OVERZICHT De Raad Aanvang: Tijd
16-06-2015 19:00
Collegekamer 1.25
18:10 Fractievoorzittersoverleg
vrz: Huijdts secr: Pen
19:00 Tijd
Raadzaal 1.02
Molendijkzaal 0.01
Vermeerzaal 1.03
19:00 Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof vrz: Van Hamersveld pfh: Buijtelaar secr: Pen
SP en CDA: Zorgvuldige toekenning Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten vrz: Huijdts pfh: Imming secr: Bongers
GroenLinks: Raadsinformatiebrief 2015-047: Bestuurlijke ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang vrz: Hunink pfh: Houwing secr: Van Kan
20:00 SP: Nimmerdor
Uitvoeringsprogramma jeugd 2016-2019
Ontwerpbegroting GGD regio Utrecht 2016 vrz: De la Combé pfh: Imming secr: Van Kan
vrz: Paffen- Zeenni pfh: Tigelaar secr: Pen
vrz: Land pfh: Houwing secr: Bongers
21:00
VERVALLEN: Vragen raadsleden aan college vrz: De la Combé
21:15
1
Tijd
Raadzaal 1.02 HB
21:30 01. Vaststelling agenda Besluiten zonder debat, met moties en amendementen 02. Huisvestingsverordening 2015 03. Verordeningen Participatiewet (re-integratie, individuele studietoeslag) 04. Jaarrekening 2014 en Ontwerpbegroting 2016 Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort e.o. Besluiten zonder debat 05. Experimenteren met nieuwe werk- en vergadervormen 06. Jaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016 Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied 07. Vaststellen besluitenlijsten en verslagen april en mei 2015 Benoemingen 08. Benoeming buitengewone fractieleden (stembriefje) Motie 09. Motie OPA: Re-integratie is een kwestie van vertrouwen Concept besluitenlijst en (video)verslag Het Besluit 16 juni 2015
2
Het Besluit Voorzitter: L. Bolsius Plv. griffier: M. Bongers Datum: Aanvang:
dinsdag 16 juni 2015 21:30
01. Vaststelling agenda
Besluiten zonder debat, met moties en amendementen 02. Huisvestingsverordening 2015 03. Verordeningen Participatiewet (re-integratie, individuele studietoeslag) 04. Jaarrekening 2014 en Ontwerpbegroting 2016 Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort e.o.
Besluiten zonder debat 05. Experimenteren met nieuwe werk- en vergadervormen 06. Jaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016 Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied 07. Vaststellen besluitenlijsten en verslagen april en mei 2015
Benoemingen 08. Benoeming buitengewone fractieleden (stembriefje)
Motie 09. Motie OPA: Re-integratie is een kwestie van vertrouwen Concept besluitenlijst en (video)verslag Het Besluit 16 juni 2015
01. Vaststelling agenda
02. Huisvestingsverordening 2015 De raad wordt gevraagd de Huisvestingsverordening Amersfoort 2015 vast te stellen. Hierin zijn o.a. regels opgenomen over de verdeling van goedkope huurwoningen en voor urgentie. De onderdelen ‘wijzigingen van de woningvoorraad’ en de omzettings- en splitsings-vergunning zijn vervallen. Besproken in De Ronde van 19 mei 2015 Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Nieuwe huisvestingsverordening (pdf) *Collegebericht 2015-074 Technische wijzigingen Huisvestingsverordening Amersfoort 2015 Huisvestingsverordening Amersfoort 2015 (pdf) Bijlage - Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort (pdf) Agendapunt + bijlagen De Ronde 19 mei 2015 Motie - 2015-140M PvdA Goed en betaalbaar wonen (pdf) Motie - 2015-142M D66 Meer sociale huurwoningen voor jongeren (pdf) Motie - 2015-143M ChristenUnie, VVD Leefbaarheid bij splitsing en omzetting (pdf) Motie - 2015-145M SP Haal energie uit woonlasten (pdf) Motie - 2015-147M PvdA Niet langer wachten met het evalueren van de regionale woonruimteverdeling (pdf)
03. Verordeningen Participatiewet (re-integratie, individuele studietoeslag) In het kader van de Participatiewet wordt de raad gevraagd de verordeningen Re-integratie Participatiewet en Individuele Studietoeslag vast te stellen. Besproken in De Ronde van 19 mei 2015 Motie 2015-146M is niet tijdig aangeleverd; het presidium adviseert over behandeling door de raad Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Vaststellen van twee verordeningen op grond van de Participatiewet (pdf) Verordening re-integratie Participatiewet Amersfoort (pdf) Verordening individuele studietoeslag Participatiewet (pdf) Bijlage - Advies CRSZ op advies verordeningen Participatiewet (pdf) Agendapunt + bijlagen De Ronde 19 mei 2015 Motie - 2015-075M SP Altijd indiceren voor beschut werk (pdf) Amendement - 2015-076A SP Niet bezuinigen op mensen met een beperking (pdf) Motie - 2015-141M SP Gemeentelijke no-risk polis voor beschut werk (pdf) Motie - 2015-146M D66 Amersfoort2014 GroenLinks Studietoeslag (pdf)
04. Jaarrekening 2014 en Ontwerpbegroting 2016 Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort e.o. Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Jaarrekening Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving (RWA) 2014 (pdf) Bijlage - Jaarrekening 2014 met accountantsverklaring + aanbiedingsbrief (pdf) Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Ontwerp-begroting RWA 2016-2020 (pdf) Bijlage - Begroting 2016-2020 + aanbiedingsbrief (pdf) Bijlage - Agenda De Ronde 9 juni 2015 Amendement - 2015-144A SP, GroenLinks Zienswijze ontwerp-begroting RWA 2016-2020 (pdf)
05. Experimenteren met nieuwe werk- en vergadervormen In het afgelopen jaar is in de raad een aantal keren aandacht besteed aan de relatie tussen raad en stad. In juli zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in de werkwijze van de raad waardoor er makkelijker rondetafelgesprekken kunnen worden georganiseerd waarin ook aan inwoners meer ruimte wordt gegeven om in gesprek te zijn met raadsleden. De door een meerderheid gedragen opmerkingen uit De Ronde van 14 april en de kaders die vanuit de fracties zijn meegegeven zijn in dit aangepaste raadsvoorstel verwerkt en in de ’klankbordgroep’ besproken. De wijzigingen betreffen het toevoegen van beslispunt 3 en het aanscherpen van doel en effect van de pilots. Besproken in De Ronde van 14 april 2015 Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Pilots in werk- en vergadervormen van de raad (pdf)
06. Jaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016 Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied Van de raad wordt gevraagd om zowel bij de ontwerpjaarrekening 2014 al bij de ontwerpbegroting 2016 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied geen zienswijze in te dienen. Er is geen aanleiding voor een zienswijze omdat de inzet van het recreatieschap volop is gericht op het zorgvuldig kunnen overdragen van het beheer en de exploitatie van de grote recreatievoorzieningen aan rechtsopvolgers. Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied, jaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016 (pdf) Ingekomen brief - Brief Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied met ontwerpbegroting 2016 (pdf)
07. Vaststellen besluitenlijsten en verslagen april en mei 2015 Raadsbesluit - Raadsvoorstel en -besluit Vaststellen besluitenlijsten en verslagen april en mei 2015 (pdf)
08. Benoeming buitengewone fractieleden (stembriefje) Fracties kunnen op grond van artikel 15 Reglement van Orde maximaal twee personen die verkiesbaar zijn geweest bij de meest recente gemeenteraadsverkiezingen voor benoeming als buitengewoon fractielid voordragen. In De Ronde wordt een buitengewoon fractielid als raadslid beschouwd. Door de SP wordt Marc Smits voor benoeming voorgedragen en voor het CDA wordt Arie den Ouden voor benoeming voorgedragen. Bijlage - Uitslag schriftelijke stemming benoeming buitengewoon fractieleden 16-06-2015 (pdf)
09. Motie OPA: Re-integratie is een kwestie van vertrouwen Motie - 2015-050M OPA Re-integratie is een kwestie van vertrouwen (pdf)
Concept besluitenlijst en (video)verslag Het Besluit 16 juni 2015 Videoverslag Het Besluit 16 juni 2015 Besluitenlijst Het Besluit 16 juni 2015 (pdf) Besluitenlijst Het Besluit 16 juni 2015 (pdf)
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder F. Imming
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4942397 : 23 maart 2015 :
14-04-2015 19-05-2015 16-06-2015 16-06-2015
TITEL Nieuwe huisvestingsverordening
BESLISPUNTEN De raad besluit: 1. De Huisvestingsverordening 2015 vast te stellen 2. De onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort vast te stellen 3. Het onderdeel ‘wijzigingen van de woningvoorraad’ uit de verordening te laten vervallen 4. De omzettingsvergunning en splitsingsvergunning te laten vervallen
AANLEIDING Op 1 januari 2015 is de Huisvestingswet 2014 in werking getreden. Onderdeel daarvan is dat bestaande huisvestingsverordeningen van rechtswege vervallen op 1 juli 2015. Conform ons voornemen uit raadsinformatiebrief 4905930 (‘Opstellen van een nieuwe huisvestingsverordening’) hebben wij een nieuwe huisvestingsverordening opgesteld.
BEOOGD EFFECT In de nieuwe Huisvestingswet is het reguleren van de woonruimteverdeling door gemeenten niet meer vanzelfsprekend. Vanwege veranderingen op de sociale woningmarkt (recentelijke inwerkintreding van de regionale woonruimteverdeling en veranderende bindingseisen onder de nieuwe Huisvestingswet) willen wij vooralsnog met een huisvestingsverordening borgen dat Amersfoortse woningzoekenden een kans blijven maken op een sociale huurwoning in Amersfoort. De komende jaren houden wij hierbij vinger aan de pols. Als uit monitoring blijkt dat de borg van de huisvestingsverordening niet nodig is, kan er op dat moment voor worden gekozen om de huisvestingsverordening te laten vervallen en zo op dit punt te dereguleren. Een huisvestingsverordening kan bestaan uit drie onderdelen: woonruimteverdeelregels, urgentieregels en regels voor wijzigingen in samenstelling van de voorraad. Het is ook mogelijk om één of enkele van deze onderdelen op te nemen in de verordening. De nieuwe huisvestingsverordening voor Amersfoort bestaat uit twee hoofdonderdelen: woonruimteverdeelregels en urgentieregels. Vanwege aanscherpingen in de nieuwe Huisvestingwet hebben wij in de nieuwe huisvestingsverordening het onderdeel ‘wijzigingen in samenstelling van de voorraad’ laten vervallen. Hiermee komen ook de splitsingsvergunning en de omzettingsvergunning te vervallen.
ARGUMENTEN 1. Er is in Amersfoort schaarste aan goedkope huurwoningen Het uitgangspunt van de nieuwe wet is vrijheid van vestiging. Bemoeienis van de overheid bij de woonruimteverdeling is onder de nieuwe wet dus niet meer vanzelfsprekend. Volgens de Huisvestingswet mogen gemeenten alleen nog woonruimteverdeelregels hanteren als er sprake is van schaarste en de wet vraagt daarbij om een onderbouwing van die schaarste. Vervolgens moet worden onderbouwd dat het inzetten van regelgeving geschikt en proportioneel is om de gevolgen van de schaarste te bestrijden, want Inlichtingen bij :
W.M. Koster, DIR/WW, (033) 469 45 27
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4942397 pagina 2
woonruimteverdeelregels lossen de schaarste niet op. Woonruimteverdeelregels mogen daarom alleen ingezet worden als in de schaarse markt bepaalde woningzoekenden extra in de verdrukking komen en de regels dat probleem (deels) verhelpen. De gemeenteraad moet deze onderbouwing goedkeuren. Er is geen maat opgenomen in de wet voor de definitie van schaarste. Bij de onderbouwing van schaarste in Amersfoort (zie bijlage 2) hebben wij hierom aansluiting gezocht bij het advies dat adviesbureau Rigo (onder meer betrokken bij opstellen van de modelverordening van de VNG) aan twee grotere woningmarktregio’s heeft gegeven: Er is geen sprake van schaarste als 25% van de nieuwe huurders een wachttijd had van 2 jaar of korter. Op basis van deze maat voor schaarste zijn de verhuurgegevens in de gemeente Amersfoort uit de periode 2011-2013 geanalyseerd. Ons inziens blijkt daaruit dat er sprake is een schaarse markt voor goedkope huurwoningen en is het daarom mogelijk om, indien gewenst, woonruimteverdeelregels te hanteren. 2. Woonruimteverdeelregels over lokaal maatwerk borgt vooralsnog een (beperkt) percentage aanbiedingen aan regionale en Amersfoortse woningzoekenden Uit de analyse van de verhuurcijfers blijkt dat nagenoeg alle woningzoekenden hinder hebben van de schaarste. Het toespitsen of juist uitzonderen van de woonruimteverdeelregels op één of enkele specifieke groepen woningzoekenden, woningtypen of wijken ligt dus niet voor de hand en het opstellen van woonruimteverdeelregels hiervoor heeft geen duidelijk nut. Woonruimteverdeelregels over lokaal maatwerk kunnen voor Amersfoort wel nut hebben. Hiermee kan maximaal 50% van de goedkope huurwoningen met voorrang worden aangeboden aan huishoudens met binding aan de regio en maximaal de helft daarvan met voorrang aan huishoudens met binding aan de gemeente. Deze percentages gelden voor de woningen die aan ‘reguliere’ woningzoekenden worden aangeboden, dus niet voor woningen die bijvoorbeeld op basis urgentie zijn toegewezen. Een groot percentage urgenten zorgt er dus voor dat het aantal woningen dat met voorrang aan huishoudens met binding aan de regio of gemeente kan worden aangeboden kleiner wordt. Het is voor corporaties niet toegestaan lokale binding toe te passen, dit kan alleen door dit in een verordening te regelen. Omdat de bindingseisen onder de nieuwe wet komen te vervallen, kan met de regel over lokaal maatwerk in de verordening worden geborgd dat reguliere regionale en Amersfoortse woningzoekenden in eigen regio en gemeente kans kunnen blijven maken op een goedkope koopwoning. We verwachten niet dat met het vervallen van de bindingseisen er een zodanige toestroom naar Amersfoort op gang zal komen dat minder dan 25% van de goedkope huurwoningen (grofweg het maximale percentage toewijzingen dat met lokaal maatwerk kan worden geborgd) in Amersfoort zal worden aangeboden aan Amersfoorters. Momenteel wordt circa 80% van de vrijkomende woningen wordt toegewezen aan Amersfoorters. De verwachting is echter gebaseerd op de cijfers uit het voormalige (lokale) woonruimteverdeelsysteem en kan daarom niet direct worden gebruikt voor de nieuwe situatie met een regionaal woonruimteverdeelsysteem. De cijfers uit het regionale verdeelsysteem moeten daarom de komende jaren uitwijzen of ook zonder de borg van het lokaal maatwerk een voldoende groot percentage goedkope huurwoningen aan regionale en Amersfoortse woningzoekenden wordt aangeboden. Tot die tijd hanteren willen wij daarom een huisvestingsverordening blijven hanteren met daarin een regel over lokaal maatwerk. 3. Het beleidsonderwerp ‘wonen’ is sterk in verandering Met de nieuwe Huisvestingswet en de onlangs aangenomen herziene Woningwet is landelijk een aantal belangrijke veranderingen in gang gezet in het woonbeleid. Ook op regionaal niveau spelen er veranderingen: recentelijk (november 2014) is de regionale woonruimteverdeling van start gegaan, wat effecten op verhuisstromen kan hebben, ook al is het niet de verwachting dat die effecten groot zullen zijn. Gezien de veranderingen willen wij vinger aan de pols houden bij de woonruimteverdeling door middel van een huisvestingsverordening en daarin door middel van de regel over lokaal maatwerk de kans voor woningzoekenden op een goedkope huurwoning in Amersfoort borgen. Als vervolgens uit de verhuurgegevens de komende jaren blijkt dat een voldoende groot percentage woningen aan Amersfoortse woningzoekenden wordt aangeboden, kan op dat moment worden overwogen om de woonruimteverdeling over te laten aan de corporaties. 4. De verordening is ingebed in breder kader van afspraken De Huisvestingswet bepaalt dat woonruimteverdeelregels ingebed moeten zijn in een breder beleidsproces dat er onder andere op is gericht een einde te maken aan schaarste. De gemeente moet zich dus inspannen om schaarste terug te dringen, bijvoorbeeld door hierover afspraken met corporaties te maken in de prestatieafspraken. In Amersfoort is dit het geval, in de Woonvisie Amersfoort 2011-2017 is een
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4942397 pagina 3
woningbouwprogramma opgenomen. Daarnaast maakt de gemeente prestatieafspraken met de corporaties. Hierin zijn afspraken gemaakt over onder meer de beschikbaarheid van de goedkope huurwoningen. Hierbij gaat het om voorraadvergroting middels nieuwbouw en transformatie en om het beter benutten van de bestaande voorraad door doorstroombevordering. 5. Met de nieuwe Huisvestingswet zijn regels over wijzigen van de woningvoorraad niet meer mogelijk in woningmarktsegmenten waar geen schaarste is. In de bestaande huisvestingsverordening is het onderdeel ‘wijzigingen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad’(hoofdstuk 3) van toepassing op bijna alle woonruimte. Op basis van dit onderdeel in de verordening wordt er gewerkt met omzettingsvergunningen en splitsingsvergunningen. Met de nieuwe Huisvestingswet kunnen gemeenten in hun verordening nog steeds regels blijven opnemen over wijzigingen in de woonruimtevoorraad, maar de nieuwe Huisvestingswet bepaalt dat de vergunningplicht hiervoor moet zijn gericht op het voorkomen van schaarste in het goedkope deel van de woningmarkt. Omdat er in Amersfoort geen sprake van schaarste is in alle segmenten van de Amersfoortse woningmarkt (alle huur- en koopwoningen), kan de vergunningsplicht voor omzetting en splitsen niet meer gelden voor de hele woningvoorraad. Omdat de vergunningsplicht daarmee zou gelden voor slechts een beperkt deel van de woningen in Amersfoort, verliezen deze vergunningen voor een groot gedeelte hun toegevoegde waarde. Wij hebben er daarom voor gekozen om het onderdeel ‘wijzigingen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad’ te laten vervallen uit de huisvestingsverordening en daarmee komen ook de omzettingsvergunning en de splitsingsvergunning te vervallen. Met het vervallen van deze twee vergunningen komen de relevante toetsen die bij vergunningaanvragen worden gedaan niet te vervallen. Wat betreft de splitsingsvergunning is splitsing van woningen vrijwel altijd in strijd met het bestemmingsplan. Hier geldt daarom dat een goede belangenafweging voldoende gewaarborgd wordt via een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Bij het omzetten van een zelfstandige woning naar meerdere onzelfstandige woonruimten (kamerverhuur) is in de praktijk alleen de parkeernorm een toetsingsgrond voor de wenselijkheid van zo’n ontwikkeling. In de huisvestingsverordening is hierbij nu nog een criterium opgenomen die de mogelijkheid geeft sociale huurwoningen te behouden voor de sociale woningvoorraad. In de praktijk worden vergunningaanvragen niet op basis daarvan geweigerd, omdat het effect van de omzetting op de woonruimtevoorraad niet zo groot is dat de vergunningen niet gehonoreerd zouden kunnen worden. Naast de omzettingsvergunning is in de meeste gevallen ook een omgevingsvergunning nodig voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het laten vervallen van de omzettingsvergunning uit de huisvestingsverordening heeft dus geen gevolgen voor de huidige manier van werken, omdat de enige toetsingsgrond van deze vergunning, namelijk de parkeernorm, ook via een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan worden gewaarborgd. Ook na het vervallen blijven de uitgangspunten vanuit het woonbeleid voor kamerverhuur ongewijzigd, namelijk het toestaan van kamerverhuur in de hele stad. 6. Ook op een aantal andere punten is de verordening aangepast Op een aantal punten is de verordening aangepast aan veranderde regels uit de nieuwe Huisvestingswet. De belangrijkste wijzigen zijn: - Mantelzorgerverleners- en ontvangers zijn een urgentiedoelgroep: De wet bepaalt dat áls een urgentieregeling onderdeel uitmaakt van de huisvestingsverordening, dan dat ook mantelzorgerverleners- en ontvangers een urgentiedoelgroep moeten zijn. - Binding aan gemeente bij urgenties: Het is in de nieuwe Huisvestingwet toegestaan om bij de urgentiecategorieën die niet wettelijk verplicht zijn als voorwaarde op te nemen dat het huishouden binding heeft met de gemeente. - Alleen nog toewijzen met voorrang: De Wet spreekt alleen nog van voorrang op woningen, niet van exclusief toewijzen van bepaalde woningen aan bepaalde doelgroepen. Daar waar in de beleidsregels was opgenomen dat (ook) toewijzing op basis van exclusiviteit mogelijk was (seniorenserviceflats, seniorenwoningen, zorgwoningen, woongroepen, atelierwoningen) is dit aangepast naar voorrang. Naast de wijzigingen op basis van de gewijzigde wet is er ook een beperkt aantal andere wijzigingen gedaan. De belangrijkste wijziging zijn: - Er is een experimentenartikel is opgenomen, waarmee het voor de gemeenteraad mogelijk wordt om voor een bepaalde tijd af te wijken van de verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4942397 pagina 4
-
Corporaties dragen zelf verantwoordelijkheid voor het centraal regionaal register van woningzoekenden en de in- en uitschrijvingen van woningzoekenden daarin.
KANTTEKENINGEN 1. De verordening is geldig voor maximaal vier jaar De nieuwe wet bepaalt dat de nieuwe huisvestingsverordening maximaal vier jaar geldig is. Als uw raad gemeente Amersfoort op dat moment de woonruimteverdeelregels wil behouden, moet daarvoor op dat moment opnieuw worden aangetoond dat er schaarste is en dat het ingrijpen in de woonruimteverdeling door de gemeente door het stellen van regels van belang is. 2. Beleidsregels komen te vervallen, convenanten worden aangepast De Huisvestingswet bepaalt dat dit een uitputtende regeling is: gemeenten mogen niet meer door middel van bijvoorbeeld beleidsregels of convenanten regels over woonruimteverdeling stellen. Dus waar tot nog toe in beleidsregels en (in beperkte mate) in convenanten uitwerking van woonruimteverdeelregels werd geregeld, kan dat in het vervolg alleen nog in de huisvestingsverordening. De beleidsregels zijn daarom geïntegreerd in de huisvestingsverordening en het regionale en lokale convenant woonruimteverdeling worden hierop aangepast.
DUURZAAMHEID Door een huisvestingsverordening met een regel voor lokaal maatwerk te hanteren, willen we borgen dat Amersfoortse woningzoekenden ook na 1 juli 2015 een kans blijven maken op een goedkope huurwoning in Amersfoort.
FINANCIËN Er worden kosten gemaakt voor aanpassen van het woonruimteverdeelsysteem aan de nieuwe verordening. Deze kosten (maximaal €10.000,-) worden betaald uit de begrotingspost woonruimteverdeling.
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE Het bedrag voor aanpassing van het woonruimteverdeelsysteem valt onder de 6/12e regeling van de provincie, waardoor er geen goedkeuring voor deze uitgave nodig is in verband met het provinciaal toezicht.
RISICOPARAGRAAF Geen risico’s. Door ook na 1 juli 2015 te werken met een huisvestingsverordening wordt onder de nieuwe Huisvestingswet het bestaande woonruimteverdeelbeleid zoveel mogelijk voorgezet.
COMMUNICATIEBOODSCHAP EN BETROKKEN PARTIJEN De nieuwe huisvestingsverordening is opgesteld in afstemming met de corporaties, huurdersorganisaties, regiogemeenten en de Provincie Utrecht.
VERVOLGSTAPPEN Na vaststelling van de verordening volgt publicatie en inwerkingtreding. De verordening geldt voor maximaal vier jaar. De komende jaren blijven we de woonruimteverdeling monitoren. Als uit de monitoring blijkt dat de borg van de huisvestingsverordening niet nodig is, kan er op een later moment voor worden gekozen om de huisvestingsverordening te laten vervallen en zo op dit punt te dereguleren. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Bijlagen
- Raadsbesluit - Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .
4942397
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 maart 2015, sector DIR/WW (nr. 4942397); b e s l u i t: 1. 2. 3. 4.
de Huisvestingsverordening 2015 vast te stellen; de onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort vast te stellen; het onderdeel ‘wijzigingen van de woningvoorraad’ uit de verordening te laten vervallen; de omzettingsvergunning en splitsingsvergunning te laten vervallen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015 de griffier
de voorzitter
Verordening De raad van de gemeente Amersfoort; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 april 2015 sector SOB/EW nr.4942397; vindt het nodig dat er regels worden gesteld om te komen tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare goedkope woonruimte in de gemeente Amersfoort gelet op de artikelen 4, eerste lid, aanhef en onder a, 5, 7, 9 tot en met 14, 17, 20 en 35 van de Huisvestingswet 2014; besluit vast te stellen de
Huisvestingsverordening Amersfoort 2015 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsbepaling In deze verordening wordt verstaan onder: a.
b. c.
d. e. f. g. h. i. j. k. l.
aanbodmodel: verdelingsmodel waarbij beschikbare woonruimte met de daarbij geldende voorwaarden wordt aangeboden en waarbij de volgordebepaling van woningzoekenden plaats vindt aan de hand van inschrijfduur; corporaties; de toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet die verenigd zijn in het Samenwerkingsverband Wonen Eemvallei; economische binding: binding van een persoon aan de woningmarktregio of de gemeente Amersfoort, daarin gelegen dat die persoon met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen. Onder een economische binding wordt verstaan: 1. Iemand heeft een contract van minimaal een halve werkweek (18 uur) met een duur van minstens een jaar bij een bedrijf in het gebied of vanuit een bedrijf tewerkgesteld in het gebied of 2. Iemand volgt een dagopleiding van minimaal 19 uur per week aan een in het gebied gevestigde instelling van onderwijs of 3. Een zelfstandig ondernemer die in het bestaan voorziet en kan aantonen dat het bedrijf in het gebied is gevestigd; eigenaar: het daaromtrent bepaalde in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek; etagewoning: portiekflat, galerijflat, maisonnettes, bovenwoningen, benedenwoningen, seniorenflat en één-kamerwoningen; inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen; huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren; huishoudinkomen: het daaromtrent bepaalde in artikel 1 onder a van de wet; huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 8, eerste lid van de wet; huurprijs: het daaromtrent bepaalde in artikel 1, onder 2, onder a van de wet; huurtoeslaggrens: de rekenhuur zoals bedoeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag bepaalde, dan wel de daarvoor in de plaats tredende overheidsregeling; ingezetene: degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Amersfoort of één der andere gemeenten in de woningmarktregio is opgenomen en feitelijk hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;
m. n.
o. p.
q. r. s. t.
u. v. w. x.
y. z. aa. bb. cc. dd. ee.
inschrijfduur: de periode dat een woningzoekende aaneensluitend is ingeschreven in het register van woningzoekenden; lotingsmodel: verdelingsmodel waarbij beschikbare woonruimte met de daarbij geldende voorwaarden wordt aangeboden en waarbij de volgordebepaling van woningzoekenden plaats vindt aan de hand van loting; nieuwbouwhuurwoning: een woning die nieuw is gebouwd en die door de woningzoekende als eerste gehuurd wordt; maatschappelijke binding: binding van een persoon aan het gebied en is daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in het gebied te vestigen. Een maatschappelijke wordt in ieder geval aangenomen ten aanzien van: 1. een persoon die ten minste 1 jaar onafgebroken ingezetene is in het gebied of: 2. een persoon die gedurende de voorafgaande twintig jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van het gebied; mantelzorg: het bepaalde in artikel 1.1.1 onder 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning; mantelzorgontvangers: degene die mantelzorg ontvangt; mantelzorgverleners: degene die mantelzorg verleent; onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte; regionale binding: economische of maatschappelijke binding aan de woningmarktregio; register van woningzoekenden: het inschrijfsysteem voor woningzoekenden van de corporaties; splitsingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet; standplaats: kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten; urgentiecommissie: de commissie die aan burgemeester en wethouders adviseert over urgentieverzoeken van woningzoekenden; urgentieverklaring: een door burgemeester en wethouders afgegeven verklaring inhoudende een toekenning in de urgentiecategorie 1, 2 of 3; verhuurder: corporaties en particuliere verhuurders die professioneel woonruimte verhuren; woningzoekende: een huishouden dat zich wil vestigen in de woningmarktregio; woningmarktregio: het grondgebied van de van de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg; woonruimte: woonruimte met een eigen toegang die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woning; wet: de Huisvestingswet.
