20 jaar) komt met enorme hoofdpijn op de Spoedeisende Hulp-post van het ziekenhuis Ruwaard van Putte. Er wordt een scan van zijn hoofd gemaakt. Uit het onderzoek blijkt dat er een bloedvat in zijn hersenen is verwijd. Dat is heel ernstig. Als het bloedvat openscheurt, heeft hij een hersenbloeding. Het gevolg is ernstige handicaps of zelfs overlijden. De bloeddruk moet naar beneden! Om de bloeddruk snel te verlagen wordt een medicijn aan Jan gegeven. Als de bloeddruk verlaagd is, kan Jan geopereerd worden. Heeft Jan recht op informatie? Waarover? Door wie? Wanneer? Hoe? Motiveer je antwoord.
Onderzoek patiëntenfolder Lees een patiëntenfolder over onderzoek/behandeling (zie bijv. internetsite van een zorginstelling of hierna) Beoordeel patiëntenfolder op: -aard en doel van het onderzoek of behandeling -de te verwachten gevolgen en risico’s voor gezondheid patiënt -andere methoden van onderzoek of behandeling die in aanmerking komen -de staat van de gezondheid en de vooruitzichten 41
Let op de aanwezigheid van deze onderdelen en de helderheid van de uitleg
42
43
44
Casus de heer Theuns Meneer Theuns, 72 jaar, wordt opgenomen met prostaatkanker. Uit diverse onderzoeken blijkt dat er geen metastasen (uitzaaiingen) zijn. De chirurg besluit tot een perineale prostatectomie (het verwijderen van de prostaat via het perineum). Tijdens de wekelijkse patiëntenbespreking vertelt de chirurg dat hij de komende operatie met de heer Theuns besproken heeft. Hij heeft de patiënt geïnformeerd over de mogelijke complicaties, zoals fistelvorming (niet-normale verbinding tussen een ontstekingshaard en de buitenkant van het lichaam) en blijvende incontinentie (urine niet kunnen ophouden). Verpleegkundige Vaatstra vraagt of meneer Theuns ook op de hoogte is gesteld van de mogelijkheid tot impotentie. De chirurg antwoordt hierop, dat, gezien de leeftijd van meneer Theuns, deze informatie niet van belang te achten.
Hoe zou je –op een juridisch juiste wijze- reageren? Voer het teamgesprek.
Casus mevrouw Karaer Jij krijgt de opdracht het open been van de Turkse mevrouw Karaer te verzorgen. Je informeert mevrouw over de zorgverlening. 1. Waarom informeer je mevrouw Karaer? 2. Waarover geef je informatie aan mevrouw Karaer? 3. Stel: a. -echtgenoot van mevrouw vraagt aan jou om mevrouw niet te informeren omdat ze de Nederlandse taal niet spreekt. b. -echtgenoot van mevrouw vraagt aan jou om mevrouw niet te informeren omdat ze dan erg overstuur raakt door de informatie. c. -echtgenoot van mevrouw geeft aan dat je zijn vrouw niet hoeft te informeren omdat jij hem (de echtgenoot) al goed hebt geïnformeerd. 45
d. - de echtgenoot van mevrouw zegt tegen jou dat de arts de informatie tegen zijn vrouw moet vertellen. e. -mevrouw Karaer heeft een verstandelijke beperking.
Wat doe je?
Opdracht Kies een protocol van de Albeda-site. Daarin wordt aangegeven dat de zorgvrager geïnformeerd moet worden volgens de WGBO. Voer met elkaar een gesprek over de vraag welke informatie dan aan “de zorgvrager” gegeven moet worden.
Casus mevrouw Jansen Mevrouw Jansen is opgenomen op de PG-afdeling in een verpleeghuis. Zij is 82 jaar en heeft beginnende dementie. Er is bij haar ouderdomsdiabetes vastgesteld waarvoor zij medicijnen moet slikken. De dokter heeft de dochter van mevrouw ingelicht over de nieuwe medicijnen. Bij het delen van de medicijnen vraagt mevrouw waar die nieuwe pil voor is. De dochter geeft als reactie aan jou dat mevrouw dat niet hoeft te weten, ‘want dat snapt zij toch niet’ , aldus de dochter. Moet mevrouw Jansen ingelicht worden over de nieuwe medicatie? En wie moet dat doen?
46
Casus mevrouw Kruger De zus van mevrouw Kruger is geopereerd aan borstkanker. Hun moeder , oma en tante zijn overleden aan borstkanker. De arts denkt aan een erfelijke vorm van borstkanker. Mevrouw Kruger krijgt een oproep om bij de arts langs om zich te laten testen. Moet mevrouw Kruger aan deze test meewerken? a. Zo ja, waarom wel? b. Zo nee, waarom niet?
Casus de heer Witte De heer Witte heeft een geestesziekte en woont zelfstandig; hij denkt dat hij Jezus is. Hij wil daarom over het water -de Maas- naar Rotterdam Zuid lopen. Hulpverleners willen dit voorkomen en adviseren hem medicatie in te nemen.
a. Welke informatie moet de heer Witte krijgen voordat hij eventueel toestemming kan geven voor de medicatie? b. Mag de heer Witte zijn toestemming weigeren? Motiveer je antwoord.
Evaluatie Stelling:”Als ik zelf bij de dokter kom, dan zal ik mij nu mondiger opstellen.”
47
Literatuur 3. Informeren en toestemming vragen aan wilsbekwame meerderjarige zorgvrager? ja, tenzij… Het toestemmingsvereiste De patiënt sluit -meestal mondeling- een behandelingsovereenkomst af met de zorginstelling en zelfstandig werkend arts. Door een behandelingsovereenkomst geeft de patiënt niet automatisch toestemming voor de hulpverleners om de zorg te geven. Soms is bij het aangaan van de overeenkomst nog niet duidelijk welke zorg in aanmerking komt. Verder is mogelijk dat de patiënt na het sluiten van de overeenkomst of na instemming met het behandelplan van gedachten verandert. Bij ingrijpende verrichtingen moet de hulpverlener nadrukkelijk om toestemming vragen. Het gaat dan bijvoorbeeld om handelingen die voor de patiënt risicovol/pijnlijk zijn of die grote gevolgen kunnen hebben voor de patiënt. De patiënt kan zijn toestemming altijd weer intrekken. De patiënt moet in staat worden gesteld vrijwillig (mondeling) toestemming te geven en dus moet de hulpverlener nadrukkelijk om toestemming vragen. Het toestemmingsvereiste is gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt zoals dit is vastgelegd in de WGBO, de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De WGBO is een uitwerking van artikel 11 van de grondwet. Indien de patiënt wilsonbekwaam is, zal toestemming gevraagd moeten worden aan de vertegenwoordiger van de patiënt (zie thema IX). Op het toestemmingvereiste zijn twee uitzonderingen: 1. een noodzakelijk geachte behandeling in een acute situatie; en 2. binnen een bepaald zorgplan zorg verlenen die niet-ingrijpend van aard is. De toestemming van de patiënt wordt dan aangenomen ("veronderstelde toestemming van de patiënt"). Deze veronderstelling kan de patiënt door woord en gebaar ontkrachten. Dwang is niet toegestaan. De hulpverlener moet zich realiseren dat door de setting van het ziekenhuis/verpleeghuis, enige druk aanwezig is en mede daardoor een weigering niet gemakkelijk zal worden geuit. De patiënt heeft ook een plicht. Heeft de patiënt in overleg met zijn hulpverlener gekozen voor een bepaalde zorg, dan moet hij in redelijke mate zijn medewerking daaraan verlenen. Een redelijke medewerking wil echter niet zeggen dat elk advies van de hulpverlener moet worden opgevolgd. De patiënt kan pas toestemming geven als hij goed geïnformeerd is. Men spreekt daarom van ‘informed consent’. Recht op informatie De patiënt heeft recht op informatie om een goed beeld van zijn gezondheidssituatie te krijgen en om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over de voorgestelde zorg. Het informeren behoort dan ook tijdig te gebeuren en waarheidsgetrouw te zijn. De patiënt moet geïnformeerd worden over: – zijn gezondheidstoestand en de vooruitzichten; – aard en doel van de voorgestelde zorg; – de te verwachten gevolgen en risico’s daarvan voor zijn gezondheid; en – mogelijke alternatieve zorg. Een rechter oordeelde in een zaak waarbij een vrouw ondanks haar sterilisatie zwanger was geworden, dat de arts had gezegd dat de operatie niet gelukt was, maar dat hij had behoren te controleren of de patiënt zich van de consequenties in voldoende mate bewust was. Hierbij speelde nog een rol dat uit medisch oogpunt belangrijk was dat de patiënte niet meer zwanger zou worden. (TvGR 1998/19)
Indien de patiënt dit wenst, heeft hij recht op schriftelijke informatie. De informatie zal uitvoeriger gegeven moeten worden naarmate de zorg ingrijpender is, de kans op risico’s groter is, de zorg minder noodzakelijk is of bij omstreden behandelingen. De informatie moet verder afgestemd zijn op de informatiebehoefte van de patiënt en zijn bevattingsvermogen. Het verstrekken van vanzelfsprekende informatie is niet verplicht. Zo mag men het risico van infectie bij een operatie als algemeen bekend beschouwen. Het geven van (alleen) standaardinformatie is in strijd met de WGBO. Een folder is een ondersteunend middel voor het informeren van de patiënt. De patiënt mag in beginsel weigeren informatie te ontvangen. De belangen van anderen kunnen
48
echter zo groot zijn dat de patiënt tegen zijn zin geïnformeerd wordt (bijv. een buschauffeur die aan epilepsie lijdt of een patiënt die een overdraagbare geslachtsziekte heeft).
Uitzonderingen op informatie recht Er zijn twee uitzonderingen op de informatieplicht: de patiënt wil niet geïnformeerd worden en het is in strijd met ‘goed hulpverlenerschap’ om de patiënt te informeren. Dat is het geval indien de informatie ‘kennelijk ernstig nadeel’ voor de patiënt oplevert. Deze zogenaamde ‘therapeutische exceptie’ is alleen voor uitzonderlijke situaties bedoeld, bijvoorbeeld als informeren leidt tot een onaanvaardbare psychische belasting. Voordat de hulpverlener zich op deze uitzondering beroept, moet hij eerst een collega raadplegen. Dit voorkomt een subjectieve inkleuring van het begrip ‘kennelijk ernstig nadeel’. Indien het belang van de patiënt dit vereist, dient de hulpverlener de inlichtingen aan een ander dan de patiënt te verstrekken. Als het nadeel niet meer te duchten is, wordt de informatie alsnog aan de patiënt verstrekt. De toestemmingseis kan echter niet via het beroep op de therapeutische exceptie worden omzeild. De gehele procedure dient de hulpverlener vast te leggen in het patiëntendossier.
Informatievoorziening In het ziekenhuis dient voor de patiënt (en hulpverlener) duidelijk te zijn wie, wanneer, welke informatie in het algemeen geeft. Afstemming tussen medebehandelaars en bijvoorbeeld verpleegkundigen is noodzakelijk. Dit beleid kan in een protocol zijn vastgelegd. In toenemende mate wordt gebruikgemaakt van informatiechecklists waarop genoemde vragen gesteld en beantwoord kunnen worden. De checklist wordt opgenomen in het dossier van de patiënt.
De patiënt heeft ook een informatieplicht: hij moet de hulpverlener voldoende informeren om een juiste oordeelsvorming mogelijk te maken. In het wetsvoorstel Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) wordt de rechtspositie van de cliënt versterkt. De cliënt krijgt o.a. het recht op keuze-informatie (inhoud, prijs, kwaliteit, wachttijd) en recht op informatie over incidenten.
49
Thema IV BB2. 10 4 Het zorgdossier: last of lust?
Resultaat
De student kan de rechten van de patiënt/plichten van de zorgverleners rondom het zorgdossier hanteren
Praktische voorbereiding
Lezen van de reader, hoofdstuk 4
Theorie
Belang van en eisen dossiervorming
Beoordelen van stellingen
Rechten van patiënt rondom zorgdossier Het gebruik maken van de rechten rondom het zorgdossier
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 2 uur; Bbl: 1 uur
Evaluatie
Korte casus
Werkproces
1.1. en 1.6
competentie
T, J , N , M.
Verplicht/keuze
verplicht
Voorbereidingsactiviteit
Beoordeel onderstaande stellingen. Omcirkel je gekozen antwoord. 1. De WGBO heeft tot gevolg dat er voor de verpleegkundige een dossierplicht is. Ja/Nee/Ik weet het niet 2. In het zorgdossier moet het zorgplan zijn opgenomen. Ja/Nee/Ik weet het niet. 3. Persoonlijke werkaantekeningen van de verpleegkundige moeten in het zorgdossier worden opgenomen. Ja/Nee/ik weet het niet. 4. Voor inzage in het zorgdossier geldt de “therapeutische exceptie”. Ja/Nee/Ik weet het niet. 5. Het inzagerecht van de patiënt mag beperkt worden als de privacy van anderen moeten worden beschermd. Ja/Nee/ik weet het niet. 50
6. De zorgvrager heeft recht op een gratis kopie van zijn dossier. Ja/Nee/Ik weet het niet. 7. De bewoner van een verpleeghuis mag zijn zorgdossier laten aanvullen met een “niet-reanimatie verklaring”. Ja/Nee/Ik weet het niet. 8. Het zorgdossier van de patiënt moet minimaal 15 jaar bewaard worden. Ja/Nee/Ik weet het niet. 9. De patiënt mag zijn originele dossier bij ontslag uit het ziekenhuis mee naar huis nemen. Ja/Nee/Ik weet het niet. 10. De cliënt mag zijn zorgdossier alleen in het bijzijn van de verpleegkundige inzien. Ja/Nee/Ik weet het niet. 11. Een verpleegkundige moet toestemming van de patiënt krijgen om het patiëntendossier te laten lezen door de verpleegkundige die de dienst overneemt. Ja/Nee/Ik weet het niet. Lesactiviteit
Beoordeel gemotiveerd de handelswijze van de (leerling)verpleegkundigen/hulpverleners Handel gemotiveerd rondom het zorgdossier Beoordeel dilemma’s Mening geven over invoering Elektronisch Patiënten Dossier
Casus I (mevrouw Ter Veld-Nuis) In de reader zit deze casus I (mevrouw Ter Veld-Nuis). Beoordeel gemotiveerd de 4 keuzes/opvattingen die de verpleegkundige (gemaakt) heeft rondom het dossier van mevrouw Ter Veld-Nuis.
1. De arts vermeldt nog niet de verdenking van pneumonie in het dossier. De verpleegkundige vindt het vreemd. Is dat juist? 2. Mevrouw Ter Veld-Nuis wil niet dat het dossier na haar dood in handen komt van de familie. Volgens de verpleegkundige heeft het ziekenhuis een bewaarverplichting. Is de opvatting van de verpleegkundige juist? 3. Handelt de verpleegkundige juist door de euthanasieverklaring van mevrouw Ter VeldNuis niet te accepteren? 51
4. Is het schrijven van een brief de juiste manier voor de dochter om inzage te verkrijgen in het dossier?
En: 5. Welke gegevens uit de casus moeten er in het patiëntendossier van mevrouw Ter veldNuis worden opgenomen? Gebruik de samenvattingskaart Richtlijn verpleegkundige en verzorgende verslaglegging (CBO, 2011) die hierna is opgenomen.
