Commissie WSV Vergadering 26 november 2003 Agendapunt 2 Verslag vergadering commissie Wonen, Stedelijke Vernieuwing en VINEX 8 oktober 2003 Albrandswaard:
Wethouder D.C. Roelse Wethouder G.A.D. Brussaard A.A. Bok Barendrecht: B. Biesheuvel Bergschenhoek: Wethouder J.C. Koster D. van de Graaf Berkel en Rodenrijs: Wethouder mw T. Cnossen-Looijenga Bernisse: Wethouder G. den Boon J.G. Hoogerwaard Bleiswijk: Wethouder H.G. Holdert Capelle aan den IJssel: Wethouder J.M. de Jong Mw M. van Kralingen Hellevoetsluis: Wethouder P.D. Hofman Krimpen aan den IJssel: Wethouder A. Prins Wethouder mw M.C. van Deijk-den Hartog A.K. Versteeg Maassluis: Wethouder A.G.M. Keijzer O. Dorsman Ridderkerk: Wethouder E.M. den Boef Mw P.L. van Pagee Rotterdam: Wethouder M.G.T. Pastors W. Amesz Schiedam: Wethouder H.J. Habermehl K.P.Rijke H. van Sasse van IJsselt Spijkenisse: Wethouder C.J. Dijkman Mw J. van El Vlaardingen: Wethouder C. Bot M. Schuurmans Westvoorne: Wethouder mw M Kreukniet van der Meer-Mohr Overige Mw M.J. de Sutter-Besters commissieleden: K.J. Orsel P.J.H.M. van Dijk Provincie Zuid-Holland: P.P. van der Kooij B.R.H.W.J. Holten Min VROM Stad & Regio J.G. Dobbelaere Stadsregio Rotterdam: J.F. Koen (voorzitter) C.A.van Hulst A.R. Stam Mw A.G.L. Konijnendijk T. Witteveen Maaskoepel A. van de Vlist D. Ouwerkerk Adviseurs: P. Groeneweg Mw P. Eisma Rotterdams Dagblad E. Cornelisse Waterweg Wonen B. van Rosmalen Vlaardingen Verslag 8 oktober 2003 / PM / 17 november 2003
Pagina 1
1. Opening en mededelingen. De voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen welkom. Hij deelt mede dat bericht van verhindering is ontvangen van de heren Heijboer (Brielle) en Silvis (Barendrecht). 2. Verslag 4 juni 2003. Bladzijde 2, stand van zaken woonruimteverdeling: “De heer Bot spreekt zijn voorkeur uit voor het voorstel van de Maaskoepel” moet zijn: “De heer Bot spreekt zijn voorkeur uit voor het model van de Maaskoepel”. Voor het overige wordt het verslag vastgesteld. 3. Nota Elk zijn deel. De voorzitter schetst de achtergronden van de totstandkoming van de nota Elk zijn deel. De nota is te beschouwen als een uitwerking van de agendapunten “ruimte voor stedelijke vernieuwing” en “de toekomst van de bestaande voorraad” uit de woonvisie. In stilte werden voorbereidingen getroffen voor deze nota toen in Rotterdam de discussie over het spreidingsbeleid losbarstte. De stadsregio werd zò vaak benaderd over hun opvattingen in dit debat dat besloten is de nota naar buiten te brengen en te laten zien op welke wijze de stadsregio een bijdrage wil leveren aan het oplossen van de grootstedelijke problematiek. De nota is in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 3 september vastgesteld. Elk zijn deel is eveneens te beschouwen als een pleidooi in de richting van andere overheden om de stadsregio de middelen beschikbaar te stellen om de voorstellen uit de nota ten uitvoer te brengen. De gemeente Rotterdam heeft hier positief op gereageerd en ook bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft de nota een positief onthaal gekregen. Een regionaal budgethouderschap ISV lijkt niet langer onbespreekbaar. Het gesprek met GS hierover wordt voortgezet. De heer Pastors beschouwt de nota als een logisch vervolg op de woonvisie en vindt het een goede zaak dat de stadsregio de daad bij het woord voegt. Rotterdam is dan ook positief over een regionale regierol en is daarom bereid zijn ISV-middelen naar de stadsregio over te hevelen. De problematiek in de regio is bekend, evenals het gegeven dat deze problematiek hier sterker is dan in andere regio’s. Rotterdam wil zijn bijdrage leveren aan het oplossen van die problemen maar het loopt Rotterdam over de schoenen. Dit is dus het moment om te laten zien hoe sterk de regionale solidariteit is. De heer Van Dijk onderschrijft de woorden van de heer Pastors. Hij voegt daaraan toe dat het organiseren van regionale solidariteit meer beleidsvelden raakt dan alleen het wonen. Ook op die andere beleidsterreinen, die lang niet altijd op regionale schaal zijn georganiseerd, is maximale inzet noodzakelijk. De heer Van Dijk beseft dat het oplossen van grootstedelijke problemen een zaak van lange adem is maar Elk zijn deel is een stap in de goede richting. De heer Van Dijk vraagt tenslotte naar de actualiteit van de gehanteerde cijfers. Laat het Woningbehoefteonderzoek 2002 wellicht een ontwikkeling in positieve richting zien? Ook vraagt hij of de regio over voldoende juridisch instrumentarium beschikt om het voorgestelde beleid door te voeren. De heer Den Boon merkt op dat Bernisse eerst in de gelegenheid moet worden gesteld om meer woningen te bouwen voordat met de gemeente over de voorstellen uit Elk zijn deel gesproken kan worden. Mevrouw Kreukniet stelt dat in de woonvisie Westvoorne vooral in beeld bij het project “Landelijk wonen”. De gemeente heeft nu al grote moeite om in de eigen lokale woningbehoefte te kunnen voorzien. Mede daarom is de gemeente met een eigen woningbehoefteonderzoek begonnen. Dit onderzoek is nog niet afgerond. De heer Brussaard vraagt hoeveel bereikbare woningen er in 2002 zijn opgeleverd en wat de prognose voor de komende jaren is. Voorkomen moet worden dat problemen geëxporteerd worden; daarom dienen gemeenten ook middelen beschikbaar gesteld te krijgen ten behoeve van instandhouding/verbetering van de sociale infrastructuur. De heer De Jong spreekt zijn waardering uit voor de nota. Deze komt op een goed moment. Het biedt gemeenten de gelegenheid het eigen woonbeleid te bezien. Daarom moet er voldoende tijd voor discussie genomen worden. De heer Dijkman onderschrijft de analyse die aan Elk zijn deel ten grondslag ligt maar constateert dat de indeling van Spijkenisse in de nota niet strookt met het huidige woonbeleid van de gemeente. Hij gaat ervan uit dat de huidige herstructureringsplannen, gericht op het aanpakken van de eenzijdige woningvoorraad in zijn gemeente, niet Verslag 8 oktober 2003 / PM / 17 november 2003
Pagina 2
gewijzigd zullen worden. Een herstructurering die nu al nauwelijks te bekostigen is en die nog veel duurder zal worden wanneer er sociale woningbouw aan toegevoegd moet worden. De heer Holdert geeft aan dat Bleiswijk op dit moment een werende status heeft. Wel wordt meer aandacht geschonken aan sociale woningbouw. Bezien zou moeten worden of hier meer mogelijk is. Mevrouw Cnossen vindt het een goede zaak dat Elk zijn deel wordt geplaatst in het kader van de (uitwerking van de) woonvisie en dat de stadsregio zich niet heeft ingelaten met de mediahype rond het spreidingsbeleid. Zij waardeert het dat de stadsregio eerder met de nota naar buiten is gekomen. Mevrouw Cnossen vindt het onterecht dat regiogemeenten wordt verweten dat zij hun grenzen op slot doen. In het kader van de VINEX-taakstelling leveren de gemeenten al een bijdrage. Een taakstelling waaraan voldaan wordt. Er is dus al een vorm van regionale solidariteit. Berkel en Rodenrijs staat open voor een gesprek over een bijdrage aan Elk zijn deel. De consequenties ervan voor gemeenten moeten duidelijk in kaart gebracht worden en daarbij moet niet alleen naar de gevolgen op het terrein van wonen gekeken worden. De discussie over het benodigde instumentarium voor de uitvoering van Elk zijn deel dient volgens mevrouw Cnossen ook in de commissie Bestuurlijke Zaken gevoerd te worden. De heer Koster stelt dat Bergschenhoek aan zijn VINEX-taakstelling voor sociale woningbouw zal voldoen. Bergschenhoek wil ook een bijdrage leveren aan de uitvoering van Elk zijn deel maar ook de heer Koster wijst op de gevolgen voor zowel de exploitatie als de gevolgen voor de samenleving. Met name het laatste zal nadrukkelijk in de overwegingen meegenomen moeten worden. De heer Den Boef geeft aan dat ook in Ridderkerk de woningmarkt op slot zit. Bij gebrek aan een uitleglocatie, is herstructurering de enige oplossing. Ridderkerk wil een bijdrage leveren aan Elk zijn deel. Daarbij is het van belang duidelijke afspraken te maken over welke huurwoningen gehandhaafd moeten blijven. De heer Keijzer beschouwt de nota als een uitvloeisel van de woonvisie. In Elk zijn deel wordt een onderdeel van de grootstedelijke problematiek, het wonen, nader belicht. De gevolgen daarvan voor het sociaal en het welzijnsbeleid moeten ook in beeld worden gebracht. Bij de herstructureringsprojecten in Maassluis wordt gedifferentieerd gebouwd, dat wil zeggen inclusief een substantieel percentage sociale woningbouw. De heer Orsel meldt dat de publiciteit over het spreidingsbeleid zijn weerslag op de gemeenteraad van Barendrecht niet gemist. Tijdens een eerste informele discussie bleek er in de commissie niet direct draagvlak te zijn voor Elk zijn deel. Barendrecht voldoet aan zijn VINEX-taak, heeft het aantal te bouwen sociale woningen zelfs verhoogd en levert zodoende al een bijdrage aan het oplossen van de grootstedelijke problematiek. De bouw van die extra sociale woningen gaat met allerlei moeilijkheden gepaard die nu eerst opgelost moeten worden. Mevrouw De Sutter spreekt haar waardering uit voor de nota. Rozenburg wordt gekenmerkt door een eenzijdige woningvoorraad. De laatste tien jaar is er vrijwel niet gebouwd. Volgend jaar neemt de herstructurering een aanvang. Mevrouw Van Deijk geeft aan dat Krimpen aan den IJssel een inhaalslag maakt wat betreft het aantal huurwoningen in de gemeente. Allereerst bedoeld voor de lokale behoefte. Of hier ook een bijdrage geleverd kan worden aan Elk zijn deel is nog niet duidelijk. De heer Hofman vindt het logisch dat de regio iets doet aan de grootstedelijke problematiek. Rotterdam is het afvalputje van de Randstad geworden. Daardoor wordt nu wel een grote verantwoordelijkheid bij de regiogemeenten gelegd. De heer Hofman betwijfelt of Hellevoetsluis een bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van Elk zijn deel. Als voormalige groeigemeente bezit Hellevoetsluis veel huurwoningen. De corporatie moèt huurwoningen verkopen omdat er op moeilijke, dure locaties gebouwd wordt. Dan nog is alle mogelijke creativiteit vereist om plannen gefinancierd te krijgen. Tenslotte heeft Hellevoetsluis geen VINEX-taakstelling maar wel een redelijke woningproductie en levert dus een stevige financiële bijdrage aan de regionale solidariteit. De heer Habermehl onderschrijft de analyse uit Elk zijn deel. De gesprekken met Schiedam over een regionaal budgethouderschap ISV worden voortgezet. Bij die gesprekken moet de vraag wat een regionaal budgethouderschap bijdraagt aan het oplossen van de grootstedelijke problematiek centraal staan. Schiedam stelt zich op het standpunt dat de voortgang van de stedelijke vernieuwing in de gemeente geen hinder mag ondervinden van een eventueel regionaal budgethouderschap.
Verslag 8 oktober 2003 / PM / 17 november 2003
Pagina 3
De heer Bot vindt het een goede zaak dat problemen in gemeenten in gezamenlijkheid worden opgepakt. In de gemeenteraad van Vlaardingen is geen draagvlak voor het verlagen van het slooptempo. Namens de Maaskoepel spreekt de heer Van de Vlist zijn waardering uit voor de nota. Hij merkt daarbij op dat de woonruimteverdeling en de regionale prestatieafspraken ten onrechte niet in Elk zijn deel worden genoemd terwijl deze juist ondersteunend kunnen zijn aan het geformuleerde beleid. De onbalans in deze regio is groot, groter dan elders in het land. Het zal voor het “ommeland” niet mogelijk zijn de volledige behoefte aan sociale woningbouw te accomoderen. Ook in de stad zal sociale woningbouw nodig blijven. De heer Van de Vlist vraagt op welke wijze de regierol van de stadsregio vormgegeven gaat worden. De heer Van der Vlist besluit met de constatering dat woningzoekenden in àlle regiogemeenten te weinig aan bod komen. Leidraad voor het handelen moet zijn dat de gehèle regio er beter van wordt. De heer Van der Kooij is het eens met de in Elk zijn deel aangedragen oplossingsrichting. De voorzet die in de nota wordt gegeven zal in de definitieve verstedelijkingsafspraken terecht moeten komen alsmede in RR2020. De heer Van der Kooij meent dat ook de toewijzingsregels in de woonruimteverdeling bij de verdere uitwerking van Elk zijn deel betrokken moeten worden. Wellicht moet voor delen van woningvoorraad specifieke toewijzingsregels gehanteerd worden. De heer Dobbelaere roept op om op basis van objectieve gegevens naar de opbouw van de woningvoorraad te kijken: hoe groot is de sociale voorraad in een gemeente eigenlijk? Het debat moet gevoerd worden op basis van deze cijfers en dient los te staan van de discussie over de wenselijkheid van een spreidingsbeleid. De voorzitter geeft aan in algemene zin op de inbreng uit de commissie te willen reageren. De relatie van Elk zijn deel met andere beleidsterreinen en het juridisch instrumentarium moeten nader uitgewerkt worden. In eerste instantie is vooral gepoogd een denklijn weer te geven. Bedoeling is dat het niet bij een visie blijft maar dat die visie ook tot uitvoering wordt gebracht. Daarom worden Elk zijn deel en het regionaal budgethouderschap ISV aan elkaar gekoppeld. Teneinde een nuance in de discussie over het spreidingsbeleid aan te brengen en karikaturen te doorbreken heeft het dagelijks bestuur bewust gekozen voor het zoeken van de publiciteit. Daarbij is het niet zo dat regionale solidariteit niet bestond; die is altijd al geweest. De resultaten uit het Woningbehoefteonderzoek 2002 zijn niet in de nota verwerkt. Bezien zal worden of dit nog tot aanpassingen moet leiden. De nota biedt voor restrictieve gemeenten een opening om meer woningen te mogen bouwen. Voor de eigen, lokale behoefte maar ook om een toegevoegde waarde voor de gehele regio te realiseren. In dat verband is bijvoorbeeld de verkoop van sociale woningen in Westvoorne niet gewenst. In reactie op de laatste opmerking van de voorzitter merkt mevrouw Kreukniet op dat het verkopen van huurwoningen niet automatisch tot gevolg heeft dat die woningen niet meer tot de sociale woningvoorraad behoren. De voorzitter ervaart de reactie van Spijkenisse als positief, hoewel er mogelijk enige spanning bestaat tussen het beleid van Spijkenisse en de voornemens van de stadsregio. Een nader gesprek zou dat duidelijk kunnen maken. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de stadsregio goed beleid wil frustreren, maar wellicht is een aanvulling mogelijk. De voorzitter heeft oog voor de specifieke situatie van Rozenburg. Het is een dorp met de karakteristiek van een stad waar het de woningvoorraad betreft. Rozenburg dient derhalve ontzien te worden. De voorzitter zou graag nader van gedachten wisselen met Hellevoetsluis. Hem bekruipt het gevoel dat de aanpak in Hellevoetsluis grotere overeenkomsten heeft met hetgeen in Elk zijn deel wordt voorgesteld dan dat men hier doet voorkomen. Aan de regionale prestatieafspraken tussen Maaskoepel en stadsregio wordt momenteel gewerkt. In de volgende commissievergadering zal een voorstel voor een nieuw woonruimteverdelingsstelsel gepresenteerd worden. Veel zaken moeten de komende tijd nader uitgewerkt worden. Duidelijk moet worden wat een en ander betekent voor gemeenten. Daarbij is het uitdrukkelijk niet de bedoeling gemeenten met extra problemen op te zadelen. Alle gemeenten ondervinden problemen met de woningmarkt. Er moet dus gezocht worden naar oplossingen waarbij lokale problemen worden aangepakt en tegelijkertijd een bijdrage aan regionale doelstellingen Verslag 8 oktober 2003 / PM / 17 november 2003
Pagina 4
geleverd wordt. Er wacht ons dus een enorme klus waarvan het de bedoeling is dat de gehele regio er beter van wordt. Wat betreft de procedure geeft de voorzitter aan moeite te hebben met bespreking in andere commissies. Het gaat hier om het bouwen van woningen en dan hoort het debat daarover in deze commissie gevoerd te worden. In tweede termijn spreekt de heer Dijkman zijn verbazing uit over de conclusie van de voorzitter dat hij een positieve reactie op Elk zijn deel gegeven zou hebben. Hij herhaalt dat Elk zijn deel botst met het huidige beleid van Spijkenisse. Mevrouw Cnossen pleit nogmaals voor bespreking van Elk zijn deel in de commissie Bestuurlijke Zaken. Niet om het debat en de regie bij de commissie WSV weg te halen maar om de discussie te verbreden. De heer Koster wijst nogmaals op het belang om bij de verdere uitwerking aandacht te schenken aan de sociale gevolgen van Elk zijn deel. De heer Keijzer meent dat bij de verdere uitwerking het toewijzingsbeleid en de gevolgen voor de huursubsidie betrokken moet worden. In de richting van de heer Dijkman geeft de voorzitter aan dat hij blijkbaar meer parallellen ziet tussen het beleid van Spijkenisse en dat van de stadsregio dan de heer Dijkman; het woord “botsen” vindt hij in ieder geval veel te zwaar. De stadsregio zal uiteraard herstructureringsplannen die de leefbaarheid in Spijkenisse bevorderen niet tegen gaan werken. De voorzitter stelt nogmaals voor hier bilateraal verder over van gedachten te wisselen. Het is de voorzitter duidelijk dat de nota Elk zijn deel ook consequenties heeft voor andere beleidsterreinen dan het wonen. Bespreking in de commissie Bestuurlijke Zaken zal daarom op enig moment plaatsvinden. 4. Reacties op woonvisie. De heer Den Boef meldt dat vanuit de gemeente Ridderkerk mogelijk nog een reactie op de woonvisie komt. De voorzitter verzoekt gemeenten die alsnog willen reageren op de woonvisie, dit voor 1 november aanstaande te doen. De vergadering neemt kennis van de reacties op de woonvisie en stemt ermee in de analyse van de reacties mee te nemen als uitgangspunt voor het werkplan woonvisie. 5. Verstedelijkingsafspraken. Het voortgangsbericht geeft de stand van zaken in augustus aan. Inmiddels is gebleken dat er niet bezuinigd wordt op de BLS-middelen en dat de definitieve verstedelijkingsafspraken een ander karakter zullen krijgen: minder onderwerpen maar wel concreter, met nadruk op woningproductie en met “premie op prestatie” als uitgangspunt. Onduidelijk is nog of en hoe de ministeries van V&W en LNV bij de verstedelijkingsafspraken betrokken zullen zijn. De stadsregio heeft zijn “ huiswerk” gedaan en wil de onderhandelingen starten. De heer Dobbelaere geeft aan dat particulier opdrachtgeverschap een afzonderlijk traject wordt maar dat de afspraak uit het intentiedocument om eenderde van het aantal woningen in particulier opdrachtgeverschap te realiseren overeind blijft. Voorts deelt de heer Dobbelaere mede dat op diverse locaties in den lande “aanjaagteams” successen behalen met het weer op gang brengen van de woningproductie. In overleg met de stadsregio zal een locatie in de regio worden voorgedragen. De vergadering neemt kennis van de stand van zaken omtrent de verstedelijkingsafspraken. 6.
Voortgangsrapportage en taakstelling statushouders. De vergadering neemt kennis van de voortgangsrapportage taakstelling statushouders eerste helft 2003.
7. Notitie prijsklassengrenzen sociaal en middelduur. Naar aanleiding van de notitie over de prijsklassengrenzen wordt geconstateerd dat het wenselijk is bij de verstedelijkingsafspraken helder voor ogen te hebben wat onder sociale koopwoningen moet worden verstaan.
Verslag 8 oktober 2003 / PM / 17 november 2003
Pagina 5
De vergadering neemt kennis van de notitie “Prijsklassengrenzen sociaal en middelduur”. 8. Rondvraag. Mevrouw Cnossen deelt mede dat de protesten tegen het beëindigen van de Verfijningsuitkering een positief resultaat hebben opgeleverd. Niet alleen komt er een opvolger van de regeling, ook wordt bouwgemeenten meer tijd gegund. De heer Van Hulst voegt hier aan toe dat dit ook gunstig is de stadsregio omdat 10% van de Verfijningsbijdrage naar het Omslagfonds vloeit. De voorzitter sluit de vergadering.
Verslag 8 oktober 2003 / PM / 17 november 2003
Pagina 6
Commissie WSV Vergadering 26 november 2003 Agendapunt 3 Onderwerp: Vervolg discussienotitie Elk Zijn Deel en de relatie met andere dossiers
Bijlage: notitie "De samenhang der dingen" Toelichting: Met tevredenheid kan terug worden gekeken op de bijval van commissieleden en portefeuillehouders, alsmede van vertegenwoordigers van het ministerie van VROM, provincie en Maaskoepel tijdens de commissievergadering WSV van 8 oktober jl. Verheugend is tevens dat de notitie Elk Zijn Deel ruime aandacht en een positieve pers heeft gekregen in de regionale en landelijke media. Het komt er nu evenwel op aan om de in de notitie geformuleerde denkrichting te concretiseren en te vertalen naar de lokale context. In bijgaande notitie "De samenhang der dingen" wordt geschetst welk vervolgtraject ons voor ogen staat bij de uitwerking van Elk Zijn Deel. Tevens wordt de relatie aangegeven met zes andere dossiers, te weten Regionale Woonvisie, Verstedelijkingsafspraken en RKBS, ISV-budgethouderschap, Visie Stedelijke Vernieuwing, Regionale Prestatieafspraken en Woonruimteverdeling. Kort samengevat wordt voorgesteld om Elk Zijn Deel als volgt te concretiseren. Elk Zijn Deel concentreert zich op de sturingsmogelijkheden aan de aanbodzijde van de woningmarkt. De nadruk ligt hierbij op het waar nodig behouden van de goedkope huurwoningvoorraad en het 'spiegelbeeldig' bouwen. Tabel 3 in Elk Zijn Deel biedt een aanzet voor de uitwerking in een zogenaamd Regionaal Koop-, Bouw- en Sloopscenario (RKBS). De opvolger van het Vinex-woningbouwscenario is hiermee breder van samenstelling: niet alleen wordt een zorgvuldige regionale afstemming wenselijk geacht van de woningbouwproductie, ook is een gedegen regie nodig op wijzigingen in de woningvoorraad (als gevolg van onttrekkingen, verkoop, herstructurering). Het RKBS heeft een meerledige functie: naast een uitwerking van de principes van Elk Zijn Deel vormt het een uitwerking van delen van de Regionale Woonvisie alsmede een toedeling naar afzonderlijke gemeenten van de regionale taakstelling die volgt uit de definitieve Verstedelijkingsafspraken met de minister van VROM. Het RKBS zal in nauw overleg met de regiogemeenten tot stand worden gebracht. Zoals in Elk Zijn Deel aangegeven, is het uiteindelijk doel te komen tot een realistische opgave die past bij de omvang en karakteristiek van die gemeente. Ondersteuning door middel van een financieel instrumentarium (met een juridische basis in de vorm van o.a. de benodigde verordeningen) is hierbij onontbeerlijk. Naast inzet van de gebruikelijke regionale BLS-middelen, is regionalisering van het ISV-budget een logische stap. Dit laatste stelt eisen aan een zorgvuldige verdeling van de ISV-middelen die in zijn totaliteit ter beschikking komen. Een beleidsmatige basis zal worden gelegd in een actuele regionale Visie Stedelijke Vernieuwing. Vanzelfsprekend zal bij de nadere uitwerking van het gedelegeerd ISV-budgethouderschap nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de formele verantwoordelijkheden en positie van de rechtstreekse gemeenten en de provincie. Een en ander vergt ook nog intensief bestuurlijk overleg. Niet onbelangrijk bij de concretisering is de betrokkenheid van de corporaties. Dit krijgt gestalte in de vorm van een convenant Regionale Prestatieafspraken. Het nieuwe woonruimteverdelingsregime wordt beschouwd als onlosmakelijk onderdeel van dit convenant. In de bijlage wordt tevens aangegeven in hoeverre de afzonderlijke dossiers een onderlinge afhankelijkheid vertonen. Met name valt op dat er een sterke samenhang is tussen de uitwerking van de Verstedelijkingsafspraken in het RKBS en de uitwerking van het BLS- en ISV-instrumentarium. Ook een tijdige ontwikkeling van een regionale Visie Stedelijke Vernieuwing is wenselijk. vervolg EZD/TW/17nov03
Pagina 1
Verdere procedure: Gedurende de maanden november en december 2003 zal een inventarisatieronde gehouden worden langs de regiogemeenten. De bedoeling is de in het najaar van 2002 opgehaalde gegevens te actualiseren en waar nodig aan te vullen. Ondertussen zal een proefversie van het RKBS-scenario worden ontwikkeld. In januari/februari 2004 kan dan een proefopstelling van het RKBS gepresenteerd worden in de commissie WSV. Hiermee kan inzichtelijk worden gemaakt hoe de grondprincipes van Elk Zijn Deel en de 'definitieve' Verstedelijkingsafspraken in de praktijk uitwerken.