Artikel 2 Beslistermijn 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 8 binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. 3. Indien burgemeester en wethouders niet binnen de genoemde termijnen in het eerste of twee lid beslissen, wordt de vergunning geacht te zijn verleend. HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE PARAGRAAF 1 WERKINGSGEBIED Artikel 3 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte 1. Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders woonruimte in eigendom van corporaties of van eigenaren die meer dan één woonruimte verhuren, met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens, voor bewoning in gebruik te nemen of te geven. 2. Het is verboden zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders een standplaats in gebruik te nemen of te geven. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. b. c. d.
woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a tot en met c, van de Leegstandwet; onzelfstandige woonruimten; bedrijfswoningen; woonwagens.
Artikel 4 Toelatingscriteria Om toegelaten te worden tot de in artikel 3 genoemde woonruimten gelden de volgende voorwaarden: a. tenminste één van de leden van het huishouden is achttien jaar of ouder; b. de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of worden op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander behandeld of c. zijn vreemdeling en verblijven rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, a t/m e en l van de Vreemdelingenwet 2000. Artikel 5 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning Onverminderd het bepaalde in artikel 4 komen voor een huisvestigingsvergunning in ieder geval in aanmerking: a. woningzoekenden met een inkomen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, dan wel een andere regeling op grond van de Woningwet. b. woningzoekenden die voldoen aan artikel 12, 13, 14 en 15. PARAGRAAF 2 INSCHRIJVING WONINGZOEKENDEN Artikel 6 Inschrijfsysteem van woningzoekenden 1. Corporaties dragen in het kader van deze verordening zorg voor het aanleggen en bijhouden van een centraal register van woningzoekenden. 2. Zij stellen regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving. 3. De woningzoekende ontvangt een bewijs van inschrijving en uitschrijving. 4. In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven: a. de huishoudens die een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18 bezitten; b. de huishoudens die voldoen aan de toelatingseisen ingevolge artikel 4. Artikel 7 Bekendmaking aanbod van woonruimte 1. Het aanbod van de in artikel 3 aangewezen woonruimte wordt in ieder geval bekendgemaakt door publicatie op een kosteloos toegankelijke gemeenschappelijk digitaal platform. 2. De bekendmaking bevat in ieder geval: a. het adres en de huurprijs van de woonruimte; b. de inkomensgrens als bedoeld in artikel 5; c. het label als bedoeld in artikel 12; d. de geldigheid van een urgentieverklaring; e. de methode van woningaanbieding. PARAGRAAF 3 PROCEDURE AANVRAAG HUISVESTINGSVERGUNNING Artikel 8 Aanvragen van een huisvestingsvergunning 1. Een woningzoekende die reageert op een geadverteerde woning, doet daarmee tevens een aanvraag om een huisvestingsvergunning. 2. Bij de aanvraag worden de volgende gegevens gebruikt uit het register van woningzoekenden; a. naam, contactgegevens, leeftijd; b. omvang van het huishouden dat de nieuwe woonruimte gaat betrekken; c. huishoudinkomen; d. adres, naam van de verhuurder en huurprijs van de te betrekken woonruimte; e. beoogde datum van het betrekken van de woonruimte;
3.
4.
f. indien van toepassing, een afschrift van de indicatie voor een woonruimte met een specifieke voorziening; g. indien van toepassing, de urgentiecategorie waartoe de aanvrager behoort. De huisvestingsvergunning vermeldt in ieder geval: a. een aanduiding van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft; b. aan wie de vergunning is verleend; c. het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt; d. de voorwaarde dat de vergunninghouder de woonruimte enkel binnen de in de vergunning genoemde termijn in gebruik kan nemen. Burgemeester en wethouders zijn gerechtigd om bewijsstukken op te vragen.
Artikel 9 Vruchteloze aanbieding 1. Als de woonruimte door de verhuurder twee keer vruchteloos is aangeboden overeenkomstig artikel 7, kan de huisvestingsvergunning worden verleend aan een andere woningzoekenden dan die ingevolge artikel 5, 12, 13, 14 of 15 voor die woonruimte in aanmerking komen. 2. Als de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekende, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde. Artikel 10 Intrekking huisvestingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien: a. de vergunninghouder de in de vergunning vermelde woonruimte niet binnen de gestelde termijn in gebruik heeft genomen; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren; c. indien zich gronden voordoen zoals genoemd in artikel 18 van de Wet. PARAGRAAF 4 AANBIEDING EN RANGORDE Artikel 11 Methodes voor woningaanbieding 1. Woonruimte wordt aangeboden door middel van het aanbodmodel of het lotingsmodel. 2. In bijzondere gevallen kunnen corporaties en burgemeester en wethouders in afwijking van het eerste lid, woonruimte direct bemiddelen. Artikel 12 Labeling bij woningaanbieding 1. Woonruimte kan bij aanbieding overeenkomstig de tabel worden gelabeld voor aangewezen doelgroepen. 2. Woningtype Aangewezen doelgroep Seniorenserviceflats (incl. huismeester en 55-plussers recreatiezaal) Seniorenwoningen 55-plussers Aangepaste woningen kandidaten die op grond van de WMO of een urgentieverklaring een aangepaste woning behoeven (On)zelfstandige woonruimte gesubsidieerd Jongeren en/ of studenten door de subsidie jongeren- en studentenhuisvesting Aanleunwoningenen/of (on)zelfstandige Woningzoekenden met een zorgindicatie zorgwoningen Woongroepenwoningen Kandidaten wachtlijst van de woongroep Atelierwoningen Personen met ambachtelijk/kunstzinnig beroep 5- of meerkamerwoningen Huishoudens van 6 of meer personen
3. 4.
5.
Wanneer zich geen kandidaten uit de aangewezen doelgroep als bedoeld in het tweede lid melden, kan de woonruimte aan andere doelgroepen aangeboden worden. In afwijking van het tweede lid kan er bij aanbieding van woningen in serviceflats voor senioren en bij aanleunwoningen worden afgeweken van de rangorde als bedoeld in artikel 13 en 14 en 15 indien zich een huishouden meldt dat op dat moment in hetzelfde complex een woning huurt. Voor de gevallen waarin dit artikel niet voorziet, stellen verhuurders nadere labeling op om tot een rechtvaardige verdeling van woonruimte te komen.
Artikel 13 Voorrang bij economische of maatschappelijke binding 1. Van de in artikel 3 aangewezen categorieën woonruimte kan ten hoogste 50% van het aanbod met voorrang worden aangeboden aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de woningmarktregio. 2. Van de in het eerste lid bedoelde aanbod kan ten hoogste de helft met voorrang worden aangeboden aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de gemeente Amersfoort. Artikel 14 Rangorde woningzoekenden bij toewijzing en verlening huisvestingsvergunning bij het aanbodmodel 1. De rangorde van woningzoekenden bij het aanbodmodel is in geval van: a. Woonruimte die met voorrang wordt aangeboden aan woningzoekenden met binding aan de woningmarktregio: 1. Woningzoekende met een geldige urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, die voldoet aan artikel 12; 2. Woningzoekende met de langste inschrijfduur die beschikt over een economische of maatschappelijke binding aan de woningmarktregio, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 eerste lid, die voldoet aan artikel 12; 3. Overige woningzoekenden op volgorde van de langste inschrijfduur, die voldoen aan artikel 12. b. Woonruimte die met voorrang wordt aangeboden aan woningzoekenden met binding aan de woningmarktregio en daarbinnen met voorrang aan woningzoekenden met binding aan de gemeente Amersfoort: 1. Woningzoekende met een geldige urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, die voldoet aan artikel 12; 2. Woningzoekende met de langste inschrijfduur die beschikt over een economische of maatschappelijke binding aan de gemeente Amersfoort, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 tweede lid, die voldoet aan artikel 12; 3. Woningzoekende met de langste inschrijfduur die beschikt over een economische of maatschappelijke binding aan de woningmarktregio, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 eerste lid, die voldoet aan artikel 12; 4. Overige woningzoekenden op volgorde van de langste inschrijfduur die voldoen aan artikel 12. c. Woonruimte die wordt aangeboden zonder voorrangsbepaling met betrekking tot economische of maatschappelijke binding: 1. Woningzoekende met een geldige urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, die voldoet aan artikel 12; 2. Overige woningzoekenden op volgorde van de langste inschrijfduur die voldoen aan artikel 12. 2. Indien een woningzoekende de aangeboden woonruimte niet accepteert, wordt de woonruimte aangeboden aan de eerstvolgende woningzoekende op de lijst, die voldoet aan artikel 12. Artikel 15 Rangorde woningzoekenden bij toewijzing en verlening huisvestingsvergunning bij loting 1. De rangorde van woningzoekenden bij het lotingsmodel is in geval van: a. Woonruimte die met voorrang wordt aangeboden aan woningzoekenden met binding aan de woningmarktregio:
2.
1. Woningzoekende met een geldige urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, die voldoet aan artikel 12; 2. Woningzoekende die als eerste gegadigde is geloot en die beschikt over een economische of maatschappelijke binding aan de woningmarktregio, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 eerste lid, die voldoet aan artikel 12. 3. Overige eerstvolgende woningzoekenden op de lotinglijst die voldoen aan artikel 12. b. Woonruimte die met voorrang wordt aangeboden aan woningzoekenden met binding aan de woningmarktregio en daarbinnen met voorrang aan woningzoekenden met binding aan de gemeente Amersfoort: 1. Woningzoekende met een geldige urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, die voldoet aan artikel 12; 2. Woningzoekende die als eerste gegadigde is geloot en die beschikt over een economische of maatschappelijke binding aan de gemeente Amersfoort, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 tweede lid, die voldoet aan artikel 12. 3. Woningzoekende die als eerste gegadigde is geloot en die beschikt over een economische of maatschappelijke binding aan de woningmarktregio, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 eerste lid, die voldoet aan artikel 12. 4. Overige eerstvolgende woningzoekenden op de lotinglijst die voldoen aan artikel 12. c. Woonruimte die wordt aangeboden zonder voorrangsbepaling met betrekking tot economische of maatschappelijke binding: 1. Woningzoekende met een geldige urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, die voldoet aan artikel 12; 2. Overige eerstvolgende woningzoekenden op de lotinglijst die voldoen aan artikel 12. Indien een woningzoekende de aangeboden woonruimte niet accepteert, wordt de woonruimte aangeboden aan de eerstvolgende woningzoekende op de lotingslijst, die voldoet aan artikel 12.
Artikel 16 Rangorde woningzoekenden met een urgentieverklaring Woningzoekenden die beschikken over een geldige urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18 worden ten opzichte van elkaar als volgt gerangschikt: a. woningzoekenden met een urgentieverklaring categorie 1, op volgorde van de oudste datering van de urgentieverklaring; b. woningzoekenden met een urgentieverklaring categorie 2 of 3 op volgorde van de oudste datering van de urgentieverklaring; c. bij gelijke datering binnen categorie 1 en 2 op volgorde van de inschrijfduur; d. bij gelijke datering binnen categorie 3 op volgorde van lengte huurcontract. PARAGRAAF 5 URGENTIE Artikel 17 Procedure urgentieverklaring 1. Een woningzoekende kan bij burgemeester en wethouders een verzoek indienen om een urgentieverklaring. 2. Het verzoek om een urgentieverklaring gaat in ieder geval vergezeld van de volgende gegevens: a. naam, contactgegevens, leeftijd; b. omvang van het huishouden van de verzoeker; c. aanduiding en motivering urgentiecategorie; 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de mate van urgentie aanvullende bewijsstukken opvragen. 4. Bij de beoordeling van het verzoek om een urgentieverklaring kunnen burgemeester en wethouders zich bij de urgentiedoelgroepen als bedoeld in artikel 18, vijfde lid onder a en 18, zesde lid laten adviseren door de urgentiecommissie. 5. Er kan slechts eenmaal op basis van dezelfde feiten en omstandigheden een urgentieverklaring worden aangevraagd. 6. Een urgentieverklaring vermeldt in ieder geval: a. de naam en contactgegevens van de woningzoekende; b. de datum van afgifte van de urgentieverklaring,
c. de urgentiecategorie waarin de woningzoekende is ingedeeld; d. dat de urgentieverklaring alleen geldig is voor het woningaanbod in de gemeente Amersfoort; e. voor zover sprake is van een toekenning in urgentiecategorie 1, dat burgemeester en wethouders kunnen bemiddelen. 7. Bij de beoordeling van een verzoek om een urgentieverklaring worden de volgende elementen meegewogen: a. Er is sprake van een dusdanige noodsituatie van de woningzoekende dat – in afwijking van de reguliere wachttijd- een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem noodzakelijk is; b. Zelfredzaamheid: de mogelijkheden en kansen die de woningzoekenden hebben om zelf in hun huisvesting te voorzien; c. Verwijtbaarheid: de woningzoekende treft geen blaam voor de ontstane situatie; d. Bij de beoordeling of er naar het oordeel van burgemeester en wethouders een andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen worden ook het inkomen en het vermogen van de woningzoekende betrokken. 8. Een urgentieverklaring kan alleen gelden voor etagewoningen, tenzij een ander woningtype is geïndiceerd. Urgentieverklaringen voor huishoudens bestaand uit 6 personen of meer en voor de doelgroep als bedoeld in artikel 18, tweede lid onder g gelden voor alle woningtypes. 9. Een urgentieverklaring geldt niet voor nieuwbouwhuurwoningen, tenzij een nieuwbouwwoning is geïndiceerd. Urgentieverklaringen voor de doelgroep als bedoeld in artikel 18, tweede lid onder g en artikel 18, vijfde lid onder b kunnen ook gelden voor nieuwbouwwoningen. 10. Woningcorporaties kunnen in bijzondere gevallen woonruimte uitsluiten voor urgentiekandidaten, bijvoorbeeld in geval leefbaarheidsproblematiek of populariteit van de woning. Artikel 18 Doelgroepen van urgentie 1. Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring verstrekken wegens a. dwingend beleidsmatige redenen; b. sociale indicatie; c. medische indicatie. 2. Onder dwingend beleidsmatige redenen vallen de volgende doelgroepen: a. cliënten van (hulpverlenings)organisaties waaronder opvang voor o.a. huishoudens die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang voor personen die hun woning hebben moeten verlaten in verband met relationele problemen of huiselijk geweld; b. vergunninghouders die op basis van de taakstelling gehuisvest dienen te worden zoals bedoeld in artikel 28 van de wet; c. mantelzorgontvangers; d. mantelzorgverleners; e. functionarissen die vanwege gemeentelijk veiligheids- of openbare orde beleid hun standplaats hebben in de woningmarktregio; f. situaties van gedwongen verkopen ten behoeve van de ontwikkeling van toekomstige inbreidings- en uitbreidingsgebieden g. bewoners uit te saneren stedelijke vernieuwingsgebieden zoals beschreven in het Sociaal Statuut; h. zij die een dure huurwoning of een koopwoning verlaten om een goedkopere huurwoning te betrekken, waarbij als voorwaarde geldt dat het huishoudensinkomen te laag is om de huur of hypotheek van de huidige woning te betalen, blijkende uit een woonkostentoeslag die wordt verstrekt door de gemeente Amersfoort; i. cliënten die te maken hebben met meervoudige problematiek voor wie in het kader van een ViA-traject urgentie wordt aangevraagd door de betrokken maatschappelijke organisatie. 3. De onder het eerste lid, onder b en c genoemde doelgroepen en de onder het tweede lid, onder e t/m i genoemde doelgroepen dienen een economische of maatschappelijke binding te hebben aan de gemeente Amersfoort. Deze eis kan niet worden gesteld aan doelgroepen genoemd onder het tweede lid onder a t/m d. 4. Urgentieverklaringen bestemd voor de doelgroep genoemd onder het tweede lid onder a, worden conform een besluit van burgemeester en wethouders in een contingent verstrekt aan de desbetreffende hulpverleningsorganisaties voor de door hen voorgedragen kandidaten.
5.
Van een medische indicatie is sprake in de volgende gevallen: a. indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat – in afwijking van de reguliere wachttijd een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is, waarbij een relatie dient te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie, en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen. b. indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning verhuizing wordt aanbevolen in verband met moeilijkheden bij het normale gebruik van de woning, vanwege aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, kan urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is. 6. Van een sociale indicatie is sprake indien op advies van de urgentiecommissie door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat een urgentieverklaring uit sociaal oogpunt noodzakelijk is. Hieronder worden de volgende situaties gerekend: a. Echtscheiding met een of meer inwonend(e) minderjarige kind(eren); b. Woningzoekenden die zich bevinden in een onaanvaardbare situatie waarbij het gaat om ernstige, levensbedreigende problemen in relatie tot de huidige woning. 7. Urgentie op grond van zesde lid onder a is alleen mogelijk als voldaan is aan de volgende voorwaarden: a. er is een rechterlijke (eind-)beschikking waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden; b. die beschikking is in het register van de burgerlijke stand ingeschreven; c. uit het huwelijk komen één of meer kinderen voort, die ten tijde van de inschrijving (ad b) minderjarig zijn en de ouder die de urgentieverklaring aanvraagt oefent (mede) ouderlijk gezag uit over het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen. Ook minderjarige kinderen die uit een eerder huwelijk of eerdere samenleving voortkomen, worden meegerekend; d. het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen heeft/hebben het hoofdverblijf bij de ouder die de urgentie aanvraagt. In de situatie waarin meerdere minderjarige kinderen verdeeld over beide ouders hun hoofdverblijf is toegewezen op basis van een ouderschapsplan kunnen beide ouders urgentie aanvragen; e. een minderjarig kind heeft het hoofdverblijf bij de woningzoekende ouder als uit het ouderschapsplan blijkt dat het kind gemiddeld, bezien over een kalenderjaar, minimaal drie dagen in de week bij die ouder woont; f. de ouder/ouders die de urgentie aanvraagt/aanvragen heeft/hebben niet het recht of de mogelijkheid om in de echtelijke woning te blijven wonen en kan/kunnen niet over andere zelfstandige woonruimte beschikken; g. het verzoek om urgentie wordt ingediend binnen 6 maanden nadat de rechterlijke (eind)beschikking waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden, in het register van de burgerlijke stand is ingeschreven en h. er bestaat naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid om het woonruimteprobleem op te lossen. 8. Voor gevallen van “samenleving” worden vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast indien: a. aantoonbaar is dat er sprake is geweest van samenleving voor de minimale duur van 1 jaar; b. aantoonbaar is dat de samenleving is beëindigd; c. aantoonbaar is dat het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen het hoofdverblijf heeft/hebben bij de ouder die de urgentie aanvraagt; d. In de situatie als bedoeld onder a moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn aangetoond dat de samenleving minstens een jaar heeft geduurd, de samenleving is beëindigd én dat het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen het hoofdverblijf heeft/hebben bij de ouder die de urgentie aanvraagt. Dit kan bij afwezigheid van een ouderschapsplan worden aangetoond met een notariële akte of een ander door een onafhankelijke partij opgesteld en door beide partijen ondertekend document. e. De beëindiging van de samenleving kan bijvoorbeeld worden aangetoond met een notariële akte, ondersteund door ander bewijs waaruit de beëindiging blijkt. Hierbij kan gedacht worden
aan een uittreksel uit de GBA, bankafschriften, gegevens van de belastingdienst en andere officiële instanties en bewijs van beëindiging van gezamenlijke rekeningen en andere overeenkomsten. 9. Urgentie in situaties bedoeld in het zesde lid onder b is alleen mogelijk indien: a. met politierapporten kan worden aangetoond dat er sprake is geweest van zeer ernstige, direct tegen het leven gerichte mishandeling, terwijl er gegronde vrees is voor herhaling. Hierbij dient een relatie te bestaan tussen de problematiek en de huidige woonsituatie. Daarnaast moet een andere woning binnen dezelfde gemeente kunnen bijdragen aan een oplossing van de huidige levensbedreigende woonsituatie. b. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan andere woonruimte in geval van dakloosheid door plotselinge overmacht. Onder dakloosheid door plotselinge overmacht wordt verstaan: dakloosheid als gevolg van het onbewoonbaar raken van de woning door een calamiteit waardoor de woning ernstig beschadigd is. Artikel 19 Urgentiecategorieën 1. Woningzoekenden die urgentie aanvragen, worden ingedeeld in drie urgentiecategorieën. a. categorie 1 betreft urgentieverklaringen verstrekt voor de duur van 3 maanden voor verhuizingen die dringend noodzakelijk zijn; b. categorie 2 betreft urgentieverklaringen verstrekt voor de duur van 6 maanden voor verhuizingen die noodzakelijk zijn; c. categorie 3 betreft urgentieverklaringen verstrekt voor de duur van 6 maanden, met de mogelijkheid van verlenging voor de duur van 6 maanden voor verhuizingen die vanwege herstructureringsbeleid of vanwege situaties van gedwongen verkoop ten behoeve van de ontwikkeling van toekomstige inbreidings- en uitbreidingsgebieden noodzakelijk zijn. 2. De periode genoemd in het eerste lid onder a t/m c vangt aan op de datum van afgifte van de urgentieverklaring. 3. Onder de urgentiecategorie 1 vallen in ieder geval woningzoekenden genoemd onder b, e en i van artikel 18 tweede lid. 4. Onder urgentiecategorie 2 vallen in ieder geval woningzoekenden genoemd onder a en h van artikel 18 tweede lid. 5. Onder de urgentiecategorie 3 vallen in ieder geval woningzoekenden genoemd onder f en g van artikel 18, tweede lid. 6. In voorkomende gevallen kan voor woningzoekenden aan wie een urgentieverklaring is verstrekt, overeenkomstig artikel 11, tweede lid, worden bemiddeld bij het vinden van passende woonruimte. 7. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een andere urgentiecategorie indiceren. Artikel 20 Overige bepalingen urgentieverlening 1. De door burgemeester en wethouders verstrekte urgentieverklaringen zijn alleen geldig voor het in de gemeente Amersfoort beschikbare woningaanbod en kunnen een zoekprofiel bevatten. 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van urgentie is de aanvrager een vergoeding verschuldigd. Artikel 21 Vervallen, intrekken, wijzigen of verlengen van de urgentieverklaring 1. De urgentieverklaring vervalt na het verstrijken van de geldigheidsduur. 2. Burgemeester en wethouders kunnen de urgentieverklaring intrekken indien: a. de woningzoekende niet langer valt onder de genoemde doelgroepen in artikel 18; b. het huishouden niet meer in de omstandigheden verkeert op basis waarvan de verklaring is verleend; c. de woningzoekende bij zijn aanvraag gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist of kon vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren; d. de woningzoekende daar om verzoekt; e. de termijn waarvoor de verklaring is verstrekt, is verstreken;
3.
4. 5.
f. indien de feitelijke omstandigheden niet overeenstemmen met de beschrijving van die omstandigheden in de Gemeentelijke Basisadministratie. Burgemeester en wethouders kunnen de geldigheidsduur van de verklaring verlengen indien: a. geen woonruimte beschikbaar is geweest gedurende de periode waarvoor de urgentieverklaring is verleend; b. in bijzondere gevallen. Burgemeester en wethouders kunnen al dan niet op verzoek van de woningzoekende de urgentiecategorie wijzigen, als gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven. Als de woningzoekende in een andere urgentiecategorie wordt ingedeeld, wordt aan hem een nieuwe beschikking verstrekt.
PARAGRAAF 6 AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR BIJZONDERE WOONVORMEN Artikel 22 Werkingsgebied Deze paragraaf is van toepassing op de in de gemeente Amersfoort gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen van woonwagens. Artikel 23 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning 1. Onverminderd artikel 4 wordt een huisvestingsvergunning verleend als de woningzoekende voor een standplaats voldoet aan artikel 26, eerste lid. 2. Artikel 5 onder a is niet van toepassing. Artikel 24 Inschrijving voor een standplaats Woningzoekenden voor een standplaats kunnen zich inschrijven in het register voor woningzoekenden als bedoeld in artikel 6. Artikel 25 Aanbod van standplaatsen Standplaatsen worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 aangeboden. Artikel 26 Rangorde toewijzing standplaatsen 1. De toewijzing van standplaatsen vindt uitsluitend plaats aan de hand van inschrijfduur. 2. De 17 t/m 21 zijn niet van toepassing. HOOFDSTUK 3 VERDERE BEPALINGEN Artikel 27 Experimenten De gemeenteraad is bevoegd, op voorstel van burgemeester en wethouders, voor een bepaalde periode af te wijken van (onderdelen van) deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet. Artikel 28 Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Artikel 29 Bestuurlijke boete. 1. Overtreding van het verbod bedoeld in de artikel 8 van de wet, kan worden beboet met een bestuurlijke boete. 2. De boete voor overtreding van artikel 8, eerste lid van de wet bedraagt voor de eerste overtreding € 350 en voor herhaalde overtreding binnen 3 jaar € 1000. 3. De boete voor overtreding van artikel 8 tweede lid van de wet bedraagt voor de eerste overtreding € 3000 en voor herhaalde overtreding binnen 3 jaar € 4500.
Artikel 30 Restbepaling In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte en het in de Huisvestingsverordening bepaalde. Artikel 31 Overleg bij wijziging 1. Bij de voorbereiding van de vaststelling of wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg overeenkomstig artikel 6 van de wet, met de in de gemeente Amersfoort werkzame toegelaten instellingen, met woonconsumentenorganisaties en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente Amersfoort op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn. 2. Bij de voorbereiding van de vaststelling of wijziging van deze verordening stemmen burgemeester en wethouders deze af met burgemeester en wethouders van de overige gemeenten die deel uitmaken van de woningmarktregio waarin de gemeente Amersfoort is gelegen. Artikel 32 Mandaat Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2 te mandateren aan corporaties en eigenaren van particuliere huurwoningen. HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 33 Overgangsregeling 1. De inschrijfduur van woningzoekenden die op het moment van inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening 2014 waren ingeschreven in het register van de gemeente Amersfoort, is bij de inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening 2014 met drie jaar verhoogd voor wat betreft woningen in de gemeente Amersfoort; 2. De verhoging als bedoeld in het eerste lid wordt drie jaar na inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening 2014 ongedaan gemaakt; 3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de termijn waarvoor de verhoging geldt, wordt verlengd. Artikel 34 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als “Huisvestingsverordening Amersfoort 2015”. Artikel 35 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015. 2. Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de Huisvestingsverordening Amersfoort 2014 ingetrokken. 3. De intrekking van de Huisvestingsverordening Amersfoort 2014 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van vergunningen of ontheffingen –hoe ook genaamd- dan wel krachtens die verordening gestelde beleidsregels, voorschriften en beperkingen – hoe ook genaamd. 4. Op een aanvraag om vergunning of ontheffing, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de huisvestingsverordening die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast. Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015. de griffier,
PUBLICATIEDATUM:
de voorzitter,
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Algemeen Op 1 januari 2014 is de Huisvestingswet 2014 in werking getreden. De Huisvestingswet 2014 biedt gemeenten instrumenten om te sturen in de woonruimteverdeling en in wijzigingen in samenstelling van de woningvoorraad. Een huisvestingsverordening kan bestaan uit drie onderdelen: woonruimteverdeelregels, urgentieregels en regels voor wijzigingen in samenstelling van de voorraad. De belangrijkste punten uit de nieuwe wet zijn: - Het uitgangspunt van de nieuwe wet is vrijheid van vestiging. Bemoeienis van de overheid bij de woonruimteverdeling is onder de nieuwe wet dus niet meer vanzelfsprekend. - De overheid mag alleen nog sturen in de woonruimteverdeling door middel van een huisvestingsverordening, in convenanten tussen gemeenten en corporaties mogen geen woonruimteverdeelregels meer zijn opgenomen. - Gemeenten mogen geen ‘nadere regels’ (beleidsregels) meer opstellen bij een huisvestingsverordening. De beleidsregels zijn daarom nu geïntegreerd in de huisvestingsverordening. - Volgens de Huisvestingswet mogen gemeenten alleen nog woonruimteverdeelregels hanteren als er sprake is van schaarste en de wet vraagt daarbij om een onderbouwing van die schaarste. De gemeenteraad moet deze onderbouwing goedkeuren. - Woonruimteverdeelregels moeten ingebed zijn in een breder beleidsproces dat er onder andere op is gericht een einde te maken aan schaarste. De gemeente moet zich inspannen om schaarste terug te dringen, bijvoorbeeld door hierover afspraken met corporaties te maken in de prestatieafspraken. - De huisvestingsverordening is niet langer onbeperkt geldend, maar heeft een maximum termijn van vier jaar. Als de gemeente ook daarna woonruimteverdeelregels wil blijven hanteren, moet opnieuw schaarste worden aangetoond. - De bindingseisen vervallen. Dat betekent dat in de huisvestingsverordening niet meer kan worden geregeld dat je in de regio Amersfoort alleen kans maakt op een woning als je maatschappelijke of economische binding hebt met de regio. Hiervoor in de plaats is een bepaling over lokaal maatwerk opgenomen: maximaal 50% van de vergunningplichtige woonruimte kan met voorrang worden aangeboden aan huishoudens met binding aan de regio en maximaal de helft daarvan met voorrang aan huishoudens met binding aan de gemeente. - Een urgentieregeling kan ook worden opgesteld als er geen sprake is van schaarste. Gemeenten zijn vrij om urgentiecategorieën te bepalen, maar áls de gemeente een urgentieregeling hanteert, dan zijn drie urgentiecategorieën verplicht: woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang voor personen die hun woning hebben moeten verlaten in verband met relationele problemen of geweld, woningzoekenden die mantelzorg ontvangen of verlenen en vergunninghouders (‘statushouders’). De gemeenteraad van Amersfoort is van mening dat er in Amersfoort sprake is van schaarste aan goedkope huurwoningen. Als maat voor schaarste is genomen: Er is geen sprake van schaarste als 25% van de nieuwe huurders een wachttijd had van 2 jaar of korter. Op basis van deze maat voor schaarste zijn de verhuurgegevens in de gemeente Amersfoort uit de periode 2011-2013 geanalyseerd. Daaruit blijkt dat er schaarste is en het is daarom mogelijk om woonruimteverdeelregels te hanteren. In de woonruimteverdeelregels is lokaal maatwerk opgenomen.