Opdracht Rapporteren Een groepje studenten is arts. Een groepje is verpleegkundige. Een student is patiënt. Groepje arts bereidt een gesprek voor met de patiënt en voert vervolgens het gesprek met de patiënt. Het groepje verpleegkundigen is bij het gesprek aanwezig. Het groepje rapporteert schriftelijk vervolgens volgens de SMART-methode (zie hieronder). Na voorlezing, reactie van de overige studenten. Is er juist gerapporteerd? SMART rapporteren tijdens de artsenvisite 03 juni 2011 Tijdens de artsenvisite racet het medisch beleid aan je voorbij in cijfers en medische krachttermen. Niet alleen is je uitdaging om alle details te volgen en er voor de patiënt een begrijpelijk verhaal van te maken, je moet het ook nog eens efficiënt rapporteren. Wat noteer je van dit verhaal? Zelfs adviseur deskundigheidsbevordering Mark Stoop* vindt rapporteren ingewikkeld. ‘Het is moeilijk om spreektaal om te zetten in een compact, gestructureerd verhaal.’ Stoop traint verpleegkundigen om het geschreven beleid overzichtelijk te maken. ‘Vaagheid maakt een rapportage onbruikbaar. Begrijpt je collega de rapportage niet, dan kan deze de patiënt en arts niet dienen.’ Voor goede patiëntenzorg moet de verpleegkundige daarom alles zien, onthouden en rapporteren, vindt Stoop: ‘Mis niks, schrijf alles op. Overzie je aantekeningen en rapporteer eerst de belangrijkste medische wijziging. Vul daarna de rapportage aan tot de laatste details 52
en vraag je bij elk punt af: is dit wel belangrijk voor mijn collega?’ Goed rapporteren is nadenken over elk woord, zegt Stoop. ‘Is het duidelijk voor anderen, kan het niet op andere manieren worden uitgelegd? En vraag collega’s wat zij van je rapportage vinden. Daar leer je van of zij logisch vinden wat jij logisch vindt en wat beter of korter kan.’ Als hulpmiddel bij het kiezen van de juiste bewoordingen en prioriteiten, noemt Stoop de SMART-methode (zie kader). ‘Als je de artsenvisite SMART samenvat, leg je eenvoudig en eenduidig uit welke medische doelen zijn gesteld en welke afspraken zijn gemaakt.’ De SMART-methode Met de SMART-rapportage leg je resultaatgericht doelen en afspraken vast. S Specifiek: is de omschreven informatie op één manier uit te leggen? Gebruik alleen jargon als je weet dat al je collega’s het begrijpen. Als de arts spreekt over ‘nierfunctiestoornissen’, schrijf dat dan op, in plaats van ‘dhr. heeft een kreat van 140’. En leg de patiënt veel gebruikte medische termen uit. M Meetbaar: wordt het beleid omschreven in objectieve / observeerbare / meetbare stappen? Licht van elke beslissing de reden, wijze en mogelijke evaluatiecriteria toe en noteer de opdrachtgever, bijvoorbeeld: ‘start antibioticum vanwege toegenomen CRP, maandag weer labcontrole, per order dokter Vos’. A Acceptabel: is het beleid duidelijk voor patiënt, familie, verpleegkundige, arts en andere betrokken hulpverleners? Omschrijf wat het beleid met de patiënt en naasten doet, als je inschat dat dit gevolgen kan hebben voor volgend beleid, bijvoorbeeld: ‘De heer vertelde te twijfelen over de voorgestelde chemotherapie’. R Realistisch / Relevant: schrap informatie die niet inhaakt op het ziektebeeld, de onderzoeken en / of de behandeling van de patiënt. De hoeveelheid informatie per feit moet bovendien in verhouding staan tot het algehele beleid. Schrijf niet vijf regels over een laxeerbeleid, als ook een ingrijpende operatie werd voorgesteld. T Tijdsgebonden: omschrijf termijnen en houd logische volgordes aan. Schrijf: eerst volgt dit en daarna dat. * Zie www.meermaatzorg.nl.
Zoekopdracht Jij bent als leerling-verpleegkundige werkzaam in zorginstelling ……(eigen zorginstelling). Een zorgvrager vraagt aan jou wat hij moet doen om zijn medisch/verpleegkundig dossier in te zien. Geef hem hierover voorlichting. Gebruik de internetsite van de zorginstelling/papieren folder. Variatie: -verzoek om vernietiging van het dossier -verzoek om kopie van het dossier 53
-verzoek om dossier langer te bewaren -verzoek om dossier aan te mogen vullen
Bezoek de site van College Bescherming Persoonsgegevens (www.mijnprivacy.nl). Wat is het verschil tussen een ECD en een EPD?
54
55
56
57
58
59
60
61
62
Thema V BB2. 10.5:Basiszorg: wordt het vergoed of niet?
Resultaat
De student kan beoordelen of zorgkosten worden vergoed.
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in reader
Theorie
Bronnen van financiering, voorwaarden voor vergoeding, verkrijgen van vergoeding
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 2uur; bbl: 2uur
Evaluatie
Eenvoudige casus
Werkproces
1.6
competentie
R,N,M
Verplicht/keuze
Verplicht
Maken van meerkeuzevragen
Voorbereidingsactiviteit
Beantwoord onderstaande meerkeuzevragen.
1. De hielprik bij pasgeborenen wordt gefinancierd vanuit de a. AWBZ. b. ZVW. c. WMO. d. aanvullende verzekering van de ouders. 2. De ZVW wordt uitgevoerd door a. het zorgkantoor. b. de zorgverzekeraar. c. de gemeente. d. de zorginstelling. 63
3. Bij een persoonsgebonden budget (pgb) krijg je a. zorg die persoonsgebonden is. b. persoonlijke adviezen om met geld om te gaan. c. geld om hiermee persoonlijke zorg in te kopen. d. een hulpmiddel naar keuze van de client. 4. Voor het verkrijgen van een vergoeding voor huishoudelijke verzorging, ga je naar: a. de zorgverzekeraar. b. het centrum indicatiestelling zorg (CIZ). c. de thuiszorginstelling. d. de gemeente. 5. Welke uitspraak is juist? a. De AWBZ kent de betaling van eigen bijdragen. b. De cliënt bepaalt of de zorg gefinancierd wordt uit AWBZ/ZVW.. c. De ZVW kent alleen nominale premieheffing. d. De tandheelkundige zorg voor 18-plussers wordt vergoed via de WMO. Lesactiviteit
Maak casussen en opdrachten over financiering van de zorg
Casus mevrouw Halema Mevrouw Halema (85 jaar) woont thuis in Rotterdam. Mevrouw is voor de basisverzekering verzekerd bij Zilveren kruis Achmea. Zij heeft botontkalking en slikt hiervoor medicijnen die zij van de huisarts heeft voorgeschreven gekregen. Zij wil huishoudelijke zorg om thuis te kunnen blijven wonen. Mevrouw Halema heeft een partner (80 jaar) en twee kinderen. Het inkomen van het echtpaar bestaat uit AOW (€20.000,00 per jaar).
1. Hoe is de financiering van de huisartszorg en de medicijnen van mevrouw Halema geregeld? 2. Hoe krijgt mevrouw Halema huishoudelijke zorg gefinancierd? Zijn er voorwaarden? 64
Casus Simon Brand De heer Simon Brand is een alleenstaande AOW-er (€ 1000,00 per maand) met een klein aanvullend pensioen (€100,00 per maand) en woont in Sliedrecht. Hij is voor zijn basisverzekering verzekerd bij CZ. Simon heeft ook een aanvullende verzekering bij CZ. Simon heeft een aantal gezondheidsproblemen die hij wil bestrijden: -hij hoort slecht en daarom wil hij een gehoorapparaat; -hij loopt onzeker en daarom wil hij een rollator; -hij is eenzaam en daarom wil hij een Rijnreis maken.
Komt Simon Brand in aanmerking voor vergoeding van de zorgkosten? Zo ja, hoe?
Casus Frans Roozen De heer Frans Roozen is opgenomen in een somatisch verpleeghuis. Hij betaalt een eigen bijdrage van € 500,00 per maand, die wordt ingehouden op zijn AOW (€1000,00 per maand). Daarnaast krijgt hij maandelijks een rekening van het verpleeghuis voor extra zorg: Rekening maand april 2013 -pedicure € 15,00 -waskosten kleding € 65,00 -wc-papier €5,00 Mag dit? Leg je antwoord uit aan Frans Roozen.
65
Casus Willem Pieters Willem Pieters, 27 jaar woont in Vlaardingen. Willem heeft een basisverzekering en aanvullende verzekering afgesloten bij DSW. Tijdens een voetbalwedstrijd is hij geblesseerd geraakt. Hij gaat naar de spoedeisende hulppost van het Vlietlandziekenhuis. Er worden foto’s gemaakt. Er is niets gebroken. Hij krijgt voor 6 weken loopkrukken mee. Enkele maanden later krijgt hij een rekening van DSW. Hij moet het eigen risico van € 500,00 betalen aan DSW.
a. Klopt het dat Willem €500,00 aan DSW moet betalen? b. Hoe worden de loopkrukken gefinancierd?
Casus Jan van Delft Jan van Delft heeft lichte psychische problemen (pleinvrees). Hiervoor wil hij graag behandeld worden door een eerstelijns psycholoog. Jan heeft een basisverzekering afgesloten bij CZ. a. Is Jan tegen deze zorgkosten verzekerd? Licht je antwoord toe. b. Stel dat Jan moet worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis vanwege ernstige depressies. Hoe is nu de financiering van de zorg geregeld?
Opdracht Neem je eigen situatie als vertrekpunt en ga na “wat je rechten zijn” volgens de site: www.berekenuwrecht.nl.
Kennisquiz Verdeel de groep in vier groepen. Elke groep maakt 5-10 korte, eenvoudige vragen (en antwoorden!) over AWBZ, ZVW en WMO. Elke groep stelt zijn vragen aan de andere 66
groepen. Zij mogen de antwoorden opzoeken in de reader/internet. De groep die de vragen stelt beoordeelt de antwoorden. Welke groep heeft de meeste antwoorden goed?
Maak de zin af (met motivering!): a. Wilma Krans vraagt aan jou of haar fysiotherapie vergoed wordt. Je antwoordt: …………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………..
b. Piet de Waal wil een scootmobiel. Hij vraagt: hoe kom ik eraan? Je antwoordt: …………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………..
c. Karel Yssing wil verpleegkundige zorg thuis hebben om zijn open been te verzorgen. Hij vraagt aan jou: “Moet ik dat zelf betalen?” Je antwoordt: ……… …………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….
d. Hans Wilder is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Zijn vrouw zegt dat de kosten door het echtpaar moeten worden betaald. Hans vraagt aan jou of dat wel zo is. Je antwoordt: …………………………………………………………………………….………….………… ……………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………..
Lees onderstaand krantenbericht
67
Vraag: Heeft het meisje recht op de operatie? Motiveer je antwoord.
Te gebruiken sites: -www.cvz.nl -www.regelhulp.nl -www.berekenuwrecht.nl -www.meerkosten.nl -www.rotterdam.nl/rondkomen -www.ango.nl -www.kiesbeter.nl -www.testwtcg.nl -www.hetcak.nl -www.zorgzwaarte-pakket.nl
En sites van gemeenten en zorgverzekeraars Literatuur bij thema V 68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
Thema VI BB2.10.6 Het einde van het leven: beschermen of vrijlaten?
Resultaat
De student kan de situatie rondom overlijden beoordelen en ernaar handelen.
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in reader
Theorie
Grens tussen leven en dood. Juridische posities van betrokkenen en procedures rondom overlijden
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 2uur; bbl: 1uur
Evaluatie
Korte discussie
Werkproces
1.2, 1.3
competentie
T, N, M
Verplicht/keuze
Verplicht
Maken van thuisopdracht
Voorbereidingsactiviteit
Zet de volgende momenten in de juiste tijdsvolgorde: 1-het verlof verlenen tot begraven van patiënt 2-het afleggen van de patiënt 3-het vaststellen van het natuurlijk overlijden van patiënt 4-het uitnemen van de lever voor transplantatiedoel 5-het plaatsvinden van begrafenis van patiënt 6-het vaststellen van de hersendood van patiënt 7-het doen van aangifte van overlijden van patiënt 8-het in coma liggen van patiënt op de intensive care afdeling
85
Lesactiviteit Maak casussen en opdrachten over de positie van zorgvrager en hulpverleners rondom het overlijden van de zorgvrager
Casus de heer De Groot Patient de heer Groot is opgenomen in het ziekenhuis waar nierkanker is vastgesteld. Om de pijn te bestrijden krijgt de heer De Groot morfine via een injectie. Die helpt onvoldoende om de pijn te bestrijden. Het kind van de heer De Groot gaat naar de verpleegkundige met het verzoek de pijnstilling te verhogen. De verpleegkundige zegt: “ Dat kan niet, we doen hier niet aan euthanasie”.
Klopt het antwoord van de verpleegkundige? Motiveer je antwoord.
Casus mevrouw Fransman In het verpleeghuis ligt mevrouw Fransman. Ze is stervende vanwege een niet te behandelen longontsteking. Het is zondagavond. De verpleeghuisarts zegt tegen de verpleegkundige: “Als mevrouw de nacht niet doorkomt, dan informeer je me maandagmorgen”. Wat moet de verpleegkundige terugzeggen? Raadpleeg: de “KNMG handleiding lijkschouwing voor artsen bij overlijden anders dan door euthanasie of hulp bij zelfdoding” (www.knmg.nl) 86
Casus mevrouw Kelk Mevrouw Kelk is stervende. De arts vraagt aan de familie van mevrouw Kelk om na haar dood het hoornvlies af te nemen voor transplantatiedoelen. Beoordeel de handelswijze van de arts.
Variatie -mevrouw Kelk is overleden en dan richt de arts het verzoek aan de familie. -mevrouw Kelk is overleden en de arts vraagt aan de familie of sectie mag plaatsvinden. -mevrouw Kelk is overleden en de arts geeft een verklaring van overlijden af. -mevrouw Kelk is overleden en de arts schakelt de gemeentelijk lijkschouwer in.
Opdracht Is er in onderstaande situaties sprake van een natuurlijk of niet-natuurlijk overlijden? a. b. c. d. e.
f.
Overlijden als gevolg van uitzaaiingen borstkanker. Indien iemand overlijdt doordat hij door de bliksem wordt getroffen. Een patiënt overlijdt als gevolg van een complicatie na een operatie. Overlijden na euthanasie. Overlijden door een bloedvergiftiging als gevolg van decubitus, ontstaan na een operatie waarbij het been van de patiënt is afgezet. Het been van de patiënt werd afgezet na een onfortuinlijke val van zijn motorfiets. Overlijden door een longembolie na een operatie voor pancreatitis.
87
Casus mevrouw Winter Geef een juridisch juist antwoord.
Patiënte mevrouw Winter die in de stervensfase verkeert, zegt tegen de verpleegkundige: “Ik wil na mijn dood niet worden gecremeerd. Mijn familie denkt daar anders over. Maar ik dus niet”. De verpleegkundige zegt hierop: ” ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………….”
Stellingen Beoordeel onderstaande uitspraken: 1. 2. 3. 4.
De verpleegkundige mag volgens de wet de dood bij een patiënt vaststellen. De verpleegkundige mag volgens de wet aangifte van overlijden doen. De verpleegkundige mag volgens de wet sectie verrichten. De verpleegkundige mag volgens de wet een verklaring van overlijden afgeven.
