Multicultureel burgerschap. Voorbij integratie, assimilatie, segregatie en marginalisatie door Patrick Loobuyck (*) Aspirant FWO, Moraalfilosofie, Universiteit Gent
Inleiding: migratie als oorzaak van de multiculturele samenleving
Door de verschillende migratiestromen en de globalisering kan niemand er nog om heen: de West-Europese samenleving is een multiculturele samenleving. Heel wat inwoners van de EU hebben een vreemde nationaliteit of hebben (groot)ouders die van buitenlandse afkomst zijn en de culturele en religieuze diversiteit is groter geworden. Veel migranten zijn oorspronkelijk gekomen in het kader van gastarbeiderprogramma’s. In de jaren ‘40 en ‘50 ging het vooral over migraties van Zuid-Europa (Griekenland, Italië en Spanje) naar Noord-Europese landen (België, Nederland, Duitsland, Frankrijk e.a.). Vanaf de jaren ‘60 tot midden de jaren ‘70 werden vooral Turken en Marokkanen aangetrokken. Door de oliecrisis van 1973-74 hebben de gastlanden een ‘migratiestop’ afgekondigd, wat betekent dat de werving van buitenlandse arbeidskrachten is stopgezet. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat het om tijdelijke migratie zou gaan,
maar dat is in praktijk anders gelopen. Ongeveer 70% van de gastarbeiders van vóór 1974 is in Europa gebleven. We spreken dan ook niet langer over gastarbeiders, maar over migranten en allochtonen. De term ‘migratiestop’ is echter misleidend want de migratie is nooit volledig stilgevallen. Door internationale verdragen kunnen migranten hun gezin laten overkomen. Zo is een tweede en derde generatie ontstaan, waarvan sommigen op hun beurt een huwelijkspartner uit de landen van herkomst laten overkomen. Migratie door gezinshereniging en gezinsvorming is steeds een belangrijk immigratiekanaal gebleven. Ook de toelating op basis van de procedure voor asiel (Conventie van Genève, 1951) is steeds gevrijwaard. Het aantal mensen dat via de asielprocedure Europa binnenkomt is eerder gering. De ‘asielproblematiek’ komt vooral onder de aandacht wegens het groot aantal asielaanvragen. Het erkenningspercentage ligt echter vrij laag, meestal rond de 10%, de anderen worden geacht het land te verlaten. Ook de arbeidsmigratie is niet volledig uitgebannen, hoewel ze nu op kleinere schaal en onder striktere voorwaarden gebeurt. Verschillende landen hebben regelingen om hooggeschoolden toe te laten of hanteren quota voor het toelaten van seizoensarbeiders. Tot slot is er ook nog de illegale migratie. Naar schatting komt jaarlijks een half miljoen mensen Europa illegaal binnen, meestal met de hulp van mensensmokkelaars die zich hiervoor goed laten betalen. Mensen zonder verblijfsstatuut hebben zowel economisch als juridisch een kwetsbaar statuut, bovendien vormen ze een bedreiging voor de werking van de verzorgingsstaat. Deze factoren zijn de drijfveren van de regularisatiecampagnes die verschillende landen hebben doorgevoerd. Sinds de jaren zeventig zijn al meer dan 1,8 miljoen mensen geregulariseerd in Europa. Naast de migratie van buiten de Europese Unie is er ook nog de migratie binnen de Unie. Eén vierde van de vreemdelingen binnen de Unie is onderdaan van een andere lidstaat van de EU. Voor België ligt dit aantal om verschillende redenen dubbel zo hoog.
Van een migratie- naar een migrantenbeleid Als antwoord op het migratiebeleid hebben de Europese landen een migrantenbeleid moeten uitwerken. Doordat men lang in het gastarbeidermodel is blijven geloven is men echter relatief laat begonnen met de uitbouw van een coherent migrantenbeleid. In het migrantenbeleid nam de notie ‘integratie’ een belangrijke en centrale plaats in, in België spreekt men zelfs van een ‘integratiebeleid’. Wie echter wat persberichten en het maatschappelijk en politiek discours over het migrantenbeleid volgt, botst al snel op heel wat andere termen die deel uitmaken van het debat: assimilatie, segregatie, acculturatie, inburgering, minorisering, emancipatie, participatie, multi- (of inter)cultureel burgerschap.
Heldere theoretische concepten Nieuwkomers verwerven via een adaptatieproces een eigen plaats in de gastsamenleving. Bij adaptatie spelen twee factoren een belangrijke rol: a) de gehechtheid aan de eigen culturele identiteit en b) de mate van contact met de cultuur van de gastsamenleving.
Aan de hand van deze twee variabelen kan men vier adaptatievormen op het spoor komen.[1]
behoud van de eigen cultuur? Ja Nee
contact met de gastsamenleving?
