VOORSTEL TOT JEUGDWERKGELEGENHEIDSPLAN 2013 STAD ANTWERPEN Door gemeenteraadslid Güler Turan (sp.a)
Eén lente per jaar, en in het leven slechts één jeugd. - Simone de Beauvoir
1
Inhoud 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
2.
Omgevingsanalyse ........................................................................................................................... 3 a.
Jeugdwerkloosheid in Vlaanderen en Antwerpen ...................................................................... 3
b.
Ongekwalificeerde uitstroom ...................................................................................................... 4 •
Oorzaken ................................................................................................................................. 4
•
Plan van aanpak....................................................................................................................... 4
3.
Bestuursakkoord toont te weinig ambitie....................................................................................... 6
4.
Bereik en verrijk de jongeren: inzet op 8 pijlers.............................................................................. 7 a.
Kwalificatieplicht voor iedere jongere ........................................................................................ 7
b.
Trajecten op maat voor kansarme jeugd in Jongeren Competentie Centra (JCC) ...................... 8
c.
Zichtbaarheid en coördinatie dankzij jeugdwerkgelegenheids-ambassadeur ............................ 9
d.
Platform om samenwerken te bevorderen ............................................................................... 10
e.
Een vindplaats- en toeleidingsgerichte aanpak......................................................................... 11
f.
Creëren en opvolgen van stageplaatsen ................................................................................... 11
g.
Jong ondernemerschap stimuleren........................................................................................... 12
h.
•
Ondernemen voor iedereen .................................................................................................. 12
•
Student-ondernemers ........................................................................................................... 12 Informatie op school bevordert doorstromen .......................................................................... 12
5.
Nawoord ........................................................................................................................................ 13
6.
Bronnen ......................................................................................................................................... 14
2
1. Inleiding In Europa zijn zowat 5,7 miljoen jongeren op zoek naar werk1. Niet enkel in Europa trouwens. Wereldwijd gaat het om 73,4 miljoen jongeren: 12,6 procent van de totale ‘jonge’2 wereldbevolking heeft geen job. In steden ligt dat percentage doorgaans nog hoger3. Dat is ook het geval voor Antwerpen. Vandaar de noodzaak om dit probleem dringend aan te pakken.
2. Omgevingsanalyse a. Jeugdwerkloosheid in Vlaanderen en Antwerpen In Vlaanderen tellen we 57.748 niet-werkende werkzoekende jongeren op een totaal van 235.980 niet-werkende werkzoekenden bij de Vlaamse bevolking op arbeidsleeftijd4. Dat betekent dat 24% van alle werkzoekenden in Vlaanderen jongeren zijn. Antwerpen telt 6.699 niet-werkende werkzoekende jongeren in de actieve stedelijke bevolking5. Dat wil zeggen dat 27% van alle werkzoekenden (23.585 mensen in totaal) in Antwerpen jong is. Bij de jonge mensen op zoek naar werk zijn laaggeschoolde jongeren - zonder diploma secundair onderwijs - het meest kwetsbaar6. Van alle werkzoekende jongeren in Vlaanderen (zie supra: 57.748) zijn er 24.783 laaggeschoold. Dat is bijna de helft. Uiteraard ondervinden ook hooggeschoolden (11.052) en zogeheten middengeschoolden (21.913) de gevolgen van de crisis, maar in mindere mate dan hun laaggeschoolde leeftijdsgenoten7.
1
EUROPESE COMMISSIE (2013) “EU Measures To Tackle Youth Unemployment”. Als we naar ‘jongeren’ verwijzen in dit beleidsplan refereren we steeds naar de doelgroep 18 tot -25 jarigen. 3 RIPHAHN R. T. (2003) “Residential location and youth unemployment: The economic geography of school-towork transitions” in Family, Household and Work Population Economics pp 273-293 4 Arvastat, juli 2013 5 De beroepsbevolking of actieve bevolking verwijst naar dat deel van de totale bevolking tussen 15 en 65 jaar, dat een baan heeft of als werkloos is ingeschreven. Het is dus de som van het aantal werkenden en werklozen. 6 De achterstelling van kansengroepen (laaggeschoolden, allochtonen en personen met een handicap) vormt één van de grote structurele tekortkomingen op de Vlaamse arbeidsmarkt. 7 Bij de totale bevolking (18-64 jarigen) geldt dezelfde logica. Daar zijn er 107.137 laaggeschoolde nietwerkende werkzoekenden op een totaal van 235.980. Dat is veruit de grootste groep. De middengeschoolde niet-werkende werkzoekenden zijn met 85.137, de hooggeschoolden met 43.706. 2
3
In de recente schoolverlatersstudie8 (april 2013) van de VDAB wordt een nog genuanceerder beeld van de situatie geschetst. Laaggeschoolde schoolverlaters hebben volgens dat rapport bijna één kans op drie om na een jaar nog altijd werkzoekend te zijn. Middengeschoolden met een diploma middelbaar onderwijs - hebben één kans op negen om na een jaar nog steeds naar werk te zoeken. En hooggeschoolden (bachelors, masters) vinden binnen het jaar quasi allemaal werk. Jongeren toeleiden naar werk valt dus grotendeels samen met ervoor zorgen dat jongeren een kwalificatie behalen.
