OVERZICHT De Raad Aanvang: Tijd
24-09-2013 19:00
Raadzaal 1.02
Molendijkzaal 0.01
Vermeerzaal 1.03
19:00 Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag vrz: Land pfh: Bolsius secr: Van Kan
Jeugdzorg: transitiearrangement regio Eemland vrz: Nederkoorn pfh: Lubbinge secr: Bongers
Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst vrz: Smit pfh: Van Muilekom secr: Pen
20:00 Provinciale herindeling vrz: Oostlander-Çetin pfh: Bolsius/Van Muilekom 20:30 secr: Van Kan
SP: Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid vrz: Koet-Minis pfh: Lubbinge secr: Bongers
Commissie B&V
21:00
vrz: Prins pfh: Buijtelaar secr: Pen
Het Plein
Nieuwe Erven: Symbolische modeshow pfh: Van Muilekom
Vragen raadsleden aan college vrz: Smits Alvarez
21:15 21:30 Tijd
Raadzaal 1.02 HB
21:30 01. Vaststelling agenda
pfh: Bolsius
01a. Interpellatieverzoek GL, PvdA en SP: Raadsinformatiebrief 2013-107 Bieding Keerkring 118
pfh: Buijtelaar
Besluit zonder debat, met moties en amendementen 02. Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ’Van afval naar grondstof’
pfh: Van Eijk
03. Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA
pfh: Van den Berg
Benoeming 04. Benoeming lid presidium (stembriefje) Motie 05. *Motie SP: Amersfoort wil geen monsterprovincie!
pfh: Bolsius/Van Muilekom
06. *Motie GroenLinks, PvdA en SP: Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek natuurtuin en weggeefwinkel Besluitenlijst en (video)verslag Het Besluit 24 september 2013
1
pfh: Buijtelaar
Het Besluit Voorzitter: L. Bolsius Griffier: W. van der Vlies *Toegevoegd / gewijzigd ten opzichte van eerder gepubliceerde versie Datum: Aanvang:
dinsdag 24 september 2013 21:30
01. Vaststelling agenda 01a. Interpellatieverzoek GL, PvdA en SP: Raadsinformatiebrief 2013-107 Bieding Keerkring 118
Besluit zonder debat, met moties en amendementen 02. Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ’Van afval naar grondstof’ 03. Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA
Benoeming 04. Benoeming lid presidium (stembriefje)
Motie 05. *Motie SP: Amersfoort wil geen monsterprovincie! 06. *Motie GroenLinks, PvdA en SP: Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek natuurtuin en weggeefwinkel Besluitenlijst en (video)verslag Het Besluit 24 september 2013
01. Vaststelling agenda
01a. Interpellatieverzoek GL, PvdA en SP: Raadsinformatiebrief 2013-107 Bieding Keerkring 118 Art. 48, lid 2, Reglement van orde van de raad 2013: De raad beslist over het verzoek en wanneer de interpellatie zal worden gehouden. Bijlage - *Interpellatievragen, Keerking 118 (pdf) Raadsinformatiebrief - RIB 2013-107 Bieding Keerkring 118 (pdf) Schriftelijke vraag - *Beantwoording schriftelijke vragen 2013-173, GL, Verkoop perceel Keerkring 118 (pdf)
02. Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ’Van afval naar grondstof’ De raad wordt voorgesteld de uitgangspunten voor het Grondstoffenplan vast te stellen. Over het Grondstoffenplan zelf besluit de raad op een later moment. Op 10 september jl. besproken in De Ronde Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’ (pdf) Bijlage - Startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020 - van Afval naar Grondstof (pdf) *Collegebericht aan de raad - toezeggingen en afspraken Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 (pdf) Amendement - A-2.1 VVD+CDA Niet zomaar lager serviceniveau restafval (pdf) Amendement - A-2.2 BPA+CDA Grondstoffenplan- haalbaarheid en effect (pdf) Amendement - A-2.3 BPA+CDA Grondstoffenplan- kostenverlaging afvalstoffenheffing (pdf) Amendement - A-2.4 BPA Grondstoffenplan- afvalscheidingspercentage 70% in 2025 (pdf) Amendement - A-2.5a BPA+CDA+VVD+GL Grondstoffenplan- Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik (pdf) Amendement - A-2.6b VVD+Lijst Özcan Eerst minder restafval dan minder ophalen (pdf) Amendement - A-2.7a VVD+CDA+Lijst Özcan Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden (pdf)
03. Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA De raad wordt voorgesteld om Het Commissariaat voor de Media via een brief mee te delen dat de gemeenteraad de Stichting Mediagroep EVA heeft getoetst aan de criteria van artikel 2.61 lid 2c en positief advies geeft over de samenstelling van het programmabeleidbepalend orgaan. Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA (pdf) Bijlage - *Aanvulling Raadsvoorstel Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA (pdf) Bijlage - Brief van het Commissariaat voor de Media (pdf) Bijlage - Brief aan het Commissariaat voor de Media (pdf)
04. Benoeming lid presidium (stembriefje) In artikel 2, lid 3 van het Reglement van Orde heeft iedere raadsfractie het recht op een fractievertegenwoordiger in het Presidium. Benoeming geschiedt door de raad. Namens de VVD is de heer C.W. Kraanen aangemeld voor benoeming.
05. *Motie SP: Amersfoort wil geen monsterprovincie! Motie - M-5.1 SP Amersfoort wil geen monsterprovincie (pdf)
06. *Motie GroenLinks, PvdA en SP: Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek natuurtuin en weggeefwinkel Motie - M-6.1 GL+PvdA+SP Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek natuurtuin en weggeefwinkel (pdf) Bijlage - *Collegebericht over uitvoering Motie 6.1 GL.PVDA.SP Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek natuurtuin en weggeefwinkel (pdf)
Besluitenlijst en (video)verslag Het Besluit 24 september 2013 Besluitenlijst Het Besluit 24 september 2013 (pdf) Verslag Het Besluit 24 september 2013 (pdf) Videoverslag
Interpellatievragen , Keerking 118 Het Besluit 24 september 2013 Reg.nr. 4498177
1. Bent u met ons van mening dat het opzeggen van de gebruikersovereenkomst met de Weggeefwinkel en de Buurtnatuurtuin zoals u voorstelt in RIB 2013-107 per 1 oktober as de Raad buiten spel zou zetten en daarmee ruimte ontneemt voor de Raad om tot een zelfstandig oordeel te komen inzake het verzoek van de Weggeefwinkel en de Natuurtuin? Zo nee, waarom niet? 2. Bent u met de interpretatie van het verzoek van de Weggeefwinkel en de Buurtnatuurtuin inzake het haalbaarheidsonderzoek en het daarmee samenhangende bod niet voorbijgegaan aan hun verzoek daar een termijn voor te nemen van drie maanden en dat derhalve het redelijk zou zijn 31 december aan te houden als einddatum? Zo nee, waarom niet? 3. Hoe staat u tegenover het idee hen dezelfde faciliteiten te verlenen die ook aan andere maatschappelijk initiatieven werden verleend in de vorm van het inzetten van onafhankelijke experts die op onderdelen hun steun en advies kunnen verlenen, zoals dat ook het geval was voor het Klokhuis, de Boerderij, het Middelpunt en ook het Koerhuijs? 4. Bent u bereid mee te werken aan het aan de orde stellen van bespreking in de Ronde van het agendapunt hoe als gemeente om te gaan met maatschappelijke initiatieven en op welke manieren de gemeente die initiatieven zal faciliteren?
RAADSINFORMATIEBRIEF 2013-107 Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder J.C. Buijtelaar
Reg.nr. Datum Programma
: 4479733 : 17 september 2013 : 12. Financiën en belastingen
TITEL Bieding Keerkring 118.
KENNISNEMEN VAN Vanaf medio januari 2013 heeft het perceel Keerkring 118 te koop gestaan op onze website (stadsmakelaar Amersfoort). Er heeft zich een kandidaat koper gemeld, die een bod op het perceel heeft uitgebracht. Het uitgebrachte bod van 140.000 euro (kosten koper) voor de aankoop van Keerkring 118 is voor ons acceptabel, onder voorbehoud van instemming van de Gemeenteraad met de daarvoor benodigde bestemmingsplanwijziging en afwijking van het parkeerbeleid. De omwonenden en huidige gebruikers krijgen op hun verzoek de mogelijkheid om voor 1 december 2013 een bod op de Keerkring 118 uit te brengen. Om verkoop van het perceel Keerkring 118 niet verder te vertragen zullen wij de gebruiksovereenkomsten van de huidige gebruikers per 1 oktober 2013 opzeggen. Op de eerste reguliere vergadering van ons college in januari 2014 zal worden besloten met welke bieder de uiteindelijke verkoop geschiedt.
AANLEIDING Er is een Plan van aanpak Strategisch vastgoed vastgesteld, waarin is besloten om vastgoed af te stoten. Bij de Tussenbalans 2011 is afgesproken de optimalisatie van het beheer van het gemeentelijk vastgoed ter hand te nemen. Hiervoor is een taakstelling van € 1 miljoen structureel in de begroting opgenomen. Uit het Plan van aanpak Strategisch vastgoed volgt dat het gemeentelijk vastgoed wordt teruggebracht tot een kernvoorraad. Keerkring 118 behoort niet tot deze kernvoorraad. Er zijn geen inkomsten op deze locatie, alleen kosten, dit vanwege de bruikleenovereenkomsten. Wij willen dit object dan ook zo spoedig mogelijk verkopen. Op 26 maart jl. nam uw raad motie Motie M-9.1a SP aan over de verkoop van Keerkring 118. Hierin is gesteld: "alvorens een besluit te nemen over de daadwerkelijke opzegging van de gebruiksovereenkomsten in de toekomst de raad hierover tijdig en actief te informeren". Er is op dit moment slechts één partij die een concreet voorstel heeft ingebracht, ondanks een ruime verkoopperiode. De gebruikers van de natuurtuin en weggeefwinkel zijn eind 2012 geïnformeerd over verkoop van Keerkring 118 aan de hoogste bieder. De gebruikers van de natuurtuin is dit ook nog gemeld in een brief van 17 december 2012. Op 29 augustus jl. hebben omwonenden en de beheerder van de weggeefwinkel verzocht om de acceptatie van een bod en verkoop met drie maanden uit te stellen. Zij willen in die drie maanden bezien of er mogelijkheden zijn om beschikking te krijgen over het perceel Keerkring 118. Zoals tijdens de raadsvergadering van 10 september jl. aangegeven, is het college niet doof voor geluiden uit de samenleving. Wij willen de omwonenden en weggeefwinkel daarom in de gelegenheid stellen voor 1 december 2013 een aankoopbod uit te brengen.
KERNBOODSCHAP Voor het gemeentelijk vastgoed is de opdracht om de voorraad terug te brengen tot een kernvoorraad tegen een zo hoog mogelijke opbrengst. Er is een kandidaat koper, die op dit perceel tien starters/seniorenwoningen wil bouwen. Wij vinden het bod van € 140.000,- een marktconforme aanbieding. Tegelijkertijd willen wij omwonenden en de weggeefwinkel op hun verzoek de mogelijkheid bieden om voor 1 december 2013 een alternatief bod uit te brengen. Daarna wordt besloten met welke bieder de verkoop geschiedt.
CONSEQUENTIES Het afstoten van de Keerkring 118 zorgt eenmalig voor een opbrengst en voorkomt het oplopen van de structurele jaarlijkse beheer- en rentelasten die op dit moment ca. € 11.000 bedragen. Uitstel van verkoop met een jaar betekent stijging van de boekwaarde met €11.000 per jaar (los van extra planontwikkelingskosten). De kandidaat koper betaalt de kosten voor wijziging van de bestemming van het perceel Keerkring 118. Wijziging van de bestemming is ook noodzakelijk als de huidige gebruikers het eigendom van het perceel verwerven. Uw raad neemt na het sluiten van de koopovereenkomst een besluit over de voorgestane wijziging van de bestemming en eventuele afwijking van het parkeerbeleid.
BETROKKEN PARTIJEN Kandidaat-koper; Kopersvereniging Koppel-Karmijn, Stichting Autonoom Centrum Amersfoort, gebruikers Natuurtuin, gebruikers weggeefwinkel, omwonenden, SOB, MO. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN Reglement van Orde van de Raad Docs.nr 4477674 Nr. 2013 - 173 Vragen van raadslid Dick van de Velde (GL), over “Verkoop perceel Keerkring 118”, conform Reglement van Orde van de Raad, ontvangen 4 september 2013. ANTWOORD van het College, d.d. 24 september 2013. INLEIDING De situatie rond Keerkring 118 is, verwachten wij, bekend bij het College. In het kader van recente ontwikkelingen waarbij mogelijk sprake is van een bod door een marktpartij wil de fractie van GroenLinks van het College graag schriftelijk en beargumenteerd antwoord op de volgende vragen:
Vragen aan het College: Vraag 1: Is er door een marktpartij een bod uitgebracht op het perceel Keerkring 118? Antwoord 1: Ja. Vraag 2: Klopt het dat de bestemming een maatschappelijke bestemming is en dat het bestemmingsplan dient te worden gewijzigd als er een nieuwbouwplan voor dit perceel ontwikkeld wordt? Antwoord 2: Ja. Vraag 3: Is er volgens u sprake van een waardevermeerdering door herbestemming van het perceel en zo ja, hoe hoog moet die waardevermeerdering worden ingeschat? Meer of minder dan € 200.000, afgaande op een prijs van € 350,- per m2? Antwoord 3: Wij begrijpen niet waar u een grondprijs van € 350,- per m2 op baseert. Voor de Keerkring 118 is er een bod uitgebracht (€ 140.000,- k.k.). Dat betekent een incidentele opbrengst. Verkoop bespaart daarnaast een structurele beheerslast van € 11.000,- per jaar. Vraag 4: Klopt het dat de Weggeefwinkel en de Buurttuin Keerkring het veld moeten ruimen als de marktpartij het perceel in eigendom krijgt? Antwoord 4: Ja. Een nieuwe eigenaar kan met beide bewonersinitiatieven afspraken maken over voortzetting van het gebruik, totdat het terrein daadwerkelijk nodig is om de nieuwe bestemming te realiseren. Dat is in lijn met de met uw raad gemaakte afspraken naar aanleiding van het debat d.d. 21 mei 2013 over Motie M-
9.1a SP. Vraag 5: Welke toezeggingen zijn gedaan om in het bestemmingplan wijzigingen aan te brengen ten faveure van de verwervende marktpartij? Antwoord 5: Bij verkoop zal de bestemming van het terrein worden gewijzigd. Er zijn op dit moment geen toezeggingen gedaan, aangezien de gemeenteraad daartoe zal moeten besluiten. De verkoop vindt plaats met dit voorbehoud.
p.1
Vraag 6: Bent u bereid een bod te accepteren van beide bewonersinitiatieven of staat het vigerende bod van de marktpartij een eventueel bod van beide burgerinitiatieven in de weg? Antwoord 6: Wij staan open voor een bod van beide bewonersinitiatieven. Hiervoor verwijzen wij naar onze raadsinformatiebrief 2013-107. Vraag 7: Als u bereid bent het bod van bewonersinitiatieven te accepteren bent u dan ook bereid tijd in te plannen in de procedure voor een haalbaarheidsonderzoek ter ondersteuning van het bod van de bewonersinitiatieven? Antwoord 7: Ja. We zijn bereid de bewonersinitiatieven hiervoor tot 1 december 2013 de tijd te geven. Zie hiervoor ook onze RIB 2013-107. Vraag 8: Welke visie heeft het college op de inzet van maatschappelijk vastgoed ten behoeve van maatschappelijke initiatieven en op welke wijze wil het College dit faciliteren? Antwoord 8: Wij hebben beleid geformuleerd voor de maatschappelijke aanbesteding van buurthuizen en voor Stips. Keerkring 118 is onderdeel van het af te stoten strategisch vastgoed. De taakstelling van ons college is om de vastgoedportefeuille tot de kernvoorraad terug te brengen, die per saldo minimaal budgettair neutraal is. Om dit te bereiken is het noodzakelijk het af te stoten strategisch vastgoed tegen een zo hoog mogelijke opbrengst te verkopen. Vraag 9: In analogie met het faciliteren van maatschappelijk vastgoed in eigen beheer waarbij verhuur van gebouwen aan de orde is zou men net zo goed kunnen redeneren dat in dit geval het faciliteren in de vorm van het verhuren/verpachten van de grond aan de orde zou kunnen zijn. Welke visie heeft u op de stelling dat bij het maatschappelijk karakter van gebruik van het perceel het meest passend een huurovereenkomst is? Antwoord 9: Wij hebben bij het te koop zetten van vastgoed bij andere objecten aangegeven dat, indien na zes maanden geen bod is ontvangen, een object ook tegen marktconform tarief verhuurd kan worden. In dit specifieke geval ligt er een bod en is verhuur daarom niet aan de orde.
p.2
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder C. Van Eijk
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4411620 : 25 juni 2013 : HB-2
02-07-2013 10-09-2013 24-09-2013 24-09-2013 Met inachtneming aangenomen amendementen
TITEL Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’
BESLISPUNTEN De volgende uitgangspunten voor het nieuw op te stellen Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’ vast te stellen: 1) Dienstverlening/Service: in te zetten op gedragsverandering, daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-fruit-en-tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval. 2) Kosten: te streven naar een kostenverlaging van de afvalinzameling van 15%. 3) Milieu: te streven naar een afvalscheidingpercentage van minimaal 70% in Amersfoort in 2020. 4) Milieu: te streven naar een afvalloos Amersfoort in 2030.
AANLEIDING In het coalitieakkoord 2010-2014 is de ambitie uitgesproken dat afvalproducten volwaardige grondstoffen moeten zijn voor nieuwe producten, zodat in deze kringlopen ‘afval’ eigenlijk niet meer bestaat. In het coalitieakkoord 2013-2014 is de volgende ambitie geformuleerd voor duurzaam bouwen: ‘Daar waar mogelijk worden bouwmaterialen opnieuw gebruikt (cradle to cradle)’. Bovenstaande vastgestelde ambities en het aflopen van het huidige Milieubeleidsplan zijn aanleiding om een nieuw Grondstoffenplan te maken met als ambitie een afvalloos Amersfoort in 2030. In april en mei vond de beleidsevaluatie met uw raad plaats. Op 11 juni bent u met een raadsinformatiebrief geïnformeerd over de toekomst van het milieubeleid aan de hand van vijf principes. Een afvalloze stad is één van deze vijf principes. Om dit jaar een Grondstoffenplan voor de inzameling van huishoudelijk afval voor de komende jaren (20142020) uit te kunnen werken is halverwege 2013 een besluit nodig over bovenstaande uitgangspunten. Grondstoffenbeleid rust op drie punten waarop gestuurd kan worden: dienstverlening, kosten en milieu. Deze punten bepalen samen de mate van regie. Zie ook onderstaand schema.
Uit het Bewonersonderzoek 2012 blijkt dat het afvalscheidinggedrag van de inwoners ten aanzien van de verschillende afvalstromen niet is gewijzigd ten opzichte van 2010. Uit het Bewonersonderzoek blijkt verder dat er verbeteringen mogelijk zijn voor het scheiden en inzamelen van groente-fruit- en-tuinafval en plastic verpakkingsafval. Het afvalscheidingpercentage stokt al een aantal jaren op 53%. Met de huidige inzamelstructuur zal dit naar verwachting ook niet veel gaan veranderen. Dit vraagt om een trendbreuk. Deze trendbreuk is mogelijk door het systeem om te draaien naar ‘omgekeerd inzamelen’. Bij omgekeerd inzamelen wordt een hoge service verleend op dat wat we wel willen: gescheiden inzameling van waardevolle grondstoffen. En er wordt een lage(re) service verleend op dat wat we niet willen: restafval.
BEOOGD
EFFECT
Eind 2013 opleveren van een nieuw grondstoffenplan voor de inzameling van huishoudelijk afval volgens de uitgangspunten en ambities die in dit raadsvoorstel aan uw raad worden voorgelegd. Dit houdt in dat door middel van een andere inzameltechniek met bijbehorende gedragsverandering een afvalloos Amersfoort wordt bereikt tegen lagere kosten.
ARGUMENTEN 1.1. Het Wijzigen van het serviceniveau voor afvalinzameling stimuleert gedragsverandering van inwoners. Uit het bewonersonderzoek afval 2012 blijkt dat het afvalscheidinggedrag van de inwoners ten aanzien van de verschillende afvalstromen niet is gewijzigd ten opzichte van 2010. Het bieden van een goede dienstverlening (comfort/service) heeft hierop een belangrijke invloed. Inwoners geven aan dat, als er andere mogelijkheden worden aangeboden, zij beter zullen scheiden. In Amersfoort willen we insteken op een hoge service op de inzameling van waardevolle grondstoffen (groente-fruit-en-tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lage(re) service op de inzameling van restafval. Goede communicatie vanuit de gemeente en ROVA en overleg met inwoners zijn hierbij belangrijk. Hierbij wordt rekening gehouden met mogelijke praktische knelpunten (zoals grote gezinnen, grote tuinen, restafval dat geurhinder veroorzaakt in de zomer etc). Er wordt naar gestreefd om maatwerk te leveren per wijk voor zowel de hoogbouw als de laagbouw. 2.1. Kosten van inzameling van afval worden apart onderzocht In 2013 bedragen de totale kosten voor de uitvoering van de afvalinzameling 7,4 miljoen euro per jaar1, omgerekend € 115,- per inwoner . De afvalinzameling wordt verzorgd door ROVA. Het streven is naar een verlaging van de afvalinzamelingkosten met 15%. Dit past in het algemene beeld van de budgetverlaging voor het beheer van de stad. Door het streven naar kostenreductie op de inzameling van 15%, streven wij er naar de afvalstoffenheffing op termijn te kunnen verlagen. 2.2 Kosten voor afvalverwerking gaan omlaag als afval als grondstof wordt hergebruikt. Verwerking van het ingezamelde afval is de taak van de Afval Verwijdering Utrecht (AVU). In totaal kost de verwerking € 2,9 mln. Daar staan de opbrengsten van het afval als grondstof tegenover. De opbrengsten/ baten van papier in Amersfoort waren in 2011 €1.186.000,- (2012 is nog niet bekend) en via Nedvang waren de baten voor ingezameld glas en kunststof in 2012 € 408.000,- . Veel waardevolle grondstoffen verdwijnen echter nog steeds via de restcontainer in de verbrandingsoven. In Amersfoort komt 537 kg restafval per jaar per huishouden vrij (omgerekend 223 kg restafval per inwoner) waarvan een groot deel uit herbruikbare grondstoffen bestaat. Afgezien van de ecologische effecten (vernietiging van grondstoffen), zit hier ook een economisch effect aan. Zo hebben afvalstromen als glas, papier, kunststoffen en textiel een economische waarde, terwijl verbranding van restafval alleen maar geld kost. Het verhogen van de opbrengsten uit waardevolle grondstoffen vereist wel een andere (omgekeerde) manier van inzamelen. Zowel opbrengsten als kosten van die veranderingen worden verwerkt in de afvalstoffenheffing.
1
Uit: Beheersbegroting 2013, afdeling Stedelijk Beheer, sector SOB, gemeente Amersfoort
In 2011 was de afvalstoffenheffing in Amersfoort (€232,- ), de op 7 na goedkoopste van vergelijkbare gemeenten (totaal 53) in Nederland. Dat is met name het gevolg van de lage tarieven voor afvalverwerking (kosten van de AVU). 3.1 Wij nemen een resultaatsverplichting op voor een afvalscheidingpercentage van minimaal 70% in Amersfoort in 2020. In Nederland is voor de korte termijn de ambitie voor hergebruik bepaald door de afvalbrief van voormalig staatssecretaris Atsma van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in 2011: op weg naar 65% hergebruik in 2015. Dit betekent landelijk 1,5 miljoen ton restafval ombuigen naar hergebruik. Amersfoort scoort met een hergebruikpercentage van 53% gemiddeld ten opzichte van vergelijkbare steden, hoewel we per huishouden gemiddeld iets meer restafval hebben. Voor het behalen van de doelstelling van 65% hergebruik in 2015 is een trendbreuk nodig. De gemeente heeft met name invloed op de afvalinzamelstructuur. De volgende grondstoffenfracties verdienen hierbij bijzondere aandacht: Groente-fruit-en-tuinafval en grof tuinafval, Kunststof verpakkingen, Papier en karton en Textiel. De inzamelstructuur in Amersfoort kan naar verwachting in 2020 zo zijn georganiseerd, dat het ambitieus maar ook realistisch is om een afvalscheidingpercentage van 70% te halen. Pilots in Zwolle, Amersfoort (Nieuwland) en Raalte tonen aan dat dit haalbaar is. Ook in andere Nederlandse gemeenten die vergelijkbaar zijn qua grootte met Amersfoort (Arnhem, Nijmegen, Zwolle) zijn dergelijke pilots uitgevoerd en zijn nieuwe Grondstofplannen geschreven. Uit de cijfers over 2011 uit de pilots in Zwolle, Amersfoort en Raalte blijkt dat de hoeveelheid restafval in de pilotgebieden substantieel is gedaald. Vanwege een betere scheiding van het gft-afval, kunststofafval en oud papier is in het pilotgebied Nieuwland in Amersfoort 132 kg restafval per inwoner ingezameld, terwijl dit in de rest van de gemeente Amersfoort 223 kg per inwoner is (Hierbij wordt wel opgemerkt dat waarschijnlijk niet alle wijken in Amersfoort deze hoge score zullen halen in verband met wijkspecifieke kenmerken zoals bijvoorbeeld de binnenstad) . De varianten die in het grondstoffenplan worden uitgewerkt zullen hiermee rekening houden zodat er realistische voorstellen worden uitgewerkt. 3.2 Er wordt een tussendoelstelling voor 2020 geformuleerd en via monitoring wordt gekeken of de gemeente nog op koers ligt. Jaarlijks wordt gemonitord op de drie uitgangspunten dienstverlening & service, kosten en milieu. Voor dienstverlening & service wordt om de twee jaar een bewonersonderzoek uitgevoerd. Het meest recente bewonersonderzoek dateert van 2012. Voor milieu wordt jaarlijks een grondstoffenmonitor uitgevoerd. Het meest recente onderzoeksrapport dateert van april 2013. Daarnaast worden jaarlijks sorteeranalyses gehouden door de ROVA. ( zie: http://www.amersfoort.nl/4/afval/Onderzoeken-over-afval.html ). Ten slotte doet Amersfoort voor dienstverlening&service, kosten en milieu sinds 2012 mee met de Benchmark afvalscheiding van Agentschap NL / Rijkswaterstaat. 3.3. Bronscheiding draagt bij aan een hoger recyclingsresultaat en een hoger afvalscheidingspercentage. In Amersfoort kiezen we voor scheiden aan de bron omdat hiermee een hoger recyclingresultaat2 en een hoger afvalscheidingpercentage behaald kan worden. Bronscheiding houdt in dat de grondstoffen door de huishoudens vooraf worden gescheiden van het restafval in verschillende fracties, zoals ondermeer groente-, fruit- en tuinafval (GFT), oud papier en karton (OPK), glas, kunststof verpakkingen etc. Op deze manier worden deze grondstoffen gescheiden/apart van het restafval ingezameld voor verwerking. Voordelen van een hoger recyclingresultaat door bronscheiding zijn: - Betere kwaliteit grondstof waardoor meer hergebruiksmogelijkheden. -Hogere respons (meer grondstof), zeker bij een inzameling aan huis, hetgeen in Amersfoort voor 2/3 van de stad goed mogelijk is. -Draagt bij aan het milieubewustzijn Nadelen van bronscheiding zijn : - Het kost burgers wat extra moeite - Intensievere logistiek.
2
Feitenrapport Nascheiding, Ministerie, 29 februari 2012
Nascheiding houdt in dat het huishoudelijk afval ongescheiden wordt ingezameld en elders scheiding van herbruikbare fracties plaatsvindt. Blik/metaal wordt grotendeels door middel van nascheiding voor verbranding uit het restafval gehaald. Voordelen van nascheiding zijn: - gemak voor burgers (in 1 bak) - geen aparte inzamelroutes. Nadelen van nascheiding: hogere verwerkingskosten: Opnieuw aanbesteden zonder het voordeel van het AVU-volume (nascheiding is geen wens bij de AVUgemeenten), met slechts 2 geschikte partijen leidt tot een hoger verwerkingstarief dan nu bereikt is in de laatste aanbesteding van het restafval in AVU-verband. - slechtere kwaliteit, waardoor minder geschikt voor recycling: lager recyclingresultaat3. - er zijn weinig tot geen mogelijkheden voor nascheiding: slechts 2 nascheidingslocaties (in Friesland/Groningen), waardoor er hoge transportkosten zijn, onvoldoende capaciteit 4.1 Er wordt een inspanningsverplichting opgenomen voor 2030 waarbij we samen met andere partijen uit de stad streven naar een afvalloos Amersfoort in 2030 Op het gebied van milieu streven we naar een afvalloze samenleving op de lange termijn. Echter, om deze ambitie voor 2030 te kunnen halen is Amersfoort ook afhankelijk van de inzet van koplopers, inwoners en bedrijven. Daarom zullen wij de komende jaren natuurlijke momenten en kansen benutten, zodat koplopers en andere partijen kunnen aanhaken met hun initiatieven en een bijdrage kunnen leveren voor een afvalloze stad. Om deze reden wordt de ambitie voor 2030 geformuleerd als een inspanningsverplichting.
KANTTEKENINGEN 1.2 De uitvoering van dit Grondstoffenplan vraagt een gedragsverandering van inwoners. Gedragsverandering blijkt in de praktijk weerbarstig en heeft tijd nodig. 2.1 Als Amersfoort de afvalinzamelingkosten met 15% wil laten dalen en de milieudoelstellingen overeind wil houden, zal het serviceniveau omlaag gaan. Indien de afvalinzamelingkosten met 15% dalen en de grondstoffen minder opbrengen dan gehoopt, betekent dit dat er op één van de drie uitgangspunten service, kosten of milieu ingeleverd moet worden. Als kostendoelstelling en milieudoelstellingen overeind blijven, betekent dit dat het serviceniveau over het algemeen lager wordt. De verlaging van het serviceniveau wordt gekoppeld aan het verlagen van de service voor aanbieden van restafval omdat het restafval geen waarde meer heeft. In het grondstoffenplan zullen varianten worden uitgewerkt die hiermee rekening houden.
FINANCIËN Het Grondstoffenplan wordt geschreven met de bestaande formatie. Bij besluitvorming over het Grondstoffenplan zullen de mogelijk te kiezen uitvoeringsvarianten voorzien worden van de financiële consequenties.
VERVOLG Nadat u de uitgangspunten voor het nieuw op te stellen Grondstoffenplan heeft vastgesteld, starten wij met de uitwerking van het Grondstoffenplan. U wordt hier in het najaar van 2013 over geïnformeerd, u ontvangt dan een uitnodiging voor een excursie naar een andere stad waar al ervaring is opgedaan met een andere manier van afvalinzameling. Het definitieve Grondstoffenplan ‘van afval naar grondstof’ wordt in december 2013/januari 2014 ter vaststelling aan uw raad aangeboden.
COMMUNICATIE Natuurlijke momenten en kansen worden benut om inwoners en relevante organisaties te informeren over het nut en de noodzaak van het inzamelen van waardevolle grondstoffen zoals kunststofverpakkingsafval. Dit wordt uitgewerkt in een communicatieplan.
3
Evaluatieonderzoek bron- en nascheiding kunststof verpakkingsafval, KplusV i.o.v. VNG en Nedvang, 28 februari 2011
DUURZAAMHEID Een hoger afvalscheidingpercentage en dus minder restafval per huishouden draagt bij aan een beter milieu. Hiermee wordt invulling gegeven aan het thema PLANET. Door middel van het aanbieden van een hogere service op het ophalen van waardevolle grondstoffen en goede communicatie hierover wordt getracht het gedrag van inwoners te beïnvloeden, hiermee wordt ingezet op PROCES. Met het nieuwe plan streven we naar een kostenverlaging van 15% van de afvalinzamelingskosten, hiermee wordt ingezet op PROFIT.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
Bijlagen: -
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .
4411620
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 juni 2013, sector SOB/MIL (nr. 4411620); b e s l u i t: de volgende uitgangspunten voor het nieuw op te stellen Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’ vast te stellen: 1) Dienstverlening/Service: in te zetten op gedragsverandering, daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-fruit-en-tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval. 2) Kosten: te streven naar een kostenverlaging van de afvalinzameling van 15%. 3) Milieu: te streven naar een afvalscheidingpercentage van minimaal 70% in Amersfoort in 2020. 4) Milieu: te streven naar een afvalloos Amersfoort in 2030. 5) Afvalscheidings- en hergebruikgedrag: lokale burger- en bedrijfsinitiatieven die (her)gebruik van goederen, grondstoffen en voedsel beogen, te stimuleren. 6) Als de doelstellingen uit het Grondstoffenplan 2014 – 2020 niet gehaald worden, dan is het aan de dan zittende raad om te beslissen welke doelstellingen prevaleren en welke maatregelen genomen moeten worden.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2013. de griffier
de voorzitter
startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020
Startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020 van Afval naar Grondstof
Afdeling Milieu S. Bakker Juni 2013 #4417828
Pagina 1
startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020
Aanleiding nieuw Grondstoffenplan Vastgestelde doelstellingen en ambities in Amersfoort In het coalitieaccoord 2010-2014 is de ambitie uitgesproken dat afvalproducten volwaardige grondstoffen moeten zijn voor nieuwe producten zodat in deze kringlopen ‘afval’ eigenlijk niet meer bestaat. Dit betekend in wezen een hergebruikpercentage van 100%. In het coalitieaccoord 2013-2014 is de volgende ambitie geformuleerd voor duurzaam bouwen: ‘Daar waar mogelijk worden bouwmaterialen opnieuw gebruikt (cradle to cradle)’. Bovenstaande vastgestelde ambities en het aflopen van het huidige Milieubeleidsplan zijn aanleiding om een nieuw Grondstoffenplan voor de inzameling van huishoudelijk afval te maken. In april en mei vond de beleidsevaluatie met de raad plaats. Op 11 juni is de raad met een raadsinformatiebrief geïnformeerd over de toekomst van het milieubeleid aan de hand van vijf principes. Een afvalloze stad is één van deze vijf principes. Voorgesteld wordt om de ambitie voor het nieuwe Grondstoffenplan te bepalen langs 3 criteria: 1)Dienstverlening/Service: welk serviceniveau willen we bieden aan onze burgers? 2)Kosten: wat mag dit kosten? . 3)Milieu:welke milieuprestaties streven we na? Landelijke ontwikkelingen Gemeentelijk afvalbeheer is tot dusverre gestoeld op uitgangspunten van milieuhygiëne en volksgezondheid. Voor komende jaren komt daar een extra uitdaging bij, namelijk de schaarste aan grondstoffen. Met de huidige omvang van de wereldbevolking en het huidige consumptiepatroon worden natuurlijke grondstoffen snel uitgeput. De afgelopen 50 jaar hebben we 1/3 van alle grondstoffen van de aarde opgebruikt, 99% van onze goederen worden binnen 6 maanden na aanschaf weer weggegooid. Dit vraagt een omslag in ons denken: afval is grondstof. We halen geen afval op, maar we verzamelen de grondstoffen die de inwoners ons geven. We moeten daarom van een lineaire economie naar een circulaire economie: een economisch systeem waarin grondstoffen en onderdelen van producten zoveel mogelijk worden hergebruikt of biologisch worden afgebroken in de natuur. EU en nationale regelgeving worden ook op deze uitgangspunten gestoeld: geen Landelijk Afvalplan meer, maar een Grondstoffenplan. Veel mensen zien de ontwikkeling van een grondstoffenrotonde ook als aanjager van een nieuwe economie. Er gaan nieuwe bedrijven ontstaan en de ‘oude’ afval bedrijven, worden ‘high tech’ grondstoffen producenten. In Nederland is voor de korte termijn de ambitie bepaald door de afvalbrief van voormalig staatssecretaris Atsma van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in 2011: op weg naar 65% hergebruik. Dit betekent landelijk 1,5 miljoen ton restafval ombuigen naar hergebruik! Om te kijken of dit haalbaar is heeft een werkgroep uit de afvalsector een rapport opgesteld. Het is haalbaar, maar dan zijn wel belangrijke ingrepen nodig. Taakstellingen zijn vooral op groente fruit en tuinafval (gft), oud papier, textiel, grof huishoudelijk afval en kunststof verpakkingen. Dit zijn dus de waardevolle grondstoffen. Eind december 2012 heeft de VNG de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013-202 ondertekend. Vanaf 2015 is de gemeente naast inzameling ook verantwoordelijk voor de sortering van kunststofafval. Indien een gemeente hiervoor kiest, mag zij ook de vermarkting op zich nemen. Huidige situatie in Amersfoort Veel herbruikbare grondstoffen in restafval Ook in Amersfoort verdwijnen veel waardevolle grondstoffen via de restcontainer in de verbrandingsoven. In Amersfoort komt 223 kg restafval per inwoner vrij waarvan een groot deel uit herbruikbare grondstoffen bestaat. Afgezien van de ecologische effecten (vernietiging van grondstoffen), zit er ook een economisch effect aan. Zo hebben afvalstromen als glas, papier, Pagina 2
startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020
kunststoffen en textiel een economische waarde, terwijl verbranding van restafval alleen maar geld kost. Instrumenten Gemeente Amersfoort beschikt over de volgende instrumenten: Serviceverlening m.b.t. inzameling (Inzamelstructuur), voorlichting (bewustwording tbv aankoopgedrag en goede kennis over afvalscheiding tbv afdankgedrag), en financiële instrumenten (afvalstoffenheffing). Voorwaarden zijn goede werkafspraken tussen bedrijfsleven en gemeenten (bijvoorbeeld Verpakkingenakkoord). Uitkomst bewonersonderzoek 2012 In 2012 is in opdracht van de gemeente voor de vijfde maal een tevredenheidsonderzoek naar de afvalinzameling uitgevoerd. 880 inwoners hebben deelgenomen aan het onderzoek , dit is een respons van 71,8 %. Doel van het onderzoek is inzicht krijgen in het afvalgedrag en afvalscheiding en in de klanttevredenheid m.b.t. inzameling en service in 2012. Deze gegevens worden vergeleken met metingen van 2010 en voorgaande jaren. Het afvalscheidinggedrag van de inwoners t.a.v. de verschillende afvalstromen is niet gewijzigd ten opzichte van 2010. Door tweederde of meer van de burgers wordt tenminste driekwart van de diverse afvalstromen gescheiden gehouden van het restafval. Alleen GFT en plastic verpakkingsafval worden iets minder goed gescheiden. Hier zijn verbeteringen mogelijk. 52% van de inwoners van Amersfoort scheidt meer dan de helft van het plastic afval. Iets minder dan de helft van de inwoners heeft een voorkeur voor een brengsysteem van kunststofverpakkingen. In vergelijking met 2010 wordt door een groter deel van de burgers gebruik gemaakt van het wijkinzamelpunt: van 45% in 2010 naar 65% in 2012. Gebrek aan opslagruimte is de voornaamste reden om afval niet te scheiden. Dit probleem wordt vooral door burgers die wonen in een appartement of flat ervaren. De tevredenheid over de informatie over afvalinzameling is gelijk gebleven ten opzichte van voorgaande metingen. De tevredenheid over de dienstverlening en de klantenservice is gestegen ten opzichte van 2010. Burgers zijn onder andere meer tevreden over de grootte van de minicontainers en de legingsfrequentie. 82% van de inwoners is tevreden tot zeer tevreden over de grootte van de GFT containers, dit was 74% in 2010. 75% van de inwoners is tevreden tot zeer tevreden over de legingsfrequentie van de GFT containers, dit was 65% in 2010. Kaders en uitgangspunten Dienstverlening en service Het bieden van een goede dienstverlening (comfort/service) heeft een belangrijke invloed op afvalscheiding door burgers. In Amersfoort willen we insteken op een hoge service op het ophalen van waardevolle grondstoffen (papier, gft, plastic verpakkingsafval) en een lage service op het wegbrengen van restafval. Het totale aangeboden service niveau in Amersfoort is hoog. Uit de benchmark afvalscheiding van Agentschap NL van 2012 blijkt ook dat Amersfoort met een hoger dan gemiddeld dienstverleningsniveau gemiddelde milieuprestaties behaald op afvalscheiding. De gemeente onderscheidt zich met name op de brengfaciliteiten, met hoge containerdichtheden voor papier, glas, textiel en kunststof verpakkingsafval. Kosten van inzameling van afval worden apart onderzocht. Momenteel bedragen de totale kosten voor de uitvoering van de afvalinzameling 7,4 miljoen euro per jaar, omgerekend € 115,- per inwoner . De afvalinzameling wordt verzorgd door ROVA. Pagina 3
startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020
Het streven is naar een verlaging van de afvalinzamelingkosten met 15%. Dit past in het algemene beeld van de budgetverlaging voor het beheer van de stad. Door het streven naar kostenreductie op de inzameling van 15%, streven wij er naar de afvalstoffenheffing op termijn te kunnen verlagen. Kosten voor afvalverwerking gaan omlaag als afval als grondstof wordt hergebruikt. Verwerking van het ingezamelde afval is de taak van de Afval Verwijdering Utrecht (AVU). In totaal kost de verwerking € 2,9 mln. Daar staan de opbrengsten van de het afval als grondstof tegenover. De opbrengsten/ baten van papier in Amersfoort waren in 2011 €1.186.000,- (2012 is nog niet bekend) en via Nedvang waren de baten voor ingezameld glas en kunststof in 2012 € 408.000,- . Veel waardevolle grondstoffen verdwijnen echter nog steeds via de restcontainer in de verbrandingsoven. In Amersfoort komt 223 kg restafval per inwoner vrij waarvan een groot deel uit herbruikbare grondstoffen bestaat. Afgezien van de ecologische effecten (vernietiging van grondstoffen), zit hier ook een economisch effect aan. Zo hebben afvalstromen als glas, papier, kunststoffen en textiel een economische waarde, terwijl verbranding van restafval alleen maar geld kost. Het verhogen van de opbrengsten uit waardevolle grondstoffen vereist wel een andere (omgekeerde) manier van inzamelen. Zowel opbrengsten als kosten van die veranderingen worden verwerkt in de afvalstoffenheffing. In 2011 was de afvalstoffenheffing in Amersfoort (€232,- ), de op 7 na goedkoopste van vergelijkbare gemeenten (totaal 53) in Nederland. Dat is met name het gevolg van de lage tarieven voor afvalverwerking (kosten van de AVU). Milieu Er wordt een resultaatsverplichting opgenomen door te kiezen voor een afvalscheidingpercentage van minimaal 70% in Amersfoort in 2020. In Nederland is voor de korte termijn de ambitie voor hergebruik bepaald door de afvalbrief van voormalig staatssecretaris Atsma van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in 2011: op weg naar 65% hergebruik in 2015. Dit betekent landelijk 1,5 miljoen ton restafval ombuigen naar hergebruik. Amersfoort scoort met een hergebruikpercentage van 53% gemiddelde ten opzichte van vergelijkbare steden, hoewel we per huishouden gemiddeld iets meer restafval hebben. Voor het behalen van de doelstelling van 65% hergebruik in 2015 is een trendbreuk nodig. De gemeente heeft met name invloed op de afvalinzamelstructuur. De volgende fracties verdienen hierbij bijzondere aandacht: groente-fruit-en-tuinafval en grof tuinafval, kunststof verpakkingen, papier en karton en textiel. De inzamelstructuur in Amersfoort kan naar verwachting in 2020 zo zijn georganiseerd, dat het ambitieus maar ook realistisch is om een afvalscheidingpercentage van 70% te halen. Dit blijkt uit pilots in Zwolle, Amersfoort (Nieuwland) en Raalte. Uit deze cijfers over 2011 blijkt dat de hoeveelheid restafval in de pilotgebieden substantieel is gedaald. Ook in andere Nederlandse gemeenten die vergelijkbaar zijn qua grootte met Amersfoort (Arnhem, Nijmegen, Zwolle) zijn dergelijke pilots uitgevoerd en zijn nieuwe Grondstofplannen geschreven. Er wordt een inspanningsverplichting opgenomen voor 2030 waarbij we samen met andere partijen uit de stad streven naar een afvalloos Amersfoort in 2030. Op het gebied van milieu streven we naar een afvalloze samenleving op de lange termijn. Echter, om deze ambitie voor 2030 te kunnen halen is Amersfoort ook afhankelijk van de inzet van koplopers, inwoners en bedrijven. Daarom zullen wij de komende jaren natuurlijke momenten en kansen benutten zodat koplopers en andere partijen kunnen aanhaken met hun initiatieven en een bijdrage kunnen leveren voor een afvalloze stad. Om deze reden wordt de ambitie voor 2030 geformuleerd als een inspanningsverplichting.
Pagina 4
startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020
Omgekeerd inzamelen en ervaringen in de regio Bij omgekeerd inzamelen draai je het systeem om en wordt een hoge service verleend op dat wat je wel wilt: gescheiden inzameling van grondstoffen. En er wordt een lage service verleend op dat wat je niet wilt: restafval. Tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2011 zijn in drie gemeenten in de ROVA regio (Zwolle, Amersfoort, Raalte) pilots gestart om de effecten van verschillende inzamelsystemen te meten. Alle drie de pilots gaan uit van de hypothese dat de burger het succes bepaalt. De pilots zijn gericht op een hogere service op de inzameling van herbruikbare stromen (grondstoffen). De proeven in de drie gemeenten binnen het ROVA verzorgingsgebied zijn parallel aan elkaar uitgevoerd. Uit de cijfers over 2011 blijkt dat de hoeveelheid restafval in de pilotgebieden substantieel is gedaald. Het gebruik van een minicontainer voor kunststofafval levert gemiddeld per huishouden 55 kg gescheiden ingezameld kunststof op. Een substantiële groei ten opzichte van de inzameling met zakken of verzamelsystemen. Uit de samenstelling van het restafval blijkt een dalende trend van de aanwezige hoeveelheid papier, GFT en kunststof. Ook in de pilot in Nieuwland in Amersfoort worden aansprekende resultaten behaald. Uit een tussentijdse evaluatie op basis van het eerste half jaar van 2011 blijkt dat de proef geslaagd is. In het proefgebied wordt op jaarbasis 18,1 kg per inwoner aan kunststofafval gescheiden ingezameld en in de rest van Amersfoort, waar het naar verzamellocaties wordt gebracht, is dit 3,2 kg per inwoner. Vanwege een betere scheiding van het gft-afval, kunststofafval en oud papier is in het pilotgebied 132 kg restafval per inwoner ingezameld, terwijl dit in de rest van de gemeente Amersfoort 223 kg per inwoner is. Ook in andere Nederlandse gemeenten zijn dergelijke pilots uitgevoerd en zijn nieuwe Grondstofplannen geschreven. Zwolle heeft een Gemeentelijk Grondstoffenplan 2012-2016 ‘wanneer afval een nieuw leven krijgt’. Arnhem heeft een nieuw afvalplan opgesteld met als titel Afvalplan 2012-2020 ‘van afval naar grondstof’. Nijmegen heeft een kadernota voor afvalbeleid opgesteld 20132022 ‘Creatief met afval, minder afval meer grondstoffen’. De ambitie mag hoog zijn, maar moet realistisch zijn. Doelen moeten binnen de planperiode haalbaar zijn. Goede monitoring is nodig om effecten van beleidsmaatregelen te kunnen volgen. Proeven in diverse Nederlandse gemeenten, ook in het ROVA gebied, laten zien dat met relatief eenvoudige maatregelen tot forse verbeteringen kan worden gekomen. Monitoring Jaarlijks wordt gemonitoord op de drie uitgangspunten dienstverlening & service, kosten en milieu. Voor dienstverlening & Service wordt om de twee jaar een bewonersonderzoek uitgevoerd. Het meest recente bewonersonderzoek dateert van 2012. Voor milieu wordt jaarlijks een grondstoffenmonitor uitgevoerd, het meest recente onderzoeksrapport dateert van april 2013. Daarnaast worden jaarlijks sorteeranalyses gehouden door de ROVA. ( zie: http://www.amersfoort.nl/4/afval/Onderzoeken-over-afval.html ). Tenslotte doet Amersfoort voor dienstverlening&service, kosten en milieu sinds 2012 mee met de Benchmark afvalscheiding van Agentschap NL/Rijkswaterstaat. Campagnes en communicatie Campagnes voor 2013 en de jaren daarna worden gericht op de doelstelling ‘een hogere service op grondstoffen en een lagere service op reststoffen’. Dit betekend dat campagnes gericht zullen zijn op het stimuleren van een nog betere inzameling van waardevolle grondstoffen die veel opbrengen zoals: papier en karton, kunststof verpakkingen , kleding en textiel, gft en grof tuinafval. Er worden o.a. Pagina 5
startnotitie Grondstoffenplan 2014-2020
campagnes aangeboden door de AVU en de ROVA en er zijn nog landelijke campagnes. Wij kijken of wij hier bij aan kunnen sluiten. Daarnaast worden natuurlijke momenten en kansen benut om inwoners en organisaties te informeren over het nut en de noodzaak van het inzamelen van waardevolle grondstoffen zoals kunststofverpakkingsafval. Dit wordt uitgewerkt in een communicatieplan. Vervolg / planning Nadat de raad heeft aangegeven of zij in kan stemmen met de uitgangspunten voor het nieuw op te stellen Grondstoffenplan, starten wij met de uitwerking van het Grondstoffenplan. Wij zullen de raad meenemen met een excursie naar een andere vergelijkbare stad die al bezig is met de uitvoering van een nieuw Grondstoffenplan. Het definitieve Grondstoffenplan ‘van afval naar grondstof’ met daarin twee varianten wordt in december 2013/januari 2014 ter vaststelling aangeboden. Vraag De volgende uitgangspunten voor het nieuw op te stellen Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’ vast te stellen: 1) Dienstverlening/Service: in te zetten op gedragsverandering, daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (gft, papier, kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval. 2) Kosten: te streven naar een kostenverlaging van de afvalinzameling van 15%. 3) Milieu: te streven naar een afvalscheidingspercentage van minimaal 70% in Amersfoort in 2020. 4) Milieu: te streven naar een afvalloos Amersfoort in 2030.
Pagina 6
COLLEGEBERICHT AAN DE RAAD Van Aan Portefeuillehouder Collegebesluit d.d.
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : C. van Eijk :-
Reg. nr.: 4493447 Datum : 19-09-2013
ONDERWERP Toezeggingen en afspraken n.a.v. Concept-Besluitenlijst De Ronde 10 september 2013 onderwerp Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’.
AANLEIDING Op 10 september is het raadsvoorstel uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’ besproken in de raad.
Het volgende is opgenomen in de Concept-Besluitenlijst De Ronde: De portefeuillehouder zegt toe: - dat na vaststelling van de uitgangspunten er verschillende varianten uitgewerkt zullen worden in een raadsvoorstel dat eind 2013, begin 2014 naar de raad komt; - na te gaan of er mogelijk een beroep op Europese subsidies gedaan kan worden; - aan de raad informatie te verstrekken m.b.t. de opbrengsten van kunststoffen. In het onderstaande wordt een antwoord gegeven op deze punten.
BERICHT
Na vaststelling van de uitgangspunten worden er verschillende varianten uitgewerkt in een raadsvoorstel dat eind 2013, begin 2014 naar de raad komt. De punten van discussie, zoals genoemd in de Concept-Besluitenlijst De Ronde, worden meegenomen bij de uitwerking van de varianten in het raadsvoorstel. Is er een beroep mogelijk op Europese subsidies? Ja. Er is een LIFE+ subsidie. Dit gaat om innovatieve ontwikkelingen op milieu-gebied. http://ec.europa.eu/environment/life/funding/lifeplus2012/index.htm
De gemeente Zwolle is begonnen aan het traject voor een Europese subsidie maar is gestopt vanwege de te leveren inspanning in verhouding tot de kans op succes- in overleg met Zwolle heeft Arnhem het "overgenomen". Arnhem heeft dit jaar subsidie aangevraagd en de aanvraag is gehonoreerd. Het gaat bij Arnhem om een aantal extra zaken voor omgekeerd inzamelen voor 4 proefwijken voor hoogbouw. In totaal om € 750.000,-. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie zijn o.a.: - Je mag niet beginnen voordat de subsidie is toegekend - Het gaat om uitvoeringsmaatregelen #4493477 v3 - COLLEGEBERICHT AAN DE RAAD: TOEZEGGINGEN EN AFSPRAKEN UITGANGSPUNTEN GRONDSTOFFENPLAN 2014-2020
- Het moet innovatief zijn. Omgekeerd inzamelen op zich is al gehonoreerd en is dus niet nieuw meer. We zouden wel bijvoorbeeld het onderwerp “inwoners belonen voor grondstoffen inzamelen” kunnen indienen. Ook onderzoeken we een mogelijkheid om met de huidige aanvraag van Arnhem mee te doen met een benchmark. - Het gaat om co-financiering. De gemeente draagt zelf 50% bij. - In september 2015 kunnen we een nieuwe aanvraag indienen (kan om de twee jaar). Dat betekent dat de maatregel die onder de subsidie valt half 2016 ingevoerd kan worden. Er is informatie gevraagd over de opbrengst van kunststoffen De gemeente is verantwoordelijk voor haar openbare ruimte en de volksgezondheid en hygiëne en daarmee voor het behouden van een goede infrastructuur voor de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen (zorgplicht). Steeds meer deelstromen vallen onder de werking van producentenverantwoordelijkheid. Gemeenten zullen waar nodig hun infrastructuur ter beschikking stellen om de grondstoffen bij de huishoudens in te zamelen. De kosten hiervoor worden gedekt door de producentenorganisaties en niet langer uit de gemeentelijke afvalstoffenheffing. Dit geldt ook voor kunststofverpakkingen. In het raamakkoord verpakkingen, dat eind 2012 is gesloten tussen Rijk, VNG en de producenten, is afgesproken dat gemeenten voor de inzameling van kunststofverpakkingen een kostendekkende vergoeding ontvangen. De gemeente krijgt een kostendekkende vergoeding tot 2022 (looptijd raamakkoord). Ter indicatie de hoeveelheden ingezamelde kunststof verpakkingen in ton en de bijbehorende inzamelvergoeding van Nedvang (namens de producenten) voor kunststof: 2010 2011 2012 468 488 541 €222.300,€231.800,€256.957,Voor kunststof hebben we in 2012 € 256.957 ontvangen van Nedvang. Van deze vergoeding kan de inzameling van kunststof in Amersfoort worden gefinancierd.
#4493477 v3 - COLLEGEBERICHT AAN DE RAAD: TOEZEGGINGEN EN AFSPRAKEN UITGANGSPUNTEN GRONDSTOFFENPLAN 2014-2020
A-2.1 VERWORPEN 24 SEPTEMBER 2013 AMENDEMENT NIET ZOMAAR EEN LAGER SERVICENIVEAU RESTAFVAL
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4411620 Titel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014 – 2020 ‘van afval naar grondstof De raad van de gemeente Amersfoort; overwegende dat 1. In uitgangspunt 1 onder het beslispunt wordt voorgesteld om in te zetten op gedragsverandering: “daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-fruiten-tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval”; 2. De wethouder in de Ronde heeft aangegeven dat positieve prikkels een groot effect hebben, maar dat voor naar het beneden brengen van het aandeel/hoeveelheid restafval een negatieve prikkel nodig zou zijn; 3. Het huidige afvalbeleid van de gemeente Amersfoort, met als belangrijke punten hoog serviceniveau voor ophalen restafval en 'gratis' inleveren van restafval voor burgers, het dumpen van afval tegengaat. 4. Een laag serviceniveau voor restafval ook ander ongewenst gedrag tot gevolg kan hebben als het dumpen van restafval in de kliko van de buren. 5. Er strikte randvoorwaarden moeten zijn voordat het serviceniveau voor restafval wordt verlaagd. en stellen het onderstaande amendement voor.
De raad van de gemeente Amersfoort besluit: 1. Uitgangspunt 1 onder het beslispunt te vervangen door de tekst: “Dienstverlening/Service: in te zetten op gedragsverandering, daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-fruit-en-tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en op langere termijn en onder strikte voorwaarden een lagere service op restafval.” VVD, Henk-Jan Barske
CDA, Wim van Bekkum
A-2.2 VERWORPEN 24 SEPTEMBER 2013 AMENDEMENT Haalbaarheid en effect
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4411620 Titel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014 – 2020 ‘van afval naar grondstof
Indieners overwegen dat 1. Beslispunt 1 inzet op gedragsverandering van de huishoudens en daarom naast een hogere service voor inzameling van waardevolle grondstoffen een lagere service voor restafval beoogt; 2. Echter niet duidelijk is uit welke maatregelen de lagere service voor restafval zal bestaan,ook niet duidelijk is hoe voorkomen wordt dat de ‘goeden onder de kwaden lijden’; 3. Een lager serviceniveau het gevaar van illegale dumping van restafval oproept; 4. Alvorens de uitgangspunten worden toegepast, de raad de overtuigd moet zijn van de haalbaarheid en het effect van de gradatiemaatregelen in service op de beoogde gedragsverandering; en stellen het onderstaande amendement voor.
De raad van de gemeente Amersfoort besluit: uitgangspunt 1 onder het beslispunt van het raadsbesluit “Uitgangspunten Grondstoffenplan 20142020 van afval naar grondstof” als volgt aan te vullen: “met dien verstande dat de gemeenteraad eerst de uitvoeringsmaatregelen van de serviceverlaging van het restafval ter discussie krijgt voorgelegd alvorens dit uitgangspunt werkingskracht krijgt.”
De fractie van de Burger Partij Amersfoort (BPA)
De CDA-fractie,
Ruud Schulten
Wim van Bekkum
A-2.3 VERWORPEN 24 SEPTEMBER 2013 AMENDEMENT Afvalstoffenheffing: kostenverlaging
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4411620 Titel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014 – 2020 ‘van afval naar grondstof’
Indieners overwegen dat 1. Bij uitgangspunt 2 (“Kosten”) van het beslispunt staat dat gestreefd wordt naar een kostenverlaging van de afvalinzameling van 15%; 2. Uit Argumenten 2.1 en 2.2 van het raadsvoorstel blijkt dat op termijn het streven voorligt de afvalstoffenheffing te verlagen; 3. Het dus geen bezwaar kan ontmoeten om bij dit streven de inverdieneffecten naar de burger terug te sluizen; en stellen het onderstaande amendement voor.
De raad van de gemeente Amersfoort besluit: uitgangspunt 2 onder het beslispunt van het raadsbesluit “Uitgangspunten Grondstoffenplan 20142020 van afval naar grondstof” als volgt aan te vullen: “met als ambitie de financiële inverdieneffecten via verlaging van de Afvalstoffenheffing zo veel mogelijk terug te sluizen naar belastingbetaler.”
De fractie van de Burger Partij Amersfoort (BPA)
De fractie van het CDA
Ruud Schulten
Wim van Bekkum
A-2.4 VERWORPEN 24 SEPTEMBER 2013 AMENDEMENT Afvalscheidingspercentage 70% in 2025
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4411620 Titel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014 – 2020 ‘van afval naar grondstof’
Indieners overwegen dat 1. Uitgangspunt 3 streeft naar een afvalscheidingspercentage van minimaal 70% in 2020; 2. Dit percentage in Amersfoort zich al jaren beweegt rond 53%; 3. De voorgestelde ambitie over zes jaar moet zijn bereikt door gedragsverandering van inwoners en huishoudens; 4. De ambitie flink aan realisme wint door het jaar 2025 tot uitgangspunt te nemen; en stellen het onderstaande amendement voor.
De raad van de gemeente Amersfoort besluit: bij uitgangspunt 3 van het beslispunt in het raadsbesluit “Uitgangspunten Grondstoffenplan 20142020: van afval naar grondstof” het jaartal “2020” te wijzigen in “2025”.
De fractie van de Burger Partij Amersfoort (BPA) Ruud Schulten
A-2.5a AANGENOMEN 24 SEPTEMBER 2013 AMENDEMENT Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4411620 Titel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014 – 2020 ‘van afval naar grondstof’
Indieners overwegen dat 1. Het Grondstoffenplan 2014-2020 beoogt gedragsverandering bij inwoners en huishoudens te bewerkstellingen, zodat zij afval gaan scheiden opdat grondstoffen hergebruikt kunnen worden; 2. Stimuleren van bewust gedrag bij afvalscheiding een belangrijke bijdrage aan de vermindering van restafval kan leveren; 3. Lokale burger- en bedrijfsinitiatieven die (her)gebruik van nog waardevolle goederen, grondstoffen en voedsel beogen een belangrijke bijdrage (kunnen) leveren aan de verbetering van afscheidingsgedrag en het verminderen van het op te halen nutteloze en te verbranden restafval; 4. In de beslispunten op dit aspect geen uitgangspunt is opgenomen; en stellen het onderstaande amendement voor.
De raad van de gemeente Amersfoort besluit: onder het beslispunt van het raadsbesluit “Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 van afval naar grondstof” het volgende uitgangspunt toe te voegen: “5) Afvalscheidings- en hergebruikgedrag: lokale burger- en bedrijfsinitiatieven die (her)gebruik van goederen, grondstoffen en voedsel beogen, te stimuleren.”
De fractie van de Burger Partij Amersfoort (BPA) Ruud Schulten
CDA Wim van Bekkum
VVD Henk-Jan Barske
GroenLinks Sieta Koet-Minis
A-2.6b VERWORPEN 24 SEPTEMBER 2013 AMENDEMENT EERST MINDER RESTAFVAL, DAN PAS LAGER SERVICENIVEAU RESTAFVAL
LIJST ÖZCAN
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4411620 Titel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014 – 2020 ‘van afval naar grondstof De raad van de gemeente Amersfoort; overwegende dat 1. In uitgangspunt 1 onder het beslispunt wordt voorgesteld om in te zetten op gedragsverandering: “daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-fruiten-tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval”; 2. De wethouder in de Ronde heeft aangegeven dat positieve prikkels een groot effect hebben, maar dat voor naar het beneden brengen van het aandeel/hoeveelheid restafval een negatieve prikkel nodig zou zijn; 3. Het huidige afvalbeleid van de gemeente Amersfoort, met als belangrijke punten hoog serviceniveau voor ophalen restafval en 'gratis' inleveren van restafval voor burgers, het dumpen van afval tegengaat. 4. Een laag serviceniveau voor restafval ook ander ongewenst gedrag tot gevolg kan hebben als het dumpen van restafval in de kliko van andere bewoners, op straat of zelfs in natuurgebieden. 5. Het beter zou zijn als eerst de hoeveelheid restafval naar beneden wordt gebracht, voordat het serviceniveau voor restafval wordt verlaagd. en stellen het onderstaande amendement voor.
De raad van de gemeente Amersfoort besluit: 1. Aan het beslispunt van het raadsbesluit een nieuw uitgangspunt (5) toe te voegen: “Het serviceniveau voor restafval als bedoeld bij uitgangspunt 1 wordt pas verlaagd als het aandeel/de hoeveelheid restafval op de totale hoeveelheid afval substantieel verminderd (minimaal 20% minder) is.”
VVD, Henk-Jan Barske
Lijst Özcan, Mustafa Özcan
A-2.7a AANGENOMEN 24 SEPTEMBER 2013 AMENDEMENT NIET VERLAGEN SERVICENIVEAU RESTAFVAL ALS KOSTENREDUCTIE OF MILIEUDOELSTELLING NIET GEHAALD WORDEN
LIJST ÖZCAN
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4411620 Titel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014 – 2020 ‘van afval naar grondstof' De raad van de gemeente Amersfoort; overwegende dat 1. Bij de kanttekeningen onder 2.1 staat: “Indien de afvalinzamelingkosten met 15% dalen en de grondstoffen minder opbrengen dan gehoopt, betekent dit dat er op één van de drie uitgangspunten service, kosten of milieu ingeleverd moet worden. Als kostendoelstellingen milieudoelstellingen overeind blijven, betekent dit dat het serviceniveau over het algemeen lager wordt.” 2. Het college voorstelt om in dat geval het serviceniveau voor restafval te verlagen. 3. Als de doelstellingen uit het Grondstoffenplan 2014-2020 niet gehaald worden is het de gemeenteraad die dan zitting heeft om te beslissen welke doelstellingen prevaleren en welke maatregelen genomen moeten worden. 4. De voorstellen uit het raadsvoorstel een opeenstapeling van verlagingen van het serviceniveau voor restafval tot gevolg kan hebben. en stellen het onderstaande amendement voor.
De raad van de gemeente Amersfoort besluit: 1. Aan het beslispunt van het raadsbesluit een nieuw uitgangspunt (6) toe te voegen: “Als de doelstellingen uit het Grondstoffenplan 2014 – 2020 niet gehaald worden, dan is het aan de dan zittende raad om te beslissen welke doelstellingen prevaleren en welke maatregelen genomen moeten worden.” 2. Het college te verzoeken om in het raadsvoorstel de tekst bij Kanttekeningen onder 2.1 op het voorgaande aan te passen.
VVD, Henk-Jan Barske
CDA, Wim van Bekkum
Lijst Özcan, Mustafa Özcan
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder P. van den Berg
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4432313 : 25 juli 2013 : HB-3
13-08-2013 24-09-2013 24-09-2013
TITEL Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA
BESLISPUNTEN Het Commissariaat voor de Media via bijgevoegde brief mee te delen dat de gemeenteraad Stichting Mediagroep EVA heeft getoetst aan de criteria van artikel 2.61 lid 2c en positief advies geeft over de samenstelling van het pbo.
AANLEIDING Het Commissariaat voor de Media (CvdM) heeft van Stichting Mediagroep EVA in maart 2013 de nieuwe samenstelling van het programmabeleidbepalend orgaan (pbo) ontvangen. Het CvdM constateert dat het pbo op vijf leden na, bestaat uit nieuwe vertegenwoordigers. Ingevolge artikel 2.66 lid 2 van de Mediawet 2008 verzoekt het CvdM de gemeenteraden van Amersfoort en Leusden tussentijds advies uit te brengen. In artikel 2.61 lid 2c van de Mediawet 2008 staat dat de lokale omroep ‘volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.’
BEOOGD EFFECT Tussentijds advies uit te brengen aan het Commissariaat voor de Media over de representativiteit van het programmabeleidbepalend orgaan van Stichting Mediagroep EVA.
ARGUMENTEN Mediagroep heeft een pbo dat representatief is voor de gemeente Amersfoort en Leusden Het CvdM hanteert als richtlijn dat het pbo uit minimaal vijf leden bestaat. De lokale omroep wordt geadviseerd de hoofdstromingen in de Mediawet (maatschappelijk, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen) uit te werken in acht concrete stromingen. Mediagroep EVA heeft deze richtlijn opgenomen in de statuten en acht hoofdstromingen benoemd (zie 1 t/m 8 hieronder). Het pbo van EVA bestaat uit tien leden en vertegenwoordigt zes van de acht stromingen. Daarnaast vertegenwoordigen vier leden de stromingen Leusden, jongeren, ouderen en Amersfoort-Noord.
