1 M WC 98.039 Verslag van de vergadering van de commissie M aatschappelijk Welzijn en Cultuur gehouden op donderdag 29 oktober 1998 om 09.30 uur te Haarlem Aanwezig:M w. M .A.J. van M aastricht-Thijssen (voorzitter) De dames A.C. van den Berg-Voets, A.W.J. Bruins-Brugman, H.J. Heemskerk-Nusselder, M .M . Sluiter en J.M .M . van der Veen-van der Vliet De heren H.B. Bruijn, G. Franke, D. Gök, Ph. G. de Lange, H.M . Lauxtermann, H.M . M eijdam, C. Poulie, J.R.A. Raasveld, H. van Ruller, J.J. Schipper en J.P.M . van Wijk Voorts zijn aanwezig:M w. G.M . Link (secretaris), Dhr. J. Peeters (hoofd van de afdeling Zorg, Welzijn en Cultuur) en een aantal medewerkers van de afdeling Zorg, Welzijn en Cultuur Afwezig:M evrouw M .B. Tamis, de heer A.J. Smit De agenda vermeldt de volgende punten: 1.Opening 2.Ingekomen stukken en mededelingen 3.M ededelingen IPO M ededelingen stand van zaken Welzijnsnota M ededelingen stand van zaken Cultuurnota 4.Bundeling M useale ondersteuning (M WC 98.026) 5.Regionale televisie (M CW 98.033) 6.Evaluatie ProBiblio (M CW 98.038) 7.FINH-bijdrage toneelschuur (M CW 98.037) 8.Samenwerkingsprojecten met gemeenten (M CW 98.034) 9.Evaluatie budgetsubsidie M TN en Dansgroep Arena (M CW 98.035) 10.Verslag d.d. 17 september 1998 (M WC 98.031) 11.Rondvraag en sluiting 1.Opening De heer M eijdam opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom, daar de voorzitter iets verlaat is. 2.Ingekomen stukken en mededelingen Er zijn geen ingekomen stukken en mededelingen. 3.M ededelingen IPO Er zijn geen mededelingen vanuit het IPO. M ededelingen stand van zaken Welzijnsnota en Cultuurnota
2 De heer M eijdam deelt met betrekking tot de Cultuurnota mee dat op 30 november van gedachten zal worden gewisseld over twee jaar Cultuurnota. Een aftrap voor de volgende periode zal worden gegeven. 4.Bundeling M useale ondersteuning (M WC 98.026) Bij dit agendapunt zijn twee insprekers. M evrouw Van Niel spreekt namens vijf regionale museumstichtingen, die het werkgeverschap van de museum consulenten vervullen. De stichtingen staan positief tegenover provinciale bundeling van museumondersteuning. Dit hebben zij in een brief aan de commissie laten weten. Het tempo waarmee de bundeling is opgepakt, is niet motiverend geweest. Er is sprake van lange intervallen tussen de overleggen. Op pagina 1 van de notitie staat dat in de Cultuurnota werd geconstateerd dat het ondersteuningsaanbod niet effectief functioneerde en niet effectief werd aangestuurd. Het onderzoek van bureau Felix onderschreef deze conclusie. M evrouw Van Niel vraagt waar dit in de stukken staat. Zij heeft er begrip voor dat vanuit de provincie gezien de ondersteuning versnipperend was om met vijf stichtingen zaken te doen. Door bovengenoemde opmerkingen voelt men zich echter op de ziel getrapt. De museum consulenten wordt onrecht aangedaan. De stichtingen wijzen de sollicitatieplicht van de vijf museum consulenten af. Het was een onaangename verrassing dit in het ambtelijk overleg te horen. Er is onvoldoende grondslag voor dat sprake is van een ingrijpende functiewijziging. Nieuwe elementen worden aan de functie toegevoegd, zoals het gezamenlijk oppakken van zaken. Het werkveld heeft de wijziging in 1996 van conservator/coördinator naar consulent als inhoudelijk meer ingrijpend ervaren. Toen was de sollicitatieplicht niet aan de orde. In de notitie komt niet aan de orde op welke wijze de werkgever verantwoordelijk kan overdragen. De vijf stichtingen zijn juist opgericht vanwege het invullen van het werkgeverschap. De stichtingen menen dat zij door het provinciaal bestuur in de gelegenheid moeten worden gesteld om op een verantwoorde wijze af te bouwen en over te dragen. Handhaving van de regionale binding is van vitaal belang voor het effectief zijn van de ondersteuning. Er is sprake van een zesde museum consulent. De stichtingen zouden graag duidelijkheid krijgen of deze consulent een eigen regio krijgt en of dat een deel wordt van de regio oostelijk West-Friesland, noordkop en Texel. De stichtingen willen graag dat de term algemeen consulent wordt gewijzigd in museum consulent. De stichtingen vinden de notitie op een aantal punten weinig concreet. Er moet nog veel worden uitgewerkt. De stichtingen hopen daaraan hun steentje te kunnen bijdragen. Zij zouden graag een stappenplan zien en meer duidelijkheid over het financiële plaatje. Het viel de heer Schipper in de brief van de stichtingen op dat voordelen en mogelijkheden in een bundeling van museale ondersteuning worden gezien. Hij vraagt wat de voordelen en mogelijkheden zijn. M evrouw Van Niel vindt het niet meer van deze tijd aansturing te laten gebeuren door stichtingsbesturen die uit vrijwilligers bestaan. Het zal nu om professionele ondersteuning gaan. M evrouw Heemskerk vraagt hoe mevrouw Van Niel staat tegenover bundeling van de regionale consulenten op één plaats.