Casus Jan Jan is 20 jaar. Tijdens de rit naar school op de scooter wordt hij aangereden door een auto. Met de ambulance wordt hij overgebracht naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis en overlijdt op de spoedeisende hulp aan zijn verwondingen. Jan draagt in zijn portemonnee een donorcodicil. De ouders van Jan zijn direct gekomen. Aan hen wordt toestemming gevraagd om Jans organen uit te nemen voor donatie. 88
1. Waarom wordt aan de ouders toestemming gevraagd? 2. Wat gebeurt er als de ouders weigeren om Jans organen te doneren?
Twijfel bij natuurlijk overlijden. Kijk naar onderstaand filmpje. Zou je als (leerling)verpleegkundige het advies opvolgen?
http://www.youtube.com/watch?v=Il3WgK75mmU&feature=relmfu
Orgaandonatie: hoe gaat dat? Op onderstaande site staan diverse filmpjes over orgaandonatie (o.a. hoe orgaandonatie in zijn werk gaat). Er zijn ook vragen die erbij horen.
http://www.donorinfo.nl/Filmpjes
casus Sectie Lees onderstaand bericht en beantwoord de vragen
89
a. Welke vorm van sectie is in de casus sprake? b. Beschrijf de procedure: van overlijden van de 91-jarige vrouw tot haar lijkbezorging.
Evaluatie Korte discussie:
Vind je dat de zelfbeschikking van de patiënt ook na zijn overlijden voldoende is verzekerd? Hoe kan de verpleegkundige de zelfbeschikking van de patiënt vergroten?
90
LITERATUUR BIJ THEMA VI Terminale zorg Bij de zorgverlening aan terminale patiënten spelen twee rechten van de patiënt een grote rol: recht op goede zorg en het toestemmingsvereiste. Bij de nadere invulling van deze rechten is het belangrijk vast te stellen dat de hulpverleners binnen de regels van normaal medisch handelen blijven. Patiënten kunnen zelf aangeven op welke wijze en onder welke voorwaarden zij terminale zorg wensen. Dit kan lichamelijke, geestelijke en/of sociale zorg inhouden. In toenemende mate willen terminale patiënten deze zorg thuis ontvangen. Zorgverleners trachten hieraan tegemoet te komen door het aanbieden van thuiszorg, veelal in combinatie met mantel- en vrijwilligerszorg. Werknemers kunnen als mantalzorgers gebruikmaken van zorgverlof. Indien thuis sterven echter niet mogelijk is, zijn er alternatieven beschikbaar. Het bekendst zijn de hospicehuizen (bijna-thuis-huis). De patiënten worden verzorgd door familieleden en vrijwilligers in een van de zeven huizen in Nederland. Vrijwilligers worden begeleid door het VTZ (Landelijk Steunpunt Vrijwilligers Terminale Zorg). Er wordt in het hospicehuis palliatieve zorg gegeven: pijnbestrijding, stervensbegeleiding, verlichting van symptomen en aandacht voor psychosociale en spirituele problemen. De hulpverlening in een hospicehuis wordt onder andere gefinancierd met de AWBZ-en WMO-gelden (thuiszorg), de cliënten zelf (eigen bijdrage) en donateurs (giften). Verpleeghuizen beschikken in toenemende mate over aparte afdelingen voor palliatieve terminale zorg. Patiënten die palliatieve terminale zorg (PTZ) nodig hebben daartoe worden geïndiceerd door het CIZ (PTZ-indicatie). Een PTZ-indicatie wordt afgegeven als de behandelend (huis)arts heeft vastgesteld dat de patiënt nog een levensverwachting heeft van minder dan drie maanden. Het indicatiebesluit voor PTZ zonder verblijf (thuis) blijft geldig tot de verzekerde is overleden. Het indicatiebesluit voor PTZ met verblijf (verpleeghuis) is vijf jaar geldig. Een keuze voor de thuissituatie betekent dat er een mantelzorger (of vrijwilliger) aanwezig moet zijn op die momenten dat de patiënt niet alleen kan zijn en de zorgprofessional niet aanwezig is. Geleverde mantelzorg wordt niet in mindering gebracht, gezien het doel van de PTZ-indicatie: de patiënt en zijn naaste omgeving zoveel mogelijk ontlasten. Voor het geval patiënten hun wensen zelf niet meer kunnen aangeven, is er de mogelijkheid dit in een zorgverklaring, behandelverbod (bijvoorbeeld een niet-reanimatieverklaring) of levenswensverklaring neer te leggen. Vaak stelt de patiënt in zo’n verklaring ook een vertegenwoordiger aan met wie de hulpverlener moet overleggen. Voor zover de wensen weigeringen van zorg inhouden, moeten deze schriftelijke verklaringen in beginsel gerespecteerd worden op grond van het toestemmingsvereiste Men spreekt in dit verband van negatieve schriftelijke wilsverklaringen. Wenst de patiënt wel bepaalde zorg, dan kunnen juridische, organisatorische of medisch-ethische argumenten realisatie van de wensen – die mogelijk zijn vastgelegd in een positieve wilsverklaring – in de weg staan. De wensen van de patiënt kunnen zo bijzonder zijn, dat van de hulpverlener/instelling redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat hieraan wordt tegemoet gekomen Verder is een hulpverlener gehouden om medisch zinloze behandelingen te staken of niet in te stellen. Een medisch zinloze behandeling is niet geïndiceerd. Voor de vaststelling van medische zinloosheid van een behandeling kunnen de volgende criteria worden gebruikt: – het medisch handelen draagt niet bij aan de oplossing van het medisch probleem; – de te gebruiken middelen staan niet in redelijke verhouding tot het doel van de medische zorg; – een bepaald minimumniveau kan niet meer door medisch handelen worden bereikt. Tot het normaal medisch handelen behoort in ieder geval pijnbestrijding/sedatie om ernstig lichamelijk en/of psychisch lijden te verlichten. Zelfs is dit geïndiceerd indien de pijnbestrijding/ sedatie mogelijk als bijeffect heeft dat het leven verkort wordt. Wel geldt uiteraard dat het pijnbestrijdingsmiddel, de hoeveelheid en frequentie moeten zijn afgestemd op de pijn van de patiënt. Sterven Bij het overlijden eindigen de individuele rechten die aan de levende persoon toekomen. Het levenloze lichaam heeft geen rechten meer. Alleen de uitvoering van een laatste wilsbeschikking (codicil, testament, donorkaart) is een recht dat nog aan de overledene toekomt (Wet op de lijkbezorging (WLb)). De arts is de enige beroepsbeoefenaar die de officiële dood van een patiënt mag vaststellen. Hij moet dit persoonlijk doen. De vraag is wanneer hij dit mag doen. Het moment is belangrijk voor de voortzetting van de zorgverlening aan de patiënt,
91
het starten van de procedure die leidt tot de lijkbezorging, het respecteren van de wensen van de overledene, het ontstaan van rechten en plichten voor de nabestaanden en de mogelijke explantatie van organen. In de Wet op de orgaandonatie (WOD, 1996) heeft de wetgever zich voor het eerst over het moment van overlijden uitgesproken. Wetenschappers zijn het erover eens dat de dood intreedt op het moment dat de hersenen geen activiteit meer vertonen. Het recht sluit zich hierbij aan (art. 14 WOD). Dit zou kunnen betekenen dat de arts pas de dood mag vaststellen als er bijvoorbeeld een EEG van de hersenen is gemaakt. Dit is in de praktijk ondoenlijk en ook niet nodig. Meestal is het voldoende als door middel van de klinische diagnose de dood is vastgesteld (blijvende afwezigheid van ademhaling, hartslag, reflexen). De hersendood pleegt in te treden nadat de klinische dood ongeveer tien minuten heeft geduurd. Het vaststellen van de hersendood door middel van een EEG is echter wel noodzakelijk als de ‘tien-minutennorm’ onzeker is (bijvoorbeeld bij een onderkoelde patiënt of bij een patiënt die voor orgaanexplantatie na de hersendood beademd blijft worden (art. 15 WOD).
Procedure voor de lijkbezorging De behandelend arts die de dood van de patiënt heeft vastgesteld, moet volgens de Wet op de Lijkbezorging nagaan of de dood een natuurlijke oorzaak dan wel niet-natuurlijke oorzaak heeft. Onder een natuurlijke dood wordt verstaan ieder overlijden dat het gevolg is van uitsluitend een spontane ziekte en/of ouderdom. De doodsoorzaak is niet-natuurlijk indien zich bijvoorbeeld onderstaande situaties voordoen: – er opzet in het spel is (moord, doodslag, euthanasie); – er iemand schuld heeft aan de dood (dood door schuld); – de patiënt zelfmoord heeft gepleegd; – de patiënt is overleden door een ongeval/geweld. Bij een niet-natuurlijke doodsoorzaak schakelt de arts de gemeentelijk lijkschouwer in. Als de gemeentelijk lijkschouwer ook een niet-natuurlijke doodsoorzaak vaststelt, licht hij de Officier van Justitie in. Als de behandelend arts een natuurlijke doodsoorzaak vaststelt, geeft hij de ‘verklaring van overlijden’ (overlijdensverklaring A) af. Een geanonimiseerde versie (overlijdensverklaring B) wordt opgestuurd aan het Centraal Bureau voor de Statistiek. Indien de schouwing een minderjarige betreft, geeft de behandelend arts de verklaring van overlijden pas af na overleg met de gemeentelijke lijkschouwer. Een ieder die op de hoogte is van het overlijden kan door overlegging van de verklaring van overlijden aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De aangifte moet binnen vijf dagen na overlijden plaatsvinden. Tot aangifte van overlijden is bevoegd eenieder die uit eigen wetenschap hiervan weet. Wordt niet binnen de termijn aangifte gedaan, dan geschiedt de aangifte door de burgemeester. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van overlijden op en geeft een kopie hiervan af. Dit is het officiële bewijs dat iemand is overleden. De nabestaanden hebben deze kopie nodig bij diverse zakelijke afhandelingen (notaris, banken, verzekeraars). Vervolgens verleent de ambtenaar toestemming voor de begrafenis of crematie. Een bijzondere vorm van lijkbezorging is de ontleding: het lichaam wordt gebruikt voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. De patiënt of -indien de patiënt geen keuze van lijkbezorging gemaakt heeft bepaalde nabestaanden- kunnen toestemming hiervoor geven. De burgemeester moet ook voor ontleding zijn toestemming geven. De lijkbezorging moet liggen tussen 36 uur en vijf dagen na overlijden. Bij onzekerheid over het overlijden van iemand (natuurramp, oorlog, vermissing) kan de ambtenaar een verklaring van vermoedelijk overlijden afgeven. Orgaandonatie In de Wet op de Orgaandonatie ( WOD, 1996) regelt de wetgever de orgaanuitname zowel bij leven als bij overledenen ten behoeve van transplantatie. De wet kent in geval van overledenen een gemengd toestemmings- en bezwaarsysteem. Meerderjarigen en wilsbekwame minderjarigen vanaf twaalf jaar kunnen middels een wilsbeschikking toestemming geven, dan wel bezwaar maken tegen orgaanuitname. De ouders/voogd mogen bezwaar maken tegen het verwijderen van het orgaan bij hun kind (jonger dan twaalf jaar). Als regel wordt de toestemming verleend en het bezwaar gemaakt door het invullen en laten registreren van een donorformulier. Iedere ingezetene als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt een donorformulier toegezonden, wanneer hij of zij de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. Donorformulieren worden ook op verzoek kosteloos door de gemeente ter beschikking gesteld.
92
Op het donorformulier kan men zich uitspreken over orgaanuitname na overlijden (ja, nee, wettelijke nabestaanden of gemachtigde beslissen). Dit formulier kan opgestuurd worden naar het Landelijk Donorregister te Kerkrade die de wens registreert en 24 uur per dag het donorregister beschikbaar houdt voor raadpleging door de arts. Indien geen wilsverklaring aanwezig is, beslissen de in de wet genoemde nabestaanden (art. 11 WOD). Het kabinet is van plan er een vijfde alternatieve keuze aan toe te voegen: ja, mits mijn nabestaanden instemmen. De vaststelling van de dood als er mogelijk orgaanuitname plaatsvindt, gebeurt aan de hand van het Hersendoodprotocol (art. 15 WOD). Het ziekenhuis moet protocollair vastleggen hoe vastgesteld wordt of een overledene een mogelijke donor is, de wijze waarop de raadpleging van het register plaatsvindt, hoe de voorlichting naar de nabestaanden geschiedt. De arts stelt het orgaancentrum op de hoogte van het beschikbaar komen van een orgaan. Verdelen van organen en weefsel Organen kunnen na overlijden ter beschikking gesteld worden voor transplantatiedoeleinden. Deze organen moeten door de arts worden aangemeld bij een orgaancentrum. Vanwege het tekort aan donororganen zijn de wachttijden voor bijvoorbeeld nierpatiënten erg lang. De wetgever heeft in artikel 18 WOD de rangorde bepaald voor de toewijzing van het donororgaan. Het orgaancentrum wijst de ontvanger aan. De lijkbezorging De Wet op de lijkbezorging geeft aan dat degene die de aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand gedaan heeft, belast is met de lijkbezorging. In plaats van de aangever, mag het ook iemand zijn die redelijkerwijs geacht mag worden voor hem in de plaats te treden (echtgenoot, kinderen). Hij komt bij de uitvoering van de lijkbezorging zo veel mogelijk tegemoet aan de (vermoedelijke) wensen van de overledene. De wetgever heeft aan de levende de mogelijkheid gegeven om schriftelijk (testament of codicil) de wensen kenbaar te maken. Een codicil is een met de hand geschreven, gedagtekende en ondertekende verklaring. Er mag geen getypte letter in staan. Slechts een aantal met name genoemde zaken kunnen daarin geregeld worden, zoals de regeling rondom de lijkbezorging: – de wijze van lijkbezorging (begraven, cremeren, ontleden voor wetenschappelijke doeleinden); – de wensen ten aanzien van de gekozen lijkbezorging (bloemen, sprekers, muziek, plaats, et cetera); – toestemming voor obductie/sectie (voor het verkrijgen van inzicht in het verloop van het ziekteproces). Het is verstandig om enkele personen uit de directe omgeving op de hoogte te stellen van de aanwezigheid en de vindplaats van het codicil (bijvoorbeeld in zorgdossier). Sinds 1 januari 2003 het nieuwe erfrecht in werking is getreden, kan het aanwijzen van een executeurtestamentair niet meer bij codicil gebeuren. Een executeur is degene die alles regelt nadat iemand is overleden. Dat moet nu via een testament worden geregeld. Als het codicil van vóór 1 januari 2003 is en daarin een executeur-testamentair benoemd is, blijft die benoeming geldig. De kosten van een standaard uitvaart (begraven of cremeren) bedragen ongeveer 3.000 tot 5.000 euro. De kosten komen voor rekening van de erfgenamen. In de praktijk worden de kosten in mindering gebracht op de uitkering uit de nalatenschap van de overledene. Vaak is er een overlijdensuitkering van de werkgever of de uitkeringsinstelling. Veel mensen hebben een verzekering tegen de uitvaartkosten afgesloten die na overlijden tot uitkering komt (in geld of zorg in natura). Indien er geen geld of verzekering is en de erfgenamen zijn niet in staat de kosten te betalen, dan kunnen zij ieder afzonderlijk een beroep doen op de bijzondere bijstand. Nalatenschap Als iemand overlijdt laat hij vermogen achter. Degene die overlijdt wordt de erflater genoemd. Dat wat hij achterlaat de nalatenschap. Een nalatenschap is het vermogen dat een overledene op zijn sterfdag bezat. Als de erflater tijdens zijn leven niets geregeld heeft, geeft de wet aan hoe het vermogen verdeeld zal gaan worden. Dit wordt het ‘erfrecht bij versterf genoemd’. Vaak geeft iemand tijdens zijn leven aan wat er na zijn leven met zijn vermogen moet gebeuren: dan is er sprake van testamentair erfrecht.
93
94
95
Thema VII BB 2.10.7
Titel: Verpleegkundige zorg verlenen: doen of laten?
Resultaat
De student kan verantwoording afleggen voor zijn zorgverlening.
