Verslag conferentie Bildung in de Onderwijspraktijk Op dinsdagmiddag 24 maart was een zaal vol onderwijsmensen, managers en bestuurders van Inholland en collega-instellingen te gast bij Hogeschool Inholland Rotterdam. De reden voor het samenzijn was de conferentie Bildung in de Onderwijspraktijk. Aanwezigen kregen een boeiend programma aangeboden, waarin diverse sprekers op heel verschillende en elkaar aanvullende wijze ingingen op het thema Bildung. Een impressie. Gastheer Eric Westhoek, locatiedirecteur van Inholland Rotterdam, heet de aanwezigen welkom en introduceert sprekers en deelnemers aan de paneldiscussie, die later op de middag plaats zal vinden. Allereerst is het de beurt aan Huug de Deugd, lid van het College van Bestuur van Hogeschool Inholland en tevens lid van de Werkgroep Bildung van de Vereniging Hogescholen, vanwaaruit de reeks bijeenkomsten over bildung in het hoger onderwijs bij diverse hogescholen georganiseerd is. De Deugd leidt het thema in, waarbij hij zich afvraagt of Bildung het meest geschikte woord is waarmee je studenten en docenten enthousiasmeert. Hij zou een andere term prefereren en houdt zich aanbevolen voor suggesties. Bildung met stip op nummer één Naast de voor het hbo zo specifieke ‘ausbildung’, het overdragen en toe-eigenen van beroepsgerichte kennis, is ook de algemene vorming en zelfontplooiing van studenten belangrijk en eigenlijk steeds belangrijker aan het worden met het oog op onze snel veranderende samenleving, inclusief een onvoorspelbare toekomstige arbeidsmarkt. Minister Bussemaker constateerde aan het eind van haar HO-tour, op weg naar een nieuwe strategische agenda, dat het begrip bildung met stip op nummer één staat bij de instellingen op de vraag waaraan meer aandacht dient te worden geschonken in het hoger onderwijs. De drie belangrijkste ambities van het hoger onderwijs zijn volgens de minister: 1. Maximale talentontwikkeling van iedere student (persoonsvorming). 2. Optimale voorbereiding van studenten op een succesvolle loopbaan in een onvoorspelbare arbeidsmarkt (kwalificatie). 3. Bijdragen aan de vorming tot wereldburger: studenten stimuleren om in vrijheid en verantwoordelijkheid bij te dragen aan de samenleving van vandaag en morgen (socialisatie). “Om deze ambities te realiseren is niet alleen kennisvergaring nodig, maar ook bildung”, zegt De Deugd.”Een persoonlijke ontwikkeling op het gebied van meer begrip van de wereld, van de grenzen van kennis en kunde, bij jezelf en van anderen, en van morele en emotionele verbeeldingskracht, gedreven door nieuwsgierigheid, kritisch en empathisch (denk)vermogen. Juist in een wereld die steeds meer versplinterd raakt en maatschappelijke scheidslijnen groter worden, kan het hoger onderwijs een grote vormende en bindende rol spelen.” Dat is nogal een opdracht voor het hoger onderwijs, vindt De Deugd, maar het roept tegelijkertijd veel herkenning op. Een opdracht die hij en zijn collega’s graag willen oppakken. Daarbij moeten we
ons goed realiseren dat onze docenten natuurlijk al lang aan bildung doen. Daarom is het belangrijk om te kijken wat er in de praktijk al gebeurt op dit gebied en hoe we dit kunnen versterken. De Deugd vindt dat we als hogeschoolorganisatie het besef moeten hebben om ons te profileren. Je moet als hogeschool richtinggevende uitspraken durven doen over wie je bent, waar je voor staat en waar je voor gaat met het oog op je maatschappelijke opdracht. Het College van Bestuur van Inholland wil daarin niet sturend of voorschrijvend zijn. Het college wil dat juist aan de professionals, de docententeams, overlaten. Hoe vind je in het curriculum die vorm, waarin je in slechts vier jaar een student helpt een stap te zetten, waardoor hij of zij zich daadwerkelijk verder ontwikkelt. Zoals gezegd niet alleen vakinhoudelijk, maar zeker ook als mens en als onderdeel van de maatschappij. Dat gaat over kennis, vaardigheden, bekwaamheden en beroepshouding, maar het gaat vooral ook over de vervlechting van die onderdelen. En daar zit volgens De Deugd nu juist de meerwaarde, de vorming, de bildung. 