Verslag Conferentie Erfgoed en energielandschappen 12-12-2012
Energielandschappen tussen hoop en vrees Nederland wil en moet meer duurzame energie produceren in de toekomst, en daardoor ontstaan nieuwe 'energielandschappen'. De aanleg van windmolenparken en de teelt van biomassa kan grote. welhaast angstwekkende gevolgen hebben voor het cultuurlandschap, maar er zijn ook allerlei hoopvolle projecten waarin mensen proberen om de duurzame energieproductie als economische motor te gebruiken voor het beheer van dat cultuurlandschap. Op het congres Erfgoed en energielandschappen merkten mensen uit de erfgoedwereld en de energiesector dat het nog zoeken is naar een balans tussen vrees en hoop. "Hoe kunnen we CO2 opvangen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie?" Dat was de op het oog relatief simpele vraag, waarmee architect Ad Kil van Ro & Ad Architecten begon bij het ontwikkelen van de Klimaatlinie, een project om het erfgoed van de waterlinie te koppelen aan energieproductie. Toch is het schrikken als Kil visualiseert wat het betekent als we de Nederlandse CO2-uitstoot compenseren via het landschap. Bij het gebruik van het innovatieve, CO2-opvangende cement Novacem ligt Nederland onder een laag van 115 meter cement. Bij de aanplant van eikenbos is er zes keer het oppervlak van Nederland nodig, met koolzaad is heel Nederland nodig, met wilgen de helft, met zonnecellen een vijfde deel en met windturbines tien procent van het oppervlak. Dubbelzinnig karakter Kil presenteerde de Klimaatlinie op 12 december 2012 tijdens een van de workshops van het congresErfgoed en energielandschappen in Fort Wierickerschans bij Bodegraven. Het congres werd georganiseerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en de Dienst Landelijk Gebied (DLG), met als centraal thema "de vraag hoe duurzaam het Nederlandse energielandschap is en waarin cultuurlandschappen de nieuwe energie zit", zoals het in de uitnodiging werd geformuleerd. Het onderwerp leeft, bleek uit de meer dan honderdvijftig deelnemers, een bonte verzameling van erfgoedbeschermers, natuurbeschermers, biomassaproducenten, energielandschapsarchitecten, stedenbouwkundigen, ambtenaren en onderzoekers van allerlei slag. Doel van het congres was het gezamenlijk opstellen van een agenda over erfgoed en energie. Het congres had een wat dubbelzinnig karakter. Tegenover de vrees voor het schrikbeeld dat Kil schetste, leefde er op het congres de hoop dat duurzame energieproductie een economische motor kon zijn voor het beheer van het cultuurhistorische landschap en de monumenten daarin. Veel van de workshops gingen dan ook over initiatieven die duurzame energieproductie, CO2-opvang, energiebezuiniging en de productie van biomassa als economische motor voor het cultuurlandschap. Illustratief was ook het nieuws dat Ina Horlings van Staatsbosbeheer bracht over de nieuwe koers die de natuurorganisatie 1
Verslag Conferentie Erfgoed en energielandschappen 12-12-2012 presenteerde op dezelfde dag als het congres. "Staatsbosbeheer gaat zich op meerdere energiebronnen storten", stelde ze. Staatsbosbeheer levert al tien jaar biomassa aan elektriciteitscentrales, maar gaat zich nu ook richten op wind- en zonne-energie in en rond de natuurgebieden die de organisatie beheert. Biomassa noodzakelijk De titel van het congres was niet voor niets Erfgoed en energielandschappen, maakten de twee organisatoren in hun eerste presentaties duidelijk.De energiesector legt in de toekomst zo'n majeure claim op het landschap dat we best kunnen spreken over 'energielandschappen'. Directeur Cees van 't Veen van de RCE sprak over de 'derde generatie energiewinning'. "Van oudsher was de winning van energie een belangrijke vormende factor voor het landschap. Denk aan de veengebieden en de bosbouw, later komen daar waterkrachtcentrales bij. De derde generatie energiewinning vindt bovengronds plaats. Dat vraagt om draagvlak, en om begrip en kennis van het landschap. Het is een cultuurlandschappelijke opgave. Het energielandschap is het decor van de derde omslag in het denken over het landschap. De grote vraag is: hoe past deze energietransitie in het historische landschap?" Carla Roghair van DLG stelde dat de productie van biomassa noodzakelijk is voor een duurzame energievoorziening, en dat die grote gevolgen heeft