3 M evrouw Van Niel vindt dat ervoor moet worden gewaakt dat bij een wijziging van de organisatie het kind met het badwater wordt weggegooid. Het succes van de ondersteuning wordt bepaald door de bekendheid van de consulent met een regio (korte lijnen en vertrouwdheid). Ook reiskosten moeten niet worden onderschat. M evrouw Heemskerk vraagt wat als een nadeel wordt gezien. M evrouw Van Niel acht centrale aansturing mogelijk als regionale werkplekken worden gehandhaafd. De heer Nobel spreekt in namens de Stichting Regionale Geschiedbeoefening Noord-Holland. Hij citeert uit het NHWeekbericht van 10 september jl. dat het steunpunt 'beoogt een bundeling van de huidige museale ondersteuning in Noord-Holland in één organisatie. Die wordt nu verzorgd door regionale consulenten, de provinciale consulent, een consulent behoud en beheer en een consulent regionale geschiedbeoefening'. De consulent regionale geschiedbeoefening heeft de afgelopen zeven jaar in het Rijksarchief in Haarlem vele honderden in met name regionale geschiedenis geïnteresseerden te woord gestaan, maar nog zelden iemand uit de museale wereld. Het bestuur van de Stichting Regionale Geschiedbeoefening kan zich dan ook niet helemaal aan de indruk onttrekken dat de stichting er bij het opstellen van het voorstel met de haren is bijgesleept. Pas op pagina 4 komt de stichting in twee alinea's ter sprake. En in de naamgeving al helemaal niet. De stichting heeft een verweerschrift geschreven. Hieruit blijkt dat de stichting een bundeling van op het terrein van het cultureel erfgoed opererende organisaties niet afwijst. Er is wel bezwaar tegen het voorliggende plan en bovenal tegen de wijze waarop het tot stand is gekomen. Tijdens de inspraakronde zijn de argumenten voor een andere oplossing niet met tegen argumenten bestreden, maar gewoon genegeerd. Het onderzoeksbureau Felix stelt op pagina 20 van haar eindrapport: 'Ten aanzien van de Stichting Regionale Geschiedbeoefening kan worden opgemerkt dat het de voorkeur verdient deze stichting onder te brengen bij het steunpunt monumenten en archeologie en niet bij het museaal steunpunt, omdat met het eerste steunpunt meer raakvlakken lijken te bestaan'. Op 18 november 1997 was het rapport van bureau Felix onderwerp van bespreking met mevrouw Van Diepen. In het officiële verslag staat: 'De heer Nobel kan zich wel vinden in het advies'. In werkelijkheid is gezegd dat het bestuur zich in het door bureau Felix terzake de Stichting Regionale Geschiedbeoefening uitgebrachte advies kon vinden. "Wij hopen dat Gedeputeerde Staten dit advies zal overnemen bij hun besluitvorming'. Op 9 juni jl. is het concept voorstel besproken met de heren Van Rooyen en Kruk (provincie) en de voorzitter, de consulent en hijzelf namens de stichting. Gevraagd naar het argument waarmee de conclusie van bureau Felix inzake de stichting was geëlimineerd, was het antwoord dat mevrouw Waasdorp van bureau Felix tegen hen iets anders had gezegd. De stichting als belanghebbende heeft op dit punt geen rectificatie van het eindrapport ontvangen. Een opmerking in het ambtelijk concept van 1 juli jl. komt ook hoogst merkwaardig over: 'Wij wijken hier af van Felix en Co dat de eigen voorkeur van de Stichting Regionale Geschiedbeoefening voor opgaan in het andere steunpunt respecteert'. Dat is niet het geval Felix en Co kwam zelf tot die conclusie. Op pagina 6 van de notitie staat: 'Het bestuur verzet zich niet tegen bundeling op het terrein van cultuurbehoud, maar meent dat de consulent opgenomen dient te worden in de ambtelijke
4 organisatie van de provincie om vandaar uit, dan wel via ambtelijke detachering, vanuit het komende steunpunt monumentenzorg en archeologie als provinciaal historicus te gaan functioneren'. Het bestuur weet niet waar zij deze voorkeur heeft uitgesproken. Het bestuur vraagt de commissie er via haar besluitvorming zorg voor te dragen dat regionale geschiedbeoefening in de provincie herkenbaar blijft voor degenen die zich daarmee bezighouden en niet ondersneeuwt in een te creëren steunpunt museale ondersteuning. Hetgeen volgens het voorliggende concept dreigt te gebeuren. De heer Schipper constateert dat in de notitie, een officieel stuk van de provincie, een standpunt van het bestuur van de Stichting Regionale Geschiedbeoefening staat dat niet klopt. Dit wordt door de heer Nobel beaamd. Het is niet zo dat bureau Felix de eigen voorkeur van de stichting heeft laten prevaleren. Het is een onderzoeksbureau dat conclusies trekt en niet op voorkeur van een belanghebbende afgaat. M evrouw Heemskerk vraagt hoe noodzakelijk de heer Nobel ondersteuning van regionale stichtingen vindt. De heer Nobel merkt op dat het honderd oudheidkundige historische verenigingen zijn. De stichting is zeven jaar geleden opgericht om te functioneren als spin IN het web en vraagbaak. De stichting is bewust gehuisvest in het Rijksarchief, dicht bij de bron. Bij de consulent komen de vragen van amateurs van oudheidkundige verenigingen binnen. Verder worden cursussen op allerlei terrein gegeven. Huisvesting in het Rijksarchief is belangrijk. De heer Bruijn vraagt of niet met name de historische musea de invalshoek