b. Ongekwalificeerde uitstroom •
Oorzaken
Vraag is waarom deze jongeren uit de boot vallen en vooral: waarom verlaten zij voortijdig de school? Hierbij spelen afstotings- en aantrekkingsfactoren (‘push- en pull’).
Afstotingsfactoren
Vaak voorkomende afstotingsmechanismen zijn onder meer schoolmoeheid, een tegenvallende studiekeuze of moeilijke persoonlijke en familiale omstandigheden.
Aantrekkingsfactoren
De aantrekkingskracht van de arbeidsmarkt is ten gevolge van de economische crisis relatief beperkt, zeker voor laaggeschoolde jongeren. Uiteraard heeft dat ook te maken met het feit dat veel jongeren de school voortijdig verlaten. Dat verlaagt de kansen op werk of leidt tot een eerste baan van mindere kwaliteit en vervolgens tot minder kansen gedurende de rest van de loopbaan.
•
Plan van aanpak
Uiteraard hebben jongeren zonder kwalificatie een toekomst. Maar er zullen wel inspanningen voor geleverd moeten worden. Daarbij is het cruciaal dat de ongekwalificeerde uitstroom wordt ingeperkt. Dat kan door preventie en door compensatie. Preventie betekent dat het aantal voortijdige schoolverlaters in de toekomst
8
VDAB (2013) “Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen: geef je opleiding een STEM, 26ste studie 2011 – 2012”, VDAB-studiedienst: Brussel, 64pp.
4
wordt teruggedrongen. Compensatie wil zeggen dat diegenen die de arbeidsmarkt al zonder kwalificatie hebben betreden, met doelgerichte acties worden ondersteund. Het moet de bedoeling zijn de doelstelling van Pact 20209 - het halveren van het percentage voortijdige schoolverlaters - te halen. We willen ook alle jongeren de kans bieden om het secundair onderwijs succesvol af te ronden, waarna ze eventueel ook nog voortgezette studies kunnen aanvatten. In 2012 telden we in Vlaanderen nog 8,7% voortijdige schoolverlaters. In 2009 – toen het Pact 2020 werd besloten – was dat nog 11,1%10. Een kleine verbetering dus, toch, we hebben nog een hele weg te gaan willen we deze halveren en naar de vijf procent brengen. Antwerpen is de slechtste leerling van de klas: 28 procent van de jonge scholieren haakt voortijdig af11. Hoewel ten gevolge van de crisis ook jongeren met een opleiding kwetsbaarder voor werkloosheid zijn geworden, zijn het toch in de eerste plaats de ongekwalificeerde of laaggeschoolde jongeren die het grootste risico lopen om werkzoekend te worden. Bovendien dreigen zij langer in de werkloosheid te blijven zitten, en als ze dan toch werk vinden, belanden ze veeleer in precaire jobs. Daardoor kunnen ze sneller in armoede terecht komen, en die armoede legt een hypotheek op de toekomst van de jongere, maar ook op die van zijn/haar kinderen. Dat is de spiraal van generatiearmoede12. Daarom vinden we het erg belangrijk dat jongeren de school niet voortijdig verlaten. Voor zij die toch dreigen geen diploma te behalen, moet in voldoende mechanismen worden voorzien om de situatie tijdig om te buigen. Langdurige werkloosheid kenmerkt zich niet alleen door een hoge individuele psychische kost maar eveneens door een hoge maatschappelijke kost13. Ook daarom moet een aantal instrumenten gecombineerd worden ingezet. Cruciaal in dit verhaal is de rol van het OCMW en de VDAB. Zij hebben een belangrijk aandeel in het emanciperend activeren van deze jongeren. Onder meer door het maken van concrete en heldere afspraken moeten zij het door de jongere te volgen traject uitstippelen. Een voorbeeld van een goed instrument in dat verband is het vindplaatsgericht zoeken14, waarbij vindplaatswerkers jongeren in vaak kansarme wijken (pleintjes, vzw’s, 9
