Verslag van de startconferentie ‘Win-Win landelijk gebied’ gehouden op dinsdag 22 april jl. in Restaurant het Wittehuis te Donkerbroek. De heer Feitsma heet een ieder welkom bij de startconferentie Win-Win landelijk gebied. Waarom deze startconferentie? Omdat we graag aan het einde van de avond willen concluderen dat het een start is van een gezamenlijk vervolg. De organisatoren van vanavond, de ABO en de natuur- en milieuvereniging ‘Gagelvenne’, gefaciliteerd o.a. door provincie Fryslân, beogen gezamenlijk een win-win situatie te creëren in het landelijk gebied. Landelijk gebied dat in Nederland steeds schaarser wordt. De vrij beschikbare hectares van dit landelijke gebied worden ook steeds schaarser. Steeds meer organisaties leggen meer claims op het landelijk gebied. Dit leidt tot problemen, zelfs in Fryslan en zelfs in Oost- en Weststelllingwerf. Terwijl we denken dat juist in deze provincie en deze gemeenten er nog veel vrije ruimte in het landelijk gebied is. Er wordt geknokt om elke hectare. Misschien is dit nu nog niet zo zichtbaar, maar dit zal niet zo lang meer duren. De organisatoren van deze avond hebben gedacht, dit moeten we voorkomen. Laten we om tafel gaan om te kijken of we samen een oplossing kunnen vinden. Dus als we aan het einde van de avond kunnen concluderen dat we als landbouw, natuur, recreatie, waterschap en overheden met elkaar verder kunnen praten of we een win-win situatie kunnen realiseren dan is deze avond geslaagd. Verwacht niet dat we vanavond keiharde uitspraken krijgen, als dit wel lukt dan is dit een bonus. We hebben nu eerst een aantal korte inleidingen van: G. Smeenk, melkveehouder R. de Jong, Wetterskip Fryslân Y. IJzerman, Staatsbosbeheer G.J. Elzinga, Elzinga procesmanagement Vervolgens zullen Mevrouw A.M. Andriesen (lid van Gedeputeerde Staten van Fryslân) en de heer W. Thus (directeur Landbouw Rabobank Nederland) het thema inleiden en deelnemen aan de discussie. Presentatie G. Smeenk • • • • •
Gerben Smeenk Melkveehouder te Makkinga Werkt in maatschap met zijn vrouw en zijn ouders Het bedrijf melkt 90 melkkoeien en is vrij intensief. Voor 75 melkkoeien is er grond in eigendom, de overige benodigde hectares worden gehuurd. Gerben was actief als bestuurslid van de ABO en vanuit die hoedanigheid betrokken geweest bij de voorbereiding van deze avond.
Hoofdvraag voor vanavond: We constateren landhonger door verschillende partijen. Wat betekent dit voor de landbouw? Er zijn bedreigingen, maar ook kansen. Inzet is om niet op de bedreigingen te focussen, maar de kansen op te zoeken en te benutten. Op dit moment zijn er veel bedrijven die willen groeien, zeker in de Zuidoost hoek van de provincie. Veel bedrijven hebben al rond de 15.000 kg melk/ha en moeten bij verdere quotumuitbreiding mest afzetten, landhuren of land aankopen. De schaalvergroting zet door, dus steeds meer bedrijven lopen hier tegenaan. Doordat er vele concurrenten, zowel binnen als buiten de landbouw, op de grondmarkt zijn wordt de grond steeds duurder.In een aantal gevallen wordt de grond al ingezet voor meerdere doelstellingen, bijvoorbeeld bij agrarisch natuurbeheer. Veel bedrijven passen dit al toe. Het is nu nog vaak van tijdelijke aard. Agrarisch natuurbeheer en het overige natuurbeheer worden uit één pot, in beheer bij de provincie, gefinancierd. In feite concurreren agrariërs en natuurorganisaties met elkaar om dezelfde subsidies.
Ons belangrijkste probleem is dat we als veehouders, bij uitbreiding van het bedrijf, de afzet van de hierbij behorende mest moeten regelen. Kunnen we dit oplossen door gezamenlijk gebruik te maken van gronden waarop natuur en/of waterdoelstellingen gerealiseerd worden? Er is natuurgrond wat boeren prima kunnen beheren. Bijvoorbeeld gronden langs de Tjonger of bij het Fochteloërveen. Dit gebeurt al, maar misschien kunnen we dit grootschaliger oppakken. Wellicht is dit ook mogelijk in gebieden die ingekleurd worden voor waterbuffering. Soms worden deze aan de landbouw onttrokken, misschien kunnen we dit voorkomen.Ons ideaalbeeld is om door samenwerking minder te concurreren. Veel boeren hebben nu al agrarisch natuurbeheer op een aantal hectares. Ze ontvangen hiervoor jaarlijks een vaste vergoeding. Kunnen we dit opschalen en hierover collectief afspraken maken? Wij doen agrarisch natuurbeheer en ontvangen hiervoor in ruil van de natuurbeheerorganisaties en het Wetterskip iets terug. Door perceelsranden beheer bijvoorbeeld, wordt de kwaliteit van het slootwater verbeterd. Het Wetterskip zou hiervoor een vergoeding kunnen geven. Als individu kun je hierover geen afspraken maken, maar collectief lukt dit wel. Daarom is een bijeenkomst zoals vanavond zo belangrijk. Collectief kun je in beeld brengen wie wat wil en wie wat wil doen. In beeld brengen welke boeren bereid zijn om bepaalde maatregelen toe te passen voor natuur, water of recreatie en in beeld brengen wat daar vanuit de natuurorganisaties, het Wetterskip of de recreatie tegenover staat. Met een grondbank bijvoorbeeld zou dit in beeld gebracht kunnen worden. Een voorbeeld is het benutten van de reststromen van natuurgronden. Omdat deze gronden verschraald worden, doordat organisch materiaal wordt afgevoerd. De natuurorganisaties zitten soms met dit materiaal in hun maag. Op schrale zandgronden ontstaan eerder problemen door de mestwetgeving. Doordat er steeds minder drijfmest toegepast mag worden neemt de bodemvruchtbaarheid af. Het toepassen van gecomposteerde restproducten van natuurgronden, eventueel gecombineerd met mest van de agrarische bedrijven, kan hiervoor een oplossing bieden. Waarschijnlijk kunnen we als landbouw deze producten goedkoper afvoeren en composteren. Voor de veehouderij is het wel van belang dat er mestplaatsingsruimte gecreëerd wordt op een deel van de natuurgronden. Daarnaast is het toepassen van compost, gecombineerd met stromest, positief voor de weidevogelstand. De voordelen hiervan zijn: • Extra mestplaatsingsruimte; • Kostprijsdaling voor natuurorganisaties; • Rendement overheidsgelden groter; • Minder druk op de lokale grondmarkt; • Voor verschillende partijen meer rendement op lange termijn. Presentatie R. de Jong: Meer water, meer waarde De taken van het Wetterskip zijn: • Extra waterberging; • Zorgen dat we water vasthouden; • Wateroverlast benedenstrooms voorkomen; • Waterkwaliteit verbeteren en bewaken; • Voorkomen van verdroging, afstemmen van verschillende functies op elkaar. Geschikte locaties voor het bovenstaande liggen in de Stellingwerven: • In de boven- en middenloop van de beken; • In relatief laaggelegen zones; • Nabij hoofdwatergangen; • Rond en tussen bestaande natuurgebieden. In onderstaande tabel wordt gestart met de puur kwantitatieve functie en worden er vervolgens steeds een functie aan toegevoegd. Het geeft dan ook een beeld van welke functie vervuld kunnen worden en welke middelen/regelingen hiervoor beschikbaar zijn.