zijn voor de doelgroep waar de consulent mee maken heeft. De heer Nobel merkt op dat van de honderd historische verenigingen er dertig een binding hebben met een oudheidkamer of een museum. Zeventig hebben dat niet. De heer M eijdam merkt op dat geen beleidsbesluit voorligt. De keuze voor bundeling van museale ondersteuning is twee jaar geleden ten tijde van de vaststelling van de Cultuurnota gemaakt. De vormgeving was een uitwerkingskwestie. Hij kan zich bezwaren vanuit het veld voorstellen, omdat het bedreigend is als een andere werkwijze en methode moet worden gehanteerd. Op dit moment is geen sprake van een sollicitatieplicht. Door een commissie conform de CAO Welzijn zal worden vastgesteld of sprake is van functie volgen of een nieuwe functie. Als het gaat om een nieuwe functie zal een sollicitatieprocedure volgen. Het is vanzelfsprekend dat op een zorgvuldige wijze gestalte zal worden gegeven aan het overdragen van het werkgeverschap. Dit wordt na vaststellen van het model bekeken. Als de commissie zou aangeven dat zij de regionale binding wil handhaven moet de Cultuurnota aan de orde worden gesteld. Hierin is gekozen voor een integrale wijze van werken, niet langer gebonden aan de eigen regio. Het gaat er om de kwetsbaarheid te beperken. Het besluit is genomen, omdat is geconstateerd dat verbeteringen kunnen worden aangebracht. Hij heeft er geen principieel bezwaar tegen als een andere naam aan de functie wordt gegeven. De vraag of de zesde museum consulent gebiedsgebonden zou moeten zijn, is hij geneigd ontkennend te beantwoorden. Dat zet het besluit op de tocht. Aanvankelijk was het zo dat
5 voor het totale culturele veld een steunpunt zou worden georganiseerd. Vertraging is opgetreden doordat door het veld is aangeven dat men het niet logisch vond monumenten en archeologie en de cultuurpoot op één hoop te gooien. Dit heeft tot een splitsing geleid. Dat is de reden dat het steunpunt M onumenten en Archeologie een andere vorm heeft gekregen, waardoor de geschiedbeoefening niet langer in dat model past. De primaire taak van het steunpunt moet zijn gelegen in het ondersteunen van de organisaties in het zelf aan de slag kunnen. Dan is de plek niet langer belangrijk voor de wijze van organisatie. De taak van het steunpunt is niet zelf vragen beantwoorden en werk verrichten in het Rijksarchief. De heer Schipper merkt op dat de gedeputeerde geen antwoord heeft gegeven op de opmerking van de heer Nobel, die zegt dat het gesprek in het stuk van de provincie niet goed is weergegeven. De commissie baseert zich op de stukken. De heer Kruk licht toe dat er overleg met de stichting is geweest. Naar zijn mening en die van de heer Van Rooijen is het standpunt van de stichting weergegeven. M evrouw Van den Berg vraagt of het niet gebruikelijk is dat een verslag kort gesloten wordt. De heer Kruk merkt op dat het gebruikelijk is, maar door de tijdsdruk is het nu niet gebeurd. De heer Schipper brengt naar voren dat tijdens de vorige vergadering het agendapunt is aangehouden, omdat nog met de achterban moest worden gesproken. Hij constateert dat hetzelfde stuk voorligt als een maand geleden. De heer M eijdam merkt op dat het agendapunt naar een volgende vergadering is verplaatst, omdat vanuit de heer Schipper werd gemeld dat er onrust was in West-Friesland en dat hij de gelegenheid wilde bieden aan de verenigingen om erop in te gaan. Daarvan is gebruik gemaakt. Er is niet gezegd dat het gevoerde overleg onvoldoende was. De heer Bruijn is ook door betrokkenen benaderd. Hij constateert dat tijdens het gehele proces sprake is geweest van misverstanden tussen de stichtingen en de ambtelijke staf. Dat neemt niet weg dat op basis van de informatie afwegingen kunnen worden gemaakt over de wijze waarop museale bundeling moet worden vormgegeven. Voor de PvdA is het doorslaggevende argument geweest dat de situatie van de stichtingen als zelfstandige organisatorische unit te klein en te kostbaar is om de inhoud van het werk goed te kunnen vervullen. Dat bundeling moet plaatsvinden is buiten kijf. Dat kan tegelijkertijd betekenen dat een centrale stichting/kantoor moet ontstaan. Daar is efficiencywinst te halen. Het verbaast hem dat vervolgens door beide partijen stellingen worden betrokken. De stichtingen moeten een organisatiemodel kiezen dat voldoet aan de wensen van de provincie. Hij heeft nadrukkelijk de behoefte aan betrokkenheid van de oude stichtingen bij de opbouw van het werk geproefd. Het is belangrijk dat van het aanbod van enthousiasme gebruik wordt gemaakt. Bij de start is veel geregeld ten aanzien van de invulling van de stichting. Hij vraagt zich af of het wel om een onafhankelijke stichting gaat. M et betrekking tot de regionale geschiedbeoefening merkt hij op dat je twee kanten uitkunt. De