De gezamenlijke langetermijnvisie, -strategie en -acties van de Vlaamse Regering en de sociale partners FOD ECONOMIE (2013) “Statistics Belgium” geraadpleegd via http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/opleiding/vroegtijdig/ 11 VAN LANDEGHEM, G., DE FRAINE, B., GIELEN, S., & VAN DAMME, J. (2013) Vroege schoolverlaters in Vlaanderen in 2010. Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal. Leuven: Steunpunt SSL, rapport nr. SSL/2013.05/1.2.0., 2013 12 “Generatiearmoede is armoede die van generatie op generatie doorgegeven wordt. Kinderen die in armoede geboren worden, hebben in verhouding meer kans om later ook in armoede te leven. Of, anders gezegd, voor hen is het nog moeilijker om uit de armoede te geraken” (NETWERK TEGEN ARMOEDE, 2013). 13 ELCHARDUS, M. & DE GROOF, S. (2013) Early School Leaving & Youth Unemployment. Amsterdam: University Press, Tielt: Lannoo, 280 pp. 14 “Het vindplaatsgericht werken kan gerekend worden tot het ‘outreachend’ werken. De Nederlandse Thesaurus Zorg en Welzijn definieert ‘outreachend’ en vindplaatsgericht werken als volgt: 'als 10
5
cafés…) gaan opzoeken en begeleiden. Met een daadwerkelijk bereik van de jongere als doelstelling15. Daarnaast is er behoefte aan een voorbereiding op maat die rekening houdt met de specifieke levensomstandigheden, het profiel, de talenten, de interesses van deze jongeren – en met de grote afstand tussen die jongeren en de arbeidsmarkt. Ook met instapstages16 - waarbij de jongere een eerste werkervaring opdoet in een bedrijf en daarvoor ook een stagevergoeding ontvangt - kunnen jongeren kennis en ervaring opdoen op de werkvloer. Daarnaast moeten WerkInleving voor Jongeren! (WIJ!)17 ertoe leiden dat de jongere werk vindt of alleszins beter technisch/praktisch gekwalificeerd is om kans op de arbeidsmarkt te maken. De competentieversterkende trajecten van WIJ! worden in de 13 centrumsteden georganiseerd. Daar is de nood ook het hoogst. Stad Antwerpen moet ervoor zorgen dat alle voorziene stageplaatsen vanuit Vlaanderen en de federale overheid 100% worden benuttigd.
3. Bestuursakkoord toont te weinig ambitie sp.a pleit voor een geïntegreerd plan van aanpak voor de jeugdwerkloosheid in Antwerpen. Punt 198 en 199 van het bestuursakkoord (2013-2018) 198. Stageplaatsen zijn onmisbaar om leerlingen en werkzoekenden werkervaring te laten opdoen. De stad en het OCMW zoeken samen met de bedrijven naar de meest optimale manier van samenwerken. 199. De bestrijding van jeugdwerkloosheid wordt verdergezet door jongeren te stimuleren om verder te leren en een opleiding af te ronden. Het streefdoel moet zijn dat alle jongeren onder de 25 jaar een opleiding, een baan of een leer/werkplek vinden. De in het bestuursakkoord geformuleerde doelstellingen zijn voor sp.a onvoldoende ambitieus. sp.a is voorstander van een effectief bereik binnen vier maanden – zoals
beroepsbeoefenaar actief naar buiten treden om contact te leggen met potentiële cliënten” (VAN DOOREN, G; STRUYVEN, L. – 2011, pg. 9). 15 Waarover later meer in pijler 2 en pijler 5. 16 Een instapstage is een betaalde stage van drie maanden voor -25-jarigen die geen diploma middelbaar onderwijs hebben en al zes maanden van hun beroepsinschakelingstijd achter de rug hebben. De werkgever betaalt daarbij 200 euro voor een voltijdse stage. De RVA voorziet in een stagevergoeding van 26,82 euro per gewerkte dag. 17 Concreet betekent dit dat de VDAB deze ongekwalificeerde jongere intensiever begeleidt. Er wordt een individueel traject voor hem/haar opgesteld en dan kan de werkinleving van start gaan. Na het voltooien van de werkinleving krijgt de jongere bovendien de kans om wat hij/zij geleerd heeft te laten valideren in een attest, de zogenaamde ‘attestering’ van competenties.
6
onderschreven door de VDAB en naar analogie met de Europese ‘Youth Guarantee’18. Daarbij moet op acht pijlers worden ingezet.