Gevraagde beslissing: 1. In te stemmen met de voorgestelde aanpak; 2. Kennis nemen van de bijgevoegde notitie "De samenhang der dingen".
vervolg EZD/TW/17nov03
Pagina 2
De samenhang der dingen
Uitwerking Elk Zijn Deel in samenhang met andere regiodossiers Inleiding De discussienotitie Elk Zijn Deel is goed ontvangen. Over het algemeen kan het Dagelijks Bestuur rekenen op een brede steun bij de in de notitie geformuleerde denkrichting. Wel is gevraagd bij de uitwerking nadrukkelijk aandacht te besteden aan de lokale omstandigheden. Voorts is gewezen op het belang om ook het financiële aspect mee te nemen bij de uitwerking en de uitwerking in een bredere context te plaatsen. Het gaat om een breed maatschappelijk probleem. De oplossing ligt niet alleen in sturing van het aanbod, maar ook zal aandacht moeten zijn voor het woonruimteverdelingsvraagstuk en de rol van met name de woningcorporaties, als belangrijke partners bij aanbod-, vraag- en verdelingsvraagstukken. Hierna wordt geschetst op welke wijze ons de nadere concretisering van Elk Zijn Deel voor ogen staat en hoe sterk de relatie is met andere dossiers. Kernboodschap Elk Zijn Deel Uiteindelijk doel van Elk Zijn Deel is de herstructureringsambities waar te kunnen maken, de concentratie van lage inkomensgroepen en kansarmen te verminderen en de leefbaarheid te verbeteren. Bovenal gaat het om de erkenning dat de grootstedelijke problematiek gemeentegrens-overschrijdend is, ons allen derhalve aangaat en de regiogemeenten stuk voor stuk de bereidheid uitspreken om elk hun bijdrage aan de oplossing te leveren. Voorgestelde oplossingsrichting Elk Zijn Deel is gepresenteerd als uitwerking van de eerste twee agendapunten uit de regionale woonvisie: "Ruimte voor herstructurering" en "Beschikbaarheid van de goedkope voorraad". De oplossingsrichting in Elk Zijn Deel beperkt zich vooralsnog dan ook tot maatregelen gericht op het al dan niet behouden van de goedkope huurwoningvoorraad en het advies om 'spiegelbeeldig' te bouwen. Elk Zijn Deel geeft op het eind een beleidsrichting aan door in tabel 3 drie categorieën gemeenten te onderscheiden en voor elk van deze categorieën een beleidsrichting aan te duiden. De beleidsrichting voor elk van deze drie categorieën vereist een nadere concretisering in een zogenaamd Regionaal Koop, Bouw- en Sloopscenario (RKBS). Aangezien de uitwerking niet beperkt kan blijven tot dit RKBS, wordt het RKBS in een bredere context geplaatst. Centraal bij de uitwerking staat de nadere concretisering van de Verstedelijkingsafspraken. Het RKBS vormt in feite de nadere uitwerking en toedeling naar afzonderlijke gemeenten van de regionale taakstelling die volgt uit de definitieve Verstedelijkingsafspraken, die begin 2004 met de minister van VROM zullen worden vastgelegd. Verstedelijkingsafspraken/RKBS behoeven ondersteuning met een financieel-juridisch instrurmentarium: de verdeelsystematiek van regionale BLS- en ISVmiddelen. Voorts is een strategische inzet van het woonruimteverdelingsinstrumentarium gewenst. Wij stellen ons voor dat de verstedelijkingsafspraken met het Rijk en de uitwerking hiervan in afspraken met de achttien regiogemeenten uiteindelijk hun vertaalslag zullen krijgen in prestatie-afspraken met de corporaties op regionaal en lokaal niveau. De nadere uitwerking In de bijlagen wordt aan de hand van een aantal vaste rubrieken een omschrijving gegeven van de inhoud van het onderwerp, het doel van de activiteit en de mate van samenhang met andere dossiers. Tevens is een voorlopige planning per dossier aangegeven. Nadrukkelijk zij hierbij vermeld dat het een eerste aanzet betreft. De werkzaamheden voor 2004 zullen in overleg met de diverse betrokken partijen preciezer uitgelijnd moeten worden. Voorts is gepoogd de onderlinge samenhang te verbeelden aan de hand van een schema. Wat opvalt is dat er vooral een sterke samenhang is tussen de uitwerking van de Verstedelijkingsafspraken in het RKBS en de uitwerking van het BLS- en ISV-instrumentarium. Weliswaar kunnen deze drie dossiers welke ieder hun specifieke deskundigheid vereisen zelfstandig uitgewerkt worden, doch wel van belang is om de uitwerking goed in de tijd uit te lijnen. Er is immers een sterke onderlinge verwevenheid omtrent de taakstelling per gemeente die voortvloeit uit het RKBS en de mogelijkheid om deze taakstelling uiteindelijk daadwerkelijk te realiseren. Ook een tijdige ontwikkeling van een regionale Visie Stedelijke Vernieuwing is wenselijk om over een actueel eigen beleidskader te kunnen beschikken voor de definitieve toedeling van ISV-middelen. Om te voorkomen dat het herstructureringsproces vertraagd wordt, is een overgangsmaatregel noodzakelijk. Voor een beleidsmatige basis kan vooralsnog gebruik worden gemaakt van bestaand materiaal ( provinciaal beleidskader, visies rechtstreekse gemeenten, eigen 'Middelkoopvisie', e.d.). De overige dossiers kunnen betrekkelijk zelfstandig ontwikkeld worden.
1
Uitwerking Verstedelijkingsafspraken: Het Regionaal Koop-, Bouw- en Sloop-scenario Waar gaat het over? Het RKBS-scenario is: • het model waarin [in eerste instantie] het planaanbod productie en sloop (en verkoop) in/van afzonderlijke gemeenten wordt geregistreerd teneinde het bod voor de definitieve Verstedelijkingsafspraken verder te onderbouwen en preciseren; • de uitwerking van de principes van de discussienotitie Elk Zijn Deel; • de uitwerking van delen van de Regionale Woonvisie (Toekomst van de goedkope voorraad; Ruimte voor herstructurering; Wonen voor ouderen; Starters op de woningmarkt etc.); • de toedeling naar afzonderlijke gemeenten van de regionale taakstelling die volgt uit de definitieve Verstedelijkingsafspraken; • de opvolger van het woningbouwscenario; • het model waarmee jaarlijks de voortgang van productie, sloop en verkoop huurwoningen kan worden gevolgd (monitoring), teneinde daarover aan de stadsregio, de afzonderlijke gemeenten, het rijk en de provincie te kunnen rapporteren. Wat willen we ermee bereiken? Met het formuleren en hanteren van het RKBS-scenario kan worden bereikt: • dat de principes van de discussienotitie Elk Zijn Deel worden geconcretiseerd in aantallen en tijdpad; dit kan bestaande zorg en potentiële weerstand van vertegenwoordigers van gemeenten en andere partijen wegnemen; • dat de stadsregio met een goed onderbouwd bod de onderhandelingen kan ingaan met de minister van VROM met het oog op de definitieve Verstedelijkingsafspraken; • dat er een verdeelsleutel voor de regionale taakstelling (vanuit de definitieve Verstedelijkingsafspraken) beschikbaar komt waarmee tevens jaarlijks de voortgang kan worden bijgehouden; • dat er een inzichtelijk sturingsinstrument voor de stadsregio beschikbaar komt waarmee tussentijds taakstellingen kunnen worden aangepast; • dat de ruimtelijke claim voor wonen binnen het RR2020 per afzonderlijke gemeente en regionaal opgeteld beter wordt onderbouwd. Wat is de relatie met andere dossiers? Wat kan separaat en wat niet? ♦ Met het RKBS-scenario wordt vorm en inkadering gegeven aan delen van de Regionale Woonvisie; het aanstaande Werkplan/Uitvoeringsprogramma Regionale Woonvisie moet sporen met de aantallen en het tijdpad van het RKBS-scenario maar kan vervolgens separaat worden ontwikkeld, zeker waar het gaat om agendapunten en regioprojecten die geen rol spelen in het RKBS-scenario. ♦ Met het RKBS-scenario worden uitspraken gedaan over de productie, sloop en verkoop van goedkope/sociale huurwoningen; de regionale taakstellingen moeten sporen met de Regionale Prestatieafspraken tussen Stadsregio en Maaskoepel. Hoewel separaat opgeroeid komt het er uiteindelijk op neer dat de Maaskoepel met behulp van de RPA wordt gecommitteerd aan het RKBS-scenario en daarmee aan de definitieve Verstedelijkingsafspraken. ♦ De inzet van BLS- en ISV-middelen vormt de financiële component van de taakstellingen aan afzonderlijke gemeenten; het RKBS-scenario zal moeten worden voorzien van een financieel instrumentarium, volgend èn beïnvloedend. ♦ De nieuwe woonruimteverdeling kan behulpzaam zijn om een deel van de zorg en de weerstand bij enkele gemeenten weg te nemen om de verschillende beleidsrichtingen te accepteren die in Elk Zijn Deel zijn geformuleerd en via het RKBS-scenario worden geconcretiseerd; ♦ De Visie Stedelijke Vernieuwing is te beschouwen als een regionaal toetsingskader voor de stedelijke vernieuwing in de regio en de afzonderlijke gemeenten, waarmee de verdeling van ISV-middelen (gedelegeerd ISV-budgethouderschap) wordt onderbouwd (zie ook 3. de inzet van BLS- en ISV-middelen). Gelet op de tijdsvolgorde (eerst het RKBS-scenario, dan de VSV), zal de Visie Stedelijke Vernieuwing een latere overkoepeling vormen van het RKBS-scenario (separaat op te bouwen met inachtneming van de inhoud van het RKBS-scenario). Bij herijking van de Verstedelijkingsafspraken/het RKBS-scenario (in 2006?) kan worden geprobeerd het toetsingskader van de Visie Stedelijke Vernieuwing te hanteren ten behoeve van de bijstelling van aantallen, soorten woningen, locaties en tempo.
2
Welke tijdsplanning voor het (bestuurlijk) traject? November en december 2003 Halverwege tot eind december 2003 Begin januari 2004
• • • • •
Januari 2004
• • • •
Januari/februari 2004
• •
Maart of later in 2004 [onzekere factor is het tijdschema van minVROM]
• • • •
April/mei of nog later?
• • •
Inventarisatieronde langs regiogemeenten Ontwerp van rekenmodel RKBS-scenario Vulling van RKBS-scenario Presentatie van proefopstelling RKBS-scenario Ambtelijke afronding van proefopstelling RKBS-scenario richting presentatie aan portefeuillehouder Aanbieden van proefopstelling RKBS-scenario aan portefeuillehouder Discussie over verder hanteren van proefopstelling richting regiobestuurders Discussie over bod (nadere onderbouwing ervan) aan minVROM i.h.k.v. de definitieve Verstedelijkingsafspraken Afronding richting presentatie van proefopstelling RKBSscenario aan regiocommissie Behandeling van proefopstelling in regiocommissie Bod aan minVROM i.h.k.v. de definitieve Verstedelijkingsafspraken Vastleggen van definitieve Verstedelijkingsafspraken Toedeling van regionale taakstelling uit definitieve Verstedelijkingsafspraken aan afzonderlijke gemeenten via definitief RKBS-scenario Aanbieden aan portefeuillehouder van definitieve RKBS-scenario Afronding richting presentatie van definitieve RKBSscenario aan regiocommissie bestuurlijk overleg met regiogemeenten Behandeling van definitief RKBS-scenario in regiocommissie Vaststelling definitief RKBS-scenario in Regioraad
3
Verstedelijkingsafspraken: Het financieel Instrumentarium (BLS en ISV) Waar gaat het over? Het BLS (Besluit Locatiegebonden Subsidies): ♦ is de Rijksregeling, op basis waarvan jaarlijks aan de stadsregio rechtstreeks bijdragen worden verstrekt ter afdekking (gedeeltelijk) van tekorten in de grondexploitatie bij de uitvoering van de verstedelijkingsopgave (Vinex en Vinac); ♦ ligt ten grondslag aan de regionale uitwerking in het zogenaamde Vinex-grondkostenfonds en het Omslagfonds; ten behoeve van de verstedelijkingsopgave na 2005 is een adequate opvolger van beide fondsen noodzakelijk; Het ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing): ♦ biedt van rijkswege financiële steun ten behoeve van fysieke ingrepen in de woon- en leefomgeving; ♦ is een brede doeluitkering voor stedelijke vernieuwing op het gebied van wonen, ruimte, milieu, cultuurhistorie en grootschalig groen in de stad; ♦ voorziet in rechtstreekse toekenning van de middelen voor stedelijke vernieuwing aan provincies voor de zogenaamde niet-rechtstreekse gemeenten, en voor het overige rechtstreeks aan de dertig grote steden in ons land; in onze regio gaat het om Schiedam en Rotterdam. In het kader van de Wgr-plusdiscussie is met de provincie een akkoord gesloten over de bestuurlijke samenwerking. Met betrekking tot het ISV-budgethouderschap hebben GS en DB gekozen voor één gedelegeerd budgethouderschap: de inzet is dat het budgethouderschap door de rechtstreekse gemeenten en provincie gedelegeerd wordt aan de stadsregio. Het spreekt voor zich dat hiervoor nog het nodige bestuurlijke overleg, gevolgd door besluitvorming in de algemene besturen (PS, gemeenteraden en regioraad) moet plaatsvinden. Wat willen we ermee bereiken? Met zowel het BLS als het ISV kan worden bereikt: ♦ dat beide geldstromen daar kunnen worden ingezet waar zij naar verwachting de meest effectieve bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen die aan Elk Zijn Deel ten grondslag liggen; ♦ dat de taakstelling zoals wordt vastgelegd in de definitieve Verstedelijkingsafspraken kan worden gerealiseeerd; ♦ dat gemeenten financieel ondersteund worden in de afspraken c.q. projectovereenkomsten die zij sluiten met marktpartijen, de corporaties in het bijzonder. Wat is de onderlinge relatie en de relatie met andere dossiers? Wat kan separaat en wat niet? ♦ Het BLS is onlosmakelijk verbonden met de uitwerking van de definitieve Verstedelijkingsafspraken met de minister van VROM; op basis van deze definitieve afspraken kan de vertaalslag richting individuele gemeenten vorm krijgen door middel van het RKBS. ♦ Aan de uitkomst van de definitieve BLS-bijdrage aan de stadsregio voor de periode 2005-2010 kan vervolgens invulling worden gegeven aan de noodzakelijk geachte bijdrage van gemeenten aan de opvolger van het Vinexgrondkostenfonds en Omslagfonds. ♦ Los van de omvang van de noodzakelijk geachte BLS-bijdragen van zowel Rijk als gemeenten, kan de discussie worden voortgezet omtrent de te hanteren methodiek (inrichtingseisen m.b.t. opvolging grondkostenfonds en omslagfonds, ontwikkeling criteria voor toekenning bijdrage, enz). ♦ De uitwerking van de BLS-systematiek kan geheel onafhankelijk plaats vinden van de uitwerking van het gedelegeerd ISV-budgethouderschap. Wel is het wenselijk om de mogelijkheid te onderzoeken om uiteindelijk één geïntegreerde bijdrage toe te kennen aan een bepaald herstructureringsproject; door het toenemend belang van herstructurering en het accent op binnenstedelijk bouwen vervaagt immers het onderscheid tussen vervangende nieuwbouw en woningbouw gericht op uitbreiding van de voorraad. ♦ De inzet van BLS- en ISV-middelen vormt de financiële component van de taakstellingen aan afzonderlijke gemeenten; het RKBS-scenario zal moeten worden voorzien van een financieel instrumentarium, volgend èn beïnvloedend. ♦ Bij het ontwikkelen van criteria voor de toekenning van zowel BLS- als ISV-middelen is een strategische inzet van het nieuwe woonruimteverdelingsinstrumentarium denkbaar ("voor wat, hoort wat"). Dit is tevens een aandachtspunt bij de afronding van de Regionale Prestatieafspraken. ♦ De Visie Stedelijke Vernieuwing is te beschouwen als een regionaal toetsingskader voor de stedelijke vernieuwing in de regio en de afzonderlijke gemeenten, waarmee de verdeling van de ISV-middelen wordt onderbouwd. Gelet op de tijdsvolgorde (eerst het RKBS-scenario, dan de VSV), zal de Visie Stedelijke Vernieuwing een latere overkoepeling vormen van het RKBS-scenario (separaat op te bouwen met inachtneming van de inhoud van het RKBS-scenario). Bij herijking van de Verstedelijkingsafspraken/het RKBS-scenario (in 2006?) kan worden geprobeerd het toetsingskader van de Visie Stedelijke Vernieuwing te hanteren ten behoeve van de bijstelling van aantallen, soorten woningen, locaties en tempo.