voor het landschap. "De zon heeft 1800 keer de potentie om in onze energiebehoefte te voorzien, de wind vijftien keer. Het probleem is dat je wind- en zonne-energie niet kunt opslaan. Planten weten die energie wel op te slaan. Energie uit biomassa is altijd beschikbaar. Daarom speelt biomassa een belangrijke rol in de energietransitie. Maar biomassa is ook belangrijk voor de verschijningsvorm van het landschap." Zo rekende Roghair de zaal voor dat voor de energievoorziening van de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie tienduizend megajoule nodig is. Dat staat qua biomassa gelijk aan: 1,6 hectare riet, 3,6 hectare grienden, 1,4 hectare wilgen, een hectare gras of drie kilometer houtwallen. Biobased economy De energietransitie gaat over meer dan energieproductie alleen, bleek uit de verhalen van Van 't Veen en Roghair. "In het regeerakkoord staat dat in 2020 zestien procent van de energie duurzaam moet zijn", aldus Roghair. Maar de biobased economy is ook een van de pijlers voor economische groei." Van 't Veen wees erop dat de Europese Unie voor 2050 tachtig procent minder broeikasgassen wil uitstoten dan in 1990. Dat betekent dat het landschap meer gebruikt gaat worden als CO2opslag, zoals Kil later in zijn workshop visualiseerde. Maar ook de gewone productiedoelstellingen voor duurzame energie zijn fors. De tweeduizend megawatt en 228 megawatt die nu op respectievelijk land en zee aan windenergie worden geproduceerd moeten in 2020 allebei naar minstens zesduizend megawatt. En de
2
Verslag Conferentie Erfgoed en energielandschappen 12-12-2012 biomassa die nu voor energieproductie uit het landschap wordt geoogst moet in 2020 32 petajoule aan energie opleveren; nu is dat achttien petajoule. De onvermijdelijke komst van de energielandschappen betekent volgens Van 't Veen een derde omslag in het denken over het landschap, na de eerste ruilverkavelingen van 1924 tot 1984 en de komst van nieuwe ruimtevragers als water en natuur vanaf de jaren tachtig. Die is echter heel anders van aard. "De eerste opgaven werden top-down benaderd; het rijk was aan zet. De derde omslag is veel diffuser van aard. Het beleid is gedecentraliseerd, en de economie is in crisis. Het rijk heeft wel ambities, maar moet samenwerken om die te halen." Symboliek Past de energielandschappelijke opgave ook wel bij de ruimtelijke trends, vroeg Van 't Veen zich af, met een landbouw die zich richt op schaalvergroting wat leidt tot leegstand, natuurorganisaties en rijksdiensten die eigendom afstoten, en monumentale kerken, kloosters en zorginstellingen die leeg komen te staan. "Er is een mismatch tussen aanbod en vraag. Welke partijen willen nog investeren in het landelijk gebied?" Dagvoorzitter Bert van Meggelen bleef na deze twee presentaties met een prangende vraag zitten. "Als we alle landschappen optimaal benutten, scheelt dat dan een slok op een borrel, of is het symboliek?" "Dat is precies de vraag die we hier stellen", reageerde Henk Baas van de RCE. "We kunnen vier procent van de energievraag halen uit het huidige potentieel van het landschap. Andersom is het wel zo dat die energiewinning veel invloed heeft op het landschap. Dat is van belang voor het beheer van het landschap." Enorm potentieel Eppo Bolhuis, adviseur over duurzame energie bij het Bosschap, was in zijn presentatie na de inleidingen van Van 't Veer en Roghair vooral hoopvol. "Ik denk dat biomassa uit het landschap een grote rol kan spelen bij de duurzame energievoorziening. Er ligt een enorm potentieel. Uit onderzoek van Alterra blijkt dat er 25 procent meer te oogsten valt. Nu exporteren we nog veel biomassa. Zo wordt 500. 000 ton houtsnippers geëxporteerd naar Duitsland en België, omdat de subsidie daar hoger is en de prijzen dus beter." Biomassa moet volgens Bolhuis vooral ingezet worden voor het opwekken van warmte, niet voor elektriciteit. "Daarvoor is de efficiency te laag." De prijzen voor biomassa zijn ook nog te hoog om bijvoorbeeld tuinders van energie te voorzien. Bolhuis zag vooral mogelijkheden voor biomassaproductie in lokale ketens, bijvoorbeeld voor woonwijken. "Voor huishoudens zou een biomassacentrale nu al rendabel zijn. Op het niveau van een eigen huis kun je de investering in energie uit biomassa binnen drie jaar terug verdienen. Voor zonnecellen is dat tien jaar.