4. Bereik en verrijk de jongeren: inzet op 8 pijlers a. Kwalificatieplicht voor iedere jongere We wensen het probleem van voortijdige schoolverlaters in Antwerpen op een structurele manier aan te pakken door een kwalificatie aan iedere Antwerpse jongere te garanderen. Iedere jongere zou toegang moeten hebben tot mogelijkheden die leiden tot zelfontplooiing opdat hun zelfvertrouwen en zelfredzaamheid toeneemt. Om dit te bewerkstelligen vragen we een gecoördineerd optreden van schoolbesturen, VDAB en andere relevante partners. Zo stellen we onder andere voor om schoolbesturen te vragen de voortijdige schoolverlaters en diegenen de school dreigen te verlaten nauwlettend op te volgen. Monitoren mag daarbij geen doel op zich vormen. Deze moet deel uitmaken van een geïntegreerd beleid waarin duidelijk bepaald wordt wie over welke cijfers kan beschikken en waarvoor die worden gebruikt. Veelvuldig spijbelen is vaak een belangrijke voorspeller van voortijdig schoolverlaten. Het geconcentreerd opvolgen van regelmatig spijbelende leerlingen is daarom van groot belang. In Antwerpen gebeurt dat al via de ‘spijbelambtenaar’. We stellen voor om het monitoren te organiseren op schoolniveau en deze resultaten te vergelijken met een voorafgaande nulmeting. Die werkwijze zou scholen inzicht kunnen verschaffen in de effectiviteit van hun acties. Het lijkt logisch dat ook de Lokale Overlegplatformen (LOP) toegang tot deze cijfers krijgen. Preventie – voorkomen dat jongeren de school zonder kwalificatie verlaten - levert nog steeds de beste resultaten op. Het wegwerken van mogelijke obstakels in de onderwijsloopbaan van leerlingen verlaagt de kans op voortijdig schoolverlaten. Maar we moeten ook bekijken wat ‘compenserend’ vanuit de arbeidsmarkt kan worden gedaan voor diegenen die toch door de mazen van het net glippen. Het is bijgevolg interessant nader te onderzoeken of de in een schoolse context ingezette arbeidsmarktinstrumenten kunnen 18
Via de ‘Youth Guarantee’ hebben de Europese lidstaten zich geëngageerd om jongeren binnen de vier maanden nadat ze de schoolbanken verlaten hebben het recht te geven op een kwaliteitsvolle job, stage of opleiding.
7
worden uitgebreid. Uiteraard in onderling overleg tussen onderwijs en arbeidsmarkt en in een systeem waarbij de school de eindverantwoordelijkheid behoudt. sp.a pleit voor vroegtijdig ingrijpen. Zo kan de VDAB bijvoorbeeld trajecten bieden aan jongeren die dreigen de school voortijdig te verlaten opdat ze een realistischer beeld van zichzelf, hun competenties en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt verwerven. De trajecten kunnen al worden opgezet terwijl de jongere nog op school zit. Dat moet een vlotte(re) transitie naar de arbeidsmarkt mogelijk maken. Voor de meest kwetsbaren in de doelgroep zou door het jeugd- en vindplaatswerk in een aangepaste voorbereiding kunnen worden voorzien (zie verder). Door dergelijke trajecten op te starten krijgt de VDAB mogelijkheden om in te grijpen in de schoolcarrière van een jongere die voortijdig dreigt uit te stromen. Dat kan uiteraard alleen succesvol zijn als schoolteam, CLB en VDAB goed samenwerken. Veel voortijdige schoolverlaters behalen nadien alsnog een diploma of getuigschrift (onderwijskwalificerende trajecten (OKOT) of erkenning van verworven competenties (EVC)). Toch pleit sp.a voor het opstellen van een draaiboek, een afsprakenkader tussen de school, het CLB, de VDAB, het stadsbestuur en mogelijk nog andere actoren, zoals de LOP. Met zo’n afsprakenkader wordt duidelijk gemaakt wie welke taak op zich moet nemen wanneer een jongere de school voortijdig verlaat of dreigt te verlaten. Om de garantie dat iedere jongere met een kwalificatie de arbeidsmarkt betreedt effectief te maken vragen we aan het stadsbestuur om nader te onderzoeken hoe de voorgestelde aanpak verankerd kan worden opdat het behalen van een kwalificatie door iedere jongere wordt gerealiseerd.
b. Trajecten op maat voor kansarme jeugd in Jongeren Competentie Centra (JCC) De stad Antwerpen telt drie jongerencompetentiecentra (JCC): in Deurne-Noord, Borgerhout en op het Kiel. Deze centra worden ondersteund door arbeidscompetentiebegeleiders (ACB’ers). ACB’ers zijn vindplaatswerkers die kansarme jongeren opzoeken en hen vervolgens naar reguliere jeugdwerking begeleiden - in dit geval JCC. In JCC worden de jongeren gecoacht en gestimuleerd. Daarvoor is er geen wettelijke verankering. De betreffende jongere heeft dus de vrije keuze om dergelijke centra op te zoeken. Inspirerende voorbeelden tonen echter aan dat de aanpak van ‘inleving en begeleiding’ werkt.