21st century virtues Als reactie op de aandacht voor de 21st century skills, waarvan De Deugd van mening is dat de Inhollandstudenten daar al behoorlijk goed in thuis zijn, introduceert hij de term 21st century virtues. De ‘deugd’ van het praktisch handelen, het zoeken van de balans tussen diepgaande kennis en vaardigheden als inlevingsvermogen, empathie, integriteit, betrouwbaar handelen. Hij besluit met het uitspreken van de stellige overtuiging dat “als we in staat zijn om met onze professionals, in onze teams, gesprekken te voeren hoe je dat in je curriculum beetpakt, bildung het beste rendementsdenken is dat je je maar kunt wensen.” Bildung rond 1800 Guido Walraven, lector Dynamiek van de Stad, Domein Gezondheid, Sport en Welzijn van Hogeschool Inholland, is de volgende spreker. Hij neemt de aanwezigen mee naar de tijd van Wilhelm von Humboldt, rond 1800. Deze Duitse taalwetenschapper is een van de grondleggers van de bildungsbeweging. In die tijd werd voor het eerst heel systematisch over bildung gesproken. Walraven benoemt de aspecten van Bildung van toen en zet die naast de betekenis van bildung in de tegenwoordige tijd. Bildung gaat over persoonlijke ontwikkeling, maar ook over maatschappelijke en (inter)culturele vorming. De arbeidsmarkt van de toekomst als onzekere factor is een belangrijke reden dat de discussie over bildung actueel is geworden. We zijn ons als samenleving ontzettend snel aan het vernieuwen en veranderen. Dat vergt nogal wat van de professionals die we opleiden. Eigenschappen als flexibiliteit, creativiteit en verbeeldingskracht worden daarom zo belangrijk. Walraven werpt de vraag op in hoeverre een hogeschool ruimte voor bildung kan en durft te scheppen. Dat die ruimte er is, daarvan is hij overtuigd. Maar wat is er allemaal voor nodig om die ruimte te benutten? En als we dat willen, hoe kunnen we een en ander dan vormgeven? Hij verbindt bildung aan burgerschap. Walraven is van mening dat burgerschap in het onderwijs eigenlijk voor alle opgroeiende kinderen en jongeren die zich willen ontwikkelen aan bod zou moeten komen en niet alleen voor een speciale groep is weggelegd. Aandacht voor bildung en burgerschap zou er dus óók moeten zijn in het primair en voortgezet onderwijs. Studenten kunnen zich als toerist gedragen op de hogeschool. Ze halen er leuke dingen en als ze er genoeg van hebben, vertrekken ze weer. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat je studenten overal zo actief mogelijk bij wilt betrekken en ze daadwerkelijk zeggenschap en invloed wilt geven.
Dan worden ze ‘burgers’ van de minigemeenschap hogeschool. De vraag is dus of een hogeschool, als men wil inzetten op burgerschap, studenten een actieve rol willen laten innemen en beslissingsmacht wil geven. Walraven introduceert vervolgens de good practice van de Educatieve Faculteit van Hogeschool Utrecht. De lerarenopleiding van deze faculteit maakt al meer dan drie jaar structureel werk van bildung (zie de toelichting verderop in dit verslag door Albert Smit). In lijn met minister Bussemaker bespreekt Walraven de taken van onderwijs: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming of subjectwording, zoals onderwijsfilosoof Gert Biesta ze sinds 2012 benoemt. De nadruk in ons onderwijs ligt doorgaans op kwalificatie. Bildung past bij alle drie de onderwijsfuncties. Bildung helpt studenten om zelf richting te geven aan hun leven en aan datgene wat ze leren. Een emmer vullen of een vuur aanmaken? Walraven besluit met het stellen van de fundamentele vraag, vrij naar de Griekse filosoof Heraclitus: “Is onderwijs ‘een emmer vullen’ of ‘een vuur aanmaken’?” Eensluidend wordt gekozen voor het laatste, “een vuur aanmaken én aanwakkeren om een goede professional te worden”. Maar als het gaat om een vuur aanmaken en te laten branden, welke vormen van ‘brandstof’ zijn dan nodig? En wat is dan de ‘zuurstof’? En welke rol speelt bildung? Allemaal vragen die in de