Adviesrapport Leefstijl multicultureel
Mieke Komen Najaar 2010
Colofon
© September 2010, Pharos, Kennis- en adviescentrum migranten, vluchtelingen en gezondheid. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door druk, fotokopie of microfilm of op een andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Adviesrapport Leefstijl multicultureel is ontwikkeld door Pharos.
Auteur Mieke Komen Met medewerking van Roelof Vos
Correspondentie Pharos Mw. Dr. M.M. Komen Herenstraat 35 Postbus 13318 3507 LH Utrecht Telefoon: 06 51084204 E-mail:
[email protected]
2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
5
2.
Leefstijl in het kort
7
3.
Tien vragen
8
3.1.
Probleemanalyse
9
3.2.
Aansluiting van de doelen
9
3.3.
Aansluiting van de methoden
10
3.4.
Voertaal en taalgebruik
11
3.5.
Diversiteitscompetenties
11
3.6.
Strategieën voor bereik
12
3.7.
Betrekken migranten bij (door)ontwikkeling
13
3.8.
Screening
14
3.9.
Verankering diversiteit in de organisatie
14
3.10.
Aandacht voor diversiteit in onderzoek
14
4.
Conclusie en aanbevelingen
16
Geraadpleegde literatuur
20
3
4
1. Inleiding Leefstijl is een programma dat sinds 1990 in het onderwijs wordt gebruikt. Het is gericht op de sociale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Sinds 2006 zijn tevens activiteiten, educatief materiaal en trainingen beschikbaar voor andere sectoren dan het onderwijs. Het programma is ontwikkeld voor het (speciaal) basisonderwijs, alle typen van voortgezet onderwijs en opvoedkundige organisaties buiten de school(m)uren, zoals sportverenigingen en jeugdwerk binnen welzijnsinstellingen. Doel van de interventie is opbouwend gedrag en positieve sociale betrokkenheid bij jeugdigen stimuleren door het oefenen van sociaalemotionele vaardigheden. Belangrijk uitgangspunt van Leefstijl is dat niet alleen binnen de school of de organisatie wordt gewerkt aan sociale vaardigheden, maar dat ook ouders zoveel mogelijk worden betrokken bij de lessen. Om de effectiviteit van de interventie te vergroten, krijgen de kinderen en jongeren werkboekjes voor hun ouders mee naar huis en worden speciale ouderbijeenkomsten georganiseerd. Door het Panel Jeugdgezondheidszorg en Preventie van de Erkenningscommissie Interventies is Leefstijl beoordeeld als theoretisch goed onderbouwd. Vooralsnog wordt in het programma weinig rekening gehouden met verschillen in culturele achtergronden van jeugdigen. In het onderhavige adviesrapport staat de vraag centraal wat eventueel verbeterd kan worden aan Leefstijl zodat het effectief bereik van de interventie ten behoeve van allochtone jeugdigen kan worden verhoogd. In overleg met de opdrachtgever en ontwikkelaar van de interventie betreft ons adviesrapport alleen het programma Leefstijl voor het basisonderwijs. Om praktische redenen (de factor tijd) is hiervoor gekozen en omdat uit kleinschalig, kwalitatief onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat met name docenten in het basisonderwijs zich door Leefstijl bekwamer voelen in het begeleiden en ondersteunen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen (Franssen et al, 2010). Vooral in het kader van Leefstijl voor het basisonderwijs is advies welkom. Basis en opbouw rapport De analyse en onze adviezen zijn gebaseerd op de volgende bronnen: De beschrijving van Leefstijl op de website van het Nederlands Jeugdinstituut De verschillende lessenseries Leefstijl voor het basisonderwijs De handleidingen Leefstijl voor het primair onderwijs – met beschrijvingen van de opzet van alle ouderbijeenkomsten (groep 1 en 2, 3 en 4, 5 en 6, 7 en 8) De handreikingen voor de invoering van Leefstijl De informatie op de website van Leefstijl (www.leefstijl.nl) Enkele gesprekken met de directie van Leefstijl en een ervaren trainer die ook optreedt als schoolbegeleider, coach en adviseur, Relevante literatuur. Om adviezen te kunnen formuleren voor verdere ontwikkeling van het programma Leefstijl hebben we gekozen voor kwalitatieve analyse van het bronnenmateriaal. Deze methode geeft eerste aangrijpingspunten voor een eventuele verbetering van de interventie ten behoeve van allochtone basisschoolleerlingen. Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van relevante literatuur. Vervolgens hebben we praktische aanbevelingen geformuleerd met behulp van het format opgesteld door de heer G. van den Berg, projectleider bij het Nederlands Jeugdinstituut, en mondelinge informatie van onze contactpersonen van Leefstijl. Hierbij is gebruik gemaakt van tien vragen die zijn geïnspireerd door de Meetladder Diversiteit, ontwikkeld door Trees Pels en medewerkers van het Verwey-Jonker Instituut (zie verder 5
paragraaf 3). Voordat we de resultaten van deze exercitie presenteren, dat wil zeggen doorontwikkeling van het programma Leefstijl voor het basisonderwijs in de richting van een grotere gevoeligheid voor diversiteit, eerst enige achtergrondinformatie over de interventie (paragraaf 2).
6
2.