ja
Integratie
assimilatie
nee
segregatie
marginalisering
Segregatie betekent dat een groep migranten op één of meerdere terreinen van de samenleving apart staat van de rest van de samenleving. Men kan gemakkelijk de eigen cultuur behouden want er is geen uitwisseling met de gastsamenleving. Dit proces resulteert in een multiculturele samenleving waarin verschillende culturen naast elkaar leven. Deze strategie is in het verleden meermaals beproefd, maar ook nu zijn er nog voorbeelden: de aanwezigheid van grote groepen migranten in bepaalde delen van de (voor)stad of de manier waarop bepaalde groepen orthodoxe chassidische Joden zich in de Europese samenleving profileren. Het gebruik van de segregatiestrategie zegt op zich niets over de sociaal-economische positie. Assimilatie betekent dat de minderheid de sociale en culturele kenmerken van de meerderheid overneemt om tenslotte
volledig in de dominante cultuur op te gaan. Het resultaat is een homogene, monoculturele samenleving. De assimilatiegedachte lag aan de basis van de populaire Amerikaanse melting-pot opvatting. De assimilatie-ideologie berust op de vooronderstelling dat een multiculturalistisch beleid leidt tot de desintegratie en balkanisering van de samenleving. De assimilatiegedachte is ook de onderliggende ideologie van extreem-rechts. Hun standpunt vatten ze zelf samen in de slogan: ‘aanpassen of terugkeren’.[2] Marginalisering betekent dat een groep zich niet meer herkent in de eigen cultuur, noch in de cultuur van het gastland. Deze ontwortelde mensen hebben geen enkel houvast meer en zijn op zoek naar een identiteit van waaruit ze hun leven opnieuw vorm kunnen geven. De meeste landen van de EU hebben officieel voor integratie als beleidsoptie gekozen. Men spreekt over ‘het inpassen van nieuwe bevolkingsgroepen in een samenleving zonder dat ze hun culturele kenmerken moeten opgeven of worden geïsoleerd van de meerderheid’. Integratie is participatie aan de samenleving zonder als gemeenschap apart te worden gesteld (segregatie) en zonder verplichte doorgedreven conformering aan de socio-culturele kenmerken van de meerderheid (assimilatie). Culturele verschillen zouden geen belemmering mogen vormen voor participatie aan de verschillende onderdelen van de samenleving. Integratie is bij wijze van spreken de ‘third way’, die zowel de Scylla van de assimilatie als de Charybdis van de segregatie wil vermijden. De bedoeling is dat men niet enkel naar een multiculturele samenleving evolueert waar verschillende groepen mensen naast elkaar leven, maar waar verschillende groepen mensen samen met elkaar leven. Men streeft naar een samenleving waarin verschillen worden erkend en waarin mensen met die verschillen leren omgaan door zich open te stellen voor de ander en van de ander te leren door ermee in interactie te treden. Of zoals het met een boutade wordt uitgedrukt: Multicultuur no, intercultuur si![3]
Moeilijkheden in de praktijk De verschillende landen hebben het begrip integratie in de praktijk uiteenlopend ingevuld. Er bestaan grote verschillen in de concrete aanpak van minderheden, de houding t.a.v. religieuze en culturele verschillen, de mogelijkheden tot politieke participatie en de nationaliteitswetgeving. Algemeen worden twee richtingen onderscheiden: het Britse en Nederlandse model van de multiculturele samenleving enerzijds, en het assimilatie- en inpassingsbeleid zoals we dat o.a. in Frankrijk aantreffen anderzijds. Maar deze tweedeling tussen British/Dutch multiculturalism en French etatist acculturation strategy is te generaliserend. Veel landen hebben een beleid dat zowel elementen van het ene als elementen van het andere in zich draagt. Bovendien is men het lang niet altijd eens over de typering van een beleid. Het Belgische integratiebeleid bijvoorbeeld wordt door de overheid en de verdedigers van het beleid voorgesteld als een beleid dat aanleunt bij een multicultureel integratiebeleid dat veel ruimte laat voor diversiteit en pluralisme.[4] Critici beweren echter - en ze kunnen dit op verschillende terreinen ook duidelijk aantonen - dat het Belgisch beleid een assimilatiebeleid is.[5] Volgens deze laatsten wordt het integratieconcept misbruikt als dekmantel voor gedwongen en eenzijdige aanpassing van minderheden aan de dominante cultuur. Er zou ook een verschil bestaan tussen het Waals en het Vlaams integratiebeleid. (De bevoegdheid voor het onthaal en de integratie is immers geen federale materie). Vlaanderen zou meer klemtonen leggen die overgenomen zijn van het Angelsaksische, multiculturele model, terwijl Wallonië meer kenmerken vertoont van het Franse inpassingsbeleid en zich terughoudender opstelt tegenover publieke erkenning van minderheidsculturen.[6] Het is opvallend dat de factoren cultuur, eigenheid en identiteit bijna overal een zeer belangrijke rol spelen. De