3
Verslag Conferentie Erfgoed en energielandschappen 12-12-2012 Biomassa is dus al bijna concurrerend op de markt, zonne-energie en windenergie niet." Angstdenken Eric Luiten was de eerste die het dubbelzinnige karakter van het congres aan de orde stelde. "Ik had verwacht dat het hier zou gaan over de energievoorziening als doel en het landschap als middel", stelde de nieuwe Rijksadviseur Landschap en Water. "Maar ik ervaar een totale omkering van mijn verwachting. Het lijkt wel alsof het landschap het doel is en de energie het middel." Dat werd met instemming ontvangen. Inmiddels was duidelijk dat de discussie over erfgoed en energie heen en weer slingert tussen hoop en vrees. Vrees voor de enorme gevolgen die de duurzame energieproductie heeft voor het cultuurlandschap en het erfgoed, hoop dat diezelfde duurzame energieproductie een economische motor kan zijn die financiering levert voor datzelfde cultuurlandschap en datzelfde erfgoed. Luiten had zich voor het congres duidelijk voorgenomen om het angstdenken over de nieuwe energielandschappen te temperen. Hij begon zijn presentatie met een plaatje van de nieuwste melkpakken van Campina, waarop tussen allerlei plattelandsnostalgie ook een hypermoderne windmolen stond afgebeeld. "De samenleving is helemaal niet bang voor windmolens", concludeerde hij. "We moeten stoppen met mekkeren over windmolens in het landschap. Je zou je af moeten vragen wat er nodig is om een landschap gelukkig te maken." Kroonjuweel Volgens Luiten blijven we in de discussie over het landschap teveel steken in het tweedimensionale beeld van het landschap als een historisch – en nostalgisch – plaatje, of het driedimensionale beeld van het landschap als de historische ruimte in transitie die bescherming behoeft. Het vierdimensionale beeld van het landschap als een historisch proces dat is gericht op de toekomst is voor veel mensen nog een stap te ver.Luiten had daarvan een mooi voorbeeld. Aan de binnenduinrand bij Ouddorp liggen rondom de weinig vruchtbare akkers schurvelingen, beplante zandwallen die uniek zijn in Nederland. Daarin zijn zonnepanelen geplaatst, nota bene in een cultuurlandschap dat door de provincie als kroonjuweel is betiteld. Toen Luiten een foto liet zien van de zonnepanelen in het groene landschap was er een kleine huivering merkbaar in de zaal. Tijdens de discussie na de plenaire voordrachten in de ochtend bleek hoe weinig uitgekristalliseerd het debat rondom erfgoed en energielandschappen nog is. Iemand uit de zaal bracht de mogelijke dioxinevergiftiging te berde die zou spelen bij biomassacentrales. Luiten verbreedde de discussie tot mondiaal niveau. "Als je dan duurzame energie effectief wil inzetten, moet je dan niet denken aan zonnepanelen in de Sahara of biomassaproductie in de tropen?" Bolhuis wees op de biobased economy. "Het is belangrijk dat biomassa een van de economische dragers wordt voor de instandhouding van het cultuurlandschap." Adviseur Martine 4
Verslag Conferentie Erfgoed en energielandschappen 12-12-2012 Groenewegen, drijvende kracht achter het initiatief Biomassa doe-het-zelf, viel Bolhuis bij. "Veertig procent van het energieverbruik is voor warmte. Biomassa is erg effectief om warmte te produceren. Maar dan moet het wel met zo min mogelijk transport." Waarop de discussie ineens ging over hoe je die energieproductie kan opschalen, en wat de voor- en nadelen zijn van het 'pelleteren' van biomassa tot makkelijk vervoerbare pellets, maar ook over de vraag hoe