Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
BURGERSCHAP Kennismaking
Beginnersfase Juni 2014
1
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
2
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Inhoudsopgave Voorwoord
4
Introductie op burgerschap 1. Burgerschap op het Albeda College 2. Thema’s van burgerschap
6 11
Buitenopdracht: Ga de straat op; wat zie je?
25
Sociaal-maatschappelijke dimensie 1. Wat is: Sociaal-Maatschappelijk? 2. Vrijheid en Verantwoordelijkheid 3. Leven in verbanden 4. Veranderingen in de samenleving 5. Multiculturele samenleving 6. Levensbeschouwing Buitenopdracht: het interviewen van een 80+-er.
26 28 33 35 37 39 43
Politiek-juridische dimensie 1. In welk land leven we? 2. Hoe werkt onze democratie? 3. Hoe maken we keuzes uit principes? Buitenopdracht: Een peiling onder de bevolking; hoe is de stemming?
Economische dimensie 1. Arbeid; waarvoor en waarom doe je het? 2. Aan de slag?! 3. Hoe doen we het hier … in de (zorg)organisatie? 4. Wat te doen als het inkomen uit arbeid wegvalt? Financiële zekerheid. Buitenopdracht: Medezeggenschap? Laat je stem horen.
45 64 77 86
86 104 111 124 127
3
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
VOORWOORD Voor je ligt het werkboek Burgerschap beginnersfase.
Waarom Burgerschap? De overheid wil graag dat jonge mensen leren verantwoord burger te zijn. Jongeren moeten zich bewust zijn dat het deel uitmaken van de samenleving Dat betekent ook dat je een positieve bijdrage levert. De overheid heeft daarom bepaald dat iedere student op een Mbo-opleiding het vak Burgerschap dient te volgen. Er geldt een verplichting om je in te spannen. Gaat de overheid nu voor ons bepalen hoe wij ons moeten gedragen als burger? Ja en nee. Ja: van iedere burger wordt een positieve inspanning verwacht. De regels daarvoor kan je vinden in wetten. De burger dient zich te houden aan deze wetten. En dus behoor je deze wetten - in grote lijnen - te kennen. Nee: want Nederland is een rechtsstaat. We mogen in Nederland verschillende ideeën hebben over hoe de samenleving vorm moet krijgen. Je kunt op verschillende politieke partijen stemmen, je kunt ervoor kiezen om wel of niet naar de kerk te gaan, je mag je op verschillende manieren kleden, etc. In de lessen Burgerschap geldt hetzelfde: je hebt de vrijheid om naar de samenleving te kijken zoals jij wilt. Tegelijk gelden de grenzen van de samenleving ook in de klas: je mag niet discrimineren, geen geweld gebruiken (ook geen verbaal geweld), je luistert naar elkaar. Met andere woorden: in de klas gelden dezelfde algemene omgangsvormen als in de samenleving. Werkwijze Burgerschap opleiding verpleegkundige niveau 4 Albeda college De overheid verwacht dat de student zich inspant bij de lessen Burgerschap. Er is sprake van een inspanningsverplichting. Bij de opleiding Verpleegkunde is er gekozen voor werkboeken Burgerschap. In elk werkboek vind je opdrachten en activiteiten. In de lessen ga je hiermee aan het werk. Toetsing Toetsing vindt plaats door inspanning. De inspanning laat je in en buiten de les zien door actief mee te doen aan de opdrachten en activiteiten. Naast je werkboek ontvang je een stempellijst waarop jouw inspanning zichtbaar wordt gemaakt door een stempel en een paraaf van de docent. Neem je stempellijst dus naar iedere les mee. Na iedere les ontvang je – bij actieve deelname - een stempel en paraaf. Voor de overgang naar de volgende fase moet de stempellijst - voorzien van handtekening docent - in je portfolio aanwezig zijn. Op de stempellijst staat aangegeven welke stempels verplicht zijn en hoeveel je er moet hebben voor een voldoende resultaat. Heb je te weinig stempels dan krijg je de gelegenheid een toets te maken om alsnog Burgerschap voor die fase af te ronden. De 4
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
toetsstof zijn de teksten in het werkboek.
Media-gebruik in de lessen Laptops , iPhones , iPads mogen pas na toestemming van de docent in de les gebruikt worden. Het werkboek is tevens je aantekeningenschrift. Je maakt aantekeningen en noteert antwoorden van opdrachten in je werkboek. Het werkboek is zeer belangrijk. Zonder werkboek heb je daarom geen toegang tot de les, tenzij de docent anders beslist.
Urenverdeling Burgerschap
beginner
Gev I
Gev II
BOL
27
16
18
10
BBL
18
10
10
10
-
10
10
BBLv -
Startbekwaam
5
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
INTRODUCTIE OP BURGERSCHAP 1. Burgerschap op het Albeda College De wetgever heeft kwalificatie-eisen voor Burgerschap geformuleerd. Deze eisen zijn door het Albeda College vertaald in een “Tienpuntenplan”. Deze tien punten komen terug in de lessen Burgerschap gedurende de gehele opleiding. We doorlopen deze 10 punten. Opdracht 1 Geef bij ieder punt een voorbeeld. 1. Het surplus van Burgerschap Burgerschap is meer dan Maatschappijleer. Het gaat niet alleen om maatschappelijke vorming, maar ook om persoonlijke vorming. De vraag is: wie ben jij in de maatschappij? Wat doe jij in de samenleving? Burgerschap betreft het publieke domein, maar treedt ook binnen in het privédomein. Niet zozeer vanuit een psychologisch perspectief, maar meer vanuit het sociologische: wie ben jij in relatie tot anderen? Het doet een beroep op jou als burger, om positief mee te doen. Mauro, een jonge afgewezen asielzoeker die dreigde uit gezet te worden, zei: ‘Ik wil een positieve bijdrage aan de Nederlandse maatschappij leveren.’ Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................
2. Iedere burger is bijzonder Elke burger is een uniek persoon. Respect voor de intrinsieke waarde van ieder mens is daarbij uitgangspunt; ongeacht status, welvaart, culturele achtergrond, leeftijd, seksuele geaardheid, enz. van de burger. Het is niet altijd makkelijk samen te leven met die verscheidenheid vanwege (voor)oordelen. Het is wel spannend. Respect is een voorwaarde voor samenleven. Respect kun je leren. Daarom zal in de onderwijsactiviteiten veel aandacht zijn voor dialoog. De onderlinge ontmoeting als bron van erkenning van de waarde van de ander. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................
3. Burger-zijn kun je leren Burgerschapsonderwijs levert een bijdrage aan burgerschapsvorming. Het burgerschapsonderwijs is niet het enige middel. Burgerschap kan ook aan de orde komen in het beroepsonderwijs. Als medewerkers van het Albeda Collega leven we 6
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
vóór wat we belangrijk vinden in het samenleven. Zo is de school voorbeeldplaats, en tevens brug voor de student naar de maatschappij. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................
4. Burgerschap is omgaan met dilemma’s Samenleven is niet eenvoudig. Er zijn veel dilemma’s waarmee de burger moet dealen. Het kerndilemma van de burger is Vrijheid <----> Verantwoordelijkheid. Beide waarden acht het Albeda Collega van groot belang. Het gaat over de spanning tussen deze waarden. Hoe ga je om met deze spanning in een concrete situatie? De burger is vrij om te kiezen wat hij wil, maar dient zich tegelijk bewust te zijn van wat de gevolgen zijn van z’n keuzes. Beide waarden vormen echter niet alleen een tegenstelling. Ze kunnen elkaar ook versterken. Toename van vrijheid betekent ook meer verantwoordelijkheid. Studenten van het Albeda College leren om de vrijheid te nemen; studenten zullen daarom in toenemende mate op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken. Vrijheid is zelfs een voorwaarde voor verantwoordelijkheid. Je kunt als burger geen verantwoordelijkheid dragen, als er ook geen vrijheid is. Het Albeda Collega wil daarom het belang van beide kernwaarden van samenleven in hun samenhang benadrukken. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................
5. Burgerschapsonderwijs durft normerend te zijn Het aangeboden burgerschapsonderwijs is niet enkel beschrijvend, maar durft ook richting te geven. Kernwaarden die de school uit wil dragen zijn verbinding, respect voor de ander, verantwoordelijkheid, betrokkenheid, bezieling. “Verbinding” is daarin de verbindende waarde. Op het Albeda College worden leerlingen aangesproken op deze waarden en de hieruit voortkomende normen. Goed samenleven is pas mogelijk als burgers hieraan een positieve bijdrage willen leveren. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................ 6. Burgerschap is doen Burgerschap krijgt vorm in het samenleven; in het doen. Studenten dienen daartoe toegerust te worden. Daarom krijgen de elementen kennis (kennen), vaardigheden (kunnen) en attitude (zijn) aandacht in de burgerschapslessen. Burgerschap is doen in het ‘hier en nu’. De actualiteit is dus een belangrijk ingrediënt. 7
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Maar daarbij moet het niet blijven, omdat dat het risico in zich draagt van het bespreken van een hype; ‘de waan van de dag’. Burgerschap is ook doen in het ‘daar en later’. Dat vereist aandacht voor bijna tijdloze structuren en een kritische distantie van de actualiteit. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................
7. Aandacht voor pluraliteit Het Albeda College onderkent het belang van aandacht voor levensbeschouwing en pluraliteit in de samenleving. Het Albeda Collega wil een op waarden gebaseerde school zijn. Dit vanuit haar christelijk-sociale oriëntatie. Het aanbieden van Burgerschap is daarom ook niet een moeten, maar we benadrukken de intrinsieke meerwaarde ervan. Aandacht voor levensbeschouwing is daarbij een vast deel van de lessen Burgerschap: de ontmoeting met de ander. In de kwalificatie-eisen wordt ‘multiculturaliteit’ als een deel van de sociaalmaatschappelijke dimensie genoemd. Voor ons is het niet een van de vele aspecten van het samenleven, maar een kernaspect. In plaats van multiculturaliteit spreken we overigens liever over pluraliteit. Multiculturaliteit kijkt alleen naar het culturele. Pluraliteit kijkt breder: het heeft oog voor verschillen in de samenleving. Dat kan cultureel zijn, maar kan ook andere zaken betreffen, zoals verschillen in mogelijkheden die mensen hebben: financiële, fysieke, sociale, etc. Ongelijkheid tussen mensen kan leiden tot onbegrip, verwijdering, maar ook tot verrijking, tot (zelf)reflectie, tot een ontdekkingsreis. Pluraliteit maakt de samenleving complexer. Dit zal ruim aan bod komen tijdens de lessen Burgerschap. De studenten leren de instrumenten om in die complexiteit een bijdrage te leveren. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................ 8. Burgerschap is zichtbaar in het onderwijs Burgerschap zal herkenbaar zijn in het aanbod van onderwijs, naast de beroepskwalificaties. Volledige integratie is niet gewenst, omdat de samenleving groter is dan het beroep waartoe wordt opgeleid. Burger zijn betekent – deels – vaak iets anders dan beroepsbeoefenaar zijn. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................
9. Burgerschap is van iedereen Burgerschap is niet alleen de verantwoordelijkheid van de docenten Burgerschap, maar wordt gedragen door het team, en door de hele school. Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................ 8
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
10. Uitwisseling school-samenleving Burgerschap betekent de samenleving de school binnenhalen (gastlessen, exposities, theater, acties zoals verkiezingen) en als school de samenleving ingaan (op bezoek bij politiek, justitie, religieuze instellingen, musea, theater, buurthuis). Voorbeeld:.......................................................................................................................... ........................................................................................................................................... ................
Opdracht 2 Lees onderstaand krantenbericht. Hoe zou het Albeda College om moeten gaan met “roken op het schoolplein”? Pas het Tienpuntenplan toe.
9
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
10
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
2. THEMA’S VAN BURGERSCHAP De komende vier jaren zal Burgerschap een onderdeel zijn van je mbo-opleiding. Het geeft je een oriëntatie op de samenleving, op zo'n manier dat jij daarin actief mee kunt doen. Je gaat wegwijs worden in het politieke bedrijf, in het economische spel en in het meedoen met het sociaal maatschappelijk leven. Eerst ga je in deze introductie een basis bouwen, een aantal aspecten zien van wat “burgerzijn” betekent. Thema's Burgerschap: samenleving: leven met elkaar de samenleving is er voor jou, en andersom? vrijheid – verantwoordelijkheid verleden – heden – toekomst verschillende dimensies micro – meso – macro het snoepje dat je eet is werelds privé en publiek domein wijzen van besluitvorming kritisch zijn
1. Samenleving: leven met elkaar Waarschijnlijk zit je op dit moment op school. Of je leest dit thuis. Twee plaatsen in de samenleving. Dat zijn niet zomaar twee plaatsen. Ze zijn op allerlei wijzen met elkaar verbonden: Om van a. naar b. te kunnen zijn er wegen aangelegd. Dat hebben 'we' samen gedaan. Die wegen hebben geld gekost. Dat hebben 'we' samen betaald. Die gebouwen: jouw huis en je school, zijn gebouwd door bouwvakkers. Om te mogen bouwen hebben ze toestemming gekregen van overheden: het Rijk, de provincie, de gemeente. Die bouwvakkers en ambtenaren hebben daarmee geld verdiend. Dat geven ze uit. Soms op dezelfde plaats als jij dat doet, bijv. in de supermarkt. Daar kom je hen tegen. Ook als je je over de weg van de ene naar de andere plaats verplaatst, kom je andere mensen tegen. Ze zijn allemaal op weg naar iets: werk, familie, vakantie, bioscoop, strand. Op al die plekken zie je het resultaat van menselijke activiteit. Je loopt of rijdt dus rond in een wereld die mensen samen vorm hebben gegeven. Als je op de weg om je heen kijkt, zie je heel verschillende mensen: verschillend gekleed, van verschillende leeftijd, verschillende huidskleur, andere welstand, tegenstrijdige belangen, onderscheidend gedrag, verschillende rollen, verscheidenheid in cultuur, godsdienstig besef, waarden en normen. Hoe kunnen al die mensen met elkaar samenleven als ze onderling zo verschillen? Hoe worden ze het eens? Hoe komen ze tot besluiten, tot een eerlijke verdeling van geld, spullen, macht, werk, ruimte? Hoe houden ze het 'een beetje gezellig' met elkaar? In hoeverre mogen mensen in dat samenleven hun eigenheid behouden, en in hoeverre moeten ze zich aanpassen aan een gezamenlijk geheel van maatschappelijke waarden? Opdracht: Je klas is in feite ook een samenleving. Een mini-maatschappij. Pak een groot vel papier, en een paar gekleurde stiften. Maak daarop vier vakken. Plaats in de vakken de volgende vier woorden 11
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase a. Verschillen; b. Ruimte; c. Afspraken; d. Gezelligheid. In a. schrijf je alle verschillen tussen mensen op die je in de klas kunt vinden; in b. schrijf je alle vrijheden op die je elkaar wilt gunnen; in c. schrijf je regels op waar iedereen zich aan moet houden; in d. alles wat nodig is om van jullie schooltijd een hele gezellige en goede tijd te maken.
2.
De samenleving is er voor jou, en andersom?
Zoals gezegd is er al een samenleving opgebouwd waarin jij rondloopt: huizen, wegen, scholen, winkels, een overheid. De kleren die je draagt zijn gemaakt. Er was iemand die daartoe de opdracht gaf, er waren mensen die ze maakten, die ze vervoerden, die ze aan jou verkochten. En jij kocht ze. Wat wordt er in die wereld van jou verwacht? Dat je er alleen maar van profiteert? Dat je er zo veel mogelijk uithaalt wat er te halen valt? Of wordt er meer van jou verwacht? Wat zal jouw bijdrage zijn aan het geheel? Heb je ook wat te bieden? Wie kan jij zijn voor het geheel? (President Kennedy: Don't ask what your country can do for you; ask what you can do for your country!) Opdracht: Pak weer een groot vel papier, stiften en tijdschriften. Trek een grote lijn dwars door het midden. Op de ene helft schrijf je: 'Cadeaus', op de andere: 'In de aanbieding!'. Vraag 1. Waar mag/kan jij in de samenleving allemaal van profiteren? Schrijf/plak alle 'cadeautjes' op die onze samenleving je te bieden heeft. Vraag 2. Wat heb jij in de aanbieding? Schrijf/plak alles wat jij de samenleving te bieden hebt.
12
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
3.
Vrijheid <----> Verantwoordelijkheid
Het kerndilemma van de burger is dat hij altijd moet kiezen. Het gaat daarbij om vrijheid en verantwoordelijkheid. Je hebt in Nederland veel vrijheden: van meningsuiting, van geweten, van godsdienst, van onderwijs. Je hebt stemrecht, je mag kritiek leveren op wat er besloten wordt door mensen die daartoe de mogelijkheid hebben, je mag zelfs een eigen politieke partij oprichten zodat je nog directer invloed kunt uitoefenen op de samenleving. Maar natuurlijk is die vrijheid niet onbeperkt. Stel dat iedereen mag doen wat hij/zij wil. Dan wordt het wellicht chaos. We zijn samen verantwoordelijk voor de orde in de samenleving, voor elkaars veiligheid, voor elkaars burgerlijke leefbaarheid. Daarom mogen we toch niet alles zeggen: we mogen niet discrimineren, we mogen elkaar niet schaden. Niet alles mag: van jou wordt verwacht dat je respectvol omgaat met je omgeving, met spullen van anderen, met andermans overtuigingen. Opdracht Onderstaand zie je een lijn waarin het dilemma verbeeld is, en een aantal situaties waarin je een keuze moet maken voor meer vrijheid of meer verantwoordelijkheid. Geef bij elk dilemma aan waar je staat. Vrijheid
1-----2-----3-----4-----5 Verantwoordelijkheid
Verpleegkundige Janine wil in haar pauze roken. De rookplaats is naast de ingang van het ziekenhuis. Het Albeda College verkoopt in haar restaurant, naast broodjes gezond, kroketten, frikadellen en andere vette happen. Je woont in een rijtjeswoning. Je bent geslaagd voor je Vmbo-examen, en wilt een feest geven in de tuin, met harde muziek, tot diep in de nacht. Je klasgenoot belt mobiel tijdens een les verpleegkundig rekenen. a. b. van de c. door d. Hoe
Maak je keuze zichtbaar op de lijn. Is het voor jezelf ook een dilemma? Laat je antwoorden zien aan anderen. Maken zij andere keuzes? Bespreek de redenen verschillende keuzes. Probeer met elkaar op de vier voorbeelden tot een gezamenlijk standpunt te komen overleg. Probeer met de hele klas (= een kleine samenleving) tot overeenstemming te komen. gaan jullie dat doen?
Opdracht 2. Wat betekent onderstaande Loesje?
13
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
14
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase Opdracht 3 Uit het deelnemersbulletin van het Albeda College: 12. Wat zijn de belangrijkste huisregels? Het allerbelangrijkste is: respect voor de ander. Je bent bereid een ander te helpen. De medewerkers op je leslocatie maken je graag wegwijs! Samen dragen we zorg voor een prettige en veilige leer- en werkomgeving in en rondom de school. Daarom is het nodig dat alle ruimten na gebruik netjes worden achtergelaten. Er mag alleen gegeten en gedronken worden in de kantine of in de daarvoor aangewezen ruimten. Eten en drinken in lokalen, gangen en trappenhuizen of liften is daarom niet toegestaan!
a. b.
Hoe zie je in deze regels van het Albeda College het kerndilemma terug? Wat vind je van deze regels? Gebruik in je antwoord de begrippen vrijheid en verantwoordelijkheid.
Opdracht 4 Lees onderstaand artikel
Rutte: geen waarschuwing voor vreemdgaan bij Second Love
26-9-13 - 10:18 bron: ANP De leden van het kabinet lachen om SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer© anp. Het kabinet gaat datingsites als Second Love niet verplichten op hun site te waarschuwen voor de gevolgen van vreemdgaan. Dat blijkt uit antwoorden van premier Mark Rutte op vragen van SGP-leider Kees van der Staaij. Die vindt dat dergelijke sites moeten worden voorzien van een bijsluiter met de tekst 'Let op. Vreemdgaan dupeert kinderen.' Rutte antwoordt: 'Relaties en relatievorming behoren tot het privédomein van individuele burgers. Het kabinet acht geen grond aanwezig om te komen tot wettelijke beperkingen voor dergelijke sites. Een ieder kan zich met klachten over deze sites wenden tot de Reclame Code Commissie.
Vraag: Benoem hoe je hier het kerndilemma terugvindt.
15
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Verleden – heden – toekomst. Je kunt jezelf zien als een schakel aan een ketting. Geslachten volgen elkaar op: jij bent het kind van je ouders, zij het zijn het van jouw grootouders, etc. En wellicht geef jij het leven weer door aan een volgend geslacht. Jouw voorgeslacht heeft de wereld vormgegeven vanuit hun wensen en overtuigingen. In die wereld ben jij geboren. Ook jij gaat die wereld misschien verder vormgeven. Hoe wil je dat doen?
Opdracht 1 Geef van onderstaande elementen uit onze samenleving aan waar je blij mee bent en wilt behouden, én wat anders moet. Als je vindt dat er iets veranderen moet, vertel dan ook wát er anders moet. Uiteraard mag je zelf andere onderwerpen toevoegen • Nederland heeft een koningshuis. • Nederland is een democratie. • Iedereen in Nederland is verplicht verzekerd voor ziektekosten. • Nederlanders bieden gasten koffie/thee met een koekje. • In Nederland gedogen we het gebruik van softdrugs. • In Nederland vieren we christelijke feestdagen. • In Nederland mogen we – tot op zekere hoogte – vrijuit schelden op het internet. • In ons land is het doden van dieren voor consumptie toegestaan. • De doodstraf is afgeschaft. • Ons land besteedt 0.6% van alle uitgaven (=65 euro p.p.) aan ontwikkelingssamenwerking. • Voetbal is volkssport nummer 1. • Alcohol mag pas vanaf 18 jaar. Opdracht 2 Lees onderstaand Loesje. Sta je ook zo in het leven?
16
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
5. Verschillende dimensies Je bent burger in verschillende dimensies. Elke dimensie heeft specifieke vragen over je gedrag: de politieke dimensie: ga ik stemmen voor Tweede Kamerverkiezingen? Ga ik demonstreren tegen het komende sociale leenstelsel als vorm van studiefinanciering? Ga ik in de gemeenteraad zitten? Word ik lid van een politieke partij? Je bent burger, en als zodanig kun je kiezen (stemmen) en gekozen worden. de sociaal-maatschappelijke dimensie: ga ik mijn buurman groeten, ga ik mijn medestudent helpen bij zijn studie? Ga ik vasten? Ga ik met vrienden naar de film? De burger in zijn rol als vriend, familielid, kerklid, hobbygenoot, enz. de economische dimensie: ga ik werk zoeken? Hoeveel wil ik verdienen? Hoeveel heb ik nodig voor een goed leven? Wat voor telefoonabonnement neem ik: die dure met dat mooie toestel, of het allergoedkoopste? Of niet? Ga ik diervriendelijk geproduceerd eten kopen? Ga ik staken voor een hoger loon? Ga ik lenen? Koop ik kleren van kinderarbeid? De burger in zijn rol als producent en consument.