Definities (artikel 1) De begrippen mantelzorg, mantelzorgontvanger en mantelzorgverlener zijn nieuw opgenomen. Mantelzorgontvangers en verleners zijn een in de Huisvestingswet erkende urgentiedoelgroep. De wet sluit aan bij het begrip mantelzorg uit de Wmo, dat als volgt is gedefinieerd: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De Huisvestingwet laat toe dat regulering van standplaatsen voor woonwagens kan plaats vinden. Er is in de wet geen definitie opgenomen. Voor de duidelijkheid is standplaats in de verordening gedefinieerd. Werkingsgebied (artikel 3 t/m 5) en voorrang voor economisch en maatschappelijk gebondenen aan regio en Amersfoort De verordening heeft betrekking op alle zelfstandige huurwoningen onder de huurtoeslaggrens, alsmede op standplaatsen voor woonwagens. Koopwoningen mogen niet meer onder een verordening vallen. Met de huisvestingsvergunning wordt geregeld dat huurwoningen onder de huurtoeslaggrens terecht komen bij doelgroepen met een inkomen onder de voor woningcorporaties geldende inkomensgrens van € 34.911 (prijspeil 2015). Verder moeten woningzoekenden Nederlander zijn of beschikken over een geldige verblijfstitel. Daarnaast wordt het met de verordening mogelijk om voor ten hoogste 50% van het woningaanbod voorrang te geven aan woningzoekenden met een economisch of maatschappelijk binding aan de woningmarktregio. Dit gebied omvat de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg. Bij ten hoogste de helft van dit woningaanbod kan voorrang worden gegeven aan woningzoekenden met een economische of maatschappelijk binding aan Amersfoort. De bindingseisen zijn geen toelatingscriterium meer voor de huisvestingsvergunning maar een rangordecriterium. Inschrijving en bekendmaking aanbod (artikel 6 en 7) De corporaties zijn verantwoordelijk voor het inschrijfsysteem. Iedereen kan zich inschrijven. De corporaties leggen bepaalde gegevens vast en verstrekken een inschrijfbewijs. Verder is bepaald dat het woningaanbod kosteloos digitaal moeten worden bekendgemaakt. Procedurebepalingen aanvraag huisvestingsvergunning en vruchteloze aanbieding (artikel 8, 9 en 10) In artikel 8 is bepaald hoe de aanvraag van de huisvestingsvergunning moet plaatsvinden. Artikel 9 bevat de vruchteloze aanbiedingsprocedure, waarbij na twee keer vruchteloos adverteren de woning kan worden toegewezen waarbij van de doelgroepbepaling (artikel 5) en van de rangordebepalingen (artikel 12, 13, 14 of 15) kan worden afgeweken. Artikel 10 geeft aan wanneer een huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken. Aanbieding en rangorde (artikel 11 t/m 16) Geregeld is dat woonruimte op drie manieren kan worden aangeboden. Via het aanbodmodel, via loting en soms kan worden bemiddeld. Bemiddeling vindt plaats in bijzondere gevallen. In het lokaal convenant woonruimteverdeling zijn hier aanvullende afspraken over gemaakt, bijvoorbeeld dat de corporaties aan burgemeester en wethouders rapporteren over de mate en aard van de situaties waarin bemiddeling heeft plaatsgevonden en dat maximaal 2% van het vrijkomende woningaanbod per corporaties mag worden bemiddeld. Voorts zijn in artikel 11 t/m 16 rangorderegels geformuleerd waarmee de volgorde van de woningzoekenden wordt bepaald. Er is een rangorde per verdelingsmodel gegeven.
Urgent woningzoekenden gaan zowel bij het aanbodmodel als bij loting voor op andere woningzoekenden. Bij het aanbodmodel is de inschrijfduur van een woningzoekende bepalend voor de volgorde. Bij het lotingsmodel geldt de eerst gelote gegadigde. Urgentie (artikel 17 t/m 21) Hier is opgenomen aan wie een urgentieverklaring kan worden verstrekt. Er is onderscheid gemaakt in drie urgentiecategorieën. Deze categorieën bestonden al, maar zijn duidelijker geformuleerd. Urgentiecategorie 1 omvat woningzoekenden die binnen 3 maanden moeten verhuizen (dringend noodzakelijk). Hieronder vallen in ieder geval de vergunninghouders waarvoor een gemeentelijke taakstelling geldt, functionarissen die vanwege gemeentelijk veiligheids- of openbare orde beleid hun standplaats hebben in de woningmarktregio en cliënten die te maken hebben met meervoudige problematiek voor wie in het kader van een ViA traject urgentie wordt aangevraagd door de betrokken maatschappelijke organisatie. Urgentiecategorie 2 omvat woningzoekenden die binnen 6 maanden moeten verhuizen (noodzakelijk). In deze categorie vallen in ieder geval cliënten van (hulpverlenings-)organisaties waaronder opvang voor o.a. huishoudens die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang voor personen die hun woning hebben moeten verlaten in verband met relationele problemen of huiselijk geweld waarvoor door B&W een contingent is verstrekt aan de betreffende organisaties voor de door hen voorgedragen kandidaten en bewoners die een dure huurwoning of een koopwoning verlaten om een goedkopere huurwoning te betrekken, waarbij als voorwaarde geldt dat het huishoudensinkomen te laag is om de huur of hypotheek van de huidige woning te betalen, blijkende uit een woonkostentoeslag die wordt verstrekt door de gemeente Amersfoort. Urgentiecategorie 3 omvat woningzoekenden die binnen 6 maanden moeten verhuizen, met de mogelijkheid de geldigheidsduur van de urgentieverklaring met 6 maanden te verlengen. In deze categorie vallen in ieder geval situaties van gedwongen verkopen ten behoeve van de ontwikkeling van toekomstige inbreidings- en uitbreidingsgebieden en bewoners uit te saneren stedelijke vernieuwingsgebieden zoals beschreven in het Sociaal Statuut. Bij de overige doelgroepen zal een afweging moeten worden gemaakt of zij een categorie 1 of 2 urgentieverklaring krijgen. Urgentiecategorie 1 gaat voor op 2 en 3. Binnen de categorieën geldt de datum van afgifte van de urgentieverklaring. Bij gelijke datum wordt de rangorde in categorie 2 gemaakt aan de hand van de inschrijfduur en in categorie 3 aan de hand van de duur van het huurcontract. Standplaatsen (artikel 22 t/m 26) In deze artikelen is de procedure voor het toewijzen van standplaatsen opgenomen. Experimenten (artikel 27) In de verordening is een experimenteerartikel opgenomen. Dit geeft de mogelijkheid om tijdelijk af te wijken van de verordening. Hardheidsclausule (artikel 28) De hardheidsclausule maakt het voor burgemeester en wethouders mogelijk om in het voordeel van de aanvrager af te wijken van de verordening in gevallen waar de verordening naar hun oordeel tot bijzondere hardheid leidt. Bestuurlijke boete (artikel 29) In deze artikelen is geregeld wie de verordening kunnen handhaven en wat de boete is bij overtreden van de verordening.
Restbepaling (artikel 30) In dit artikel is bepaald dat in gevallen waarin de Huisvestingsverordening geen uitsluitsel geeft, zij zullen beslissen. Daarbij laten ze zich alleen leiden door overwegingen uit de verordening en ten behoeve van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte. Overleg bij wijziging (artikel 31) In dit artikel wordt bepaald dat burgemeester en wethouder bij het voorbereiden van vaststelling of wijziging van deze verordening overleg plegen met de relevante partijen en deze afstemmen met andere gemeenten uit de woningmarktregio. Mandaat (artikel 32) In dit artikel is bepaald dat burgemeester en wethouders de uitoefening van bepaalde bevoegdheden kunnen mandateren aan corporaties en eigenaren van particuliere huurwoningen. Overgangsregeling (artikel 33) Bij de inwerkingtreding van regionale woonruimteverdeling is een overgangsregeling vastgesteld, in principe voor de duur van 3 jaar. Deze overgangsregeling is tegelijk met de Huisvestingsverordening 2014 in werking getreden, is daarom ook bij het inwerkingtreden van deze verordening nog van kracht en dus opgenomen in de verordening. Citeertitel (artikel 34) Deze verordening wordt genoemd “Huisvestingsverordening Amersfoort 2015” Inwerkingtreding (artikel 35) In dit artikel is opgenomen wanneer de verordening in werking treedt.
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
Inleiding Met de Huisvestingswet 2014 is het mogelijk om woonruimteverdeelregels in een huisvestingsverordening op te nemen, als er sprake is van schaarste aan de woningen waarvoor de regels gelden. De wet bepaalt niet hoe schaarste moet worden aangetoond of wat de maatstaf voor schaarste is. Gemeenten krijgen de vrijheid en verantwoordelijkheid om, gericht op de specifieke woningmarktomstandigheden in de eigen gemeenten en regio, zelf de vergunningplichtige voorraad en bijbehorende regels vast te stellen. Het is aan de gemeenteraad om met de onderbouwing in te stemmen bij het vaststellen van de huisvestingsverordening. Leeswijzer Dit document beschrijft de analyse van de verhuurgegevens, op basis van de redeneerlijn die de in de ledenbrief van de VNG hiervoor wordt gehanteerd. Ook de tabellen met verhuurgegevens waarop de analyse is gebaseerd zijn in het document opgenomen. Schaarsteonderbouwing volgens VNG ledenbrief In de ledenbrief van de VNG wordt aangegeven hoe een onderbouwing van schaarste er uit zou kunnen zien. Hierin wordt aangegeven dat op grond van de Huisvestingswet 2014 het in de rede ligt om aandacht te besteden aan de volgende vier onderwerpen: 1. Is er daadwerkelijk meer vraag dan aanbod aan goedkope woonruimte? 2. Welke onevenwichtige en onrechtvaardige effecten ontstaan er door de schaarste voor bepaalde doelgroepen? 3. Zijn woonruimteverdeelregels een goed instrument om de gevolgen van schaarste tegen te gaan? 4. Welke inspanningen doet de gemeente om schaarste op te heffen? 1. Is er meer vraag dan aanbod aan goedkope woonruimte? Het feit dat er een wachtlijst van woningzoekenden is, geeft niet vanzelfsprekend aan dat er sprake is van schaarste. Niet alle mensen op de wachtlijst zijn immers actueel op zoek naar een woning. Er is geen maat opgenomen in de wet voor de definitie van schaarste. Voor de onderbouwing van schaarste in Amersfoort hebben wij aansluiting gezocht bij het advies dat adviesbureau Rigo (onder meer betrokken bij opstellen van de modelverordening van de VNG) aan een aantal grotere woningmarktregio’s heeft gegeven: Er is geen sprake van schaarste als 25% van de nieuwe huurders een wachttijd had van 2 jaar of korter. Voordeel van het kijken naar het eerste kwartiel is dat uitschieters er uit worden gefilterd. Alle mensen die zich uit voorzorg inschrijven of die langer willen wachten op een betere woning hebben meer geduld. Deze mensen vallen niet onder het eerste kwartiel. Op basis van deze maat voor schaarste zijn de verhuurgegevens in de gemeente Amersfoort uit de periode 2011-2013 geanalyseerd. Volgens deze definitie van schaarste zijn goedkope huurwoningen in Amersfoort schaars. De gemiddelde wachttijd voor een woning was de afgelopen jaren (2011-2013) 5,1 jaar. Het eerste kwartiel was 3,1 jaar. Dit houdt in dat 25% van de nieuwe huurders een wachttijd had van korter dan 3,1 jaar. Daarnaast valt het volgende op: • De wachttijd voor een eengezinswoning is het langst. 25% van de eengezinswoningen wordt binnen 5,3 jaar toegewezen. De wachttijd voor grote woningen (meer dan 4 kamers) is ook lang (het eerste kwartiel is rond de 5 jaar). De wachttijden voor grote woningen wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het lage aantal vrijkomende woningen in dit segment. • Woningen zijn voor alle huishoudenstypen schaars. 1-oudergezinnen en gezinnen moeten relatief langer wachten op een woning (eerste kwartiel is 4,5 jaar voor 1-oudergezinnen en 4,4 voor
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
gezinnen). Dit zijn ook de doelgroepen die vaker in een eengezinswoning en of een grote woning terecht komen. Voor deze woningen geldt een langere wachttijd. • De wachttijd voor de leeftijdscategorie 25-29 jaar die zoeken naar eengezinswoningen en de leeftijdscategorie 40-45 jaar die zoeken naar eengezinswoningen is langer dan 5 jaar (eerste kwartiel). Waarschijnlijk zijn dit de 1-oudergezinnen en de gezinnen. • 25% van de senioren had een wachttijd korter dan 2 jaar, deze woningen zijn dus niet schaars volgens de gekozen maat voor schaarste. Momenteel wordt echter een deel van de seniorenwoningen ontlabeld, omdat deze woningen niet voldoen aan het door senioren gewenste kwaliteitsniveau. Doordat die complexen zo kunnen worden toegewezen aan andere doelgroepen (ook omdat op basis van de nieuwe Huisvestingswet de verordening alleen nog spreekt over toewijzen met voorrang, niet meer op basis van exclusiviteit), is de verwachting dat hierdoor de schaarste aan seniorenwoningen zal toenemen. Er is daarom gekozen om ook deze woningen vooralsnog te laten vallen onder het werkingsgebied van de verordening. • Naast de informatie over seniorenwoningen zien we ook in een aantal andere categorieën dat het eerste kwartiel lager is dan twee jaar. In de meeste gevallen is hier het aantal mutaties waar de berekening op is gebaseerd lager dan veertig en daarmee te laag om uitspraken op te kunnen baseren. De overige gevallen: De wijken waar geen sprake van schaarste zou zijn wijken met een groot percentage seniorenwoningen, waardoor verklaard zou kunnen worden dat het eerste kwartiel lager is dan 2. Bij de huurprijs zien we dat het eerste kwartiel iets lager is dan 2 jaar bij woningen tot de 2e aftoppingsgrens, voor woningzoekenden met een inkomen tot 1500. Ook dit kan deels beïnvloed zijn doordat senioren deze woningen krijgen toegewezen, al blijkt niet duidelijk. Deze uitzondering kan veel verschillende oorzaken hebben. Het eerste kwartiel voor het totaal van de inkomensgroepen is bij deze woningen wel boven de schaarstegrens van 2 jaar. We zien onvoldoende duidelijke redenen om deze zeer specifieke combinatie van woningzoekenden en woningen uit te zonderen van de verordening. Bij woninggrootte zien we dat er geen schaarste is aan woningen met 2 kamers. Echter we zien dat deze woningen grotendeels zijn toegewezen aan senioren, waardoor het kwartiel onder 2 verklaard zou kunnen worden. Conclusie: Uit de verhuurcijfers blijkt dat er in Amersfoort sprake is van schaarse aan goedkope huurwoningen. 2. Welke onevenwichtige en onrechtvaardige effecten ontstaan er door de schaarste voor bepaalde doelgroepen? Volgens de VNG ledenbrief gaat het om de effecten: verdringing in tijd (bepaalde woningzoekenden moeten langer wachten op een woning) of verdringing in ruimte (segregatie op de woningmarkt). Door de verhuurgegevens van doelgroepen af te zetten tegen de gegevens van eigenschappen van woningen, blijkt of bepaalde doelgroepen in de knel komen bij bepaalde subcategorieën woningen. Hieruit blijkt: - Verdringing in ruimte: Er is in Amersfoort geen duidelijke verdringing in ruimte. Een aantal doelgroepen kon in 2011-2013 in een aantal wijken sneller aan een woning komen (met name alleenstaanden). De gemiddelde wachttijden liggen ook daar echter ruim boven de 2 jaar. - Verdringing in tijd: Er is voor alle doelgroepen sprake van schaarste, met uitzondering van senioren (waarschijnlijk vanwege seniorenwoningen). Verder hebben gezinnen een langere wachttijd (waarschijnlijk omdat zij de schaarsere woningen zoeken).
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
Uit de analyse blijkt dat in Amersfoort vrijwel alle woningzoekenden hebben hinder van de schaarste. Het ligt daarom niet voor de hand om woonruimteverdeelregels alleen te laten gelden voor specifieke groepen woningzoekenden, woningtypen of wijken of om woonruimteverdeelregels op te stellen die gericht zijn op specifieke groepen woningzoekenden, woningtypen of wijken. Op basis van de analyse kan het in de rede liggen om lokaal maatwerk in woonruimteverdeelregels op te nemen. Hiermee krijgen woningzoekenden met binding aan de regio en met binding aan Amersfoort een bepaald percentage van de vrijkomende woningen met voorrang aangeboden. Conclusie: Er is in Amersfoort geen sprake van verdringing in ruimte. Er is wel sprake van verdringing in tijd: vrijwel alle woningzoekenden moeten lang wachten op een goedkope huurwoning. 3. Zijn woonruimteverdeelregels een goed instrument om de gevolgen van schaarste tegen te gaan? Het stellen van woonruimteverdeelregels lost schaarste niet op. Zulke regels hebben daarom alleen nut als ze de ongewenste en onevenwichtige effecten van schaarste tegengaan. In de VNG ledenbrief bij de model-huisvestingsverordening wordt hierover aangegeven dat er verbanden moeten worden gelegd tussen de regels in de verordening en de (gevreesde) problemen die daarmee opgelost kunnen worden. Door lokaal maatwerk op te nemen in de huisvestingsverordening kan gedeeltelijk worden tegen gegaan dat woningen aan woningzoekenden zonder binding aan Amersfoort of de regio worden toegewezen. - Maximaal 50% van het vrijkomende woningaanbod mag met voorrang worden aangeboden aan woningzoekenden met binding aan één van de regiogemeenten - Daarbinnen mag maximaal 25% met voorrang worden aangeboden aan woningzoekenden met binding aan de gemeente Amersfoort De rest van de woningen is dan vrij beschikbaar voor woningzoekenden uit het hele land. Door lokaal maatwerk op te nemen in de verordening kan zo de verdrukking van woningzoekenden met binding aan de regio en aan de gemeente Amersfoort deels worden verlicht. Het is voor corporaties niet toegestaan lokale binding toe te passen, dit kan alleen door dit in een verordening te regelen. Omdat de bindingseisen onder de nieuwe wet komen te vervallen, kan met de regel over lokaal maatwerk in de verordening worden geborgd dat reguliere regionale en Amersfoortse woningzoekenden in eigen regio en gemeente kans kunnen blijven maken op een goedkope koopwoning. We verwachten niet dat met het vervallen van de bindingseisen er een zodanige toestroom naar Amersfoort op gang zal komen dat minder dan 25% van de goedkope huurwoningen (grofweg het maximale percentage toewijzingen dat met lokaal maatwerk kan worden geborgd) in Amersfoort zal worden aangeboden aan Amersfoorters. Momenteel wordt circa 80% van de vrijkomende woningen wordt toegewezen aan Amersfoorters. De verwachting is echter gebaseerd op de cijfers uit het voormalige (lokale) woonruimteverdeelsysteem en kan daarom niet direct worden gebruikt voor de nieuwe situatie met een regionaal woonruimteverdeelsysteem. De cijfers uit het regionale verdeelsysteem moeten daarom de komende jaren uitwijzen of ook zonder de borg van het lokaal maatwerk een voldoende groot percentage goedkope huurwoningen aan regionale en Amersfoortse woningzoekenden wordt aangeboden. Tot die tijd hanteren willen wij een huisvestingsverordening blijven hanteren met daarin een regel over lokaal maatwerk.
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
4. Welke inspanningen doet de gemeente om schaarste op te heffen? - In de Woonvisie Amersfoort 2011-2017 is een woningbouwprogramma opgenomen. - De gemeente maakt prestatieafspraken met de corporaties. Hierin zijn afspraken gemaakt over onder meer de beschikbaarheid van de goedkope huurwoningen. Hierbij gaat het om voorraadvergroting middels nieuwbouw en transformatie en om het beter benutten van de bestaande voorraad door doorstroombevordering.
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
Woningtype Naar: Huishoudentype, Leeftijdscategorie, inkomenscategorie alleenst Tabel 1 wachttijd wontyp5 egw portiek galerij senioren overig Total
Count 242 338 304 432 158 1474
Mean
2-pers hh
Median
6,9 5,2 5,4 3,7 4,5 4,9
6,7 5,0 5,1 2,3 4,4 4,9
Percentil e 25 5,6 4,4 4,2 ,4 3,5 2,9
Count 56 33 54 143 12 298
Mean
Median
6,0 4,7 4,8 5,7 3,2 5,4
huishoudentype gezins + kind.
1-ouder
6,0 4,6 5,0 4,3 3,2 4,9
Percentil e 25 5,2 4,3 3,4 1,2 1,8 2,3
Count 166 148 229 8 65 616
Mean
Median
6,3 5,4 4,2 3,0 4,5 5,6
6,1 5,2 4,4 1,9 5,2 5,7
Percentil e 25 5,1 4,6 2,3 1,5 3,2 4,5
Count 128 29 50 5 9 221
Mean
Median
6,3 3,9 4,1 7,6 4,2 5,6
6,0 4,7 4,4 2,2 4,5 5,2
overig hh Percentil e 25 4,9 1,2 3,0 ,2 3,3 4,4
Count 10 5 5 3 0 23
Mean
onbekend
Median
Percentil e 25
5,9 5,6 5,6 9,7
5,2 5,5 5,6 9,7
4,7 5,4 5,2 5,1
6,5
5,5
5,2
Count
Mean
Total
Median
Percentil e 25
0 0 0 0 0 0
Count 602 553 642 591 244 2632
Mean
Median
6,6 5,2 5,1 4,2 4,4 5,1
6,3 5,0 4,9 2,6 4,4 5,0
Percentil e 25 5,3 4,4 3,7 ,5 3,3 3,1
lft7 < 23 Tabel 2 wachttijd wontyp5 egw portiek galerij senioren overig Total
Count 2 43 37 0 25 107
Mean
23-24
Median
Percentil e 25
3,4 3,8 2,6
3,4 3,9 2,5
3,4 3,2 1,2
2,8 3,0
2,9 3,0
2,5 2,5
Count 38 63 65 0 40 206
Mean
25-29
Median
Percentil e 25
5,2 4,6 4,9
5,3 4,9 4,9
5,0 4,3 4,5
4,2 4,7
4,5 4,9
3,7 4,3
Count 144 156 156 2 52 510
Mean
30-39
Median
6,3 5,4 5,2 4,6 4,7 5,5
6,3 5,1 5,1 4,6 4,6 5,4
Percentil e 25 5,4 4,7 4,2 4,4 4,1 4,6
Count 203 151 189 0 54 597
Mean
40-54
Median
Percentil e 25
6,5 5,4 5,2
6,4 5,1 5,1
5,3 4,5 4,3
4,4 5,8
4,7 5,7
3,0 4,7
Count 178 127 149 41 62 557
Mean
55-64
Median
7,3 5,1 4,7 3,2 5,1 5,8
6,8 4,9 5,3 2,6 4,9 5,7
Percentil e 25 5,7 3,9 4,1 ,6 3,5 4,3
Count 27 11 17 234 8 297
Mean
65+
Median
7,3 6,3 5,7 2,5 5,9 3,1
7,4 7,6 2,9 1,7 1,9 2,0
Percentil e 25 6,5 6,1 ,5 ,2 1,7 ,3
ink5 tot 1000 Tabel 3 wachttijd wontyp5 egw portiek galerij senioren overig Total
Count 121 223 215 107 90 756
Mean 6,2 5,1 5,0 3,1 4,6 4,8
1000-1500
Median 6,0 5,0 5,0 1,4 4,5 4,9
Percentil e 25 5,1 4,4 4,2 ,1 3,6 3,2
Count 195 170 193 196 61 815
Alle gearceerde getallen zijn gebaseerd op minstens 40 mutaties.
Mean 6,9 5,2 5,1 4,2 4,6 5,2
1500-2000
Median 6,4 5,1 4,9 2,4 4,6 5,1
Percentil e 25 5,5 4,6 4,1 ,4 3,6 3,0
Count 127 90 101 123 50 491
Mean 6,6 5,0 5,5 4,8 4,4 5,4
2000-2500
Median 6,4 4,9 4,9 3,8 4,2 5,1
Percentil e 25 5,3 4,5 3,6 ,8 2,9 3,6
Count 70 42 71 83 19 285
Mean 6,0 5,2 4,7 5,2 3,4 5,2
2500 +
Median 6,0 5,3 5,1 3,5 4,4 5,2
Percentil e 25 4,9 4,3 3,2 1,5 ,9 3,1
Count 89 28 62 82 24 285
Mean 6,6 5,6 4,7 3,8 4,7 5,0
Total
Median 6,5 5,0 4,6 2,1 4,0 5,0
Percentil e 25 5,1 4,4 3,3 ,5 2,8 2,5
Count 602 553 642 591 244 2632
Mean 6,6 5,2 5,1 4,2 4,4 5,1
Median 6,3 5,0 4,9 2,6 4,4 5,0
Percentil e 25 5,3 4,4 3,7 ,5 3,3 3,1
Count 10 2 29 314 3 358
Mean 4,6 ,3 5,5 5,7 3,0 5,6
Total
Median 6,0 ,3 2,6 4,2 2,0 4,2
Percentil e 25 ,2 ,3 ,9 ,9 ,2 ,9
Count 602 553 642 591 244 2632
Mean 6,6 5,2 5,1 4,2 4,4 5,1
Median 6,3 5,0 4,9 2,6 4,4 5,0
Percentil e 25 5,3 4,4 3,7 ,5 3,3 3,1
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
Wijken Naar: Huishoudentype, Leeftijdscategorie, inkomenscategorie alleenst
wachttijd wijk
stk zon soe iss bos kop krk shz shn lie rus sbn sbg ran ver leu bgz bgn hld zie kat cal psh nie val hlv buw vhv vhc vhb vhl Total
Count 125 60 187 0 0 62 113 77 53 87 17 0 47 117 42 91 75 0 32 58 84 0 0 80 0 10 0 5 2 0 50 1474
2-pers hh
Percentil Mean Median e 25 4,9 4,8 3,8 2,6 2,1 ,4 5,5 5,1 3,9
6,7 5,3 3,4 5,8 4,6 5,6
6,9 4,9 3,1 4,9 4,6 2,2
5,8 4,3 ,5 3,6 3,7 ,7
3,2 5,4 3,8 5,0 6,6
2,6 4,6 4,6 5,0 5,4
,4 1,3 ,5 3,2 4,3
5,6 3,8 4,7
5,5 2,8 4,3
3,5 ,3 2,0
6,0
5,8
5,1
5,2
5,5
4,0
6,5 6,7
6,3 6,7
5,1 6,7
4,4 4,9
4,5 4,9
2,8 2,9
Count 15 1 39 0 0 6 26 9 8 27 8 0 12 27 9 10 10 0 10 28 19 0 0 9 0 5 0 4 4 0 12 298
huishoudentype gezins + kind.