8
De inlevingsmethodiek - in eerste instantie toegepast door de vindwerker, in tweede instantie door de jeugdconsulent in de JCC - resulteert in het beter begrijpen van de doelgroep en een relatief accurate kennis van hun leefwereld. Zoals gezegd reikt deze manier van werken verder dan theoretische saturatie19, het ontspruit integendeel uit het leven zoals het is. Voorbeelden uit de praktijk tonen dat de JCC zich ontplooien tot een soort tweede thuis. Daardoor is de participatiegraad van de jongeren er relatief stabiel. Getuigen spreken over ‘zich thuis voelen’ en ‘met vrienden leuke ervaringen beleven’ en ‘veel bijleren’. De resultaten van een proefproject voor begeleiding van voortijdige schoolverlaters (2011) waren alvast positief; o 45 procent van deze jongeren vond na afloop effectief werk; o 10 procent startte of voltooide nadien een opleiding; o 27 procent van de voortijdige schoolverlaters keerde terug naar school. De Branderij in Borgerhout wordt beschouwd als een schoolvoorbeeld van een JCC. Jeugdwerkers bouwden er o.a. een muziek- en montagestudio uit. Die studio’s zijn erg populair onder de jongeren. Op de begane grond werd een cafetaria geopend. Hier worden geregeld workshops of gespreksavonden georganiseerd. Die activiteiten worden begeleid door gediplomeerde jeugdwerkers. Jeugdconsulenten hanteren bewustwordingsmethodes om de jongeren te wijzen op het belang van een kwalificatie - zij het in de vorm van een diploma, zij het doorheen andere mogelijkheden die o.a. door de VDAB worden aangereikt - om werk te bekomen. Jongeren die niet te reactiveren zijn voor het onderwijs dienen zich aan te melden en worden naar een Werkwinkel doorverwezen 20. Om werking van de JCC te blijven garanderen en hun resultaten nog te verbeteren, vraagt sp.a het schepencollege te onderzoeken in hoeveel extra centra, middelen en mensen kunnen worden voorzien. Er dient ook prioriteit uit te gaan naar een JCC in Antwerpen-Dam.
c. Zichtbaarheid en coördinatie dankzij jeugdwerkgelegenheidsambassadeur Het loopbaanbeleid voor jongeren kan worden versterkt door het ontwikkelen van een geïntegreerd beleid dat nauw aansluit bij de leefwereld van de Antwerpse jeugd en van de organisaties die bezig zijn met activering en begeleiding van deze jongeren. De jeugdwerkloosheid moet beter in kaart worden gebracht en er moet nog meer werk 19
‘Theoretische saturatie’ treedt op wanneer verdere dataverzameling en -analyse geen substantiële verandering meer aanbrengt in de beleidstheorie (Glaser en Strauss, 1967). 20 In een Werkwinkel vindt men een VDAB-consulent, een PWA-beambte en een andere actor, zoals het OCMW.
9
gemaakt worden van een gecoördineerde afstemming tussen de verschillende spelers op het terrein. Daarom pleit sp.a ervoor om, naar analogie met de spijbelambtenaar, een jeugdwerkgelegenheidsambassadeur aan te stellen. Die ambassadeur vraagt permanente aandacht voor het menselijke probleem en de maatschappelijke kost van de hoge jeugdwerkloosheid in Antwerpen. Hoe de ambassadeur daarbij te werk gaat (school- en projectbezoeken, website…) is in de eerste plaats afhankelijk van de ter beschikking gestelde middelen en mogelijkheden. Vandaar de vraag of het schepencollege nader wil onderzoeken met welke methode, planning en instrumenten het de jeugdwerkloosheid wil aanpakken. Het schetsen van een geschikt profiel van een jeugdwerkgelegenheidsambassadeur maakt daarvan onderdeel uit. In Nederland ging deze lente (2013) een jeugdwerkgelegenheidsambassadeur voor het rijk aan de slag. In onze visie vervult de ambassadeur een dubbele functie. Hij wordt het gezicht van het beleid ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid en neemt de coördinatie van die bestrijding op zich. Hij is het stedelijk aanspreekpunt voor de verschillende actoren (VDAB, individuele werkgevers, OCMW, Regionaal Economisch en Sociaal Overlegcomité, jeugdverenigingen, vindplaatsgerichte werkers en toeleiders, de Vlaamse overheid…) en brengt die partijen ook geregeld samen.