17
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
De dimensies zijn niet zo strak te scheiden als het hierboven staat. Als studenten straks moeten gaan lenen heeft dat een sociaal-maatschappelijke aspect, een politieke en een economische. Opdracht: Leg uit aan de hand van het voorbeeld van het leenstelsel hoe de drie dimensies daarin verbonden zijn. Gebruik hierbij onderstaande spotprent.
18
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Micro – meso – macro Alles wat je doet, vindt plaats in een breder verband. Als jij met je vriendin 'face to face' praat, ben je tegelijk deelgenoot van een grotere groep mensen. Je zit misschien in dezelfde klas, op dezelfde school. En op dat zelfde moment zijn jullie beide ook deel van de samenleving. Dat eerste niveau noemen we burger-zijn op microniveau, het tweede op mesoniveau, en het derde noemen we het macroniveau. Omdat er veel meer niveaus zijn, hebben de drie begrippen “micro-meso-macro” geen vaste betekenis. Je kunt wel zeggen dat altijd geldt: “klein-grotergrootst”
19
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase Er is beïnvloeding tussen de niveaus. Wat je meemaakt op microniveau zet je wellicht aan tot ander gedrag op meso- en macroniveau en omgekeerd.
Opdracht Beschrijf het micro-, meso- en macroniveau voor een verpleegkundige naar aanleiding van onderstaand artikel.
Nederlanders helpen gewonden strijd in Mali 22/05/14, 20:32 − bron: ANP
© anp. Nederlandse MINUSMA militairen helpen bij het evacueren van gewonden uit Kidal.
Nederlandse militairen van de VN-missie in Mali hebben donderdagmiddag geholpen bij de evacuatie van een aantal gewonden van de strijd in de noordelijke stad Kidal. Dat bevestigde een woordvoerder van het ministerie van Defensie. Twee verpleegkundigen vlogen met een VN-helikopter naar Kidal waar het leger van Mali een offensief is begonnen tegen Toeareg-rebellen. Er werden elf gewonden opgehaald. Het gaat om burgers en militairen, aldus de woordvoerder. In Gao zijn de gewonden overgebracht naar een lokaal ziekenhuis. De Malinese strijdkrachten proberen Kidal en omgeving te heroveren. De opstandelingen namen woensdag en donderdag een aantal plaatsen rond Kidal in. Kidal ligt 300 kilometer van Gao waar de meeste Nederlandse blauwhelmen zijn gelegerd. Het was de eerste keer dat Nederlandse militairen in Gao op deze manier zijn ingezet. De woordvoerder van Defensie kon niet zeggen of nog vaker steun zal worden verleend bij de evacuatie van gewonden uit Kidal. Nederlandse militairen zijn niet betrokken bij de strijd. Rond de 450 Nederlanders nemen deel aan VN-missie Minusma. Ze gaan vooral informatie verzamelen en analyseren. Daarvoor worden onder anderen 90 commando's ingezet. Eind deze maand moeten de meeste Nederlandse militairen inzetbaar zijn.
20
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Het snoepje dat je eet is werelds. De wereld is een dorp geworpen. Je opa en oma kwamen misschien het dorp, de provincie of Nederland (of Marokko, Turkije, Oezbekistan, etc.) nooit uit, je ouders hebben misschien half Europa verkend, en wie weet ga jij na je studie een jaar lang backpacken over de hele wereld. Kijk maar eens in je mobiel waar deze geproduceerd is. Zoek maar eens uit uit welk land het fruit dat je eet, afkomstig is. Kijk maar eens in het label van je shirt of broek waar deze geproduceerd is. En denk maar eens na hoe dat shirt uit Bangladesh voor 15 euro in Nederland in de winkel kan hangen. De parmaham die je gisteravond at is waarschijnlijk van een varken dat in Nederland is opgegroeid, vervolgens met een vrachtwagen naar de stad Parma in Italië vervoerd, daar geslacht en gerookt, en vervolgens weer naar Nederland vervoerd om bij de supermarkt in de schappen te belanden. Het snoepje dat je eet bevat wellicht ingrediënten uit de hele wereld. Nu zijn er mensen die vinden dat dit totaal uit de hand is gelopen. Het is, zeggen zij, belachelijk dat we fruit eten uit de hele wereld, terwijl hier ook fruit groeit. Het is dom dat we kleren kopen dat tegen een hongerloon is geproduceerd in een arm land. Het is slecht voor onze economie dat we spullen kopen uit verre landen, terwijl hier werkloosheid heerst. Sommige mensen kiezen voor het lokale product. Zij eten alleen wat in de eigen regio wordt verbouwd en gemaakt. Anderen kopen alleen 'verantwoord': Max Havelaar bananen en koffie, kleren van schone katoen, biologische groenten, etc. Opdracht Verdiep je in het globale (wereldse) aspect van iets wat je bezit. Neem daarbij een product dat je bij je hebt, bijv. je shirt, je mobiel, je tas, je armband, als voorbeeld. Zoek uit waar het geproduceerd is, onder welke omstandigheden. Denk daarbij aan aspecten als het milieu, arbeidsomstandigheden, vervoer, wie eraan verdiend hebben, aan welke regels dit product gebonden is. Maak er een poster van op A3-formaat.
21
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
22
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
10. Kritisch zijn. Als burger mag van je verwacht worden dat je je verdiept in wat er in de samenleving gebeurt, 23
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase en dat je daarover een weloverwogen mening vormt, en die ook verwoordt. Wat vind jij van de aanpak van de economische crisis, van de werkloosheid, van de aanpak van criminaliteit, van de invloed van de media, van subsidies voor de kunsten, van geld voor ontwikkelingssamenwerking, etc.? Opdracht Kies een van onderstaande onderwerpen, en vorm een mening daarover. Dat doe je door je in het onderwerp te verdiepen. Dus je begint met je in te lezen in het onderwerp, en dan pas vorm je je mening. Dit zijn de onderwerpen: • de aanpak van de crisis door de overheid • de aanpak van de werkloosheid • aanpak van de criminaliteit • invloed van de media op wat mensen vinden • subsidies voor de kunsten (musea, theaters, orkesten, etc.) • geld voor ontwikkelingssamenwerking • bezuiniging op de zorg • het Nederlandse drugsbeleid t.a.v. Softdrugs • het Nederlandse beleid ten aanzien van minderjarige asielzoekers • de opwarming van de aarde • dierenwelzijn in de vleesindustrie • invloed van reclame op het huidige schoonheidsideaal • Nederlands lidmaatschap van de Europese Unie • teruglopend aantal leerlingen op mbo's • voetbalhooligans Natuurlijk mag je ook een ander maatschappelijk onderwerp kiezen!
24
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase Buitenopdracht: Ga de straat op! In het bovenstaande verhaal heb je kennisgemaakt met 10 verschillende aspecten van de samenleving. Zoek een plaats, bijv. het station, een winkelcentrum, een sportveld, een geloofsgemeenschap, en observeer hoe al die genoemde elementen aanwezig zijn. Maak daarvan een verslag van anderhalve A4. Beschrijf hoe je de 10 elementen terugziet. Je mag zelf weten hoe je de opdracht uit wilt voeren. Je mag mensen vragen stellen, je mag een activiteit doen, om te kijken hoe mensen daarop reageren, zie maar. Plaats er een foto bij van de plaats van de observatie. Lever dit in bij je docent.
25
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Sociaal Maatschappelijke dimensie
1. Wat is: ‘Sociaal Maatschappelijk’?
Mensen leven samen. Niet alleen zomaar toevallig. Voor een belangrijk deel doen we dat met gemaakte afspraken. Mensen geven vorm aan dat samenleven. Groepen mensen doen dat op heel verschillende manieren. Traditioneel levende Aboriginals doen dat heel anders dan snelle zakenjongens en –meisjes in Amsterdam. Indianen uit de Amazone leven heel anders dan Eskimo’s/Inuit op Groenland. Ook binnen een cultuur zijn er tussen groepen mensen verschillen in levensvormen. Dan spreken we over subculturen.
De docent geeft een inleiding over de begrippen ‘sociaal’, ‘maatschappelijk’ en ‘cultureel’. Daarbij komen de volgende aspecten aan bod: Samenleven; Mens, als individu en als groepswezen, noodzaak van onderscheiden en van binding; Functie van roddelen; Het belang van afspraken; Versiering van het leven met feesten en gebruiken; Waarom mensen vaak het culturele van hun eigen groep niet herkennen; Wat de oorsprong is van discriminatie en achterstelling; Het zondebokaspect. Opdracht. Vorm een groep van maximaal 3 personen, en beantwoord de volgende vragen: 1. Van welke groepen mensen maak jij deel uit? 2. In hoeverre beïnvloeden ze jou in hoe je denkt, hoe je je gedraagt, in de invulling van je tijd? 3. In heel veel culturen voelen mensen zich in de eerste plaats lid van een groep. In de westerse samenleving geloven mensen vaak meer in hun individualiteit, hun eigenheid. Hoe zit dat bij jou? 4. Roddel je wel eens? (Zeg maar ‘Ja’. Het schijnt dat 70% van wat mensen bespreken het praten over andere mensen betreft.) Wat is roddelen? Probeer eens samen te bedenken wat de functie van het praten over andere mensen is! 5. Kun je als individu leven zonder afspraken met andere mensen te maken? Motiveer je antwoord. 6. Elke cultuur kent z’n symbolen: tekens met een diepere betekenis. Denk aan het kruis, de halve maan, het Yin-Yangteken, de schelp van Shell. 26
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Waarom hebben mensen dat? Een heel groot deel van het menselijk gedrag bestaat uit het uitvoeren van rituelen: betekenisvol gedrag. Denk aan het zwaaien met je hand als je iemand groet. Denk aan handen schudden bij een receptie, het ballonnen ophangen bij een verjaardag, het sturen van een kaartje naar een zieke, etc. Waarom doen we dat? En waarom vieren we feesten? Of waarom begraven dan wel cremeren we geliefde overleden personen? 7. Cornelis Verhoeven: “Als een vis zou gaan nadenken over z’n omgeving, over de wereld waarin hij woont, dan zou het laatste dat hij zou ontdekken zijn: het feit dat hij in water leeft.” Wat betekent deze zin? En wat zegt dat over leven in een cultuur? 8. Discriminatie. Wat is dat? Is dat een typisch blanke afwijking? Noem redenen op basis waarvan mensen zouden kunnen discrimineren. Discrimineer jij wel eens? Kijk jij wel eens neer op een bepaalde groep mensen (Buitenlanders? Nederlanders? Tokkies? Johnnies en Anita’s? Kakkers? Homo’s en Lesbiennes? Refo’s? Stadse types? Eilanders? Vrouwen? Mannen? Oudjes? VMBO-ers (basis/kader)? Andere groepen?) 9. Rene Girard: Bijna elke samenleving heeft een zondebok, een persoon of groep die de schuld krijgt van alles wat er mis gaat in de groep of samenleving. Denk aan heksen in de middeleeuwen, Joden voor de Tweede Wereldoorlog, communisten na de oorlog, Moslims de afgelopen 10 jaar, nu Oost-Europeanen of Grieken. Heb jij een zondebok? Is dat terecht? 10.Wat is de functie van de zondebok voor een samenleving?
27
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Sociaal Maatschappelijke dimensie
2. Vrijheid en Verantwoordelijkheid
Zoals je al hebt gezien in de introductie sta je als mens altijd in de spanning van dat je aan de ene kant een vrij mens bent, en tegelijk verantwoordelijk voor alles wat je doet. In deze opdracht gaan we daar verder op in. Wat is je vrijheid? Wat betekent het, en waarom vinden mensen vrijheid zo belangrijk? Tegelijk zijn de meeste mensen het er wel over eens dat absolute totale vrijheid, in de zin van ‘lekker doen en laten wat je wil’ een onmogelijkheid is. Je bent ook verantwoordelijk voor alles wat je doet. Alles wat je in vrijheid doet heeft gevolgen, voor jezelf, de mensen om je heen, en voor de samenleving. Daar gaan we in deze opdracht over nadenken.
Activiteit 1 Lees onderstaande tekst.
Vroeger was de vrijheid van mensen beperkt. Geen vrijheid van meningsuiting, van godsdienst, van onderwijs. De laatste 250 jaar is onze vrijheid stap voor stap toegenomen, vooral in de laatste 50 jaar. We mogen zeggen wat we denken, we mogen leven zoals we dat willen, en door de toegenomen welvaart kunnen we ook meer keuzes maken. Allemaal winst. Toch klinken er ook kritische geluiden. Mogen mensen inderdaad alles zeggen wat ze denken? Zijn alle manieren van leven prima? Moeten er niet grenzen worden gesteld aan de vrijheid? Bijvoorbeeld als het gaat om het milieu, om het 28
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
samenleven, als het gaat om jongeren en drank of pillen? Mogen ouders hun kinderen opvoeden zoals ze dat zelf willen?
Verantwoordelijkheid! Bijna iedereen is zo nu en dan bereid iets voor een ander te doen. Soms in iets kleins, soms is het een grote zelfopoffering. Mensen voelen zich blijkbaar
verantwoordelijk voor elkaar. Hoe ver gaat die verantwoordelijkheid? Alleen tot mensen in je eigen omgeving? Of gaat het verder? Verantwoordelijkheid heeft soms een prijs, het kost je wel eens tijd, of geld, of je vrijheid. Wat is dan belangrijker? Verantwoordelijkheid strekt zich uit tot alle gebieden van het leven. Hoe ga je om met het milieu, met nieuwe technieken, met nieuwe samenlevingsvormen, enzovoort? Het gaat zelfs om je zelf: hoe zorg je voor jezelf?
Beantwoord de volgende vragen, als voorbereiding op de les: Welke definitie van vrijheid spreekt je het meeste aan? Vrijheid is: a. Kunnen doen en laten wat je wilt; b. De mogelijkheid jezelf te ontplooien; c. De ruimte die je krijgt om op een eigen manier met anderen samen te leven; d. Hetzelfde als verantwoordelijkheid! Welke definitie van verantwoordelijkheid spreekt je het meeste aan? Verantwoordelijkheid is: a. Plicht. Of je wilt of niet, mensen moeten er zijn voor elkaar. Of dat leuk is of niet doet er niet toe; b. Het mooiste dat er is: dat je iets kunt betekenen voor een ander is de hoogste kwaliteit van mens-zijn; c. Noodzakelijk eigenbelang: jij wilt zelf, als je in de problemen zit, dat anderen jou zullen helpen; d. Hetzelfde als vrijheid!
Tijdens de lesuren: Drie opdrachten 1. Vrijheid Werkwijze Vorm een groepje van 3 of 4 mensen Beantwoord de volgende vragen over vrijheid: 29
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
1.
2.
Bespreek je antwoorden op de voorbereidingsvragen met je groepsgenoten. Welke verschillen? Bespreek de verschillen. Kunnen jullie het eens worden over welke definities van vrijheid en van verantwoordelijkheid de juiste zouden kunnen zijn? Volgens sommige mensen zijn we wie we zijn door aanleg (nature): onze genen bepalen ons gedrag, onze keuzes, etc. Volgens anderen zijn we wie we zijn door onze opvoeding (nurture). De vraag die dan blijft is: ben je wel vrij? Of ben je helemaal bepaald door je genen en/of je opvoeding?
En als je vindt dat je wel vrij bent: 3. Welke vrijheden heb je allemaal? 4. Wat is het waardevolle van vrijheid? 5. Waar voel jij je beperkt in je vrijheid? 6. Word je vrijer als we in de samenleving alle regels afschaffen? Verklaar je antwoord. 7. Zoek in de krant een artikel waarin de vrijheid van iemand, of van een groep mensen, beperkt wordt. Waarin bestaat die beperking? Wat vind je ervan? Kun je een oplossing verzinnen waarin de vrijheid van beide partijen groter had kunnen zijn? 8. Mensen hebben vaak een hekel aan regels. Toch roepen ze ook regelmatig dat sommige regels strenger moeten worden, omdat ze te grote vrijheid bedreigend vinden. Sommige regels beperken je vrijheid. Andere bevorderen je vrijheid. Noem twee regels waar jij in je bestaan regelmatig mee geconfronteerd wordt. Een daarvan moet een vrijheidbeperkende zijn, de ander een vrijheidsbevorderende. 9. Vrijheid is iets dat je door anderen gegund moet worden, en het is ook een recht: iets waar jij aanspraak op kunt maken. Verder is vrijheid ook iets wat je moet kunnen, je moet er wel enige kwaliteiten voor hebben. Er zijn mensen die dat niet kunnen, die de vrijheid niet aankunnen. Die bijvoorbeeld de vrijheid om verdovende middelen te gebruiken niet kunnen hanteren, en verslaafd raken. Ze leveren als het ware hun vrijheid in voor de middelen. Of mensen die last hebben van stemmen in hun hoofd, die hen telkens opdrachten geven om zichzelf of anderen te beschadigen. Sommige mensen belanden hierdoor op straat, gaan zwerven, en maken gebruik van hulpinstellingen als het Leger des Heils. Vind jij dat we deze mensen uiteindelijk vrij moeten laten hun eigen leven te leiden, of moeten we deze mensen verplichten zich te laten behandelen? Motiveer je antwoord. Slotopdracht vrijheid: Formuleer met je groepje zelf een stelling over vrijheid. Schrijf die op het bord. Tijd: half uur! 2. Verantwoordelijkheid. 30
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vorm een nieuw groepje van 3 of 4 mensen Beantwoord de volgende vragen over verantwoordelijkheid. 1. 2.
3. 4. 5.
Waar is je verantwoordelijkheid op gebaseerd? Waarom ben je eigenlijk verantwoordelijk voor anderen? Voor wie ben je verantwoordelijk? Hoe groot is de kring van mensen voor wie je verantwoordelijk bent? Ben je ook verantwoordelijk voor het welzijn van dieren en planten, en voor de aarde? Zo ja, tot hoever gaat dat? Hoeveel ben jij bereid op te offeren van je vrijheid, of van je geld, of van je tijd voor een ander? Mag je soms je verantwoordelijkheid ontlopen? Wat vind je het mooiste aspect van mens-zijn, z’n vrijheid of z’n verantwoordelijkheid?
Slotopdracht verantwoordelijkheid: Formuleer met je groepje zelf een stelling over verantwoordelijkheid. Schrijf die op het bord. Tijd: half uur!
3. Vrijheid Verantwoordelijkheid Discussieer met je groepsleden over de volgende dilemma’s. Doe dat met gebruik van de woorden vrijheidverantwoordelijkheid. Dilemma 1. Een kledingketen verkoopt goede en goedkope kleding. Je weet dat er kinderarbeid achter zit, en dat die kinderen onder zeer slechte omstandigheden werken en slecht worden betaald. Koop je die kleding? Elders kost een vergelijkbaar kledingstuk twee keer zoveel. Dilemma 2. Vlees eten. Jij woont sinds kort op jezelf, en je hebt een zeer bescheiden salaris. Bij de supermarkt kun je goedkoop vlees (bijv. plofkip) kopen, maar op de tv heb je een reportage gezien over onder welke vreselijke omstandigheden deze dieren zijn grootgebracht. Het vlees van dieren die een prettiger leven hebben gehad, is zeker anderhalf keer duurder. Welk vlees koop je? (zie op youtube: http://www.youtube.com/watch?v=KL2HZBJ37m0 duur: 4 minuten) Dilemma 3. Je weet van jezelf dat je je zo nu en dan in gezelschap wat onzeker voelt. Als je dat ene pilletje slikt, voel je je een heel stuk zelfverzekerder. Op dat ene feestje had je er een geslikt en geen last van onzekerheid, en had je een heerlijke avond. Je was het stralende middelpunt. Vervolgens ben je de dag erop wel heel erg moe geweest, en functioneerde je niet helemaal goed op school of op je stage. Wat doe je op het volgende feest? Dilemma 4. Een man op straat spreekt je aan en vraagt je om geld om te kunnen overnachten bij het Leger des Heils. Jouw inschatting is dat deze man verslaafd is aan verdovende middelen, bijv. heroïne. Je denkt: ‘ik kan hem wel wat geven, 31
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
want anders breekt hij auto’s open, of ik geef hem niks, want ik wil niet z’n verslaving bekostigen.’ Wat doe je? Tijd voor deze opdracht: 15 minuten!
32
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Sociaal-maatschappelijk
3. Leven in verbanden
Wie je bent wordt deels bepaald door je aanleg, maar ook voor een belangrijk deel door de verbanden waarin je leeft. Je leeft in verschillende verbanden. Soms merk je dat direct (gezin), soms nauwelijks of indirect (Europa). Hieronder vind je verschillende verbanden, en verschillende aspecten van het leven in verbanden.
Vragen en opdrachten 1. Je leeft met anderen. In een privé en een publieke ruimte. Is er een verschil in gedrag in de publieke ruimte en in de privéruimte? In de publieke ruimte ben je burger; in de privéruimte ben je een privépersoon. Waar precies die grens ligt is niet altijd even duidelijk. Als je met je huisgenoten aan tafel zit, ben je dan in het privé of in het publieke domein? Voorbeelden van verschillen: Thuis met de voeten op bank en in de metro met je voeten op de bank Thuis of in het ziekenhuis de buitendeur niet opendoen voor een onbekende. Thuis roken of in de personeelskamer op je werk roken. In de publieke ruimte gedraag je je veelal anders dan in de privésfeer. Hoe komt dat? Welke gevolgen heeft dit verschil? 2.
Je handelen als burger vindt plaats in steeds bredere verbanden. We onderscheiden het micro-(klein), het meso-(midden) en het macro-(groot) verband. Je hebt op je werk/stage contact met de cliënt (micro: face to face), werkt op de afdeling (meso) in een organisatie als het ziekenhuis (macro), en dat maakt deel uit van de gezondheidszorg in Nederland (ook macro). Als jij een patiënt verpleegt (micro) heb je te maken met het team waarin je werkt(meso), en met de regels die in Nederland in de gezondheidszorg gelden(macro).
3.
Jij bent een persoon, een individu. Je leeft misschien in de kring van een gezin, of in een huishouden met anderen. Je hebt wellicht familie, vrienden, een vereniging waarvan je lid bent, je hebt een baan(tje), je woont in een dorp of wijk van een stad, in een samenleving, in Europa, in 33
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
de wereld, in het heelal. Zoals je ziet worden de kringen steeds groter. De dingen die je doet vinden plaats in een groter geheel. Andersom hebben de dingen die in het grotere geheel gebeuren invloed op jouw kleine kring. 4.
Je leeft en handelt als burger altijd in verschillende domeinen: in het sociaal-culturele, het economische en het politieke. Als je naar het dorpsfeest gaat ontmoet je daar mensen, praat en danst met hen (Soc. Cult.), je geeft geld uit (Econ.), en hebt te maken met de regels die de overheid stelt voor een dorpsfeest, zoals niet roken in de feesttent (Politiek).
5.
Je maakt deel uit van verschillende verbanden, met daarbij verschillende verwachtingen. Die ene mop vertel je wel aan je vriendinnen, maar niet aan je ouders. Je rol is niet overal dezelfde. Thuis verwacht men ander gedrag van jou dan op je werk of stageadres. In de moskee of kerk gebruik je andere taal dan op het sportveld. Op het strand draag je andere kleding dan op school.
6.
Door de tijd heen verschuiven verbanden. Sommige worden minder belangrijk, andere komen daarvoor in de plaats.