Herkomst
Wetterskip Fryslân
Anderen
WB21 Bergen en vasthouden (klimaatscenario’s)
Blauwe dienst
Programmabeheer
WB21 / KRW
- Bergen en vasthouden - Zelfreinigend vermogen
Blauw-groene dienst
Programmabeheer
WB21 / KRW
- Bergen en vasthouden - Zelfreinigend vermogen vergroten, Blauw-groene dienst b.v. door verbrede oever - Ecologische kwaliteit - Verbinden natuurgebieden - Bergen en vasthouden - Zelfreinigend vermogen - Ecologische kwaliteit
Programmabeheer
EVZ / WB21 / KRW
Aangepast peilbeheer Weidevogelgebieden Randenbeheer natuurgebieden
Doel
Programmabeheer
Verbeteren weidevogelstand
Verdrogingsbestrijding
Particulier natuurbeheer
Blauw-groene dienst
Programmabeheer
In het plan ‘Ruimte voor water’, dat loopt in de Stellingwerven, is opgenomen dat er rond 20 hectare wordt ingericht als extra waterberging. Je zou dit als blauwe dienst kunnen typeren. Deze route is verkend, maar zowel de EU-wetgeving als de nieuwe waterwet die in ontwikkeling is, bieden hiertoe geen mogelijkheden. Ze zien de ondersteuning als staatssteun en verbieden dit. Er zijn wel mogelijkheden voor het combineren van functies, maar er zijn geen extra financiële ondersteuningsmogelijkheden. Voor b.v. het creëren van verbrede oevers, met meer planten, zijn wel mogelijkheden voor extra financiële ondersteuning. Deze vorm wordt op dit moment ontwikkeld door het waterschap. Deze vorm van ondersteuning is wel toelaatbaar en wordt o.a. in Engeland al toegepast. Ook programmabeheer biedt hier mogelijkheden. In nog bredere zones kun je naast het vergroten van het zelfreinigend vermogen van het water ook aandacht besteden aan de ecologische kwaliteit van het water. We hebben het dan over de organismen die in het water voorkomen. Hiervoor gelden dezelfde mogelijkheden als voor het voorgaande. Nog een stapje verder is om dit te combineren met de ecologische verbindingszones of het opvullen van gaten in de huidige EHS. De gaten in de EHS betreffen gronden die niet of nauwelijks te verwerven zijn. Misschien kunnen ze wel voor dit gecombineerde gebruik ingezet worden. Dit zou erg veel voordelen hebben, want het goed waterhuishoudkundig inrichten van een EHS met gaten vraagt veel kunstgrepen. De laatste mogelijkheid is aangepast veldbeheer in weidevogelgebieden. Dit zal in de Stellingwerven wat lastiger liggen. Welke voordelen ziet het Wetterskip van het aangaan van gesprekken met agrarische natuurverenigingen: • Het realiseren van/denken in grotere eenheden en het hierover kunnen maken van betere afspraken. Op dit moment wordt bijvoorbeeld onderzocht of hoofdwatergangen beheerd kunnen worden door de landbouw. Met individuele boeren kunnen hierover geen afspraken gemaakt worden. Op gebiedsniveau kan dit wel opgepakt worden. Dit is wel een punt wat heel gevoelig ligt binnen de waterschappen omdat het de kerntaak van de schappen betreft. Maar het is bespreekbaar.;
• • •
Meer samenhang; Er kunnen optimale keuzes gemaakt worden; Er zijn meer combinatiemogelijkheden. Naarmate je meer functie combineert wordt het gebied ook aantrekkelijk voor andere functies, o.a. voor recreatie.