Inlichtingen bij :
F. Verwers, MO/ZCS, (033) 469 46 40
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4432313 pagina 2
Samenstelling programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA (stand van zaken juli 2013) 1. Maatschappelijke zorg en welzijn: vacature 2. Kunst en Cultuur: Barbera Boelen 3. Kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag: Rolinka Klein Kranenburg 4. Werknemers: Fred Polhout (voorzitter) 5. Werkgevers: vacature 6. Onderwijs en educatie: Jelle Koolstra 7. Etnische en culturele minderheden: Rieke Koning 8. Sport en recreatie: Gert Kreijne 9. Leusden: Theo de Gier 10. Ouderen: Jacqueline Jonk-den Daas 11. Jongeren: Alice Thuss 12. Amersfoort-Noord: Aizo Krikke Het pbo vertegenwoordigt een diversiteit aan stromingen waardoor het representatief is voor de Amersfoortse samenleving. Het pbo van Mediagroep EVA voldoet daarmee aan artikel 2.61 lid 2c van de Mediawet.
KANTTEKENINGEN Het pbo mist een vertegenwoordiger voor de stroming werkgevers De stroming werkgevers zijn op dit moment nog niet vertegenwoordigd in het pbo. EVA geeft aan twee potentiële kandidaten te hebben. Wij vinden het wenselijk dat deze stroming vertegenwoordigd is in het pbo. Zolang de vacature niet vervuld is, blijven wij in gesprek hierover met Mediagroep EVA. De samenstelling van het pbo zoals die nu is, vinden wij voldoende representatief.
FINANCIËN N.v.t.
VERVOLG Het Commissariaat voor de Media via bijgevoegde brief op de hoogte stellen van het positieve advies van de gemeenteraden van Amersfoort en Leusden.
BETROKKEN PARTIJEN Commissariaat voor de Media Mediagroep EVA Gemeente Leusden Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
Bijlagen:
- brief van het Commissariaat voor de Media - brief aan het Commissariaat voor de Media
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr .4432313
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 juli 2013, sector MO/ZCS (nr.4432313); b e s l u i t: het Commissariaat voor de Media via bijgevoegde brief mee te delen dat de gemeenteraad Stichting Mediagroep EVA heeft getoetst aan de criteria van artikel 2.61 lid 2c en positief advies geeft over de samenstelling van het pbo.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2013. de griffier
de voorzitter
Antwoord op vragen van het Presidium naar aanleiding van het raadsvoorstel ‘Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA’ (reg.nr: 4432313) Waarom zijn de voorgedragen personen een vertegenwoordiging van de benoemde stroming en op welke wijze heeft het college de vertegenwoordiging beoordeeld? Wij hebben de (neven)functies van de leden van het pbo bekeken (zie hieronder) in relatie tot de stroming die zij vertegenwoordigen. De leden vervullen (neven)functies die relevant zijn voor de betreffende stromingen. De informatie is voornamelijk afkomstig van LinkedIn. * leden die bij de aanvraag van de zendmachtiging in 2011 in het pbo van EVA zaten en waarover de gemeenteraad eerder al geadviseerd heeft. *Barbera Boelen - Kunst en Cultuur Course Coördinator Master Museology Reinwardt Academy Bestuurslid Stichting Kunst in Amersfoort http://nl.linkedin.com/in/barberaboelen Rolinka Klein Kranenburg - Kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag Predikant bij PKN Docente levensbeschouwing bij PCBO de Vuurvogel Ritueel begeleider bij ELJA uitvaartverzorging http://nl.linkedin.com/pub/rolinka-klein-kranenburg/2b/792/9bb *Fred Polhout (voorzitter) - Werknemers Bestuurder FNV Finance (FNV Bondgenoten) http://nl.linkedin.com/in/fredpolhout * Jelle Koolstra - Onderwijs en educatie Directeur ROCmedia Practor Sociale Media bij Practoraat Sociale Media Practor Identiteit Mbo bij Besturenraad Lid van de Raad van Advies bij Hogeschool voor de Kunsten Utrecht http://nl.linkedin.com/in/jellekoolstra * Rieke Koning - Etnische en culturele minderheden Gedurende 15 jaar directie van PrOM, provinciaal overleg minderheden Utrecht Actief in besturen en commissies (regionaal/landelijk/Europees niveau) op het gebied van media, arbeid en cultuur Informatie via EVA, geen informatie op LinkedIn * Gert Kreijne - Sport en recreatie Applicatiemanager bij SRO http://nl.linkedin.com/pub/gert-kreijne/25/7a9/921 Theo de Gier – Leusden Independent Motion Pictures and Film Professional Penningmeester Cine Leusden http://www.linkedin.com/pub/th-j-de-gier/19/289/aa7 Jacqueline Jonk-den Daas – Ouderen Penningmeester seniorenraad Amersfoort http://www.linkedin.com/in/jacqjonkatobraconsult 4 september 2013 #4481632
Alice Thuss – Jongeren Programmeur / coördinator jongerencentrum/poppodium Stichting Jeugd- en Jongerenwerk Leusden/De IJsbreker Organisatie Puddingpop http://www.linkedin.com/profile/view?id=197577133&authType=NAME_SEARCH&authToken=SF bK&locale=nl_NL&srchid=66923131378275657741&srchindex=1&srchtotal=1&trk=vsrp_people_re s_name&trkInfo=VSRPsearchId%3A66923131378275657741%2CVSRPtargetId%3A197577133%2 CVSRPcmpt%3Aprimary Aizo Krikke - Amersfoort-Noord Uitgever i033: uitgever van (hyper-)lokale en regionale media. Een van de titels is Vathorst.nu. http://www.linkedin.com/in/aizokrikke In het voorstel wordt alleen vermeld dat de stroming ‘Werkgevers’ niet is vertegenwoordigd en dat dat betreurd wordt, maar ook de stroming ‘Maatschappelijke zorg en welzijn’ heeft (nog) geen vertegenwoordiging. Daarover is echter geen kanttekening opgenomen. Kan hierop een aanvulling komen? Het pbo mist inderdaad ook een vertegenwoordiger voor de stroming maatschappelijke zorg en welzijn. Het is echter zo dat Mediagroep EVA volgens de richtlijnen van het Commissariaat voor de Media minimaal vijf leden dient te hebben in het pbo. Dat betekent dat niet alle stromingen vertegenwoordigd kunnen/hoeven zijn. Zoals ook aangegeven in het raadsvoorstel vinden wij de huidige samenstelling voldoende representatief. Wij vinden het echter wel van belang dat er een vertegenwoordiger voor werkgevers is, omdat diegene aandacht heeft voor programmering gericht op het bedrijfsleven die inkomsten kunnen opleveren voor de lokale omroep. Vanuit de hoek van maatschappelijke zorg en welzijn is die bijdrage minder te verwachten.
4 september 2013 #4481632
Postbus 4000 3800 EA Amersfoort Telefoon 14 033 Telefax (033) 469 54 54
Commissariaat voor de Media De heer W. Groen Postbus 1426 1200 BK HILVERSUM
Uw brief/kenmerk
Ons kenmerk
MO/ZCS/TC/4439188 Onderwerp
Datum
Tussentijds advies pbo Mediagroep EVA
.. oktober 2013
Geachte heer Groen, In uw brief van 8 mei j.l. heeft u de gemeente Amersfoort gevraagd tussentijds advies uit te brengen over de samenstelling van het programmabeleidbepalend orgaan (pbo) van Stichting Mediagroep EVA. Op uw verzoek sturen wij u bijgevoegd raadsvoorstel en –besluit toe, dat de gemeenteraad van Amersfoort op … [datum] heeft vastgesteld. De gemeenteraad heeft Stichting Mediagroep EVA getoetst aan de criteria van artikel 2.61 lid 2c. Mediagroep EVA heeft een pbo dat een diversiteit aan stromingen vertegenwoordigt. Hierdoor is het representatief voor de Amersfoortse samenleving. Er is echter een vacature voor de stroming werkgevers. Wij vinden het wenselijk dat deze stroming vertegenwoordigd is in het pbo. Het bestuur van Mediagroep EVA heeft aangegeven op zoek te zijn naar leden die deze stroming kan vertegenwoordigen in het pbo. Wij blijven hierover in gesprek met Mediagroep EVA. Wij nemen aan u met deze informatie voldoende te hebben geïnformeerd en horen graag welk besluit over ons advies u neemt. Met vriendelijke groet,
Pim van den Berg, Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling, Cultureel Klimaat, Economie en Stadshart
PS: een kopie van deze brief sturen wij naar het bestuur van Mediagroep EVA.
Inlichtingen bij
F. Verwers (033) 469 46 40
Bezoekadres Stadhuisplein 1 Amersfoort www.amersfoort.nl
M-5.1 VERWORPEN 24 SEPTEMBER 2013 MOTIE
Amersfoort wil geen monsterprovincie!
Amersfoort, 24 september 2013
Overwegende
dat het kabinet van plan is om de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland samen te voegen.
dat een dergelijke grootschalige monsterprovincie nog verder van de burger af gaat staan dan de huidige provincie al doet.
dat onderwerpen als het wegennet, openbaar vervoer en ruimtelijke indeling vragen om een provincie die het lokale belang op waarde kan schatten.
dat er slechts een opiniepeiling is gehouden onder 4.000 inwoners, waarvan 53% zich tegen de provinciefusie heeft uitgesproken.
dat het overwogen en representatiever referendum niet door lijkt te gaan vanwege een koerswijziging van de provinciale VVD-fractie.
dat Amersfoort met 150.000 inwoners een grote stad is in de provincie Utrecht met totaal 1,2 miljoen inwoners.
dat daarom Amersfoort zich, in het belang van haar inwoners, onomwonden tegen de provinciefusie uit moet spreken.
draagt het college op
zich in alle overlegsituaties en fora onomwonden tegen de provinciefusie van Utrecht, NoordHolland en Flevoland uit te spreken.
een zienswijze van deze strekking voor 16 oktober in te dienen.
en gaat over tot de orde van de dag. Ad Meijer, Frits Schoenmaker, fractie SP 24 september 2013
M-6.1 AANGENOMEN 24 SEPTEMBER 2013 MOTIE
RUIMTE
VOOR
HAALBAARHEIDSONDERZOEK
NATUURTUIN
EN
WEGGEEFWINKEL
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: De raad van de gemeente Amersfoort,
overwegende dat
het College in de RIB 2013-107 het voornemen uitspreekt tot een besluit, waarbij de huidige gebruikers van perceel Keerkring 118, de Weggeefwinkel en de Buurt-natuurtuin, op hun verzoek de ruimte krijgen geboden tot het doen van een haalbaarheidsonderzoek zodat ze een bod in brede zin (koop, huurkoop, pacht etc.) kunnen doen
het verzoek een haalbaarheidsonderzoek inhoudt het doen van een bod inzake verwerving van het perceel Keerkring 118 waarvoor een termijn genoemd werd van drie maanden
de Raad de ruimte kreeg op 10 september jl. om zich een zelfstandig oordeel te vormen over het verzoek van beide bewonersinitiatieven uitstel op besluitvorming betreffende verkoop van het perceel te verlenen
in de RIB 2013-107 het voornemen wordt uitgesproken de gebruikersovereen-komsten met beide bewonersinitiatieven per 1 oktober as op te zeggen, waardoor de Raad buitenspel dreigt te geraken
het hier gaat om belangrijke maatschappelijke initiatieven, waarbij bewoners zelf aan de slag gaan om te werken aan maatschappelijke doelen, waartoe door de overheid in toenemende mate beroep gedaan wordt op burgers zich daarvoor in te zetten.
verzoekt het college
1 oktober als datum voor beëindiging van de gebruikersovereenkomsten te schrappen
de natuurtuin en de weggeefwinkel tot 31 december as uitstel te verlenen om een haalbaarheidsonderzoek te laten uitvoeren in verband met een uit te brengen bod in brede zin (koop, huurkoop, pacht etc.)
het haalbaarheidsonderzoek te faciliteren door het inzetten van experts
in een Ronde te bespreken hoe om te gaan met maatschappelijke initiatieven als gemeente
GroenLinks
PvdA
SP
Dick van de Velde
Fethi Killi
Ad Meijer
COLLEGEBERICHT AAN DE RAAD Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : J.C. Buijtelaar
Reg. nr. Datum
: 4505633 : 02-10-2013
ONDERWERP Uitvoering Motie 6.1 GL.PVDA.SP RUIMTE VOOR HAALBAARHEIDSONDERZOEK NATUURTUIN EN WEGGEEFWINKEL AANLEIDING Op 24 september 2013 nam u bovengenoemde motie aan. De motie bestaat uit de volgende onderwerpen: • 1 oktober als datum voor beëindiging van de gebruikersovereenkomsten te schrappen • de natuurtuin en de weggeefwinkel tot 31 december as uitstel te verlenen om een haalbaarheidsonderzoek te laten uitvoeren in verband met een uit te brengen bod in brede zin (koop, huurkoop, pacht etc.) • het haalbaarheidsonderzoek te faciliteren door het inzetten van experts • in een Ronde te bespreken hoe om te gaan met maatschappelijke initiatieven als gemeente BERICHT Op 1 oktober hebben wij besloten deze motie uit te voeren. De datum voor het opzeggen van de gebruikersovereenkomst per 1 oktober 2013 is geschrapt. De natuurtuin en de weggeefwinkel dienen uiterlijk 31 december 2013 een bod uit te brengen met als doel koop van het object. Ten aanzien van het derde dictum hebben wij besloten om de inzet van experts aan te laten te sluiten bij de inzet van het expertteam voor maatschappelijke aanbesteding. Dat betekent een maximale inzet van 32 uur van het expertteam. Ten aanzien van het vierde dictum treden wij met de griffie/presidium in overleg over de wijze hoe we een Ronde hierover zullen invullen. Deze invulling het staat in ieder geval in het brede licht van de wijze waarop de gemeente Amersfoort met vastgoed omgaat. Overigens melden zich nu ook andere maatschappelijke initiatieven voor de Keerkring. VERVOLG Na 1 januari 2014 zullen wij u informeren over de stand van zaken en vervolgens een besluit nemen over de invulling van Keerkring 118.
Besluitenlijst Het Besluit Datum:
24 september 2013
van
Raadzaal
(1.02)
aantal bezoekers:
21.30
tot 23.35
Reg.nr.:
4496336
uur
40
Aanwezig zijn Voorzitter raad Griffier Leden raad
Wethouders Afwezig (mk)
drs. L.M.M. Bolsius (burgemeester) mevrouw W.M. van der Vlies Adli (PvdA), Ballast-Tatarian (VVD), Barske (VVD), Van Bekkum (CDA), Dijksterhuis (CU), El-Messaoudi (PvdA), Van Hamersveld (D66), Hessels (VVD), Hinloopen (PvdA), Houwing (D66), Hunink (CU), Kennedy-Doornbos (CU), Killi (PvdA), Koet-Minis (GL), Van Koningsveld (CDA), Kraanen (VVD), Land (GL), Meijer (SP), Nederkoorn (D66), Offereins (CDA), Oostlander-Çetin (CDA), Özcan (Lijst Özcan), Pongers (CDA), Prins (GL), Roelé (Groep Van Vliet), Sanders (D66), Schoenmaker (SP), Schulten (BPA), Smit (Groep Van Vliet), Smits Alvarez (PvdA), Van de Velde (GL), Van Vliet (GL), Van Vliet (Groep Van Vliet), Vogels (VVD), Voogt (VVD), Van de Voort (D66), Van Wegen (BPA), Van Wijngaarden (VVD) Van den Berg, Buijtelaar, Van Eijk, Lubbinge, Van Muilekom Van Bruggen (PvdA), wethouder Van der Werff
Besluitvorming Titel
1. Vaststelling agenda
Reg.nr.
xxx
Besluit Toezeggingen Stemming
Titel
Interpellatieverzoek van GroenLinks, PvdA en SP wordt unaniem gesteund; interpellatie wordt als agendapunt 1a aan agenda toegevoegd. SP en VVD verzoeken om niet behandelen agendapunt 3. Ordevoorstel om agendapunt 3 vanavond te behandelen is aangenomen met 27 stemmen voor en 11 tegen. voor: PvdA, D66, GL, CDA, CU, Groep Van Vliet, Lijst Özcan tegen: VVD, BPA, SP De agenda is gewijzigd vastgesteld. Reg.nr. 1a. Interpellatie GL, PvdA en SP: Raadsinformatiebrief 2013-107 4498177 Bieding Keerkring 118
Besluit Toezeggingen
Stemming Titel
Wethouder Buijtelaar zegt toe dat het college waar mogelijk een bemiddelende rol zal spelen tussen de huidige gebruikers en een aankopende partij over een mogelijke langere gebruiksperiode voor de huidige gebruikers. Interpellatieverzoek is toegestaan en direct gehouden. Reg.nr. 6. Motie GroenLinks, PvdA en SP: Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek natuurtuin en weggeefwinkel
Besluit Toezeggingen Stemming
Motie M-6.1 (GL, PvdA, SP) is aangenomen met 31 stemmen voor en 7 tegen. voor: PvdA, D66, GL, CDA, CU, Groep Van Vliet, BPA, SP, Lijst Özcan tegen: VVD
#4496336 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 24 SEPTEMBER 2013
Titel
2. Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar
Reg.nr.
4411620
grondstof’ de volgende uitgangspunten voor het nieuw op te stellen Grondstoffenplan 2014-2020 ‘van afval naar grondstof’ vast te stellen: 1) Dienstverlening/Service: in te zetten op gedragsverandering, daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-fruit-en-tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval. 2) Kosten: te streven naar een kostenverlaging van de afvalinzameling van 15%. 3) Milieu: te streven naar een afvalscheidingpercentage van minimaal 70% in Amersfoort in 2020. 4) Milieu: te streven naar een afvalloos Amersfoort in 2030. 5) Afvalscheidings- en hergebruikgedrag: lokale burger- en bedrijfsinitiatieven die (her)gebruik van goederen, grondstoffen en voedsel beogen, te stimuleren. 6) Als de doelstellingen uit het Grondstoffenplan 2014 – 2020 niet gehaald worden, dan is het aan de dan zittende raad om te beslissen welke doelstellingen prevaleren en welke maatregelen genomen moeten worden. Toezeggingen Wethouder Van Eijk zegt toe om in de varianten die uitgewerkt worden, ook mee te nemen wat het effect is als aan het huidige serviceniveau voor het ophalen van restafval wordt vastgehouden en wat de consequenties zijn van eventuele gefaseerde verlaging van het serviceniveau. Stemming Amendement A-2.2 (BPA, CDA) is verworpen met 16 stemmen voor en 22 tegen. voor: VVD, CDA, Groep Van Vliet (Roelé), BPA, Lijst Özcan tegen: PvdA, D66, GL, CU, Groep Van Vliet (Smit, Van Vliet), SP Amendement A-2.1 (VVD, CDA) is verworpen met 18 stemmen voor en 20 tegen. voor: VVD, CDA, Groep Van Vliet, BPA, Lijst Özcan tegen: PvdA, D66, GL, CU, SP Amendement A-2.3 (BPA, CDA) is verworpen met 15 stemmen voor en 23 tegen. voor: VVD, CDA, BPA, Lijst Özcan tegen: PvdA, D66, GL, CU, Groep Van Vliet, SP Amendement A-2.4 (BPA) is verworpen met 3 stemmen voor en 35 tegen voor: BPA, Lijst Özcan tegen: VVD, PvdA, D66, GL, CDA, CU, Groep Van Vliet, SP Amendement A-2.5 (BPA, CDA, VVD, GL) is aangenomen met 33 stemmen voor en 5 tegen. voor: VVD, D66, GL, CDA, CU, Groep Van Vliet, BPA, SP, Lijst Özcan tegen: PvdA Amendement A-2.6b (VVD, Lijst Özcan) is verworpen met 18 stemmen voor en 20 tegen voor: VVD, CDA, Groep Van Vliet, BPA, Lijst Özcan tegen: PvdA, D66, GL, CU, SP Amendement A-2.7a (VVD, CDA, Lijst Özcan) is aangenomen met 23 stemmen voor en 15 tegen. voor: VVD, CDA, CU, Groep Van Vliet, BPA, SP, Lijst Özcan tegen: PvdA, D66, GL Voorstel is unaniem aangenomen met inachtneming van de aangenomen amendementen. Reg.nr. Titel 3. Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan 4432313 Mediagroep EVA Besluit het Commissariaat voor de Media via bijgevoegde brief mee te delen dat de gemeenteraad Stichting Mediagroep EVA heeft getoetst aan de criteria van artikel 2.61 lid 2c en positief advies geeft over de samenstelling van het pbo. Besluit
Toezeggingen Stemming
Aangenomen met 34 stemmen voor en 4 tegen. voor: VVD, PvdA, D66, GL, CDA, CU, Groep Van Vliet, Lijst Özcan tegen: BPA, SP
#4496336 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 24 SEPTEMBER 2013
Titel
Reg.nr.
-
De heer C.W. Kraanen is op voordracht van de VVD-fractie benoemd. Reg.nr. 5. Motie SP: Amersfoort wil geen monsterprovincie!
-
4. Benoeming lid presidium
Besluit Toezeggingen Stemming Titel Besluit Toezeggingen Stemming
Motie M-5.1 (SP) is verworpen met 4 stemmen voor en 34 tegen. voor: BPA, SP tegen: VVD, PvdA, D66, GL, CDA, CU, Groep Van Vliet, Lijst Özcan
#4496336 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 24 SEPTEMBER 2013
Verslag raadsvergadering Het Besluit
24 september 2013 om 21.30 uur (nr. 4500340)
24 september 2013 Agenda pag. 3
1.
Vaststelling agenda
1a.
Interpellatieverzoek GroenLinks, PvdA, SP: Raadsinformatiebrief 2013-107 Bieding Keerkring 118
4
Motie: Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek natuurtuin en weggeefwinkel
7
6.
Besluit zonder debat, met moties en amendementen 2.
4411620
Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 'Van afval naar grondstof'
9
3.
4432313
Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA
19
Benoeming lid presidium
20
Motie: Amersfoort wil geen monsterprovincie!
20
Benoeming 4. Moties 5.
2
NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE RAAD DER GEMEENTE AMERSFOORT, GEHOUDEN OP DINSDAG 24 SEPTEMBER 2013 OM 21.30 UUR Voorzitter: drs. L.M.M. Bolsius Griffier: mevrouw W.M. van der Vlies Voorts zijn aanwezig: de leden: S. Adli, mevrouw M. Ballast-Tatarian, mr. H. Barske, W.M. van Bekkum, mr. R.K. Dijksterhuis, T.J.T. van Hamersveld, mevrouw drs. M.E. Hessels, drs. E. Hinloopen, mevrouw A. Houwing, G.H. Hunink, mevrouw drs. S.J. Kennedy-Doornbos, F. Killi, mevrouw ing. E.M.H. Koet-Minis, drs. B. van Koningsveld, C.W. Kraanen, mevrouw A.H. Land, A.M. Meijer, Y. el-Messaoudi, drs. P.J. Nederkoorn, R.P. Offereins, mevrouw drs. ing. I.L. Oostlander-Çetin, M. Özcan, mevrouw A.J. Pongers, dr. F.J. Prins, A.O. Roelé, mevrouw drs. N.P.C. Sanders, F. Schoenmaker, R. Schulten, G.J.A. Smit, S.R. Smits Alvarez, D.A. van de Velde, drs. E.D. van Vliet, G. van Vliet, drs. M. Vogels, mr. J.F.H. Voogt, D.H. van der Voort, ing. J.J.W. van Wegen en mevrouw drs. D. van Wijngaarden de wethouders: drs. ing. P. van den Berg, J.C. Buijtelaar, drs. C.J.M. van Eijk, drs. B.J. Lubbinge, R.G.H. van Muilekom Afwezig zijn: het lid: mevrouw ir. S. van Bruggen de wethouder: G.J. van der Werff De VOORZITTER opent de vergadering en heet allen welkom. De ontvangen berichten van verhindering worden gemeld. Tot leden van het stembureau worden benoemd de heren E. van Vliet, G. van Vliet en Van de Voort. Mevrouw Ballast-Tatarian wordt gefeliciteerd met haar verjaardag. 1.
Vaststellen agenda De VOORZITTER: - GroenLinks, PvdA, SP hebben verzocht een interpellatie te mogen houden. Het presidium heeft hierop positief geadviseerd. Hiertoe wordt besloten bij agendapunt 1a. - BPA heeft verzocht agendapunt 2: "Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 'Van afval naar grondstof'" te behandelen als agendapunt met debat. Het presidium heeft hierop geen advies uitgebracht. De heer SCHOENMAKER (SP): - Gaat akkoord met debat. De heer NEDERKOORN (D66): - Heeft behoefte aan toelichting van BPA. Zijn er nieuwe argumenten? De heer SCHULTEN (BPA): - Wil uitgangspunten die de amendementen niet dekken in een debat meenemen. De VOORZITTER: - BPA krijgt ruimte voor een korte toelichting. - SP en VVD hebben verzocht agendapunt 3: "Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA" niet te behandelen. BPA heeft verzocht agendapunt 3 als agendapunt met debat te behandelen. Het presidium adviseert het agendapunt wel te behandelen.
3
De heer MEIJER (SP): - Een programmabeleidbepalend orgaan is van grote betekenis. Er zijn vragen over de samenstelling, representativiteit en feitelijke invloed van een dergelijk orgaan. Als deze vragen er zijn, is het niet reëel om "ja" te zeggen, zonder compleet beeld. Verzoekt dit zo snel mogelijk in De Ronde te bespreken. De heer SMIT (Groep Van Vliet): - De raad moet beoordelen of de programmaraad representatief is. Is voor behandeling van het agendapunt. De heer NEDERKOORN (D66): - Sluit zich aan bij de argumentatie van de heer Smit. - Op de termijnagenda staat een Rondebespreking over EVA, waar alle punten aan de orde kunnen komen. Is tegen het ordevoorstel. De heer SCHULTEN (BPA): - Kan zich vinden in het verzoek om uitstel. Mevrouw LAND (GroenLinks): - Wil het onderwerp behandelen. Het gaat om de representativiteit van het programmabepalend orgaan. De heer HUNINK (ChristenUnie): - Wil het agendapunt behandelen. Vindt een uitgebreidere discussie in De Ronde belangrijk. De heer SMITS ALVAREZ (PvdA): - Het onderwerp kan worden behandeld. Dit zegt niets over de mening van de raad over de inzet op televisie. Mevrouw OOSTLANDER-ÇETIN (CDA): - Het onderwerp kan worden behandeld. Wil in De Ronde verder spreken over de lokale omroep. De VOORZITTER: - Brengt het ordevoorstel in stemming. Voor het ordevoorstel stemmen de leden van de fracties van PvdA, D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie, Groep Van Vliet en Lijst Özcan. Tegen het ordevoorstel stemmen de leden van de fracties van VVD, BPA en SP. Het ordevoorstel wordt aangenomen met 27 stemmen voor en 11 stemmen tegen. Agendapunt 3 wordt behandeld. De heer SCHULTEN (BPA): - Steunt het verzoek tot behandeling in De Ronde. Wil procedurele opmerkingen en tekortkomingen kunnen melden bij agendapunt 3. De heer SMIT (Groep Van Vliet): - Het benoemen van een programmaraad is het "zadelen van een dood paard". Wil de inhoudelijke discussie later voeren. De agenda wordt gewijzigd vastgesteld.
4
1a.
Interpellatieverzoek GroenLinks, PvdA, SP: Raadsinformatiebrief 2013-107 Bieding Keerkring 118 De heer VAN DE VELDE (GroenLinks): - Er ligt een voorgenomen collegebesluit. Is blij dat het college de mogelijkheid wil bieden voor de twee bewonersinitiatieven een haalbaarheidsonderzoek te doen naar een bod op Keerkring 118. In de raadsinformatiebrief wordt het voorgenomen besluit toegelicht. In de raadsinformatiebrief wordt 1 oktober als datum genoemd om de gebruikersovereenkomsten met de Weggeefwinkel en de Buurtnatuurtuin op te zeggen. Daarmee dreigt de raad buitenspel te worden gezet. Verzoekt dit onderdeel van het voorgenomen besluit te schrappen. - De termijnstelling waarbinnen het bod van het college wordt verwacht (1 december 2013) wordt genoemd in de raadsinformatiebrief. Verzoekt de bewoners de ruimte te gunnen voor een goed haalbaarheidsonderzoek en de termijn van drie maanden te verlenen met als einddatum 31 december 2013. - Verzoekt het college de bewonersinitiatieven dezelfde faciliteiten te gunnen die ook aan andere maatschappelijke initiatieven werden verleend door het inzetten van onafhankelijke experts. - Het betreft een maatschappelijk initiatief. De overheid komt steeds meer met beleidsdoelstellingen waarbij in toenemende mate een beroep wordt gedaan op bewoners. Vraagt agendering in De Ronde hoe om te gaan met maatschappelijke initiatieven en hoe de gemeente die initiatieven zal faciliteren. - Afhankelijk van de beantwoording wordt een motie ingediend. De heer SMIT (Groep Van Vliet): - In hoeverre is het college bereid het perceel met opstallen te verkopen aan de bewoners via sociale financiering? Dat wil zeggen dat de bewoners 20% van de prijs betalen en de rest op een nader te bepalen moment moeten aflossen. Het onroerend goed geldt als onderpand als de bewoners niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. De heer VOOGT (VVD): - Wat is de exacte opzegtermijn? - Is er zicht op dekking van het tekort? - Wat is het gevaar van precedentwerking bij dergelijke maatschappelijke initiatieven? De heer VAN DE VOORT (D66): - Noemt het "raadsmakelaarschap". Tot hoever gaat de raad erover? - Uit de beantwoording van het college is op te maken dat er mogelijk nieuwe afspraken moeten worden gemaakt met de nieuwe eigenaar. Kan van het terrein gebruik worden gemaakt totdat de bestemming daadwerkelijk is gewijzigd? Heeft het college dat bij de mogelijke nieuwe eigenaar "in de week gelegd"? De heer VAN WEGEN (BPA): - Ondersteunt het onderzoek. - Onlangs is bij De Wieken/Vinkenhoef een tuincentrum grond verkocht waarbij het tweede stuk grond tussen nu en vijf jaar kan worden betaald. Deze partij moet zeker enige ruimte krijgen.
5
De heer BUIJTELAAR (wethouder): 1. Bent u met ons van mening dat het opzeggen van de gebruikersovereenkomst met de Weggeefwinkel en de Buurtnatuurtuin zoals u voorstelt in RIB 2013-107 per 1 oktober a.s. de raad buiten spel zou zetten en daarmee ruimte ontneemt voor de raad om tot een zelfstandig oordeel te komen inzake het verzoek van de Weggeefwinkel en de Natuurtuin? Zo nee, waarom niet? Heeft met de raadsinformatiebrief getracht de raad in positie te houden voorafgaand aan onomkeerbare stappen. Dacht hieraan in deze raadsvergadering op een reguliere wijze invulling te kunnen geven. Heeft de raad niet buitenspel willen zetten. 2. Bent u met de interpretatie van het verzoek van de Weggeefwinkel en de Buurtnatuurtuin inzake het haalbaarheidsonderzoek en het daarmee samenhangende bod niet voorbijgegaan aan hun verzoek daar een termijn voor te nemen van drie maanden en dat derhalve het redelijk zou zijn 31 december aan te houden als einddatum? Zo nee, waarom niet? De initiatiefnemers hebben schriftelijk verzocht de termijn waarbinnen een bod van ondergetekende kan worden geëffectueerd minimaal met drie maanden te verlengen. Deze termijn staat voor het doen van een haalbaarheidsonderzoek. Ook wordt verzocht de termijn waarin het bod wordt vergund minimaal te verlengen tot 1 december 2013. De brief is op 29 augustus jl. opgesteld. Een uitstel van 3 maanden komt dan uit op 1 december 2013. Dat is de datum die in de raadsinformatiebrief is aangegeven. Over het vergunnen van het bod wordt in de eerste reguliere vergadering van januari 2014 besloten. Dat is ruim boven de gevraagde termijn. De initiatiefnemers zijn in december 2012 al op de hoogte gebracht van het voornemen. 3. Hoe staat u tegenover het idee hen dezelfde faciliteiten te verlenen die ook aan andere maatschappelijk initiatieven werden verleend in de vorm van het inzetten van onafhankelijke experts die op onderdelen hun steun en advies kunnen verlenen, zoals dat ook het geval was voor het Klokhuis, de Boerderij, het Middelpunt en ook het Koerhuijs? De gemeente wil vastgoed afstoten. Verwijst naar het Plan van Aanpak voor het strategisch vastgoed van 17 november 2010. Daarin is ook gemeld dat de gemeente niet-strategisch vastgoed wilde afstoten. Op 19 april 2012 is in raadsinformatiebrief 2012-35 aangegeven dat de gemeente vastgoed wilde afstoten, waarbij in een bijlage het nietstrategische vastgoed is vermeld. Daarbij is ook de Keerkring in beeld gebracht. Bij de Tussenbalans 2012 is aangegeven dat waar de bezuinigingsopgaven liggen de verbeterde exploitatie van het gemeentelijk vastgoed van de periode 2014-2017 € 1 miljoen structureel moet opleveren. Dat is in de begroting vastgesteld. Als wordt uitgegaan van een maximale opbrengstverkrijging van het afstoten van niet-strategisch vastgoed, dan zal verlening van steun voor het faciliteren afbreuk doen aan deze doelstelling. Dat zijn twee opgaves die elkaar tegenspreken. 4. Bent u bereid mee te werken aan het aan de orde stellen van bespreking in De Ronde van het agendapunt hoe als gemeente om te gaan met maatschappelijke initiatieven en op welke manieren de gemeente die initiatieven zal faciliteren? Als de raad dit in De Ronde wil agenderen, is het college graag bereid hierover te spreken. Dan moet ook de vastgestelde bezuinigingsoperatie en -opgave van € 1 miljoen en de haalbaarheid daarvan als het gaat om de invulling via het vastgoed besproken worden. 6
5. In hoeverre is het college bereid het perceel met opstallen te verkopen aan de bewoners via sociale financiering? Dan blijft de gemeente voor een deel eigenaar totdat de laatste termijn is afbetaald of het pand gaat terug naar de gemeente als het niet haalbaar is. Deze vraag moet in brede zin worden meegenomen in de discussie. Wil richtinggevende uitspraken doen. 6. Wat is de exacte opzegtermijn? Naar aanleiding van een discussie en de SP-motie is de opzegtermijn op zes maanden gesteld. Als de opzegtermijn per 1 oktober ingaat, dan gaat de termijn vanaf dat moment in. 7. Is er zicht op dekking van het tekort? Los van de keuze die wordt gemaakt voor dit specifieke pand, moet het in de brede context van de opgave worden gezien. Gediscussieerd moet worden waar dan de bezuinigingsopgave uit moet worden gedekt. De begroting moet worden uitgevoerd. 8. Wat is het gevaar van precedentwerking bij dergelijke maatschappelijke initiatieven? Precedentwerking is mogelijk. Kan dat niet op voorhand aangeven. 9. Kan van het terrein gebruik worden gemaakt totdat de bestemming daadwerkelijk is gewijzigd? Heeft het college dat bij de mogelijke nieuwe eigenaar "in de week gelegd"? Dat is primair een zaak tussen degene die het aankoopt en degene die het nu gebruikt. Is bereid een bemiddelende rol te spelen. Het is aan de kopende partij hoe hiermee wordt omgegaan. 10. Onlangs is bij De Wieken/Vinkenhoef een tuincentrum grond verkocht waarbij het tweede stuk grond tussen nu en vijf jaar kan worden betaald. Deze partij moet zeker enige ruimte krijgen. Dat is een keuze die voorligt. Schorsing op verzoek van SP en GroenLinks van 22.10 uur tot 22.21 uur.
6.
Motie: Ruimte voor Natuurtuin en Weggeefwinkel De heer VAN DE VELDE (GroenLinks): - Is niet overtuigd door de antwoorden van de wethouder. Dient, mede namens PvdA en SP motie M-6.1 in. Motie M-6.1, ingediend door GroenLinks, PvdA, SP: Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek Natuurtuin en Weggeefwinkel "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; overwegende dat: het college in de RIB 2013-107 het voornemen uitspreekt tot een besluit, waarbij de huidige gebruikers van perceel Keerkring 118, de Weggeefwinkel en de Buurtnatuurtuin, op hun verzoek de ruimte krijgen geboden tot het doen van een haalbaarheidsonderzoek zodat ze een bod in brede zin (koop, huurkoop, pacht et cetera) kunnen doen; het verzoek een haalbaarheidsonderzoek inhoudt het doen van een bod inzake verwerving van het perceel Keerkring 118 waarvoor een termijn genoemd werd van drie maanden; de raad de ruimte kreeg op 10 september jl. om zich een zelfstandig oordeel te vormen over het verzoek van beide bewonersinitiatieven uitstel op besluitvorming betreffende verkoop van het perceel te verle7
nen; in de RIB 2013-107 het voornemen wordt uitgesproken de gebruikersovereenkomsten met beide bewonersinitiatieven per 1 oktober a.s. op te zeggen, waardoor de raad buitenspel dreigt te geraken; het hier gaat om belangrijke maatschappelijke initiatieven, waarbij bewoners zelf aan de slag gaan om te werken aan maatschappelijke doelen, waartoe door de overheid in toenemende mate beroep gedaan wordt op burgers zich daarvoor in te zetten;
verzoekt het college: 1 oktober als datum voor beëindiging van de gebruikersovereenkomsten te schrappen; de Natuurtuin en de Weggeefwinkel tot 31 december a.s. uitstel te verlenen om een haalbaarheidsonderzoek te laten uitvoeren in verband met een uit te brengen bod in brede zin (koop, huurkoop, pacht et cetera); het haalbaarheidsonderzoek te faciliteren door het inzetten van experts; in een Ronde te bespreken hoe om te gaan met maatschappelijke initiatieven als gemeente; en gaat over tot de orde van de dag." De heer BUIJTELAAR (wethouder): - Is bereid de datum van 1 oktober twee weken naar achter te schuiven. - Uitstel voor het bod is mogelijk. - De raad heeft een opgave van € 1 miljoen geformuleerd, die dan moeilijk is te realiseren. Ontraadt het verzoek tot een haalbaarheidsonderzoek. - Heeft geen bezwaar tegen bespreking in De Ronde. De VOORZITTER: - Gaat over tot de stemming. Motie M-6.1, ingediend door GroenLinks, PvdA, SP: Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek Natuurtuin en Weggeefwinkel De heer VOOGT (VVD): - Waardeert initiatieven van inwoners. Voorstellen moeten realiteitswaarde hebben. Heeft begrip voor enig uitstel tot december. Dan moet een duidelijk uitgewerkt voorstel voorliggen waarop kan worden besloten. Is onzeker over het inzetten van experts. Wat gaat hier gebeuren? Kan zich grotendeels vinden in de motie als er garanties zijn dat er een haalbaar voorstel komt. Mevrouw KENNEDY-DOORNBOS (ChristenUnie): - Vindt het goed dit maatschappelijk initiatief te behandelen zoals ook initiatieven voor buurthuizen zijn behandeld. Initiatiefnemers moeten toegang krijgen tot dezelfde faciliteiten. - Tot 31 december 2013 krijgen zij de gelegenheid om een bod uit te brengen. - De datum van 1 oktober 2013 betekent een opzegtermijn tot 1 april 2014. - Steunt motie M-6.1: "Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek Natuurtuin en Weggeefwinkel".
8
De heer SMIT (Groep Van Vliet): - Kan zich in grote lijnen vinden in het betoog van mevrouw Kennedy. - Hoopt dat het model van sociale financiering een rol gaat spelen. - Steunt motie M-6.1: "Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek Natuurtuin en Weggeefwinkel". De heer VAN WEGEN (BPA): - Wil dit maatschappelijk initiatief graag hetzelfde behandeld zien als alle andere. - Ziet niet dat deze € 140.000,00 de grote financiële problemen van Amersfoort oplost. Adviseert het college zich te concentreren op het andere vastgoed. De heer VAN DE VOORT (D66): - Vindt het niet verstandig voor "raadsmakelaar" te spelen. Er zijn maatschappelijke initiatieven die moeten worden ondersteund. Wil ervoor waken dat maatschappelijke initiatieven aan de subsidiekraan blijven hangen. - Steunt motie M-6.1: "Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek Natuurtuin en Weggeefwinkel". De heer OFFEREINS (CDA): - Loopt warm voor dergelijke initiatieven, waarbij mensen betrokken zijn voor hun buurt. Steunt motie M-6.1: "Ruimte voor haalbaarheidsonderzoek Natuurtuin en Weggeefwinkel". Voor de motie stemmen de leden van de fracties van PvdA, D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie, Groep Van Vliet, BPA, SP en Lijst Özcan. Tegen de motie stemmen de leden van de fractie van VVD. Motie M-6.1 wordt aangenomen met 31 stemmen voor en 7 stemmen tegen. 2.
Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 'Van afval naar grondstof' (4411620) De heer SCHULTEN (BPA): - Het Amersfoortse Grondstoffenplan is een voorbeeld van veel ambitie met weinig realisme. Het college wil door verandering van inwonersgedrag het percentage gescheiden inzameling ophogen van 53% tot 70% in 2020. In 2030 moet Amersfoort afvalloos zijn. - Het college wil het restafval drastisch verminderen door een lagere service bij de inzameling. Hoe is dat te realiseren? Waaruit bestaat vermindering van service? Heeft veel twijfels over de uitvoering. De wethouder heeft geen concrete antwoorden gegeven op de gestelde vragen. Dient, mede namens CDA, amendement A-2.2: "Haalbaarheid en effect" in. - De afvalkosten moeten op de begroting terug. Hoe gaat dat naar de burger terug, binnen welke termijn en in welke mate? Dient, mede namens CDA, amendement A-2.3: "Afvalstoffenheffing: kostenverlaging" in. - Van de inwoners wordt ander afvalgedrag verwacht. De filosofie achter het Grondstoffenplan is goed. De ambitie van 70% in zes jaar is te hoog. Al vijf jaar lang wordt in Amersfoort 53% van het afval gescheiden ingezameld, dankzij milieubewuste inwoners. Andere gemeenten blijven daar op achter. Wil de termijn verlengen tot 2025. 9
-
-
Dient amendement A-2.4: "Afvalscheidingspercentage 70% in 2025" in. Eerst moet het besef worden aangemoedigd dat afval scheiden loont. Dient, mede namens CDA, VVD en GroenLinks, amendement A-2.5a: "Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik" in. Amendement A-2.1: "Niet zomaar een lager serviceniveau restafval": vindt de term "onder strikte voorwaarden" te vaag.
Amendement A-2.2, ingediend door BPA, CDA: Grondstoffenplan – Haalbaarheid en effect "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; indieners overwegen dat: 1. beslispunt 1 inzet op gedragsverandering van de huishoudens en daarom naast een hogere service voor inzameling van waardevolle grondstoffen een lagere service voor restafval beoogt; 2. echter niet duidelijk is uit welke maatregelen de lagere service voor restafval zal bestaan, ook niet duidelijk is hoe voorkomen wordt dat de 'goeden onder de kwaden lijden'; 3. een lager serviceniveau het gevaar van illegale dumping van restafval oproept; 4. alvorens de uitgangspunten worden toegepast, de raad overtuigd moet zijn van de haalbaarheid en het effect van de gradatiemaatregelen in service op de beoogde gedragsverandering; en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: uitgangspunt 1 onder het beslispunt van het raadsbesluit "Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 van afval naar grondstof" als volgt aan te vullen: "met dien verstande dat de gemeenteraad eerst de uitvoeringsmaatregelen van de serviceverlaging van het restafval ter discussie krijgt voorgelegd alvorens dit uitgangspunt werkingskracht krijgt."" Amendement A-2.3, ingediend door BPA, CDA: Grondstoffenplan – Afvalstoffenheffing: kostenverlaging "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; indieners overwegen dat: 1. bij uitgangspunt 2 ("Kosten") van het beslispunt staat dat gestreefd wordt naar een kostenverlaging van de afvalinzameling van 15%; 2. uit Argumenten 2.1 en 2.2 van het raadsvoorstel blijkt dat op termijn het streven voorligt de afvalstoffenheffing te verlagen; 3. het dus geen bezwaar kan ontmoeten om bij dit streven de inverdieneffecten naar de burger terug te sluizen; en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit:
10
uitgangspunt 2 onder het beslispunt van het raadsbesluit "Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 van afval naar grondstof" als volgt aan te vullen: "met als ambitie de financiële inverdieneffecten via verlaging van de Afvalstoffenheffing zo veel mogelijk terug te sluizen naar belastingbetaler."" Amendement A-2.4, ingediend door BPA: Grondstoffenplan – Afvalscheidingspercentage 70% in 2025 "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; indieners overwegen dat: 1. uitgangspunt 3 streeft naar een afvalscheidingspercentage van minimaal 70% in 2020; 2. dit percentage in Amersfoort zich al jaren beweegt rond 53%; 3. de voorgestelde ambitie over zes jaar moet zijn bereikt door gedragsverandering van inwoners en huishoudens; 4. de ambitie flink aan realisme wint door het jaar 2025 tot uitgangspunt te nemen; en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: bij uitgangspunt 3 van het beslispunt in het raadsbesluit "Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020: van afval naar grondstof" het jaartal "2020" te wijzigen in "2025"." Amendement A-2.5a, ingediend door BPA, CDA, VVD, GroenLinks: Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; indieners overwegen dat: 1. het Grondstoffenplan 2014-2020 beoogt gedragsverandering bij inwoners en huishoudens te bewerkstellingen, zodat zij afval gaan scheiden opdat grondstoffen hergebruikt kunnen worden; 2. stimuleren van bewust gedrag bij afvalscheiding een belangrijke bijdrage aan de vermindering van restafval kan leveren; 3. lokale burger- en bedrijfsinitiatieven die (her)gebruik van nog waardevolle goederen, grondstoffen en voedsel beogen een belangrijke bijdrage (kunnen) leveren aan de verbetering van afscheidingsgedrag en het verminderen van het op te halen nutteloze en te verbranden restafval; 4. in de beslispunten op dit aspect geen uitgangspunt is opgenomen; en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: onder het beslispunt van het raadsbesluit "Uitgangspunten Grondstoffenplan 2014-2020 van afval naar grondstof" het volgende uitgangspunt toe te voegen: 11
"5) Afvalscheidings- en hergebruikgedrag: lokale burger- en bedrijfsinitiatieven die (her)gebruik van goederen, grondstoffen en voedsel beogen, te stimuleren."" De heer BARSKE (VVD): - Bij het vaststellen van uitgangspunten worden de spelregels vastgesteld waarna de uitgangspunten verder worden uitgewerkt door het college. Is blij met het ambitieuze stuk dat voorligt. - Wil doorkijken naar de aanpak. Op voorhand wordt een uitgangspunt vastgelegd dat een lager serviceniveau wordt doorgevoerd, zonder dat de consequenties daarvan bekend zijn. Eerst moet ervoor worden gezorgd dat de hoeveelheid restafval afneemt. - Vraagt het college in te zetten op gedragsverandering. Dient, mede namens CDA, amendement A-2.1: "Niet zomaar een lager serviceniveau restafval" in. - Het serviceniveau voor restafval mag pas worden verlaagd als het aandeel/de hoeveelheid restafval op de totale hoeveelheid afval substantieel is verminderd. Dient, mede namens Lijst Özcan, amendement A-2.6b: "Eerst minder restafval, dan pas lager serviceniveau restafval" in. - Het vaststellen van het serviceniveau kan alleen worden vastgesteld door de dan zittende gemeenteraad. Dient mede namens CDA en Lijst Özcan amendement A-2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden" in. - Staat sympathiek tegenover de amendementen van BPA. Amendement A-2.1, ingediend door VVD, CDA: Niet zomaar een lager serviceniveau restafval "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; overwegende dat: 1. in uitgangspunt 1 onder het beslispunt wordt voorgesteld om in te zetten op gedragsverandering: "daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-, fruit- en tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval"; 2. de wethouder in De Ronde heeft aangegeven dat positieve prikkels een groot effect hebben, maar dat voor naar het beneden brengen van het aandeel/hoeveelheid restafval een negatieve prikkel nodig zou zijn; 3. het huidige afvalbeleid van de gemeente Amersfoort, met als belangrijke punten hoog serviceniveau voor ophalen restafval en 'gratis' inleveren van restafval voor burgers, het dumpen van afval tegengaat; 4. een laag serviceniveau voor restafval ook ander ongewenst gedrag tot gevolg kan hebben als het dumpen van restafval in de kliko van de buren; 5. er strikte randvoorwaarden moeten zijn voordat het serviceniveau voor restafval wordt verlaagd; en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: 1.
Uitgangspunt 1 onder het beslispunt te vervangen door de tekst: "Dienstverlening/Service: in te zetten op gedragsverandering, daarom 12
een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-, fruit- en tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en op langere termijn onder strikte voorwaarden een lagere service op restafval."" Amendement A-2.6b, ingediend door VVD, Lijst Özcan: Eerst minder restafval, dan pas lager serviceniveau restafval "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; overwegende dat: 1. in uitgangspunt 1 onder het beslispunt wordt voorgesteld om in te zetten op gedragsverandering: "daarom een hogere service op waardevolle grondstoffen (groente-, fruit- en tuinafval (gft), papier en kunststof verpakkingsafval) en een lagere service op restafval"; 2. de wethouder in De Ronde heeft aangegeven dat positieve prikkels een groot effect hebben, maar dat voor naar het beneden brengen van het aandeel/hoeveelheid restafval een negatieve prikkel nodig zou zijn; 3. het huidige afvalbeleid van de gemeente Amersfoort, met als belangrijke punten hoog serviceniveau voor ophalen restafval en 'gratis' inleveren van restafval voor burgers, het dumpen van afval tegengaat; 4. een laag serviceniveau voor restafval ook ander ongewenst gedrag tot gevolg kan hebben als het dumpen van restafval in de kliko van de buren; 5. het beter zou zijn als eerst de hoeveelheid restafval naar beneden wordt gebracht, voordat het serviceniveau voor restafval wordt verlaagd; en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: 1. Aan het beslispunt van het raadsbesluit een nieuw uitgangspunt (5) toe te voegen: "Het serviceniveau voor restafval als bedoeld bij uitgangspunt 1 wordt pas verlaagd als het aandeel/de hoeveelheid restafval op de totale hoeveelheid afval substantieel verminderd (minimaal 20% minder) is." Amendement A-2.7a, ingediend door VVD, CDA, Lijst Özcan: Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; overwegende dat: 1. bij de kanttekeningen onder 2.1 staat: "Indien de afvalinzamelingkosten met 15% dalen en de grondstoffen minder opbrengen dan gehoopt, betekent dit dat er op één van de drie uitgangspunten service, kosten of milieu ingeleverd moet worden. Als kostendoelstellingen milieudoelstellingen overeind blijven, betekent dit dat het serviceniveau over het algemeen lager wordt."; 2. het college voorstelt om in dat geval het serviceniveau voor restafval te verlagen; 3. als de doelstellingen uit het Grondstoffenplan 2014-2020 niet gehaald worden is het de gemeenteraad die dan zitting heeft om te beslissen 13
welke doelstellingen prevaleren en welke maatregelen genomen moeten worden; 4. de voorstellen uit het raadsvoorstel een opeenstapeling van verlagingen van het serviceniveau voor restafval tot gevolg kan hebben; en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: 1. aan het beslispunt van het raadsbesluit een nieuw uitgangspunt (6) toe te voegen: "Als de doelstellingen uit het Grondstoffenplan 2014 – 2020 niet gehaald worden, dan is het aan de dan zittende raad om te beslissen welke doelstellingen prevaleren en welke maatregelen genomen moeten worden."; 2. het college te verzoeken om in het raadsvoorstel de tekst bij Kanttekeningen onder 2.1 op het voorgaande aan te passen." De VOORZITTER: - De amendementen A-2.1: "Niet zomaar lager serviceniveau restafval" en A-2.2: "Grondstoffenplan –Haalbaarheid en effect" hebben betrekking op hetzelfde uitgangspunt. Als amendement A-2.1 wordt aangenomen, heeft het geen zin amendement A-2.2 in stemming te brengen, omdat het eerstgenoemde amendement verder gaat. De heer SCHULTEN (BPA): Spreekt dit tegen. Amendement A-2.2: "Grondstoffenplan – Haalbaarheid en effect" gaat verder, omdat hierin wordt voorgesteld de uitwerking op te schorten tot de discussie in de raad is geweest. De heer BARSKE (VVD): - De amendementen zijn niet met elkaar te vergelijken. Amendement A2.2: "Grondstoffenplan –Haalbaarheid en effect" wordt gesteund. - Amendement A-2.3: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing" wordt gesteund, omdat deze over de toekomst gaat. - Amendement A-2.4: "Grondstoffenplan – afvalscheidingspercentage 70% in 2025" wordt niet gesteund. - Amendement A-2.5a: "Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik": Is voor het stimuleren van burgerinitiatieven en rijksinitiatieven. "Zoveel als mogelijk" is een vrijbrief voor het extra subsidiëren van allerlei initiatieven en kan daarom niet worden gesteund. De heer SMITS ALVAREZ (PvdA): - Veel voorstellen kunnen beter in december aan de orde komen en worden daarom niet gesteund. - Amendement A-2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden": Is er een evaluatie ingepland? Zo nee, is het college bereid dit te doen? - Worden ook varianten uitgewerkt waarbij de consequenties van het wijzigen van het serviceniveau worden aangegeven? - Amendement A-2.3: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": Dit voorstel moet in een breder kader bij de begroting worden ingediend. Dit amendement is prematuur. 14
De heer SCHOENMAKER (SP): - Is enthousiast over het collegevoorstel. Het betreft hier uitgangspunten. Wacht de voorstellen met belangstelling af. - Amendementen A-2.5a: "Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burgeren bedrijfsinitiatieven voor hergebruik" en A-2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden" worden gesteund. Mevrouw SANDERS (D66): - Is blij met het ambitieuze gehalte van deze startnotitie die in december nader wordt uitgewerkt. Alle amendementen zijn te vroeg, ondanks de begrijpelijke zorgen. - Kostenverlaging voor inwoners kan een directe stimulans zijn. De proef in Nieuwland met een plastic container per huishouden is positief. - Wil in het najaar een voorstel doen voor subsidie voor nieuwe initiatieven. Wellicht kan de relatie worden gelegd tussen gft-afval en stadslandbouw of kan een app worden ontwikkeld met afvallocaties. Mevrouw KOET-MINIS (GroenLinks): - Amendementen A-2.1: "Niet zomaar lager serviceniveau restafval", A2-6b: "Eerst minder restafval dan minder ophalen" en A-2.7a: ""Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden" worden niet gesteund. - Amendement A-2.2: "Grondstoffenplan –Haalbaarheid en effect" is sympathiek. Hoe staat de wethouder daar tegenover? - Amendement A-2.3: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": Dit komt terug in de begroting. Dit amendement wordt niet gesteund. - Amendement A-2.4: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": Wil uitgaan van 2020. Dit amendement wordt niet gesteund. - Amendement A-2.5a: "Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik" is sympathiek. "Zoveel als mogelijk" is niet SMART geformuleerd. Hoe staat de wethouder daar tegenover? De heer SMIT (Groep Van Vliet): - Het zijn nog uitgangspunten. - Amendement A-2.1: "Niet zomaar lager serviceniveau restafval" wordt gesteund. - Amendement A-2.2: "Grondstoffenplan –Haalbaarheid en effect" heeft geen zin en wordt daarom niet gesteund. - Amendement A-2.3: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": Afvalstoffenheffing moet kostendekkend zijn. Wat meer wordt geïnd, moet worden terugbetaald. - Amendement A-2.4: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": 2020 is een goed jaartal, omdat het een zekere druk legt op de maatregel. In grotere steden liggen de percentages lager, omdat daar meer gestapelde bouw is. - Amendementen A-2.5a: "Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burgeren bedrijfsinitiatieven voor hergebruik", A-2.6b: "Eerst minder restafval dan minder ophalen" en A2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden" 15
worden gesteund.
De heer DIJKSTERHUIS (ChristenUnie): - Is er bij het beoordelen van de amendementen van uitgegaan dat het gaat om uitgangspunten. - Om gedragsverandering te bewerkstelligen, is het effect groter als zowel een positieve als een negatieve prikkel wordt gegeven. Amendementen A-2.1: "Niet zomaar lager serviceniveau restafval", A2-2: "Grondstoffenplan –Haalbaarheid en effect" en A2-6b: "Eerst minder restafval dan minder ophalen" worden niet gesteund. - Volgt de argumentatie van de heer Smit over amendement A-2.3: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing". Omdat het een gesloten systeem is, moet alles wat teveel wordt doorbelast worden terugbetaald. - Amendement A-2.4: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": Kan goed leven met de ambitie van 2020. Als blijkt dat dit niet reëel is, kan de datum dan worden aangepast. - Amendement A-2.5a: "Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik" wordt gesteund. Verwacht dat deze terugkomt in de definitieve scenario's. - Amendement A-2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden": Bedoelt de wethouder kanttekening 2.1 zo hard als het er staat, namelijk dat als er iets niet wordt gehaald dat het negatieve effect daarvan onmiddellijk ten laste komt van het serviceniveau? De heer VAN EIJK (wethouder): - Nu wordt gesproken over de uitgangspunten. Over twee maanden komt het daadwerkelijke Grondstoffenplan aan de orde. In de uitgangspunten hebben drie "knoppen" met elkaar te maken: serviceniveau, milieueffecten en kosten. Wil uitgangspunten formuleren en inzichtelijk maken wat het effect is van de drie "knoppen" om zo te komen tot een gedegen voorstel. Een aantal amendementen klinkt sympathiek, maar wordt ontraden. Wil zich beperken tot de uitgangspunten. - Amendement A-2.1: "Niet zomaar lager serviceniveau restafval": Stoort zich aan de term "langere termijn". Als een van de "knoppen" op slot wordt gezet, heeft dat onlosmakelijk consequenties voor de andere "knoppen". Alles wat wordt gedaan, is onder voorwaarden. Verwacht dat een negatieve prikkel nodig is om de milieudoelstelling te halen. In de uit te werken varianten wordt gekeken wat het effect is van continueren of temporiseren van het serviceniveau. Wil op basis van die informatie een keuze maken en dit niet op voorhand formuleren. Ontraadt het amendement. - Amendement A-2.2: "Grondstoffenplan – Haalbaarheid en effect": Wil de raad goed onderbouwd, met de verschillende varianten, de keuze laten maken. De effecten in de uitvoering worden inzichtelijk gemaakt. Heeft dit in De Ronde reeds toegezegd. Dit amendement is overbodig. - Amendement A-2.3: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": Bevestigt dat de financiering van inzameling en verwerking een soort gesloten systeem is met inkomsten op basis van de afvalstoffenverordening. Dit is een politieke keuze die is gekoppeld aan de begroting. Heeft inhoudelijk geen bezwaar tegen deze ambitie. Bij 16
-
-
-
-
de begroting moet een keuze worden gemaakt. Amendement A-2.4: "Grondstoffenplan – kostenverlaging afvalstoffenheffing": Is teleurgesteld als de raad dit amendement steunt. Wil de ambitie hoog houden. In Maastricht wordt nu al 70% en in Apeldoorn 65% ingezameld. Amendement A-2.5a: "Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik" wordt omarmd. Concentreert zich nu op de wijze van afvalstoffeninzameling. Wil dit een plek geven in het Grondstoffenplan. Stimulering staat niet altijd gelijk aan bekostiging en subsidiëring. Amendement A-2.6b: "Eerst minder restafval dan minder ophalen" wordt ontraden. Dit amendement zet de zaak op slot en brengt verhoging van de kosten met zich mee. Het is geen prikkel om tot grondstoffeninzameling te komen en het heeft teveel effect op de andere varianten. Amendement A-2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden": In de Grondstoffennota wordt ingegaan op de jaarlijkse monitoring van de effecten. Aan het eind van de rit komt een gedegen evaluatie en is de raad aan zet.
De heer SMITS ALVAREZ (PvdA): - Amendementen A-2.1: "Niet zomaar lager serviceniveau restafval" en A-2.6b: "Eerst minder restafval dan minder ophalen" hebben financiële consequenties. Om wat voor bedragen gaat dit? Waar wordt de dekking gevonden? De heer VAN EIJK (wethouder): - Het gaat om forse bedragen. Om de doelstelling van 5% te halen, moet de dekking ergens anders worden gevonden. Zal de consequenties in kaart brengen, zodat de raad een keuze kan maken. De heer SCHULTEN (BPA): - Amendement A-2.5a: "Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik" wordt als volgt gewijzigd: "zoveel als mogelijk" wordt geschrapt. VVD en GroenLinks tekenen mee. - Dit is niet het juiste moment om te spreken over terugbetalen van geld aan de burger. Wat is het dan waard in de discussie? Kan het amendement ook bij de begroting worden ingediend? De VOORZITTER: - Het amendement kan ook bij de begroting worden ingediend. - Amendement A-2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden": Het college wordt verzocht de tekst van het raadsvoorstel aan te passen. Hoe werkt dit amendement uit? Het raadsvoorstel komt niet meer op de agenda. Het presidium moet kijken hoe dergelijke amendementen uitwerken. De heer BARSKE (VVD): - Door amendementen A-2.1: "Niet zomaar lager serviceniveau restafval" en A-2.6b: "Eerst minder restafval dan minder ophalen" wordt het college de mogelijkheid ontnomen om aan de knoppen te draaien. De knop kan ook later worden gedraaid als duidelijk is dat er minder restafval is. Nu staat in de uitgangspunten dat voor een lager serviceniveau wordt gegaan. 17
-
Amendement A-2.7a: "Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden": Betreurt het dat de wethouder het amendement niet overneemt. Jaarlijks wordt een monitoring van het Grondstoffenplan aan de raad voorgelegd. Wordt het in Het Besluit geagendeerd? Het moet tijdig worden geagendeerd, zodat de raad er iets mee kan.
De VOORZITTER: - Gaat over tot de stemmingen. Amendement A-2.2, ingediend door BPA, CDA: Grondstoffenplan – Haalbaarheid en effect Voor het amendement stemmen de leden van de fracties van VVD, CDA, BPA, Lijst Özcan en de heer Roelé. Tegen het amendement stemmen de leden van de fracties van PvdA, D66, GroenLinks, ChristenUnie, SP, de heer Smit en de heer G. van Vliet. Amendement A-2.2 wordt verworpen met 16 stemmen voor en 22 stemmen tegen. Amendement A-2.1, ingediend door VVD, CDA: Niet zomaar lager serviceniveau restafval Voor het amendement stemmen de leden van de fracties van VVD, CDA, Groep Van Vliet, BPA en Lijst Özcan. Tegen het amendement stemmen de leden van de fracties van PvdA, D66, GroenLinks, ChristenUnie en SP. Amendement A-2.1 wordt verworpen met 18 stemmen voor en 20 stemmen tegen. Amendement A-2.3, ingediend door BPA, CDA: Grondstoffenplan – Afvalstoffenheffing kostenverlaging Voor het amendement stemmen de leden van de fracties van VVD, CDA, BPA en Lijst Özcan. Tegen het amendement stemmen de leden van de fracties van PvdA, D66, GroenLinks, ChristenUnie, Groep Van Vliet en SP. Amendement A-2.3 wordt verworpen met 15 stemmen voor en 23 stemmen tegen. Amendement A-2.4, ingediend door BPA: Grondstoffenplan – Afvalscheidingspercentage 70% in 2025 Voor het amendement stemmen de leden van de fracties van BPA en Lijst Özcan. Tegen het amendement stemmen de leden van de fracties van VVD, PvdA, D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie, Groep Van Vliet en SP. Amendement A-2.4 wordt verworpen met 3 stemmen voor en 35 stemmen tegen. Amendement A-2.5a, ingediend door BPA, CDA, VVD, GroenLinks: Grondstoffenplan – Stimuleer lokale burger- en bedrijfsinitiatieven voor hergebruik Voor het amendement stemmen de leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie, Groep Van Vliet, BPA, SP en Lijst Özcan. Tegen het amendement stemmen de leden van de fractie van PvdA. Amendement A-2.5a wordt aangenomen met 33 stemmen voor en 5 stemmen tegen. Amendement A-2.6b, ingediend door VVD, Lijst Özcan: Eerst minder restafval dan minder ophalen Voor het amendement stemmen de leden van de fracties van VVD, CDA, 18
Groep Van Vliet, BPA en Lijst Özcan. Tegen het amendement stemmen de leden van de fracties van PvdA, D66, GroenLinks, ChristenUnie en SP. Amendement A-2.6b wordt verworpen met 18 stemmen voor en 20 stemmen tegen. Amendement A-2.7a, ingediend door VVD, CDA, Lijst Özcan: Niet verlagen serviceniveau restafval als kostenreductie of milieudoelstelling niet gehaald worden Voor het amendement stemmen de leden van de fracties van VVD, CDA, ChristenUnie, Groep Van Vliet, BPA, SP en Lijst Özcan. Tegen het amendement stemmen de leden van de fracties van PvdA, D66 en GroenLinks. Amendement A-2.7a wordt aangenomen met 23 stemmen voor en 15 stemmen tegen. Geamendeerd raadsvoorstel: Uitgangspunten Grondstoffenplan 20142020 'Van afval naar grondstof' (441620) Geamendeerd raadsvoorstel 441620 wordt unaniem aangenomen. 3.
Tussentijds advies programmabeleidbepalend orgaan Mediagroep EVA (4432313) De heer VOOGT (VVD): - Was benieuwd naar het functioneren van het PBO en de visie op het programmabeleid. Representativiteit lijkt gewaarborgd. Stemt in. Het onderwerp kan in De Ronde nader worden besproken. De heer MEIJER (SP): - Stemt tegen het voorstel, omdat geen discussie is gevoerd. De heer SCHULTEN (BPA): - Er zijn twee grote momenten: zendmachtiging en dit aspect. Als het om de positie van de raad gaat, is er sprake van overschrijding. Dat zit de BPA dwars. De wethouder heeft de zaken niet op orde. Stemt tegen het voorstel. De heer HUNINK (ChristenUnie): - Wil graag in gesprek over hoe deze procedure is verlopen. Stemt nu voor het voorstel. De heer SMITS ALVAREZ (PvdA): - Het is zo laat omdat de gemeente Leusden de zaken niet goed op orde heeft. - Het is niet duidelijk hoe de selectie van deze personen tot stand is gekomen. Mist dat de werkgevers vertegenwoordigd moeten worden. Maatschappelijke Zorg en Welzijn is niet vertegenwoordigd. Er is geen stroming vanuit Amersfoort-Zuid. De stromingen zoals in de Mediawet genoemd, zijn wel vertegenwoordigd. - Stemt voor het voorstel. Mevrouw LAND (GroenLinks): - Beschouwt deze lijst zoals deze is bedoeld. Heeft gecheckt op de representativiteit. Gaat graag in gesprek in De Ronde. De heer SMIT (Groep Van Vliet): - Is voor het voorstel. De discussie over het al dan niet functioneren en 19
voortbestaan van EVA komt nog. In Amersfoort-Noord gebeurt veel meer dan in Amersfoort-Zuid. Daarom is de vertegenwoordiging niet vreemd. Voor het voorstel stemmen de leden van de fracties van VVD, PvdA, D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie, Groep Van Vliet en Lijst Özcan. Tegen het voorstel stemmen de leden van de fracties van BPA en SP. Raadsvoorstel wordt aangenomen met 34 stemmen voor en 4 stemmen tegen. 4.