Opdracht: Vorm duo’s. Pak een flap en een stift. Vervolgens gaat de ene persoon de ander vragen stellen over het volgende: Wat deed je afgelopen zaterdagmiddag tussen 14.00 en 16.00 uur, waar was je, wie kwam je tegen, et cetera. Op de flap verwerk je daarna alle verbanden die je hierboven ziet: de punten 1 t/m 6. Een aantal van jullie wordt gevraagd het aan het einde van de les te presenteren. Maak er dus een kunstwerk van! Succes.
34
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Sociaal Maatschappelijk dimensie 4. Veranderingen in de samenleving
De samenleving waarin we leven is altijd in verandering. Elke gebeurtenis heeft invloed op wat daarna gebeurt. Elke explosie, elk kusje, elke ruzie, elk feestje verandert de wereld. De wereld waarin onze ouders opgroeiden was een andere dan die van nu. De wereld van de Middeleeuwen was echt een andere dan die onze tijd. Dat betekent dat we anders in het leven staan dan de Middeleeuwer. In deze les gaan we naar een aantal grote veranderingen kijken.
De docent geeft les over de volgende begrippen
De Verlichting Rationalisering Secularisering Individualisering Emancipatie Ontzuiling Fragmentarisering
Geschiedenis In de Middeleeuwen stond de kerk centraal in het leven van mensen. Dat zie je nu nog aan de bouw van oude dorpskernen: een kerk in het midden met daar om heen de huizen. Het geloof in God stond centraal in het leven van de mensen. Na de Middeleeuwen werden de mensen steeds meer gericht op de aarde, in plaats van op de hemel, mede door de ontdekkingen van de wetenschap. Mensen kregen meer vertrouwen in het menselijk verstand, waardoor het geloof minder belangrijk werd. Het tijdperk waarin dit volop tot ontwikkeling kwam noemen we de Verlichting (ong. 1650 tot de Franse revolutie, 1789). In deze revolutie kwamen de burgers in opstand tegen de adel en tegen de kerkelijke macht. Hun hoogste waarden waren: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Dit zijn drie basiswaarden geworden voor de moderne westerse maatschappij. Onze Nederlandse grondwet kent deze drie waarden ook als basis. De mensen zijn in deze ontwikkeling, waarin de macht van de staat en van de kerk minder is geworden, steeds meer geïndividualiseerd. Ze ervaren zich minder als lid van een gemeenschap, en meer als een eigen persoon, als iemand die zijn eigen boontjes moet doppen. 35
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
In de vorige eeuw is in dat proces van individualisering de samenleving steeds meer ontzuild: de muren tussen groepen mensen (bijv. tussen de verschillende kerken) zijn voor een groot deel omgevallen. Kijk maar bij wie je allemaal in de klas zit.
Opdrachten. 1. Maak groepen van twee a drie personen. Pak de krant erbij, of bezoek de site van een van de Nederlandse kranten. Zoek artikelen waarin je zoveel mogelijk van de bovengenoemde ontwikkelingen terug te vinden zijn. Leg daarbij uit waarom je die ontwikkelingen er in herkent. 2. Beschrijf twee veranderingen uit je eigen leven waarin je bovengenoemde ontwikkelingen kunt herkennen. 3. Vind je de ontwikkelingen goed? Of hebben we er iets heel waardevols mee verloren? Verklaar je antwoord.
36
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Sociaal-maatschappelijke dimensie 5. Multiculturele Samenleving Multiculturele samenleving Men noemt de Nederlandse samenleving multicultureel. Dat wil zeggen dat er mensen met verschillende culturen samenleven. Wat is een cultuur? Cultuur is de wijze waarop een groep mensen hun leven vorm geeft. Dat zie je in hoe mensen met elkaar omgaan, elkaar groeten, wat en hoe ze eten, hun muziek, hun theater, hun humor, hoe mensen zich kleden. Vaak hebben mensen van zichzelf niet in de gaten hoezeer ze bepaald zijn door hun cultuur. Ze vinden zichzelf normaal. Bij anderen zie je direct wat er cultuur aan is. Opdracht: Ga jij eens bij jezelf na in hoeverre jij bepaald wordt door jouw cultuur. De afgelopen 60 jaren zijn er mensen uit andere landen naar Nederland gekomen, en die brachten nieuwe culturen binnen. Daarvoor was Nederland ook al een land met verschillende culturen: Limburgers en Amsterdammers, Rotterdammers en Zeeuwen, Groningers en Utrechters, Rooms-katholieken en Gereformeerden, socialisten en liberalen, al deze groepen keken soms met verbazing naar hoe de anderen hun leven invulden. Sinds 1950 wonen er naast al die Nederlanders mensen uit Indonesië, Suriname, Marokko, Turkije, Kaapverdië in Nederland. De laatste jaren zijn daarbij arbeidsmigranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije bij gekomen. Zij zijn ook een deel van de Nederlandse samenleving geworden. Elke verandering is wennen. Mensen hebben aan de ene kant behoefte aan verandering, want als alles alleen maar herhaald wordt, is het leven te saai. Tegelijk zijn mensen ook een beetje huiverig voor verandering. Migratie brengt verandering mee, zowel voor de mensen die naar Nederland komen, als voor de mensen die al in Nederland wonen.
Opdrachten: Zoek in de krant ontwikkelingen die te maken hebben met de multiculturele samenleving. Wat vind je van wat er in het artikel staat? Probeer eens te bedenken wat voor de mensen die naar Nederland kwamen het moeilijkste was om aan te wennen. Probeer eens te bedenken wat voor de mensen die al in Nederland woonden het moeilijkste was om aan te wennen. Wat is de grootste verandering geweest in de samenleving door de komst van de nieuwe Nederlanders?
37
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Als er mensen uit andere landen in Nederland komen wonen, kan daar op verschillende manieren op gereageerd worden. Nieuwkomers moeten een plaats krijgen in de samenleving. Er kunnen verschillende keuzes worden gemaakt. Hieronder vind je er vijf: Inburgering: Nieuwkomers leren mee te doen aan de samenleving: leren van taal, wetten, waarden en normen. Integratie: Nieuwkomers gaan echt meedoen aan de samenleving, eventueel met behoud van eigen identiteit: geloof, levenswijze. Melting Pot: Mensen uit verschillende groepen vermengen zich, onder andere door relatievorming. Dit is vooral in de Verenigde Staten gebeurd. Assimilatie: Nieuwkomers passen zich aan de samenleving aan, met verlies van de eigen identiteit. Segregatie: Nieuwkomers leven in de nieuwe samenleving gescheiden van de anderen, bijvoorbeeld in eigen wijken. Opdracht Melting pot is geen zaak van de overheid. Dat ontstaat of ontstaat niet. De eerste twee vindt de Nederlandse overheid gewenst. De laatste twee niet. Probeer te bedenken waarom.
38
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Sociaal-maatschappelijke dimensie 6. Levensbeschouwing Het kerndilemma Jij bent een vrij mens. Jij kunt in principe zelf bepalen wat je wilt. Je hebt je eigen ideeën over leven en dood, over mensen, over goed en kwaad. Tegelijkertijd ben je mens tussen andere mensen. En die anderen hebben invloed op jou. Ook als het gaat om je levensvisie. In sommige gemeenschappen wordt het zelfs niet gewaardeerd als jij er andere ideeën over het leven op nahoudt. Dus je bent vrij, maar je wilt ook graag deel uitmaken van je omgeving en past je daarom graag aan, toch? In onderstaand verhaal lees je een aantal aspecten over levensbeschouwing. Daaraan gekoppeld vind je telkens een opdracht. Bereid die voor, voordat we ze in groepjes op school gaan bespreken. Vorm groepjes van maximaal 4 mensen en bespreek die vragen. Het is niet de bedoeling dat je gaat discussiëren, maar dat je aan elkaar vertelt wat jouw antwoord op de vraag is.
* Inleiding Een mens is een gek wezen. Hij denkt overal over na, hij stelt overal vragen bij: 'Wat was er eerder, de kip of het ei?' Er is geen kip die zich dat ooit heeft afgevraagd maar de mens doet dat wel. 'Hoe zit het heelal in mekaar? Er moet toch een keer een eind aan dat heelal komen? En wat is daar dan weer achter? En hoe zit het met de tijd? Is de wereld er altijd al geweest? Er moet toch een begin zijn? Maar wat was er dan voor dat begin? En: waarom is alles zo als het is? * Levensvragen Mensen stellen vragen. Sommige van deze vragen gaan over de wereld, het geheel, zoals bovenstaande vragen. Er zijn ook vragen die over jezelf gaan, over je eigen bestaan. Vragen als: 'Waarom ben ik er eigenlijk?' 'Waar kom ik vandaan?' 'Wat vind ik nu echt belangrijk in het leven?' 'Wat gebeurt er als ik doodga?' ‘Wie/wat is de mens?’ 'Wat moet ik doen? Wat is goed en wat is kwaad?' Deze vragen noemt men levensvragen. 39
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Opdracht: Neem één van bovenstaande levensvragen, en geef daarop je eigen persoonlijke antwoord. Zitten er dingen in je antwoord waarvan je denkt dat je kunt bewijzen dat je antwoord waar is? Wat denk jij bij het woord ‘God’? (Nogmaals: het is niet de bedoeling dat je met elkaar discussieert over de antwoorden) Nog een levensvraag: ‘Waarom is er zoveel ellende in de wereld?' Opdracht: Geef je eigen antwoord op deze vraag.
* Levensbeschouwing Mensen stellen niet alleen vragen. Ze vinden dus ook antwoorden. Je kijkt op een bepaalde manier naar het leven. Zo heeft iedereen zo'n visie op het leven. Die antwoorden die iemand geeft op de grote levensvragen noemen we iemands levensbeschouwing, je visie op het leven. Ieder mens heeft een levensbeschouwing. Bewust of onbewust. Een levensbeschouwing uit zich altijd in iemands daden, in hoe je je kleedt, in wat je eet, in hoe je je vrije zaterdagavond invult, etc. Als je dus wilt weten hoe iemand tegen het leven aankijkt, moet je niet alleen letten op wat die persoon zegt, maar ook op wat hij of zij doet! Opdracht: Heeft jouw levensbeschouwing een naam (bijv. christen, hindoe)? Als het geen naam heeft, probeer je visie dan in één woord of zin te verwoorden (moeilijk, he?!) Geef een voorbeeld uit je eigen leven waaruit blijkt dat jouw keuze bepaald wordt door hoe jij naar het leven kijkt (verband levensbeschouwing – gedrag).
* Hoe wordt een levensbeschouwing gevormd? Het is echt niet zo dat ieder mens in z'n eentje de zin van het bestaan ontdekt. Die visie op het leven wordt medegevormd door je omgeving, door de cultuur waar je in leeft, via ouders, via scholen, leeftijdgenoten, het land waar je in woont, kranten, bladen, radio, televisie, evt. de kerk of moskee. Opdracht: Welke personen of instanties hebben invloed gehad op hoe jij het leven ziet? 40
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Welke personen of instanties zullen in de toekomst invloed hebben op hoe jij het leven ziet?
* Een levensbeschouwing is iets heel persoonlijks Wij discussiëren graag over een onderwerp. Maar soms merk je dat je iemand kwetst zonder dat dat jouw bedoeling was. Je wilde alleen maar over dat onderwerp praten en zeggen hoe jij er over denkt en plotseling wordt iemand heel kwaad op jou. Dan denk je: 'hoe kan dat nou? Ik zeg alleen maar hoe ik er over denk!' Daaruit blijkt hoezeer een levensbeschouwing een deel van je hele persoon is. Daarom is het belangrijk daar rekening mee te houden en respect te tonen voor een ander. Als je iets over iemands levensbeschouwing zegt, zeg je iets over iemands persoon. Als je zegt dat je iemands opvatting belachelijk vindt, zeg je eigenlijk dat die persoon enigszins belachelijk is! Belangrijk is daarom dat je je visie in de ik-vorm aan een ander vertelt: ‘ik zie het zo.’.
Opdracht: Soms ontwikkelen mensen een kijk op het leven door een heel bijzondere ervaring die ze hebben gehad, bijv. een ziekte, een bijzonder gesprek, een onverklaarbare gebeurtenis. Heb jij een heel persoonlijke opvatting over iets in het leven, die niet gevormd is door je omgeving?
* Levensbeschouwing en mensbeeld Hoe jij naar het leven kijkt bepaalt mede hoe jij naar mensen kijkt. Christenen geloven in de zondeval: de mens is goed geschapen, maar daarnaast ook aangetast door de zonde, het kwade. Een humanist gelooft in de mens, en in zijn mogelijkheid om naar z’n geweten te luisteren. Je zou daaruit de conclusie kunnen trekken dat de humanist daarom meer vertrouwen heeft in de mens.
* Levensbeschouwing in de crisis Mensen stellen levensvragen en geven daar antwoorden op. En zolang het leven aangenaam verloopt, sta je daar niet zo bij stil. Maar als iemand ziek wordt, of met de dood geconfronteerd wordt, of als er een grote verandering in je bestaan komt (bijv. een opname in een ziekenhuis) dan komen de grote vragen naar boven: 'Waarom overkomt mij dit?' of 'Wat heb ik nou eigenlijk van mijn leven gemaakt?', of ‘Wat vind ik nu echt belangrijk?’. Je wordt in zo'n situatie met de eindigheid van het leven geconfronteerd. Je leven is beperkt. Je gaat misschien ook nadenken over de dood, over jouw dood. Je bent wellicht afhankelijk geworden van anderen. Ook dat heeft invloed op je visie op wie je bent, en wat belangrijk is voor jou. In een ziekenhuis heb je bovendien alle tijd om na te denken. 41
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Mensen kunnen in een moeilijke levensperiode heel verschillend reageren. Soms raken mensen in zo'n crisis helemaal in de war, omdat oude zekerheden onzeker worden. Anderen krijgen dan juist een diepere kijk op het leven. Ook vallen veel mensen terug op hun geloof van vroeger, uit hun jeugd.
* Levensbeschouwelijke stromingen Soms verenigen mensen met eenzelfde levensbeschouwelijke achtergrond zich en vormen een kerk, een verbond of een andersoortige vereniging. Ze hebben dan vaak dezelfde regels en geloven samen in een betere wereld. Ze steunen elkaar in moeilijke tijden. Bijvoorbeeld: geloofsgenoten bezoeken de zieke gelovige in het ziekenhuis. Opdracht: Ben jij lid van een groep die verenigd is rondom een levensbeschouwing, bijv. een geloofsgemeenschap? Vertel eens wat er tijdens een bijeenkomst gebeurt! Als je niet lid bent van zo’n groep, vertel dan iets over waar jij en je vriend(inn)en zoal over praten, en over wat jullie samen doen.
Opdracht: Veel levensbeschouwingen hebben een naam: christendom, islam, hindoeïsme. Zoek per persoon informatie over één van onderstaande visies op, en leg elkaar uit wat de betekenis is van de volgende levensvisies: Hedonisten Ietsisten Agnosten Atheïsten Ongebonden spirituelen Niet-religieuze niet humanisten Animisten
De grote levensbeschouwingen zullen in de gevorderdenfase-I aan bod komen.
42
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Buitenopdracht Sociaal- Maatschappelijk Interview een oudere
Vergrijzing
Men deelt het leven soms op in drie fases. I. Kind, leerling. In deze fase leer je het leven. II. Volwassene. In deze fase doe je actief mee, lever je je bijdrage aan de samenleving. III. Oudere. In deze fase is alles mogelijk: terugkijken, vooruitkijken, die dingen doen waarvan je altijd gedroomd hebt, afscheid nemen. Het kan ook een fase zijn van grote zorgen over gezondheid, kinderen, financiën, eventueel leven na dit leven, en meer Interview een 80-plusser. Probeer daarbij een beeld te krijgen van hoe deze persoon naar zijn of haar hele leven lijkt, naar verleden heden en toekomst, naar wat belangrijk is geweest in zijn/haar leven, wat belangrijke gebeurtenissen of periodes zijn geweest in hun leven, wat de grootste verandering in de samenleving is geweest tussen hun jeugdjaren en nu, welke andere mensen belangrijk zijn geweest, welke lessen ze in het leven hebben opgedaan, hoe ze de jeugd van tegenwoordig beoordelen, of de wereld een betere of slechtere plek is geworden, of ze wijze raad hebben voor jou. hoe ze hun eigen lijf ervaren op deze leeftijd, hoe belangrijk materiele zaken belangrijk nu zijn voor hen, waar ze nu veel aan denken met welke beperkingen ze geconfronteerd worden of deze samenleving goed is voor ouderen, welke verwachtingen ze hebben Bedenk zelf ook een aantal vragen! Minimaal drie! Wat zou jij willen weten van een oudere? 43
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase … … …
Maak een waardenschaal (zie onder) van een leeftijdgenoot, wie hij/zij nu is, en vraag hetzelfde aan de 80-plusser. Een waardenschaal is een rangorde van waarden, en geeft aan wat voor jou het belangrijkst is, wat het op een na het belangrijkst is, etc. Maak een top 7 Leg deze vraag ook voor aan de 80+-er.
De waarden: Liefde Familie Respect Geloof Gezin
Genot
Vrijheid
Gemeenschapszin (denk aan meedoen in dorp, Het milieu Vrede wijk, kerk) Gelijkheid Rijkdom/ Gehoorzaamheid (Bijv. welvaart aan God of ouders) Waardering Gezondheid Verdraagzaamheid Sportiviteit Gezelligheid Zelfbeschikking
Eerbied voor het gezag Veiligheid/zekerheid Lichamelijke intimiteit/seksualiteit Eten/drinken Verantwoordelijkheid
Verzamel de resultaten binnen je coachgroep. Maak twee samenvattingen: een van de resultaten van je leeftijdgenoot, en een van die van de 80-plusser.
De waardenschalen leeftijdgenoot
ouderen
Waarde 1 Waarde 2 Waarde 3 Waarde 4 Waarde 5 Waarde 6 Waarde 7
Zoek aan de hand van de uitkomsten uit wat de verschillen zijn tussen je leeftijdgenoten en ouderen. Noem naar aanleiding van de uitkomst minimaal 3 aandachtspunten voor de zorg!
44
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Politiek –juridische dimensie 1. In welk land leven we? Politiek is keuzes maken We hebben in de introductie gezien dat de samenleving bestaat uit burgers. Elke burger heeft zo zijn eigen wensen die hij probeert te realiseren en eigen problemen die hij wil oplossen. Hij heeft de ander daarbij nodig; soms alle burgers (bijv. de Nederlandse samenleving, het volk). Denk aan het voorkomen van epidemieën of het voorkomen van overstromingen. Burgers moeten met elkaar samenwerken. Vragen die dan beantwoord moeten worden, zijn bijvoorbeeld: -over welke wensen/problemen gaan we samenwerken? -welke keuze gaan we maken om het probleem op te lossen? -hoe/wie voeren we de keuze uit? -hoe gaan we na of het probleem is opgelost?
In schema: Informatie verzamelen om te kunnen kiezen Keuze maken Uitvoeren van de keuze Controleren van de keuze Evalueren van de keuze Het antwoord geven op deze vragen is “politiek bedrijven”. De politiek praat over de maatschappelijke problemen, mogelijke antwoorden en maakt vervolgens zijn keuze. Politici worden daarbij geholpen door ambtenaren. De organisatie van politici en ambtenaren wordt de “Overheid” genoemd. Het gaat over keuzes voor het kerndilemma vrijheid <-----------> verantwoordelijkheid. Keuzes die leiden tot wetgeving. Er zijn heel veel wetten. Een belangrijke wet die voor alle burgers van groot belang is, is het Wetboek van Strafrecht. Je mag niet stelen, niet moorden, niet verkrachten, niet te hard rijden, enz. enz.
45
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. Je gaat met een groepje op vakantie naar Spanje . Jullie koffer is erg klein. Je kunt maar 8 dingen meenemen. Wat zouden jullie meenemen als je zou moeten kiezen uit de afgebeelde lijst? Paspoort, zwembroek, verrekijker, wegenkaart, bandenplakspullen,opblaasbare kano, woordenboekje, zonnebril, wandelschoenen, dikke trui, 4DVD’s, radio, zonnebrandolie, föhn, nette kleding, vishengel, tennisracket. a. Spreek hierover in het groepje. b. Vergelijk jullie lijst met de andere groep. c. Maak een lijst waar iedereen het mee eens is. d. Is kiezen moeilijk? Verklaar je antwoord. e. Stel dat het in Spanje 10 graden Celsius blijkt te zijn. Heb je spijt van je keuzes?
2. a. Over welke maatschappelijke onderwerpen worden er in Nederland op dit moment politieke keuzes gemaakt? Ben je het hiermee eens? Motiveer je antwoord. b. Over welke maatschappelijke onderwerpen zou jij keuzes willen maken in Nederland? c. Herken je hierin het kerndilemma: vrijheid ---- verantwoordelijkheid voor burger en samenleving? d. Kies een actueel voorbeeld uit de krant over keuzes maken en pas het toe in het schema van het kerndilemma.
3.Op landelijk niveau wordt de overheid “Het Rijk’ of “De Rijksoverheid” genoemd. In advertenties ‘Werken bij het rijk’ worden ambtenaren gezocht die na kunnen denken over mogelijke negatieve en positieve gevolgen van politieke keuzes door politici. Zie onderstaand voorbeeld. a. Leg de betekenis van deze advertentie uit.
46
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
b. Herken je in deze advertentie het kerndilemma? Geef een toelichting. c. Welke keuze zou jij maken en vastleggen in een wet? d. Weet je welke keuze de politiek heeft gemaakt over het dilemma in de advertentie?
1. Voer een discussie over de volgende stelling: De burger is betrokken bij de voorbereiding, het maken en de uitvoering van politieke keuzes. Neem een actueel voorbeeld ter illustratie.
2. Leg uit dat de tekenaar de politieke keuze in beeld brengt.
47
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Belangrijke keuzes bij de inrichting van Nederland Nederland is een staat: er is een grondgebied, er is een volk (burgers) en er is een overheid. Hoe is de staat georganiseerd? Hoe is de relatie tussen overheid en de burgers? Er zijn belangrijke keuzes gemaakt. Deze keuzes zijn vastgelegd in de belangrijkste wet: de Grondwet. De grondwet is veel minder makkelijk te wijzigen dan een gewone wet en geeft dus meer zekerheid voor burgers. De keuzes zijn: 1. 2. 3. 4.
Nederland is een parlementaire democratie Nederland is een constitutionele monarchie. Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Nederland is een sociale rechtsstaat.