6 PvdA kiest voor aansluiting bij het museaal steunpunt. Hij adviseert ten aanzien van de naam van de functie hiermee op een verantwoorde wijze om te gaan. Ook moet de rechtspositie zorgvuldig worden geregeld. De heer Gök merkt ten aanzien van de opmerking over versnipperen op dat samenwerking altijd zal moeten, ook door het nieuwe steunpunt met belanghebbenden. Hij wijst op de meetbaarheid van de output. De inhoud moet voor de organisatievorm gaan. Hij is het met de gedeputeerde eens dat het steunpunt er niet is om taken over te nemen. Het gaat om begeleiding. Het is wel belangrijk te beseffen dat taken soms eerst moeten worden voorgedaan of overgenomen. M et betrekking tot regionale binding merkt hij op dat het om regionale aandachtspunten gaat. Verschillende besturen willen de verantwoordelijkheid nemen en betrokken zijn bij de besluitvorming. GroenLinks adviseert hen erbij te betrekken. Het is vanzelfsprekend dat goede overdracht moet plaatsvinden. GroenLinks twijfelt aan de meetbaarheid van de output. Er moet voor worden gewaakt dat kapitaalvernietiging plaatsvindt. De heer Lauxtermann ondersteunt de notitie. Hij kan zich volledig vinden in de woorden van de heer Bruijn. De heer Van Wijk vond de uitleg van de gedeputeerde duidelijk. Hij merkt op dat Amsterdam van subsidie is uitgesloten. Hij vraagt of dit ook voor het ROA-gebied geldt. De heer de Lange adviseert positief. M evrouw Van den Berg sluit zich voor een groot deel bij de heer Bruijn aan. Zij vraagt of huisvesting in M ercurius de bedoeling is. Zij kan zich voorstellen dat het voorstel de Stichting Regionale Geschiedbeoefening tegenvalt. Het hoeft volgens haar niet perse te betekenen dat moet worden verhuisd. Centrale aansturing is volgens haar ook op een andere manier mogelijk. De sollicitatieplicht is een punt van zorg voor D66. Bij de Welzijnsnota is commotie ontstaan. Zij vraagt aandacht voor het zorgvuldig omgaan met mensen. De heer Schipper vindt dat uitspraken juist moeten worden weergegeven in officiële stukken. Hij verzoekt dit na te gaan. Uit de reacties van de betrokkenen proeft hij bereidheid om op grond van hun ervaringen mee te werken aan wat de provincie in de Cultuurnota heeft beschreven. Het is jammer dat gaandeweg "trammelant" ontstaat. Als de provincie zich actiever wil opstellen naar de regio's vraagt dit een andere attitude van het apparaat. Ten aanzien van de bundeling is terecht gezegd dat het een principieel besluit is. M et betrekking tot de uitwerking heeft het CDA vragen of het past binnen de algemene uitgangspunten van bundeling. Binding kan ook worden omschreven als aandacht voor. Hij gaat er vanuit dat wat aan kennis is opgebouwd, behouden moet blijven. Hij wil expliciet horen hoe met behoud van de gedachte van bundeling toch regionale aandacht vorm kan krijgen. Hij vraagt waarom de stichting niet wordt ondergebracht bij de stichting Kunst en Cultuur. Een aantal politieke aspecten die in de Cultuurnota staan, moeten herkenbaar in de uitwerking terugkomen.
7 Hij maakt een opmerking naar aanleiding van de zorgvuldigheid omtrent sollicitatieplicht. De heer Bruijn merkt op dat bij een overheidsreorganisatie duidelijk is hoe het overgaan naar een andere functie is geregeld. Die weg is geregeld. Het lijkt hem dat veel elementen van de oude functie in de nieuwe functie zitten. De heer Schipper voelt wel iets voor de zienswijze van de Stichting Regionale Geschiedbeoefening. Hij vraagt de gedeputeerde toe te lichten waarom voor onderbrengen bij het museaal steunpunt wordt gekozen. M evrouw Heemskerk is verheugd met de woorden van de gedeputeerde en de heer Bruijn. Zij zou willen weten op welke wijze regionale binding gewaarborgd blijft. Zij heeft er de voorkeur voor dat het steunpunt bij de stichting Kunst en Cultuur wordt ondergebracht. Zij sluit zich aan bij de vragen over de Stichting Regionale Geschiedbeoefening. Zij hoort dat het bestuur er is voor ondersteuning en niet om zelf vragen te beantwoorden en onderzoek te doen. Zij weet nog niet op welke wijze de consulent en vanuit welke organisatie moet worden aangestuurd. Zij vindt het hoofdstuk financiële consequenties mager. De heer Kruk licht toe dat het advies van het onderzoeksbureau Felix is gebaseerd op de toenmalige situatie. Inmiddels is de situatie veranderd. Er is een duidelijke scheiding van doelgroepen. De musea en regionale geschiedbeoefening zijn duidelijke steunfuncties en het steunpunt M onumenten en Archeologie richt zich op particulieren. Dit heeft geleid tot de keuze regionale geschiedbeoefening bij het museale steunpunt onder te brengen. Ten aanzien van financiën zijn modellen ontwikkeld. Over een aantal punten moet met het nieuwe bestuur worden onderhandeld. Er zijn nog onzekere factoren. Als sprake zou zijn van een nieuwe functie kan het tot een hogere inschaling leiden. Het zou volgens de heer M eijdam ridicuul zijn als bundeling tot gevolg zou hebben dat kennis en ervaring verloren gaan. De exclusiviteit van de binding moet veranderen. Exclusiviteit creëert kwetsbaarheid. Er zal meer in duo's gewerkt moeten worden. Het werk zal worden verdeeld en mensen zullen een takenpakket hebben. Het is niet de bedoeling het netwerk verloren te laten gaan. Kennis zal over meerdere personen worden verspreid. M et betrekking tot het niet onderbrengen bij de Stichting Kunst en Cultuur merkt hij op dat een aantal jaren geleden de Staten zich heeft uitgesproken dat men de niet aan de Stichting Kunst en Cultuur eigen verantwoordelijkheden uit wil zuiveren en de organisatie elders wil inbedden. Om duidelijk de relaties van de provincie en de instellingen te kunnen scheppen. In dat licht past het niet nieuwe taken toe te voegen binnen deze organisatie. Hij onderstreept dat met de naam van de functie zinvol moet worden omgegaan. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Gök dat het steunpunt moet samenwerken merkt hij op dat dit de reden is dat de Stichting Regionale Geschiedbeoefening erbij hoort. Het mag geen eilandje worden. M ercurius heeft te maken met omvangrijke kosten om het pand in stand te houden. Gekeken wordt op welke wijze optimaal van het pand gebruik kan worden gemaakt. Dit kan betekenen dat het steunpunt er gehuisvest wordt. Hij is ervan overtuigd dat uiteindelijk de voordelen van bundeling tegen de nadelen zullen