1-ouder
Percentil Mean Median e 25 3,9 4,0 2,5 ,1 ,1 ,1 6,4 5,4 3,9
6,2 5,8 4,4 7,1 6,1 4,7
5,9 5,3 4,4 6,9 4,7 1,0
5,5 3,1 1,2 1,1 2,3 ,4
3,5 7,5 6,5 3,7 6,6
4,4 6,1 5,2 5,0 7,2
3,4 4,4 4,6 ,1 5,8
4,5 4,7 4,1
1,7 4,5 2,7
,1 2,0 1,6
5,9
5,7
5,2
3,5
2,4
1,2
3,3 3,7
2,8 3,7
2,2 2,2
4,2 5,4
4,6 4,9
2,5 2,3
Count 8 5 55 0 0 44 44 16 24 60 0 0 25 33 17 16 28 0 5 21 41 0 0 75 0 3 0 38 4 1 53 616
Percentil Mean Median e 25 7,3 7,3 6,7 4,9 4,9 4,9 6,0 5,7 5,0
5,3 5,1 5,7 8,4 4,3
5,9 4,9 5,6 7,1 4,5
2,3 4,3 2,9 6,4 4,2
4,1 6,6 6,4 5,6 7,7
3,7 7,3 5,6 5,9 7,7
3,6 4,7 5,4 5,2 6,5
8,0 6,7 5,0
8,0 6,7 6,3
6,8 6,4 3,0
4,8
5,0
3,4
6,2
6,2
5,9
5,3 5,5
5,5 5,8
4,7 4,8
5,1 5,6
4,7 5,7
4,1 4,5
Count 1 2 14 0 0 20 20 6 7 29 3 0 19 17 5 1 5 0 3 9 7 0 0 16 0 5 0 12 8 0 12 221
Mean
Median
onbekend
overig hh Percentil e 25
,1 7,1
,1 5,8
,1 5,3
4,8 6,7 5,6 5,6 4,8 7,5
4,8 6,3 5,6 5,9 5,0 7,5
3,3 5,3 4,9 4,7 3,9 5,9
7,4 7,6 5,9 4,6 9,2
5,1 6,8 6,8 4,6 10,3
4,4 5,2 5,5 4,6 5,7
5,4 5,9 5,7
5,4 6,0 4,9
5,4 4,8 4,9
4,8
4,6
3,8
6,3
7,0
5,2
4,8 5,5
4,8 5,6
4,0 4,2
2,9 5,6
2,1 5,2
1,1 4,4
Count 0 0 3 0 0 1 6 0 1 5 0 0 1 1 0 0 0 0 0 1 1 0 0 2 0 0 0 1 0 0 0 23
Mean
Median
Percentil e 25
5,2
5,2
5,2
8,5
5,8
5,5
5,4 4,7
5,4 4,7
5,4 4,7
7,6 5,1
7,6 5,1
7,6 5,1
6,0
6,0
6,0
6,5
5,5
Count
Mean
Total
Median
Percentil e 25
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
5,2
Count 149 68 298 0 0 133 209 108 93 208 28 0 104 195 73 118 118 0 50 117 152 0 0 182 0 23 0 60 18 1 127 2632
Mean Median 4,9 4,9 2,6 1,9 5,7 5,3
Percentil e 25 3,8 ,3 4,2
6,0 5,5 3,8 6,4 4,9 5,5
6,2 5,0 3,7 5,8 4,6 1,7
4,8 4,3 ,9 4,1 3,7 ,5
3,7 6,0 4,7 4,9 6,7
3,8 5,4 5,1 5,1 6,1
,6 2,3 1,9 3,2 4,5
5,5 4,4 4,6
5,4 4,8 4,5
2,3 1,2 2,0
5,5
5,6
4,7
5,2
5,9
3,7
5,2 5,3
5,1 5,7
4,0 3,9
4,2 5,1
4,4 5,0
2,6 3,1
lft7 < 23
wachttijd wijk
stk zon soe iss bos kop krk shz shn lie rus sbn sbg ran ver leu bgz bgn hld zie kat cal psh nie val hlv buw vhv vhc vhb vhl Total
Count 12 6 8 0 0 4 11 2 6 16 0 0 8 5 1 2 7 0 2 0 1 0 0 5 0 1 0 1 0 0 9 107
23-24
Percentil Mean Median e 25 2,7 2,7 2,4 3,3 3,5 2,7
1,2 3,6 2,6 3,5 3,6
1,2 3,6 2,6 3,3 3,4
1,2 3,6 2,6 2,9 3,0
4,6 3,5
4,6 3,5
4,5 3,5
3,9 3,1
3,9 3,1
3,9 2,6
1,2
1,2
1,2
2,4 3,0
2,2 3,0
1,1 2,5
Count 32 3 25 0 0 10 25 5 6 10 0 0 10 8 10 9 9 0 4 6 0 0 0 14 0 2 0 2 3 0 13 206
Alle gearceerde getallen zijn gebaseerd op minstens 40 mutaties.
25-29
Percentil Mean Median e 25 4,5 4,7 4,2 2,1 2,1 1,8 4,8 4,8 4,4
5,4 5,0 4,8 5,0 5,5
5,5 5,0 4,7 5,2 5,6
4,9 4,4 4,6 4,1 5,5
4,2 4,6 4,5 5,0 4,8
4,8 4,9 4,9 5,4 4,9
3,4 3,9 4,5 4,9 4,4
3,6 5,2
3,8 5,3
1,6 5,1
5,0
5,0
4,9
5,1
5,1
5,1
4,4 4,5
4,4 5,3
2,8 2,2
4,3 4,7
4,6 4,9
3,7 4,3
Count 43 4 70 0 0 41 47 8 14 39 0 0 20 28 13 37 23 0 3 13 18 0 0 41 0 4 0 8 4 0 32 510
30-39
Percentil Mean Median e 25 5,3 5,1 4,2 5,6 5,0 4,1 5,9 5,5 5,0
6,3 5,0 5,3 5,3 5,0
6,3 4,7 6,1 5,1 5,0
5,4 4,5 4,8 4,9 4,2
5,4 5,1 6,0 5,4 5,7
5,4 5,5 5,5 5,0 5,4
4,9 4,4 5,2 4,5 4,3
5,8 6,4 6,6
5,1 6,2 5,6
4,8 4,8 4,9
5,9
5,8
5,2
6,5
6,3
5,9
4,8 5,7
4,1 5,6
2,7 4,9
4,7 5,5
4,5 5,4
4,2 4,6
Count 34 6 56 0 0 45 49 11 27 61 0 0 21 35 13 28 28 0 9 15 26 0 0 62 0 3 0 29 5 1 33 597
40-54
Percentil Mean Median e 25 5,4 5,7 4,0 5,4 5,4 3,6 6,1 5,6 5,1
5,5 5,3 6,1 7,6 4,9
5,9 5,2 5,7 7,3 4,7
4,4 4,4 5,4 6,4 4,3
5,6 6,5 6,2 6,3 6,8
5,4 5,8 6,3 6,0 7,0
3,8 4,6 4,7 5,3 5,8
7,4 7,3 6,9
6,8 7,1 6,1
6,4 6,6 5,9
4,8
4,8
3,9
6,7
6,4
5,9
4,9 5,2
5,0 5,3
4,5 3,6
5,3 5,8
5,0 5,7
4,4 4,7
Count 21 27 49 0 0 29 40 17 21 42 3 0 21 40 14 12 33 0 7 28 38 0 0 55 0 6 0 19 6 0 29 557
65+
55-64
Percentil Mean Median e 25 5,4 5,0 3,4 1,9 1,2 ,5 6,3 5,9 5,0
6,9 6,2 6,9 7,5 5,1 7,5
7,0 5,8 5,7 7,3 4,8 7,5
5,9 4,8 4,6 4,9 4,5 5,9
8,0 4,6 5,5 5,2 9,4
5,7 5,1 5,6 5,5 6,7
4,9 2,6 4,7 4,9 5,5
5,5 4,9 6,1
5,5 5,8 5,7
3,1 1,9 4,5
6,2
5,9
5,6
5,8
6,5
3,7
5,9 5,7
5,9 6,3
4,7 4,3
5,3 5,8
4,7 5,7
2,9 4,3
Count 5 15 31 0 0 2 18 43 10 19 7 0 15 23 15 6 11 0 11 26 33 0 0 3 0 2 0 0 0 0 2 297
Percentil Mean Median e 25 6,0 7,3 5,2 2,0 ,6 ,2 3,6 2,5 ,3
5,1 2,7 3,3 3,3 2,2
3,7 2,2 2,8 1,1 1,1
1,2 ,6 ,6 ,2 ,4
,9 1,6 2,0 3,8 6,3
,2 ,5 ,3 3,9 5,2
,0 ,0 ,1 2,9 ,3
4,3 2,4 3,3
1,1 ,6 2,5
,1 ,2 1,9
4,7
4,7
1,4
3,3
3,3
2,5
3,9 3,1
3,9 2,0
2,2 ,3
Count 2 7 59 0 0 2 19 22 9 21 18 0 9 56 7 24 7 0 14 29 36 0 0 2 0 5 0 1 0 0 9 358
Total
Percentil Mean Median e 25 3,0 3,0 ,2 3,2 ,1 ,0 6,3 4,7 ,8
7,4 6,7 3,6 9,6 5,9 6,4
7,4 5,3 1,5 6,3 4,2 2,1
7,4 1,1 ,4 2,3 1,1 ,5
2,2 8,5 7,0 2,9 7,2
1,2 7,0 4,3 2,1 6,8
,5 3,3 2,6 ,5 2,5
6,1 4,2 4,1
5,9 2,8 4,2
3,0 ,9 1,4
3,2
3,2
3,2
3,6
3,4
1,4
,7 5,6
,2 4,2
,0 ,9
Count 149 68 298 0 0 133 209 108 93 208 28 0 104 195 73 118 118 0 50 117 152 0 0 182 0 23 0 60 18 1 127 2632
Mean Median 4,9 4,9 2,6 1,9 5,7 5,3
Percentil e 25 3,8 ,3 4,2
6,0 5,5 3,8 6,4 4,9 5,5
6,2 5,0 3,7 5,8 4,6 1,7
4,8 4,3 ,9 4,1 3,7 ,5
3,7 6,0 4,7 4,9 6,7
3,8 5,4 5,1 5,1 6,1
,6 2,3 1,9 3,2 4,5
5,5 4,4 4,6
5,4 4,8 4,5
2,3 1,2 2,0
5,5
5,6
4,7
5,2
5,9
3,7
5,2 5,3
5,1 5,7
4,0 3,9
4,2 5,1
4,4 5,0
2,6 3,1
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
ink5 tot 1000 Count wachttijd wijk
stk zon soe iss bos kop krk shz shn lie rus sbn sbg ran ver leu bgz bgn hld zie kat cal psh nie val hlv buw vhv vhc vhb vhl Total
48 15 83 0 0 42 77 31 26 83 3 0 35 48 19 24 43 0 14 22 40 0 0 55 0 5 0 8 3 0 32 756
Mean
1000-1500
Median
Percentil e 25
5,3 1,8 5,7
5,0 1,1 5,3
4,5 ,2 4,5
6,2 5,1 3,3 4,9 4,4 1,5
6,9 4,9 3,6 4,6 4,4 ,1
5,3 4,3 ,5 3,6 3,9 ,0
3,3 4,7 3,4 5,1 6,2
3,6 4,4 4,7 5,5 5,4
,4 3,0 ,1 4,2 4,6
4,8 3,8 4,9
4,3 ,6 5,0
2,1 ,1 2,3
5,2
5,1
4,7
5,9
5,9
5,9
6,5 4,5
6,0 4,5
5,3 2,2
3,3 4,8
3,5 4,9
1,3 3,2
Count 27 27 92 0 0 46 58 38 26 58 9 0 36 72 21 37 34 0 13 29 54 0 0 59 0 7 0 24 3 1 44 815
Alle gearceerde getallen zijn gebaseerd op minstens 40 mutaties.
Mean
1500-2000
Median
Percentil e 25
5,2 2,2 6,1
5,0 ,8 5,4
4,4 ,1 4,7
6,4 4,9 4,4 7,0 4,9 6,7
6,2 4,9 3,9 6,4 4,9 1,8
4,8 3,9 1,6 3,6 1,3 ,7
3,2 5,8 4,1 5,3 7,0
3,8 4,9 5,1 5,3 6,1
,5 1,3 ,5 4,1 3,6
6,3 4,4 4,2
5,7 4,8 4,2
3,0 ,9 1,5
5,8
5,7
4,9
6,1
6,4
5,9
5,5 6,8
5,4 6,9
4,1 5,9
5,1 5,2
4,7 5,1
4,3 3,0
Count 26 16 61 0 0 21 41 18 24 31 6 0 18 38 13 27 21 0 7 23 25 0 0 32 0 6 0 15 2 0 20 491
Mean
2000-2500
Median
Percentil e 25
4,7 3,0 6,0
4,9 2,9 5,2
3,8 ,7 4,1
5,5 6,7 4,8 6,6 5,3 4,2
5,9 5,3 4,7 5,1 4,9 3,7
4,4 4,7 1,9 4,1 4,2 ,3
4,7 6,3 4,5 4,7 7,0
4,5 5,8 4,7 5,3 6,7
1,0 3,6 4,2 3,4 4,4
4,5 4,1 6,0
5,8 4,2 4,8
1,9 1,2 3,4
5,9
5,8
5,1
4,9
4,6
3,4
4,4 4,9
4,8 4,9
2,2 4,9
3,8 5,4
4,3 5,1
2,8 3,6
Count 27 6 33 0 0 15 21 16 9 14 5 0 4 24 2 18 11 0 5 11 13 0 0 22 0 2 0 7 2 0 18 285
Mean
2500 +
Median
Percentil e 25
4,7 3,4 5,3
5,2 1,8 4,9
4,1 1,1 3,7
6,1 5,0 2,6 6,4 5,2 10,3
6,5 5,0 1,4 5,9 5,0 8,4
5,4 1,5 ,6 4,9 4,2 1,5
1,8 6,8 6,3 5,5 5,6
1,8 6,2 6,3 5,0 5,7
,0 1,6 5,2 4,6 4,1
5,8 4,9 4,2
5,2 6,3 3,6
1,5 1,9 2,4
5,1
5,4
4,2
6,0
6,0
3,7
3,8 4,5
4,5 4,5
2,7 3,4
4,4 5,2
4,6 5,2
2,2 3,1
Count 21 4 29 0 0 9 12 5 8 22 5 0 11 13 18 12 9 0 11 32 20 0 0 14 0 3 0 6 8 0 13 285
Mean
Total
Median
Percentil e 25
4,3 3,7 4,5
3,5 3,1 5,1
2,7 ,8 1,8
5,5 6,9 3,6 6,7 5,0 2,4
5,5 6,6 4,9 7,5 4,4 1,7
5,1 5,6 1,1 1,1 3,7 ,5
3,9 7,6 6,5 3,0 9,0
4,7 6,8 6,5 2,6 7,8
2,9 3,9 4,4 ,4 6,7
5,6 4,8 4,3
7,5 5,1 4,5
4,4 2,5 1,9
5,1
5,0
3,8
3,2
1,4
,9
5,9 5,3
5,5 5,3
5,0 3,9
4,3 5,0
5,0 5,0
1,9 2,5
Count 149 68 298 0 0 133 209 108 93 208 28 0 104 195 73 118 118 0 50 117 152 0 0 182 0 23 0 60 18 1 127 2632
Mean
Median
Percentil e 25
4,9 2,6 5,7
4,9 1,9 5,3
3,8 ,3 4,2
6,0 5,5 3,8 6,4 4,9 5,5
6,2 5,0 3,7 5,8 4,6 1,7
4,8 4,3 ,9 4,1 3,7 ,5
3,7 6,0 4,7 4,9 6,7
3,8 5,4 5,1 5,1 6,1
,6 2,3 1,9 3,2 4,5
5,5 4,4 4,6
5,4 4,8 4,5
2,3 1,2 2,0
5,5
5,6
4,7
5,2
5,9
3,7
5,2 5,3
5,1 5,7
4,0 3,9
4,2 5,1
4,4 5,0
2,6 3,1
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
Huurprijs Naar: Huishoudentype, Leeftijdscategorie, inkomenscategorie alleenst Count wachttijd BBSHhu tot kwal korting ur tot aftop 2pers tot aftop 3pers tot liberalisatie geliberaliseerd Total
67 403 230 544 230 1474
Mean
2-pers hh
Median
4,2 4,2 5,2 5,3 5,3 4,9
4,2 4,5 5,1 5,3 5,1 4,9
Percentil e 25 3,5 2,1 3,9 2,6 3,7 2,9
Count 0 42 34 137 85 298
Mean
Median
5,7 5,6 5,6 4,8 5,4
huishoudentype gezins + kind.
1-ouder
4,8 4,6 5,2 4,9 4,9
Percentil e 25 2,9 2,9 2,3 2,2 2,3
Count 2 40 60 241 273 616
Mean
Median
4,3 4,8 5,7 6,3 5,3 5,6
4,3 5,2 5,1 6,0 5,5 5,7
Percentil e 25 4,1 3,6 4,9 5,2 3,9 4,5
Count 0 8 19 63 131 221
Mean
Median
4,7 6,2 6,5 5,3 5,6
4,7 5,5 6,2 5,0 5,2
overig hh Percentil e 25 4,7 5,0 4,6 3,9 4,4
Count 0 2 6 7 8 23
Mean
onbekend
Median
5,8 5,4 8,6 5,6 6,5
Percentil e 25
5,8 5,4 6,0 5,2 5,5
5,8 5,4 5,5 5,1 5,2
Mean Median 3,9 3,6 5,0 5,0 5,3 5,1 6,3 5,9 6,0 5,9 5,8 5,7
Percentil e 25 1,9 3,7 4,2 4,1 4,9 4,3
Count
Mean
Total
Median
Percentil e 25
0 0 0 0 0 0
Count 69 495 349 992 727 2632
Mean
Median
4,2 4,4 5,3 5,5 5,2 5,1
4,2 4,6 5,1 5,4 5,1 5,0
Percentil e 25 3,5 2,2 4,0 3,0 3,6 3,1
lft7 < 23
wachttijd BBSHhu tot kwal korting ur tot aftop 2pers tot aftop 3pers tot liberalisatie geliberaliseerd Total
Count 18 26 14 34 15 107
23-24
Mean Median 3,0 3,2 3,1 3,3 3,0 3,0 3,5 3,5 2,4 1,9 3,0 3,0
Percentil e 25 2,7 2,5 2,5 2,5 1,1 2,5
Count 8 70 18 66 44 206
25-29
Mean Median 4,4 4,8 4,3 4,5 4,8 5,1 5,3 5,3 4,6 4,9 4,7 4,9
Percentil e 25 3,6 3,9 4,5 4,8 3,8 4,3
Count 23 118 69 168 132 510
30-39
Mean Median 4,9 4,6 5,1 4,9 5,3 5,3 6,0 5,9 5,6 5,4 5,5 5,4
Percentil e 25 4,2 4,2 4,8 5,2 4,8 4,6
Count 6 85 88 216 202 597
40-54
Mean Median 3,8 3,7 4,9 4,8 6,0 5,5 6,5 6,2 5,6 5,4 5,8 5,7
Percentil e 25 3,6 4,2 4,8 5,3 4,5 4,7
Count 14 65 73 210 195 557
55-64 Count 0 74 40 124 59 297
Mean
65+
Median
2,2 3,8 3,0 3,9 3,1
,7 2,3 2,1 2,9 2,0
Percentil e 25 ,1 ,3 ,4 1,2 ,3
ink5 tot 1000 Count wachttijd BBSHhu tot kwal korting ur tot aftop 2pers tot aftop 3pers tot liberalisatie geliberaliseerd Total
32 167 135 264 158 756
Mean 4,3 3,9 5,0 5,4 4,6 4,8
1000-1500
Median 4,5 4,3 5,1 5,5 4,9 4,9
Percentil e 25 3,5 1,8 4,3 4,0 2,6 3,2
Alle gearceerde getallen zijn gebaseerd op minstens 40 mutaties.
Count 15 132 92 345 231 815
Mean 4,8 3,8 5,8 5,6 5,4 5,2
1500-2000
Median 4,6 4,4 5,3 5,4 5,1 5,1
Percentil e 25 3,6 1,6 4,4 2,6 4,1 3,0
Count 13 106 57 170 145 491
Mean 3,6 5,2 5,5 5,7 5,2 5,4
2000-2500
Median 3,7 4,8 5,2 5,3 5,1 5,1
Percentil e 25 3,3 3,3 3,5 4,1 3,6 3,6
Count 6 57 28 115 79 285
Mean 3,6 4,2 5,2 5,8 5,2 5,2
2500 +
Median 4,0 4,6 5,5 6,0 5,1 5,2
Percentil e 25 3,6 2,5 1,9 2,9 3,7 3,1
Count 3 33 37 98 114 285
Mean 5,0 5,0 4,7 4,7 5,4 5,0
Total
Median 3,0 4,6 4,4 4,8 5,4 5,0
Percentil e 25 1,7 1,7 3,1 1,9 3,7 2,5
Count 69 495 349 992 727 2632
Mean 4,2 4,4 5,3 5,5 5,2 5,1
Median 4,2 4,6 5,1 5,4 5,1 5,0
Percentil e 25 3,5 2,2 4,0 3,0 3,6 3,1
Count 0 57 47 174 80 358
Mean 5,6 6,3 5,9 4,4 5,6
Total
Median 3,8 4,9 4,3 2,4 4,2
Percentil e 25 ,6 1,8 ,9 ,9 ,9
Count 69 495 349 992 727 2632
Mean Median 4,2 4,2 4,4 4,6 5,3 5,1 5,5 5,4 5,2 5,1 5,1 5,0
Percentil e 25 3,5 2,2 4,0 3,0 3,6 3,1
Bijlage 2: Onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort
Woninggroote (aantal kamers) Naar: Huishoudentype, Leeftijdscategorie, inkomenscategorie alleenst Count wachttijd WngAant 1 alKamer 2 s 3 4 5 6 Total
84 609 459 311 10 1 1474
Mean
2-pers hh
Median
3,6 4,2 5,1 6,7 6,5 4,9 4,9
3,6 4,4 4,9 6,3 6,6 4,9 4,9
Percentil e 25 2,9 1,1 2,8 5,1 6,0 4,9 2,9
Count 2 99 128 65 4 0 298
Mean
huishoudentype gezins + kind.
1-ouder
Median
Percentil e 25
1,6 5,6 4,9 6,2 5,5
1,6 4,3 4,6 6,0 5,4
,8 1,7 2,2 5,2 5,2
5,4
4,9
2,3
Count 3 12 248 330 22 1 616
Mean
Median
4,1 4,3 5,2 5,9 8,6 5,6 5,6
4,1 4,1 5,1 5,9 8,6 5,6 5,7
Percentil e 25 4,1 2,8 3,6 4,8 8,6 5,6 4,5
Count 0 4 37 149 31 0 221
Mean
Median
overig hh Percentil e 25
10,8 3,6 5,8 7,9
10,8 3,8 5,4 6,7
3,9 1,9 4,8 5,8
5,6
5,2
4,4
Count 0 1 7 14 1 0 23
Mean
onbekend
Median
Percentil e 25
5,8 7,2 5,2
5,8 5,7 5,2
5,8 5,2 4,7
6,5
5,5
5,2
Count
Mean
Total
Median
Percentil e 25
0 0 0 0 0 0 0
Count 89 725 879 869 68 2 2632
Mean
Median
3,5 4,5 5,0 6,2 6,9 5,2 5,1
3,6 4,4 4,9 5,9 6,5 5,2 5,0
Percentil e 25 2,7 1,4 2,6 5,0 5,6 4,9 3,1
lft7 < 23 Count wachttijd WngAant 1 alKamer 2 s 3 4 5 6 Total
20 19 33 34 1 0 107
Mean
23-24
Median
Percentil e 25
2,7 3,6 2,9 2,3
2,9 3,6 3,3 1,8
2,5 2,6 1,2 1,2
3,0
3,0
2,5
Count 19 74 57 53 2 1 206
Mean
25-29
Median
3,4 4,8 4,7 5,3 4,9 4,9 4,7
3,6 4,9 5,0 5,3 4,9 4,9 4,9
Percentil e 25 2,5 4,4 4,1 4,8 4,9 4,9 4,3
Count 18 124 131 222 15 0 510
Mean
30-39
Median
Percentil e 25
4,0 5,2 5,5 6,0 5,9
4,1 5,1 5,4 5,8 6,0
3,1 4,4 4,4 5,0 5,2
5,5
5,4
4,6
Count 11 91 181 289 25 0 597
Mean
40-54
Median
Percentil e 25
3,2 5,2 5,7 6,2 7,0
3,6 5,3 5,5 6,0 7,1
2,1 4,4 4,6 4,9 6,5
5,8
5,7
4,7
Count 21 90 184 237 24 1 557
Mean
55-64
Median
4,0 4,2 5,5 6,9 8,5 5,6 5,8
3,7 4,5 5,7 6,3 7,6 5,6 5,7
Percentil e 25 3,4 1,9 3,8 5,3 5,8 5,6 4,3
Count 0 133 137 26 1 0 297
Mean
65+
Median
Percentil e 25
1,9 3,8 6,5 6,6
,6 2,7 7,4 6,6
,1 ,8 6,3 6,6
3,1
2,0
,3
ink5 tot 1000 Count wachttijd WngAant 1 alKamer 2 s 3 4 5 6 Total
32 217 228 269 10 0 756
Mean
1000-1500
Median
Percentil e 25
3,9 3,8 5,0 6,0 6,1
3,7 4,4 4,9 5,8 6,1
2,9 ,8 2,8 5,0 4,9
4,8
4,9
3,2
Count 17 207 272 286 31 2 815
Alle gearceerde getallen zijn gebaseerd op minstens 40 mutaties.