grootschalig biomassa mag worden vervoerd.Luiten vond een andere vraag belangrijker: "Wie is er op welk schaalniveau verantwoordelijk voor het doel van het rijk, dat van ons allemaal is?" Die vraag bleef hangen. Hoopvolle workshops De acht workshops die in de middag waren georganiseerd, zette de deelnemers weer met de voeten op de grond. Dat kwam vooral door de hoopvolle initiatieven, die soms aantrekkelijk simpel bleken. Zo vertelden Harm Luisman van Wing en Fenneken Anneveld van Landgoed Huis Schouwenburg hoe vooral energiebesparing kan zorgen dat de financiële exploitatie van landgoederen en buitenplaatsen makkelijker rond te krijgen is. Anneveld liet zien hoe zij met zonnepanelen, veel isolatie en twee kachels die branden op geperst afvalhout aanzienlijk wist te besparen op het energieverbruik. Beiden riepen de RCE op daarbij te helpen. Baas van de RCE stelde dat energiebesparing een mooi nieuw onderwerp kon zijn voor de bestaande cursus Erfgoed in de praktijk. Verder waren er vooral hoopvolle workshops, zoals de Klimaatlinie van Kil die energieproductie koppelde aan nieuwe inkomsten voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Michel Lascaris van de RCE en Jacob van Olst van Stichting Klimaatlandschap Nederland presenteerden zonder al teveel vrees windmolens als de nieuwe economische motor van cultuurlandschappen. "Mijn dochter vindt windmolens iets vanzelfsprekends", aldus Van Olst. Historische landschappen waren ook inspiratiebronnen. Martijn Boosten van Probos stelde dat het eeuwenoude gebruik van hakhout best kan worden ingezet voor biomassaproductieop gronden die nu nutteloos zijn. Rob Meijers van Landschap Erfgoed Utrecht en Johann Schutte van de provincie Groningen presenteerde twee voorbeeldprojecten in de Gelderse Vallei en het Zuidelijk Westerkwartier, waar lokale energieproductie al inkomsten leveren voor het landschapsbeheer. Green Deals Er waren ook al methoden om de energieproductie te organiseren en de opbrengsten door te rekenen. Zo presenteerden Berdien Elbersen van Alterra en Hans Langeveld van Biomass Research een rekenmodel voor de biomassaketen, waarmee niet alleen de financiële inkomsten en de energieopbrengsten konden worden berekend, maar ook de mitigatie van de CO2. Daarmee werd duidelijk waar welke vorm van biomassa het best kan worden geproduceerd.Roghair van DLG presenteerde samen met Patricia Braaksma van het ministerie van 5
Verslag Conferentie Erfgoed en energielandschappen 12-12-2012 Economische Zaken de Green Deals als coalities tussen overheden, bedrijven en burgers, die vooral goed werken om de knelpunten weg te halen. Tijdens de einddiscussie ging het na de presentatie van de resultaten van de workshops eigenlijk vooral over de Green Deal. Want deze Green Deals gaven voor een deel antwoord op de vraag die Luiten aan het einde van de ochtend stelde, over wie op welk schaalniveau verantwoordelijk wordt voor de doeleinden van het rijk. "Wie moet de partijen bijeen brengen?", vroeg Van Meggelen dan ook aan Roghair. "De initiatiefnemer", antwoorde ze. "Bij de Green Deals zijn dat voor zeventig procent bedrijven en voor dertig procent maatschappelijke organisaties. Burgers erbij betrekken lukt heel moeilijk." "Ik hoor dat heel veel ondernemers met plannen blijven zitten", reageerde haar collega Ede Dijkman. "DLG kan daarbij een rol spelen." Zo zocht iedereen tijdens het congres naar zijn eigen plek en zijn eigen weg om erfgoed en energielandschappen te koppelen. Tussen hoop en vrees.
6