d. Platform om samenwerken te bevorderen Navraag bij het middenveld leert dat er vooral vraag is naar een goede coördinatie van de werking van de betrokken beleidsactoren. Er is behoefte aan een samenwerkingsplatform waar de betrokken partijen met elkaar in dialoog kunnen treden, informatie kunnen uitwisselen en samenwerkingsprotocollen kunnen afsluiten. Vandaar ook het voorstel om een jeugdwerkgelegenheidsambassadeur aan te stellen om dergelijk platfom te leiden. We denken hierbij aan werkervarings- en aanwervingsprotocollen. Nu al bestaan er samenwerkingsprotocollen tussen het stadsbestuur en het maatschappelijk middenveld met het oog op een soepelere overgang tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Het maatschappelijk middenveld krijgt daarbij middelen van de stad om werkzoekende jongeren op te sporen en in contact te brengen met de VDAB in een poging de kloof tussen vraag en aanbod te overbruggen (veel vacatures blijven open staan terwijl het aantal werkzoekenden hoog is). In het overlegplatform is er plaats voor onder meer vertegenwoordigers van het stadsbestuur, de VDAB, het OCMW, jeugdverenigingen, vindplaats- en toeleidingsgerichte organisaties, werknemers en werkgevers via RESOC, de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW), de onderwijssector. Ook andere experts kunnen zich kandidaat stellen voor het platform. Bedoeling is de kloof tussen privé- en overheidssector te dichten. Maatschappelijke investeringen leveren ook rendement op voor bedrijven. Concreet vertaalt zich dat in het creëren van extra stageplaatsen in bedrijven (zie pijler zes ‘Creëren en opvolgen stageplaatsen’).
10
e. Een vindplaats- en toeleidingsgerichte aanpak21 In Antwerpen wordt de methode van het vindplaatsgericht werken al toegepast (zie boven). Daarnaast wordt er werk gemaakt van toeleiden: de jonge werkzoekenden in contact brengen met de diensten van VDAB met het oog op gerichte coaching. Die gerichte coaching van de VDAB is erg belangrijk. De doelgroep van jonge werkzoekenden is immers niet homogeen. De VDAB heeft een uitgebreid pakket maatregelen uitgewerkt om iedere jongere naar best vermogen individueel en op maat te behandelen (instapstages, Individuele Beroepsopleidingen in de Ondernemingen (IBO), op maat gerichte aanpak van WIJ! in de centrumsteden..). De belangrijkste opdracht van de stad is de jongeren in contact te brengen met VDAB. Ook daarvoor zijn er in het verleden al verschillende initiatieven genomen.
f. Creëren en opvolgen van stageplaatsen Het creëren van stageplaatsen is belangrijk voor de jonge werkzoekenden, maar ook voor de ondernemingen. Om werkgevers daarvan te overtuigen, is het nodig hen bij het samenwerkingsplatform (pijler 4) te betrekken. Bovenop de bestaande instrumenten (WIJ!, instapstages van de federale regering…) kan het aanbod op het gebied van stages en vorming zeker worden uitgebreid. Het is ook van belang dat de bestaande VDAB-initiatieven op het gebied van eerste werkervaringen voor ongekwalificeerde uitstromers ook systematisch worden opgevolgd. Het succes van deze instapstages en vormen van werkinleving staat of valt uiteraard met de effectieve invulling van de voorziene plaatsen. Dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van de privésector maar ook van de overheid. Ook de diensten van de stad en haar dochters zouden moeten bekijken op welke wijze in extra stageplaatsen kan worden voorzien. Daarbij kunnen goede voorbeelden zoals Werkhaven inspirerend werken. Ook een gecentraliseerde ‘stage-stock’ met een reserve van stageplaatsen kan worden overwogen. Uiteraard dient de kwaliteit van de stages te worden bewaakt. Begeleiding voor, tijdens en na de stage zijn in deze belangrijk. De Europese Commissie werkt momenteel aan een voorstel voor een uniform kwaliteitskader22. Het is zinvol te onderzoeken of zo’n kader ook van toepassing kan zijn in Antwerpen. In elk geval kan het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden helpen om het beleid waar nodig te verfijnen.
21
We verwijzen voor een overzicht naar de HIVA-studie ‘Anders toeleiden naar werk: de effectiviteit van vindplaatsgericht werken bij de activering van moeilijk bereikbare werkzoekenden in Antwerpen’ (2011) 22 EUROPESE COMMISSIE (2013) “EU Measures To Tackle Youth Unemployment”.
11
g. Jong ondernemerschap stimuleren •
Ondernemen voor iedereen
Ondernemende jongeren in de stad moeten kansen krijgen. Sommigen zijn zelfredzaam genoeg en vinden vanzelf hun weg. Andere talentvolle jongeren moeten iets meer begeleid worden bij het opstarten van een eigen onderneming. Vraag is hoe we deze jonge starters in de eerste plaats een betaalbare werkplek kunnen aanbieden en hen kunnen begeleiden bij bij het opstarten van een zaak en de daaraan verbonden administratieve verplichtingen.