Mean 4,1 4,6 4,9 6,4 6,3 5,2 5,2
1500-2000
Median 3,7 4,2 4,9 6,0 6,0 5,2 5,1
Percentil e 25 3,5 ,9 2,6 5,0 5,4 4,9 3,0
Count 24 146 165 141 15 0 491
Mean
2000-2500
Median
Percentil e 25
3,2 5,1 5,4 6,1 8,4
3,5 4,7 4,8 5,7 7,1
2,5 2,8 3,0 4,9 6,6
5,4
5,1
3,6
Count 11 90 101 78 5 0 285
Mean
2500 +
Median
Percentil e 25
3,2 4,8 5,0 6,3 6,1
3,8 4,6 5,1 6,0 6,0
1,1 1,5 2,9 5,2 5,8
5,2
5,2
3,1
Count 5 65 113 95 7 0 285
Mean
Total
Median
Percentil e 25
2,5 4,2 4,7 6,4 5,2
3,0 3,0 4,8 6,2 5,2
1,7 ,8 1,9 5,0 5,2
5,0
5,0
2,5
Count 89 725 879 869 68 2 2632
Mean 3,5 4,5 5,0 6,2 6,9 5,2 5,1
Median 3,6 4,4 4,9 5,9 6,5 5,2 5,0
Percentil e 25 2,7 1,4 2,6 5,0 5,6 4,9 3,1
Count 0 194 156 8 0 0 358
Mean
Total
Median
Percentil e 25
5,7 5,3 8,8
3,2 4,2 7,4
,6 1,2 6,6
5,6
4,2
,9
Count 89 725 879 869 68 2 2632
Mean 3,5 4,5 5,0 6,2 6,9 5,2 5,1
Median 3,6 4,4 4,9 5,9 6,5 5,2 5,0
Percentil e 25 2,7 1,4 2,6 5,0 5,6 4,9 3,1
Programma: 8
2015-140M AANGENOMEN 16 JUNI 2015
Motie: Goed en betaalbaar wonen
Amersfoort, 16 juni 2015
Raadsvoorstel: Nieuwe huisvestingsverordening (4940270)
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende dat; a. woningbouwcoöperaties Alliantie en Portaal in Amersfoort al enige tijd actief woningen onttrekken aan de sociale woningvoorraad; b. zij dit doen door woningen die voorheen als sociale woningen werden verhuurd, te huur aan te bieden in de particuliere sector of deze te verkopen. Hierdoor neemt de sociale woningvoorraad in rap tempo af; c. het gezien de nijpende situatie op de sociale woningmarkt niet langer opportuun is om in grote getale huurwoningen te verkopen dan wel in de particuliere sector te verhuren; constaterende dat: d. woningen –doordat deze te koop worden aangeboden- onnodig- lang leeg staan, e. het verstandig is een termijn te koppelen aan de tijd waarin een vrijgekomen sociale huurwoning te koop mag staan; verzoekt het college om: 1. Nieuwe afspraken te maken met de woningbouwcoöperaties betreffende het aantal te verkopen en in de particuliere huursector te huur aanbieden van sociale huurwoningen binnen de huidige prestatieafspraken. Dit aantal substantieel te verminderen; 2. Leegstand van de te verkopen huurwoningen te beperken door aan de verkoop/te huur aanbieden in de particuliere sector een maximale termijn van drie maanden te koppelen; 3. De raad dit jaar te informeren over de nieuwe afspraken die met de woningbouwcoöperaties zijn gemaakt; 4. Met een Raadsinformatiebrief de raad op de kortst mogelijke termijn te informeren over het aantal sociale huurwoningen dat binnen Amersfoort Vernieuwt sinds de start is gesloopt, en het aantal dat er voor is teruggekomen.
Youssef El-Messaoudi PvdA
Programma: 8
2015-142M INGETROKKEN 16 JUNI 2015
MOTIE MEER SOCIALE HUURWONINGEN VOOR JONGEREN Raadsvoorstel nr.: Nieuwe Huisvestingsverordening (4940270) Amersfoort, 16 juni 2015
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende dat: a. de wachtlijsten voor sociale huurwoningen oplopen tot een wachttijd van 6-8 jaar
b. c.
d. e. f.
http://www.ad.nl/ad/nl/31848/Amersfoort/article/detail/4066692/2015/06/10/Socialehuurmarkt-zit-op-slot.dhtml; jongeren ontmoedigd worden om zich nog in te schrijven en dus niet zichtbaar zijn in de wachtlijsten maar wel een sociale huurwoning nodig hebben; jongeren die zijn afgestudeerd van welke opleiding dan ook, moeilijk aan een baan komen met een salaris waar zij een betaalbare woning voor kunnen vinden en dus (voorlopig) zijn aangewezen op sociale huur; het belangrijk is voor Amersfoort om de jongeren in de stad te behouden omdat deze jongeren zorgen voor een levendige economie; de verwachting is dat deze jongeren uiteindelijk doorstromen als zij beter gaan verdienen; hierop in te spelen met een tijdelijkheid van wonen zoals bijvoorbeeld de regeling bij studentenhuisvesting waarbij studenten na hun studie nog een jaar gebruik mogen maken van hun woning en dan moeten doorstromen (“campuscontract”);
verzoekt het college:
1. Meer sociale huurwoningen te creëren voor jongeren vanaf 25 jaar door actief beleid te voeren in samenwerking met de woningcorporaties om bijvoorbeeld leegstaande verzorgingsinstellingen of leegstaande kantoorpanden te transformeren en vrijesectorhuurwoningen om te zetten naar sociale huurwoningen. 2. Te onderzoeken of er een tijdelijkheid kan worden ingebracht bij een limiet van bijvoorbeeld vijf jaren waarbinnen deze jongeren kunnen doorstromen naar een andere woning als zij meer gaan verdienen waarbij dan wel een alternatief geboden moet kunnen worden zodat de jongeren niet op straat staan.
Noëlle Sanders D66
Programma: 8
2015-143M AANGENOMEN 16 JUNI 2015
Motie: Leefbaarheid bij splitsing en omzetting Amersfoort, 16 juni 2015
Raadsvoorstel nr.: 4940270 – Nieuwe Huisvestingsverordening De Raad van Amersfoort, constaterende dat: a. het college voorstelt in beslispunt 4 om de omzettingsvergunning en de splitsingsvergunning te laten vervallen, omdat er nauwelijks nog noodzaak bestaat dit vergunningenstelsel te laten voortbestaan; b. in de meeste gevallen een verzoek om splitsing van een woning of omzetting van een gebouw een omgevingsvergunning vereist, met veelal een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan; c. sinds oktober 2014 in de voor die afwijking bestaande ‘Beleidsregel woonruimteverdeling gemeente Amersfoort’ slechts nog sprake is van een toets op het gebied van parkeren; overwegende dat: d. er met enige regelmaat meldingen worden gedaan van overlast rondom gesplitste panden; e. er bij splitsing en omzetting geen sprake meer kan zijn van een toets op het gebied van leefbaarheid, nu de juridische mogelijkheden er in dit voorstel niet (meer) zijn; f. het onwenselijk is dat er overlast of verrommeling ontstaat door splitsing of omzetting, hetzij door een individueel geval, hetzij door het aantal omzettingen of splitsingen in een bepaald gebied; g. het daarnaast uit een beleidsmatig oogpunt wenselijk blijft dat er in de woonbehoefte van met name studenten en jongeren wordt voorzien; h. bewoners en ondernemers weliswaar gebaat zijn bij een zo beperkt mogelijke regeldruk vanuit de gemeente, maar dat het algemeen belang vereist dat er waarborgen zijn op het gebied van leefbaarheid; verzoekt het college: 1. uiterlijk dit najaar te regelen dat er bij splitsing of omzetting van of naar woningen een middel bestaat om overwegingen op het gebied van leefbaarheid te betrekken bij de besluitvorming over een aanvraag naar splitsing of omzetting, bijvoorbeeld met een beleidsregel of een facetbestemmingsplan; 2. over de voortgang de raad tijdig te informeren.
R.K. Dijksterhuis ChristenUnie
K. Voogt VVD
Programma: 8
2015-145M INGETROKKEN 16 JUNI 2015
MOTIE Haal energie uit woonlasten
Amersfoort, 16 juni 2015 Raadsvoorstel nr.: Nieuwe Huisvestingsverordening (4940270)
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende dat: a. niet iedereen evenveel geld kwijt is aan huur, energie en overige lasten; b. diverse factoren hierbij een rol spelen, waaronder gezinssamenstelling, leeftijd, inkomen, vermogen, maar ook de energiezuinigheid van een woning; c. te hoge woonlasten drukken op het besteedbaar inkomen van mensen; d. te hoge woonlasten er voor kunnen zorgen dat mensen moeite hebben om rond te komen, vooral als ze zich al op of onder de armoedegrens bevinden; e. woonlasten gereduceerd kunnen worden door middel van energiezuinige maatregelen; f. koppelen van woonlasten aan energiezuinige maatregelen tot een win-win beleid kan leiden waarbij zowel energieverspilling als armoede wordt aangepakt; g. de benodigde cijfers om een dergelijke doelgericht beleid op te zetten op dit moment ontbreken en/of niet samengebracht zijn in Amersfoort; verzoekt het college: 1. Onderzoek te doen naar de verdeling van woonlasten binnen Amersfoort, en de relatie tussen woonlasten en gezinssamenstelling, leeftijd, inkomen, vermogen, armoedegrens, aanwezigheid van energiezuinige maatregelen, etc. 2. Hierbij gebruik te maken van de expertise van woningcorporaties en de Woonbond. (*) 3. De resultaten van dit onderzoek aan te bieden aan de raad, woningcorporaties en andere partijen die betrokken zijn bij (energiezuinig) wonen in Amersfoort.
Marijke Jongerman SP
(*) De Woonbond heeft in diverse gemeenten al dit soort onderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn terug te vinden op: http://wka-centrum.nl/onderzoek/woonlasten/
Programma: 8
MOTIE:
2015-147M INGETROKKEN 16 JUNI 2015
NIET LANGER WACHTEN MET HET EVALUEREN VAN DE REGIONALE WOONRUIMTEVERDELING
Amersfoort, 16 juni 2016 Raadsvoorstel: Nieuwe huisvestingsverordening (4940270)
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende dat: a. eind 2014 de regionale woonruimteverdeling is gestart; b. er na een jaar een eerste evaluatie zal plaatsvinden; c. sinds Amersfoort is gestart met de Regionale woonruimteverdeling de wachttijd voor een sociale huurwoning in Amersfoort dramatisch is toegenomen.
verzoekt het college: 1. Niet langer te wachten met het evalueren van de regionale woonruimteverdeling en binnen acht weken daarmee te starten; 2. Bij het evalueren nadrukkelijk mee te nemen welke invloed de regionale woonruimteverdeling heeft op de wachttijden voor een sociale huurwoning in Amersfoort.
Youssef el-Messaoudi PvdA
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder M. Tigelaar
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4924779 : 28 april 2015 :
28-04-2015 19-05-2015 16-06-2015 16-06-2015
TITEL Vaststellen van twee verordeningen op grond van de Participatiewet
BESLISPUNTEN De raad besluit: De Verordening re-integratie Participatiewet vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden; De Verordening individuele studietoeslag vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden.
AANLEIDING Op 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. Daarvoor bestonden voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (WWB). Deze regelingen zijn vervangen door één regeling voor mensen met arbeidsvermogen: de Participatiewet. Op grond van de Participatiewet is op 1 januari 2015 een tweetal verordeningen van kracht geworden, te weten de Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW en IOAZ en de Verordening tegenprestatie (zie ook raadsvoorstel d.d. 28 oktober 2014 met nummer #4791026). Op grond van artikel 78z van de Participatiewet moeten de overige verordeningen uiterlijk op 1 juli 2015 van kracht zijn. Het betreft de Verordening re-integratie Participatiewet en de Verordening individuele studietoeslag. In voornoemd raadsvoorstel werd aangekondigd dat er nog vier verordeningen zouden moeten worden vastgesteld, te weten de Verordening re-integratie, de Verordening loonkostensubsidie en loonwaarde, de Verordening individuele studietoeslag en de Verordening cliëntenparticipatie. De huidige Verordening cliëntenparticipatie is echter nog actueel. Voorgesteld wordt om, in afwachting van eventuele sociaal domeinbrede vormgeving van cliëntenparticipatie, de huidige Verordening cliëntenparticipatie niet te wijzigen. Verder wordt aan de verordeningsplicht inzake loonkostensubsidie en loonwaarde voldaan door deze integraal op te nemen in de ter vaststelling voorliggende Verordening re-integratie Participatiewet. Vandaar dat er in dit voorstel twee, in plaats van vier verordeningen aan de orde zijn. De Participatiewet is gebaseerd op de ambitie van het kabinet om iedereen in staat te stellen als volwaardig burger mee te doen en bij te dragen aan de samenleving. De doelstelling van de Participatiewet is om zo veel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen met betrekking tot het ondersteunen van personen bij de arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op de arbeidsinschakeling. De bijgevoegde Reintegratieverordening voorziet hierin. In dit raadsvoorstel worden de Verordening re-integratie en de regeling loonkostensubsidie aan de orde gesteld en ter vaststelling voorgelegd. Daarnaast biedt de Participatiewet de mogelijkheid om onder voorwaarden een studietoeslag te verstrekken aan personen die studeren en door een beperking niet in staat zijn zelfstandig het minimumloon te verdienen. Gemeenten hebben een verordeningsplicht waar het deze individuele studietoeslag betreft. Inlichtingen bij :
J.H. Melles, MO/SZ, (033) 469 55 42
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4924779 pagina 2
BEOOGD EFFECT Met het vaststellen van de onderhavige verordeningen wordt voldaan aan de verordeningsplicht op grond van artikel 8, eerste lid, onder c en artikel 8a van de Participatiewet.
TOELICHTING Verordening re-integratie Participatiewet Re-integratiebeleid leent zich niet voor het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Wat in het concrete geval een passend reintegratietraject is, is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen. Artikel 10 van de Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte voorzieningen binnen de kaders van de reintegratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het college kán aanbieden. Hierin volgen we het voorbeeld van de Programmaraad, waarin VNG, Divosa en SZW vertegenwoordigd zijn. Zoals eerder aangegeven bouwen we bij de implementatie van de Participatiewet voort op het huidige reintegratiebeleid. Wij hebben uw raad bij raadsinformatiebrief 2015-18 over deze keuzes geïnformeerd. De Participatiewet introduceert aanvullend een aantal nieuwe instrumenten en voorzieningen die in de onderhavige verordening zijn opgenomen. Het betreft instrumenten en voorzieningen die vooral gericht zijn op het aan het werk krijgen en houden van mensen met een arbeidsbeperking. We noemen in dit kader de participatievoorziening beschut werk, jobcoaching, de no-riskpolis, loonkostensubsidie en loonwaardebepaling en werkplekaanpassingen. Daarnaast biedt de verordening in het kader van de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt de mogelijkheid om de groep 16- en 17-jarigen te ondersteunen bij het vinden en houden van werk en het verwerven van een eventueel daarvoor noodzakelijke startkwalificatie. Regionale consensus Hoewel met deze verordening lokale regelgeving wordt geformuleerd op het gebied van activering en reintegratie, die door de gemeenteraad moet worden vastgesteld, moet er op de hiervoor genoemde aanvullende voorzieningen en instrumenten regionale consensus zijn. Dit heeft te maken met het feit dat de Participatiewet regionale samenwerking voorschrijft bij het aan het werk helpen en houden van mensen met een arbeidsbeperking en een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt. Eén en ander komt voort uit de afspraken uit het Sociaal Akkoord dat in dit kader in 2013 tot stand is gekomen tussen werkgevers, werknemers en overheid. Wij hebben in intensief overleg met de regiogemeenten1 bestuurlijke en beleidsmatige overeenstemming bereikt over de opname van de genoemde voorzieningen en instrumenten in de lokale reintegratieverordeningen, terwijl de afzonderlijke gemeenten hun eigen kleur behouden. Dat wil zeggen dat de regiogemeenten lokaal ruimte houden om invulling te geven aan de uitvoering van hun reintegratiebeleid binnen de kaders van hun eigen (financiële) beleidskaders. De regionale samenwerking binnen deze context komt tot uiting in de oprichting van het Werkbedrijf voor de arbeidsmarktregio Amersfoort en het al bestaande Werkgeversservicepunt Amersfoort e.o. (WSP033) die samen met de re-integratieafdelingen van de regiogemeenten de uitvoering moet realiseren (zie ook de peilnota met nummer #4754381 en de raadsinformatiebrieven 2014-023, 2014-057 en 2014-146). Voorzieningen De Werkkamer heeft aangegeven dat vanuit het regionaal Werkbedrijf een aantal ‘functionaliteiten’ moet worden ontwikkeld en ingezet in het kader van een eenduidige werkgeversbenadering en ter ondersteuning van het aan het werk helpen en houden van mensen met een arbeidsbeperking. Het betreft de volgende voorzieningen waarover in de verordening nadere regels zijn gesteld. Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt Door het wegvallen van de zogenaamde pre-Wajong en de verantwoordelijkheid van het UWV in dat kader, ontstaat er voor jongeren van 16 en 17 jaar die vanwege beperkingen niet in staat zijn een 1
In de arbeidsmarktregio Amersfoort werken de gemeenten Amersfoort, Soest, Baarn, Bunschoten, Nijkerk, Leusden en Woudenberg samen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4924779 pagina 3
startkwalificatie te halen of praktijkonderwijs volgen een risico bij de aansluiting op de arbeidsmarkt. Voor deze doelgroep zijn in het kader van de Participatiewet gemeenten verantwoordelijk. In zoverre dat, als het college ondersteuning voor een persoon uit genoemde doelgroep nodig acht, het deze kan bieden. Dit past ook in de sluitende aanpak kwetsbare jongeren die wij voorstaan en de aanpak van jeugdwerkloosheid. Participatievoorziening beschut werk Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt (eerste lid). Beschut werk is een nieuwe voorziening, bedoeld voor personen met een beperkt arbeidsvermogen, die alleen in een beschutte omgeving, met structurele begeleiding en/of een grote mate van werkplekaanpassing, werkzaamheden kunnen verrichten. Het UWV adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het college voert eerst een voorselectie uit waarmee zij bepaalt welke personen in aanmerking kunnen komen voor een indicatie beschut werk. Bij de voorselectie zal het college prioriteit geven aan personen die op 31 december 2014 op de Wsw-wachtlijst stonden. Het gaat om de groep met zeer beperkt arbeidsvermogen. Bij een groter arbeidsvermogen bestaan in het algemeen arbeidsmogelijkheden en begeleidingsmogelijkheden in een meer reguliere werkomgeving. Wanneer het college – op basis van het UWV-advies - heeft vastgesteld dat iemand behoort tot de doelgroep beschut werk, moet het college ervoor zorgen dat hij of zij ook daadwerkelijk een dienstbetrekking krijgt, waar in een beschutte werkomgeving en onder aangepaste omstandigheden wordt gewerkt (artikel 10b lid 3 Participatiewet). Dit heeft tot gevolg dat alleen een indicatie bij het UWV wordt aangevraagd als er beschutte werkplekken beschikbaar zijn en de persoon daadwerkelijk plaatsbaar is. Onder de regiogemeenten Amersfoort (met uitzondering van Nijkerk; Nijkerk is verbonden aan een ander SW-bedrijf) is afgesproken dat in 2015 maximaal 13 fte aan werkplekken worden gerealiseerd bij Amfors. Voor Amersfoort gaat het om maximaal 8 fte (zie ook raadsinformatiebrief 2014-146). Of het financieel haalbaar is om de voorziening beschut werk structureel in te zetten, wordt in 2015 verder onderzocht. Hierbij worden ook andere uitvoeringsvormen, waaronder samenwerkingsverbanden met organisaties voor (arbeidsmatige) dagbesteding als mogelijkheid onderzocht. In de verordening is opgenomen dat het college jaarlijks de omvang van het aanbod beschut werk vaststelt. Persoonlijke ondersteuning (jobcoaching) Werknemers die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie hebben wettelijk aanspraak op begeleiding op de werkplek. In overleg met de werkgever zal naar de juiste inhoud en vorm gezocht worden. De ondersteuning moet noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.2 Bij de invulling van de jobcoachvoorziening wordt in afwachting van landelijke regelgeving, binnen de financiële kaders, zoveel mogelijk aangesloten bij die van het UWV. Het uitgangspunt is dat de jobcoachvoorziening doelgericht en efficiënt wordt ingezet en dat de begeleiding van de werknemer zo snel mogelijk door de werkgever wordt overgenomen. Ook krijgen werkgevers de mogelijkheid om zelf de jobcoachvoorziening te regelen, tegen een vergoeding van de gemeente. No-riskpolis Ten behoeve van belanghebbenden die als gevolg van een arbeidsbeperking een lagere loonwaarde hebben dan het wettelijk minimumloonniveau of waarbij sprake is van situationeel en verwacht hoog ziekteverzuim, kan een no-riskpolis worden ingezet om het loonrisico voor de werkgever bij uitval door ziekte van de werknemer te beperken. De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen, om personen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Voor de doelgroep banenafspraak zijn, in afwachting van nadere wetgeving hierover (verwacht in 2016), voor 2015 afspraken gemaakt tussen VNG en UWV. Afgesproken is dat gebruik gemaakt wordt van de no-riskpolis van UWV en dat hiervoor achteraf door UWV bij gemeenten wordt gedeclareerd. Voor de overige doelgroepen, waaronder de doelgroep beschut werk, moeten gemeenten zelf een no-riskpolis regelen. Gezien het feit dat 2
Kamerstukken II 2013-2014, 33 161, nr. 107, blz. 115.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4924779 pagina 4
hierover landelijk veel vragen zijn en onduidelijkheid is, heeft het ministerie van SZW aangegeven in overleg met VNG en UWV verder onderzoek te zullen doen naar een mogelijke uniforme oplossing voor deze doelgroepen. Loonkostensubsidie Het college kan aan de werkgever loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 10d van de wet, verstrekken om in geval van een lagere arbeidsproductiviteit van de werknemer (tijdelijk) het verschil te compenseren. Loonkostensubsidie kan worden ingezet in geval van matching met een (reguliere) baan uit de banenafspraak en beschut werk. Loonkostensubsidie is gebaseerd op de loonwaarde die de werknemer heeft. Deze loonwaarde is samen met de overeengekomen arbeidsduur rechtstreeks bepalend voor de hoogte van de loonkostensubsidie voor de werkgever. Als de loonwaarde bijvoorbeeld wordt vastgesteld op 70 procent, dat wil zeggen dat deze persoon een productiviteit heeft van 70 procent in vergelijking met andere (nieuwe) werknemers in dezelfde functie, dan heeft de werkgever recht op een loonkostensubsidie van 30 procent van het wettelijk minimumloon (WML) (de subsidie vult de vastgestelde loonwaarde aan tot 100 procent WML). Gemeenten bepalen de manier waarop de loonwaarde wordt vastgesteld wanneer een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die tot de doelgroep behoort. Bij de vaststelling van de loonwaarde betrekt het college opgaven en inlichtingen van de belanghebbende en de werkgever over de praktijkervaringen van de belanghebbende, bijvoorbeeld tijdens een leerwerkplek of proefplaatsing indien deze vooraf zijn gegaan aan de arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever. Binnen de arbeidsmarktregio moeten gemeenten met eenzelfde methodiek voor de loonwaardebepaling werken. De arbeidsmarktregio Amersfoort heeft gekozen voor de methodiek van Dariuz. De beschrijving van deze methodiek is in een bijlage bij de verordening opgenomen. Werkvoorzieningen (werkplekaanpassingen) Werkvoorzieningen zijn bedoeld voor personen met een arbeidshandicap. Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VNG is besloten om de tolk gebarentaal landelijk uit te laten voeren. Voor de meeneembare voorzieningen, waarbij het gaat om een klein aantal gebruikers en veelal zeer specifieke voorzieningen (op het individu afgestemd zoals een braille leesregel of een aangepast bureau, welke kunnen worden meegenomen naar een andere werkgever of werkplek), is besloten deze landelijk te coördineren. Voor de organisatie van andere hulpmiddelen (bijvoorbeeld voor personen die moeilijk kunnen bewegen, of orthopedische werkschoenen) bestaan geen landelijke afspraken. Daarvoor zijn gemeenten vooralsnog verantwoordelijk. In 2015 willen de regiogemeenten ervaring op gaan doen met deze voorzieningen, zowel wat betreft vorm als omvang en onderzoeken in hoeverre aangesloten kan worden bij al bestaande voorzieningen. Voor de overige inhoudelijke aspecten van de Verordening re-integratie verwijzen we u kortheidshalve naar de toelichting op de onderhavige verordening. Verordening individuele studietoeslag De Participatiewet introduceert een studieregeling: de individuele studietoeslag. De toeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, Participatiewet). Het betreft een nieuwe vorm van aanvullende inkomensondersteuning voor bepaalde groepen studerenden. Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college (dit volgt uit artikel 36b, eerste lid, Participatiewet) en is bedoeld voor arbeidsgehandicapte studenten. De gemeenteraad moet in een verordening regels vaststellen over het verlenen van een individuele studietoeslag (artikel 8, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag. Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten De gedachte achter de individuele studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. De wetgever verwacht dat de drempel om een contract aan te bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het verstrekken van een individuele studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4924779 pagina 5
steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en wat in zijn mars heeft. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Doel van de studietoeslag is om studenten met een beperking een bron van inkomsten te geven ter vervanging van inkomsten uit een bijbaan. Prognose aantallen aanvragen Het is niet te voorspellen hoeveel mensen uiteindelijk gebruik zullen gaan maken van deze regeling omdat het een nieuwe regeling betreft en we in dit kader nog geen ervaring hebben met de doelgroep. Gemeenten ontvangen voor de regeling budget van het Rijk. Voor 2015 ontvangen we € 48.000 oplopend tot € 258.000 structureel vanaf 2018. Deze bedragen zijn inclusief uitvoeringskosten. De regeling is uitvoeringsintensief, waardoor de uitvoeringskosten (inclusief keuringskosten) fors zullen zijn (een inschatting is dat de uitvoeringskosten circa 20% bedragen ten opzichte van het uitkeringsbedrag). Jaarlijks kan beoordeeld worden welk effect deze maatregel heeft. Blijven mensen die dit hebben ontvangen inderdaad vaker uit de bijstand of stromen ze veelal toch volledig in zonder uitzicht op werk? Hoogte van de toeslag Voorgesteld wordt de hoogte van de toeslag vooralsnog vast te stellen op € 100 per maand (€ 1.200 per jaar). Dit bedrag is gebaseerd op de aanname dat het verwerven van circa € 100 aan extra inkomsten per maand voor studerenden zonder beperkingen naast hun studie reëel is. Er zijn grote verschillen in hoogte van de studietoeslag tussen gemeenten (van € 3.400 tot € 340 per jaar). Amersfoort zet met het bedrag van € 1.200 per jaar in op een gemiddelde. Daarbij is de overweging meegenomen dat er niet te veel rechtsongelijkheid moet ontstaan tussen de doelgroep waarvoor de studietoeslag is bedoeld en de nietarbeidsbeperkte studenten, die vaak geen ruimte hebben om te werken naast hun studie, vanwege de zwaarte van de studie en het tempo waarin ze af moeten studeren. Overigens weten wij niet hoe groot het beroep op deze voorziening zal zijn. Het is niet bekend waarop het Rijk de budgetten die gemeenten voor deze toeslag ontvangen, heeft gebaseerd. Bij een hogere toeslag ontstaat het risico van overschrijding van het budget. Ook is de overweging meegenomen dat een studie doorgaans 4 jaar in beslag neemt en dat het recht op studietoeslag in principe voor de duur van de studie wordt toegekend. Doordat de bepaling van de hoogte van de toeslag en de frequentie van betaling in de wet een discretionaire bevoegdheid is van het college, is verschil tussen gemeenten onderling niet goed te voorkomen. Overigens is er binnen de regiogemeenten (met uitzondering van Nijkerk die de studietoeslag in z’n geheel niet gaat invoeren) ook over de hoogte van de toeslag consensus. Doelgroep Er is een aantal criteria om in aanmerking te kunnen komen voor de studietoeslag. Zo moet men minimaal 18 jaar zijn en recht hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (artikel 36b lid 1 Participatiewet). Verder mag er geen sprake zijn van vermogen. Ook wordt gesteld dat de belanghebbende zelfstandig of zelfstandig onder begeleiding woont. We gaan daarbij uit van de aanname dat studenten die thuiswonend zijn het zowel in praktische als financiële zin makkelijker hebben dan zelfstandig wonenden. En tenslotte wordt geen studietoeslag verstrekt als de belanghebbende naast de studiefinanciering andere inkomsten heeft.
DUURZAAMHEID Met de vaststelling van de onderhavige verordeningen streven we naar effectieve en efficiënte lokale en regionale inzet van voorzieningen en instrumenten ten behoeve van duurzame maatschappelijke participatie van iedereen, waaronder ook mensen met een arbeidsbeperking.