4
Welke tijdsplanning voor het (bestuurlijk) traject? november en december 2003
♦ ♦ ♦
januari/februari 2004
♦ ♦ ♦
maart/april 2004
♦ ♦ ♦
vanaf april t/m/ oktober 2003
♦ ♦ ♦ ♦
uitwerking opvolger grondkostenfonds en omslagfonds i.s.m. expertteam uitvoeringsstrategie regionaal-strat. projecten bestuurlijk overleg met provincie, Schiedam en Rotterdam ter voorbereiding van een vernieuwd convenant ISV voorbereiding plan van aanpak uitwerking ISVbudgethouderschap aanbieden van resultaat besprekingen met provincie en Schiedam en Rotterdam inzake gedelegeerd ISVbudgethouderschap aan DB en commissie WSV vaststelling Plan van Aanpak ISV-budgethouderschap in DB ondertekening convenant ISV inzake gedelegeerd ISVbudgethouderschap vaststelling definitieve Verstedelijkingsafspraken (?) vaststelling definitief regionaal ISV2-budget besluitvorming in algemene besturen m.b.t. delegatie van ISV-budgethouderschap aan stadsregio uitwerking verdeelcriteria BLS en ISV2-middelen bepalen indicatieve ISV-budgetten ontwikkelen subsidieverordeningen zie verder ook planning Visie SV (nog nader uit te werken)
5
Uitwerking Regionale Woonvisie (UWV) Waar gaat het over? ♦ Bij de uitwerking van de Regionale Woonvisie gaat het om een uitwerking in een programma van de in de woonvisie omschreven beleidsdiscussiepunten (Agenda) en projecten. ♦ Dat zal resulteren in een "uitvoeringsprogramma" waar de 6 agendapunten en 6 regioprojecten in de tijd worden gezet, de eerst aan bod komende punten met concrete mijlpalen en tussenresultaten. ♦ Te verwachten is dat de agendapunten 1 (ruimte voor stedelijke vernieuwing) en 2 (beschikbaarheid van de goedkope voorraad) hoog op de lijst staan. ♦ Benadrukt wordt dat de woonvisie een bundel ideeën en suggesties is van op zichzelf autonome ontwikkelingen. De woonvisie kanaliseert ontwikkelingen en biedt de stadsregio de mogelijkheid om accenten aan te brengen welke ontwikkelingen gestimuleerd dan wel vrijgelaten moeten / kunnen worden. Wat willen we hiermee bereiken? ♦ Dat op diverse plekken in de regio woningbouwprojecten worden gerealiseerd die een impuls geven aan economische vitaliteit, imago, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de regio ♦ Dat de doelen en ideeën uit de woonvisie levend blijven in discussies en projectvoorstellen ♦ Dat andere partijen (initiatiefnemers, hogere overheden) zodanig betrokken raken bij het bouwen in de stadsregio dat ook zij hun bijdrage (in de vorm van investeringen, programma's, subsidies) leveren bij het mitigeren van de grootstedelijke problematiek . Wat is de relatie met andere dossiers? Wat kan separaat en wat niet? ♦ De Regionale Prestatie-afspraken (RPA) geven invulling aan delen van de Regionale Woonvisie; in abstracte zin zijn de doelen en activiteiten die in de woonvisie zijn beschreven in de RPA opgenomen. Het uitvoeringsprogramma Woonvisie zal – als gevolg van de abstractie van de RPAnauwelijks interfereren met het vervolg van de te ondertekenen RPA. De Woonvisie kan dan ook los van het RPA worden ontwikkeld. ♦ Het Uitvoeringsprogramma van de Woonvisie kan zelfstandig worden ontwikkeld. Er is geen afhankelijkheidsrelatie met de uitwerking van BLS en ISV. ♦ Woonruimteverdeling: een overeenkomst en aanpassing van de Huisvestingsrichtlijn is in de maak. Vormt in feite een inhoudelijke uitwerking van agendapunt 2 (goedkope voorraad), maar ook aan ouderenhuisvesting en starters zal aandacht worden besteed. Bij het huidige tijdschema van het dossier woonruimteverdeling zal er geen interferentie zijn. Wel zal naderhand bezien moeten worden in hoeverre de nieuwe systematiek voldoende toegespitst is op de "voor wat, hoort wat"filosofie bij de uitwerking van de Verstedelijkingsafspraken (RKBS en BLS-/ISV-systematiek) ♦ het uitvoeringsprogramma Woonvisie moet sporen met de aantallen in het RKBS; dat kan mogelijk vooral voor regioprojecten die tot productie van enige omvang leiden (starters- en ouderenwoningen) enige wrijving geven; voor de agendapunten en overige regioprojecten geldt dat – vanwege de kleine aantallen – veel minder. De bestuurlijke behandeling van het RKBS en de ontwikkeling van het UWV zullen zeker gelijk op lopen. ♦ De Visie SV schetst de regionale visie ten aanzien van de gewenste stedelijke vernieuwing, die – bij een regionaal budgethouderschap – onder andere zou moeten landen in een subsidieregeling. Het vormt als het ware de pizzabodem waarop transformatieprogramma's kunnen worden gebouwd. Gelet op het tijdpad van de Visie SV (eind december 2004 concept gereed) is een interactie tussen de inhoud van het – iets voorlopende - uitvoeringsprogramma Woonvisie en Visie SV zeer goed denkbaar. Welke tijdsplanning voor het (bestuurlijk) traject? januari 2004
♦
maart 2004
♦
direct voor of na de zomer 2004
♦
commissie WSV: besluitvorming omtrent de mate en wijze van betrokkenheid van de stadsregio met de 12 agenda- en projectpunten agendering eerste outline van een uitvoeringsprogramma Woonvisie in cie WSV vaststelling uitvoeringsprogramma in regioraad en startschot een of meer pilots
6
Woonruimteverdeling Waar gaat het over? ♦ regionaal stelsel voor woonruimteverdeling in de vorm van door gemeenten en corporaties te ondertekenen overeenkomst, inclusief een aanpassing van de stadsregionale richtlijn, met als uitgangspunt dat zo weinig mogelijk regels gelden en waarbij het herstructureringsproces maximaal wordt ondersteund. ♦ de achterliggende idee is dat de overheid steeds minder wil en kan sturen, en dat corporaties hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en daartoe ook in de gelegenheid moeten worden gesteld. Wat willen we hiermee bereiken? ♦ een rechtvaardige verdeling van de beschikbaar komende woningen; ♦ de positie van starters verbeteren ♦ herstructureringsprocessen faciliteren; ♦ Waarborgen van minimumeisen van rechtvaardigheid voor woningzoekenden en ondersteuning van woningmarktprocessen in de regio. Wat is de relatie met andere dossiers? Wat kan separaat en wat niet? ♦ De relatie met de Regionale Woonvisie: in de agendapunten 1 en 2 worden vingerwijzigingen gegeven voor de woonruimteverdeling; denkbaar is dat die opmerkingen in het uitvoeringsplan Woonvisie zullen landen en daarna (na zomer 2004) tot een discussie leiden over verdere aanpassing van de woonruimteverdeling; Vooralsnog kan uitwerking van beide separaat plaatsvinden; ♦ de Regionale Prestatie-afspraken omvatten parapluformules voor de Overeenkomst Woonruimteverdeling en de Huisvestingsrichtlijn; inhoudelijk sporen deze trajecten en procedureel is er momenteel geen knelpunt. Indien echter in de besluitvorming sterke afwijkingen van de huidige voorstellen ontstaan, hetzij in de RPA, hetzij in de WRV, zouden deze sporen ook procedureel kunnen gaan conflicteren. ♦ Met betrekking tot het RKBS en de uitwerking van de BLS en ISV-systematiek bestaat geen afhankelijkheidsrelatie, Wel zal naderhand bezien moeten worden in hoeverre de nieuwe woonruimteverdelingssystematiek voldoende toegespitst is op de "voor wat, hoort wat"-filosofie; ♦ Visie SV: mogelijk ontstaan in de in 2004 op te stellen visie SV noties over woonruimteverdeling. Dat is het komend half jaar evenwel nog niet aan de orde. Welke tijdsplanning voor het (bestuurlijk) traject? Voorlopig ziet de planning er als volgt uit: 26 november 2003 en 28 januari 2004 11 februari 2004 voor 1 mei 2004 4 februari 2004 4 februari t/m 4 mei 2004 16 juni 2004 23 juni 2004
Overeenkomst WRV in cie WSV ♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦
Vaststelling Overeenkomst WRV in DB ondertekening door betrokken partijen definitief voorlopige vaststelling Huisvestingsrichtlijn in regioraad commentaarperiode gemeenten advisering commissie WSV definitieve vaststelling Huisvestingsrichtlijn in regioraad
7
De Visie Stedelijke Vernieuwing (VSV) Waar gaat het over? De Visie Stedelijke Vernieuwing is: • het regionaal toetsingskader [of de onderbouwing ervan] voor de toedeling van gelden uit het bestaande regionaal ISV-fonds èn het gedelegeerd ISV-2-budget, aan gemeenten, corporaties en andere actoren; • de basis voor de verantwoording naar rijk en provincie (en Rotterdam en Schiedam) van de beoogde en gerealiseerde besteding van ISV-2-middelen; • de argumentatie die ten grondslag ligt aan een (nieuwe) verordening Stedelijke Vernieuwing. Wat willen we ermee bereiken? Met het formuleren van een Visie Stedelijke Vernieuwing 2005 - 2010 kan worden bereikt: • helderheid over de optimale inzet van ISV-2-middelen die door het rijk, de provincie, Rotterdam en Schiedam beschikbaar worden gesteld aan de stadsregio als gedelegeerd budgethouder, in combinatie met andere financiële middelen waaronder het regionale ISV-fonds (gevoed uit deel van rentebaten BWS); • een financiële vertaling (of inkadering daarvan) voor de uitwerking van o.a. de principes van Elk Zijn Deel (waar is inzet van het laatste miljoen het meest effectief?); • acceptatie door beide rechtstreekse ISV-gemeenten en de andere 16 gemeenten in de regio van het regionaal, gedelegeerd budgethouderschap; Wat is de relatie met andere dossiers? Wat kan separaat en wat niet? ♦ Met de Visie Stedelijke Vernieuwing wordt ook uitvoering gegeven aan delen van de Regionale Woonvisie; als de Visie Stedelijke Vernieuwing een toetsingskader vormt voor de toedeling van (ISV-)middelen, dan kan dit kader/deze Visie ondersteunend werken voor diverse agendapunten en regioprojecten uit de Regionale Woonvisie. ♦ Indien in het Convenant RPA afspraken worden gemaakt over de inzet van ISV-2-middelen uit het gedelegeerd budget en/of uit het regionaal ISV-fonds (uit rentebaten BWS), dan zal dit moeten sporen met de Visie Stedelijke Vernieuwing; Gelet op de tijdsvolgorde (eerst het Convenant RPA, dan de Visie Stedelijke Vernieuwing) kan pas later een eventueel effect van de Visie op (een actualisatie van) het Convenant RPA zichtbaar worden, daar waar het de inzet van de Maaskoepel(-corporaties) betreft. ♦ De inzet van BLS- en ISV-middelen heeft veel te maken met de Visie Stedelijke Vernieuwing; de vraag is wel of het verdelingsvraagstuk al ruimschoots zal/moet zijn afgerond, namelijk rond de presentatie van het RKBS-scenario, voordat begonnen kan worden met de ontwikkeling van een Visie Stedelijke Vernieuwing. ♦ De nieuwe woonruimteverdeling lijkt volledig los te staan van het formuleren van een nieuwe Visie Stedelijke Vernieuwing. ♦ Met het RKBS-scenario worden uitspraken gedaan over de productie, sloop en verkoop van goedkope/sociale huurwoningen; aan de regionale/lokale taakstellingen zal een financiële component moeten worden toegevoegd waarvoor een verdeelredenatie gevonden moet worden in de Visie Stedelijke Vernieuwing. Gelet op de tijdsvolgorde lijkt het er veel op dat voor het merendeel der ISV-2-gelden al een richting zal worden aangeduid op het moment dat er nog begonnen moet worden met de formulering van een Visie Stedelijke Vernieuwing. Bezien zal worden in hoeverre het provinciale beleidskader voorlopig als overgangsregime kan gelden.
8
Welke tijdsplanning voor het (bestuurlijk) traject? Maand 1 (maart/april?)
• • •
Maand 2 (april/mei?) Maand 3 t/m maand .. 2004
• •
Maand .. 2004
•
Uiterlijk november 2004
• •
Uiterlijk december 2004
•
Vaststelling definitieve Verstedelijkingsafspraken, inclusief zekerheid over gedelegeerd ISVbudgethouderschap inclusief ingangsdatum Start van offertetraject: helderheid over opdracht voor het ontwikkelen van een Visie Stedelijke Vernieuwing Inventarisatie van mogelijkheden voor extern bureau en begeleidingsteam van dS+V en Stadsregio Opdrachtverlening aan ….. voor ontwikkelen VSV Ontwikkelproces met bestuurlijke consultatiemomenten Invoegen beslismomenten rond administratieve organisatie van budgethouderschap, verordening, verantwoording en controle (wie, wat, wanneer etc.) Behandeling van concept-VSV in staf portefeuillehouder Verwerken van laatste suggesties uit staf in concept-VSV inclusief agendapost Behandeling van concept-VSV in regiocommissie, gevolgd door vaststelling VSV (evt. inclcusief Verordening) in Regioraad
9
Het Convenant Regionale Prestatie-afspraken (RPA) Waar gaat het over? Het Convenant Regionale Prestatieafspraken: • is een uiting van de constructieve en duurzame samenwerking tussen Stadsregio en Maaskoepel; • omvat meerjarige afspraken tussen Stadsregio en Maaskoepel over de medewerking van de Maaskoepel(corporaties) aan de uitvoering van de Regionale Woonvisie, de definitieve Verstedelijkingsafspraken, de principes van de discussienotitie Elk Zijn Deel en het RKBSscenario; • bevat de taakstellingen die door de Maaskoepel worden onderschreven, zoals voortkomend uit de definitieve Verstedelijkingsafspraken; • geeft een overzicht van de verwachtingen over-en-weer tussen Maaskoepel en Stadsregio (en van wat partijen niet van elkaar mogen verwachten); • biedt ook gelegenheid aan niet-Maaskoepel-corporaties om zich te scharen achter de principes van Elk Zijn Deel, de definitieve Verstedelijkingsafspraken en het RKBS-scenario; • heeft een link naar de nieuwe Woonruimteverdeling (een regionale overeenkomst woonruimteverdeling wordt geacht onlosmakelijk deel uit te maken van het convenant). Wat willen we ermee bereiken? Met het formuleren en hanteren van het Convenant Regionale Prestatie-afspraken kan worden bereikt: ♦ zichtbaar commitment van de Maaskoepel(-corporaties) bij het RKBS-scenario; dit kan zowel naar ‘boven’ (= richting het rijk) als naar ‘beneden’ (= richting afzonderlijke gemeenten en corporaties) gunstig uitwerken bij, respectievelijk, de onderhandelingen met de minister van VROM over de definitieve Verstedelijkingsafspraken, enerzijds, en anderzijds de acceptatie door afzonderlijke gemeenten van de toedeling van de regionale taakstellingen uit de definitieve Verstedelijkingsafspraken; ♦ helderheid over de haalbaarheid van onderdelen van de definitieve Verstedelijkingsafspraken en van de Regionale Woonvisie (de onderdelen waarbij de Maaskoepel(-corporaties) een rol gaan spelen); ♦ een (moreel) appèl op de minister van VROM om het regionaal ISV-budgethouderschap ook in financiële zin te ondersteunen; ♦ verduurzaming van de verstandhouding tussen Maaskoepel en stadsregio Rotterdam; Wat is de relatie met andere dossiers? Wat kan separaat en wat niet? ♦ Met het Convenant Regionale Prestatieafspraken wordt uitvoering gegeven aan delen van de Regionale Woonvisie; het aanstaande Werkplan/Uitvoeringsprogramma Regionale Woonvisie zal aan moeten sluiten op afspraken die in (het vervolg op) het Convenant worden opgenomen over het ‘trekkerschap’ van de Maaskoepel of de Stadsregio of gezamenlijk bij de uitvoering van regioprojecten en/of regio-agendapunten uit de Woonvisie. ♦ De inzet van BLS- en ISV-middelen vormt slechts zijdelings een component van het Convenant Regionale Prestatieafspraken: er lijkt te gaan worden afgesproken dat er over-enweer helderheid wordt verschaft over de inzet van financiële middelen; in die zin kan het Convenant worden verder ontwikkeld en getekend voordat helderheid over de financiën ontstaat. ♦ De nieuwe woonruimteverdeling wordt beschouwd als onlosmakelijk onderdeel van het Convenant Regionale Prestatieafspraken; er wordt separaat (maar wel gecoördineerd) aan beide projecten gewerkt waarbij voorkomen wordt dat afspraken onderling strijdig zijn. Het accent ligt bij het Convenant op de algemene beleidsinkadering en overkoepelende aanvullingen, en bij de Regionale Overeenkomst Woonruimteverdeling op de uitvoeringspraktijk. ♦ Met het RKBS-scenario worden uitspraken gedaan over productie, sloop en verkoop van goedkope/sociale huurwoningen; de regionale taakstellingen moeten sporen met de Regionale Prestatieafspraken tussen Stadsregio en Maaskoepel. Hoewel separaat opgeroeid komt het er uiteindelijk op neer dat de Maaskoepel met behulp van de RPA wordt gecommitteerd aan het RKBS-scenario en daarmee aan de definitieve Verstedelijkingsafspraken; ♦ De Visie Stedelijke Vernieuwing is te beschouwen als een regionaal toetsingskader voor de stedelijke vernieuwing in de regio en de afzonderlijke gemeenten, waarmee de verdeling van ISV-middelen (gedelegeerd ISV-budgethouderschap) wordt onderbouwd (zie ook: de inzet van BLS- en ISV-middelen). Gelet op de tijdsvolgorde (eerst het RKBS en het RPA en daarna pas de Visie Stedelijke Vernieuwing) kan pas later een eventueel effect van de Visie op (een actualisatie van) het Convenant RPA zichtbaar worden, daar waar het de inzet van de Maaskoepel(corporaties) betreft. Als overgangsmaatregel is denkbaar om het provinciale beleidskader voorlopig als basis te nemen.
10
Welke tijdsplanning voor het (bestuurlijk) traject? November 2003
• •
December 2003
• •
Januari 2004
• • • •
Januari/februari 2004
• • •
Maart of later in 2004 [onzekere factor is het tijdschema van minVROM]
•
Bespreking voorlopig concept in Regulier overleg MK/SRR 12/11-2003 Verwerking van laatste aanwijzingen/afspraken/compromis-sen in voorlaatste concept-Convenant RPA Bespreking van voorlaatste concept in werkgroep MK/SRR Afronding van voorlaatste concept tot definitief conceptConvenant RPA Consultatie Maaskoepel intern Aanbieden van definitief concept-Convenant RPA aan portefeuillehouder Discussie over bijdrage vanuit Convenant aan bod (nadere onderbouwing ervan) aan minVROM i.h.k.v. de definitieve Verstedelijkingsafspraken Afronding richting presentatie van definitief conceptConvenant aan regiocommissie, DB en regioraad Behandeling van definitief concept-Convenant RPA in regiocommissie Bod aan minVROM i.h.k.v. de definitieve Verstedelijkingsafspraken Ondertekening Convenant [evt.: feestelijke gebeurtenis] Vastleggen van definitieve Verstedelijkingsafspraken
11
organisaties samenwerking/ samenbindende overeenkomst
RIJK
ISV-budgeth.
PZH
VERSTEDELIJKINGSAFSPRAKEN Regionale woonvisie
RKBS
Regionale Prestatieafspraken
Maaskoepel
Stadsregio
1. gem. Albrandswaard 2. gem. Barendrecht 3. gem. Bergschenhoek 4. gem. Berkel en Rodenrijs 5. gem. Bernisse 6. gem. Bleiswijk 7. gem. Brielle 8. gem. Capelle aan den Ijssel 9. gem. Hellevoetsluis 10 gem. Krimpen aan den Ijssel 11 gem. Maassluis 12 gem. Ridderkerk 13 gem. Rotterdam 14 gem. Rozenburg 15 gem. Schiedam 16 gem. Spijkenisse 17 gem. Vlaardingen 18 gem. Westvoorne
Regionaal Overleg Woonruimteverdeling
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie corporatie
Prestatieafspraken
Prestatieafspraken 12
Commissie WSV Vergadering 26 november 2003 Agendapunt 4 Onderwerp: Naar een nieuw stelsel van woonruimteverdeling: zonder regels waar het kan, sturen waar het moet. Bijlage: 1. Brief van de Maaskoepel d.d. 30 oktober 2003, met als bijlage de notitie "Zonder regels,
waar het kan. Sturen, waar het moet".
2. Outline voor de Regionale overeenkomst woonruimteverdeling en de nieuwe Huisvestingsrichtlijn stadsregio Rotterdam. Toelichting: In de vergadering van 4 juni jl. verzorgde de Maaskoepel een presentatie van haar voorlopige voorstellen met betrekking tot een nieuw stelsel van woonruimteverdeling. Thans legt de Maaskoepel haar definitieve voorstel voor, dat tot stand is gekomen nadat alle gemeenten, deelgemeenten en bewonersorganisaties in de stadsregio in de gelegenheid zijn gesteld om daarop te reageren. Als gevolg hiervan is het oorspronkelijke voorstel op een aantal punten aangepast en aangevuld. Bij het uiteindelijke voorstel heeft de Maaskoepel de volgende 5 uitgangspunten gehanteerd: 1. Blijven uitgaan van een aanbodmodel. 2. Geen regels waar het kan, sturen waar het moet. 3. Sturen achteraf op slaagkansen. 4. Verantwoording van alle woningen. 5. Zo groot mogelijke – regionale - woningmarkt. Het voorgestelde nieuwe stelsel van woonruimteverdeling bestaat uit 4 onderdelen: 1. Een nieuwe manier van verdelen. 2. Een nieuw model van registreren, verantwoorden en bijsturen. 3. Mogelijkheid om afwijkende afspraken te maken in de zgn. “kleinstedelijke gemeenten”. 4. De bestuurlijke uitwerking. In het hierna volgende gaan we nader op deze onderdelen in en geven daarbij het oordeel van de portefeuillehouder. 1.
Nieuwe manier van verdelen.
De belangrijkste elementen hiervan zijn: 1. Aanbod onderverdelen in categorieën met verschillende mate van sturing. De Maaskoepel stelt voor de vrijkomende woningen voortaan als volgt aan te bieden: Buiten de krant • 2 e fase urgenten • 2 e fase herhuisvestingskandidaten • Bijzondere groepen Sturen Om volkshuisvestelijke redenen en ter voorkoming van overlast toepassen van passendheidsnormen 55+ en grote woningen Labelen voor ouderen en grote huishoudens Vrije markt Geen passendheidsregels Totaal
sturen waar / pbas / 031117
25 %
15 %
20 % 40 % 100 %
Pagina 1
2. Rangordebepaling. Als rangordecriterium ten behoeve van de volgordebepaling bij alle categorieën (met uitzondering van de 25 % buiten de krant) stelt de Maaskoepel voor inschrijfduur te hanteren bij starters èn doorstromers. 3. De voorrangskandidaten. De urgenten en herhuisvestingskandidaten behouden de voorrang bij het zoeken via de krant die zij nu ook al hebben: urgenten 3 maanden en herhuisvestingskandidaten 6 tot 9 maanden. Onderling gaat de oudste urgentie- of herhuisvestingsverklaring voor. Oordeel Stadsregio De Stadsregio kan zich met dit voorstel verenigen, omdat het vervallen van de passendheidseisen bij een groot deel van het aanbod de keuzevrijheid van woningzoekenden vergroot, waardoor naar verwachting meer beweging op de (momenteel vastgelopen) woningmarkt komt. De Stadsregio vraagt nog wel specifieke aandacht voor c.q. besluitvorming over de volgende kwesties: De 15 % sturing de Stadsregio wijst erop, dat er ook corporaties zijn die bij wijze van lokaal maatwerk woningen in bepaalde buurten of complexen buiten de krant om (willen) toewijzen in verband met leefbaarheidsproblemen. De 15 % beperkt zich dus niet tot het aanbieden met passendheidseisen. Voorstel Stadsregio: hiermee akkoord gaan, mits de desbetreffende toewijzingen geregistreerd en verantwoord worden, binnen de 15 % blijven en onder de meldingsplicht aan gemeente en stadsregio vallen (zie verderop). Verdringing? Is er niet het gevaar, dat door het vervallen van de passendheidseisen bij een groot deel van het aanbod de ene groep woningzoekenden de andere structureel gaat verdringen? Aangenomen mag worden, dat de bestaande prijs-kwaliteitsverhouding in de voorraad en de werking van de Huursubsidiewet een zelfregulerend effect hebben op het passend gaan wonen. Immers, iemand met een hoger inkomen wil in de regel geen woning met een mindere kwaliteit en voor iemand met een lager inkomen dekt de huursubsidie (door de kwaliteitskortingen en de aftoppingsgrenzen) een hogere huur maar zeer ten dele af, waardoor de woning feitelijk te duur wordt. Bij de verhouding tussen de grootte van het huishouden en het aantal kamers van de woning, kan een vergelijkbare aanname gedaan worden. De resultaten van het enige tijd geleden in Arnhem/Nijmegen uitgevoerde experiment en ook de voorlopige (halfjaar)cijfers van het experiment van Woonbron Maasoevers bevestigen deze aannames. Wanneer e.e.a. toch zou leiden tot echt scheve verhoudingen tussen de feitelijke slaagkansen van verschillende groepen woningzoekenden, bevat het voorstel van de Maaskoepel met het slaagkansenmodel een middel om e.e.a. te corrigeren. Gelet hierop, acht de Stadsregio het voorstel van de Maaskoepel tot het laten vervallen van de passendheidseisen bij een groot deel van het aanbod aanvaardbaar. Rangordebepaling Tussen het rangordecriterium “woonduur” en de doorstroming heeft altijd een paradoxale verhouding bestaan. Enerzijds resulteert het criterium in de praktijk in voorrang voor doorstromers, waardoor het naar verwachting meer doorstroomketens oplevert dan het criterium “inschrijfduur”. Anderzijds heeft een lange woonduur een verlammend effect op het gedrag van (potentiële) woningzoekenden: omdat die lange woonduur een waarde vertegenwoordigt die na verhuizing tot nul wordt teruggebracht, zijn zij uiterst kritisch bij het accepteren van een andere woning, of blijven zij – ondanks een verhuiswens – toch langer in de huidige woning wonen. Hoewel het netto-resultaat van afschaffing van het woonduurcriterium dus zou kunnen zijn, dat er in de tijd gezien minder woningen voor verhuur beschikbaar komen, is het verschil in slaagkansen van starters en doorstromers in alle gemeenten van de stadsregio de laatste tijd zo groot geworden, dat dit op zich voldoende reden vormt voor het gelijktrekken van de rangordecriteria bij doorstromers en starters. De Maaskoepel geeft aan, dat hiervoor nog een zorgvuldige overgangsregeling komt, waarbij de rechten van de actief zoekende doorstromers gerespecteerd worden. De Stadsregio merkt in dit verband op, dat de gemeente Capelle aan den IJssel aan het DB van de Stadsregio heeft verzocht voor een experiment vanaf 1 januari a.s. met sturen waar / pbas / 031117
Pagina 2
inschrijfduur als rangordecriterium voor starters en doorstromers. De gemeente wil bij 55+woningen wel woonduur blijven hanteren. De aanvrager vindt een verdere overgangsregeling niet nodig. Dit biedt op zich de gelegenheid om het effect hiervan te betrekken bij de invoering op 1 juli 2004 in de andere gemeenten in de Stadsregio. Het is echter alleszins denkbaar dat de verwachtingen in Capelle aan den IJssel niet voor de gehele regio zullen gelden. Voorstel Stadsregio: voor het geval dat dit nodig mocht blijken in dit stadium wel een definitieve overgangsregeling voorbereiden . 55+ en grote woningen De Maaskoepel schat het aanbod van deze twee categorieën samen op 20 %. Dit is echter alleen het geval in Rotterdam, in andere gemeenten ligt het percentage lager, in de waterweggemeenten bijvoorbeeld gemiddeld 10 %. Waar dit het geval is, ligt het percentage vrij aanbod dus hoger dan 40 %. De Stadsregio is van mening, dat bij bereikbare grote woningen (d.w.z. woningen met 5 of meer kamers waarvoor huursubsidie mogelijk is) naast een eis t.a.v. de omvang van het huishouden ook een inkomenseis gesteld moet worden. Deze zeer schaarse woningen moeten gereserveerd blijven voor de groep woningzoekenden die er echt op is aangewezen. Voorstel Stadsregio: de inkomenseis voor bereikbare grote woningen handhaven op de ziekenfondsgrens. Voorstel gemeente Vlaardingen. Bij brief van 9 juli jl. aan het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio heeft de gemeente Vlaardingen aangegeven, dat zij zich kan vinden in de door de Maaskoepel voorgestelde indeling van het aanbod, echter met de volgende percentages voor Vlaardingen: • Buiten de krant: 35 % • Sturen met passendheidsregels: 45 % • Vrije markt: 30 % Bij brief van 6 oktober jl. aan het regiobestuur heeft de Raad voor Medezeggenschap in Wonen en Leven namens alle bewonersorganisaties in Vlaardingen het voorstel van de gemeente ondersteund. De Stadsregio constateert, dat het verschil met het voorstel van de Maaskoepel minder groot is dan het lijkt: in de categorie “sturen met passendheidsregels” telt Vlaardingen ook de 55+ en grote woningen mee. Deze beslaan ongeveer 10 % van het aanbod in Vlaardingen. Het percentage van 25 % “buiten de krant” dat de Maaskoepel hanteert is gebaseerd op ervaringen in de afgelopen periode en zou voldoende moeten zijn om ook de herhuisvestingsopgave in Vlaardingen tot een goed einde te brengen. Voorstel Stadsregio: Vlaardingen verzoeken bij de start van het nieuwe stelsel ook met de percentages van de Maaskoepel als ijkpunten te werken. Mocht uit de monitorrapportages en de daarop gebaseerde slaagkansenanalyse blijken, dat bijstelling nodig is, kan daartoe altijd nog worden overgegaan. 2.