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in reader
Theorie
Taak, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de leerlingverpleegkundige
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 2uur; bbl: 2 uur
Evaluatie
Eenvoudige casus
Werkproces
1.9 verleent verpleegkundige zorg
competentie
S, T, K , V, M analyseren
Verplicht/keuze
Verplicht
Maken van meerkeuzevragen
Voorbereidingsactiviteit Maak onderstaande meerkeuzevragen 1. Je mag volgens de Wet BIG een subcutane injectie geven aan een patiënt als je a. bevoegd bent. b. bekwaam bent. c. bevoegd en bekwaam bent. d. de handeling van de zorginstelling mag uitvoeren.
a. b. c. d.
2. Het verwijderen van hechtingen is een voorbehouden handeling. een handeling die tot de taak van een 1e jaars verpleegkundige behoort. een handeling die volgens de beroepsnorm behoort te worden uitgevoerd. een handeling waarvoor je niet strafrechtelijk aansprakelijk kunt worden gesteld. 3. Een bbl- leerling-verpleegkundige kan 96
a. b. c. d.
arbeidsrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld tuchtrechtelijk aansprakelijk worden gesteld aansprakelijk worden gesteld volgens twee van de drie genoemde vormen.
4. Een ander woord voor “verwijt” is a. schuld. b. overmacht. c. te kort schieten. d. Aansprakelijkheid 5. Voor (leerling-)verpleegkundige is er een belangrijke regel. Deze luidt: a. “Geef zorg binnen de grenzen van de wet”. b. “Geef zorg binnen de grenzen van de huisregels”. c. “Geef zorg binnen de grenzen van de wet en huisregels.” d. “Geef altijd zorg”.
Maak casussen over de taak, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de (leerling) verpleegkundigen
Casus I Een leerling –verpleegkundige krijgt de opdracht een subcutane injectie uit te voeren bij een patiënt. Wat moet deze leerling zich afvragen, voordat zij de handeling gaat verrichten?
97
Casus II
Een arts geeft mondeling opdracht aan een verpleegkundige om de patiënt 5 mg morfine toe te dienen. De verpleegkundige geeft aan jou (1e jaars leerling verpleegkundige) schriftelijk de opdracht de patiënt 5 mg morfine intramusculair in te spuiten. Jij geeft- zonder bijsluiter goed te lezen- 5 mg morfine intramusculair in het midden van de rechter bil van de patiënt. Na de injectie klaagt de patiënt over pijn. Als hij later uit bed wil komen, blijkt dat hij moeilijk kan lopen met het rechterbeen. Bij nader onderzoek komt naar voren dat de patiënt een rode plek heeft midden op de rechterbil. De patiënt wordt verteld dat het medicijn op de verkeerde plaats in ingespoten. Na drie maanden kan de patiënt nog steeds niet zijn beroep uitoefenen.
1. Behoorde de handeling tot de taak van de 1e jaars leerling verpleegkundige? 2. Is de handeling verantwoord door de 1e jaars leerling uitgevoerd? 3. Is de 1e jaars leerling aansprakelijk voor de schade?
Casus III Mevrouw Hanoi komt voor een angiografie na een hartinfarct. Voor het onderzoek zegt zij met nadruk dat zij geen bloed wil, omdat ze Jehova-getuige is. Volgens het afdelingsprotocol moeten patiënten tot twee uur na een angiografie elk kwartier gecontroleerd worden op: polsfrequentie, bloeddruk, pulsatie van het been waar het drukverband is aangelegd en het doorbloeden van de wond. Na terugkomst in haar eenpersoonskamer blijkt bij de eerste controle alles in orde: het drukverband zit niet te strak, de wond lekt niet door en pols en bloeddruk zijn goed. De 1e jaars leerling verpleegkundige die belast is met de controle van mevrouw Hanoi, vergeet door de drukte op de afdeling de patiënt een bel te geven en haar na de eerste controle verder te observeren. Als zij na een uur in de kamer van mevrouw Hanoi komt, vindt zij haar in een shock ten gevolge van een zeer groot bloedverlies. Tien dagen later overlijdt mevrouw Hanoi ten gevolge van dit bloedverlies,
98
1. Behoorde de handeling tot de taak van de 1e jaars leerling verpleegkundige? 2. Is de handeling verantwoord door de 1e jaars leerling uitgevoerd? 3. Is de 1e jaars leerling aansprakelijk voor de schade?
Casus IV Een patiënt wordt in het ziekenhuis opgenomen vanwege een operatie waarbij een stukje bot uit haar linkerheup wordt weggehaald en in haar rechterpols wordt gezet. De dag na de operatie moet de patiënte worden gemobiliseerd. De 1e jaars leerling-verpleegkundige helpt daarbij de patiënte, die over duizeligheid klaagt. De patiënt valt op haar linker heup. Daarbij wordt de heup zodanig beschadigd dat een nieuwe operatie noodzakelijk is. De leerlingverpleegkundige heeft, ondanks dat de patiënt daarom vroeg, geen collega ter assistentie geroepen. De patiënte is 1.59m en weegt 72 kg.
1. Kan de verpleegkundige arbeidsrechtelijk aansprakelijk gesteld worden voor de schade aan de patiënt? En aan de zorginstelling? Motiveer je antwoord. 2. Hoe groot is de kans dat de verpleegkundige strafrechtelijk wordt vervolgd? Motiveer je antwoord. 3. Hoe groot is de kans op tuchtrechtelijke veroordeling? Motiveer je antwoord. 4. Veranderen je antwoorden als het een verpleegkundige betreft? Motiveer je antwoord.
Casus V Na een suïcidepoging wordt een vrouw van 35 jaar opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De vrouw is getrouwd en moeder van twee kinderen. Zij heeft eerder suïcidepogingen ondernomen. De vrouw lijdt aan een endogene depressie. De behandelend psychiater geeft aan de verpleegkundigen van de afdeling de opdracht de vrouw goed in de gaten te houden; ze hoeft niet te worden gesepareerd (alleen opgesloten in een kale ruimte). De verpleegkundigen spreken met de vrouw af dat zij zich meldt als ze de huiskamer van de 99
afdeling verlaat. Op een zeker moment is ze verdwenen. Na een zoektocht wordt ze ontdenkt in een sloot achter het ziekenhuis. Ze blijkt overleden. 1. Is hier sprake van een toerekenbare tekortkoming van de verpleegkundigen? Motiveer je antwoord. 2. Wat kunnen de juridische gevolgen zijn voor de verpleegkundigen?
Casus VI Een patientje van een ziekenhuis overleed ten gevolge van de veel te grote dosis digoxine (2 milliliter in plaats van 0,2 milliliter) die hem intraveneus was toegediend. De arts die de injectie had toegediend en de verpleegkundige die de injectie had gevuld en klaargelegd hadden overleg gevoerd over de juiste hoeveelheid. De juiste hoeveelheid stond op het medicijnkaartje, maar de arts had niet nagegaan of de inhoud van de spuit overeenkwam met het bijbehorende medicijnkaartje.
Denk je dat de arts en/of de verpleegkundige strafrechtelijk zijn veroordeeld? Motiveer je antwoord.
Casus VII Jij ( eerste jaars verpleegkundige) loopt stage op de PG- afdeling in verpleeghuis Zonneschijn. Mevrouw Jansen is opgenomen op de PG afdeling . In verband met een longontsteking is antibiotica i.m. voorgeschreven. Een gediplomeerde verzorgende vraagt aan jou om de antibiotica te geven. Jij doet immers de opleiding tot verpleegkundige en mag dat vast wel doen. 1. Welk antwoord geef je de verzorgende? 2. Ga je de antibiotica geven aan mevrouw Jansen? Motiveer je antwoord. 100
Casus VIII
Lees onderstaand krantenbericht
101
Vraag Is de verpleegkundige aansprakelijk? Motiveer je antwoord.
Casus IX
Lees onderstaand krantenbericht
102
Vraag: Is de verpleegkundige aansprakelijk? Motiveer je antwoord.
Casus X.
Lees onderstaand krantenbericht
Kalium direct in bloedbaan van patiënte gespoten
Fatale fout verpleegkundige
Adrianne De Koning Rotterdam
Een fout van een verpleegkundige is een patiënte in het Maasstad ziekenhuis in Rotterdam fataal geworden. Bij de oudere vrouw werd kalium direct in de bloedbaan gespoten. Luttele minuten later was ze overleden. Justitie onderzoekt de zaak. De jonge, net afgestudeerde verpleegkundige is op staande voet ontslagen. “een menselijk drama voor de patiënt, haar familie en de verpleegkundige”, aldus de directeur van het ziekenhuis. De verpleegkundige kreeg de opdracht het te kort aan kalium bij de patiënt aan te vullen. Een onschuldige stof die levensgevaarlijk wordt als het direct wordt ingespoten. De directeur: “Kalium wordt op de opleiding altijd genoemd als voorbeeld van een onschuldig middel, dat een heftige uitwerking kan hebben”. Tot drie keer toe ging de verpleegkundige in de fout. Ze had in het “protocollenboek” kunnen lezen dat kalium verdund via het infuus moet worden 103
toegediend. Verder zag zij de waarschuwing op de ampul over het hoofd en vergat zij een collega de spuit te laten controleren, wat verplicht is. De fouten hadden trieste gevolgen Op de ziekenzaal kreeg de patiënt een acute hartstilstand. De onnatuurlijke dood werd gemeld bij Justitie. Zij onderzoekt wie verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden.
Vraag: Is de verpleegkundige aansprakelijk? Motiveer je antwoord.
Bron: AD 20-4-2006
Opdracht Verbind de begrippen uit de twee rijen met elkaar:
Strafrecht
schadevergoeding
Bestuursrecht
overplaatsing
Arbeidsrecht
bestuurlijke boete
Burgerlijk recht
gevangenisstraf
Lees onderstaand krantenbericht Ophef over seksuele handelingen in de thuiszorg 09 maart 2010 Vakbond NU’91 noemt het verlenen van seksuele diensten door verpleegkundigen en verzorgenden in de thuiszorg 'te gek voor woorden'. De vakbond reageert hiermee op het bericht van een 24-jarige studente hbo-v. Zij kreeg van een PGBcliënt de vraag hem seksueel te bevredigen. De verzorgenden met wie de studente meeliep, deden dit en vonden dit normaal. Takenpakket verpleegkundige De geschrokken hbo-v studente meldde haar ervaringen bij de politie, het bemiddelingsbureau en bij 104
NU’91. Michel van Erp, teamleider belangenbehartiging bij NU’91, moedig en bewonderenswaardig dat deze studente aan de bel heeft getrokken: 'Dit soort handelingen hoort niet tot het takenpakket van verzorgenden en verpleegkundigen. Zij horen deze vraag ook niet te krijgen.' 'Je hoeft er niet op in te gaan' Per Saldo, de belangenorganisatie van PGB-cliënten, noemt het voorval met de cliënt geen onbekend fenomeen en ziet er ook geen probleem in. 'Iedere cliënt is vrij om te vragen wat hij of zij wil. En iedere zorgverlener is vrij om daar al dan niet op in te gaan', zegt een woordvoerster van Per Saldo in het Eindhovens Dagblad. Bespreken met collega's NU’91 vindt deze reactie 'te gek voor woorden'. 'Seksuele handelingen horen níet bij het takenpakket van verpleegkundigen en verzorgenden.' Als verzorgende en verpleegkundige mag je dit soort vragen dan ook niet accepteren, vindt de vakbond. De beroepsorganisatie roept hen op dergelijke zaken altijd met collega’s te bespreken of bij de vakbond aan te kloppen voor advies. Bron: NU’91 / Skipr Door: redactie Nursing
Bram schrijf als reactie hierop het volgende Bram 18-08-10 - 18:59
Vol ongeloof lees ik weer een aantal reacties! Het verzorgend of verplegend personeel dient niet bezig te zijn met seksuele handelingen, met of zonder handschoenen moet geen verschil uitmaken! Ik vermoed dat Marja deze dialoog niet serieus neemt anders zou ik je aanraden om misschien een baan te zoeken in het hartje van Amsterdam. In de praktijk kan een (ongewenste) erectie of ejaculatie voorkomen. Denk je hierbij in dat dit voor de zorgvrager moeilijk kan zijn maar ook zeker voor de broeder of de zuster. Op school worden deze situaties tegenwoordig wel besproken maar de praktijk is toch altijd anders. Om er een "koud washandje" op te legen is al lang uit de tijd (hopelijk!!). Efine ik denk dat weinig broeders of zuster dit bespreekbaar (en dan niet confronterend) durven te maken met de hulpbehoevende, dit zou al een goede stap in de richting zijn. Efine, het blijft gelukkig mensenwerk maar dat wil niet zegen dat daarbij enige vorm van seksualiteit hoort! Wat mij trouwens wel vaker opvalt in mijn eigen beroepsgroep is dat regelmatig vrouwelijke collega's zich erg schaars kleden. Inkijk, bh's die zichtbaar zijn.. Ook absoluut geen juiste zaak. Bram van der Hooft Vragen: a. Zijn de seksuele handelingen een taak voor de HBO-V studente/een verpleegkundige? Welke gevolgen zijn hieraan verbonden voor de HBO-V studente/een verpleegkundige? Motiveer je antwoord. b. Is het juridisch juist wat Bram van der Hooft in de laatste alinea schrijft? Motiveer je antwoord.
105
Lees onderstaand bericht
Schorsing om beledigen cliënten op Hyves 16 augustus 2007 Een medewerker van zorginstelling Talant is geschorst omdat zij op vriendennetwerk Hyves haar cliënten heeft beledigd. De vrouw vergeleek op de website haar werk met verstandelijk gehandicapten met dat van oppasser in de dierentuin. Zij schreef dit op Hyves aan een andere medewerker van Talant. Volgens het Friese Talant is dit een 'zeer pijnlijk' voorval en voorlopig is de betreffende medewerkster geschorst. Cliëntencontact De andere medewerker is niet naar huis gestuurd, omdat het in dat geval gaat om een administratieve functie en er dus geen sprake is van direct cliëntencontact. Vraag a. Wie heeft de medewerker geschorst? b. Betekent schorsing ook aansprakelijkheid? Motiveer je antwoord. c. Wat vind je van de schorsing/aansprakelijkheid van de medewerker?
Evaluatie
Lees onderstaand krantenbericht
106
Stel, dat de prikpen door jou (1e jaars leerling verpleegkundige) “verkeerd is gebruikt” bij patiënten in jouw zorginstelling. Ben je aansprakelijk voor je handelen?
107
Literatuur thema VII Handeling - taak - uitvoering - aansprakelijkheid Intro Zorg verlenen moet met zorgvuldigheid gebeuren. Het gaat tenslotte om de gezondheid van mensen. Patienten/clienten/bewoners hebben recht op goede zorg. De zorginstelling en de individuele hulpverleners moeten hiervoor zich inspannen. Die zorgvuldige inspanning bij zorg verlenen mag ook van leerling-verpleegkundigen worden verwacht; zowel bbl-ers als bol-ers. Vanuit juridisch oogpunt betekent onzorgvuldig handelen: mogelijke aansprakelijkheid. Je moet de negatieve gevolgen dragen voor je handelen. Om aansprakelijkheid te voorkomen (en kwaliteit van zorg te verzekeren!), is het belangrijk te weten hoe je zorgvuldig te werk moet gaan. Elke keer als je als leerling-verpleegkundige werkzaamheden wil gaan verrichten, moet je je daarom een aantal vragen stellen: -Over welke handeling gaat het? -Is deze handeling een taak van mij? -Zo, ja: hoe voer ik deze taak op een verantwoorde wijze uit? IN SCHEMA:
taak
op verantwoorde wijze uitgevoerd
niet aansprakelijk
niet uitgevoerd
wel aansprakelijk
op onverantwoorde wijze uitgevoerd
wel aansprakelijk
wel uitgevoerd
wel aansprakelijk
niet uitgevoerd
niet aansprakelijk
handeling
geen taak
In het recht zijn gelukkig antwoorden te vinden op genoemde vragen. De zorginstelling speelt een belangrijke rol: functieomschrijvingen, protocollen, praktijkopdrachtenboek . Maar ook de wetgever 108
geeft in diverse wetten aan wat we van leerling-verpleegkundigen mogen verwachten. Wat mag je doen en onder welke voorwaarden en wat moet je beslist nalaten. We hebben eerder kennis gemaakt met bijvoorbeeld de WGBO. In dit thema staan we vooral stil bij de Wet BIG; de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg. Het is belangrijk dat je je zowel houdt aan de regels van de instelling als aan de regels van de wetgever.