1. Nederland is een parlementaire democratie Politici maken keuzes voor het volk over maatschappelijke onderwerpen. Er is een hele organisatie die zich hiermee bezighoudt: de overheid. Waar “halen politici/de overheid het recht vandaan” om voor en over het volk te mogen beslissen? Er zijn twee zogenaamde regeringsvormen: Democratie: het volk beslist Regeringsvorm
Dictatuur: een persoon of enkele personen beslissen Op het Nederlands grondgebied is eeuwenlang eigenlijk een dictatuur geweest. De politici waren keizers, koningen, hertogen, graven, bisschoppen die op grond van geboorte, overwinningen op het slagveld, het aangaan van huwlijken, benoemingen, enz. aan de touwtjes trokken. Zij maakten de keuzes. Het volk had de keuzes maar te aanvaarden. Maar burgers pikten dit niet meer. Zij kwamen in opstand tegen de heersers. Belangrijke momenten van opstand in de Nederlandse en Europese geschiedenis - De opstand tegen de Spaanse koning in de Tachtigjarige Oorlog in de 16e en 17e eeuw. Het volk wilde vrijheid van godsdienst en veel minder belasting betalen. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond. - De opstand tijdens de Franse Revolutie (eind 18e eeuw) tegen de macht van de adel. De burgers willen vrijheid, gelijkheid en broederschap. Ook in Nederland. - De opstanden van het “gewone volk” (arbeiders) in Europa halverwege de 19e eeuw tegen overheden en ondernemingen die te weinig rekening hielden met de wensen/noden van een grote groep mensen. Zij willen verbetering van woon-, werk- en leefomstandigheden. Revolutie in vele Europese landen. In Nederland was Koning Willem II daarom (en we weten nu recent ook: vanwege chantage…) bereid macht in te leveren (1848).
48
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Parlementaire democratie Een belangrijk jaar is 1848. In de vernieuwde grondwet wordt de macht van de Koning beperkt. Het rijke/voorname deel van het volk dat in het parlement (volkvertegenwoordiging) zit, krijgt meer invloed op de politieke keuzes. Begin 20e eeuw krijgt het hele volk stemrecht; eerst de mannen (1917), daarna ook de vrouwen (1922). Zo ontwikkelt Nederland zich tot een parlementaire democratie: het volk kiest het parlement om de 4 jaar en vertegenwoordigt het volk. Het parlement heeft veel invloed op de politieke keuzes. De regering heeft het vertrouwen nodig van het parlement om het land te kunnen regeren. Het Nederlandse parlement (Staten Generaal) bestaat uit twee Kamers: de Eerste en Tweede Kamer. Gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) was er in Nederland wel een dictatuur.
Directe democratie Een enkele keer wordt de mening over een onderwerp rechtstreeks aan het volk gevraagd. Dat wordt een referendum of volksraadpleging genoemd. De laatste keer dat dit gebeurd is, was over de Europese grondwet. Een referendum is in Nederland altijd een advies aan het parlement (raadplegend referendum). Het parlement mag het advies naast zich neerleggen.
Vragen en opdrachten 1. Bij welke onderstaande tekeningen horen de begrippen “dictatuur” en “democratie”? Verklaar je antwoord.
overheid
oo
overheid macht (nemen) gezag (geven)
volk
volk
49
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
2. Discussieer over de volgende uitspraken van Winston Churchill: a. Democracy is the worst form of government except for all those others that have been tried. (Democratie is de slechtste regeringsvorm, op alle andere methoden die al geprobeerd zijn, na). b. The best argument against democracy is a five-minute conversation with the average voter. (Het beste argument tegen democratie is een gesprek van vijf minuten met de gemiddelde kiezer.)
3. Lees onderstaand bericht. Meerderheid Tweede Kamer voor correctief referendum
woensdag 17 april 2013 DEN HAAG - Op 16 april 2013 stemde een meerderheid in de Tweede Kamer in met het wetsvoorstel dat een correctief, bindend referendum mogelijk moet maken (eerste lezing Grondwetsherziening). Het voorstel was ingediend door PvdA, D66 en GroenLinks. Tegen stemden VVD, CDA, SGP en ChristenUnie. Met de invoering van een correctief referendum moeten burgers meer zeggenschap krijgen over het regeringsbeleid. Aangenomen wetsvoorstellen kunnen dan alsnog aan een referendum worden onderworpen. D66-Kamerlid Gerard Schouw verwacht dat het referendum een grotere belangstelling voor, en betrokkenheid bij de besluitvorming in de Tweede Kamer brengt. "Dat zorgt voor meer draagvlak." Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Wanneer in de Senaat eveneens een meerderheid voor het voorstel stemt, volgt een tweede lezing. Dit kan echter pas na de volgende Tweede Kamerverkiezingen. In beide Kamers is bij de tweede lezing een tweederde meerderheid nodig. Het organiseren van correctieve referenda moet vervolgens nog bij wet worden geregeld.
Ben je voor of tegen invoering van het correctief referendum? Korte discussie en stemmen.
4. Maak een eenvoudige tijdsbalk en noteer hierop de belangrijkste gebeurtenissen uit het levensverhaal van de grondwet ( zie filmpje van www.grondwetpad.nl)
5. Zoek de tekst van de Nederlandse grondwet op internet. Waaraan herken je dat Nederland een parlementaire democratie is?
6. Geef aan welke regeringsvorm de volgende landen hebben: -Verenigde Staten van Amerika -België -Cuba -Turkije -Rusland -Noord Korea
50
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
7.De parlementaire democratie vind je niet alleen op landelijk (Rijks) niveau. Vul onderstaande de lijst aan: Europa : Nederland: Staten Generaal Provincie : Gemeente : 8. Spreekt de tekst van dit bord jou aan?
2. Nederland is een constitutionele monarchie We hebben sinds 1813 een Koning als staatshoofd die een verre afstammeling was van Willem van Oranje. De man die de Nederlandse opstand leidde tegen de Spaanse overheersing. Omdat Nederland ook nu nog een koning als staatshoofd heeft, is Nederland een monarchie. De eerste koning was Koning Willem I. De afstammelingen van Koning Willem I zullen hem als staatshoofd opvolgen. Sinds 2013 is Willem Alexander de monarch (vorst). Als het staatshoofd niet door geboorte op die plek terecht is gekomen, spreken we van een republiek. Een staatshoofd is de hoogste vertegenwoordiger van een staat, in binnen- en buitenland. Denk aan het afleggen van staatsbezoeken en aanwezig zijn bij belangrijke binnenlandse gebeurtenissen. republiek (staatshoofd: president niet door geboorte)
Staatsvorm
monarchie (staatshoofd: koning/keizer/prins door geboorte) De invloed van de Koning is in de Nederlandse grondwet (=constitutie) ingeperkt. Vandaar dat Nederland een constitutionele monarchie is. Koning Willem Alexander is onderdeel van de regering, startende ministers en staatssecretarissen leggen tegenover hem de eed/belofte af, hij is voorzitter van de Raad van State (belangrijkste adviesorgaan van de Regering en Parlement) en ondertekent de wetten. Verder spreekt de Koning wekelijks met de minister-president en met andere politici, opent het parlementaire jaar (uitspreken van de Troonrede op de 3e Dinsdag van September waarin de plannen van de regering voor het komend jaar worden verteld). Tot 2012 was de Koning ook zeer betrokken bij de vorming van een kabinet. Dat is nu niet meer het geval. 51
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Hoe groot de invloed van Willem Alexander in de regering precies is, weet eigenlijk niemand. De invloed is er wel: hij spreekt met politici (informeren, adviseren, stimuleren,…), geeft zijn ideeën in bijvoorbeeld de Kersttoespraak. Willem Alexander hoeft geen verantwoording voor zijn gedrag af te leggen. In de Grondwet staat het zo: “De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk”. Als de Koning iets doet of nalaat en dat roept vragen op bij parlementariërs, dan legt de minister-president hierover verantwoording af in het parlement.
Vragen en opdrachten 1. Lees onderstaand bericht Vier maanden voor majesteitsschennis
Opdracht Van onze 13 verslaggever Luuk Esser Lees het krantenbericht en beantwoord de vragen 16 maart 2008 AMSTERDAM- De Dortenaar Arie R. (45 jaar) moet vijf maanden de cel in voor het beledigen van de koningin en politie. De straf valt hoger uit dan de eis van het Openbaar Ministerie (OM); 3 maanden. Een “kankerhoer” noemde hij Beatrix in november. Ook politieagenten en medewerkers van het Leger des Heils werden beledigd en bedreigd. De straf: 4 maanden onvoorwaardelijke celstraf omdat Arie R volgens de rechter een “notoire veelpleger” is. Arie R. is vrijgesproken van de belediging/bedreiging “Beatrix een kogel door haar hoofd te jagen”, omdat Arie R. onder invloed van alcohol was en dus was de bedreiging niet serieus te nemen. Het komt zelden voor dat iemand vanwege het beschimpen van de vorstin veroordeeld wordt. In juli 2007 werd de Amsterdammer Regilio A. nog veroordeeld wegens majesteitsschennis. Hij noemde Beatrix een hoer en moest € 400,00 boete betalen.
a. Waarom is majesteitsschennis in Nederland strafbaar? b. Wat vind je van de straf voor Arie R.?
2. Sommige partijen vinden dat de Koning geen onderdeel meer moet zijn van de regering. Zij zijn voor een “ceremonieel koningschap”. 52
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
3.Beoordeel onderstaande uitspraak: “De Koning moet uit de Regering. Hij mag nog alleen linten doorknippen.”
3. Het volk is in grote meerderheid (85%) voor het koningschap; een kleine minderheid is voor een republiek. a. Hoe is dat in je klas? b. Geef je mening over de twee foto’s hieronder.
53
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase 3. Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat Een staat kan vanuit een centraal punt (Den Haag) bestuurd worden . We spreken van een eenheidsstaat. De (Rijks)overheid zorgt voor wetgeving en toezicht. In Nederland wordt de staat ook uit andere plaatsen (o.a. provincies, gemeenten) bestuurd. Dat noemen we een gedecentraliseerde eenheidsstaat; een staatsvorm waarbij delen van de staat (bestuurslagen) zelfstandige taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben. Denk bijvoorbeeld aan het drugsbeleid, prostitutiebeleid (=autonomie). Daarnaast zijn de decentrale overheden verplicht uitvoering te geven aan wetten van het Rijk, bijvoorbeeld infectieziektebestrijding (=medebewind). Gemeenten krijgen een steeds meer taken van het Rijk erbij: het organiseren van jeugdzorg, thuiszorg en arbeid voor gehandicapten. Hieronder zijn de (gedecentraliseerde) eenheidsstaten weergegeven (donker).
.
Nederland[bewerken] Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Decentralisatie wil zeggen dat de landelijke overheid een aantal taken heeft afgestaan aan de gemeentelijke en provinciale overheid. Eenheidsstaat betekent dat de nadruk in onze staat ligt op de landelijke overheid en dat de macht van provincie en gemeente ondergeschikt is aan de macht van de landelijke overheid. Provincies en gemeenten moeten zich voegen naar het landelijk beleid en kunnen alleen eigen beleid maken als het om zaken gaan die alleen de provincie of de gemeente betreffen. De hoogte van maximumstraffen is in een eenheidsstaat een zaak van de landelijke overheid, daar mogen provincie en gemeente niet aankomen. Provincies en gemeenten hebben wel de bevoegdheid om (vaak binnen door de rijksoverheid bepaalde grenzen) eigen zaken te regelen, zoals de hoogte van de gemeentelijke belasting, parkeertarieven en de manier waarop
54
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase In een gedecentraliseerde eenheidsstaat kan de Rijksoverheid gemeenten/provincies opheffen. Immers, de provincies/gemeenten zijn door het Rijk ingesteld. Gemeenten worden samengevoegd; nieuwe provincies gemaakt of deelgemeenten vanaf 2014 opgeheven.
Bij een federale staat is het staatsgezag is verdeeld tussen het centrale of federale niveau en de deelstaten. Op federaal niveau wordt beslist over buitenlands beleid en defensie. Aan de afzonderlijke delen (deelstaten) hebben een grote mate van zelfstandigheid. Bijvoorbeeld: de gehele rechtspraak, de gehele gezondheidszorg of het hele onderwijs. In federaties die ooit zijn gesticht door de destijds zelfstandige staten - Zwitserland, Verenigde Staten van Amerika - bestaat het federale niveau slechts omdat de deelstaten dit willen. In zogenaamde 'federaties' die vanuit een centrale macht zijn ontstaan - bijvoorbeeld Duitsland, Rusland en België - geldt dit niet. Als een (deel)staat het recht heeft om eruit te stappen, spreken we van een confederatie. De Europese Unie is een confederatie.
(gedecentraliseerde) eenheidsstaat Bestuursvorm
federale staat confederale staat
Vragen en opdrachten 1. Kijk op de site van jouw gemeente. Kies een onderwerp waarover jouw gemeente eigen beleid maakt. Vind je dat de gemeente de goede keuzes maakt? 2. Volgens Geert Wilders moet Nederland uit de Europese Unie stappen. Zet eens twee voordelen en twee nadelen op een rij. Een verstandige keus?
3. Het kabinet wil de gemeente verantwoordelijk maken voor een deel van de zorg die nu nog in de AWBZ is geregeld. Zie onderstaand bericht:
55
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
56
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Wat zijn de voor- en nadelen van de overheveling van Rijkstaken naar de gemeente?
4. Nederland is een sociale rechtsstaat. Een rechtsstaat is een staat waarin burgers door het recht beschermd worden tegen de macht van de staat. Dit is vastgelegd in wetten. Je mag niet zomaar door de overheid worden opgesloten in een psychiatrische inrichting, je mag niet zomaar door de politie worden aangehouden, enz. Je kunt de onafhankelijke rechter inschakelen als de staat misbruik maakt van zijn macht. Een rechtsstaat waarborgt de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. In onze grondwet staat in artikel 1 dat discriminatie verboden is: “gelijke gevallen worden gelijk behandeld”. De wetten gelden voor burgers en overheid. Er zijn staten waarin de burger niet beschermd wordt tegen misbruik van overheidsmacht: de politiestaat. Belangrijke voorwaarden voor een rechtsstaat zijn: a. De aanwezigheid van een grondwet waarin de bevoegdheden van de overheden zijn opgenomen. b. Het overheidsoptreden moet plaatsvinden op grond van een wet. Geen willekeur. De wetgever, de uitvoerder van wetten en de rechter moeten zich ook aan de wet houden. c. De macht van de overheid is verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht (Trias Politica= drie machtenleer). Elke overheidsinstantie heeft bevoegdheden die een andere moet kunnen controleren op misbruik van deze bevoegdheden (checks en balances). Als de Inspectie voor de volksgezondheid (uitvoerder) zijn bevoegdheden misbruikt, kan bijvoorbeeld de rechter dit corrigeren. d. De rechters zijn onafhankelijk. Ze worden “voor het leven benoemd” (70 jaar). Ze kunnen niet ontslagen worden vanwege een uitspraak die bijvoorbeeld de wetgever niet gewenst acht. e. Burgers hebben klassieke grondrechten. Dat zijn belangrijke vrijheden die in de grondwet zijn vastgelegd: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering, vrijheid van vereniging, vrijheid van godsdienst, vrijheid van demonstreren, persvrijheid, vrijheid over je eigen lichaam. De overheid mag zich niet bemoeien met jouw mening/godsdienst/vereniging/verspreiden van je mening/lichaam. Beperkingen vanwege de openbare orde, de (volks)gezondheid en het verkeer moeten in een wet worden geregeld, als de grondwet een beperking mogelijk maakt. Een voorbeeld is de Infectieziektewet waarin het mogelijk is dat de burger verplicht is te dulden dat er onderzoek aan/in het lichaam wordt verricht. f. Burgers hebben politieke invloed. Er zijn verkiezingen waarbij burgers zich kandidaat mogen stellen (passief kiesrecht) en burgers mogen stemmen op burgers die zich kandidaat hebben gesteld (actief kiesrecht). Dit is democratie. In de democratie geldt: de meerderheid beslist. In de rechtstaat houdt de meerderheid bij zijn keuze rekening met de opvattingen van minderheden. 57
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Er zijn meer voorwaarden voor het goed functioneren van de rechtstaat die vaak genoemd worden: rechtsbijstand om een rechter te kunnen inschakelen of rechtsbijstand als je door de overheid voor de (straf)rechter moet verschijnen. Niet alleen een vrije pers, maar ook een pers die veelzijdig (meer omroepen, meer kranten) is. Klassiek grondrechten beschermen de burger tegen de overheid. Maar beschermt de Grondwet de burgers ook onderling tegen inbreuken op hun vrijheden? Meestal wel. In de vele wetten zijn die vrijheden vastgelegd, denk aan het Wetboek van Strafrecht. Een voorbeeld: “eigendom” is een klassiek grondrecht. De overheid mag dat eigendom niet zomaar onteigenen (“Nee, tenzij…” geeft de grondwet aan). Burgers mogen geen eigendommen van elkaar stelen (“Diefstal” , zegt het Wetboek van Strafrecht). In de grondwetsherziening van 1982 zijn er ook sociale grondrechten in de grondwet opgenomen. Sociale grondrechten geven de overheid de opdracht juist zich juist wel te bemoeien met onderwerpen die de burgers raken. Denk aan de verbetering van de gezondheidszorg, woningen, leefomgeving, onderwijs, werk en inkomenszekerheid. Rechtshulp bieden ook. Sociale grondrechten versterken de mogelijkheid van de burger om gebruik van de klassieke grondrechten te maken. Immers, als je ongezond bent, ga je misschien niet zo snel demonstreren in Den Haag. Een voorbeeld: Art. 22 Grondwet -1. De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. -2. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. -3. Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding.
We spreken van een sociale rechtstaat.
Vragen en opdrachten 1. Lees onderstaande krantenkoppen. Wordt de rechtsstaat aangetast of verstevigd? a. “Lage inkomens moeten meer betalen voor rechtshulp” b. “D66 wil mazeleninjectie verplicht maken” 58
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
c. “Buitenlander krijgt stemrecht” d. “Wilders komt voor de rechter wegens discriminatie” e. “Rechter uit ambt gezet wegens meineed”
2. Zet in onderstaande schema de volgende landen: -Rusland, Noord-Korea, Duitsland, Israel, Verenigde Staten, Turkije. Kun je je keuze met een voorbeeld toelichten?
klassieke: …………………….
rechtsstaat sociale: ………………………….. staat
politiestaat: …………………………………………….
3.Nederland is een sociale rechtsstaat. Wat merk jij hiervan in je leven? Vind je het fijn om in een sociale rechtsstaat te leven?
4.Lees onderstaand krantenbericht. Herken je in het krantenbericht de rechtsstaat? Licht je antwoord toe. 59
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
60
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
5.Lees onderstaande tekst uit de Troonrede van 2008: Respect, veiligheid en vertrouwen zijn kernwaarden in onze rechtsstaat. Tegen het schenden van normen moet opgetreden worden. Om herhaling te voorkomen is goed begeleide terugkeer in de samenleving essentieel. Criminele verslaafden worden sneller met drang naar hulp begeleid. Agressief of intimiderend gedrag op straat is onacceptabel. Diegenen die ernstige overlast geven, zullen effectief worden aangepakt met een gebiedsverbod. Tegen mensen die agenten, ambulancepersoneel en andere dienaren van de publieke zaak bedreigen, wordt stevig opgetreden. Duidelijkheid over wat wel en wat niet toelaatbaar is, versterkt vertrouwen tussen burgers onderling en vertrouwen in de overheid. Toezichthouders in buurten en wijken en op straten en pleinen vergroten het gevoel van veiligheid. In 2009 komen er 125 wijkagenten bij. Gemeenten krijgen de mogelijkheid bepaalde overtredingen direct te beboeten. Burgers kunnen ook zelf bijdragen aan een veilige leefomgeving. De regering zet zich onverminderd in voor een grotere rol van vrijwilligers bij brandweer en politie. Het vergroten van zelfredzaamheid van burgers en bedrijven bij crises en rampen krijgt bijzondere aandacht.
Voer een discussie over de volgende vraag: Geeft dit beleid van de Regering een versterking van de rechtsstaat of juist niet?
6.Zoek op internet de Nederlandse grondwet, hoofdstuk 1 (grondrechten). Maak een lijstje van 10 klassieke en 10 sociale grondrechten. 7. Toelaatbaar in een rechtsstaat?
8. Bekijk op www.grondwetpad.nl de filmpjes en beantwoord de volgende vragen: Passen onderstaande voorbeelden in een rechtstaat? a. Het dragen van Burka’s verbieden. b. Pedofielen partij Martijn verbieden. c. De zorg aan illegalen beperken. d. Verbieden van de bouw van een moskee. Waarom wel? Waarom niet?
61
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
9. Hieronder staat een aantal gebeurtenissen waarbij grondrechten met elkaar in conflict zijn gekomen. Deze conflicten zijn door de rechter opgelost. Lees de onderstaande gebeurtenissen door . a. Geef bij elke gebeurtenis aan welke grondrechten met elkaar in conflict zijn gekomen. b. Benoem in beide gebeurtenissen het kerndilemma vrijheid------ verantwoordelijkheid. c. Geef tevens aan welke uitspraak jij als rechter zou hebben gedaan in dit conflict. I. ´Wij schaffen, zodra wij de mogelijkheid en de macht hebben , de multiculturele samenleving af´. Sommige mensen vinden dat deze uitspraak tot rassen discriminatie aanzet. Mag je zoiets zeggen. De opmerking werd tijdens een demonstratie gemaakt door Hans Janmaat, de toenmalige fractievoorzitter van de politieke partij Centrum Democraten. De rechter: Ja, omdat deze mening gedaan werd om kritiek te geven op het minderhedenbeleid van de overheid werd hij niet gezien als aansporing tot discriminatie. II. Een bejaardentehuis heeft een regel in het huisreglement die ongehuwd samenwonen in een appartement verbiedt. Mag een bejaardentehuis deze regel stellen? De rechter: Nee, het bejaardentehuis mag het reglement niet doorvoeren. De overheid vindt het van groot belang dat bejaarden hun leven naar hun eigen inzicht inrichten. 10. Lees de ingezonden brief in de Metro
62
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Heeft Marcel Floor of Frank Reijbroek gelijk? Voer een discussie.