migrantenproblematiek wordt dikwijls tot culturele verschillen teruggebracht. Het overbeklemtonen van het cultureel verschil zorgt er echter voor dat de voornaamste breuklijnen van sociaal-economische en politieke ongelijkheid, van diverse gradaties van macht en machteloosheid, mondigheid en onmondigheid worden verwaarloosd. De houding tegenover de culturele eigenheid is ook bepalend voor andere beleidsopties. Zo gaat het inpassingsbeleid in België en Frankrijk hand in hand met een naturalisatiebeleid. Het is ook niet toevallig dat landen die het multiculturele model hanteren al (lokaal) stemrecht voor migranten van buiten de EU hebben kunnen invoeren. (Scandinavische landen, Nederland en Groot-Brittannië) De houding t.a.v. culturele integratie wordt ook weerspiegeld in de organisatie van het onderwijs, het ondersteunen van het verenigingsleven en de relaties met de Islam. Zoals steeds is de sociale werkelijkheid complexer en genuanceerder dan het theoretisch model. Zo kan segregatie verschillende vormen aannemen gaande van religieuze, over economische, naar sociale, educatieve en ruimtelijke segregatie. De scheiding tussen de vier voorgestelde adaptatievormen is bovendien niet zo strikt als de figuur suggereert. De sociale werkelijkheid bestaat immers uit tal van domeinen waarop men telkens een verschillende vorm van adaptatie kan toepassen. Zo kan men zich integreren wat de taal betreft maar kiezen voor segregatie inzake religieuze beleving. Men kan kiezen voor assimilatie wat betreft kledij, integratie in het onderwijs, maar voor segregatie wat betreft de zwemlessen. Meestal is men het er in de westerse liberaal-democratische staten wel over eens dat men in de privé-sfeer vrij kan kiezen welke levenswandel men gaat en hoe men de persoonlijke identiteit invult met culturele en religieuze elementen. Het is precies kenmerkend dat de liberale overheid zich neutraal opstelt ten aanzien van diverse individuele levensprojecten. Met een minimalistisch integratiebeleid, waar het behoud van de eigen cultuur stopt en de integratie begint bij de voordeur, heeft men dus geen probleem, zolang men maar niet belemmert dat anderen ook in vrijheid hun levenswandel kunnen uitstippelen. De discussie begint echter van zodra men de privé-sfeer verlaat. Wat kan behoud van cultuur nog betekenen
in de publieke sfeer bijvoorbeeld inzake het recht, de politiek of het onderwijs? De strikte theoretische scheiding tussen de privé-sfeer en de publieke sfeer blijkt in de praktijk onhoudbaar. Het is onmogelijk religie volledig naar de privé-sfeer te verwijzen, terwijl voor de gelovigen het beleven van de godsdienst bij uitstek een gemeenschapsgebeuren is dat ook repercussies heeft op het publieke leven. De discussie hierover is nog lang niet afgesloten. Bovendien werkt men dikwijls met twee maten en nog veel meer gewichten. Tot voor kort prijkten nog tal van kruisbeelden in de Belgische rechtszalen, terwijl een sluier op school al jaren voor controverse zorgt. Ook uit survey-onderzoek[7] blijkt dat de praktijk genuanceerder is dan de theorie. Uit de resultaten blijkt dat verschillende etnische groepen een eigen integratiegeschiedenis hebben die bovendien nog niet ten einde is. Dat Nederland en België een eigen officieel integratievertoog hebben, sluit niet uit dat verschillende groepen migranten zich op uiteenlopende wijze verhouden tot dit discours. Bovendien is het niet zo dat individuen op elk maatschappelijk domein vrij kunnen kiezen welke adaptatievorm ze willen hanteren. Zo kan het zijn dat iemand wel zegt dat hij het contact met de gastsamenleving belangrijk vindt, maar dat daar in de praktijk weinig van te merken is, bijvoorbeeld omdat er een taalbarrière bestaat, omdat men geen plaats vindt op de arbeidsmarkt, omdat men in de buurt enkel met migranten in contact komt. Belangrijk is ook de invloed van de omgeving en de gastsamenleving. De segregatie, assimilatie of integratie gebeurt niet noodzakelijk spontaan, ze kan ook gestuurd en zelfs opgelegd zijn. Naast de adaptation side (de wijze waarop migranten zich (willen) inpassen in de ontvangende samenleving) is er ook een treatment side (de wijze waarop de ontvangende samenleving reageert op de aanwezigheid van migranten).[8] In een samenleving waar discriminatie van een bepaalde groep migranten schering en inslag is zal die groep segregeren in plaats van integreren, omdat men gewoon geen kansen krijgt. Als men bv. het stemrecht niet openstelt voor vreemdelingen van buiten de EU, kan men moeilijk maatschappelijk-politieke assimilatie of integratie verlangen.
Hierbij komen ook andere vragen naar voren. Bijvoorbeeld, met welke middelen moet integratie worden afgedwongen, als men het überhaupt al kan of mag afdwingen? Is integratie een voorwaarde voor het toekennen van bepaalde rechten, of moet de integratie omgekeerd bevorderd worden door bepaalde rechten sowieso toe te kennen. Concreet: is het aannemen van de nationaliteit van het gastland of het krijgen van stemrecht een gevolg van het feit dat men geïntegreerd is of is het een voorwaarde om zich verder te kunnen integreren. De discussie is vicieus en draait dol in zichzelf.