Leefstijl in het kort
Doel van het programma Leefstijl is stimulering van opbouwend sociaal gedrag en positieve betrokkenheid van kinderen thuis, op school, bij vrienden en in de gemeenschap, door het ontwikkelen en praktiseren van sociale en emotionele vaardigheden. Leefstijl voor het basisonderwijs moedigt ook een gezonde leefstijl aan. Via Leefstijl krijgen jeugdigen de kans om sociaal gedrag daadwerkelijk te oefenen. Het programma is bestemd voor leerlingen van 4 tot en met 18 jaar in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en voor opvoedkundige organisaties zoals kinderopvang, jeugdwerk en sportclubs. Leerkrachten in het basisonderwijs en mentoren of docenten voeren het programma uit. Buiten de school(m)uren verzorgen begeleiders van jeugdigen het programma. Aanpak Leefstijl wil opbouwend gedrag en positieve betrokkenheid van jeugdigen stimuleren door het oefenen van sociale vaardigheden. Het programma kent verschillende edities: één voor het basisonderwijs, één voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs, één voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en één voor buitenschoolse activiteiten. Leefstijl bestaat uit uitgewerkte lessenseries, ouderworkshops en trainingen voor leerkrachten, docenten en begeleiders. Er zijn diverse materialen beschikbaar waaronder docentenhandleidingen voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, werkboeken voor leerlingen, brochures, een leerlingvolgsysteem voor 4- tot en met 18-jarigen en een activiteitenboek voor buitenschoolse activiteiten. Ouders en verzorgers krijgen werkboekjes met achtergrondinformatie over de thema’s die worden behandeld en over specifieke lessen. Er staan speelse opdrachten in die opvoeders met hun kind kunnen uitvoeren en tips voor jeugdboeken die goed bij het thema aansluiten. Voorbeelden van thema's in het basisonderwijs zijn: De groep? Dat zijn wij! Praten en luisteren. Ken je dat gevoel? en Zorgen voor jezelf; Zo ben ik nu, Ik kan al veel; Als je ruzie hebt; Lekker gezond en Allemaal anders, iedereen gelijk Domeinen Op het gebied van het aanleren van gewenste competenties en het afleren van eerder verworven, minder wenselijk sociaal gedrag vinden de ontwikkelaars van Leefstijl vroeg beginnen belangrijk. Cultuur en tradities kunnen hierbij vanzelfsprekend een grote rol spelen. Mensen zijn het beste te beschouwen als multicultureel, als mensen met verschillende waardesystemen. Jeugdigen putten uit veel verschillende bronnen bij het aanleren van competenties, gedrag en de vorming van attituden, bij voorbeeld: uit de opvattingen van hun ouders; uit opvattingen die leven in het land van herkomst als zij dit regelmatig bezoeken of die via de kabel of schotelantennes worden ontvangen; opvattingen over wenselijk sociaal gedrag die op school worden aangeboden; opvattingen over ‘normaal’ of wenselijk sociaal gedrag waarmee ze in de buurt en via de media worden geconfronteerd; de socialiserende invloed van leeftijdgenoten, van de peergroup. De school is dus slechts een van de vele contexten waarin sociaal gedrag wordt geleerd. Hierdoor is de effectiviteit van een programma zoals Leefstijl geringer wanneer het alleen wordt uitgevoerd in het onderwijs – en niet ook op het terrein van sport, sociaal-cultureel werk, thuis en in het jeugdwerk. Dit is feitelijk ook de bedoeling van de ontwikkelaars van de interventie. Thans wordt vooral in het basisonderwijs met Leefstijl gewerkt.
7
3.
Tien vragen
In 2009 is de Meetladder Diversiteit van Trees Pels en haar medewerkers van het VerweyJonker Instituut gepubliceerd (www.verwey-jonker.nl). De Meetladder is een lijst van tien aandachtspunten - punten waarop kan worden gelet bij verhoging van bereik en effectiviteit van interventies voor (etnische) doelgroepen. De Meetladder is in zijn huidige vorm geen meetinstrument. Aan de hand van de tien aandachtspunten kunnen we wel een indicatie krijgen van de diversiteitsgevoeligheid van een interventie, of een interventie enigszins rekening houdt met een doelgroep die multicultureel is. Onze vraag is op welke wijze Leefstijl in het basisonderwijs een grotere kwaliteit of effectiviteit kan bereiken in het begeleiden en ondersteunen van de sociale en emotionele ontwikkeling van een multiculturele leerlingpopulatie. Trees Pels en haar medewerkers beschouwen in hun Meetladder Diversiteit een interventie als mediator tussen cliënt en samenleving en als factor in een proces van (culturele) adaptatie (Pels et al, 2009: 29). Op dezelfde manier is Leefstijl te beschouwen als mediator tussen basisschoolleerlingen en samenleving. Immers, goed onderwijs vermeerdert kennis, ontwikkelt en verbetert vaardigheden, vormt attituden en kan problemen op latere leeftijd voorkomen. Geïnspireerd door de aandachtspunten van de Meetladder hebben we tien vragen geformuleerd die kunnen helpen vaststellen of een interventie geschikt is voor een diverse, multiculturele doelgroep: 1. Is de probleemanalyse zoals die is gegeven in de documentatie en in de uitgebreide beschrijving voor de Databank ook geldig voor (bepaalde) migrantengroepen? 2. Sluiten de doelen van de interventie wel aan bij de belevingswereld (opvattingen, ervaringen en mogelijkheden) van (bepaalde) migrantengroepen? 3. Sluiten de methoden die worden gebruikt in de interventie aan bij de belevingswereld van de (bepaalde) doelgroepen? 4. Kunnen voertaal en taalgebruik worden aangepast bij (bepaalde) migrantengroepen? 5. Moeten de beroepskrachten die de interventie uitvoeren beschikken over goed omschreven competenties op het gebied van diversiteit? 6. Kan er gebruik worden gemaakt van speciale strategieën om (bepaalde) migrantengroepen te bereiken en vast te houden? 7. Worden cliënten uit (bepaalde) migrantengroepen betrokken bij de ontwikkeling of aanpassing van interventie? 8. Kan gebruik worden gemaakt van speciale, diversiteitsgevoelige methoden voor screening en diagnose? 9. Is het diversiteitsdenken verankerd en geïntegreerd in de organisatie die de interventie uitvoert? 10. Is er in het (effect-)onderzoek naar de interventie aandacht voor diversiteit? Hierna volgt een analyse van de interventie Leefstijl aan de hand van deze tien vragen, geïnspireerd door de tien aandachtspunten van de Meetladder. Bij elke vraag proberen we aan Leefstijl een score toe te kennen: Voldoet helemaal Voldoet enigszins Voldoet een beetje Voldoet helemaal niet Onduidelijk
1 2 3 4 5
8
Vervolgens geven we een toelichting bij ons oordeel. Aanbevelingen op basis van de analyse formuleren we in het volgende, laatste hoofdstuk van dit rapport.