Nieuw model van registreren, verantwoorden en bijsturen.
De 1. 2. 3.
belangrijkste elementen in dit model zijn: Prestatieafspraken vooraf. Volledige registratie en frequente monitoring. Ambtelijke werkgroep voor kwartaalsgewijze slaagkansenanalyse en voorstellen voor eventuele bijsturing. 4. Besluitvorming over bijsturing in bestuurlijk overleg op regionaal en lokaal niveau. 5. Uitsplitsing per corporatie t.b.v. onderlinge aanspreekbaarheid. Voor de inhoudelijke toelichting op deze punten wordt kortheidshalve naar paragraaf 6 van de notitie van de Maaskoepel verwezen. Oordeel Stadsregio Dit onderdeel van het voorstel is in nauw overleg met de ambtelijk adviseurs van de Stadsregio tot stand gekomen. Samenstelling en werkwijze van de ambtelijke werkgroep die zowel het regiobestuur als de gemeentebesturen zal adviseren over bijsturing, zal in overleg tussen de Maaskoepel en de Stadsregio nader bepaald worden. De Stadsregio vestigt in dit verband nog apart de aandacht op de wijze waarop de 15 % sturing met passendheidsregels zal worden ingevuld. Iedere individuele corporatie kan dit sturen waar / pbas / 031117
Pagina 3
doen in overleg met de betrokken gemeente. In Rotterdam gebeurt het in overleg met de betrokken deelgemeente. In alle gevallen is er wel een meldingsplicht aan de Stadsregio. Het voorstel van de Maaskoepel geeft aan, dat het toepassen van sturingsregels vooraf onderbouwd moeten worden met argumenten van volkshuisvestelijke aard of in relatie tot de bevordering van de leefbaarheid. Voorstel Stadsregio: globale criteria voor invulling van de 15 % opnemen in de Regionale overeenkomst woonruimteverdeling. In het voorstel van de Maaskoepel is overigens geen plaats meer voor het dit jaar ingestelde Regionale platform maatwerk woonruimteverdeling. De Stadsregio stemt hiermee in. Voorstel Stadsregio: Regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling met ingang van het nieuwe stelsel opheffen. Over de opzet van de regionale monitor en de benoeming van de doelgroepen in de monitor en de slaagkansenanalyse zal nog ambtelijk overlegd worden tussen de Maaskoepel en de Stadsregio. Zo acht de Stadsregio het wenselijk om in ieder geval ook de positie van de grote huishoudens te blijven volgen. 3. Mogelijkheid om afwijkende afspraken te maken in de zgn. “kleinstedelijke gemeenten”. De Maaskoepel stelt voor de gemeenten in de Stadsregio in drie categorieën in te delen (indeling aansluitend op de notitie Elk zijn deel): • Grootstedelijk: Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. In totaal staan hier 200.000 corporatiewoningen. • Groeistedelijk: Capelle aan den IJssel, Rozenburg, Hellevoetsluis, Spijkenisse en Ridderkerk. In totaal staan hier 40.000 corporatiewoningen. • Kleinstedelijk: Krimpen aan den IJssel, Albrandswaard, Brielle, Barendrecht, Bernisse, Westvoorne, Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk en Bergschenhoek. In totaal staan hier 16.000 corporatiewoningen. De Maaskoepel stelt voor de kleinstedelijke gemeenten de mogelijkheid te bieden afwijkende afspraken te maken met hun corporaties, mits de bereikbare voorraad in stand gehouden wordt en deze woningen toebedeeld worden aan de lagere inkomensgroepen. Reservering van een deel van het aanbod voor lokale starters en/of ouderen behoort in het voorstel van de Maaskoepel wel tot de mogelijkheden. In de komende tijd zouden hierover op basis van deze uitgangspunten en nader onderzoek met de kleine gemeenten concrete afspraken moeten worden gemaakt. Voorstel Stadsregio: Hoewel er sympathie is voor de redenering van de Maaskoepel is de denklijn van de discussienotitie Elk Zijn Deel leidraad. Juist in de kleinstedelijke gemeenten liggen mogelijkheden voor aanpak van de disbalans in de regionale woningmarkt. Mogelijk moet onderscheid gemaakt worden tussen nieuwbouwbeleid en woningtoewijzing, tussen de Vinex-uitleggemeenten en de andere kleinstedelijke gemeenten of tussen eerste bewoning van nieuwbouw en reguliere (tweede en volgende) bewoning. Over dit punt dient nog nader overleg met de Maaskoepel plaats te vinden. Voorstel Stadsregio ten aanzien van de positie van Hoek van Holland: aan de gemeente Rotterdam adviseren de deelgemeente Hoek van Holland de status van kleinstedelijke gemeente binnen de woonruimteverdeling toe te kennen. Formeel kan dit geregeld worden door als gemeente Rotterdam t.z.t. voor akkoord te tekenen met betrekking tot de op Hoek van Holland van toepassing zijnde afwijkingen in de Regionale overeenkomst woonruimteverdeling. 4.
De bestuurlijke uitwerking.
De Maaskoepel geeft aan, dat de nieuwe bestuurlijke inkadering als volgt ingericht kan worden: • Regionale richtlijn, als stok achter de deur en neerslag van het belang van één regionale markt. • Regionale overeenkomst woonruimteverdeling, waarin het systeem en de daarin gehanteerde spelregels vastgelegd worden. • Prestatie-afspraken op regionaal en gemeentelijk niveau over: o redelijke verhoudingen tussen slaagkansen van doelgroepen sturen waar / pbas / 031117
Pagina 4
o o
tenminste x % van het aanbod moet naar de BBSH–doelgroep gaan de bijzondere doelgroepen die binnen de 25 % buiten de krant om mogen worden gehuisvest.
Oordeel Stadsregio Ook dit punt is in nauw overleg met de ambtelijk adviseurs van de Stadsregio voorbereid. Ten aanzien van de Regionale richtlijn kan worden opgemerkt, dat deze zodanig zal worden opgesteld, dat deze materieel tot gevolg heeft, dat alle gemeenten de uniforme Regionale overeenkomst woonruimteverdeling (met de overeengekomen afwijkingen voor de kleinstedelijke gemeenten) ondertekenen. De Huisvestingswet, Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam en de Kaderwet bestuur in verandering bieden hiervoor de juridische basis. Een Outline voor de Regionale overeenkomst woonruimteverdeling en de nieuwe Huisvestingsrichtijn Stadsregio Rotterdam is als bijlage bij deze agendapost gevoegd. Over de precieze invulling van de prestatie-afspraken m.b.t. de woonruimteverdeling op regionaal en gemeentelijk niveau zal de komende tijd verder gesproken worden. De Stadsregio zal daarvoor een voorstel doen aan de verschillende partijen.
Financiële consequenties: Geen Communicatie: Regiojournaal Afgestemd met: Maaskoepel Verdere procedure: • Behandeling notitie Zonder regels waar het kan, sturen waar het moet en Outline overeenkomst en richtlijn in commissie WSV van 26 november 2003 en DB van 17 december 2003. • Uitgewerkte Regionale overeenkomst woonruimteverdeling in commissie WSV 28 januari 2004, DB van 11 februari 2004 en Regioplatform Maaskoepel rond deze tijd. Ondertekening door de betrokken partijen vóór 1 mei 2004. • Voorlopige vaststelling Huisvestingsrichtlijn Stadsregio Rotterdam in Regioraad van 4 februari 2004. Daarna commentaarperiode van 3 maanden voor gemeenten. Vervolgens in DB op 26 mei 2004, commissie WSV van 16 juni 2004 en definitieve vaststelling in Regioraad op 23 juni 2004.
Gevraagde beslissing: 1. Positief advies aan het dagelijks bestuur over het voorstel van de Maaskoepel voor een nieuw stelsel van woonruimteverdeling, zoals weergegeven in de notitie "Zonder regels, waar het kan. Sturen, waar het moet", met inachtneming van de hierboven geformuleerde nadere voorstellen, te weten: • akkoord gaan met toewijzingen buiten de krant i.v.m. leefbaarheidsoverwegingen, mits de desbetreffende toewijzingen geregistreerd en verantwoord worden, binnen de 15 % blijven en onder de meldingsplicht aan gemeente en stadsregio vallen • voor het geval dat dit nodig mocht blijken in dit stadium een definitieve overgangsregeling ten aanzien van de wijziging van volgordebepaling van doorstromers van woonduur naar inschrijfduur voorbereiden . • de inkomenseis voor bereikbare grote woningen handhaven op de ziekenfondsgrens • de gemeente Vlaardingen verzoeken bij de start van het nieuwe stelsel ook met de percentages van de Maaskoepel als ijkpunten te werken. Mocht uit de monitorrapportages en de daarop gebaseerde slaagkansenanalyse blijken, dat bijstelling nodig is, kan daartoe altijd nog worden overgegaan • globale criteria voor invulling van de 15 % sturing opnemen in de Regionale overeenkomst woonruimteverdeling • Regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling met ingang van het nieuwe stelsel opheffen
sturen waar / pbas / 031117
Pagina 5
•
•
Nader overleg met de Maaskoepel over afspraken voor kleinstedelijke gemeenten, waarbij de belangen van de kleinere woningmarktgebieden verbonden kunnen worden met de inzet voor aanpak van grootstedelijke problematiek, zoals verwoord in Elk Zijn Deel. Mogelijk onderscheid maken tussen nieuwbouwbeleid en woningtoewijzing, tussen Vinex-uitleggemeenten en andere kleinstedelijke gemeenten of tussen eerste bewoning van nieuwbouw en reguliere (tweede en volgende) bewoning. aan de gemeente Rotterdam adviseren de deelgemeente Hoek van Holland de status van kleinstedelijke gemeente binnen de woonruimteverdeling toe te kennen
2. Instemmen met de in de bijlage weergegeven Outline van de Regionale overeenkomst woonruimteverdeling en de nieuwe Huisvestingsrichtlijn stadsregio Rotterdam en de voorgestelde planning van de bestuurlijke besluitvorming m.b.t. de definitieve versies van deze documenten.
sturen waar / pbas / 031117
Pagina 6
UTLINE REGIONALE OVEREENKOMST WOONRUIMTEVERDELING EN HUISVESTINGSRICHTLIJN STADSREGIO ROTTERDAM 2004 I. Overeenkomst 1. Definities: • omdat de overeenkomst een vorm van regelgeving is, waaraan woningzoekenden rechten kunnen ontlenen, moet een aantal gehanteerde begrippen, die nu ook in de verschillende vormen van regelgeving voorkomen, precies gedefinieerd worden 2. Werkingsgebied: • alle corporatiewoningen, ongeacht huur- of koopprijs. 3. Hoofdprincipes van het aanbodmodel: spelregels hoe met de woningzoekenden wordt omgegaan, zoals: • de wijze van aanbieden van de huurwoningen • de wijze van aanbieden van de koopwoningen (al dan niet in klant-kiest-concept) • de daarbij gebruikte media 4. Wijze van registreren, verantwoorden en bijsturen: spelregels hoe partijen met elkaar omgaan: • monitor • ambtelijke werkgroep • slaagkansenmodel • bestuurlijke overleggen). 5. Algemene toelatingseisen: • minimumleeftijd 18 jaar • geldige verblijfsstatus in Nederland. 6. Rangordecriteria: • urgenten en herhuisvestingskandidaten met de oudste verklaring eerst • daarna langste inschrijfduur • lokale sturing kan hierop uitzondering vormen • overgangsregeling 7. Onderverdeling in categorieën met verschillende mate van sturing: • 25 %: bedoeld voor urgenten, herhuisvestingskandidaten en bijzondere groepen • 15 %: lokale sturing • 10-20 %: 55+ en grote woningen • 40-50 %: geen passendheidseisen 8. Wijze van labeling bij 55+ en grote woningen: • bij 55+ leeftijdseis • bij grote woningen (= 5 kamers en meer) bezettingsnorm (gelijk aantal personen als kamers) en inkomenseis (bij bereikbare woningen onder ziekenfondsgrens) 9. Globale criteria voor invulling van de 15 % lokale sturing: • volkshuisvestelijke criteria: bijzondere schaarste, doorstroming, relatie met nieuwbouw of herstructurering • criteria in verband met leefbaarheid: overlast 10. Mogelijkheid van weigering kandidaat met hoogste positie in rangorde: • in het verleden gebleken overlast of misdragingen van de kandidaat • kandidaat met huurschuld of schuld a.g.v. mutatiekosten waarvoor geen regeling is getroffen sturen waar / pbas / 031117
Pagina 7
• overbewoning: nader af te spreken norm 11. Afwijkingen voor de kleinstedelijke en werende gemeenten: • werende gemeenten mogen economische/maatschappelijke binding eisen • overige kleinstedelijke gemeenten: PM 12. Afwijkingen voor woonwagenbewoners: • niet via aanbodmodel, maar • via separate wachtlijst • met specifieke volgordebepaling 13. Het volledige urgentiesysteem: • bedrag voor het in behandeling nemen van de aanvraag (€ 45,- handhaven?) • hoofdprincipes (inhoud urgentieverklaring, regionale geldigheid, intrekking, e.d.) in de tekst zelf • het systeem (urgentiegronden, zoekprofielen, onderscheid in fasen, e.d.) in een bijlage 14. Hoofdprincipes herhuisvestingsverklaring: • inhoud herhuisvestingsverklaring • regionale geldigheid 15. Experimentartikel: • inhoud van een eventueel experiment (mits goedgekeurd door de Stadsregio) 16. Informatievoorziening en evaluatie: • inhoud monitor • wijze en frequentie van evalueren 17. Bindend advies geschillencommissie: • wettelijk verplicht o.g.v. de Huisvestingswet 18. Overgangsregeling woonduur – reactieduur: • in april 2004 in te vullen.
II. Richtlijn 1. Wettelijke basis: • Kaderwet bestuur in verandering • Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam • Huisvestingswet als inhoudelijke randvoorwaarde • met uitgebreidere toelichting 2. Uitgangspunt dat iedere gemeente de overeenkomst sluit: • met de in de desbetreffende gemeente werkzame woningcorporaties • overeenkomstig het door de Stadsregio aangereikte model • met inachtneming van de voor de werende en andere kleinstedelijke gemeenten afgesproken afwijkingen 3. Experimentartikel: • mogelijkheid om gemeente toestemming te geven voor het uitvoeren van een experiment 4. Procedure bij niet-totstandkoming van overeenkomst(en).
17/11/2003 Stadsregio Rotterdam
sturen waar / pbas / 031117
Pagina 8
Overeenkomst Woonruimteverdeling en de Herziening van de Huisvestingsrichtlijn Feiten en ontwikkelingen rond besluitvorming en implementatie Bestemd voor de leden van de commissie WSV, vergadering 26 november 2003 Datum: 12 november 2003 Doel van deze notitie: informatie over de stand van zaken en een stappenplan voor de besluitvorming en de implementatie van de aanpassing van de Huisvestingsrichtlijn.
Wat vooraf ging Sinds een aantal jaren heeft de Stadsregio de Huisvestingsrichtlijn, een pakket voorwaarden voor de toewijzing van het goedkoopste segment huurwoningen. Dit betreft in hoofdzaak voorschriften voor de passendheid, urgentiebepaling en volgorderegels. De jongste Huisvestingsrichtlijn is vastgesteld in september 2002. Hierin zijn onder andere ook enkele voorgenomen activiteiten beschreven: er wordt een platform lokaal maatwerk ingesteld, er wordt gewerkt aan een overeenkomst woonruimteverdeling tussen de woningcorporaties en de gemeenten, er wordt onderzocht of er draagvlak is voor één regionaal urgentie-instituut en de richtlijn biedt mogelijkheden voor experimenten. Aanleiding De in de Huisvestingsrichtlijn beschreven activiteiten leiden binnenkort tot voorstellen en besluitvorming. Daarnaast vergen de voorstellen die de Maaskoepel recent heeft gedaan verwerking in bestuurlijke documenten. Hoe gaat dat in zijn werk en wat is de bestuurlijke en juridische status van elk onderdeel? Nationale ontwikkelingen De afgelopen jaren is de werkwijze van huisvestingsregels aan het overgaan in afsprakenstelsels tussen overheden en sociale verhuurders; in de praktijk gelden huisvestingsregels niet langer voor particuliere huurwoningen. De verdeling van woningen wordt geleidelijk meer overgelaten aan de sociale verhuurders. De overheid beperkt zich tot het stellen van kaders, trekt zich terug op toezicht ten aanzien van rechtvaardigheid en monitoring van de regels / afspraken. Veelal worden woningen aangeboden met het zgn. aanbodmodel, waarin een actieve rol voor de woningzoekende wordt gevraagd. Allerwegen in het land is er onvrede over de regels en het beleid; er zijn veel ideeën maar nog geen ei van Columbus. Doelen en middelen buitelen vaak over elkaar. Op rijksniveau wordt serieus nagedacht over de vraag of de Huisvestingswet kan worden afgeschaft; dat wordt momenteel gedempt door discussies over leefbaarheidsproblematiek in grote steden; in dit kader worden huisvestingsregels vaak als mogelijk instrumentarium verondersteld. Naast deze sectorale ontwikkeling is een nieuw wettelijk kader voor de kaderwetgebieden in ontwikkeling, de WGR+, met een regionale bevoegdheid t.a.v. een huisvestingsverordening.
Stand van zaken Per begin november 2003: De Maaskoepel heeft het initiatief genomen tot een geheel andere opzet van de regels en werkwijze van woonruimteverdeling. Inmiddels heeft de Maaskoepel de voorstellen verwoord in de notitie "Zonder regels, waar het kan. Sturen, waar het moet", ambtelijke en bestuurlijke verwerking is gaande; Woonbron Maasoevers, een van de grootste corporaties in de regio, heeft een experiment gestart waarin de klassieke passendheidsregels zijn afgeschaft en de volgorde van kandidaten voor een nieuwe woning door middel van loting wordt bepaald; In aansluiting op de voorstellen van de Maaskoepel is een concept-overeenkomst woonruimteverdeling in de maak, te ondertekenen door corporaties en gemeenten; Tevens wordt gewerkt aan een nieuwe formulering voor de Huisvestingsrichtlijn, waarin de aangedragen werkwijze mogelijk wordt gemaakt c.q. kan worden afgedwongen;
1
-
-
-
-
Het regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling heeft dezer dagen een rapportage afgerond waarin advies wordt gegeven over de 17 aanvragen tot toepassing van afwijkingen van de regels in de Huisvestingsrichtlijn ten behoeve van lokaal maatwerk; Het onderzoek naar de mogelijkheden van een regionaal urgentiebepalend instituut is onlangs gestart; De Stadsregio heeft de discussienota Elk zijn deel uitgebracht, waarin wordt beschreven hoe de huisvestingsaspecten van de grootstedelijke problematiek kunnen worden aangepakt: primair door te sturen op de samenstelling van de woningvoorraad. Daarin wordt tevens aangekondigd dat woonruimteverdeling een in een later stadium uit te werken instrument is. Aldus heeft deze notitie over de besluitvorming en implementatie van de herziening van de Huisvestingsrichtlijn een overlap, maar ook niet meer dan dat, met de inhoud van de nota Elk zijn deel. Bij de uitwerking van de woonruimteverdeling in het kader van de nota Elk zijn deel dienen ook de rol en mogelijkheden van het (Rotterdamse) 'Regieteam huisvesting bijzondere groepen' te worden betrokken. Het regieteam heeft gemeld hierover met de portefeuillehouder te willen spreken. In Rotterdam doet de commissie Berghuijs voorstellen voor vestigingsbeleid (1. Beperking inen uitstroom, 2. Veiligheid, 3. Spreiding over de regio). Hier worden ook ideeën ontwikkeld over aanpassingen van de Huisvestingswet, zie hierna onder Juridische aspecten. Vooralsnog worden de werkzaamheden van deze commissie en de resultaten los gehouden van de activiteiten en voortgang van de regionale Huisvestingsrichtlijn.
Inhoud De inhoud van de voorstellen van de Maaskoepel zijn verwoord in de notitie "Zonder regels waar het kan, sturen waar het moet"; de essentie is: minder regels, sturing alleen waar dat nodig is, bewaking van gelijke slaagkansen, verantwoording van alle verhuringen, streven naar één uitvoeringsorganisatie a. De leden van de Maaskoepel ondersteunen dit voorstel unaniem. Vanuit de stadsregio worden de voorstellen positief benaderd. Juridische aspecten Voor de woonruimteverdeling in de stadsregio zijn de Huisvestingswet (1992) en de Kaderwet Bestuur in Verandering (1994) relevant. De Kaderwet beschrijft de verplichting van de kaderwetgebieden om een regionale huisvestingsverordening vast te stellen. Van dit laatste heeft de Stadsregio een vrijstelling; wel is in de Gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam de regel opgenomen dat de Stadsregio richtlijnen voor woningtoewijzing vaststelt. Dat is de grondslag van de Huisvestingsrichtlijn. De Huisvestingswet biedt de mogelijkheid (artikel 4) b tot een overeenkomst woonruimteverdeling tussen een gemeente en de in die gemeente actieve verhuurders. Deze a
De inhoud van de voorstellen van de Maaskoepel in hoofdlijn: het aanbod wordt in vier segmenten verdeeld, elk met een jaarlijks bij te stellen percentage. Urgente woningzoekenden en bijzondere doelgroepen (initieel 25%) worden door bemiddeling (regieteam!) geplaatst, een deel van het aanbod is beschikbaar voor lokaal maatwerk op grond van volkshuisvestelijke overwegingen (15%), een deel van het beschikbare aanbod (20%) wordt gelabeld voor 55+ huishoudens en grote gezinnen, de rest (40%) wordt zonder passendheidsregels toegewezen; volgordebepaling van de kandidaten vindt voortaan slechts plaats op inschrijfduur. b
Artikel 4 Huisvestingswet: 1. Indien een gemeente met een eigenaar van een of meer woonruimten een overeenkomst sluit over het in gebruik geven daarvan, is artikel 2, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op de in zodanige overeenkomst op te nemen bepalingen. 2. Indien een gemeente een of meer overeenkomsten sluit, als bedoeld in het eerste lid, draagt zij er zorg voor, dat een belanghebbende bij een besluit ter uitvoering van zodanige overeenkomst daarover zijn beklag kan doen bij een daartoe ingestelde commissie, die haar taak onafhankelijk van de gemeente en van de betrokken eigenaar of eigenaren van woonruimte verricht. Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dient een bepaling te bevatten, er toe strekkende dat de uitspraken van de in de eerste volzin bedoelde commissie, voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van die overeenkomst, partijen bij de overeenkomst tot bindend advies strekken. 3. Bij de uitvoering van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid worden de ingevolge artikel 61 ter zake van de woonruimteverdeling vastgestelde richtlijnen en de ingevolge artikel 67 of artikel 68 ter zake van de woonruimteverdeling gegeven aanwijzingen in acht genomen. Op de criteria die worden toegepast bij het in gebruik geven van woonruimten waarop de overeenkomst betrekking heeft, zijn de krachtens artikel 13 en in de artikelen 13a tot en met 13c gestelde regels van overeenkomstige toepassing.