Benoeming lid presidium De VOORZITTER: - Het aantal uitgebrachte stemmen is 38, waarvan 1 van onwaarde. - De heer C.W. Kraanen wordt met 36 stemmen voor benoemd als lid van het presidium.
5.
Motie: Amersfoort wil geen monsterprovincie! De heer MEIJER (SP): - Wat staat te gebeuren, heeft grote betekenis. Een geplande samenvoeging van Utrecht, Noord-Holland en Flevoland zal verstrekkende gevolgen hebben. In de provincie wordt geprobeerd zoveel mogelijk tegengas te geven met een bestuurlijke reactie. De algemene lijn is geweest te proberen iedereen aan boord te houden. - Er lag de belofte om een referendum te houden. Vindt dat essentieel. Voorlopig is volstaan met een enquête onder 4.000 inwoners van de provincie. Hiervan heeft 53% zich tegen de fusie uitgesproken. - Amersfoort is de tweede stad en heeft iets te verdedigen. Amersfoort heeft een openbaar vervoersbelang. Het college komt met een stuk waarin wordt gesuggereerd samen te werken met Utrecht als tegenhanger voor de grote opschaling. Het openbaar vervoer in Utrecht bevindt zich in een buitengewoon droeve staat en wordt flink uitgekleed. De provincie kijkt ook hoe hier vanaf kan worden gekomen. In een dergelijke situatie is het moeilijk contact te houden met een bestuursorgaan als de provincie. Straks moet Amersfoort in gesprek met de gedeputeerde uit Den Helder om uit te leggen dat naast Amsterdam, Almere en Haarlem er ook nog Eemland is. Grote bezwaren voor Amersfoort. - Amersfoort is een stad met 150.000 inwoners. In het belang van deze mensen moet een positie worden ingenomen zodat de borden: "Amersfoort, Gemeente Amsterdam" niet verschijnen. - Dient motie M-5.1 in. Motie M-5.1, ingediend door SP: Amersfoort wil geen monsterprovincie! "De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 24 september 2013; overwegende: • dat het kabinet van plan is om de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland samen te voegen; • dat een dergelijke grootschalige monsterprovincie nog verder van de burger af gaat staan dan de huidige provincie al doet; • dat onderwerpen als het wegennet, openbaar vervoer en ruimtelijke indeling vragen om een provincie die het lokale belang op waarde kan schatten; 20
• • • •
dat er slechts een opiniepeiling is gehouden onder 4.000 inwoners, waarvan 53% zich tegen de provinciefusie heeft uitgesproken; dat het overwogen en representatiever referendum niet door lijkt te gaan vanwege een koerswijziging van de provinciale VVD-fractie; dat Amersfoort met 150.000 inwoners een grote stad is in de provincie Utrecht met totaal 1,2 miljoen inwoners; dat daarom Amersfoort zich, in het belang van haar inwoners, onomwonden tegen de provinciefusie uit moet spreken;
draagt het college op: • zich in alle overlegsituaties en fora onomwonden tegen de provinciefusie van Utrecht, Noord- Holland en Flevoland uit te spreken; • een zienswijze van deze strekking voor 16 oktober in te dienen; en gaat over tot de orde van de dag." De VOORZITTER: - In De Ronde is afgesproken dat er wordt gewerkt aan de zienswijze die op 8 oktober a.s. in de raad wordt besproken. Stelt voor geen inhoudelijke discussie te voeren. De heer SMIT (Groep Van Vliet): - Spreekt verbazing uit, omdat in De Ronde is gediscussieerd en dieper op de materie is ingegaan. Er moet een discussie plaatsvinden over hoe Amersfoort binnen zijn omgeving goed kan functioneren. Met deze motie worden geen mogelijkheden gecreëerd. - Steunt motie M-5.1: "Amersfoort wil geen monsterprovincie!" niet. Niet nadenken is achteruitgang. De heer NEDERKOORN (D66): - Vindt dit niet fair van SP. In De Ronde hebben alle partijen zich kunnen uitlaten. Nu wordt alleen de reactie gezien op een uitgebreid betoog van iemand die in De Ronde geen woordvoerder was. In De Ronde waren veel redelijke en goede argumenten om niet met deze motie in te stemmen. - Hoopt niet dat SP hiervan een gewoonte maakt. De heer MEIJER (SP): - Is door de heer Schoenmaker geïnformeerd over het verloop van De Ronde. De VOORZITTER: - Gaat over tot de stemming. De heer SCHULTEN (BPA): - Deelt het standpunt dat niet tot een monsterprovincie moet worden gekomen. Steunt motie M-5.1: "Amersfoort wil geen monsterprovincie!" De heer OFFEREINS (CDA): - Uit de suggestieve wijze waarop SP dit naar voren brengt, blijkt dat of SP niet weet waarover zij spreekt of bezig is met volksmennerij. In De Ronde zijn afspraken gemaakt over hoe hiermee wordt omgegaan. Ziet geen reden om deze motie te steunen of behandelen.
21
De heer BARSKE (VVD): - De overgrote meerderheid van de fracties heeft bepaald dat een zienswijze wordt ingediend dat Amersfoort op dit moment negatief staat tegenover een grote provincie. Voor de motie stemmen de leden van de fracties van BPA en SP. Tegen de motie stemmen de leden van de fracties van VVD, PvdA, D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie, Groep Van Vliet en Lijst Özcan. Motie M-5.1 wordt verworpen met stemmen 4 voor en 34 stemmen tegen.
De VOORZITTER sluit de vergadering (23.35 uur). Goedgekeurd door de raad der gemeente Amersfoort in de openbare vergadering van d.d. 8 oktober 2013 de griffier,
de voorzitter,
22
Verslag Het Besluit 24 september 2013
De Ronde en Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 24 september 2013 19:00
Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag Informatie Provinciale herindeling Peiling
Verslag Het Besluit 24 september 2013
Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag Informatie Inhoud agendapunt Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag (pdf) Amendement - A-8.3a PvdA en D66 Verruiming openingstijden voor horeca op woensdag en donderdag (9-7-2013) Bijlage - Horecanota Amersfoort - Ruimte voor ondernemers definitief - incl. verwerking amendementen Raadsinformatiebrief 2013-96 Besluitenlijst Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag (pdf) Audioverslag
Verslag Het Besluit 24 september 2013
Provinciale herindeling Peiling Inhoud agendapunt Provinciale herindeling (pdf) Peiling Zienswijze provinciale herindeling (pdf) Raadsinformatiebrief - RIB 2013-100 Herindelingsontwerp samenvoeging provincies Bijlage - *Vragen 2013-156, SP, Heeft Amersfoort geen mening over provinciefusie? (pdf) Bijlage - *Persbericht Provincie Utrecht (pdf) Bijlage - *Zienswijze Provinciale Staten Provinciale herindeling (pdf) *Bijlagen bij Zienswijze Provinciale Staten Bijlage - *CU: Voorstel zienswijze raad op herindelingsontwerp samenvoeging provincies (pdf) Bijlage - *BPA: Voorstel standpunt over de provinciale herindeling (pdf) Besluitenlijst Provinciale herindeling (pdf) Verslag Provinciale herindeling (pdf) Audioverslag
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Samenvatting Doel activiteit Reden van aanbieding
Van de raadsleden wordt gevraagd
Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag 24 september 2013 Ambtelijk contact College van B&W
Reg.nr.
4485050
Bakker-van der Bijl (033469 4230)
Bolsius Soort document Informatie n.v.t. Bij de behandeling van de Horecanota op 9 juli 2013 heeft de raad amendement A-8.3a aangenomen. In dat amendement werd voorgesteld om in de vergunningverlening de mogelijkheid te creëren om de sluitingstijden voor horeca B op woensdagen en donderdagen te verruimen naar 3:00 uur i.p.v. 2:00 uur. Ook werd voorgesteld om voor het studentenuur geen specifieke voorwaarden te stellen. Het college wil de consequenties van dit aangenomen amendement met de raad bespreken. - Kennis te nemen van de informatie - Vragen te stellen
Vervolgtraject Opm. presidium Soort verslag Bijbehorende documenten
Besluitenlijst Amendement A-8.3a: Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag Horecanota Amersfoort Raadsinformatiebrief 2013-96
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
#4488890 v1 - AGENDAPUNT DR 24-9-2013 VERRUIMING OPENINGSTIJDEN HORECA WOENSDAG EN DONDERDAG
Besluitenlijst De Ronde datum:
24 september 2013
vergaderruimte: Raadzaal (1.02) Titel Van Doel activiteit Voorstel
Voorzitter Secretaris Notulist Aanwezige woordvoerders Raadsleden/buitengewone fractieleden Inspreker(s) Conclusie voorzitter
van
19:00 tot
aantal bezoekers:
19:30 uur 8
4495984 Verruiming openingstijden horeca woensdag en donderdag Reg.nr. Soort verslag College van B&W Besluitenlijst Soort activiteit Informatie Bij de behandeling van de Horecanota op 9 juli 2013 heeft de raad amendement A8.3a aangenomen. In dat amendement werd voorgesteld om in de vergunningverlening de mogelijkheid te creëren om de sluitingstijden voor horeca B op woensdagen en donderdagen te verruimen naar 3:00 uur i.p.v. 2:00 uur. Ook werd voorgesteld om voor het studentenuur geen specifieke voorwaarden te stellen. Het college wil de consequenties van dit aangenomen amendement met de raad bespreken. Portefeuillehouder Bolsius Land Opsteller Van Kan Bakker - van der Bijl Portefeuillehouder Bolsius El-Messaoudi (PvdA), Van Hamersveld Ambtenaren (D66), Hunink (CU), Offereins (CDA), Bakker - van der Bijl Vogels (VVD) De portefeuillehouder heeft kort toegelicht wat het zou kunnen betekenen als het op 9 juli 2013 aangenomen amendement A-8.3a naar de letter uitgevoerd zou worden. Wil recht doen aan de intentie van de opstellers en stelt daarom een pilot voor. PvdA, D66 en VVD kunnen zich goed vinden in een pilot in de binnenstad. Hoewel CU en CDA geen voorstander zijn van het verruimen van de sluitingstijden, kunnen zij zich vinden in een eventuele pilot in de binnenstad.
Vervolgstap college: opstarten pilot Toezeggingen / Afspraken
Portefeuillehouder zegt toe: - een pilot uit te werken om de sluitingstijden voor horeca B in de binnenstad op woensdagen en donderdagen te verruimen naar 3:00 uur i.p.v. 2:00 uur; hierbij wordt rekening gehouden met de volgende punten: o grootte van de vraag vanuit horecaondernemers binnenstad; o waken voor rechtsongelijkheid; o mogelijke overlast voor omwonenden door verruiming sluitingstijden; o meewegen belangen van omwonenden; - te kijken naar de vragen/opmerkingen van de door de heer El-Messaoudi genoemde ‘horeca A’-ondernemers en de mogelijkheden om hen beter te helpen (betreft uitvoering amendement A-8.6).
Aantekeningen voor verslag
#4495984 v1 - BESLUITENLIJST DR 24-9-2013 VERRUIMING OPENINGSTIJDEN HORECA WOENSDAG EN DONDERDAG
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Samenvatting
Doel activiteit Reden van aanbieding Van de raadsleden wordt gevraagd
Vervolgtraject Opm. presidium Soort verslag Bijbehorende documenten Achterliggende documenten
Reg.nr. 4486887 Provinciale herindeling 24 september 2013 Ambtelijk contact College van B&W Reijlink (033-469 4678) Bolsius en Van Muilekom Het kabinet wil de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland samenvoegen. Hiertoe is eind vorig jaar een procedure volgens de zogenoemde Wet Algemene Regels Herindeling (arhi-procedure) gestart. Tot 16 oktober 2013 kunnen zienswijzen op het wetsontwerp worden ingediend. Met Raadsinformatiebrief 2013-100 heeft het college de raad geïnformeerd over deze voorgenomen samenvoeging en gemeld te komen met een discussiestuk, nu verwoord in deze peilnota. Het college heeft dit discussiestuk gebaseerd op de bestaande documenten: het wetsvoorstel, de memorie van toelichting en de voorliggende rijksnota ‘bestuur in samenhang’. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal nog met een nadere analyse komen over nut, noodzaak en democratische wenselijkheid van de voorgenomen samenvoeging (motie Eerste Kamer 1 juli 2013). Aan de hand van de discussie van en met de gemeenteraad in De Ronde van 24 september wil het college een Amersfoortse zienswijze opstellen die eventueel 8 oktober in het Besluit kan worden geagendeerd en vervolgens verstuurd kan worden naar de minister. Hierbij is ook de vraag aan de orde of de Raad eventueel separaat een zienswijze wil indienen. Soort document Peiling Peiling De Minster van BZK heeft raden en colleges gevraagd met een zienswijze te komen op het herindelingsontwerp. Zich uit te spreken over de peilpunten: 1. Door de overheveling van taken vanuit het Rijk en de provincie naar gemeenten, ondermeer de drie decentralisaties, is een opgeschaalde 1e overheid ontstaan die in toenemende mate in regioverbanden een deel van haar taken uitvoert. Wij zien opschaling van het middenbestuur dan ook als een logische stap. 2. De keuze voor een Noordvleugelprovincie sluit aan op de nu voorziene taken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur en de al bestaande samenwerking en samenhang op ruimtelijk-economisch gebied van de regio’s binnen de Noordvleugel. 3. Wij pleiten voor het instellen van een vervoersregio Utrecht/Amersfoort, analoog aan de twee andere vervoersregio’s 4. Schaalvergroting mag de gemeentelijke samenwerking over de provinciegrenzen heen niet belemmeren. 5. De kerntaken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur moeten helder en eenduidig zijn in relatie tot de ander bestuurslagen. Taken en bevoegdheden van de rijksoverheid op het vlak van de kerntaken van de provincie moeten dan ook worden gedecentraliseerd: maximaal twee bestuurslagen per beleidsterrein. Afhankelijk van de bespreking in De Ronde volgt een Amersfoortse zienswijze ter besluitvorming in Het Besluit op 8 oktober. In deze De Ronde wordt gestart met een 1-minuutronde. Verslag x BIS Raadsstukken Fractie Peiling
RIB 2013-100 Herindelingsontwerp samenvoeging provincies met bijlagen Wetsontwerp en memorie van toelichting) *Schriftelijke vragen 2013, nr. 156, SP, Heeft Amersfoort geen mening over provinciefusie? *Zienswijze Provinciale Staten *Persbericht Provincie Utrecht
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
*Gewijzigd/toegevoegd ten opzichte van eerder gepubliceerde versie
#4486887 v1 - AGENDAPUNT DR 24 SEPTEMBER 2013: PROVINCIALE HERINDELING
PEILING Van
: Burgemeester en Wethouders
Reg.nr.
: 4486838
Aan
: gemeenteraad
Datum
: 10 september 2013
Portefeuillehouder
: Burgemeester L.M.M. Bolsius (openbaar bestuur) en R.G.H. van Muilekom (regionale samenwerking)
Zienswijze provinciale herindeling
PEILPUNTEN UI T DE DISCUSSIENOTITIE Deelt u onze mening dat: 1. Door de overheveling van taken vanuit het Rijk en de provincie naar gemeenten, ondermeer de drie decentralisaties, is een opgeschaalde 1e overheid ontstaan die in toenemende mate in regioverbanden een deel van haar taken uitvoert. Wij zien opschaling van het middenbestuur dan ook als een logische stap. 2. De keuze voor een Noordvleugelprovincie sluit aan op de nu voorziene taken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur en de al bestaande samenwerking en samenhang op ruimtelijk-economisch gebied van de regio’s binnen de Noordvleugel. 3. Wij pleiten voor het instellen van een vervoersregio Utrecht/Amersfoort, analoog aan de twee andere vervoersregio’s 4. Schaalvergroting mag de gemeentelijke samenwerking over de provinciegrenzen heen niet belemmeren. 5. De kerntaken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur moeten helder en eenduidig zijn in relatie tot de ander bestuurslagen. Taken en bevoegdheden van de rijksoverheid op het vlak van de kerntaken van de provincie het moeten dan ook worden gedecentraliseerd: maximaal twee bestuurslagen per beleidsterrein. AANLEIDING
Het kabinet wil de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland samenvoegen. Hiertoe is eind vorig jaar een procedure volgens de zogenoemde Wet Algemene Regels Herindeling (arhi-procedure) gestart. Tot 16 oktober 2013 kunnen zienswijzen op het wetsontwerp worden ingediend. Met Raadsinformatiebrief 2013-100 hebben wij u geïnformeerd over deze voorgenomen samenvoeging en u ook gemeld te komen met een discussiestuk, nu verwoord in deze peilnota. Wij hebben dit discussiestuk gebaseerd op de bestaande documenten: het wetsvoorstel, de memorie van toelichting en de voorliggende rijksnota ‘bestuur in samenhang’. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal nog met een nadere analyse komen over nut, noodzaak en democratische wenselijkheid van de voorgenomen samenvoeging (motie Eerste Kamer 1 juli 2013). Wij zullen deze analyse vooral kritisch bekijken op de visie op de taken van het middenbestuur en de samenhang met de andere provincies/landsdelen. De omvorming en opschaling van het middenbestuur is met de opschaling van de provincie Utrecht, naar onze overtuiging, nadrukkelijk niet af. Aan de hand van de discussie van en met de gemeenteraad in de Ronde van 24 september willen wij een Amersfoortse zienswijze opstellen die eventueel 8 oktober in het Besluit kan worden geagendeerd en vervolgens verstuurd kan worden naar de minister. Hierbij is ook de vraag aan de orde of de Raad separaat een zienswijze wil indienen.
Inlichtingen bij:
M.J.B. Reijlink, SB, (033) 469 46 78
Gemeente Amersfoort Peiling 4486838 pagina 2
TOELICHTING OP DE PEILPUNTEN
Er zijn nog de nodige onzekerheden over de nieuw te vormen provincie en het proces. Zo stelt de minister onder meer dat de nieuwe provincie zich zou moeten richten op de kerntaken ruimte, verkeer en vervoer, regionale economie en natuur. Tegelijkertijd wordt ruimte gelaten voor het uitvoeren van andere taken, is een stuurgroep ingesteld die zich buigt over de inhoudelijke agenda en wordt nog gesproken over een nadere definiëring van rijkstaken. De minister stelt daarnaast nog een analyse op over de voorgenomen over nut, noodzaak en democratische wenselijkheid van de voorgenomen samenvoeging (motie Eerste Kamer 1 juli 2013). Met inachtneming van al deze onzekerheden hanteren wij de volgende overwegingen als uitgangspunten voor onze zienswijze. 1. Door de overheveling van taken vanuit het Rijk en de provincie naar gemeenten, ondermeer de drie decentralisaties, is een opgeschaalde 1e overheid ontstaan die in toenemende mate in regioverbanden een deel van haar taken uitvoert. Wij zien opschaling van het middenbestuur dan ook als een logische stap. De verhoudingen binnen het huis van Thorbecke zijn aan herziening toe. Het werk op rijks- provinciaal- en gemeentelijk niveau wordt beïnvloed door onder andere bezuinigingen, decentralisaties, nieuwe vormen van burgerinitiatieven en internationalisering. Gemeenten zijn in omvang gegroeid en hun takenpakket is en wordt als gevolg van de decentralisaties sterk uitgebreid. Hierdoor is en wordt de samenwerking tussen gemeenten in regionaal verband geïntensiveerd. Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de verhouding tussen de (sterk opgeschaalde) gemeenten en de (nagenoeg onveranderde) provincie. Zeker in de relatief kleine provincie Utrecht. Het ligt wat ons betreft dan ook in de rede de taak en de schaal van het middenbestuur tegen het licht te houden. De functionele rol en meerwaarde van elke bestuurslag staan hierbij centraal. Het is ook nu een gegeven dat diverse beleidsthema’s diverse territoria kennen, zowel volledig vallend binnen de huidige provincie als er buiten; elke keuze is arbitrair. Gegeven is wel dat de huidige provincie Utrecht klein van omvang is ook in verhouding tot bijvoorbeeld “onze” Regio Amersfoort en tot de ander provincies. 2. De keuze voor een Noordvleugelprovincie sluit aan op de nu voorziene taken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur en de al bestaande samenwerking en samenhang op ruimtelijk-economisch gebied van de regio’s binnen de Noordvleugel. De focus van het middenbestuur, mede door de nieuwe taakverdeling binnen het huis van Thorbecke, dient zich, analoog aan het voorstel van de minister, te richten op het ruimtelijk economisch terrein. Dan ook ligt de keuze voor de Noordvleugel in de rede. De bestaande ruimtelijk-economische verbondenheid van Amersfoort met de Noordvleugel-regio is immers groot. Door de opschaling van het middenbestuur kan een diversiteit aan ruimtelijke en economische opgaven in de Noordvleugelregio meer in samenhang worden bezien en de gezamenlijke belangen behartigd in Den Haag en Brussel. Op ruimtelijk-economisch vlak erkennen we al veel langer het belang van samenwerking over grenzen heen, zoals ook bleek uit de economische agenda die we in juni aan uw Raad stuurden (Actualisatie Economische Agenda 2013-2014, nr. 4407111) . We voeren projecten uit in ‘ regio Amersfoort, regio Utrecht en de Noordvleugel van de Randstand’. Het bedrijfsleven kiest uiteraard zijn eigen wegen ongeacht provinciegrenzen, maar door een opschaling naar een grotere regio kan Utrecht aan economisch en bestuurlijk belang winnen in het ‘ Europa van de regio’s.’ De Noordvleugel manifesteert zich als een economische motor. De regio Amsterdam-Utrecht is wereldwijd bekend als (internationaal) aantrekkelijke regio om te ondernemen, werken, wonen, studeren en recreëren. De kern van de Noordvleugel komt niet geheel overeen met de door het Rijk voorgestelde eenheid, maar omvat deze wel.
Gemeente Amersfoort Peiling 4486838 pagina 3
Noordvleugel economische motor (uit economisch profiel regio Amsterdam-Utrecht, bron prov Utrecht)
De ruimtelijke inpassing van de vele functies (wonen, bereikbaarheid, recreëren, werken) in dit dichtbevolkte deel van Nederland vraagt ook nu al om samenhangend beleid en investeringen. Een vermindering van de bestuurlijke spaghetti en meer gezamenlijk ontwikkelde visie zou hierbij behulpzaam moeten zijn.
3. Wij pleiten voor het instellen van een vervoersregio/ov autoriteit Utrecht/Amersfoort. In de memorie van toelichting wordt verwezen naar de expliciete verantwoordelijkheid van de provincie op het vlak van verkeer en vervoer. Wij zijn van mening dat het vasthouden aan de verantwoordelijkheid van de provincie op het vlak van bereikbaarheid, geen recht doet aan de kennis van de lokale overheid op dit vlak. Een sturende rol van de lokale overheid hierin zou maatwerk mogelijk maken.Vanuit het streven de bestuurlijke drukte te verminderen hebben wij beeld bij het afschaffen van tussenlagen en hulpstructuren als de WGR +. De oprichting van twee Vervoerregio’s (of OV-autoriteiten) die rechtstreeks hun middelen van het rijk ontvangen staat hier echter haaks op en maakt het lastig uitlegbaar waarom dit aspect verschillend wordt ingericht voor verschillende delen van de provincie: meten met gelijke maten.
Gemeente Amersfoort Peiling 4486838 pagina 4
Er ontstaat disbalans binnen een nieuwe provincie. Het schaalniveau van Utrecht/Amersfoort voor een vervoersregio doet recht aan de grootste vervoersstromen en is consistent met de andere vervoersregio’s. 4. Schaalvergroting mag de gemeentelijke samenwerking over de provinciegrenzen heen niet belemmeren. Voor Amersfoort betekent dit dat provincies en Rijk aandacht hebben en ruimte geven aan de regionale inbedding. Immers elke indeling is arbitrair. Natuurlijke en historisch gegroeide samenhang en samenwerking gaat juist ook over (provincie)grenzen heen. Amersfoort ligt aan de oostgrens van de huidige provincie én de opgeschaalde provincie. We werken op meerdere vlakken, in het belang van onze bevolking, samen met de Gelderse gemeenten Nijkerk en Barneveld. Het is voor ons van groot belang dat de samenwerking tussen een provincie Noordvleugel en de andere landsdelen (nu provincie Gelderland) goed is. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel wordt verwezen naar het bestaan van gemeentelijke samenwerking over de provinciegrenzen heen en wordt Food Valley expliciet genoemd. Er wordt echter niet verder gegaan dan de constatering. Dit is wat ons betreft onvoldoende, temeer nu wordt gekozen van de overige provincies (nog) geen landsdelen te maken (zie verder ook onder peilpunt 1). 5. De kerntaken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur moeten helder en eenduidig zijn in relatie tot de ander bestuurslagen. Taken en bevoegdheden van de rijksoverheid op het vlak van de kerntaken van de provincie het moeten dan ook worden gedecentraliseerd: maximaal twee bestuurslagen per beleidsterrein. In de memorie van toelichting staat dat verkennend gekeken wordt naar de taken en bevoegdheden van het Rijk. Dit zou, in het kader van consistentie en werkbaarheid, sterker moeten worden aangezet. Schaalvergroting moet daarbij ook gepaard gaan met minder regelgeving en minder (dubbel) toezicht. Wij zien dat dit in het voorstel van de minister nog onvoldoende wordt belicht. Wij pleiten er ook voor dat juist gemeenten en regio’s meedenken over de uiteindelijke inrichting van het nieuwe middenbestuur, zeker in relatie tot de andere overheden. Nu zijn gedeputeerden van de drie provincies gevraagd een stuurgroep in te richten om een inhoudelijke agenda (sturing, rolopvatting, opgaven en budget) voor de opgeschaalde provincie op te stellen. Wij zullen bij de minister erop aandringen dat de stuurgroep wordt uitgebreid met 100.000+ gemeenten en vertegenwoordiging vanuit de regio’s om te zorgen dat de samenhang van de verschillende bestuurslagen hierin voldoende tot zijn recht komt. Wij zien verschillende randvoorwaarden waar een (opgeschaalde) provincie ons inziens qua taak- en rolopvatting aan dient te voldoen om goed te kunnen functioneren en meerwaarde te hebben voor haar inwoners. Dit geldt voor de huidige provincies, maar bij schaalvergroting wordt dit nog belangrijker. Graag gaan wij daarover ook met u in gesprek. Wij denken daarbij in ieder geval aan: - Heldere taakomschrijving en bijbehorende bevoegdheden afbakening zowel richting rijk als richting gemeente (in het verlengde van de Wet Revitalisering Generiek toezicht (RGT) met 1 toezichthouder voor de gemeente per beleidsdomein); - Een coördinerende rol, belangenbehartiging en integrale visie van de provincie op expliciet benoemde taken en onderwerpen zowel richting rijk als richting gemeente. - een hoog bewustzijn van de diversiteit in de provincie en het belang van kennis van de lokale situatie; - draagvlak en democratische legitimatie bij haar inwoners en het bedrijfsleven (waarbij digitalisering een faciliterende rol speelt op elk schaalniveau). CONCLUSIE COLLEGE Opschaling van provincies is geen doel op zich, maar staat ten dienste van een overheid die haar taken op een goede manier kan uitvoeren. Eén aspect hiervan is dat de bestuurslagen complementair dienen te zijn. Rijk, provincies en gemeenten moeten weten wat ze op welk moment van elkaar kunnen en mogen verwachten. Dit geldt evenzeer in relatie tot de huidige provincie Utrecht als in een eventuele Noordvleugelprovincie of een andere opschaling. Dit gezegd hebbende, zien wij kansen in een opschaling van de provincie Utrecht. De grensbepaling is hierbij in zoverre arbitrair dat vanuit verschillende beleidsvelden verschillende regio’s te bedenken zijn. Uitgaande van een takenpakket dat zich vooral richt op het ruimtelijke-economisch terrein ligt een opschaling richting de Noordvleugel-regio in de rede. De opschaling van gemeenten vraagt om een provincie die stuurt op de bovenregionale belangen en balans. Belangenafwegingen maakt en knopen doorhakt. Deze afwegingen overstijgen soms het directe lokale belang maar dienen het gezamenlijk belang. Schaalvergroting biedt daarbij ook de kans tot minder en meer algemene regelgeving.
Gemeente Amersfoort Peiling 4486838 pagina 5
Tegelijkertijd constateren we dat er nog huiswerk te doen is. Een belangrijk punt hierbij is een integrale blik en aanpak van het middenbestuur of in ieder geval een duidelijk plan hiertoe. Wij zien een groot afbreukrisico in deelbesluiten op deelgebieden zonder rekenschap te geven van het grotere plaatje. De aanpassing van elke provinciale grens leidt tot veel discussie, maar deze discussie gaan we niet uit de weg.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort,
de secretaris,
Bijlagen - geen
de burgemeester,
SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Ex. artikel 43 Reglement van orde van de raad 2013
Nummer: 2013-156 Datum: 26 juli 2013 Aan de voorzitter van de gemeenteraad. Steller vragen: Ad Meijer (fractie: SP) Onderwerp: Heeft Amersfoort geen mening over provinciefusie?
Het college wordt verzocht de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden: 1. Over de door het kabinet beoogde fusie van de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland worden er op 27 augustus en 4 september regiodebatten met gemeentes georganiseerd. Daarnaast is het mogelijk om voor 16 oktober een zienswijze in te dienen. Is uw college voor deze provinciefusie of tegen? 2. Gaat u deelnemen aan de regiodebatten en – zo nee – waarom niet? 3. Gaat u een zienswijze indienen en – zo nee – waarom niet? 4. Hoe zou het Amersfoorts belang m.b.t. openbaar vervoer, infrastructuur, en ruimtelijke ordening gediend zijn met een dergelijke megaprovincie? 5. Denkt u dat Amersfoorters gemakkelijk toegang zouden krijgen tot deze door het kabinet beoogde megaprovincie en – zo ja - waarom? 6. Is deze voorgenomen fusie in het belang van een beter Amersfoorts participatiebeleid? 7. Vindt u een gedeputeerde uit Texel een aanlokkelijk vooruitzicht en – zo ja – waarom? 8. Gedeputeerde Staten van Utrecht overweegt momenteel een opiniepeiling onder de inwoners van onze provincie. Vindt u dat een goede basis voor een provinciaal – en dus ook gemeentelijk – standpunt? 9. Acht u het van belang dat Amersfoorters zich kunnen uitspreken over de provinciefusie en – zo ja – hoe garandeert u dan dat de stem van onze inwoners voldoende tot haar recht komt? Toelichting: De door het kabinet Rutte/Samson voorgenomen provinciefusie komt aan de orde in regiodebatten met gemeentes op 27 augustus en 4 september. Tot 16 oktober kunnen gemeentes nog zienswijzen indienen. Waar staat Amersfoort eigenlijk. Hoe denkt dit college over deze fusie en hoe communiceert zij hierover met volksvertegenwoordiging en inwoners? De provincie Utrecht telt ca. 1,2 miljoen inwoners waarvan er dus 150’000 uit Amersfoort komen. Genoeg reden om uitgebreid stil te staan bij de gevolgen van zo’n mogelijke samenvoeging voor de mensen in onze stad. Hoe wordt het belang van het openbaar vervoer in Amersfoort eigenlijk verdedigd ten opzichte van randstedelijke belangen? Bouwen we straks voor de Amersfoorters of ergens anders? Hoe wordt het werkgelegenheidsbelang van Amersfoorters vormgegeven door een bestuurslaag die ook voor een economisch sterke regio Amsterdam verantwoordelijk is? Concrete vragen die nu al beantwoord moeten worden.
1
De SP is geen voorstander van deze fusie. De fractie vreest dat er een bestuurslaag ontstaat waarin Amersfoorters niet meer meetellen. We moeten voorkomen dat credo’s als “daar gaan we niet meer over” of “de provincie maakt andere keuzes” ons zo veel mogelijk bespaard blijven. Ondertekening, Naam Ad Meijer, Fractie SP
2
PERSBERICHT
NUMMER
8242
DATUM
11-9-2013
Huidig fusieplan minister overtuigt provincie Utrecht niet De provincie Utrecht kan vooralsnog niet instemmen met het voorstel van minister Plasterk om Utrecht, Noord-Holland en Flevoland samen te voegen. De provincie komt tot die conclusie nadat ze het wetsvoorstel getoetst heeft aan de door Provinciale Staten vooraf gestelde randvoorwaarden. De provincie is wel bereid kennis en expertise in te zetten om samen met de minister verder te onderzoeken, met welke taken en bevoegdheden, op welke schaal en in welke samenwerkings- en/of opschalingsvariant haar maatschappelijk opgaven het best uitgevoerd kunnen worden. Dit staat in de concept-zienswijze die Gedeputeerde Staten gisteren hebben vastgesteld. De zienswijze is een reactie op het ontwerp-wetsvoorstel van de minister. Inhoudelijke integrale visie Volgens de provincie Utrecht ontbreekt een voldoende uitgewerkte integrale visie op de modernisering van het gehele binnenlands bestuur. Een dergelijke visie moet er zijn vòòr dat drastische keuzes worden gemaakt over de herinrichting van het openbaar bestuur. Alleen dan is volgens de provincie een verantwoorde keuze mogelijk die bijdraagt aan een bestendig middenbestuur met maatschappelijk draagvlak en een blijvend hoogwaardige regio Utrecht. Dit geldt eens te meer in tijden van economische crisis, aldus de provincie. Terugbrengen van het aantal bestuurlijke tussenlagen en hulpstructuren De provincie is verheugd dat de minister met het herindelingsvoorstel aan een deel van haar randvoorwaarden tegemoet is gekomen, in het bijzonder door het voor Utrecht schrappen van de WGR+-regio (Bestuur Regio Utrecht). Met het wetsvoorstel afschaffing WGR+ introduceert de minister echter voor de Noordvleugelprovincie een voor Utrecht niet aanvaardbare bestuurlijke hulpstructuur: de vervoerregio. De extra bestuurslaag doet volgens de provincie afbreuk aan een doelmatig en krachtig middenbestuur en ook de door het kabinet gewenste, bestuurlijke drukte neemt niet af. Het beperkt de nieuw te vormen provincie wezenlijk in de invulling van de regionale regiefunctie op haar kerntaken, zo schrijft de provincie in haar zienswijze. Alternatieve varianten en voorstellen zijn onderzocht De provincie constateert dat andere varianten en opties niet serieus zijn onderzocht en dat het wetsvoorstel een overtuigende onderbouwing van de meerwaarde van de samenvoegingsvariant Noordvleugel mist. Dit vindt de provincie niet aanvaardbaar, vooral omdat een dergelijke keuze maar één keer kan worden gemaakt. In het doorvoeren van het nu voorliggende “geïsoleerd” herindelingsvoorstel schuilt het risico dat het leidt tot een duur bestuurlijk experiment in plaats van tot het versterken van het openbaar bestuur in Nederland. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden op kerntaken en een eigen belastinggebied De minister kondigt in zijn voorstel een verkenning aan van het overdragen van Rijkstaken naar het nieuwe landsdeel. Het enkel aankondigen van een verkenning komt onvoldoende tegemoet aan de voorwaarde van de provincie om de belangrijkste bevoegdheden en verantwoordelijkheden op ruimtelijk en economisch terrein onder te brengen bij een krachtig en toekomstgericht middenbestuur. Zonder harde afspraken over een krachtig pakket met extra taken, bevoegdheden en middelen heeft een opschaling geen meerwaarde voor een beter functionerend middenbestuur. De positie in Europa wordt daarmee ook niet verstevigd. Decentralisatie van taken en bevoegdheden moet volgens de provincie onlosmakelijk onderdeel zijn van het wetsvoorstel. Besparingen Daarnaast heeft de minister volgens de provincie Utrecht niet aangetoond dat de door hem genoemde besparingen reëel zijn. De financiële onderbouwing ziet er niet solide uit. Zeker ten tijde van een economische crisis valt dit niet aan de inwoners te verantwoorden. De in de Memorie van Toelichting genoemde besparing volgt niet uit de businesscase. Aangezien zowel voor de minister als voor onze inwoners besparing een belangrijke overweging voor opschaling is, moet de gegeven onderbouwing in ieder geval degelijk zijn, zo stelt de provincie. Draagvlak Uit een opiniepeiling, gehouden door TNS-NIPO, blijkt dat twee op de drie inwoners zich verbonden voelt met Utrecht en dat een zelfstandigheid van Utrecht op een breder draagvlak kan rekenen dan een fusie met één of meer provincies. Als gekozen wordt voor een fusie dan wordt niet alleen naar de Noordvleugel gekeken, maar in gelijke mate naar een fusie met Gelderland en (iets) minder mate met Flevoland en Zuid-Holland. Tijdens stakeholdersbijeenkomsten zijn partners van de provincie gevraagd naar hun mening. Zij geven nadrukkelijk aan
dat het huidige fusieplan willekeurig overkomt. Bestuurlijke schaalvergroting is minder urgent, andere ontwikkelingen vragen meer aandacht. Daarbij wordt met klem aangegeven dat opschaling weliswaar kan helpen bij het verminderen van de bestuurlijke drukte, maar dat het nog belangrijker is om te komen tot een krachtige en duidelijke positionering van het middenbestuur met een heldere taakverdeling. Conclusie zienswijze De provincie Utrecht is van mening dat het kabinet er nog niet in geslaagd is om aan te tonen dat de voorgestelde fusie past binnen een groter geheel van modernisering van het openbaar bestuur. Tevens is de provincie van mening dat in financiële zin het wetsvoorstel onvoldragen is. Er is onvoldoende zicht op het realiseren van besparingen en niet onderzocht is of alternatieven leiden tot minder bestuurlijke lasten en tot een beter en efficiënter bestuur. Daarbij komt dat de minister met het wetsvoorstel Wgr+ een voor de provincie niet aanvaardbare nieuwe hulpstructuur introduceert. Deze en de bevindingen uit de opiniepeiling en de stakeholdersbijeenkomst leiden voor de provincie tot de conclusie dat het wetsvoorstel op dit moment niet voldoet aan de door Provinciale Staten vooraf gestelde randvoorwaarden. Daarom kan de provincie vooralsnog niet met het voorliggende wetsvoorstel instemmen. De provincie is bereid haar kennis en expertise in te zetten om samen met de minister verder te onderzoeken, met welke taken en bevoegdheden, op welke schaal en in welke samenwerkings- en/of opschalingsvariant haar maatschappelijk opgaven het best uitgevoerd kunnen worden. Vervolg Op 30 september beslissen Provinciale Staten over de zienswijze die de provincie uiterlijk 16 oktober indient bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ook inwoners, bedrijven, gemeenten en andere organisaties kunnen tot die datum met een zienswijze reageren op het herindelingsontwerp. Meer informatie: www.provincieutrecht.nl/toekomstutrecht/zienswijze.
Noot voor de redactie: De zienswijze en de bijlagen (o.a. de opinipeiling, gehouden door TNS-NIPO) vindt u op onze website: www.provincie-utrecht.nl/toekomstutrecht/zienswijze. Voor meer informatie: Eva de Vroome, tel. 0612671342 of e-mail:
[email protected]
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De heer dr. R.H.A. Plasterk Postbus 20011 2500 EA 's-Gravenhage
DATUM
30 september 2013
TEAM
BDO
NUMMER
80EB0353
REFERENTIE
J. Visbeen
UW BRIEF VAN
17 juni 2013
DOORKIESNUMMER
2150
UW NUMMER
2013-0000345074
E-MAILADRES
[email protected]
BIJLAGE
5
Betreft: Zienswijze op herindelingsontwerp voor de samenvoeging van de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht
Excellentie, Wij hebben met belangstelling kennisgenomen van uw voorstel om te komen tot samenvoeging van de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht. Hierna volgt onze zienswijze en wij verzoeken u deze zienswijze mee te nemen in de verdere besluitvorming. Provincie Utrecht, een topregio! De provincie is een kennisregio met veel onderwijsfaciliteiten en heeft de hoogst opgeleide beroepsbevolking in Nederland, waardoor veel topsectoren in Utrecht zijn vertegenwoordigd. Op het gebied van infrastructuur en mobiliteit is de provincie de ‘draaischijf’ van Nederland. Dat is een kwaliteit van nationaal belang. Verder kent de provincie een zeer aantrekkelijk woonklimaat, gekenmerkt door de nabijheid van groen en grootse landschappen, ook dichtbij steden. Samen met natuurwaarden en (cultuur)historische waarden maakt dit de provincie tot een gewilde vestigingsplek voor bedrijven en mensen. De provincie levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie en heeft een sterke internationale positie. Niet voor niets is Utrecht in de competitiveness index, van de 271 Europese regio’s, uitgeroepen tot de nummer 1! Behoud en verder uitbouwen van deze kernkwaliteiten vereist een krachtig middenbestuur met een scherp profiel ten opzichte van andere bestuurslagen, zonder vertroebeling door bestuurlijke hulpstructuren. Wij denken graag met u mee hoe het middenbestuur in Nederland vorm moet krijgen en welke schaal, taken en bevoegdheden daarbij horen. Ten behoeve van dit debat over de inrichting van het openbaar bestuur, maar ook om ons er van te verzekeren dat Utrecht een topregio blijft, hebben wij randvoorwaarden geformuleerd. Deze zijn in ons overleg op 5 februari jl. aan u meegegeven. De randvoorwaarden zijn:
Er moet een inhoudelijke integrale visie op de modernisering van het gehele binnenlands bestuur zijn. Het aantal bestuurlijke tussenlagen en hulpstructuren wordt sterk teruggebracht en er wordt zeker geen nieuwe ingevoerd. Er zijn alternatieve varianten en voorstellen onderzocht voor opschaling van provincies.
De provincies krijgen alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden op de kerntaken en een eigen belastinggebied. Er moet breed draagvlak in het gebied zijn.
Opbouw zienswijze: Het concept herindelingsontwerp hebben wij bezien langs de door ons geformuleerde randvoorwaarden. Daarbij komt ook de informatie uit ons eigen verkenning, uit onze opiniepeiling en uit onze stakeholdersbijeenkomsten aan bod. Als eerste lichten wij de randvoorwaarde toe en toetsen wij in hoeverre uw concept herindelingsontwerp hieraan tegemoet komt. Vervolgens plaatsen wij enige kanttekeningen bij de in uw opdracht opgestelde kosten/batenanalyse (de Businesscase Noordvleugelprovincie). Ten slotte geven wij onze conclusie weer. De bijlagen maken onderdeel uit van deze zienswijze. Randvoorwaarde 1: integrale visie In onze reactie op 5 februari jl. hebben wij benadrukt dat er een inhoudelijke integrale visie op de modernisering van het gehele binnenlands bestuur moet zijn. Centraal daarin staat de toegankelijke moderne overheid. Er moet balans zijn in de zwaarte en omvang waarin bestuursorganen naast elkaar staan. Alle hervormingsvoorstellen (opheffing WGR+, opschaling naar 100.000+ gemeenten, rollen en taken van departementen-gemeentenwaterschappen-provincies en de opschaling van provincies) hangen immers sterk met elkaar samen. Hierbij zijn de inhoudelijke maatschappelijke opgaven altijd leidend en is de (organisatie)structuur volgend. Toetsing herindelingsvoorstel aan randvoorwaarde 1: 1 Ook de Eerste Kamer heeft u door de motie Kox verzocht om een integrale visie op de modernisering van de bestuurlijke organisatie van Nederland. In reactie op die motie heeft u de nota ‘Bestuur in samenhang. De 2 bestuurlijke organisatie in Nederland’ opgesteld . Als reactie op uw nota is door de Eerste Kamer de motie 3 Vliegenthart aangenomen. Wij hebben waardering voor de nota waarin onder meer belangrijke ontwikkelingen binnen het openbaar bestuur worden beschreven. Wij zijn echter van mening dat de nota niet gezien kan worden als een werkelijk integrale visie. Ook biedt het wetsvoorstel onvoldoende samenhang. Wat de positie van de gefuseerde Noordvleugelprovincie ten opzichte van andere provincies en het Rijk wordt, is bijvoorbeeld niet aangegeven. Ook inzicht in taak- en bevoegdheidsverdeling tussen de overheidslagen in de nieuwe situatie wordt onvoldoende 4 uitgewerkt. Een belangrijke conclusie uit de stakeholdersbijeenkomsten is dat een heldere afbakening van taken en bevoegdheden belangrijker is dan de schaal van het toekomstige middenbestuur. De politieke discussie hierover is niet afgerond, waardoor er geen finaal politiek of maatschappelijk oordeel bestaat over de vraag welke schaal van decentrale overheidslagen het meest passend is bij de huidige en toekomstige maatschappelijke opgaven. 5
Wij hebben gezien dat u in uw brief d.d. 26 april 2013 het kabinetsvoornemen om te komen tot vijf landsdelen in 6 feite heeft losgelaten. Vervolgens heeft u in uw brief d.d. 4 juli 2013 aan het IPO aangegeven dat de vorming van landsdelen een complexe en gevoelige kwestie is en vraagt u eerst om meer inzicht in lopende initiatieven. In 7 navolging van de motie Voortman en Schouw wilt u daarbij de kennis en de ervaring van de provincies optimaal benutten. Los van de vraag waarom het noodzakelijk is om de samenvoeging van Noord-Holland, Flevoland en Utrecht nu al wel door te zetten, maakt dit het eerder door het kabinet geschetste perspectief op het eindbeeld van vijf landsdelen uiterst onzeker. Het roept tevens de vraag op of de door u voorgestelde samenvoeging voor Utrecht wel de beste keus is, te meer daar andere alternatieven niet zijn onderzocht. Een samenhangende visie met perspectief op een eindbeeld is naar ons oordeel onmisbaar om te bepalen of deze samenvoeging een logische stap is in de noodzakelijke versterking van het openbaar bestuur. De keuze met wie je samengaat kan maar één keer worden gemaakt! Door de nu gekozen volgorde, waarbij u zonder integrale visie nu al wel kiest voor de vorming van één landsdeel Noord-Holland-Utrecht-Flevoland terwijl andere provincies vanuit maatschappelijke opgaven wordt gevraagd richting te kiezen voor toekomstige 1
Verzoek om het kabinetsvoornemens tot bestuurlijke hervorming te onderbouwen door middel van een integrale visie op de modernisering van de bestuurlijke organisatie, Eerste Kamer de Staten-Generaal vergaderjaar 2012-2103, 33400, L . 2 Op 28 maart 2013 aangeboden. Eerste Kamer der Staten Generaal, vergaderjaar 2012-2013, CII,A. 3 Motie-Vliegenthart (SP) c.s. over een nadere analyse over nut, noodzaak en democratische wenselijkheid van de voornemens. Eerste Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2012-2013, CII, B. 4 Stakeholdersbijeenkomsten gehouden op 27 augustus en 4 september, zie bijlage 4. 5 Brief van de Minister van BZK aan de Tweede Kamer d.d. 26 april 2013 (kenmerk 2013-0000265619) 6 Brief van de Minister van BZK aan het IPO d.d. 4 juli 2013 (kenmerk 2013-0000371697) 7 Motie Voortman en Schouw, 22 mei 2013, kamerstuk 33.047 nr. 14.
2
landsdeelvorming, creëert u een wezenlijk risico met mogelijk substantiële financiële en maatschappelijke gevolgen. Herinrichting over enige jaren, omdat de uitkomst van de discussie over taken en schaal daartoe aanleiding geeft, is immers geen optie. Zeker voor de provincie Utrecht, centraal in het land, met veel grensoverschrijdende samenwerkingen is het belangrijk om zorgvuldig en gelijktijdig de juiste keuze te maken. Samenvattend: Er ontbreekt een voldoende uitgewerkte integrale visie op de modernisering van het gehele binnenlands bestuur. We willen dat u een dergelijke visie opstelt vòòr dat drastische keuzes worden gemaakt over de herinrichting van het openbaar bestuur. Alleen dan is een verantwoorde keuze mogelijk, die bijdraagt aan een bestendig middenbestuur met maatschappelijk draagvlak en een blijvend hoogwaardige regio Utrecht. Dit geldt eens te meer in tijden van economische crisis. Randvoorwaarde 2: geen bestuurlijke tussenlagen en hulpstructuren Niemand kan tegen het terugdringen van bestuurlijke drukte zijn. In onze reactie op 5 februari jl. hebben wij u meegegeven dat er naar ons oordeel bij bestuurlijke drukte niet alleen gekeken hoort te worden naar de provincies, maar ook naar de relatie van het middenbestuur met WGR+-regio’s, veiligheidsregio’s, gemeenten, waterschappen en gedecentraliseerde rijksdiensten. De bestuurlijke drukte verminder je alleen als alle bestuurlijke tussenlagen en hulpstructuren met rechtstreekse toedeling van middelen en onvoldoende democratische legitimatie worden afgeschaft. Een vervoerregio is hiervan een sprekend voorbeeld. Toetsing herindelingsvoorstel aan randvoorwaarde 2: In uw herindelingsvoorstellen wordt het belang onderschreven van het vermijden van bestuurlijke tussenlagen. Wij zijn verheugd dat u aan deze randvoorwaarde tegemoet bent gekomen door het schrappen van de WGR+ 8 regio binnen de provincie Utrecht. Ook in onze stakeholdersbijeenkomsten komt nadrukkelijk naar voren dat weliswaar opschaling kan helpen bij het verminderen van bestuurlijke drukte, maar dat het nog belangrijker is om het aantal bestuurslagen terug te brengen met tegelijk een krachtige en duidelijke positionering van (kern)taken. Verminderen van het aantal betrokken overheden versterkt bestuurlijke slagkracht, versnelt besluitvormingsprocessen en is een verantwoordelijkheid van alle betrokken overheden. 9
Tegelijk constateren wij dat met het wetsvoorstel Afschaffing WGR+ , rond Amsterdam-Almere een vervoerregio gevormd wordt, die belangrijke kerntaken van het middenbestuur overneemt. Daarmee ontstaat in het beoogde nieuwe landsdeel alsnog een hulpstructuur met rechtstreekse toedeling van middelen en onvoldoende democratische legitimatie. De vervoerregio leidt tot taakreductie voor de provincie, juist in het gebied en op een van de terreinen waar het er voor de provincie toe doet. U verzwakt hierdoor de effectiviteit van het middenbestuur op voorhand en gaat daarmee voorbij aan uw doel om met de herindeling de positie van de provincie als regionaal gebiedsregisseur te versterken. Hiermee doet u afbreuk aan het kabinetsstandpunt vast te houden aan de regionale regiefunctie voor de provincies om ze in staat te stellen te excelleren op hun 10 kerntaken . Verkeer en vervoer is één van deze kerntaken. Samenvattend: Met het wetsvoorstel afschaffing WGR+ introduceert u voor de Noordvleugelvariant een voor ons niet aanvaardbare bestuurlijke hulpstructuur, de vervoerregio. Het doet afbreuk aan een doelmatig en krachtig middenbestuur en de ook door het kabinet gewenste, bestuurlijke drukte neemt niet af. Het beperkt de nieuw te vormen provincie wezenlijk in de invulling van de regionale regiefunctie op haar kerntaken. Wij willen dat u het wetsvoorstel WGR+ meer in lijn brengt met de uitgangspunten voor de herinrichting van het openbaar bestuur. Randvoorwaarde 3: onderzoek alternatieven Op 5 februari jl. hebben wij u meegegeven onderzoek noodzakelijk te vinden naar alternatieve varianten en voorstellen voor opschaling van provincies die daadwerkelijk leiden tot een slagvaardiger, efficiënter en democratisch gelegitimeerd middenbestuur, waarvan de schaal past bij de problematiek en de maatschappelijke opgaven in het gebied. Daarbij hebben wij aangegeven deze alternatieven te toetsen op meerwaarde, draagvlak en inhoud voor de Utrechtse regio.
8
Stakeholdersbijeenkomsten gehouden op 27 augustus en 4 september, zie bijlage 4. De Raad van State oordeelt over dit wetsvoorstel dat een daadkrachtige motivering ontbreekt, Advies Raad van State (juli 2012), No. WO4.120096/l 10 Nota Staten Generaal, vergaderjaar 2012-2013, CII,A. 9
3
Toetsing herindelingsvoorstel aan randvoorwaarde 3: U beperkt uw onderzoek thans tot de samenvoeging van de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht. Alternatieven heeft u niet wezenlijk onderzocht, terwijl meerdere opties en varianten zeker denkbaar zijn. Hierdoor blijft onduidelijk of uw voorstel de beste oplossing is om te komen tot een krachtiger middenbestuur in deze regio. 11
In uw brief van 4 juli 2013 geeft u aan dit met de andere provincies nader te willen onderzoeken aan de hand van de volgende vragen: Welke samenwerkingsverbanden zijn er op dit moment tussen provincies? Op welke beleidsterreinen vinden deze samenwerkingsverbanden plaats? Vallen de ruimtelijk-economische relaties goed samen met de provinciale indeling? Wat betekent dat voor de toekomstige provinciale opgaven op het terrein van ruimtelijke ordening, natuur en recreatie, regionale economie, verkeer en vervoer en woningbouw? In hoeverre zouden deze opgaven op termijn richtinggevend kunnen zijn voor toekomstige landsdeelvorming? Wij betreuren het dat u voor de provincie Utrecht niet de tijd neemt om deze vragen goed te beantwoorden. Met het oog op samenvoeging van de Noordvleugelprovincies hebben wij, vanuit kerntaken en bevoegdheden, zelf 12 wel soortgelijk onderzoek gedaan . Uit dit inhoudelijk onderzoek komt naar voren dat elke maatschappelijke opgave zijn eigen schaalniveau kent op basis waarvan samenwerking met relevante partners en stakeholders wordt gezocht. Het steeds kiezen van een passende rol binnen vitale coalities bij de betreffende maatschappelijke opgave is de kritische succesfactor, ongeacht of de samenwerkingspartner binnen of buiten de (provincie)grenzen werkzaam is. Voor de opgaven rondom Schiphol en de woningbouwprogrammering ligt de focus meer op de Noordvleugel, maar voor de ruimtelijke vraagstukken die te maken hebben met de (internationale) natuuropgave is de samenwerking meer gericht op Gelderland. En rond het Groene Hart werken we intensief samen met de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland. Dit is een belangrijk gegeven voor toekomstige landsdeelvorming. Voor de variant Noordvleugel wordt in de Memorie van Toelichting verondersteld dat het landsdeel beter in staat zal zijn om op economisch vlak een rol te spelen door het organiseren van één loket en beter te prioriteren. In het wetsvoorstel alsmede in de business case wordt deze veronderstelling niet onderbouwd. U wijst de variant Randstadprovincie af, omdat er geen sprake is van een aaneengesloten ‘daily urban system’. Maar ook op Noordvleugelniveau is niet aangetoond dat er sprake is van een ‘daily urban system’. Rabobank Nederland heeft onderzoek gedaan naar de economische samenhang binnen Utrecht en tussen Utrecht en omliggende steden, regio’s en provincies. Daaruit blijkt dat voor Utrechters de belangrijkste voorzieningencentra Utrecht, Amersfoort, Zeist, Hilversum, Ede en Gouda zijn. De economische relaties met deze kernen in en om Utrecht zijn sterker dan met grote landelijke kernen, zoals Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Het blijft dan ook voor ons èn voor onze stakeholders de vraag in hoeverre een opgeschaalde provincie hier beter zal presteren ten opzichte van de huidige situatie. Wij wijzen er hier nogmaals op dat Utrecht de meest krachtige regio binnen Europa is. Met dit argument willen wij onderstrepen dat het voor ons belangrijk is om meerdere varianten te onderzoeken en navolgbaar uit te leggen wat de (financiële) meerwaarde is van landsdeelvorming. In de Memorie van Toelichting gaat u naast economie ook in op andere voorbeelden van provinciale kerntaken waar kansen ontstaan door opschaling naar de Noordvleugelprovincie. Deze voorbeelden lijken willekeurig gekozen en gaan volledig voorbij aan andere grens overstijgende samenwerking. U beschrijft de kansen voor land- en tuinbouw en sterke agrarische regio’s als Kop van Noord-Holland, West-Friesland en de Noordoostpolder. De positie van de regio Food Valley in Utrecht en Gelderland wordt niet genoemd. Rond verkeer en vervoer wordt de mogelijkheid genoemd om hoogwaardige expertise aan te trekken voor het professionaliseren van verlening van concessies door grotere concessiegebieden. Tegelijkertijd maakt u de gebieden weer kleiner door de Vervoerregio rond Amsterdam-Almere te introduceren. Over natuur, recreatie en toerisme wijst u op het aaneengesloten gebied in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur binnen de drie provincies. U heeft het niet over de doorlopende structuur naar de Veluwe in Gelderland en het Groene Hart in Zuid Holland. Uit ons eigen onderzoek blijken vele interprovinciale en boven provinciale maatschappelijke opgaven. Opgaven waarbij de provincie Utrecht al decennia lang intensief samenwerkt met medeoverheden en maatschappelijke partners in onze regio binnen en buiten de provincie. Als u van mening bent dat dit versterkt kan worden door het opschalen van provincies dan willen wij zorgvuldig meerdere varianten onderzocht hebben op basis van een duidelijk inhoudelijk afwegingskader, waarbij gekeken wordt naar de doorslaggevende inhoudelijke opgave en bijbehorende taken en bevoegdheden. Wij beoordelen het fusietraject vanuit de kernkwaliteiten van de provincie 11 12
Brief van de Minister van BZK aan het IPO d.d. 4 juli 2013 (kenmerk 2013-0000371697). Bijlage 1; Inhoudelijke verkenning voor de zienswijze op de Noordvleugelprovincie, Twynstra Gudde, september 2013.
4
Utrecht als één geheel en van daaruit zijn naast de Noordvleugelvariant ook Utrecht-Gelderland en Randstadprovincie denkbaar. De thans voorgestelde samenvoegingsvariant volgt ook niet vanzelfsprekend uit de onderzoeken die door u zijn aangehaald in de visienota en het wetsvoorstel. Wij noemen bijvoorbeeld de commissie Geelhoed, die weliswaar pleit voor schaalvergroting in de Randstad, maar daarbij diverse varianten noemt met voor- en nadelen. Bestuurlijke drukte wordt nu in het wetsvoorstel gepresenteerd als probleem dat zich manifesteert op decentraal 13 niveau, terwijl de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) signaleert dat het middenbestuur in de verdrukking komt door opschaling van het lokaal bestuur, maar ook door de Rijksoverheid die zich, mede onder druk van Europa meer is gaan bemoeien met decentrale taken. Samenvattend: Wij constateren dat andere varianten en opties niet serieus zijn onderzocht en dat het wetsvoorstel een overtuigende onderbouwing van de meerwaarde van de samenvoegingsvariant Noordvleugel mist. Dit vinden wij niet aanvaardbaar, te meer daar een dergelijke keuze maar één keer kan worden gemaakt. In het doorvoeren van het nu voorliggende “geïsoleerd” herindelingsvoorstel schuilt nu het risico dat het leidt tot een duur bestuurlijk experiment in plaats van het versterken van het openbaar bestuur in Nederland. Wij zijn bereid onze kennis en expertise in te zetten om samen met u, medeoverheden en maatschappelijke partners te onderzoeken, met welke taken en bevoegdheden, op welke schaal en in welke variant de huidige en toekomstige maatschappelijk opgaven het best uitgevoerd kunnen worden. Randvoorwaarde 4: provincie met sterk profiel, alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden Op 5 februari jl. hebben wij u toegelicht dat de opgaven waar de maatschappij voor staat, vragen om een integraal opererende provincie met een sterk profiel, alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden op de kerntaken en een eigen belastinggebied. Conform het advies van de commissie Lodders zijn de daarin genoemde kerntaken en het beschikken over de volledige bevoegdheid daarvoor, voor ons een leidend principe, evenals het uitgangspunt dat ten hoogste twee bestuurslagen zeggenschap hebben over een onderwerp. Wij hebben dit al volledig doorgevoerd, met een bijbehorende op de kerntaken afgestemde organisatie en besparingen binnen de begroting. Toetsing herindelingsvoorstel aan randvoorwaarde 4: Een krachtig middenbestuur in onze regio vraagt om een bundeling van alle regionale taken en middelen op ruimtelijk en economisch terrein van bijvoorbeeld Rijk, maar ook van regionale samenwerkingsverbanden. Het nieuwe landsdeel moet de taken, bevoegdheden (waar onder doorzettingsmacht) en middelen krijgen die nodig zijn om als middenbestuur te kunnen sturen op de kerntaken. Een eigen belastinggebied (zoals de opcenten) is hiervoor een voorwaarde. Daarbij blijft de -al dan niet opgeschaalde- provincie, een eigenstandige, democratisch gelegitimeerd bestuursorgaan, met eigen democratische verantwoordingslijnen. Bij decentralisatie van taken en bevoegdheden dienen wij maximale vrijheid te krijgen voor een efficiënte uitvoering en willen wij geen aanvullende rijksdoelen meekrijgen. Wij zien diverse kansen om taken en diensten van het Rijk te integreren in het provinciale takenpakket. Als voorbeelden noemen we de aanleg, inpassing en beheer van nieuwe en bestaande rijksinfrastructuur. Het topsectorenbeleid, arbeidsmarktbeleid en het vervolmaken cq. afhechten van de decentralisatie op het gebied van natuur, recreatie en landschap. Als regio kunnen wij een goede gesprekspartner van Europa zijn en zonder tussenkomst van het Rijk bijdragen aan de ontwikkeling van Europese regio’s. Niet het feit dat je groot bent maakt je medegesprekspartner voor Europa, maar het feit dat je eigen taken en bevoegdheden hebt. Verder wijzen wij er op, dat uit de in uw opdracht opgestelde Businesscase blijkt dat het behalen van het besparingspotentieel waarschijnlijker is naarmate de Noordvleugelprovincie meer bestuurlijke bevoegdheden krijgt. Dit suggereert andermaal dat het verstandig is eerst de discussie over taken en bevoegdheden van een Noordvleugelprovincie te voeren voordat deze feitelijk wordt gerealiseerd. In de Memorie van Toelichting formuleert u slechts een voornemen om met de provincies te bezien met welke taken, die nu nog bij het Rijk liggen, het landsdeel kan worden versterkt. Daarmee zet u een structuurverandering in gang, zonder dat er duidelijkheid bestaat over het takenpakket. En juist een heldere taakopvatting van het middenbestuur met daarbij passende verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen draagt volgens onze 13
Raad voor het Openbaar Bestuur, ‘het einde van het blauwdruk denken, naar een nieuwe inrichting van het openbaar bestuur. (2010)
5
stakeholders bij aan een beter middenbestuur. Over de toekomst van een eigen belastinggebied bestaat ook onzekerheid. Kiezen voor samenvoeging van de drie provincies, zonder dat er duidelijkheid is over de taken, bevoegdheden en middelen is de verkeerde volgorde. Hiermee schept u een reëel risico dat deze in de toekomst niet overeenstemmen met de schaal van de provincie. Voor ons is dit een zwaar punt. Wij zijn niet alleen van oordeel dat de takendiscussie afgerond moet zijn, maar dat de decentralisatie van bevoegdheden een onlosmakelijk onderdeel moet zijn van het wetsvoorstel. Samenvattend: Enkel een verkenning aankondigen van het overdragen van Rijkstaken naar de nieuwe landsdeel komt onvoldoende tegemoet aan onze voorwaarde om de belangrijkste bevoegdheden en verantwoordelijkheden op ruimtelijk en economisch terrein onder te brengen bij een krachtig en toekomstgericht middenbestuur. Zonder harde afspraken over een krachtig pakket met extra taken, bevoegdheden en middelen heeft een opschaling geen meerwaarde voor een beter functionerend middenbestuur. De positie in Europa wordt daarmee ook niet verstevigd. Wij willen dat u het wetsvoorstel zodanig aanpast dat de decentralisatie van taken en bevoegdheden daar een onlosmakelijk onderdeel van zal zijn. Randvoorwaarde 5: draagvlak Herindelingen in het verleden hebben geleerd dat steun en draagvlak een belangrijke voorwaarde is voor een succesvolle fusie. De mate waarin er draagvlak bestaat voor het samenvoegen van de drie provincies is dan ook van belang voor de vraag of de herindeling succesvol kan zijn, of de nieuwe provincie voldoende legitimiteit zal verwerven en effectief en efficiënt kan functioneren. Wij hechten daarom zeer aan draagvlak voor de te maken keuze. Draagvlak bij inwoners, maatschappelijke organisaties, stakeholders en politiek. In dit verband wijzen wij ook naar adviezen van de Raad voor het Openbaar bestuur en de Raad van State waarin wordt aanbevolen aan te sluiten bij initiatieven die er bij de verschillende provincies al zijn, kortom een proces dat ‘van onderaf’ wordt vormgegeven. Toetsing herinrichtingsvoorstel aan randvoorwaarde 5: De punten “draagvlak” en “herindeling van onderop” zijn in het Beleidskader gemeentelijke herindeling belangrijke 14 uitgangspunten. Nu u het kabinetsvoornemen om te komen tot vijf landsdelen heeft losgelaten en met de andere provincies een beweging van onderop lijkt te willen starten, vragen wij u nader toe te lichten waarom u voor de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht niet dezelfde lijn kiest. Wel constateren wij dat u enigszins gehoor heeft gegeven aan de kritiek op de krappe tijdplanning van de 15 voorgenomen fusie. In een brief heeft u aangegeven de datum van herindeling te verschuiven van 26 maart 2015 naar 1 januari 2016. Dit leidt echter tot snelle opeenvolgende Statenverkiezingen, hetgeen leidt tot een onduidelijk positie voor het bestuur dat na de verkiezingen in maart 2015 aan treedt. Wij zien risico voor het 16 draagvlak voor de Colleges die dan aantreden. De Tweede Kamer heeft in een motie u opgeroepen in kaart te brengen wat alternatieven zijn voor deze dubbele verkiezing. In de Memorie van Toelichting bent u niet specifiek over de inhoudelijke reacties die de open overlegfase heeft opgeleverd. De nu voorliggende stukken geven geen helder inzicht in de resultaten. Gezien het belang van draagvlak en om te bepalen wat de risico’s zijn voor het slagen van een fusie, vinden wij helder zicht hierop noodzakelijk. Zelf hebben wij onderzoek gedaan naar draagvlak onder bewoners en bedrijven in Utrecht. Daarvoor hebben wij TNS/NIPO opdracht gegeven een opiniepeiling uit te voeren en hebben wij op 27 augustus jl. en 4 september jl. stakeholdersbijeenkomsten gehouden. 17
Opiniepeiling (bijlage 2) Uit de opiniepeiling blijkt dat 79% op de hoogte is van de beoogde fusie. In het onderzoek is er bewust voor gekozen om de mening over een eventuele fusie niet tot een simpele ja/ nee kwestie te reduceren, omdat de provincie Utrecht vooralsnog open staat voor alle opties –óók voor een eventuele fusie met andere provincies dan Noord-Holland en Flevoland. In antwoord op de vragen geeft 53% aan dat Utrecht zelfstandig moet blijven. Dat betekent dat zelfstandigheid van Utrecht op een breder draagvlak kan rekenen dan een fusie met provincie(s). Een kwart van de 14
Brief van de minister van BZK aan de Tweede Kamer d.d. 26 april 2013 (kenmerk 2013-0000265619), Brief aan IPO (kenmerk 2013-0000371697 waarin Minister aan Inter Provinciaal Overleg vraagt hem inzicht te verschaffen in lopende initiatieven . 15 Brief van de minister van BZK (kenmerk 2013-0000261013) 16 Motie Schouw, Tweede kamer der Staten Generaal, vergaderjaar 2012-2013, 33047, nummer 15. 17 Toekomst van de provincie Utrecht, de mening van Utrechters, G6254/augustus 2013. T. de Beer.