•
Student-ondernemers
Jonge ondernemers zijn belangrijk voor onze economie. Dat bleek niet alleen uit de bevindingen van hoogleraar Koen De Bosschere (UGent)23, maar ook uit recent onderzoek naar het profiel van de startende ondernemer van de Hogeschool Utrecht24. Volgens dat onderzoek zijn mensen het creatiefst voor hun 35ste levensjaar. Hoe ouder starters zijn, hoe lager hun omzetgroei. In Gent is voor ondernemende studenten een bijzonder statuut uitgewerkt met ‘Durf Ondernemen’, een project dat de universiteit Gent heeft opgezet om het ondernemerschap bij haar studenten te stimuleren. Dat is ook de doelstelling van Student Ghentrepreneur, een consortium van de Universiteit Gent, de Hogeschool Gent, de Arteveldehogeschool, iMinds (het vroegere IBBT) en de stad Gent. Om het statuut te krijgen, moeten de studenten minstens in het tweede jaar zitten. Ze moeten een gefundeerd zakenidee kunnen voorleggen en al een bedrijf hebben opgericht, of dat binnen de twaalf maanden doen. Het college dient te onderzoeken of het mogelijk is om een gelijkaardig project op te starten en dergelijk statuut in te voeren aan de Antwerpse hogescholen en universiteiten.
h. Informatie op school bevordert doorstromen Het is belangrijk dat scholieren van de laatste graad van het secundair onderwijs weten wat hen na hun schooltijd te wachten staat. Met het oog daarop organiseert de VDAB nu al schoolbezoeken en andere informatiemomenten (regionale infodagen, toelichting van
23
DE BOSSCHERE, K. (2013) “Durf ondernemen: het student-ondernemerschapsproject van de Universiteit Gent”. 24 VAN TEEFFELEN, L. (2012) “Het profiel van overnemers: onbekend maakt onbemind”.
12
schoolverlatersstudie, map ‘Start van een loopbaan’). Die schoolbezoeken vinden doelgroepgericht plaats en in bepaalde wijken. sp.a vraagt dat het stadsbestuur onderzoekt hoe scholen kunnen worden gesensibiliseerd opdat ze allemaal intekenen op dit informatieaanbod van de VDAB. Geen enkele school mag achter blijven. Elke leerling van een middelbare school in Antwerpen moet deze informatie ontvangen. Op die manier krijgen schoolverlaters een realistisch beeld van de impact van een mogelijke studiekeuze bij het verder studeren en een kijk op de arbeidsmarkt en de stageplaatsen en opleidingen. De VDAB kan (zie pijler 1) een rol spelen via de vroegtijdige opvolging van de jongere. Jongeren die het moeilijk krijgen op school en dreigen af te haken kunnen op deze manier tijdig geholpen worden. Dat dient in overleg met de spijbelambtenaar te gebeuren. Zo kan een jongere met ernstige problemen tijdelijk ‘warm’ worden overgedragen aan de VDABdiensten.
5. Nawoord De maatregelen die de Vlaamse overheid voorziet voor zijn centrumsteden zouden op maat moeten worden uitgetekend. Iedere stad kent immers specifieke problemen en werkt bijgevolg ook eigen beleid uit. sp.a hoopt dat het stadsbestuur een concreet plan van aanpak op maat van de Antwerpse jongere opstelt en daarbij in het bijzonder oog heeft voor de noodzaak van een kwalificatie.
13
6. Bronnen ANTWERK (2007) “Antwerps plan om de jeugdwerkloosheid aan te pakken” Stad Antwerpen met partners VDAB, OCMW, Vlaamse overheid, federale overheid, Europese Commissie. ANTWERPEN BUURTMONITOR (2013) “Stad Antwerpen in cijfers” geraadpleegd op www.antwerpen.buurtmonitor.be. ARVASTAT (2013) “Statistieken Tool VDAB” via http://arvastat.vdab.be/arvastat/index.html. BARBER, R. B. (2013) “If Mayors Ruled The World: Dysfunctional Nations, Rising Cities”, Yale University Press. BESTUURSZAKEN ANTWERPEN (2013) “Interpellatie met motie aan schepen van Werk Marc Van Peel over het opsporen en begeleiden van de NEET-jongeren (Neither in Employment, Education nor Training) door raadslid Turan”. DE BOSSCHERE, K. (2013) “Durf ondernemen: het student-ondernemerschapsproject van de Universiteit Gent” DEPARTEMENT ONDERWIJS (2013) “Waar kan http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/dbso/.