3.1. Probleemanalyse Is de probleemanalyse zoals gegeven in de documentatie en in de uitgebreide beschrijving voor de Databank ook geldig voor (bepaalde) migrantengroepen? Oordeel: De interventie voldoet hier enigszins aan Toelichting In de uitgebreide beschrijving van Leefstijl in de Databank Effectieve Interventies wordt verwezen naar allochtone jeugdigen. De ‘slechte aanpassing van bepaalde groepen allochtone jongeren aan de heersende samenleving’ wordt aangehaald als een risicofactor. De beschrijving die de Databank geeft van de risico’s in de ontwikkeling van jeugdigen in zijn algemeenheid zijn van toepassing op verschillende groepen autochtoon-Nederlandse en allochtone jeugdigen. Het leer- en ontwikkelingsmodel dat wordt gehanteerd in het concept van de interventie houdt echter nauwelijks rekening met de specifieke omstandigheden waaronder migrantenkinderen in Nederland opgroeien en speelt niet in op eventuele cultuurspecifieke pedagogische verschillen tussen school en thuis. Op het gebied van het onderwijs kampen leerkrachten regelmatig met etnische verschillen: in onderwijsachterstanden en leerproblemen; in hun contacten met allochtone ouders; in betrokkenheid van de ouders bij de school van hun kinderen; in gedragsproblemen bij jeugdigen; verschillende opvattingen over wat goede opvoeding is. Onbekend is of Leefstijl goed bruikbaar is voor groepen ‘die vanwege hun herkomst uit nietwesterse delen van de wereld, veelal gepaard aan een laag opleidingsniveau (van de ouders), op relatief grote sociale en culturele afstand staan van de op de mainstream gerichte onderwijsprogramma’s’ (Pels et al, 2009: 6).
3.2. Aansluiting van de doelen Sluiten de doelen van het programma aan bij de belevingswereld (opvattingen, ervaringen en mogelijkheden) van kinderen en ouders uit (bepaalde) migrantengroepen? Oordeel: De interventie voldoet hier enigszins aan Toelichting In de doelstelling van Leefstijl worden kinderen in het centrum van het leer- en ontwikkelingsproces geplaatst. De autonomie van het kind staat voorop en adaptatie komt op de tweede plaats. Voor sommige (allochtone) doelgroepen is dit een wezensvreemd uitgangspunt (Hofstede & Hofstede, 2005: 85). Ouders afkomstig uit andere samenlevingen hanteren vaker een sociaal levensloopmodel dan een model dat de psychologische 9
ontwikkeling van het individuele kind centraal stelt. Traditie en religie kunnen een grotere invloed hebben op het kindbeeld van ouders dan in westerse culturen. Verder kunnen in de culturele opvattingen van bijvoorbeeld sommige islamitische gezinnen een sterker onderscheid worden gemaakt wat betreft seksespecifieke socialisatie.
3.3. Aansluiting van de methoden Sluiten de methoden die worden gebruikt in het programma Leefstijl aan bij de belevingswereld van (bepaalde) migrantengroepen? Oordeel: de interventie voldoet hier enigszins aan Toelichting Leefstijl past wat betreft de wijze waarop het programma is ingericht in een Nederlandse traditie: gestructureerd, per jaargroep en uitgaand van het jaarklassensysteem. Verondersteld wordt dat kinderen in groep 4 verder zijn dan in groep 3 en minder ver dan in groep 5, en dat kinderen in één groep allemaal ongeveer hetzelfde niveau hebben. Leefstijl voorziet niet in niveauverschillen tussen leerlingen, verschillende ontwikkelingssnelheden of mogelijke leeren ontwikkelingsachterstanden van (etnische) doelgroepkinderen. Sommige jeugdigen kunnen specifieke ervaringen hebben, zoals opvoeding in een context van islambashing of stigmatisering, die om een specifieke invulling van het programma Leefstijl vragen (vergelijk Pels et al, 2009: 32). Volgens Tijmen Kos, directeur van een basisschool waar sinds een paar jaar met Leefstijl wordt gewerkt, is het programma vooral geschikt voor scholen met leerlingen afkomstig uit ‘niet-problematische’ wijken (in Franssen et al., 2010: 21). De invulling van de methoden van werken – inclusief de ouderbijeenkomsten – is afhankelijk van de leerkrachten. Als uitgangspunt is gekozen voor een aanpak waarbij de professionals en de scholen de mogelijkheid wordt geboden zich verder en meer specifiek te bekwamen in het werken met jeugdigen. De methode geeft uitgewerkte lesideeën en suggesties. Hoe daarmee wordt gewerkt, hangt af van de leerkracht (Musman, 2005). De beschrijvingen en de handreikingen van Leefstijl aan leerkrachten voor de (ouder)bijeenkomsten zijn uitvoerig en gedetailleerd. Zij kunnen worden opgevat als voorbeeld en richtlijn in algemene zin. In de praktijk loopt elke bijeenkomst vanzelfsprekend anders. Volgens de ontwikkelaars van Leefstijl is het belangrijk om in te spelen op wat er leeft bij ouders (Leefstijl, 2008: 4). Het programma van de ouderbijeenkomsten is bestemd voor de ouders van de leerlingen van de basisscholen die met Leefstijl werken. De workshops worden op school aangeboden. De ouders komen na schooltijd en in de avonduren naar de school toe. Ouders met de grootste sociale en culturele afstand tot de Nederlandse mainstream hebben daar de meeste moeite mee. Zij komen niet of participeren niet daadwerkelijk. Volgens een van de trainers van Leefstijl ervaren ook de leerkrachten het organiseren van extra ouderbijeenkomsten soms als een belasting, die ten koste gaat van hun werk en vrije tijd. Het lijkt ons daarom aanbevelingswaardig die bijeenkomsten te organiseren in samenwerking met de ouders, migranten en hun organisaties en opvoedingsdeskundigen van het Centrum voor Jeugd en Gezin of Ouder-Kind-Centrum. Opvoeding wordt binnen sommige Marokkaanse en Turkse groepen gezien als een familieaangelegenheid waarmee buitenstaanders zich niet horen te bemoeien. Hulp vragen betekent toegeven dat het niet goed gaat met je kind. Via via horen sommige allochtone ouders
10
angstaanjagende verhalen over kinderen die zomaar uit huis worden geplaatst. Ze zijn bang dat zoiets hen ook overkomt. Ze zijn bang gestigmatiseerd te worden als slechte ouders, vanwege alle negatieve berichtgeving over allochtone jongeren. De enige manier om allochtone ouders te bereiken is daarom via een positieve benadering en een neutrale plaats zoals de basisschool is. Leefstijl voorziet hierin.