FINANCIËN Met de inwerkingtreding van de Participatiewet ontvangen gemeenten de middelen voor re-integratie en de WSW via het Gemeentefonds (integratie-uitkering Sociaal Domein). In de peilnota ‘Voortgang implementatie Participatiewet en totstandkoming Werkbedrijf’ (september 2014; #4754381) is uw raad nader geïnformeerd over de beschikbare budgetten voor de uitvoering van de Participatiewet. In de gemeentebegroting van 2015 zijn de begrote middelen voor re-integratie opgenomen. Het voorgestelde reintegratieprogramma wordt binnen de in de begroting beschikbare middelen uitgevoerd. De middelen voor re-integratie voor 2015 zijn opgenomen in onderstaande tabel:`
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4924779 pagina 6
Instrument Preventieve instrumenten Werkgeversbenadering Arbeidsontwikkeling en activering via verloning: - 60 plus beurs
Begroot 2015 650.000 400.000 30.000
Arbeidsontwikkeling en activering via trajecten:
2.829.700
- Arbeidsontwikkeling (waaronder jobcoaching en andere voorzieningen) - Activering
1.952.350 877.350
Projecten:
459.100
- Projecten ouderen - Nieuwe doelgroep PW - Projecten werkloosheid jongeren - Overige projecten Totaal budget re-integratie
100.000 73.300 115.800 170.000 € 4.368.800
Loonkostensubsidie Het Rijk stelt voor de nieuwe doelgroepen van de Participatiewet als onderdeel van het macrobudget voor het Inkomensdeel van de Participatiewet in 2015 landelijk € 68 miljoen beschikbaar voor loonkostensubsidie. Op basis van het nieuwe verdeelmodel voor het inkomensdeel ontvangt Amersfoort voor 2015 een totaal bedrag van € 39,9 miljoen voor dekking van de kosten van bijstandsverstrekking en loonkostensubsidies (zie hierover ook raadsinformatiebrief 2014-114). Indicatief kan het aandeel van de toevoeging voor de nieuwe doelgroepen worden benaderd op basis van het relatieve aandeel van Amersfoort in het macrobudget (ca. 0,7%). Hiervan uitgaande is er indicatief een bedrag van ca € 4 ton beschikbaar voor het bedienen van de nieuwe doelgroepen o.a. met loonkostensubsidie. Overigens is uit de toelichting op de behandeling van de Participatiewet (4e nota van wijziging) te herleiden dat het Rijk heeft gerekend met een gemiddeld bedrag aan loonkostensubsidie van € 14.000, met een maximum bedrag aan loonkostensubsidie van € 17.000 per geplaatste werknemer per jaar. Individuele studietoeslag
Via het Gemeentefonds ontvangt de gemeente Amersfoort voor de individuele studietoeslag de volgende middelen:
Individuele studietoeslag
2015 € 48.000
2016 € 139.000
2017 € 218.000
2018 ( structureel) € 258.000
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE Het Sociale Domein valt buiten het preventief toezicht van de provincie.
RISICOPARAGRAAF Voor de dekking van de Wsw-tekorten is uit de re-integratiemiddelen in 2015 1,6 miljoen geraamd (structureel € 1,5 miljoen). In de begroting is er vanuit de algemene middelen een dekking van € 7 ton opgenomen in 2015. Het college heeft in het kader van de continuering van het re-integratiebeleid
2015 in het licht van de implementatie van de Participatiewet besloten de middelen in de voorziening Participatiewet te gebruiken om de budgetten voor re-integratie de eerste jaren te
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4924779 pagina 7
handhaven op niveau van de begroting 2015 (17 februari 2015: nr. 4873002). Dit is in de raadsinformatiebrief 2015-018 met de Raad gecommuniceerd. Recent is bekend geworden dat de voorziening Participatiewet om technische redenen dient vrij te vallen. Om de middelen beschikbaar te houden voor dit doel dienen deze te worden gereserveerd in een nieuwe in te stellen reserve Participatiebudget. Bij de vaststelling van de jaarrekening 2014 moet hierover besluitvorming door de raad plaatsvinden. De voorziening bestaat ultimo 2015 uit € 3,5 mln. Door dekking van de tekorten uit re-integratiemiddelen blijven er op termijn minder middelen over voor de doelgroep uit de Participatiewet. Hierdoor komt de re-integratie van de bestaande en nieuwe doelgroepen onder druk te staan.
COMMUNICATIEBOODSCHAP EN BETROKKEN PARTIJEN Er zijn veel partijen betrokken bij het re-integratiebeleid en de verdere implementatie van de Participatiewet. Dat zijn in ieder geval de gemeenten in de arbeidsmarktregio Amersfoort, de cliëntenraden en stakeholders, waaronder RWA/Amfors, UWV, WSP en partijen in het Werkbedrijf regio Amersfoort, waaronder werkgevers- en werknemersorganisaties. Wij hebben de onderhavige verordeningen voor advies voorgelegd aan de Cliëntenraad Sociale Zekerheid. De reactie van de Cliëntenraad vindt u als bijlage bij dit voorstel. Communicatieboodschap: Met de verdere implementatie van de Participatiewet bouwen we voort op het huidige re-integratiebeleid, waarmee we een gedegen basis creëren voor begeleiding en ondersteuning bij de maatschappelijke participatie van de brede doelgroep aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Met de nu vastgestelde verordeningen wordt daarvoor op verantwoorde wijze een lokale en regionale basis gevormd.
VERVOLGSTAPPEN Binnen de kaders van de wet en de onderhavige verordeningen gaan we de genoemde onderdelen, zoals de inrichting en het functioneren van het regionaal Werkbedrijf, de werkgeversbenadering en de nieuwe instrumenten en voorzieningen verder doorontwikkelen. Dat doen we waar mogelijk op lokaal en waar nodig op regionaal niveau. Er is, ook op landelijk niveau, nog veel onduidelijk. We hebben tijd en ervaring nodig om de nieuwe regels optimaal te kunnen toepassen en de effectiviteit ervan te kunnen beoordelen. Daartoe zullen we de nodige aspecten de komende tijd monitoren. Daarnaast zullen we uw raad blijven informeren en betrekken bij de genoemde ontwikkelingen en u jaarlijks peilen over het gevoerde en te voeren reintegratiebeleid, zoals we dat ook de afgelopen jaren hebben gedaan. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
Bijlagen
- Verordening re-integratie Participatiewet - Verordening individuele studietoeslag - Advies Cliëntenraad Sociale Zekerheid
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .4924779
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 april 2015, sector MO/SZ (nr.4924779); b e s l u i t: 1. de Verordening re-integratie Participatiewet vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden; 2. de Verordening individuele studietoeslag vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015 de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort verordening 4886838
Verordening
De raad van de gemeente Amersfoort; heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van 28 april 2015, afdeling Samen Leven/Werk, Inkomen en Zorg (nr. 4924779); gelet op de artikelen 6 lid 2, 8a lid 1 aanhef en onderdelen a, c, d en e, 8a lid 2, 10b lid 4 van de Participatiewet en artikel 147 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen:
de Verordening re-integratie Participatiewet Amersfoort
HOOFDSTUK I Artikel 1
ALGEMENE BEPALINGEN Begrippen
1.
In deze verordening wordt verstaan onder: de wet: Participatiewet; doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a, van de wet;
2.
Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.
HOOFDSTUK II
VERANTWOORDING EN FINANCIËN
Artikel 2 Verantwoording Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. Het verslag bevat in ieder geval het oordeel van de cliëntenraad. Artikel 3 Budget- en subsidieplafonds 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit één of meerdere subsidie- en budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening. 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.
-1VERORDENING RE-INTEGRATIE PARTICIPATIEWET AMERSFOORT
Gemeente Amersfoort verordening 4886838
HOOFDSTUK III
VOORZIENINGEN
Artikel 4 Algemene bepalingen over voorzieningen 1. Het college kan een voorziening beëindigen als: a. de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt; b. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep; c. de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2 van de wet; d. naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling; e. de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening; f. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; g. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in de wet en in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening. 2. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan: a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg. Artikel 5 Ondersteuning en soorten voorzieningen 1. Ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en/of maatschappelijke participatie kan bestaan uit praktische hulp, advies, doorverwijzing naar andere organisaties of uit het aanbieden van één of meerdere voorzieningen die gelijktijdig of achtereenvolgend ingezet kunnen worden. 2. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de belanghebbende voorzieningen aanbieden in de vorm van: a. begeleiding; b. een proefplaatsing gericht op arbeidsinschakeling; c. ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg; d. ondersteuning bij maatschappelijke participatie; e. diagnose-instrumenten; f. ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing; g. een actief- of uitstroompremie; h. scholing. 3.
Het college kan nadere regels vaststellen over de vorm van de in het tweede lid genoemde voorzieningen en de wijze waarop deze voorzieningen worden verstrekt.
-2VERORDENING RE-INTEGRATIE PARTICIPATIEWET AMERSFOORT
Gemeente Amersfoort verordening 4886838
Artikel 6 Sociale activering 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering ter bevordering van zijn maatschappelijke participatie en/of ten behoeve van zijn reintegratie op de arbeidsmarkt. 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon. Artikel 7 Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt Het college kan ondersteuning aanbieden aan personen, zoals bedoeld in artikel 10f, onder a, van de wet ten aanzien van wie het college van oordeel is dat dit nodig is in het kader van de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt. Artikel 8 Participatievoorziening beschut werk 1. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt. 2. Indien uitzicht bestaat op een dienstbetrekking in het kader van beschut werk, vraagt het college op grond van artikel 10b tweede lid van de wet, bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om een advies of de belanghebbende uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het college neemt bij de voorselectie in aanmerking of sprake is van beperkingen van lichamelijke, verstandelijke, psychische of andere aard, die naar verwachting leiden tot een indicatie beschut werk. 3. Het college bepaalt jaarlijks de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. Artikel 9 Persoonlijke ondersteuning Aan personen zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van tijdelijke of structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten. Artikel 10 No-riskpolis 1. Het college kan een werkgever in aanmerking laten komen voor een verzekeringspolis voor dekking van loonkosten over een periode waarin de werknemer uit de doelgroep arbeidsongeschikt is. a. De no-riskpolis is bedoeld voor de werkgever die een werknemer in dienst neemt die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, of die een verhoogd risico heeft op verzuim, voor zover er geen beroep kan worden gedaan op de no-riskpolis van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. b. De no-riskpolis is mogelijk bij een arbeidsovereenkomst van tenminste zes maanden. c. De no-riskpolis heeft een werkingsduur van 12 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever. d. de werknemer heeft zijn woonplaats binnen de gemeente Amersfoort.
-3VERORDENING RE-INTEGRATIE PARTICIPATIEWET AMERSFOORT
Gemeente Amersfoort verordening 4886838
2. Het college kan nadere regels stellen waaraan de werkgever moet voldoen om voor een no-riskpolis in aanmerking te komen. Artikel 11 Werkgeverssubsidie 1. Het college kan, anders dan de loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet een incidentele subsidie verstrekken aan werkgevers die met iemand uit de doelgroep als bedoeld in deze verordening, een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling dan wel participatie en activering. 2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorziening als bedoeld in het eerste lid. Deze hebben in ieder geval betrekking op: a. De specifieke doelgroepen waarvoor subsidie kan worden verleend; b. De hoogte en duur van de subsidie; c. Het recht op de subsidie gerelateerd aan de omvang van de dienstbetrekking; d. Wijze van betaalbaar stellen; e. Het maximaal aantal/maximale bedrag aan te verstrekken subsidies per werkgever. 3. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt. 4. De subsidie wordt niet verstrekt als er voor dezelfde werknemer een loonkostensubsidie wordt verstrekt. 5. Een werkgeverssubsidie zoals bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer. Artikel 12 Loonkostensubsidie en loonwaarde 1. Het college stelt vast of een belanghebbende die arbeidsmogelijkheden heeft, niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en daarmee behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub e van de wet. 2. Het college stelt de loonwaarde van een belanghebbende vast, indien een werkgever voornemens is met deze persoon een dienstbetrekking aan te gaan. 3. Het college gebruikt de in de bijlage omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon vast te stellen. Artikel 13 Werkvoorzieningen Het college kan aan de belanghebbende, die arbeid verricht, of gaat verrichten werkvoorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid.
-4VERORDENING RE-INTEGRATIE PARTICIPATIEWET AMERSFOORT
Gemeente Amersfoort verordening 4886838
HOOFDSTUK IV
RECHTEN EN PLICHTEN
Artikel 14 Aanspraak op ondersteuning Personen die behoren tot de doelgroep van de wet hebben recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling of participatie anderszins en op een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling of participatie anderszins, indien zij er niet in slagen op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, dan wel een beroep kunnen doen op een andere wettelijke voorziening gericht op arbeidsinschakeling of sociale activering. Artikel 15 Verplichtingen van de cliënt 1. Een persoon die behoort tot de doelgroep, als bedoeld in de wet, die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college van burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. 2. Indien een persoon als bedoeld in het eerste lid, die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen, dan kan het college diens uitkering of inkomensvoorziening verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW en IOAZ. 3. Indien een niet-uitkeringsgerechtigde of een Anw-er, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen, dan kan het college van burgemeester en wethouders de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk verhalen op deze cliënt.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 16 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 17 Citeertitel Deze verordening heet de Verordening re-integratie Participatiewet Amersfoort Artikel 18 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015. Artikel 19 Intrekken vorige verordening De Verordening re-integratie Wet werk en bijstand, IOAW en IOAZ 2012, vastgesteld op 24 april 2012, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken. Artikel 20 Overgangsrecht Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand, IOAW en IOAZ 2012, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden en voor de duur die is afgesproken.
-5VERORDENING RE-INTEGRATIE PARTICIPATIEWET AMERSFOORT
Gemeente Amersfoort verordening 4886838
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015. de griffier,
de voorzitter,
PUBLICATIEDATUM:
-6VERORDENING RE-INTEGRATIE PARTICIPATIEWET AMERSFOORT
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening 4005187
ALGEMENE TOELICHTING Er is gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de raad heeft gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. Dit leent zich niet voor het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het college de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. Artikel 10 van de Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van de re-integratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het college kán aanbieden.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Alleen die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld. Artikel 1. Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Doelgroep De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. Het betreft:
personen die algemene bijstand ontvangen; personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend; personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet; personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (hierna: ANW); personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna: IOAW); personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (hierna: IOAZ); personen zonder uitkering; en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening.
Artikel 2. Verantwoording Verslag doeltreffendheid Het college zendt jaarlijks een verslag over de doeltreffendheid van het re-integratiebeleid. Dit verslag moet het oordeel van de cliëntenraad bevatten. Dit is geregeld in artikel 2, tweede lid.
-5-
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening 4005187
Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen De Participatiewet schrijft niet uitputtend voor welke voorzieningen het college aan moet bieden. Het enige criterium is dat de voorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Al naar gelang de afstand van een persoon tot de arbeidsmarkt kan een voorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering en het voorkomen van een isolement (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden, het vergaren van kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld door stage). Beëindigingsgronden Het college kan een voorziening beëindigen in de gevallen zoals opgenomen in artikel 4 van deze verordening. Een voorziening wordt bijvoorbeeld beëindigd als een persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de Participatiewet wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon zoals bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt. Onder beëindigen wordt ook verstaan het stopzetten van de (loonkosten)subsidie aan een werkgever. De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet-bijstandsgerechtigde kunnen die kosten worden teruggevorderd.1 Terugvordering dient te geschieden op grond van het Burgerlijk Wetboek. Rekening houden met omstandigheden en beperkingen Op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet moet de gemeenteraad in de verordening de verdeling van de voorzieningen over personen regelen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat de gemeenteraad ook rekening houdt met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid. In dit artikel is aan het voorgaande uitvoering gegeven. Het college moet bij de inzet van de voorzieningen rekening houden met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. In artikel 2, eerste lid, is opgenomen waarmee het college in ieder geval rekening moet houden: Zorgtaken Bij alleenstaande ouders met ten laste komende kinderen tot vijf jaar moet rekening gehouden worden met de zorgtaken die ze hebben. Betrokkenen kunnen op eigen verzoek tijdelijk ontheven worden van de arbeidsplicht, maar ze moeten wel meewerken aan op hun situatie afgestemde re-integratie-activiteiten. Mantelzorg is op zich geen reden voor ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichtingen. Wel moeten we rekening houden met de omstandigheden als betrokkene noodzakelijke mantelzorg moet verrichten ten behoeve van eigen kind(eren) of partner. Mantelzorg is in dit kader noodzakelijk als er geen andere, op de specifieke situatie gerichte, adequate oplossingen zijn. Artikel 5. Ondersteuning en soorten voorzieningen Met het eerste lid wordt benadrukt dat ondersteuning ook eenvoudigweg kan bestaan uit praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere organisaties. Er hoeft niet per definitie sprake te zijn van de inzet van 1
Rechtbank Arnhem 14-09-2006, nr. AWB 06/999, ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3540
-6-
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening 4005187
een instrument of voorziening. Artikel 6. Sociale activering Volgens de Participatiewet moet ook sociale activering uiteindelijk gericht zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop. Begrip sociale activering Onder 'sociale activering' wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling (nog) niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verrichten van vrijwilligerswerk met of zonder begeleiding. College stemt duur activiteiten af op de persoon Het tweede lid geeft het college de mogelijkheid om de duur van activiteiten in het kader van sociale activering nader te bepalen. Het college moet de duur afstemmen op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon. Gezien de mogelijk sterk verschillende behoeften op dit gebied, zal een al te rigide termijn moeilijk zijn. Artikel 7. Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt Door het wegvallen van de zogenaamde pre-Wajong en de verantwoordelijkheid van het UWV in dat kader, ontstaat er voor jongeren van 16 en 17 jaar die vanwege beperkingen niet in staat zijn een startkwalificatie te halen of praktijkonderwijs volgen een risico bij de aansluiting op de arbeidsmarkt. Voor deze doelgroep zijn, in het kader van de Participatiewet, gemeenten verantwoordelijk. In zoverre dat, als het college ondersteuning voor een persoon uit genoemde doelgroep nodig acht, zij deze kan bieden. Dit past ook in de sluitende aanpak kwetsbare jongeren die we voorstaan en de aanpak van jeugdwerkloosheid. Artikel 8. Participatievoorziening beschut werk Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt (eerste lid). Beschut werk is een nieuwe voorziening, bedoeld voor personen met een beperkt arbeidsvermogen, die alleen in een beschutte omgeving, met structurele begeleiding en/of een grote mate van werkplekaanpassing, werkzaamheden kunnen verrichten. Het UWV adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het advies van het UWV is zwaarwegend: alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan de gemeente besluiten het advies niet te volgen. Het college voert eerst een voorselectie uit waarmee zij bepaalt welke personen in aanmerking kunnen komen voor een indicatie beschut werk. Bij de voorselectie zal het college prioriteit geven aan personen die op 31 december 2014 op de Wsw-wachtlijst stonden. Het gaat om de groep met zeer beperkt arbeidsvermogen. Bij een groter arbeidsvermogen bestaan in het algemeen arbeidsmogelijkheden en begeleidingsmogelijkheden in een meer reguliere werkomgeving. Wanneer het college – op basis van het UWV-advies - heeft vastgesteld dat iemand behoort tot de doelgroep beschut werk, moet het college ervoor zorgen dat hij of zij ook daadwerkelijk een dienstbetrekking krijgt, waar in een beschutte werkomgeving en onder aangepaste omstandigheden wordt gewerkt. Dit heeft tot gevolg dat alleen een indicatie bij het UWV wordt aangevraagd als er beschutte werkplekken beschikbaar zijn en de persoon daadwerkelijk plaatsbaar is.
-7-
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening 4005187
Het college stelt jaarlijks de omvang van het aanbod beschut werk en de benodigde financiering vast. Als resultaat van voornoemd onderzoek kan dit betekenen dat de omvang in de komende jaren nihil is. Artikel 9. Persoonlijke ondersteuning Werknemers die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie hebben wettelijk aanspraak op begeleiding op de werkplek. Gemeenten mogen zelf invulling geven aan de vorm en inhoud van deze begeleiding. In overleg met de werkgever zal naar de juiste inhoud en vorm gezocht worden. De gemeentelijke ondersteuning kan gaan om een financiële compensatie, maar ook om begeleiding in natura met bijvoorbeeld de inzet van een werkbegeleider. De ondersteuning moet noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.2 Bij de invulling van de jobcoachvoorziening wordt in afwachting van landelijke regelgeving, binnen de financiële kaders, zoveel mogelijk aangesloten bij die van het UWV. Het uitgangspunt is dat de jobcoachvoorziening doelgericht en efficiënt wordt ingezet en dat de begeleiding van de werknemer zo snel mogelijk door de werkgever wordt overgenomen. Ook krijgen werkgevers de mogelijkheid om zelf de jobcoachvoorziening te regelen, tegen een vergoeding van de gemeente. Artikel 10. No-riskpolis Ten behoeve van belanghebbenden die als gevolg van een arbeidsbeperking een lagere loonwaarde hebben dan het wettelijk minimumloonniveau of waarbij sprake is van situationeel en verwacht hoog ziekteverzuim, kan een no-riskpolis worden ingezet om het loonrisico voor de werkgever bij uitval door ziekte van de werknemer te beperken. De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen, om personen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Artikel 11. Werkgeverssubsidie Het college kan een werkgever die een persoon uit de doelgroep in dienst neemt een incidentele of in tijd gelimiteerde financiële tegemoetkoming verstrekken, anders dan de loonkostensubsidie op grond van artikel 10d van de wet. De werkgeverssubsidie wordt niet verstrekt als een beroep gedaan wordt of kan worden op financiële tegemoetkomingen op grond van andere regelingen. Artikel 12. Loonkostensubsidie Het college kan aan de werkgever loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 10d van de wet, verstrekken om in geval van een lagere arbeidsproductiviteit van de werknemer (tijdelijk) het verschil te compenseren. Loonkostensubsidie kan worden ingezet in geval van matching met een baan uit de banenafspraak, beschut werk en bij plaatsing op een reguliere baan. Loonkostensubsidie is gebaseerd op de loonwaarde die de werknemer heeft. Deze loonwaarde is samen met de overeengekomen arbeidsduur rechtstreeks bepalend voor de hoogte van de loonkostensubsidie voor de werkgever. Als de loonwaarde bijvoorbeeld wordt vastgesteld op 70 procent, dat wil zeggen dat deze persoon een productiviteit heeft van 70 procent in vergelijking met andere (nieuwe) werknemers in dezelfde functie, dan heeft de werkgever recht op een loonkostensubsidie van 30 procent van het wettelijk minimumloon (de subsidie vult de vastgestelde loonwaarde aan tot 100 procent WML). Gemeenten bepalen de manier waarop de loonwaarde wordt vastgesteld wanneer een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die tot de doelgroep behoort. Bij de vaststelling van de loonwaarde betrekt het college opgaven en inlichtingen van de belanghebbende en de werkgever over de praktijkervaringen van de belanghebbende, bijvoorbeeld tijdens een leerwerkplek of proefplaatsing indien deze vooraf zijn gegaan aan de arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever.
2
Kamerstukken II 2013-2014, 33 161, nr. 107, blz. 115.
-8-
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening 4005187
Binnen de arbeidsmarktregio moeten gemeenten met eenzelfde methodiek voor de loonwaardebepaling werken. De arbeidsmarktregio Amersfoort heeft gekozen voor de methodiek van Dariuz. In de bijlage staat deze beschreven. Artikel 13. Werkvoorzieningen Werkvoorzieningen zijn bedoeld voor personen met een arbeidshandicap. Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VNG is besloten om de tolk gebarentaal landelijk uit te laten voeren. Voor de meeneembare voorzieningen, waarbij het gaat om een klein aantal gebruikers en veelal zeer specifieke voorzieningen (zoals een brailleregel of een aangepast bureau), is besloten deze landelijk te coördineren. Voor de organisatie van andere hulpmiddelen (bijvoorbeeld voor personen die kunnen bewegen of orthopedische werkschoenen, enz.) bestaan geen landelijke afspraken. Daarvoor zijn gemeenten vooralsnog verantwoordelijk.
-9-
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening 4005187
- 10 -
Gemeente Amersfoort verordening 4925232
Verordening
De raad van de gemeente Amersfoort; heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 april 2015, afdeling Samen Leven/Werk, Inkomen en Zorg (nr. #4924779) gelezen; vindt het nodig dat er regels komen voor het verstrekken van een individuele studietoeslag; heeft artikel 8, eerste lid aanhef en onderdeel c, en derde lid van de Participatiewet, alsmede artikel 147 van de Gemeentewet gelezen; besluit vast te stellen:
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet HOOFDSTUK I Artikel 1 1.
ALGEMENE BEPALINGEN
Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder de wet: de Participatiewet
Artikel 2
Indienen verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
HOOFDSTUK II Artikel 3
INDIVIDUELE STUDIETOESLAG
Doelgroep studietoeslag
1. Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een verzoek, zoals bedoeld in artikel 2, om een individuele studietoeslag indienen. Om hiervoor in aanmerking te komen is het vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoet; de belanghebbende: a. is 18 jaar of ouder; b. heeft recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; c. heeft geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet, en d. is een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens een arbeidshandicap of langdurige medische beperkingen of belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft; e. woont zelfstandig, waaronder ook verstaan wordt zelfstandig wonen onder begeleiding. 2. Geen recht op studietoeslag bestaat als er sprake is van andere inkomsten naast de studiefinanciering.
4925232 VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG PARTICIPATIEWET
-1-
Gemeente Amersfoort verordening 4925232
Artikel 4 De hoogte en duur van de toeslag 1. De hoogte van de toeslag bedraagt € 100 per maand. 2.
De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, zolang de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, gedurende maximaal vier jaar.
3. Het recht op de toeslag wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Artikel 5 Frequentie van betaling Uitbetaling van de toeslag vindt maandelijks plaats.
HOOFDSTUK III Artikel 6
NADERE BEPALINGEN
Nadere uitvoeringsregels
Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen in het belang van een zorgvuldige uitvoering van deze verordening. Artikel 7
Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 8 Citeertitel Deze verordening heet Verordening individuele studietoeslag Participatiewet. Artikel 9 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015. de griffier,
de voorzitter,
PUBLICATIEDATUM:
4925232 VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG PARTICIPATIEWET
-2-
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening
Algemene Toelichting De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. De toeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). Het betreft een nieuwe vorm van aanvullende inkomensondersteuning voor bepaalde groepen studerenden. Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college (dit volgt uit artikel 36b, eerste lid, Participatiewet) en is bedoeld voor arbeidsgehandicapte studenten. De gemeenteraad moet in een verordening regels vaststellen over het verlenen van een individuele studietoeslag (artikel 8, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag. Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten De gedachte achter de individuele studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. De wetgever verwacht dat de drempel om een contract aan te bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het verstrekken van een individuele studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is volgens de wetgever een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en wat in zijn mars heeft. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Doel van de studietoeslag is om studenten met een beperking een bron van inkomsten te geven ter vervanging van inkomsten uit een bijbaan. Prognose aantallen aanvragen Het is niet goed te voorspellen hoeveel mensen uiteindelijk gebruik zullen gaan maken van deze regeling omdat het een nieuwe regeling betreft. Het is daarom verstandig om jaarlijks een inschatting te maken van het aantal mensen dat van deze regeling gebruik van gaat maken in het komende jaar. Verder kan jaarlijks beoordeeld worden welk effect deze maatregel heeft. Blijven mensen die dit hebben ontvangen inderdaad vaker uit de bijstand of stromen ze veelal toch volledig in zonder uitzicht op werk? In beleidsregels kan het college nadere regels stellen aan wie een individuele studietoeslag kan worden verstrekt. In de beleidsregels kunnen ook groepen worden uitgesloten van het recht op individuele studietoeslag. De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOStegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van een belanghebbende. De artikelen 12, 43, 49 en 52 Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele inkomenstoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Een individuele studietoeslag wordt op aanvraag verleend (artikel 36b, eerste lid, Participatiewet). Artikel 43 Participatiewet is daarbij niet van toepassing (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als belanghebbende met de toeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Ook artikel 52 Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot. Artikelsgewijze toelichting
2 van totaal 5
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld. Artikel 1 Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Artikel 2 Indienen verzoek Door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een verzoek om een individuele studietoeslag schriftelijk worden ingediend. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb). Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om een individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet. Artikel 3 Doelgroep studietoeslag Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Het college kan op een dergelijke aanvraag – gelet op de individuele omstandigheden van een belanghebbende - individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag 18 jaar of ouder is en recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Daarnaast stellen we het criterium dat er geen sprake is van vermogen. Voor de studietoeslag hanteren we geen grens van het vrij te laten vermogen, maar merken we het hele vermogen zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet aan. De individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand. Daarvoor geldt niet de verplichting om vermogen pas in aanmerking te nemen als het meer is dan de wettelijke vrijlating (artikel 35, tweede lid, van de wet). Verder moet het gaan om een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens medische beperkingen/ belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. En als laatste criterium wordt gesteld dat de belanghebbende zelfstandig of zelfstandig onder begeleiding woont. We gaan daarbij uit van de aanname dat studenten die thuiswonend zijn het zowel in praktische als financiële zin makkelijker hebben dan zelfstandig wonenden. Als zelfstandig wonend wordt ook in aanmerking genomen begeleid zelfstandig wonen via een instelling. In het tweede lid wordt aangegeven dat geen studietoeslag wordt verstrekt als de belanghebbende naast de studiefinanciering andere inkomsten heeft. Daaronder valt ook de situatie dat betrokkene op grond van een andere studieregeling aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming. Ook het UWV heeft een studieregeling. Dit is een voorliggende voorziening op de studietoeslag zoals bedoeld in deze verordening. Artikel 4 De hoogte en duur van de toeslag In dit artikel is de hoogte van de toeslag opgenomen. De toeslag bedraagt € 100 per maand. Dit bedrag is gebaseerd op de aanname dat het verwerven van circa € 25 aan extra inkomsten per week voor studerenden zonder beperkingen naast hun studie reëel is.