63
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Politiek-juridische dimensie 2. Hoe werkt onze democratie? De verkiezingen Nederland is een parlementaire democratie. Elke burger die Nederlander en 18 jaar of ouder is en in Nederland woont, mag via verkiezingen –om de 4 jaar- zijn/haar keuze op de kandidatenlijst voor de diverse parlementen in de bestuurslagen (gemeente, provincie, Nederland, Europa) maken. Voor de verkiezingen van de gemeenteraad geldt dat ook EUonderdanen en andere buitenlanders die langer dan 5 jaar in Nederland legaal verblijven, stemrecht hebben. Voor het Europees Parlement geldt het stemrecht voor EU-burgers die in Nederland wonen en Nederlanders in het buitenland. Voor de Tweede Kamerverkiezingen mogen Nederlanders in het buitenland ook stemmen. Sommigen burgers kunnen door de rechter uitgesloten worden van het stemrecht: mensen die een gevangenisstraf hebben van langer dan 1 jaar en burgers die wegens wilsonbekwaamheid niet in staat zijn, te stemmen. Burgers kiezen hun vertegenwoordigers van een politieke partij (PvdA, VVD, CDA, SP, CU, enz) die op de kandidatenlijst staan. Het mogen kiezen (stemmen) wordt het “actief kiesrecht” genoemd. Het recht om als burger gekozen te mogen worden gekozen, is “het passief kiesrecht”. Hoe kom je op een kandidatenlijst? Dat doe je door eerst lid te worden van een politieke partij (of er een op te richten!). Je kiest de partij die naar jouw idee de beste ideeën voor de inrichting van de samenleving heeft. Je wordt vervolgens actief in de partij: doet mee aan discussieavonden op partijbijeenkomsten, gaat in een commissie van de partij zitten, bijvoorbeeld de commissie die het verkiezingsprogramma gaat schrijven, gaat folderen langs de deur of bemand een verkiezingskraam op de markt. De ledenvergadering van de partij bepaalt uiteindelijk wie en op welke plaats op de kandidatenlijst wordt gezet. De belangrijkste verkiezingen zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer; een van de twee kamers van het Nederlandse parlement (=Staten Generaal). De Tweede Kamer telt 150 leden (zetels). De zetels worden verdeeld over de partijen die stemmen hebben gekregen. Hoe meer stemmen op een partij zijn uitgebracht, hoe meer zetels de partij in de Tweede Kamer krijgt. Dit noemen we “evenredige vertegenwoordiging”. De Eerste Kamer (75 leden) wordt niet rechtstreeks gekozen door de burgers. De Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de Provinciale Staten van de 13 provincies. We nemen deze verkiezingen van de Eerste Kamer daarom “indirect” of “getrapt”.
kiesgerechtigden
-Tweede Kamer -gemeenteraad -Europees Parlement
Provinciale Staten
Eerste Kamer
64
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
De vorming van een kabinet De volksvertegenwoordigers zijn gekozen in de diverse parlementen. Zij gaan nu bepalen wie het land, de provincie, de gemeente moeten “gaan leiden”. Op nationaal niveau noemen we dat de “regering”. De Koning is automatisch onderdeel van de Regering. De andere leden van de regering moeten wel worden gezocht en benoemd worden. Dat zijn de ministers en staatssecretarissen die samen het kabinet vormen. De regering is samen met de Eerste en Tweede Kamer de wetgever (=wetgevende macht). De regering bereidt ook nieuwe wetgeving voor en voert de (nieuwe) wetten uit (=uitvoerende macht). Op dit moment zijn VVD en PvdA de regeringspartijen. De andere partijen in Eerste en Tweede Kamer worden de oppositiepartijen genoemd. De vorming van een nieuw kabinet gaat volgens bepaalde stappen: 1. Informatie-fase Er moet worden nagegaan welke partijen uit de Tweede Kamer ministers en staatssecretarissen aan het kabinet willen leveren. Welke partijen willen “in het kabinet gaan zitten”? Bijna alle partijen willen dat graag (invloed!), maar omdat een partij in Nederland nooit de meerderheid van de Tweede Kamerzetels (> 75) heeft, moet er worden samengewerkt. De Tweede Kamer benoemt een informateur die nagaat welke partijen het kabinet willen vormen. Na de laatste Tweede Kamerverkiezingen in 2012 bleken VVD (41 zetels) en PvdA (38 zetels) met elkaar te willen samenwerken. Zij stellen een Regeerakkoord vast: de afspraken voor de komende 4 jaar. Op het eind van de onderhandelingen over het Regeerakkoord worden ook afspraken gemaakt welke partij welke “ministerspost” en/of “een staatssecretariaat” mag leveren. Bijvoorbeeld: het Ministerie van Financiën gaat naar de PvdA. De informateur (Wouter Bos en Henk Kamp) legt verantwoording af in de Tweede Kamer. De informatiefase kan in Nederland maanden duren.
2. Formatie-fase Nadat de informateur verslag heeft uitgebracht aan de Tweede Kamer, benoemt de Tweede Kamer de formateur (Mark Rutte). Dat is straks ook de ministerpresident van het kabinet. Hij/zij moet de mensen vinden die bereid zijn minister/staatssecretaris te worden in het kabinet. Natuurlijk krijgt de formateur de namen door van de toekomstige coalitiepartijen (VVD en PvdA) . De formateur legt vervolgens verantwoording af in de Tweede Kamer. 3. Beëdiging Vervolgens worden de leden van het kabinet –na beëdiging in aanwezigheid van de Koning- benoemd. Op de trappen van het paleis wordt de groepsfoto gemaakt. 4. Presentatie Na een aantal dagen presenteert het nieuwe kabinet zich in de Tweede Kamer met de Regeringsverklaring. Die bevat in hoofdlijnen de plannen van het kabinet voor de komende 4 jaar. Steun voor de plannen komt natuurlijk van de coalitiepartijen, maar is die er ook van de oppositiepartijen? Nu begint pas het werk: de plannen omzetten in wetsvoorstellen.
65
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. Lees onderstaand bericht en beantwoord de vragen. Onder curatele gestelden Ook personen die onder curatele zijn gesteld wegens 'wilsonbekwaamheid' mogen stemmen. Eerder waren 'wilsonbekwamen' uitgesloten van kiesrecht. Aanleiding van de wijziging was een uitspraak van de Raad van State. Deze stelde dat het uitsluiten van het kiesrecht van mensen die onder curatele staan in strijd kan zijn met het Internationaal Verdrag Burgerlijke en Politieke Rechten. Deze uitspraak werd indertijd uitgelokt door Martijn Greuter, een jongen die zelf onder curatele stond. De wetswijziging werd daarom in de politieke wandelgangen ook wel de 'wet Martijn' genoemd. Martijn Toenmalig minister Remkes van BZK onderstreepte dat het voorstel niet alleen was ingegeven door de uitspraak van de Raad van State: 'De regering is ervan overtuigd dat het goed is dat mensen zoals Martijn kunnen deelnemen aan verkiezingen. Het streven is erop gericht, dat personen met een geestelijke beperking zoveel mogelijk doen wat ze in redelijkheid kunnen. Kern van ondercuratelestelling is het in bescherming nemen van mensen, niet het ontnemen van rechten'. Advies Kiesraad De Kiesraad verzorgde in 2004, op verzoek van toenmalig minister van BZK De Graaf, een advies over de grondwettelijke uitsluiting kiesrecht curandi. Hierin stelde de Kiesraad dat 'de algemene kiesrechtuitsluiting van curandi niet langer te handhaven is. De algemene tendens is dat juist gestimuleerd wordt dat een curandus, als deze tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat kan worden geacht, zoveel mogelijk zelf rechtshandelingen en andere handelingen verricht. 'Bovendien', zo werd gesteld, 'is het ongerijmd personen die onder curatele zijn gesteld wegens een geestelijke stoornis het kiesrecht te ontzeggen, en overige personen die een vergelijkbare geestelijke gesteldheid bezitten, niet'.
Je werkt in een instelling van verstandelijk gehandicapten. Joris is onder curale gesteld door de rechter. Hij heeft zijn stempas ontvangen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Hij vraagt aan jou of je hem wilt helpen bij het stemmen. a. Mag Joris stemmen? Motiveer je antwoord. b. Hoe zou je Joris kunnen helpen?
2.Hoe werkt evenredige vertegenwoordiging? Totaal aantal uitgebrachte stemmen Tweede kamer verkiezingen: 10 miljoen. Aantal zetels: 150. Op de VVD zijn 3 miljoen stemmen uitgebracht. Hoeveel zetels krijgt de VVD in de Tweede kamer?
66
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
3.Weinig burgers zijn lid van een politieke partij. Onder jongeren is dat percentage nog lager. a. Hoeveel studenten in je klas zijn lid van een politieke partij? b. Waarom ben je wel/geen lid van een politieke partij? c. Wat is er nodig om lid te worden van een politieke partij/jongerenafdeling van deze partij?
4. Lees onderstaand bericht
Officiële uitslag Tweede Kamerverkiezing 12 september 2012 NIEUWSBERICHT, 17 september 2012 Het opkomstpercentage van deze Tweede Kamerverkiezing lag met 74,6% net iets onder dat van 2010 (75,4%). Van de 12.689.810 kiesgerechtigden hebben 9.462.223 personen hun stem uitgebracht. Hiervan waren 9.424.235 geldige stemmen. Blanco stemden 17.004 personen en ongeldig waren 20.984 stemmen. Dit maakte de Kiesraad op 17-09-2012 bekend in een openbare zitting in de Tweede Kamer.
Totaal aantal stemmen en kiesdeler Het totale aantal geldige, niet zijnde blanco, stemmen bedraagt 9.424.235 stemmen. Er zijn 150 zetels te verdelen. De kiesdeler bedraagt (afgerond naar boven) 62.829 (aantal geldige stemmen gedeeld door aantal zetels = 150). Niet afgerond is de kiesdeler: 62.828 35/150 Om met voorkeurstemmen te worden gekozen heeft een kandidaat meer dan 25% van de kiesdeler nodig, dus minimaal (afgerond naar boven) 15.708 stemmen. (bron: www.kiesraad.nl)
a. Bijna 75% van de kiesgerechtigde burgers heeft in 2012 gestemd voor de Tweede Kamerverkiezingen. Wat vind je van dat opkomstpercentage? b. Heb je meegedaan aan deze verkiezingen? Waarom wel/niet? c. Ga je meedoen aan de verkiezingen voor de gemeenteraad in maart 2014 en voor het Europees parlement in mei 2014? Waarom wel/niet? d. De ouderenpartij 50+ heeft 2 zetels in de Tweede Kamer sinds 2012. Reken uit hoeveel mensen op die partij ongeveer hebben gesteld.
67
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
5. Vul het schema verder in Gebied
volksvertegenwoordiging
dagelijkse leiding
Europa
…………………………
Europese Commissie
Nederland
………………………..
…………………….
Provincie
Provinciale Staten
…………………….
…………
………………………..
……………………..
6. Lees de kaartjes met diverse krantenkoppen. Leg met je groep de kaartjes in de goede volgorde: van verkiezingen tot en met nieuw kabinet. “Het ministerie van Defensie krijgt voor het eerst een vrouwelijke minister” “Beëdiging ministersploeg voor het eerst openbaar” “Rutte formateur” “Volksgezondheid gaat naar de VVD” “Nek-aan-nek-race tussen VVD en PvdA op verkiezingsavond” “Tweede Kamer kiest voor twee informateurs” “Plannen kabinet Rutte II kunnen rekenen op stevige kritiek” “Regeerakkoord laat euthanasiewetgeving met rust” “CDA verliest fors aantal zetels” 68
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
7. Over welke gebeurtenissen gaan onderstaande plaatjes?
69
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Van idee naar wet en van wet naar praktijk Regering en parlement stellen in Nederland de nieuwe wetgeving vast. De keuzes (= beleid) die in de wet worden gemaakt, zijn voorbereid door de Regering. Natuurlijk houdt de Regering zich aan de afspraken in het Regeerakkoord. Als de wet in het parlement is aangenomen, voert de Regering de wet uit. Het parlement controleert de voorbereiding en uitvoering van de wet. Ambtenaren op de ministeries ondersteunen de ministers en staatssecretarissen bij voorbereiding, de behandeling van het wetsvoorstel in het parlement en de uitvoering van de wet. De wet wordt op naleving gecontroleerd en geëvalueerd. Moet de wet worden aangepast? Individuele burgers en organisaties geven voortdurend hun inbreng bij dit zogenaamde “politiek proces”.
Schema I: politiek proces
beleidsinformatie
beleidsadvisering
beleidsontwikkeling
beleidsuitvoering
beleidscontrole
beleidsevaluatie
Feiten en opvattingen van / over burgers/politici/samenleving, bijvoorbeeld: enquêtes, situatie in buitenland, enz
Adviesorganisaties, bijvoorbeeld de Gezondheidsraad, RIVM, RVZ, geven advies aan politiek
Na discussies de keuze die minister, kabinet, Parlement maken, in wet vastgelegd. (zie volgend schema)
De wet wordt uitgevoerd door ambtenaren onder de politieke verantwoordelijkheid van minister/staatssecretaris. Ook burgers voeren de wet uit.
Inspecties (bijv. Inspectie voor de gezondheidszorg) controleren op naleving van de wet door burgers
Onderzoeksinstellingen (bijv. de Rekenkamer) gaan na of het doel van de wet behaald is en of het beter kan. 70
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
We lichten het onderdeel “beleidsontwikkeling” , ook wel het wetgevingsproces eruit. Schema II: beleidsontwikkeling/wetgevingsproces
Wetsvoorstel van de minister/staatssecretaris van bijvoorbeeld het ministerie van VWS (Edith Schippers ,VVD en Martin van Rijn, PvdA) wordt gemaakt.
Bespreking van het wetsvoorstel in de ministerraad (=vergadering van alle ministers). Voorstel wordt eventueel aangepast. Voorstel gaat voor advies naar de Raad van State. Voorstel wordt eventueel aangepast.
De Koning dient wetsvoorstel +toelichting+ advies Raad van State in bij Tweede Kamer. In de commissie Volksgezondheid van de kamer en daarna in de voltallige Tweede Kamer wordt het wetsvoorstel in het openbaar besproken en eventueel door de minister/staatssecretaris aangepast. Kamerleden kunnen ook zelf wijzingen voorstellen (amendement indienen). Over het voorstel + amendementen wordt gestemd in de Tweede Kamer. Aangenomen wetsvoorstellen (helft + 1) gaan naar Eerste Kamer.
Eerste Kamer bespreekt op dezelfde wijze het wetsvoorstel. Eerste Kamer heeft echter niet het recht van amendement. Aangenomen wetsvoorstellen (helft+1) gaan naar de Koning.
Het wetsvoorstel wordt ondertekend door de Koning , de verantwoordelijke minister/staatssecretaris en de minister van Justitie die voor plaatsing in het Staatsblad zorgt.
In principe treedt de wet 20 dagen na plaatsing in het Staatsblad in werking. Nu moeten ambtenaren en andere burgers zich aan de wet houden. Het beleid wordt uitgevoerd.
71
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdracht en 1. a. Pas de schema’s toe aan de hand van een actueel krantenbericht/voorbeeld in andere media. b.Geef aan hoe je als burger invloed kunt uitoefenen op het wetgevingsproces.
2. Lees onderstaande petitie en beantwoord de vragen. 64.624 ondertekeningen
Handen af van de homeopathie Al vanaf 1 juli 2013 mag van minister Schippers niet meer op verpakkingen en bijsluiters van homeopathische geneesmiddelen staan waarvoor ze gebruikt worden, omdat de werking niet wetenschappelijk bewezen is. Hierdoor verdwijnen homeopathische geneesmiddelen waarschijnlijk. Belangrijk!!: aan iedereen die de petitie wil ondertekenen; Wij willen met de petitie onder andere een burgerinitiatief starten, zodat de Tweede Kamer ons voorstel op de agenda moet zetten. We willen dat de voorstanders van homeopathie echt gehoord worden door de regering. Daarom gaan we voor 100.000 handtekeningen, die bij voorkeur voorzien zijn van uw naam, adres en geboortedatum, de bevestiging dat u 18 jaar of ouder bent en u de Nederlandse nationaliteit bezit. Alvast bij voorbaat dank!! PETITIE Wij Mensen die hun eigen weloverwogen keuzes willen maken als het gaat om gezondheid. constateren Vrijwel geen eigen keuze reguliere medicatie of homeopathie. Ongecontroleerde internethandel in homeopathie wordt op deze manier in de hand gewerkt. Meer (onnodig) medicijngebruik en huisartsenbezoek geven stijgende zorgkosten. De minister wil wetenschappelijk bewijs van de werking van het homeopathische product. Maar wat is het bewijs waard als deze bewijzen steeds vaker geheel onder invloed staan van de machtige rijke farmaceutische industrie? en verzoeken De wetgeving rondom homeopathie moet blijven zoals zij is. Het Nederlandse volk moet de vrijheid behouden om zelf keuzes te kunnen maken m.b.t. medicijngebruik bij niet ernstige medische klachten. Zonder voorlichting op de verpakking, minder kennis. Heb het vertrouwen in het Nederlandse volk dat het intelligent genoeg is om zelf een weloverwogen keuze te maken op dit gebied.
Ik, wonende te onderteken de petitie Handen af van de homeopathie.
72
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase mijn naam en woonplaats mogen publiek zichtbaar zijn onder de petitie. bron: www.petities.nl
a. In de tekst worden 2 manieren genoemd om als burger invloed op het wetgevingsproces te hebben. Welke 2 manieren zijn dit? b. Welke andere manieren zijn voor de burger om invloed op het politiek proces te hebben? c. Aan wie zou de petitie moeten worden aangeboden? d. Zou je de petitie tekenen? Waarom wel/niet. e. Kijk op www.petities.nl. Welke petitie wil je steunen?
3. De coalitie VVD-PvdA heeft een meerderheid in de Tweede Kamer, maar in de Eerste Kamer niet; VVD en PvdA bezetten minder dan 38 zetels.
a. Waarom is dit voor het kabinet Rutte II een probleem? b. Hoe kan dit probleem opgelost worden? c. Heeft het ook een voordeel dat de coalitie geen meerderheid in de Eerste Kamer heeft? Leg het uit. d. Hoe ziet de spotprenttekenaar het probleem?
73
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
74
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
4. Lees onderstaand krantenbericht. Pas dit bericht toe op het schema van het politiek proces.
75
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
5. Lees onderstaand krantenbericht Pas dit bericht toe op het wetgevingsproces
76
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Politiek –juridische dimensie
3. Hoe maken we keuzes uit principes?
In politiek-juridisch 1 heb je ervaren dat er keuzes gemaakt moeten worden in de samenleving. In politiek-juridisch 2 op welke wijze dat gebeurt. In dit deel gaat het over de keuzes zelf. Welke keuzes worden gemaakt en om welke redenen? Iedere politieke partij maakt zijn eigen afweging op basis van principes/uitgangspunten die tezamen een ideologie /politieke stroming vormen. Iedere politieke stroming heeft een eigen kijk op het samenleven en dus ook op het omgaan met het kerndilemma vrijheid-------- verantwoordelijkheid. Om de honderden keuzes van politieke partijen en politici te kunnen begrijpen, moet je kennis hebben van de politieke stroming waartoe de partij behoort. Er zijn heel veel ideologieën. We bespreken er 4. En als een van die 4 visie jou aanspreekt, geef je aan een van de partijen die tot die visie hoort, jouw stem…. Vier ideologieën/politieke stromingen Liberalisme Het liberalisme heeft als uitgangspunt zo veel mogelijk vrijheid van het individu zolang hij de vrijheid van anderen niet beperkt. Liberalen streven naar een samenleving waarin burgers grote vrijheden genieten, zoals de burgerrechten die het individu beschermen en de macht van de staat en de kerk beperken. Ook streeft het liberalisme naar een vrije markt (kapitalisme) waarin de overheid zich terughoudend opstelt. Ander speerpunt van het liberalisme is de scheiding van kerk en staat (onder andere als voorwaarde voor godsdienstige tolerantie). Ook willen liberalen dat de staatsinrichting wordt vastgelegd in een grondwet waarin ook de grondrechten van de burger staan. Van de overheid werd slechts verlangd dat ze alleen die bestuursdomeinen voor haar rekening zou nemen, die onmogelijk door het individu behartigd konden worden, zoals openbare functies, openbare werken en landsverdediging. Sociaaldemocratie Het sociaal-democratisch gedachtegoed is de combinatie van persoonlijke ontplooiing en solidariteit, van individuele rechten en plichten enerzijds en sociale rechtvaardigheid anderzijds, in eigen land en daarbuiten. Omdat te bereiken is de beperking van het kapitalisme niet alleen een vereiste, maar ook mogelijk. De sociaal-democratie is daarom een optimistische en toekomstgerichte beweging. Er moeten gelijke kansen zijn voor iedereen. En daarom moet er alles aan gedaan worden om zoveel mogelijk mensen in staat te stellen volwaardig in de samenleving te participeren (arbeid, onderwijs, zorg, ed). Daar ligt een taak voor de overheid. Als een individu het toch niet lukt om aan de samenleving deel te nemen, dan krijgt hij steun.
77
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase Confessionalisme Het confessionalisme is de ideologie die stelt dat religie (christendom, islam, Jodendom) als principe binnen de politiek ten uitvoer gebracht dient te worden. Het gaat dan om waarden uit de bijbel en de koran als naastenliefde en beschermwaardigheid. Een samenleving moet gebaseerd zijn samenwerking tussen verantwoordelijke mensen. De overheid moet burgers in staat stellen met hun eigen maatschappelijke organisaties het leven vorm te geven en te verbeteren; de overheid moet pas die taak overnemen als burgers in de knel komen.
Conservatisme Het conservatisme is een gezindheid die zich baseert op de traditie. Het begrip "conservatisme" betekent "beschermen, in ongeschonden toestand bewaren". De eigen identiteit en cultuur moeten behouden blijven. Het conservatisme stelt daarom zich kritisch op tegenover het idee van de maakbaarheid van de samenleving; de samenleving ontwikkelt zich door “trial and error” niet door het opleggen van ondoordachte veranderingen (van de overheid).
78
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. In onderstaand schema zijn vier belangrijke uitgangspunten voor de vormgeving van de gezondheidszorg weergegeven. Elke ideologie waardeert deze uitgangspunten op eigen wijze. Plaats de vier ideologieën in het schema (een in elk vlak/kwadrant).
vrijheid
solidariteit
eigen verantwoordelijkheid
beschermwaardigheid
2.Welke ideologie spreekt je het meest aan? Licht je keuze met een voorbeeld uit je persoonlijk leven toe.
3.Herken je deze ideologieën in onze Grondwet?
79
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Ideologie en grondrechten Wetten moeten passen bij de grondrechten van burgers die in de grondwet. Er zijn twee typen grondrechten: 1. De klassieke grondrechten. Het zijn de burgerlijke vrijheden zoals de vrijheid van vergadering, vrijheid van vereniging, het recht op privacy, de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. Beperkingen mogen aan deze grondrechten gesteld worden, maar dat moet wel volgens de grondwet mogelijk zijn en in een wet (bijvoorbeeld de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, WGBO) worden geregeld. In de WGBO staat dat een wilsonbekwame patiënt tegen zijn zin onder strikte voorwaarden (bijv. groot belang, geen alternatief) zorg kan krijgen. De rechtsstaat voorkomt dat er al te gemakkelijk inbreuken op deze vrijheden worden gemaakt. 2. De sociale grondrechten. De overheid heeft in de grondwet de taak zich in te spannen dat burgers gezondheidszorg, werk en een woning hebben. Welke rechten een burger in een concrete situatie heeft, is niet in de grondwet geregeld, maar zal de overheid in een wet moeten vastleggen. Denk bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet die aan verzekerden het recht geeft op ziekenhuiszorg als hij zijn been gebroken heeft. Bij de inrichting van de gezondheidszorg speelt dus de vraag: moet een klassiek grondrecht worden beperkt en/of moet een sociaal grondrecht nader worden uitgewerkt? De vier ideologieën gaan er bij de beantwoording van deze vragen elk op hun eigen wijze mee om. Voorbeelden: a. Geven we de burger de vrijheid om zelf te beslissen of beperken we de vrijheid vanwege de noodzaak van beschermwaardigheid? Denk aan discussie over euthanasie, abortus, eicellen invriezen, bemoeizorg, besnijdenis, etc. b. Geven we de burger een eigen financiële verantwoordelijkheid voor het realiseren van zijn gezondheidzorg of zijn we daarvoor als samenleving verantwoordelijk? Denk aan discussie over lichte ggz-zorg uit het basispakket, invoering hogere eigen risico’s en eigen bijdragen in de zorg.