6
respondenten vindt dat de provincie Utrecht samen zou moeten (of mogen) gaan met één of meer andere provincies. Noord-Holland, maar ook Gelderland – dat buiten de fusieplannen valt – worden beide afzonderlijk door 10% van de respondenten genoemd. Flevoland wordt door 8% genoemd als mogelijke fusiepartner en ZuidHolland door 6%. Uit het onderzoek blijkt dat bijna twee derde van de Utrechters zich zeer of tamelijk sterk verbonden voelt met de provincie. Een nagenoeg even grote groep Utrechters is van mening dat de provincie een eigen identiteit heeft. Dit onderschrijft ons pleidooi voor het benaderen van het wetsvoorstel vanuit de provincie Utrecht als geheel. Een derde van de voorstanders van een fusie met één of meer provincies noemt financiële overwegingen als doorslaggevend argument. Voor bijna de helft van de tegenstanders van een fusie is het voornaamste tegenargument dat men vreest dat de identiteit en verbondenheid van Utrecht verloren zal gaan bij een fusie. Nog eens 18% noemt financiële overwegingen juist als tegenargument. De helft van de respondenten verwacht dat de invloed van de eigen gemeente enigszins (31%) tot sterk (20%) zal afnemen als er wordt gefuseerd met (een) andere provincie(s). Een kwart verwacht geen verschil en een kleine groep (13%) denkt juist dat de invloed van gemeenten zal toenemen. Stakeholdersbijeenkomsten (bijlage 3): Uit de bijeenkomst met stakeholders kwam van de zijde van overheden, bedrijfsleven en hoger onderwijs naar voren dat de huidige opschalingsplannen met een fusie van drie provincies vrij willekeurig overkomt. Bestuurlijke schaalvergroting is minder urgent, andere ontwikkelingen vragen meer aandacht. Zij geven aan dat eerst gekeken moet worden naar de rol en taken van de provincies, en dan pas naar welke grootte daarbij hoort. Als nadeel van opschaling wordt gevoeld dat daardoor de afstand tot het provinciaal bestuur groter wordt, terwijl ‘nabijheid’ wel belangrijk wordt gevonden om tot oplossingen te komen. Bedrijfsleven en maatschappelijke organisatie zijn tevreden over de huidige schaal van de provincie. Bij randvoorwaarde 2 hebben wij al genoemd dat door de stakeholders nadrukkelijk naar voren is gebracht dat opschaling weliswaar kan helpen bij het verminderen van bestuurlijke drukte, maar dat het nog belangrijker is om het aantal bestuurslagen terug te brengen met een krachtige en duidelijke positionering van (kern)taken. Samenvattend: Uit de opiniepeiling blijkt dat twee op de drie inwoners zich verbonden voelt met Utrecht en dat een zelfstandigheid van Utrecht op breder draagvlak kan rekenen dan een provinciefusie. Als gekozen wordt voor een fusie, dan wordt niet alleen naar de Noordvleugel gekeken, maar in gelijke mate naar een fusie met Gelderland en in (iets) mindere mate met Flevoland en Zuid-Holland. De stakeholders brengen naar voren dat het huidige fusieplan willekeurig overkomt. Bestuurlijke schaalvergroting is minder urgent, andere ontwikkelingen vragen meer aandacht. Daarbij wordt aangegeven dat weliswaar opschaling kan helpen bij het verminderen van bestuurlijke drukte, maar dat het nog belangrijker is om te komen tot een krachtige en duidelijke positionering met een heldere taakverdeling tussen overheden. Als samen met de problemen rond de dubbele verkiezingen de bovenstaande bevindingen uit de opiniepeiling en de stakeholdersbijeenkomst tot de conclusie leiden, dat het nodig is om meer tijd te nemen voor plannen rond de modernisering van het openbaar bestuur, dan vragen wij u deze tijd ook te nemen. Dit om tot een goede inhoudelijke onderbouwing voor een gekozen (opschalings)variant te komen, de meerwaarde ten opzichte van de bestaande situatie uit te leggen en draagvlak te verwerven. Draagvlak blijft een belangrijke randvoorwaarde en kritische succesfactor. Businesscase Noordvleugelprovincies: maatschappelijke kosten-baten 18
Op ons verzoek hebt u een business case opgesteld om antwoord te geven op de vraag welke kostenbesparingen en kwaliteitsvoordelen te behalen zijn bij de voorgenomen fusie. Ook is geprobeerd de inhoudelijke effecten van een fusie op het provinciaal beleid in beeld te brengen. Hierna gaan wij in op het kostenaspect van de voorgenomen fusie. Voor de business case hebben wij feitelijke informatie aangeleverd. Het eindrapport van de business case is samen met het herindelingsontwerp en het wetsontwerp van de afschaffing van de WGR+ gepubliceerd. In de Memorie van Toelichting wordt verwezen naar de business case.
18
Decisio en Andersson Elffers Felix, maatschappelijke business case Noordvleugelprovincie.
7
19
De provincie Noord-Holland heeft een second opinion op laten stellen, waarbij is gekeken hoe argumenten uit de business case zijn gebruikt ter onderbouwing van het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting. De bevindingen uit de second opinion bevestigen ons in ons standpunt dat de business case een onvoldoende en 20 soms onnauwkeurige onderbouwing geeft voor deze fusieplannen . De business case bevat stellingen en aannames ten aanzien van bijvoorbeeld besparingspotentieel, onderzoeksgegevens, waarvan niet duidelijk is waarop deze zijn gebaseerd of van welke bron zij afkomstig zijn; Onduidelijk is hoe de kosten voor GS en PS per inwoner zijn berekend; Er wordt geanalyseerd aan de hand van aannames en kengetallen zodat onduidelijk blijft of de gepresenteerde schaalvoordelen zullen worden behaald, De gepresenteerde besparingen hebben niet altijd een relatie met de fusie en zijn dus niet daaraan toe te rekenen; Er is een lange aanloopperiode en er worden kosten gemaakt voordat efficiencywinst geleidelijk wordt gerealiseerd; Er wordt een zodanig grote bandbreedte gehanteerd dat het de vraag is welke besparingen uiteindelijk worden gerealiseerd; Er wordt gerekend met een besparingspotentieel van 81 miljoen euro (ontleend aan de Raad voor de Financiële Verhoudingen) als effect van fusie, maar het betreft in feite een bezuiniging op de vrije beleidsruimte van de provincies; De frictiekosten zijn onvoldoende verdisconteerd. In de memorie van Toelichting meldt u dat het besparingspotentieel oploopt tot minimaal 70 miljoen euro. Dit bedrag is echter uit de business case niet te lezen. U heeft losse theoretische besparingen bij elkaar opgeteld en gepresenteerd als zeker in te boeken minimale besparing. Vanuit dit perspectief, kunnen wij niet anders dan er op wijzen dat de cijfers in de Memorie van Toelichting rooskleuriger worden voorgespiegeld dan de business case rechtvaardigt. Op dit punt zijn de onderzoekers van de second opinion ook uiterst kritisch en gebruiken de term ‘doelredenering’. Het mag duidelijk zijn dat de in uw opdracht opgestelde business case, die ten grondslag ligt aan uw motivering van dit wetsvoorstel, bij ons veel vragen heeft opgeroepen. De keuze voor het opstellen van een business case bergt het risico in zich dat de gedachtevorming te zeer wordt verengd tot een meer technische afweging, en onvoldoende duidelijk maakt wat deze fusie van drie provincies nu eigenlijk behelst. Op de belangrijke vraag of het wetsvoorstel leidt tot beter bestuur voor bedrijven en burgers geeft de business case geen antwoord. Voor ons is transparantie over kosten belangrijk, omdat uit de resultaten van de opiniepeiling blijkt dat voorstanders van de door u voorgestelde fusie hebben aangegeven dat hun standpunt ingegeven wordt door mogelijk te behalen kostenbesparingen. Wanneer dit voor hen een doorslaggevend argument is, moeten wij ons er wel van vergewissen dat er bij een fusie ook daadwerkelijk kostenbesparingen kunnen worden ingeboekt. Dit om teleurstelling te voorkomen wanneer de door het Rijk ingeboekte besparingen niet worden gehaald en dit leidt tot noodgedwongen verhoging van de provinciale opcenten. Op dit moment zijn deze in Utrecht, na NoordHolland, het laagst. Tot slot merken wij op dat de Raad van State over besparingspotentieel van opschaling stelt dat: ”Voor de stelling dat recente gemeentelijke herindelingen tot besparingen hebben geleid, ontbreekt empirisch bewijs. Het is 21 daarom onverstandig bezuinigingen te verwachten wanneer gemeenten samengaan”. Voor een eventuele suggestie dat dit bij provincies anders zou zijn, ontbreekt wat ons betreft voor dit moment de grondslag. Samenvattend: Voor ons heeft u niet aangetoond dat de door u genoemde besparingen reëel zijn. De financiële onderbouwing ziet er niet deugdelijk uit. Zeker ten tijde van een economische crisis valt dit niet aan de inwoners te verantwoorden. De in de Memorie van Toelichting genoemde besparing volgt niet uit de business case. Aangezien zowel voor u als voor onze inwoners besparing een belangrijke overweging voor opschaling is, moet de gegeven onderbouwing in ieder geval deugdelijk zijn. Wij vragen u om na het onderzoeken van varianten en duidelijkheid
19
Wij verwijzen naar de second opinion die de provincie Noord-Holland (M.J.W. van Twist e.a., De maatschappelijke ‘business case’ Noordvleugelprovincie in relatie tot de Wet tot samenvoeging van de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht. Een second opinion, augustus 2013, zie bijlage 2). 20 Hier volgen wij de argumentatie die is gekozen in de zienswijze van de provincie Noord-Holland. 21 Raad van State (2013), Het kán beter: Interbestuurlijke verhoudingen opnieuw beschouwd, Den Haag, p. 93.
8
over taken en bevoegdheden opnieuw de maatschappelijke kosten en baten te onderzoeken. Vanzelfsprekend zullen wij daar een bijdrage aan leveren.
Onze conclusie Provincie Utrecht is een regio die er toe doet: aantrekkelijk om in te wonen, aantrekkelijk voor bedrijven om zich te vestigen, waardevol qua landschap, cultuur en natuur. Utrecht levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie en staat binnen Europa op de eerste plaats als meest competitieve regio. Dit zijn alle belangrijke kwaliteiten die we moeten behouden en versterken. Een doelmatige middenbestuur met daarbij passende taken en schaal vormt daarvoor een voorwaarde. Wij willen daarom graag met u meedenken over de visie op de toekomst van het binnenlands bestuur. Voor ons gelden daarbij wel vijf randvoorwaarden. Inhoudelijke integrale visie Er ontbreekt een voldoende uitgewerkte integrale visie op de modernisering van het gehele binnenlands bestuur. Een dergelijke visie moet er zijn vòòr dat drastische keuzes worden gemaakt over de herinrichting van het openbaar bestuur. Alleen dan is een verantwoorde keuze mogelijk die bijdraagt aan een bestendig middenbestuur met maatschappelijk draagvlak en een blijvend hoogwaardige regio Utrecht. Dit geldt eens te meer in tijden van economische crisis. Terugbrengen van het aantal bestuurlijke tussenlagen en hulpstructuren Wij zijn verheugd dat u met uw herindelingsvoorstel aan een deel van onze randvoorwaarden tegemoet bent gekomen, in het bijzonder door het voor Utrecht schrappen van de WGR+-regio. Maar met het wetsvoorstel afschaffing WGR+ introduceert u voor de Noordvleugelprovincie een voor ons niet aanvaardbare bestuurlijke hulpstructuur, de vervoerregio. Het doet afbreuk aan een doelmatig en krachtig middenbestuur en de ook door het kabinet gewenste, bestuurlijke drukte neemt niet af. Het beperkt de nieuw te vormen provincie wezenlijk in de invulling van de regionale regiefunctie op haar kerntaken Alternatieve varianten en voorstellen zijn onderzocht Wij constateren dat andere varianten en opties niet serieus zijn onderzocht en dat het wetsvoorstel een overtuigende onderbouwing van de meerwaarde van de samenvoegingsvariant Noordvleugel mist. Dit vinden wij niet aanvaardbaar, te meer daar een dergelijke keuze maar één keer kan worden gemaakt. In het doorvoeren van het nu voorliggende “geïsoleerd” herindelingsvoorstel schuilt het risico dat het leidt tot een duur bestuurlijk experiment in plaats van tot het versterken van het openbaar bestuur in Nederland. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden op kerntaken en een eigen belastinggebied Enkel een verkenning aankondigen van het overdragen van Rijkstaken naar de nieuwe landsdeel komt onvoldoende tegemoet aan onze voorwaarde om de belangrijkste bevoegdheden en verantwoordelijkheden op ruimtelijk en economisch terrein onder te brengen bij een krachtig en toekomstgericht middenbestuur. Zonder harde afspraken over een krachtig pakket met extra taken, bevoegdheden en middelen heeft een opschaling geen meerwaarde voor een beter functionerend middenbestuur. De positie in Europa wordt daarmee ook niet verstevigd. Decentralisatie van taken en bevoegdheden moet onlosmakelijk onderdeel zijn van het wetsvoorstel. Voor ons heeft u niet aangetoond dat de door u genoemde besparingen reëel zijn. De financiële onderbouwing ziet er niet deugdelijk uit. Zeker ten tijde van een economische crisis valt dit niet aan de inwoners te verantwoorden. De in de Memorie van Toelichting genoemde besparing volgt niet uit de business case. Aangezien zowel voor u als voor onze inwoners besparing een belangrijke overweging voor opschaling is, moet de gegeven onderbouwing in ieder geval deugdelijk zijn. Breed draagvlak Uit de opiniepeiling blijkt dat twee op de drie inwoners zich verbonden voelt met Utrecht en dat een zelfstandigheid van Utrecht op een breder draagvlak kan rekenen dan een fusie met provincies. Als gekozen wordt voor een fusie dan wordt niet alleen naar de Noordvleugel gekeken, maar in gelijke mate naar een fusie met Gelderland en (iets) minder mate met Flevoland en Zuid-Holland. De stakeholders brengen nadrukkelijk naar voren dat het huidige fusieplan willekeurig overkomt. Bestuurlijke schaalvergroting is minder urgent, andere ontwikkelingen vragen meer aandacht. Daarbij wordt nadrukkelijk aangegeven dat opschaling weliswaar kan helpen bij het verminderen van bestuurlijke drukte, maar dat het nog belangrijker is om te komen tot een krachtige en duidelijke positionering van het middenbestuur met een heldere taakverdeling.
9
Wij zijn van mening dat het kabinet er nog niet in geslaagd is om aan te tonen dat de voorgestelde fusie past binnen een groter geheel van modernisering van het openbaar bestuur. Tevens zijn wij van mening dat in financiële zin het wetsvoorstel onvoldragen is. Er is onvoldoende zicht op het realiseren van besparingen en niet onderzocht is of alternatieven leiden tot minder bestuurlijke lasten en tot een beter en efficiënter bestuur. Daarbij komt dat u met het wetsvoorstel Wgr+ een voor ons niet aanvaardbare nieuwe hulpstructuur introduceert. Voorstaande bevindingen alsook de bevindingen uit de opiniepeiling en de stakeholdersbijeenkomst leiden voor ons tot de conclusie dat het wetsvoorstel op dit moment niet voldoet aan de door ons vooraf gestelde randvoorwaarden. Daarom kunnen wij vooralsnog niet met het voorliggende wetsvoorstel instemmen. Wij zijn bereid onze kennis en expertise in te zetten om samen met u verder te onderzoeken, met welke taken en bevoegdheden, op welke schaal en in welke samenwerkings- en/of opschalingsvariant onze maatschappelijk opgaven het best uitgevoerd kunnen worden.
Hoogachtend, Provinciale Staten van Utrecht,
Voorzitter,
Griffier,
5 bijlagen: (1) Rapport Inhoudelijke verkenning voor de zienswijze op de Noordvleugelprovincie, (2) Opiniepeiling, Toekomst van de provincie Utrecht, de mening van Utrechters, (3) Second Opinion op de Businesscase in opdracht van Noord-Holland, (4) Verslag stakeholdersbijeenkomsten 27 augustus 2013 en 4 september 2013, (5) Reactie op artikelen herindelingsontwerp.
1 0
Fractie Amersfoort
Hoofdlijnen zienswijze herindelingsontwerp samenvoeging provincies 1. Een integrale visie is cruciaal De fusie zoals die nu voorligt heeft geen zin wanneer er een integrale visie op het bestuurlijk stelsel in Nederland, en de rol van het middenbestuur daarin ontbreekt. Een daadwerkelijke aanpak van de bestuurlijke drukte blijft achterwege. 2. Een eventuele fusie dient goed onderbouwd te zijn Een samenhangende onderbouwing waarom juist nu voor juist deze fusie zou moeten worden gekozen ontbreekt. Andere varianten en opties zijn niet serieus onderzocht. De fusie komt daarnaast sterk willekeurig over: over andere provincies wordt niet gesproken. Het kabinet ziet de fusie als een ‘eerste stap’, terwijl het debat over samenvoeging van provincies buiten 1 de Randstad (sic!) nog moet worden gevoerd. 3. Een dergelijk besluit dient voldoende gedragen te zijn Zowel inwoners als bedrijfsleven zijn allerminst enthousiast over deze plannen. Met name is de twijfel over een meerwaarde van de voorgestelde fusie groot. 4. Bestuurlijke vernieuwing dient ook recht te doen aan de Amersfoortse belangen Amersfoort is in de regio een gemeente die ook naar het oosten kijkt, met name naar Nijkerk en Barneveld. De provinciegrens, die nu op onderdelen belemmerend werkt, wordt met deze voorgestelde fusie niet weggenomen. Regionale samenwerking neemt steeds maar toe, mede door de ontwikkeling van de gemeente als eerste overheid. Dit voorstel komt aan die ontwikkeling, in het Amersfoortse geval, niet tegemoet. Samenvattend De fractie van de ChristenUnie stelt voor om de Raad een eigen zienswijze te laten indienen, gebaseerd op bovenstaande uitgangspunten.
1
Memorie van toelichting, pagina 8.
Voorstel standpunt BPA over de Provinciale Herindeling Puur kijkend naar Amersfoorts belang, en daartoe is de Burger Partij Amersfoort (BPA) op aarde, is er veel meer te zeggen voor toetreding van Amersfoort tot de provincie Gelderland dan tot de nieuwe megaprovincie Groot Randstad ( een megalomaan bedenksel van het VVD/PvdA kabinet bestaande uit de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht) Aandringen op handhaving van de provincie Utrecht heeft geen zin want dat is te groot voor het bestuurlijke servet en te klein voor het tafellaken. Bovendien zijn de grootste verkeersinfarcten op A 28 en de A1 (denk in bijzonder aan kruispunt Hoevelaken) in gezamenlijke samenwerkingsplan Verder al opgelost c.q in ontwikkeling. Gemeten naar de kabinetscriteria ruimte, natuur, regionale economie en verkeer en vervoer grote relaties met de Gelderse valleigemeenten en dus ook de provincie Gelderland. In de provincie Gelderland heeft Amersfoort groot belang bij het doortrekken bij het doortrekken van de A 30 van Barneveld richting Barneveld, het behoud van de Arkenheempolder en het Groen houden van Amersfoort Noord, de economische samenwerking met buurgemeente Nijkerk en aansluitend Barneveld alsmede de toekomstige ontwikkeling van het aan de overkant van het Eemmeer en Veluwemeer gelegen Flevoland. Kortom deze provinciale her-indelingsplannen die nu op stapel staan zullen door Amersfoort met beide handen moeten worden aangegrepen om niet langer met de rug naar het Gelderse te blijven staan maar juist met beide handen moeten worden aangegrepen zich meer te verbinden met Gelderland. Amersfoort in dezelfde provincie als het eiland Texel is niet realistisch. In plannen van het college wordt Amersfoort neergezet als soort verbindende factor tussen de nieuwe provincie Noordvleugel en wat nu de provincie Gelderland is. Grote vraag is daarom wat nu de toegevoegde waarde is voor Amersfoort om bij Amsterdam, Utrecht, Almere en Haarlem te willen horen. In het collegestuk is dit in ieder geval niet te vinden en verwijst men enkel naar taakoverhevelingen als de AWBZ en Jeugdzorg. Wel is het goed om te beseffen dat ook voor Gelderland plannen liggen, in de vorm van een samenvoeging met Overijssel. Wanneer we kijken naar de vijf peilpunten van het college, valt op dat de enige link met Utrecht op het gebied van vervoer lijkt te liggen. De BPA heeft het idee om burgemeester Lucas Bolsius als voorzitter van de regiogemeenten, een overzicht te laten maken van relaties die Amersfoort heeft met de buurtgemeenten en te berekenen in welke provincie voor de stad Amersfoort het meest te halen valt. de fractie BPA - 24 september 2013
Besluitenlijst De Ronde datum:
24 september 2013
vergaderruimte: Raadzaal (1.02) Titel Van Doel activiteit Voorstel
Voorzitter Secretaris Notulist Aanwezige woordvoerders Raadsleden/buitengewone fractieleden
Inspreker(s) Conclusie voorzitter
van
20:00 tot
aantal bezoekers:
21:00 uur 14
Reg.nr. 4495998 Provinciale herindeling Soort verslag College van B&W Verslag Soort activiteit Peiling Peiling Peilpunten: 1. Door de overheveling van taken vanuit het Rijk en de provincie naar gemeenten, ondermeer de drie decentralisaties, is een opgeschaalde 1e overheid ontstaan die in toenemende mate in regioverbanden een deel van haar taken uitvoert. Wij zien opschaling van het middenbestuur dan ook als een logische stap. 2. De keuze voor een Noordvleugelprovincie sluit aan op de nu voorziene taken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur en de al bestaande samenwerking en samenhang op ruimtelijk-economisch gebied van de regio’s binnen de Noordvleugel. 3. Wij pleiten voor het instellen van een vervoersregio Utrecht/Amersfoort, analoog aan de twee andere vervoersregio’s 4. Schaalvergroting mag de gemeentelijke samenwerking over de provinciegrenzen heen niet belemmeren. 5. De kerntaken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur moeten helder en eenduidig zijn in relatie tot de ander bestuurslagen. Taken en bevoegdheden van de rijksoverheid op het vlak van de kerntaken van de provincie moeten dan ook worden gedecentraliseerd: maximaal twee bestuurslagen per beleidsterrein. Portefeuillehouder Bolsius, Van Oostlander-Çetin Van Kan Muilekom Opsteller MKW Reijlink Portefeuillehouder Bolsius, Van Barske (VVD), Dijksterhuis (CU), Van Koningsveld (CDA), Land (GL), Nederkoorn Muilekom Ambtenaren (D66), Schoenmaker (SP), Schulten (BPA), Reijlink Smit (Groep Van Vliet), Smits Alvarez (PvdA) Na een korte introductie door de portefeuillehouders hebben de woordvoerders zich tijdens een 1-minutenronde negatief uitgesproken over het wetsvoorstel van het Rijk voor een provinciale herindeling. SP is tegen de voorgenomen provinciale herindeling en welke vorm van opschaling van het middenbestuur dan ook. Andere woordvoerders missen een deugdelijke onderbouwing bij het voorstel van het Rijk en een integrale visie op de modernisering van het bestuur. Merendeel ziet wel de noodzaak voor het opschalen van het middenbestuur vanwege de overdracht van taken aan het gemeentebestuur en het beperktere takenpakket van de provincie. D66 en Groep Van Vliet zien provincies het liefst verdwijnen. D66 ziet het discussiestuk van het college als een goede basis voor een zienswijze. VVD wil een negatieve zienswijze geven, vanwege de beperkte onderbouwing. PvdA geeft aan nog geen standpunt te hebben ingenomen. CDA vindt dat er rekening moet worden gehouden met het identiteitsargument. CU, BPA en Groep Van Vliet benadrukken Amersfoortse belangen. BPA en Groep Van Vliet vinden dat ook naar samenwerking met Gelderland zou moeten worden gekeken.
#4495998 v1 - BESLUITENLIJST DR 24-9-2013 PROVINCIALE HERINDELING
PvdA stelt voor om als raad een afzonderlijke zienswijze te formuleren. Portefeuillehouders raden dit af en stellen dat horende de discussie een gezamenlijke zienswijze zeker mogelijk is. Op SP na stemmen woordvoerders in om met college een zienswijze op te stellen die in Het Besluit van 8 oktober behandeld kan worden. Kernboodschap van de zienswijze is dat men zich beargumenteerd negatief uitspreekt tegen het wetvoorstel, o.a. vanwege een gebrekkige onderbouwing; maar dat er wel nagedacht moet worden over vraagstukken rondom het veranderende takenpakket van het lokaal bestuur en opschaling van het middenbestuur. Advies aan presidium: Vervolgstap college/raad: opstellen gezamenlijke zienswijze, ondersteund door ambtenaren en griffie Naar Het Besluit van 8 oktober i.v.m. deadline voor aanleveren zienswijze van 16 oktober Toezeggingen / Afspraken Aantekeningen voor verslag
#4495998 v1 - BESLUITENLIJST DR 24-9-2013 PROVINCIALE HERINDELING
Verslag De Ronde op 24 september 2013: Provinciale herindeling Voorzitter: Oostlander-Çetin Secretaris: Van Kan Aanwezig: Barske, Dijksterhuis, Van Koningsveld, Land, Nederkoorn, Schoenmaker, Schulten, Smit, Smits Alvarez Pers: ja Publiek: 14 Conceptverslag: MKW secretariaatsservices Portefeuillehouder: Bolsius/Van Muilekom Ambtenaar/Gast: Reijlink (gemeente Amersfoort) Reg. nr.: 4499969 Tel. nr.: (033) 4694379 E-mail:
[email protected] Punt
Inhoud
Actie
De Ronde: Provinciale herindeling Doel: Van de raadsleden wordt gevraagd zich uit te spreken over de peilpunten: 1. door de overheveling van taken vanuit het rijk en de provincie naar gemeenten, ondermeer de drie decentralisaties, is een opgeschaalde eerste overheid ontstaan die in toenemende mate in regioverbanden een deel van haar taken uitvoert. Wij zien opschaling van het middenbestuur dan ook als een logische stap; 2. de keuze voor een Noordvleugelprovincie sluit aan op de nu voorziene taken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur en de al bestaande samenwerking en samenhang op ruimtelijk-economisch gebied van de regio’s binnen de Noordvleugel; 3. wij pleiten voor het instellen van een vervoersregio Utrecht/Amersfoort, analoog aan de twee andere vervoersregio’s; 4. schaalvergroting mag de gemeentelijke samenwerking over de provinciegrenzen heen niet belemmeren; 5. de kerntaken en verantwoordelijkheden van het middenbestuur moeten helder en eenduidig zijn in relatie tot de andere bestuurslagen. Taken en bevoegdheden van de rijksoverheid op het vlak van de kerntaken van de provincie moeten dan ook worden gedecentraliseerd: maximaal twee bestuurslagen per beleidsterrein. Voorzitter (Oostlander-Çetin): - Kabinet stelt voor provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland samen te voegen. Hiervoor is Arhi-procedure gestart. Tot 16 oktober 2013 kunnen zienswijzen worden ingebracht. - BPA en ChristenUnie hebben voorzet voor zienswijze ingediend. - SP kondigt motie aan voor Het Besluit. Burgemeester (Bolsius): - Conclusie aan einde van discussiestuk is goede weergave van collegediscussie. Opschaling is geen doel op zich, maar moet ten dienste staan van verschillende bestuurslagen. Aantal vraagstukken van middenbestuur neemt andere schaal in dan op grondgebied van provincie Utrecht. Aantal taken komt bij gemeenten terecht, zoals sociale domein. Discussie over opschaling is dan niet vreemd. - Noordvleugelprovincie is anders dan kabinetsvoorstel en is ingegeven vanuit ruimtelijke/economische vraagstukken waarmee Amersfoort te maken heeft. Is opschaling duurzaam in deze vraagstukken? Discussie moet op inhoud worden bekeken. - Voor vraagstuk verkeer en vervoer (mobiliteit) moet zinvolle vervoersautoriteit gelden die goed kan worden aangestuurd. - Ongeacht welke indeling er komt, zal Amersfoort altijd zaken over provinciegrenzen moeten organiseren.
1
Wethouder (Van Muilekom): - College heeft geprobeerd discussiestuk voor te leggen. Hoopt te komen tot breed gedragen zienswijze. VVD (Barske): - Wat wordt onder Noordvleugel verstaan? Wethouder (Van Muilekom): - Verwijst naar kaart in het stuk. Dit is vooral discussie tussen Utrecht, Hilversum, Amsterdam en regio Schiphol/Haarlem. Wat is goed voor voorzieningen in de stad? Opschaling van provincie lijkt logisch op aantal zaken. ChristenUnie (Dijksterhuis): - Middenbestuur wordt opgeschaald. Mist integrale visie hoe in Nederland wordt gedacht over bestuurlijk model. - Wetsvoorstel heeft geen deugdelijke onderbouwing. Collegevoorstel heeft op veel punten onsamenhangende onderbouwing. Andere varianten en opties zijn niet onderzocht. - Draagvlak is buitengewoon laag, zowel onder bewoners als bedrijfsleven. - Amersfoortse belangen komen niet aan bod. Mist bestaande netwerken. - In hoeverre blijft eigenheid van provincie Utrecht gewaarborgd als wordt opgeschaald met provincies die anders werken? GroenLinks (Land): - Zowel bij rijk als in Amersfoort ontbreekt visie op modernisering bestuur. - Wat voor relaties zijn er? Hoe belangrijk zijn deze? Waar wil Amersfoort naartoe? D66 (Nederkoorn): - Er gaan veel extra taken van rijk naar gemeenten. Het is logisch dat wordt gekeken naar middenbestuur. Wil zover opschalen dat geen provincies overblijven. - College heeft goede insteek gekozen door in te gaan op uitgangspunten die voor Amersfoort goed zouden zijn. Punten zijn evenwichtig. Vindt het goed dat opschaling niet als doel op zich wordt gezien, maar dat wordt gekeken naar effectiviteit. Er mag geen onduidelijkheid zijn over taken van provincie. - Het is niet logisch als op een plek wordt opgeschaald, terwijl elders kleine provincies overblijven. Groep van Vliet (Smit): - Wil geen superprovincie zoals rijk voorstelt. Plaatst kanttekeningen bij bestaansrecht van provincies. Vaak zijn provinciegrenzen geen belemmering (VERDER). Verbetering is mogelijk (vervoersregio). - Mist onderbouwing bij rijks- en collegevoorstel. VVD (Barske): - Sluit aan bij betoog Dijksterhuis en eerste deel Nederkoorn. - Wil minder bestuurlijke drukte. Voorstel is ook bezuinigingsmaatregel. - Onderbouwing is geen onderbouwing. Minister stelt nog analyse op over nut, noodzaak en democratische wenselijkheid. Wil onderbouwing hebben, voordat met wet kan worden ingestemd. Wil namens gemeente negatieve zienswijze omdat er te weinig onderbouwing is. PvdA (Smits Alvarez): - Heeft kaart uit 1628 rondgedeeld. Provinciegrenzen bestaan bijna 1000
2
-
jaar. Gekozen is voor bepaalde grens vanwege kerkelijke, economische en bestuurlijke belangen. PvdA gaat voor inhoud, maar heeft nog geen standpunt ingenomen, omdat er nooit fundamentele discussie over is gevoerd. Wijst op aspecten als openbaar vervoer en verkeer. Ook moet worden gekeken naar Flevoland. Provinciegrenzen moeten niet belemmerend zijn. In zienswijze moet staan wat gewenst is.
CDA (Van Koningsveld): - Sluit aan bij betoog Dijksterhuis en eerste deel Nederkoorn. Is opschaling juiste antwoord? - Heeft voorkeur voor het woord "staat" om identiteit overeind te houden. - Vervoersregio's zijn uitzondering. Twee vervoersregio's krijgen rechtstreeks rijksmiddelen. Dat is geen positieve ontwikkeling. BPA (Schulten): - Heeft schriftelijke inbreng geleverd. Het gaat om Amersfoortse belangen. - Pleit ervoor ook naar voor- en nadelen van Gelderland te kijken. Amersfoort heeft belang bij doortrekken van A30 naar Flevoland, economische samenwerking met Nijkerk en Barneveld en toekomstige ontwikkeling van Flevoland. - Wil niet te groot kijken maar zakelijk bezien hoe Amersfoort bestuurlijk het best kan worden ondergebracht. SP (Schoenmaker): - Wil geen monsterprovincie. Heeft geen behoefte aan discussies over schaalvergroting. Heeft geen behoefte aan het samenvoegen van drie provincies. Voor 16 oktober a.s. moet worden gereageerd. Wil motie in Het Besluit in behandeling brengen. D66 (Nederkoorn): - Gezien taken die naar gemeente komen, vinden bijna alle partijen opschaling reëel. Verwacht weinig steun voor SP-motie. PvdA (Smits Alvarez): - Meerderheid vindt opschaling noodzakelijk. Raad kan zienswijze opstellen en 8 oktober a.s. inbrengen. VVD (Barske): - Vermoedt dat college weinig met deze discussie kan. - Aan raadsvoorstel gaat collegebesluit vooraf. Vreest dat het technisch niet mogelijk is. - Stelt voor goed onderbouwde, negatieve zienswijze te geven. GroenLinks (Land): - Twee items liggen voor: collegestuk en actuele vraag over samenvoeging van provincies waarop zienswijze moet worden gegeven. - Peilpunten sluiten aan op waarmee GroenLinks bezig is. Als peilpunten in zienswijze worden verwerkt, gaat minister ervan uit dat Amersfoort voor is. BPA (Schulten): - Raad heeft eigenstandige positie en kan reageren. Is daarvoor.
3
ChristenUnie (Dijksterhuis): - Noordvleugeldiscussie die college wil voeren, staat los van zienswijze op Arhi-procedure. Formeel ligt zienswijze op wetsvoorstel voor. Groep van Vliet (Smit): - Raad zal moeilijk tot eensluidende reactie kunnen komen. Stelt reactie van raad voor vanuit Amersfoortse perspectief. Rijksvoorstel is grofschalig. Wellicht past Gelderse Vallei eerder bij provincie Utrecht dan gebied ten noorden van Noordzeekanaal. D66 (Nederkoorn): - Voorstel Smits Alvarez is interessant, maar veel partijen zijn intern sterk verdeeld. Vraagt zich af of met stevige eensluidende visie kan worden gekomen. - Heeft collegestuk gelezen als het meegeven van kaders. Peilpunten zijn niet vreemd en gaan in op belang van Amersfoort. Groep van Vliet (Smit): - Amsterdam is vooral gericht op polders (Almere/Lelystad) en heeft nooit belangstelling gehad voor Utrecht. Burgemeester (Bolsius): - Kan absoluut iets met gevoerde discussie. - Veel fracties zijn negatief ten aanzien van wetsvoorstel, maar niet negatief ten aanzien van schaalvergroting. - Amersfoort moet krachtig argumenteren en op inhoud piketpalen slaan. Aantal vraagstukken ontwikkelt zich op groter schaalniveau en moet in regio Amersfoort worden opgepakt. Belang van Amersfoort moet goed voor voetlicht worden gebracht. Met het negatieve beeld ten opzichte van wetsvoorstel moet Amersfoort laten zien dat ze durft na te denken en dilemma's durft te benoemen. Verwacht dat raad en college hier uitkomen en tot standpunt/zienswijze van Amersfoort kunnen komen die recht doet aan nuances en positie van Amersfoort. VVD (Barske): - Vindt burgemeester dat argumenten in discussienota kunnen worden gebruikt om aan te geven dat wetsvoorstel niet goed is onderbouwd? Wil goed onderbouwd "nee". Burgemeester (Bolsius): - Aantal vraagstukken bevindt zich op hoger schaalniveau en moeten worden onderkend. Als gevolg van decentralisaties op sociale domein wordt gemeente belangrijker. Verhouding naar middenbestuur is dan discussieonderwerp. Groep van Vliet (Smit): - Bestuurlijke herordening alleen op basis van financiële uitgangspunten is verkeerde invalshoek. Voor Amersfoort is het interessant over herindeling te spreken. Discussie moet worden gevoerd op basis van behoefte, ontwikkelingen, historie en toekomst. PvdA (Smits Alvarez): - Als zienswijze moet worden opgesteld, moeten afspraken worden gemaakt. Stelt voor dit door griffie te laten voorbereiden/organiseren. Griffie heeft centrale rol en voldoende expertise om dit op papier te zetten.
4
-
Als algemene zienswijze lading onvoldoende dekt, kunnen fracties eigen zienswijze geven.
Voorzitter (Oostlander-Çetin): - Op SP na, zijn alle fracties voor enige opschaling en niet tegen enige verandering. GroenLinks (Land): - Niemand heeft gezegd achter kabinetsvoorstel te staan. - Problematiek heeft te maken met taken naar gemeenten en uitholling van provincie. Dit antwoord is niet het goede antwoord. Daarnaar moet beter worden gekeken. CDA (Van Koningsveld): - Wil beargumenteerd "nee" zeggen, waarbij opsomming van argumenten kan worden voorgelegd. Wethouder (Van Muilekom): - Wil niet dat zowel vanuit college als vanuit raad zienswijze wordt ingediend. - Er wordt steeds meer regionaal samengewerkt. Bij alle discussies is provincie niet in beeld. Belangen moeten goed worden benadrukt. Burgemeester (Bolsius): - Het "nee-geluid" is gericht tegen wetsvoorstel. Onderbouwing wordt gemist. Er ontbreekt totaalvisie op middenbestuur van Nederland. Een aantal vraagstukken moet op grotere schaal worden aangepakt. Dit kan beargumenteerd worden opgeschreven. Wil in "coproductie" kijken hoe dit goed op papier kan worden gezet om 8 oktober a.s. zienswijze van Amersfoort te kunnen vaststellen. ChristenUnie (Dijksterhuis): - Zienswijze is gemene deler uit raad. Argumentatie over hoe het moet zijn, is input van college. Voorzitter (Oostlander-Çetin): - Wellicht kan kleine commissie voorzet doen met ambtelijke ondersteuning van college. Conclusie: - Op SP na stemmen woordvoerders in om met college een zienswijze op te stellen die in Het Besluit van 8 oktober behandeld kan worden. Kernboodschap van de zienswijze is dat men zich beargumenteerd negatief uitspreekt tegen het wetvoorstel, o.a. vanwege een gebrekkige onderbouwing; maar dat er wel nagedacht moet worden over vraagstukken rondom het veranderende takenpakket van het lokaal bestuur en de opschaling van het middenbestuur.
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 oktober 2013 de griffier,
de voorzitter,
5
Verslag Provinciale herindeling
De Ronde en Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 24 september 2013 19:00
Jeugdzorg: transitiearrangement regio Eemland Informatie SP: Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid Peiling
Verslag Provinciale herindeling
Jeugdzorg: transitiearrangement regio Eemland Informatie Inhoud agendapunt Jeugdzorg - transitiearrangement regio Eemland (pdf) *Raadsinformatiebrief 2013-112 Bijlage - Handreiking Regionale Transitie arrangementen Jeugd, uitgave van het Transitie Bureau jeugd, 25 juli 2013 *Presentatie Jeugdzorg - transitiearrangement regio Eemland - 24 september 2013 (pdf) Besluitenlijst Jeugdzorg - transitiearrangement regio Eemland (pdf) Audioverslag
Verslag Provinciale herindeling
SP: Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid Peiling Inhoud agendapunt SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid (pdf) Raadsinformatiebrief - RIB 2013-42 Monitor van de effecten van de beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid in 2012, incl. bijlage (pdf) Bijlage - Collegebericht Vervolgstappen monitor Wmo- en minimabeleid 2012 en uitwerking sociale maatregelen collegeprogramma (pdf) Besluitenlijst SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid (pdf) Audioverslag
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Samenvatting
Doel activiteit Reden van aanbieding Van de raadsleden wordt gevraagd Vervolgtraject
Jeugdzorg: transitiearrangement regio Eemland 24 september 2013 Ambtelijk contact College van B&W
Reg.nr.
4487911
Hoogenveen (033-469 4236)
Lubbinge Gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle jeugdzorgtaken en zijn nu volop bezig met de voorbereiding. Belangrijk onderdeel van de voorbereiding zijn de transitiearrangementen. Deze arrangementen moeten uiterlijk 31 oktober 2013 zijn opgesteld en aangeboden worden aan de landelijke transitiecommissie Jeugdzorg. Het college wil de raad informeren over: Stand van zaken: inhoud en proces Samenwerking regio Eemland en de 28 gemeenten provincie Utrecht Rollen en verantwoordelijkheden: positie van de raad en college Actualisatie startfoto en uitvraag data bij de zorgaanbieders Overleg met de zorgaanbieders jeugd (jeugdzorg, VB en J-GGZ) Processtappen en planningsschema Soort document Informatie n.v.t. Toezegging aan de raad hen te informeren over de regionale transitiearrangementen jeugdzorg op inhoud en proces Kennis te nemen en vragen te stellen over de onderwerpen die aan de orde komen. Regionaal Transitiearrangement jeugd Eemland definitief ter kennisname, november
Opm. presidium Soort verslag Bijbehorende documenten
Achterliggende documenten
2_6W701!
Besluitenlijst De RIB “Regionaal Transitiearrangement jeugd: stand van zaken” (beschikbaar op 24 september 2013) Handreiking Regionale Transitie arrangementen Jeugd, uitgave van het Transitie Bureau jeugd, 25 juli 2013 http://www.voordejeugd.nl/images/pdf/ha ndreikingen/Handreiking-regionaletransitiearrangementen-jeugd_2.pdf
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
Regionaal Transitiearrangement
26 gemeenten, 6 regio’s, 1 proces
pagina 1
Kern van het transitiearrangement • Een arrangement is een afsprakenkader waarin voor het jaar 2015 opgenomen staat: 1. (voorgenomen) budget garantie: zorg, omvang, kosten en zorgaanbieder 2. Hoe we de toeleiding naar aanbod vanaf 2015 regelen
3. Hoe we de bezuiniging van 4% in 2015 realiseren 4. Welke frictiekosten we verwachten en hoe die zo laag mogelijk te houden
• Een arrangement hoeft geen inkoop en sturingskader te bevatten • Wie de frictiekosten betaalt, wordt pas nadien bepaald
2
Cliënt groepen 1. Cliënten in zorg op 31/12/2014 – Zorg wordt gecontinueerd bij dezelfde zorgaanbieder. 2. Cliënten op wachtlijsten op 31/12/1014 – Zorgvorm is bepaald maar zorgaanbieder kan nog nader bepaald worden. 3. Cliënten die vanaf 1/1/2015 nieuw instromen – Valt strikt genomen niet onder de overgangsmaatregel maar speelt belangrijke rol bij de instandhouding van de zorginfrastructuur. Cliënten die onder de eerste twee categorieën vallen beslaan nl. ongeveer 40% van het huidige budget.
pagina 3
Uitgangspunten samenwerking 4
Uitgangspunten samenwerking met aanbieders Verbetering cliëntpositie • regie zoveel mogelijk bij cliënt/gezin • waarborgen van de kwaliteit en veiligheid voor de cliënt
Meer ruimte en verantwoordelijkheid professional • professional in buurtteam/wijkteam meer handelingsvrijheid • sturen op de ‘wat’ (outcome) en niet op het ‘hoe’ (output) Effectievere organisatie • verbinding met het lokale niveau (contact met thuissituatie, buurtteam, CJG, gemeente) • uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één aanspreekpunt’ • behoud continuïteit specialistische zorg en kennis voor hele specifieke doelgroepen
Doelmatigheidswinst en budgetbeheersing • van curatie naar preventie; versterken prikkel tot uitstroom & minder instroom • 1e lijn is leidend en zo kort en licht als verantwoord in de 2e lijn Op alle terreinen geldt dat er voldoende ruimte moet zijn voor innovatie 5
Uitvraag zorgaanbieders (26 gemeenten Utrecht) Preventie, signalering, vroeg interventie en toeleiding Generalistische ondersteuning Totaal regionaal
6% 9% 14%
Specialistische ondersteuning
28%
Residentiële hulp Gezinsvervanging Crisisdienst MHGK JB/JR Totaal bovenregionaal
37% 5% 2% 1% 11% 58%
Totaal alle zorg
100%
pagina 6
PLANNING + BESLUITVORMING 1e Gespreksronde zorgaanbieders
Uitwerking en interactie ZA en gemeenten
3 en 6/9
10/9
2e gespreksronde zorgaanbieders
Uitwerken 1ste concept arrangement
11-23/9
Uitwerken 2e concept arrangement
23 en 26/9
Vanaf 10/10
Laatste aanpassingen in teksten 2125/10
31/10
Bestuurlijke bespreking en besluitvorming: lokaal, regionaal, bovenregionaal
Raad informeren en betrekken: Stand van zaken
Raad informeren en betrekken: RTA CONCEPT
Raad informer RTA DEF
7
REGIONALE TRANSITIEARRANGEMENT Geclusterde jeugdzorgopgaven
Lokaal
Regionaal
Preventie, signalering, vroeg interventie en toeleiding
U, C
C
Generalistische ondersteuning
U, C
C
Specialistische ondersteuning
U
U, C
U, C
Residentiële hulp
U
U
U, C
Gezinsvervanging
U
U
U, C
Crisisdienst
U
U, C
Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)
U
U, C (centrumgemeente)
Jeugdbescherming/Jeugdreclassering U
U
U = Uitvoering, C = Contractering pagina 8
Bovenregionaal
U, C
Budgetgarantie en innovatie Categorieën budgetpercentages te contracteren jeugdzorgopgaven: • Vermindering budget voor bezuinigingsopgave, uitvoeringskosten, landelijke functies, vrij gevestigde aanbieders, pgb • Budgetgarantie met ontwikkelvragen • Budgetruimte met vernieuwingsopdracht 2015 Balans tussen ruimte voor vernieuwing en continuïteit voor zorgaanbieders
pagina 9
Besluitenlijst De Ronde datum:
24 september 2013
vergaderruimte: Molendijkzaal (0.01) Titel Van Doel activiteit Voorstel
Voorzitter Secretaris Notulist Aanwezige woordvoerders Raadsleden/buitengewone fractieleden Inspreker(s) Conclusie voorzitter
van
19:00 tot
aantal bezoekers:
20:00 uur >30
Reg.nr. 4496018 Jeugdzorg: transitiearrangement regio Eemland Soort verslag College van B&W Besluitenlijst Soort activiteit Informatie Gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle jeugdzorgtaken en zijn nu volop bezig met de voorbereiding. Belangrijk onderdeel van de voorbereiding zijn de transitiearrangementen. Deze arrangementen moeten uiterlijk 31 oktober 2013 zijn opgesteld en aangeboden worden aan de landelijke transitiecommissie Jeugdzorg. Het college wil de raad informeren over: Stand van zaken: inhoud en proces Samenwerking regio Eemland en de 28 gemeenten provincie Utrecht Rollen en verantwoordelijkheden: positie van de raad en college Actualisatie startfoto en uitvraag data bij de zorgaanbieders Overleg met de zorgaanbieders jeugd (jeugdzorg, VB en J-GGZ) Processtappen en planningsschema Portefeuillehouder Lubbinge Nederkoorn Opsteller Bongers Hoogenveen Portefeuillehouder Lubbinge Adli (PvdA), Ballast-Tatarian (VVD), Ambtenaren Kennedy-Doornbos (CU), Meijer (SP), Hoogenveen Pongers (CDA), Prins (GL), Van de Voort (D66) Portefeuillehouder informeert raad over bovenstaande. In besluitvorming door de raad over de inhoud van het transitiearrangement is wettelijk niet voorzien. Er wordt geen budget vastgelegd, er wordt ook geen zorg ingekocht. Het doel van het transitiearrangement is het bieden van continuïteit van zorg, het duidelijkheid geven aan zorgaanbieders en het beperken van frictiekosten. De uitgangspunten zoals die door de raad zijn vastgesteld voor de beweging in het sociaal domein vormen de basis voor de transitiearrangementen. De raadsleden doen een dringende oproep aan de portefeuillehouder om vroegtijdig, liever te veel dan te weinig, geïnformeerd te worden over alles wat speelt rond dit dossier.
Advies aan presidium: Vervolgstap college: zie toezeggingen Toezeggingen / Afspraken
Portefeuillehouder zegt toe: - de raad te informeren over het verdere proces en de rol van de raad daarin - de nog niet-beantwoorde vragen schriftelijk te beantwoorden - een voorstel over informatievoorziening aan de hand van transitiestelselmeter volgt schriftelijk
Aantekeningen voor verslag
#4496018 v1 - BESLUITENLIJST DR 24-9-2013 JEUGDZORG: TRANSITIEARRANGEMENT REGIO EEMLAND
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Samenvatting
Doel activiteit Reden van aanbieding Van de raadsleden wordt gevraagd
Reg.nr. 4408930 SP: Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid 24 september 2013 Ambtelijk contact SP Bongers (033-469 4302) Van Eijk/ Lubbinge Met Raadsinformatiebrief 2013-42 suggereert het college dat het wel meevalt met de gevolgen van de crisis en de bezuinigingspolitiek voor minima en zorgvragers. Maatschappelijke signalen geven echter een tegengesteld beeld. Het grootste probleem hierbij is dat vele aanvragers eenvoudig weg niet in de statistieken voorkomen. Wie niet in aanmerking komt voor ondersteuning moet het maar zien te rooien. Door de wijze waarop het college de veronderstelde zelfredzaamheid van Amersfoorters in moeilijke omstandigheden beschrijft, wordt er voorbijgegaan aan onaanvaardbare gevolgen voor mensen. De vraag moet dus zijn: “aanvaarden wij nog langer armoede in onze stad en welke omstandigheden dragen ertoe bij dat die armoede bestaat”? Soort document Peiling Peilpunten Fractie wil mening peilen over de inhoud van RIB-2013-42. Zijn mening te geven over de peilpunten: 1. het college zorgt ervoor dat vele aanvragers van zorg ten onrechte buiten beeld blijven doordat deze niet worden geregistreerd 2. geen zorg of sociale zekerheid meer aanvragen is niet hetzelfde als zorg- en zekerheidsproblemen oplossen: het beeld zoals weergegeven in RIB 2013-42 klopt dus niet met de werkelijkheid 3. in de RIB omzeilt het college het antwoord op de vraag “aanvaarden wij nog langer armoede in onze stad en welke omstandigheden dragen ertoe bij dat die armoede bestaat” bijvoorbeeld door het begrip “zelfredzaamheid” eenzijdig en onvolledig te hanteren
Vervolgtraject Opm. presidium Soort verslag Bijbehorende documenten
In deze De Ronde wordt gestart met een 1-minuutronde. Besluitenlijst x BIS Raadsstukken Raadsinformatiebrief “2013-42 Monitor van de effecten van de beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid in 2012” x BIS Raadsstukken Monitor effecten beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid 2012 (als bijlage bij RIB)
Inhoud agendapunt SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid
Fractie
Fractie
Gemeente Amersfoort
RAADSINFORMATIEBRIEF 2013-42 Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouders C.J.M. van Eijk en B.J. Lubbinge
Reg.nr. Datum Programma
: 4351663 : 20 maart 2013 : Werk en inkomen / Zorg en welzijn
TITEL Monitor van de effecten van de beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid in 2012
KENNISNEMEN VAN De effecten van de wijzigingen van het minimabeleid en het Wmo-beleid in het eerste jaar van invoering van deze wijzigingen: 2012.
AANLEIDING Wij monitoren de effecten van de wijzigingen van het minimabeleid en het Wmo-beleid, zoals aangekondigd in de raadsinformatiebrief 2011-125. Dit doen wij omdat wij actueel inzicht willen hebben in de consequenties van de beleidswijzigingen, in het bijzonder in de effecten van de wijzigingen op kwetsbare inwoners. Ook heeft uw raad de zorg geuit over de effecten op kwetsbare inwoners.
KERNBOODSCHAP •
• •
Kern van de wijzigingen van het minimabeleid en het Wmo-beleid is een omslag in werkwijze. Het lijkt erop dat door de gewijzigde werkwijze meer (potentiële) cliënten een eigen oplossing zoeken voor hun probleem en minder een beroep doen op de gemeente. Wij werken aan verbetering van deze werkwijze en onderzoeken de beleving van cliënten bij deze werkwijze. Negatieve effecten van de wijzigingen van het minimabeleid en het Wmo-beleid op kwetsbare inwoners hebben wij nauwelijks kunnen vaststellen. Wij blijven alert op deze effecten.
TOELICHTNG De resultaten in 2012 De omslag in werkwijze Resultaat van de omslag in werkwijze - het kantelgesprek bij de Wmo en het maatwerkgesprek bij SZ - is dat de aandacht voor cliënten aan het begin van het proces is geïntensiveerd en daarmee ook meer tijd vergt. Het lijkt erop dat die extra tijd wordt terugverdiend doordat meer cliënten een eigen oplossing zoeken voor hun probleem en minder een beroep doen op de gemeente. Na één jaar kunnen we deze resultaten nog onvoldoende onderbouwen. Cliënten zijn in het algemeen positief over de nieuwe werkwijze. Een ander gevolg is dat complexe probleemsituaties sneller zichtbaar worden en er sneller kan worden gehandeld. Gevolg is ook dat de samenwerking tussen de Wmo-consulenten en de klantmanagers van Sociale Zekerheid is toegenomen.
Inlichtingen bij:
M.I.M. van Berkum, MO/SZ, (033) 469 44 97
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 4351663 pagina 2
Financiële resultaten Minimabeleid De bezuiniging van € 1,1 miljoen op het minimabeleid, het saldo van de bezuiniging door de beëindiging van een aantal inkomensondersteunende regelingen en de uitgaven voor nieuw beleid, is in 2012 meer dan behaald. De uitgaven in 2012 voor de bij de herijking betrokken taken minimabeleid (€ 2.192848) liggen onder het niveau zoals in de begroting is geraamd (€ 2.762.400). Dit heeft gedeeltelijk te maken met de opstartfase van nieuw beleid. Het kan ook voor een deel het effect zijn van nieuw beleid: de toepassing van het maatwerkvangnet. Het aanwenden van de sociale reserve en van het overgangsbudget van € 158.000 is niet nodig gebleken. De begrote uitgaven 2013 (exclusief de financiële effecten van het coalitieakkoord) voor het gehele minimabeleid, € 7.503.000, liggen € 213.000 boven de realisatie in 2012. Wmo-beleid Het financiële effect van de bezuinigingsmaatregelen blijft achter bij de bedragen zoals ingeboekt bij de bezuinigingen. Belangrijke oorzaak is de hoger dan geraamde autonome groei. De raad is en wordt separaat geïnformeerd over de financiële ontwikkelingen met betrekking tot de Wmo. Voor de resultaten op onderdelen verwijzen wij naar de monitor, hoofdstuk 2. Effecten op kwetsbare inwoners Negatieve effecten van de wijzigingen van het minimabeleid en het Wmo-beleid op kwetsbare inwoners hebben wij niet kunnen vaststellen. Wij hebben nauwelijks signalen ontvangen dat door de stapeling van gemeentelijke maatregelen op het terrein van het minimabeleid en het Wmo-beleid inwoners in de knel zijn gekomen. Ook bij het gericht inzoomen op groepen verondersteld kwetsbare cliënten en bij het actief ophalen van signalen bij intermediairen hebben wij geen directe relatie tussen probleemsituaties en de maatregelen kunnen leggen. Uit de vele gesprekken in dit kader met cliënten komt naar voren dat veel van deze verondersteld kwetsbaren, hoewel soms met problemen kampend, voldoende grip op het eigen leven hebben en voldoende participeren. Dit beeld staat in contrast met het beeld dat soms wordt gegeven van veel kwetsbaren in schrijnende omstandigheden. Het beeld lijkt ook op gespannen voet te staan met de stijging in 2012 van aanvragen bij de Voedselbank, Kledingbank en Stichting Leergeld. Het aantal aanvragen voor schuldhulp is weer gelijk gebleven. Om hierin meer duidelijkheid te verkrijgen doen wij verder onderzoek. Wij blijven actief signalen ophalen bij intermediaren in de stad. In 2013 voeren wij opnieuw een screening uit onder verondersteld kwetsbare minima. Proces Deze monitor over geheel 2012 is de tweede monitor. De eerste monitor had betrekking op het eerste half jaar 2012. Met de advies- en cliëntenraden en betrokken instellingen in de stad hebben wij in 2012 meerdere malen overleg gevoerd. De monitor over het eerste half jaar is onderwerp van overleg geweest in een ronde tafel gesprek van de advies- en cliëntenraden en betrokken instellingen en raadsleden in november 2012. Met de uitkomsten van dit overleg hebben wij op onderdelen het beleid bijgestuurd. Vervolg • De resultaten in de monitor zijn voor ons aanleiding om het in 2012 ingezette beleid verder te verbeteren. Dit doen we onder meer door verdere invulling van de functie minimacoach en door gezamenlijke deskundigheidbevordering van klantmanagers en Wmo-consulenten in het werken volgens de gewijzigde aanpak. • Wij doen onderzoek naar de beleving van cliënten bij het meer zoeken van een eigen oplossing voor problemen. • Door nadrukkelijk de contacten te onderhouden met betrokken instellingen in de stad en de samenwerking aan te halen werken wij aan het verbreden van deze aanpak en tegelijk aan het maximaal bereiken van de inwoners in knellende situaties.
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 4351663 pagina 3
•
•
Wij doen onderzoek om meer duidelijkheid te verkrijgen over het contrast tussen de bevindingen in deze monitor en het beeld dat soms wordt gegeven van veel kwetsbaren. Onder meer voeren wij in 2013 opnieuw een screening uit onder verondersteld kwetsbare minima. Wij blijven actief signalen over inwoners in kwetsbare omstandigheden ophalen bij intermediairen in de stad.
Wij nemen het initiatief om opnieuw een rondetafelgesprek met raadsleden, adviesraden en betrokken instellingen te houden, met deze monitor als onderwerp. Eind 2013 komen wij met een monitor over de eerste drie kwartalen 2013. Het ziet er naar uit dat het aantal inwoners in financieel knellende situaties bij een aanhoudende recessie groeit. De sociale maatregelen in het coalitieakkoord geven extra ruimte om in deze situaties van betekenis te zijn. Wij komen op korte termijn met voorstellen voor de invulling van deze sociale maatregelen.
BETROKKEN PARTIJEN Servicebureau Gemeenten/Servicepunt, adviesraden, cliëntenvertegenwoordigingen, ouderenbonden en organisaties verbonden aan ‘Pact Sam Sam’.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Bijlage: - Monitor effecten beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid 2012
Monitor effecten beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid 2012
Mei 2013
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 1
MONITOR BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID 1.
INLEIDING
2. 2.1 2.2 2.3. 2.4
RESULTATEN , CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De resultaten van de beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid Gerichte aandacht voor verondersteld kwetsbaren Financiële resultaten De aanbevelingen uit de halfjaarsmonitor en de resultaten van het rondetafelgesprek 2.5 Conclusies en aanbevelingen
3 4 4 6 7 9 12
Bijlagen Bijlage I: BELEIDSMAATREGELEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 2012 I.1 Gemeenschappelijke noemers van het minimabeleid en het Wmo-beleid I.2 Herijking minimabeleid I.3 Beleidswijzigingen Wmo Bijlage II: ONZE WERKWIJZE II.1. De overgang van oud naar nieuw beleid II.2. Herijking minimabeleid II.3 Invoering van de kanteling Wmo Bijlage III: WAT ZIJN DE RESULTATEN? III.1 Stapeling Wmo en WWB III.2 Herijking minimabeleid III.3 Beleidswijzigingen Wmo Bijlage IV: FINANCIËLE EFFECTEN IV.1 Herijking Minimabeleid IV.2 Beleidswijzigingen Wmo-beleid Bijlage V: KWANTITATIEVE GEGEVENS
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 2
1.
INLEIDING
Deze monitor doet verslag van het eerste jaar – 2012 – van ingezet nieuw beleid: de kanteling van het Wmo-beleid en de herijking van het gemeentelijke minimabeleid. In 2011 heeft de raad besloten tot deze ingrijpende beleidswijzigingen. Vanuit de zorg voor de mogelijke negatieve effecten voor burgers en om dit ingrijpende proces goed te volgen heeft de raad besloten medio 2012 en na één jaar de wijzigingen te monitoren. De monitor heeft betrekking op de wijzigingen van beleid als gevolg van de kanteling en de herijking, niet op het totale beleidsterrein. Deze monitor volgt op de monitor na een half jaar, die in november 2012 onderwerp van gesprek was in een rondetafelgesprek van wethouders met raadsleden, adviesraden en betrokken instellingen. In de uitwerking, de hoofdstukken 3 tot en met 6 vertoont deze monitor veel overeenkomst met de eerdere monitor. De constateringen zijn aangescherpt waar dat op basis van jaarcijfers en de groeiende ervaring met het nieuwe beleid geboden was. Leeswijzer In het tweede hoofdstuk, ‘Resultaten minimabeleid en Wmo-beleid’, vatten wij de resultaten over geheel 2012 samen en beschrijven we de acties die naar aanleiding van de eerste halfjaars monitor en het rondetafelgesprek (november 2012) zijn gedaan. We trekken – soms nog voorzichtige - conclusies en doen aanbevelingen. Vanuit dit tweede hoofdstuk kan naar behoefte dieper in de materie worden gegaan door het raadplegen van de bijlagen: I De beschrijving van de beleidswijzigingen II Onze werkwijze: de invoering van gewijzigd beleid en de overgang van oud naar nieuw beleid III De resultaten in het eerste jaar IV De financiële effecten De monitor is uitgevoerd aan de hand van de onderwerpen en indicatoren zoals omschreven in de raadsinformatiebrief 2011-125. De monitor is gebaseerd op onderzoek, uitgevoerd door BMC, en rapportages aangeleverd door de betrokken organisaties (SbG) en afdelingen en op reacties van betrokken adviesraden en instellingen..
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 3
2.
RESULTATEN, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In deze samenvatting tonen wij de in 2012 behaalde resultaten en trekken wij - soms nog voorzichtige conclusies. Meer verdiepende informatie over de resultaten is te vinden in bijlagen. We gaan achtereenvolgens in op: de resultaten van de beleidswijzigingen mimimabeleid en Wmo-beleid; de resultaten van de aandacht voor verondersteld kwetsbaren; de financiële resultaten; de aanbevelingen uit de halfjaarsmonitor en de resultaten van het rondetafelgesprek; de conclusie en aanbevelingen uit deze monitor. 2.1
De resultaten van de beleidswijzigingen mimimabeleid en Wmo-beleid
2.1.1
Algemeen: de omslag in de manier van werken
De gemeenschappelijke noemers van beleidswijzigingen mimimabeleid en Wmo-beleid (bijlage I) zijn: - de totale situatie van de cliënt als vertrekpunt nemen; - de burger meer aanspreken op eigen kracht en op inzet van zijn / haar netwerk; - het blijven bieden van een vangnet voor de meest kwetsbaren. Om dit te bereiken is in 2012 de werkwijze van Wmo-consulenten en klantmanagers SZ veranderd en is gewerkt aan de cultuuromslag (de nieuwe werkwijze is terug te vinden in bijlage II). Resultaten Resultaat van deze omslag is dat de aandacht voor (potentiële) cliënten aan het begin van het proces is geïntensiveerd. Dit betekent dat klantmanagers SZ en Wmo-consulenten per cliënt meer tijd investeren. Het lijkt erop dat die extra tijd wordt terugverdiend doordat meer (potentiële) cliënten een eigen oplossing zoeken voor hun probleem en minder een beroep doen op de gemeente. De bevindingen van Wmo-consulenten, klantmanagers en minimacoaches wijzen hierop. Dit resultaat kan worden gezien als winst voor de cliënt, winst aan zelfvertrouwen en eigen mogelijkheden. Een ander resultaat is dat complexe probleemsituaties sneller zichtbaar worden en er sneller kan worden gehandeld. Ook is de samenwerking tussen de Wmo-consulenten (het Servicebureau gemeenten - SbG) en de klantmanagers van Sociale Zekerheid is geïntensiveerd. De signalen die wij over de nieuwe werkwijze hebben ontvangen van cliënten, van intermediairs en uit een in 2012 gehouden casestudie onder 18 cliënten duiden erop dat we deze nieuwe werkwijze positief wordt ervaren. Uit het overleg met betrokken instellingen en adviesraden trekken wij de conclusie dat er draagvlak is voor de nieuwe werkwijze. 2.1.2 Resultaten minimabeleid Doelen in 2012 waren: - brede invoering van het maatwerkvangnet; - Invoering van de nieuwe functie van minimacoach; - de samenwerking van instellingen in de stad bevorderen; - het Jeugdsportfonds / Jeugdcultuurfonds uitbreiden. Resultaat maatwerkvangnet De werkwijze van het maatwerkvangnet, waarin het maatwerkgesprek centraal staat, hebben wij structureel toegepast bij alle cliënten met een verdergaande vraag of verdergaand probleem dan enkel een financiële vraag. De werkwijze hebben wij in 2012 ons meer eigen gemaakt door deskundigheidsbevordering van klantmanagers. De werkwijze werd ook vóór 2012 toegepast onder de noemer bijzondere bijstand, maar niet structureel en minder methodisch. Het zicht op cliënten is hiermee structureel verdiept. De uitgaven bijzondere bijstand zijn in 2012 ten opzichte van 2011 met 14% gedaald. Dit wordt veroorzaakt door gewijzigd beleid bij de vergoeding van medische kosten (zie bijlage III), echter buiten deze kostenpost zijn de uitgaven ook gedaald. Het lijkt erop dat het maatwerkgesprek, waarin positieve aandacht is voor mogelijkheden van de cliënt en de cliënt wordt aangesproken op eigen kracht, tot
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 4
minder uitgaven bijzondere bijstand leidt. Na meer jaren ervaring met deze werkwijze krijgen we hier beter zicht op. Resultaat invoering minimacoach In totaal is in het opstartjaar het aantal cliënten van de minimacoaches gegroeid naar 93. Daarvan zijn eind 2012 27 trajecten afgerond. De 27 trajecten duurden gemiddeld 6 maanden. De bevinding van de minimacoaches is dat de coaching heeft bijgedragen aan het op eigen kracht tot een aanpak van de problemen komen. In sommige gevallen is externe hulpverlening in het vervolgtraject nodig gebleken. In 2012 hebben de minimacoaches contacten met zorg- en hulpverlenende organisaties opgebouwd en uitgebreid met als doel het beter bereiken van burgers in de knel. Eind 2012 is een derde minimacoach geworven en aan de slag gegaan. Resultaat van de versterking van het netwerk van bij het armoedeprobleem betrokkenen in de stad In 2012 is het samenwerkingsinitiatief Pact ‘Sam Sam’ van start gegaan met de netwerkontwikkeling: overleg met betrokken vrijwilligersinstellingen, gezamenlijke trainingen voor de vrijwilligers van deze instellingen en het bouwen van een website. Van de maximale gemeentelijke ondersteuning van € 50.000 is in 2012 € 21.000 besteed. De groei van de samenwerking vraagt tijd. Resultaat van de intensivering van aandacht voor participatie door jongeren door het uitbreiden van het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds. In 2012 is door 927 kinderen gebruik gemaakt van het voor sport en zwemles, dit is ruim 300% ten opzichte van 2011. Van het Jeugdcultuurfonds is door 158 kinderen gebruik gemaakt, 150% ten opzichte van 2011. De plusvariant van het Jeugdsport- en Jeugdcultuurfonds, de maatwerkaanpak als er meer met kind of gezin aan de hand is, is in het eerste jaar nog beperkt toegepast. Zie voor meer verdieping van de resultaten minimabeleid bijlage III. 2.1.3
Resultaten Wmo-beleid
Doelen van de wijziging van het WMO-beleid zijn de kantelgesprekken en de aanpassing van de werkprocessen. Kantelgesprekken In 2012 heeft de uitvoerder van het Wmo-beleid, het Servicebureau gemeenten (Sbg) de nieuwe werkwijze - het kantelgesprek - ingevoerd. Effect van deze werkwijze is dat het accent van de werkzaamheden verschuift naar de front office (Het Service|punt). Als tijdens het kantelgesprek blijkt dat het een complexe individuele aanvraag betreft, wordt direct het indicatieteam bijgeschakeld. Dit levert tijdwinst op voor de cliënt. Resultaten kanteling In 2012 zijn 1006 gesprekken gevoerd. De cliënten zijn over het algemeen positief over het kantelgesprek. Resultaat van deze kantelgesprekken is dat in 2012 24% van de aanvragers af ziet van de aanvraag en kiest voor een eigen oplossing, al dan niet met inzet van de eigen omgeving dan wel met particuliere professionele hulp. In 118 gevallen heeft SbG (warm) doorverwezen naar kern- en ketenpartners. - In de eerste helft van 2012 is het aantal aanvragen en toekenningen voor Wmo individuele voorzieningen fors gedaald. Dit heeft zich in de tweede helft van 2012 doorgezet. Deze afname lijkt met name te komen door mensen te wijzen op (financiële) eigen kracht, voorzienbaarheid en algemeen gebruikelijk zijn voor de voorziening. - Het aantal cliënten HH is gestabiliseerd. Ook zien we een verschuiving in de verhouding HH1/H2 (was 58/42, nu 62/38). - Het totaal aantal bezwaarschriften is in de tweede helft van 2012 gehalveerd ten opzichte van de eerste helft van 2012 (84/40). Ook het aantal bezwaarschriften dat betrekking had op het invoeren van de eigen bijdrage voorzieningen is sterk teruggelopen (34/6).