8 opwegen. In eerste instantie zal een bestuur worden ingesteld. Daarna is het een onafhankelijke stichting. De provincie zal niet over de schouder meekijken bij het benoemen van nieuwe bestuursleden. Het ROA-gebied, met uitzondering van Amsterdam, kan van de regeling gebruik maken. De heer Schipper vraagt nogmaals na te gaan dat in het officiële stuk een goede weergave van het gesprek met de Stichting Regionale Geschiedbeoefening komt te staan. Hij vindt dat er argumenten pro en contra zijn om de stichting bij het museale steunpunt onder te brengen. Hij vraagt of het perse noodzakelijk is om het nu toen of dat het anders kan. Het is volgens de heer M eijdam niet wenselijk de zaak vooruit te schuiven. De commissie moet niet voor een tussenmodel kiezen. De heer Schipper meent dat de commissie nog behoefte kan hebben aan een nadere overweging van de consequenties. Hij begrijpt dat de gedeputeerde wil doorgaan, maar hij wil ook rekening houden met de betrokkenen. De heer M eijdam heeft waargenomen dat zeer duidelijk is gemaakt wat de intenties zijn. Het kan zijn dat men er anders over denkt. De heer Schipper merkt op dat men niet tegen bundeling is. Het gaat blijkbaar om de uitwerking. De heer M eijdam wil in de uitwerking voorkomen dat nieuwe eilanden worden gecreëerd. Het moet een totaal concept zijn, zodat instellingen op de meest optimale wijze bediend kunnen worden. Niet de organisatie hoort centraal te staan, maar het produkt. De commissie adviseert positief over de notitie bundeling van de museale ondersteuning. 5.Regionale televisie (M WC 98.033) De heer Poulie brengt naar voren dat GroenLinks het idee heeft dat zij de indruk heeft gewekt geen voorstander te zijn van regionale televisie. Hij kan hiervan in de stukken niets terugvinden. Wel is een aantal voorwaarden genoemd, zoals onderzoek naar kijkdichtheid en reclame opbrengsten. GroenLinks is er voorstander van ¦ 200.000,- beschikbaar te stellen uit het communicatiebudget, zodat AT5 en Radio Noord-Holland kunnen laten zien wat zij in hun mars hebben. Het blijft moeilijk voor heel Noord-Holland een programma te maken. De inwoners van Noord-Holland zijn geïnteresseerd in regionaal nieuws dat de eigen woonplaats overstijgt. Radio en televisie in samenwerking kan elkaar versterken. Het is nodig dat scherpe afstemming plaatsvindt. Één centrale redactie is een voorbeeld van efficiënt opereren. Voor de provinciale overheid en regionale autoriteiten kan een tv-zender een belangrijk communicatiemiddel zijn. Regionale televisie is een belangrijk middel om de culturele en sociale leefomgeving te belichten. AT5 bewijst dat regionale televisie binnen een stedelijke agglomeratie zin heeft. AT5 heeft hoge kijkcijfers. Hij vraagt zich af of de Noord-Hollander echt niet bereid is ¦ 2,60 per jaar te betalen om regionale televisie mogelijk te maken. GroenLinks zou dit onderzocht willen hebben. is tegen
9 onderdeel a van het besluit van GS. De heer Bruijn merkt op dat de VVD bereid was 1,5 miljoen uit de algemene middelen te halen. De heer Lauxtermann is voorstander van regionale televisie. Hij maakt zich niet veel zorgen over een bijdrage van ¦ 2,60 per jaar. Hij denkt dat de burger dat bedrag wil opbrengen. Het overschot aan middelen van wegenbelasting kan ook voor regionale televisie worden aangewend. Hij begrijpt niet dat GS verwacht dat de reclame opbrengsten niet groot zullen zijn. Als het televisie bereik groter wordt, kunnen de advertentietarieven omhoog en het aantal optanten zal stijgen. Hij pleit voor provinciale televisie op zo kort mogelijke termijn. Hij is het niet eens met onderdeel a van het GS besluit. De heer Van Wijk is tevreden met de positieve en negatieve argumenten. Hij is tegen een verhoging van de bijdrage aan media en televisie. Hij gaat akkoord met een bijdrage uit de algemene middelen. Een gezamenlijk programma van AT5 en Radio Noord-Holland wijst hij van de hand. Het is kostenverhogend. Hij steunt het GS besluit. + De heer De Lange merkt op dat de fractie van AV/Unie 55 voorstander van regionale televisie is. Dit mag geen kostenverzwaring tot gevolg hebben, omdat de provincie geen subsidie wil betalen. Het is onverteerbaar dat 2,6 miljoen niet door de provincie wordt opgebracht. Voor andere doeleinden waarvan kleine groepen profiteren (zie agendapunt 8 en 9) is wel geld beschikbaar om maar niet te spreken van de geldverslindende buitenlandse excursies.