Allochtonen als volwaardige burgers in de samenleving
Voorbij integratie Het grote probleem schuilt in de vaagheid en de dubbelzinnigheid van de term ‘integratie’. Enerzijds insisteert het op het behoud van de eigen cultuur, anderzijds vereist integratie ook een zekere mate van aanpassing. Voor de praktijk blijft het echter onduidelijk op welke terreinen men inpassing vraagt en op welke terreinen men de eigen identiteit kan accentueren. Bovendien kan men blijven discussiëren over de vraag wat die identiteit behelst. Wat is precies die culturele eigenheid van West-Europeanen, van Turken, van Afrikanen, van Marokkaanse Brusselaars? Deze onduidelijke betekeniscontext waarin het migrantenbeleid zich heeft ontwikkeld is politiek uitgebuit zowel door ‘progressieve’ als ‘conservatieve’ strekkingen. Terwijl de eersten pleiten voor maximale diversiteit, zijn de laatsten voorstander van een monocultuur, maar beide denkrichtingen menen hun ideeën te kunnen lezen in het integratieconcept. Op die manier is de notie integratie nooit zonder controverse geweest, waardoor het nu moeilijk nog als een efficiënt politiek instrument kan worden gebruikt. Integratie is geen neutrale term meer omdat ze voor sommigen symbool is voor een doorgedreven vorm van pluralisme, voor anderen voor een doorgedreven vorm van assimilatie. Er wordt ondertussen ook gesproken over “het failliet van het integratiebeleid”.[9] Geen enkel land is er immers in geslaagd de sociale, maatschappelijke en economische achterstand en achterstelling van bepaalde groepen migranten volledig weg te werken. Dit blijkt onder meer uit onderzoek naar stedelijke segregatie, naar de positie in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en de oververtegenwoordiging van migranten in de werkloosheidscijfers. De hoop dat het integratiebeleid vruchten zou afwerpen op het gebied van de sociaal-economische en maatschappelijke positie van de allochtonen is ijdel
gebleken. Vanuit de integratiegedachte en de ideeën over de multiculturele samenleving wordt gesteld dat etnische afkomst, cultuur of religie geen invloed zouden mogen hebben op de prestaties in het onderwijs en de participatie aan de economie, maar bij een eerste evaluatie blijkt dat vooralsnog geen enkel model een goed rapport heeft kunnen halen.[10] De aandacht verschuift dan ook steeds meer van culturele naar sociaal-economische integratie met als voornaamste objectief dat leden van etnische minderheden een gezonde plaats verwerven op de arbeidsmarkt.[11] In Nederland is in dat opzicht de verschuiving van het debat begin de jaren ’90 opmerkelijk. Die verschuiving kwam er mede door de invloed van het WRR-rapport van 1989[12] en enkele uitspraken van voormalig VVD-fractievoorzitter Bolkenstein[13]. Het accent van het minderhedenbeleid moet minder op het behoud van de identiteit liggen en meer op integratie en maatschappelijke participatie. Doordat het beleid tekort schoot heeft het (multi)culturalisme de duimen moeten leggen voor een structurele aanpak dat meer dan voorheen de nadruk legde op de relatie tussen de migrant en de arbeidsmarkt, het onderwijs, taalkennis, etc.. Cultuurbeleving werd primair als een private aangelegenheid beschouwd, en de sociaal-economische integratie won aan belang. Het ‘cultureel minderhedenmodel’, het multiculturele aspect van het beleid werd vervangen door een integratiemodel, het inburgeringsmodel. In 1994 werd op regeringsniveau het minderhedenbeleid voor het eerst vervangen door een integratiebeleid, omdat de aandacht niet eenzijdig op de minderheden moet worden gericht, maar op de samenleving in haar geheel.[14] Bovendien gaat men ook steeds meer de aandacht vestigen op de mogelijke werkzaamheid van discriminatiemechanismen bij de autochtone instanties, de bevolking, werkgevers, onderwijssystemen, politiediensten, etc.. Ook vanuit deze invalshoek haalt het integratiebeleid geen hoge score. Vandaar dat men sinds midden de jaren ‘90 in verschillende landen meer en meer voor de uitbouw van ‘een anti-discriminatie- en gelijk-kansenbeleid’ is opgekomen. Al deze moeilijkheden maken het integratiediscours onhoudbaar. We willen dan ook een lans breken voor een nieuw
discours dat niet alleen een nieuwe terminologie voorstelt maar ook een fundamenteel andere benadering. Het beleid moet de vage en ambigue notie ‘integratie’ achter zich laten en zich concentreren op de uitbouw van een actief, pluralistisch en open burgerschap dat gestalte moet krijgen door alle inzittenden, zowel allochtonen als autochtonen. Het debat over integratie, assimilatie en inpassing is achterhaald en zit muurvast. Telkens werd op een dualistische wijze gediscussieerd en nagedacht: de allochtonen versus de autochtonen, wij versus zij, meerderheid versus minderheid.[15] De burgerschapsidee overstijgt deze tegenstelling. Het leven van zowel allochtonen als autochtonen speelt zich af binnen één en dezelfde sociale ruimte. Verschillen in cultuur, religie, afkomst, taal creëren niet telkens een nieuwe afzonderlijke samenleving, het gaat om verschillen binnen één en dezelfde samenleving. Allochtonen en autochtonen zijn compagnons de route en moeten samen op basis van evenwaardig partnerschap de samenleving opbouwen. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje en als het regent worden we allemaal nat.[16] Met de notie burgerschap kan ook de genoemde discussie over rechten als oorzaak of als gevolg van integratie worden vermeden. Burgerschap impliceert rechten en plichten die voor iedereen gelijk van toepassing zijn. Het recht op politieke participatie bijvoorbeeld is een burgerrecht dus moet er stemrecht worden toegekend aan iedere burger, los van elke discussie over de integratie(wil) van de betrokkenen. Idem voor het uiten van het geloof, het recht op organisatie enzovoort. Naar een dynamisch en multicultureel ingevuld burgerschap