1. Handeling Hulpverleners verrichten handelingen in het kader van het zorgproces. Dat begint bij het verzamelen van informatie over de patiënt om het gezondheidsprobleem vast te stellen bij de patiënt, het formuleren van een doel (wat wil je bereiken met de zorgverlening), het opstellen van een plan (hoe ga je dat doel bereiken), het uitvoeren van het plan, evalueren en bijstellen en handelingen die te maken hebben met het goed laten werken van de zorgorganisatie als geheel of afdeling. Het zijn tientallen grote en kleine, moeilijke en makkelijk activiteiten bij elke patiënt/voor een groep patiënten. Haal in elke situatie/casus de handeling eruit waarbij je als (leerling-)verpleegkundige betrokken wordt. Immers, over deze handeling moet je je afvragen: taak of geen taak?
2. Taak 2.1 Regels van de zorginstelling De zorginstelling heeft je aangenomen als leerling-verpleegkundige. Als leerling moet je het beroep leren. Dat doe je op school en in de zorgorganisatie. Je sluit met de school en de zorgorganisatie een beroepspraktijkovereenkomst (bpv-overeenkomst, zie bijlage). De zorgorganisatie richt de beroepspraktijkvorming (BPV) zo in dat de leerling de beroepstaken (verlenen van verpleegkundige basiszorg, voorlichten en begeleiden, verrichten van verpleegtechnische handelingen, uitvoeren van organisatie en professiegebonden taken) zoals voortkomen uit het kwalificatiedossier en uitgewerkt in de studiehandleiding kan behalen. Deze beroepstaken zijn geconcretiseerd in beroepsproducten en werkprocessen, waarin alle handelingen staan die je moet kennen en kunnen. In praktijkopdrachten is de vertaling vervolgens gemaakt voor het onderwijs in de zorgorganisatie. Tijdens de BPV wordt je begeleid door een werkbegeleider. Met hem/haar bespreek je je POP en PAP, waarin je aangeeft wat je wilt gaan leren en welke activiteiten je hiervoor gaat doen. Begeleiding bij de uitvoering van de praktijkopdrachten mag je verwachten. Het is een belangrijke bron om de vraag te kunnen beantwoorden of een handeling tot je taak gerekend mag worden. Als de beroepsopdracht voldoende is afgerond, zal de begeleiding naderhand minder zijn bij de uitvoering van de handelingen die in de beroepsopdracht verwerkt zijn. Je hebt laten zien dat je de handeling beheerst. Elke situatie is echter anders, vandaar dat je je steeds moet afvragen of je de handeling ook in die nieuwe situatie aankunt. De rechter zal –als hij voor de vraag wordt gesteld- je handelswijze toetsen aan de hand van de volgende vraag:
109
“Mocht je in redelijke mate aannemen dat je de handeling naar behoren kon uitvoeren?”
Dat is dus ook jouw toetssteen. Naarmate de opleiding vordert (gevorderd I en II, startbekwame fase) neemt de omgang van je takenpakket toe; in aantal handelingen en de complexiteit ervan. De leerling is volgens de BVP- overeenkomst verplicht de binnen de zorginstelling in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid gegeven regels, voorschriften en aanwijzingen in acht te nemen. Regels vindt je niet alleen in opdrachtenboek. Ook in andere documenten vind je regels: protocollen en andere huisregels. Voorbeeld De praktijkopdracht “wassen van een patiënt” heb je voldoende afgesloten. Een dag later word je gevraagd door leidinggevende zonder begeleiding een patiënt te wassen die brandwonden blijkt te hebben. Dat is mogelijk niet een zelfde soort situatie als gisteren. Stel je de vraag: mag ik nu aannemen dat ik deze wasbeurt aankan? Wellicht dat bijv. het brandwonden protocol antwoord kan geven. Of maak je gebruik van de kennis die je tijdens school/praktijk hebt opgedaan. Bij twijfel, overleg met je werkbegeleider. Hij kan aanwijzingen geven, toezicht houden of besluiten de handeling niet door jou te laten verrichten. Bij problemen en conflicten tijdens de BPV, geeft de BPV overeenkomst de route aan die je moet lopen. Bijvoorbeeld als je toch een handeling krijgt opgedragen die naar jou idee niet tot je taak behoort (art. 16).
BBL-leerling Voor de bbl-er betekent de praktijk niet alleen het leren van het beroep (onderwijs), maar ook het leveren van een arbeidsprestatie. Dit komt tot uiting door het afsluiten – na de beginnersfase- van een leer-arbeidsovereenkomst; de bbl-er sluit in de beginnersfase een leerovereenkomst. Volgens de CAO kan er een afwijkende geschillenregeling worden overeengekomen. Na diplomering kun je een arbeidsovereenkomst afsluiten. In het model leer-arbeidsovereenkomst (bij de CAO-ziekenhuizen) staat het zo verwoord (art. 2): Werkgever verplicht zich werknemer op te leiden tot verpleegkundige terwijl werknemer zich verplicht om de in het kader van de opleiding gegeven opdrachten uit te voeren, met in achtneming van de eigen verantwoordelijkheid. Een en ander met in achtneming van de bepalingen van het opleidingsreglement/studiehandleiding of BPV-overeenkomst. Op grond van de CAO – die alleen geldt voor medewerkers met een (leer-)arbeidsovereenkomstkunnen er ook regels zijn over handelingen die wel of niet tot je taak behoren. Denk aan taakfunctieomschrijvingen en tijdelijke wijzigingen erin.
110
Gewetensbezwaarden Een bijzondere situatie is dat een handeling wel tot je taak behoort, maar door een bijzondere omstandigheid niet. Je hebt ernstige gewetensbezwaren bij medewerking aan de handeling. De CAO geeft aan hoe hiermee de instelling behoort om te gaan. Bijvoorbeeld: CAO-Ziekenhuizen Artikel 3.2.10. Algemene verplichtingen werknemer 1. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar zijn beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven. (…. ). Niettemin heeft de werknemer het recht op grond van ernstige gewetensbezwaren het uitvoeren van bepaalde opdrachten te weigeren. In dit geval draagt de directie er zorg voor dat binnen de afdeling van betrokken werknemer zodanige maatregelen worden getroffen dat dit recht effectueerbaar is. De directie draagt zorg voor een juiste informatie aan alle betrokkenen binnen de afdeling.
Hoe zit het met bol-leerlingen?
(Leerling-)verpleegkundigen kunnen door de zorginstelling aansprakelijk worden gesteld als zij handelingen verrichten die niet tot hun taak gerekend wordt. In hoofdstuk 4 gaan we hierop in.
111
2.2 Regels van de wetgever (waaronder de Wet BIG) De zorginstelling moet bij het geven van opdrachten en aanwijzingen zich natuurlijk houden aan de eisen van de wetgever. Denk aan de regels in de WGBO waarin is aangegeven dat de patiënt geïnformeerd behoort te worden, de zorg alleen gegeven mag worden als de patiënt met de zorg heeft ingestemd en zijn privacy wordt gewaarborgd. Handelingen die in strijd zijn met de WGBO behoren niet tot je taak. Er zijn veel meer wetten waaraan de instelling en jij zich moet houden. Een belangrijke wet voor jou is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG). Het gaat in deze wet om handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Dit zijn geneeskundige/verpleegkundige verrichtingen, onderzoeken en het geven van raad die direct betrekking hebben op een persoon en die ertoe dienen zijn gezondheid te bevorderen of te beschermen. 2.2.1
Doelstellingen van de Wet BIG
De voorganger van de Wet BIG was de Wet uitoefening geneeskunst (WUG). Deze wet regelde dat alleen artsen de geneeskunst mochten uitoefenen. Alternatieve hulpverleners waren strafbaar als zij zich als hulpverlener aanboden. En dat terwijl heel veel patiënten vertrouwen hadden in de zorg van een homeopaat of een natuurgenezer. Ook de wetgever vond dat patiënten meer keuzevrijheid zouden moeten krijgen, maar deze vrijheid mocht natuurlijk niet leiden tot schadelijke gezondheidszorg. Met de komst van de Wet BIG in 1997 zijn deze doelen in de wet gerealiseerd. De WUG is ingetrokken. In de praktijk blijft er spanning bestaan tussen de twee doelen.
112
2.2.2
Hoofdlijnen de Wet BIG
Iedereen die als beroep of in opleiding hiervoor de individuele gezondheidszorg uitoefent, moet zich houden aan de regels uit de Wet BIG. Dat geldt voor de beroepsbeoefenaar die een opleiding heeft gehad waaraan de wet BIG regels heeft gesteld (zoals een arts of een verpleegkundige), maar ook voor beroepsbeoefenaars die een andere of geen opleiding hebben gehad. Denk aan doktersassistent, een alternatieve genezer of leerlingen. Het uitoefenen van de individuele gezondheidszorg is in de Wet BIG vrijgelaten. Elke zelfstandige beroepsbeoefenaar van de individuele gezondheidszorg mag zich aanbieden als hulpverlener. Het is vervolgens aan de patiënt/cliënt en de beroepsbeoefenaar te beslissen of er een behandelingsovereenkomst (WGBO) tot stand komt. De leerling-verpleegkundige moet zich daarnaast houden aan de regels van de zorginstelling. Die maakt het natuurlijk niet mogelijk dat je je eigen patiënten opneemt, verpleegt en ontslaat…. De Wet BIG stelt wel eisen aan de beroepsuitoefening van de beroepsbeoefenaar: -Geen misbruik maken van een beschermde titel. -Alleen een voorbehouden handeling verrichten als de beroepsbeoefenaar hiervoor bevoegd is. -Geen schade of grote kans op schade veroorzaken aan gezondheid patiënt/cliënt.
Als de beroepsbeoefenaar deze eisen niet nakomt, kan de beroepsbeoefenaar aansprakelijk gesteld worden.
2.2.3 Bescherming van de titel De Wet BIG zijn zo’n 25 titels wettelijk beschermd. Dat wil zeggen: je mag een bepaalde titel niet gebruiken als je niet aan bepaalde eisen voldoet (bijvoorbeeld een bepaald diploma of registratie in het BIG-register). Zorginstellingen en patiënten mogen er dus op vertrouwen dat iemand zich niet uitgeeft voor arts of verpleegkundige als hij niet aan de eisen voldoet. Leerling-verpleegkundigen zijn niet BIG-geregistreerd, en mogen zich dus geen “verpleegkundigen” noemen; “leerling-verpleegkundige” is wel toegestaan. Bij misbruik van een beschermde titel kan je bestuursrechtelijk of en bij herhaling strafrechtelijk worden aangesproken (zie hoofdstuk…)
2.2.4
Voorbehouden handelingen
Lijst van voorbehouden handelingen 113
Om de zorgvrager te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig gedrag is er in de Wet BIG een bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen opgenomen. Alleen hulpverleners die bevoegd zijn, mogen voorbehouden handelingen uitvoeren. Voorbehouden handelingen zijn handelingen die volgens de wetgever onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de zorgvrager meebrengen als ze door een ondeskundige worden uitgevoerd. Volgens de wet zijn er 14 categorieën van voorbehouden handelingen: *heelkundige handelingen; *handelingen verrichten met gebruik van radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden; *verloskundige handelingen; *het verrichten van endoscopieën; *het verrichten van electieve cardioversie; *het verrichten van catheterisaties; *het toepassen van defibrilaties; *het geven van injecties; *het toepassen van elektroconvulsieve therapie; *het verrichten van puncties; *het onder narcose brengen; *steenvergruizing voor geneeskundige doeleinden; *het verrichten van handelingen met geslachtscellen of embryo’s gericht op het tot stand brengen van een zwangerschap; *het voorschrijven van geneesmiddelen die volgens de Geneesmiddelenwet alleen op recept mogen worden verstrekt
Er zijn in de praktijk meer handelingen die risicovol voor de patiënt zijn als de handeling door ondeskundige hulpverleners worden uitgevoerd, maar die niet door de wetgever als voorbehouden handeling zijn aangewezen. Zo is het aanbrengen van hechtingen een heelkundige handeling, maar het verwijderen van de hechtingen niet. Volgens de BIG behoort een aantal voorbehouden handelingen tot het beroep van verpleegkundige . Ze komen dan ook in de opleiding -in ieder geval op school- aan de orde: -maagsonde of infuus in armen/benen inbrengen (catheterisatie); 114
-intramusculaire, subcutane en intraveneuze injecties geven (injecteren); -blaaskatheter inbrengen en uithalen (catheterisatie) en -het verrichten van een venapunctie en een hielprik bij pasgeborenen (puncteren)
Bevoegdheidsregeling Voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen geldt een bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen. In de wet BIG wordt een aantal beroepsbeoefenaars genoemd die zelfstandig bevoegd zijn om voorbehouden handelingen uit te voeren. Dat zijn artsen, tandartsen en verloskundigen die bekwaam zijn. Zelfstandig bevoegden mogen voorbehouden handelingen indiceren en uitvoeren. De overige beroepsbeoefenaars (ook leerling-verpleegkundigen) mogen alleen onder voorwaarden een voorbehouden handeling uitvoeren. Zij worden de “niet-zelfstandig bevoegden” genoemd. In de wet zijn de volgende voorwaarden opgenomen om voorbehouden handelingen als nietzelfstandige bevoegde uit te voeren: -De opdracht moet afkomstig zijn van een zelfstandig bevoegde. -De beroepsbeoefenaar voert de handeling uit volgens de aanwijzingen van de opdrachtgever. -De beroepsbeoefenaar moet redelijkerwijs mogen aannemen dat hij bekwaam is om de opdracht behoorlijk uit te voeren.
De zelfstandig bevoegde mag de opdracht tot het uitvoeren van de voorbehouden handeling door een niet-zelfstandige bevoegde pas geven als aan de volgende voorwaarden is voldaan: -Aanwijzingen geven over de uitvoering, indien deze aanwijzingen redelijkerwijs nodig zijn. -Toezicht houden op de uitvoering, indien dit toezicht redelijkerwijs nodig is. -Garanderen dat er een mogelijkheid is om in te grijpen, indien deze garantie redelijkerwijs nodig is. -Redelijkerwijs mogen aannemen dat de uitvoerder bekwaam is om de opdracht behoorlijk uit te voeren.
Als er sprake is van een noodsituatie, gelden de voorwaarden niet.