Regionale televisie is een zaak voor het merendeel van de burgers van Noord-Holland en heeft een sterk sociale functie. De aanloopkosten kunnen uit het FINH worden gefinancierd. Zijn fractie blijft van mening dat regionale televisie op korte termijn moet worden gerealiseerd. Hij gaat akkoord met de subsidie van ¦ 200.000,-. M evrouw Van den Berg is het niet met onderdeel a van het GS besluit eens. D66 is voor regionale televisie en is bereid de kosten uit de algemene middelen te betalen. D66 vindt het van belang dat kijkersonderzoek wordt gedaan. Zij is benieuwd naar de resultaten van het onderzoek bij de statenverkiezingen. D66 vraagt een actieve rol van GS met betrekking tot regionale televisie. De heer Schipper merkt op dat reeds eerder is uitgesproken dat bestuurlijke verantwoordelijkheid moet worden genomen voor publieke regionale televisie. De notitie is hiervan het resultaat. Hij meent dat de positieve argumenten overheersen. Een negatief punt is de financiële onderbouwing. In de commissie Openbaar Bestuur is over het communicatiebeleid van de provincie gesproken. Het ontbreken van regionale televisie wordt als een gemis ervaren. Hij vraagt of gekeken zou kunnen worden hoe tot herverdeling van het tientje kan worden gekomen. Druk op rijksniveau zou moeten worden uitgeoefend om centrale financiering van de grond te
10 krijgen. Het CDA wil dat meer initiatief wordt genomen en is tegen onderdeel a van het besluit. De heer Raasveld merkt op dat de doelgroep nauwelijks wordt gehoord, nut en noodzaak is niet aangetoond en de behoefte voor de burger is drijfzand. Het zijn alleen intenties. De heer Poulie merkt op dat veel mensen hun nieuws halen uit huis aan huis bladen en niet naar het nieuws kijken en wel naar de kabel. Het is niet gebaseerd op drijfzand. Volgens de heer Raasveld worden media door elkaar gehaald. De vraag moet genuanceerd worden beantwoord. Als positief argument wordt de versterking van de regionale democratie genoemd. Dat is politiek correct, maar wat betekent het praktisch gezien. Betekent het bijvoorbeeld verbreding van de view. De heer Schipper merkt op dat over een publieke regionale omroep wordt gesproken. Hierbij moeten wettelijke taken worden uitgevoerd. Het wordt geen omroep van alleen kommer en kwel. De heer Poulie merkt op dat radio en televisie elkaar versterken. Dat is een reden geweest dat er een publiek private samenwerking moet komen. De heer Raasveld brengt naar voren dat AT5 grootstedelijk nieuws brengt, dat is interessant. Uit onderzoek blijkt dat men naar radio Noord-Holland luistert vanwege de gezelligheid en muziek. Dat wil men uitgebreid hebben. M evrouw Sluiter vraagt of de heer Raasveld kan aangeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan, wil de VVD bereid zijn 1,5 miljoen uit de algemene middelen vrij te maken, zoals een eerdere vergadering is gezegd. Het lijkt of een omslag heeft plaatsgevonden. De heer Raasveld licht toe dat de vorige keer een andere discussie heeft plaatsgevonden. Toen lag een concreet voorstel voor. De VVD was bereid voor een proefperiode een bepaald bedrag vrij te maken, zodat de haalbaarheid kan worden aangetoond. Als het haalbaar is, kan de zender zelf de kosten opbrengen. Televisie en radio kunnen elkaar versterken en een hoge efficiency opbrengen. In zo'n afweging lijkt een produktie-overeenkomst met AT5 een positief argument. Dat laat onverlet dat andere argumenten niet aangeven waar nut en noodzaak liggen. De negatieve argumenten lijken hem evident. Het is niet mogelijk wegenbelasting te gebruiken voor regionale televisie. Hij vindt een vergelijking van AT5 en de rest van de provincie niet mogelijk. AT5 kan in Amsterdam, ook maar net zijn hoofd boven water houden. Reclame-opbrengsten worden door de doelgroep gegenereerd. De VVD is met betrekking tot regionale publieke televisie van mening dat een goed voorstel moet voorliggen, zodat een haalbare start kan worden gemaakt. Hieraan kan bijvoorbeeld eenmalig incidenteel worden bijgedragen. De VVD is niet tegen het vrijmaken van een bedrag van ¦ 200.000,- uit de communicatiemiddelen voor een experiment. De VVD stemt in met onderdeel a van het GS besluit.