In de loop van de jaren negentig heeft de notie burgerschap op verschillende domeinen een vaste stek verworven. In Vlaanderen verschenen begin de jaren negentig de Burgermanifesten die als basis dienden voor de oprichting van de Partij van de Burger (VLD) door Guy Verhofstadt. In het Verdrag van Maastricht (1992) kreeg het ‘Europees burgerschap’
gestalte en recent is in verschillende landen een debat op gang gekomen over de ‘nieuwgeboren mondige burger’ en de kloof tussen ‘de burger’ en de politiek. Het perspectief van het burgerschap biedt ook een interessante invalshoek voor het minderhedenbeleid. In Nederland is het ‘actieve burgerschap’ het kernbegrip van het integratiebeleid van minister van Grote Steden- en Integratiebeleid H. Van Boxtel (1999). In het kielzog van Nederland duiken ook in het Vlaams minderhedendebat naast termen als onthaalbeleid en inpassing ook de noties inburgering en burgerschap op.[17] De opname van de burger in de samenleving en zijn deelname aan haar instellingen, met de daaraan verbonden rechten en plichten, komen centraal te staan. Dit burgerschap moet los staan van nationaliteit, huidskleur en culturele en religieuze achtergrond. Het feit dat men ergens werkt, woont en leeft moet voldoende zijn om het burgerschap toe te kennen. In Frankrijk heeft men het over la reconnaissance d’une citoyenneté de résidence. De rechten en plichten die aan het burgerschap verbonden zijn, wijzen op een verantwoordelijkheid van de burger naar de samenleving toe, én omgekeerd. De term burgerschap verwijst naar de manier waarop individuen invulling geven aan hun relatie met de overheid en naar de manier waarop de overheid haar inwoners wil behandelen. De mogelijkheden die inwoners hebben om hun rechten en plichten te vervullen hangt vanzelfsprekend mede af van de ruimte die de overheid hiervoor creëert. Het is pas in deze ruimte dat inwoners zich als burgers kunnen manifesteren. De overheid moet dus de voorwaarden voor de individuele emancipatie en participatie garanderen. De politieke overheid is ervoor verantwoordelijk dat haar burgers voldoende toegerust zijn en over voldoende capabilities beschikken om hun rechten en plichten uit te oefenen.[18] In een liberale rechtsstaat is het garanderen van die basisaccommodatie niet strijdig met cultureel pluralisme. Speciale minderheidsrechten ter ondersteuning van de ontwikkeling van een eigen identiteit hoeven zelfs niet noodzakelijk strijdig te zijn met het egalitair-liberaal perspectief.[19] Een volwaardig burgerschap betekent op gelijke wijze toegang krijgen tot deelname aan de samenleving zowel via arbeid,
als in allerlei vrijwillige sociale verbanden, als in de voorzieningen van de verzorgingsstaat zoals onderwijs en de gezondheidszorg, als in het politieke beleid. Een burger maakt deel uit van de civil society en moet alle kansen krijgen tot maatschappelijke participatie. Elke emancipatiebeweging – denk maar aan de vrouwen-, de arbeiders- en de Vlaamse beweging – moet gepaard gaan met een ontsluiting van een maatschappelijke en politieke ruimte, een ruimte die veel breder is dan partijpolitiek alleen. Vanuit de basis moeten woordvoerders naar voren kunnen worden geschoven en deze woordvoerders moeten de nodige maatschappelijke bewegingsruimte en slagkracht krijgen.[20] De overheid moet daarom streven naar gelijke kansen voor elk van haar burgers, zonder onderscheid. Een actief gelijke kansenbeleid moet meer zijn dan het multiculturalisme dat gekoppeld is aan een vrijblijvend welzijnsbeleid[21] en een idee van passieve tolerantie. Zo een beleid is immers in grote mate verantwoordelijk voor wat in navolging van Scheffer het ‘multiculturele drama’ wordt genoemd.[22] Gelijke kansen impliceert een engagement van de overheid en extra inspanningen naar bepaalde doelgroepen toe: gelijke basisrechten, herverdeling van de basisgoederen in het voordeel van de sociaal-economisch zwakkere, gelijke toegang tot het openbaar ambt, sluitende en effectieve antiracisme wetgeving, stevige ondersteuning van het verenigingsleven, meer middelen voor het verbeteren van de positie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt en mogelijkheid tot politieke participatie op verschillende niveaus en in allerlei hoedanigheden. Het beleid naar minderheden toe moet een actief toerustingsbeleid zijn waarbij de zelfredzaamheid centraal staat. Er moet nagedacht worden over de manier waarop mensen de nodige basisgoederen en competenties kunnen verkrijgen die hen in staat moeten stellen optimaal aan de samenleving te participeren. Het burgerschap heeft in het verleden te weinig als uitgangspunt voor het migrantenbeleid gediend. In plaats van op te komen voor een volwaardig burgerschap heeft men zich in een paternalistisch gastheer/gast-model ingeschreven waardoor elk constructief debat met de betrokkenen werd gehypothekeerd. Al te lang zijn de allochtonen benaderd als een groep