2
treedt in de plaats van alle op dat moment van kracht zijnde lokale verordeningen en /of overeenkomsten woonruimteverdeling. Hiertoe is dus nu een – uniforme en voor elke ondertekenende gemeente en voor elke corporatie geldige - overeenkomst in voorbereiding. Deze uniforme overeenkomst is formeel een serie van 18 aparte overeenkomsten (één per gemeente) met gelijke inhoud. Iedere overeenkomst steunt direct op artikel 4 Huisvestingswet. Dat het straks één stuk papier is (de regionale overeenkomst woonruimteverdeling, OWRV) met een heleboel handtekeningen erop doet daaraan niets af. Omdat het denkbaar is dat niet alle gemeenten en corporaties de overeenkomst zullen ondertekenen blijft een richtlijn / verordening nodig. Deze moet dan zo zijn geformuleerd dat deze effectief identiek is aan de overeenkomst. De richtlijn / verordening bevat regels (passendheid, urgentie, volgorde) en procedures voor woningtoewijzing. In die procedures is een rol voor gemeenten weggelegd (denk aan de BWS- en SV-verordening van de stadsregio: de gemeente neemt de aanvraag in, beoordeelt en meldt aan de regio). Wanneer in een gemeente alle partijen de overeenkomst hebben ondertekend (dus zowel het gemeentebestuur als de in die gemeente werkzame corporaties), is daar de Huisvestingsrichtlijn verder niet relevant. Wanneer één van de partijen NIET heeft ondertekend, geldt de Huisvestingsrichtlijn. In de voorstellen voor de WGR+ staat over woonruimteverdeling dat niet de gemeenteraad maar de regioraad de bevoegdheid heeft om een huisvestingsverordening vast te stellen; de vrijstellingsmogelijkheid vervalt. Opmerkelijk is dat andere bevoegdheden van gemeenteraden en colleges, zoals de mogelijkheid om overeenkomsten met corporaties te sluiten, niet worden aangepast. Als de voorstellen van de WGR+ wettelijke status krijgen gaan deze in per 1-1-2005. De Huisvestingsrichtlijn/verordening kan tevens gezien worden als drijfveer voor gemeenten om de overeenkomst te ondertekenen. Formeel heeft de stadsregio immers de mogelijkheid om in gemeentelijke bevoegdheden te treden als een gemeente niet meewerkt aan de uitvoering van besluiten van de stadsregio. Zowel voor als na de invoering van de WGR+ levert dit een werkbare en juridisch houdbare constellatie op. Immers: als in een gemeente één der partijen in een gemeente de regionale overeenkomst niet heeft ondertekend, geldt de Huisvestingsrichtlijn resp. de regionale Huisvestingsverordening. Deze beschrijft taken / verplichtingen van gemeenten jegens woningzoekenden en verantwoordingsregels aan de stadsregio. Gemeenten moeten zich daaraan houden. Terzijde: Binnen de werkzaamheden van de Rotterdamse commissie Berghuijs wordt ten aanzien van de inhoud van de Huisvestingswet een idee ontwikkeld om voor vestiging (huisvestingsvergunning?) een minimum-inkomens-eis te stellen, bijvoorbeeld dat de kandidaat tenminste 120% van het minimum-inkomen verdient. c Bij het rijk gaan de gedachten voor aanscherping / verscherpte toepassing van de Huisvestingswet in de richting van voorrang geven (dus niet uitsluiten) aan huishoudens met bepaalde sociaaleconomische kenmerken, dan wel een inkomenseis of taaleis. Mits voldoend aan zware eisen van doelmatigheid zou dit niet in strijd zijn met antidiscriminatiebepalingen d, maar qua effectiviteit vergelijkbaar met de in Rotterdam in ontwikkeling zijnde minimum-inkomenseis, zoals hierboven beschreven.
De eerstvolgende vergadering van de commissie WSV Hier staat op de agenda: a. de rapportage over de maatwerkverzoeken en verzoek experiment Capelle aan den IJssel (ter kennisname) b. Beoordeling voorstellen van de Maaskoepel c. Opzet van de overeenkomst woonruimteverdeling d. Voorstellen voor aanpassing van de Huisvestingsrichtlijn
c
Eerste berekeningen leren dat hiermee de instroom van mensen met lage inkomens nauwelijks wordt verkleind: van de 30.000 instromers per jaar is slechts 1/3 (10.000) een zelfstandig huishouden. 20% daarvan (2.000) huurt een huis bij de corporaties. De overige 28.000 vestigers hebben dus geen huisvestingsvergunning nodig. d Antwoord van minister Verdonk 16-10-03 op vragen van het kamerlid Nawijn 3
Besluitvorming Qua besluitvorming over de te onderscheiden documenten ontstaat het volgende beeld: • Over de voorstellen uit de maatwerkrapportage kan worden beslist door het dagelijks bestuur en vervolgens worden bericht aan de aanvragers. Gereed medio november. • De voorstellen van de Maaskoepel kunnen worden behandeld en becommentarieerd tezamen met voorstellen voor de overeenkomst woonruimteverdeling en voor de aanpassing van de Huisvestingsrichtlijn. Veronderstellend dat de commissie positief adviseert is dit voltooid na behandeling in de cie WSV 26 november en het DB op 17 december 2003. • De overeenkomst woonruimteverdeling dient een standaard document te zijn, te ondertekenen door alle gemeenten en alle corporaties die in de regio werkzaam zijn e. Dit vergt behandeling in gremia waar draagvlak voor een uniform document kan ontstaan: de commissie WSV en het Regioplatform van de Maaskoepel. Er moet een verkenning plaatsvinden bij (de grootste) corporaties die geen lid zijn van de Maaskoepel. Tijdplanning: in cie WSV: 26 november 03 en 28 januari 04; in DB: 11 februari 2004. Vervolgens volgt ondertekening door de betrokken partijen. Verwacht tijdstip ondertekening gereed: 1 mei 2004 • De voorstellen voor aanpassing van de Huisvestingsrichtlijn moeten zorgvuldig in procedure worden gebracht: na de commissie WSV (26 november) volgt het DB 17 december en voorlopige vaststelling door de regioraad 4 februari 2004. Aangezien de beleidsruimte van gemeenten wordt beperkt (zij mogen minder regels gaan stellen) is vervolgens formele toezending aan de gemeenteraden f nodig, en een commentaarperiode van 3 maanden; na behandeling in op DB 26 mei en cie WSV 16 juni volgt definitieve vaststelling in de regioraad 23 juni 2004. • Wanneer discussie in de cie WSV eerst op 28 januari 04 zou worden voltooid volgt voorlopige vaststelling door de regioraad op 17 maart. Na de driemaandstermijn, DB en commissie WSV stelt de regio de aangepaste Huisvestingsrichtlijn op 29 september 2004 vast. Bestuurlijke aspecten Bij de aanpak op regionaal niveau is de relatief zwakke bestuurlijk-juridische positie van de stadsregio relevant. Besluitvorming duurde lang, monitoring gebeurde niet of nauwelijks, regionale regels waren te vaag, leidende principes raakten vergeten. Daardoor groeide de afgelopen jaren de behoefte aan wat "Lokaal maatwerk" is gaan heten. In principe omdat regionale regels soms tot 'bijzondere hardheid' op lokale schaal leidde, maar veel vaker vanuit de behoefte tot bescherming van de eigen woningzoekenden en afscherming tegen onwenselijke geachte instroom uit de grote steden. Met de nota Elk zijn deel heeft de stadsregio duidelijk gemaakt dat de Wonen-opgave een regionale opgave is. Dat is een kans die met tempo houden te benutten is. Daarnaast heeft de invoering van het duale stelsel de gemeentelijke besluitvorming verzwaard. Dat maakt intensieve ambtelijke en bestuurlijke begeleiding nodig. Al eerder, bij de woonvisie, is vanuit de stadsregio aan gemeentelijke raadscommissies aangeboden om presentaties te houden. Zowel de geste als de presentaties zijn zeer gewaardeerd en moeten deel uit maken van het actieprogramma voor de besluitvorming en implementatie van de Huisvestingsrichtlijn. Een vergelijkbaar aanbod kan richting corporaties worden gedaan. Actieprogramma De besluitvorming over de genoemde documenten maakt, mede vanwege de bestuurlijke aspecten, zeker tot de zomer van 2004 een intensieve ambtelijke begeleiding door de Stadsregio nodig, zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit houdt ook in toelichting geven aan medewerkers van gemeenten en corporaties, raadscommissies, wethouders en anderen. Daarnaast moet in overleg met Woonnet / de Maaskoepel een goed monitoringsstelsel worden ontworpen. Dit vergt niet alleen initieel, maar ook voor het beheer daarna voldoende hoogwaardige inzet en begeleiding. Tenslotte: nog enkele knelpunten en vaak gestelde vragen a. Wat geldt juridisch voor leden van de Maaskoepel die de overeenkomst niet tekenen? Dit is vrij hypothetisch, aangezien de Maaskoepel unaniem achter de voorstellen stond. Voorwaarde is wel dat bij juridificering de inhoud van de voorstellen in stand blijft. b. Wat geldt juridisch voor corporaties die geen lid zijn van de Maaskoepel? Deze corporaties zullen worden benaderd en worden uitgenodigd om de overeenkomst woonruimteverdeling te ondertekenen. Indien zij dat niet doen is de Huisvestingsrichtlijn onverkort geldig, de betreffende gemeenten zijn dan gehouden aan de uitvoering van de richtlijn, ondanks de ondertekening door de gemeente zelf. e
26 corporaties zijn lid van de Maaskoepel, daarnaast zijn 15 toegelaten instellingen in de regio werkzaam, waaronder Woningbedrijf Rotterdam en de woningbedrijven Westvoorne en Brielle f artikel 18 van de GR stadsregio 4
c.
Wat geldt juridisch voor gemeenten die niet tekenen? Ook hier geldt dat voor die gemeenten de Huisvestingsrichtlijn onverkort geldt. d. Hoe wordt de inhoud van de overeenkomst / Huisvestingsrichtlijn bewaakt? Met een regelmatige gegevensstroom en rapportages. Uit de gegevens van het verhuursysteem Woonnet is gemakkelijk de relevante informatie voor bijsturing van getallen of beleid te halen. Wel zal het nodig zijn dat mankracht wordt ingezet als contactpersoon, vraagbaak en om de afspraken 'levend' te houden. Dit punt moet verder uitgewerkt worden: wie doet wat, etc. e. Is er een relatie met de regionale prestatie-afspraken tussen Maaskoepel en stadsregio? Ja, de voorstellen van de Maaskoepel zijn omgezet in de huidige conceptteksten van de regionale prestatie-afspraken. Ook hier zal een monitoringsstructuur worden opgezet; uiteraard sluit die aan bij de monitoring van de woonruimteverdeling. f. Het onderzoek naar draagvlak voor een regionaal urgentie-instituut moet op korte termijn worden voltooid, zodat – bij een positief resultaat - deze kan worden opgenomen in de Overeenkomst en nieuwe Huisvestingsrichtlijn. Geschatte datum: nog onbekend g. Nog niet duidelijk is of de suggestie dat het regieteam bijzondere groepen op regionale schaal zou gaan opereren tot wasdom komt, en op welke termijn. Er is dan ook nog geen geschatte datum. Gevraagd Kennisneming van de beschreven feiten en ontwikkelingen.
Ate Stam/ 7 november ’03 _______________
5
Commissie WSV Vergadering 26 november 2003 Agendapunt 5 Onderwerp: Beslissing van het dagelijks bestuur over 17 verzoeken lokaal maatwerk woonruimteverdeling.
Bijlage: 1. Rapportage van het Regionaal Platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling.
Toelichting: Het dagelijks bestuur neemt op 19 november ’03 een besluit over de rapportage van het regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling. Het regionaal platform, ingevolge de Huisvestingsrichtlijn door het dagelijks bestuur ingesteld op 19 maart 2003, heeft deze rapportage uitgebracht over de ontvangen 17 verzoeken tot toepassing van lokaal maatwerk. Het platform bestaat uit een gelijk aantal medewerkers van gemeenten en van corporaties. Er is sinds de benoeming enige tijd verstreken doordat het platform niet snel op personele sterkte kon komen en vervolgens de materie uiterst ingewikkeld en ondoorzichtig was. De aanvragen bevatten soms ook overwegingen van leefbaarheid en structurele opmerkingen over de richtlijn. Het platform heeft ervoor gekozen om ook de recente voorstellen van de Maaskoepel, die momenteel worden verwerkt in de aanpassing van de Huisvestingsrichtlijn, in de afwegingen te verwerken. Dit betreft met name de '15% vrije ruimte', die na invoering van het nieuwe stelsel zonder melding of goedkeuring van het dagelijks bestuur benut kan worden voor wat nu 'lokaal maatwerk' heet. De goedkeuringen zouden een looptijd moeten hebben tot het moment dat de voorstellen van de Maaskoepel worden geëffectueerd. Gesteld kan worden dat alle afwijkingen die nu worden toegestaan inpasbaar lijken in de in ontwikkeling zijnde nieuwe structuur. Aan het dagelijks bestuur is geadviseerd om het advies van het platform over te nemen. Dit houdt in dat: § 2 aanvragen, nummer 3 (Rotterdam) en 15 (Capelle aan den IJssel, separaat als experiment geagendeerd) nu niet tot een beslissing leiden, § 7 aanvragen, de nummers 1 (Rotterdam), 2 (Rotterdam), 4 (Hoek van Holland), 7 (Schiedam), 10 (Vlaardingen) en 11 (Krimpen aan den IJssel) akkoord worden bevonden, § bij 4 aanvragen nummer 6 (Maassluis), 8 (Schiedam), 9 (Vlaardingen) en 17 (Ridderkerk) voorwaarden of lagere percentages worden gesteld, § 4 aanvragen 12 (Albrandswaard), 13 (Bergschenhoek), 14 (Berkel en Rodenrijs) en 16 (Spijkenisse) gedeeltelijk worden goedgekeurd.
Verdere procedure: Aanvragers zijn / worden ingelicht over het besluit van 19 november 2003 van het dagelijks bestuur.
Gevraagde beslissing: 1. Kennisnemen van het besluit van het dagelijks bestuur.
Cie WSV Lokaal Maatwerk / AS / 13 november 2003
Pagina 1
Bijlage rapportage lokaal maatwerk (samenvatting) aanvrager
Aangemeld probleem
Voorgestelde of toegepaste oplossing
advies platform
1. Rotterdam
• •
doorstroming stagneert grote schaarste aan grote woningen
•
akkoord
2. Rotterdam
•
de menselijke maat ontbreekt in het gebouw De Peperklip en er is een melee van leefstijlen
• • • •
3. Rotterdam
•
4. Hoek van Holland
•
in de onveilige wijken en met name op de hot spots zijn er complexen waar de instroom van nieuwe huurders meer gestuurd moet worden grote instroom van buiten HvH lokale doorstroming stagneert woningzoekenden uit HvH worden verdrongen
• •
• •
• •
• • • •
5. Maassluis
• •
de herstructurering van de Burgemeesterswijk in totaal 1.300 woningen van 2002 tot 2012
• • •
voorrang in woonkrant voor huishoudens die een schaarse woning achterlaten voorrang geldt na urgenten en herhuisvestingskandidaten schaars is: eengezinswoningen met 4 of minder kamers en huur < € 453,77 en woningen met 5 of meer kamers en huur < € 486,30 (prijspeil 1-7-03) preferente leefstijl per portiek bepalen faciliteren van doorstroming binnen het gebouw o.b.v. enquete gerichte inplaatsing per portiek o.b.v. leefstijl nadat een portiek voor 70 % de gewenste leefstijlsamenstelling heeft gekregen de woningen in de woonkrant aanbieden met leefstijllabel experiment voor 3 jaar, te starten in november 2002 een inventarisatie van deze complexen met de daarbij behorende maatregelen zal worden uitgevoerd
akkoord
n.v.t.
akkoord in 2001 is al een vorm van lokaal maatwerk ingevoerd: 25 % van de vrijkomende woningen gaat naar starters nu voorgesteld: 50 % van de vrijkomende woningen van WBV HvH en Humanita/PWS toewijzen aan Hoekse woningzoekenden nadere uitwerkingsregels afspreken over onderverdeling naar ouderen, starters en doorstromers maatregel laten doorlopen totdat 50 % van het nieuwbouwprogramma in het Waterwegcentrum is gerealiseerd akkoord afwijkende passendheidscriteria: huur-inkomen en bezetting herhuisvestingsverklaring geldt niet voor eengezinswoningen met huur onder € 378,91 medische urgenten, sociale urgenten, herhuisvestingsurgenten,
bijlage bij rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 1
6. Maassluis 7. Schiedam
1 fase is 324 woningen voor dit proces is een aparte regeling • getroffen
•
starters blijven achter op de woningmarkt beheerproblemen in het complex SchiedamOost betreft Dr. Zamenhofstraat, Lorenzlaan, Dieselstraat en Fahrenheitstraat vanaf 1997 aangewezen als kwetsbaar complex voorstel tot verlenging voor het jaar 2002 door SR aangehouden nadere argumentatie geleverd bij brief van 1 juli 2002 de herstructurering van de wijk Nieuwland
• •
• • •
8. Schiedam
e
• •
•
• • •
• • • • •
9. Vlaardingen
•
• • •
afnemende sociale cohesie en toenemende vraagdruk in • Babberspolder Oost en
herhuisvestings-urgenten met grote huishoudens, herhuisvestingsurgenten met eerdere slooopdatum hebben verschillende mate van voorrang herhuisvestingsurgenten uit Maassluis hebben voorrang op andere herhuisves-tingsurgenten labeling van 33 % van de vrijkomende woningen voor starters wegens houten vloeren extra gehorigheid, hierdoor maximale bezettingsnorm: aantal personen = aantal kamers in het kader van intensief buurtbeheer (overlast, onrust, wantrouwen) hebben bewoners uit de wijk voorrang, elders geformuleerd als voorrang aan familieleden/kinderen van de buurtbewoners
ingangsdatum 1 augustus 2001 leegkomende woningen in Nieuwland worden in de volgende volgorde toegewezen: wijkbewoners, voormalige wijkbewoners, Schiedammers, overigen geen maximum aan inkomen gesteld bij woningen met 4 kamers of meer niet meer personen dan aantal kamers geen minimum wel maximum aan aantal personen bij kleine vierkamerwoningen minimimale leeftijd bij woningen die geschikt zijn voor ouderen extra woonafspraken in specifieke complexen voor 12 % van de mutaties in beide wijken aanvullende toewijzingsregels stellen leegkomende woningen in beide wijken worden in de volgende volgorde toegewezen: wijkbewoners, voormalige wijkbewoners,
bijlage bij rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
akkoord voor max 25%% gedogen tot 1 juli 2004
akkoord onder voorwaarden
akkoord onder voorwaarden
pagina 2
HolyZuidOost •
• • • • •
10. Vlaardingen
•
onvoldoende doorstroming
• • •
• • •
11. Krimpen aan den IJssel
•
12. Albrandswaard
•
13. Bergschenhoek
•
•
veel ingeschreven starters met een geringe slaagkans
•
ouderen en starters blijven achter op de woningmarkt onmisbare beroepsgroepen moeten in gemeente gehuisvest kunnen worden lokale doorstroming en huisvesting van lokale starters moet gegarandeerd kunnen worden
•
•
Vlaardingers, overigen geen maximum aan inkomen gesteld bij woningen met 4 kamers of meer niet meer personen dan aantal kamers geen minimum wel maximum aan aantal personen bij kleine vierkamerwoningen minimimale leeftijd bij woningen die geschikt zijn voor ouderen in de toekomst gefaseerd per blok een verhuurstop en geen passendheidseisen meer experiment voor de duur van 1 jaar m.i.v. 1 januari 2002 actieve benadering van potentiele doorstromers 55+huishoudens met 1 of 2 personen, wonend in een eengezinswoning met 4 kamers of meer en een huur onder de max. huursubsidiegrens in Vlaardingen hebben voorrang in de krant voor woningen met een doorstroomlabel woningen met een doorstroomlabel zijn appartementen, gelijkvloers of met lift en een huur onder de max. huursubsidiegrens huursubsidie wordt ook toegekend boven de aftoppingsgrenzen, maar onder de max. huursubsidiegrens de als gevolg hiervan vrijkomende eengezinswoningen worden in de krant aangeboden met een kinderlabel, d.w.z. gezinnen met kinderen onder de 18 jaar hebben voorrang de bereikbare huurwoningen in een complex van 85 nieuwbouwwoningen uitsluitend aan starters toewijzen de middeldure koopwoningen toewijzen aan Krimpenaren die een bereikbare huurwoning achterlaten minimaal 25 % van het aanbod aan ouderen en starters toewijzen
• ophoging van de vrije beleidsruimte per corporatie van 3 naar 6% • concrete toewijzingspercentages aan lokale doorstromers en lokale starters
bijlage bij rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
akkoord (experiment loopt nog door)
was al akkoord bevonden door Stadsregio senioren niet akkoord starters akkoord akkoord akkoord voor max 50% (zie HvH)
pagina 3
14. Berkel en Rodenrijs
15. Capelle a/d IJssel
16. Spijkenisse
17. Ridderkerk
•
schaarse beroepsgroepen moeten aangetrokken kunnen worden • lokale ouderen en lokale jongeren blijven achter op de woningmarkt • bij achterblijvende slaagkans van een bepaalde doelgroep moet bijgestuurd kunnen worden • ernstige leefbaarheidsproblemen • eenzijdige bevolkinsgopbouw • woonduurcriterium remt doorstroming • onvoldoende evenwicht in zorgbehoefte ouderencomplexen verpaupering in aanloop tot sloop
• •
gedurende 5 jaar ophoging van de vrije beleidsruimte per corporatie van 3 naar 6 % na 1 juli 2003 gedurende 2 jaar een nader te bepalen deel van de vrijkomende sociale huurwoningen toewijzen aan lokale ouderen en jongeren
akkoord akkoord voor max 50% (zie HvH)
• hiervoor zal lokaal maatwerk nodig zijn (Is inmiddels als experiment voorgelegd in de vorm van het loslaten van het rangordecriterium woonduur)
akkoord
•
verhuren buiten het aanbodmodel om
•
intakegesprek bij toewijzingsprocedure
•
bijzondere vormen van voorrang om schaarse woningen vrij te krijgen 70% toewijzen aan mensen zonder urgentie of zorgindicatie toekennen (lokale) urgentie > zfw
akkoord onder voorwaarden akkoord onder voorwaarden akkoord
• •
gerichte plaatsing
bijlage bij rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
niet akkoord niet akkoord akkoord onder voorwaarden
pagina 4
Notitie Wonen
Aan: het Dagelijks Bestuur Van: regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
Van: Peter Boertjes E-mail:
[email protected] Fax: 010 - 489 7258 Telefoon: 010 - 489 5431 Afdeling: Wonen Bezoekadres: Galvanistraat 15 3029 AD Rotterdam Postadres: Postbus 6699 3002 AR Rotterdam Bijlage : 1
Kopie aan: Betreft: lokaal maatwerk Datum: 31 oktober 2003
Onderwerp: lokaal maatwerk woonruimteverdeling
Inleiding Bij het vaststellen van de Huisvestingsrichtlijn Stadsregio Rotterdam 2002 werd beoogd om een verdergaande samenwerking op de regionale woningmarkt tussen gemeenten en corporaties gestalte te geven. Dit kwam onder meer tot uiting door het nadrukkelijk benoemen dat iedere (regionale) woningzoekende op iedere lokale woningmarkt dezelfde rechten heeft. Tevens werd vastgelegd dat herhuisvestingskandidaten en urgenten door iedereen worden erkend. Een aantal gemeenten had bij de consultatieronde al aangegeven akkoord te gaan met een verdere samenwerking op dit terrein, maar vroeg gelijkertijd om aandacht voor lokale problemen die niet konden worden opgelost binnen de door de richtlijn aangegeven kaders. Om te bezien welk maatwerk voor lokale problemen (die niet oplosbaar zijn binnen de regelgeving van de Huisvestingsrichtlijn) aanvaardbaar is heeft het regiobestuur de gemeenten de gelegenheid geboden om een verzoek om lokaal maatwerk in te dienen. Een werkgroep (platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling) zou deze verzoeken innemen, op inhoud onderzoeken, beoordelen en voorstellen doen aan het Dagelijks Bestuur van de stadsregio. Deze mogelijkheid is neergelegd in artikel 3.7 van de Huisvestingsrichtlijn: “Artikel 3.7 Lokaal Maatwerk 1. Gemeenten kunnen het dagelijks bestuur verzoeken voor bepaalde (complexen van) woningen of (groepen van) woningzoekenden aanvullende en/of afwijkende toewijzingsregels te mogen stellen. 2.