11 De heer Bruijn merkt op dat het standpunt van de PvdA ten aanzien van regionale televisie duidelijk is. Het lijstje met argumenten pro en tegen heeft dit versterkt. De PvdA is voor een actievere opstelling van de provincie richting regionale televisie. Hij vraagt naar aanleiding van de opmerkingen van de VVD of zij in het kader van een pilot bereid zijn nog na te denken over een actievere opstelling van GS. Het verbaast de heer M eijdam dat uitgebreid wordt gediscussieerd. De standpunten zijn bekend. Het is een herhaling van zetten. Hij vraagt of hetgeen naar voren is gebracht unanieme standpunten van de fractie zijn. De meerderheid van de commissie stelt namelijk dat meer initiatief richting regionale televisie op prijs wordt gesteld. Als dit het standpunt van de fracties is, neemt hij het punt naar GS terug. De commissieleden geven aan dat hun standpunt ook het standpunt van de fractie is. De heer M eijdam concludeert dat de meerderheid van de commissie tegen het besluit is. Hij neemt het besluit terug naar GS. Dat is geen toezegging voor het nemen van meer initiatief. 6.Evaluatie ProBiblio (M WC 98.038) De heer Lauxtermann heeft geen opmerkingen. De notitie kan wat hem betreft naar PS. M evrouw Van der Veen merkt op dat het CDA positief over het stuk is. Zij complimenteert de organisatie. Zij pleit voor regionale binding. Zij vraagt met betrekking tot de index of het ten koste van de projecten gaat. Zij vraagt of 10% het maximaal haalbare is of een richtlijn. Een kritische opmerking over het draagvlak binnen ProBiblio wordt gemaakt. Draagvlak is belangrijk. Dit is een punt van zorg. De heer Gök is blij met de conclusie. GroenLinks gaat akkoord met het voorstel. De heer Franke merkt op dat de PvdA akkoord gaat. M evrouw Heemskerk gaat akkoord. Zij vraagt of Zuid-Holland ook evalueert. De heer M eijdam merkt op dat de provincies onderzoek op hun eigen werkterrein doen. M evrouw Van den Berg merkt op dat D66 akkoord gaat. De fractie vraagt zich af of de index betekent dat in de loop van vier jaar door een eventuele stijging van de loonkosten dit een mindering van het werk betekent. Dat zou jammer zijn. De heer De Lange gaat akkoord. De heer Van Wijk gaat akkoord. De heer M eijdam is blij met de steun. 10% is taakstellend. Hij onderschrijft de opmerking over het draagvlak. In theorie kan de index ten koste gaan van de uitvoering. Het moet echter binnen de begroting
12 op te lossen zijn. De commissie stemt in met de ontwerp-Voordracht. 7.FINH-bijdrage toneelschuur (M WC 98.037) De heer Gök deelt mee dat GroenLinks akkoord gaat met het voorliggende voorstel. De Toneelschuur is het theater van de stad Haarlem en omliggende regio. Door het realiseren van de nieuwbouw kan de Toneelschuur de bovenregionale functie goed uitbreiden. De heer Bruijn merkt op dat het 't eerste voorstel is wat op basis van een destijds niet aangenomen motie toch door GS wordt uitgevoerd. Hij vindt de tekst bij punt 6 "waardoor het mogelijk wordt dat een beperkt aantal culturele accommodaties voor een bijdrage uit het FINH in aanmerking komt" niet zuiver. Het kan niet de bedoeling zijn dat in de praktijk een beperkt aantal accommodaties in aanmerking komt. M evrouw Heemskerk gaat akkoord. Zij sluit zich aan bij de laatste opmerking van de heer Bruijn. Zij heeft het standpunt nog niet in de fractie kunnen bespreken. De heer Schipper merkt op dat het CDA akkoord met het voorstel is. M evrouw Sluiter merkt op dat D66 het een heldere voordracht vindt. Criteria zijn duidelijk aangegeven. D66 gaat met het voorstel akkoord. De heer De Lange gaat akkoord. Hij moet de vergadering verlaten en deelt mee dat zijn fractie positief adviseert over de agendapunten 8, 9 en 10. De heer Van Wijk gaat akkoord. De heer Lauxtermann gaat akkoord. De heer M eijdam merkt naar aanleiding van de opmerking van de heer Bruijn op dat nadrukkelijk is gekozen voor schouwburgen, musea en molens. Daartoe is het beperkt gebleven. Over de Toneelschuur is een aparte uitspraak gedaan. De opmerking over beperktheid is correct. De heer Bruijn concludeert dat het beperktheid in categorie betekent en niet in aantal. De commissie adviseert positief over de concept voordracht. 8.Samenwerkingsprojecten met gemeenten (M WC 98.034) De heer M eijdam licht toe dat overleg met de gemeenten heeft plaatsgevonden. Negen van de tien gemeenten doen aan het internationaal jeugdtheater mee. De provincie zal tweemaal per jaar met de gemeenten van gedachten wisselen. De heer Van Wijk vraagt of in de toekomst meer gemeenten geïnteresseerd zijn.