3.4. Voertaal en taalgebruik Kunnen de voertaal en het taalgebruik worden aangepast bij toepassing bij (bepaalde) migrantengroepen? Oordeel: De interventie voldoet hier een beetje aan Toelichting Positieve ouderbetrokkenheid is een belangrijk element van het Leefstijlprogramma. Taal is dan dus ook van belang. Zelfs veel langdurig hier gevestigde niet-westerse allochtonen hebben in de dagelijkse praktijk nog grote moeite met het spreken van de Nederlandse taal. Indien de ouders het Nederlands niet of gebrekkig beheersen, dan kan een van de voorwaarden om betrokken te zijn bij het schoolleven van de kinderen ontbreken (Van Doorn & Van de Maat, 2003). In het programma voor de ouderbijeenkomsten wordt hieraan aandacht besteed. Gewezen wordt op het belang van begrijpelijke taal in woord en geschrift en op de mogelijke noodzaak van inschakeling van tolken. Ook pleiten de ontwikkelaars van Leefstijl voor vertaald materiaal als dat nodig is. Dit zijn zinvolle adviezen aan scholen. In het materiaal van Leefstijl zelf zouden die adviezen meer dan thans het geval is kunnen worden opgevolgd. Leefstijl doet dit naar onze mening nog te weinig. Als voorbeeld geven we de tekst van de begeleidende brief bij de verschillende thema’s, bestemd voor ouders, die qua structuur en woordgebruik op academisch niveau is opgesteld (Gunning-Fog index 15,48, http://en.wikipedia.org/wiki/Gunning_fog_index ).
3.5. Diversiteitscompetenties Moeten de beroepskrachten die het programma Leefstijl uitvoeren beschikken over goed omschreven competenties op het gebied van diversiteit? Oordeel: dit is onduidelijk Toelichting In de beschikbare documentatie zijn geen aanwijzingen te vinden betreffende diversiteitscompetenties van leerkrachten, specifiek voor Leefstijl. In het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel staat wel dat leerkrachten in het basisonderwijs op een praktisch niveau op de hoogte moeten zijn van communicatietheorieën, groepsdynamica en interculturele communicatie. Ze behoren de implicaties daarvan voor eigen doen en laten te kennen. Een programma als Leefstijl kan er niet van uitgaan dat leerkrachten over de noodzakelijke competenties beschikken om het programma en de bijbehorende bijeenkomsten voor alle etnische doelgroepen naar behoren uit te voeren.
11
3.6. Strategieën voor bereik Kan gebruik worden gemaakt van bepaalde strategieën om migrantengroepen te bereiken en vast te houden? Oordeel: Toelichting Wat betreft het bereik van de leerlingen is deze vraag positief te beantwoorden. Wat betreft het bereik van de ouders lijkt Leefstijl niet te voldoen (vergelijk Franssen, 2010). Er wordt wel aandacht besteed aan problemen om ouders voor deelname aan de ouderbijeenkomsten te bereiken. De strategie die geadviseerd wordt bestaat echter uit vier acties waarvan bekend is dat ze bij bepaalde doelgroepen nauwelijks werken, te weten: 1. de data van de bijeenkomsten aan het begin van het schooljaar aan de ouders meedelen; 2. schriftelijke uitnodigingen ondertekend door de directeur met de leerlingen meegeven; 3. het programma introduceren op de eerste algemene ouderavond; 4. de leerlingen vragen hun ouders aan te moedigen om te komen. Belemmeringen voor ouderbetrokkenheid Er zijn twee soorten belemmeringen voor betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen (Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (LPAOO), 2008: 7 en verder). Ten eerste belemmeringen in het gezin en ten tweede belemmeringen in de school. De volgende opsomming ontlenen we aan de publicatie van het LPAOO: 1
Belemmeringen in het gezin: - Sociaal-economische situatie - onregelmatig werk, lage opleiding, geringe taalvaardigheid, kleine woonruimte. - Opvoedingsonmacht - niet in staat zijn om betrokkenheid bij het kind te vertalen in opvoeding- en onderwijsondersteunend gedrag. Soms betekent dit dat ouders geen zeggenschap meer hebben over hun kind. - De culturele achtergrond, waarin het soms ongebruikelijk is om je als ouder met school te bemoeien. 2 Belemmeringen in school: - Ouderbeleid niet toegespitst op doelgroepen. - Sfeer op school - allochtone ouders of bepaalde groepen allochtone ouders voelen zich buitengesloten, ouders hebben weinig invloed. - Kloof - cultuur, regime op school en opvoedingsregime thuis sluiten niet op elkaar aan. - Gebrekkige en weinig toegankelijke informatievoorziening. - Relatie tussen onderwijsgevenden en allochtone ouders - weinig tijd voor communicatie, gesprekken met ouders vooral als er problemen zijn. - Vrijblijvendheid - geen concrete afspraken tussen leerkrachten en ouders. Veel belemmeringen zijn terug te voeren op gebrekkige communicatie die kwalitatief en kwantitatief onvoldoende is. De communicatie tussen ouders en school is door de werkdruk op veel scholen beperkt tot twee of drie zogenaamde ‘tien minuten gesprekken’ per jaar. Daarin ontbreekt de tijd om te komen tot een werkelijke uitwisseling tussen ouders en 12
leerkrachten. Uit onderzoek van Booijink (2007) komt naar voren dat scholen de wens of noodzaak tot ouderbetrokkenheid veelal vertalen in collectieve activiteiten voor ouders zoals het organiseren van themabijeenkomsten, taalcursussen of het instellen van een ouderkamer. Dit is ook de aanpak die wordt voorgestaan in het programma Leefstijl. Het LPAOO adviseert een insteek waarbij de communicatie met de individuele ouder prioriteit krijgt. Op die manier kan volgens hen het beste worden gewerkt aan ‘educatief partnerschap’ tussen ouders en school. In aanvulling op de individuele insteek die het LPAOO adviseert, willen we verwijzen naar de aanbevelingen van Trees Pels en haar medewerkers (2009: 37 en verder). Hier wordt het vertrouwen tussen de school en de ouders centraal gesteld, eveneens gestoeld op (individuele) dialoog. Verder pleiten Pels en haar medewerkers voor een benadering waarbij ouders worden bereikt via bestaande (informele) netwerken binnen de eigen gemeenschap: de ‘community’ benadering. Overigens zijn in ruim 23 gemeenten in Nederland met ondersteuning van het LPAOO lokale platforms van actieve allochtone ouders opgericht (LPAOO, 2008, idem). Bij de implementatie van Leefstijl in een bepaalde school en in het kader van de daarvoor noodzakelijke aanpassingen en bijstellingen kan wellicht steun worden gezocht bij zo’n platform.