Beoordeling voorwaarden voor bevoegdheid In de praktijk is het soms lastig om te bepalen of je aan de wettelijke voorwaarden voldoet. 115
1. Het is niet noodzakelijk dat degene die de opdracht krijgt, de opdracht ook uitvoert. Opdrachten die overdag gegeven zijn door de arts, moeten soms 's avonds of 's nachts worden uitgevoerd door een ander. Degene die de opdracht heeft gekregen, zal die dan op een zorgvuldige wijze moeten overdragen aan een collega. Goede documentatie in het zorgdossier is vereist. Als je twijfelt over de vraag of de opdracht van een arts afkomstig is, dan doe je hier navraag naar bij je leidinggevende of de arts. 2. De arts kan aanwijzingen op twee manieren aanwijzingen geven. Een algemene aanwijzing, zoals het gebruik van een bepaald protocol . Of een specifieke aanwijzing, zoals deze is opgenomen in het zorgdossier van een bepaalde cliënt. Als de arts geen aanwijzingen geeft, wil dat niet zeggen dat je vrij bent de handeling naar eigen inzichten uit te voeren. Immers, de arts is alleen verplicht die aanwijzingen te geven die redelijkerwijs nodig zijn. Als je de aanwijzingen onduidelijk vindt, dan vraag je om verheldering van de aanwijzingen. 3. Als de voorbehouden handeling is afgetekend, is dat natuurlijk geen garantie dat je de handeling ook kunt uitvoeren. Je moet je -elke keer als de arts je vraagt een voorbehouden handeling uit te voeren -, afvragen of je de handeling kunt uitvoeren. Misschien was je wel bekwaam, maar ben je de juiste uitvoering van de handeling nu verleerd. Het gaat niet alleen om bekwaamheid van de handeling sec (bijvoorbeeld: het insteken van de naald). Bekwaamheid moet ook aanwezig zijn voor de voorbereiding en nazorg. Denk aan complicaties nadat de voorbehouden handeling is uitgevoerd. Je moet op complicaties op een juiste manier reageren. Bekwaamheid wordt bepaald door scholing en ervaring. Laat je wijze van handelen regelmatig toetsen door een collega met veel ervaring. Bij twijfel over je bekwaamheid, moet je de opdracht niet accepteren. Indien je aanwijzingen van de arts wilt of je vindt toezicht van de arts nodig, vraag erom! Bedenk: de Wet BIG spreekt van een “bevoegdheid”, geen verplichting om een voorbehouden handeling uit te voeren. Als je de opdracht al hebt geaccepteerd en je vindt toch dat je toch onbevoegd bent, geef de opdracht aan de arts dan terug. Geef het duidelijk aan.
2.2.5 Schade aan gezondheid cliënt Het uitoefenen van de individuele gezondheidszorg is volgens de Wet BIG vrij, maar je mag als zorgverlener geen schade of grote kans op schade veroorzaken aan de gezondheid van de cliënt. Dat geldt ook voor niet-voorbehouden handelingen! De kans dat je schade veroorzaakt is het grootst als je niet bekwaam bent. Vooral leerling-verpleegkundigen moeten zich realiseren dat hun bekwaamheid in de beginfase van hun opleiding natuurlijk beperkt is.
2.3 Combinatie regels van de zorginstelling en wetgever De wet BIG (en andere wetten) regelt de voorwaarden die volgens de wetgever gelden. De zorginstelling waar je werkt of stage loopt stelt zijn eigen voorwaarden. Zo kan de zorginstelling in taak-/functieomschrijvingen hebben vastgelegd dat bijvoorbeeld verpleegkundigen mogen injecteren en geen venapunctie mogen verrichten. Verder kan de zorginstelling voorwaarden stellen aan de 116
uitvoering van een voorbehouden handeling. Bijvoorbeeld dat de opdracht van de arts altijd schriftelijk moet worden gegeven, dat een bepaalde scholing verplicht is, dat een schriftelijke geldige bekwaamheidsverklaring die de instelling heeft afgegeven aan de werknemer vereist is, dat de protocollen van de zorginstelling moeten worden nageleefd, dat je werkbegeleider bij een bepaalde handeling altijd aanwezig moet zijn, enz. De instelling zal natuurlijk ook eisen stellen aan de uitvoering van niet-voorbehouden handelingen door leerling-verpleegkundigen. Kortom, voordat je een (voorbehouden) handeling uitvoert, moet je nagaan of je voldoet aan de eisen van de wetgever en de zorginstelling. Als je niet voldoet aan alle voorwaarden van de wetgever en of zorginstelling, moet je de opdracht weigeren. Regels van de werkgever
Regels van de wetgever
In welk gebied bevinden zich de handelingen die tot je taak behoren?
Handelingen die niet tot je taak behoren, behoor je te verrichten, tenzij je ernstige gewetensbezwaren hebt.
3
Verantwoorde wijze uitvoeren van de taak
Je gaat je taak uitvoeren: het medicijn geven aan de patiënt, de bewoner uit bed halen, een gesprek met de cliënt voeren, de wond opnieuw verbinden, een injectie geven, enz. enz. Je moet verantwoording kunnen/willen afleggen over de manier waarop je de handeling (taak) zal gaan uitvoeren en/of hebt uitgevoerd. Bij het afleggen van verantwoordelijkheid over je wijze van handelen, gaat het in de kern om de beantwoording van twee vragen: 117
a. Handelt de hulpverlener volgens de beroepsnorm? Zo ja, dan is de hulpverlener niet aansprakelijk. b. Zo nee, is dat de hulpverlener dan aan te rekenen (verwijtbaar)? Nee: niet aansprakelijk. Zo ja, wel aansprakelijk. De definitie van de beroepsnorm luidt: “De hulpverlener heeft gehandeld zoals je dat zou mogen verwachten van een redelijk bekwame vakgenoot die in gelijke omstandigheden verkeerde.” Het gaat dan om begrippen als voldoende aandacht/zorg en voldoende bekwaamheid gezien de situatie waarin de zorg door de hulpverlener wordt/werd gegeven. Als deze beroepsnorm niet wordt gehaald, dan is de vraag belangrijk of dat de hulpverlener ook te verwijten is. Je moet schuld hebben aan het niet handelen volgens de beroepsnorm. Als die schuld aanwezig is, is de kans op aansprakelijkheid aanwezig.
118
4
Aansprakelijkheid
Er zijn verschillende mogelijkheden om het gedrag van de (leerling-) verpleegkundige te corrigeren als hij onvoldoende in staat is verantwoording af te leggen voor zijn gedrag. Behalve in de Wet BIG zijn er andere wetten die de mogelijkheid bieden de hulpverlener aansprakelijk te stellen voor zijn handelswijze: het Wetboek van Strafrecht of het het Burgerlijk Wetboek . We bespreken de mogelijkheden die er zijn als de hulpverlener een leerling-verpleegkundige is. 4.1 Bestuursrecht De inspectie voor de gezondheidszorg ziet als overheidsorganisatie toe op de kwaliteit van de zorg die hulpverleners en instellingen geven. Patiënten van de leerling- verpleegkundige kunnen aan de inspectie melden als er misstanden plaatsvinden. De inspectie kan ook optreden naar aanleiding van uitspraken van jou in de media. Denk aan talk-shows of consumentenprogramma’s (“verborgen camera opnames”). De inspectie kan na onderzoek een waarschuwing geven, maar ook een bestuurlijke boete (maximaal € 6.700,00) opleggen. In de wet BIG staan een aantal gronden hiervoor: als onbevoegde de opdracht geven tot het uitvoeren van een voorbehouden handeling, als onbevoegde een voorbehandeling uitvoeren, of bij het ten onrechte voeren van een beschermde titel.
4.2 Strafrecht De verhouding tussen overheid en burger valt onder het strafrecht. Het strafrecht geldt niet alleen voor de gezondheidszorg, maar voor alle sectoren, privé en publiek. Naast de strafbepalingen in de Wet BIG en andere wetten die speciaal voor de zorg gelden, vinden we verder de meeste strafbepalingen in het Wetboek van strafrecht (moord, doodslag, mishandeling, dood door schuld, enz). In de wet BIG kan het strafrecht gebruikt worden als de hulpverlener reeds eerder tweemaal een bestuurlijke boete voor dezelfde gedraging (bijvoorbeeld: onbevoegd uitvoeren van een voorbehouden handeling) heeft opgelegd gekregen of er sprake is van een opzettelijke/roekeloze gedraging die een direct gevaar voor de gezondheid/veiligheid van de mens tot gevolg heeft (€ 3700,00/3 maanden gevangenisstraf). De Officier van Justitie kan –bij voorbeeld na aangifte van de cliënt/zorginstelling/inspectie bij de politie- overgaan tot strafvervolging als er strafbare feiten (overtredingen en misdrijven) zijn gepleegd door de leerling-verpleegkundige. Het strafrecht wordt gezien als het “laatste redmiddel”, als andere sanctie mogelijkheden ontbreken of het gedrag zo ernstig onverantwoord is geweest dat een strafrechtelijke sanctie op zijn plaats is. De Officier van Justitie heeft de bewijslast: hij moet volledig bewijzen dat de leerling-verpleegkundige (verdachte) het strafbare feit heeft gepleegd en dat er opzet of zware schuld bij de leerling-verpleegkundige aanwezig is geweest. De verdachte heeft het recht om te zwijgen en recht op een advocaat. De strafrechter beslist na een strafrechtprocedure of de hulpverlener straf krijgt en hoe hoog de straf is. De sancties die een rechter kan opleggen zijn: gevangenisstraf, boete, taakstraf, beroepsverbod, enz. De strafrechter kan 119
ook besluiten tot “schuldig verklaring aan het strafbaar feit, zonder oplegging van straf”. Een eventuele aansprakelijkheidsverzekering geldt niet in het strafrecht. De boete moet je zelf betalen.
4.3 Burgerlijk recht Burgers sluiten overeenkomsten: beroepspraktijkovereenkomst, behandelingsovereenkomst, arbeidsovereenkomst, koopovereenkomst, enz. Een burger kan een andere burger aansprakelijk 120
stellen voor schade die hij heeft toegebracht bij de uitvoering van zo’n overeenkomst. Of je brengt in strijd met het recht schade toe aan een ander zonder dat er een overeenkomst is (“onrechtmatige daad”). Burgerrechtelijke aansprakelijkheid betekent meestal het in geld vergoeden van de materiële en immateriële schade.
De patiënt die schade heeft geleden, moet bewijzen ( “wie eist, bewijst”) dat de andere burger hiervoor verantwoordelijk is. Dat wil zeggen, er is sprake van een zogenaamde “toerekenbare tekortkoming”: je hebt schuld aan de onvoldoende prestatie. Is er geen schuld aan de tekortkoming (= overmacht), dan hoeft de schade niet te worden vergoed. In de WGBO is de centrale aansprakelijkheid geregeld; dat wil zeggen dat de zorginstelling aansprakelijk is voor de schade bij een toerekenbare tekortkoming van de instelling/hulpverleners. De patiënt hoeft niet te bewijzen welke hulpverlener exact verantwoordelijk is. De kans dat een cliënt dus een individuele hulpverlener burgerrechterlijk aansprakelijk stelt is dus zeer klein. Zorginstellingen hebben een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
121
Het arbeidsrecht Het arbeidsrecht/onderwijsrecht bepaalt de verhouding tussen (leerling-)verpleegkundige en zorginstelling en school. Zo mag de zorginstelling de medewerker (leerling-verpleegkundige) niet burgerrechtelijk aansprakelijk stellen voor de schade (bijvoorbeeld een schadevergoeding aan de cliënt betaald, kosten voor reparatie van een medisch instrument) die hij heeft toegebracht aan client of zorginstelling. Zie o.a. BW/CAO/BPV-overeenkomst. Volgens de BPV-overeenkomst heeft de school een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten voor de leerling-verpleegkundigen. De zorginstelling doet het voor de werknemers. De werknemer moet de schade die de zorginstelling geleden echter wel betalen als de (leerling-)verpleegkundige opzettelijk de schade heeft veroorzaakt of bewust roekeloos is geweest bij de zorgverlening. Voor leerling-verpleegkundigen geldt hetzelfde. Kortom, de kans dat je schade vergoeding moet betalen is klein. Een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten is dus onnodig en niet effectief: een aansprakelijkheidsverzekering helpt je namelijk niet bij opzet/bewust roekeloosheid. Andere sancties van de zorginstelling zijn wel mogelijk. Sancties als overplaatsing, schriftelijke waarschuwing, beëindigen van de arbeidsovereenkomst /beroepspraktijkovereenkomst zijn sneller te realiseren door de werkgever. Zie voor gronden: de BVP-overeenkomst, CAO en BW. Bij onenigheid kan de burgerlijke rechter (kantonrechter) worden gevraagd te oordelen over hetgeen is gebeurd. Steun van bijvoorbeeld een vakbond of een rechtsbijstandverzekeraar is bijna onmisbaar.
122
Thema VIII BB2.10.8 Crisissituaties: binnen de kaders blijven of er toch buiten treden?
Resultaat
De student kan omgaan met crisissituaties in de zorg
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in reader
Theorie
(Niet) georganiseerde spoedzorg, aansprakelijkheid, overmacht
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 1 uur; bbl: 1uur
Evaluatie
Korte discussie
Werkproces
1.7, 1.8
competentie
V
Verplicht/keuze
Verplicht
Maken van meerkeuzevragen
Voorbereidingsactiviteit Schrijf een korte (verzonnen) casus waarin je in een crisissituatie bent beland. Hoe heb je gehandeld?
Maak casussen en opdrachten over de juridische positie van hulpverlener bij spoedhulp.
123
Ter introductie op de casus “Druk, druk, druk. Mag ik een patiënt weigeren? http://www.youtube.com/watch?v=c9rob1RdOsk
DRUK, DRUK, DRUK. Mag ik een patiënt weigeren? Late dienst en het is druk. Niks nieuws op zich. Maar druk desalniettemin. Er komt hulp en nog iemand. Toch dreigt verdrinking nog altijd. Verdrinking in de werkdruk. We trekken aan de bel. Een vriendelijk avondhoofd verzorgt collega’s van andere afdelingen. Die komen mijn patiënten van eten voorzien en later van drinken. Ondertussen zet ik iemand op de po die naar de wc zou kunnen. Maar dan heb ik een collega nodig en die is voorlopig niet beschikbaar. Ja, mensen krijgen hun eten, maar hulp bij dat eten is eigenlijk niet mogelijk. Gelukkig is het inmiddels laat, dus bezoekuur. Vriendelijke echtgenoten steken eten in hun ernstig vermoeide partners. En zo loopt alles met een sisser af. Iedereen heeft eten. Ja, behalve dan de verpleegkundigen, maar die hebben het toch te druk om het te voelen. Het is inmiddels acht uur, nog steeds geen zusteretenstijd geweest, maar ik moet echt beginnen aan mijn rondes. Anders red ik het niet. Ik moet bloeddrukmeten, tandenpoetsen, rapporten schrijven, pillen delen. Telefoon opnemen. De spoedeisende hulp belt. Of ik even een nieuwe patiënt kan komen halen. Nee, niet zomaar één, maar één voor de beademing. Eén waarbij je elke zoveel minuten bloeddrukken moet controleren en bloedgassen naar het laboratorium moet brengen. Dit kan niet. Dit kan ik niet. Dit kan niemand, volgens mij. Maar moet ik om tien uur ’s avonds mijn baas bellen? Mag ik zo’n ernstig zieke en complexe man weigeren? En zo niet, kan ik dan wel voor hem zorgen? En voor de rest? Gelukkig is het bijna half twaalf… (ingezonden brief in Nursing)
1. Is dit een crisissituatie? Motiveer je antwoord. 2. Wat zou jij doen in deze situatie?
Ik zou de casus ‘helaas, ik kan niet komen invallen’ weglaten. Dit gaat ook over de CAO en die hebben de leerling niet.