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 5
Aanpassing werkprocessen Naar aanleiding van de halfjaarsmonitor en het rondetafelgesprek heeft SbG een aantal werkprocessen aangepast.: - Tijdens 2012 is het aantal aanvragen dat niet binnen de termijn van 8 weken afgehandeld werd, opgelopen. SbG heeft maatregelen genomen om te voorkomen dat cliënten ongewenst verstoken waren van Zorg. Om ‘te late’ dossiers voor de toekomst te voorkomen is SbG is een traject ‘Lean maken van maatwerk’ gestart. Begin 2013 was de achterstand weer ingelopen. - Het kantelgesprek wordt beter aangepast op het niveau/achtergrond van de cliënt. Door SbG wordt aangegeven, c.q. aangeraden dat cliënten iemand mee kunnen nemen, bijvoorbeeld hun begeleider. - Ook is een slag gemaakt in de communicatie, brieven en worden cliënten nagebeld (nazorg). - In de tweede helft van 2012 is de samenwerking tussen Sbg en Sociale Zekerheid (SZ) geïntensiveerd. Zie voor meer verdieping op de resultaten Wmo bijlage III. 2.2
Gerichte aandacht voor verondersteld kwetsbaren
De gevolgen van de beleidswijzigingen minimabeleid en Wmo-beleid voor kwetsbare cliënten hebben wij onderzocht aan de hand van vier screeningen onder honderden verondersteld kwetsbare cliënten. Daarnaast hebben wij actief signalen over burgers in de knel opgehaald bij al onze partners in de stad. Na de halfjaalrijkse monitor en het ronde tafelgesprek hebben wij opnieuw signalen actief opgehaald. Resultaten screeningen De resultaten van de screeningen zijn als volgt. • Screening van 228 cliënten met een samenloop Wmo en WWB (bijzondere bijstand of een periodieke uitkering levensonderhoud)). We hebben vastgesteld dat 84% voldoende zelfredzaam is. Uit deze screening komen weinig of geen signalen dat cliënten in de knel zijn gekomen als gevolg van de stapeling van kosten of anderszins door de wijziging van gemeentelijk beleid. Waar dat wel het geval was hebben wij het maatwerkvangnet ingezet. Wat cliënten in de gesprekken eerder naar voren brengen is de al langer aanwezige bredere persoonlijke problematiek. • In 2012 hebben wij ca. 700 overige cliënten met een verondersteld participatierisico gescreend. Een groot aantal maatwerkgesprekken is met deze cliënten gevoerd. Deze screening en de geprekken hebben inzichtelijk gemaakt dat 85% - 90% voldoende zelfredzaam is, voldoende participeert dan wel al aandacht krijgt vanuit de hulpverlening. Voor overige cliënten is het maatwerkvangnet ingezet. • De derde screening betreft een casestudie onder 18 cliënten met een overwegend zware en complexe problematiek, uitgevoerd door een extern bureau. Uit deze case komen signalen die erop duiden dat we goed op weg zijn, in de juiste richting, dat we soms tekort schieten en nog verder moeten groeien (zie de raadsinformatiebrief 2012 – 133 met als bijlage de casestudie). • Naar aanleiding van de resultaten van de halfjaarsmonitor is een vierde groep cliënten gescreend. Deze screening had betrekking op 63 cliënten die in 2012 twee of meer keren bij de Helpdesk SZ aanklopten voor bijzondere bijstand voor medische en andere kosten. We hebben kunnen vaststellen dat 86% van deze cliënten voldoende grip op eigen leven had en in voldoende mate participeerde (werk, vrijwilligerswerk) dan wel in beeld was bij de hulpverlening. Voor overige cliënten is weer het maatwerkvangnet ingezet. De resultaten van deze screeningen geven het beeld dat veel verondersteld kwetsbaren, hoewel soms met problemen kampend, voldoende grip op het eigen leven hebben en voldoende participeren. Dit beeld staat in contrast met het beeld dat soms wordt gegeven van veel kwetsbaren in schrijnende omstandigheden. Het beeld lijkt ook op gespannen voet te staan met de stijging in 2012 van aanvragen bij de Voedselbank, Kledingbank en Stichting Leergeld. Het aantal aanvragen voor schuldhulp is weer gelijk gebleven.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 6
Dit is een contrast, waarover wij nog onvoldoende duidelijkheid hebben. Wij blijven ons verder verdiepen in dit contrast, dat de kern van het minimabeleid en Wmo-beleid raakt: het van betekenis zijn voor burgers, die in de knel zitten en niet verder komen. In 2013 vindt daarom opnieuw een screening plaats van verondersteld kwetsbare cliënten. Signalen Ook in het tweede halfjaar van 2012 hebben wij nauwelijks signalen ontvangen dat door de stapeling van gemeentelijke maatregelen op het terrein van het minimabeleid en het Wmo-beleid burgers in de knel zijn gekomen. Wij hebben actief gezocht naar deze signalen en de contacten met betrokken instellingen geïntensiveerd. Wij werken aan een vast contactpersoon per instelling. Wij sluiten onze ogen niet voor schrijnende gevallen die mogelijk door vraagverlegenheid of onbekendheid met de regelingen door ons niet bereikt worden. Wij doen een beroep aan alle Amersfoorters om schrijnende gevallen actief te melden. Bij alle signalen die binnenkomen gaan wij direct aan de slag. 2.3 Financiële resultaten Minimabeleid De bezuiniging van € 1,1 miljoen op het minimabeleid, het saldo van de bezuiniging door de beëindiging van een aantal inkomensondersteunende regelingen en de uitgaven voor nieuw beleid, is in 2012 meer dan behaald. De uitgaven voor de bij de herijking betrokken taken minimabeleid in 2012 (€ 2.192848) lopen achter bij de begroting (€ 2.762.400). Dit heeft gedeeltelijk te maken met de opstartfase van nieuw beleid. Het kan ook voor een deel het effect zijn van nieuw beleid: de toepassing van het maatwerkvangnet. Het aanwenden van de sociale reserve en van het overgangsbudget van € 158.000 is niet nodig gebleken. De financiële uitkomsten van het gehele minimabeleid, inclusief de begroting 2013 zijn als volgt.. Begroot 2012 Realisatie 2012 Begroot 2013 Saldo minimabeleid 8.279.000 7.290.141 7.503.000 Uit het overzicht kan worden afgeleid dat de realisatie 2012 bijna € 1 miljoen lager ligt dan begroot. De begrote uitgaven 2013 liggen € 213.000 boven de realisatie in 2012. Wmo-beleid De bezuinigingsmaatregelen sorteren effect. Zowel de uitgaven als het aantal nieuwe aanvragen en toekenningen liggen bij Hulp bij het Huishouden, Wonen/rollen/vervoer en Collectief Vervoer lager dan in 2011. Omdat bij het doorrekenen van de bezuinigingsmaatregelen onvoldoende rekening is gehouden met autonome groei blijft het financiële effect van de maatregelen op onderdelen achter bij de bedragen zoals ingeboekt bij de bezuinigingen. Een van de uitgangspunten bij de bezuinigingen op de Wmo was dat kwetsbare bewoners zonder financiële draagkracht worden ontzien. De Wmo-verordening biedt ruimte voor maatwerk. Huishoudens met een beperkte financiële draagkracht kregen nog steeds een indicatie voor HH1 vanuit de Wmo. Het ging in 2012 om 669 nieuwe cliënten HH1. Het gaat daarbij om een bedrag van ca. € 575.000 . Ook bij woningaanpassingen - die gelet op beperking als voorzienbaar kunnen worden beschouwd en volgens het nieuwe beleid niet meer worden vergoed - wordt de financiële draagkracht meegewogen. Bij kwetsbare burgers is maatwerk toegepast, en is de benodigde voorziening toch vanuit de Wmo verstrekt. In 2012 ging het om 4 cliënten met een totaal bedrag van ca. € 13.000. De nieuwe ‘gekantelde’ Wmo-verordening geeft voldoende ruimte om dit maatwerk voor huishoudens met een beperkte financiële draagkracht toe te passen. Hierdoor is er vanuit de Wmo geen beroep
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 7
gedaan op het beschikbare budget in het maatwerkvangnet (sociale reserve). Echter, dit maatwerk leidt wel tot hogere uitgaven vanuit het Wmo-budget, en heeft mede bijgedragen aan de overschrijding van het beschikbare Wmo-budget. De raad is en wordt separaat geïnformeerd over de financiële ontwikkelingen met betrekking tot de Wmo.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 8
2.4 Wat is gedaan met de aanbevelingen uit de halfjaarsmonitor en de resultaten van het rondetafelgesprek? Bij de beleidsvoorbereiding, vaststelling en evaluatie van het minima- en Wmo-beleid zijn wij in 2012 consequent in overleg gegaan met ‘de stad’ (adviesraden en betrokken organisaties) vanuit een open houding. In 2012 hebben we twee plenaire bijeenkomsten met adviesraden en betrokken organisaties gehad: bij de totstandkoming van de eerste monitor, na een half jaar, en bij de behandeling van de eerste monitor in een rondetafelgesprek met de raad. Hieronder geven wij in tabelvorm de constateringen en aanbevelingen zoals die zijn meegenomen in de monitor na een half jaar (zie de raadsinformatiebrief 2012 – 133). Aan deze tabel zijn de genomen acties op grond van de aanbevelingen toegevoegd. Daarna volgt een overzicht van de opmerkingen die gemaakt zijn in het ronde tafelgesprek (de Ronde) van november 2012 en de acties die naar aanleiding van dit overleg zijn genomen. Aanbeveling
Acties volgend op de aanbeveling
Bij alle signalen die binnen komen, waar nodig en mogelijk, bijsturen op zoek naar verbetering.
We hebben hier aandacht voor in de casuïstiek-besprekingen.
Wij hebben geprobeerd zorgvuldig om te gaan met de overgang van oud naar nieuw beleid. Hierbij hebben we specifiek aandacht gegeven aan communicatie, en samenloop en stapeling. Het stimuleren van probleemoplossend vermogen bij sommige kwetsbare cliënten met complexe problematiek werkt niet goed.
Doorgaan met actieve communicatie naar burgers en kern- en ketenpartners; uitwisselen met intermediaire organisaties van casuïstiek.
Ook voor de 2 monitor zijn actief signalen opgehaald.
Deskundigheid bij betrokken professionals vergroten.
4
Het aantal cliënten dat bijzondere bijstand voor medische kosten ontving is met ongeveer een kwart verminderd. Het eerste half jaar is echter te kort om goed zicht te hebben op de effecten.
Benaderen van alle cliënten die in 2011 meerdere keren via de helpdesk een beroep hebben gedaan op bijzondere bijstand voor medische kosten en die dit jaar nog niet zijn gesproken.
We hebben hier aandacht voor in casuïstiekbesprekingen, uitvoerend overleg SBG – SZ. Ook organiseren we trainingen in gespreksvoering voor consulenten WMO en klantmanagers SZ gezamenlijk. Deze screening is in 2012 in gang gezet. De resultaten zijn opgenomen in deze monitor (bijlage III)
5
Effecten beleidswijzigingen zijn moeilijk te meten door de korte tijdsspanne van een halfjaar, door het niet overzien van alle landelijke en lokale wijzigingen en door de complexiteit van de problematiek van cliënten. Brede uitvraag en vraagverheldering blijkt in de praktijk goed te werken
Het kwalitatieve onderzoek met casebeschrijvingen na één jaar te herhalen om de effecten beter te meten.
Medio 2013 wordt dit opgepakt en bekeken of dit onderzoek in 2013 of 2014 wordt herhaald.
De aanpak maatwerkvangnet (maatwerkgesprekken aan de hand van 8 leefgebieden) meer toepassen.
De aanpak passen we structureel toe bij cliënten met een verdergaande vraag of verdergaand probleem dan enkel een financiële vraag.
De functie van minimacoach kan in omvang nog groeien
Doorontwikkelen van rol en inzet van de minimacoach zoals bijvoorbeeld nu gestart is met de spreekuren van de minimacoach bij de voedselbank.
De 3 minimacoach is geworven. Minimacoaches treden meer naar buiten en zoeken de verbreding naar de Wmo.
1
2
3
6
7
Constatering monitor na een half jaar De verandering (of Kanteling) waar we voor staan, vergt een omslag in cultuur en werkwijze van alle betrokkenen. Dit kost tijd.
e
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
e
docsnr 4361946 9
e
8
Uit de screening van verondersteld kwetsbare cliënten met zowel een Wmo verstrekking als een WWB-verstrekking (bijzondere bijstand of een periodieke uitkering levensonderhoud) zijn nog weinig of geen signalen gekomen dat cliënten in de knel komen als gevolg van de stapeling van kosten door de wijziging van gemeentelijk beleid.
Scherp en alert blijven op signalen en actief uitnodigen tot het onder de aandacht brengen van signalen.
T.b.v. deze 2 monitor hebben wij opnieuw gericht gezocht naar signalen. Ook nu hebben wij nauwelijks signalen ontvangen dat cliënten in de knel komen.
9
Op dit moment lijkt het er niet op dat veel burgers door de concrete maatregelen financieel in de knel zijn gekomen. Wij erkennen hierbij dat wij geen 100% zicht hebben.
Het bereik te vergroten onder de meest kwetsbaren door het contact met de ‘vindplaatsen’ te versterken.
10
We constateren een verdubbeling van het aantal kinderen dat sport met behulp van het Jeugdsportfonds.
Deze ontwikkeling blijven volgen.
Wij hebben consequent contacten onderhouden met bekende ‘vindplaatsen’ en zijn op zoek gegaan naar meer ‘vindplaatsen’. Wij hebben gewerkt aan vaste contactpersonen voor intermediairen. Dit wordt in 2013 verder opgepakt in communicatie naar de intermediairen.
11
Hoewel flink is ingezet op communicatie blijkt dit nog niet altijd even effectief te zijn geweest. Dit geld zowel voor communicatie naar cliënten, tussen SZ en Wmo en richting ketenpartners.
Blijvende aandacht voor de communicatie met cliënten gericht op het begrijpen van maatregelen door cliënten, die vaak moeite hebben met het overzien van consequenties. De cliëntenraad Wmo ‘leest mee’ met als doel de leesbaarheid en helderheid van brieven/mailings naar Wmocliënten te verbeteren. Intensiveren van de samenwerking tussen Wmoconsulenten en klantmanagers SZ en ketenpartners.
De Wmo-cliëntenraad heeft naast beoordeling van brieven en enquêtes ook ‘meegekeken’ bij de nieuwe website van het SbG/Servicepunt.
Het vraagverhelderingsproces is inmiddels gebaseerd op (gekantelde) principes als eigen kracht, een breed georiënteerd gesprek en benadering van de klant. Dit moet resulteren in het vinden van (andersoortige) oplossingen van het probleem. Het beschikbare voorzieningenniveau is hier nog niet altijd op ingericht.
Ontwikkelen van een alternatief voorzieningenaanbod (gebaseerd op het Kantelingsprincipe en als substituut voor individuele voorzieningen, bijvoorbeeld scootmobielpool)
We wijzen cliënten op nieuwe arrangementen van voorzieningen, die aansluiten bij het beroep dat wij doen op eigen kracht en inzet eigen netwerk. (boodschappendienst, buurtnetwerk, was- en strijkservice).
12
Er is een programma opgezet dat heeft geleid tot intensivering van de samenwerking SBG – SZ. (casusoverleg en gezamenlijk opleidingstraject)
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 10
Rondetafelgesprek De opmerkingen die gemaakt zijn in het rondetafelgesprek (de Ronde) van november 2012 zijn gegroepeerd naar een aantal thema’s. Aan dit over overzicht zijn de acties toegevoegd die intussen gedaan zijn. (Er was veel overlap met de constateringen en aanbevelingen die al in de monitor na 6 maanden waren opgenomen. Deze zijn niet opgenomen onderstaand schema.)
1
Thema
Opmerkingen rondetafelgesprek
Genomen acties
Communicatie
Maatwerk naar doelgroepen, zoals LVG, migranten.
Het kantelgesprek wordt beter afgestemd op het niveau van de cliënt, bv bij LVG. Ook wordt door SbG aangegeven, c.q. aangeraden, dat cliënten iemand mee kunnen nemen, bijvoorbeeld hun begeleider. De beschikkingen worden in overleg met Wmo-Sbg-Juridische zaken aangepast.
2
Zorgvuldige motivatie bij afwijzen.
3
Plusvariant JSCF meer onder de aandacht brengen
Dit doen we in de contacten met intermediairen.
4
Positief over actief benaderen intermediairen door sociale zaken; behoefte aan contact ook met zorg / welzijn
Zowel vanuit sociale zaken als de Wmo worden intermediaren actief benaderd. Verder werken eraan dat het Wmo loket meer naar buiten treedt. We zoeken hiervoor een verbinding met de minimacoaches.
Aandacht voor bereik kwetsbare mensen die zich niet roeren
Het bestand is eind 2012 nogmaals gescreend op zoek naar kwetsbaren die zich niet roeren. We treden meer naar buiten op zoek naar signalen.
6
Beperkingen AWBZ spelen nu al; mensen zijn niet altijd in staat de veronderstelde grip op eigen leven te hebben
In het regeerakkoord wordt deze druk verder opgevoerd. Dit punt komt terug bij de uitwerking van de AWBZ decentralisaties
7
Toename aantal mensen met schulden
Heeft aandacht binnen het beleid schuldhulpverlening.
Doelgroep
5
8
Processen
Nazorg WMO
Naar aanleiding van de opmerkingen in het rondetafelgesprek is SbG gestart met het nabellen van cliënten e waarvan na het 1 brede keukentafelgesprek niets meer is gehoord (aanvraag) en waarvan dat niet werd verwacht .
9
Beleid
Medische kosten bijzondere bijstand en zorgen over tandzorg
Het beleid is inmiddels bijgesteld naar aanleiding van een raadsmotie.
10
Hanteren inkomensgrenzen Wmio
11
Maatwerk heeft het risico van meer willekeur
SbG hanteert geen inkomensgrenzen maar beoordeelt de financiële draagkracht bij aanvragen voor HH. Met bijzondere (zorg)kosten wordt rekening gehouden. Dit is een terugkerend aandachtspunt bij casuïstiekbesprekingen.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 11
2.5
Conclusies en aanbevelingen
Op hoofdlijnen trekken wij de volgende conclusies en doen wij de volgende aanbevelingen. Algemeen. • Het lijkt erop dat door de gewijzigde aanpak - het kantelgesprek / het maatwerkgesprek - meer (potentiële) cliënten een eigen oplossing zoeken voor hun probleem en minder een beroep doen op de gemeente. o Aanbevelingen: verder professionaliseren van deze aanpak. Gericht volgen van dit effect om een juiste balans te ontwikkelen tussen het eigen oplossingen zoeken en het ondersteuning bieden. • Complexe probleemsituaties worden eerder gesignaleerd en opgepakt. • Cliënten zijn in het algemeen tevreden over het kantelgesprek / maatwerkgesprek. Minimabeleid • Het lijkt erop dat het maatwerkgesprek, waarin positieve aandacht is voor mogelijkheden van de cliënt en de cliënt wordt aangesproken op eigen kracht, tot minder uitgaven bijzondere bijstand leidt. o Aanbeveling: meer zicht krijgen op dit mogelijke effect. • De groei van het Jeugdsport- en Jeugdcultuurfonds bedroeg respectievelijk 300% en 150%. De plusvariant van het Jeugdsport- en Jeugdcultuurfonds: de maatwerkaanpak als er meer met kind of gezin aan de hand is, is in het eerste jaar nog beperkt toegepast o Aanbeveling: de plusvariant meer onder de aandacht brengen van intermediairen. Wmo • Resultaat van het kantelgesprek is dat 24% van de aanvragers afziet van de aanvraag en kiest voor een eigen oplossing. • Het aantal toekenningen voor Wmo individuele voorzieningen is fors gedaald. Deze afname lijkt met name te komen door aanvragers te wijzen op (financiële) eigen kracht, voorzienbaarheid en algemeen gebruikelijk zijn voor de voorziening. Gerichte aandacht voor kwetsbaren • Uit screeningen van verondersteld kwetsbare cliënten komt het beeld naar voren dat veel verondersteld kwetsbaren (ca. 80%-90%), hoewel soms met problemen kampend, voldoende grip op het eigen leven hebben en voldoende participeren. Dit beeld staat in contrast met het beeld dat soms wordt gegeven van veel kwetsbaren in schrijnende omstandigheden. Dit is een contrast, waarover wij nog onvoldoende duidelijkheid hebben. o Aanbevelingen: alert blijven op signalen van kwetsbare burgers. Actief signalen ophalen bij betrokken instellingen in de stad. Financieel resultaat • De uitgaven voor de bij de herijking betrokken taken minimabeleid in 2012 zijn lager dan begroot. Dit heeft gedeeltelijk te maken met de opstartfase van nieuw beleid. Het kan ook voor een deel het effect zijn van nieuw beleid: de toepassing van het maatwerkvangnet. • Het financiële resultaat Wmo vertoont een tekort. De bezuiniging is niet gehaald. Dit heeft te maken met autonome groei van de doelgroep voor de WMO.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 12
•
Bijlagen
I. Beleidsmaatregelen met ingang van 1-1-2012 II. Onze werkwijze III. Wat zijn de resultaten IV. Financiële effecten V. Overzicht kwantitatieve indicatoren.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 13
Bijlage I. BELEIDSMAATREGELEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 2012 I.1 Gemeenschappelijke noemers van het minimabeleid en Wmo-beleid De gemeenschappelijke noemers van de wijzigingen van het Wmo beleid en het minimabeleid zijn: • de totale situatie van de cliënt als vertrekpunt; • de burger meer aanspreken op eigen kracht en op inzet van zijn / haar netwerk; • meer steunen op de ‘kracht van de stad’; het benutten van de bijdragen die instellingen in de stad kunnen bieden. • het bieden van een vangnet voor kwetsbaren: burgers voor wie het aanspreken op eigen kracht niet of onvoldoende werkt (maatwerkvangnet, minimacoach) en/of burgers die door het financiële vangnet zakken als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden (bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van bestaan). De wijzigingen betekenen een omslag in het denken over zorg en ondersteuning. De verstrekking staat niet langer voorop, maar de vragen: wat is in uw situatie nodig? Wat kunt u zelf en met behulp van uw netwerk? Het vergt een omslag van alle betrokkenen: (potentiële) cliënten, gemeente en betrokken professionele en vrijwilligersorganisaties. Het stelt de mens in zijn/haar netwerk en omgeving meer centraal. Het ziet er bovendien naar uit dat het bijdraagt aan het betaalbaar houden van zorg en ondersteuning. Kritische succesfactoren zijn: de communicatie gericht op de verwachtingen van de burger / de cliënt (het uitleggen van de omslag), de professionaliteit van de consulent Wmo en de cliëntmanager SZ en het meer benutten van de bijdragen die instellingen in de stad kunnen bieden. I.2 Herijking minimabeleid Essentie van de herijking Met de herijking van het minimabeleid richten wij ons meer op die burgers met een minimum inkomen, die onvoldoende grip op eigen leven hebben en/of onvoldoende participeren. Een aantal financiële regelingen gericht op alle burgers met een minimum inkomen is beëindigd. Het gaat nu meer om de vraag: wat is nodig in uw specifieke situatie? Ongewijzigd is het financiële vangnet in bijzondere individuele omstandigheden als noodzakelijke kosten in het geding zijn: de bijzondere bijstand. Beleidswijzigingen • Maatwerkvangnet: ondersteuning van cliënten, financieel en niet-financieel (zoals begeleiding, doorverwijzing, het regelen van steun van een vrijwilliger) gericht op grip op eigen leven en participatie, op basis van het brede gesprek met de cliënt aan de hand van de acht leefgebieden: het maatwerkgesprek. • Minimacoach: kortdurende coaching bij onvoldoende grip op eigen leven. • Het financieel ondersteunen van netwerkontwikkelingen van instellingen in de stad gericht op het armoedevraagstuk. • Beëindiging van een aantal financiële regelingen gericht op alle minima: o Amersfoort plusregeling, inkomensaanvulling voor inwoners van 65 jaar en ouder o Regeling sociale participatie o Regeling schooltas. • Geen bijzondere bijstand meer voor medische kosten, behalve wanneer deze noodzakelijk zijn en niet door een verzekering worden vergoed. De aanvullende collectieve ziektekostenverzekering voor minima wordt in het algemeen gezien als een toereikende voorziening . Ongewijzigd zijn: • Bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van bestaan (wettelijke taak) • Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen • Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering voor minima • Langdurigheidstoeslag (de termijn waarna men in aanmerking komt is verlengd van 3 naar 5 jaar) • Vergoeding voor vrijwilligerswerk.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 14
Overgangsmaatregel Bij de beëindiging van de Regeling sociale participatie hebben alle gebruikers begin 2012 een eenmalig bedrag ontvangen van € 50. Met betrekking tot het afschaffen van de bijzondere bijstand voor medische kosten wordt in 2012 maatwerk geboden. I.3 Beleidswijzigingen Wmo Essentie van de beleidswijzigingen “De kanteling van de Wmo” met de invoering van een brede vraagverheldering door het zogenaamde ‘kantelgesprek’ is de essentie bij de beleidswijzigingen die bij de Wmo zijn ingevoerd. Een en ander was ingegeven door de maatschappelijke ontwikkelingen, teruglopende financiën en besluitvorming over de bezuinigingsmaatregelen. Er is een nieuwe ‘gekantelde’ Wmo-verordening en beleidsregels vastgesteld die de basis vormen voor de uitwerking van de compensatieplicht van de Wmo in Amersfoort. Dat betekent dat: • We de eigen kracht en verantwoordelijkheid van mensen en hun omgeving leidend laten zijn • De vraag in plaats van het aanbod centraal stellen • Ruimte laten aan maatwerk Bij de bezuinigingen op de Wmo is ervoor gekozen de maatregelen zo in te vullen dat de mensen die het écht nodig hebben voor ondersteuning vanuit de Wmo in aanmerking kunnen blijven komen. Uitgangpunten bij de bezuinigingen op de Wmo zijn: • Geen verstrekkingen als een voorziening algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden • Betrekken van de (financiële) draagkracht bij toekenning en bijdragen voor de verstrekking van voorzieningen • Ontzien van kwetsbare bewoners zonder draagkracht. Concreet betekent dit: • Invoeren van inkomensafhankelijke eigen bijdrage • Verhuiskosten en woningaanpassingen tot ongeveer € 6.800 en trapliften – die gezien het verloop van de beperkingen van de cliënt voorzienbaar zijn – niet meer vergoeden. Deze worden beschouwd als algemeen gebruikelijke kosten. • Het betrekken van de (financiële) draagkracht bij de individuele beoordeling van een cliënt bij het verstrekken van HH1. Overgangsmaatregelen De eigen bijdrage regeling voor vervoersvoorzieningen is ook voor bestaande cliënten ingevoerd. Bij Wmo-cliënten voor wie de bestaande situatie door de invoering van het nieuwe beleid zou veranderen, bijvoorbeeld omdat een eigen bijdrage gevraagd zou gaan worden, is een overgangstermijn van 6 maanden aangehouden. Cliënten hebben de mogelijkheid gekregen hun vervoersvoorziening in te leveren.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 15
BIjlage II ONZE WERKWIJZE Achtereenvolgens gaan we in op: • Overgang van oud naar nieuw beleid (4.1); • Herijking minimabeleid (4.2) • Invoering van de kanteling Wmo (4.3) II.1. Overgang van oud naar nieuw beleid Wij hebben geprobeerd zorgvuldig om te gaan met de overgang van oud naar nieuw beleid. Wij hebben aandacht voor stapelingseffecten bij de samenloop van maatregelen minimabeleid en Wmo beleid. De raad heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor deze samenloop. Daartoe hebben wij een screening uitgevoerd van alle cliënten met zowel een Wmo verstrekking als een verstrekking volgens de WWB en een groot aantal individuele maatwerkgesprekken gevoerd. Deze gesprekken zijn in november 2011 gestart. In de voorlichting aan de overige minima over de wijzigingen van het minimabeleid hebben wij gewezen op de mogelijkheid zich te wenden tot de helpdesk SZ voor deze gesprekken. In de voorlichting aan en de contacten met tal van vrijwilligers- en professionele instellingen in de stad hebben wij op deze aanpak gewezen. Communicatie Communicatie met cliënten Nieuw beleid en bezuinigingen hebben gevolgen voor de inwoners met de laagste inkomens. Wij hebben veel aandacht besteed aan de communicatie naar alle inwoners met de laagste inkomens: • Huis aan huis is een gezamenlijke Wmo/SZ-krant verspreid, met concrete informatie over en achtergronden van alle wijzigingen. • Alle cliënten van SZ zijn individueel per brief en via de Kansz Special voorgelicht over alle wijzigingen. • Cliëntmanagers hebben die cliënten binnen de eigen caseload, waarvan werd ingeschat dat zij de informatie niet zouden begrijpen, telefonisch of via huisbezoek persoonlijk uitleg gegeven. • In alle communicatie is gewezen op de mogelijkheid contact op te nemen met het Servicebureau Gemeenten voor aanvullende informatie over de Wmo danwel met de Helpdesk SZ voor een gesprek bij problemen, zoals stapelingen van kostenverhogingen, als gevolg van de beleidswijzigingen en de bezuinigingen. • Bestaande Wmo-cliënten voor wie de bestaande situatie door de invoering van het nieuwe beleid zou veranderen, bijvoorbeeld omdat een eigen bijdrage gevraagd zou gaan worden voor een eerder verstrekt hulpmiddel, zijn hierover nog apart met een brief geïnformeerd. Communicatie met intermediairen • Alle intermediaire organisaties (professionals en vrijwilligers) zijn voorgelicht , onder meer op een conferentie voor alle intermediairs in het najaar 2011. In 2012 hebben we intermediairs bezocht om voorlichting te geven. • De kern- en ketenpartners zijn in het overleg Wmo-loket geïnformeerd. Kwetsbaren Wij hebben zorgvuldig en breed gekeken naar de gevolgen van beleidswijzigingen en bezuinigingen voor verondersteld kwetsbaren. Wij zijn op zoek gegaan naar de verondersteld meest kwetsbare cliënten. We hebben onder de volgende cliënten een screening uitgevoerd: • onder 228 cliënten met in 2011 zowel een Wmo- als een WWB verstrekking (periodieke uitkering en/of bijzondere bijstand). • onder ca. 700 overige cliënten van SZ met een mogelijk participatierisico: geen activeringstraject volgend, niet part time betaald of als vrijwilliger werkend. Daarnaast heeft elke cliëntmanager zijn/haar caseload doorgenomen op het item verondersteld participatierisico. • Deze screening krijgt in 2013 een vervolg. In alle gevallen hebben wij waar nodig direct actie ondernomen naar de cliënt.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 16
Gesprekken Indien er aanleiding was zijn cliënten uitgenodigd voor een gesprek. In deze gesprekken hebben wij: • gevraagd of de cliënt de wijzigingen heeft begrepen; • gekeken naar stapeling van kosten of van bijzondere individuele kosten. Indien daartoe aanleiding was is bijzondere bijstand verstrekt. • de aanpak van het maatwerkvangnet toegepast (zie 4.2) II.2. Herijking minimabeleid Maatwerkvangnet De aanpak van het maatwerkvangnet passen wij structureel toe bij alle cliënten met een verdergaande vraag of verdergaand probleem dan enkel een financiële vraag. Deze aanpak houdt het volgende in. Vanuit een totaalbeeld van de situatie van de cliënt wordt gezamenlijk vastgesteld of er voldoende grip op eigen leven en of er een participatieprobleem is en zo ja, wat nodig is om hierin verbetering te brengen. Voor de gesprekken maken wij gebruik van de leefgebiedenwijzer. Dit is een hulpmiddel waarmee de totale situatie van de cliënt in kaart gebracht wordt. De leefgebieden zijn: huisvesting, financiën, sociaal functioneren, psychisch functioneren, motivatie, fysiek functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding. Resultaat van deze gesprekken kan zijn: een financiële vergoeding in verband met onbillijke stapeling van kosten, een vergoeding voor een participatiebevorderende activiteit (maatwerkvangnet), inzet van de minimacoach voor kortdurende begeleiding , een (nieuwe of gewijzigde) Wmo-verstrekking of doorgeleiding naar overige hulpverlening. Het kan ook zijn dat er geen acties uit het gesprek voortkomen. De cliënt heeft voldoende grip op eigen leven, participeert in voldoende mate, er is geen sprake van stapeling van kosten en/of een de gevraagde voorziening wordt als algemeen gebruikelijk gezien. De omslag in aanpak moet ook de cliëntmanager zich eigen maken. Rond dit thema zijn wij in deze fase bij uitstek een lerende organisatie. De interpretatie van het gesprek tussen cliënt en klantmanager is belangrijker geworden. Door frequente casusbesprekingen door cliëntmanagers, zo nodig aangevuld met een Wmo-consulent voorkomen we dat willekeur ontstaat. Minimacoach De minimacoach biedt tijdelijk intensieve begeleiding aan cliënten die geen of onvoldoende grip op eigen leven hebben en niet of nauwelijks participeren. De inzet van de minimacoach is gericht op eigen kracht en zelfredzaamheid. Het gaat niet uit van de beperkingen maar van de mogelijkheden van een cliënt (empowerment). Cliënten worden doorgeleid door cliëntmanagers. Ook kunnen de intermediaire organisaties in de stad doorverwijzen. De minimacoaches hebben voorlichting gegeven over deze nieuwe functie bij intermediaireorganisaties in de stad. Daaruit is o.a. voortgekomen dat cliënten van de Voedselbank, voor wie de aanpak geëigend is, direct worden doorverwezen. Het eerste gesprek met de minimacoach vindt plaats op de locatie van de Voedselbank. Het benutten van de ‘kracht van de stad’: Pact ‘Sam sam’ Belangrijk punt bij de herijking van het minimabeleid is: de ‘kracht van de stad’ maximaal benutten. De gedachte hierachter is dat minder overheidsbemoeienis en meer zelfoplossend vermogen van de samenleving leidt tot een in veel opzichten gezonder functionerende samenleving. De invulling die wij hieraan hebben gegeven is drieledig: 1. Een sterker beroep doen op eigen kracht: eigen verantwoordelijkheid, eigenkracht, participatie van individu en gezin en het omringende netwerk. 2. Al onze acties in het kader van minimabeleid zijn gericht op herstel van eigen kracht van individu. 3. Meer leunen op ‘de stad’: de instellingen die iets betekenen voor minima, de vrijwilligers en de professionals in hulp en zorg, de nieuwe initiatieven in de samenleving. Bij de invulling van het derde punt vonden wij concreet aansluiting bij een wens onder de vrijwilligersorganisaties en fondsen tot meer onderlinge samenwerking. Deze aanleiding hebben wij opgepakt door te sturen op het concretisering van die wens en dit ook financieel te steunen. Dit zien wij
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 17
als concrete stap in een geleidelijke ontwikkeling, waarbij we in vervolgstappen ook de verbinding met de professionals en met nieuwe initiatieven van informele en formele zorg, buurtnetwerken enz. willen leggen. Onze steun aan ‘SAM SAM’ heeft als doelen: • de gewenste onderlinge samenhang versterken; betere benutting van mogelijkheden van fondsen, zorg- en hulpverlening; • de toegang tot het brede aanbod van hulp vergroten. De steun betekent een subsidie van maximaaal € 50.000 voor activiteiten in het kader van de samenwerking op basis van een plan. II.3 Invoering van de kanteling Wmo De invoering van een brede vraagverheldering door het zogenaamde ‘kantelgesprek’ is de essentie bij in het nieuwe Wmo-beleid. Bij het Servicepunt Wmo kunnen cliënten terecht voor informatie en advies. Alle telefoontjes, e-mails en bezoeken worden geregistreerd. Na een aanmelding vindt een gesprek plaats met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt. Dit zgn. kantelgesprek vindt plaats aan de hand van de levensdomeinen: wonen, huishouden, inkomsten en uitgaven, kinderen verzorgen, zich verplaatsen in en om het huis, vervoer en mobiliteit, onderhouden van recreatieve/maatschappelijke of religieuze activiteiten, zorgen voor een ander (mantelzorg) en zelf verzorgen. Door alle leefgebieden samen met de cliënt te doorlopen word er samen met de cliënt op maat gewerkt. Het gesprek wordt vastgelegd in een verslag. De cliënt krijgt de mogelijkheid het verslag aan te vullen. Bij moeilijke, ingewikkelde, gesprekken wordt met cliënten afgesproken dat zij het verslag met mensen in hun omgeving bespreken en dat SbG na één week terugbelt. Bij doorverwijzing naar kernpartners wordt in overleg met de cliënt zo veel mogelijk ‘warm’ verwezen. Wanneer uit het gesprek een aanvraag komt, dan vormt het gespreksverslag met handtekening van de cliënt erop het vertrekpunt van de aanvraag. Deze aanvraag wordt verder afgehandeld in de backoffice. Bij alle nieuwe cliënten wordt een kantelingsgesprek gehouden. Deze gesprekken vinden plaats bij het Servicepunt. Wanneer een cliënt niet in staat is langs te komen of wanneer iemand dementerend is wordt een huisbezoek afgelegd. Aanvragen die vanuit het ziekenhuis binnenkomen, worden telefonisch en volgens een apart protocol afgehandeld. Voor bepaalde geplande operaties (heup, knie, etc.) is een ‘protocol geplande operaties’ ontwikkeld. Bij herindicaties vindt een zgn. ‘gekanteld indicatiegesprek’ plaats door de backoffice. Tijdens deze gesprekken wordt ook gekeken naar de omliggende levensdomeinen. In de backoffice wordt beoordeeld in hoeverre er sprake is van aantoonbare beperkingen als vermeld in de wet Wmo, ook wordt beoordeeld of er (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke, en collectieve voorzieningen zijn die voor betrokkene beschikbaar en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn. In de backoffice wordt ook de financiële draagkracht beoordeeld. Verder wordt de individuele voorziening geselecteerd, al dan niet middels passing. De cliënt ontvangt vervolgens een formeel besluit over de aanvraag van het SBG. De wettelijke afhandeltermijn is 8 weken.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 18
Bijlage III WAT ZIJN DE RESULTATEN IN 2012? Aan de hand van de in raadsinformatiebrief 2012-125 benoemde indicatoren schetsen we in een beeld van de gevolgen van de wijzigingen in het minima- en Wmo-beleid. In bijlage 1 worden de indicatoren en de stand van zaken per 1-7-2012 en per 1-1-2013 benoemd. In dit hoofdstuk gaan wij in op: • Stapeling Wmo WWB (5.1) • Herijking van het minimabeleid (5.2) • Beleidswijzigingen Wmo (5.3) III.1
Stapeling Wmo WWB
Resultaten van de screening medio 2012 van de samenloop Wmo en WWB en de gesprekken met cliënten: • Van de 228 cliënten die in 2011 een samenloop hadden van Wmo en WWB was er bij 176 cliënten aanleiding om een gesprek te hebben. 52 cliënten waren voldoende in beeld bij cliëntmanagers dan wel hadden externe hulpverlening. • Met 145 cliënten is het gesprek gevoerd. (Bij 31 cliënten was een gesprek om diverse redenen in deze periode niet mogelijk). • We hebben vastgesteld dat van deze 145 cliënten 84% voldoende grip had op eigen leven. Van de overige cliënten is in 12 (8%) gevallen vanuit het maatwerkvangnet aanvullende ondersteuning geregeld en zijn 12 (8%) cliënten doorgeleid naar de minimacoach voor begeleiding. Uit de screening van verondersteld kwetsbare cliënten met zowel een Wmo verstrekking als een WWBverstrekking (bijzondere bijstand of een periodieke uitkering levensonderhoud) komen weinig of geen signalen dat cliënten in de knel komen als gevolg van de stapeling van kosten door de wijziging van gemeentelijk beleid. Wat cliënten in de gesprekken eerder naar voren brengen is de al langer aanwezige bredere persoonlijke problematiek. In een aantal gevallen is als gevolg van de gesprekken bijzondere bijstand verstrekt. Dit had te maken met de persoonlijke problematiek en niet met de wijziging van gemeentelijk beleid. Naar aanleiding van de monitor na een half jaar hebben wij in de rest van 2012 en in 2013 actief gezocht naar signalen. Ook bij deze actie hebben wij niet of nauwelijks signalen ontvangen dat cliënten in de knel komen. III.2 Herijking minimabeleid III.2.1. Resultaten screening van cliënten met een verondersteld participatierisico Medio 2012 hebben wij ca. 700 cliënten met een verondersteld participatierisico gescreend. Het betreft hier cliënten die geen activeringstraject of een traject naar werk volgen, niet part time betaald of als vrijwilliger werken. Daarnaast heeft elke cliëntmanager zijn/haar caseload doorgenomen op het item verondersteld participatierisico. We hebben kunnen vaststellen dat van deze cliënten: • 41% maximaal haalbaar (naar vermogen) participeert; • Eveneens 41% in beeld is bij externe hulpverlening, bijvoorbeeld MEE of verslavingszorg. Dit betekent dat er aandacht is voor (verbetering van) de situatie van de cliënt bij de hulpverlening. • 12% is uitgenodigd voor een gesprek om met de cliëntmanager of de minimacoach te kijken hoe de persoon meer grip krijgt op eigen leven en of participatie kan vergroten • De overige 6% vormt geen doelgroep meer om diverse redenen. III.2.2.Het maatwerkvangnet De aanpak van het maatwerkvangnet passen wij structureel toe bij alle cliënten met een verdergaande vraag of verdergaand probleem dan enkel een financiële vraag.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 19
Het resultaat van de maatwerkgesprekken is als volgt: • 92 cliënten zijn doorgeleid naar de minimacoach, • Waar nodig is bijzondere bijstand verstrekt expliciet ten behoeve van participatie (voorbeelden: muziekles, internetkosten, aanschaf fiets). Ook voor kinderen is in dit kader bijzondere bijstand ingezet, aanvullend op de mogelijkheden van het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds. • Het komt ook voor dat het maatwerkgesprek niet tot een doorgeleiding of een verstrekking heeft geleid, maar dat het resultaat is dat de cliënt op eigen kracht verder kan. De aanpak van het maatwerkvangnet leidt dus tot enerzijds meer verstrekkingen, meer uitgaven bijzondere bijstand, anderzijds lijkt het dat de aanpak tot minder uitgaven bijzondere bijstand leidt, als gevolg van het maatwerkgesprek, waarin positieve aandacht is voor mogelijkheden van de cliënt en de cliënt wordt aangesproken op eigen kracht. De uitgaven bijzondere bijstand zijn in 2012 ten opzichte van 2011 met 15% gedaald. Deze daling wordt niet alleen veroorzaakt door de inperking van de bijzondere bijstand voor medische kosten (5.2.6). III.2.3 Minimacoach Van de beschikbare 3 fte is in het eerste jaar 2 fte ingevuld. Begin 2013 is de formatie uitgebreid tot 96 uur. In totaal zijn in 2012 92 mensen in traject gekomen bij de minima coach. Daarvan zijn eind 2012 27 trajecten afgerond. De 27 trajecten duurden gemiddeld 6 maanden. De redenen van beëindigingen lopen uiteen van ‘de juiste zorg is geregeld en werkt’ tot ‘de cliënt heeft weer grip op zijn/haar situatie en kan verder (bijvoorbeeld) met een traject richting werk’ Bijna alle cliënten hebben op meerdere levensgebieden een probleem. Veelal horen daar financiële problemen bij. De begeleiding heeft bijgedragen aan het op eigen kracht tot een aanpak van de problemen komen. In sommige gevallen is daarbij (externe) hulpverlening nodig. De coaching was gericht op het zelf helder verwoorden van de hulpvraag en het zelf vinden van de juiste hulp, variërend van hulp in de eigen omgeving tot de professionele hulpverlening. In 2012 hebben de minimacoaches vanuit deze aanpak contacten met zorg- en hulpverlenende organisaties opgebouwd en uitgebreid. Nieuwe contacten werden gelegd met o.a. de kledingbank, Het Service punt voor wonen, zorg en welzijn en kerkelijke organisaties. Onder meer bij de Voedselbank is inmiddels een directe doorverwijzing in de praktijk gebracht. Het op deze wijze inschakelen van de kracht van de stad vraagt soms ook om een omslag in denken bij deze organisaties. III.2.4 De kracht van de stad: Pact ‘Sam sam’ Bij de evaluatie van het eerste jaar Pact ‘Sam sam’ moeten we voor ogen houden dat dit slechts een concrete ingang is bij een brede ontwikkeling die wij voorstaan. ‘De stad’ is meer dan de bij ‘Sam sam’ betrokken organisaties. Daar komt bij dat deze concrete ingang is gericht op organisaties met soms een (lange) eigen traditie in hulpverlening, met wel een wens tot meer samenwerking. Deze groei van deze samenwerking vraagt tijd, zo blijkt ook uit het eerste jaar van het Pact ‘Sam sam’. De consequentie van het ‘leunen op de stad’ is dat wij het aan de stad, aan de initiatiefnemers van Pact ‘Sam sam’ en de aangesloten organisaties overlaten om invulling te geven aan een plan, dat overigens wel met de gemeente is overeengekomen in het kader van de subsidiëring. Resultaten het eerste jaar De initiatiefgroep Pact ‘Sam sam’ is overgegaan in de stuurgroep, waarin vertegenwoordigd zijn: stichting Burgerweeshuis, stichting Leergeld, stichting Voedselfocus, Diaconaat raad van Kerken en stichting Kledingbank. In maart 2012 is Voedselfocus ( om inhoudelijke redenen) en in mei is Stichting Leergeld (om reden van werkdruk) uit de stuurgroep gestapt. Met alle 13 organisaties die deelnemen is door de kwartiermaker en de stuurgroep gesproken ter nadere kennismaking, maar ook om het plan van Pact ‘Sam sam’ te toetsen en nader af te stemmen. In 2012 zijn twee trainingen rondom hulpverlening en inzicht in armoedeproblematiek s gegeven. 24 vrijwilligers hebben hieraan deelgenomen. Eind 2012 is een eerste nieuwsbrief verspreid en is de eerste fase van een gezamenlijke website gerealiseerd. In 2013 wordt verder ontwikkeld op basis van het plan 2012. III.2.5
Participatie van kinderen: Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 20
Jeugdsportfonds In 2012 zijn 1038 vergoedingen voor sport en zwemles betaald. Het ging om 972 kinderen. 67 kinderen maakten gebruik van de mogelijkheid om zowel zwemles als een sport vergoed te krijgen. In totaal is een bedrag van € 216.200 vergoed. De gemiddelde bijdrage per kind is € 208. Betalingen gaan rechtstreeks naar de sportclub of zwembad. 167 intermediars (scholen, professionele en vrijwilligerinstellingen) zijn contactpersoon geweest voor gezin en Jeugdsportfonds. 405 kinderen, die niet eerder aan het JEUGDSPORTFONDS deelnamen, zijn direct door Sociale Zekerheid aangemeld bij de frontoffice SRO.Het meest gekozen zijn zwemles, voetbal en vechtsport. Ook In 2011 was dit de top drie. Van de mogelijkheid om zwemlessen vergoed te krijgen is 383 keer gebruik gemaakt voor een totaalbedrag van € 86.200. In 2011 bedroeg het aantal vergoedingen 317. Het aantal in 2012 bedroeg 327% van het aantal in 2011. Dit resultaat sluit aan bij de raming. 35% van de kinderen is in 2012 voor het eerst gaan sporten dankzij het JEUGDSPORTFONDS. Voor deze kinderen biedt het fonds dus aantoonbaar een opstap naar (meer) participatie.. Jeugdcultuurfonds Van het Jeugdcultuurfonds is door 158 kinderen gebruik gemaakt. In totaal is een bedrag van 47.700 vergoed, met een gemiddelde bijdrage van € 301,- . De keuzes zijn onder meer muziekles en creatieve cursussen. In 2011 maakten 106 kinderen gebruik van het Jeugdcultuurfonds., Het aantal in 2012 bedroeg 150% van het aantal in 2011. Dit resultaat blijft achter bij de raming van 250 kinderen (63%). De plusvariant van het Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds, de maatwerkaanpak als er meer met kind of gezin aan de hand is, is in het eerste jaar nog beperkt toegepast. In de communicatie, vooral naar de intermediairen, gaan wij opnieuw wijzen op deze mogelijkheid. III.2.6 De inperking van de bijzondere bijstand voor medische kosten Aanleiding voor de inperking was de wat uitvoeringspraktijk, waarbij de hoogte van verstrekkingen een niet te rechtvaardigen patroon vertoonde. Met name de vergoeding voor tandartskosten schoten bij sommige cliënten, die de mazen van de regelgeving kenden, ver door. De inperking van bijzondere bijstand voor medische kosten heeft het volgende effect. De uitgaven bijzondere bijstand voor medische kosten zijn in 2012 op een niveau van 33% ten opzichte van 2011. Deze 33% heeft deels te maken met doorloop in 2012 van verstrekkingen van vóór 2012, die over het jaar 2011 heenlopen. Het aantal cliënten dat bijzondere bijstand voor medische kosten ontving is met 60% verminderd: van 466 cliënten in 2011 naar 183 cliënten in 2012. Een deel van de aanvragen had betrekking op terugkerende tandartskosten e.d. Naar aanleiding van een in november 2012 aangenomen raadsmotie verstrekken wij in 2013 bijzondere bijstand voor lopende en nieuwe behandelingen orthodontie bij kinderen op individuele basis. Wij gaan in overleg met AGIS over de uitbreiding per 2014 van het pakket van de collectieve zorgverzekering voor minima met orthodontie voor kinderen. Zie de raadsinformatiebrief 2013-4. Om inzicht te verkrijgen over de effecten van deze wijziging voor cliënten hebben wij een screening uitgevoerd onder alle cliënten die in 2012 meerdere keren bij de Helpdesk aanklopten. In totaal ging het om 63 cliënten. 54 cliënten (86%) hadden voldoende grip op eigen leven en participeerden in voldoende mate (werk, vrijwilligerswerk) dan wel waren in beeld bij de hulpverlening. Ook was er geen sprake van stapeling van kosten of andere negatieve effecten. Bij 9 van de 63 cliënten stelden we vast dat er onvoldoende grip op eigen leven is en dat er complexe problemen zijn, die aandacht vragen. Deze cliënten zijn doorverwezen naar de minimacoach. De uitkomst van deze screening sluit aan bij de uitkomst van de screening van 700 cliënten met een verondersteld participatierisico (zie 5.2.1): 85-90% is voldoende zelfredzaam is, participeert voldoende, dan wel heeft aandacht vanuit de hulpverlening. III.3 Beleidswijzigingen Wmo
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 21
III.3.1 De kanteling Het Servicebureau Gemeenten (SbG) is op 1 januari 2012 met de nieuwe werkwijze de Kanteling van start gegaan. Gekanteld gaan werken is een proces. De consulenten moesten de omslag maken van aanbod naar vraaggericht. Ook moesten zij wennen aan de nieuwe beleidsregels mbt de uitleg van de begrippen ‘voorzienbaarheid en ‘algemeen gebruikelijk’. Hierover is regelmatig contact met de afdeling Juridische Zaken. Daarnaast vinden er bij SbG extra overleggen plaats om de werkwijze tussen de consulenten onderling af te stemmen. De cliënt komt met verwachtingen, wij gaan uit van eigen mogelijkheden. Het Service|punt is de frontoffice van het SbG. Inwoners van Amersfoort kunnen hier terecht voor informatie, advies en cliëntondersteuning bij het vinden van de juiste hulp en voorzieningen (informeel en professioneel) op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Hiermee worden inwoners actief op weg geholpen om mee te kunnen doen in de samenleving. Bij het Service|punt vinden ook de kantelgesprekken (keukentafelgesprekken) plaats. Het keukentafelgesprek Het afgelopen jaar heeft het team van SbG zich de kanteling steeds meer eigen gemaakt. Het is heel gewoon geworden om tijdens het keukentafelgesprek naar de eigen mogelijkheden te vragen en om dit samen met de cliënt te bespreken. Over het algemeen genomen ervaren de bezoekers het kantelgesprek als plezierig. Het bezoek is erg gevarieerd en komt uit alle lagen van de bevolking. Het beoordelen van de financiële draagkracht en het vragen naar het inkomen wordt door sommige bezoekers als een inbreuk op de privacy ervaren. SbG probeert hier zorgvuldig mee om te gaan. Het gebeurt vaak tijdens het keukentafel gesprek dat de cliënt gedeeltelijk zelf voor een oplossing kiest en dat er slechts één vraag op het gebied van bijvoorbeeld vervoer over blijft, denk hierbij aan een rolstoel of een pasje voor de regio taxi. Sommige ouderen kiezen soms samen met hun kinderen om zelf een scootmobiel aan te schaffen. Het zelf aanschaffen van een voorziening (bv op de tweedehandsmarkt) kan goedkoper uitvallen dan elke maand een eigen bijdrage te moeten betalen. Tijdens een kantelgesprek maar ook soms tijdens een korte informatie gesprek kiest een aantal inwoners om geen aanvraag voor een Wmo voorziening te doen. Ook bekende cliënten vragen eerst om een kantelgesprek voordat zij een woningaanpassing of een vervoersvoorziening aanvragen. In sommige gevallen wordt het geen aanvraag maar kiest men voor een eigen oplossing. De indicatiestellers merken het grote voordeel van het kantelgesprek. Tijdens een kantelgesprek wordt het voor de consulent direct duidelijk of het om een gecompliceerde aanvraag gaat of niet. In die gevallen wordt het indicatie team gelijk ingeschakeld. Voorheen ging zo’n aanvraag vaak eerst naar een consulent die dan tijdens het onderzoek ontdekte dat de aanvraag meer onderzoek nodig had en ging de aanvraag dan pas door naar het indicatie team. Het indicatie team ervaart dit als een grote voordeel voor hen en voor de cliënt en als tijdswinst. Algemene voorzieningen in plaats van individuele voorzieningen De kantelgesprekken waren aanvankelijk nog voornamelijk gericht op het zoeken naar individuele oplossingen. Er wordt nu meer gekeken naar algemene voorzieningen of arrangementen. Deze lijken nog beperkt aanwezig in Amersfoort. Er loopt een inventarisatie waarin bekeken wordt of het aanbod algemene voorzieningen in Amersfoort voldoende is, zodat mensen daar naar verwezen kunnen worden in plaats van naar dure individuele voorzieningen (boodschappendienst, was- en strijkservice etc). In Amersfoort zien we in veel wijken zgn ‘wijkteams’ ontstaan, veelal een combinatie van formele zorg/ welzijnspartijen en informele zorg vanuit kerken en vrijwilligers, met als doel de eigen kracht van de wijk aan te boren en deze in te zetten voor medewijkbewoners. Goed functionerende buurtnetwerken geven burgers de mogelijkheid bij korte zorgvragen op eigen kracht in hun wijk/buurt een oplossing voor hun probleem te vinden. Een beroep op een Wmo-voorziening kan daarmee voorkomen worden. Sbg wijst cliënten ook op de mogelijkheden van deze buurtnetwerken.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 22
In 2012 is duidelijk geworden dat het werk steeds meer verschuift naar de voorkant, de vraagverheldering tijdens de kantelgesprekken bij het Service|punt. III.3.2 Resultaten Service|punt In 2012 hebben inwoners van Amersfoort het Service|punt goed weten te vinden langs alle kanalen. Er zijn 12.275 contacten geweest: Service|Punt telefonische contacten: Bezoekers: Vragen Per e-mail: Contactformulier of brief:
10.508 865 453 449
Tijdens het telefoongesprek of tijdens het bezoek hebben 156 personen gekozen om geen aanvraag voor hulp bij het huishouden te doen maar om zelf een oplossing te zoeken (bv zelf particulieren hulp inkopen). Tijdens het bezoek of telefoongesprekken vinden ook doorverwijzingen plaats. Resultaten kantelgesprekken er zijn 1006 kantelgesprekken gevoerd in 2012. De uitkomst van deze gesprekken was: tijdens 201 gesprekken is direct een indicatie gesteld in de backoffice. 193 personen hebben tijdens het kantelgesprek gekozen voor een eigen oplossing Van deze groep hebben 61 personen gekozen voor om zelf te zorgen voor een particuliere hulp voor hulp bij het huishouden. Tijdens het gesprek is samen met de cliënt gezocht naar een oplossing voor de vraag en wie de cliënt het beste zou kunnen helpen als de cliënt dit niet zelf of met eigen netwerk kon oplossen. Er hebben de volgende doorverwijzingen plaatsgevonden: 18 doorverwezen naar de ouderen adviseur 15 doorverwezen naar Stichting Welzijn Amersfoort 42 doorverwezen naar Ravelijn 15 doorverwezen naar Stadsring 51 3 verwezen naar MEE 10 verwezen naar het Algemeen Maatschappelijke werk 3.0 en 3 verwezen naar Reijer ter Burgh 12 doorverwijzingen naar Sociale Zaken Verder heeft SbG vaak overleg met allerlei ketenpartners, soms met het CAK dan weer met Kwintes of de begeleiding van Beweging 3.0. Ook zoeken zij samen met de cliënt wat zijn zorgverzekeraar zou kunnen bieden. De doorlooptijden van met name hulp bij het huishouden zijn opgelopen in 2012. Bij cliënten die tijdig een herindicatie voor hulp bij het huishouden hadden aangevraagd, maar waarvan de aanvraag toch niet binnen de termijn van 8 weken afgehandeld kon worden, is de indicatie tijdelijk verlengd. Hierdoor is voorkomen dat deze cliënten ongewenst verstoken waren van zorg. SbG is een traject ‘Lean maken van maatwerk’ gestart met als doel het aantal ‘te late’ dossiers te minimaliseren. De achterstand was begin 2013 weer ingelopen. Er komen in verhouding weinig allochtone cliënten bij het Service|Punt langs. De kanteling is vaak moeilijk uit te leggen, men komt binnen voor een gerichte claim vraag en dan valt het tegen dat wij naar de eigen mogelijkheden vragen. Aan deze cliënten wordt gevraagd of zij zelf familie mee willen nemen om te tolken als dat nodig is. Vooral de kinderen van allochtone cliënten hebben er veel moeite mee als de consulent vraagt wat de eigen mogelijkheden zijn. Zij gaan er nog vanuit dat hun ouders recht hebben op een voorziening. Er komen in verhouding meer mensen langs met een psychische aandoening en/of verstandelijke beperking. Het is lastig voor de consulent om hier vooraf op in te spelen omdat de consulent vaak pas tijdens het gesprek merkt dat er iets bijzonders aan de hand is. SbG vraagt nu nadrukkelijker naar een
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 23
begeleider om niet verrast te worden tijdens het gesprek. Wanneer de begeleider niet mee is gekomen, vraagt SbG toestemming aan de cliënt om zelf contact op te kunnen nemen. Met de afdeling Sociale Zaken kijkt SbG naar een gezamenlijk trainingsprogramma om hier in de toekomst beter op in te kunnen spelen om deze cliënten de juiste ondersteuning te geven. In het najaar van 2012 heeft SbG het Key2zorgloket aangeschaft om de contacten en de kantelgesprekken beter te kunnen registeren. Door koppeling van systemen kan de backoffice eenvoudig van deze gegevens gebruik maken waardoor de cliënt zijn/haar gegevens nu maar één keer hoeft op te geven. Nazorg In het rondetafelgesprek van november 2012 werd geconstateerd dat ‘nazorg’ op dat moment nog niet standaard werd gedaan door SbG. Na een kanteling gesprek krijgt de cliënt een schriftelijke verslag toegestuurd. Het SbG moet dan in afwachten of de cliënt het verslag ondertekent en terug stuurt zodat de Wmo aanvraag in werking kan worden gezet. SbG heeft een nieuw systeem ingevoerd dat een betere mogelijkheid heeft om deze ‘nazorg’ te kunnen verlenen. Cliënten die het verslag niet getekend retour hebben gestuurd, worden sinds november 2012 nagebeld. SbG heeft kunnen constateren dat in 2012 bijna iedereen het verslag met de handtekening heeft teruggestuurd. III.3.3 Samenwerking SbG en SZ Mede naar aanleiding naar het kwalitatieve onderzoek – de casestudies – is de samenwerking tussen de Wmo (SbG) en Sociale Zaken (SZ) geïntensiveerd. Er hebben over en weer werkbezoeken plaatsgevonden om inzicht in elkaars werk te krijgen. Daarnaast vindt er geregeld overleg tussen beide organisaties plaats. De lijntjes zijn kort, men weet elkaar snel te vinden. Daarnaast wordt gewerkt aan een gezamenlijk trainingsprogramma voor consulenten van SbG en SZ III.3.4 Communicatie Cliënten komen met verwachtingen naar het SBG. Bij de beoordeling van de aanvragen wordt uitgegaan van eigen mogelijkheden. Wat beter kan is de informatievoorziening naar de burgers over ‘eigen kracht’. Gebleken is dat kern- en ketenpartnersbeleid niet altijd goed op de hoogte zijn de beleidswijzigingen. SbG krijgt regelmatig cliënten doorverwezen voor voorzieningen (bv. beugels) die algemeen gebruikelijk zijn. De corporaties zijn naar aanleiding van de resultaten van de vorige monitor extra geïnformeerd over de beleidswijzigingen. Verder vraagt de communicatie naar cliënten blijvend aandacht. Dit signaal hebben we ook ontvangen van de adviesraden en cliëntenraden. Met de Wmo-cliëntenraad is afgesproken dat brieven over beleidswijzigingen nog een keer extra door deze raad worden beoordeeld op duidelijkheid en leesbaarheid. Dit loopt nu goed. Ook heeft de cliëntenraad ‘meegekeken’ met de nieuwe website van SbG/Servicepunt. Op verzoek van het college is er medio 2012 een gesprek geweest met vertegenwoordigers van de verschillende raden/bonden. Doel van het gesprek was de mogelijkheden te onderzoeken om de administratieve lasten Wmo voor onze inwoners te verminderen. Dit gesprek heeft geleid tot aanbevelingen op het gebied van bereikbaarheid, brieven, aanvraagproces, vervanging-reparatieproces en een aantal algemene adviezen specifiek voor deze doelgroep. Deze aanbevelingen zijn door de cliëntenraad met SbG doorgesproken Een aantal aanbevelingen op het gebied van communicatie en bereikbaarheid is direct ingevoerd, andere worden op momenteel verder uitgewerkt door SbG. De aanbevelingen met betrekking tot de motivatie van afwijzingen en de leesbaarheid van beschikkingen zijn opgepakt door SbG en de afdeling Juridische Zaken III.3.5 Wmo-beleid: kwantitatieve resultaten •
Het aantal Wmo cliënten dat gebruik maakt van hulp bij het huishouden stabiliseert.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 24
• • • • •
•
•
•
•
We zien een verschuiving van cliënten HH2 naar HH1 (verhouding HH1/HH2 in 2011: 58/42, in 2012: 62/38). In 2012 zijn 669 aanvragen voor HH1 toegekend vanwege de beperkte (financiële) draagkracht van de cliënt. Bij indiceren van het aantal uren wordt scherper gekeken naar de mogelijkheden die een cliënt heeft om op eigen kracht zijn beperkingen op te lossen. De eerste helft van 2012 is het aantal nieuwe aanvragen en toekenningen voor Wmo individuele voorzieningen fors gedaald. Dit heeft zich in de tweede helft van het jaar verder doorgezet. De gemiddelde doorlooptijden zijn opgelopen in 2012. Met name bij besluiten hulp bij huishouden zien we het aantal dossiers met een te lange doorlooptijd, >8 weken, sterk opgelopen. SbG is een traject ‘lean maken van maatwerk’ gestart met als uiteindelijk doel het aantal ‘8 weken plus - besluiten’ te minimaliseren. De achterstand was begin 2013 weer ingelopen. De afname van het aantal aanvragen en toekenningen lijkt met name te komen door mensen te wijzen op (financiële) eigen kracht, voorzienbaarheid en algemeen gebruikelijk zijn van de voorziening. Verder zijn er cliënten die afzien van het gebruik van Wmo-voorzieningen door de ingevoerde eigen bijdrage. Met name bij de aanvragen voor HH zien we een sterke daling van het aantal toegekende aanvragen. In 2012 werd gemiddeld 84% van de aanvragen toegekend, In 2012 51%. Het betreft hier zowel nieuwe cliënten als herindicaties. Het aantal cliënten dat een woningaanpassing < 6.807 heeft gekregen is veel hoger dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt doordat veel aanvragen uit de laatste maanden van 2011 in 2012 zijn afgewikkeld. Verder is gebleken dat onder deze post ook veel woningaanpassingen vallen die gekoppeld zijn aan de verstrekking van een scootmobiel. Het totaal aantal bezwaarschriften op beschikkingen is in de tweede helft van 2012 de helft lager dan in de eerste 6 maanden van 2012 (40/84) Met name het aantal bezwaren tegen de ingevoerde eigen bijdrage is sterk afgenomen ((6/34).