Doelgroepanalyse Wat betreft het betrekken van migrantenouders bij de invoering en uitvoering van Leefstijl kan een school verschillende vragen beantwoorden. Daarvoor is een gedegen doelgroepanalyse nodig die zich richt op culturele diversiteit. Zo’n doelgroepanalyse zou gemaakt kunnen worden in de oriëntatiefase voorafgaand aan de daadwerkelijke invoering. Leefstijl kan dan door de school zelf worden aangepast aan de eisen en behoeften van die doelgroep, eventueel met hulp van de organisatie achter Leefstijl. Het vraagstuk van ouderparticipatie treft niet alleen Leefstijl. Het is iets waar de school als geheel handen en voeten aan moet geven. De impliciet passieve werkwijze die veel scholen nu hanteren werkt minder bij migrantenouders, die vaak een grote sociale en culturele afstand moeten overbruggen om zich met de gang van zaken op school te ‘bemoeien’. In onderzoek valt op dat scholen in het algemeen nog weinig bewust omgaan met culturele diversiteit binnen de schoolmuren (Booijink, 2007). Terwijl goed omgaan met culturele diversiteit een duidelijke meerwaarde kan hebben voor de ontwikkeling van de benodigde sociale vaardigheden op dat gebied. Dat is van invloed op hoe leerlingen zich voelen, ontwikkelen en gedragen.
3.7. Betrekken migranten bij (door)ontwikkeling Worden ouders uit (bepaalde) migrantengroepen betrokken bij de ontwikkeling en eventuele aanpassing van het programma? Oordeel: Toelichting Er wordt in de beschikbare documentatie geen melding gemaakt van omstandigheden waarin eventueel aanpassingen van het programma Leefstijl nodig kunnen zijn. Ouders uit migrantengroepen zijn niet betrokken bij de ontwikkeling van het programma. Wel wordt aangegeven dat bij uitvoering van de lessen en bij de ouderbijeenkomsten de leerkrachten het
13
programma flexibel moeten hanteren. Zoals vermeld zijn er bijeenkomsten voor ouders en huiswerkopdrachten die kinderen met hun ouders thuis kunnen doen. Hierbij gaat het om aanpassingen die onderdeel zijn van het programma zelf.
3.8. Screening Kan gebruik worden gemaakt van speciale, diversiteitsgevoelige methoden voor screening en diagnose? Oordeel: onduidelijk Toelichting Hiervan wordt geen melding gemaakt.
3.9. Verankering diversiteit in de organisatie Is het diversiteitsdenken verankerd en geïntegreerd in de organisatie die de interventie uitvoert? Oordeel: onduidelijk Toelichting Leefstijl besteedt geen aandacht aan de verankering van diversiteitsdenken in de scholen die werken met het programma. Ook in de Handreikingen voor de invoering wordt hieraan nauwelijks aandacht besteed. Onduidelijk is of diversiteitsdenken verankerd en geïntegreerd is in de scholen en de leerkrachten die met het programma werken.
3.10. Aandacht voor diversiteit in onderzoek Is er (effect)onderzoek naar het programma met daarin aandacht voor diversiteit? Antwoord: Nee. Uit kwalitatief onderzoek van het SCO-Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat de gevolgen van Leefstijl in het basisonderwijs weliswaar positief, maar klein en subtiel zijn en vooral liggen in de sfeer en de dagelijkse sociale omgang tussen leerlingen en leerkrachten (Franssen et al, 2010). Toelichting Er is nog geen ‘hard’ ‘overtuigend’ onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Leefstijl. Het SCO-Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam heeft onderzoek gedaan naar de ervaringen van leerkrachten en leerlingen van scholen in Flevoland die werken met het programma Leefstijl. Het aantal respondenten was te klein en de opzet van het onderzoek was zodanig dat slechts voorzichtige en voorlopige conclusies kunnen worden getrokken. Uit het onderzoek blijkt dat de trainingen en het programma lijken te leiden tot een betere toerusting van professionals die met basisschoolleerlingen werken. Uit de gesprekken met leerkrachten
14
en leerlingen komt naar voren dat de kleine positieve gevolgen niet zozeer liggen op het gebied van de sociale competenties van leerlingen, maar vooral te maken hebben met bewustwording, reflectie en de dagelijkse omgang met elkaar. Achtergrondvariabelen zoals sekse en etniciteit van de leerlingen zijn niet meegenomen in dit onderzoek.
15
4.