‘gasten’ waarover anderen beslissen. De allochtonen zijn slechts onderwerp van beleid, ze zijn geen gelijkwaardige partner in de discussie en worden niet gevraagd om het beleid mee gestalte te geven. Het moet echter de bedoeling zijn van een migrantenbeleid om het dualistisch denken in termen van wij-zij, meerderheid-minderheid te overstijgen om iedereen in een actief burgerschap te laten participeren. Het burgerschap is een dynamische werkelijkheid. Het burger-zijn van de autochtonen kan daarom niet op een statische en normatieve wijze worden opgelegd. Het gaat dus niet over de ‘reproductie van burgers’, de uitdaging voor de toekomst is een project voor de ‘productie van burgers’ een kans te geven. Het gaat om een project waarbij de juiste wijze van burgerzijn steeds opnieuw gezocht moet worden en waarin de nieuwkomer en allochtonen zoveel mogelijk als een gelijkwaardige aan de zoektocht moet kunnen deelnemen. Nieuwkomers moeten het aanbod krijgen mee op zoek te gaan naar een goede wijze van burgerschap dat op pluralistische wijze ingevuld kan worden. Nieuwkomers toelaten impliceert dat de samenleving zich openstelt voor wijziging op basis van respectvolle interactie en dialoog. Voor zover we nog over integratie willen spreken moet het dan ook worden beschouwd als een wederkerig concept. Integratie gaat niet alleen over allochtonen maar is ook gericht naar de autochtonen, voor zover zij met minderheden en andere culturen moeten leren leven, omgaan en communiceren. In die zin is het beter om over een ‘integratiebevorderend beleid’ te spreken. Dé integratie kan niet van bovenaf worden opgelegd, er kunnen enkel integratiebevorderende maatregelen getroffen worden, in die zin dat ze het integratieproces, als onderhandeling tussen allochtonen en autochtonen, ondersteunen en versterken. Multicultureel samenleven is een interactief proces en impliceert interculturele negotiatie. Dergelijke communicatieve visie veronderstelt een niet-essentialistische en niet-relativistische visie op cultuur en identiteit, waarbij dialoog tussen mensen met verschillende culturele achtergronden mogelijk en zinvol is. Vanuit het burgerschapsperspectief is het belangrijk dat men klaarheid schept in de basisrechten en -beginselen van waaruit de
onderhandelingssituatie moet vertrekken: recht op eigenheid, recht op het gebruik van een andere taal, stemrecht, gelijk recht op (zelf)organisatie, godsdienstvrijheid. Het moet ook duidelijk zijn dat dit ook plichten impliceert: leerplicht, verhouding kerk-staat aanvaarden (maar die ook consequent toepassen voor alle religies[23]), de gelijkwaardigheid van mensen respecteren, het betalen van belastingen, inspanningen om de gemeenschapstaal te gebruiken in publieke aangelegenheden, etc.. Grosso modo komt de verplichting neer op het zich inschakelen in de rechtsstaat, m.n. dat men de wetten van het gastland niet systematisch of zeer fundamenteel met voeten treedt en dat men problemen wil oplossen door met elkaar in overleg te gaan vanuit een ethiek van gelijkheid en wederzijds respect.[24] Dit is een minimale, maar de enig legitiem afdwingbare vereiste die men alle burgers, zowel allochtonen als autochtonen, kan opleggen. Voor de rest kan de overheid alleen maar stimuleren dat mensen dit smal concept van burgerschap willen aandikken door actief deel te nemen aan de samenleving. De nadruk op participatie en de mogelijkheid van een open debat waar iedereen die dat wenst op een gelijkwaardige manier kan aan deelnemen is niet vrijblijvend. Er moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan opdat iedereen op gelijke wijze wordt aangemoedigd maatschappelijke engagementen op zich te nemen, hetzij op de werkvloer, in de politiek ruimte, in het verenigingsleven, op vlak van het geloof, in de buurt. Een effectief afdwingbare antiracismewet en een consequente ondersteuning van allerlei initiatieven in het maatschappelijk middenveld zijn hierbij onontbeerlijk.
Besluit De allochtonen zijn hier en zullen hier blijven. Bovendien zullen er zich steeds ook nieuwkomers blijven aandienen. Een van de grote uitdagingen voor de komende tijd is de rechtvaardige vormgeving van de pluriforme samenleving. In dergelijke samenleving wordt korte metten gemaakt met racisme en discriminatie en wordt in onderwijs en vorming gewerkt aan de ontwikkeling van ‘interculturele competentie’.[25] Het leren omgaan met diversiteit vraagt meer dan een oppervlakkige kennismaking en een vrijblijvende houding van openheid. De homo multiculturalis moet zich onderscheiden van de bourgeois bohémien die steeds opduikt tijdens multiculturele buurtwandelingen en couscousavonden.[26] De multiculturele samenleving moet actiever en op een meer betrokken wijze gestalte krijgen. Dit is een politieke en maatschappelijk taak van autochtonen en allochtonen samen. Het maatschappijmodel waarin we met elkaar samenleven zal ongetwijfeld meer inspanning vragen dan het model waarin men in hokjes naast elkaar leeft, maar het is een inspanning waard. Zowel autochtonen als allochtonen moeten actief meedenken hoe dergelijke pluralistische samenleving ingevuld moet worden. Er zal voldoende creativiteit en geduld nodig zijn en de discussie zal opengetrokken moeten worden en over veel meer moeten gaan dan over allochtonen alleen. Centraal is de vraag: welke samenleving willen we en welke opvatting van burgerschap willen we gestalte geven. We pleiten voor wederkerigheid in de relaties tussen minderheden en meerderheden. We moeten samen bouwen aan een multicultureel burgerschap waarbij communicatie, intercultureel denken, interactie, gelijke kansen, emancipatie en participatie centraal moeten staan. En laat ons hopen dat er over een ‘dikker concept’ van burgerschap kan worden nagedacht dan enkel de gehoorzaamheid aan de wet. De pluralistische laatmoderne maatschappij moet haar fundamenten vinden in een visie op multicultureel burgerschap. Het
gastarbeidermodel is voorbijgestreefd en moet vervangen worden door een model van gelijkwaardig en actief burgerschap. Alleen op die manier kan de multiculturele samenleving meer zijn dan een ‘kaartenhuis’[27] en werkelijk een thuis betekenen voor iedereen.
NOTEN [1]
BERRY, J.W., POORTINGA, Y.H., SEGAL, M.H. & DASEN, P.R. (1992), Cross-cultural psychology: research and applications, Cambridge University Press, Cambridge. [2]
Dit is de titel van het vreemdelingenstandpunt van het Vlaams Blok dat in het najaar van 2001 in de plaats kwam van hun beruchte zeventigpuntenplan (1992). Zie ook DEWINTER, F. (2000), Baas in eigen land, Brussel. [3]
[4]
ABICHT, L. (2001), Intelligente Emotie, Houtekiet, Antwerpen/Baarn, 121-138.