80
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdracht en 1. Hieronder staat een aantal opvattingen. Noteer bij elke opvatting bij welke politieke stroming die hoort. Je kunt kiezen tussen liberalisme, de sociaaldemocratie, confessionalisme en het conservatisme. opvatting politieke stroming De overheid is niet verantwoordelijk voor de opvang van dak- en thuislozen. Mensen die veel verdienen moeten procentueel veel meer belasting betalen dan mensen die minder verdienen. De overheid moet strengere regels maken die ervoor zorgen dat er minder ongelukken plaatsvinden op het werk. Niet geïmplanteerde embryo’s na ivf mogen gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek
2. Casus Carla (18 jaar) is ongewenst zwanger. Ze twijfelt tussen een abortus of het kind geboren laten worden. Probleem is dat ze nog op school zit zodat zij zelf niet voor het kind de komende tijd kan zorgen. a. Hoe moet de samenleving hiermee omgaan volgens de vier ideologieën? Zet je antwoord in elk kwadrant/vlak. vrijheid
solidariteit
eigen verantwoordelijkheid
beschermwaardigheid
b. Hoe moet de samenleving volgens jou hiermee omgaan? c. In wetgeving is het in Nederland geregeld hoe met zo’n situatie moet/mag worden omgegaan . Hoe is het in Nederland geregeld? 81
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
3. Lees onderstaand krantenbericht en beantwoord de vragen
Vieze man door brandweer uit woning gehaald 28-07-2013 |
Een man is zondagochtend door brandweermannen in beschermende chemiepakken uit zijn woning aan het Klipperpad in Rotterdam-West gehaald. De brandweer droeg speciale pakken omdat de man en zijn woning te vervuild waren. Volgens buurtbewoners ging het al maanden niet goed met de man, maar wilde de man geen hulp. Nu is die er dan toch gekomen. De man moest naar het ziekenhuis, maar was te dik om zelf naar buiten te komen. Daarom werd hij door de brandweer uit de woning in het Witte Dorp getild. De man is vervolgens met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
a. Hoe moet de samenleving hiermee omgaan volgens de vier ideologieën? Zet je antwoord in elk vlak. b. Hoe moet de samenleving volgens jou hiermee omgaan? c. In wetgeving is het in Nederland geregeld hoe met zo’n situatie moet/mag worden omgegaan . Hoe is het Nederland geregeld?
4. a.Plaats de politieke partijen : CDA, PvdA, VVD in een vlak/kwadrant. b.Kun je ook andere partijen een plaats geven?
vrijheid
solidariteit
eigen verantwoordelijkheid
beschermwaardigheid
82
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
5. In het parlement zijn de volgende partijen vertegenwoordigd: GL-PVVPvdA-CDA-50+-VVD-SP-OSF-CU-SGP-D66-PvdD Zoek van een partij op internet op: -Waar staan de afkortingen voor in de partijnaam? -Wie is de partijleider? -Hoeveel zetels heeft de partij in de Eerste en Tweede Kamer? -Kun je in een zin aangeven waar de partij voor staat? -Hoe denkt de partij over euthanasie bij mensen die zelf vinden dat ze “klaar met hun leven zijn”?
6. Ieder van jullie is woordvoerder van een partij naar keuze , bijvoorbeeld PvdA, CDA, VVD, PVV. Lees de onderstaande stellingen. a. Geef commentaar op de stellingen vanuit je eigen partij. b. Heb jij zelf een andere mening? Geef argumenten.
De stellingen a. Op uitkeringen moet stevig worden bezuinigd. b. Het systeem dat scholen met veel allochtone leerlingen extra geld krijgen, moet worden afgeschaft. c. Mensen met een hoog inkomen moeten meer belasting betalen dan mensen met een laag inkomen. d. Kinderopvang moet voor een deel worden gefinancierd door de overheid. e. Abortus moet weer strafbaar worden. f. De belastingen voor de hogere inkomens moeten omhoog. g. Het wettelijk minimumloon moet blijven bestaan. h. Het zijn in de eerste plaats de ouders en de scholen die maatregelen moeten nemen om spijbelen van leerlingen tegen te gaan.
7. Welke politieke stroming en welke partij spreekt jou het meeste aan. Denk hierbij ook aan je toekomstige beroep van verpleegkundige. Gebruik argumenten. 83
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
8. Peter Jan Balkenende (CDA) was minister-president van Nederland ( 2002-2010) . a. Past het beleid van Balkenende zoals de tekenaar het uitbeeldt, bij het CDA? Leg uit. b. De tekenaar geeft in de spotprent kritiek op het beleid van Balkenende. Welke kritiek? c. Hoe zou de tekenaar Rutte in 2013 tekenen in deze situatie? Doe het.
9. Lees de ingezonden brief en beantwoord de vraag. …..Op het moment dat minister Schippers ervoor kiest 600 miljoen weg te halen bij de GGZ en haar beslissing onderbouwt met: ‘Mensen moeten hun psychische problemen zelf maar uitvogelen’, word ik een beetje nieuwsgierig naar hoe ze een dergelijk uitspraak kan doen en krijg ik zelfs heel even de indruk dat ze de Geestelijke Gezondheidszorg niet serieus neemt. Mijn psychische problemen zelf uitvogelen? Wim de Bie twittert hierover: ‘Hij liep naar de schuur op zoek naar de bijl’…. Van: Carice de Wildt
Past de keuze van minister Schippers bij de VVD-opvattingen? Motiveer je antwoord.
84
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Politiek juridische dimensie: de buitenopdracht
Een peiling onder de bevolking; hoe is de stemming? 1. Zoek een (kranten)bericht met de volgende inhoud: actueel politiek onderwerp uit de zorg. Bijvoorbeeld: welke zorg wel/niet in de basisverzekering?, wel/geen keuze voor vrijwillig levenseinde?, enz. 2. Ga na hoe PvdA, CDA, VVD en PVV over het onderwerp (zie 1) denken. Dat wil zeggen: maken zij een keuze en welke keuze zij maken dan? En zijn er voorwaarden? 3. Formuleer een 8- tal stellingen (ja/nee) over het onderwerp waarin je de opvattingen van de vier politieke partijen in verwerkt hebt. Noem de politieke partijen in je stellingen niet! Bijvoorbeeld: “Ik vind dat het eigen risico in de basisverzekering ook voor de huisartsenzorg moet geleden.” Ja of nee? 4. Houd een enquête. Leg de stellingen voor aan 10 burgers: familie, vrienden, buren, enz. en laat de stellingen beantwoorden. En vraag aan hen welke partij (PvdA, VVD, CDA en PVV) het best bij hen past. 5. Vergelijk de uitkomst van de enquête (welke politieke partij past bij uitkomst?) met de aangegeven voorkeur voor een van de vier politieke partijen. Welke conclusies zijn er te trekken uit de vergelijking?
Product: 1. Het (kranten)bericht 2. De opvattingen van de politieke partijen PvdA, CDA, VVD en PVV 3. Overzicht van de 8 stellingen. 4. Anoniem overzicht van het resultaat (vergelijking resultaat enquêtevoorkeur politieke partij van de geënquêteerden). 5. Conclusies die uit het resultaat zijn te trekken. 85
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Economische dimensie 1. Arbeid; waarvoor en waarom doe je het? Het economisch proces Burgers hebben veel wensen en behoeften. Zij willen goed voedsel, goede auto’s, goede zorg en goed openbaar vervoer. Deze producten en diensten zijn er niet vanzelf. Ondernemers maken (=produceren) deze producten /bieden de diensten aan als zij daarvoor voldoende betaald krijgen van de afnemers (=consumenten). De consument moet dus geld hebben om de producten/diensten te kopen. De belangrijkste manier om dit geld te verdienen, is ervoor te werken. Bij een ondernemer of zelf ondernemer te zijn. Schema
Ondernemer arbeid
prijs loon
werknemer
product =
consument
Vragen en opdrachten 1. Ben jij als student-verpleegkunde een producent of een consument? Motiveer je antwoord.
2. Welke uitspraak spreekt je het meest aan: A. De consument moet kopen wat de producent aanbiedt. B. De producent moet leveren wat de consument vraagt. Licht je antwoord toe. 86
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Maakt het verschil of het dan gaat over make-up producten of over zorg?
Motiveer je antwoord. 3. In het hierboven gegeven schema is de overheid nog niet weergegeven. a. Doe dit en geef de volgende begrippen met pijlen aan: -werkeloosheidsuitkering ontvangen -btw-heffing afdragen -loonbelasting betalen -werkeloosheidspremie betalen -zorgtoeslag ontvangen -aardgassubsidie aan ondernemers betalen b. Wat is de rol van de overheid? 4. Lees onderstaande advertentie van C1000.
Venz hagelslag puur, melk of kwinkslag, pak 600 gram
Geef in schema de prestatie (arbeid, product) en tegenprestatie (loon, prijs) aan van de burger/ondernemer en de rol van de overheid (belasting) .
87
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
c. Is produceren en consumeren mogelijk “zonder geld”? Motiveer je antwoord.
Het kerndilemma Burgers hebben de vrijheid van handelen. Ze mogen produceren en consumeren wat zij willen; binnen de grenzen die de overheid in wetgeving heeft vastgelegd (zie politiekejuridische dimensie). Bijvoorbeeld: Tabakswet (geen sigarettenverkoop aan minderjarigen), Arbeidsomstandighedenwet (geen kinderarbeid). Binnen het economische domein worden nadere afspraken gemaakt tussen organisaties van werknemers, ondernemers en consumenten. Denk aan CAO’s en convenanten over de aanpak van zwaarlijvigheid bij kinderen. Binnen de wettelijke grenzen en andere afspraken maken individuele werknemers, ondernemers en consumenten hun eigen afwegingen bij het maken en kopen van producten en diensten. Die afweging- op alle niveau’s- wordt gemaakt tussen twee belangrijke waarden: vrijheid en verantwoordelijkheid. De vrijheid om te kiezen en de verantwoordelijkheid die je als burger hebt naar de ander/de samenleving (en jezelf!). Dat is een dilemma, want de verantwoordelijkheid naar de ander beperkt jouw vrijheid.
Vrijheid
verantwoordelijkheid
Een paar voorbeelden waarin je het dilemma kan herkennen: Produceren: De ondernemer heeft de vrijheid veel winst te maken, maar hoe zit het met zijn verantwoordelijkheid voor de consument/werknemer? De werknemer heeft de vrijheid om op verzoek van de ondernemer over te werken, maar hoe zit het dan met zijn verantwoordelijkheid voor zijn gezin? Consumeren: De consument heeft de vrijheid om ongezonde producten te kopen, maar hoe zit het dan met zijn verantwoordelijkheid voor de samenleving (hoge kosten gezondheidszorg)? De consument heeft de vrijheid om producten te kopen die schadelijk zijn voor het milieu, maar hoe zit het dan met zijn verantwoordelijkheid voor de natuur?
Vragen en opdrachten 1. Kies een (van bovenstaande) dilemma’s uit. Wat zou jouw oplossing zijn voor het dilemma? Bespreek de oplossing in de klas. 2. Lees het krantenbericht “Hef reclame verbod babyvoeding op’. 88
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Moedermelk zou beter zijn dan flesvoeding. Schets het kerndilemma voor de fabrikant, de winkelier en de consument in onderstaand schema. vrijheid <---------------------> verantwoordelijkheid producent
winkelier
consument Als Halbe Zijlstra de zijn zin krijgt (reclameverbod wordt opgeheven), verandert dat het kerndilemma voor producent, winkelier en consument? 89
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Kijk naar onderstaande spotprent.
Heeft de tekenaar gelijk? Voer een korte discussie.
Vormen van arbeid Wat arbeid precies is, is moeilijk te zeggen. Sommigen vinden arbeid elke inspanning van de mens. Dan is vakantievieren of de trap op lopen ook arbeid. Anderen vinden het arbeid als zij met die inspanning geld verdienen. Voor het begrip arbeid hanteren we de volgende definitie: Arbeid is iedere lichamelijk en /of geestelijke inspanning die als doel heeft een product te leveren of een dienst te verrichten.
Betaalde of onbetaalde arbeid Als je arbeid levert, staat daar vaak inkomen als tegenprestatie tegenover. Dat inkomen krijg je van de “baas” bij wie je in dienst bent (werknemer) of als kleine zelfstandige ontvangt. Het inkomen is meestal geld, maar kan ook in de vorm van “kost en inwoning” , auto van de zaak of het uitbetalen in cadeaubonnen. Je begrijpt vast dat de belastingdienst ook over dit inkomen belasting mag heffen. De werknemer werkt gemiddeld zo’n 35 uur aan betaalde arbeid. Wat deze arbeid waard is, is vrij gemakkelijk aan te geven: Niet iedereen die arbeid levert, krijgt inkomen. Denk aan vrijwilligerswerk bij het Rode Kruis, stage lopen in een verpleeghuis, mantelzorg verlenen of je eigen huishouden doen. Het is moeilijk aan te geven hoeveel uren hieraan wordt besteed. Er is wel uitgerekend dat mantelzorg…… Formele en informele arbeid Arbeid die geregistreerd wordt in de administratie van organisaties noemen we formele arbeid. Als je een maandsalarisbrief (bruto inkomen - inhoudingen= netto inkomen) krijgt, kan je aannemen dat het om formele arbeid gaat. Veel arbeid is niet geregistreerd (informeel), denk aan je eigen eten klaarmaken of je zieke oma verzorgen. Ook “zwart werken” (geen inhoudingen op het bruto inkomen) is informele arbeid.
90
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. Maak voor de beantwoording van deze vraag gebruik van de vier begrippen uit bovenstaand schema
formele arbeid
betaalde arbeid
onbetaalde arbeid
informele arbeid
Waar plaats je de arbeid van…. a. de straatkantverkoper in Rotterdam die de klanten van Albert Heijn helpt bij het wegbrengen van de boodschappen naar hun auto en het € 0,50 muntstuk van het karretje daarna mag houden? b. de vrouw die met behoud van uitkering 20 uren per week in haar vrije tijd voor Greenpeace werkt? c. de werknemer die een onregelmatigheidstoeslag van € 150,00 ontvangt van zijn werkgever? d. de stagiaire die thuiszorg verleent bij een oudere man en als het werk erop zit aan haar vraagt of zij nog een uur door wil gaan voor het wassen van zijn hond? Voor die laatste uren krijgt zij een briefje van 20 € in haar handen geduwd. e. de vrouw die mantelzorg verricht bij de buurman? 2 a. Wat wordt bedoeld met ‘zwart werken’? b. Wat wordt bedoeld met ‘wit’ en ‘grijs’ werken? c. Heb je zelf weleens ‘zwart’ gewerkt? Waarom? d. Wat wordt bedoeld met illegale arbeid? 91
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
3. Geef het dilemma vrijheid verantwoordelijkheid in relatie tot ‘zwart’ werken aan. 4. Je hoort de laatste tijd zeggen dat het “slecht gaat met de economie”. Welke “economie” wordt dan bedoeld? a. Welke vorm van arbeid vind jij het belangrijkst? Geef een rangorde. b. Hoeveel uur besteed je per dag aan arbeid in totaal en aan de vier onderdelen afzonderlijk? Geef de verdeling aan in een cirkeldiagram. c. Het kabinet wil meer mantelzorg in plaats van betaalde zorg. Ga je je tijdsverdeling aanpassen? Waarom wel/niet?
220 duizend Nederlanders voelen zich zwaar belast door mantelzorg 22-04-2013 Ruim anderhalf miljoen mensen in Nederland geven intensief of langdurig mantelzorg. Van deze mantelzorgers voelt 1 op de 7, ongeveer 220 duizend personen, zich tamelijk zwaar tot zwaar belast. Onder 50- tot 65-jarigen bevinden zich de meeste mantelzorgers, maar de 85plussers geven met 24 uur per week de meeste mantelzorg. Dit blijkt uit de landelijke cijfers van de eerste gezamenlijke Gezondheidsmonitor van GGD’en, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). In 2012 hebben ongeveer 400 duizend personen (19 jaar en ouder) meegedaan aan het grootschalige onderzoek. Vrouwen geven vaker mantelzorg dan mannen (15 om 9 procent). De meeste mantelzorgers bevinden zich in de leeftijdsgroep 50 tot 65 jaar (19 procent). Het aantal uren mantelzorg dat per week gegeven wordt, neemt vanaf de pensioenleeftijd toe: tot 65 jaar geven mantelzorgers tussen de 8 en 11 uur per week mantelzorg, voor 65-tot 75-jarigen is het gemiddeld 14 uur en voor de 85-plussers is dit zelfs 24 uur. Intensief en langdurig zorgen voor een ander kan als zwaar worden ervaren. Van de mantelzorgers voelt 14 procent zich tamelijk zwaar tot zwaar belast. Dit komt overeen met zo’n 220 duizend personen. Mantelzorgers die zich zwaar belast voelen geven gemiddeld meer uren zorg: 23 uur ten opzichte van gemiddeld 9 uur door mantelzorgers die zich niet zwaar belast voelen. Vanwege de vergrijzing zal de druk op mantelzorgers de komende jaren eerder toe- dan afnemen. Ouderen hebben immers vaker beperkingen en chronische ziekten, en zullen daardoor vaker zorg nodig hebben. Uit het onderzoek blijkt dat van de 65-tot 75-jarigen bijvoorbeeld 20 procent een of meer beperkingen heeft in bewegen, horen of zien. Bij 75- tot 85-jarigen is dit 38 procent en bij 85-plussers 66 procent. Ook het aandeel mensen dat een langdurige aandoening (zoals reuma, hartaandoening) heeft, neemt toe met de leeftijd. Van de 19- tot 30jarigen heeft 39 procent minimaal één langdurige aandoening, van de 50- tot 55-jarigen is dat 61 procent en van de 85-plussers is dit 86 procent. Mantelzorg Mantelzorg is onbetaalde zorg die gegeven wordt aan een bekende uit iemands omgeving, zoals de partner, ouders, kind, buren of vrienden, als deze persoon voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Het gaat hierbij om onbetaalde zorg van meer dan acht uur per week of van minimaal drie maanden.
92
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Functies van arbeid Waarvoor werk je? Arbeid kent vele functies. Arbeid dient zowel voor het bereiken van persoonlijke als maatschappelijke doelen. 1. Persoonlijke doelen van de burger: het krijgen van inkomen,orde in je leven krijgen, contacten met andere mensen maken, je nuttig voelen, langer gezond leven. 2. De organisatie heeft als doelen: het maken van winst, scheppen van werkgelegenheid, het voortbestaan van het bedrijf, het verlenen van goede zorg. Deze organisatorische doelen kunnen je ook persoonlijk motiveren tot arbeid. 3. De samenleving als geheel heeft als doelen: arbeid veroorzaakt welvaart ( rijkdom) in de samenleving en levert een belangrijke bijdrage aan het welzijn van mensen ( geluk, gezondheid, vrede) in de samenleving. Deze maatschappelijke doelen kunnen je ook persoonlijk motiveren tot arbeid. Je kan de persoonlijke en maatschappelijke functie van arbeid verdelen in een materiële ( geld/goederen en diensten) en immateriële ( anders dan geld, goederen en diensten) functies. Als je het over de functies van arbeid hebt, spreken we van “arbeidsmoraal”.
Vragen en opdrachten 1. Zet de onderstaande verhalen in dit schema:
persoonlijke functie
materiële functie
immateriële functie
maatschappelijke functie
a. Jeannette, verpleegkundige in een verpleeghuis werkt een dag extra onbetaald. Op die extra dag praat ze met bewoners van wie ze weet dat ze de hele week geen bezoek hebben gehad. Het doel van Jeannette is om de eenzaamheid in het verpleeghuis te bestrijden. 93
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
b. Frank is een ‘snelle jongen’. Werkt 60 uren per week. Heeft een eigen bedrijf. Zijn doel: een spiksplinternieuwe SUV van Audi. Dat kost wat, maar voor Frank is het de vervulling van zijn droom, rijden in een SUV. c. Mirjam heeft na de geboorte van haar tweede zoon besloten om te stoppen met haar parttime baan. Aangezien het tweede kind veel huilt, is Mirjam vaak moe. Ze vindt haar nieuwe bestaan zwaarder dan het leven toen zij werkte. d. Peter heeft een eigen bedrijf: hij verbouwt medicinale wiet. Hij doet het voor het geld, maar ook omdat hij echt gelooft in de positieve werking van cannabis. ‘Ik help een hoop mensen in Nederland’. 2. Waarvoor werk jij? Een student uit je groep vertelt zijn/haar werk en motieven om te werken. Ga na welke arbeidsmoraal heeft hij/zij. 3. Je hebt 10 punten en verdeeld deze over de 4 functies van arbeid. Hoe is de verdeling? Ben je tevreden met de uitkomst? Ga je de verdeling veranderen? Waarom wel/niet? Hoe ga je dat doen?
Belangrijkheid van arbeid Arbeid is belangrijk. Je kunt er persoonlijke en maatschappelijke doelen mee bereiken. Maar arbeid kost ook tijd en energie. Je kunt geen andere dingen doen. De oude Grieken lieten het werk daarom over aan slaven. Dat is in 2000 jaar wel veranderd. Werken is belangrijk. Je hoort vaak zeggen: “Iedereen die kan, moet ook werken’. De waarde die mensen aan (betaalde) arbeid geven, noemen we ‘arbeidsethos’. Mensen die (betaald) werk belangrijk vinden en veel tijd en energie in hun werk steken, hebben een hoog arbeidsethos. Mensen die vrije tijd, veel slapen/rusten, ruim tijd voor eten en drinken, gezinsleven etc., belangrijker vinden dan hard werken, hebben een laag arbeidsethos. Hoe belangrijk is arbeid voor jou?
Vragen en opdrachten 1. Ga eens na hoe het zit met jouw arbeidsethos en arbeidsmoraal. Doe de volgende proef: Beoordeel onderstaande stellingen over arbeidsethos: 94
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
a= eens
b= beetje mee eens
c= oneens
1. Carrière maken mag soms ten koste gaan van de relatie met je partner? a b c 2. Ik zou over de diefstal van een horloge bij een bewoner door een collega zwijgen, als ik door te spreken hierover mijn baan zou kunnen verliezen. a b c 3. Ondanks de hoge werkdruk, zal ik mijn werk blijven doen. a b c 4. Als ik de lotto win, dan blijf ik doorwerken. a b c 5. Ik werk normaal 8 uur per dag, maar ben bereid -indien nodig- over te werken. a b c
Puntentelling: - a =2 punten - b= 1 punt - c=0 punten Punten totaal:
Beoordeel onderstaande stellingen over arbeidsmoraal: a= eens b= beetje mee eens c= oneens 1. Ik werk vooral, omdat ik zo met mensen in gesprek kom. a 2. Ik werk vooral omdat ik geld nodig heb voor mijn dagelijkse boodschappen. a b c 3. Ik werk in de zorg omdat ik hierdoor mensen kan helpen. a b c 4. Ik werk omdat ik financieel onafhankelijk van mijn ouders wil zijn. a b c 5 Ik werk voor mijn grote droom; de aankoop van……. a b c 6. Ik werk in de zorg om uitgezonden te worden naar een ontwikkelingsland in Afrika. a b c
b
c
Puntentelling: 1. a=2p; b=1p; c=0p 2. a=0p; b=1p; c=2p 3. a=2p; b=1p; c=0p 4. a=0p; b=1p; c=2p 5. a=0p; b=1p; c=2p 6. a=2p; b=1p; c=0p Puntentotaal: 95
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Zet je score in het schema: Hoog arbeidsethos 10
Materiële arbeidsmoraal 0
5
immateriële arbeidsmoraal 10
0 Laag arbeidsethos
2. Plaats de volgende types ( met een knipoog) in het schema: Moeder Theresa-type ( de helper die altijd klaar staat) Hypotheek zustertype ( man heeft fulltime baan en de vrouw een kleine parttime baan voor het financieren van het iets grotere huis) Managertype ( carrièremaker) De Zonnebloemvrijwilliger ( één keer per jaar met gehandicapten op reis voor de gezelligheid)
3. Werken is belangrijk. Dat vindt ook de overheid. Denk aan doorwerken tot je 67-ste, mensen die ziek zijn zo snel mogelijk weer aan het werk laten gaan, geen bijstand voor jongeren en kinderopvang voor jonge ouders financieel aantrekkelijk maken waardoor zij kunnen werken. Ben je het eens met deze keuzes?