Conclusie en aanbevelingen
Weet hebben van verschillen is belangrijk voor samenwerking met ouders en het begeleiden van kinderen. Weet hebben van culturele verschillen verhoogt het bereik en de effectiviteit van interventies. Echter, als leerkrachten hun beeld van leerlingen of ouders gelijk stellen aan enkele typische eigenschappen van een bepaalde groep of cultuur dan kunnen ze de beoogde ontwikkelingen belemmeren. Vermeende kennis vormt dan juist een barrière. Want niemand voldoet volledig aan die typische kenmerken. Sommige leerlingen en ouders helemaal niet en anderen nauwelijks. Wie in staat is culturele verschillen waar te nemen en deze op een passende wijze kan hanteren, heeft het vermogen met heel verschillende mensen om te gaan. Dit vermogen wordt culturele competentie genoemd (Komen & Bouteh, 2009). Naast kennis over bijvoorbeeld opvoeding in andere culturen zijn in dit verband competenties belangrijk zoals inlevingsvermogen of empathie, contactvaardigheid en flexibiliteit. Deze vermogens maken het gemakkelijker in contact te komen met autochtone en allochtone leerlingen, ouders, andere mensen. Culturele competentie helpt ook bij het weergeven van eigen standpunten zonder andere mensen te kwetsen of te beledigen. Het bevordert een gemakkelijke aansluiting bij leerlingen en ouders met verschillende achtergronden. Het lijkt goed mogelijk een programma als Leefstijl met behulp van aandachtspunten van de Meetladder Diversiteit verder te ontwikkelen. De Meetladder helpt een aantal onderdelen of succesfactoren niet te vergeten die belangrijk zijn op het gebied van cultureel competent werken. Hierdoor kunnen verbeterpunten worden ontdekt en daarop kan actie worden ondernomen. Als we bij het programma Leefstijl voor het basisonderwijs deze aandachtspunten hanteren teneinde een grotere kwaliteit of effectiviteit te bereiken in het begeleiden en ondersteunen van de sociale en emotionele ontwikkeling van een multiculturele leerling-populatie, dan leidt dit tot de volgende aanbevelingen: Aanbeveling 1 Het leer- en ontwikkelingsmodel waarop Leefstijl is gebaseerd, beschrijft voor kinderen en jongeren in een westerse samenleving de achtergronden van de ontwikkeling van sociaal competent gedrag. Er wordt niet aangegeven of en in hoeverre die beschrijving van toepassing is op kinderen met een migratieachtergrond, met migratie-, taal- en communicatieproblemen, de rol en betekenis van etnische identiteitsontwikkeling of de ontwikkeling van je zelfbeeld in een multi-etnische samenleving. Het leer- en ontwikkelingsmodel van Leefstijl kan verder worden ontwikkeld door het in te passen in het model van de ‘developmental niche’ van Super en Harkness (1986, 1988, aangehaald bij Pels et al, 2009: 26). Het raamwerk van de developmental niche is opgebouwd uit: de fysische en sociale settingen waarin kinderen leven; cultureel bepaalde gewoontes van verzorging en opvoeding; de psychologie van de opvoeders. Het gaat hier om een theoretisch raamwerk waarmee begrepen en verklaard kan worden hoe culturen de ontwikkeling van kinderen vormen. Pels en haar medewerkers merken op dat in de interactie tussen gezin en wijdere omgeving gemakkelijker dissonantie kan optreden. Allochtone kinderen hebben vaak te maken met multiculturele settingen. Zij zijn het beste te beschouwen als multicultureel, met verschillende waardesystemen die met elkaar in conflict of op gespannen voet staan. Die spanningen, die conflicten, kunnen van groter belang zijn dan de inhoud van een bepaalde cultuur (Komen & Bouteh, 2009). Wij adviseren Leefstijl activiteiten te ontwikkelen teneinde (de kans op) dissonantie zoveel mogelijk te verminderen of te compenseren.
16
Aanbeveling 2 Voor het welslagen van Leefstijl zijn gemeenschappelijke uitgangspunten van groot belang. Vraag is wat (autochtone en) allochtone ouders, leerlingen en leerkrachten met het programma willen bereiken? Het verdient aanbeveling om met de verschillende actoren in het proces te spreken, met ouders, leerlingen en leerkrachten. Door gesprekken te voeren met de leerlingen kunnen Leefstijl-trainers bijvoorbeeld: a. hun verwachtingen en individuele doelen voor deelname achterhalen b. hun oordeel over de Leefstijl-bijeenkomsten/lessen achterhalen c. informatie verkrijgen over hoe de leerlingen de bijeenkomsten/lessen hebben ervaren; d. informatie verkrijgen over hetgeen de leerlingen hebben geleerd; e. welke aspecten van het programma zij het meest en welke zij het minst waarderen f. suggesties krijgen voor verbetering van de interventie. Het zou goed zijn per school met leerkrachten maar ook met een oudergroep en met groepen leerlingen dit soort gesprekken te voeren. Zo kan men bij voorbeeld meer rekening houden met het feit dat er vaak een groot verschil bestaat in het denken over waarden en doelen van opvoeding en onderwijs tussen Nederlandse professionals en migrantenouders (Pels et al, 2009: 8). Ten slotte is in de ogen van veel nietwesterse migranten het onderwijs een verantwoordelijkheid van de overheid, in casu de school (Van Doorn & Van de Maat, 2003). Dit is een belangrijk gegeven dat in de doelstellingen van Leefstijl kan