De verwachting is dat er veel mogelijkheden zijn voor win-win situaties, maar ze vragen om maatwerk. Presentatie Y. IJzerman: Meerwaarde natuur voor landbouw en vice versa, ideeën voor bijeenkomst 22 april 2008. De heer IJzerman is met enthousiasme ingegaan op de uitnodiging een bijdrage te leveren aan deze avond. Hij ziet mogelijkheden wanneer de verschillende partijen breed willen denken over de ontwikkeling van de betrokken gebieden. Waar gaat het om? • ZO Fryslân is ca. 70.000 ha. groot; • Voor het gebied is in ROM kader 2000 ha. nieuwe natuur aangewezen. Daarnaast is er nog andere natuur. Maar dit betreft meestal bos of heide. Hiervoor is meestal geen gecombineerd gebruik mogelijk; (24.06) • Dit is bruto 3,5 % van het totale areaal. De natuur in ZO Fryslân bestaat, naar schatting, voor de helft uit een grasachtige vegetatie. Van de beoogde 2000 ha. is nu ongeveer de helft door BBL aangekocht. Gaan boeren en natuurbeheer samen, is er versterking van elkaar mogelijk? Ja, het is een maatschappelijke tendens om functie te combineren. Daar waar het kan moet je dit doen, maar er kleven ook risico’s aan. De betrokkenheid van de moderne melkveehouderij bij natuur en landschap is positief. Feit is dat economisch sterkere functies domineren over de economisch zwakkere functies. Landbouw is een economisch sterke functie en natuur een zwakke. Natuur kan vanuit zichzelf niet concurreren met de landbouw. Ze heeft hier de steun van ons en van de overheid voor nodig. In het ideaalbeeld voor multifunctioneel grondgebruik worden daar waar mogelijk functies gecombineerd en is er een hiërarchie in de functies. Is de hoofdfunctie landbouw, dan zijn er geen beperkingen voor boeren. Tegen vergoeding kunnen zij ruimte bieden voor natuur of waterfuncties op hun grond. Is de hoofdfunctie voor water, we hebben het dan b.v. over hoofdwatergangen dan is de belangrijkste functie het afvoeren van water. Als b.v. door het breder maken van de watergangen natuurdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden dan is dat mooi. Is de hoofdfunctie natuur, dan is daarbinnen eventueel medegebruik door de landbouw of ten behoeve van water mogelijk. Landbouwgrond omzetten in natuur kan op twee manieren: • Bij aankoop koop je de economische functie uit. • Bij SN (natuurbeheer) koop je de natuurfunctie in. In beide gevallen heeft de natuurfunctie daarna het primaat. De overheid, en niet de natuurorganisaties, stelt hiervoor veel middelen beschikbaar, en verwacht hiervan rendement in de vorm van natuur. Of natuurgebieden mede gebruikt kunnen worden ten behoeve van de landbouw hangt af van het soort natuur dat wordt nagestreefd. Globaal zijn er drie categorieën: 1. De Lindepolders worden ingericht om het wegtrekken van kwelwater te voorkomen. Hiervoor wordt de bemaling stopgezet en worden de polders weer moerasgebied. Agrarisch medegebruik is hier nauwelijks mogelijk, misschien rietbeheer. 2. De schraallanden bij het Stuttebos of de schutsluis, worden gemaaid en het product wordt afgevoerd om de bijzondere kwelafhankelijke natuur weer een kans te bieden. De gebieden zijn erg nat en in sommige gevallen met gewone en in andere gevallen alleen met speciaal hiervoor aangepaste machines
begaanbaar. Het gewonnen hooi of gras komt beschikbaar en wordt, als de kwaliteit goed is vaak aan paardenhouders verkocht. Zit het weer tegen, dan rest niets anders dan afvoer naar de stort. 3. Voor weidevogelgebieden is agrarisch medegebruik nodig. De gebieden zijn vochtig maar niet nat en worden bemest. Weidevogelgebieden zijn er weinig in ZO-Fryslân. Alleen de Weperpolder en de kromten bij Gorredijk kennen dit type van beheer. De nieuwe natuur die aangelegd wordt in ZO-Fryslân betreft: • Natuur langs de beken en rond de Oude Willem. Karakteristieken van deze gebieden is dat ze zeer nat beheer/moerasvorming kennen. Agrarisch medegebruik is hier niet mogelijk. • Schraallanden langs de beken. In deze gebieden komen grasproducten beschikbaar die gebruik kunnen worden door de landbouw. • Weidevogelgebieden. Qua omvang is dit zeer beperkt. Om te voorkomen dat grasproducten bij tegenvallende weersomstandigheden tegen hoge kosten naar de stort afgevoerd moeten worden wordt op dit moment in het Drentse Aa gebied geëxperimenteerd met compostering in het veld op wendakkers, zowel de natuur als de landbouw heeft hier profijt van. Dit kan zonder inrichtingen en vergunningen als het binnen één kilometer van een natuurgebied wordt gedaan. Het product valt ook niet onder de mineralenboekhouding. De compost wordt vooral op akkerbouw, maar ook wel op melkveehouderijbedrijven toegepast. Het geheel overziend kunnen de volgende conclusies getrokken worden: • We moeten duidelijk maken waar er kansen liggen voor het combineren van functies en waar niet. Het is van belang hiervan geen overdreven verwachtingen te hebben. • Als er kansen liggen, dan willen we deze benutten. Staatsbosbeheer staat hiervoor open: laten we waar het kan snel aan de slag gaan!; • Kostenverlaging is ook voor natuurorganisaties belangrijk. Waar het kan gaan we snel aan de slag, maar heb geen overdreven verwachtingen! Presentatie G.J. Elzinga: Win-win Landelijk gebied In de presentaties tot nu toe is de aandacht vooral gericht op maatregelen die leiden tot een verlaging van de grondprijs. Er zijn ook maatregelen die leiden tot meer toegevoegde waarde per hectare. Stijgende grondprijzen zijn dan niet meer zo’n probleem, die kun je dan opvangen. Misschien kan het toevoegen van toeristische functies de benodigde toegevoegde waarde bieden. Als we kijken naar de toeristische sector dan: • Ligt het zwaartepunt op de waddeneilanden met bijna 40% van de activiteiten; • Met ruim 20% beide zijn het Friese Merengebied en de Friese IJsselmeerkust een goede tweede; • ZO-Fryslân (de gemeenten Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland en Weststellingwerf) herbergt bijna 10% van de overnachtingen. Dit biedt kansen. Kenmerken toerisme in ZO-Fryslân: • Veel camping en hotelovernachtingen; • Weinig huisjes (incl. tweede woningen) en bootovernachtingen; • Zwaartepunt ligt in de gemeente Ooststellingwerf (40% van de activiteiten, Weststellingwerf 23% en Opsterland 26%). • Toerisme/toeristische bedrijvigheid is geconcentreerd rond de grote groene natuurgebieden rond Appelscha en Wijnewoude; In 2006 waren er in Fryslân ruim 14.000 banen in de landbouw en visserij tegen ruim 21.000 banen in toerisme en recreatie. En het aantal banen in de toeristische sector neemt hard toe.