3 van totaal 5
Gemeente Amersfoort Bijlage verordening
Artikel 5 Frequentie van betaling De studietoeslag wordt als periodieke bijzondere bijstand maandelijks verstrekt. Daarmee wordt de studietoeslag door de Fiscus gezien als inkomen en is deze belast. Dit is te voorkomen door de toeslag één maal per jaar uit te betalen. Dit strookt echter niet met het doel van de studietoeslag. Daarom wordt de toeslag netto aan de belanghebbende uitgekeerd en betaald de gemeente de belasting over de toeslag.
4 van totaal 5
Bijlage bij raadsvoorstel #4924779
Postbus 2137 3800CC Amersfoort Tel: 033 4659877 (Maandag 10:00 – 11:30 en Woensdag 13:00 – 14:30) E-mail:
[email protected]
Aan: College van B en W Stadhuisplein 1 3811 LM Amersfoort
betreft: advies twee verordeningen Participatiewet
Amersfoort, 27 maart 2015
Geachte College,
De Cliëntenraad Sociale Zekerheid Amersfoort, verder CRSZ genoemd, ontving twee verordeningen voor advies. Zij zijn vandaag besproken in een extra overleg met de heer Eddy Karrenbelt, onze formele overlegpartner. We bespreken de verordening hieronder afzonderlijk.
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet De CRSZ vindt het niet eenvoudig de aansluiting te maken tussen het doel van de verordening en de doelmatigheid van het beschreven instrument.
De aanvullende inkomensondersteuning beoogt te stimuleren dat mensen met een arbeidshandicap een opleiding aanvangen, afmaken, een startkwalificatie behalen en daarmee hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. De regeling kent een aantal vooronderstellingen die wat ons betreft twijfelachtig zijn. Zo gaat die uit van voldoende passende en beschikbare betaalde banen na afronding van de opleiding. Ook gaat de wetgever ervan uit dat de drempel bij werkgevers om een contract aan te bieden lager wordt omdat betrokkene heeft aangetoond een studie af te kunnen maken. Beide vooronderstellingen zouden we graag delen maar we vrezen dat de werkelijkheid een andere is. De hoogte van de voorgestelde toeslag van € 1.200 per jaar mist referentie en heeft geen verbinding met de belemmeringen in inkomen en voorzieningen die de potentiële rechthebbenden daadwerkelijk ervaren om een studie aan te vangen en af te ronden. We kunnen ons overigens voorstellen dat de toelage als een stimulans wordt ervaren en onderschrijven deze doelstelling. Uit het feit dat de bedragen in de verordeningen in verschillende gemeenten uiteenlopen van € 350 tot wel € 4.200 per jaar leiden wij af dat de doelstelling van de regeling (welk probleem moet met de toelage worden opgelost) per gemeente ook wel erg zal verschillen. We adviseren vergelijkbare gemeenten te vragen waarop de bedragen aldaar zijn gebaseerd. Tot slot lijken de uitvoeringskosten zeer hoog in relatie tot de uit te keren bedragen. Zo moet (medisch) onderzoek plaatsvinden, jaarlijkse hertoetsing en wordt maandelijks uitgekeerd in de vorm van bijzondere bijstand. Het lijkt ons toe dat deze verordening een van de eerste is die in aanmerking komt voor deregulering. Wellicht is invoegen van de aanvragen in de reguliere procedure bijzondere bijstand doelmatiger. Dan kan ook maatwerk geleverd worden. We zijn van mening dat de effecten van het gebruik van de regeling (naar een contract met of zonder loonsubsidie) jaarlijks gerapporteerd moeten worden.
Verordening re-integratie Participatiewet Amersfoort De CRSZ stelt met voldoening vast dat ook niet-uitkeringsgerechtigden toegang hebben tot de instrumenten. In de praktijk zal blijken of dat ook de werkelijkheid is. Ook de onmogelijkheid terug te vorderen van de cliënt beschouwen we als een “goed recht”. Ook hier is de vooronderstelling dat betaald werk binnen bereik ligt voor eenieder die zelfstandig het wettelijk minimumloon zou kunnen verdienen. Onze opvatting is dat, zeker voor de WWB doelgroep, het instrumentarium feitelijk beschikbaar en toepasbaar is wanneer daadwerkelijk het perspectief op betaald werk aanwezig is. Dan is lichte drang zelfs aan de orde. Waar dat perspectief ontbreekt kan geen sprake zijn van trajectverplichtingen maar uitsluitend van vrijwilligheid. De CRSZ stelt vast dat er veel instrumenten beschikbaar zijn, dat er – terecht - verplichtingen aan de orde zijn bij perspectief op en ontwikkeling naar een financieel onafhankelijk bestaan. We stellen ook vast dat de verordening bij inzet van instrumenten als proeftijd in werk met behoud van uitkering, loonkostensubsidie en werkgeverssubsidie, geen enkele verplichting aan de werkgever oplegt om nadien een contract voor een vast te stellen periode aan te bieden. We vrezen hier de draaideur.
De CRSZ zal zeker gebruik maken van de mogelijkheid jaarlijks een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid van de verordening en de daarin opgenomen instrumenten.
Tot slot willen we onze opmerkzaamheid tonen door u te wijzen op de subtiele wijze waarop in artikel 2 het woord Sociale Zekerheid is weggelaten na het woord Cliëntenraad. We beschouwen dat niet als toeval hangende de discussie over de toekomstige cliënten- en burgerparticipatie in onze stad. U kent ons standpunt in deze.
Met vriendelijke groet,
Cliëntenraad Sociale Zekerheid Amersfoort
Hennie Vleugel voorzitter. Lisette van Wijland
secretaris-penningmeester.
Programma: 4
2015-075M VERWORPEN 16 JUNI 2015
MOTIE Altijd indiceren voor beschut werk
Amersfoort, 16 juni 2015 Raadsvoorstel: Vaststellen van twee verordeningen op grond van de Participatiewet (4924779)
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende: a. Dat het college voornemens is om alleen een advies beschut werk bij het UWV aan te vragen indien er ook daadwerkelijk een beschutte werkplek beschikbaar is. b. Dat het college pas na advies van het UWV kan vaststellen of iemand daadwerkelijk in aanmerking komt voor beschut werk. c. Dat de raad hierdoor slecht zicht zal hebben op het aantal daadwerkelijk benodigde beschutte werkplekken. d. Dat deze aanpak ook tot onduidelijkheid zal leiden bij mensen die mogelijk voor beschut werk in aanmerking komen, en dat zij hierdoor niet weten waar zij aan toe zijn. e. Dat het college zich hiermee aan de in de Participatiewet vastgelegde plicht onttrekt om beschut werk te leveren voor mensen die dit nodig hebben, en zo hun vermogen om volwaardig deel te nemen aan de maatschappij ondermijnt. verzoekt het college: 1. Altijd een advies beschut werk bij het UWV aan te vragen als de indruk bestaat dat iemand hiervoor in aanmerking komt. 2. Indien na dit advies blijkt dat iemand daadwerkelijk in aanmerking komt voor beschut werk en er niet direct een beschutte werkplek beschikbaar is, deze persoon op een wachtlijst Beschut werk te plaatsen totdat er wel een plek beschikbaar is. 3. De raad jaarlijks te informeren over het aantal mensen op deze wachtlijst en de gemiddelde wachtduur. 4. De verordening re-integratie Participatiewet hierop aan te passen.
Marijke Jongerman SP
Programma: 4
2015-076A VERWORPEN 16 JUNI 2015
AMENDEMENT Niet bezuinigen op mensen met een beperking
Amersfoort, 16 juni 2015 Raadsvoorstel: Vaststellen van twee verordeningen op grond van de Participatiewet (4924779)
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende dat: a. Onder de Wajong studieregeling mensen recht hadden op 25% van het minimumloon. b. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven dat er niet is bezuinigd op de uitgave voor de individuele studietoeslag, en dat het budget dat de gemeenten krijgen dus toereikend zou moeten zijn om de voorwaarden en condities zoals die onder de Wajong studieregeling bestonden in stand te houden. c. Het bezuinigen op deze regeling tot extra kosten zal leiden voor studenten met een beperking ten opzichte van de oude situatie, en hen dus eerder zal ontmoedigen om te gaan studeren dan dat het hen zal stimuleren. d. Dat gezien de opzet van de Participatiewet het praktischer is om uit te gaan van een percentage van de bijstandsnorm in plaats van het minimumloon. besluit: 1. aan het raadsbesluit “Vaststellen van twee verordeningen op grond van de Participatiewet” het volgende toe te voegen aan het beslispunt: met dien verstande dat in de Verordening individuele studietoeslag artikel 4.1 als volgt wordt gewijzigd: De individuele studietoeslag bedraagt een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor gehuwden, bedoeld in artikel 21 van de Participatiewet. Dit percentage is voor personen in de leeftijd tot 21 jaar 15%, van 21 jaar 18%, van 22 jaar 21% en vanaf 23 jaar 25%. 2. Aan het college op te dragen, zodra duidelijk is hoeveel mensen gemiddeld per jaar gebruik maken van deze regeling en het beschikbare budget niet toereikend blijkt te zijn, te komen met een raadsvoorstel waarin de individuele studietoeslag structureel gedekt wordt. Hierbij kan zowel gekozen worden voor een herziening van de toeslag als voor het vinden van extra dekking.
Marijke Jongerman SP
Programma: 4
2015-141M VERWORPEN 16 JUNI 2015
MOTIE Gemeentelijke no-risk polis voor beschut werk
Amersfoort, 16 juni 2015 Raadsvoorstel: Vaststellen van twee verordeningen op grond van de Participatiewet (4924779)
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende dat: a. de no-risk polis van het UWV niet ingezet kan worden voor beschut werk; b. er ook geen commerciële partij meer is die een no-risk polis aanbiedt; c. hierdoor de invulling van beschut werk stagneert; d. gemeenten wel zelf een no-risk polis mogen aanbieden; e. gemeenten deze no-risk polis ook zelf mogen en kunnen opzetten; f. in de gemeente Boxtel zo'n polis al is opgezet, inclusief een eigen risico voor de werkgever; g. zo'n gemeentelijke no-risk polis alsnog de invulling van beschut werk mogelijk maakt; verzoekt het college: 1. In overleg te gaan met Amfors over het opzetten van een gemeentelijke no-risk polis om zo realisatie van beschut werk mogelijk te maken. 2. Hierbij te kijken welk deel van de risico's Amfors zelf kan dragen en dit in overleg met Amfors in te vullen via een eigen risico in de no-risk polis. 3. Aan deze no-risk polis een tijdelijke duur te verbinden, die al dan niet verlengd kan worden totdat er een landelijk alternatief beschikbaar komt. 4. Indien punt 1 t/m 3 tot een concreet resultaat leidt, deze gemeentelijke no-risk polis aan te bieden, of anders de raad te informeren over de redenen waarom een dergelijke polis niet realiseerbaar is in Amersfoort.
Marijke Jongerman SP
Programma: 4
MOTIE
2015-146M AANGENOMEN 16 JUNI 2015
Studietoeslag
Amersfoort, 16 juni 2015 Raadsvoorstel: Vaststellen van twee verordeningen op grond van de Participatiewet (4924779)
De raad van de gemeente Amersfoort, overwegende dat: a. het van belang is dat iedereen de mogelijkheid heeft om te studeren, ook wanneer iemand als gevolg van een handicap geen bijbaantje kan krijgen; b. de gemiddelde student volgens het CBS € 440, - bruto per maand verdient. De vraag is of de € 100, - per maand per student die het college vrijmaakt voor de studietoeslag een reëel bedrag is; c. de uitvoering van de studietoeslag nieuw beleid voor de Nederlandse gemeenten is; het is nog niet bekend hoeveel mensen aanspraak gaan maken op de toeslag; d. er grote verschillen zijn in Nederland. De gemeente Nijkerk heeft de toeslag afgeschaft en de gemeente Zwolle keert een bedrag van maximaal € 3600, - per jaar uit; e. het wenselijk is om in Amersfoort gedurende het komende jaar de ‘vinger aan de pols’ te houden; f. na dat jaar bekeken moet worden of de raad moet bijsturen; verzoekt het college: 1. te onderzoeken wat in vergelijkbare steden de ervaring met de studietoeslag is; 2. in gesprek te gaan met de betreffende jongeren over de studietoeslag en ervaringen uit te wisselen; 3. in kaart te brengen hoeveel studenten in de gemeente Amersfoort aanspraak kunnen maken op de studietoeslag; 4. in kaart te brengen waarom studenten wel of niet aanspraak willen maken op de studietoeslag; 5. het eerste jaar, juli 2015 tot en met juni 2016, te beschouwen als een onderzoeksjaar en de studietoeslag volgens de verordening te verstrekken; 6. aan het eind van het ‘onderzoeksjaar’ de raad te informeren over de bevindingen.
Tyas Bijlholt Bart Huijdts D66
Ben Stoelinga Amersfoort2014
Hiske Land GroenLinks
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder M. Tigelaar
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4973803 : 30 april 2015 :
19-05-2015 09-06-2015 16-06-2015 16-06-2015
TITEL Jaarrekening Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving (RWA) 2014
BESLISPUNTEN De raad besluit: 1. geen bezwaar aan te tekenen tegen de jaarrekening RWA 2014.
AANLEIDING Op 16 april 2015 heeft het Algemeen Bestuur van het Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving (RWA) de voorlopige jaarrekening 2014 aangeboden aan de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. Het Algemeen Bestuur stelt u in de gelegenheid om uiterlijk 16 juni eventuele bezwaren kenbaar te maken. Het Algemeen Bestuur geeft aan dat geen financiële onregelmatigheden zijn vastgesteld in de jaarrekening en dat de accountant een goedkeurende verklaring heeft gegeven. Bij uw besluit over de jaarrekening RWA 2013 op 23 september 2014 heeft u aangegeven om voortaan gelijktijdig met de jaarrekening RWA de jaarrekening van Amfors te willen ontvangen (amendement 3.1). Aan dit verzoek is gehoor gegeven. De vastgestelde jaarrekening van Amfors is als bijlage bij dit voorstel gevoegd.
BEOOGD EFFECT Kunnen overgaan tot definitieve vaststelling van de jaarrekening 2014 door het Algemeen Bestuur van het RWA.
ARGUMENTEN 1.1. De accountant heeft een goedkeurende verklaring gegeven Het onderzoek van de accountant wijst uit dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft en dat er geen financiële onrechtmatigheden zijn.
KANTTEKENINGEN 1.1 Het resultaat over 2014 leidt tot een hogere gemeentelijke bijdrage dan begroot Voor Amersfoort komt de bijdrage over 2014 aan RWA uit op € 1.219.000,-. In de begroting van RWA was de bijdrage berekend op € 524.000,-. Dit betekent een verhoging van de gemeentelijke bijdrage van € 695.000,- t.o.v. de initiële begroting van RWA. Lopende het jaar 2014 bent u een aantal malen geïnformeerd over de ontwikkeling van de gemeentelijke bijdrage. Onder het kopje ‘financiën’ in dit voorstel wordt dit nader toegelicht.
FINANCIËN Het personeel dat werkt voor Amfors is in dienst van de gemeenschappelijke regeling RWA. RWA ontvangt een vergoeding van het Rijk voor de loonkosten van dit personeel. Deze loonkosten zijn echter altijd hoger dan de Rijkssubsidie. Dit leidt er toe dat er structureel sprake is van een negatief subsidieresultaat. RWA heeft over 2014 een subsidieresultaat van € 3.425.000,- negatief. In de begroting van RWA werd uitgegaan van een subsidieresultaat van € 3.596.000,- negatief. Dit voordeel van Inlichtingen bij : Y. Bouissaghouane, DIR/FA, (033) 469 53 01
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4973803 pagina 2
€ 171.000,- wordt veroorzaakt door een incidentele verhoging van de rijksbijdrage met € 123,- per arbeidsmanjaar en door het uitblijven van cao loonverhoging voor de Wsw geïndiceerde medewerkers. In de samenwerkingsovereenkomst tussen RWA en Amfors Holding BV is vastgelegd dat, zolang het eigen vermogen van Amfors Holding BV boven € 4,5 miljoen blijft, al het meerdere beschikbaar is voor een aanzuivering van eventuele bij de RWA ontstane exploitatietekorten. Bij een eigen vermogen tussen de € 2,5 en € 4,5 mln. draagt Amfors 50% bij aan de dekking van het financieel tekort. Indien het eigen vermogen van Amfors BV onder de € 2,5 miljoen komt, moeten de gemeenten het tekort van het RWA volledig zelf aanvullen. Het eigen vermogen ligt vóór aanzuivering van het subsidieresultaat boven de grens van € 2,5 miljoen en bedraagt € 4.184.000,- , rekening houdend met het operationeel resultaat over 2014. Het verloop van het Eigen Vermogen van Amfors Holding BV ziet er in 2014 als volgt uit:
Eigen vermogen Amfors per 1-1-2014 Operationeel resultaat 2014 Eigen Vermogen Amfors vóór aanzuivering subsidieresultaat RWA Bijdrage Amfors in subsidietekort RWA Eigen vermogen Amfors per 31-12-2014
* € 1.000 2.913.000 1.271.000 4.184.000 1.684.000 2.500.000
Aanzuivering subsidietekort door gemeentelijke bijdragen De gemeentelijke bijdragen zijn als volgt berekend: Subsidieresultaat RWA ( negatief) Bijdrage Amfors aan RWA o.b.v. afspraken samenwerkingsovereenkomst Gemeentelijke bijdragen* *Waarvan Amersfoort
€ 3.425.000,€ 1.684.000,€ 1.741.000,€ 1.219.000
In de jaarrekening van RWA is de definitieve gemeentelijke bijdrage van alle gemeenten opgenomen van € 1.741.000,-. Voor Amersfoort bedraagt de bijdrage aan RWA € 1.219.000,-. In de begroting van RWA werd uitgegaan van een gemeentelijke bijdrage van alle gemeenten van € 748.000,- in het financieel tekort. Voor Amersfoort was de bijdrage berekend op € 524.000,-. Dit betekent voor Amersfoort een verhoging van € 695.000,- t.o.v. de initiële begroting van RWA. In de RIB 2014-107 en collegebericht 2014-117 bent u geïnformeerd over de ontwikkeling van de gemeentelijke bijdragen. De hogere gemeentelijke bijdrage dan begroot wordt veroorzaakt doordat Amfors een lager operationeel resultaat heeft gerealiseerd dan begroot. Verwerking bijdragen RWA in jaarrekening gemeente Amersfoort In de jaarrekening van de gemeente Amersfoort is een gemeentelijke bijdrage van € 1.183.000,als reservering opgenomen . Deze reservering is gebaseerd op de prognose van Amfors uit december 2014 van het exploitatieresultaat (zie ook collegebericht raad 2014-117). De gemeentelijke bijdrage van alle gemeenten werd op basis hiervan berekend op € 1.690.000,- en voor Amersfoort werd uitgegaan van een gemeentelijke bijdrage van € 1.183.000,-. De definitief vastgestelde bijdrage 2014 van Amersfoort van € 1.219.000,- betekent ten opzichte van de reservering van € 1.183.000,- in de jaarrekening 2014 van Amersfoort een extra nadeel van € 36.000,-. Dit bedrag komt ten laste van de exploitatie 2015 van de gemeente Amersfoort. Met de aanzuivering vanuit Amfors Holding BV en de gemeentelijke bijdragen, komt het uiteindelijke resultaat van RWA over 2014 op € 0 uit.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4973803 pagina 3
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE Het Sociale domein valt buiten het preventief toezicht van de provincie.
RISICOPARAGRAAF In de jaarrekening is een aantal risico’s benoemd. Hieronder nemen we de belangrijkste op: - De effecten van de invoering van de Participatiewet en de exacte uitvoering van de wet zijn nog onduidelijk. Het toekomstsperspectief voor RWA-Amfors wordt samen met de aangesloten gemeenten in 2015 uitgewerkt. De keuzes voor de toekomst hebben invloed op het resultaat van RWA; - De loonkosten WSW kunnen stijgen als gevolg van af te sluiten CAO’s. Onduidelijk is of een stijging door het Rijk zal worden gecompenseerd; - Druk op de onderkant van de arbeidsmarkt kan verder toenemen als gevolg van tegenvallende economische ontwikkelingen; - De hoogte van het weerstandsvermogen van Amfors holding vormt een risico voor RWA en de deelnemende gemeenten. Het eigen vermogen bedraagt op dit moment € 2.500.000,-. Er dient ruimte te zijn om mogelijke tegenvallers op te kunnen vangen binnen het eigen vermogen. Indien dit niet of beperkt het geval is heeft dit invloed op het resultaat van Amfors. Hierdoor kunnen de gemeentelijke bijdragen onverwachts toenemen. De komende maanden zal RWA werken aan een actualisatie van de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. Hierdoor wordt inzichtelijk hoe de risico’s en verplichtingen zich verhouden tot het beschikbare weerstandsvermogen en kunnen eventuele maatregelen ingezet worden.
VERVOLGSTAPPEN Nadat betrokken gemeenteraden in de gelegenheid zijn gesteld om hun bezwaren kenbaar te maken, zal de jaarrekening door het Algemeen Bestuur van RWA worden vastgesteld.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
Bijlagen
- geen
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .4973803
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 april 2015, sector DIR/FA (nr.4973803); b e s l u i t: geen bezwaar aan te tekenen tegen de jaarrekening RWA 2014.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015 de griffier
de voorzitter
REGIONAAL SOCIAAL WERKVOORZIENINGSCHAP AMERSFOORT EN OMGEVING
Uraniumweg 15 | 3812 RJ Amersfoort Postbus 304 | 3800 AH Amersfoort T 033 - 422 49 00 | F 033 - 422 49 65
[email protected] | www.amfors.nl Factuuradres: Postbus 28031 | 3828 ZG Amersfoort Bank 28.50.14.293 | K.v.K. Amersfoort 32157550
Aan de gemeenteraden van de RWA-gemeenten
Amersfoort, 15 april 2015 Onze referentie RK/rh/2015.031a Doorkiesnummer 033-4224961 Betreft toezending voorlopige RWA jaarrekening 2014
Geachte Raad, Hierbij ontvangt u de voorlopige RWA jaarrekening over het jaar 2014. Wij hebben de jaarrekening besproken in onze vergadering van 13 april 2015. Reactietermijn Graag stellen wij u in de gelegenheid om, uiterlijk op 16 juni 2015, uw eventuele bezwaren op de voorlopige jaarrekening aan ons kenbaar te maken. De binnengekomen reacties betrekken wij bij onze definitieve besluitvorming. Na vaststelling van de jaarrekening verzenden wij deze vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten. Inhoud van de jaarrekening RWA De uiteindelijke gemeentelijke bijdrage over 2014 bedraagt €1,7 miljoen. In de loop van 2014 bent u enkele keren geïnformeerd over de (verwachte) ontwikkeling van de gemeentelijke bijdrage aan RWA voor 2014. Ter informatie: Jaarrekening Amfors Zoals eerder toegezegd, ontvangt u tevens de in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders Amfors Holding B.V. vastgestelde jaarrekening Amfors Holding B.V. 2014. Vanwege de samenhang van RWA en Amfors sturen wij u deze jaarrekening ter informatie. Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, namens het Algemeen Bestuur van het RWA,
De heer M. Tigelaar voorzitter
Building a better working world
Ernst & Young Accountants LLP Cross Towers, Antonio Vivaldistraat 150 1083 HP Amsterdam Postbus 7883 1008 AB Amsterdam
Tel: +31 (0) 88- 407 1000 Fax: +31 (0)88- 407 1005 www.ey.com
Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA t.a.v. de heer drs. R.M. de Koning Uraniumweg 15 3812RJ AMERSFOORT
Amsterdam, 15 april 2015
091.31859862.JS.evm
Geachte heer De Koning, Wij bevestigen u ermee akkoord te gaan dat de hierna volgende controleverklaring wordt opgenomen in de bij de jaarstukken behorende “Overige gegevens”. Deze jaarstukken dienen te worden uitgebracht overeenkomstig het aan ons voorgelegde definitieve concept waarvan een gewaarmerkt exemplaar is bijgevoegd.
“Contr eve ki ri g van de onafh nke ii e accounta t Aan: Algemeen bestuur van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA te Amersfoort gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichtingen, waarin zijn opge nomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen, alsmede de SISA-bijlage met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen. Verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met het in Nederland geldende Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Deze verantwoordelijkheid houdt onder meer in dat de jaarrekening zowel de baten en lasten als de activa en passiva getrouw dient weer te geven en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Rechtmatige totstandkoming betekent in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen. Het dagelijks bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het nood zakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Ernst 8 Young Accountants LLP is een lirnited liability partnership opgericht naar liet recht van Engeland en Wales en geregistreerd bij Companies House onder registratienummer 0C335594. In relatie tot Ernst 8 Young Accountants LLP wordt de term partner gebruikt voor een (vertegenwoordiger van een) vennoot van Ernst 8 Voung Accountants LLP. Ernst 8 Young Accountants LLP is statutair gevestigd te Lambeth Palace Road 1, London SE1 7EU, Verenigd Koninkrijk, heeft haar hoofdvestiging aan Boompjes 258.3011 XZ Rotterdam, Nederland en is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel Rotterdam onder nummer 24432944. Op onze werkzaamheden zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.
Pagina 2 Building a better working world
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden, het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) en het Controleprotocol WNT. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, alsmede voor de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheer sing van de gemeenschappelijke regeling. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheids criteria en van de redelijkheid van de door het dagelijks bestuur gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. De bij onze controle toegepaste goedkeuringstolerantie bedraagt voor fouten 1% en voor onzekerheden 3.% van de totale lasten inclusief toevoegingen aan reserves. Op basis van artikel 2 lid 7 Bado is deze goedkeuringstolerantie door het algemeen bestuur vastgesteld. Wij houden ook rekening met afwij kingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Daarbij zijn voor de controle van de in de jaarrekening opgenomen WNT-informatie de toleranties gehanteerd zoals vastgelegd in het Controleprotocol WNT. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van zowel de baten en lasten over 2014 als van de activa en passiva per 31 december 2014 in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balans mutaties over 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en de ‘Beleidsregels toepassing WNT.