124
Zon, zee en zorgen… Vorig jaar was ik op vakantie aan de Noord-Hollandse kust. Ik lag met mijn kinderen op strand te zonnen toen ik plotseling “hulp-geroep” hoorde. Nieuwsgierig als ik ben, ga ik even kijken. Even verderop ligt een oudere man bewusteloos op zijn handdoek. Omstanders hebben de man zo pas nog uit het water zien lopen. De aanwezige echtgenoot is radeloos. Enkele omstanders bellen (naar 112?); ik begrijp dat anderen bezig zijn de strandwacht te roepen. Ik vraag mij af wat ik moet doen? Doordat ik op de afdeling orthopedie als verpleegkundige werkzaam ben, zijn mijn vaardigheden op het gebied van de eerste hulp niet optimaal. Ik besluit daarom niet veel meer te doen dan bij de man te blijven. Enkele minuten later zijn mensen van de strandwacht ter plekke en verrichten eerste hulp, waaronder reanimeren. De man heeft het gered. Naderhand heb ik mij afgevraagd of ik de man eerder had moeten reanimeren. Is iets doen beter dan niets doen? Kan ik aansprakelijk gesteld worden voor het nalaten van zorg?
Probeer deze vragen eens te beantwoorden.
Gebeten en nu besmet? Verpleegkundige Simone wordt tijdens haar dienst op de spoedeisende hulp gebeten door de dakloze Roy. Hij is verslaafd aan crack en agressief. Simone wil graag weten of Roy een overdraagbare ziekte heeft. De snelste manier om daar achter te komen is bloedonderzoek bij hem doen. Maar Roy weigert iedere medewerking. Simone vraagt zich nu af of Roy gedwongen kan worden zijn bloed af te geven. Als hij dat wenst, hoeft hij de uitslag toch niet te weten? Simone denkt: Roy houden we even in de instelling gezien de agressie die hij heeft laten zien en we nemen met spoed bloed bij Roy af! Is de spoedhulp voor Simone gerechtvaardigd?
125
“Helaas, Ik kan niet komen invallen” Door een griepuitspraak is er een groot personeelstekort in het thuisverplegingsteam van Sabrina. Haar leidinggevende belt of ze kan invallen. Hij legt haar de ernstige situatie uit: van de 10 ingeplande collega’s zijn er 4 ziek. Hij heeft Sabrina broodnodig. Maar werken komt Sabrina op dit moment slecht uit. Ze moet nog boodschappen doen en heeft de kinderen. Dus ze zegt: “Nee, ik kan niet komen”. Tip: gebruik ook de CAO-VVT (zie www.abvakabo.nl)
Opdracht van de baas Je werkbegeleider zegt tegen de 1e jaars verpleegkundige: “Ga jij even mevrouw haar medicijnen geven”. “Dat mag ik nog niet”, reageert de 1e jaars verpleegkundige. De werkbegeleider zegt dan: “ Ze moet de medicijnen hebben. Ik heb even geen tijd. Je doet het onder mijn verantwoordelijkheid”. Wat doe je? Wat kunnen mogelijke argumenten zijn om het wel/niet te doen?
EHBO Je wordt als gediplomeerd EHBO-er geroepen bij een ongeval. Een jongen van 10 jaar oud is van het dak van de schuur op de grond gevallen en heeft zijn rechter onderbeen waarschijnlijk gebroken. De rechter broekspijp vertoont een bloedvlek. Je besluit de broek voorzichtig open te knippen om de wond onder de bloedvlek goed te kunnen beoordelen. Stelling: “Voor de schade (kapotte spijkerbroek) ben je civielrechtelijk (= burgerrechtelijk) aansprakelijk”. Beoordeel de stelling.
126
Reanimatie mislukt Op de afdeling verzorg je als 2e jaars leerling-verpleegkundige een patiënt op een eenpersoonskamer. Je hebt je reanimatiecertificaat nog maar net gehaald. Plots zakt de patiënt op de stoel in elkaar. Volledig overmand door de situatie sta je aan de grond genageld. Je doet niets en bent evenmin in staat om de alarmknop in te drukken. Een paar minuten later komt je collega toevallig binnen. Die constateert een bloedsomloopstilstand bij de patiënt en start direct een reanimatie. Ze vraagt aan jou alarm t geven en dat doe je ook. Ondanks de uitgevoerde basale reanimatie en defribillatie overlijdt de patiënt. Stelling: “Het artikel 450 WvS is van toepassing”. Kan er iemand tuchtrechtelijk worden aangesproken? Motiveer je antwoord.
Evaluatie Discussievraag Je bent in het voetbalstadion met je vrienden en vriendinnen. Opeens klapt een stadionbezoeker in elkaar. Geef je eerste hulp?
127
128
Thema IX BB2.10.9. Wilsonbekwaam: andermans beslissing of toch zelfbeslissing?
Resultaat
De student kan het zelfbeschikkingsrecht bij de wilsonbekwame meerderjarige cliënt hanteren
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in reader
Theorie
Wilsonbekwaamheid, vertegenwoordigers, handvatten voor besluitvorming over zorg
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 2uur; bbl: 2 uur
Evaluatie
Eenvoudige casus
Werkproces
1.1 ,1.8 R, N, M, H
Maken van thuisopdracht
competentie Verplicht/keuze
Verplicht
Voorbereidingsactiviteit Vul onderstaande zinnen aan: 1. Een comateuze patiënt is wilsonbekwaam, omdat………………………………. …………………………………………………………………………………………..
2. Een vertegenwoordiger van een patiënt die door de rechter is benoemd en zowel de persoonlijke als geldelijke belangen van een patiënt behartigt, wordt een ………………………………..genoemd. 3. Er is een rangorde van mogelijke vertegenwoordigers van een patiënt. De gemachtigde komt……………….(invullen:voor/na) de echtgenoot van de patiënt.
129
4. Verzet van een wilsonbekwame cliënt tegen zorg, moet …………………… …………………………………………………………………………………….
Lesactiviteit
Maak casussen en opdrachten over hoe om te gaan met de wilsonbekwame cliënt
Casus mevrouw Jansma Mevrouw Jansma zit met vier andere bewoners van verpleeghuis “Zonneveld” in de huiskamer aan tafel. De koffie is zo’n 15 minuten geleden ingeschonken. Jij (leerlingverpleegkundige) gaat naar mevrouw Jansma toe om haar mee te delen dat hij haar naar de kapper zal brengen. Zo gezegd, zo gedaan. Maar mevrouw Jansma wil niet meegaan. Hoe ga je hiermee om?
Casus Nauta De heer Nauta (66 jaar) is opgenomen vanwege maagklachten (o.a. stekende pijn). Hij is erg verward en niet meer in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen. Na diagnostisch onderzoek komt de arts tot de conclusie dat een medicijnkuur of een streng dieet de klachten van de heer Nauta zouden kunnen wegnemen/verminderen. De arts wil overleggen over de therapie met de vertegenwoordiger van de heer Nauta. De arts vraagt aan jou wie er benaderd moet worden. a. Waarom moet de arts met de vertegenwoordiger overleggen?
130
De casus wordt aangevuld met steeds een andere zin. Geef bij elke aanvulling een correct advies over vraag wie als vertegenwoordiger voor de heer Nauta optreedt en dus moet worden benaderd voor overleg.
De heer Nauta:
b. 1. is getrouwd en hij is onder curatele gesteld. 2. is getrouwd en hij heeft een gemachtigde aangewezen. 3. heeft een zoon en een dochter. 4. heeft een zoon en er is nu ineens sprake van een enorme pijnaanval bij de heer Nauta. 5. heeft een zoon en een goede vriendin die veel op bezoek komt. 6. heeft een nichtje. 7. heeft een dochter en de heer Nauta is onder bewind gesteld. 8. heeft een gemachtigde en de heer Nauta heeft een mentor.
De casus wordt aangevuld met steeds een andere zin. Wat moet er gebeuren indien:
c. 1. Er vindt overleg plaats tussen de arts + leerling-verpleegkundige en de vertegenwoordiger. In het gesprek zegt de vertegenwoordiger dat de heer Nauta vroeger ernstig bezwaar had tegen het gebruik van medicijnen. 2. Er vindt overleg plaats tussen de arts + leerling-verpleegkundige en de vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger weigert in het gesprek de voorgestelde zorg. 131
3. Er vindt overleg plaats tussen de arts + leerling-verpleegkundige en de vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger overhandigt een schriftelijke verklaring van de heer Nauta waarin staat dat de heer Nauta elke behandeling afwijst indien hij dement mocht worden (zie voor wilsverklaring de reader).
4.Er vindt overleg plaats tussen de arts + leerling-verpleegkundige en de vertegenwoordiger. Er wordt gekozen voor het dieet. Vervolgens wordt het dieet aan de heer Nauta geserveerd. Hij weigert te eten. Er is opnieuw overleg met de vertegenwoordiger en gekozen wordt voor de medicijnen. Maar als de medicijnen aan de heer Nauta worden gegeven, spuugt hij de medicijnen uit.
Onderdeel c kan in spelvorm plaatsvinden.
Casus Geen bloed Bij mevrouw De Pater moet na hevig bloedverlies door een trap van haar paard een bloedtransfusie plaatsvinden volgens haar behandelend artsen. Bij binnenkomst in het ziekenhuis heeft de echtgenoot echter het medisch document “Geen bloed” overhandigd ( in de reader vind je een medisch document) aan de verpleging. De artsen en verpleegkundigen overleggen hoe nu te handelen.
Voer dit gesprek tussen artsen en verpleegkundigen.
132
Lees onderstaand krantenbericht
a. b. c. d.
Is de 80-jarige patiënt wilsbekwaam? Motiveer je antwoord. Als de patiënt wilsonbekwaam is, wie is dan zijn vertegenwoordiger? Welke zorg moeten de hulpverleners aan de patiënt geven? Is het antwoord c anders als er inderdaad een schriftelijke verklaring is die in de casus genoemd wordt.
Casus Van Vliet Mevrouw van Vliet (geb. 1936) is weduwe, woont zelfstandig en heeft 3 kinderen. Sinds enige jaren heeft zij een vriend met wie ze veel optrekt. De kinderen accepteren deze “bemoeizieke buurman” niet. De vriend heeft in 2012 bij een GGZ-instelling te Rotterdam een screenringonderzoek voor mevrouw Van Vliet aangevraagd vanwege toenemende vergeetachtigheid. Bovendien verwaarloost mevrouw Van Vliet zich en is ze achterdochtig, aldus de vriend. De vriend denkt dat thuiszorg nodig is.
133
Jij bent de sociaalverpleegkundige die het screenringonderzoek zal afnemen. Mevrouw Van Vliet en haar vriend zijn hierbij aanwezig. Mevrouw Van Vliet vindt het onderzoek niet nodig, maar stapt niet op.
Van wie heb je toestemming nodig om het screenringonderzoek te doen?
Casus Wilsbekwaam Een 44-jarige schizofrene man is vrijwillig opgenomen met een paranoïde psychose; de 5de . Na de 1e psychose verwaarloosde hij zijn handel in tweedehands kleding , waarna hij failliet ging. Het faillissement schreef hij toe aan de vermeende boze opzet van zijn boekhouder, die in dienst zou zijn van de KGB om patiënten te “elimineren”. Bij herhaling heeft hij zijn boekhouder in deze psychose met een mes bedreigd. Patiënt heeft enkele maanden geleden tegen advies zijn depotmedicatie P– die enig effect had- gestaakt. Hij had veel last van speekselvloed, stijfheid en bewegingsonrust. Ook vond hij het vernederend regelmatig in zijn bil een injectie te krijgen, temeer daar hij zich niet ziek acht(te), maar doelwit is van een complot.
Nu wordt de patiënt in zijn beleving tot wanhoop gedreven door zijn voormalige boekhouder: hij hoort diens stem die hem uitlacht, uitscheldt en met de dood door folteringen bedreigt. In het ziekenhuis heeft hij daarom zijn toevlucht genomen. Daar is het veilig. Volgens patiënt wordt of suïcide of het doden van de boekhouder om te overleven. Psychotisch vindt de patiënt zich niet; hij is het wel met de behandelaar eens dat hij “op het randje van overspannenheid” leeft. Hij wil zeker niet meer de eerder gebruikte depotmedicatie om genoemde redenen. De behandelaar zou graag middel R gebruiken, dat oraal toegediend wordt en meer kans heeft de psychose te doen verdwijnen, met minder bijwerkingen. Middel R heeft echter het risico van een zeldzame maar ernstige, levensbedreigende bijwerking: remming van de aanmaak van bloedlichaampjes.
Hoewel de patiënt houdt staande dat hij niet psychotisch is, maar bedreigd wordt ( de KGB zou met middel R geknoeid kunnen hebben, met de dodelijke beenmergremming als gevolg), besluit de patiënt het middel R toch te gebruiken. De patiënt zegt blij te zijn dat het middel R waarschijnlijk minder stijfheid geeft en hem toch goed tot rust zal brengen en dat hij het risico van de beenmergremming wel wil nemen, temeer daar de behandelaar hem heeft verzekerd 134
dat door de goede controle de eventuele bijwerking snel is op te sporen en vrijwel altijd te verhelpen.
Vraag: a. Is de patiënt wilsbekwaam? Motiveer je antwoord. b. Welk gevolg heeft je antwoord bij a?
135
Opdracht: polsbandje is een goed idee (?)Lees onderstaand krantenbericht en bediscussieer daarna de volgende stelling: “Het polsbandje is in strijd met de WGBO” 136
137
Evaluatie Casus Laan De heer Laan leidt aan de ziekte van Alzheimer. Hij woont thuis met zijn vrouw. Om de heer Laan iets rustiger te laten zijn (hij heeft enorme loopdrang en dat maakt hem zeer vermoeid), wordt voorgesteld om enkele druppeltjes Haldol (kalmerend middel) te geven.
Mag aan de heer Laan Haldol worden gegeven?
Literatuur thema IX
138
139
140
141
142
BB2 10.10 De ontevreden cliënt: klachtrecht (on)mogelijke oplossing? Thema X
Resultaat
De student kan de mogelijkheden uitleggen aan cliënt hoe in de instelling wordt om gegaan met onvrede van de cliënt. De student kan handelen bij onvrede over zijn zorgverlening
Praktische voorbereiding
Lezen van literatuur in reader
Theorie
Doel, belang, inhoud en werkwijze van het klachtrecht
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 2uur; bbl: 2 uur
Evaluatie
Nabespreken van het rollenspel (hoorzitting klachtencommissie)
Werkproces
3.2, 3.5
competentie
N, M, R, S
Verplicht/keuze
Verplicht
Maken van thuisopdracht
Voorbereidingsactiviteit 1. Je bent zelf waarschijnlijk ook weleens patiënt/cliënt (geweest) . Mogelijk ben een keer ontevreden geweest over de hulpverlening (van huisarts, tandarts, schoolarts, enz.). Dat kan iets kleins zijn geweest. Zet de casus op papier en neem het mee naar de les. Wat verwachtte je van de hulpverlener als reactie op je onvrede? 2. Een zorginstelling moet een klachtencommissie hebben op grond van de: a. WGBO b. AWBZ c. WKCZ d. ZVW 3. In een ziekenhuis is een klachtenfunctionaris a. volgens de huidige wet niet verplicht, maar volgens toekomstige wetgeving wel. 143
b. volgens de huidige wet wel verplicht, maar volgens toekomstige wetgeving niet. c. volgens de huidige en toekomstige wet verplicht. d. volgens de huidige en toekomstige wet niet verplicht.