4. We leven in een 24-uurs economie. De winkel is open van 8.00 uur tot 22.00. Ook in het weekend. In de winkel werken mensen die dus avonds en in het weekend niet bij hun kinderen/ouders/partner kunnen zijn. Hun privéleven wordt flink aangetast. Voor de consument is het prettig. Hij/zij kan de boodschappen op het moment doen dat het ham/haar uitkomt. Zo zijn er meer voor- en nadelen van de 24-uurs economie. Is de 24-uurs economie een goede ontwikkeling? Voer een korte discussie tussen voor- en tegenstanders. 5. Zijn er verschillen tussen vrouwen en mannen als het om de belangrijkheid van arbeid gaat? Kijk eens hoe dat in je klas zit. 96
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
6. Spreekt deze tegeltjeswijsheid je aan? Wat zegt het over arbeidsmoraal/arbeidsethos van de schrijver?
Arbeid en sociaal-economische positie Indelingen van de samenleving De samenleving is op vele manieren in te delen: jong-oud, rijk-arm, platteland-stad, allochtoon-autochtoon, man-vrouw, enz. Een belangrijke indeling is gebaseerd op arbeid. Vroeger –in de middeleeuwen- was de volgende indeling heel belangrijk: adelgeestelijkheid-volk. Het was niet zomaar een indeling. Het was een rangorde; de indeling had gevolgen voor het samenleven. Wie heeft de welvaart? Wie heeft de macht? Stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder was moeilijk, zo niet onmogelijk. Later is de adel en geestelijkheid vervangen door de zogenaamde “gegoede burgerij”: de notaris, de dokter, de veearts, de herenboer, de fabrieksdirecteur, enz. Nu heeft elke burger gelijke vrijheidsrechten en mag er niet gediscrimineerd worden (zie politieke dimensie). De zoon van een kolenboer kan minister van Financiën worden. En de zoon van een immigrant burgemeester van Rotterdam. De adel , de geestelijkheid of de gegoede burgerij hebben niet meer de politieke macht. Maar er zijn wel andere verschillen tussen burgers ontstaan in de 20e eeuw, die te maken hebben met de sociaal-economische positie van burgers. De arbeid die je verricht is daarbij zeer belangrijk Status, opleiding en inkomen Er is in Nederland een enorme arbeidsverdeling. In de zorg bijvoorbeeld had je vroeger artsen en verpleegkundigen in een ziekenhuis. Nu heb tientallen soorten hulpverleners in en buiten een ziekenhuis. Er komen ook nieuwe beroepen bij. De beroepen hebben ieder een eigen opleidingsniveaus, inkomens en waarderingen van de bevolking. Dit laatste noemen we de status van een beroep.
97
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Opleiding kan variëren van: geen opleiding, basisschool, vmbo, mbo/havo/vwo, hbo/universiteit. Het inkomen kan variëren van: geen, sociaal minimum (bijstandsniveau: €625- €1250 netto per maand), minimumloon (€1400 bruto per maand), modaal (€2500 bruto per maand), 2x modaal, 3x modaal, topinkomen).
Plaatje inkomensverdeling in Nederland
98
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Opleiding, inkomen en status beïnvloeden elkaar onderling. Opleiding (geen tot universitair niveau)
Inkomen tot 100) ( 0 tot miljoen euro’s)
status (plaats 0
De combinatie van deze drie elementen bepaalt iemands sociaal-economische positie in de samenleving. Zo heeft een hartchirurg van het Erasmus Medisch Centrum (EMC) een hogere sociaal-economische positie dan een schoonmaker van het EMC. Dat heeft gevolgen: Uit onderzoek blijkt dat mensen met een lage opleiding gemiddeld eerder gezondheidsklachten en eerder dood gaan dan mensen met een hoog opleidingsniveau (zie hierna het krantenbericht “Laagopgeleide steeds ongezonder”). De sociaaleconomische positie van een burger bepaalt immers voor een groot deel zijn/haar leefomstandigheden. Met name voor de Tweede Wereldoorlog waren de sociaaleconomische verschillen zeer groot. Met de komst van de verzorgingsstaat (de overheid garandeert voldoende bestaanszekerheid) vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw zijn de verschillen kleiner geworden. Maar de verschillen zijn er nog wel.
99
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
100
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. Lees het krantenbericht “Laagopgeleide steeds ongezonder” en licht onderstaand schema toe aan de hand van een voorbeeld. lage sociaaleconomische positie
slechte leefomstandigheden
eerder gezondheidsklachten/ eerder dood
2. Wat is de gemiddelde leeftijd van de groep waartoe jij behoort, waarop deze groep gezondheidsklachten gaat krijgen? 3. Wat vind je van de voorstellen van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg? Heb je betere ideeen? Bespreek ze in de klas. 4. a. De overheid maakt wetten die de (gevolgen van de) sociaaleconomische verschillen verkleinen/vergroten. Geef voorbeelden. b.Vind je dat er een rol voor de overheid is om de (gevolgen van de) sociaal-economische verschillen op te heffen? Motiveer je antwoord. c. Wat vind je van onderstaand besluit van de Inspectie voor de gezondheidszorg? Zie hieronder.
IGZ gaat toezien op gezonde leefstijl 29 november 2012 De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gaat toezien of zorgaanbieders bij specifieke doelgroepen, zoals zwangere vrouwen, wel voldoende doen om burgers gezonder te laten leven. Dat schrijft de IGZ in de Staat van de Gezondheidszorg. Burgers zijn in principe zelf verantwoordelijk voor hun leefstijl, stelt de IGZ in de Staat van de Gezondheidszorg, maar er zijn omstandigheden waarin zorgverleners burgers daarbij moeten begeleiden. Niet iedereen is immers in staat zelf verantwoorde keuzes te maken om gezondheidsproblemen te voorkomen. De IGZ vindt het daarom tot de taak van zorgverleners horen om bepaalde groepen te ondersteunen bij een gezonde leefstijl. ‘Dit geldt wanneer een ongezonde leefstijl schadelijk is voor anderen, een ongezonde leefstijl op korte termijn leidt tot grote gezondheidsschade of mensen onvoldoende in staat zijn zelfstandig de noodzakelijke keuzes te maken voor een gezonde leefstijl. In die situaties is leefstijlbegeleiding geen luxe, maar een noodzakelijk onderdeel van verantwoorde zorg’, schrijft de IGZ.
Doelgroepen De IGZ heeft zes specifieke doelgroepen uitgekozen voor haar toezicht. Voor zwangere vrouwen die roken gaat de inspectie kijken naar de begeleiding bij verloskundigenpraktijken. Ook de revalidatie van patiënten na een hartinfarct heeft de aandacht van de IGZ. Een andere kwetsbare groep vormen patiënten die langdurig in ggz-
101
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase instellingen verblijven en antipsychotica gebruiken. Nog een doelgroep wordt gevormd door jongeren met een licht verstandelijke beperking in orthopedische behandelcentra. Verder gaat de IGZ zich richten op ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen (stimuleren van bewegen) en de leefstijlondersteuning van inwoners van achterstandswijken.
Redelijke inspanning Voor deze doelgroepen verwacht de inspectie van de betrokken zorginstellingen en zorgverleners een ‘redelijke inspanning’ om een gezonde leefstijl te bevorderen. De IGZ zal dit door handhaving bevorderen en desnoods afdwingen. Wat een redelijke inspanning is, heeft de inspectie met onder meer betrokken beroepsen brancheorganisaties vastgelegd en vertaald in concrete richtlijnen. De inspectie verwacht dat zorgaanbieders met de voorbeelden uit de Staat van de Gezondheidszorg 2012 ook andere doelgroepen die begeleiding nodig hebben, structureel ondersteunen bij een gezonde leefstijl. (Zorgvisie – Bart Kiers)
5. Hebben mensen met een hogere sociaal-economische positie meer macht in de samenleving? Geef een toelichting. Zo ja, vind je dat juist? 6.
Verklaar de rangorde van de zorgberoepen op de statusladder. chirurg huisarts apotheker medisch analist verpleegkundige tandartsassistente bejaardenverzorgster
7. Zijn er verschillen in sociaal-economische positie tussen een MBO- en HBO- verpleegkundige of een VIG-er? Komen die verschillen ook tot uiting in een personeelsadvertentie?
8. Als er nu (in 2013) een statusladder gemaakt zou worden, welk beroep zal zijn “gestegen” en welk beroep “gedaald”? Motiveer je antwoord.
9. Bestudeer onderstaande grafiek . Wat leert je deze grafiek over het aanzien van artsen en verpleegkundigen?
102
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
10. Geef commentaar op onderstaande affiches.
103
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Economische dimensie 2. Aan de slag ?!
Aan de slag komen De arbeidsmarkt Potentiële beroepsbevolking (tussen 15-65 jaar): 11,1 miljoen Hiervan: Werkzame beroepsbevolking (een baan van tenminste 12 uur per week): 7,3 miljoen Onbenut arbeidsaanbod (wel willen en kunnen werken voor tenminste 12 uur): 1,1 miljoen + Beroepsbevolking:
8,4 miljoen
Niet- beroepsbevolking (niet willen/kunnen werken):
2,7 miljoen
Van het onbenut arbeidsaanbod (1,1 miljoen) zijn ongeveer 400.000 mensen niet op korte termijn voor de arbeidsmarkt beschikbaar of is niet actief op zoek naar een baan. Blijven over bijna 700.000 mensen. Dat is van de werkloze beroepsbevolking: 8,5 %. Zij zoeken actief een betaalde baan voor tenminste 12 uur per week op de arbeidsmarkt. Werkloosheid en banen, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden
104
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase Op de arbeidsmarkt komen “vraag en aanbod” bij elkaar. De vraag (de vacatures) komt van de ondernemers/werkgevers; het aanbod van de mensen die een baan zoeken (werkeloze beroepsbevolking. De kans dat de burger werkloos wordt, is de afgelopen jaren groter geworden. Het aantal vacatures daalt en het aantal mensen dat op zoek is naar een baan loopt op. Vacatures en werkloosheid
De arbeidsmarkt bestaat uit deelmarkten (gezondheidszorg, techniek, handel). Op de ene deelmarkt is het verschil tussen aanbod en vraag groter dan op de andere. Voor werkzoekende verpleegkundigen is de situatie relatief gunstig. De arbeidsmarkt is soms een concrete markt: op een bepaalde plek komen werkgevers en werkzoekenden bij elkaar (bijvoorbeeld om te speeddaten). Meestal is de arbeidsmarkt een abstracte markt. Via UWV-Werkbedrijf, een uitzendbureau of via personeelsadvertenties in de krant of op internet. In de vraag- en aanbodkant treden voordurend veranderingen op. Aanbodkant (van werkzoekenden): *Meer mensen (vooral flexwerkers) zoeken een baan *Ouderen steeds meer actief op de arbeidsmarkt *Meer aanbod van inwoners uit de Europese Unie *Meer behoefte aan flexibiliteit (privé en werk combineren) *Meer behoefte aan vaste contacten *Minder kritisch bij selecteren van een baan Vraagkant (van werkgevers): *Meer vraag naar bredere inzetbaarheid van werknemers *Meer vraag naar de juiste competenties bij werknemers *Meer vraag naar werknemers die zich kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden in het bedrijf. Hogere eisen dan strikt noodzakelijk voor de baan *Meer vraag naar lager en hoger geschoolde werknemers *Meer behoefte aan flexibele contracten (0-uren contracten) en tijdelijke contracten *Minder behoefte aan 45+ -ers
105
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Soorten werkeloosheid Als je geen betaalde baan vindt voor tenminste 12 uur per week, ben je werkloos. Er zijn 4 soorten van werkeloosheid. Voor elke vorm van werkeloosheid geldt een andere oplossing om (weer) aan het werk te komen. 1. Structurele werkeloosheid: er is geen vraag meer naar bepaalde arbeid en die komt ook niet meer terug door bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen. Was er vroeger veel vraag naar mandenmakers; nu hebben we hiervoor machines. Omscholing is het belangrijkste antwoord op structurele werkeloosheid. 2. Conjuncturele werkeloosheid: er is geen/minder vraag naar bepaalde arbeid, doordat consumenten geen geld besteden aan bepaalde producten (bijvoorbeeld bankstellen, tv’s, auto’s) omdat ze het geld niet hebben of aan andere goederen/diensten besteden. Als de consument weer meer te besteden heeft, zal de vraag naar die producten weer toenemen en de werkeloosheid verminderen. De economische crisis waarin we nu zitten, geeft vooral conjuncturele werkeloosheid. Denk aan de werkeloosheid in de bouw. Veel werkelozen gaan op een efficientere manier werken dan hun vakgenoten, waardoor zij toch werk behouden: loon inleveren of eigen baas worden. 3. Seizoenswerkeloosheid: er is in de zomer geen vraag naar arbeid die in de winter nodig is (en omgekeerd). Denk aan aspergestekers, ijscomannen, reddingsbrigade op het strand. De oplossing is om vakdeskundigheid te krijgen in twee verschillende seizoensberoepen. 4. Frictiewerkeloosheid. De werkloosheid die ontstaat tussen het stoppen met je oude baan bijvoorbeeld door ontslag en de start met je nieuwe baan. Je moet immers orienteren, zoeken en solliciteren. Daar gaat altijd tijd overheen. Als nieuwkomer op de arbeidsmarkt na je studie kan er ook sprake zijn van frictiewerkeloosheid. De oplossing: houdt de periode zo kort mogelijk door je al te orienteren/solliciteren voordat je ontslagen bent of je opleiding hebt afgerond.
Vragen en opdrachten 1. De vraagkant van de arbeidsmarkt verandert voortdurend. Licht de genoemde veranderingen toe aan de hand van een voorbeeld uit de zorg. 2. Neem een personeelsadvertentie voor een functie waarop jij met jouw opleiding straks zou kunnen solliciteren. a. Wat verwacht de werkgever van de toekomstige werknemer? b. Hoe zou je je geschikt kunnen maken voor deze functie? c. Voldoet de advertentie aan de veranderde vraag naar arbeid? Licht het toe. 106
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
3. Bekijk onderstaande spotprent. a. Wat wil de tekenaar met deze prent zeggen? Wat is het probleem? b. Ben je het eens met de mening van de tekenaar? c. Wat zijn de mogelijke oplossing voor het probleem?
4. Ga na hoe je een baan kunt krijgen. Geef 5 mogelijkheden.
5. Zou je als zelfstandige zonder personeel (zzp-er) willen werken? Motiveer je antwoord.
6. Maak de volgende zin af; “Als ik geen baan vind dan,……………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… ……………………………………”.
Ga met een mede-student het gesprek aan over elkaars antwoord. 107
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
7. Stel je bent werkloos na je opleiding. Dat komt doordat werkgevers geen mensen meer aannemen die jouw opleiding hebben gevolgd omdat het werk is overgenomen door een andere beroepsgroep. Bijvoorbeeld: het werk van MBO-verpleegkundigen is overgenomen door VIG-ers en HBO-verpleegkundigen. a. Welke vorm van werkeloosheid is dit? b. Hoe los je je werkeloosheid op? Geen baan De kans bestaat dat er na je opleiding (tijdelijk) geen baan voor jou is. Je kunt dan een beroep doen op de Wet werk en bijstand (WWB) voor een bijstandsuitkering vanaf 18 jaar. Je meldt je daarvoor bij het UWV via het internet (www.werk.nl) of een bezoek aan Werkplein bij je in de buurt en schrijft je in als werkzoekende. Voor jongeren tot 27 jaar geldt na melding eerst een wachttijd van vier weken voordat zij een uitkering krijgen. Dat zijn nu 38.000 jongeren. In de wachttijd moet je zoeken naar een baan, dat is werk dat “algemeen geaccepteerd” is; dus ook werk buiten de verpleging. Ook moet je je kansen vergroten op een baan. Verder geldt de WWB als een vangnet: alleen als er onvoldoende eigen inkomsten/vermogen is, kan bijstand worden verleend. Als je een andere uitkering kunt aanvragen (studiefinanciering!), is er ook geen bijstand. Uitgangspunt in de WWB is dat iedereen zoveel mogelijk in zijn eigen onderhoud voorziet. De gemeente is verantwoordelijk voor noodzakelijke ondersteuning bij het vinden van een baan: jobcoach, scholing/opleiding, sociale activering, meestal vrijwilligerswerk, (leer) werkstages, proefplaatsing met behoud van uitkering, detacheringsbaan, loonkostensubsidies, premiekorting voor werkgevers, enz. Elke gemeente heeft zijn eigen beleid hierin. De gemeente beoordeelt of je een aan de voorwaarden voor een bijstanduitkering voldoet. De normbedragen zijn afhankelijk van leeftijd en gezinssamenstelling: Netto normbedragen per maand voor 18 tot 21 jarigen Alleenstaanden Alleenstaande ouders Gehuwd/samenwonend en zonder kinderen Gehuwd/samenwonend en met kinderen
€222 €479 €444 €701
Netto normbedragen per maand voor 21-27 jarigen Alleenstaanden Alleenstaande ouders Gehuwd/samenwonend Maximale toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders (hoogte door gemeente bepaald)
€643 €900 €1286 €257
Vragen en opdrachten
108
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
1. Je besluit na je verpleegkundige opleiding verder te studeren. Kun je een beroep doen op de WWB? Motiveer je antwoord.
2. Wilco is 22 jaar (alleenstaand) en heeft zijn MBO-verpleegkundige opleiding niet afgemaakt. Hij zoekt een baan, maar kan geen werk vinden. a. Wat moet Wilco doen als hij een uitkering wil ontvangen? b. Hoe hoog is zijn bijstandsuitkering? c. Stel dat Wilco 17 jaar is. Krijgt hij een WWB-uitkering? Geef uitleg. 3. Markus (19 jaar) is 3e jaars BOL-student van de MBOverpleegkundige opleiding. Door een vechtpartij op straat is hij gehandicapt geraakt; hij mist zijn beide ogen en zijn benen zijn verlamd. De opleiding verpleegkunde moet hij opgeven. Zijn vriendin werkt als verpleegkundige in het SFG. Markus krijgt een WAJONGuitkering van het UWV. a. Krijgt Markus nog een inkomen als in 2015 de Participatiewet geldt? b. Neem de kans toe dat Markus nog werk vindt als de Participatiewet geldt?
109
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
110
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Economische dimensie 3. Hoe doen we het hier….in de (zorg)organisatie?
Bij de start van je werk Je wilt na je opleiding werken in de zorg. Je gaat solliciteren voor een baan in een zorgorganisatie ( ziekenhuis, verpleeghuis, thuiszorgorganisatie, instelling voor gehandicapten, ggz-instelling). Als je na je sollicitatie wordt aangenomen, wordt in een arbeidsovereenkomst tussen jou (werknemer) en de zorginstelling (werkgever) een aantal zaken vastgelegd: je functie, je salaris, de omvang van je aanstelling en plaats waar je zal gaan werken. Nadere uitwerking vindt vaak plaats in bijvoorbeeld een taakomschrijving. Kenmerken van werknemerschap zijn: arbeid leveren inkomen ontvangen ( = loon) er is sprake van hiërarchie (er is een leidinggevende die je opdrachten/aanwijzingen mag geven) Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen die een gezamenlijk doel nastreven. Daar ben jij er nu een van. In een zorgorganisatie is dat doel o.a. goede patiënten zorg leveren. Juist omdat er “goede zorg” geleverd moet worden, moeten er afspraken over het werk gemaakt worden: wie doet wat, wanneer en hoe? Je leidinggevende geeft je instructies. We noemen dit hiërarchie. Er is dus sprake van een bepaalde boven- en ondergeschiktheid. In een sterk vereenvoudigd organogram krijg je het volgende beeld van een zorgorganisatie:
111
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. Lees onderstaande personeelsadvertentie.
Verpleegkundigen op afroepbasis afdeling Chirurgie M/V Het Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten B.V. is een thuishaven voor wereldburgers, Rotterdammers, zeelieden en binnenschippers. Het is een klein en toegankelijk algemeen ziekenhuis. Het Havenziekenhuis biedt goede medische zorg met persoonlijke aandacht in een gastvrije omgeving. Patiënten kunnen bij ons snel terecht voor onderzoek en behandeling bij hun vertrouwde medisch specialist. Al sinds de oprichting in 1927 is het Havenziekenhuis marktleider op het gebied van Tropengeneeskunde en Reizigersziekten. Een andere bijzondere specialisatie van het Havenziekenhuis is de Ouderengeneeskunde; de specifieke zorg voor de ouder wordende mens door diverse disciplines. Het Havenziekenhuis is een zelfstandige dochter van het Erasmus MC en heeft daardoor een directe lijn met de medisch specialisten van dit universitair medisch centrum. Onze kernwaarden zijn: Betrokken & Betrouwbaar, Toegankelijk & Samen. De afdeling Chirurgie/ Orthopedie is op zoek naar Verpleegkundigen op basis van een 0-urencontract. Functie inhoud: U bent werkzaam in een team van professionals en u krijgt een grote mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de werkzaamheden. Uw profiel: U bent in het bezit van het diploma verpleegkundige niveau 4 of niveau 5 en heeft enkele jaren praktijkervaring. U beschikt over goede sociale vaardigheden voor een respectvolle omgang met patiënten en hun relaties, collegae en beroepsbeoefenaren van andere afdelingen. Wij bieden: De salariëring is conform de CAO Ziekenhuizen, Verpleegkundige FWG 45. Informatie: Inlichtingen over deze functie kunt u inwinnen bij de teamleiders Chirurgie/ Orthopedie, Monica Voogt, bereikbaar op telefoonnummer: 010-4043731 en Daniëlle Verschoor, telefoonnummer: 010-4043732. Interesse: Uw brief met curriculum vitae kunt u richten aan het Havenziekenhuis,afdeling P&O, Haringvliet 2, 3011 TD Rotterdam Per email:
[email protected] Rotterdam, 13 augustus 2012
a. Teken het organogram van de zorgorganisatie. b. Ga na: om welke arbeid gaat het? Wat is je loon? Wie is je leidinggevende? c. Heeft de werknemer in de advertentie te maken met het dilemma vrijheid - verantwoordelijkheid? Geef hiervan een voorbeeld. 2. Leerling-verpleegkundigen sluiten in de voorbereidende periode (BBL) of in hun stage-periodes (BOL) niet een arbeidsovereenkomst af met de zorginstelling. Er dus geen loon, maar volgens de CAO – VVT wel “zakgeld” of een “stagevergoeding”: Artikel 3.2.4 Zakgeld en stagevergoeding leerlingen 1. Voor de leerling verpleegkundige (kwalificatieniveau 4) en de leerling verzorgende-IG geldt als uitgangspunt dat er sprake is van een voorbereidende periode van 9 maanden respectievelijk 7 maanden. Voor de leerling-verzorgende kan sprake zijn van een voorbereidende periode. Gedurende deze voorbereidende periode wordt een zakgeld van € 347,- bruto per maand toegekend. Bij toepassing van periodebedragen bedraagt het zakgeld € 319,- per periode. Indien in het tweede jaar van de duale opleiding tot verpleegkundige (kwalificatieniveau 5) met de leerling een leerovereenkomst wordt aangegaan, wordt eveneens een zakgeld van € 347,- bruto per maand respectievelijk € 319,- per periode toegekend. Geen zakgeld wordt toegekend indien en voor zolang de leerling een uitkering ontvangt, die gelijk is aan of hoger is dan € 347,- per maand respectievelijk € 319,- per periode. 2. Leerlingen in de verzorgende, verpleegkundige en sociaal agogisch werk opleidingen (MBO/HBO), die in het kader van de beroepsopleidende leerweg (BOL) een stage volgen, ontvangen een stagevergoeding van € 310,58* bruto per maand. De vergoeding wordt toegekend indien er per beroepspraktijkvormingsjaar tenminste 144 uren stage wordt gelopen bij de werkgever. De stagevergoeding wordt toegekend op basis van een voltijdstage van gemiddeld 4 dagen per week. In geval er minder stage wordt gevolgd, wordt de vergoeding naar rato van het aantal dagen toegekend. 3. De stagevergoeding als bedoeld in lid 2 wordt jaarlijks geïndexeerd met de Consumenten Prijs Index (CPI). *Per 1 januari 2012
a. Wat ontvang jij? 112
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
b. Hoe zit het met de twee andere kenmerken van de arbeidsovereenkomst in de voorbereidende periode/stages?