worden meegenomen. Aanbeveling 3 Het is onvermijdelijk en ook wenselijk dat leerkrachten de ruimte hebben flexibel om te gaan met de Leefstijllessen. Leefstijl voorziet hierin. Hierdoor kunnen de professionals aansluiten bij de belevingswereld van migrantengroepen. Eén van de thema’s van Leefstijl gaat over diversiteit (‘Allemaal anders, iedereen gelijk’). Wellicht ten overvloede adviseren we dat thema meer toe te spitsen op de (etnisch-culturele) diversiteit van de Nederlandse samenleving en hoe daarmee om te gaan. In navolging van Pels en haar medewerkers (2009: 11) kunnen we constateren dat zich onder migranten regelmatig pedagogische én educatieve onmacht voordoet, bijvoorbeeld waar het morele opvoeding betreft, omgaan met agressie, afkomstig zijn uit gevaarlijke omstandigheden of een situatie van oorlog, gebrekkige bindingen van jongeren met school en maatschappij, conflicten op etnisch/religieuze basis, stigmatisering, polarisatie en radicalisering. Door in het thema ruimte te bieden voor inhoudelijke inbreng op basis van de ervaringen van de kinderen en hun ouders kan aansluiting met de belevingswereld van de kinderen worden gerealiseerd. Aanbeveling 4 In het lesprogramma, het bijbehorende Leefstijl-materiaal en de voorbeeldbrieven die de ontwikkelaars van Leefstijl hebben geformuleerd voor ouders zou meer aandacht kunnen worden besteed aan het taalgebruik. Conform de eigen adviezen van de ontwikkelaars van Leefstijl aan de professionals in het basisonderwijs. Veel leerlingen uit allochtone groepen komen immers met een taalachterstand de school binnen. Veel scholen gebruiken speciale taalstimuleringsprogramma’s om die achterstand weg te werken. Een algemeen bruikbaar advies voor schriftelijke communicatie met ouders en leerlingen is om bij het opstellen van teksten een woordenlijst zoals die gebruikt wordt bij het initieel NT2 onderwijs als richtsnoer te gebruiken. De woorden die in deze lijst zijn opgenomen, zullen voor veel ouders bekend zijn vanwege de taal- of inburgeringscursus die ze gevolgd hebben of nog volgen. Controleer
17
iedere tekst op technische leesbaarheid, bij voorbeeld de teksten die bestemd zijn voor de ouders en voorbeeldbrieven aan ouders. Let bij het opstellen op: Zinslengte Zinsconstructie (bijzinnen) Inhoud van de zinnen (één onderwerp) Woordlengte Aantal lettergrepen per woord Houd voorts rekening met het gegeven dat beginnende sprekers van een vreemde taal meestal alleen de meest gangbare betekenis van een woord kennen. Taalgrapjes die steunen op dubbele betekenissen, creatieve samentrekkingen, verschillende manieren van uitspreken, enzovoorts en constructies zoals ‘De groep? Dat zijn wij!’ zijn voor sommige mensen moeilijk te begrijpen. Aanbeveling 5 Uiteenlopende organisaties hebben getracht de diversiteitscompetenties die leerkrachten nodig hebben concreet uit te werken. Veel bronnen zijn op internet te vinden. Een bruikbaar voorbeeld daarvan is Bouwstenen Interculturele Competenties, een advies van Palet/pabonetwerk, waarin alle door de wet vereiste competenties van leerkrachten vanuit een interculturele invalshoek worden doorgelicht. Ook in de eindrapportages van de ZonMw projecten ‘Inventarisatie initiële scholing in interculturele competenties voor professionals in de jeugdsector’ (Nederlands Jeugdinstituut, 2010), ‘Inventarisatie na- en bijscholing in interculturele competenties voor professionals in de jeugdsector’ (Nederlands Jeugdinstituut, 2010) en ‘Ontwikkeling Interculturele Competentieprofielen’ zijn aanwijzingen te vinden voor versterking van de diversiteitscompetenties van leerkrachten. Kennis over specifieke etnischculturele groepen jeugdigen kan worden verkregen van de leerlingen zelf en van collega’s, via literatuur, kenniscentra, andere informatiebronnen en door cursussen te volgen. Probeer ook met de jeugdigen om wie het gaat te ontdekken welke aspecten van hun geschiedenis, opvattingen, oriëntatie en leven relevant zijn voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Probeer de voornaamste oorzaken en termen die zij zelf geven om eventuele strubbelingen of spanningen te verklaren op te schrijven en te analyseren. Aanbeveling 6 Omdat ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie van groot belang zijn voor het welslagen van Leefstijl, dient men hieraan veel aandacht te besteden. In het algemeen is het voor leerkrachten gemakkelijker contact te leggen met mensen uit ‘eigen’ milieus dan met ouders uit andere sociale milieus met andere leef- en opvoedingsstijlen. Op dit gebied zou Leefstijl de betrokken professionals die met het programma werken meer kunnen ondersteunen. Aanbeveling 7 Houd in het traject van invoering van het lesprogramma zorgvuldig rekening met verschillende culturen en probeer de activiteiten daarop af te stemmen. Probeer de betrokken ouders en leerlingen bij dit proces te betrekken en hen te laten mee beslissen. Kies thema’s gezamenlijk, waarbij aangesloten kan worden bij de thema’s die nu al in Leefstijl zitten (gevoelens, zelfvertrouwen, gezondheid, een goede groepssfeer, effectieve communicatie, omgaan met verschillen en overeenkomsten tussen mensen).