Van de grond in de provincie is ruim 260.000 ha. in gebruik voor de landbouw tegen bijna 5000 ha. voor recreatie en toerisme. Qua areaal vormt de sector geen bedreiging voor de landbouw. Als we kijken naar de toegankelijkheid van gebieden, dan blijkt dat de wandel- en fietspaden vooral in en rond de natuurgebieden liggen. De overige delen van het gebied zijn veel minder toegankelijk. Waar liggen er kansen voor boeren? • Betere openstelling van landbouwgronden (ontsluiten van b.v. perceelsranden of watergangen van het Wetterskip); • Toerisme gebruiken als buffering tussen landbouw- en natuurgebieden. Hiermee worden bufferzones, waarin minder intensief gewerkt mag worden, van last tot lust. Inkomsten uit toerisme compenseren zo (ruimschoots) de lagere productie van de gronden in de bufferzones. In Drenthe loopt een dergelijk initiatief. Juist de overgangsgebieden, de gebieden tussen de pure natuur- en landbouwgebieden, zijn uit toeristisch oogpunt erg interessant. • Biedt planologische vrijheid op maat. o De boer kan hierdoor meer met zijn grond ondernemen en zal hierdoor minder vaak kiezen voor verkoop maar meer voor een duurzame exploitatie. o Misschien kan de natuur- en milieuvereniging Gagelvenne zich tot een ontwikkelbedrijf ontpoppen. Presentatie A. Andriesen Win-win in het landelijk gebied is plussen zoeken voor een ieder. Natuur, water, landbouw en landschap zijn de kernkwaliteiten van Fryslân. Al deze functies hebben ruimte nodig. Er is dus druk op de grondmarkt en deze neemt toe. Daarom is het verstandig om te kijken naar verweving van functies. Dit gebeurt al in Fryslân, dit hoort bij Fryslân. Boeren die aan natuurdoelstellingen werken en natuurorganisaties die gronden verpachten aan boeren. Met de toenemende druk op de grondmarkt is extra aandacht voor verweving verstandig. De provincie heeft met het Rijk afspraken gemaakt over de aanleg van de resterende EHS. Het streven is dit voor 40% via particulier natuurbeheer te realiseren. In de presentaties tot nu toe is deze mogelijkheid onderbelicht gebleven. De provincie is blij met initiatieven als deze. De vraag is wel hoe ze dit moet plaatsen ten opzichte van de geluiden van de landelijk voormannen van de LTO dat er, vanwege de stijgende voedselprijzen, geen hectare meer aan de landbouw onttrokken kan worden ook niet voor de duurzame energieproductie. Hoe staat de zaal hier tegenover? Natuurlijk is het verstandig je voedselproductie dicht bij huis te hebben. Maar er zijn meer gewenste maatschappelijke functies. Boeren zijn naast maatschappelijke ondernemers ook burgers. Verkeersveiligheid in het buitengebied, vanwege het zware landbouwverkeer is momenteel een item in het politieke debat. Naar de toekomst toe is het verstandig over al deze zaken na te denken en ze niet te zien als problemen, maar kijken waar er kansen liggen. Feit is dat er in het landelijk gebied veel functies naast elkaar uitgeoefend worden. Van belang is om het geheel te bezien en ervoor te zorgen dat de functies niet tegenover elkaar komen te staan. Als de betrokkenen in staat zijn om over de eigen grenzen heen te stappen dan zullen ze ontdekken dat er gezamenlijk veel meer mogelijk is. Deze avond hier om te zoeken of je op gebiedsniveau meer kwaliteiten kunt realiseren en wat dat dan betekent, dat vind ik mooi. Misschien wordt alleen de afspraak gemaakt dat je hiernaar gaat zoeken, dat is prima. Kijk dan goed naar de kwaliteiten die je als gebied wilt realiseren. Boeren staan in de etalage van de b.v. Nederland. Het is goed dat je je dit realiseert en dat je kan laten zien dat je maatschappelijk verantwoord bezig bent. In andere delen van het land wordt creatief gezocht naar alternatieve financieringsbronnen en worden bijvoorbeeld landschapsveilingen georganiseerd. In Fryslân zijn nog weinig activiteiten op dit gebied. Al is met het
fonds voor duurzaam Iepenbeheer hiermee een goed begin gemaakt. De gemeenten kunnen niet ieder voor zich de bestrijding van de Iepziekte oppakken, maar gezamenlijk lukt dit wel. GS willen dit ondersteunen. In Katlijk bijvoorbeeld zijn langjarige (voor 30-jaar) afspraken gemaakt over de financiering van het landschapsonderhoud. Dus, als er draagvlak is, doe een aanbod aan ons. Dan komt ZOFryslân hiermee weer heel mooi op de kaart te staan. Ik hoop vanavond te proeven of hier draagvlak voor is! Natuur mag dan gezien worden als een economisch zwakke functie. Feit is dat de prijzen van huizen in de omgeving van natuurgebieden fors stijgen. Zie natuur niet alleen als een bedreiging, er valt ook geld mee te verdienen! Presentatie W. Thus Hoe kijkt de Rabobank tegen grond aan? Grond is elke keer in discussie en dit blijft zo. Grond is schaars en duur. Iedereen kijkt ernaar, iedereen wil er wat mee heeft er betrokkenheid bij en iedereen wil er wat over te zeggen hebben. Dat is soms benauwend, maar biedt ook kansen. Kunnen we samen van de grond genieten? Grond, die een verbindende factor is tussen boer en burger. Kunnen we grond multifunctioneel maken? Grond en grondprijsontwikkeling hebben de aandacht van de Rabobank omdat ze een grote rol spelen bij de financierbaarheid van landbouwbedrijven. Schaalvergroting gaat door, de mestwetgeving ontwikkelt zich, dus bedrijven hebben steeds meer grond nodig. Grond die het liefst dichtbij de boerderij ligt. Met het toenemen van het aantal functies in het landelijk gebied neemt de noodzaak voor landinrichtingsprojecten weer toe. Landinrichting projecten zijn nodig om de functies goed naast elkaar te laten functioneren