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 25
Bijlage IV FINANCIËLE EFFECTEN HERIJKING MINIMA- EN WMO-BELEID IV.1 Herijking minimabeleid
Begroot 2012 Bijzondere bijstand / maatwerkvangnet Jeugd Cultuur en Sport Fonds Coaching minima Pact/Netwerkontwikkeling Verstrekkingen i.v.m. afbouw sopa Overgangsbudget herijking
1.680.800 410.000 240.000 50.000 223.600 158.000 2.762.400
Realisatie 2012 1.437.283 308.070 186.934 €21.000 239.560 0 2.192.848
De uitgaven voor de bij de herijking betrokken taken minimabeleid in 2012 lopen achter bij de begroting. De realisatie is 80%. Dit heeft gedeeltelijk te maken met de opstartfase van nieuw beleid. Het kan ook voor een deel het effect zijn van nieuw beleid. Zie hiervoor bijlage III 2.2. Het aanwenden van het overgangsbudget is niet nodig gebleken. In de begroting 2012 was de aanpak volgens het maatwerkvangnet gekoppeld aan een specifiek budget. Bij nader inzien is een afzonderlijk budget niet werkbaar. Veel uitgaven bijzondere bijstand hebben hetzelfde karakter als verstrekkingen in het kader van het maatwerkvangnet. Ook vóór 2012 verstrekten wij bijzondere bijstand ter versterking van grip op eigen leven en participatie. Wij concluderen dat het beter werkbaar is als uitgaven in het kader van het maatwerkvangnet onder het budget bijzondere bijstand vallen. De aangenomen motie ‘zwevend geld voor werk en inkomen 2012’ (november 2011) draagt het college op de raad te informeren over de uitgaven die worden gedaan voor vier beëindigde of gewijzigde regelingen. Hieraan is in de raadsinformatiebrief 2012-57 deels gehoor gegeven (april 2012). Voor geheel 2012 kunnen wij het volgende toevoegen. Voor twee van de vier regelingen: Amersfoort plus en de Schooltasregeling zijn in 2012 geen budgetten beschikbaar. Er zijn dus ook nagenoeg geen uitgaven gedaan. Ten behoeve van de regeling voor sociale participatie is in 2012 € 240.000 uitgegeven voor en eenmalig verstrekking bij de afbouw van de regeling. Voor de vergoeding van de medische kosten in het kader van de bijzondere bijstand is 2012 € 63.000 uitgegeven. Hiermee is de motie in zijjn geheel uitgevoerd. De financiële uitkomsten van het gehele minimabeleid zijn in onderstaand overzicht weergegeven. In dit overzicht zijn ook de budgetten voor 2013 opgenomen. Uit het overzicht kan worden afgeleid dat de realisatie 2012 bijna € 1 miljoen lager ligt dan begroot. De begrote uitgaven 2013 liggen € 213.000 boven de realisatie in 2012.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 26
Leenbijstand Uitvoeringskosten schuldhulpverlening Bijzondere bijstand Premieverstrekkingen Schuldhulpverlening uit W-deel Jeugd Cultuur en Sport Fonds Coaching minima* Pact/Netwerkontwikkeling Uitvoeringskosten Overgangsbudget herijking amersfoort plus verstrekkingen verstrekkingen sopa compensatieregeling schoolkostenvergoeding Totaal lasten programma M-beleid*
Begroot 2012 Realisatie 2012 Begroot 2013 616.000 445.701 566.000 1.612.600 1.612.600 1.552.100 1.680.800 1.437.283 1.552.200 258.200 102.775 248.200 325.400 177.820 325.400 410.000 308.070 449.700 240.000 186.934 16.200 50.000 50.000 50.000 3.118.700 3.118.700 3.150.200 158.000 0 3.400 1.500 223.600 239.560 2.430 3.900 € 8.696.700 € 7.687.274 € 7.910.000
aflossing en rente leenbijstand verstrekkingen bijzondere bijstand Teruggave subsidie stadsring ivm realisatie 2011 Totaal baten programma M-beleid
407.000 10.000 €
Saldo Minimabeleid ( lasten minus baten)
€ 8.279.700 €
417.000 €
284.409 93.938 18.785 397.133 €
407.000
407.000
7.290.141 € 7.503.000
M-beleid in programmaonderdeel Inkomen: Langdurigheidstoeslag * Vanaf 2013 is het budget voor coaching minima begroot bij de uitvoeringskosten
€
560.000 €
612.800 €
460.000
IV.2 Beleidswijzigingen Wmo De totale bezuinigingsopgave voor Wmo-individuele voorzieningen bedraagt voor 2012 een bedrag van €1.790.000. In oktober 2011 hebben is de raad in raadsinformatiebrief 2011-98 geïnformeerd over de financiën Wmo. In deze raadsinformatiebrief meldden we: • • • •
een verwacht tekort op de begroting. Het tekort 2011 was uiteindelijk €1,2 mln. dat we met de genomen bezuinigingsmaatregelen meer verwachtten te bezuinigen dan oorspronkelijk geraamd. dat tegelijkertijd de autonome groei van uitgaven heeft doorgezet. dit zou leiden tot een tekort op de begroting voor 2012. De tekorten zouden afnemen tot 2015.
Hoewel het meerjarenperspectief met onzekerheden was omkleed, gaf dit vooralsnog geen aanleiding om, behoudens aanscherpingen in de uitvoering, aanvullende Wmo maatregelen te nemen. Om goed zicht te blijven houden op de financiële ontwikkeling en om hier tijdig op te kunnen anticiperen, zijn wij een onderzoek gestart naar de ontwikkeling van de uitgaven van de Wmo. BMC heeft in het voorjaar 2012 een onderzoek gedaan naar de vraag- en uitgavenontwikkeling van Wmo-voorzieningen in Amersfoort. In deze monitor is de vraagontwikkeling in beeld gebracht, alsmede de ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven en de financiële effecten van de bezuinigingsmaatregelen en de nieuwe werkwijze.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 27
BMC heeft in september 2012 haar prognose geactualiseerd naar aanleiding van de halfjaarscijfers. Deze cijfers zijn gebruikt bij de vorige ‘monitor maatregelen minimabeleid en Wmobeleid’. Deze prognose resulteerde in een geraamd tekort op de begroting voor 2012 van €1,1 mln. En voor 2013 van € 1,0 mln. De raad is met raadsinformatiebrief 2012-134 hierover geïnformeerd. Bij de prognose op basis van de halfjaarscijfers bleek een verschil te bestaan tussen de jaarprognose van SbG en BMC. Daarom is aan SbG en BMC gevraagd de verschillen in deze prognoses te onderzoeken en tot een uniforme prognose te komen ten behoeve van de meerjarenbegroting. De prognose is gebaseerd op bestaand beleid. De mogelijke wijzigingen voortvloeiend uit het Regeerakkoord en de decentralisaties zijn niet verwerkt. Onderstaand schema is gebaseerd op een nader verfijnde prognose door BMC/SbG op basis van de cijfers tot en met november. Intussen zijn ook de feitelijke realisatiecijfers 2012 bekend. De Wmo als totaal, inclusief uitvoeringskosten en opbrengsten uit eigen bijdragen en bijdrage provincie, eindigt 2012 met een tekort van ca. 600.000. Totaal uitgaven Wmo-voorzieningen 2012
BMC/SbG prognose 2012
Verschil tov gemeente begroting
11.631.809 11.097.048 11.240.500 11.062.566
143.452
Realisatie 2011 Hulp bij het huishouden
Realisatie 2012
Gemeente begroting 2012
Verschil tov BMC progno se
BMC prognose 2013**
BMC prognose 2016**
-34.482 11.036.535 10.446.044
Wonen/rollen/vervoer
5.308.995
3.894.098
3.242.300
3.953.375
-651.798
59.277
3.895.062
3.983.657
Collectief vervoer Totaal uitgaven WMOvoorzieningen*
1.783.633
1.448.904
871.500
1.448.904
-577.404
0
1.480.000
1.570.000
18.724.437 16.440.050 15.354.300 16.464.845
-1.085.750
24.795 16.411.597 15.999.701
BMC/SbG prognose januari 2013 * Alleen de kosten die betrekking hebben op de beleidswijzigingen in de WMO worden getoond, niet de bijdragen (eigen bijdrage en bijdrage provincie) ** cijfers obv bestaand beleid. De mogelijke wijzigingen voortvloeiend uit het Regeerakkoord en decentralisaties zijn niet verwerkt
Toepassing maatwerkvangnet binnen de Wmo Een van de uitgangspunten bij de bezuiningen op de Wmo was dat kwetsbare bewoners zonder financiële draagkracht worden ontzien. De Wmo-verordening biedt ruimte voor maatwerk. Huishoudens met een beperkte financiële draagkracht kregen nog steeds een indicatie voor HH1 vanuit de Wmo. Het ging in 2012 om 669 nieuwe cliënten HH1. Het gaat daarbij om een bedrag van ca. € 575.000 . Ook bij woningaanpassingen - die gelet op beperking als voorzienbaar kunnen worden beschouwd en volgens het nieuwe beleid niet meer worden vergoed - wordt de financiële draagkracht meegewogen. Bij kwetsbare burgers is maatwerk toegepast, en is de benodigde voorziening toch vanuit de Wmo verstrekt. In 2012 ging het om 4 cliënten met een totaal bedrag van ca. € 13.000. De nieuwe ‘gekantelde’ Wmo-verordening geeft voldoende ruimte om dit maatwerk voor huishoudens met een beperkte financiële draagkracht toe te passen. Hierdoor is er vanuit de Wmo geen beroep gedaan op het beschikbare budget in het maatwerkvangnet (sociale reserve). Echter, dit maatwerk leidt wel tot hogere uitgaven vanuit het Wmo-budget, en draagt mede bij aan de overschrijding van het beschikbare Wmo-budget.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 28
Samenvatting van de ontwikkelingen Wmo • De prognose tot 2016 van de uitgaven voor de Wmo-voorzieningen, waarbij nog geen rekening is gehouden met de voorgestelde wijzigingen in het regeerakkoord, laat een stabilisatie en op termijn lichte afname van de uitgaven zien. • Als gevolg van de genomen maatregelen liggen de uitgaven voor de Wmo-voorzieningen waarop de beleidswijzigingen van toepassing waren in 2012 lager dan in 2011. • Binnen HH bleken de uitgaven voor HH (als Zorg in natura) hoger dan begroot. • Bij 669 huishoudens met een beperkte (financiële) draagkracht is de aanvraag voor HH1 toegekend. Het gaat hier om een bedrag van ca € 575.000. • De uitgaven voor collectief vervoer waren in 2012 beduidend lager dan in 2011. Ze lagen echter nog wel steeds fors hoger dan begroot. • De eerste helft van 2012 is het aantal nieuwe aanvragen en toekenningen fors gedaald. Deze daling heeft zich in de rest van het jaar doorgezet. • Deze daling vertaalde zich niet één op één in financiële zin naar de gestelde bezuinigingsopgave. Dit wordt onder andere veroorzaakt door: o Financiële effecten autonome groei (we moeten al bezuinigen om autonome groei op te vangen) o Vertraagd financieel effect van beleidsmaatregelen door aanloopperiode aantal maatregelen en verplichtingen/oude aanvragen 2011. o De Wmo-verordening geeft ruimte voor maatwerk, met name voor de (financieel) kwetsbare burgers. Dit leidt tot hogere uitgaven en draagt mede bij aan het tekort. • De verwachting was dat de financiële effecten van de bezuinigingsmaatregelen later zichtbaar zouden worden. Uiteindelijk blijkt de gestelde bezuinigingsopgave voor hulp bij het huishouden gehaald. De bezuinigingsopgave voor wonen/rollen/vervoer blijft achter. Conclusies en vervolg • De prognose Wmo tot 2016 laat een lichte afname van het tekort op de begroting zien. De prognose is gebaseerd op het bestaande beleid en houdt geen rekening met de voorgestelde wijzingen uit het regeerakkoord. • De raad is en wordt separaat geïnformeerd over de financiële ontwikkelingen met betrekking tot de Wmo. • De bezuinigingsmaatregelen sorteren wel effect, immers zowel de uitgaven als het aantal nieuwe aanvragen en toekenningen liggen bij Hulp bij het Huishouden, Wonen/rollen/vervoer en Collectief Vervoer lager dan in 2011. • Omdat bij het doorrekenen van de bezuinigingsmaatregelen onvoldoende rekening is gehouden met autonome groei, blijft het financiële effect van de maatregelen op onderdelen achter bij de bedragen zoals ingeboekt bij de bezuinigingen. • Effecten van bezuinigingsmaatregelen worden beter zichtbaar. Implementatie-effecten ‘slijten’ er langzaam uit.
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
docsnr 4361946 29
Bijlage V : Kwantitatieve indicatoren monitor Minimabeleid en Wmo Stand van zaken per 31-12-2012 * Gegevens per ultimo 31-12-2011 ** Totaal 2011 Cliëntenbestand Wmo cliënten
Cliënten SZ
Met één of meer van de volgende voorzieningen: Wonen, rollen, vervoer Cliënten met hh1 Cliënten met hh2 Cliënten met hh3 Pgb met hh1 Pgb met hh2 Pgb met hh3 Uitstaande collectief vervoersvoorzieningen Uitstaande individuele vervoersvoorzieningen Uitstaande rolstoelen Herverstrekkingen scootmobielen WWB inclusief IOAW en IOAZ
Jeugdsport- en JeugdCultuurfonds Basisregelingen sport en Totale uitgaven JSF cultuur Gemiddelde uitgaven per kind JSF Aantal kinderen die in deze periode zijn gaan sporten via JSF Waarvan verwijzing via sociale zekerheid Totale uitgaven JCF Gemiddelde uitgaven per kind JCF Totaal aantal kinderen gebruik JCF Plusregelingen sport en Valt onder bijzondere bijstand; zie 5.2.2 cultuur (onderdeel maatwerk vangnet) Effecten voor kwetsbare groepen Stapelingseffecten bijzondere Kwalitatief onderzoek in eerste monitor, 3e kwartaal bijstand 2012
Participatierisico
Cliënten die niet deelnemen aan een traject en niet werken ( eerste monitor, 3e kwartaal 2012)
Gebruik Helpdesk SZ
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
31-12-2011 6.315**
1-7-2012 6.292
31-12-2012 6262
1.865 1.320 7 198 86 0 -
2.009 1.267 3 178 75 0 4.695 1.620 1.508
2742
2.734
1981 1203 3 179 62 0 4705 1510 1565 79 2.800
€ 50.061
€ 113.430
242.160
€ 227 220
€ 190 486
€208 972
-
199 € 5.170 € 235 22 -
405 47.673 301 158 -
n.v.t.
De situatie van 228 cliënten met mogelijke stapelingseff ecten is beoordeeld, 145 cliënten zijn persoonlijk gesproken en zo nodig bezocht om maatwerk te leveren. 990 gescreend, waarvan 75 individueel gesproken om eventuele knelpunten samen met de cliënt op te lossen
-
930
410
720
docsnr 4361946 30
Gebruik van de Wmo-voorzieningen Aantal aangevraagde/ Aanvragen wonen/rollen/vervoer geleverde/afgewezen individuele voorzieningen Aantal gesprekken
3.619**
1.376
2.563
-
12.275 Informatieen advies gesprekken 1006 uitgebreide kantelingsge sprekken 2.690 85%/10%/5 % 1.330 1.264 51%/44%/5 %
Besluiten WRV toegekend/afgewezen/overig
3.905** 85%/8%/7%**
9.106 informatie- en adviesgesprek ken 518 uitgebreide kantelingsgesprekken 1.333 81%/11%/8%
Aanvragen HH Besluiten HH toegekend/afgewezen/overig
1.756** 1.382** 84%/9%/6%**
713 612 64%/27%/9%
Aantal gesprekken Aantal begeleidingen en/of verstrekkingen *) ook bijzondere bijstandverstrekking heeft het karakter maatwerkvangnet, zie 5.2.2.
n.v.t. n.v.t.
*) *)
*) *)
Aantal gesprekken Aantal coachingstrajecten Gemiddelde duur Resultaat coachingstrajecten
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
60 30 4 maand 4 afgerond
Ca. 200 92 6 maanden 27 afgerond
€ 619.000 466
€ 646.000 --
€ 1.437.283 183
€ 88.000
€ 37.000 0 nvt 0
€ 63.000 0 nvt 0
0
€ 21.000 0 € 240.000
Maatwerkvangnet
Coaching
Bijzonder bijstand Bijzondere bijstand Bijzonder bijstand Medische kosten
Totaal kosten diverse verstrekkingen Aantal verstrekkingen
Totale kosten medische verstrekkingen Aantal toepassingen hardheidsclausule Aard toepassingen Totale kosten Overige kosten herijking minimabeleid Pact/netwerk ontwikkeling Overgangsbudget herijking Eenmalige verstrekkingen SOPA ivm afbouw regeling Kosten Wmo Wmo - hardheidsclausule
Wmo Cliënttevredenheid Minimabeleid
WMO
-0
Monitor bijlage IV
Aantal bezwaarschriften die direct gerelateerd konden worden aan herijking minimabeleid
Bezwaren eigen bijdrage/waarvan (deels) gegrond Bezwaren Wmo totaal/waarvan (deels) gegrond
MONITOR 2012 BELEIDSWIJZIGINGEN MINIMABELEID EN WMO-BELEID april 2013
-
72
34/10 84/20
0 bezwaarschr iften en 2 klachten over verminderin g van de vergoedinge n. 40/14 124/24
docsnr 4361946 31
COLLEGEBERICHT AAN DE RAAD Van Aan Portefeuillehouder Collegebesluit d.d.
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : van Eijk / Lubbinge :
Reg. nr.: 4494829 Datum : 20-09-2013
ONDERWERP Vervolgstappen monitor Wmo- en minimabeleid 2012 en uitwerking sociale maatregelen collegeprogramma AANLEIDING Op 24 september vindt in de Ronde een peiling plaats door fractie van de SP over de 2e monitor Wmoen minimabeleid. In deze brief lichten wij de vervolgstappen toe op het punt van het voorkomen en bestrijden van armoede. BERICHT Met de monitor Wmo- en minimabeleid 2012 hebben wij – door onderzoek, interviews, het ophalen van signalen – meer inzicht verkregen in het beeld van kwetsbaren in Amersfoort. Het inzicht helpt armoede beter te voorkomen en te bestrijden en zelfredzaamheid te vergroten. Wij werken aan verder vergroting van dit inzicht en aan concrete maatregelen gericht op armoedebestrijding. Wij lichten dit kort toe. Derde monitor Wmo- en minimabeleid Ten behoeve van de derde monitor doen wij opnieuw onderzoek: • Opnieuw een screening onder verondersteld kwetsbare minima, waaronder de‘nieuwe kwetsbaren’. Onder meer doen we een screening onder langdurige voedselbankklanten, schuldhulpverleningsklanten en gezinnen, die geen gebruik maken van het Jeugdsportfonds / Jeugdcultuurfonds en er wel voor in aanmerking komen (deze gezinnen worden tevens in contact gebracht met beide fondsen). • Onderzoek – via interviews - naar de beleving van Wmo-/SZ-cliënten bij het meer zoeken van een eigen oplossing voor sommige problemen. Vragen zijn: hebben cliënten eigen oplossingen gevonden? Op welke wijze is dat gebeurd? Wat is de beleving van cliënten hierbij? De derde monitor verschijnt eind 2013. Uitwerking sociale maatregelen in het collegeprogramma Wij werken momenteel de sociale maatregelen in het collegeprogramma uit. Onder meer lopen de volgende acties : • Een viertal kwartiermakers in de stad werkt in overleg met betrokken instellingen en de gemeente aan het voorstel voor het sociaal fonds (noodfonds). Het voorstel voorziet in een ‘snelfonds’ en een armoedeontwikkelingsfonds dat financiële steun geeft aan nieuwe initiatieven in de stad (projecten), die bijdragen aan armoedebestrijding. • Wij zijn in overleg met Stichting Leergeld over haar rol bij meer gerichte ondersteuning van schoolgaande kinderen. Stichting Leergeld vult deze steun op maatwerkbasis al jarenlang in, zoals de vergoeding van (hoge) kosten van schoolreisjes. Over deze vergoeding heeft de stichting afspraken met alle scholen in Amersfoort. Stichting Leergeld is bereid een bredere rol op zich te nemen. Wij willen deze rol structureel financieel steunen. In 2013 willen wij ook het verwachte tekort van de stichting aanvullen, zodat alle aanvragen kunnen worden gehonoreerd. • Wij werken nauw samen met een aantal ondernemers in de stad, die namens Voedselbank, Kledingbank, Speelgoedbank en Weggeefwinkel op zoek zijn naar bij voorkeur gezamenlijke nieuwe huisvesting en werken aan een plan voor de financiering. • Wij werken aan verbetering van de collectieve ziektekostenverzekering voor minima. • Over deze uitwerkingen hebben wij binnenkort een overleg met betrokken instellingen en adviesraden. Het totale voorstel willen wij in november 2013 aan u voorleggen.
Besluitenlijst De Ronde datum:
24 september 2013
vergaderruimte: Molendijkzaal (0.01) Titel Van Doel activiteit Voorstel
Voorzitter Secretaris Notulist Aanwezige woordvoerders Raadsleden/buitengewone fractieleden Inspreker(s)
Conclusie voorzitter
van
20.00 tot
aantal bezoekers:
21.00 uur 30
4496043 SP: Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Reg.nr. Wmo-beleid Soort verslag Raadsfractie SP Besluitenlijst Soort document Peiling Peilpunten SP-fractie wil mening peilen over de inhoud van RIB-2013-42. Peilpunten: 1. het college zorgt ervoor dat vele aanvragers van zorg ten onrechte buiten beeld blijven doordat deze niet worden geregistreerd 2. geen zorg of sociale zekerheid meer aanvragen is niet hetzelfde als zorg- en zekerheidsproblemen oplossen: het beeld zoals weergegeven in RIB 2013-42 klopt dus niet met de werkelijkheid 3. in de RIB omzeilt het college het antwoord op de vraag “aanvaarden wij nog langer armoede in onze stad en welke omstandigheden dragen ertoe bij dat die armoede bestaat” bijvoorbeeld door het begrip “zelfredzaamheid” eenzijdig en onvolledig te hanteren Portefeuillehouder Van Eijk, Lubbinge Koet-Minis Opsteller Bongers Meijer (SP) El-Messaoudi (PvdA), Hunink (CU), Meijer Portefeuillehouder Van Eijk, Lubbinge (SP), Pongers (CDA), Van Vliet (GL), Voogt Ambtenaren Van Berkum (VVD) - mevrouw Jacobs - de heer Van Doorn - mevrouw Logtenberg - mevrouw Rinzema - mevrouw Rondeel - de heer Vleugels (Cliëntenraad Sociale Zekerheid) - mevrouw Galenkamp (Voedselfocus) Vijf insprekers hebben het woord gevoerd over hun persoonlijke ervaringen met de uitvoering van de Wmo. Ook de heer Vleugels (Cliëntenraad) en mevrouw Galenkamp (Voedselfocus) hebben het woord gevoerd. De woordvoerders hebben vragen gesteld en vragen de portefeuillehouder de signalen over misstanden serieus te nemen. Portefeuillehouder Van Eijk geeft aan dat het college niet accepteert dat mensen door armoede of inkomenspositie niet kunnen participeren in de samenleving. In de derde monitor zal aandacht zijn voor kwalitatief onderzoek: het verhaal achter de cijfers. Portefeuillehouder Lubbinge geeft aan dat de service van het Servicebureau Gemeenten een aanhoudende zorg is. Hij roept mensen op klachten te melden zodat kan worden bekeken waar maatwerk mogelijk is. De SP is aangesproken op de formulering van de peilpunten. Advies aan presidium: Voldoende besproken: initiatiefnemer beraadt zich op vervolg
Toezeggingen / Afspraken Aantekeningen voor verslag
#4496043 v1 - BESLUITENLIJST DR 24-9-2013 SP: HET ANDERE VERHAAL ACHTER DE MAATREGELEN MINIMA- EN WMO-BELEID
Besluitenlijst SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid
De Ronde en Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 24 september 2013 19:00
Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst Voorbereiding besluit Commissie B&V Vragen raadsleden aan college Informatie
Besluitenlijst SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid
Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst Voorbereiding besluit Inhoud agendapunt Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (pdf) Raadsvoorstel Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (pdf) Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort, hoofdstuk 4 (pdf) Bijlage - Stroomschema APV - kap gemeente (pdf) Bijlage - Stroomschema APV - kap rechtspersoon (pdf) Bijlage - Stroomschema APV - kap particulier (pdf) Algemeen Plaatselijke Verordening Bijlage - Bomenlijst Bijlage - Bomenkaart Bijlage - Beleidsregels aanwijscriteria Bomenlijst bestand te groot voor inclusie Bijlage - Beleidsregels ontheffing kapverbod en herplantplicht Bomenlijst (pdf) Bijlage - Eindadvies Klankbordgroep bomenlijst (pdf) Bijlage - *Reactie college op eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst (aangepaste versie) (pdf) Presentatie bomenlijst 3 september 2013 (pdf) Presentatie klankbordgroep bomenlijst 3 september 2013 (pdf) Raadsbesluit 10-1-2012 Deregulering kapvergunning en herziening bomenbeleid Bijlage - Rapport Eelerwoude Motie 2.1 Bomenbeleid (10-1-2012) M-2.2 Motie Financiële consequenties deregulering kapvergunning (10-1-2012) A-2.1 Amendement Gemeente besluit tot plaatsing op bomenlijst (10-1-2012) A-2.2 Amendement Beperking kappen bij particuliere instellingen (10-1-2012) Besluitenlijst CU D66 en GL - Raadsinformatiebrief 2013-54 - Conclusies onderzoek kap bomen Park Randenbroek en consequenties gemeentelijke werkwijze (2-7-2013 Besluitenlijst SP - Rapport Onderzoek naar de kap van bomen in het Park Randenbroek e.o. (2-7-2013) Besluitenlijst CU D66 GL - Raadsinformatiebrief 2013-54 + SP Rapport Onderzoek naar de kap van bomen in het Park Randenbroek e.o. voortgezette bijeenkomst (8-7-2013) Raadsinformatiebrief - RIB 2013-54 Conclusies onderzoek kap bomen Park Randenbroek en consequenties gemeentelijke werkwijze Bijlage - *Feitelijke vragen en beantwoording SP (pdf) Bijlage - *Beantwoording aanvullende feitelijke vraag SP (pdf) *Amendement PvdA+GL Bevoegdheid ontheffing kapverbod monumentale bomen (pdf) *Amendement PvdA+GL Groen bij beschermde stadsgezichten (pdf) *Amendement PvdA+GL Meldingsplicht (pdf) *Motie SP: Monumentale bomen in structuren (pdf) *Motie SP: Waardevolle bomenlanen toevoegen (pdf) *Motie SP: Visie op het Groene kapitaal (pdf) *Motie SP: Kapvergunning moet blijven (pdf)
Besluitenlijst SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid
Bijlage - *Beantwoording feitelijke vragen GL en SP m.b.t. De Ronde 24-09 en Het Besluit 08-10 ‘Afschaffing kapvergunning en invoeren bomenlijst’ (pdf) Toezegging - *Beantwoording vraag De Ronde 24 september 2013 Afschaffing kapvergunning en invoering bomenlijst3: kostenoverzicht (pdf) Besluitenlijst Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (pdf) Audioverslag
Besluitenlijst SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid
Commissie B&V Agenda Commissie Begroting en Verantwoording 24 september 2013 (pdf) Besluitenlijst Commissie Begroting en Verantwoording 4 juni 2013 (pdf) *Presentatie Deloitte 24 september 2013 - Zicht op financiële positie gemeenten Blik op begroting 2014 (pdf) Besluitenlijst Commissie Begroting en Verantwoording 24 september 2013 (pdf)
Besluitenlijst SP - Het andere verhaal achter de maatregelen minima- en Wmo-beleid
Vragen raadsleden aan college Informatie Inhoud agendapunt Vragen raadsleden aan het college (pdf) Bijlage - *Overzicht onderwerpen van vragen raadsleden aan het college - De Ronde 24 september 2013 (pdf)
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Samenvatting
Doel activiteit Reden van aanbieding
Van de raadsleden wordt gevraagd Vervolgtraject Opm. presidium Soort verslag Bijbehorende documenten
Achterliggende documenten
4487544 Afschaffing kapvergunning en invoering Reg.nr. Bomenlijst 24 september 2013 Ambtelijk contact College van B&W Zwier (033-469 4535) Van Muilekom In het Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014 “Verbonden, Slagvaardig, Duurzaam” is afgesproken dat de kapvergunning vervalt en wordt vervangen door een Bomenlijst. Op 10 januari 2012 heeft de raad hiertoe besloten. Het werken met de Bomenlijst wordt juridisch vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort (APV). Met de Bomenlijst wordt blijvende zorg voor de bomen in de stad gecombineerd met het vroegtijdig meewegen van consequenties voor bomen bij nieuwe plannen, een lagere regeldruk voor inwoners en een gedeelde verantwoordelijkheid van inwoners voor hun eigen leefomgeving. Door goed voor de bomen in de stad te blijven zorgen, wordt het groene kapitaal in de stad behouden en wordt bijgedragen aan de borging van een groene leefomgeving voor toekomstige generaties. Soort activiteit Informatie Presentatie Bevoegdheid raad tot vaststellen van APV en als vervolg op raadsbesluit van 10 januari 2012 Deregulering kapvergunning en herziening bomenbeleid. Zijn mening te geven over het voorliggende raadsvoorstel en zich voor te bereiden op besluitvorming. Besluitvorming in Het Besluit. In deze De Ronde wordt gestart met een 1-minuutronde Besluitenlijst x BIS xRaadsstukken Fractie Raadsvoorstel x BIS Raadsstukken Fractie Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort, hoofdstuk 4 x BIS Raadsstukken Fractie *Stroomschema’s APV: gemeente, rechtspersoon en particulier x BIS Raadsstukken Fractie Algemeen Plaatselijke Verordening (Regelgeving staat onder Hoofdstuk 4, afdeling 3) x BIS Raadsstukken Fractie Bomenlijst en kaart x BIS Raadsstukken Fractie Beleidsregels aanwijscriteria Bomenlijst x BIS Raadsstukken Fractie Beleidsregels ontheffing kapverbod en herplantplicht Bomenlijst x BIS Raadsstukken Fractie Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst x BIS Raadsstukken Fractie *Reactie college op eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst (aangepast) x BIS Raadsstukken Fractie Presentaties 3 september 2013 x BIS Raadsstukken Fractie Raadsvoorstel en -besluit Deregulering kapvergunning en herziening bomenbeleid (10-01-2012) x BIS Raadsstukken Fractie Rapport Eelerwoude x BIS Raadsstukken Fractie Motie 2.1 Bomenbeleid (10-1-2012)
#4487544 v2 - AGENDAPUNT DR 24-9-2013 AFSCHAFFING KAPVERGUNNING EN INVOERING BOMENLIJST
Motie 2.2 Financiële consequenties deregulering kapvergunning (10-1-2012) Amendement 2.1 Gemeente besluit tot plaatsing op bomenlijst (10-1-2012) Amendement 2.2 Beperking kappen bij particuliere instellingen Besluitenlijsten De Ronde 2 en 8 juli 2013 Raadsinformatiebrief 2013-54
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
x BIS
Raadsstukken
Fractie
*toegevoegd / gewijzigd ten opzichte van eerder gepubliceerde versie
#4487544 v2 - AGENDAPUNT DR 24-9-2013 AFSCHAFFING KAPVERGUNNING EN INVOERING BOMENLIJST
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder R.G.H. van Muilekom
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 10-09-2013 : 24-09-2013 : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4483762 : 10 september 2013 :
TITEL Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst
BESLISPUNTEN 1. Hoofdstuk 4, Afdeling 3. ‘Het bewaren van houtopstanden’ van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort in te trekken per 1 januari 2014; 2. Hoofdstuk 4, Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort vast te stellen en per 1 januari 2014 in werking te laten treden; 3. Leges te heffen op ontheffingsaanvragen, na verwerking daarvan in de Legesverordening 2014.
INLEIDING In het Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014 “Verbonden, Slagvaardig, Duurzaam” is afgesproken dat de kapvergunning vervalt en wordt vervangen door een Bomenlijst. Op 10 januari 2012 heeft u hiertoe besloten. Naar aanleiding van dit besluit heeft u twee amendementen en twee moties aangenomen (zie bijlage 1): Amendement 2.1 houdt in dat ook wanneer bomen van categorie 1 en 2 zich op niet-gemeentelijke grond bevinden, er een kapverbod geldt (met ontheffingsmogelijkheid en compensatieplicht); die bomen komen dus ook op de lijst te staan; Met behulp van amendement 2.2 draagt u ons op om daar waar voorstellen voor ontwikkelings- en herstructureringsgebieden of bouwplannen eerst voor besluitvorming aan uw raad worden voorgelegd, duidelijk een bomenparagraaf op te nemen, zodat op dat moment helder is voor uw raad en de insprekers hoeveel bomen en op welke plek deze gekapt worden; In het rapport “Kappen met Reguleren, Kapontheffingsstelsel en waarborging bomenareaal” d.d. 28 juni 2011 van de HAS Den Bosch, zijn verschillende aanbevelingen gedaan. In motie 2.1 heeft uw raad een aantal aanbevelingen specifiek benoemd, met als opdracht om aan uw raad te rapporteren of deze zijn overgenomen; Motie 2.2 houdt in dat we bij de evaluatie van de Bomenlijst ook de financiële aspecten meenemen en de evaluatievragen op voorhand aan uw raad en de Klankbordgroep Bomenlijst voorleggen. Het werken met de Bomenlijst wordt juridisch vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort (APV). Onder de opschortende voorwaarde van vaststelling van Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de APV (zie bijlage 2) door uw raad, hebben we de Bomenlijst en beleidsregels voor aanwijs- en ontheffingscriteria vastgesteld. Ten opzichte van de APV, die op 9 juli 2013 door de raad is vastgesteld, wordt alleen Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ gewijzigd. Nadat uw raad de wijziging van deze afdeling van de APV heeft vastgesteld, treden Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de APV, de Bomenlijst en de Beleidsregels in werking vanaf 1 januari 2014. Dit geldt ook voor de Legesverordening 2014. Met de Bomenlijst combineren we verantwoorde deregulering met de blijvende goede zorg voor bomen. Bij het opstellen van de Bomenlijst, de aanwijscriteria en de ontheffingscriteria hebben we samengewerkt met de hiervoor opgerichte Klankbordgroep Bomenlijst. Inlichtingen bij :
M. Hinkofer, SOB/SB, (033) 469 47 29
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4483762 pagina 2
BEOOGD EFFECT Met de Bomenlijst combineren we blijvende zorg voor de bomen in de stad met het vroegtijdig meewegen van consequenties voor bomen bij nieuwe plannen, een lagere regeldruk voor inwoners en een gedeelde verantwoordelijkheid van inwoners voor hun eigen leefomgeving. Door goed voor de bomen in de stad te blijven zorgen, behouden we het groene kapitaal in de stad en dragen we bij aan de borging van een groene leefomgeving voor de generaties na ons.
ARGUMENTEN 1.1 De Bomenlijst geeft vooraf helderheid over de bomen voor alle betrokkenen Met het opstellen van de Bomenlijst hebben we onze waardevolle bomen en die van particulieren in beeld gebracht. De eigenaren van Bomenlijstbomen worden hiervan op de hoogte gebracht met een brief en de lijst wordt gepubliceerd. De Bomenlijst is openbaar en voor iedereen digitaal beschikbaar. Hierdoor is het op elk moment voor iedereen inzichtelijk met welke bomen rekening moet worden gehouden bij nieuwe plannen. Zo gaan we van een reactieve procedure aan het eind van planvorming naar een proactieve afweging van belangen in een vroeg stadium. De Bomenlijst bestaat uit drie categorieën bomen: monumentale bomen (categorie 1), bijzondere bomen (categorie 2) en structuurbomen (categorie 3). In het schema hieronder vindt u per categorie de aantallen bomen die op de Bomenlijst zijn opgenomen: Categorie
Opgenomen op de Bomenlijst Particulieren Gemeente Totaal 1. Monumentale bomen 843 672 1.515 2. Bijzondere bomen 2.233 1.965 4.198 3. Structuurbomen 15.768 15.768 Totaal
3.076
18.405 21.481
In bijlage 3 is, naast de Bomenlijst, een kaart opgenomen waarop te zien is welke bomen op de Bomenlijst staan. Deze kaart is te raadplegen via www.amersfoort.nl/bomen. Door de inventarisatie hebben we in totaal ca. 78.000 bomen (van een zekere omvang en staande buiten bosverband) in beeld. In de praktijk betekent de invoering van de Bomenlijst voor de mogelijkheid om bomen te kappen het volgende: 1. Voor alle ca. 21.500 bomen op de Bomenlijst geldt dat de eigenaar een ontheffing moet aanvragen bij de gemeente als hij een of meerdere bomen wil kappen. Het besluit wordt gepubliceerd en tegen een ontheffing is bezwaar mogelijk; 2. Voor alle ca. 56.500 bomen die niet op de Bomenlijst staan, maar wel op grond staan waarvan de gemeente eigenaar is, geldt dat de gemeente zorgvuldig afweegt of bomen wel of niet gekapt mogen worden en net als nu per situatie inschat welke communicatie voor belanghebbenden gewenst is. De gemeente verzorgt deze communicatie, of vraagt van de initiatiefnemer dit te doen; 3. Voor alle overige bomen die niet op de Bomenlijst staan en waarvan een andere partij dan de gemeente eigenaar is, geldt dat de eigenaar straks zelf afweegt hoe hij met zijn bomen omgaat en ook zelf afweegt of en hoe hij daarover communiceert. 1.2 Toepassing van de Bomenlijst leidt tot minder regeldruk voor de meeste eigenaren In het huidige beleid is een kapvergunning nodig voor het kappen van bomen, waarvan de stamomtrek gemeten op 1.30 meter boven het maaiveld - groter is dan 35 cm (diameter van ca. 11 cm). Kapvergunningen worden in 97% van de gevallen verleend. Van de geweigerde kapvergunningen staat het gros van de bomen op de Bomenlijst, omdat deze bomen voldoen aan de aanwijscriteria. We gaan van kapvergunning naar kapverbod voor de bomen op de Bomenlijst, met mogelijkheid tot ontheffing. Meer dan 90% van de inwoners heeft in de toekomst niet meer te maken met bemoeienis van de gemeente wanneer ze hun boom willen kappen. Door de Bomenlijst ontstaat er een nieuwe balans tussen de zaken waar we nog over willen gaan en de zaken die we in vertrouwen kunnen loslaten aan de stad als het om bomen gaat. Actief loslaten betekent denken en doen vanuit vertrouwen in elkaar en geeft invulling aan een gedeelde verantwoordelijkheid. Dit
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4483762 pagina 3
is in lijn met de uitkomsten van de permanente beleidsevaluatie programma Stedelijk Beheer, die uw raad op 12 februari 2013 heeft vastgesteld. 1.3 Constructieve samenwerking met de Klankbordgroep Bomenlijst heeft geleid tot heldere criteria In ons Coalitieakkoord 2013-2014 “Samenwerken in vertrouwen” hebben we aangegeven dat we samen met inwoners en organisaties werken aan de groene kwaliteit van de stad. Hieraan hebben we invulling gegeven door de Bomenlijst op te stellen in samenspraak met de Klankbordgroep Bomenlijst. De klankbordgroep heeft samen met een boomtechnisch adviseur met ons meegedacht, ons scherp gehouden en uitgedaagd en bruikbare aanvullingen gedaan. De discussies met de klankbordgroep gingen vooral over de aanwijscriteria en over de criteria voor ontheffing op het kapverbod en herplantplicht. 1.4 Werken met de Bomenlijst zorgt voor een effectieve inzet van de beschikbare middelen De inzet van de beschikbare middelen is met de Bomenlijst geconcentreerd op de meest waardevolle bomen en het vroegtijdig in plannen afwegen van de effecten voor bomen. Daarmee is de inzet meer gericht op bescherming en behoud van bomen en minder op procedures. De Beleidsregels aanwijscriteria Bomenlijst (zie bijlage 4) en de Beleidsregels ontheffing kapverbod en herplantplicht Bomenlijst (zie bijlage 5) geven inzicht in de wijze waarop we gebruik zullen maken van de aan ons in Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de APV toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van bomen op de Bomenlijst en hoe we omgaan met het verlenen van ontheffingen en het opleggen van een herplantplicht. 1.5 Vaststelling van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort geeft invulling aan het raadsbesluit d.d. 10 januari 2012 met de aangenomen moties (M-2.1 en M-2.2) Afschaffing van de kapvergunning en invoering van de Bomenlijst zijn door uw raad bekrachtigd op 10 januari 2012. U heeft ons daarbij een aantal moties en amendementen meegegeven. In bijlage 1 is inzichtelijk gemaakt op welke wijze we deze moties en amendementen hebben uitgewerkt. 1.6 Het legesbedrag voor aanlegvergunningen wordt gehanteerd voor de behandeling van ontheffingen op het kapverbod Vooralsnog wordt een tarief van € 175 aan leges gehanteerd voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing op het kapverbod. Omdat we nog geen beeld hebben van de jaarlijkse hoeveelheid aanvragen voor ontheffingen op het kapverbod en de hoeveelheid tijd die er gemoeid is met de inhoudelijke toetsing en de procedurele afhandeling ervan, houden we het legesbedrag aan dat op dit moment in rekening wordt gebracht voor de behandeling van een aanlegvergunning voor de kap van een boom. De Legesverordening zal hiervoor worden aangepast. Bij de evaluatie over een jaar hebben we zicht op de hoeveelheid aanvragen in één jaar en de hiermee gemoeide tijdsbesteding en dus ook een beter beeld van de kosten. Op basis van deze ervaringscijfers kan het bedrag vervolgens naar boven of naar beneden worden bijgesteld.
KANTTEKENINGEN 1.1 De gemeente heeft geen grip meer op bomen van inwoners die niet op de Bomenlijst staan Dit past in de huidige tendens, waarbij de overheid meer verantwoordelijkheid aan inwoners overlaat en regels vermindert. De zeggenschap over particuliere bomen die niet op de Bomenlijst staan, leggen we in vertrouwen neer bij de eigenaren van deze bomen. Inwoners zijn goed in staat om zelf de afweging te maken hoe ze met hun bomen om willen gaan. 1.2 De gemeente heeft geen zicht meer op bomen in (her)ontwikkelingsgebieden van organisaties en instellingen (rechtspersonen) die niet op de Bomenlijst staan Dit is slechts in beperkte mate het geval. Voorstellen aan uw raad voor ontwikkelings- en herstructureringsgebieden of bouwplannen moeten worden voorzien van een bomenparagraaf, waarin de effecten op de bomen worden aangegeven. Dit heeft uw raad op 10 januari 2012 besloten. Daarnaast geldt in bos- en agrarische gebieden de Boswet (buiten de ‘bebouwde kom Boswet’). Voor alle kapvoornemens van bomen die onderdeel uitmaken van een rij van meer dan 20 bomen of een bosgebied van meer dan 10 are moet de initiatiefnemer van tevoren contact opnemen met de provincie. Bij kappen in het kader van de Boswet kan de provincie een herplantplicht opleggen. Bij bouw- of aanlegplannen rond of bij Bomenlijstbomen kunnen we rechtspersonen verplichten een Quick Scan Bomen uit te laten voeren, waarbij de aanwezige bomen en hun status in beeld moeten
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4483762 pagina 4
worden gebracht. Indien er Bomenlijstbomen bij de plannen gemoeid zijn, kan een BomenEffectAnalyse (BEA) worden vereist. In de praktijk zullen we regelmatig gebruik maken van de aan ons in de APV toegekende bevoegdheden. 1.3 De vrees bestaat dat gemeentebomen die niet op de Bomenlijst staan, niet worden beschermd We gaan zorgvuldig om met gemeentebomen die niet op de Bomenlijst staan; deze bomen worden niet zomaar gekapt. Alle bomen in de stad zijn van belang; alle bomen samen bepalen het groene karakter van Amersfoort. We gaan bewust om met onze investeringen door te kiezen voor de bomen met de grootste kans om uit te groeien tot een waardevolle of monumentale boom. Juist het maken van onderscheid draagt bij aan het behoud van de meest waardevolle bomen in de stad. Ondertussen vormt een deel van de huidige jonge bomen de aanwas voor de monumentale bomen van de toekomst. Tegelijkertijd zou het niet reëel zijn om heel veel of alle bomen in de stad op de Bomenlijst te zetten; dan blijven we de situatie houden waarin tijd en geld besteed wordt aan procedures in plaats van aan bomen. Belangrijk is dat we investeren in bomen die de kans hebben om gezond oud te worden. Als werkzaamheden of plannen van rechtspersonen effecten hebben op gemeentebomen, dan dienen zij vooraf toestemming van de gemeente te hebben om die plannen of werkzaamheden uit te mogen voeren en eventuele bomen op gemeentegrond te mogen kappen. Hiervoor vraagt de gemeente standaard een BomenEffectAnalyse (BEA) voor alle aanwezige bomen, zowel de gemeentelijke bomen van de Bomenlijst als de overige gemeentelijke bomen. Bij het voornemen om gemeentelijke bomen te kappen maken we ook voor bomen die niet op de Bomenlijst staan altijd een gedegen ambtelijke belangenafweging op basis van de door ons vastgestelde beleidsregels voor aanwijs- en ontheffingscriteria. 1.4 Eigenaren van bomen op de Bomenlijst moeten rekening houden met kosten bij de aanvraag van een ontheffing op het kapverbod Wanneer eigenaren hun Bomenlijstbomen willen kappen, moeten ze een ontheffingsaanvraag indienen bij de gemeente. Bij de ontheffingsaanvraag moet een onafhankelijk boomdeskundig advies worden aangeleverd, ter onderbouwing van de aanvraag. De aanvrager moet hiermee aantonen dat aan de criteria voor ontheffing van het kapverbod wordt voldaan. Daar staat tegenover dat de gemeente jaarlijks een Visual Tree Assessment (VTA-controle) uitvoert en eens per 5 jaar een beheeradvies aanbiedt. VTA-controle is een methode van boomcontrole waarbij mogelijke interne gebreken ontdekt kunnen worden aan de hand van indicatoren die waarneembaar zijn aan de buitenkant van de boom. De uitvoering van het beheer op basis van het advies en het aanpakken van de geconstateerde gebreken op basis van de VTA-controle is de verantwoordelijkheid van de eigenaren van de bomen. In bijzondere situaties kan de gemeente eigenaren van Bomenlijstbomen tegemoet komen in de kosten voor de aanplant van een nieuwe boom. 1.5 De samenwerking met de Klankbordgroep Bomenlijst heeft niet geleid tot 100% consensus (Later invullen op basis van het eindadvies van de Klankbordgroep Bomenlijst.) Zie bijlage 6 voor het eindadvies van de Klankbordgroep Bomenlijst. 1.6 Er zijn meer bomen op de Bomenlijst gekomen dan eerder was ingeschat Er staan ca. 21.500 bomen op de Bomenlijst in plaats van ca. 11.250 bomen. Ten tijde van de eerdere inschatting waren de criteria nog niet uitgewerkt, maar slechts globaal ingeschat. Daarnaast hebben we meer waardevolle bomen aangetroffen tijdens de inventarisaties.
DUURZAAMHEID In ons Coalitieakkoord 2013-2014 “Samenwerken in vertrouwen” hebben we aangegeven dat een groene omgeving de totale kwaliteit - de belevingswaarde, de economie (citymarketing), welvaart, recreatie, ecologie, biodiversiteit, behoud van cultuurhistorie, beperking van hittestress, gezondheid en milieu verhoogt. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat bomen het klimaat verbeteren, fijnstof filteren, koolstofdioxide uit de lucht halen en leverancier zijn van zuurstof. Met de Bomenlijst geven we - door goed te blijven zorgen voor bomen - invulling aan een gezond leefklimaat voor de mens en een groene stad. Door beheermiddelen effectief in te zetten op bomen met perspectief verbetert de kwaliteit van het bomenbestand. Zo worden eisen meegegeven voor goede groeiomstandigheden voor bomen. Deze dragen bij aan de hogere levensverwachting van bomen en daarmee aan de kwaliteit van het bomenbestand als geheel. Gezonde, oudere bomen hebben een grotere betekenis voor de leefomgeving.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4483762 pagina 5
U heeft besloten dat daar waar voorstellen voor ontwikkelings- en herstructureringsgebieden of bouwplannen eerst voor besluitvorming aan u worden voorgelegd, duidelijk een bomenparagraaf opgenomen moet worden, zodat op dat moment helder is voor uw raad en de insprekers hoeveel bomen en op welke plek deze gekapt worden. Deze bomenparagraaf zal vanaf nu onderdeel worden van de duurzaamheidsparagraaf.
FINANCIËN Jaarlijks voeren wij voor alle bomen op de Bomenlijst een VTA-controle uit voor onze eigen bomen en voor bomen van andere eigenaren. Daarnaast bieden we alle particuliere eigenaren (inwoners) van Bomenlijstbomen eens per 5 jaar een beheeradvies aan voor hun boom of bomen. De kosten komen ten laste van de jaarlijkse exploitatie van de openbare ruimte. Er staan zoals gezegd meer bomen op de Bomenlijst dan eerder ingeschat. Voor de kosten zijn vooral de extra particuliere bomen van belang. Een inschatting van de kosten van de VTA-controles (1x / jr.) en de beheeradviezen (1x / 5jr.) is nu nog moeilijk te maken, omdat deze werkzaamheden - na vaststelling en inwerkingtreding van de APV - nog exact moeten worden omschreven en vervolgens moeten worden aanbesteed. De kosten van de VTA-controle zullen niet substantieel hoger worden, omdat de VTA-controle van de ca. 3.000 particuliere bomen op de Bomenlijst wordt meegenomen in het totaal aan VTA-controles voor alle bomen in de stad. Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de APV wordt gewijzigd. Ook de Legesverordening wordt aangepast. Vooralsnog hanteren we een tarief van € 175 aan leges voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing op het kapverbod. Dit is het legesbedrag dat op dit moment in rekening wordt gebracht voor een aanlegvergunning. De leges op de ontheffing op het kapverbod worden meegenomen bij de belastingvoorstellen, waarover uw raad op 12 november 2013 besluit. Vooralsnog schatten we in dat het bovenstaande geen effect heeft op de al ingeboekte bezuiniging van € 90.000. Tijdens de eerste evaluatie weten we wat de VTA-controles hebben gekost, hoeveel aanvragen voor ontheffingen op het kapverbod we hebben gehad en hoeveel tijd er met de inhoudelijke toetsing en de procedurele afhandeling gemoeid is geweest. Op dat moment zijn er nog geen beheeradviezen gegeven. De kosten van deze adviezen zijn op dat moment dan ook nog niet inzichtelijk.
VERVOLG Zodra uw raad Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de APV heeft vastgesteld, is de Bomenlijst met ingang van 1 januari 2014 van kracht. De eigenaren van Bomenlijstbomen worden hiervan op de hoogte gebracht met een brief en de lijst wordt gepubliceerd. Deze eigenaren en andere belanghebbenden kunnen na het openbaar maken van de vastgestelde Bomenlijst bezwaar maken tegen de plaatsing van bepaalde bomen op de Bomenlijst. Men maakt daarmee bezwaar tegen de wijze waarop de boom is beoordeeld aan de hand van de aanwijscriteria. Na vaststelling van de Bomenlijst kunnen op elk moment nieuwe bomen worden aangemeld. Deze aanmeldingen worden opgespaard voor de eerstvolgende beoordeling en actualisatie van de Bomenlijst. Actualisatie van de Bomenlijst vindt periodiek plaats. De eerste keer na een jaar, daarna in principe iedere vijf jaar. Bij de evaluatie van de Bomenlijst - een jaar na vaststelling ervan - worden ook de financiële aspecten meegenomen. De evaluatievragen worden in overleg met de Klankbordgroep Bomenlijst opgesteld en op voorhand aan uw raad voorgelegd.
BETROKKEN PARTIJEN / COMMUNICATIE Voor de inwoners van de stad geeft de Bomenlijst duidelijkheid over wat er wel en niet met bomen kan in Amersfoort en het afschaffen van de kapvergunning zorgt voor minder regeldruk. Nadat u op 10 januari 2012 heeft ingestemd met de afschaffing van de kapvergunning en de invoering van de Bomenlijst, heeft een aantal betrokken inwoners de Klankbordgroep Bomenlijst gevormd. De discussies met de klankbordgroep hebben geleid tot verduidelijking van de criteria. We hebben de klankbordgroep een budget gegeven om een boomdeskundige in te huren. In alle stappen van het proces om te komen tot een Bomenlijst is de klankbordgroep opgetreden als onze adviseur. Er zijn meerdere vergaderingen en fietsexcursies georganiseerd. In bijlage 6 is het eindadvies van de Klankbordgroep Bomenlijst te vinden. De klankbordgroep wordt na afronding van dit project opgeheven en voorafgaand aan de evaluatie weer betrokken.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4483762 pagina 6
Van begin maart tot eind mei 2012 hebben inwoners voor hen waardevolle bomen kunnen aanmelden. In totaal zijn er door ca. 500 inwoners meer dan 700 bomen aangemeld. De aanmeldingen hebben vaak bijzondere verhalen opgeleverd. Enkele van deze en andere verhalen zijn gepubliceerd in de reeks artikelen “Als bomen konden praten” op de Groene Pagina. Op www.amersfoort.nl/bomen is de lijst met aangemelde bomen in te zien. Inmiddels is per boom aangegeven of deze op de Bomenlijst is gekomen of niet. Met de komst van de Bomenlijst kan iedereen weten hoe Amersfoort zorgt voor haar bomen en hoe zij die wil behouden voor de toekomst. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Bijlagen
1. Raadsbesluit d.d. 10 januari 2012 met invulling van de aangenomen moties (M-2.1 en M-2.2) 2. Hoofdstuk 4, Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort 3. Bomenlijst en kaart 4. Beleidsregels aanwijscriteria Bomenlijst 5. Beleidsregels ontheffing kapverbod en herplantplicht Bomenlijst 6. Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4483762 pagina 7
Bijlage 1: Raadsbesluit d.d. 10 januari 2012 Naar aanleiding van het raadsbesluit d.d. 10 januari 2012 heeft de raad twee amendementen en twee moties aangenomen. Hierdoor ziet het definitieve raadsbesluit er als volgt uit: 1. De herziening van het bomenbeleid vast te stellen, bestaande uit: a. het benoemen en vastleggen van de waardevolle bomen in de stad op een voor iedereen toegankelijke lijst, in vier categorieën. Met dien verstande dat ook wanneer bomen van categorie 1 en 2 zich op niet-gemeentelijke grond bevinden, er een kapverbod geldt (met ontheffingsmogelijkheid en compensatieplicht); die bomen komen dus ook op de lijst te staan; b. het stimuleren van particuliere eigenaren om waardevolle bomen in stand te houden, door jaarlijks een visuele boomveiligheidsinspectie mogelijk te maken en eens per 5 jaar een onderhoudsadvies aan te bieden; c. het verplicht op de bomenlijst plaatsen van bomen waarvoor in de afgelopen vijf jaar een kapvergunning geweigerd is; d. het afschaffen van de kapvergunning; e. het verplicht meegeven van een duurzame standplaats voor nieuw aan te planten bomen in de openbare ruimte; f. het verplicht stellen van de BomenEffectRapportage (BER) en de BomenEffectAnalyse (BEA) en het Protocol voor de Bescherming van Bomen (PBB) bij werken in de openbare ruimte, door deze instrumenten te borgen in de Richtlijnen voor Inrichtingswerken in de Openbare Ruimte (RIOR); g. een jaar na vaststelling van de bomenlijst evalueren van de nieuwe werkwijze; 2. Daar waar voorstellen voor ontwikkelings- en herstructureringsgebieden of bouwplannen eerst voor besluitvorming aan de raad worden voorgelegd, duidelijk een bomenparagraaf op te nemen, zodat op dat moment helder is voor de raad en de insprekers hoeveel bomen en op welke plek deze gekapt worden; 3. Het gewijzigde bomenbeleid pas in werking te laten treden als: a. het college de bomenlijst van waardevolle bomen heeft vastgesteld; b. de raad de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft aangepast op het onderdeel kapvergunning. Bij twee beslispunten is bij de verdere invulling van het raadsbesluit d.d. 10 januari 2012 de volgende lijn gekozen: Ad beslispunt 1a: Alleen voor de bomen in de categorieën 1, 2 en 3 zijn aanwijscriteria opgesteld. De overige bomen vallen onder categorie 4 “Functionele bomen” en worden niet op de Bomenlijst geplaatst. Het publiceren en actualiseren van categorie 4-bomen op de lijst is feitelijk onmogelijk. Ook geldt voor deze categorie bomen geen kapverbod. De eerste drie categorieën vormen de lijst van waardevolle bomen en hebben een beschermde status; Ad beslispunt 1c: We vinden het belangrijk om alle bomen op dezelfde wijze te beoordelen. De gemeentelijke en particuliere bomen waarvoor in de afgelopen vijf jaar een kapvergunning geweigerd is, zijn nagenoeg allemaal op de Bomenlijst geplaatst, omdat ze voldeden aan de aanwijscriteria. Aan het raadsbesluit d.d. 10 januari 2012 zijn een tweetal moties toegevoegd: Evaluatie Bomenlijst Aan beslispunt 1g van het raadsbesluit is naar aanleiding van motie 2.2 van de raad toegevoegd: Bij deze evaluatie ook de financiële aspecten mee te nemen en de evaluatievragen op voorhand aan de raad en de Klankbordgroep Bomenlijst voor te leggen. Deze motie voeren we uit; Aanbevelingen HAS-rapport In het rapport “Kappen met Reguleren, Kapontheffingsstelsel en waarborging bomenareaal” d.d. 28 juni 2011 van de HAS Den Bosch, zijn verschillende aanbevelingen gedaan. In motie 2.1 heeft de raad een aantal aanbevelingen specifiek benoemd, met als opdracht om aan de raad te rapporteren of deze zijn overgenomen. Op de volgende pagina gaan we hier op in:
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4483762 pagina 8
1. Een projectteam opstellen waartoe een boomtoezichthouder/adviseur behoort die toezicht kan houden op de kap en herplant. Deze aanbeveling nemen we over en borgen we in het Bomenprotocol (bescherming van bomen tijdens de uitvoeringsfase). Dit protocol wordt vertaald in concrete besteksposten die in de bestekken worden opgenomen. 2. De verplichting aan de projectontwikkelaar om een BomenEffectRapportage (BER) te maken. Bij rechtspersonen wordt de BomenEffectRapportage (BER) vervangen door een Quick Scan Bomen. Wel blijft de uitvoering van een BomenEffectAnalyse (BEA) verplicht. Deze aanbeveling heeft de raad overgenomen middels beslispunt 1f van uw besluit d.d. 10 januari 2012. 3. De veldinventarisatie bij het opstellen van de BER uit te breiden met aspecten uit het puntensysteem, zodoende hoeft het veldwerk maar eenmaal uitgevoerd te worden. Er is getracht tot een puntensysteem te komen. Dit blijkt echter niet objectief en werkbaar. Deze exercitie heeft wel geleid tot een heldere checklist die aansluit bij het door de gemeente gebruikte beheersysteem (GeoVisia). De checklist is ook uitgangspunt voor veldinventarisaties en wordt geborgd in de Richtlijnen voor Inrichtingswerken in de Openbare Ruimte (RIOR). 4. Zorgen voor een algemene beheervisie voor bomen waarin eindbeelden centraal staan, opgesteld door Stedelijke Ontwikkeling en Beheer. Uw raad heeft ons op 10 januari 2012 de opdracht gegeven om een Bomenlijst op te stellen. Met deze lijst beogen we waardevolle bomen te beschermen. Het maken van een algemene beheervisie voor bomen waarin eindbeelden centraal staan, heeft op dit moment voor ons geen prioriteit. Daarnaast is het realiseren hiervan financieel gezien - in deze tijd van bezuinigingen - niet realistisch. Deze aanbeveling wordt daarom niet door ons overgenomen. 5. Een visie opnemen voor structuurbomen en functionele bomen in de nota KOR (Kwaliteit Openbare Ruimte) en een beheervisie voor alle vier categorieën bomen. In plaats van het opnemen van een beheervisie in de nota KOR heeft u extra inspanningsverplichtingen opgelegd voor bomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de Bomenlijst (zie bijlage 1 van uw besluit d.d. 10 januari 2012). Bij een eerstvolgende update van de nota KOR worden de verschillende categorieën bomen vanzelfsprekend verwerkt. Deze aanbeveling zullen we dus op termijn overnemen. 6. Subsidies vrijmaken om de eigenaren van monumentale en waardevolle bomen te ondersteunen in de kosten van het onderhoud. Deze aanbeveling wordt niet overgenomen. We verlenen geen subsidies voor het onderhoud van genoemde bomen. Wel ontzorgen we particuliere eigenaren door jaarlijks een visuele boomveiligheidscontrole en eens per 5 jaar een beheeradvies aan te bieden (zie beslispunt 1b van uw besluit d.d. 10 januari 2012). In bijzondere situaties zijn we - mits er toereikend budget voorhanden is in het Fonds Openbare Ruimte - bereid om een financiële bijdrage te bieden voor de aanplant van een nieuwe boom op particulier terrein van natuurlijke personen. 7. Te werken met een bomenfonds bij kap van grote hoeveelheden bomen door projectontwikkelaars. Deze aanbeveling nemen we in hoofdlijn over. Het gemeentelijke Fonds Openbare Ruimte, compartiment Groen, wordt in het kader van de Bomenlijst gebruikt als bomenfonds. We creëren geen apart bomenfonds. Vulling van het Fonds Openbare Ruimte, compartiment Groen, vindt plaats door storting van boetes na illegale kap van Bomenlijstbomen en compensatiegelden bij kap van Bomenlijstbomen.
Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr .
4483762
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het besluit van burgemeester en wethouders van 10 september 2013, sector SOB/SB (nr. 4483761); b e s l u i t: 1. Hoofdstuk 4, Afdeling 3. ‘Het bewaren van houtopstanden’ van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort in te trekken per 1 januari 2014; 2. Hoofdstuk 4, Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort vast te stellen en per 1 januari 2014 in werking te laten treden; 3. Leges te heffen op ontheffingsaanvragen, na verwerking daarvan in de Legesverordening 2014. Vastgesteld in de openbare vergadering van de griffier
de voorzitter
Verordening
De raad van de gemeente Amersfoort; heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van 10 september 2013, sector SOB/SB/GT (nr.4483762); vindt het nodig dat er regels komen over onderwerpen die de gemeentelijke huishouding betreffen; heeft de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet gelezen; besluit vast te stellen:
Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort Artikel I De Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort wordt gewijzigd als volgt: Hoofdstuk 4, afdeling 3 wordt gewijzigd en komt te luiden: Afdeling 3. Het beschermen van bomen Artikel 4:10 Begripsbepalingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. boom: een houtachtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam; b. Bomenlijst: door het college vast te stellen lijst van monumentale bomen, bijzondere bomen en structuurbomen en op grond van de artikelen 4:12D en 4:12E herplante bomen; c. Bomen Effect Analyse (BEA) : een gestandaardiseerde modelbeoordeling van mogelijke effecten van werkzaamheden of ingrepen in de nabijheid van een boom of bomen op de conditie en/of toekomstverwachting van de desbetreffende boom of bomen; d. kappen: rooien, vellen, verplanten, afzetten, snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel met inbegrip van kandelaberen en achterstallige vormsnoei, of het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of de ernstige ontsiering van de boom of bomen tot gevolg kunnen hebben; e. ontheffing: een ontheffing als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. f. Quick Scan Bomen (QSB): een inventarisatie van de aanwezige bomen en hun status. Artikel 4:11 Opstellen van de Bomenlijst 1. Het college stelt een Bomenlijst vast. De Bomenlijst wordt periodiek herzien. 2. Bomen, die na plaatsing op de Bomenlijst worden gekapt, worden door het college van de Bomenlijst afgevoerd. 3. De Bomenlijst vermeldt met betrekking tot de monumentale bomen en de bijzondere bomen de soort boom en de standplaats. De Bomenlijst bevat met betrekking tot de structuurbomen kaarten, waarop deze structuren zijn aangeduid. Artikel 4.12 Wijzigingen in de Bomenlijst #4478150 v1 - WIJZIGINGSVOORSTEL APV IVM BOMENLIJST
1.
2.
De zakelijk gerechtigde van de boom die is opgenomen op de Bomenlijst is verplicht het bevoegd gezag schriftelijk mededeling te doen van het feit, dat de boom geheel of gedeeltelijk is tenietgegaan. Deze mededeling kan achterwege blijven indien de boom is gekapt op basis van een verleende ontheffing van het kapverbod. De in het eerste lid bedoelde mededeling dient te geschieden binnen een maand nadat de boom geheel of gedeeltelijk is tenietgegaan.