Het dagelijks bestuur willigt het verzoek in, als naar het oordeel van het dagelijks bestuur aan de volgende toetsingscriteria is voldaan: • het gaat om een duidelijk omschreven lokaal project (objectgericht of gericht op een consumentengroep) van tijdelijke aard, gericht op het oplossen van een specifieke probleem; • de voorgestelde maatregelen en de aangegeven looptijd van het project staan in redelijke verhouding tot de ernst van het probleem; • het probleem kan redelijkerwijs niet worden opgelost met maatregelen die wel binnen de regels in de artikelen 3.1 tot en met 3.6 (= de normale toewijzingsregels) passen.
3.
Bestaande goedgekeurde lokale regelingen op voet van de Huisvestingsrichtlijn Stadsregio Rotterdam 1999 (benoeming kwetsbare complexen en schaarse woningen) worden bij de inwerkingtreding van deze richtlijn beschouwd als vormen van lokaal maatwerk. Het dagelijks bestuur bepaalt binnen 6 maanden na inwerkingtreding van deze richtlijn in overleg met de gemeente de resterende looptijd van de regeling.
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 1 van 16
4.
Het dagelijkse bestuur stelt een Regionaal Platform Lokaal Maatwerk in, bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeenten en de woningcorporaties in de stadsregio. Dit platform adviseert het dagelijks bestuur met betrekking tot de beslissing als in de leden 2 en 3 (van dit artikel).”
Het platform wordt gevormd door drie leden uit de corporatiesector, drie leden afkomstig uit de regiogemeenten en een secretaris die het overleg tevens voorzit. De leden brengen hun advies uit op basis van hun expertise maar zonder last of ruggespraak. Het dagelijks bestuur 1 van de stadsregio heeft het platform op 19 maart jl. formeel ingesteld. Nog voor het instellen van het platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling kwam vanuit de Maaskoepel de mededeling dat het instellen van het platform niet meer nodig was omdat in de voorstellen met betrekking tot een andere wijze van woonruimteverdelen die in ontwikkeling waren, al was voorzien in “lokaal maatwerk”. Immers, in het voorstel van de Maaskoepel kunnen op lokale woningmarkten, om slaagkansen te beïnvloeden, woningen naar verkiezing worden gelabeld voor welke doelgroep dan ook. De enige eis is dat het segment dat hier voor wordt gebruikt niet meer dan 15% van het totaal beschikbaar komende aanbod mag bedragen. De verwachting is dat het voorstel van de Maaskoepel geëffectueerd gaat worden. Het platform stelt zich echter op het standpunt dat: a. niet alle maatwerk met het meten van slaagkansen en labelling is op te lossen; b. de concretisering van de voorstellen van de Maaskoepel nog enige tijd zal vergen; c. het gevraagde maatwerk niet altijd is op te lossen binnen een limiet van 15% van het beschikbaar komend aanbod. Het platform heeft gelet op het voorgaande de ingediende voorstellen (en al eerder lopende – al dan niet formeel goedgekeurde - tijdelijke regelingen) volgens de in de Huisvestingsrichtlijn geformuleerde criteria beoordeeld en rapporteert de commissie over de hieronder beschreven verzoeken om lokaal maatwerk.
Kleine lokale woningmarkten Een aantal verzoeken geven door meerdere gemeenten gedeelde problemen weer. Bijvoorbeeld: de problematiek van de kleine lokale woningmarkt welke overspoeld dreigt te raken door woningzoekenden uit de grootstedelijke gebieden. Een aantal overwegingen spelen hierbij een rol. Enerzijds is het openstellen van de lokale woningmarkten bedoeld om binnen de regio uitdrukking te geven aan de solidariteit jegens elkaar en om grootstedelijke woonruimteproblematiek te helpen oplossen. Anderzijds wordt geconstateerd dat de sociale samenhang in de lokale gemeenschap sterk onder druk komt te staan door de steeds sterker optredende instroom van woningzoekenden van buitenaf. Dit wringt. Deze problematiek speelt in meerdere kleinere gemeenten, zonder dat dit in alle gevallen heeft geleid tot verzoeken om lokaal maatwerk. Een aantal corporaties en gemeenten willen ongewenste verdringing van de eigen bevolking op de lokale woningmarkt tegengaan en heeft daartoe gevraagd (of zal dit nog vragen) om een zeker percentage te mogen toewijzen aan de lokale woningzoekenden. Een van de redenen om de 18 regiogemeenten destijds aan elkaar te binden was om wederzijds in elkaars noden te kunnen voorzien. Veel bewoners van de meer landelijke regiogemeenten maken gebruik van allerlei voorzieningen in de grootstedelijke gebieden, werken er of studeren er. De verstedelijkte gebieden hebben op hun beurt de overige regiogemeenten weer nodig om te voorzien in bepaalde behoeften zoals woonruimte. Zeker nu op grote schaal bereikbare woningen (al dan niet tijdelijk) uit de markt worden genomen en 1
(Zie voor de samenstelling van het platform de laatste pagina van de rapportage).
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 2 van 16
de vraagdruk in de grotere gemeenten toeneemt kan het niet zo zijn dat de overige regiogemeenten hun woningmarkten afgrendelen voor eigen gebruik. Toch mag enig begrip worden opgebracht voor de vrees om te worden overspoeld door de stedelingen. Met name de grote getallen spelen hierbij een significante rol. Bijvoorbeeld: om de huishoudens van twee te slopen flats van veertig woningen te kunnen herhuisvesten is een aantal woningen vereist dat in een jaar totaal beschikbaar komt in Hoek van Holland en Albrandswaard (gezamenlijk). De verhouding tussen de noden van de stedelijke gebieden en het aanbod in de overige regiogemeenten ligt dus volkomen scheef. Enige bescherming van de (kleinere) lokale woningmarkten lijkt daarom gerechtvaardigd. Het platform heeft zich daarom welwillend opgesteld met betrekking tot die verzoeken die tot doel hebben de kleinere lokale woningmarkten waar nodig in enige mate af te schermen.
Ouderen Ook voor lokale ouderen wordt maatwerk gevraagd. Hoewel ouderen in de meeste gevallen vrij honkvast zijn (afhankelijkheid van sociale netwerken) is het toch ook zo dat een aantal senioren hun levensavond elders willen doorbrengen dan in de verstedelijkte gebieden. Wat je vervolgens ziet gebeuren is, dat, omdat de groep stedelijke ouderen groter is dan de groep ouderen in de overige regiogemeenten, zij relatief een hogere slaagkans hebben op basis van woonduur (of m.m. inschrijfduur). De aantallen ouderen waar het hier over gaat zijn relatief gezien (in de stedelijke gebieden) gering in aantal. Op de lokale woningmarkten van kleinere regiogemeenten echter, waar sprake is van een jaarlijks beschikbaar komend aanbod dat je met minder dan drie cijfers kunt weergeven ontstaat een formidabele vraagdruk. Hierdoor hebben lokale ouderen zoals in Hoek van Holland of in de landelijke gemeenten in het noordoosten van de regio (B-driehoek) hun slaagkansen fors zien afnemen na het regionaliseren van de woningmarkt. In dit verband wil het platform nog wijzen op het voorstel van de projectgroep woonruimteverdeling van de Maaskoepel dat een onderscheid wenst te maken naar drie soorten gemeenten: grootstedelijke gemeenten, groeistedelijke gemeenten en kleinstedelijke gemeenten. Met name in de kleinstedelijke gemeenten (Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk, Brielle, Krimpen aan den IJssel en Westvoorne) zou ruimte moeten zijn om afwijkende afspraken op het gebied van de woonruimteverdeling te maken. Het is denkbaar dat Hoek van Holland (weliswaar onderdeel van de gemeente Rotterdam) in dit verband tot de kleinstedelijke gemeenten zal worden gerekend. Op basis van dit ordeningsprincipe zal voor de kleinere lokale woningmarkten meer ademruimte komen.
Buurtbinding Ook komt in een aantal verzoeken het begrip buurtbinding voor, in verband gebracht met wijken die zich in een neerwaartse spiraal bevinden. In het platform heeft de mening postgevat dat in gebieden die zich in een dergelijke negatieve cyclus geraken en tot onleefbare en onveilige wijken dreigen te verworden, bijzondere en creatieve maatregelen nodig kunnen zijn om een ommekeer teweeg te brengen. De veronderstelling lijkt gerechtvaardigd dat buurtbinding hierin een rol kan spelen. Immers: binding met de buurt betekent ook oog voor de sociale maar ook voor de fysieke omgeving. Het platform heeft wel moeite met het volledig uitsluiten van andere woningzoekenden op deze manier. In de verstedelijkte gebieden van de stadsregio vindt in een versneld tempo een enorme transformatie in de woningvoorraad plaats. Van al de wijken die dit betreft kan met meer of minder recht worden vastgesteld dat zich soortgelijke problemen voordoen. Het aanzuigen van kansarmen door kwalitatieve vraaguitval is een hot issue de laatste tijd. Naar het zich laat aanzien zullen door Rotterdam ook soortgelijke vormen van lokaal maatwerk worden gevraagd. Toch moet bij het geven van absolute voorrang aan “eigen” sv-kandidaten worden voorkomen dat met het badwater niet ook het kind wordt weggegooid, immers
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 3 van 16
wanneer andere woningzoekenden (en dus ook herhuisvestingsurgenten) worden uitgesloten van lokale woningmarkten wordt daarmee ook het herstructureringsproces gefrustreerd omdat niet iedereen binnen de eigen buurt kan of wil worden geherhuisvest. Hier ligt dus een fors dilemma. Het platform is van mening dat in voorkomende gevallen voorrang mag worden gegeven aan eigen sv-urgenten, maar dat daarna overige sv-urgenten niet mogen worden uitgesloten, ja, dat deze zelfs voorgaan op “eigen (sociale) urgenten” met een jongere urgentiedatum. Verondersteld wordt dat door de geringe verhuisgeneigdheid over grote afstanden (van svurgenten) het verdringen van sociale urgenten of overige woningzoekenden in de praktijk wel mee zal vallen. Door deze processen goed te monitoren moet de vinger aan de pols worden gehouden. In de voorstellen van de Maaskoepel is een heel belangrijke rol voor juist dit soort monitoring van onder meer slaagkansen weggelegd.
Leefbaarheidsproblematiek Met name over de aanpak van de leefbaarheidsproblemen op complexniveau heeft het platform uitvoerig overlegd. Een aantal maatwerkverzoeken heeft betrekking op het bevorderen van de leefbaarheid of op zijn minst het tegengaan van de verdere verslechtering ervan. Eén voorstel gaat uit van het vaststellen van preferente leefstijlen van de zittende bewoners en wil toekomstige toewijzingen daaraan aanpassen (Vestia – Peperklip). Een ander voorstel behelst het instellen van intakegesprekken alvorens men tot verhuur overgaat (Spijkenisse). Ook is inmiddels gevraagd om gericht te kunnen toewijzen (zonder aanbodmodel) in complexen die op termijn worden gesloopt (Ridderkerk). In het algemeen betreft het dus het geheel of gedeeltelijk kunnen afwijken van het toewijzen volgens de regels van het aanbodmodel. En dit op basis van (kennelijk) subjectieve beoordelingscriteria. Hier wordt een sterke wissel getrokken op de transparantie van het toewijzingssysteem. Het afwijzen van een kandidaat-huurder moet naar onze opvatting toch op enigerlei wijze onderbouwd kunnen worden. Immers, op het moment dat een afgewezen kandidaat-huurder naar de geschillencommissie woonruimteverdeling stapt en daarna eventueel naar de rechter, zul je als verhuurder op zijn minst een aannemelijk verhaal moeten hebben. Daarom is het noodzakelijk om de criteria op basis waarvan je wilt selecteren, objectief meetbaar / waarneembaar te maken en vooral vooraf vast te stellen. Bv. leeftijdondergrens van veertig jaar, preferentie voor gezinnen, enz enz. Het is van buitengewoon groot belang om wanneer deze maatwerkverzoeken zouden worden ingewilligd de resultaten te volgen door frequent te laten rapporteren over werkwijzen en resultaten. Ook wordt als maatregel genoemd: het afspreken van leefregels (met de zittende bewoners) en deze vervolgens bij de toewijzing nadrukkelijk (ter onderschrijving) voorleggen aan de kandidaathuurder. Het belang van het naleven van deze leefregels wordt onderstreept door beschrijving ervan in de huurovereenkomst met de bijbehorende sanctiemaatregelen. Dit valt overigens naar de mening van het platform niet onder de reikwijdte van aan te vragen lokaal maatwerk.
Het tijdsaspect In de richtlijn was aangegeven dat binnen een half jaar na het vaststellen ervan door het regiobestuur uitspraken zouden worden gedaan over de resterende looptijd van al bestaande regelingen. Het zal duidelijk zijn dat deze termijn ruimschoots is overschreden. De redenen hiervan zijn voornamelijk gelegen in de tijd die nodig was om het platform samen te stellen en voortdurende agendaproblemen van leden van het platform. Voor wat betreft de resterende looptijd van de regelingen wordt geadviseerd deze te laten beëindigen op het moment dat de nieuwe regionale overeenkomst woonruimteverdeling van kracht zal worden. Naar de huidige inzichten zal dit zijn op 1 juli 2004. Dit moet naar onze
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 4 van 16
opvatting ook gelden voor de nieuwe verzoeken om lokaal maatwerk. Immers, op dat moment zal de mogelijkheid ontstaan om voor 15% van het beschikbaar komende aanbod aanvullende regels te stellen (labelen) om bepaalde groepen woningzoekenden te faciliteren. Alsdan zal moeten worden bezien of aan lokaal maatwerk zoals we dat nu kennen, nog behoefte is.
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 5 van 16
De verzoeken De verzoeken om lokaal maatwerk worden hierna opgesomd. Per aanvraag wordt aangegeven wie de aanvrager is, er wordt een korte samenvatting gegeven van de probleemstelling en van de voorgestelde oplossing, gevolgd door de overwegingen van het platform. Tot slot zal per verzoek het advies van het platform worden weergegeven. Wanneer binnen het platform een minderheidsstandpunt wordt ingenomen wordt dit aangegeven. 1. aanvrager: Gemeente Rotterdam probleemstelling: • vastgesteld is dat de doorstroming op de woningmarkt ernstig stagneert • tevens wordt er een toenemende schaarste aan grote woningen waargenomen voorgestelde oplossing: • voorrang in het aanbodmodel voor huishoudens die een schaarse woning achterlaten • schaars is: eengezinswoningen met 4 of minder kamers en huur < € 453,77 en woningen met 5 of meer kamers en huur < € 486,30 (prijspeil 1-7-2003) • voorrang geldt na urgenten en herhuisvestingskandidaten • geen einddatum genoemd overwegingen platform: Hoewel Rotterdam al strengere toewijzingsregels heeft bedongen voor wat betreft de ruimtelijke passendheid dan die gelden in de overige regiogemeenten biedt dit kennelijk nog onvoldoende soelaas. Het beschikbaar krijgen van grote woningen blijft een bron van zorg. Het platform adviseert om akkoord te gaan met deze al enige tijd in Rotterdam functionerende regeling. Gezien echter het criterium van tijdelijkheid van het maatwerk (art 3.7 lid 2 sub1) stelt het platform voor om een einddatum voor deze regeling af te spreken. Wanneer uit de dan uit te voeren evaluatie van deze vorm van maatwerk mocht blijken dat op deze wijze meer woningen voor grote huishoudens beschikbaar komen dan in die delen van de regio waar dit maatwerk niet wordt toegepast, zal het logisch zijn om deze systematiek te verankeren in de op te stellen richtlijn en/of overeenkomst woonruimteverdeling. Het platform stelt echter gelijktijdig vast dat er ook regelmatig grote woningen uit de bereikbare voorraad worden genomen doordat de huren van deze woningen na leegkomst via huurharmonisatie boven de aftoppingsgrens huursubsidiewet worden gebracht. Te overwegen ware om het voeren van een terughoudend huurbeleid in dit specifieke marktsegment onderwerp van bespreking te maken in de onderhandelingen tussen de stadsregio en de Maaskoepel over de regionale prestatieafspraken. Overigens mag hier niet onvermeld blijven dat de regeling feitelijk nog niet heeft gefunctioneerd wegens technische belemmeringen (Woonnet / NCCW). minderheidsstandpunt Betreft een structureel probleem, daarom als lokaal maatwerk afwijzen. Deze problematiek en oplossing op regionaal niveau uitwerken. (Overigens is niet overal evenveel behoefte aan het beschikbaar krijgen van grote woningen - noot red.) Huurharmonisatie van de vrijgekomen woning verbieden. advies platform: het verzoek inwilligen 2. aanvrager:
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 6 van 16
gemeente Rotterdam (op verzoek van Vestia Rotterdam) probleemstelling: Van het woongebouw De Peperklip waar 1400 mensen hun verblijf hebben, staat de leefbaarheid ernstig onder druk en dit vergt o.m. enorme investeringen op beheersniveau. Een ongewenste mêlee van leefstijlen is ontstaan. Al eerder werd van gemeentewege toestemming verleend om woningen in de Peperklip buiten het aanbodmodel om te verhuren. Al eerder is toestemming verleend om soepel met passendheidsregels om te gaan. Vestia heeft al veel maatregelen genomen om het leefklimaat in en om het woongebouw te verbeteren. Ook is al enige positieve ervaring opgedaan met interne verhuizingen die op basis van eigen keuze van bewoners plaatsvonden. voorgestelde oplossing: • per portiek wordt de preferente leefstijl bepaald (op basis van het woonbelevingsonderzoek van Smartagent) • de doorstroming binnen het gebouw wordt gefaciliteerd; dit geschiedt o.b.v. enquête onder bewoners • er vindt gerichte inplaatsing per portiek o.b.v. leefstijl plaats (te bepalen aan de hand van een daarvoor ontwikkelde vragenlijst – dit geldt ook en met name voor nieuwe instroom) • nadat een portiek voor 70 % de gewenste leefstijlsamenstelling heeft gekregen worden de woningen in de woonkrant aangeboden met leefstijllabel • totdat de situatie bedoeld onder het vorige punt is bereikt worden de woningen buiten het aanbodmodel om verhuurd • experiment voor 3 jaar, te starten in november 2002 overwegingen platform: Het platform adviseert om het verzoek in te willigen. Allerlei eerdere pogingen om de leefbaarheid op een aanvaardbaar niveau te brengen (ook door middel van forse fysieke ingrepen) hebben geen blijvende resultaten opgeleverd. Voor zover dit kan worden overzien lijkt deze aanpak kans van slagen te hebben, wanneer tenminste bewoners de bereidheid zullen hebben om daar waar de leefstijlverschillen niet te groot meer zijn, elkaar aan te spreken op alsdan nog optredend deviant gedrag. Het platform vraagt overigens wel aandacht voor de nodige transparantie. Opgemerkt wordt dat Vestia in het voorjaar van 2003 is gestart met het onderzoek naar leefstijlpreferenties. advies platform verzoek inwilligen.
3. aanvrager: gemeente Rotterdam (mede op verzoek van deelgemeenten en Rotterdamse corporaties) probleemstelling: in de onveilige wijken en de hot spots zijn er complexen waar de instroom van nieuwe huurders meer gestuurd moet worden voorgestelde oplossing: een inventarisatie van deze complexen met de daarbij behorende maatregelen zal worden uitgevoerd overwegingen platform: nog niet aan de orde, het betreft nog geen concreet verzoek advies platform geen
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 7 van 16
4. aanvrager: Deelgemeente Hoek van Holland (mede op verzoek van Woningbouwvereniging Hoek van Holland) probleemstelling: • sinds het openstellen van de plaatselijke woningmarkt vindt er een grote instroom plaats van woningzoekenden van buiten Hoek van Holland; • als gevolg hiervan stagneert lokale doorstroming; • samenhangend met het voorgaande punt: lokale woningzoekenden worden verdrongen voorgestelde oplossing: • in 2001 was al een vorm van lokaal maatwerk ingevoerd: 25 % van de vrijkomende woningen gaat naar starters; • nu voorgesteld: 50 % van de vrijkomende woningen van WBV HvH en Humanitas/PWS toewijzen aan Hoekse woningzoekenden (inmiddels is een aanvullende aanvraag binnengekomen om 66% te reserveren voor Hoekse woningzoekenden); • nadere uitwerkingsregels afspreken over onderverdeling naar ouderen, starters en doorstromers; • maatregel laten doorlopen totdat 50 % van het nieuwbouwprogramma in het Waterwegcentrum is gerealiseerd.
overwegingen platform: Met betrekking tot de startersproblematiek stelt het platform zich op het standpunt dat Hoek van Holland zich al bedient van de mogelijkheid om de woningmarkt te segmenteren voor deze doelgroep. Het is niet aan de orde daar nu kapittelend of corrigerend in op te treden, temeer daar de regeling onder de overgangsregeling valt. Wanneer de voorstellen van de Maaskoepel geëffectueerd worden (o.a. het opheffen van het begrip woonduur – zodat starters en doorstromers een gelijkwaardige positie zullen hebben) zal deze problematiek geen rol meer spelen. Het platform adviseert in deze het segmenteren van de woningmarkt te gedogen totdat de nieuwe spelregels van woonruimteverdeling zijn vastgesteld, met name de wijziging m.b.t. de rangordecriteria woonduur versus inschrijfduur. Voor wat betreft het vraagstuk rond de toewijzing van maximaal 50% (later aangevuld tot 34%) aan mensen van buiten Hoek van Holland is het platform – zoals mag blijken uit het hierover gestelde onder het kopje “kleine lokale woningmarkten” in de inleiding - niet licht tot een eensluidend advies gekomen. minderheidsstandpunt Vormt structureel probleem, daarom formeel afwijzen. Overigens is er vanuit dit minderheidsstandpunt wel oog voor sociale cohesie (zie inleiding – kleine lokale woningmarkten). advies platform: Het platform adviseert positief op het verzoek om 50% van de vrijkomende woningen van 2 WBV HvH en Humanitas/PWS toe te wijzen aan Hoekse woningzoekenden . 2
Nadere uitwerking: Wanneer op enig moment mocht blijken dat de helft van het aanbod dat op jaarbasis kan worden verwacht is verhuurd aan woningzoekenden die niet uit die gemeente afkomstig zijn, dan worden vanaf dat moment voor de rest van dat kalenderjaar de dan nog beschikbaar komende woningen toegewezen aan bewoners van die gemeente (onder de normale vigerende spelregels). Voorstel Wbv Hoek van Holland: per maand of per drie maanden monitoren of de kritische grenzen in zicht raken en daar naar handelen. (Waardoor niet halverwege het jaar voor de rest van dat jaar de grens dicht moet.) Dit heeft de voorkeur van het platform.