3. In de zorginstelling is er soms ook een winstdoel. Verandert dat de inhoud van de arbeidsovereenkomst en je werk? Licht je antwoord toe.
4. In de CAO (Collectieve Arbeidsovereenkomst) worden eisen gesteld aan de arbeidsovereenkomst die jij met een zorginstelling sluit. Ook is vaak een model arbeidsovereenkomst opgenomen in de CAO. Raadpleeg een zorgCAO a. Herken je de kenmerken van de arbeidsovereenkomst in het model? b. Waarover maak je volgens de CAO afspraken?
Aan het werk Huisregels Elke zorgorganisatie heeft eigen regels die voor alle werknemers gelden. Denk aan kledingsvoorschriften, de wijze waarop je je ziek moet melden, hoe de medicijnen gedeeld moeten worden op de afdeling ( protocollen) en het privégebruik van de telefoon/internet van de werkgever ( gedragscode). Door de aanwezigheid van de hiërarchie tussen werknemers en werkgever is het eenvoudig om werknemers te verplichten zich aan deze huisregels te houden. De huisregels moeten wel binnen de CAO en wet vallen.
Vragen en opdrachten 1. Lees de huisregels over het gebruik van de mobiele telefoon van het Rijndam.
113
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
1 a. Wat vind je van zo’n gedragscode? b. Herken je in deze gedragscode het dilemma “vrijheid <------> verantwoordelijkheid” voor de werknemer en voor de zorgorganisatie? Licht je antwoord toe. 2. Veel en gedetailleerde huisregels tasten je vrijheid van handelen aan als
werknemer. Is dat wenselijk?
114
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Arbeidsomstandigheden Werknemers (en stagiaires) moeten gezond en veilig kunnen werken in een zorgorganisatie. De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) legt verplichtingen op aan de werkgever en de werknemer om dit doel te bereiken. De Arbowet is een kaderwet. De wet wordt verfijnd door andere regels (speciaal voor de sector of de zorgorganisatie). Soms zijn de regels heel specifiek, bijvoorbeeld de verplichte aanwezigheid van bedrijfshulpverlening (BHV). De werkgever moet de risico’s en gevaren inventariseren voor het personeel (Risicoinventarisatie). Denk in de zorg aan: gevaarlijke stoffen, werkdruk, ongewenst gedrag. Op grond van deze inventarisatie moet de werkgever een plan maken om die risico’s te verkleinen. Er is een rangorde om deze risico’s te verkleinen: 1. Aanpak aan de bron: het risico weghalen. 2. Collectieve bescherming: het personeel beschermen tegen het risico dat aanwezig is. 3. Individuele bescherming: het personeelslid beschermen tegen het risico dat aanwezig is. De werkgever is verplicht voorlichting en training in het Arbobeleid op te nemen en de werknemer in staat te stellen vrijwillig mee te doen aan een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) bij een Arbodienst. Het plan moet vervolgens worden uitgevoerd. De werkgever stelt bijvoorbeeld handschoenen ter beschikking die jij moet dragen, organiseert scholingen, informeert de werknemers over de Arbodienst, enz. Daarna wordt het Arbobeleid geëvalueerd en bijgesteld.
risico inventarisatie
evaluatie/ aanpassing arboplan
arboplan
Uitvoeren arboplan
Werknemers moeten bij het werk zichzelf en anderen niet in gevaar brengen door instructies op te volgen en door volgens de protocollen te werken. Werknemers moeten scholing volgen om het werk veiliger te maken en gevaarlijke situaties moeten zij direct melden aan hun leidinggevende. De Arbeidsinspectie controleert de naleving van de Arbowet. De arbeidsinspectie kan hoge boetes opleggen en maatregelen afdwingen.
115
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. Ben je wel eens onveilige/ongezonde situaties op je werk/stageadres tegengekomen? Wat heb je eraan gedaan? Geef aan welke mogelijkheden er zijn om het probleem aan te pakken. 2. Lees onderstaande rechterlijke uitspraak. Een werknemer van een chemische fabriek draagt geen veiligheidsbril op het werk, ondanks het feit dat zijn leidinggevende herhaalde malen op het dragen van de bril heeft gewezen. De leidinggevende ontslaat de werknemer. De werknemer vecht het ontslag aan bij de rechter. De rechter gaat akkoord met het ontslag. Wel krijgt de werknemer een schadevergoeding wegens 20 jaar trouwe dienst.
Ben je het eens met de uitspraak? Motiveer je antwoord. 3. Opdracht TNO heeft op verzoek van de beroepsvereniging VenVN de arbeidsrisico’s voor verpleegkundigen en verzorgenden in kaart gebracht (2008). Een van de conclusies over de fysieke (=lichamelijke) belasting staat hieronder. Conclusies Fysieke belasting De fysieke belasting van verpleegkundigen en verzorgenden is hoog, vooral in ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen en ambulancezorg. Wel zijn er (hulp)middelen beschikbaar om risico's op te sporen en te verminderen; doch deze worden niet optimaal toegepast op de werkvloer, bv. voor operatieassistenten en tillen van de brancard. Gezien de hoge mate van blootstelling en de omvang van de sector zouden de verpleeg- en verzorgingshuizen prioriteit verdienen en vervolgens de ziekenhuizen en ambulancezorg. In de GGZ behoeft de gerontopsychiatrie meer aandacht. In de toekomst is aandacht nodig voor de leefstijl van verpleegkundigen en verzorgenden. Obesitas is een toenemend probleem omdat het leidt tot verminderde belastbaarheid en toenemend verzuim en de steeds zwaarder wordende patiënten.
Twee groepen bereiden Groep1: Jullie zijn de baas van de zorginstelling. Welke maatregelen neem je op in het Arboplan? Groep 2: Jullie zijn de werknemers van de zorginstelling. Ga je de maatregelen ook uitvoeren? 116
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Voer een groepsdiscussie. Wat is de uitkomst van de discussie?
Medezeggenschap Er moeten in de zorgorganisatie veel beslissingen worden genomen. Door de hiërarchie tussen werkgever en werknemer kan je denken dat werknemers geen invloed hebben op deze beslissingen. Dat is onjuist. Werknemers kunnen op tenminste twee manieren meepraten /adviseren/meebeslissen over keuzes die de zorgorganisatie maakt. Dat doen zij via het werkoverleg/teamoverleg en de ondernemingsraad ( OR). In het teamoverleg beslis je mee over de dagelijkse gang van zaken op de afdeling. Door te werken op een bepaalde afdeling ben je automatisch lid van het team. Zie voor bevoegdheden het reglement voor het werkoverleg. In de OR gaat het om keuzes die de gehele zorgorganisatie aangaat. Om lid te worden moet je gekozen worden door de werknemers van je zorgorganisatie via verkiezingen. De rechten van OR zijn vastgelegd in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Rechten van de OR: Informatie recht (bijvoorbeeld: hoe ziet de organisatie eruit, hoe ziet de begroting eruit, is er een fusie opkomst?) Adviesrecht op organisatorisch en/of financieel vlak. Bijvoorbeeld bij reorganisaties en grote investeringen en benoeming van directieleden moet de directie advies vragen aan de OR.
Instemmingsrecht: regels op het gebied van personeelsbeleid (bijvoorbeeld: opleidingen, huisregels, arboplan, reglement voor het werkoverleg) kunnen niet tot stand komen, zonder de instemming van de OR. Overlegrecht: de OR overlegt regelmatig met de directie over de verschillende onderwerpen. Initiatiefrecht: de OR mag voorstellen doen aan de directie die in de overlegvergadering dan besproken moeten worden.
Vragen en opdrachten 1. Is een ondernemingsraad/teamoverleg in een zorgorganisatie te vergelijken met het Nederlandse parlement? Licht je antwoord toe. 2. Wat is het verschil tussen het teamoverleg en de overlegvergadering. 3. Zou je in de ondernemingsraad zitting willen nemen? Waarom wel/niet? 4. Heeft een lid van de ondernemingsraad te maken met het dilemma vrijheid<---------->verantwoordelijkheid? Licht je antwoord toe 117
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
5. De Studentenraad op het Albeda College is een soort ondernemingsraad voor studenten. Als jij lid zou zijn, waar zou je je sterk voor maken om op school zaken te veranderen? Kies een onderwerp en voer hierover een discussie. 6. Discussieer over de stelling ‘Lessen mogen ook ‘s avonds worden ingeroosterd”.
7. Geef commentaar op onderstaande cartoon.
Werkgevers- en werknemersorganisaties Voor een belangrijk deel hebben werkgevers en werknemers dezelfde belangen: beiden willen een gezond bedrijf waar er prettig gewerkt kan worden , waar genoeg geld binnenkomt en waar goede zorg geleverd wordt. Voor een deel zijn de belangen tegengesteld: een werknemer wil voor zijn arbeid zoveel mogelijk geld verdienen,een werkgever wil het liefst zo weinig geld kwijt aan loonkosten. Om de eigen belangen goed te behartigen, werken werknemers en werkgevers samen in eigen organisaties. De organisatie waarin werknemers die in dezelfde sector (handel, industrie, zorg) samenwerken noemen we vakbonden. De eerste vakbonden zijn halverwege de 19e eeuw opgericht onder fabrieksarbeiders. Vakbonden werken vaak samen in vakcentrales (FNV,CNV, MHP). Een belangrijke taak van vakbonden is het afsluiten van CAO’s met de werkgeversorganisatie. Vanaf eind 20e eeuw hebben vakbonden te maken met terugloop van ledenaantallen. Met name jongeren worden geen lid van een vakbond. Belangrijke vakbonden voor de zorg zijn: AbvaKabo (aangesloten bij FNV) CNV Publieke zaak (aangesloten bij CNV) Nu ‘91 Naast vakbonden zijn er beroepsverenigingen die zich bezighouden met de beroepsinhoud. In de verpleging/verzorging is dat Ven VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden in Nederland). Werkgeversorganisaties in de zorg zijn o.a. GGZ- Nederland ( geestelijke gezondheidszorg) NVZ ( Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) Actiz ( vereniging voor werkgevers in thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen , preventie en welzijn). VGN (Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland)
118
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten. 1.Kijk op de site van Nu’91 ( www.nu91.nl) a.Wat wil Nu’91 bereiken? b.Hoe doen ze dat? c.Zou jij lid worden van een vakbond? d.Bespreek de stelling ‘Lid worden van Nu’91 is noodzakelijk. Samen sta je sterk’. Verdeel de groep in voor/tegen/twijfel. e.De organisatiegraad in de zorg is 20%. Wat wordt bedoeld met organisatiegraad en is 20% dan voldoende? f.Breng de keuze voor het lidmaatschap van een vakbond in verband met het kerndilemma vrijheid ------ verantwoordelijkheid.
Collectieve arbeidsovereenkomst Een belangrijke taak van werkgevers- en werknemersorganisaties is het afsluiten van een CAO: Collectieve arbeidsovereenkomst. Regels die gelden een of twee jaar verplicht voor alle arbeidsovereenkomsten in een bepaalde sector van de zorg (ziekenhuizen, thuiszorg, geestelijke gezondheidzorg). De CAO, die natuurlijk niet in strijd mag zijn met de wet (Arbowet, Arbeidstijdenwet), geeft dwingende regels over tal van onderwerpen: - aantal vakantiedagen - salarisontwikkeling - pensioenregeling - overwerk - arbeidsduur - vakantie en andere verlofmogelijkheden De CAO biedt ruimte voor de OR en directie om binnen het CAO-kader instellingsafspraken te maken. En bij het afsluiten van je arbeidsovereenkomst kun je nog eigen afspraken met je toekomstige werkgever maken.
Vragen en opdrachten 1 a. Hieronder vind je een schematisch overzicht van de regels /opstellers en “de Russische poppetjes”. Kun je het verband hiertussen aangeven? b.Hoe kun je invloed uitoefenen op de kaders in het overzicht? c.Wat gebeurt er als er buiten de kaders afspraken worden gemaakt? 119
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
WAT?
WIE?
Wet
regering en parlement Cao
vakbonden en werkgeversorganisatie Instellingsreglement Arbeidsovk
OR en directie werkgever-werknemer
2.Kies een CAO ( zie www.abvakabo.nl) a. Wat is er geregeld voor stagiaires? b. Op hoeveel vakantiedagen heb je als werknemer recht? c. Je krijgt een geschenk van een cliënt. Wat moet je als werknemer doen? d. Je broer trouwt. Krijg je als werknemer hiervoor vrij? e. Krijg je als werknemer voor het ‘Suikerfeest’ vrij af? f. Stel een vraag en laat een ander het antwoord proberen te vinden in de CAO.
120
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Economische dimensie 4. Wat te doen als het inkomen uit arbeid wegvalt? Financiële zekerheid Financiële zekerheid Financiële zekerheid is op vele manieren te waarborgen. Een belangrijke manier is natuurlijk betaald werk. Maar dat werk kun je (tijdelijk) verliezen. En wat dan? Er zijn dan drie manieren: 1. De sociale zekerheid 2. Bedrijfs/sectorregelingen 3. Eigen/particuliere oplossingen Sociale zekerheid is het geheel van wetten waarin inkomensgaranties van de overheid aan de burger worden gegeven indien de burger ziek, werkloos, arbeidsongeschikt, oud enz. wordt. Financiële zekerheid is vaak ook verplichtend geregeld via de CAO; bijvoorbeeld het bedrijfspensioen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid (in de zorg: PGGM-pensioenfonds). Verder ben je natuurlijk vrij om zelf extra financiële zekerheden te krijgen door te sparen of een eigen verzekering af te sluiten. Deze extra zekerheden worden belangrijker, doordat de wettelijke garanties minder worden. Het doel (financiële zekerheid) behaal je met een drietrapsraket...
Vragen en opdrachten 1. Verklaar de financiële zekerheid van de burger aan de hand van onderstaand plaatje.
121
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
2. De financiële zekerheid is opgebouwd uit 3 delen: de wet, de CAO en
eigen afspraken. Welke financiële zekerheden heb jij nu als je bijvoorbeeld werkloos wordt of straks met pensioen gaat? Zie bijvoorbeeld voor eigen pensioenstelsel: www.pggm.nl ; www.mijnpensioenoverzicht.nl 3. Herken je het dilemma vrijheid <--- verantwoordelijkheid bij de regels over financiële zekerheid? Licht je antwoord toe.
Sociale zekerheid Sociale verzekeringen De werkeloosheidswet (WW) behoort tot de werknemersverzekeringen. Alleen werknemers zijn verplicht verzekerd en kunnen onder voorwaarden een beroep op doen. Scholieren of zelfstandigen vallen niet onder de WW. Zelfstandigen kunnen zich wel vrijwillig verzekeren tegen het risico van werkeloosheid bij particuliere verzekeraars ( Ohra, Nationale Nederlanden). Verzekeringen die je vrijwillig afsluit worden particuliere verzekeringen genoemd. Er zijn meer sociale verzekeringswetten die alleen voor werknemers gelden: de belangrijkste is de WIA: wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. De WIA geeft de werknemer een uitkering als hij door arbeidsongeschiktheid ( na 2 jaar) niet kan werken. In de eerste twee jaar moet de werkgever de zieke werknemer ( deels) doorbetalen. Er zijn ook sociale verzekeringswetten waarvoor alle inwoners van Nederland verplicht verzekerd zijn: de volksverzekeringen. Dat zijn: de AOW ( basisinkomen na je 65ste) , de ANW (basisinkomen als je weduwe/weduwnaar/wees wordt), ZVW ( basisverzekering tegen ziektekosten), AWBZ (verzekering tegen onverzekerbare zorgkosten) en AKW (verzekering voor kosten kinderen). Iedereen betaalt hiervoor een premie. De AOW wordt uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank; de ZVW door de zorgverzekeraar en de AWBZ door het Zorgkantoor. Voor verzekeringen betalen de werkgever en/of de werknemer premies. Sociale voorzieningen Daarnaast zijn er nog sociale voorzieningen. Alle burgers kunnen er -onder voorwaarden- een beroep op doen en er wordt geen premie geheven. De overheid betaalt met belastinggeld de sociale voorziening. De belangrijkste sociale voorziening is de bijstand, de WWB ( Wet werk en bijstand). De gemeente is uitvoerder van de WWB. Een andere is de WAJONG (wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten).
122
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
Vragen en opdrachten 1. Plaats onderstaande wetten in het schema: -Wet werk en bijstand (WWB), -Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ), -Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), -Zorgverzekeringswet (ZVW), -Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG), - Algemene nabestaandenwet (ANW), - Werkloosheidswet (WW).
Sociale voorzieningen Sociale zekerheid
werknemersverzekeringen Sociale verzekeringen
Financiële zekerheid volksverzekeringen Andere financiële zekerheid
2. De ZVW en de AWBZ behoren tot de sociale zekerheid. Zijn er ook particuliere ziektekostenverzekeringen? Motiveer je antwoord. Geef twee verschillen. 3. Beoordeel de volgende stellingen: a. De AOW is een sociale voorziening b. De WW is een volksverzekering c. De AWBZ wordt uitgevoerd door het Zorgkantoor d. De WWB wordt uitgevoerd door de gemeente e. De WAJONG is een sociale verzekering voor jongeren f. De inboedelverzekering behoort tot de sociale zekerheid. ( zie www.socialezekerheid.nl)
123
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase Werk verliezen Je kunt je baan verliezen: de werkgever ontslaat je of jij zegt je baan op. Soms is voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst toestemming nodig van de rechter of het UWV (Uitvoeringsinstelling Werknemersverzekeringen). Je gaat op zoek naar een andere baan. Nieuw werk vinden is niet altijd zo eenvoudig. Als de vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod is het extra moeilijk. Omscholing kan dan een oplossing zijn. Zolang je geen nieuwe baan hebt, heb je geen loon. Om toch een inkomen te krijgen, is er de mogelijkheid van het ontvangen van een sociale uitkering. De overheid garandeert dat je onder bepaalde voorwaarden deze krijgt. Werknemers zijn verzekerd tegen het inkomensverlies door werkeloosheid (de Werkeloosheidswet). Werkgevers betalen hiervoor een premie (1,5%) over het loon van hun werknemers. Er gelden wel voorwaarden voor het krijgen van een WW-uitkering: a. De oorzaak van het de werkeloosheid mag niet bij de werknemer liggen. b. De ontslagen werknemer meldt zich direct bij het UWV die de uitkering verzorgt en je inschrijft als werkzoekende. c. Je moet regelmatig solliciteren. d. Je moet minimaal een half jaar gewerkt hebben in de afgelopen ¾ jaar. De uitkering is dan 70% van het loon. Daarna heb je recht op een vervolguitkering die 70% van het minimumloon bedraagt ( 70% van 1400 euro).
Vragen en opdrachten 1. Herken je in de WW het kerndilemma: vrijheid-----verantwoordelijkheid? Licht het toe. 2. Piet is een jaar werknemer van een verpleeghuis. Piet verdient 2000 euro in de maand. Hij wordt ontslagen. a. Krijgt Piet een WW-uitkering? Motiveer je antwoord. b. Zo ja: van wie, hoelang en hoeveel? Zie www.weethoehetzit.nl.
124
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase Ziekte en arbeidsongeschiktheid De werknemer die ziek wordt, heeft gedurende 2 jaar recht op doorbetaling van zijn loon door de werkgever. De werkgever moet tenminste 70% van het loon door betalen. In veel CAO’s is een hoger percentage afgesproken. Ook kan afgesproken zijn dat gedurende de eerste twee dagen er geen loonbetaling plaatsvindt (wachtdagen). Zowel de werkgever als de werknemer moeten alles eraan doen om de ziekteperiode zo kort mogelijk te laten duren. Denk aan het verplichte verzuimbeleid van de werkgever (onderdeel van het Arbo-beleid) en de verplichting van de werknemer om “passende arbeid” gedurende de ziekteperiode te aanvaarden. Belangrijk is dat de re-integratie van de werknemer planmatig (doel, middelen, uitvoering, evaluatie) met wekenplanning plaatsvindt in overleg met de Arbodienst. Als na 2 jaar de werknemer nog ziek is, beoordeelt het UWV of de werknemer een WIA-uitkering ontvangt. Er zijn drie situaties: -de werknemer is voor minder dan 35% arbeidsongeschikt: niet arbeidsongeschikt; geen WIA-uitkering. De werknemer blijft in dienst van de werkgever. -de werknemer is tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt: gedeeltelijk arbeidsongeschikt; een WIA-uitkering: afhankelijk van het aantal dienstjaren 70% van het loon en daarna (fors) lagere uitkering. In CAO’s zijn vaak aanvullingen op de WIA-uitkering geregeld. Het UWV geeft ondersteuning bij de re-integratie. -de werknemer is voor tenminste 80% arbeidsongeschikt: volledig en duurzaam arbeidsongeschikt; een WIA-uitkering van 75% van het loon. Herkeuringen door het UWV zijn mogelijk.
Vragen en opdrachten 1. Verpleegkundige Graveland (25 jaar) is in dienst van een zorginstelling. Hij is 5 jaar in dienst en verdient € 2500,00 per maand. Hij is op 1 januari 2013 ziek geworden en belandt uiteindelijk in de WIA. Het UWV stelt vast dat Graveland “volledig en duurzaam” arbeidsongeschikt is. Gravelend werkt in de gezondheidszorgsector waarin ook jij actief bent. Geef op een tijdlijn aan: -welk loon/uitkering krijgt Graveland vanaf de eerste ziektedag tot aan zijn dood; -hoe hoog het loon/de uitkering is van Graveland op grond van de wet; -de eventuele beperkingen/extra’s op grond van de CAO.
125
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
126
Burgerschap verpleegkunde-opleiding beginnersfase
127