en waar mogelijk te combineren. Wat is landbouw en wat is natuur? Heeft Nederland nog wel natuur of hebben we alleen cultuurgrond? Feit is dat de grens tussen landbouw en natuur niet scherp te trekken is. De landbouwers in Nederland willen groeien. Is er ruimte om flexibel met grond om te gaan? Dit zou deze groei vergemakkelijken. Het huidige grondbeleid verloopt stroef, langzaam. Het is beleid dat 20-30 jaar geleden in gang is gezet. Bijvoorbeeld de realisatie van de EHS, zou eerst in 15 jaar, wordt nu 25 jaar voor uitgetrokken. Grond is vaak weinig dynamisch, terwijl je dynamiek nodig hebt voor ontwikkeling. Hoe kun je deze dynamiek creëren? Een voorbeeld, rondom de steden, waar bestemmingsplannen gefaseerd uitgevoerd worden. Er ontstaan dan gebieden waar soms 10 jaar lang niets gebeurt. Hetzelfde geldt voor witte vlekken in natuurgebieden. Dan blijft een heel gebied achter. Moet de grond niet dynamischer zijn, beter uitwisselbaar? Kunnen we niet gezamenlijk de dynamiek verhogen? Als mogelijkheid hiervoor is de term grondfonds al gevallen, een vijver waarin verschillende gronden zitten waarmee je wat makkelijker kunt uitwisselen om de doelen te bereiken. Zowel de landbouw als de natuur- en maatschappelijke organisaties moeten hierbij betrokken zijn. De burger wil graag van een verzorgd buitengebied genieten. Uit een privé situatie kent hij voorbeelden hiervan. Een groep boeren, rondom een natuurgebied, die de samenwerking gezocht hebben. In een zone van ongeveer vijf km breed wisselen boeren en natuurorganisaties gronden uit. Er is hierdoor een nieuwe dynamiek ontstaan. Wat hierbij leuk is om te zien is dat er ook een nieuwe trots is gekomen, samen trots zijn op de bereikte resultaten. Hoe krijg je dynamiek in de grondmarkt. De LTO, de overheid en ook Rabobank heeft hiertoe pogingen ondernomen, maar niemand heeft de oplossing voorhanden. Er is wel de ambitie bij verschillende partijen om hier iets voor te doen. Wel is duidelijk dat er meer kans op dynamiek ontstaat als je in staat bent om verschillende initiatieven te koppelen. De komende 10-15 jaren krijgt 270.000 hectare een andere bestemming. Het zou mooi zijn als een deel hiervan met een dubbele bestemming in gebruik bij de landbouw zou kunnen blijven.
Nog even terugkomend op de discussie over de voedselzekerheid, moeten we nu nog grond aan de landbouw onttrekken nu de voedselprijzen zo stijgen. De voedselproductie in Nederland is maar een klein deel van de totale voedselproductie ter wereld. Brazilië en Polen hebben bijvoorbeeld een veel groter potentieel. We moeten het dus wel in het juiste perspectief blijven zien. Je kunt het ook omdraaien en je afvragen of je natuur niet beter (goedkoper) elders kunt realiseren. Je kunt hier een vergelijk maken met de CO2 handel, op die plekken invullen waar je het het beste kunt doen. In Nederland hebben we gekozen voor een mix van landbouw en natuurgebieden. Dus dit moet je durven vormgeven. Met de huidige prijzen in de melkveehouderij is de grondprijsontwikkeling nog niet zo zorgelijk, maar er komen ook weer andere tijden. Hierop moeten we voorbereid zijn. Misschien liggen er in Brussel, in het verlengde van de afbouw van de marktbescherming, middelen om de grondmobiliteit te vergroten. Ook bieden lange termijn afspraken voor natuurbeheer en groenfinanciering, feitelijk een fiscale regeling, mogelijkheden. Zuid-Nederland kent bijvoorbeeld al een regeling dat gronden door de overheid eerst worden aangekocht voor natuurbeheer en later met beperkingen en tegen een lagere prijs weer worden verkocht aan boeren. Afhankelijk van het type beperking heb je dan over 10.000 tot 15.000 € per ha. bij goedkope gronden en 20.000 tot 30.000 € bij duurdere gronden. Je hebt de grond tegen een lagere waarde, maar het vraagt meer vakmanschap om deze te gebruiken. Het voordeel voor de overheid is dat ze deze gronden niet volledig hoeft aan te kopen en geen bijdrage mee hoeft te verstrekken in het onderhoud. De agrariër heeft namelijk de verplichting deze gronden te onderhouden. Kent Fryslân deze optie al? Grondfondsen zijn er in veel verschillende vormen. Verschillen zijn er ten aanzien van de participanten, de inbreng (grond of middelen) de uitgifte (verkoop of bruikleen) en het tijdvak waarvoor een fonds wordt ingericht (tijdelijk of permanent). Na de pauze geeft Henk Feitsma het woord aan de zaal. De sprekers nemen plaats achter de tafels voor in de zaal. Feitsma vraagt aan de aanwezigen of er nog opmerkingen, vragen of suggesties zijn naar aanleiding van het eerste gedeelte van deze avond. J. Bruin – Oosterwolde – betrokken geweest bij de Gagelvenne en ABO, momenteel zitting in de Landinrichtingscommissie Fochteloërveen. Hoe kun je agrarische weidegebied en natuur bij elkaar brengen? Is er een combinatie mogelijk? Antwoord IJzerman – SBB: een combinatie is mogelijk wanneer er natuur is met grasachtige begroeiing. De afzet van mest op de natuurgronden gebeurt dan in de vorm van beweiden, maar deze gebieden liggen niet in Ooststellingwerf. De kansen voor weidevogels, zeggen de deskundigen, liggen niet in ZO Fryslân. De bedoeling van natuur is dat de gronden schraler zijn. Hierdoor krijg je ook een andere begroeiing. Dit beperkt de combinatiemogelijkheden voor landbouw en natuur. Antwoord Smeenk – ABO: Dat er in deze omgeving geen natuurgrond beschikbaar is, ziet Smeenk als een gemiste kans. Meer kansen zijn er wanneer er meer gebruik gemaakt wordt van de zones om natuurgebieden, net zoals in Zuid-Nederland. En hoopt dat deze