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 8 van 16
5. aanvrager: gemeente Maassluis (op verzoek van Woningstichting Maassluis) probleemstelling: • In de Burgemeesterswijk worden tussen 2002 en 2012 1300 woningen aangepakt • er is sprake van een kwetsbare wijk e • 1 fase is een forse inspanning (324 woningen) voorgestelde oplossing: • het toepassen van afwijkende passendheidscriteria: huur-inkomen en bezetting • herhuisvestingsverklaring geldt niet voor eengezinswoningen met huur onder € 378,91 • medische urgenten, sociale urgenten, herhuisvestingsurgenten, herhuisvestings-urgenten met grote huishoudens, herhuisvestingsurgenten met eerdere sloopdatum hebben verschillende mate van voorrang • herhuisvestingsurgenten uit Maassluis hebben voorrang op andere herhuisvestingsurgenten overwegingen platform: De regeling is in juli 2002 in werking getreden. Het voorstel is om pro forma goedkeuring te verlenen. Op het moment dat de nieuwe Huisvestingsrichtlijn dan wel Regionale Overeenkomst woonruimteverdeling van kracht wordt, zal deze regeling opnieuw tegen het licht worden gehouden. Het mogen toepassen van afwijkende passendheidscriteria zal dan geen issue meer zijn. Ook de beperking van de herhuisvestingsvoorrang tot bepaalde woningtypen is al aangevat in de Huisvestingsrichtlijn 2002 (herhuisvestingsverklaring met zoekprofiel voor een gelijkwaardige woning). Over het verlenen van verschillende vormen van voorrang aan herhuisvestingsurgenten komen we nog te spreken bij de behandeling van de aanvraag lokaal maatwerk uit Vlaardingen. minderheidsstandpunt: Verzoek afwijzen omdat de maatregelen niet in verhouding zouden staan tot de ernst van het probleem. Er is voldoende ruimte om de te herhuisvesten huishoudens te plaatsen buiten (de media van) het aanbodmodel om. (Dit gaat nu juist ten koste van de openheid van de woningmarkt - noot red.). Ook wordt door een van de leden opgemerkt dat voorrang voor sv-urgenten niet zwaarder moet wegen dan die voor “sociale”urgenten, die immers ook in een nijpende situatie verkeren. advies platform: Verzoek formeel goedkeuren
6. aanvrager: gemeente Maassluis probleemstelling: Door de herstructurering komen er weinig woningen beschikbaar. Voor starters is dit helemaal een probleem. Deze blijven dan ook achter op de woningmarkt. voorgestelde oplossing: Labelling van 33 % van de vrijkomende woningen voor starters overwegingen platform:
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 9 van 16
De regeling is in juli 2002 in werking getreden. Het voorstel is om pro forma goedkeuring te verlenen. Op het moment dat de nieuwe Huisvestingsrichtlijn dan wel Regionale Overeenkomst in werking treedt zal gezien de huidige voorstellen van de Maaskoepel het niet meer nodig zien om voor starters apart te segmenteren op de woningmarkt. advies platform verzoek formeel goedkeuren onder voorwaarde dat niet meer dan 25% van de woningen wordt gelabeld voor starters. 7. aanvrager: gemeente Schiedam (op verzoek van Woonplus) probleemstelling: • beheerproblemen in het complex Schiedam-Oost • betreft Dr. Zamenhof-straat, Lorenzlaan, Dieselstraat en Fahrenheitstraat • vanaf 1997 aangewezen als kwetsbaar complex • voorstel tot verlenging voor het jaar 2002 door SR aangehouden • wegens houten vloeren extra gehorigheid voorgestelde oplossing: • in het kader van intensief buurtbeheer (overlast, onrust, wantrouwen) hebben bewoners uit de wijk voorrang, elders geformuleerd als voorrang aan familieleden/kinderen van de buurtbewoners • In situaties waarin gehorigheid een probleem is maximale bezettingsnorm: aantal personen = aantal kamers overwegingen platform: Per brief van 21 februari 2002 heeft de stadsregio aangegeven dat zij in afwachting van nadere informatie zich onthoudt van goedkeuring. Dit neemt niet weg dat de corporatie in het bewuste gebied de eerder ingezette woonruimteverdelingsmethodiek toen heeft voortgezet. Op 1 juli 2002 heeft de gemeente deze nadere informatie aan de stadsregio verzonden. De stadsregio heeft daarop niet gereageerd. In verband met de nijpende problematiek is de gemeente akkoord gegaan met het hanteren van een aangepaste toewijzingsmethode. Formeel gesproken zou het regiobestuur hier vermanend op moeten treden. Nu echter duidelijk is dat in wijze van woonruimteverdelen zoals die in de voorstellen van de Maaskoepel zijn neergelegd, er ruimte is geschapen voor juist deze vormen van “maatwerk” voor zover dat binnen 15% van het vrijkomend aanbod past, lijkt dat een beetje op mosterd na de maaltijd. De vraag is echter of er nu alsnog pro forma toestemming moet worden gegegeven. Dat lijkt het platform een verkeerd signaal. advies platform gemeente Schiedam meedelen dat de situatie wordt gedoogd tot 1 juli 2004. 8. aanvrager: gemeente Schiedam (mede op instigatie van Stichting Woonplus Schiedam) probleemstelling: • er is sprake van een eenzijdige woningvoorraad (goedkoop en gestapeld), • eenzijdige bevolkingssamenstelling, • toestroom van kansarme woningzoekenden omdat er sprake is kwalitatieve vraaguitval, dus niet vanuit een positieve woonkeuze. • de sociale cohesie erodeert snel. • er is sprake van een forse herstructureringsopgave voorgestelde oplossing: rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 10 van 16
• • • • • •
leegkomende woningen in Nieuwland worden in de volgende volgorde toegewezen: wijkbewoners, voormalige wijkbewoners, Schiedammers, overigen geen maximum aan inkomen gesteld bij woningen met 4 kamers of meer niet meer personen dan aantal kamers geen minimum wel maximum aan aantal personen bij kleine vierkamerwoningen minimale leeftijd bij woningen die geschikt zijn voor ouderen extra woonafspraken in specifieke complexen
overwegingen platform: Hier is sprake van een neerwaartse spiraal richting onleefbaar en onveilig. Buurtbinding kan een belangrijke versterkende factor zijn met name bij ongewenste instroom veroorzaakt door kwalitatieve vraaguitval Zie overigens ook het item “buurtbinding” in de inleiding van de rapportage. Overigens is niet geheel duidelijk waarom (op basis van buurtbinding) overige Schiedammers voorrang zouden moeten krijgen op overigen. De methodiek wordt sedert 1 augustus 2001 toegepast. advies platform: verzoek formeel goedkeuren onder voorwaarde dat geen (volgordelijk) onderscheid wordt gemaakt tussen Schiedammers van buiten de wijk en “overigen”.
9. aanvrager: gemeente Vlaardingen probleemstelling: • afnemende sociale cohesie en toenemende vraagdruk in Babberspolder Oost en HolyZuidOoost • in Babberspolder Oost waren in 2000 305 mutaties, in HolyZuidOost waren in 2000 244 mutaties • voorgestelde oplossing: • voor 12 % van de mutaties in beide wijken aanvullende toewijzingsregels stellen • leegkomende woningen in beide wijken worden in de volgende volgorde toegewezen: wijkbewoners, voormalige wijkbewoners, Vlaardingers, overigen • geen maximum aan inkomen gesteld • bij woningen met 4 kamers of meer niet meer personen dan aantal kamers • geen minimum wel maximum aan aantal personen bij kleine vierkamerwoningen • minimale leeftijd bij woningen die geschikt zijn voor ouderen • in de toekomst gefaseerd per blok een verhuurstop en geen passendheidseisen meer overwegingen platform: In grote lijnen kan het gestelde onder 8. (aanvraag Schiedam) hier van toepassing worden geacht. advies platform: verzoek formeel goedkeuren onder voorwaarde dat geen (volgordelijk) onderscheid wordt gemaakt tussen Vlaardingers van buiten de wijken en “overigen”.
10. aanvrager: gemeente Vlaardingen (regeling loopt al van voordat de Huisvestingsrichtlijn 2002 van kracht was)
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 11 van 16
probleemstelling: • de doorstroming op de woningmarkt stagneert • er is een toenemende schaarste aan grote woningen voorgestelde oplossing: • actieve benadering van potentiële doorstromers • 55+huishoudens met 1 of 2 personen, wonend in een eengezinswoning met 4 kamers of meer en een huur onder de max. huursubsidiegrens in Vlaardingen hebben voorrang in de krant voor woningen met een doorstroomlabel • woningen met een doorstroomlabel zijn appartementen, gelijkvloers of met lift en een huur onder de max. huursubsidiegrens • huursubsidie wordt ook toegekend boven de aftoppingsgrenzen, maar onder de max. huursubsidiegrens • de als gevolg hiervan vrijkomende eengezinswoningen worden in de krant aangeboden met een kinderlabel, d.w.z. gezinnen met kinderen onder de 18 jaar hebben voorrang overwegingen platform: De regeling is in juli 2000 in werking getreden. Het voorstel is om pro forma goedkeuring te verlenen. Op het moment dat de nieuwe Huisvestingsrichtlijn dan wel Regionale Overeenkomst woonruimteverdeling van kracht wordt, zal deze regeling opnieuw tegen het licht worden gehouden. Het mogen toepassen van afwijkende passendheidscriteria zal dan geen issue meer zijn. Het aanbieden met een “kinderlabel”valt o.i. onder de 15%-regeling advies platform Verzoek goedkeuren
11. aanvrager: gemeente Krimpen aan den IJssel probleemstelling: veel ingeschreven starters met een geringe slaagkans voorgestelde oplossing: • de bereikbare huurwoningen in een complex van 85 nieuwbouwwoningen uitsluitend aan starters toewijzen • de middeldure koopwoningen toewijzen aan Krimpenaren die een bereikbare huurwoning achterlaten overwegingen platform: Het DB heeft hier op 20 februari 2002 al een positieve uitspraak over gedaan. Het betreft hier een nieuwbouwcomplex waarbij alleen de eerste verhuur in de aanvraag is betrokken. De aanvraag kan derhalve als afgedaan worden beschouwd. Ook uit deze aanvraag blijkt echter dat voor starters extra aandacht wordt gevraagd. advies platform aanvraag afgedaan 12. aanvrager: gemeente Albrandswaard probleemstelling: ouderen en starters blijven achter op de woningmarkt voorgestelde oplossing: rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 12 van 16
minimaal 25 % van het aanbod aan starters en ouderen toewijzen overwegingen platform: Het platform is van mening er voldoende mogelijkheden zijn om voor senioren te labelen. In beginsel is een verhuurder daar vrij in. In de voorstellen voor een nieuwe woonruimteverdeling blijft die mogelijkheid aanwezig. Ook in het segment waarvoor geen overige passendheidsregels gelden. Voor wat betreft de startersproblematiek wordt verwezen naar het commentaar van het platform bij de aanvraag van Hoek van Holland. advies platform verzoek mbt senioren afwijzen verzoek mbt starters toewijzen 13. aanvrager: gemeente Bergschenhoek probleemstelling: • onmisbare beroepsgroepen moeten in gemeente gehuisvest kunnen worden • lokale doorstroming en huisvesting van lokale starters moet gegarandeerd kunnen worden voorgestelde oplossing: • ophoging van de vrije beleidsruimte per corporatie van 3 naar 6 % • concrete toewijzingspercentages aan lokale doorstromers en lokale starters overwegingen platform: Een aantal gemeenten heeft aandacht gevraagd voor de beperkte mogelijkheden tot het bieden van huisvesting aan leden van bijzondere beroepsgroepen. Daarbij moet gedacht worden aan artsen, verloskundigen, onderwijzend personeel en politieagenten Zeker gemeenten met wat grotere VINEX-locaties hebben een groeiend tekort aan dit soort arbeidskrachten. Als oplossing is voorgesteld om de 3% vrije beleidsruimte die corporaties onder het regime van het hier vigerende aanbodmodel hebben, op te hogen naar 6%. Opmerking: voor een aantal beroepsgroepen kan (moet - onder de thans nog geldende voorwaarden) op basis van inkomenscriteria een oplossing worden gevonden in de bovenbereikbare voorraad, waar sowieso al vrij kan worden toegewezen (met uitzondering van het stellen van lokale bindingseisen) Voorstel: Het platform adviseert om daar waar aannemelijk gemaakt kan worden dat er behoefte bestaat aan (schaars) personeel uit bijzondere beroepsgroepen, ophoging naar 6% van de vrije beleidsruimte van corporaties toe te staan. Wanneer de voorstellen van de Maaskoepel zijn geëffectueerd kan via aanvullende labelling in het 15%-segment heel goed in dit vraagstuk worden voorzien. Voor wat betreft het toewijzen van een maximum-percentage aan woningzoekenden van buiten de gemeente wordt verwezen naar het visie van het platform zoals vermeld onder het kopje “kleine lokale woningmarkten” in de inleiding. advies platform toestaan om de vrije beleidsruimte van corporaties op te hogen naar 6%. toestaan om 50% van de vrijkomende woningen toe te wijzen aan woningzoekenden uit 3 Bergschenhoek .
3
Zie voor nadere uitwerking de voetnoot van maatwerkverzoek no. 4.
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 13 van 16
14. aanvrager: gemeente Berkel en Rodenrijs probleemstelling: • schaarse beroepsgroepen moeten aangetrokken kunnen worden • lokale ouderen en lokale jongeren blijven achter voorgestelde oplossing: • gedurende 5 jaar ophoging van de vrije beleidsruimte per corporatie van 3 naar 6 % • na 1 juli 2003 gedurende 2 jaar een nader te bepalen deel van de vrijkomende sociale huurwoningen toewijzen aan lokale ouderen en jongeren overwegingen platform: Voor wat betreft de overwegingen wordt verwezen naar de aanvraag van gemeente Bergschenhoek (13). advies platform: toestaan om de vrije beleidsruimte van corporaties op te hogen naar 6%. toestaan om 50% van de vrijkomende woningen toe te wijzen aan woningzoekenden uit Berkel 4 en Rodenrijs .
15. aanvrager: gemeente Capelle aan den IJssel probleemstelling: bij achterblijvende slaagkans van een bepaalde doelgroep moet bijgestuurd kunnen worden (hier wordt gedoeld op de starters) voorgestelde oplossing: In de consultatieronde had Capelle aan den IJssel nog niet zo’n uitgesproken idee over de oplossingsrichting. Inmiddels is dat wel het geval. Zie de overwegingen van het platform. overwegingen platform: Gemeente Capelle aan den IJssel heeft samen met woningstichting Com.Wonen een aanvraag gedaan om een experiment te mogen uitvoeren. Dit experiment behelst het loslaten van woonduur als volgordebepalend element in de toewijzing van huurwoningen. Hiermee wordt de facto bewerkstelligd dat starters en doorstromers op inschrijfduur worden beoordeeld, waarmee een (meer) gelijkwaardige positie op de woningmarkt voor beide groepen wordt gerealiseerd. Voor het verkrijgen van toestemming voor dit experiment (dat bij voorkeur per 1 januari 2004 zou moeten starten) zal separaat een agendapost aan het DB worden voorgelegd. advies platform: het platform adviseert om het experiment toe te staan 16. aanvrager: Gemeente Spijkenisse probleemstelling: 4
Zie voor nadere uitwerking de voetnoot van maatwerkverzoek no. 4.
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 14 van 16
1. 2. 3. 4.
ernstige leefbaarheidsproblemen in een aantal gebieden in Spijkenisse eenzijdige bevolkingsopbouw in wijk Hoogwerf woonduurcriterium werkt remmend op doorstroming onvoldoende evenwicht in zorgbehoefte in ouderencomplexen
voorgestelde oplossing(en): ad 1 en 2 verhuren buiten het aanbodmodel om intakegesprek maakt deel uit van de toewijzingsprocedure per verbeterd complex doelgroep vaststellen en als zodanig labellen in de woonkrant ad 3 bijzondere vormen van voorrang voor mensen die schaarse woningen achterlaten (grondgebonden huurwoningen à woningen waarvan op basis van de historie van het reactiepatroon op vrijkomende woningen in het betreffende complex minstens het dubbele aantal reacties van wat gemiddeld is te verwachten is) op Voorne-Putten ad 4 minimaal 70% van het vrijkomende aanbod toewijzen aan mensen zonder urgentie of verhuisindicatie bij inkomen boven zfw ook urgentie toekennen (alleen voor Spijkenisse geldig) overwegingen platform: ad 1 en 2 zie de overwegingen van het platform in de inleiding onder het kopje “leefbaarheidsproblematiek”. ad 3 zie ook de aanvragen van Rotterdam en Vlaardingen met betrekking tot voorrang verlenen aan degenen die een schaarse woning achterlaten. ad 4 Er is absoluut geen draagvlak voor het toekennen van urgentie aan personen en/of huishoudens met een inkomen boven de ziekenfondsgrens, ook niet als de urgentie alleen kan worden gebruikt op de lokale woningmarkt. advies platform: ad 1 en 2:selectiemethodiek op enigerlei wijze objectiveerbaar en daarmee transparant maken (taak maatwerkverzoeker); na duidelijkheid en consensus daarover verzoek tot maatwerk inwilligen; zeer strict monitoren o.b.v. halfjaarlijkse rapportages over afwijzingen, redenen, behaalde resultaten (veiligheids-/ criminaliteitsmonitor, afname klachten enz.) ad 3: akkoord ad 4: afwijzen
17. aanvrager: Gemeente Ridderkerk probleemstelling: verpaupering in aanloop tot sloop voorgestelde oplossing: gerichte plaatsing van huurders die een woongarantie krijgen tot aan de sloopdatum overwegingen platform: zie de overwegingen van het platform in de inleiding onder het kopje “leefbaarheidsproblematiek”.
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 15 van 16
advies platform selectiemethodiek op enigerlei wijze objectiveerbaar en daarmee transparant maken (taak maatwerkverzoeker); na duidelijkheid en consensus daarover verzoek tot maatwerk inwilligen;
Tot slot Als bijlage treft u aan een gecomprimeerd overzicht van alle aanvragen. Kolom 1 vermeldt de aanvrager Kolom 2 vermeldt het probleem Kolom 3 vermeldt de door de door de verzoeker voorgestelde oplossing Kolom 4 geeft het advies van het platfom weer Kolom 5 vermeldt het advies van de adviseur van de stadsregio.
Het platform bestaat uit de volgende leden: uit de gelederen van de corporaties: Bas van Rosmalen – Waterweg Wonen (Vlaardingen) Paul Philippa – Wbv Hoek van Holland (Hoek van Holland) Peter de Goede – Vestia (Rotterdam) uit de gelederen van de gemeenten: Marjolein van Kralingen – Capelle aan den IJssel Audrey van Roode – Berkel en Rodenrijs Greta Hesseling – Schiedam secretaris: Peter Boertjes
rapportage regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
pagina 16 van 16
rapportage van het regionaal platform lokaal maatwerk woonruimteverdeling
aangeboden aan het dagelijks Bestuur van de Stadsregio Rotterdam 31 oktober 2003
Commissie WSV Vergadering 26 november 2003 Agendapunt 6 Onderwerp: experiment Woonruimteverdeling Capelle aan den IJssel.
Bijlage: geen Toelichting: In de Huisvestingsrichtlijn is als volgordebepalend criterium in de woonruimtetoewijzing voor doorstromers woonduur en voor starters inschrijfduur voorgeschreven. Recent heeft het dagelijks bestuur een besluit genomen over een verzoek van de gemeente Capelle aan den IJssel tezamen met de woningcorporatie Com.Wonen. Dit verzoek betrof toestemming om (met ingang van 1 januari 2004) ook voor doorstromers inschrijfduur te hanteren. Deze nieuwe toewijzingssystematiek zou dan gaan gelden voor de woningvoorraad van Com.Wonen in de gemeente Capelle aan den IJssel, in eerste instantie voor de periode van 1 kalenderjaar. Tussen het rangordecriterium "woonduur" en de doorstroming heeft altijd een paradoxale verhouding bestaan. Enerzijds resulteert het criterium in de praktijk in voorrang voor doorstromers, waardoor het naar verwachting meer schakels in de doorstroomketen oplevert dan het criterium "inschrijfduur". Anderzijds heeft een lange woonduur een verlammend effect op het gedrag van (potentiële) woningzoekenden: omdat die lange woonduur een waarde vertegenwoordigt die na verhuizing tot nul wordt teruggebracht, zijn zij uiterst kritisch bij het accepteren van een andere woning, of blijven zij – ondanks een verhuiswens – toch langer in de huidige woning wonen. Hoewel het netto-resultaat van afschaffing van het woonduurcriterium dus zou kunnen zijn, dat er in de tijd gezien minder woningen voor verhuur beschikbaar komen, is het verschil in slaagkansen van starters en doorstromers in alle gemeenten van de stadsregio de laatste tijd zo groot geworden, dat dit op zich voldoende reden vormt voor het gelijktrekken van de rangordecriteria bij doorstromers en starters. Om te voorkomen dat met name ouderen door het afschaffen van het criterium woonduur onnodig in de knel raken, heeft de aanvrager als uitzondering op het experiment voorgesteld dat voor woningen die gelabeld zijn voor 55-plussers woonduur als volgordecriterium blijft gehandhaafd. De aanvragers achtten het niet nodig om een overgangsregeling in het leven te roepen. Aanvankelijk was deze aanvraag in de vorm van 'lokaal maatwerk woonruimteverdeling' ingediend. Bij nader inzien is deze aanvraag beschouwd als een experiment dat qua status vergelijkbaar is met dat van Woonbron-Maasoevers en tevens gezien kan worden als een mogelijkheid om ervaring op te doen met de op handen zijnde verandering van regels voor de gehele stadsregio. In de voorstellen van de Maaskoepel voor een nieuwe wijze van woonruimteverdeling, die de grondslag vormen voor de aanpassing van de Huisvestingsrichtlijn, is ook inschrijfduur als volgordecriterium tot uitgangspunt genomen. Naar het zich laat aanzien zullen deze voorstellen zeker niet voor 1 juli 2004 worden gerealiseerd. Dat is de reden dat dit verzoek als experiment aan het dagelijks bestuur is voorgelegd, los van de rapportage lokaal maatwerk. Op het moment dat het nieuwe stelsel van woonruimteverdeling van kracht is geworden zal de manier van woningtoewijzing in Capelle aan den IJssel daaraan worden geconformeerd. Ter vergadering zal de beslissing van het dagelijks bestuur worden meegedeeld.