4. De gebruikelijke route bij een klacht is in het klachtrecht: a. klachtopvang-klachtbehandeling-klachtbemiddeling b. klachtopvang-klachtbemiddeling-klachtbehandeling c. klachtbemiddeling-klachtbehandeling-klachtopvang d. klachtbehandeling-klachtopvang-klachtbehandeling 5. Welke uitspraak over de klachtencommissie is juist? a. De klachtencommissie moet volgens de wet uit externe leden bestaan. b. De klachtencommissie mag volgens de wet aanbevelingen geven om soortgelijke klachten in de toekomst te voorkomen. c. De klachtencommissie moet volgens de wet een schadevergoeding toekennen als de klacht gegrond wordt verklaard. d. De klachtencommissie mag volgens de wet een geldbedrag vragen aan de klager voordat een klacht wordt behandeld.
Lesactiviteit
Maak casus en opdrachten die gaan over het klachtrecht. Geef een presentatie over het klachtrecht in eigen instelling. Meewerken aan klachtrechtprocedures (spel).
1. De klachtenregeling Een zorginstelling gaat op een bepaalde manier om met klachten van patiënten/cliënten/bewoners. Studenten die in dezelfde zorginstelling zitten gaan na hoe in hun zorginstelling met klachten wordt omgegaan en geven hierover een korte presentatie. Raadpleeg de site van je eigen zorgorganisatie.
144
2. Casus klachtopvang/klachtbemiddeling Aan de hand van de eigen voert de student (patiënt) een klachtopvang of klachtbemiddelingsgesprek met de hulpverlener (andere student). Eventueel andere rollen (klachtenfunctionaris, familielid) worden toegevoegd.
3. Casus klachtbehandeling I Aan de hand van de gegevens uit 2 wordt een beoordeling/aanbevelingen gegeven door andere groep studenten (=klachtencommissie). Mogelijk andere groep studenten is directie van de zorginstelling.
4. Casus klachtbehandeling II Joni is tweedejaars student verpleegkunde en loopt stage op de afdeling oncologie. Tijdens een ochtenddienst zet haar werkbegeleider Fiona (4e jaars student verpleegkunde) de medicatie uit. Vervolgens gaat Joni de medicatie delen. Later op de dag blijkt dat Joni de pillen van patiënt A aan patiënt B gegeven heeft, waardoor de bloeddruk en het bewustzijn van patent B zijn gedaald; patiënt B heeft hierdoor een nacht op de intensive care moeten verblijven. De familie van patiënt B dient een klacht in bij de klachtencommissie van het ziekenhuis. In de klachtbrief schrijft de familie o.a. dat zij ontevreden is over de zorgverlening op de afdeling oncologie aan patiënt B en dat zij excuses en schadevergoeding wensen.
Houd een hoorzitting van de klachtencommissie nadat rollen verdeeld zijn. Hoe luiden het oordeel en aanbevelingen van de klachtencommissie?
145
5. Casus klachtbehandeling III Lees het krantenbericht : Demente vrouw dood na “snoepen” chloortablet. rollen worden verdeeld. Naar aanleiding van de casus wil de familie van de overleden bewoonster klagen.
a. Raadpleeg de informatie over het omgaan met klachten op de site van Florance (www.florance.nl). Geef puntsgewijs aan hoe er in de instelling Florance met deze klacht dient te worden omgegaan. b. Stel dat de klacht bij de klachtencommissie van Florance behandeld wordt. Houdt een hoorzitting over deze klacht nadat de rollen verdeeld zijn. Hoe luiden het oordeel en de aanbevelingen van de klachtencommissie ?
146
6. Casus Frank van Oosten Lees hieronder het krantenbericht over de klacht van de familie van de overleden patiënt Frank van Oosten. Lees dat artikel en beantwoord de volgende vragen:
a. Het klachtrecht wordt gekenmerkt door een aantal elementen. Kun jij deze elementen uit het artikel halen? b. Zet de gebeurtenissen uit het artikel in een tijdlijn. c. Hoe luidt volgens jou de klacht? Vind je deze klacht begrijpelijk? d. Wat is het verweer van de hulpverleners? Vind je dat verweer juist? e. Wat vind je van de uitspraak van de klachtencommissie? f. Welke maatregelen zou de Raad van Bestuur moeten nemen? g. Is er een mogelijkheid van “hoger beroep”? 147
Krantenbericht “Klachtencommissie concludeert: ziekenhuis liet steken vallen bij behandeling Frank van Oosten”
Uit: Delft op zondag, 2-3-2008
148
Evaluatie -Nabespreken van de hoorzitting -Hoe zou je nu omgaan met klachten van cliënten/familie over de zorgverlening.
149
Literatuur Thema X: Het klachtrecht
Inleiding De patiënt kan ontevreden zijn over de zorg. Hij kan de hulpverlener/zorginstelling aansprakelijk stellen voor de gevolgen. Maar aansprakelijkheidsprocedures duren lang, zijn vaak kostbaar en de uitkomst onzeker/teleurstellend voor de patiënt. De patiënt wil vaak geen vergoeding van schade of hulpverleners "in de problemen brengen", maar erkenning dat de zorgverlening niet goed is gegaan en dat herhaling voor toekomstige patiënten wordt voorkomen door het treffen van maatregelen. Er moest dus nog een andere manier gevonden worden om met onvrede van de patiënt om te gaan. Dat is het klachtrecht. Er zijn verschillende onderdelen in het klachtrecht: -klachtopvang door de hulpverlener -klachtbemiddeling door de klachtenfunctionaris -klachtbehandeling door de klachtencommissie
1. Klachtopvang door hulpverlener Patiënten kunnen ontevreden zijn over de zorg/zorgverlener. Bijvoorbeeld: zoekraken van eigendom, onheuse bejegening, te lange wachttijd, communicatieprobleem, verpleegtechnische fout. Indien het mogelijk is, verdient het de voorkeur om bij onenigheid tussen hulpverlener en patiënt in onderling overleg tot een oplossing te komen. Het is vaak verstandig om je leidinggevende op de hoogte te stellen van de onvrede. Hij kan je helpen met steun en advies. Een juiste houding van de hulpverlener in het klachtgesprek is zeer belangrijk: -wees eerlijk, maar erken nooit aansprakelijkheid of toezeggingen voor schadevergoeding. -neem de tijd -kies een goede ruimte voor het gesprek -luister naar wat de klager vindt en wil -probeer de onvrede te verhelpen -geef ruimte om stoom af te blazen -heb begrip van de onvrede; veroordeel niet -wees bereidheid verder te praten op ander moment -enz.
150
151
Ondersteuning bij klachtopvang De patiënt kan hierbij gesteund worden vanuit de zorginstelling. Voor patiënten die opgenomen zijn in psychiatrische ziekenhuizen moet er een patiëntenvertrouwenspersoon (pvp-er) zijn volgens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De pvp-er die niet in dienst van het ziekenhuis is, moet partij kiezen voor de cliënt. Veel andere zorginstellingen hebben een klachtenfunctionaris die onder andere tot taak heeft voorlichting te geven aan klagers. De klachtenfunctionaris is (nog) niet wettelijk geregeld en zijn positie in de instellingen kan dus verschillend zijn. Voor gratis externe ondersteuning bij klachten over de zorgverlening kunnen patiënten terecht bij de afdeling Informatie en klachtenopvang van een van de dertien Zorgbelang-organisaties. Deze organisaties zijn onafhankelijk van hulpverleners, zorginstellingen en zorgverzekeraars. Klachtondersteuning betekent dat Zorgbelang informatie geeft over patiëntenrechten en dat ze adviseren over de manier waarop een klacht kan worden ingediend. Ook kan ondersteuning geboden worden bij het opstellen van een brief over de klacht of door mee te gaan naar een gesprek tussen de patiënt en degene tegen wie de klacht is gericht. Voor hulp en informatie kan de patiënt verder te recht bij tal van andere organisaties: het expertisecentrum voor klachtmanagement in de gezondheidszorg (SOKG), de Consumentenbond, 152
Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), de Stichting de Ombudsman, het Juridisch Loket, enz.
Klachtbemiddeling Veel zorginstellingen hebben een klachtenfunctionaris in dienst die tot taak heeft klachtopvang en klachtbemiddeling te doen. De bemiddelaar geeft geen oordeel over de klacht, maar probeert via een gesprek tussen hulpverlener en patiënt tot een oplossing te laten komen. Een groot voordeel van klachtbemiddeling is dat de kans op herstel van de zorgrelatie herstelt. Bijvoorbeeld doordat de hulpverlener is het gesprek zijn excuses aanbiedt. Veel klachten lenen zich voor bemiddeling. In de toekomst (Wet kwaliteit, klachten en geschillen) zal de klachtenfunctionaris verplicht worden in zorginstellingen.
Klachtencommissie Indien de patiënt of vertegenwoordiger ontevreden is over de zorgverlening heeft hij het recht een klacht in te dienen bij de klachtencommissie van de zorginstelling of van een organisatie van zelfstandig werkende hulpverleners (bijv. huisartsen). Volgens de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ, 1995) is een klachtencommissie verplicht voor zorgaanbieders die ZVW/AWBZ-zorg geven, ondernemingen die in het kader van de Wmo maatschappelijke ondersteuning verlenen, verslavingszorginstellingen en GGD’en. De samenstelling van de commissie is heel verschillend: soms zitten er personeelsleden van de zorginstelling in de commissie. De voorzitter moet in elk geval van buiten komen om de onafhankelijkheid van de commissie te verzekeren. De aanwezigheid van een klachtencommissie moet onder de aandacht van de patiënten worden gebracht. Het belangrijkste doel is: recht te doen aan de patiënt. Er zijn geen beperkingen waarover je kunt klagen: "kleine zaken", zoals het niet schudden van de hand bij de ontmoeting tussen hulpverlener en cliënt of het niet dichtdoen van een bedgordijn. Maar ook "grote zaken": overlijden van een kind bij de bevalling of het oplopen van een ernstige infectie op de verpleegafdeling. Klagers willen: gehoord worden, dat hun klacht serieus wordt genomen, dat andere patiënten niet hetzelfde overkomt en/of morele genoegdoening. In de klachtenregeling die elke instelling moet maken, is meestal uitgesloten dat de commissie zich uitspreekt over de aansprakelijkheid van de instelling/hulpverlener. Het is geen vereiste dat eerst klachtopvang/klachtbemiddeling heeft plaatsgevonden. Er zijn geen kosten verbonden voor de klager aan de klachtprocedure door de commissie. De klachtencommissie onderzoekt de klacht door onder andere hoor- en wederhoor van klager en aangeklaagde en beoordeelt de handelwijze van de hulpverlener. Het horen gebeurt schriftelijk en vaak ook mondeling in een hoorzitting. De duur van het onderzoek varieert van enkele weken tot enige maanden; vaak afhankelijk van de complexiteit van de zaak. Dan komt de uitspraak van de commissie. Met daarin het oordeel en eventueel niet-afdwingbare aanbevelingen over te nemen maatregelen. De uitspraak gaat ook naar de directie van de zorginstelling en deze geeft binnen een maand aan of, en zo ja, welke maatregelen zullen volgen. De directie maakt dit bekend aan de aangeklaagde, de klager en de commissie. De maatregelen kunnen heel divers zijn: excuses aanbieden aan de patiënt, patiënt krijgt betere zorg, het personeelslid krijgt een waarschuwing. Omdat het de bedoeling van de wetgever is dat de kwaliteit van zorg in de zorginstelling/van de hulpverlener in het algemeen verbeterd wordt, geeft de klachtencommissie ook adviezen aan de directie over verbeteringen in de zorg als geheel (bijvoorbeeld: protocol aanpassen, scholing organiseren). Indien de patiënt ontevreden is over de maatregelen van de directie dan moet de cliënt andere stappen ondernemen. Er is geen mogelijkheid van hoger beroep in het klachtrecht. Elke 153
instelling moet in zijn klachtenregeling de precieze klachtprocedure aangegeven. Bijvoorbeeld is daarin te lezen wie de aangeklaagde kan zijn (de instelling en/of individuele medewerkers), of er (altijd) hoorzittingen worden gehouden en hoe de klachtencommissie is samengesteld (externe en/of interne leden). Interne klachtroutes:
klacht
klachtopvang
klachtbemiddeling
klachtbehandeling Als de directie onvoldoende maatregelen neemt om een "ernstige situatie met een structureel karakter" te verbeteren, moet de klachtencommissie dit melden aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Calamiteiten (=een onverwachte gebeurtenis die tot de dood van de patiënt of een ernstig schadelijk gevolg voor de patiënt heeft geleid of een grote kans hierop had kunnen leiden) of seksueel misbruik moet de commissie melden aan de directie van de instelling.
Het klachtrecht kent soms de mogelijkheid van “hoger beroep” bij een externe commissie. Als het om BOPZ-klachten gaat, is het mogelijk om na het oordeel van de klachtencommissie de rechter de klacht te laten behandelen (wordt verder besproken in Gevorderde I –fase). Volgens toekomstige wetgeving (Wet kwaliteit, klachten en geschillen) is een klachtencommissie straks niet meer verplicht. De zorginstelling moet de klacht binnen 6 weken behandelen en een oordeel geven. Ook op welke termijn eventuele maatregelen ter verbetering van de kwaliteit 154
gerealiseerd zijn. De cliënt kan –indien hij het niet eens is met de uitspraak van de zorginstellingvervolgens naar een door de minister erkende geschillencommissie gaan. Deze commissie geeft een bindend advies en kan schadevergoeding aan cliënt toekennen van maximaal € 25.000. De inspectie is belast met het toezicht houden op het goed functioneren van de WKCZ. Sinds kort neemt de inspectie –n.a.v. onvrede van cliënten en de politiek- deze taak serieuzer op.
Start Project Opvolging Burgerklachten Nieuwsbericht | 01-04-2013 De Inspectie voor de Gezondheidszorg start per 1 april 2013 met het toezichtproject ‘Opvolging Burgerklachten’. In het kader van dit project houdt de inspectie scherper toezicht op de opvang en afhandeling van klachten van cliënten door zorgaanbieders conform de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz). Het komt vaak voor dat de inspectie burgers met individuele klachten over de gezondheidszorg (terug) verwijst naar de zorgaanbieder. Gezien de wettelijke taak onderneemt de inspectie namelijk geen actie als het bij een individuele klacht niet gaat om een calamiteit of structurele tekortkoming in de kwaliteit van zorg. De Wkcz regelt dat zorgaanbieders die klachten zelf moeten afhandelen. In het kader van dit toezichtproject gaat de inspectie bij zowel de zorgaanbieder als bij de cliënt na hoe de klacht is opgevangen en afgehandeld en of dat zorgvuldig is gebeurd. Vooralsnog gaat het project lopen in een beperkt aantal sectoren, te weten: • Specialistische somatische zorg • Intramurale ouderenzorg • Geestelijke gezondheidszorg De inspectie evalueert eind 2013 deze nieuwe werkwijze in het toezicht. De minister heeft onlangs besloten tot de oprichting van een onafhankelijk Zorgloket. Dit Zorgloket richt onder meer een klachtvolgsysteem in om burgers met klachten goed te ondersteunen. Hierbij kunnen de ervaringen die de inspectie de komende maanden opdoet met klachtopvolging gebruikt worden. De inspectie zal vanwege haar toezichthoudende taak op klachtbehandeling door zorginstellingen nauw gaan samenwerken met het Zorgloket.
155
XI. Onderwerp: Vrije keuze studenten
Resultaat
Nog onbekend
Praktische voorbereiding
Inventariseren van een juridisch onderwerp waarover de klas onderwijs wil ontvangen Minimaal een week van te voren aan docent kenbaar maken.
Theorie
Nog onbekend
Locatie
School
Tijdsduur
Bol: 3 uur; bbl: 1 uur
Evaluatie
Nog onbekend
Werkproces
Nog onbekend
competentie Verplicht/keuze
Verplicht
Voorbereidingsopdracht Nog onbekend
Lesactiviteit Nog onbekend
Werkwijze Nog onbekend 156
157