18
Aanbeveling 8 Een uitgebreide doelgroepanalyse kan eveneens nuttig zijn. We adviseren gegevens uit het leerlingvolgsysteem in te zetten bij de voorbereiding en inrichting van de lessen, opdat beter kan worden gerealiseerd dat de leerlingen gedrag vertonen dat voor henzelf en andere mensen prettig is. Aanbeveling 9 Leerkrachten en sociale vaardigheidstrainers kunnen alleen effectief werken bij multiculturele leerling-populaties als zij worden gesteund door een organisatie die interculturalisatiebeleid voert en dit heeft vertaald in werkwijze, aanbod en randvoorwaarden. Hoewel de structurele verankering van rekening houden met diversiteit in de organisatie primair een zaak is van de school zelf, kan in de handreikingen van Leefstijl voor de invoering en uitvoering van het programma hieraan aandacht worden besteed. Aanbeveling 10 In het ZonMw programma ‘Diversiteit in Jeugdbeleid’ zijn aanknopingspunten te vinden om voorstellen voor onderzoek naar de effecten van Leefstijl bij verschillende groepen (migranten)jeugdigen in te dienen. In samenwerking met een van de kenniscentra in Nederland en/of met een universiteit biedt dit kansen voor empirische onderbouwing van dit onderwijsprogramma. Doel van Leefstijl is stimulering van opbouwend sociaal gedrag en positieve betrokkenheid van kinderen thuis, op school, bij vrienden en in de gemeenschap. Doel van de ouderbijeenkomsten is positieve betrokkenheid van ouders bij de school en de ontwikkeling van hun kinderen c.q. hun positieve gedragsveranderingen te bevorderen. Met ondersteuning van het SCO-Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam heeft Leefstijl een eigen leerlingvolgsysteem ontwikkeld. Gegevens over participatie, gedragsveranderingen en effectiviteit kunnen via dit systeem worden bijgehouden – ook naar etniciteit, sekse en sociaal milieu van herkomst. Deze gegevens kunnen geanonimiseerd worden verzameld en vervolgens systematisch worden geëvalueerd. Immers, resultaten die meetbaar zijn, zijn vatbaar voor verbetering.
19
Geraadpleegde literatuur Bandura, A. (1973). Social learning theory. New York: General learning Press. Bandura, A. (1977). Self-efficacy: Towards a unifying theory of behavioral change. Psychological review 84, 191-215. Booijink, M. (2007). Terug naar de basis. Mogelijkheden voor het verbeteren van de communicatie tussen leerkrachten en allochtone ouders in het primair onderwijs. Een handreiking. Universiteit Leiden. Palet / Pabonetwerk (2005). Bouwstenen Interculturele Competenties. http://www.palet.nl/wk/pdf/advies_comp_houd_dwvdk.pdf Bronfenbrenner, U. (1979). The Ecology of Human Development: Experiments by Nature and Design. Cambridge, MA: Harvard University Press. Bronfenbrenner, U. (2004). Making Human Beings Human: Bioecological Perspectives on Human Development. Thousand Oaks, CA: Sage Publications. Doorn, S. van & A. van de Maat (2003). Niet-westerse allochtonen binnen het onderwijs. (http://avandemaat.tripod.com/id22.html#_ftnref16 ). Eisen, M. , G. Zellman, H. Massett & D. Murray (2002). Evaluating the Lions-Quest ‘Skills for adolescence’ drug education program: first year behavior outcomes. Addictive Behaviors 27, 619-632. Eisen, M., G. Zellman & D. Murray (2003). Evaluating the Lions-Quest 'Skills for adolescence'drug education program. Second-year behavior outcomes. Addictive behaviors 28, 883-897. Glenn, H. S. & I. Nelsen (1986). Raising children for success. Fair Oaks: Sunrise press. Eldering, L. (2003). Cultuur en opvoeding. Interculturele pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. Tweede druk. Rotterdam: Lemniscaat. Essen, J. van (2005). Vluchtelingenkinderen en –gezinnen. In: Hermanns, J., Van Nijnatten, C., Verheij, F. & Reuling, M. Handboek Jeugdzorg. Deel 1: Stromingen en specifieke doelgroepen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 305-318. Franssen, C. H. Muller & N. den Os (2010). Terugblik op 4 jaar Leefstijl. Een programma voor een sociaal vaardiger jeugd. Provincie Flevoland. Graaff, F. de, E. Singer & W. Devillé (2006). Onderzoek Diversiteit en Ouderbetrokkenheid in Kindercentra, Utrecht, NIVEL. Hawkins, J. D. (1985). Childhood predictors of adolescent substance abuse: towards an empirically grounded theory. Journal of children in contemporary society, 18, 11-48.
20
Hofstede, G. & G.J. Hofstede (2005). Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam/Antwerpen: Contact. Ince, D. (2005, 2007). Beschrijving ‘Leefstijl’. Databank Effectieve Jeugdinterventies. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut, www.jeugdinterventies.nl Komen, M.M. & K. Bouteh (2009). Culturele competentie in jeugdzorg. Perspectief. Tijdschrift voor jeugdzorg, kinderbescherming en pleegzorg, 17 (7), 22-27. Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (2008). Betrokken ouders, open scholen. Visie op een betere samenwerking tussen allochtone ouders en leerkrachten. Utrecht: Forum. Leefstijl (2008). Leefstijl voor het primair onderwijs – handleiding groep 1 en 2, enzovoorts. Amstelveen: Stichting Lions Quest Nederland. Musman, R. (2005). Handreikingen voor de invoering van Leefstijl. Amstelveen: Stichting Lions Quest Nederland. Nederlands Jeugdinstituut (2010). Inventarisatie initiële scholing in interculturele competenties voor professionals in de jeugdsector. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Nederlands Jeugdinstituut (2010). Inventarisatie na- en bijscholing in interculturele competenties voor professionals in de jeugdsector. Eindrapportage. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Overveld, C. W. & J.J. Louwe (2005). Effecten van programma’s ter bevordering van de sociale competentie in het Nederlandse primair onderwijs. Pedagogische studiën 2005 82, 137-159. Pels, T., M. Distelbrink & S. Tan (2009). Meetladder diversiteit interventies. Verhoging van bereik en effectiviteit van interventies voor (etnische) doelgroepen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Solomon, D. (1985). A program to promote interpersonal consideration and cooperation in children. In: Learning to cooperate, cooperating to learn. H. Perkinson (ed). New York: Plenum Publishing Cooperation. Super, Ch. & S. Harkness (1986). The Developmental Niche: A Conceptualization at the Interface of Child an d Culture. International Journal of Behavioral Development, 9, 545-569. Super, Ch. & Harkness, S. (1998). The cultural structuring of child development, in J.W. Berry, P.R. Dasen & T.S. Saraswathi (eds), Handbook of cross-cultural psychology. Volume 2: basic processes and human development (pp. 1-40). Boston et al: Allyn and Bacon. www.leefstijl.nl Leefstijl voor het basisonderwijs. www.leefstijl.nl Groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Proeflessen.
21