discussie over Bildung beantwoord moeten worden. Jan van Seters, docent en lerarenbegeleider aan de Social Work opleidingen van Hogeschool Inholland laat op geheel eigen wijze de toehoorders op het puntje van hun stoel plaatsnemen. Deze ‘man met een plan’ neemt de aanwezigen mee in zijn visie op wat iemand tot een goede leraar maakt en welke rol bildung daarbij speelt. Allereerst benoemt Van Seters gewenste kenmerken van ‘de Inhollandstudent’. Naast het nodige vakmanschap is de student kritisch (hij durft te denken), vrijmoedig (hij durft te handelen) en geëngageerd (hij durft te kiezen). Blijkbaar willen we onze studenten meer bijbrengen dan ‘alleen’ skills. Maar wie kunnen onze studenten deze persoonskenmerken bijbrengen? Daarvoor is het nodig dat onze docenten leraren worden, is de overtuiging van Van Seters. Het verschil? ‘OPleiden’ tot een hoger niveau Daarvoor is het goed om je te realiseren dat onderwijs gepaard gaat met het hebben van een einddoel, een resultaat. We hebben voor ogen hoe we onze studenten willen afleveren. Het gaat over ‘Opleiden’, het niveau moet dus hoger worden. Er is iemand die dat wil. Iemand die geleid wordt, de student. En er is iemand die hem of haar (bege)leidt, een gids, iemand die de weg wijst en aanwijzingen geeft. Als gids kun je bovenop een berg gaan staan en naar de student in het dal roepen: “Het is hier fantastisch, kom hiernaartoe”. De student hoort een stem van een onbekend persoon – de docent. Niet vertrouwd, dus de student gaat niet op weg. Je kunt als gids de student ook ophalen en vragen waar de student naartoe wil en hem daarheen begeleiden – de leraar. Van Seters verwijst, net als de vorige spreker, naar het werk van Biesta. Ook in zijn ogen ligt de nadruk op kwalificatie, het afleveren van de deskundige professional. Vervolgens meten we dat en willen we het ook nog eens zo goed mogelijk borgen. Daardoor blijft er weinig tijd over voor beide andere taken: socialiseren en subjectwording (of persoonsvorming, zoals de minister het noemt).
Met subjectwording wordt een voortdurend proces bedoeld, hoe iemand zich in de wereld zet. Dat kan van moment tot moment veranderen. Docenten staan volgens Van Seters veel te snel klaar met een ‘standaard’ handvat. Nee, zegt hij, je moet initiatief van de student zelf uitlokken en hem of haar pakken waar “het uitsteekt”. Pas dan krijg je betekenisvol onderwijs. Bildung is geen programmaonderdeel, maar het gaat om de houding die je de student biedt. Bildung zou je volgens Van Seters kunnen vertalen naar groei. Er zijn zoveel factoren die het leren beïnvloeden, dan wel voeden. Zoveel factoren ook van buitenaf. Bildung van de leraar Een van de deelnemers aan het discussiepanel is Albert Smit, onderzoeker bij het lectoraat Normatieve Professionalisering van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht en secretaris van de programmaraad van het faculteitsbrede project ‘Bildung van de leraar’. De lerarenopleiding van deze faculteit maakt al meer dan drie jaar structureel werk van bildung. Het is geen apart vak of een aparte leerlijn. Het gehele programma moet doordrongen raken van bildung. Bijvoorbeeld door onder ieder programmaonderdeel bepaalde kwaliteiten te leggen, waardoor de totale persoon zich kan ontwikkelen. De basis vormt een boek voor leraren over bildung, docenten en excellente studenten fungeren als voortrekker en ambassadeur. Er zijn allerlei activiteiten en onderwijsvormen die de aandacht voor bildung bevorderen (onderwijs via het Agora-model, waar studenten en docenten onder andere op het ‘centrale plein’ met elkaar in gesprek gaan over belangrijke thema’s, er is een community bildung, er zijn activiteiten als het bildungscafé). Bildung vindt op de Faculteit Educatie als het ware in een drietrapsraket plaats: de faculteit werkt met ‘gebildete’ lerarenopleiders, zij leiden gebildete leraren op en vervolgens schenken deze leraren volop aandacht aan bildung in hun leraarschap in het funderend onderwijs. Smit pleit er overigens voor om het