Cie WSV Experiment Capelle / AS / 14 november 2003
Pagina 1
Communicatie: Na een positief besluit van het dagelijks bestuur worden alle gemeenten en alle corporaties in de regio ingelicht. Gemeente en Com.Wonen zullen gezamenlijk een duidelijk en uitgebreid communicatietraject richting woningzoekenden inzetten.
Afgestemd met: n.v.t.
Verdere procedure: geen Gevraagde beslissing: 1. kennisnemen
Cie WSV Experiment Capelle / AS / 14 november 2003
Pagina 2
Commissie WSV Vergadering 26 november 2003 Agendapunt 8 Onderwerp: Besteding restant budget Woninggebonden subsidies (BWS)
Bijlage: Nadere detaillering verruiming subsidiemogelijkheden Toelichting: 2000 is het laatste jaar geweest dat de stadsregio van VROM middelen in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) heeft ontvangen. Bij beëindiging van de regeling heeft de budgethouder tot en met 2004 de gelegenheid gekregen het budget te verplichten. Vanwege het destijds geringe beschikbare budget heeft de regioraad in 2001 besloten slechts ingrijpende particuliere woningverbetering te subsidiëren. Deze woningverbetering wordt alleen in de gemeenten Schiedam en Rotterdam uitgevoerd. Het voor 2003 beschikbare budget van € 7 miljoen is gereserveerd voor de twee bovengenoemde gemeenten. Tot 1 november van dit jaar is er ten laste van het budget een verplichting aangegaan van € 2 miljoen. Het beschikbare budget zal dus naar alle waarschijnlijkheid niet volledig benut worden. Naast het budget voor 2003 is er door het vervallen van verplichtingen uit voorgaande jaren dit jaar € 3,7 miljoen vrijgevallen. Opdrachtgevers geven bij de gereedmelding aan dat zij de woningen buiten de grenzen van de verordening verkocht of verhuurd hebben, waardoor de subsidie komt te vervallen. De verwachting is dat de vrijval nog niet ten einde is, maar dat het niet meer om grote bedragen zal gaan. Gezien het vorenstaande is de veronderstelling gerechtvaardigd dat het BWS-budget niet vòòr 2005 volledig benut zal worden. Voorgesteld wordt een uiterste poging te ondernemen de beschikbare middelen in te zetten ten behoeve van de regio door het aantal subsidiemogelijkheden te verruimen. Voorgesteld wordt hiervoor de volgende producten in aanmerking te laten komen (op basis van het Besluit Woninggebonden Subsidies kan het budget ingezet worden voor het bouwen van woningen, standplaatsen of woonwagens of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen): 1. Grote woningen 2. Levensloopbestendige woningen 3. Sociale koopregeling 4. Bouwen in bestaand casco 5. Particuliere woningverbetering.
Hieronder worden voor deze categorieën voorstellen ontwikkeld. 1. Grote woningen
Er is een tekort aan grote woningen binnen de bestaande voorraad. Bij nieuwbouw is de onrendabele top hoger dan bij een reguliere woning. Daarom wordt voorgesteld om, indien aan de overige voorwaarden wordt voldaan (zie bijlage), de bouw van vijfkamerwoningen te subsidiëren met een bedrag van € 4000 en een zeskamerwoning met een bedrag van € 8000 per woning. 2. Levensloopbestendige woning Ook bij het bouwen van levensloopbestendige woningen is een hogere investering noodzakelijk dan bij een reguliere woning. Ondanks het allerwegen erkende maatschappelijk nut komen dergelijke woningen moeizaam van de grond. Derhalve wordt voorgesteld middels een stimuleringsbijdrage van € 2500 per woning de drempel voor het bouwen van levensloopbestendige woningen te verlagen. Restant BWS/AP+PM/13 november 2003
Pagina 1
3. Sociale koopregeling Door de gestegen nieuwbouwprijzen komen starters of mensen met lagere inkomens niet meer toe aan het kopen van een nieuwbouwwoning. Om deze doelgroep weer in de gelegenheid te stellen een woning te kopen wordt voorgesteld de koper een bijdrage ineens te verstrekken van € 10.000 per woning, indien de nettoprijs van de woning niet hoger is dan € 136.134 (prijspeil 2005). Aan deze bijdrage wordt wel de voorwaarde van een anti-speculatiebeding danwel verkoop in een beschermde koopconstructie (MGE) verbonden. Met deze regeling kan tevens een bijdrage geleverd worden aan de in de “Intentieovereenkomst Verstedelijkingsafspraken” vastgelegde bouw van 1000 sociale koopwoningen in bestaand stedelijk gebied. 4. Bouwen in bestaand casco Bepaalde bedrijfsgebouwen zijn niet meer interessant om te gebruiken (en staan dus leeg) maar hebben wel een karakteristieke architectuur en zijn daarom de moeite van het behouden waard. Vanwege de aanzienlijke verbouwingskosten wordt voorgesteld om initiatieven tot hergebruik als woongebouw met starterswoningen financieel te ondersteunen met een bijdrage van maximaal € 10.000 per woning. Voorwaarde voor toekenning is dat de huur niet hoger mag zijn dan het maximum van de Huurwet op het moment van oplevering. Bovenstaande inzet spoort met de regionale woonvisie, bijvoorbeeld het project “startersmilieu” en het punt “starters op de woningmarkt” van de regioagenda wonen. 5. Ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen Vanaf 2000 is dit de enige categorie geweest, die de stadsregio met BWS-middelen heeft gesubsidieerd. Voorgesteld wordt om een deel van het resterende budget hiervoor beschikbaar te blijven stellen. Hoe nu verder De verplichting voor het BWS behoort vòòr 31 december 2004 te zijn vastgelegd, dus plannen dienen uiterlijk 1 oktober 2004 ingediend te worden. Om er zeker van te zijn dat de verplichting “hard” is wordt voorgesteld om, door tussenkomst van de gemeenten, slechts plannen in te laten dienen waarvan zeker is dat er binnen vier maanden na indiening gestart kan worden. Omdat er geen inzicht bestaat in het aantal plannen dat past binnen de voornoemde categorieën en voldoet aan de voorwaarden, wordt voorgesteld de gemeenten te verzoeken een inventarisatie te maken van dergelijke projecten (uitgesplitst naar categorie, locatie, opdrachtgever, aantal woningen en prognose start bouw) en deze vóór 1 februari 2004 aan te melden. Vervolgens wordt een verdeelvoorstel ter vaststelling aan het bestuur voorgelegd , inclusief reserveplannen. Op basis van de aangemelde categorieën zal de verordening worden aangepast en wordt per categorie een budgetreservering gemaakt.
Financiële consequenties: Geen. Communicatie: ♦ Melding op website stadsregio ♦ Bericht in regiojournaal Afgestemd met: -
Verdere procedure: ♦ Dagelijks Bestuur 3 december 2003 ♦ Direct daarna brief aan regiogemeenten met verzoek om vòòr 1 februari 2004 plannen aan te melden. ♦ Aan de hand van de indieningen wordt een verdeelvoorstel gemaakt dat wordt voorgelegd aan DB, commissie en regioraad. Restant BWS/AP+PM/13 november 2003
Pagina 2
Gevraagd advies: 1. Te streven naar volledige benutting van de BWS-middelen vòòr 1 januari 2005 2. In het kader daarvan in te stemmen met de volgende verrruiming van de inzet van BWS-middelen: ♦ Grote woningen ♦ Levensloopbestendige woningen ♦ Sociale koopregeling ♦ Bouwen in bestaand casco ♦ Particuliere woningverbetering. 3. in te stemmen met de voorgestelde nadere voorwaarden voor subsidieverstrekking 4. in te stemmen met de voorgestelde procedure (eerst plannen inventariseren, op basis daarvan besluiten tot aanpassing van de Verordening Woninggebonden Subsidies).
Restant BWS/AP+PM/13 november 2003
Pagina 3
GELEIDEFORMULIER AGENDAPOSTEN datum vergadering:
................
onderwerp:
................ paraaf
1
datum
1.
steller
_
_
2.
sectorhoofd
_
_
3a.
controller
_
_
3b.
communicatieadviseur
_
_
4.
porte feuillehouder
_
_
5.
steller
_
_
6.
sectorhoofd
_
_
7.
bureau bestuurlijke zaken
_
_
8.
secretaris
_
_
Websamenvatting:
Briefing voorzitter: De portefeuillehouder is:
1
In plaats van door een paraaf kan door steller aangegeven worden wat de visie van de betrokkene is.
Restant BWS/AP+PM/13 november 2003
Pagina 4
BIJLAGE Nadere detaillering verruiming subsidiemogelijkheden Woningggebonden Subsdies Grote woningen. Als voorwaarden om voor een subsidie voor een grote woning in aanmerking te komen, zal de woning een huurwoning moeten zijn, die: ♦ minimaal 5 kamers heeft; ♦ geen hogere huur heeft dan het maximum van de huur van Huursubsidiewet van het jaar waarin de woning wordt opgeleverd; ♦ toegewezen wordt aan een groot huishouden; Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan zal de subsidie € 4.000,-- voor een vijf en € 8.000,-voor een zeskamerwoning zijn. levensloopbestendige woning Een levensloopbestendige woning is een woning waarin mensen die afhankelijk zijn van zorg en dienstverlening tot aan intensieve pleegzorg toe zelfstandig kunnen wonen. Voorgesteld wordt om woningen van sociale huur tot aan de middeldure koopgrens € 220.000,-- (nog indexeren voor 2004) voor de regeling in aanmerking te laten komen. De woningen zullen aan de volgende voorwaarden moeten voldoen: ♦ Rolstoel- en brancardtoegankelijke voordeur en badkamer; ♦ Temperatuurbegrenzer; ♦ Badkamer: toegankelijk vanuit de hal en slaapkamer; ♦ Badkamer: verstevigde wanden t.b.v. stoel en later aanbrengen van steunen; ♦ Lage ronde drempels ♦ 5+ of 6+ toiletpot en verstevigde wanden voor later aanbrengen van steunen; ♦ Rolstoelvriendelijk hang- en sluitwerk; ♦ Alarmering; ♦ Meterkast rolstoeltoegankelijk; ♦ Seniorenslot/spion c.q. glasstrook; ♦ Schuifdeuren (doorgang/zorg i.v.m. leeffuncties); ♦ Anti-slip vloertegels in sanitaire ruimten. Indien aan al deze voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de meerkosten van deze investering een subsidie toegekend van € 2.500,-- per woning. Sociale koopregeling Bij het bouwen van een sociale koopwoning wordt aan de initiatiefnemer een bijdrage ineens verstrekt van € 10.000 per woning, indien de stichtingskosten van de woning uitkomten op € 136.134 met als voorwaarde bij verkoop een anti- speculatie beding dan wel verkoop in een beschermde koopconstructie (MGE). Deze grens sluit in 2005 aan bij grens van de sociale koop van VROM (Intentiedocument Verstedelijkingsafspraken). Aangezien deze woningen na 2004 gerealiseerd zullen worden, zal deze prestatie mee kunnen tellen voor de 1000 sociale koopwoningen mits zij gebouwd worden in bestaand stedelijke gebied (grenzen 1996). Voorgesteld wordt echter om de sociale koop ook voor andere locaties open te stellen, omdat het toevoegen aan de voorraad van een starters- dan wel een doorstroomwoning het doel van deze stimuleringsbijdrage is. Daarnaast wordt voorgesteld om zowel een woning met een antispeculatiebeding als in een MGE of MVE verband tot de regeling toe te laten, omdat een beschermde koopconstructie in MGE of MVE verband redelijk arbeidsintensief is en niet bekend is of deze constructie ook buiten Rotterdam en Schiedam in de regio wordt ingezet door de corporaties. Het anti- speculatiebeding moet opgenomen worden in de koopakte en bij verkoop zal het verschil tussen marktwaarde en verwervingskosten terugbetaald moeten worden aan de stadsregio in een percentage van: 1 e jaar 100% 2 e jaar 90% 3 e jaar 80% 4 e jaar 70% 5 e jaar 60% 6 e jaar 50% 7 e jaar 40% 8 e jaar 30% 9 e jaar 20% 10 e jaar 10%
Bouwen in bestaand casco In de Woonvisie is als speerpunt het bouwen in een bestaand casco opgenomen en het toevoegen aan de voorraad van de starterswoningen. Het bouwen in een bestaand casco brengt hogere kosten met zich mee dan een nieuwbouwwoning. Het voorstel is om voor de resterende BWS middelen beide speerpunten te combineren en met een bijdrage van maximum €10.000,-- per woning te stimuleren. Waarbij als voorwaarde meegeven wordt dat de huur niet hoger is dan het maximum van de Huurwet.
Commissie WSV Vergadering 26 november 2003 Agendapunt 10 Onderwerp: Vergaderschema 2004
Bijlage: Brief aan regioraad en commissies 27 oktober 2003 Toelichting: Per brief van 27 oktober 2003 bent u geïnformeerd over het besluit van het Dagelijks Bestuur om in 2004 alle commissievergaderingen op woensdagmiddag te laten plaatsvinden, in de week voorafgaand aan de vergaderingen van de regioraad. Voor de commissie Wonen, Stedelijke Vernieuwing en VINEX leidt dit tot onderstaand vergaderschema:
Vergaderschema 2004 Commissie Wonen. Stedelijke Vernieuwing en VINEX Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag Woensdag
28 10 28 16 22 3 15
januari 2004 maart 2004 april 2004 juni 2004 september 2004 november 2004 december 2004
13.30 13.30 13.30 13.30 13.30 13.30 13.30
uur uur uur uur uur uur uur
tot tot tot tot tot tot tot
15.30 15.30 15.30 15.30 15.30 15.30 15.30
uur uur uur uur uur uur uur
te Rotterdam te Rotterdam te Rotterdam te Rotterdam te Rotterdam te Rotterdam te Rotte rdam
Als gevolg van de nieuwe opzet zal de commissie niet meer op locatie in de regio bijeenkomen. Gevraagde beslissing: 1. kennis te nemen van het vergaderschema 2004 van de commissie WSV.
Vergaderschema 2004/PM/ 14 november 2003
Pagina 1
Aan:
27 oktober 2003
1. de leden en plaatsvervangend leden van de regioraad,
SR/2003/2508/JGH
2. de leden van de vaste commissies van advies en bijstand. Afschrift aan:
(010) 4173102
de secretarissen van de commissies van de stadsregio
commissie-
Rotterdam.
vergaderingen 2004
Geachte mevrouw, mijnheer, De deelname aan het commissiewerk laat in sommige gevallen te wensen over. Dit komt de kwaliteit van het regionaal bestuur niet ten goede en is niet bevorderlijk voor het draagvlak voor de oplossing van regionale (en veelal ook lokale) problemen. Wij hebben onderzocht of verbeteringen mogelijk zijn. Allereerst constateren wij dat: § bestuurders moeten woekeren met de hen beschikbare tijd: meestal moet een afweging worden gemaakt tussen concurrerende aanslagen op hun agenda; § participatie neemt toe met de mate waarin de advisering / meningsvorming binnen de commissies mede van belang wordt geacht voor de realisatie van lokale doelstellingen (bijvoorbeeld op het gebied van verkeer en vervoer of ruimtelijke ordening); § indien op betreffend beleidsterrein van oudsher een samenwerkingscultuur bestaat (bijvoorbeeld volkshuisvesting), is de participatiegraad relatief hoog; § er lijkt een hiërarchie te bestaan tussen "hard" en "zacht": kennelijk kent men aan bijeenkomsten in de "harde" sectoren wat meer prioriteit toe; § de deelname lijkt omgekeerd evenredig met de afstand tussen gemeente van herkomst en centrum van Rotterdam. (Dit geldt overigens niet voor de commissieleden uit Rotterdam: dat heeft andere redenen.)
Combineren De oplossingsrichting commissies te combineren biedt niet veel soelaas. Enerzijds niet omdat een aantal beleidsvelden al is samengevoegd of dat commissies de facto al gecombineerd zijn (de commissies Bestuurlijke Organisatie en Grondbeleid en Middelen). Anderzijds niet omdat het onderbrengen van een te groot scala aandachtsgebieden in één commissie leidt tot een relatieve vermindering van de bestuurlijke affiniteit van de individuele leden: vanwege de dreigende onthechting is het middel "combineren" erger dan de kwaal. Voor de commissie Milieu en Groen kan een uitzondering worden gemaakt vanwege de samenhang met de activiteiten van de commissie Ruimtelijke Ordening. Wij stellen voor de aandachtgebieden milieu en groen toe te voegen aan die van de commissie RO. Omdat het vaste commissies van advies betreft, dienen de veranderingen overeenkomstig artikel 40, lid 2 van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam te worden vastgesteld door de regioraad. Dit onderwerp is dan ook geagendeerd voor de december-vergadering van de regioraad.
Clusteren op één dagdeel Door toepassing van een ander concept bewerkstelligen we verdere verbetering. Het basisidee is alle bestuurlijke bijeenkomsten ter voorbereiding op een vergadering van de regioraad op één dagdeel te houden. Niet alleen de commissies maar ook de fractievergaderingen kunnen in dit cluster hun plaats krijgen. De commissies waarvoor geldt dat in de bemensing veel doublures zitten, kunnen volgtijdelijk plaatshebben. Waar dat niet het geval is, kunnen vergaderingen gelijktijdig worden gehouden. Onderstaand schema vormt de uitwerking van het idee om de commissievergaderingen te clusteren. De vergaderingen worden gehouden in het centrum van Rotterdam (in of nabij het Minervahuis) en vinden plaats op de woensdag voorafgaand aan de regioraad. 11.30 tot 13.30 uur
13.30 tot 15.30 uur
15.30 tot 17.30 uur
17.30 tot 18.30 uur
RO + Groen + Milieu
WSV
V&V
fractieberaad
reservering
Jeugdzorg
BO+GM
(eventueel gevolgd door overleg fractievoorzitters)
In het schema is dus ook enige ruimte om vergaderingen van andere, voor de stadsregio Rotterdam relevante gremia te accommoderen. De praktijk leert dat - gezien de veelheid van te bespreken onderwerpen op het gebied van verkeer en vervoer - de frequentie van de vergaderingen van de commissie Verkeer en Vervoer hoger moet liggen dan die van de andere commissies. Verwacht wordt dat de maandelijkse vergadering van die commissie drie maal per jaar samenvalt met het (bovenstaand) stramien van de andere commissies. In de overige gevallen verschuift de vergadering de commissie RO+Groen+Milieu naar 15.30 tot 17.30 uur.
Voor- en nadelen Het meest in het oog springende voordeel van clustering is dat voor de meeste bestuurders de verhouding tussen netto-vergadertijd en reistijd aanmerkelijk gunstiger uitvalt. Het hanteren van een vaste middag heeft ook een institutionaliserende werking en draagt bij aan de participatiegraad. Zo'n vast moment schept bovendien praktische mogelijkheden om tot bestuurlijke afstemming te komen. Voorstelbaar is bijvoorbeeld dat - voorafgaand aan de commissiemiddag - binnen de colleges van burgemeester en wethouders afstemming plaats heeft over de inbreng, over eventuele vervanging en dergelijke. Desgevraagd kan de stadsregio de colleges aanvullende service bieden, bijvoorbeeld door standaard de commissieagenda's per elektronische post aan de gemeentesecretarissen te zenden. Men heeft dan een overzicht wat her en der in de commissies aan de orde komt. Een actueel overzicht van commissie- en (desgewenst) fractievergaderingen wordt op een pagina van onze website gepubliceerd. Het komende jaar krijgen we te maken met een aantal belangrijke dossiers die vrijwel alle commissies raken: de verstedelijkingsafspraken, RR2020, RGSP2, Economische Visie. Sectoroverstijgende aspecten treffen we ook aan bij de uitwerking van de woonvisie, bij milieu / luchtkwaliteit. De vergaderstructuur als voorgesteld bevordert integrale advisering / besluitvorming. De volgtijdelijkheid maakt het mogelijk vergaderingen ad hoc te combineren: één presentatie en één gezamenlijke discussie op een strategisch juist moment.
Pagina 2
Omdat het in de bedoeling ligt dat op die middagen zoveel mogelijk medewerkers in huis zijn, kunnen commissieleden die gelegenheid eveneens benutten om informatie te vergaren zonder dat daarvoor een specifieke afspraak is gemaakt. Zo nodig kunnen ook kleine besprekingen worden geaccommodeerd. Uiteraard wordt in een aantal faciliteiten zoals catering, receptie, bereikbaarheidservice, uitrijkaarten e.d. voorzien. Zoals voor de vergaderingen van de regioraad gebruikelijk zijn op (en vòòr) de vaste commissiemiddagen de heer Hijgemann en mevrouw Blanken beschikbaar voor al uw vragen en opmerkingen. Zij zijn bereikbaar onder tel. 010-4173102 of 4173852. Hoogachtend, het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam,
mr M.C. Jansen, secretaris.
mr I.W. Opstelten, voorzitter.
Bijlagen: 2.
Pagina 3
bijlage
commissiemiddag: voor- en nadelen op een rij
q q q q
q
q q q q q
het verhoogt de participatiegraad waardoor het draagvlak voor de oplossing van regionale (tevens lokale) problemen toeneemt; het draagt bij aan doelmatigheid: voor de individuele commissieleden verbetert de verhouding tussen vergader- en reistijd aanzienlijk; commissievergaderingen "op locatie" zijn niet onmogelijk, wel lastiger te realiseren; het draagt bij aan de integratie: het is eenvoudiger om commissie-overstijgende aangelegenheden (RR2020, verstedelijking, RGSP II etc.) gemeenschappelijk te behandelen; het vereenvoudigt de afstemming van de inbreng vanuit de gemeenten omdat actuele informatie over de commissies op de website beschikbaar is c.q. per e-mail toegezonden kan worden; via een extra faciliteit op die pagina van de website kunnen commissieleden hun vragen, wensen etc op een eenvoudige manier communiceren met de stadsregio Rotterdam; volgtijdelijkheid vergt een iets grotere discipline van de commissies wat betreft de beginen eindtijden van de vergaderingen; de organisatie van fractieoverleg wordt eenvoudiger omdat dat organisatorisch kan worden gefaciliteerd; het is voor de individuele commissieleden eenvoudiger om medewerkers te consulteren; het beschikbaar zijn van service (bereikbaarheid, catering etc.) draagt bij een ongestoord verloop van de besprekingen.
Pagina 4
Bijlageblad bij brief aan .leden regioraad
Intern is een kopie van deze brief gegaan naar: 1.
archiefexemplaar met bijlageblad bijlagen: §
bij archiefexemplaar gevoegd
*)
2.
Exemplaar voor DB-lijst “ingekomen en uitgegane stukken”. *)
3.
MCJ
4.
AV
5.
WN
6.
MM
7.
KB
8.
leden werkgroep commissiestructuur (5 exemplaren via Hans).
9.
JGH.
* ) doorhalen wat niet van toepassing is
Toelichting: Het bijlageblad is voor secretaresses een hulpmiddel bij het maken van een voldoend aantal kopieën en bij het verzenden van de afschriften. Een correct ingevuld bijlageblad geeft hen voldoende informatie voor een vlotte verzending. Bovendien is naderhand altijd na te gaan wie een afschrift van de uitgaande brief heeft ontvangen. Wenselijk is dat in het archief de bijlage terug te vinden is. Daarom wordt in den regel een kopie van de bijlage bij de archiefkopie voegen. Indien dat niet noodzakelijk is (bijvoorbeeld omdat bewuste bijlage in onze eigen brochureverzameling is opgenomen): onder punt 1 helder (doorhalen wat niet van toepassing is) aangeven waar de meegezonden bijlage kan worden teruggevonden.