elkaar gaan versterken. Smeenk ziet wel gebieden in deze streek waar combinatiemogelijkheden zijn. In gebieden als de Tjongervallei richting Mildam, gebeurt dit al, maar dan op individueel niveau. Juist collectief maakt het sterker en we willen er dan wat voor terug. Antwoord Andriesen – Fryslân: Weidevogelgebieden zijn niet weggelegd voor dit gebied. Zelfs in de gebieden waar veel weidevogels voorkomen moet al een grote kwaliteitsslag gemaakt worden in weidevogelbeheer op dit moment. Voor dit gebied zou er, in verhouding tot het rendement, teveel energie ingestoken moeten worden. Andriesen ziet meer mogelijkheden in water(beheer), recreatie en duurzame energie voor ZO Fryslân. Maar ook de nieuwe natuur (EHS) waarvoor is afgesproken dat 40% van deze gronden in beheer bij particulieren komen. Dit ziet zij als een kans voor de boeren. Zij noemt het voorbeeld van particulier initiatief van natuurbeheer in Gaasterland. In dat gebied was er een grote weerstand tegen de EHS-gebieden. Er is toen de afspraak gemaakt dat de streek het zelf zou oppakken. Inmiddels heeft It Fryske Gea daar weer een normale positie in het gebied en er wordt door particulieren aan natte natuur gewerkt. De natuurkwaliteit moet wel geleverd worden net zoals door een natuurorganisatie. Gebeurt dit, dan krijg staat er ook een fatsoenlijke vergoeding voor. Van de EHS gronden zal 60% van de natuur worden beheerd door de natuurorganisaties, 40% zal worden opgepakt door
particulieren. Het kan wel en er zijn mogelijkheden genoeg, maar je moet het wel willen want het is wel een andere manier van boeren. J. Doornenbal – Appelscha - komt terug op de opmerking van mevrouw Andriesen waar zij zegt dat dezelfde natuurkwaliteit geleverd moet worden als natuurorganisaties wanneer je aan natuurbeheer doet. Hij heeft moeite mee met het feit dat er gemeten wordt met twee maten. Het doel is dat er na vijf jaar 25 soorten planten in de randen moeten groeien. Maar het natuurgebied naast zijn boerderij zitten 3 soorten en dat is al 10 jaar natuur. Je mag best eisen stellen maar dan ook aan de natuur zelf. En wanneer je als boer aan fauna randenbeheer doet en je haalt na vijf jaar de doelstelling van 25 soorten niet dan wordt er door DLG de vergoeding met 30 tot 40% verlaagd. Antwoord Andriesen: Natuurbeheer moet niet, dit moet je zelf willen als boer. Deze avond wordt gehouden voor de mensen die dat wel willen. Deze kansen en mogelijkheden zijn er. De situatie van de heer Doornenbal kent ze niet en doet daar nu geen uitspraak over. In het algemeen geldt dat de natuurorganisaties ook afgerekend worden op de natuurkwaliteit. Er is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van randenbeheer. Uit dit onderzoek bleek dat de resultaten lager ware dan verwacht. Daar mag dus wel een kwaliteitsslagje in gemaakt worden. En doordat er altijd te weinig geld is, heeft zij het gevoel constant brandjes te moeten blussen op het provinciehuis omdat de vergoedingen na een paar jaar stoppen. Zij hoopt daarom dat het na 2010, met een nieuw programma beheer, wat eenvoudiger is, dat dit programma minder bureaucraties is, duidelijker doelen heeft, en er meer continuïteit komt in de vergoedingen door langere contracten. Dat zou b.v. kunnen betekenen dat er voor 30 jaar particulier natuurbeheer geregeld kan worden. T. Hof – Oldeberkoop – Gagelvenne: Hof geeft aan dat de bodemvruchtbaarheid in deze streek een probleem dreigt te worden. Is de bodemvruchtbaarheid niet in orde dan is er een grotere kans op vervuiling van het oppervlakte- en bodemwater. Hof is enthousiast over de composteringplaatjes in de presentatie van de heer IJzerman maar vraagt zich af waarom er op het land gecomposteerd wordt en niet op een verharde ondergrond. Hof geeft aan dat dit gebeurt omdat de regelgeving het niet toestaat om het op een verantwoorde locatie te doen. Een idee voor een verantwoorde locatie heeft Hof nog niet, maar dat wil hij uitzoeken, en daar zijn projecten voor nodig. Hij heeft op Internet een mobiele loods gezien in Canada en Amerika, waar een grote composteermachine in drie weken tijd op die locatie eerste klas compost aflevert wordt. De praktijk is dat er veel restproductie is, waaronder grassen, die worden nu nog afgevoerd en dit zou een goede basis kunnen zijn voor een het op peil houden van de bodemvruchtbaarheid in het gebied. Door het afvoeren, wat veel geld kost, verarm je de grond door koolstofverwijdering uit de omgeving, terwijl het zo hard nodig is. Hof oppert het idee om de mogelijkheid de vergunningverlening op orde te krijgen om zo goede projecten te kunnen starten. Dan is het geen brandje blussen maar een basis leggen om zo de bodemvruchtbaarheid op peil te houden en het weidevogelbeheer toch gecontinueerd kan worden. Want Hof vindt het te gemakkelijk om het weidevogelbeheer aan de kant te laten zetten. Hof is het met Andriesen eens dat het niet zijn rendement in deze streek oplevert maar hierdoor is er wel een andere houding en betere samenwerking binnen de Gagelvenne ontstaan. Het levert niet altijd het gewenste resultaat op maar her en der begint het te komen. SBB is nodig voor de groenproductie. Boeren, Gemeente en Waterschap hebben hier ook belang bij. De gemeente met de reststromen en het Waterschap doordat de bodemvruchtbaarheid op orde blijft. Antwoord IJzerman: ziet wel kansen om het grasgewas uit de natuurgebieden te gebruiken voor de landbouw. Het kost nu vaak veel moeite om het grasgewas uit natuurgebieden afgezet te zien krijgen. Alleen in mooie zomers wordt er goed hooi gewonnen. Het is zonde om het in de andere gevallen naar de stort te rijden want het kost een boel en het heeft geen meerwaarde. Maar IJzerman relativeert, want voor ZO Fryslân gaat het maar om enkele honderden hectares. Antwoord Andriesen: Als voorbeeld noemt zij de Noordelijke Friese Wouden waar 20 jaar onderzoek gedaan wordt naar oa bodemvruchtbaarheid, de biodiversiteit en kwaliteit melk. Daar kwam over het algemeen uit dat het daar beter is gesteld met de kwaliteit van het water (ook het grondwater), vergeleken met de rest van Fryslân. Dus een zelfbewuste streek die een stap verder is doordat zij, vanuit een achterstandspositie, al vroeg is begonnen met agrarisch natuurbeheer. 