begrip bildung (met kleine letter, het is inmiddels immers een gangbaar Nederlands begrip) wél te blijven gebruiken. Ga je het vertalen naar bijvoorbeeld ‘vorming’, dan lijkt het alsof de leraar de student gaat vormen, gaat kneden, en dat is nu juist niet de bedoeling. De student ontplooit zichzelf. De leraar steekt/wakkert ‘slechts’ het vuurtje aan, stimuleert, inspireert, coacht en reikt mogelijkheden aan. Naast alle sprekers van de middag neemt ook vierdejaars studente pedagogiek Kelly Wullems uit Amsterdam deel aan het discussiepanel. Ze gunt het iedere student om bevlogen docenten te hebben die je helpen bij de ontwikkeling om het beste uit jezelf te halen en te worden wie je wilt zijn. Kelly vindt het belangrijk dat studenten gezien worden. “Wat ik kan, wat ik wil, maar ook wat ik niet kan en niet wil. En dat dat niet erg gevonden wordt.” Ze wil uitgedaagd worden om de dingen die ze nog niet kan, te proberen en ze zou het heel prettig vinden als er aandacht en begrip is bij docenten voor het dagelijkse leven van de studenten buiten de hogeschool. Een greep uit de vragen uit de zaal en de reacties van de panelleden:
Hoeveel ruimte is er in het onderwijs voor bildung? Albert Smit ziet bildung niet als iets wat studenten en docenten extra belast. Het is veel meer de smeerolie, waarmee ook het leren van andere zaken veel gemakkelijker gaat. Bijvoorbeeld door de inzet van andere, vaak interactieve, werkvormen en het verbinden van kennisdomeinen, waardoor het leren leuker wordt. Jan van Seters herkent wel de onderliggende gedachte van de vraag. Ook binnen zijn opleiding is dat een bekend geluid. Het is echter zijn overtuiging dat er oneindig veel meer ruimte is, dan we onszelf gunnen. Daarbij is essentieel dat we afraken van het voortdurend verantwoorden en toegroeien naar het nemen van verantwoordelijkheid voor wat we doen en de keuzes die we durven te maken. Huug de Deugd beaamt dat we onszelf soms beperkingen opleggen, die er eigenlijk helemaal niet zijn. Zijn pleidooi is dan ook om de ruimte die er is met beide handen te pakken. Hoe brengen we een beweging op gang en blijven we niet afhankelijk van de individuele docent die toevallig het belang van bildung ziet? Albert Smit ziet het stimuleren van aandacht voor bildung als een groeiproces van jaren. Je kunt het zeker niet van bovenaf opleggen, dat is de dood in de pot. Tussen ausbildung en bildung lijkt er een schijnbare tegenstelling, maar moeten beide kanten van de opleiding elkaar niet juist aanvullen en gebildete professionals opleiden? Huug de Deugd ziet geen tegenstelling tussen persoonsvorming en kwalificatie. Daarom is juist de term subjectvorming een goede term, aldus De Deugd. In het onderwijs zoals Inholland dat verzorgt, zijn allerlei aangrijpingspunten voor interactie tussen student en docent, waarin het de vorm kan krijgen waarover we het nu hebben. Dat kan bijvoorbeeld een casus uit de beroepspraktijk zijn, waarbij de koppeling wordt gemaakt tussen wat de student in de beroepspraktijk gaat meemaken en de wijze waarop de student zich daar zelf in kan gaan ontwikkelen. Het onderwijs zoals we dat nu aanbieden biedt al zoveel mogelijkheden hiervoor. We hoeven alleen maar de kansen te grijpen. Eric Westhoek, vestigingsdirecteur Inholland Rotterdam en domeindirecteur Business, Finance & Law) sluit af met de slotzin uit ‘De gelukkige klas’, van Theo Thijssen: “Mijn heerlijke, lieve lastige stel, ik weet eigenlijk maar één ding: de jaren of wat dat ik jullie heb en jullie mij hebben, behoren wij enkel maar een gelukkige klas te zijn. En de rest is nonsens hoor, al zal ik dat jullie nooit zeggen.” Tot slot geeft Huug de Deugd aan hoe Inholland verder zal gaan met bildung. Binnen Inholland zal bildung ten eerste aandacht krijgen in het Instellingsplan 2016-2022. Ten tweede zal er binnen Inholland met studenten over bildung nagedacht worden. Ook is het goed om ‘tegendenkers’ aan het woord te laten om zo nog meer scherpte te krijgen over nut en noodzaak van aandacht voor bildung.