Artikel 4:12A: Kapverbod voor bomen op de Bomenlijst 1. Het is verboden een boom, die is opgenomen op de Bomenlijst te kappen of te doen kappen 2. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde, indien a. een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen het belang van het duurzaam behoud van boom; b. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding van de boom niet langer verantwoord is in verband met een onomkeerbaar risico op letsel of schade; c. bij structuurbomen: wanneer naar boomdeskundige maatstaven kap de kwaliteit van de structuur verbetert of niet aantast, en er geen passend alternatief voorhanden is. Artikel 4:12B Acuut gevaar, spoedeisend belang De burgemeester kan toestemming geven tot direct kappen indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang. Artikel 4:12C Aanvraag ontheffing kapverbod De ontheffing voor het kappen van een boom die is opgenomen op de Bomenlijst wordt aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken. Artikel 4:12D Bijzondere voorschriften Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen. Herplante bomen worden op de Bomenlijst geplaatst. Artikel 4:12E Herplant-/instandhoudingsplicht 1. Indien een boom die is opgenomen op de Bomenlijst, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is gekapt, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. Een herplante boom wordt op de Bomenlijst geplaatst. 2. Het bevoegd gezag kan in het besluit tot het opleggen van een verplichting tot herplanten, de zakelijk gerechtigde of degene die uit andere hoofde bevoegd is tot het treffen van de voorziening, de mogelijkheid bieden om, in plaats van de opgelegde herplantverplichting, een nader vast te stellen vergoeding te betalen. De vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de waarde van de boom. 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn op welke wijze niet geslaagde herplant moet worden vervangen. 4. Indien een boom die is opgenomen op de Bomenlijst in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 5. Als aannemelijk is dat een voorgenomen bouw of aanleg gevolgen heeft voor de duurzame instandhouding van een boom die is opgenomen op de Bomenlijst, kan het bevoegd gezag #4478150 v1 - WIJZIGINGSVOORSTEL APV IVM BOMENLIJST
6.
degene die voornemens is de werkzaamheden uit te voeren de verplichting opleggen om een Quick Scan Bomen en een Bomen Effect Analyse op te laten stellen. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in de voorgaande leden is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4.12F Afstand van de erfgrenslijn De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters. Artikel II Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014. Vastgesteld in de openbare vergadering van ….
de griffier,
de voorzitter,
PUBLICATIEDATUM:
#4478150 v1 - WIJZIGINGSVOORSTEL APV IVM BOMENLIJST
Be Aa Vo
Bomen op grond van de gemeente
Stroomschema APV-kap bij:
Voorverkenning
Is er sprake van ontwikkeling of herinrichting? Nee
Ja Quick scan bomen BEA voor te behouden bomen Bomenparagraaf in raadsvoorstel Staat de boom op de Bomenlijst
te verwijderen bomen
Ja
Nee
te behouden bomen
te behouden bomen
te verwijderen bomen
Eisen aan bescherming te behouden bomen
Eisen aan bescherming te behouden bomen
Geen ontheffing nodig, boom mag gekapt worden
Aanvraag
Evt. herplant/compensatie (groene saldoregeling)
Aanvraag ontheffing op het kapverbod (WABO), voorzien van onafhankelijk advies boomdeskundige (en voor rekening aanvrager)
Toetsing door VTH Advies door SB Oordeel door VTH
Beoordeling
Is sprake van een groot maatschappelijk belang en/of Is sprake van risico op schade of letsel Ja
Nee
Zijn er passende alternatieven? Nee
Ja
Motivatie ontheffing VTH
Geen ontheffing (motivatie VTH)
Besluit college: ontheffing op het kapverbod
Besluit college: geen ontheffing
Publicatie besluit + bezwaar mogelijkheid
Toezenden besluit + bezwaar mogelijkheid
Kap/herplant/compensatie
Boom wordt niet gekapt
Aanpassing bomenlijst
Eisen aan bescherming te behouden boom
Be Aa Vo
Bomen op grond van een rechtspersoon
Stroomschema APV-kap bij:
Voorverkenning
Is er sprake van ontwikkeling of herinrichting? Nee
Ja Quick scan bomen BEA voor te behouden bomen Bomenparagraaf in raadsvoorstel Staat de boom op de Bomenlijst
Aanvraag
te verwijderen bomen
Ja
Nee
te behouden bomen
te behouden bomen
te verwijderen bomen
Eisen aan bescherming te behouden bomen
Afspraken over bescherming te behouden bomen
Geen ontheffing nodig, boom mag gekapt worden
Aanvraag ontheffing op het kapverbod (WABO), voorzien van onafhankelijk advies boomdeskundige (en voor rekening aanvrager)
Toetsing door VTH Advies door SB Oordeel door VTH
Beoordeling
Is sprake van een groot maatschappelijk belang en/of Is sprake van risico op schade of letsel Ja
Nee
Zijn er passende alternatieven? Nee
Ja
Motivatie ontheffing VTH
Geen ontheffing (motivatie VTH)
Besluit college: ontheffing op het kapverbod
Besluit college: geen ontheffing
Publicatie besluit + bezwaar mogelijkheid
Toezenden besluit + bezwaar mogelijkheid
Kap/herplant/compensatie
Boom wordt niet gekapt
Aanpassing bomenlijst
Eisen aan bescherming te behouden boom
Boom op grond van de particulier (natuurlijk persoon)
Stroomschema APV-kap bij:
Voorverkenning
Staat een boom op de bomenlijst
Nee
ja
Geen ontheffing nodig Boom mag gekapt worden
Aanvraag
Aanvraag ontheffing op het kapverbod (WABO), voorzien van onafhankelijk advies boomdeskundige (en voor rekening aanvrager). Bij bouwplan wordt soms een BEA verlangd.
Beoordeling
Toetsing door VTH Advies door SB Oordeel door VTH Is sprake van een groot maatschappelijk belang of Is sprake van risico op schade of letsel Ja
Nee
Zijn er passende alternatieven? Nee
Ja
Motivatie ontheffing VTH
Geen ontheffing (motivatie VTH)
Besluit college: ontheffing op het kapverbod
Besluit college: geen ontheffing
Publicatie besluit + bezwaar mogelijkheid
Toezenden besluit + bezwaar mogelijkheid
Kap/herplant/compensatie
Boom wordt niet gekapt
Aanpassing bomenlijst
Eisen aan bescherming te behouden boom
Beleidsregels ontheffing kapverbod en herplantplicht bomenlijst
1
INHOUDSOPGAVE Inleiding ..................................................................................................................................................4 1. Instandhouding ...................................................................................................................................4 2. Handhaving .........................................................................................................................................5 3. Kappen ................................................................................................................................................5 4. Indeling in categorieën .......................................................................................................................5 5. Criteria ontheffing kapverbod.............................................................................................................7 6. Proces aanvraag ontheffing kapverbod ..............................................................................................7 7. Aspecten bij het belang van behoud...................................................................................................8 7.1 Bomenpaspoort ............................................................................................................................8 7.2 Duurzame groeiplaats...................................................................................................................8 7.3 Technische levensduur .................................................................................................................9 8. Aspecten bij het belang van verwijdering .........................................................................................10 8.1 Zwaarwegend maatschappelijk belang.......................................................................................10 8.2 Overlast.......................................................................................................................................10 8.3 Boomdeskundige maatstaven ....................................................................................................11 8.4 Ingrepen in structuren ................................................................................................................11 9. Aspecten bij passende alternatieven ................................................................................................11 9.1 Zwaarwegend maatschappelijk belang.......................................................................................11 9.2 Boomdeskundige maatstaven ....................................................................................................13 9.3 Verplantbaarheid........................................................................................................................14 9.4 Ingrepen in structuren ................................................................................................................14 10. Beleidsregels herplant en compensatie ..........................................................................................15 10.1 Herplant....................................................................................................................................15 10.2 Voor natuurlijke personen in beginsel geen herplantplicht. ....................................................15 2
10.3 Voor rechtspersonen en de gemeente wel herplantplicht.......................................................15 10.4 Compensatie.............................................................................................................................16 10.5 Fonds Openbare Ruimte ...........................................................................................................16 10.6 Herplantbomen ........................................................................................................................16 11. Andere relevante wet-‐ en regelgeving............................................................................................17 11.1 Flora en faunawet.....................................................................................................................17 11.2 Noodkap ...................................................................................................................................17 Bijlagen .................................................................................................................................................18 Bijlage 1: Tabel Inspanningsverplichtingen en herplantplicht per categorie....................................18 Bijlage 2: Tabel duurzame groeiplaats..............................................................................................20 Bijlage 3: Mogelijke vormen van overlast.........................................................................................21 Bijlage 4: Begrippenlijst ....................................................................................................................23
3
INLEIDING Met de Bomenlijst combineren we blijvende zorg voor de bomen in de stad met het vroegtijdig meewegen van consequenties voor bomen bij nieuwe plannen en met een lagere regeldruk voor inwoners. Met die intentie is de kapvergunning vervangen door de Bomenlijst. In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is de bescherming van bomen op de Bomenlijst, de verlening van een ontheffing en de herplantplicht geregeld. De beleidsregels in dit document geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik zal maken van de aan hem in de APV toegekende bevoegdheden tot het verlenen van een ontheffing op het kapverbod en het opleggen van een herplantplicht. De Bomenlijst en de ontheffing op het kapverbod vervangen het stelsel van kapvergunningen. Er is een wezenlijk verschil tussen een vergunningsstelsel en een ontheffingsstelsel. Het oude systeem richtte zich op de voorwaarden waarop een vergunning verleend kon worden (ja, mits….). Bij een ontheffingsstelsel staat het verbod tot kappen voorop (nee, tenzij…).
1. INSTANDHOUDING Voor bomen van de Bomenlijst geldt een instandhoudingsplicht. Het in stand houden gaat verder dan het niet omzagen van een boom. In het hoofdstuk Kappen is aangegeven voor welke ingrepen een ontheffing is vereist. Indien een boom die is opgenomen op de Bomenlijst in het voortbestaan wordt bedreigd, kan aan de zakelijk gerechtigde (hierna te noemen ‘eigenaar’) de verplichting worden opgelegd om overeenkomstig daartoe gegeven aanwijzingen binnen een bepaalde termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. Hiermee kan veel, ook onbedoelde schade aan bomen worden voorkomen of teruggedraaid. Zo kan een boomeigenaar verplicht worden de groei van klimop te remmen wanneer deze te ver in de boomkroon groeit. Om bij bouw en aanleg schade aan beschermde bomen te voorkomen wordt voor gemeentelijke bomen en voor bomen die op de Bomenlijst staan in eigendom van rechtspersonen een Quick Scan Bomen verplicht gesteld. Deze Quick Scan Bomen brengt voorafgaand aan de planvorming de aanwezigheid en status van alle aanwezige bomen in beeld. Het voorkomt dat bouwplannen worden gemaakt zonder rekenschap te nemen van de aanwezige bomen en beschermde bomen in het bijzonder. Indien er sprake is van bomen van de Bomenlijst dan kan aan particuliere eigenaren, zijnde rechtspersonen of natuurlijke personen, een Bomen Effect Analyse (BEA) worden opgelegd. In de BEA wordt aangegeven op welke wijze de bomen worden beschermd tijdens de werkzaamheden of ingrepen in de nabijheid van de bomen en hoe hun duurzame voortbestaan voor de toekomst wordt gewaarborgd. Bij gemeentelijke projecten wordt een BEA standaard uitgevoerd voor zowel de gemeentelijke bomen van de Bomenlijst als de overige bomen van de gemeente in het projectgebied.
4
2. HANDHAVING Bij het kappen van een boom op de Bomenlijst zonder ontheffing wordt een herplantplicht opgelegd of kan de mogelijkheid worden geboden een vergoeding (compensatie) te betalen, die in redelijke verhouding staat tot de waarde van de boom. Dat gebeurt in beginsel op basis van een boomtaxatie van de gekapte boom volgens NVTB-‐methode (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen). Deze boomwaarde wordt bepaald op basis van de kosten die gemaakt moeten worden om de betreffende boom op dezelfde locatie te vervangen. Herplant en de beheer-‐ en onderhoudskosten maken deel uit van de berekening. De waarde van een monumentale boom kan tienduizenden euro’s groot zijn. Deze compensatiebedragen komen terecht in het Fonds Openbare Ruimte. In het hoofdstuk Compensatie wordt dit fonds nader toegelicht. Bij illegale kap zal in beginsel aangifte worden gedaan door de gemeente. Illegale kap kan worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie (per 1 januari 2012 maximaal €3.900).
3. KAPPEN Voor de bomen die op de Bomenlijst staan geldt een instandhoudingsplicht. “Het is verboden een boom, die is opgenomen op de Bomenlijst te kappen of te doen kappen.” (APV). Een ontheffing dient te worden aangevraagd voor alle handelingen die worden verstaan onder kap. “Kappen: rooien, vellen, verplanten, afzetten, snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel met inbegrip van kandelaberen en achterstallige vormsnoei, of het verrichten van handelingen, zowel boven-‐ als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of de ernstige ontsiering van de boom of bomen tot gevolg kunnen hebben.” (APV).
4. INDELING IN CATEGORIEËN De gemeenteraad heeft met het vaststellen van het APV hoofdstuk ‘Afdeling 3: ”Het beschermen van bomen” het college de bevoegdheid en opdracht gegeven een lijst samen te stellen, bestaande uit monumentale bomen, bijzondere bomen en structuurbomen. Deze drie groepen bomen vallen ieder in een aparte categorie. De monumentale bomen vallen onder Categorie 1, de bijzondere bomen onder Categorie 2 en de structuurbomen onder Categorie 3. Deze drie categorieën vormen tezamen de Bomenlijst. In Categorie 1 staan de meest markante bomen van Amersfoort ofwel de groene parels van de stad. Het zijn bomen van landelijke importantie of ten minste van grote waarde op gemeentelijk niveau. In Categorie 2 staan onder andere de monumentale bomen van de toekomst. Het zijn bijzondere bomen, bijvoorbeeld door hun grote waarde of uitstraling op wijkniveau. In Categorie 3 zijn de bomen opgenomen die staan in lijnstructuren, zoals bomenrijen en laanbeplantingen. In deze categorie zijn bomen opgenomen die tezamen een netwerk vormen. Het is de groene dooradering van de stad. 5
Vanzelfsprekend wordt met iedere categorie gepast omgegaan. Bij monumentale bomen wordt maximale inspanning verricht om de boom zo lang mogelijk op een veilige manier op de desbetreffende plek te behouden. Bij bijzondere bomen is deze inspanning groot en bij structuurbomen is de inspanning minder gericht op het behoud van individuele bomen en meer op duurzaam behoud van de desbetreffende lijnstructuur als geheel. In bijlage 1 is een schematisch overzicht opgenomen met de verschillende categorieën bomen.
Afbeelding 1 Rigoureuze snoei van bomen op de Bomenlijst is verboden. Deze eik is te zwaar gesnoeid waardoor de verschijningsvorm ernstig is aangetast en er met de grote snoeiwonden een zware aanslag op de conditie is gepleegd.
6
5. CRITERIA ONTHEFFING KAPVERBOD Op het kapverbod kan ontheffing worden verleend indien: a. “een zwaarwegend maatschappelijk belang weegt op tegen het belang van het duurzaam behoud van de boom; b. naar boomdeskundige maatstaven is instandhouding van de boom niet langer verantwoord in verband met een onomkeerbaar risico op letsel of schade; c. bij structuurbomen: naar boomdeskundige maatstaven wordt door kap de kwaliteit van de structuur verbeterd of niet aangetast, en er geen passend alternatief voorhanden is.”(APV). Een nadere uitwerking volgt in de hoofdstukken ‘Belang van behoud’, ‘Belang van verwijdering’ en ‘Passende alternatieven’.
6. PROCES AANVRAAG ONTHEFFING KAPVERBOD Bij beoordeling van de aanvraag van een ontheffing is behoud van de boom het uitgangspunt. Wanneer na afweging van belangen blijkt dat handhaving van de huidige situatie onmogelijk is, wordt gezocht naar passende alternatieven om kap te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een aanpassing van ontwikkelplannen of tot maatregelen aan de boom. De mate van inspanning die gemoeid is met het vinden van alternatieven is per categorie verschillend en afhankelijk van het belang. Bij monumentale bomen (categorie 1) worden hogere eisen gesteld dan bij categorie 2 bomen, waarvoor weer hogere eisen gelden dan bij categorie 3 bomen. Indien behoud en/of alternatieven vervolgens niet mogelijk zijn kan het college een herplantplicht opleggen of de mogelijkheid bieden om in plaats van de opgelegde herplantverplichting, een nader vast te stellen vergoeding te betalen. Om te komen tot een gewogen beslissing voor het wel of niet verlenen van een ontheffing wordt in de volgende hoofdstukken een reeks van aspecten genoemd die bij de beoordeling van een ontheffing een rol kunnen spelen. Deze opsomming is niet uitputtend. Ook andere aspecten kunnen bij de beoordeling aan de orde komen. Alle aspecten, voor zover relevant, dienen naar boomdeskundige maatstaven te worden beoordeeld. Binnen de boomverzorging zijn hiervoor diverse erkende onderzoeks-‐ en beoordelingssystematieken die de situatie van een boom volledig in kaart kunnen brengen. Dit zowel met betrekking tot verplantbaarheid, gevaarzetting, alternatieven bij bouwplannen als het snoeien van de boom. Gegevens die door de aanvrager worden aangedragen met betrekking tot de situatie van en rond de boom dienen daarom in beginsel met een onderzoek door een ETT-‐er (European Tree Technician) of iemand met vergelijkbare en aantoonbare boomdeskundigheid te zijn uitgevoerd.
7
7. ASPECTEN BIJ HET BELANG VAN BEHOUD Uitgangspunt is altijd het behoud van de bomen die op de Bomenlijst staan. Bij de afweging voor het verlenen van een ontheffing op het kapverbod kunnen onderstaande aspecten het belang voor behoud verzwaren of nuanceren.
7.1 BOMENPASPOORT De bomen in categorie 1 tot en met 3 zijn opgenomen in het gemeentelijk groenbeheersysteem (GEOVISIA). Iedere boom heeft in dit systeem een zogenaamd bomenpaspoort. In de beoordeling van de ontheffingsaanvraag wordt de volgende informatie uit het bomenpaspoort meegenomen: de leeftijd, de boomsoort, categorie, eigenaar, argumenten voor aanwijzing, bijzonderheden en de beheer-‐ en monitoringsgeschiedenis. In de ‘Beleidsregels aanwijscriteria’ wordt deze technische administratie nader toegelicht.
7.2 DUURZAME GROEIPLAATS Met een duurzame groeiplaats heeft de boom een grote kans om zich tot in de verre toekomst op de huidige plek te kunnen ontwikkelen. Een duurzame groeiplaats houdt in dat er op het moment van beoordelen geen aanwijzingen zijn van mogelijke knelpunten die deze ontwikkeling in de weg staan. Een nadere toelichting op het begrip duurzame groeiplaats is opgenomen in de bijlagen. Omdat duurzame groeiplaatsen in de stad schaars zijn, zijn bomen met een duurzame groeiplaats extra waardevol. Deze bomen maken meer kans om gezond te blijven en nog decennia lang door te groeien. Veel monumentale bomen staan op plaatsen waar de verharding tot aan hun stamvoet is opgerukt. Zij danken hun monumentale omvang niet aan deze situatie maar zijn ondanks de huidige omstandigheden monumentaal. Bij de afweging voor een ontheffing weegt een duurzame groeiplaats daarom zwaar voor behoud van de boom.
8
Afbeelding 2 Deze paardenkastanje aan de Boreelstraat beschikt over een duurzame groeiplaats
Afbeelding 3 Een es aan de Verdiweg heeft het zwaar in het keurslijf van de verharding.
7.3 TECHNISCHE LEVENSDUUR De technische levensduur is de te verwachten levensduur op basis van een visuele boomcontrole. De technische levensduur wordt bij de aanvraag van de ontheffing opnieuw bepaald. De situatie kan na aanwijzing veranderd zijn. Voor het bepalen van de technische levensduur wordt getoetst op de volgende punten: 9
• • •
De conditie van de boom in relatie tot het herstelvermogen van de boomsoort; De mate waarin er sprake is van mechanisch onherstelbare veiligheidsproblemen; De mate waarin er sprake is van parasitaire ziekten of aantastingen die het voortbestaan van de boom bedreigen; De kwaliteit en/of kwantiteit van de ondergrondse groeiruimte.
• Hoe hoger de huidige technische levensduur hoe zwaarder dit weegt voor behoud van de boom.
Afbeelding 4 De risico's van aanwezigheid van een zwam op een boom dienen door een specialist te worden beoordeeld.
8. ASPECTEN BIJ HET BELANG VAN VERWIJDERING Onderstaande aspecten kunnen een rol spelen bij het bepalen van de mate waarin sprake is van het verwijderingsbelang.
8.1 ZWAARWEGEND MAATSCHAPPELIJK BELANG Zwaarwegend maatschappelijk belang houdt in dat het belang betrekking heeft op een substantieel deel van de inwoners van Amersfoort. De aanvrager van een ontheffing dient dit belang te omschrijven. Bij de beoordeling wordt dit belang door de gemeente op waarde geschat. Een voorbeeld van een zwaarwegend maatschappelijk belang is een uitbreiding van een ziekenhuis of een station.
8.2 OVERLAST Er bestaan diverse vormen van overlast die een aanleiding kunnen vormen voor het aanvragen van een ontheffing. De bestaande situatie is hierbij altijd leidend voor de bepaling van de mate van overlast. Vermeende toekomstige overlast, bijvoorbeeld bij voorgenomen nieuwbouw, wordt niet in ogenschouw genomen. Voor bomen in categorie 1 is overlast in beginsel geen argument om een 10
ontheffing te verlenen tenzij de overlast buitenproportioneel is. Voor categorie 2 bomen wordt uiterst zelden een ontheffing verleend indien overlast de belangrijkste reden voor de aanvraag is. Voor bomen in categorie 3 kan overlast wel een reden zijn om een ontheffing te verlenen. Hierbij moet echter instandhouding van de structuur na kap gewaarborgd zijn. De duur en de mate van de overlast weegt mee in de beoordeling. Tevens wordt zoveel mogelijk naar alternatieven gekeken om de ervaren overlast te verminderen. Ook weegt mee of er beheermaatregelen mogelijk en voldoende doeltreffend zijn om de overlast ongedaan te maken. In de bijlage is een, niet uitputtend, overzicht opgenomen van mogelijke vormen van overlast.
8.3 BOOMDESKUNDIGE MAATSTAVEN Indien een boomdeskundige beoordeelt dat de veiligheid in het geding is (risico van letsel of schade is te groot) en er is sprake van een onomkeerbare situatie, dan kan een ontheffing worden verleend. Bij Categorie 1 bomen dient een verzoek tot ontheffing op het kapverbod altijd te zijn onderbouwd met de diagnose van een boomspecialist (ETT-‐er of vergelijkbare deskundigheid). In geval het een boom betreft die in eigendom is van een rechtspersoon of van de gemeente, wordt in beginsel altijd een second opinion verlangd van een onafhankelijk (extern) boomspecialist.
8.4 INGREPEN IN STRUCTUREN Wanneer na kap voor de toekomst een goede kans is op een gelijkwaardige of betere structuur dan weegt dit positief mee in de beoordeling voor de ontheffing. Bij lijnstructuren staat het voortbestaan van de structuur in beginsel boven het belang van de individuele boom. Echter, in het geval dat er in de structuur bomen staan met een monumentaal karakter (voldoend aan de aanwijscriteria voor Categorie 1) of met een bijzonder karakter (voldoend aan de aanwijscriteria voor Categorie 2) weegt behoud en inpassing van deze bomen zwaar.
9. ASPECTEN BIJ PASSENDE ALTERNATIEVEN Bij toetsing aan de criteria zal ook steeds de vraag moeten worden beantwoord of er een passend alternatief is. Zo kunnen bij een wegreconstructie bomen mogelijk behouden blijven door het wegprofiel aan te passen. Indien een boom een onveilige situatie veroorzaakt door gevaar op takbreuk kunnen takken bijvoorbeeld teruggenomen worden om het risico op afbreken te voorkomen. De volgende aspecten kunnen een rol spelen bij alternatieven om kap te voorkomen.
9.1 ZWAARWEGEND MAATSCHAPPELIJK BELANG Ook al is sprake van een mogelijk zwaarwegend maatschappelijk belang bij herinrichting, bouw of aanleg, een Quick Scan Bomen en een Bomen Effect Analyse (BEA) maken verplicht onderdeel uit van de bomenparagraaf bij een projectaanvraag bij gemeentelijke projecten en projecten van rechtspersonen. De Quick Scan Bomen zorgt ervoor dat bomen bij bouw en aanleg vroegtijdig in beeld zijn. De BEA brengt vooraf mogelijke effecten van bouw of aanleg op het duurzaam voortbestaan van de boom in beeld en beoordeelt boomvriendelijke alternatieven. De BEA onderzoekt de mogelijkheden van een eventuele herschikking van de gewenste functies, een alternatief ontwerp of een aangepaste bouwwijze, met als doel duurzaam behoud van de boom. Deze resultaten van de BEA worden standaard meegenomen in de besluitvorming rond de aanvraag 11
voor een ontheffing op het kapverbod. Bij projecten van particulieren zijnde natuurlijke personen kan een BEA verlangd worden. Bij gemeentelijke projecten wordt een BEA altijd uitgevoerd voor alle gemeentebomen, zowel de gemeentelijke bomen van de Bomenlijst als de overige gemeentebomen.
Afbeelding 5 Wortelbeschadiging kan voorkomen worden door een aangepaste werkwijze en het vooraf in beeld brengen van de gevolgen. Een BEA voorziet hierin. De machinist van de graafmachine heeft ogenschijnlijk een knap staaltje werk verricht.
12
Afbeelding 6 Detail van de wortelbeschadiging door mechanisch graven (Mozartweg). Een BEA had in deze situatie handmatig graven nabij de wortels voorgeschreven. Hiermee had de aannemer een schadeclaim kunnen voorkomen en was de bomen een aanslag op een conditie bespaard gebleven.
9.2 BOOMDESKUNDIGE MAATSTAVEN In veel gevallen kan kap worden voorkomen of worden uitgesteld door boomtechnische ingrepen. Ook door het vergroten van de boomveiligheid en het verminderen van overlast kan kap worden voorkomen. Bij maatregelen kan gedacht worden aan het vergroten van de stabiliteit van de boom of vermindering van lichtderving door snoei en/of kroonreductie. Ook wortelsnoei valt hieronder. In bepaalde situaties kan door verbetering van de groeiplaats de technische levensduur van de boom worden verlengd en kan vroegtijdige kap worden voorkomen. Maatregelen voor groeiplaatsverbetering zijn onder andere: -‐ Verbeteren van de ondergrondse groeiplaats, bijvoorbeeld door het ploffen (pneumatisch losbreken van de bodem). -‐ Het vergroten van de groeiplaats onder verharding door gronduitwisseling; bijv. Het afvoeren van verdichte, schrale bodem en opnieuw aanbrengen van bomengranulaat en/of bomenzand. -‐ Het verbeteren van de zuurstofcirculatie door het aanpassen van de verharding of het aanbrengen van een beluchtingssysteem. -‐
Verbeteren van de vochthuishouding door bijv. aanbrengen watergeefsysteem of drainage.
-‐
Het omvormen van (half)verharding naar open grond (beplanting of gras).
13
9.3 VERPLANTBAARHEID Verplanting kan een alternatief zijn voor het omzagen van een boom. Voor het verplanten van een boom is altijd een ontheffing nodig. Ook de verplantbaarheid dient naar boomdeskundige maatstaven te worden beoordeeld. De volgende aspecten spelen hierbij een rol. De boomsoort moet geschikt zijn voor verplanting. Boomsoorten met een slecht regeneratievermogen (bijvoorbeeld berk en esdoorn) komen in halfwas en volgroeide fase niet in aanmerking voor verplanting. Bomen als iep en linde zijn in deze stadia vaak wel goed verplantbaar. Ook de vorm van het wortelstelsel en de aanwezigheid van kabels en leidingen zijn bepalend voor de verplantbaarheid. Een onderzoek naar de haalbaarheid van verplanten is daarom ook voor bomen van een verplantbare soort een vereiste. De nieuwe locatie moet een goede groei van de boom kunnen garanderen. De voorbereiding bestrijkt vaak meerdere jaren voorafgaand aan de verplanting. Een boom heeft vervolgens een aantal jaren nodig om de verplantshock te boven te komen.
9.4 INGREPEN IN STRUCTUREN Bij structuurbomen staat het voortbestaan van de structuur boven het belang van de individuele boom. Vanuit beheertechnische overwegingen is het vaak efficiënt en effectief om grootschalig te verbeteren. Zeker wanneer kan worden aangehaakt bij andere projecten zoals reconstructies en herprofileringen van wegen. Ook hierbij dienen alternatieven te worden meegenomen in de afweging. Zo kan laanverjonging ook bloksgewijs of fasegewijs worden uitgevoerd. Bloksgewijze vervanging betekent behoud van stukken laanbeplanting op plekken waar bomen staan met een redelijke conditie. Om en om worden stukken gekapt en behouden. Bij fasegewijze vervanging is het uitgangspunt om de gehele laan op termijn te vervangen, door nu een deel te kappen en over vijf jaar het tweede deel. Zo wordt een kaalslag voorkomen . Naast bloksgewijze en gefaseerde vervanging kunnen ook individuele monumentale-‐ of bijzondere bomen worden ingepast of uitgespaard en de structuur een eigen identiteit geven. Bij vervanging van structuren waarin bomen staan met een monumentaal karakter (bomen die voldoen aan de aanwijscriteria voor Categorie 1) of een bijzonder karakter (bomen die voldoen aan de aanwijscriteria voor Categorie 2) wordt een grote inspanning verricht tot behoud en inpassing van deze bomen.
14
10. BELEIDSREGELS HERPLANT EN COMPENSATIE De Bomenlijst bevat bomen en boomstructuren die het huidige en toekomstige groene karakter van Amersfoort in belangrijke mate bepalen. Hoewel bomen zeer oud kunnen worden is ook hun leven eindig. De herplant en compensatie zijn instrumenten om het groene karakter voort te zetten.
10.1 HERPLANT Met het herplanten van een nieuwe boom bij kap wordt actief ingezet op voortzetting van dit groene karakter. Een herplantplicht kan worden opgelegd als voorwaarde van een ontheffing of wanneer een boom zonder ontheffing is gekapt. Een herplante boom wordt op de Bomenlijst geplaatst en is derhalve beschermd. In de tabel in bijlage 1 staat schematisch aangegeven hoe de herplantplicht is geregeld. In de navolgende paragrafen volgt hierop een toelichting.
10.2 VOOR NATUURLIJKE PERSONEN IN BEGINSEL GEEN HERPLANTPLICHT. Bij verlening van een ontheffing wordt aan natuurlijke personen in beginsel geen herplantplicht opgelegd. Vaak zijn op de plaats van de verdwenen boom de groeiomstandigheden onvoldoende om een opvolger weer tot monumentale omvang te kunnen laten uitgroeien. Een herplantplicht wordt alleen opgelegd in bijzondere situaties waar de boom zeer karakteristiek is voor een situatie. Op deze plek kan een opvolger eenzelfde bijdrage gaan leveren aan het karakter van de omgeving. De gemeente kan de boomeigenaar tegemoet komen in de kosten voor de aanplant van een nieuwe boom en zal hiervoor putten uit het Fonds Openbare Ruimte indien dit voldoende is gevuld. In het hoofdstuk Compensatie wordt dit fonds nader toegelicht. Indien sprake is van kap zonder ontheffing (illegale kap) wordt wél een herplantplicht opgelegd (zie hoofdstuk Handhaving).
10.3 VOOR RECHTSPERSONEN EN DE GEMEENTE WEL HERPLANTPLICHT Voor bomen van gemeente en rechtspersonen zijn er vaak meer mogelijkheden voor het vinden van een geschikte herplantplaats en geldt de herplantplicht in beginsel wel. Met de herplantplicht wordt aangegeven welke boomsoort in welke maat op welke locatie geplant dient te worden. Voor de herplantboom wordt een bomenpaspoort aangemaakt in het gemeentelijke beheersysteem.
15
Afbeelding 7 De locatie van deze beuk is zo markant voor de Zuidsingel dat bij uitval een herplant opgelegd kan worden.
10.4 COMPENSATIE Het is niet altijd mogelijk op dezelfde locatie duurzaam te herplanten. Bij gemeentelijke projecten kan de herplantplicht in deze gevallen elders worden ingevuld. Bij particuliere projecten kan onder bijzondere voorwaarden de mogelijkheid worden geboden om in plaats van herplant uit te voeren een vergoeding te betalen. De vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de waarde van de boom die anders herplant zou moeten worden, waarbij met name de maatvoering en de boomsoort de hoogte van de vergoeding bepalen. Deze vergoeding wordt gestort in het hierna genoemde Fonds Openbare Ruimte.
10.5 FONDS OPENBARE RUIMTE Alle compensaties aangaande de Bomenlijst worden gestort in het compartiment Groen van het Fonds Openbare Ruimte. Uit dit doelfonds wordt bijgedragen aan nieuwe aanplant en groeiplaatsinrichting en –verbetering.
10.6 HERPLANTBOMEN Voor bomen die in het kader van herplantplicht zijn geplant wordt een bomenpaspoort aangemaakt. Hierin wordt de status van zijn voorganger overgenomen en staat vermeld dat het om een herplantboom gaat. De boom wordt hiermee opgenomen op de Bomenlijst. Hiermee geldt voor de herplantbomen een kapverbod.
16
11. ANDERE RELEVANTE WET-‐ EN REGELGEVING 11.1 FLORA EN FAUNAWET Bij alle onderhoud en beheer aan onder andere bomen, tuinen en groengebieden geldt ook de Flora-‐ en faunawet. Zo mogen broedende vogels niet verstoord worden. Daarnaast is van vleermuizen en een aantal vogelsoorten de nest-‐ en verblijfplaats jaarrond beschermd.
11.2 NOODKAP Bij een onmiddellijke reële en niet omkeerbare bedreiging of ander spoedeisend belang wordt door de burgemeester toestemming gegeven direct te kappen. Voorbeelden hiervan zijn bomen die dreigen om te vallen of zware gesteltakken dreigen te verliezen en hierdoor een direct gevaar opleveren voor de omgeving.
17
BIJLAGEN BIJLAGE 1: TABEL INSPANNINGSVERPLICHTINGEN EN HERPLANTPLICHT PER CATEGORIE Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Monumentale bomen
Bijzondere bomen
Structuurbomen
Overige gemeente bomen
Inspanningsniveau
Maximale inspanning gericht op veiligheid en behoud van de boom
Grote inspanning gericht op veiligheid en behoud van de boom
Grote inspanning gericht op veiligheid en behoud van de boomstructuur
Reguliere inspanning gericht op veiligheid en behoud van de boom
VTA
Gemeentelijk eigendom
Door gemeente
Door gemeente
Door gemeente
Door gemeente
Particulier eigendom Natuurlijk persoon
Door gemeente
Door gemeente
n.v.t.
n.v.t.
Particulier eigendom rechtspersoon
Door eigenaar
Door eigenaar
n.v.t.
n.v.t.
Boom gaat boven plan
Duurzaam behoud van de boom belangrijk, plan afstemmen
Duurzaam behoud van de structuur als geheel belangrijk, plan afstemmen
Duurzaam behoud van de boom wenselijk, mits verantwoord
RIOR (QSB, BEA, PBB)
RIOR (QSB, BEA, PBB)
RIOR (QSB, BEA, PBB)
RIOR (QSB, BEA, PBB)
Gemeentelijk eigendom
Kapverbod/ ontheffing mogelijk
Kapverbod/ ontheffing mogelijk
Kapverbod/ ontheffing mogelijk
Geen ontheffing nodig. Communicatie met belanghebbenden belangrijk
Particulier eigendom
Kapverbod/ ontheffing mogelijk
Kapverbod/ ontheffing mogelijk
n.v.t.
n.v.t.
Beoordelingsprocedure bij ontwikkelings- en herinrichtingsplannen
Ontheffing kapverbod
18
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Monumentale bomen
Bijzondere bomen
Structuurbomen
Overige gemeente bomen
Gemeentelijk eigendom
Minimale herplant maat 20/25
Minimale herplant maat 20/25
Minimale herplant maat 20/25
Minimale herplant 18/20
Particulier eigendom Natuurlijk persoon
In beginsel geen herplant. Wel bij illegale kap
In beginsel geen herplant. Wel bij illegale kap
n.v.t.
n.v.t.
Particulier eigendom rechtspersoon
Herplantplicht min. maat 20/25
Herplantplicht min. maat 18/20
n.v.t.
n.v.t.
Potentiële leeftijdsverwachting
100 jaar
60 jaar
30 jaar
20 jaar
Gewenste doorwortelbare ruimte
100 m3
60 m3
30 m3
20 m3
Herplant plicht of compen- satie- regeling
19
BIJLAGE 2: TABEL DUURZAME GROEIPLAATS Deze tabel toont de eigenschappen van een optimale duurzame groeiplaats. Deze dient als hulpmiddel bij het bepalen of een groeiplaats duurzaam is. Kroonprojectie
Groeiplaats ondergronds is duurzaam wanneer:
Toelichting
De oppervlakte binnen de kroonprojectie is voor minder dan de helft bestraat of bebouwd.
Bestrating en andere verharding betekent weinig zuurstof, water en voeding in de bodem. De boomwortels zullen daarom elders zoeken naar geschikte groeiruimte of de conditie van de boom neemt af. Een groeiplaats in verharding is ook minder duurzaam omdat de wortels op termijn voor overlast (bijv. opdruk van verharding) kunnen zorgen.
En buiten de kroonprojectie is er voldoende onverharde en onbebouwde ruimte.
Afhankelijk van de beschikbare ruimte heeft een boom ook een deel van zijn wortelstelsel buiten de kroonprojectie. Daarnaast heeft de boom om te kunnen groeien ook steeds meer ruimte, zonder verharding, nodig.
Groeiplaats bovengronds is Toelichting duurzaam wanneer:
De kroonprojectie is de kroon die op de grond wordt geprojecteerd. De kroonprojectie is een hulpmiddel om de hoeveelheid ruimte die de wortels nodig hebben inzichtelijk te maken.
De afstand tussen het hart van Om geen overlast van elkaar te ondervinden is enige de stam en bebouwing is afstand tot bebouwing en verkeersfuncties gewenst. De minimaal 7 m.. boom heeft dan de ruimte om volledig uit te groeien in zijn natuurlijke vorm. Tot 1 m. buiten de stamvoet is Oude bomen kunnen een stamvoet hebben met een de ruimte vrij van andere diameter van enkele meters. De stamvoet is kwetsbaar functies zoals verkeer en voor aanrijding en beschadiging. Een vrije zone rondom bebouwing. de stamvoet is daarom een extra garantie voor een gezonde toekomst.
20
BIJLAGE 3: MOGELIJKE VORMEN VAN OVERLAST Schade door vrucht-‐ en/of bladval Jaarlijks terugkerende schade en/of overlast door blad-‐, vrucht-‐ en bloesemval met bijvoorbeeld gevaar door gladheid. Onder geen of slechts geringe overlast wordt verstaan de overlast die vrucht-‐ en bladval van bomen in het stedelijk gebied logischerwijs met zich meebrengt en met reguliere reiniging of ruimwerk kan worden verholpen.
Schade door giftige bomen en/of doornen Situaties waar bomen een gevaar vormen voor de veiligheid of de volksgezondheid. Bijvoorbeeld takdoorns van Gleditsia’s en/of giftige vruchten en bladeren in de buurt van scholen, speel-‐ en sportplekken.
Allergieën Bij allergische reacties dient de directe relatie tussen de betreffende boom/bomen en de allergieverschijnselen te worden aangetoond door een deskundige. Ook de ernst en tijdsduur dient hierbij te worden vermeld als ook de mogelijkheden van een medische behandeling. Algemeen kan gesteld worden dat het verwijderen van bijvoorbeeld een berk in de tuin niet de bron van allergieaanvallen wegneemt. Berkenpollen leggen vele duizenden kilometers af.
Besmettelijke ziekten Diverse boomziekten kunnen andere bomen besmetten en brengen onomkeerbare processen van rot en/of afsterven teweeg. Hierdoor kunnen bomen per direct gevaar opleveren voor hun omgeving of kan het voortbestaan van een boomsoort in het geding zijn. Iepziekte en perenvuur zijn hiervan actuele voorbeelden. Een volledige opsomming kan niet gegeven worden omdat het invasieve karakter van ziekten en de gevolgen ervan voor bomen zich snel kunnen ontwikkelen.
Indirecte overlast De aanwezigheid van bomen kan voor indirecte overlast zorgen door het aantrekken van bijvoorbeeld insecten en vogels. Enkele voorbeelden daarvan zijn vogelpoep, spinselmot, eikenprocessierups en roetdauw. Zo kunnen bladluizen op een aantal boomsoorten in bepaalde situaties veel voorkomen. De bladluizen zuigen suikers uit de bladeren van de boom en scheiden vervolgens een zoete vloeistof af. Deze zogenaamde honingdauw kan een plaklaag veroorzaken op bijvoorbeeld geparkeerde auto’s. Wanneer de honingdauw zwart is noemen we dit roetdauw. Hiervan is sprake wanneer zich een schimmel op de honingdauw heeft gevestigd. Terugkerende extreme overlast door roetdauw of honingdauw waarbij bestrijdingsmethoden niet succesvol zijn gebleken kunnen grond bieden voor het verlenen van een ontheffing. Ook gevaar voor de volksgezondheid door het voorkomen van insecten zoals bijvoorbeeld eikenprocessierups wordt hieronder gerekend. Herplant met een andere soort kan dan een oplossing zijn. 21
Lichtderving Bomen kunnen de toetreding van daglicht in de leef/werkruimte ernstig belemmeren. De mate waarin overlast ervaren wordt is onder andere afhankelijk van de boomsoort en –grootte en de situering ten opzichte van het gebouw of woning.
Schaduwoverlast Extreme schaduwoverlast in relatie tot zonnepanelen of andere van zonlicht afhankelijke apparatuur. Van schaduwoverlast is sprake wanneer de boom zuidelijk is gepositioneerd ten opzichte van de zonnepanelen of ander van zonlicht afhankelijke apparatuur en er voorafgaand aan de plaatsing van de apparatuur nog geen sprake was van schaduw op de locatie van plaatsing. Voor ten tijde van de plaatsing bestaande bomen wordt geen ontheffing verleend. Deze oorspronkelijke toestand is in eerste instantie bepalend. De investeerder kan vooraf de impact van de bestaande situatie op zijn investering inschatten. Dit neemt niet weg dat er in onderling overleg bepaalde maatregelen genomen kunnen worden om hinder in de toekomst te verminderen.
Schade veroorzaken Een boom kan met zijn wortels en kroon schade veroorzaken aan bouwwerken of verhardingen. Wortels kunnen door diktegroei schade veroorzaken aan o.a. muren, kademuren, rioleringen en leidingen. Takken kunnen, bij wind en storm, schade veroorzaken aan daken en gevels. Schade aan gebouwen wordt zwaarder gewogen dan schade aan tuinmuren en verharding. De directe relatie tussen de schade en de boom dient aantoonbaar gemaakt te worden.
22
BIJLAGE 4: BEGRIPPENLIJST APV: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Amersfoort Afzetten: Het afzagen van een boom of heester direct boven de grond met als doel het weer uit laten groeien van jonge twijgen. Bomen Effect Analyse (BEA): Een gestandaardiseerde modelbeoordeling van mogelijke effecten van werkzaamheden of ingrepen in de nabijheid van een boom of bomen op de conditie en/of toekomstverwachting van de desbetreffende boom of bomen. Onderzoek naar alternatieven alsmede een beoordeling van de toekomstige situatie zijn onderdeel van deze standaardbeoordeling op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting. Bomenlijst: Op basis van artikel 4:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort door het college vastgestelde lijst van monumentale bomen (Categorie 1), bijzondere bomen (Categorie 2), en structuurbomen (Categorie 3). Tezamen zijn dit de bomen waarvoor in beginsel een kapverbod geldt. Bomenparagraaf: Verplicht onderdeel van een projectaanvraag bij gemeentelijke projecten en projecten van rechtspersonen. In deze paragraaf worden de uitgangspunten ten aanzien van de aanwezige alsmede de toekomstige bomen in het projectgebied uiteengezet. De Quick Scan Bomen en de BEA zijn verplichte onderdelen van de Bomenparagraaf. Bomenpaspoort: Een aan de boom gekoppeld digitaal bestand met daarin relevante gegevens van de boom, zoals soort, leeftijdscategorie, stamomvang, VTA data of boomwaardering. Het Bomenpaspoort maakt deel uit van het gemeentelijk beheersysteem GeoVisia. Bomenstichting: Een landelijke stichting die zich in zet voor het behoud van bomen in de stad en op het platteland. De Bomenstichting werkt hieraan door het geven van voorlichting en advies, door misstanden aan te kaarten en door druk uit te oefenen op verantwoordelijke partijen. Er is een netwerk van contactpersonen, dat verspreid over het land op lokaal niveau voor bomen opkomt. Boom: Een houtachtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. Boomdeskundige maatstaven: Gangbare normen voor boomtechnische kennis op basis waarvan de veiligheidssituatie, de conditie, het herstelvermogen, de toekomstverwachting en/of het beoordelen van maatregelen van en aan de boom worden bepaald. Boomwaarde: De monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). Duurzame groeiplaats: Een groeiplaats van een boom die zowel boven-‐ als ondergronds voldoende kwaliteit en ruimte biedt zodat de boom zich daar tot in lengte van jaren kan ontwikkelen. European Tree Technician (ETT): Een boomspecialist die beschikt over de kennis en vaardigheden om onderzoek te verrichten en advies te geven met betrekking tot met het doel deze gezond en veilig te houden, rekening houdend met de eisen van biodiversiteit. Een ETT-‐er werkt op basis van de beste procedures op dat moment binnen de boomkwekerij, natuurbehoud, milieubescherming en veiligheid op het werk. GeoVisia: Gemeentelijk beheersysteem waarin onder meer de gegevens van alle gemeentelijke bomen en alle particuliere bomen die op de Bomenlijst zijn opgenomen. Iedere boom op de bomenlijst heeft binnen GeoVisia een bomenpaspoort met daarin opgenomen de relevante aanwijscriteria en de gegevens van de boomcontrole en het
23
beheer. Binnen GeoVisia zijn deze administratieve gegevens gekoppeld aan een kaart. Gevaarzetting: Het theoretische risico op schade of letsel veroorzaakt door een boom, waarbij in ogenschouw worden genomen de leeftijd, de conditie, mechanische kenmerken en de grootte van de boom in relatie tot de gebruiksintensiteit van de omgeving van de boom. Fonds Openbare Ruimte: Gemeentelijk doelfonds waar binnen het compartiment Groen compensatiebijdragen in relatie met herplantverplichtingen worden gestort en besteed. Gesteltak: Een hoofdtak in de kroon van een boom die van belang is voor de evenwichtige opbouw van de kroon. Herplantplicht: De verplichting een boom te herplanten overeenkomstig de door het College gegeven aanwijzingen (bv. aantal, locatie, boomsoort, plantmaat) binnen een bepaalde termijn. Herplantboom: Een boom die ter uitvoering van een opgelegde herplantverplichting is geplant. Een herplantboom wordt opgenomen op de Bomenlijst en is beschermd. Kandelaberen: Het inkorten van de hoofdtakken, waardoor een stam met takstompen ontstaat. De habitus van de boom verandert hierdoor sterk. Kandelaberen betekent voor oudere bomen een zware aanslag op de conditie. Terugkerende snoei is vervolgens noodzakelijk om takbreuk van de nieuw ontstane takken te voorkomen. Deze aanhechtingen zijn minder sterk. Bovendien ontstaan vaak holten in de gespaard gebleven takken en stamdelen. Terugkerende snoei is dan ook noodzakelijk om te voorkomen dat de stamdelen uitbreken onder de last van de nieuwe aangroei. Kappen: Rooien, vellen, verplanten, afzetten, snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel met inbegrip van kandelaberen en achterstallige vormsnoei, of het verrichten van handelingen , zowel boven-‐ als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom tot gevolg kunnen hebben. Meerstammigheid: Een boom of heester die direct vanuit de stamvoet uit meerdere stammen bestaat zonder dat er sprake is van een duidelijke hoofdstam. Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB): Een beroepsvereniging van boomdeskundigen die richtlijnen voor het taxeren van de monetaire waarde van bomen ontwikkeld. Particuliere bomen van natuurlijke personen: Bomen waarvan de eigenaar van de grond waarop de boom staat een persoon is van vlees en bloed. Particuliere bomen van rechtspersonen: bomen in bezit van instellingen zoals woningbouwverenigingen, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, ziekenhuizen, scholen, defensie en projectontwikkelaars. Protocol Bescherming Bomen (PBB): Protocol waarin de bescherming van bomen bij bouw en aanleg is geregeld. Het PBB is van toepassing op zowel gemeentelijke als particuliere projecten van rechtspersonen. Quick Scan Bomen (QSB): Een inventarisatie van de aanwezige bomen en hun status en conditie. Richtlijn Inrichting Openbare Ruimte (RIOR): Werkafspraken voor projecten in de openbare ruimte waarin onder andere kwaliteitseisen aan plantmateriaal en groeiplaatsinrichting staan beschreven. Rooien: Het verwijderen van bomen inclusief het wortelgestel. Stamdiameter: De doorsnede van de stam gemeten op 1.30 m. boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. Vellen: Het omhakken of omzagen van een boom. Verplanten: Het verplaatsen van een boom naar een andere locatie met een zodanige voorbereiding, uitvoering en nazorg dat het voortbestaan van de boom op de nieuwe locatie is gewaarborgd.
24
Visual Tree Assessment (VTA): een methode van boomcontrole waarbij volgens een vaste systematiek mogelijke interne gebreken ontdekt kunnen worden aan de hand van signalen aan de buitenkant van de boom. Wortelgestel: Het complete pakket van wortels van een boom. Het wortelgestel van een boom kan tot ver buiten de boomkroon reiken. Wortels zijn daar te vinden waar vocht en voeding voorhanden is. Zakelijk gerechtigde: eigenaar of beperkt zakelijk gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak.
25
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Amersfoort, 2 september 2013 De Klankbordgroep Bomenlijst heeft samen met de gemeente 3 jaar lang hard gewerkt aan de stukken van de Bomenlijst. De Klankbordgroep is van mening dat de gemeente Amersfoort nu een heel eind op de goede weg is om op verantwoorde wijze invulling heeft gegeven aan de door de raad gestelde uitgangspunten deregulering en blijvende goede zorg voor bomen. De beleidsregels voor het aanwijzen van bomen en het verlenen van een kapontheffing zijn helder, consistent met de uitgangspunten en bieden enkele goede aanknopingspunten voor de bescherming van ons groene kapitaal. De Bomenlijst bevat op grond van de duidelijke criteria een substantieel aantal bomen. Belangrijke winstpunten zijn dat nu duidelijk is welke bomen van de meest grote waarde zijn en door middel van de Bomenlijst is dat voor iedereen inzichtelijk. De vervanging van vergunningsplicht door ontheffingsplicht geeft voorts blijk van de intentie om deze meest waardevolle bomen beter te beschermen. Met betrekking tot ‘het nieuwe samenwerken’ constateren wij dat de gemeente transparant en open is geweest en dat we steeds meer goede wil hebben ervaren om samen te werken met de klankbordgroep. Dit heeft tevens geleid tot meer begrip van onze zijde voor de afwegingen die de gemeente moet maken. We zijn uiteindelijk redelijk tevreden over de samenwerking en herkennen onze inbreng op vele punten. Desalniettemin plaatsen wij een aantal kanttekeningen bij het voorliggende voorstel, waarvoor wij met nadruk aandacht vragen: 1. 2. 3. 4. 5.
De Groene Waas van de beschermde stadsgezichten Binnenstad en Bergkwartier is onvoldoende beschermd; Visie op bescherming groen kapitaal is onvoldoende uitgewerkt; Monumentale en Bijzondere bomen in structuren horen beter beschermd te zijn; Er ontbreken waardevolle bomenlanen in de beschermde boomstructuur (Categorie 3); Er ontbreekt een meldingsplicht voor de overige bomen.
Ad 1. Gezamenlijk hebben wij geconstateerd dat het groen (de zogeheten ‘groene waas’) tot de kernwaarden behoorde van de twee beschermde stadsgezichten (Binnenstad en De Berg). De beschrijving van het Stadsgezicht De Berg en het raadsbesluit met betrekking tot de recente Cultuur Historische Analyse van de oude Binnenstad ondersteunen deze visie. Derhalve is voorafgaand aan de inventarisatie afgesproken dat omwille van de bescherming van deze waardevolle groene waas ruimere criteria voor opname van bomen op deze locaties zouden worden gehanteerd. Na de inventarisatie zijn de criteria echter aangescherpt, waardoor een groot aantal bomen die een essentieel onderdeel uitmaken van de groene waas, niet op de Bomenlijst terecht zijn gekomen. De Klankbordgroep raadt met klem aan deze bomen alsnog aan de Bomenlijst toe te voegen, om de kwaliteit van de groene waas daadwerkelijk te kunnen waarborgen als kernwaarde van de stadsgezichten. Ad 2. Waarborgen van het groene kapitaal in de stad vergt meer dan ‘goed voor de bomen in de stad te blijven zorgen’ (zie raadsvoorstel bij Beoogd effect). Zorgvuldig beheer en behoud van waardevolle bomen zijn belangrijke randvoorwaarden, maar niet voldoende om het groene kapitaal te waarborgen. De voornemens van de gemeente zijn ambitieus, maar nog onvoldoende integraal en onvoldoende anticiperend op belangrijke ontwikkelingen. Hoe gaat de gemeente om met gedeelde verantwoordelijkheid, burgerinitiatieven, recreatiegroen, tegengaan hittestress, soortkeuze (mede i.v.m. ziekten en plagen), behoud van functionaliteit van bossages (nu nog beschermd vanaf 50m2) of multifunctioneel ruimtegebruik? Dit vraagt geen ‘algemene beheervisie voor bomen waarin eindbeelden centraal staan’ (zie raadsbesluit 10 januari 20102), maar duidelijke en slimme keuzes en het vastleggen van goede procedures en afspraken binnen de organisatie. In de oude Bomennota staan bovendien zinvolle handreikingen, waarvan is toegezegd dat deze zouden worden meegenomen. Dat is echter niet of onvoldoende gebeurd. De gemeentelijke visie is naar mening van de Klankbordgroep nog onvoldoende ‘SMART’; Nadere uitwerking is strikt noodzakelijk om het groene kapitaal in de stad daadwerkelijk te kunnen waarborgen. Ad 3. De gemeente heeft ervoor gekozen om monumentale en bijzondere bomen die onderdeel uitmaken van een structuur/laanbeplanting, niet in Categorie 1 respectievelijk Categorie 2 in te delen, maar in Categorie 3. Wij zijn het daar niet mee eens, omdat het geen recht doet aan de monumentale of bijzondere status van de desbetreffende boom. De gemaakte keuze is tevens onlogisch en inconsequent. Het mag voor de mate van bescherming immers geen verschil uitmaken of het een solitaire boom betreft of een boom die onderdeel uitmaakt van een rij bomen. Bij de boomstructuur (Categorie 3) gaat namelijk het behoud van de structuur boven het belang van behoud van de individuele boom. Indien echter in een structuur/laanbeplanting een monumentale of bijzondere boom staat zijn wij van mening dat behoud van de desbetreffende boom voorop moet staan. Voorbeelden zijn de lanen in Park Schothorst en de paar oude eiken tussen de jonge bomen aan de Soesterweg. De Klankbordgroep vraagt derhalve om monumentale bomen respectievelijk bijzondere bomen terug te plaatsen naar Categorie 1 respectievelijk Categorie 2. N.b.: Het toekennen van de monumentale of bijzondere status leidt derhalve niet tot een toename van het aantal bomen op de Bomenlijst. Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst, 2 september 2013
1
Ad 4. In de boomstructuur ontbreken bestaande waardevolle structuren met voldoende ruimte om deze duurzaam in stand te houden. Voorbeelden hiervan zijn de lindenbeplanting rondom het voormalige kazerneterrein aan de Juliana van Stolberglaan en de cultuurhistorische rijen knot-elzen aan het Bunnikspad en Boerspad in de wijk Rustenburg. De Klankbordgroep is onvoldoende betrokken geweest bij het opstellen van de boomstructuur en heeft derhalve geen goed inzicht in de gemaakte keuzes. Wij constateren echter grote omissies in de aanwijzing van Categorie 3 bomen die de samenhang in de boomstructuur als geheel niet ten goede komt. Bij het vaststellen van de boomstructuur is meer waarde gehecht aan bestaand beleid, dan aan aanwezige boombeplantingen, een logische structuur en straten met voldoende ruimte voor een duurzaam bomenbestand. Ons advies is daarom om de boomstructuur compleet te maken. Ad 5 De gevolgen van het afschaffen van de kapvergunning voor de overige bomen zijn onvoldoende inzichtelijk. Wij adviseren daarom een zogenoemde ‘bomenbalans’ op te nemen in het beleid en een meldingsplicht voor de kap van bomen die tot nu toe beschermd waren en onder het nieuwe beleid niet meer. Op die manier houdt men zicht op wijzigingen in ons groene kapitaal, kunnen burgers met elkaar en de gemeente blijven overleggen over het kappen van bomen en kan de gemeente blijven waarschuwen voor bescherming van de flora en fauna op grond van de Flora- en Faunawet. Ten aanzien van ‘het nieuwe samenwerken’ hebben wij als ervaringsdeskundigen nog een aantal overwegingen waarmee de gemeente in toekomende gevallen naar onze mening haar voordeel kan doen. •
Planning, communicatie (over onder andere de planning) en het tijdig toesturen van goed uitgewerkte concepten en informatie verliep niet altijd naar onze wens. Vaak moesten wij plots reageren op keuzes die de projectgroep al had gemaakt en aan ons wilde ‘uitleggen’ in plaats van ‘voorleggen’. Wij werden daardoor meerdere keren verrast, in plaats van dat we van tevoren en tijdig hebben kunnen meedenken.
•
Wij hebben de indruk dat het lastig was om vanuit de verschillende disciplines die in de projectgroep vertegenwoordigd waren efficiënte stappen te nemen en integraal keuzes te maken. Daardoor veranderde de stukken regelmatig wat voor ons veel extra werk opleverde en waardoor het proces langdurig is geweest en wij onze inbreng regelmatig moesten herhalen om gehoord te worden.
•
De gemeente moet waken voor schijnparticipatie. Het is voor burgers frustrerend om uitgenodigd te worden om mee te denken, dat ook enthousiast te doen, om vervolgens geconfronteerd te worden met tussentijds gewijzigde voorwaarden. De vraag om beschermwaardige bomen aan te melden voor de lijst is hier een voorbeeld van. Ruim 700 bomen zijn aangemeld, waarvan bij een groot deel achteraf gezegd wordt dat ze niet aan (de later aangescherpte) criteria voldoen.
Tot slot zijn wij van mening dat 1 x per 3 jaar VTA voor particuliere bomen in plaats van de voorgestelde jaarlijkse controle, voldoende is. Hiermee kan naar onze mening door de gemeente geld worden bespaard. Wij hopen dat de raad onze wijzigingsvoorstellen overneemt. Voor nadere informatie of toelichting kunt u terecht bij: Wendy van Offeren, contactpersoon Klankbordgroep, tel.: 06-40624584
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst, 2 september 2013
2
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Amersfoort, 2 september 2013 De Klankbordgroep Bomenlijst heeft samen met de gemeente 3 jaar lang hard gewerkt aan de stukken van de Bomenlijst. Reactie college d.d. 10 september 2013: De Klankbordgroep Bomenlijst bestaat vanaf februari 2012 in deze samenstelling. De klankbordgroep wordt na besluitvorming opgeheven en voorafgaand aan de evaluatie, een jaar nadat de gewijzigde APV in werking is getreden, weer bij elkaar geroepen. Zo is het ook met hen afgesproken. Voorheen waren een aantal klankbordgroepleden al in overleg met gemeente over een visie op bomen. Maar voor het gesprek over de Bomenlijst gaat het dus om een periode van ongeveer anderhalf jaar (in plaats van 3 jaar). De Klankbordgroep is van mening dat de gemeente Amersfoort nu een heel eind op de goede weg is om op verantwoorde wijze invulling heeft gegeven aan de door de raad gestelde uitgangspunten deregulering en blijvende goede zorg voor bomen. De beleidsregels voor het aanwijzen van bomen en het verlenen van een kapontheffing zijn helder, consistent met de uitgangspunten en bieden enkele goede aanknopingspunten voor de bescherming van ons groene kapitaal. De Bomenlijst bevat op grond van de duidelijke criteria een substantieel aantal bomen. Belangrijke winstpunten zijn dat nu duidelijk is welke bomen van de meest grote waarde zijn en door middel van de Bomenlijst is dat voor iedereen inzichtelijk. De vervanging van vergunningsplicht door ontheffingsplicht geeft voorts blijk van de intentie om deze meest waardevolle bomen beter te beschermen. Met betrekking tot ‘het nieuwe samenwerken’ constateren wij dat de gemeente transparant en open is geweest en dat we steeds meer goede wil hebben ervaren om samen te werken met de klankbordgroep. Dit heeft tevens geleid tot meer begrip van onze zijde voor de afwegingen die de gemeente moet maken. We zijn uiteindelijk redelijk tevreden over de samenwerking en herkennen onze inbreng op vele punten. Desalniettemin plaatsen wij een aantal kanttekeningen bij het voorliggende voorstel, waarvoor wij met nadruk aandacht vragen: 1. De Groene Waas van de beschermde stadsgezichten Binnenstad en Bergkwartier is onvoldoende beschermd; 2. Visie op bescherming groen kapitaal is onvoldoende uitgewerkt; 3. Monumentale en Bijzondere bomen in structuren horen beter beschermd te zijn; 4. Er ontbreken waardevolle bomenlanen in de beschermde boomstructuur (Categorie 3); 5. Er ontbreekt een meldingsplicht voor de overige bomen.
1
Ad 1. Gezamenlijk hebben wij geconstateerd dat het groen (de zogeheten ‘groene waas’) tot de kernwaarden behoorde van de twee beschermde stadsgezichten (Binnenstad en De Berg). De beschrijving van het Stadsgezicht De Berg en het raadsbesluit met betrekking tot de recente Cultuur Historische Analyse van de oude Binnenstad ondersteunen deze visie. Derhalve is voorafgaand aan de inventarisatie afgesproken dat omwille van de bescherming van deze waardevolle groene waas ruimere criteria voor opname van bomen op deze locaties zouden worden gehanteerd. Na de inventarisatie zijn de criteria echter aangescherpt, waardoor een groot aantal bomen die een essentieel onderdeel uitmaken van de groene waas, niet op de Bomenlijst terecht zijn gekomen. De Klankbordgroep raadt met klem aan deze bomen alsnog aan de Bomenlijst toe te voegen, om de kwaliteit van de groene waas daadwerkelijk te kunnen waarborgen als kernwaarde van de stadsgezichten. Ad 1. Reactie college d.d. 10 september 2013: Op 10 januari 2012 heeft de raad ons opdracht gegeven om de kapvergunning af te schaffen en een Bomenlijst in te voeren met als doel om te dereguleren. Dat wil zeggen: om te komen tot een lagere regeldruk voor inwoners en een gedeelde verantwoordelijkheid van inwoners voor hun eigen leefomgeving. Op 10 januari 2012 is amendement 2.3 “Handhaven kapvergunning Rijks Beschermde Stadsgezichten Berg en Binnenstad” ingediend en niet door de raad aangenomen. Op verzoek van de Klankbordgroep Bomenlijst is in de beschermde stadsgezichten (Binnenstad en De Berg) wel gekeken naar bomen met een diameter van 30 cm in plaats van 50 cm. Dit zou leiden tot ca. 4.000 extra bomen op de Bomenlijst. Gezien het verworpen amendement en het totaal aantal bomen op de Bomenlijst is uiteindelijk besloten de aanwijscriteria voor de beoordeling van bomen voor plaatsing op de Bomenlijst consequent stadsbreed toe te passen en dus geen uitzondering te maken voor de beschermde stadsgezichten. Ad 2. Waarborgen van het groene kapitaal in de stad vergt meer dan ‘goed voor de bomen in de stad te blijven zorgen’ (zie raadsvoorstel bij Beoogd effect). Zorgvuldig beheer en behoud van waardevolle bomen zijn belangrijke randvoorwaarden, maar niet voldoende om het groene kapitaal te waarborgen. De voornemens van de gemeente zijn ambitieus, maar nog onvoldoende integraal en onvoldoende anticiperend op belangrijke ontwikkelingen. Hoe gaat de gemeente om met gedeelde verantwoordelijkheid, burgerinitiatieven, recreatiegroen, tegengaan hittestress, soortkeuze (mede i.v.m. ziekten en plagen), behoud van functionaliteit van bossages (nu nog beschermd vanaf 50m2) of multifunctioneel ruimtegebruik? Dit vraagt geen ‘algemene beheervisie voor bomen waarin eindbeelden centraal staan’ (zie raadsbesluit 10 januari 2012), maar duidelijke en slimme keuzes en het vastleggen van goede procedures en afspraken binnen de organisatie.
2
In de oude Bomennota staan bovendien zinvolle handreikingen, waarvan is toegezegd dat deze zouden worden meegenomen. Dat is echter niet of onvoldoende gebeurd. De gemeentelijke visie is naar mening van de Klankbordgroep nog onvoldoende ‘SMART’; Nadere uitwerking is strikt noodzakelijk om het groene kapitaal in de stad daadwerkelijk te kunnen waarborgen. Ad 2. Reactie college d.d. 10 september 2013: Zoals bij Ad 1 aangegeven heeft de raad ons op 10 januari 2012 opdracht gegeven om de kapvergunning af te schaffen en een Bomenlijst in te voeren met als doel om te dereguleren. De wens van de klankbordgroep voor een gemeentelijke visie op bomen, maakte geen onderdeel uit van onze opdracht. Die opdracht is kort en goed: stel een Bomenlijst op, op grond waarvan de kapvergunning afgeschaft kan worden. Zie ook de reactie op de aanbevelingen van het rapport “Kappen met Reguleren, Kapontheffingsstelsel en waarborging bomenareaal” d.d. 28 juni 2011 van de HAS Den Bosch (motie 2.1) in bijlage 1 van het raadsvoorstel over de afschaffing van de kapvergunning en de invoering van de Bomenlijst. Ad 3. De gemeente heeft ervoor gekozen om monumentale en bijzondere bomen die onderdeel uitmaken van een structuur/laanbeplanting, niet in Categorie 1 respectievelijk Categorie 2 in te delen, maar in Categorie 3. Wij zijn het daar niet mee eens, omdat het geen recht doet aan de monumentale of bijzondere status van de desbetreffende boom. De gemaakte keuze is tevens onlogisch en inconsequent. Het mag voor de mate van bescherming immers geen verschil uitmaken of het een solitaire boom betreft of een boom die onderdeel uitmaakt van een rij bomen. Bij de boomstructuur (Categorie 3) gaat namelijk het behoud van de structuur boven het belang van behoud van de individuele boom. Indien echter in een structuur/laanbeplanting een monumentale of bijzondere boom staat zijn wij van mening dat behoud van de desbetreffende boom voorop moet staan. Voorbeelden zijn de lanen in Park Schothorst en de paar oude eiken tussen de jonge bomen aan de Soesterweg. De Klankbordgroep vraagt derhalve om monumentale bomen respectievelijk bijzondere bomen terug te plaatsen naar Categorie 1 respectievelijk Categorie 2. N.b.: Het toekennen van de monumentale of bijzondere status leidt derhalve niet tot een toename van het aantal bomen op de Bomenlijst. Ad 3. Reactie college d.d. 10 september 2013: In de laatste bijeenkomst met de klankbordgroep op 18 juli 2013 is besproken dat het behoud van de structuur boven het behoud van het aantal of de individuele bomen gaat, met respect voor monumentale en bijzondere bomen. De structuur functioneert als geheel. Om dit consequent toe te kunnen passen is de complete structuur opgenomen in categorie 3 op de Bomenlijst. In hoofdstuk 8.4 “Ingrepen in structuren” van de ontheffingscriteria wordt recht gedaan aan het verzoek van de klankbordgroep: 3
Wanneer na kap voor de toekomst een goede kans is op een gelijkwaardige of betere structuur dan weegt dit positief mee in de beoordeling voor de ontheffing. Bij lijnstructuren staat het voortbestaan van de structuur in beginsel boven het belang van de individuele boom. Echter, in het geval dat er in de structuur bomen staan met een monumentaal karakter (voldoend aan de aanwijscriteria voor Categorie 1) of met een bijzonder karakter (voldoend aan de aanwijscriteria voor Categorie 2) weegt behoud en inpassing van deze bomen zwaar.