13 M evrouw Sluiter vindt het waardevol voor de toekomst. Zij verwacht dat in de gesprekken wordt meegenomen dat hoe de gemeenten de werkwijze ervaren. Zij vraagt of het alle aanvragen zijn en of ze van grote gemeenten komen. Zij wil weten of de ambtelijke ondersteuning ook voor kleine gemeenten bedoeld is. D66 vindt het mager dat ervaringen beperkt zijn tot de komende Cultuurnota. Er moet ook iets mee worden gedaan en niet alleen in een notie worden verwerkt. D66 stemt in met de nota. De heer Schipper merkt op dat voor overeenkomsten gekozen is, zodat uitwerking van de Cultuurnota gestalte kan krijgen. Het CDA heeft zich altijd positief opgesteld ten aanzien van relatie met gemeenten in het kader van cultuur. Het CDA staat positief tegenover de nota. Hij neemt aan dat criteria in de toekomst in de commissie zullen worden besproken. M evrouw Heemskerk sluit zich bij de laatste opmerking aan. De notitie is volgens haar een logisch gevolg van de Cultuurnota. Het gevolg van prioritair denken is geconstateerd. Dat onderstreept zij. Zij wil niet dat convenanten met gemeenten worden afgesloten. De heer Bruijn is verheugd dat de participatie van de gemeenten toeneemt. Hij sluit zich aan bij de vragen die zijn gesteld over hoe het gaat. Hij wil ook weten hoe de nieuwe werkwijze ambtelijk wordt ervaren. De heer Poulie merkt op dat GroenLinks positief over de nota is. De heer M eijdam merkt op dat meer gemeenten aanvragen kunnen indienen. Dan zullen prioriteiten moeten worden gelegd. Hij heeft er geen bezwaar tegen commissies goed geïnformeerd te houden, maar voelt er niet voor periodiek dit onderdeel terug te laten komen. M evrouw Sluiter merkt op dat haar fractie niet op de hoogte hoeft te worden gehouden van uitvoeringszaken, maar er zitten leermomenten in. Die verwacht de fractie van D66 te horen. D66 vraagt knelpunten naar voren te brengen. De heer M eijdam is het hiermee eens. Dat hoort thuis bij de jaarlijkse vaststelling van samenwerkingsafspraken. Hij spreekt met de gemeenten over knelpunten. Deze zullen in de commissie terugkomen. Het is niet de bedoeling dat convenanten worden gesloten. Per jaar zal worden bezien hoe hiermee zal worden omgegaan. De commissie adviseert positief over de samenwerkingsafspraken cultuur met gemeenten in 1999.
14 9.Evaluatie budgetsubsidie M TN en Dansgroep Arena (M WC 98.035) M evrouw Bruins merkt op dat de PvdA blij met de notitie is. Bij Arena staat dat net voldoende aandacht is gegeven aan de doelstellingen van de kerntaak cultuurparticipatie. Zij hoopt dat dit punt volgend jaar beter is. De heer Poulie gaat akkoord. De heer De Lange gaat akkoord. De heer Van Wijk gaat akkoord. M evrouw Sluiter gaat akkoord. De heer Schipper gaat akkoord. M evrouw Heemskerk gaat akkoord. Zij vraagt op welke wijze wordt gecontroleerd. De heer M eijdam is in gesprek met het bestuur. In de tweede periode zal de provincie kritischer zijn. De commissie adviseert positief over het voorstel tot verlening van het tweejarig budgetsubsidie aan Danstheater Arena en M uziek Theater Netwerk. 10.Verslag d.d. 17 september 1998 (M WC 98.031) Het verslag wordt vastgesteld. 11.Rondvraag en sluiting M evrouw Bruins wijst op een artikel in het Noord-Hollands dagblad waarin wordt gesproken over dakpannen schuren. Hiervan zijn er nog drie in Noord-Holland. Zij vraagt hiernaar te kijken. De schuren zijn van cultuurhistorische waarde. De heer M eijdam wil hierover ambtelijk overleg en zal erop terugkomen. De heer Schipper merkt op dat de provincie aan het museum register heeft bijgedragen. Hij zou hiervan een rapportage willen zien. Hij heeft gehoord dat er problemen zijn. De heer M eijdam zal de toespraak hierover, die hij in Den Bosch heeft gehouden, toezenden. De heer Schipper heeft gelezen dat de heer M eijdam bij het openen van een monument in Hilversum heeft gezegd dat hij zijn best zal doen dat Hilversum meerdere monumenten krijgt. De heer M eijdam licht toe dat op de begroting een bedrag van 630 miljoen voor investeren in monumenten staat. Hij wil zich sterk maken voor de Dudok architectuur in Hilversum. De voorzitter merkt op dat zij door haar drukke werkzaamheden niet altijd in de gelegenheid is bijeenkomsten bij te wonen.
15 De vergadering van 19 november zal niet doorgaan, omdat de gedeputeerde niet bij GS aanwezig kan zijn. Hierdoor zouden punten niet tijdig kunnen worden toegestuurd. Het leidt niet tot problemen in de uitvoering. Op 11 november wordt in de commissie Economische Zaken de Rijkswerf in Den Helder behandeld. De commissie M CW wordt hierbij uitgenodigd. M et betrekking tot de vraag die de heer Schipper de vorige vergadering heeft gesteld over het projectprogramma cultuurhistorisch toerisme merkt zij op dat hierover discussie plaatsvindt, waardoor behandeling nog niet aan de orde is. De voorzitter sluit om 12.15 uur de vergadering.
Titel:Verslag PS-cie. M WC d.d. 29-10-1998 Datum:21-12-1998 Nummer: Documenttype:PS-cie-verslag