850 boeren van de 1100 doen mee met het pakket landbouw, natuur, milieu, water, recreatie en economie. En misschien wordt het wel het eerst zelfsturend gebied van Nederland en van Europa. Er is hier al een systeem van met een schouwcommissie, waarmee de boeren zichzelf controleren. En voor Andriesen zou het een ideaalbeeld zijn dat wanneer die 850 boeren samen op papier 1 boerderij vormen met 1 vergunning. Andriesen geeft aan dat dit misschien dromen is maar (of want) er is politiek draagvlak voor in de Tweede Kamer. Er zijn dus gebieden die heel ver gaan in de samenwerking en daardoor op bedrijfsniveau
concrete resultaten mee behalen. Deze gebieden zijn gewoon 10 stappen verder. Haar boodschap is dan ook, wanneer je iets wil doen met een ander, dan moet je het wel zelf doen en proberen de ideeën te ontwikkelen. Want voor goede plannen staan vele partijen ook voor in de rij. Zij stoort zich met name aan de partijen die de economische - en ecologische belangen uit elkaar drijven K. Kooijman – Appelscha – ABO : Er is nog steeds het mestprobleem voor de landbouw. Want particulier natuurbeheer betekent alleen dat er grond wegvloeit uit de landbouw (EHS) en is dus nog minder plaatsingsruimte is voor mest. Een voorbeeld hiervan is de Ontwikkelagenda Appelscha waar weer landbouwgrond wordt onttrokken ten behoeve van de natuur. Dit is nu een goede start om een grondpot te beginnen en het voorstel van Kooijman is dan ook dat de Rabobank deze grond zou kunnen financieren. Het is dan een begin voor meer mest plaatsingruimte. Antwoord IJzerman: Het doel voor gebieden waar grond omgezet wordt in natuur, is een betere waterhuishouding van het omliggende natuurgebied en waardoor uiteindelijk vaak geen sloten meer zijn. SBB staat open voor nieuwe ideeën als er binnen dit gebied mogelijkheden zijn voor landbouwproductie, maar het is een moeilijk verhaal om het mestprobleem van de landbouw op te laten lossen door natuur. De natuur vraagt om schrale gronden. Al eerder is geconstateerd dat er in ZO-Fryslân geen weidevogel gebieden liggen. Antwoord Elzinga – Recreatie: Roept de landbouw op om iets te doen met vakantiewoningen op landbouwgrond grenzend aan een natuurgebied. Het valt Elzinga op dat er niet gedacht wordt als ondernemer. Hij wil hiermee aangeven dat de boer grond heeft en dus een positie als agrariër heeft in dit gebied. De randzones om een natuurgebied worden vaak als een bedreiging gezien maar van een nadeel kan een voordeel gemaakt worden, door je kansen te benutten. Als boer moet je de grond in eigendom houden. Door de waarde van grond te verhogen benut je de kansen en zorg je dat de opbrengsten daarom in eigen gebied blijven. De grondwaarde stijgt wanneer je op landbouwgrond recreatiewoningen plaatst. De goedkoopste grond is namelijk natuur, daarna komt landbouwgrond, vervolgens grond met een recreatieve doelstelling en het duurst is grond waarop woningbouw mag plaatsvinden. Een voorstel van Elzinga is om een deel van een bedrijf in te zetten voor recreatie, om een deel van de hiermee behaalde opbrengen weer te kunnen investeren in het gebied. De meerwaarde vloeit vaak weg maar niet naar het gebied zelf. We moeten gaan naar een moderne vorm van landinrichting. Antwoord IJzerman: SBB is voor het meer variabel maken tussen grens tussen natuur- en landbouwgebied. Het is ook niet van belang voor natuur dat er een harde grens is. IJzerman ziet veel kansen in het gebied Langedijke, langs het Nationaal Park, waar al kleinschalige recreatie is. SBB heeft hier echter geen grondpositie. SBB zal niet investeren in recreatie, want SBB is een natuurorganisatie en heeft alleen gronden in eigendom die een natuurdoelstelling hebben. Antwoord Elzinga: Volgens Elzinga hebben de boeren SBB niet nodig in dit gebied. De kansen liggen veel meer bij de aanwezigen in de zaal. Antwoord S. van Weperen – wethouder Ooststellingwerf: In het verleden was het moeizaam om als boer de bestemming te veranderen van landbouwgrond naar recreatie. Het bestemmingsplan is wat dat betreft wel sturend, mede ter bescherming van de sector zelf. Een goed alternatief voor de landbouw is kamperen bij de boer. De kampeerverordening is daarop aangepast om meer ruimte te creëren voor deze ontwikkeling. Maar van de ca. 30 à 40 mini campings die deze gemeente telt, is er maar één boerencamping. Of boeren ondernemen niet op dit punt of het is geen activiteit die rendement oplevert. In de Ontwikkelagenda Appelscha is ook een gebied aangeven waar de mogelijkheid wordt geboden voor extensieve verblijfsrecreatie. Het is aan de grondeigenaren in dat gebied om te zien of dit een kans is. Op de vraag of er dan meer huisjes gebouwd moeten worden in dit gebied, omdat dat verleken met de rest van Fryslân hier een tekort aan is, hoopt Van Weperen dat de realisatie van een park