ik
wat
studeren”
via
DE STANDAARD (2013) “Wereldwijd 202 miljoen werklozen in 2012” [Ma. 30 Apr. 2012, Pagina 36] en www.standaard.be. ELCHARDUS, M. & DE GROOF, S. (2013) Early School Leaving & Youth Unemployment. Amsterdam: University Press, Tielt: Lannoo, 280 pp. EUROPESE COMMISSIE (2012) “Employment and Social Developments in Europe (ESDE)” Brussels: Publications Office of the European Union, 476 pp. EUROPESE COMMISSIE (2013) “EU Measures To Tackle Youth Unemployment”. EUROPESE COMMISSIE (2013) “Working together for Europe’s young people: a call to action on youth unemployment”, 21 pp. EUROPESE RAAD (2013) “Council Recommendation of 22 April 2013 on establishing a Youth Guarantee” in The Official Journal of the European Union. FOD ECONOMIE (2013) “Statistics Belgium” geraadpleegd http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/opleiding/vroegtijdig/ GAZET VAN ANTWERPEN (2013) “De NEET-jongeren” [Do. 2 Mei 2013, Pagina 41].
14
via
GLASER, B.G.; STRAUSS, A.C. (1967) “The Discovery of Grounded Theory: Strategies for Qualitative Research” New Yersey: A Division of Transaction Publishers,271 pp. INTERNATIONAL LABOUR ORGANIZATION (2013) “World of Work Report 2013: Repairing the economic and social fabric”, Geneva: International Institute for Labour Studies, 133 pp. NETWERK TEGEN ARMOEDE (2013) “Wat is generatie-armoede?” geraadpleegd via www.vlaams-netwerk-armoede.be OECD (2012) Settling In: OECD Indicators of Immigrant Integration 2012, OECD Publishing. RIPHAHN R. T. (2003) “Residential location and youth unemployment: The economic geography of school-to-work transitions” in Family, Household and Work Population Economics pp 273-293 STAD ANTWERPEN (2007) “Actieplan Lokale Diensteneconomie” door Werk en Economie, Steunpunt Gesubsidieerde Diensteneconomie. STAD ANTWERPEN (2008) “Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2013”, Stad Antwerpen en OCMW Antwerpen. STAD ANTWERPEN (2011) “Jaarverslag Werk en Economie”, digitaal geraadpleegd via http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Stadsontwikkeling/SW_Bedrijf/WNE/Jaarve rslag_Economie_2011.pdf. STAD ANTWERPEN (2013) “Bestuursakkoord Stad Antwerpen 2013-2018”. VAN DOOREN, G., STRUYVEN, L. en VAN PARYS, L. (2011) “Anders toeleiden naar werk: de effectiviteit van het vindplaatsgericht werken bij de activering van moeilijk bereikbare werkzoekenden in Antwerpen”, 119 pp. VAN LANDEGHEM, G., DE FRAINE, B., GIELEN, S., & VAN DAMME, J. (2013) Vroege schoolverlaters in Vlaanderen in 2010. Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal. Leuven: Steunpunt SSL, rapport nr. SSL/2013.05/1.2.0. VAN TEEFFELEN, L. (2012) “Het profiel van overnemers: onbekend maakt onbemind”. VDAB (2011) “Draaiboek Tender Jeugdwerkplan”, 47 pp. VDAB (2012) “Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt”, VDAB-studiedienst: Brussel, 33pp. VDAB (2013) “Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen: geef je opleiding een stem, 26ste studie 2011 – 2012”, VDAB studiedienst: Brussel, 64pp. VLAAMS PARLEMENT (2012) “Beleidsbrief Werk: beleidsprioriteiten 2012-2013” ingediend door de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, 67 pp.
15
VLAAMS PARLEMENT (2012) “Competentieversterkende trajecten voor jongeren - stand van zaken”, vraag nr. 176 van 10 december 2012 door Vlaams Volksvertegenwoordiger Güler Turan. VLAAMS PARLEMENT (2012) “Handelingen Commissie Werk 12/12/2012 - Vraag om uitleg van mevrouw Güler Turan tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, over de stijgende jeugdwerkloosheid en het recente OESO-rapport over de arbeidsmarktpositie van migranten”. VLAAMS PARLEMENT (2013) “Handelingen Commissie Werk 21/03/2013 - Vraag om uitleg van mevrouw Güler Turan tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, over het Youth Employment Package”. VLAAMS PARLEMENT (2013) “Individuele Beroepsopleiding - Stand Van Zaken”, vraag nr. 633 van 3 april 2013 door Vlaams Volksvertegenwoordiger Güler Turan. VLAAMS PARLEMENT (2013) “Jeugdwerkloosheid - Aanpak”, vraag nr. 634 van 3 april 2013 door Vlaams Volksvertegenwoordiger Güler Turan. VLAAMS PARLEMENT (2013) “Handelingen Commissie Economie 30/05/2013 - Vraag om uitleg van mevrouw Güler Turan tot de heer Kris Peeters, Minister-president en Vlaams minister van Economie over student-ondernemers.
16