Met de oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid (KCM) in maart 1989 werd voor het eerst werk gemaakt van een coherent migrantenbeleid in België. ‘Integratie’ werd het sleutelbegrip. Het integratieconcept bevatte twee punten: “1. Het integratieconcept gaat uit van de notie ‘inpassing’, aan de hand van de criteria: a) assimilatie, waar de ‘openbare orde’ het vraagt, b) consequente bevordering van een zo goed mogelijke inpassing volgens de oriënterende sociale basisbeginselen die de cultuur van het gastland schragen en die met ‘moderniteit’, ‘emancipatie’ en ‘volwaardig pluralisme’ - zoals een moderne westerse staat dit verstaat - te maken hebben, en c) ondubbelzinnig respect voor de culturele diversiteit-als-wederzijdse verrijking op de andere vlakken. 2. Integratie moet gepaard gaan met een bevordering van de structurele betrokkenheid van de minderheden bij de activiteiten en de doelstellingen van de overheid.” KCM, Integratie(beleid): een werk van lange adem. Deel I: Bakens en eerste voorstellen, Inbel, Brussel, 1989, 34-39; ID (1990), Voor een harmonische samenleving , Inbel Brussel; ID., Eindrapport. Tekenen voor gelijkwaardigheid, Brussel,
Inbel, 1993, 51-55. Zie ook LEMAN, J. (1993), Het Belgisch migrantendebat revisited, in Ethische perspectieven, 3, 3, 131139. [5]
BLOMMAERT, J. en VERSCHUEREN, J. (1992), Het Belgisch migrantendebat. De pragmatiek van de abnormalisering, IPrA, Antwerpen; TALHAOUI, F. (1997), Burgerschap en integratie in het Belgisch samenlevingsmodel: een evaluatie van gangbare beleidsconcepten en een pleidooi voor een nieuwe benadering, in FOBLETS, M.C. en HUBEAU, B. (eds.), Nieuwe burgers in de samenleving? Burgerschap en inburgering in België en Nederland, Acco, Leuven/Amersfoort, 73-85; BLOMMAERT, J. en MARTENS, A. (1999), Van Blok tot Bouwsteen. Een visie voor een nieuw lokaal migrantenbeleid, Epo, Berchem. [6]
Cf. VERLOT, M. (2001), Werken aan integratie. Het minderheden- en het onderwijsbeleid in de Franse en Vlaamse Gemeenschap van België (1988-1998), Acco, Leuven. Phalet en Krekels benadrukken echter dat het vooral om eigen accenten gaat en minder om een ware ideologische tegenstelling. PHALET, K. en KREKELS, B. (1998), Immigratie en integratie, in SWYNGEDOUW, M. en MARTINIELLO (red.), Belgische toestanden, Icarus, Antwerpen. [7]
SWYNGEDOUW, M., PHALET, K. en DESCHOUWER, K. (red.) (1999), Minderheden in Brussel. Sociopolitieke houdingen en gedragingen, Vubpress, Brussel; PHALET, K., VAN LOTRINGEN, C. en ENTZINGER, H. (2000), Islam in de multiculturele samenleving. Opvattingen van jongeren in Rotterdam, Ercomer, Utrecht. [8]
PHALET, K. en SWYNGEDOUW, M. (1999), Integratie ter discussie, in SWYNGEDOUW, M., PHALET, K. en DESCHOUWER, K. (red.), Minderheden in Brussel. Sociopolitieke houdingen en gedragingen, Vubpress, Brussel, 19-40, 31-32. [9]
In Vlaanderen zijn het onder meer de allochtonen zelf die dit failliet verwoorden. Zie o.a. FRAIHI, T., Het failliet van de integratie-industrie, in De Morgen 08-05-2000 en TALHAOUI, M., De perversiteit van de assimilatiegedachte, in De Morgen 27-07-2000. [10]
Voor Nederland: SOCIAAL EN CULTUREEL PLANBUREAU (1999), Rapportage minderheden 1999: positie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, SCP, Den Haag. Voor België: CGKR (Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding) (2000), Medeburgers en landgenoten. Jaarverslag 1999, CGKR, Brussel, 137 e.v. [11]
FERMIN, A. (1997), Nederlandse politieke partijen over minderhedenbeleid, 1977-1995, Thesis Publishers, Amsterdam, 231-236; VAN DER ZWAN, A. en ENTZINGER, H. (1994), Beleidsopvolging minderhedendebat, Den Haag, Ministerie van
Binnenlandse Zaken; BLOMMAERT, J. en MARTENS, A. (1999), Van Blok tot Bouwsteen. Een visie voor een nieuw lokaal migrantenbeleid, Epo, Berchem, o.a. 12, 76-77, 93-95. [12]
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Allochtonenbeleid. Rapport aan de regering, nr. 36, Den Haag, SDU, 1989. De raad adviseerde om het minderhedenbeleid los te koppelen van het cultuurbeleid zodat het zich volledig kan toespitsen op de arbeidsmarkt- en onderwijspositie van allochtonen. Nederlands tweede taal moet de hoogste prioriteit genieten en het onderwijs in eigen taal en cultuur zou buiten de schooltijden gegeven moeten worden. Niet zonder betekenis heeft men op beleidsniveau de aanduiding ‘culturele minderheid’ ingewisseld voor ‘etnische minderheid’, wat meer accent legt op de socio-economische achterstand en achterstelling. Voor een volledig overzicht van de politieke discussies over het integratiebeleid in Nederland: FERMIN, A. (1997), Nederlandse politieke partijen over minderhedenbeleid, 1977-1995, Thesis Publishers, Amsterdam [13]
Cf. Integratie van minderheden moet met lef worden aangepakt (De Volkskrant van 12-09-91) en BOLKENSTEIN, F. (1992), Woorden hebben hun betekenis, Amsterdam, 187 en ID (1997), Moslims in de polder. Frits Bolkenstein in gesprek met Nederlandse moslims, Contact, Amsterdam/Antwerpen. Bolkenstein verwerpt de idee van ‘integratie met behoud van identiteit’. Integratie is een dynamisch proces, en het behoud van identiteit legt veeleer de nadruk op het statische waardoor beide moeilijk met elkaar te verzoenen zijn. [14]
Ministerie van Binnenlandse zaken, nota integratiebeleid etnische minderheden. Tweede Kamer, 1993-1994, 23 684, nrs 1-2. [15]
BLOMMAERT, J. en MARTENS, A. (1999), Van Blok tot Bouwsteen. Een visie voor een nieuw lokaal migrantenbeleid, Epo, Berchem; BLOMMAERT, J. en VERSCHUEREN, J. (1992), Het Belgisch migrantendebat. De pragmatiek van de abnormalisering, IPrA, Antwerpen; RATH, J. (1991), Minorisering: de sociale constructie van ‘etnische minderheden’, SUA, Amsterdam. [16]
[17]
IDRISSI, Y. en FRAIHI, T. (2001), Denkpistes voor een nieuw minderhedenbeleid, in Samenleving en Politiek, 8, 3, 6-8.