Ad 4. In de boomstructuur ontbreken bestaande waardevolle structuren met voldoende ruimte om deze duurzaam in stand te houden. Voorbeelden hiervan zijn de lindenbeplanting rondom het voormalige kazerneterrein aan de Juliana van Stolberglaan en de cultuurhistorische rijen knot-elzen aan het Bunnikspad en Boerspad in de wijk Rustenburg. De Klankbordgroep is onvoldoende betrokken geweest bij het opstellen van de boomstructuur en heeft derhalve geen goed inzicht in de gemaakte keuzes. Wij constateren echter grote omissies in de aanwijzing van Categorie 3 bomen die de samenhang in de boomstructuur als geheel niet ten goede komt. Bij het vaststellen van de boomstructuur is meer waarde gehecht aan bestaand beleid, dan aan aanwezige boombeplantingen, een logische structuur en straten met voldoende ruimte voor een duurzaam bomenbestand. Ons advies is daarom om de boomstructuur compleet te maken. Ad 4. Reactie college d.d. 10 september 2013: Op de genoemde locaties zijn bomen op de Bomenlijst opgenomen in de categorieën 1 en 2. Er is gekozen voor de groenblauwe structuur als basis, en de nota kwaliteit openbare ruimte voor de onderdelen hoofdinfrastructuur en wijkontsluitingswegen. Dit is consequent toegepast. De opdracht was deregulering: alleen de meest waardevolle bomen opnemen op de Bomenlijst. Ad 5. De gevolgen van het afschaffen van de kapvergunning voor de overige bomen zijn onvoldoende inzichtelijk. Wij adviseren daarom een zogenoemde ‘bomenbalans’ op te nemen in het beleid en een meldingsplicht voor de kap van bomen die tot nu toe beschermd waren en onder het nieuwe beleid niet meer. Op die manier houdt men zicht op wijzigingen in ons groene kapitaal, kunnen burgers met elkaar en de gemeente blijven overleggen over het kappen van bomen en kan de gemeente blijven waarschuwen voor bescherming van de flora en fauna op grond van de Flora- en Faunawet. Ad 5. Reactie college d.d. 10 september 2013: We stellen voor dat we de kap van overige gemeentebomen en de aanplant van nieuwe overige gemeentebomen registreren tot aan de evaluatie met de klankbordgroep over een jaar. Op de kap van overige particuliere bomen en de aanplant van nieuwe overige particuliere bomen hebben we geen zicht, deze registreren we dan ook niet. Na de evaluatie stoppen we met deze registratie, omdat het blijvend registreren indruist tegen de opdracht van deregulering. Het kost tijd en geld om dit administratief bij te houden. 4
Overigens is het een misverstand dat alle bomen nu ‘beschermd’ zijn, en straks niet meer. In het raadsvoorstel over de afschaffing van de kapvergunning en de invoering van de Bomenlijst wordt hier onder de kanttekeningen (zie pagina 3 en 4) uitvoerig bij stilgestaan. Ten aanzien van ‘het nieuwe samenwerken’ hebben wij als ervaringsdeskundigen nog een aantal overwegingen waarmee de gemeente in toekomende gevallen naar onze mening haar voordeel kan doen.
Planning, communicatie (over onder andere de planning) en het tijdig toesturen van goed uitgewerkte concepten en informatie verliep niet altijd naar onze wens. Vaak moesten wij plots reageren op keuzes die de projectgroep al had gemaakt en aan ons wilde ‘uitleggen’ in plaats van ‘voorleggen’. Wij werden daardoor meerdere keren verrast, in plaats van dat we van tevoren en tijdig hebben kunnen meedenken.
1e punt. Reactie college d.d. 10 september 2013: Hierin moeten wij de klankbordgroep op enkele punten gelijk geven. Zo heeft de klankbordgroep de Bomenlijst vrij laat op kaart van ons ontvangen, waardoor er weinig tijd was om hier nog op te reageren. Soms waren onderwerpen ver uitgewerkt. Dat was nodig om de juiste scherpte te krijgen. Dat is te interpreteren als ‘uitleggen’. Echter zonder scherpe uitwerking was het niet goed mogelijk om iets aan de klankbordgroep voor te leggen waar inhoudelijk over gediscussieerd kan worden.
Wij hebben de indruk dat het lastig was om vanuit de verschillende disciplines die in de projectgroep vertegenwoordigd waren efficiënte stappen te nemen en integraal keuzes te maken. Daardoor veranderden de stukken regelmatig wat voor ons veel extra werk opleverde en waardoor het proces langdurig is geweest en wij onze inbreng regelmatig moesten herhalen om gehoord te worden.
2e punt. Reactie college d.d. 10 september 2013: Binnen de interne projectgroep zijn de keuzes en beslissingen integraal opgepakt en uitgewerkt. Er zijn inderdaad verschillende, soms tegengestelde, belangen vertegenwoordigd. Mede hierdoor hadden we met elkaar tijd nodig om te discussiëren en zaken te verduidelijken. Het vroeg veel uitzoekwerk op inhoud en juridische aspecten om het beleid uit de jaren ’90 up-to-date te krijgen. Ook de inventarisatie heeft veel tijd gekost. Op grond van amendement 2.1 van de raad dat particuliere bomen aangewezen moesten worden (in plaats van aanmelden op basis van vrijwilligheid) moesten veel meer percelen bezocht worden. Al het (juridische) uitzoekwerk heeft als doel gehad te komen tot zorgvuldige en volledige documenten. Overigens veranderden de documenten uiteraard ook door de inbreng van de klankbordgroep zelf. Op basis van deze inbreng was intern overleg van de projectgroep nodig en moesten de documenten worden aangepast.
5
De gemeente moet waken voor schijnparticipatie. Het is voor burgers frustrerend om uitgenodigd te worden om mee te denken, dat ook enthousiast te doen, om vervolgens geconfronteerd te worden met tussentijds gewijzigde voorwaarden. De vraag om beschermwaardige bomen aan te melden voor de lijst is hier een voorbeeld van. Ruim 700 bomen zijn aangemeld, waarvan bij een groot deel achteraf gezegd wordt dat ze niet aan (de later aangescherpte) criteria voldoen.
3e punt. Reactie college d.d. 10 september 2013: Er zijn ruim 700 bomen aangemeld. Alle aangemelde bomen zijn consequent op basis van de aanwijscriteria tegen het licht gehouden. Zo is bijvoorbeeld het hele Bergkwartier aan bomen aangemeld. Bij het beoordelen zijn vanzelfsprekend niet alle bomen in het Bergkwartier op de Bomenlijst gekomen. Als bomen niet voldeden aan de aanwijscriteria, zijn ze afgevallen. Van voorjaar 2012 tot en met augustus 2013 heeft op de gemeentelijke website de volgende tekst gestaan: “Dat een boom is aangemeld, betekent niet dat deze automatisch op de Bomenlijst komt. Er vindt eerst een beoordeling plaats. Daarnaast geldt dat als een boom niet door bewoners is aangemeld, deze toch op de lijst kan komen: de gemeente heeft zelf ook bomen in beeld die beoordeeld worden.” Op de aanmeldkaart stond: “Met deze aanmelding geeft u aan dat u een boom graag wilt laten opnemen op de gemeentelijke lijst van waardevolle bomen. Aanmelden kan tot en met 27 mei 2012. Na alle aanmeldingen beoordeelt de gemeente deze. De bomenlijst wordt openbaar bekend gemaakt en eigenaren van de bomen horen van de gemeente of hun boom op de lijst komt of niet.” Misschien was het goed geweest vooraf al enkele criteria te benoemen, om duidelijk te maken dat niet alle aangemelde bomen op de Bomenlijst zouden komen. Tegelijkertijd had het aangeven van toen nog niet uitgekristalliseerde criteria ook voor de nodige onduidelijkheid en verkeerde verwachtingen kunnen zorgen. Tot slot zijn wij van mening dat 1 x per 3 jaar VTA voor particuliere bomen in plaats van de voorgestelde jaarlijkse controle, voldoende is. Hiermee kan naar onze mening door de gemeente geld worden bespaard. Tot slot. Reactie college d.d. 10 september 2013: Dat is goed om te horen. Juist vanuit de angst voor het verdwijnen van Bomenlijstbomen, worden particuliere bomen jaarlijks gecontroleerd. Zo kunnen we direct checken of deze bomen er nog wel staan. Als de klankbordgroep van mening is dat die angst ongegrond is, zullen wij overgaan op 1 x per 3 jaar een Visual Tree Assessment (VTA-controle) voor Bomenlijstbomen. Wij hopen dat de raad onze wijzigingsvoorstellen overneemt. Voor nadere informatie of toelichting kunt u terecht bij: Wendy van Offeren, contactpersoon Klankbordgroep, tel.: 06-40624584 6
Bomenlijst Behoud van groen kapitaal in de stad
Goed zorgen voor bomen • Goed en verantwoord omgaan met bomen • Efficiënte inzet van mensen en middelen • Groene stad ook voor de volgende generaties
Proces met de stad • Stad heeft bomen aangedragen voor de lijst • Klankbordgroep Bomenlijst als kritisch meedenker, met budget voor onafhankelijk boomdeskundig adviseur
Inhoud van deze presentatie A. De opdracht: het raadsbesluit 10 januari 2012 B. Hoe doen we het nu? C. Proces en resultaten D. Meerwaarde en consequenties
E. Conclusie
5 / 21 De opdracht
Raadsbesluit Bomenlijst 2012 • Dereguleren • Gedeelde verantwoordelijkheid • Kapontheffing ipv kapvergunning
• Bomenlijst • Overleg met Klankbordgroep Bomenlijst • Inbreng vooraan in plannen
• Zorgen voor optimale groeiomstandigheden • Moties en amendementen
6 / 21 Hoe doen we het nu?
Hoe doen we het nu? • Kapvergunning voor alle bomen met omtrek ≥ 35 cm • Publiceren, mogelijkheid tot bezwaar maken • 2011: 508 aanvragen, 7 geweigerd • 2012: 422 aanvragen, 13 geweigerd • Er wordt weinig bezwaar gemaakt • Reactief (aan het eind) ipv proactief (effecten op bomen aan het begin meewegen)
7 / 21 Proces en resultaten
Resultaten • Stad heeft bomen aangemeld • Aanwijscriteria voor bomen op de lijst • Inventarisatie bomenbestand: 78.000 bomen in beeld
• Criteria voor kapontheffing
8 / 21 Proces en resultaten
Werkwijze •
Meest waardevolle bomen (cat. 1, 2 en 3) op de lijst, eigenaar is gemeente of ander; ca 21.500: kapverbod, evt. kapontheffing
•
Overige bomen van de gemeente, ca 56.500: zorgvuldig afwegen effecten van plannen: kweekvijver voor bomenlijst!
•
Overige bomen van andere eigenaren: eigenaar bepaalt > 90% van de inwoners hoeft geen kapvergunning meer aan te vragen
9 / 21 Proces en resultaten
Bomenlijst 3 categorieën: 1. Monumentale bomen ca. 1.500 2. Bijzondere bomen
ca. 4.200
3. Structuurbomen
ca. 15.800
10 / 21 Proces en resultaten
Aantallen geïnventariseerd (vs van tevoren ingeschat) Categorie
Particulier
Openbaar
Totaal
1
843 (50)
672 (100)
1515
2
2233 (100)
1965 (1000)
4198
3
nvt
15768 (10000)
15768
Overige bomen
nvt
56.500 (50000)
56500 77981 (61250)
12 / 21 Proces en resultaten
Werkwijze bomenlijst (cat. 1, 2 en 3) Jaarlijks visuele controle 5 jaarlijks beheeradvies voor inwoners • Bij plannen vooraf integrale afweging maken: bomenparagraaf • In principe: boom gaat voor plan • Toch reden om te kappen? Eigenaar vraagt ontheffing aan
13 / 21 Proces en resultaten
Overige bomen van de gemeente • Eigen plannen:
› effect op bomen meenemen bij eerste planvorming (BEA) › zorgvuldige afweging › communicatie met omwonenden (net als nu) Voorbeeld: Herinrichtingprojecten zoals Berg Noord
14 / 21 Proces en resultaten
Paspoort van
boom categorie overige bomen van de gemeente
15 / 21 Proces en resultaten
Overige bomen van de gemeente • Plannen van anderen: › effect op bomen meenemen bij eerste planvorming (BEA) › mogelijk eisen aanpassing plannen › opleggen herplantplicht, of financiële compensatie › communicatie samen met plannenmaker Voorbeeld: verbreding A28 / Hogeweg
16 / 21 Proces en resultaten
Overige bomen, andere eigenaar Eigenaar is bewoner: Bepaalt zelf, informeert zelf de buren
17 / 21 Proces en resultaten
Overige bomen, andere eigenaar Eigenaar is rechtspersoon, valt meestal binnen de Boswet: • voornemen tijdig melden bij Provincie • Provincie stelt eisen • in elk geval herplantplicht of compensatie Eigenaar informeert omwonenden Voorbeeld: Defensie, Waterschap, Prorail, Zon & Schild, Het Utrechts Landschap
19 / 21 Meerwaarde en consequenties
Meerwaarde van de Bomenlijst • Bomen goed in beeld gebracht • Proactief: plannen moeten rekening houden met bomenlijst – bomen • Gedeelde verantwoordelijkheid en inspanning op behoud van bomen • Doelgericht beheer en onderhoud
• Verantwoorde deregulering: minder kapaanvragen
20 / 21 Meerwaarde en consequenties
Consequenties Bomenlijst • Optimale inzet op behoud van bomen in de stad • Geen invloed op kap van niet bomenlijst-bomen van overige eigenaren • Gaat uit van eigen verantwoordelijkheid: › in gemeente voor eigen bomen › bewoners/organisaties voor eigen bomen
21 / 21 Conclusie
Conclusie • Bomen nog nooit zo goed in beeld gehad! • Maximale bescherming van de bomen, met minimale regelgeving • Zorgvuldig behoud van ons groene kapitaal
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Inhoud • • • • •
“Groene waas” Bescherming groen kapitaal Monumentale en bijzondere bomen in de boomstructuur Ontbrekende delen boomstructuur Meldingsplicht bij kap
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Groene Waas • Bij beschermd stadsgezicht Binnenstad en De Berg • Voorstel: hier ruimer criterium voor lijst hanteren
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Bescherming groen kapitaal • vergt meer dan –citaat- ‘goed voor de bomen in de stad te blijven zorgen’ • Duidelijke en slimme keuzes vastleggen in organisatie • Hoe wordt ambitie in het raadsvoorstel waargemaakt?
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Monumentale en bijzondere bomen in de boomstructuur Voorbeeld eiken Soesterweg
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Ontbrekende delen boomstructuur Voorbeelden: knotelzen, Juliana van Stolberg, Snouckaertlaan
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst Meldingsplicht bij kap • Bomenbalans • Nodig voor evaluatie nieuw beleid: wat is het effect op groen in de stad?
Eindadvies Klankbordgroep Bomenlijst
Einde
Feitelijke vragen De Ronde 24 september ‘Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst’ Onderwerp
: Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst
Beh. afdeling
: SOB-SB-GT
Reg.nr.: 4493955
Nr.
Vragensteller (partij)
Vraag
Antwoord
1.
SP
Klankbordgroep heeft gevraagd om een gemeentelijke visie op bomen, hoorde niet bij de opdracht aldus het college. Dus geldt de bomennota van 1992 nog steeds en blijft die gelden?
Nee, de bomennota 1992 komt te vervallen. Het doel van de bomennota 1992 is in hoofdstuk 2 van de betreffende nota als volgt geformuleerd: “Deze nota heeft tot doel het beleid te formuleren en te completeren met betrekking tot de bescherming en instandhouding van de bijzondere bomen in de gemeente Amersfoort”. De nota is geen visie op bomen, maar een instrument om monumentale bomen te kunnen inventariseren en registreren, met als doel om deze bomen te beschermen. Op 10 september 2013 heeft het college de beleidsregels aanwijs- en ontheffingscriteria vastgesteld. Naar verwachting besluit de raad op 8 oktober 2013 de APV vast te stellen voor het onderdeel ‘Het beschermen van bomen’. De aanwijs- en ontheffingscriteria geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik zal maken van de aan haar in de APV toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van bomen op de bomenlijst en hoe het college omgaat met het verlenen van ontheffingen en het opleggen van een herplantplicht. De bomennota 1992 komt dan ook, na besluitvorming door de raad op achtereenvolgens 10 januari 2012 en naar verwachting 8 oktober 2013, te vervallen.
2.
SP
Klopt het dat uit HAS rapport naar voren komt dat 17 % van aanvragen voor een kapvergunning van burgers en bedrijven, 56 % van projectontwikkelaars en 27 % van de gemeente?
Nee, dat klopt niet. De percentages in het rapport zijn gebaseerd op het aantal aangevraagde bomen en niet op het aantal vergunningaanvragen. De percentages uit het rapport dateren uit de periode 2002 – 2005.
3.
SP
Klopt het dat amendement A2.2 nog niet wordt uitgevoerd? Zo ja, waarom niet? Zo nee, kunt u voorbeelden noemen waaruit dat blijkt, of de raad daarvan op hoogte zou kunnen zijn en waar ik het kan vinden?
Amendement 2.2 geldt sinds 10 januari 2012. Naar verwachting is de herontwikkeling van de Ganskuijl een eerste project waar een bomenparagraaf wordt opgenomen in het raadsvoorstel. In de bij het voorliggende raadsvoorstel gevoegde stroomschema’s APV is amendement 2.2 geborgd.
4.
SP
Een projectteam opstellen waartoe een boomtoezichthouder/adviseur behoort die toezicht kan houden op de kap en herplant. Deze aanbeveling nemen we over en borgen we in het bomenprotocol (bescherming van bomen tijdens uitvoeringsfase). (Zie bijlage bij raadsvoorstel)
Ja, na vaststelling door de raad wordt deze aanbeveling geborgd in het protocol voor de bescherming van bomen. Op dat moment is deze aanbeveling van toepassing op alle genoemde werkzaamheden.
Is deze aanbeveling van toepassing op de werkzaamheden in Park Randenbroek, de komende kap voor de Kersenbaan en de kap langs de Eem? 5.
SP
Bomen verbeteren de luchtkwaliteit. Klopt, nietwaar? Per jaar vangt een grote boom wel 45 vuilniszakken stof! Is deze bewering van de Bomenstichting correct?
De bewering van de Bomenstichting is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar verschillende soorten bomen. Via onderstaande link is meer informatie terug te vinden over de effecten van bomen op de luchtkwaliteit. library.wur.nl/artik/boomzorg/1894115.pdf
Feitelijke vragen De Ronde 24 september ‘Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst’ Onderwerp
: Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst
Beh. afdeling
: SOB-SB-GT
Reg.nr.: 4493955v2
Nr.
Vragensteller (partij)
Vraag
Antwoord
1.
SP
Aanvullende vraag n.a.v. beantwoording van feitelijke vragen SP van 20-09-2013:
De tabel is helaas niet duidelijk. In beeld is gebracht het aantal bomen per vergunningaanvraag. Een ontwikkelaar, resp. de gemeente vraagt meestal meerdere bomen aan per vergunningaanvraag. Een burger vraagt over het algemeen één boom aan per vergunningaanvraag.
Het antwoord maakt niet veel duidelijk en roept alleen meer vragen op. Kan uitgelegd worden wat bedoeld wordt met 'dat de percentages gebaseerd zijn op het aantal aangevraagde bomen' ? Aangevraagde bomen voor wat, voor een kapvérgunning wellicht? De percentages hebben geen betrekking het aantal vergunningaanvragen. Hier bent u me kwijt! Vergunningaanvragen waarvoor? Als cijfers van 2002-2005 zijn gebruikt voor een rapport uit 2009, zijn er vast recentere cijfers beschikbaar? Kunt u die aan de raad verstrekken? Waarom is bij het HAS-rapport niet met recentere cijfers gewerkt? Waren die niet voorhanden?
Tussen 2002 en 2005 zijn er 2.207 kapvergunningen aangevraagd. Van dit genoemde aantal zijn door burgers in die periode ca. 1.270 kapvergunningen aangevraagd. Het HAS-rapport is een afstudeerproject van 2 studenten, die een representatieve periode hebben genomen om hun opdracht op te baseren. Het is geen wetenschappelijk onderzoek. De basis voor de afschaffing van de kapvergunning en de invoering van de Bomenlijst is gebaseerd op het rapport van adviesbureau BMC in 2009 ‘Amersfoort Attent en Ontregeld!’, waarover u bent geïnformeerd met de raadsinformatiebrief van 13 oktober 2009 (nr. 116). Vanzelfsprekend zijn recentere cijfers beschikbaar. Voor de periode 2009 tot heden zijn deze als bijlage toegevoegd.
Overzicht aantal kapaanvragen van 2009 t/m 2013 Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal
Alliantie 34 28 20 33 9 124
Gemeente 49 68 70 45 39 271
OBV 1 2 4 7 2 16
Overig 56 64 43 41 28 232
Portaal 7 15 6 4 5 37
Prorail 1 3
4
Rijkwaterstaat 2 4 2 1 9
SRO 5 1 3 1 10
Particulier 411 372 328 267 184 1562
Totaal 565 555 476 400 269 2265
Particulier 1056 899 587 507 314 3363
Totaal 1796 3585 1985 2908 2377 12651
Overzicht van het totaal aantal bomen (2009 t/m 2013) uiteengesplitst naar rechtspersoon en natuurlijk persoon Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal
Natuurlijk persoon (particulier) 1056 899 587 507 314 3363
Rechtspersoon
Totaal
740 2686 1398 2401 2063 9288
1796 3585 1985 2908 2377 12651
Overzicht van het totaal aantal bomen (2009 t/m 2013) waarvoor een kapvergunning is aangevraagd Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal
Alliantie 65 39 48 65 45 262
Gemeente 396 842 584 1920 554 4296
OBV 20 49 55 172 4 300
Overig 217 589 158 233 1451 2648
Portaal 9 30 6 5 5 55
Prorail 10 527
537
Rijkwaterstaat 5 1122 20 2 1149
SRO 28 5 6 2 41
Verklaring grote aantallen 2013 2012 2011 2010
Overig: Grebbelinie Waterschap; Gemeente: Kersenbaan Gemeente: Park Randenbroek Prorail: plaatsen van een kunstwerk (dive-under) tbv een vrije spoorkruising Rijkswaterstaat: A28; Overig: deel Grebbelinie Waterschap
Geweigerde kapaanvragen Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal
Ingetrokken 3 8 17 4 2 34
Vervallen
2 1 3
Niet ontvankelijk 9 8 3 2 1 23
Weigering 9 14 7 13 13 56
Eindtotaal 21 30 27 21 17 116
A-X.X
AMENDEMENT BEVOEGDHEID RAAD ONTHEFFING KAPVERBOD MONUMENTALE BOMEN Hoogland, 8 oktober 2013 Raadsvoorstel: Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762) Indieners overwegen dat: 1. er in Amersfoort circa 1500 monumentale bomen zijn; 2. er de afgelopen jaren weinig kapvergunningen zijn verleend voor het kappen van monumentale en bijzondere bomen; 3. in het raadsvoorstel de bevoegdheid om af te wijken en toch een ontheffing te verlenen is gedelegeerd aan het College; 4. het gezien de geringe omvang van het aantal aanvragen in de afgelopen jaren en de grote veranderingen in het bomenbeleid, verstandig zou zijn deze bevoegdheid bij de raad neer te leggen. en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: aan het raadsbesluit Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762) het volgende beslispunt toe te voegen: 4. De bevoegdheid voor het verlenen van een ontheffing op het kapverbod voor monumentale bomen aan de raad te laten en dit ook in de APV overeenkomstig te verwerken. 8 oktober 2013 PvdA Ramón Smits Alvarez
GroenLinks Erik van Vliet
A-X.X
AMENDEMENT GROEN BIJ BESCHERMDE STADSGEZICHTEN
Hoogland, 8 oktober 2013 Raadsvoorstel: Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762) Indieners overwegen dat: 1. het groen van de twee beschermde stadsgezichten (Binnenstad en De Berg) uitermate belangrijk is voor de beeldkwaliteit en de groenbeleving van bewoners maar ook van mensen die onze stad bezoeken. 2. er 3.572 geregistreerde bomen zijn met een stamdiameter tussen 30 en 50 centimeter die zich in de beschermde stadsgezichten Binnenstad en De Berg begeven. 3. deze bomen wel geïnventariseerd zijn maar niet op de bomenlijst staan.
en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: aan het raadsbesluit Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762) het volgende beslispunt toe te voegen : 4. De volgens de aanwijscriteria geregistreerde bomen met een stamdiameter tussen 30 en 50 centimeter die in de beschermde stadsgezichten Binnenstad en De Berg zich begeven (3.572 stuks) aan de bomenlijst toe te voegen. 8 oktober 2013 PvdA Ramón Smits Alvarez
GroenLinks Erik van Vliet
A-X.X
AMENDEMENT MELDINGSPLICHT Hoogland, 24 september 2013 Raadsvoorstel: Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762) Indieners overwegen dat: 1. De gevolgen van het afschaffen van de kapvergunning voor de overige (niet op de Bomenlijst voorkomende) bomen onvoldoende inzichtelijk zijn. 2. Er op dit moment geen zogenoemde ‘bomenbalans’ is opgenomen en daardoor is het lastig om de hoeveelheid bomen in beeld te houden. 3. Een meldingsplicht voor de kap hierbij kan helpen. en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: aan het raadsbesluit Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762) de volgende beslispunten toe te voegen : 1. Het college te verzoeken gedurende een jaar een bomenbalans te maken voor de evaluatie van het gebruik van de bomenlijst na een jaar. 2. Een meldingsplicht voor het kappen van een boom/bomen in de APV op te nemen en de APV dienovereenkomstig aan te passen. 24 september 2013 PvdA Ramón Smits Alvarez
GroenLinks Erik van Vliet
Motie
Monumentale bomen in structuren
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel: afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762) Indieners overwegen dat -
-
-
monumentale en bijzondere bomen, die onderdeel uitmaken van een structuur/laanbeplanting, in categorie 1 of 2 behoren te worden geplaatst en niet volgens het voorstel in categorie 3; categorie 3 geen recht doet aan de monumentale of bijzondere status van de desbetreffende boom; in categorie 3 het behoud van de structuur boven het belang van behoud van de individuele boom gaat; de in de ontheffingscriteria beschreven uitzonderingsmogelijkheid voor een monumentale en/of bijzondere boom in een structuurbeplanting (nl. dat behoud en inpassing zwaar meeweegt) geen garantie is voor het behoud van de boom; het veranderen van de categorale indeling van een boom niet leidt tot meer bomen op de Bomenlijst;
en verzoeken het college monumentale en/of bijzondere bomen, deeluitmakend van boomstructuur, te plaatsen in respectievelijk categorie 1 of 2, en deze wijzigingen door te voeren in de beleidsregels.
Frits Schoenmaker, Ad Meijer, Fractie SP
Motie
Waardevolle bomenlanen toevoegen
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel: afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst (reg.nr. 4483762)
Indieners overwegen dat -
waardevolle bomenlanen in de beschermde boomstructuur (categorie 3) ontbreken. Voorbeelden daarvan zijn de lindebeplanting op Juliana van Stolbergterrein en rijen knot-elzen in Rustenburg;
-
er meer waarde gehecht is aan bestaand beleid (groenblauwe structuur en nota kwaliteit openbare ruimte) dan aan al aanwezige boombeplantingen langs wegen;
en verzoeken het college: -
de boomstructuur (categorie 3) in overleg met de klankbordgroep compleet te maken en ontbrekende bomenlanen aan de Bomenlijst toe te voegen.
Frits Schoenmaker, Ad Meijer, Fractie SP
MOTIE
Visie op het Groene kapitaal
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4441612 Bomenlijst: Behoud van het groene kapitaal in de stad
De raad van de gemeente Amersfoort; van oordeel dat − − − − − −
− −
het groene kapitaal in de stad behouden moet blijven; dat meer inhoudt dan ‘goed voor de bomen in de stad blijven zorgen’; in 2009 vastgesteld is dat er nieuw bomenbeleid moet worden gemaakt; de Bomenstichting in 2012 ook al pleitte voor een nieuw bomenbeleid; de oude bomennota uit 1992 bij het afschaffen van de kapvergunning komt te vervallen en wordt vervangen door aanwijs- en ontheffingscriteria; de bomennota geen visie op bomen is, maar een instrument om monumentale bomen te kunnen inventariseren en registreren, met als doel deze bomen te beschermen; Amersfoort dus sinds 1992 geen visie heeft op bomen; een gemeentelijke visie op bomen (die geen onderdeel van opdracht bomenlijst en afschaffen kapvergunning was) wel degelijk nodig is;
spreekt als zijn mening uit dat -
het college met een visie op bomen moet komen anders dan ‘goed voor de bomen in de stad te blijven zorgen’.
24 september 2013 Frits Schoenmaker, Ad Meijer, Fractie SP
MOTIE
Kapvergunning moet blijven
Amersfoort, 24 september 2013 Raadsvoorstel nr.: 4441612 Bomenlijst: Behoud van het groene kapitaal in de stad Indieners overwegen dat − −
−
− −
− −
− −
−
Het groene kapitaal in de stad behouden moet blijven. Uit het rapport van Eelerwoude over de bomenkap in Park Randenbroek e.o. blijkt dat de bescherming van bomen nog onvoldoende geborgd is in de gemeentelijke organisatie. Met als resultaat er minimaal 134 bomen onterecht zijn gekapt. Bij de aanvraag van de kapvergunningen voor de dijkverzwaring opnieuw is gebleken dat de bescherming van bomen een onvoldoende scoort binnen de gemeentelijke organisatie. Binnen de organisatie niet bekend is dat voor bosschage vanaf 50 m2 een kapvergunning noodzakelijk is. Het verschil tussen kapvergunningen volgens de APV en de Boswet niet duidelijk is. Dat heeft niet alleen betrekking op het kappen maar evenzo op het verplicht compenseren van gekapte bomen. Het onduidelijk is hoeveel bomen/bosschages er in het verleden zonder vergunning zijn omgezaagd en hoeveel bomen dan ook niet zijn gecompenseerd. Eén van de conclusie van Eelerwoude is dat de regelgeving uit de APV over het kappen van bomen en de noodkapprocedure geborgd moeten worden in de ambtelijke organisatie De ambtelijke organisatie van de gemeente duidelijk nog niet klaar is om zonder kapvergunningen te werken. Bewoners betrokken bij de aanleg van de Kersenbaan, waar wederom veel groen kapitaal verloren gaat, bijzonder weinig vertrouwen hebben op een correcte verlening van kapvergunningen. Het afschaffen van de kapvergunning moeten worden teruggedraaid.
spreekt als zijn mening uit dat 1. 2. 3. 4. 5.
De ambtelijke organisatie van de gemeente nog niet klaar is om zonder kapvergunningen te werken. Het besluit tot afschaffing van de kapvergunning teruggedraaid moet worden (het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 10 januari 2012). De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) niet hoeft worden aangepast op het onderdeel kapvergunning. In alle bestemmingsplannen de passages over de afschaffing van de kapvergunning uit de APV worden aangepast of geschrapt. De bomenlijst als richtinggevend instrument gebruikt kan worden bij het verstrekken of afwijzen van kapvergunningen
24 september 2013 Frits Schoenmaker, Ad Meijer, Fractie SP
Feitelijke vragen m.b.t. De Ronde 24-09 en Het Besluit 08-10 ‘Afschaffing kapvergunning en invoeren bomenlijst’ Onderwerp
: Afschaffing kapvergunning en invoeren bomenlijst
Beh. afdeling
: SOB.SB.GT
Nr.
Reg.nr.: # 4501694
Vragensteller (partij)
Vraag
1.
GL
Uit diverse bronnen hebben we vernomen, dat er bomen die qua ouderdom en/of afmetingen in categorie 1 of 2 zouden vallen, hierin niet zijn opgenomen. Dit betreft bomen die door bewoners zijn opgegeven, en die ook niet in categorie 3 zijn ingedeeld omdat ze in een structuur staan. Hoeveel bomen die door bewoners zijn opgegeven en die aan de vereisten voor ouderdom en/of afmetingen voldoen, zijn niet in de bomenlijst opgenomen?
2.
GL
Hoeveel bomen zijn in totaal (dus gezien over de gehele inventarisatie, niet alleen de melding door bewoners) niet op de bomenlijst gekomen, terwijl ze wel aan de vereisten voor ouderdom en/of afmetingen voldoen?
3.
GL
Wat zijn de extra kosten als deze bomen wel op de lijst worden opgenomen? (We gaan er vanuit dat gedifferentieerd inzicht in de totale kosten wordt gegeven als antwoord op de vraag hiernaar in De Ronde van de VVD. Zo niet, dan mag u deze vraag hierbij lezen.)
4.
GL
Wat zijn de extra kosten als de bomen in structuren die nu als categorie 3 zijn ingedeeld, en die aan de vereisten voor ouderdom en/of afmetingen voldoen voor categorie 1 of 2, wel in categorie 1 of 2 worden ingedeeld? Om hoeveel bomen gaat het?
5.
SP
6.
SP
Waarom is de bescherming van houtopstanden met een oppervlak van meer dan 50 m², zoals beschreven in de APV, art. 4.11 lid 2 onder L, niet opgenomen in de Bomenlijst? Komt dat omdat men bij de gemeente niet bekend was met dit artikel? Kunt u aangeven hoeveel kapvergunningen voor houtopstanden van meer dan 50 m² er de laatste 20 jaar zijn aangevraagd en zijn gehonoreerd? En voor hoeveel
Antwoord
er een herplant is gerealiseerd? Klopt het dat een burger de gemeente op dit artikel heeft moeten wijzen naar aanleiding van de kapaanvragen voor de Dijkverzwaring langs de Eem?
7.
SP
8.
SP
Klopt het dat de gemeente, nadat zij op het bewuste artikel was gewezen, bij het Waterschap compensatiegeld heeft aangevraagd voor de kap van bosschages?
9. 10.
SP SP
11.
SP
Kunt u aangeven hoeveel geld daarmee gemoeid is? Is behoud van de bescherming van houtopstanden van meer dan 50 m² een bron van inkomsten om herplant veilig te stellen? Het waterschap heeft voor bosschages alsnog een kapvergunning moeten aanvragen? Waarom is de raad daarover (nog) niet ingelicht?
Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst Huidige kosten en inschatting toekomstige kosten d.d. 1 oktober 2013 Beantwoording vraag VVD n.a.v. De Ronde d.d. 24 september 2013
Kapvergunning - huidige kosten Gemiddeld aantal Procedurele kosten Uurloon Leges à € 0,00/st. (inkomsten) Totale kosten Totale kosten, verminderd met inkomsten (leges)
Ontheffing op het kapverbod - inschatting toekomstige kosten Gemiddeld aantal (aanname) Procedurele kosten (aanname) Uurloon Leges à € 175,00/st. (inkomsten) Totale kosten Totale kosten, verminderd met inkomsten (leges)
Gemiddeld totaal aantal Kosten VTA-controle (1x/jr.) Totale kosten
600 st./jr. 2,50 uur/st. € € € €
100,00 150.000,00 150.000,00
/uur /st. /jr. /jr.
€ € € €
100,00 175,00 10.000,00 6.500,00
/uur /st. /jr. /jr.
20 st./jr. 5,00 uur/st.
Particuliere bomen op Bomenlijst - inschatting extra gemeentelijke kosten VTA-controle 3.000 st. € €
3,00 /st. 9.000,00 /jr.
Particuliere bomen op Bomenlijst - inschatting extra gemeentelijke kosten beheeradvies Gemiddeld aantal per jaar (20% van 3.000 st.) 600 st. Kosten beheeradvies (1x/5jr.) Totale kosten
€ €
25,00 /st. 15.000,00 /jr.
Particuliere bomen op Bomenlijst - inschatting kosten voor rekening particulier Ontheffingsaanvraag i.k.v. veiligheid/gezondheid: onafhankelijk boomdeskundig advies Ontheffingsaanvraag i.k.v. bouwplan: onafhankelijk boomdeskundig advies Ontheffingsaanvraag: leges à € 175,00/st. Totale kosten ontheffingsaanvraag i.k.v. veiligheid/gezondheid, incl. leges Totale kosten ontheffingsaanvraag i.k.v. bouwplan, incl. leges
€ 0,00-500,00 € 500,00-1.000,00 € 175,00 € 175,00-675,00 € 675,00-1.175,00
/st. /st. /st. /st. /st.
Amersfoorts bomenbestand - uitsplitsing kosten Regulier onderhoud (o.a. snoeien, dood hout verwijderen, water geven, vervangen) Ziekten en plagen Noodkap Klachtafhandeling VTA-controle Nader onderzoek (n.a.v. VTA-controle) Afvoer vrijgekomen materiaal Investeringen (projecten: o.a. duurzame standplaats voor nieuw aan te planten bomen in de O.R.) Totale kosten
€ € € € € € € € €
300.000,00 100.000,00 150.000,00 150.000,00 50.000,00 50.000,00 50.000,00 300.000,00 1.150.000,00
/jr. /jr. /jr. /jr. /jr. /jr. /jr. /jr. /jr.
Amersfoorts bomenbestand - inschatting extra kosten Totale kosten (zie uitsplitsing kosten) Particuliere bomen op Bomenlijst - inschatting extra gemeentelijke kosten VTA-controle Particuliere bomen op Bomenlijst - inschatting extra gemeentelijke kosten beheeradvies Totale extra kosten per 1 januari 2014 Totale kosten, incl. extra kosten per 1 januari 2014
€ € € € €
1.150.000,00 9.000,00 15.000,00 24.000,00 1.174.000,00
/jr. /jr. /jr. /jr. /jr.
Amersfoorts bomenbestand - inschatting kostenbesparing deregulering Totale kosten, incl. extra kosten per 1 januari 2014 Kapvergunning - huidige kosten Ontheffing op het kapverbod - inschatting toekomstige kosten Verschil huidige kosten en inschatting toekomstige kosten Reeds ingeboekte bezuiniging Restant budget dat na deregulering beschikbaar komt ten gunste van bomen op de Bomenlijst
€ € € € € €
1.174.000,00 150.000,00 6.500,00 143.500,00 90.000,00 53.500,00
/jr. /jr. /jr. /jr. /jr. /jr.
Besluitenlijst De Ronde datum:
24 september 2013
vergaderruimte: Vermeerzaal (1.03) Titel Van Doel activiteit Voorstel
Voorzitter Secretaris Notulist Aanwezige woordvoerders Raadsleden/buitengewone fractieleden Inspreker(s) Conclusie voorzitter
van
19:00 tot
aantal bezoekers:
20:00 uur 18
Reg.nr. 4496069 Afschaffing kapvergunning en invoering Bomenlijst Soort verslag College van B&W Besluitenlijst Soort document Voorbereiding besluit Raadsvoorstel Van de raad wordt gevraagd zijn mening te geven over het voorliggende raadsvoorstel en zich voor te bereiden op besluitvorming. Beslispunten: 1. Hoofdstuk 4, Afdeling 3. ‘Het bewaren van houtopstanden’ van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort in te trekken per 1 januari 2014; 2. Hoofdstuk 4, Afdeling 3. ‘Het beschermen van bomen’ van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort vast te stellen en per 1 januari 2014 in werking te laten treden; 3. Leges te heffen op ontheffingsaanvragen, na verwerking daarvan in de Legesverordening 2014. Portefeuillehouder Van Muilekom Smit Opsteller Pen Zwier Portefeuillehouder Van Muilekom Dijksterhuis (CU), Hessels (VVD), Ambtenaren Oostlander-Çetin (CDA), Sanders (D66), Van der Stelt Schoenmaker (SP), Smits Alvarez (PvdA), Van Vliet (GL), Van Wegen (BPA) De heer Van der Linden van de Klankbordgroep Bomenlijst memoreert dat de klankbordgroep advies heeft uitgebracht over de bomenlijst. Fracties hebben enkele verduidelijkende vragen gesteld aan de heer Van der Linden.
De fracties van SP en BPA zijn tegen afschaffing van de kapvergunning, o.a. omdat zij twijfels hebben over adequate uitvoering van het nieuwe beleid. De fracties van PvdA, D66, GroenLinks en ChristenUnie oordelen positief over het voorstel. De PvdA-fractie heeft enkele amendementen voorbereid om aanvullende regels te stellen. D66 en CU hebben aangegeven geen belangstelling te hebben voor moties of amendementen die in strijd zijn met de doelstelling van deregulering. De fractie van CDA was voorstander van de afschaffing van de kapvergunning, maar constateert nu dat de bomenlijst erg veel bomen bevat, waaronder bomen van eigenaren die hun bomen zelf niet hebben aangemeld. De fractie van VVD betwijfelt of dit voorstel bijdraagt aan deregulering. De fractie oordeelt negatief over de financiële paragraaf. Voorafgaand aan besluitvorming wil de VVD-fractie een goede raming van kosten van de uitvoering van het nieuwe beleid, waaronder de kosten van de visual tree assements. De GroenLinks-fractie wil voorafgaand aan besluitvorming weten hoeveel bomen (cat. I en II) op grond van de objectieve criteria wel op de bomenlijst hadden kunnen staan, maar vanwege subjectieve criteria zijn uitgesloten. GroenLinks is van oordeel dat er meer bomen zijn die bescherming verdienen.
#4496069 v1 - BESLUITENLIJST DR 24-9-2013 AFSCHAFFING KAPVERGUNNING EN INVOERING BOMENLIJST
De CDA-fractie wil weten welke kosten bewoners maken voor een ontheffingsaanvraag en hoe dit zich verhoudt tot de kosten van een kapvergunning. En de CDA-fractie wil weten of en hoe bewoners bezwaar kunnen maken tegen de plaatsing van hun boom op de bomenlijst. De PvdA-fractie heeft opgemerkt dat op 10 januari 2012 een amendement is ingetrokken, terwijl in de reactie van het college op het eindadvies van de klankbordgroep staat dat deze niet is aangenomen. De wethouder geeft aan dat dit gecorrigeerd wordt. De fractie van D66 heeft de wethouder gevraagd om na te gaan of alle aanbevelingen uit het HAS-rapport goed zijn verwerkt in het voorstel. De voorzitter concludeert dat veel fracties kanttekeningen plaatsen bij het voorstel, maar dat het wel voor besluitvorming kan worden aangeboden aan de raad. De raad kan op 8 oktober alsnog bepalen of het voorstel (na beantwoording van openstaande vragen) besluitrijp is. Advies aan presidium: Naar Het Besluit, zonder debat, met moties/amendementen Toezeggingen / Afspraken Aantekeningen voor verslag
De wethouder beantwoordt openstaande vragen voorafgaand aan de besluitvorming op 8 oktober. Namens de Klankbordgroep Bomenlijst zat de heer J. van der Linden aan tafel om vragen te beantwoorden.
#4496069 v1 - BESLUITENLIJST DR 24-9-2013 AFSCHAFFING KAPVERGUNNING EN INVOERING BOMENLIJST
Agenda
Commissie Begroting en Verantw oording reg.nr. 4488555
Aan de leden van de commissie Begroting en Verantwoording
Hierbij nodig ik u uit voor een vergadering van de commissie Begroting en Verantwoording. Tevens is uitgenodigd de heer drs. R.M.J. van Vugt RA (accountant Deloitte). Datum: Tijd/plaats:
dinsdagavond 24 september 2013 zie vergaderschema van de raad
Agenda punt
Onderwerp
1.
Opening en mededelingen
2. +
Concept-besluitenlijst 4 juni 2013
Concept besluitenlijst
3. +
Gesprek met de accountant Vooruitlopend op de nog te verschijnen begroting 2014-2017, de zomerrapportage 2013 en de geactualiseerde nota reserves en voorzieningen spreekt de commissie in deze vergadering met de heer drs. R.M.J. van Vugt RA (accountant Deloitte) over financiële trends, regelgeving en indicatoren die voor de beoordeling van de financiële positie van de gemeente Amersfoort van belang zijn.
4.
Rondvraag en sluiting
Bijlagen
Algemene achtergrondinformatie over regelgeving en de financiële positie van gemeenten is o.a. te vinden op de website van de VNG/Gemeentefinanciën
De voorzitter van de commissie, Frans Prins
Secretariaat
Griffie/Mark Pen (033) 469 4766
[email protected]
Besluitenlijst
reg.nr: 4411077
Commissie Begroting & Verantwoording Datum vergadering: Tijd: Plaats:
dinsdag 4 juni 2013 20:00-21:00 uur Vermeerzaal
Secretariaat
Griffie/Mark Pen (033) 469 4766
[email protected]
Aanwezig: F. Prins (GL, voorzitter), E. Hinloopen (PvdA), P. Nederkoorn (D66), R. Offereins (CDA), G. van Vliet (GvV), M. Vogels (VVD), H. van Wegen (BPA) Afgemeld: S. Kennedy (CU), Verder aanwezig: H. Buijtelaar (portefeuillehouder Financiën), De Jonge (directeur Concern Middelen), R.M.J. van Vugt (accountant Deloitte), M. Pen (secretaris) Publiek: 5
1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering. Er zijn geen mededelingen. 2. Concept-besluitenlijst 21 mei 2013 Concept-besluitenlijst wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Jaarverslag/jaarrekening 2012 In artikel 3.3 van het ‘Reglement van orde van de raad’ staat dat de commissie B&V schriftelijk advies geeft aan de raad na bestudering van de jaarstukken. De commissie B&V besluit unaniem om geen advies te geven over de jaarstukken 2012. De commissie B&V is een financieel-technische commissie, die geen politiek oordeel velt. Het al dan niet vaststellen van de jaarstukken is een politieke keuze geworden. Dat besluit moet in de raad genomen worden. De commissie wil zich niet in dat debat mengen. De secretaris zal op korte termijn een concept brief opstellen en deze aan de commissie voorleggen. Nederkoorn meldt dat hij niet tevreden is over de kwaliteit van alle antwoorden op schriftelijke vragen (m.n. rondom het leerlingenvervoer). Ook Offereins is kritisch over de kwaliteit van beantwoording van sommige vragen. Hij wil in het vervolg graag mogelijkheden om portefeuillehouders verder te bevragen na een eerste schriftelijke vragenronde. 4. Rondvraag en sluiting Er wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag. Voorzitter sluit de vergadering.
1
Zicht op financiële positie gemeenten Blik op begroting 2014 Waar kunt u op letten en kaders op stellen?
Drs. Rein-Aart van Vugt RA 24 september 2013
Thema’s
1. Financiële strategie 2. Nieuwe regels in het Besluit begroting en verantwoording 3. Balanssturing 4. Financiële indicatoren 5. Aanvullende (Externe) actuele ontwikkelingen relevant voor de begroting
©Deloitte
Financiële strategie Financiële positie
1
2
3
Sluitende begroting
Weerstandsvermogen
Risico’s
EMU-saldo Wet Hof
Weerstandscapaciteit
Voor het inzicht zijn meer factoren belangrijk (Stresstest) 3
©Deloitte
Samenvatting financiële strategie Benader de uitdagingen gestructureerd en consequent in drie delen: 1.Begroting 2. EMU-saldo en Schuldpositie 3.Vermogenspositie 1. Houdt uw begroting onder controle (structureel evenwicht): -
Resultaat voor bestemming (excl. Grondexploitaties) structureel sluitend houden Bezuinigingen Regeerakkoord vanaf 2014 Decentralisaties (jeugdzorg, participatiewet en AWBZ/WMO)
2.2.EMU-saldo EMU-saldoenenSchuldpositie Schuldpositiebeheersen: beheersen: -
Inzicht in (langjarige toekomstige) ontwikkeling van EMU-saldo en schuldpositie Beheersen van investeringsprogramma (incl. grondexploitaties) Risico’s afbouwen Ideaalcomplex van investeringen ontwikkelen
3.3.Vermogenspositie Vermogenspositiebeheersen: beheersen: 4
Verwerk verliezen en risico’s Schrik niet direct van dalende reserves of zelfs een negatief vermogen Neem via stappenplan maatregelen om termijn vermogen te versterken ©Deloitte
Nieuwe regels in het Besluit begroting en verantwoording
1. Terminologie 2. Meer informatie en zicht op incidentele baten en lasten
3. Overzicht en inzicht in structurele onttrekkingen en stortingen in reserves 4. Specifieke voorziening voor riolering (sparen voor onderhoud en vervanging) 5. Afzonderlijke post bij materiële vaste activa voor riolering 6. Afzonderlijke posten op de balans in verband met schatkistbankieren 7. Paragraaf en lijst verbonden partijen samenvoegen in nieuwe paragraaf verbonden partijen
©Deloitte
Nieuwe regels in het Besluit begroting en verantwoording Notities Commissie-BBV - Het BBV en arbeidskosten gerelateerde verplichtingen - Erfpacht in het BBV
- Toerekening kosten van bestedingen in de openbare ruimte aan grondexploitaties - Waardering vastgoed - Rente - Kadernota rechtmatigheid
©Deloitte
Balanssturing - EMU-saldo Decentrale overheden referentiewaarde: prognose augustus 2013
Tekort: € 3,1 miljard € 5,6 miljard
Gemeenten referentiewaarde: prognose augustus 2013
€ 2,4 miljard € 3,7 miljard
Gemeente Amersfoort referentiewaarde: 2012:
€ 18.366.000 € 2.800.000
- Schuldpositie Debt ratio Netto schuldquote VNG Uitleenquote Voorraad quote Netto schuld per inwoner VNG Nette schuldquote Deloitte Netto schuld per inwoner Deloitte Schuldcapaciteit Financieringsstructuur
Vraagt om een aanvullende wijze van kaderstellen en sturen: - niet alleen meer op dekking in de begroting, maar ook - sturen op EMU-saldo en ontwikkeling van schulden: Heeft directe impact op investeringsprogramma en grondexploitaties
©Deloitte
Schuldenpositie (berekening VNG). Kritische norm Netto schuld / inkomsten
Amersfoort 2011
Amersfoort 2012
142%
149%
€ 4.529
€ 4.359
Uitleenquote
66%
64%
Voorraadquote
38%
39%
83%
83%
€ 4.543
€ 4.699
-/- € 260
-/- € 95
130%
Netto schuld / inwoner
Debtratio Bruto gevestigde schuld / inwoner Schuldevolutie / inwoner
8
80%
©Deloitte
Schuldenpositie (berekening Deloitte) (doorgeleende bedragen niet meegenomen) Landelijk gemiddelde 2011
Amersfoort 2009
Amersfoort 2010
.
Amersfoort 2011
Amersfoort 2012
Debt Ratio
58%
83%
82%
83%
83% (Netto debt ratio 69%)
Netto schuld/ Exploitatie
44%
79%
77%
84%
95%
37%
38%
42%
45%
-/- € 41
€ 93
€ 108
347
344
Nog niet bekend
€ 2.326
€ 2.419
€ 2.528
Netto schuld/ balanstotaal Schuld-evolutie
Plaats op de ranglijst Netto schuld per inwoner
9
€ 1.424
€ 2.367
©Deloitte
Aanwending externe financiering. (x € 1 mln.) Amersfoort 2009 Langlopende schulden
2010
2011
2012
Ontwikkeling 2009 - 2012
691,9
680,2
627,9
579,9
-/- 112
33,7
12,7
47,2
83,3
+ 49,6
725,6
692,8
675,1
663,3
-/- 62,4
6,2
6,2
6,2
6,2
0
371,2
344,6
310,1
279,6
-/- 91,6
0,9
0,8
3,7
6,2
+ 5,3
217,8
205,8
177,5
168,3
-/- 49,5
0,8
0,6
0,4
0,3
-/- 0,5
Inzet financiering FVA en GREX
596,8
558,1
497,7
460,6
- /- 136,2
Externe financiering ten behoeve van het voorzieningenniveau
128,7
134,8
177,2
202,6
+ 73,9
Materiële vaste activa
293,5
300,1
324,2
343,8
+ 50,3
44%
45%
55%
59%
Werkkapitaal (vlottende passiva -/- vlottende activa) Externe financiering Kapitaalverstrekking deelnemingen Uitgezette leningen Overige uitzettingen > 1 jaar Grondexploitaties Bijdrage aan activa in eigendom derden
Externe financiering in % materiële vaste activa 10
Landelijk gemiddelde 2011 is 25%
©Deloitte
Financiële indicatoren 1. Weerstandsvermogen Weerstandsvermogen 0,7 (streefwaarde 1,0)
Risico’s AO/IC Verzekeren Voorzieningen
Kaderstellende uitspraken: - risicohouding - systeem van risicomanagement - wijze van kwantificeren - risicoprofiel - risico van verbonden partijen
Kaderstellende uitspraken: - minimale en maximale verhouding tussen risico’s en weerstandscapaciteit
Weerstandscapaciteit Reserves Stille reserves Onbenutte belastingcapaciteit
Kaderstellende uitspraken: - Onderdelen van de weerstandscapaciteit
©Deloitte
Financiële indicatoren 2. Reservepositie -
Algemene reserve Bestemmingsreserves
©Deloitte
Financiële indicatoren 3. Verhouding activa en reserves
4. Actuele onderhoudsplannen, omvang groot onderhoud/vervangingen, wijze van dekken in de begroting (gespaard via onderhoudsvoorziening)
©Deloitte
Financiële indicatoren 5. Garant- en borgstellingen (hoogte, verloop, risico’s, achtervang)
Gewaarborgd ultimo 2012: € 683 miljoen (vooral woningbouw en Vathorst)
6. Rentestructuur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Rentelasten leningen Rentebaten uitzettingen Gemiddelde vermogenskostenvoet Rente eigen financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) en waar wordt dat voor gebruikt Rentetoerekening aan grondexploitaties en projecten in aanbouw Rentetoerekening aan producten in de begroting Renteresultaat Rente risiconorm (2013: < € 76 miljoen); komende vijf tot tien jaar ??? Kasgeldlimiet (2013: < € 29 miljoen)
©Deloitte
Financiële indicatoren 7. Lokale heffingen
©Deloitte
Financiële indicatoren 8. Grondexploitaties 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Boekwaarden Nog te investeren (ook %) Nog te realiseren verkopen/opbrengsten (ook %) Verwachte resultaat Verkoopprijs Fasering verkopen Risicoprofiel Scenario’s
9. Begroting - Structureel sluitend - Wijze van ramen (conservatief vs scherp, onvoorzien, nominaal vs inflatie)
- Afwijking tussen (primair) begroot en realisatie (resultaat voor bestemming en resultaat na bestemming) - Ontwikkeling reservepositie (= resultaat voor bestemming) - Flexibiliteit begroting (personeelsquote (incl. inhuur derden), kapitaallastenquote, subsidiequote, overdrachtsuitgavenquote) - Gevoeligheid begroting (algemene uitkering, bijstand, wmo, rente) ©Deloitte
Financiële indicatoren 8. Verbonden partijen 1. Risicoprofiel verbonden partij
(activiteit, omvang, weerstandsvermogen etc.)
2. Verbonden partij ‘In control’
(sturen, beheersen, verantwoorden toezicht houden en vertrouwensrelatie)
3. Beheersing en informatievoorziening binnen de gemeente over verbonden partijen
Voorbeeld van punt 1 en 2:
©Deloitte
Begroting 2013. (x € 1 mln.) (o.b.v. Meerjarenbegroting 2013-2016) Amersfoort 2012
2013
2014
2015
2016
Totale lasten (excl. storting reserves)
397,5
397,5
354,8
357,9
347,5
Resultaat voor bestemming
-/- 7,4
-/- 15,1
-/- 4,3
-/- 1,1
-/- 1,3
-/- 10,3
-/- 15,1
-/- 4,3
-/- 1,1
-/- 1,3
2,9
0
0
0
0
-/- 2%
-/- 4%
-/- 1%
0%
0%
Mutaties in de reserves Resultaat na bestemming Resultaat (voor bestemming) in % van totale lasten
18
©Deloitte
Ontwikkeling reserves. 2012 - 2016 (x € 1,0 mln. o.b.v. Meerjarenbegroting 2013-2016) Amersfoort
2012
2013
2014
2015
2016
Stand 1/1
121,7
114,3
99,2
94,9
93,8
Resultaat voor bestemming
-/- 7,4
-/- 15,1
-/- 4,3
-/- 1,1
-/- 1,3
Stand 31/12
114,3
99,2
94,9
93,8
92,5
19
©Deloitte
Aanvullende (Externe) actuele ontwikkelingen Relevant voor de begroting 1. Wet Markt en Overheid. Voor economische activiteiten dienen de integrale kosten doorberekend te worden aan de afnemers van producten en diensten. 2. Revitalisering generiek toezicht.
20
© 2012 Deloitte The Netherlands
Besluitenlijst
reg.nr: 4781954
Commissie Begroting & Verantwoording Datum vergadering: Tijd: Plaats:
dinsdag 24 september 2013 20:00-21:00 uur Vermeerzaal
Secretariaat
Griffie/Mark Pen (033) 469 4766
[email protected]
Aanwezig: F. Prins (GL, voorzitter), E. Hinloopen (PvdA), B. Houwing (D66), S. Kennedy (CU), R. Offereins (CDA), M. Vogels (VVD), H. van Wegen (BPA) Afgemeld: P. Nederkoorn (D66), Verder aanwezig: R.M.J. van Vugt (accountant Deloitte), H. Buijtelaar (portefeuillehouder Financiën), M. Pen (secretaris) Publiek: 8
1. Opening en mededelingen Er zijn geen mededelingen gedaan. 2. Concept-besluitenlijst 4 juni 2013 De concept-besluitenlijst is ongewijzigd vastgesteld. 3. Gesprek met de accountant Vooruitlopend op de nog te verschijnen begroting 2014-2017, de zomerrapportage 2013 en de geactualiseerde nota reserves en voorzieningen is de accountant gevraagd om een overzicht te geven van financiële trends, regelgeving en indicatoren die voor de beoordeling van de financiële positie van de gemeente Amersfoort van belang zijn. De heer Van Vugt heeft een presentatie gegeven aan de hand van vijf thema's: − financiële strategie − nieuwe regels in het BBV − balanssturing − financiële indicatoren − aanvullende (externe) actuele ontwikkelingen relevant voor de begroting (N.B. bijgevoegd de link naar de powerpointpresentatie. Tevens is een audio-opname via de griffie beschikbaar om de presentatie na te luisteren.) In aansluiting op de presentatie hebben commissieleden verduidelijkende vragen gesteld aan de accountant. 4. Rondvraag en sluiting Er is geen gebruik gemaakt van de rondvraag.
1
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Samenvatting
Reg.nr. 4488782 Vragen raadsleden aan het college 24 september 2013 Ambtelijk contact Richard-Pronk Presidium (033 469 4379) Niet van toepassing Gelegenheid voor raadsleden om mondeling vragen te stellen aan het college.
Uitgangspunten De mogelijkheid is bedoeld voor raadsleden (en derhalve niet voor insprekers). De mogelijkheid is bedoeld voor korte vragen (en derhalve niet voor discussie, peiling van meningen of interpellatie, waarvoor immers andere mogelijkheden en spelregels bestaan). Doel activiteit Reden van aanbieding Van de raadsleden wordt gevraagd Vervolgtraject Opmerkingen presidium
Soort verslag Bijbehorende documenten
Soort activiteit Raad stelt vragen aan college Informatie ----Afhankelijk van het antwoord Spelregels Onderwerpen vragen worden uiterlijk maandag, voorafgaand aan de dinsdag van Het Besluit, voor 16.00 uur aangemeld bij de griffie. De griffie mailt de aanmeldingen maandagmiddag door aan het college en maakt deze bekend op de website. De voorzitter bepaalt de orde van de vergadering en kan vragen doorverwijzen naar een volgende of andere mogelijkheid.
--Onderwerpen aangemelde vragen (worden maandagmiddag 23 september op de website geplaatst)
#4488782 v1 - Agendapunt Dr 24-9-2013 Vragen raadsleden aan het college
x BIS
Raadsstukken
Fractie
De Ronde 24 september 2013, Vragen raadsleden aan het college Vermeerzaal (1.03), 21:00 uur Aangemelde onderwerpen: Nr. Raadslid 1. Van Koningsveld (CDA)
Portefeuillehouder Van Eijk
Onderwerp vraag Verlichting panden
2.
Van Koningsveld (CDA)
Van Eijk
Toekomstvisie Amfors
3.
Land (GroenLinks)
Van Muilekom
‘Verplicht afnemen' van parkeerplekken door huurders van de Alliantie
Bijlage - *Overzicht onderwerpen van vragen raadsleden aan het college - De . . .
De Ronde en Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 24 september 2013 20:30
Nieuwe Erven: Symbolische modeshow Informatie
Bijlage - *Overzicht onderwerpen van vragen raadsleden aan het college - De . . .
Nieuwe Erven: Symbolische modeshow Informatie Agenda - Het Plein - Nieuwe Erven - Symbolische modeshow (pdf) Tekst Presentatie Nieuwe Erven - Het Plein 24 september 2013 (pdf)
Het Plein datum
24 -9- 2013
van
20.30uur
tot
21.30uur
Reg.nr
4402366
Indiener voorstel
Nieuwe Erven
Titel
Symbolische modeshow
Aanleiding
Nieuwe Erven staat nu daadwerkelijk in de steigers. En over een aantal maanden is het gebouw klaar voor gebruik
Van gedurfd theater, stoere muziek tot pakkende films, van moestuin tot creatieve werkplaats. Voor iedereen met een idee die ruimte zoekt om te dromen, spelen en te creëren. Is er Nieuw Erven.
Doel
Nieuwe Erven = • Unieke locatie in oude stadskwekerij • Centraal gevestigd in de gemêleerde wijk Randebroek • Fungeert als laagdrempelige natuur- en cultuurwerkplaats in de breedste zin voor jong en oud uit heel Amersfoort • Organiseert en faciliteert een breed scala aan kleine en grote activiteiten zoals winter-en zomertheater, kinderactiviteiten, muziek in film, ruil-en huiI-beurs, moestuinproject, thema-avonden, buurtmarkt, deelname aan Dag van de dialoog, Themafeesten, Kampvuursessies met aanstormend muziektalent • Werkt samen met initiatieven van derden zoals ‘De Jonge onderzoekers’ en ‘Bitlair’ • Biedt meerdere ruimtes en mogelijkheden voor verhuur, zowel binnen als buiten • Is leer-en stageplek op het gebied van Natuur en horeca voor meerdere scholen in de regio • Kent een groeiend aantal deelnemers en bezoekers • Wordt gerund door een grote groep enthousiaste vrijwilligers • Is niet afhankelijk van structurele subsidies. De doorstart en vernieuwing van Nieuwe Erven en activiteiten presenteren en contacten met de Raad hernieuwen.
Reg.nr. 1851305 Format agedering plein
Geachte Raad, Wat u voor u ziet zijn de verbouwers van de Nieuwe Erven, een cultuur en natuur werkplaats aan de Heiligenbergerweg, voor zover iemand de locatie niet kent. Wat nu volgt is een kleine mode show waar de activiteiten van de Nieuwe Erven worden uitgebeeld Zoals u ziet heeft de verbouwing heel wat voeten in aarde gehad en heel wat handen aan het werk gehouden de eens zo witte pakken zijn voorzien van het residu van noeste arbeid die werd gecoördineerd door onze verbouwer, het bedrijf Plegt - Vos. Onze vrijwilligers zijn ingezet om de boerderij betaalbaar te houden. Het eerste model wat u ziet verschijnen onder de verbouwings dracht is die van de Tuin, Een moestuin en bloemen tuin die sinds jaar en dag door kinderen en begeleiding wordt bijgehouden. De prachtige bloemen corsages, en het nuttige etenswaar welke de kinderen ontdekken en met vrijwilligers zelf zaaien vertroetelen en oogsten. Een belangrijke pijler van duurzaamheid en werken met de elementen. Een activiteit die na de verbouwing niet zal verdwijnen. Het tweede model is die van de klusser. Creativiteit staat voorop. Met hamer en zaag gaat deze vrijwilliger alles te lijf wat rond de boerderij uit elkaar dreigt te vallen, let op de spierkracht van dit model wat zo goed ondersteund word door de snit van zijn spijkerjas. En ook hier geld weer, veel handen maken licht werk, de klusser werkt soms samen met mensen aan het begin van een arbeid re-integratie traject. Mensen een plek bieden technisch bezig te zijn en met de handen te werken, en misschien soms wat minder met het hoofd. Het derde model is gebaseerd op de vele malen dat de Nieuwe Erven aan theater doet. Met eenvoudige middelen bouwen aan een voorstelling die je aan het denken zet. Alle handen en creativiteit samen ballen in samen zingen, decors bouwen, muziek maken, kostuums maken, en een daverende uitvoering, zoals het half jaarlijks kindertheater en de aangeklede thema feesten die maatschappelijke symboliek en visie hebben. Het vierde model staat voor mensen die op de Nieuwe Erven koken voor ondersteuning van vrijwilligers activiteiten, evenementen, of bv. kinderfeestjes. Zoals u ziet is deze kok van alle markten thuis, met al zijn verschillende attributen. Op de nieuwe Erven is er bijvoorbeeld een van rivierklei gemaakte broodoven, en een houtgestookte pizza oven, en een kleine professionele binnen keuken. Met je handen werken, met biologische ingrediënten, en dan ook nog direct kunnen genieten van je creatie. Bij al deze activiteiten is tegenwoordig het vijfde model niet meer weg te denken. U kan het zien aan alle kabels om zijn nek, een prachtige postmodern model waarbij ik u verzeker dat het model in kwestie alle draden uit elkaar weet te houden. Elektronische techniek als middel om de maatschappij duurzamer te maken. Op het terrein van de boerderij experimenteert de jeugd en profiteert de Nieuwe Erven mee. Er klinkt ook veel muziek op de Nieuwe Erven zoals je aan het zesde model kan zien. Muziek als middel om mensen bij elkaar te brengen, en ter leringe ende vermaack van kinderen. Ontdek je talent. Van de eerste kennismaking met een instrument, tot het eerste optreden van de band, tot de optredens tijden evenementen en de maandelijkse muziek avond. Muziek om mensen te verbinden en weer een gemeenschappelijk gevoel te geven in onze individuele maatschappij.
Ten laatste en op de eerste plaats staat ons zevende model, die van de sociaal makelaar in zijn op maat gemaakt pak,goed van snit. Het pand gaat worden verhuurd aan allerlei mensen die een activiteit ontplooien op het gebied van natuur, duurzaamheid, educatie en cultuur. Mensen en kinderen uit de wijk, uit Amersfoort, onderdak bieden en die activiteiten coördineren tot een constructief en creatief samenzijn, met een uitstraling die verder gaat dan de stads grenzen, daar gaat De Nieuwe Erven voor.