Hildenberg te Appelscha hieraan kan voldoen. Het gaat Van Weperen niet allen om meer huisjes. Als gemeente moeten we proberen een aantrekkelijk landschap neer te leggen en hierbij speelt de landbouw een essentiële rol. Een gebied waar we met z’n allen trots op zijn en waar de recreant op af komt. De landbouwgebieden, in combinatie met de natuurgebieden, maken het juist zo mooi hier in ZO Fryslân. K. Vernooy – Steggerda: Vertelt zijn situatie dat hij een kleine boerderij heeft in een landschappelijk mooi gebied waar in het midden van hun perceel een bos bevindt van SBB. Een al een hele tijd bezig is om de functie te veranderen. Hij wil graag huisjes bouwen en de gemeente wil hier niet aan mee werken omdat zij vinden dat landbouwgrond geen vakantiewoningen horen te staan. Antwoord de Jong – Wetterskip: De Jong valt op dat de boeren spreken over landbouwfuncties toevoegen aan niet-landbouwgronden en alle andere sprekers geven aan om meer functies toe te voegen aan
landbouwgronden. De boeren moeten keuzes maken in de ontwikkeling van hun bedrijf. Als hierbij alleen het oplossen van het mestprobleem voorop wordt gesteld dan komen we niet verder. Er moet de bereidheid zijn om naar andere zaken die een meerwaarde op kunnen leveren te kijken. Bijvoorbeeld wat levert het op om de mestproductie te verlagen. De Jong roept de boeren op om deze laatste optie goed te bekijken. Antwoord Tjerk Hof: Deze twee keuzes worden teveel uit elkaar getrokken, volgens Hof. Want ze liggen dichter bij elkaar. Vanwege de mestwet heeft de boer meer grond op papier nodig dan voor de voederwinning noodzakelijk is. De hectares die niet nodig zijn voor de voederwinning kunnen anders ingezet worden, bijvoorbeeld voor waterberging, recreatie of weidevogelbeheer. Het mestprobleem kan hiermee niet opgelost worden, maar de gronden kunnen we ingezet worden voor gezamenlijke doelen. Door middel van een grondpot kunnen deze gronden eventueel geclusterd worden waardoor versnippering en verloedering van deze gronden voorkomen wordt . De gronden behouden hiermee hun waarde. Antwoord de Jong: ziet wel voordelen in samenwerking, maar als je andere functie toevoegt aan bestaande landbouwgrond dan los je het mestprobleem niet op. Niet alle functies kunnen gecombineerd worden. Binnen die grenzen zijn er bedrijven die verder gaan met schaalvergroting maar vervolgens zullen er binnen die zelfde cluster mensen moeten worden gecompenseerd die ergens anders naar toe gaan of andere bronnen van geld gaan verdienen. Daar moet een optimum worden gezocht. S. Lemmens – Makkinga: Vraagt zich af wat het panel vindt dat de grondbank die door domeinen beheerd werd eerst is opgeheven en nu weer uit de kast wordt gehaald. Lemmens ziet veel voordelen in samenwerking met de Oosterburen (Duitsland), door een grondbank. Wat denkt het panel hiervan? Antwoord Thus – Rabobank: ziet hier wel een oplossing in. Met een grondbank creëer je meer mobiliteit, makkelijker uitwisseling van gronden waardoor de doelstellingen eerder gerealiseerd kunnen worden. Maar Thus noemt ook (vrijwillige) ruilverkaveling als mogelijkheid en vindt het jammer dat dit instrument niet meer wordt toegepast. Door snelle beweging van grond zullen andere doelen ook sneller worden verwezenlijkt. Op de vraag of we met de grondbank, die net is opgeheven, weer mee moeten beginnen, daarin ziet Thus wel mogelijkheden. Misschien ziet deze er wel iets anders uit want het moet niet te ingewikkeld worden. Feitsma geeft aan dat het moeilijk is om iets gemeenschappelijks te benoemen en een conclusie aan te verbinden aan dit symposium. Duidelijk is dat iedereen een grondbank ziet zitten. Gevoelsmatig denkt Feitsma dat de landbouw wil blijven produceren. Dat snapt hij want je bent en blijft boer. Er is gesproken over de mogelijkheden om meer waarde te halen door andere activiteiten te ontwikkelen. Misschien toch eens kijken of er meer verdiend kan worden aan de toerist. Dat is iets waar de landbouw mee aan de slag zou kunnen gaan. Feitsma vraagt tot slot aan mevrouw Andriesen hoe ermee om te gaan verder in de streek? Antwoord Andriesen: Dat kan alleen maar wanneer uit de streek zelf een duidelijke vraag komt. Bijvoorbeeld in Dongeradeel, daar lag een verzoek om de schaalvergroting te faciliteren, de percelen moesten groter worden met grotere schuren en intussen kwamen er ook nog andere wensen vanuit het gebied. Dat is nu een project geworden. Een grondbank speelt een rol om de boel daar op gang te krijgen. De boeren van Tjallerberdkritte bij Heerenveen hebben zelf gevraagd om een gebied waar zij verder kunnen met een gezonde landbouw, maar er zaten een paar stoppers in dat gebied en omdat er meerdere wensen waren in dat gebied is dit een project geworden. Fryslân heeft in vergelijking tot de rest van Nederland nog veel landinrichtingsprojecten in uitvoering. Ook lopen er relatief veel kleine projecten met vrijwillige kavelruil. Er is dus veel mogelijk. Misschien niet een echte wijze afsluiting, maar er hoeft niet wat maar er mag wel wat. De plannen worden dus niet door de overheid gemaakt want dan denkt de streek we moeten weer wat. Als de streek zegt: overheid we willen wat, dan zijn we er als overheid. Feitsma tot slot: De organisatie wilde de aanwezigen betrekken bij het denkproces. Waar partijen elkaar vinden of elkaar denken te vinden wil de provincie ondersteunen. De bal ligt bij de streek Feitsma bedankt de aanwezigen voor hun komst en wenst hen wel thuis. Hof bedankt de sprekers en de dames van het secretariaat.