VAN BOXTEL, H. (minister van Grote Steden- en Integratiebeleid) (1999), Integratiebeleid 1999-2002: kansen krijgen, kansen pakken; LOOBUYCK, P. (2000), Inburgeren in Nederland en Vlaanderen. Een inleiding tot het debat, in Samenleving en Politiek, 7, 4, 21-35; FOBLETS, M.C. en HUBEAU, B. (eds.) (1997), Nieuwe burgers in de samenleving? Burgerschap en
inburgering in België en Nederland, Acco, Leuven/Amersfoort. [18]
Cf. SEN, A. (1980), Equality of what?, in MCMURRIN, S.M. (ed.), Tanner Lectures on human values, Cambridge University Press, Cambridge en SEN, A. (1993), Capability and well-being, in NUSSBAUM, M.C. en SEN, A., The quality of life, Clarendon Press, Oxford, 30-53. [19]
Zie o.a KYMLICKA, W. (1989), Liberalism, Community and Culture, Clarendon, Oxford. Kymlicka neemt het in verschillende publicaties op voor bijzondere rechten van minderheden, omdat via de zgn. liberale colour-blind benadering de culturele gelijkheid niet kan worden bewerkstelligd. zie ook TAYLOR, CH. (1995), De politiek van de erkenning, in GUTMANN (red.), Multiculturalism, Boom, Amsterdam, 43-95. Voor een grondige kritiek op de idee van groepsrechten: BARRY, B. (2001), Culture and equality, Polity Press, Cambridge, 63-71, 112-249. [20]
MARTENS, A. (1990), De toekomst van het migrantenbeleid, in Streven 58, 8, 685-697.
[21]
In Nederland is het verzorgingsmodel meermaals als oorzaak van de blijvende achterstelling aangeduid. In 1988 al sprak David Pinto smalend over het ‘doodknuffelen’ van allochtonen. In het verzorgingsdiscours zou de nadruk te sterk op de rechten van de allochtonen liggen en te weinig op de plichten. Cf. PINTO, D. en VAN REE, A. (1998), Samen verder. Ontwikkeling van participatiebeleid. Achtergrondinformatie, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 100. [22]
SCHEFFER, P., Het multiculturele drama, in NRC-Handelsblad, 29 januari 2000.
[23]
Het is dus onzin dat men voor bepaalde religies verder stapt in een verzuild systeem, terwijl men andere religies elke vorm van gesubsidieerde eigen organisatie ontzegt. In een pluralistische samenleving moeten Islam, de joden, de vrijzinnigen, etc. op gelijke manier worden behandeld en gesubsidieerd. In het huidige onderwijssysteem in Vlaanderen betekent dit ook dat men het bestaan van islamitische scholen niet mag boycotten zolang ze aan de eindtermen voldoen waar trouwens alle scholen zich dienen aan te houden. Zolang men er niet voor kiest het nettensysteem af te schaffen en katholieke, Steiner- en andere scholen ondersteunt, kan niets zinnigs worden bedacht om islamitische scholen hun bestaansrecht te ontzeggen. Dezelfde redenering is toepasselijk op de organisatie en ondersteuning van gans het sociaalcultureel leven dat in Vlaanderen nog steeds sterk door verzuiling is getekend. [24]
RAES, K. (2001), Wij en zij, in Samenleving en Politiek, 8, 3, 3-5.
[25]
DERAECK, G. (1999), Culturen in meervoud. Aspecten van intercultureel (ped)agogisch handelen in onderwijs, vormingswerk en hulpverlening, Kritak, Leuven. [26]
REZZAK, C., Tips voor de homo multiculturalis, in De Morgen 27-09-2000.
[27]
We parafraseren de titel van VAN DEN BROECK, B. (2000), Het multiculturele kaartenhuis. Pleidooi voor een debat over harmonieus samenleven, in Samenleving en Politiek, 7, 5, 4-10.
Verschenen in Ons Erfdeel, 45, 3, 399-411. CONTACT: P.LOOBUYCK Zie ook "Allochtone politici: tussen wal en schip?". http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/loobuyck2.htm