Pagina 3 Building a better working world
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 213 lid 3 onder d van de Gemeentewet vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Amsterdam, 15 april 2015
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. R. Ellermeijer RA”
De hiervoor vermelde tekst van de controleverklaring is voorzien van de naam van onze accountantspraktijk en de naam van de accountant, echter zonder persoonlijke handtekening. Wij verzoeken u deze tekst van de controleverklaring zonder persoonlijke handtekening op te nemen in de openbaar te maken jaarstukken. Wij sluiten één exemplaar bij van de controleverklaring voorzien van een originele handtekening. Dit exemplaar is ten behoeve van uw eigen archief. Tevens bevestigen wij u ermee akkoord te gaan dat het afschrift van onze controleverklaring zonder persoonlijke handtekening wordt openbaar gemaakt, mits de opgemaakte jaarrekening ongewijzigd wordt vastgesteld en deponering bij het handelsregister plaatsvindt. Openbaarmaking van de controle verklaring is slechts toegestaan tezamen met deze jaarrekening. Indien u de jaarstukken en de controle verklaring opneemt op Internet, dient u te waarborgen dat de jaarrekening goed is afgescheiden van andere informatie op de internet-site. Afscheiding kan bijvoorbeeld plaatsvinden door de jaarrekening in niet-bewerkbare vorm als een afzonderlijk bestand op te nemen of door een waarschuwing op te nemen indien de lezer de jaarstukken verlaat (‘u verlaat de beveiligde, door de accountant gecontroleerde jaarrekening’). Een exemplaar van de jaarrekening dient te worden ondertekend door het dagelijks bestuur en te worden aangeboden aan het algemeen bestuur en de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. Deze jaarrekening dient te worden vastgesteld door de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten en de vaststelling dient te worden genotuleerd. Overigens wijzen wij erop dat, indien tot de vergadering van raadvergaderingen omstandigheden blijken die aanpassing van de jaarrekening noodzakelijk maken, een dergelijke aanpassing nog voor de raadsvergaderingen moet worden gemaakt en is nader overleg met de accountant noodzakelijk. Uiteraard vervalt in die situatie onze bovengenoemde toestemming.
ccountants LLP
Building a better working world
Ernst & Voung Accountants LLP Cross Towers, Antonio Vivaldistraat 150 1083 HP Amsterdam Postbus 7883 1008 AB Amsterdam
Con roleverk ri q va de onaf anke
Tel; +31 (0) 88- 407 1000 Fax: +31 (0)88 - 407 1005 www.ey.com
e acco ntant
Aan: Algemeen bestuur van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA te Amersfoort gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichtingen, waarin zijn opge nomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen, alsmede de SISA-bijlage met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen. Verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met het in Nederland geldende Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Deze verantwoordelijkheid houdt onder meer in dat de jaarrekening zowel de baten en lasten als de activa en passiva getrouw dient weer te geven en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Rechtmatige totstandkoming betekent in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen. Het dagelijks bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het nood zakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden, het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) en het Controleprotocol WNT. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, alsmede voor de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden.
Ernst & Voung Accountants LLP is een limited liability partveruhip opgericht naar het recht van Engeland en Wales en geregistreerd bij Compasies House onder registratienummer 0C335594. In relatie tot Ernst S Voung Accountants LLP wordt de term partner gebruikt voor een (vertegenwoordiger van een) vennoot van Ernst S Voung Accountants LLP. Ernst S Voung Accountants LLP is statutair gevestigd te Lambeth Palace Road 1, London 5E1 7EU. Verenigd Koninkrijk, heett haar hootdvestiging aan Boompjes 258, 3011 XZ Rotterdam, Nederland en is geregistreerd bil de Kamer van Koophandel Rotterdam onder nummer 24432944. Op onze werkzaamheden zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.
Pagina 2 Building a better working world
Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de gemeenschappelijke regeling. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het dagelijks bestuur gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. De bij onze controle toegepaste goedkeuringstolerantie bedraagt voor fouten 1% en voor onzekerheden 3.% van de totale lasten inclusief toevoegingen aan reserves. Op basis van artikel 2 lid 7 Bado is deze goedkeuringstolerantie door het algemeen bestuur vastgesteld. Wij houden ook rekening met afwij kingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Daarbij zijn voor de controle van de in de jaarrekening opgenomen WNT-informatie de toleranties gehanteerd zoals vastgelegd in het Controleprotocol WNT. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van zowel de baten en lasten over 2014 als van de activa en passiva per 31 december 2014 in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balans mutaties over 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en de ‘Beleidsregels toepassing WNT. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 213 lid 3 onder d van de Gemeentewet vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Amsterdam, 15 april 2015
ountants LLP
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
Building a better working world
Ernst & Young Accountants LLP Cross Towers, Antonio Vivaldistraat 150 1083 HP Amsterdam Postbus 7883 1008 AS Amsterdam
Tel: +31 (0)88- 407 1000 Fax: +31 (0)88 -407 1005 www.ey.com
Con roleve ki ri g va de onafha. e i~ e acco nt nt Aan: Algemeen bestuur van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2014 van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA te Amersfoort gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichtingen, waarin zijn opge nomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen, alsmede de SISA-bijlage met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen. Verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met het in Nederland geldende Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Deze verantwoordelijkheid houdt onder meer in dat de jaarrekening zowel de baten en lasten als de activa en passiva getrouw dient weer te geven en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Rechtmatige totstandkoming betekent in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen. Het dagelijks bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het nood zakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden, het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) en het Controleprotocol WNT. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, alsmede voor de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden.
Ernst & Young Accountants LLP is een limited liability partnership opgericht naar het recht van Engeland en Wales en geregistreerd bij companies House onder registratienurvmer 0c335594. In relatie tot Ernst & Young Accountants LLP wordt de term partner gebruikt voor een (vertegenwoordiger van een) vennoot van Ernst & Voung Accountants LLP. Ernst S Young Accountants LLP is statutair gevestigd te Lambeth Palace Road 1, LOndon SE1 7EU. Verenigd Koninkrijk, heeft haar hoofdvestiging aan Boompjes 258,3011 XZ Rotterdam. Nederland en is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel Rotterdam onder nummer 24432944. Op onze werkzaamheden zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.
Pagina 2 Building a better working world
Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de gemeenschappelijke regeling. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het dagelijks bestuur gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. De bij onze controle toegepaste goedkeuringstolerantie bedraagt voor fouten 1% en voor onzekerheden 3.% van de totale lasten inclusief toevoegingen aan reserves. Op basis van artikel 2 lid 7 Bado is deze goedkeuringstolerantie door het algemeen bestuur vastgesteld. Wij houden ook rekening met afwij kingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn. Daarbij zijn voor de controle van de in de jaarrekening opgenomen WNT-informatie de toleranties gehanteerd zoals vastgelegd in het Controleprotocol WNT. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving RWA een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van zowel de baten en lasten over 2014 als van de activa en passiva per 31 december 2014 in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balans mutaties over 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en de ‘Beleidsregels toepassing WNT. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 213 lid 3 onder d van de Gemeentewet vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Amsterdam, 15 april 2015
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. R. Ellermeijer RA
RWA
Jaarverslag RWA 2014
Volg ons op
f
You
In
Amfors Groep Uraniumweg 15 3812 Ri Amersfoort 033-4224900
[email protected] www.amfors.nI
Ter Identificatie JAARVERSLAG AMFORS 2014
Enst&~bungj~&&~tants LIP
E
R INHOUDSOPGAVE
1. 2.
Bericht van het bestuur
p. 3
Programmaverantwoording
p. 5
0.1. 0.2. 0.3. 0.4.
3.
Verplichte paragrafen 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
4.
p. 14
Weerstandsvermogen Onderhoud kapitaalgoederen Financiering Verbonden partijen Bedrijfsvoering
Jaarrekening 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7.
5.
Samenhang tussen RWA en Amfors Holding BV Algemeen Sociaal Financieel
p. 22
Balans per 31 december 2014 Het overzicht van baten en lasten 2014 Kasstroomoverzicht over 2014 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de posten van de balans Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen Toelichting op het overzicht van baten en lasten
Overige gegevens
p. 38
5.1. Sisa bijlage 5.2. Controleverklaring
JAARVERSLAG RWA 2014
Pagina
2
Ernst ~
RA 1. Bericht van het bestuur Maatschappelijke taakstelling RWA Het Regionaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en Omgeving (RWA) heeft tot taak om circa 1.500 mensen met een indicatie Sociale Werkvoorziening passend werk te verschaffen. Dit kan bij één van de bedrijven van Amfors, of via (groeps-) detachering. In het Sociaal Werkvoorzieningsschap wordt de Wet Sociale Werkvoorziening uitgevoerd. RWA heeft deze opdracht voor 2014 conform de taakstelling uitgevoerd. Hierbij staat de ontwikkeling van de medewerkers centraal, dit om de doorstroming naar een hogere trede op de werkladder te realiseren. —
Organisatie Voor RWA is 2014 in het geheel genomen een roerig jaar geweest. De invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 stelde iedereen in 2014 voor grote uitdagingen. Met name het ontbreken van duidelijke kaders bij deze decentralisatie creëerde veel onzekerheid. Binnen de organisatie, bij de stakeholders en vooral bij de medewerkers. De in 2012 ingezette reorganisatie werd formeel afgerond en in het najaar 2014 vond een directiewisseling plaats. Helaas waren er in 2014 ook met enige regelmaat negatieve berichtgevingen in de pers, o.a. over de genoemde directiewisseling. —
• Kostenreductie en afslanking doorgevoerd De in 2012 gestarte, forse reorganisatie heeft tot sterke kostenreducties geleid. Met name op het hoofdkantoor en in de overhead. De salariskosten zijn in de afgelopen 2 jaar met 4 miljoen euro gedaald. Keerzijde van dit kostenreductie proces is dat bij de medewerkers ook hierdoor een gevoel van onzekerheid is ontstaan en een gebrek aan vertrouwen in de toekomst van de Organisatie door de invoering van de Participatiewet. —
• Herstel vertrouwen en verbeteren werksfeer Genoemde onderwerpen zijn intern benoemd en de eerste stappen zijn eind 2014 gezet om deze za ken te verbeteren. Er zal meer aandacht komen om het vertrouwen te herstellen en alle werknemers weer optimaal positief te betrekken bij RWA/Amfors. Hierbij zullen productiviteit en werkplezier hand in hand moeten gaan. Naast een goede resultaat- en doelgerichtheid, gaat het hierbij ook om het creëren van een open en positieve werksfeer waarin een ieder zich met respect behandeld voelt. Naast rechten en plichten werken we aan een toenemend gevoel van eigen verantwoordelijkheid en het zich eigenaar voelen van de zaken waar aan men werkt. In een vruchtbare mix van al deze zaken streven we naar een gezonde en prettige werkomgeving met voldoende checks en balances. —
• Ontwikkeling medewerkers In 2014 is sterk ingezet op sturing aan het In-, Door- en Uitstroom (IDU) proces van Sw-medewerkers. De instroom van ruim 100 nieuwe Sw-medewerkers hebben direct een passende werkplek gekregen middels een passende 0-meting. Voor de door- en uitstroom zit de uitdaging zit in het realiseren van een integrale Amfors blik, en niet op de individuele gerichtheid per eigen bedrijf. Dit vraagt om een nieuwe manier van denken, een cultuur omslag. —
_______________
Identi catie JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst & Youn~ a better
woddnq world
~r~ants LLP
RWA In 2014 is hiervoor de basis gelegd, en in 2015 is dit vertaald in een ambitie van een sterke groei in plaatsingen bij externe werkgevers. Rechttrekken onjuiste inschaling Uit onderzoek is gebleken dat de Wsw cao vanaf 2008 niet geheel correct is toegepast op een deel van de RWA medewerkers. Dit had betrekking op de doorgroei binnen de passende functieschaal waardoor medewerkers te lang op het Wettelijk Minimum Loon (WML) zijn ingeschaald. Deze omissie is in het laatste kwartaal van 2014 met terugwerkende kracht voor de betrokken medewerkers rechtgetrokken. Gelijktijdig werd de werkwijze zo aangepast dat eventuele, toekomstige wijzigingen bij de inschaling voortaan zeker tijdig zullen worden opgemerkt en doorgevoerd. —
Relatie met stakeholders aangepakt Gedurende de 2e helft van 2014 is een begin gemaakt van het verbeteren van de relatie met de stakeholders. Door vernieuwing en intensivering van de contacten met een meer open en transparantere onderlinge communicatie en Organisatie. De eerste verbeteringen zijn inmiddels zichtbaar. In 2015 wordt de opgaande lijn verder voortgezet. —
Visie op de toekomst Door de invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015 is de ‘standaardinstroom’ van nieuwe Wsw-medewerkers gestopt. Daarnaast werd de Rijkssubsidie verlaagd. Deze elkaar versterkende ontwikkelingen vragen om een passende reactie van RWA en vragen om een duidelijke meerjarenstrategie waarmee we de veranderende tijden proactief tegemoet kunnen treden. Daarbij willen we primair het maatschappelijk belang blijven dienen, maar activiteiten ook financieel haalbaar houden. Gesprekken met de stakeholders hierover worden op dit moment gevoerd. —
Een woord van dank Rest ons nog iedereen te bedanken die gedurende 2014 een bijdrage aan ons mooie bedrijf heeft geleverd, met name alle medewerkers die ondanks de onzekere tijden binnen de sociale werkvoorziening met overgave hun werk hebben uitgevoerd! —
Opgesteld 13 april 2015
Vastgesteld 13 april 2015
Directeur RWA
Algemeen Bestuur RWA
Naam: Ronald de Koning
Naam: Menno Tigelaar, voorzitter
Handtekening:
Handtekening:
Ter Identificatie~,
i\~4
JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst &Youn~ ~i~lants LLP
EY~
RA 2. Proprammaverantwoording 2.1
Samenhang tussen RWA en Amfors Holding BV
Het Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving (RWA) is de Gemeenschappelijke Regeling waarmee de zes gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Leusden, Soest en Woudenberg invulling geven aan de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Amfors Holding BV is het bedrijf dat de Wsw vervolgens uitvoert voor RWA. RWA ontvangt via de gemeenten een rijkssubsidie per Wsw medewerker, die de laatste jaren trendmatig daalt. Daar tegenover staan de kosten per Wsw-medewerker, die grotendeels bepaald worden door de landelijke cao voor de Wsw. De salariskosten groeien daarbij nog steeds, waarmee het verschil tussen de rijksbijdrage en de kosten per Wsw-medewerker verder toeneemt. Het is de kern van de strategie van RWA dat met een positief operationeel resultaat van Amfors Holding BV zoveel mogelijk van het onvermijdelijk negatieve RWA-resultaat wordt gecompenseerd. Een negatief exploitatieresultaat wordt op basis van de tussen RWA en Amfors Holding BV gesloten Samenwerkingsovereenkomst door Amfors aangezuiverd indien het eigen vermogen van Amfors Holding BV het bedrag van € 2,5 mln te boven gaat. Indien het eigen vermogen van Amfors Holding BV tussen € 2,5 mln en € 4,5 mln bedraagt, is Amfors Holding voor 50 procent aansprakelijk voor aanzuivering van de bij RWA ontstane exploitatietekorten. Indien het eigen vermogen meer dan € 4,5 mln bedraagt, zal al het meerdere beschikbaar zijn voor eventuele aanzuivering van bij RWA ontstane exploitatiekorten. Het is voor de financiële positie van RWA daarom van groot belang dat Amfors Holding BV (navolgend kortweg Amfors), als uitvoerend Wsw-bedrijf voor de aangesloten gemeenten, een zodanig positief operationeel resultaat boekt, dat daarmee eventuele exploitatietekorten van RWA geheel of gedeeltelijk kunnen worden aangezuiverd. Tot 2012 heeft Amfors de bij RWA ontstane tekorten, als gevolg van de tekortschietende rijksbijdrage ten opzichte van de kosten van de Wsw-medewerkers, kunnen compenseren. Vanaf 2012 is het noodzakelijk om van de aangesloten gemeenten een bijdrage te vragen. 2.2
Algemeen
Het belangrijkste ijkpunt voor het voorliggende jaarverslag van RWA over 2014 betreft de voor 2014 opgestelde begroting. Op dit moment wordt echter ook gewerkt aan de meerjarenbegroting 2016-2020 met de ambitie om een stevig fundament voor de toekomst te leggen, gebaseerd op realisme. De realiteit is dat de rijksbijdrage de komende jaren fors verlaagd zal worden. De subsidie per Wsw’er zal in de periode tot 2020 naar verwachting met ruim 3.200 euro verlaagd worden. Ter identificatie JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst &Youn ~&oun~ants LLP
EY~
RWA Vanuit de Amfors-groep is de economische crisis, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt, nog steeds voelbaar. Er dient gericht op de kosten gestuurd te worden en er zullen keuzes gemaakt dienen te worden op welke branches en activiteiten de focus wordt gelegd. Het resultaat is van belang om het negatief RWA-resultaat, en dus de gemeentelijke bijdrage, zo veel mogelijk te beperken. Momenteel wordt, in nauwe samenwerking met de diverse stakeholders, gewerkt aan diverse scenario’s om tot een afgewogen keuze te komen. In deze weging worden sociale/maatschappelijke als ook financiële/juridische consequenties meegenomen. Terugkijkend op 2014 kan worden vastgesteld dat de Amfors-groep een operationeel resultaat heeft gerealiseerd van € 1,3 miljoen t.o.v. een begroot resultaat van € 2,3 miljoen. Dit vertaalt zich in een lagere bijdrage aan het exploitatieresultaat. Doordat het RWA-resultaat € 0,2 miljoen beter is dan begroot ( -3,4 miljoen gerealiseerd versus -3,6 miljoen begroot ) en vanuit het eigen vermogen € 0,4 miljoen kan worden bijgedragen resulteert dit uiteindelijk, in een gemeentelijke bijdrage van € 1,7 miljoen over 2014.
2.3
Sociaal
Taakstelling, formatie en instroom Voor de medewerkers met een SW-dienstverband gold binnen de WSW een opgelegde taakstelling. Aan de RWA-gemeenten is voor 2014 in totaal een taakstelling opgelegd van 1162 Arbeidsmanjaren (AJ):
Taakstelling, Realisatie en Formatie Bij RWA aangesloten gemeente
Taakstelling 2013 (AJ)
Taakstelling 2014 (AJ)
Taakstelling na onderlinge overdracht
Realisatie 2014 (A3)
Formatie per 31-12-2014 (AJ)
Amersfoort Baarn Bunschoten Leusden Soest Woudenberg
816 54 49 72 150 27
814,08 50,79 51,06 67,55 154,30 26,75
814,08 50,79 48,91 68,83 152,90 26,47
813,81 50,89 48,51 68,80 153,29 26,65
802,56 49,60 47,60 67,31 152,37 25,95
1168
1.1.61,98
1.161,98
1.161,95
1.145,40
Totaal
De taakstelling fluctueert van jaar tot jaar, wat een beroep doet op de flexibiliteit van gemeenten en ook van RWA /Amfors. De taakstelling over 2014 lag slechts enkele AJ lager dan in 2013. Om de taakstelling voor 2014 zo goed mogelijk te realiseren heeft begin 2014 een aanzienlijke instroom vanuit de wachtlijst plaatsgevonden v.
1~r Identifi JAARVERSLAG RWA 2014
Ie
6 I9~~
Pagina 6 Ernst & Young Accountants LLP Building a bettor working world
RW Daarnaast heeft instroom plaatsgevonden vanuit Sw-medewerkers die naar deze regio zijn verhuisd, de zogenaamde “naadiozen”, en vanuit uitbreiding van dienstverband uren, omdat medewerkers zich verder hebben ontwikkeld. Tenslotte heeft in de zomerperiode een onderlinge overdracht tussen de gemeenten plaatsgevonden (zie tabel). De gerealiseerde taakstelling bedraagt 1161,95. Met alle in- en uitstroom is de Sw formatie per 31-12-2014 uitgekomen op 1.145,40. De wachtlijst is in 2014 in eerste instantie sterk afgenomen door de instroom bij RWA (zie regel uitstroom). Aangezien vanaf 1 januari 2015 instroom in de Wet Sociale Werkvoorziening niet meer mogelijk is heeft het aantal aanmeldingen voor de wachtlijst een vlucht genomen. Tot 15 september 2014 konden sw indicaties worden aangevraagd bij het UWV. In de zomer van 2014 was de wachtlijst totaal gedaald tot 45 personen. Ultimo 2014 is de wachtlijst in totaliteit afgenomen tot 90 personen. De grootste uitstroom, maar ook de grootste instroom is voor rekening van de gemeente Amersfoort. Wachtlijst (per 31-12-2014) Amersfoort
Baarn
Bunschoten
Leusden
Soest
Woudenberg
Totaal
Beginstand 1-1-14
120
2
12
3
35
4
176
Instroom
71
3
2
3
5
2
86
Uitstroom
121
1
12
0
36
2
172
Wachtlijst3l-12-14
70
4
2
6
4
4
90
Het beheer van de wachtlijst was tot 1-1-2015 in handen van RWA, maar is in 2015 overgegaan naar de individuele RWA gemeenten. De stand tot 31-12-2014 is in bovenstaande tabel weergegeven, maar kan in de loop van 2015 nog zijn veranderd vanwege lopende indicatie aanvragen die in september zijn aangevraagd. Gezien de ingang van de Participatiewet met ingang van 1 januari 2015 was het realiseren van de taakstelling van wezenlijk belang voor de bepaling van de subsidiering in de komende jaren. Vanaf 2015 wordt geen taakstelling meer afgegeven.
er Identificatie JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst &Young~&8&~antsLLp Building a tett.r woddnq wodd
RA Formatie wsw medewerkers: in SE Ultimo 2013
Uitimo 2014
300 250 200 150 100 50 0
1
1
\e.
$
« c,~o
Dnnrûrn~i van medewerkers naar werk met een hoaere toeaevoeade waarde
In 2014 zijn Eemfors en Cleanfors het sterkst toegenomen in omvang. Dit kwam voornamelijk uit de nieuwe instroom van medewerkers uit de Wachtlijst. Ook binnen Werksupport en Productiebedrijf is het aantal medewerkers toegenomen. Er is gestuurd op minimale instroom binnen het Productiebedrijf. Het Productiebedrijf biedt werkgelegenheid aan mensen die de grootste afstand hebben tot regulier werk op werken op locatie. Het Productiebedrijf is hiermee ook het vangnet voor medewerkers bijvoorbeeld in het kader van re-integratie. Binnen de bedrijfsonderdelen Eemfors en Cleanfors is de toegevoegde waarde van de medewerkers nagenoeg even hoog. Voor Werksupport (individuele detachering en Begeleid Werken) ligt deze weer hoger. In 2014 is RWA Amfors gaan werken met het medewerkers ontwikkel systeem CompetenSYS. Een aanzienlijke groep medewerkers heeft inmiddels een 0meting (ontwikkeldiagnose) gehad waardoor ontwikkeling naar en matching op vacatures eenvoudiger wordt. Binnen RWA Amfors wordt ingezet op ontwikkeling en doorstroom op de ‘participatieladder’. Ook de nieuwe instroom is vanaf de start duidelijk gemaakt dat het dienstverband tot doel heeft te leren werken en uit te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Binnen RWA Amfors worden de verschillende bedrijfsonderdelen benut voor de ontwikkeling van de medewerkers. De inzet is gericht op het stimuleren van doorstroom richting werk met een hogere toegevoegde waarde per jaar per AJ. In 2014 is RWA Amfors er in geslaagd de medewerkers in individuele detachering (Werksupport) te laten stijgen.
Ter identificatie JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst & Youn
EY
1~
&~tants LiP
RWA De werkladder Regulier ii eH< ,1
‘t
1 1
S
S S
S
S S
S S
S
AMORSI
S
isdirid.defl.Ms..wg5
S
S
S S
S
S S
S S S
AM ORS/
S S S
S
CLEA
/
ORS ~
EEM ORSi ~~
/
METAIORS ~‘~“‘~
5
S
S
S S S S
5S S S
AM ORS fl.0..,.. 1.01%
Zorg! L4’MO
1 Begeleid werken
S
WeiMddedCediis Onbeschut &jiten Begeleid We-ken
lndMduele detachenn. Groe. detachenn. Beschut Buiten Cleanfors __________________________ Ee • rs Metafors Beschut Birmen Product,ebedn
bid v duele deiachenng Gtoepsde~achenng We,ken op Localie Beschetmd / Inlern
Investeren in mensen Ook in 2014 is er geïnvesteerd in een groot aantal opleidingen om de kwaliteit en de veiligheid van het werken bij RWA Amfors te stimuleren en om de ontwikkeling van medewerkers, zowel vakinhoudelijk als gedragsgericht, te stimuleren om op deze manier de door- en uitstroom van mensen te bevorderen. Ook het afgelopen jaar is er ruim aandacht geweest voor training en opleiding, met name ook voor SW-medewerkers. In 2014 behaalden 17 Praktijkbegeleiders uit alle rechtsposities het diploma “praktijkopleider”. Deze opleiding op MBO 4 niveau maakt onderdeel uit van de professionalisering van de Praktijkleiding. Hiernaast hebben 53 medewerkers een MBO diploma behaald op niveau 1 of 2. Hiervan zijn 25 medewerkers geslaagd voor een AKA-diploma (werknemersvaardigheden). Om medewerkers te stimuleren door te stromen naar Cleanfors hebben 62 medewerkers de opleiding “oriëntatie op schoonmaak” gevolgd. Daarnaast volgden 63 medewerkers een RAS opleiding (basisopleiding schoonmaak). Deze cursus is relevant voor de arbeidsmarkt en is in vrijwel alle schoonmaakbedrijven een basis vereiste. Met name binnen Eemfors is in 2014 flink ingezet op de verplichte veiligheidsopleidingen en groenvaardigheden.
Ter identificatie JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst &Youn~~’
.‘
v
WA De opleiding ‘Veilig werken aan wegen’ is door 208 medewerkers gevolgd, de opleiding ‘Veilig werken met de bosmaaier’ is door 50 medewerkers gevolgd. VCA is afgerond door 91 medewerkers. RWA Amfors heeft ook dit jaar mensen, in opdracht van de aangesloten gemeenten, opgeleid. Het ging hier om BBL opdrachten in de Zorg (15 diploma’s) of Horeca (4 diploma’s), om VCA opleidingen (20) en om RAS opleidingen (26). Vooral de trajecten waarbij de opleiding wordt gecombineerd met werken bij RWA Amfors blijken succesvol te zijn. ,
Reductie verzuim Een speerpunt in het P&O beleid is het verruimen van de capaciteit en arbeidsproductiviteit. Een belangrijk aspect daarvan is het reduceren van verzuim. De in 2013 ingezette aanpak is in 2014 voortgezet. Dit heeft geleid tot een stabilisering in het verzuimpercentage. Voortschrijdend verzuim 2014
16,0%
14,0%
12,0%
@i
10,0
8,0%
—-
—wsw
-
8
—Facilifors
0
6,0%
—Ambtenaren —...—Amfors Totaal
jan
t/m febr t/m mr t/m april t/m mei t/m juni t/m juli t/m aug t/m sept t/m okt t/m nov t/m dec
Het Eigen regiemodel is in 2014 verder uitgerold. Verzuim is gedrag. Dit gedrag beïnvloedt de inzetbaarheid van medewerkers. Het is belangrijk te sturen op gewenst gedrag en aan te spreken op ongewenst gedrag. RWA Amfors kent een problematiek met middellang en langdurig verzuim bij alle rechtsposities. De aandacht zal hier in het komende jaar verder op worden gefocu
er Identificati JAARVERSLAG RWA 2014
~1•
Pagina ii
Ernst & Voung Accountants LLP woddeg wodd
‘/
RWA Een verdere daling van verzuim levert een hogere inzetbaarheid van mensen. Dit is gezien het dalende SW-populatie van belang om gelijke bedrijfsresultaten te blijven behalen. Soort verzuim en meldingsfrequentie Amfors Totaal per maand 18,0
0,25
16,0 14,0
0,20
12,0 0,15 10,0 0)
8,0
0,10
~ 0)
6,0 4,0
0,05
2,0
jan
feb
mrt
april
~Meldingsfrequentie
2.4
mei
juni
juli
—Verzuim
aug —Kort
sept
okt
—Middel
nov
dec
—Lang
Financieel
Omzet en kosten Als uitvloeisel van de samenwerkingsovereenkomst met Amfors Holding BV worden de kosten die het RWA realiseert, in rekening gebracht bij de Amfors Groep en als omzet verantwoord bij het RWA. Voor 2014 bedragen de doorberekende kosten bijna € 4,5 miljoen, terwijl in 2013 deze doorberekende kosten bijna € 4,9 miljoen bedroegen. Deze afname wordt met name veroorzaakt door natuurlijke uitstroom van enkele ambtenaren.
Ter dentificatie
~
JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst & Youn~
E
~j
wofldng 0uildInqabett~r wodd
nts LLP
RWA Investeringen Het RWA beheert de vaste activa van de Amfors Groep. De afschrijvingskosten worden doorbelast aan de Amfors Groep en bedragen in het boekjaar € 1.271.000. Deze kosten zijn daarmee € 44.000 lager dan begroot. In het verslagjaar is in totaal door het RWA € 1.126.000 geïnvesteerd. Het investeringsvolume is daarmee vergelijkbaar met het voorgaande jaar. In 2013 bedroeg het geïnvesteerde bedrag € 1.355.000. De investeringen in 2014 zijn in hoofdzaak vervangingsinvesteringen. RWA gaat op een prudente wijze om met haar investeringsbeslissingen. Daar waar mogelijk tracht RWA investeringen over te hevelen naar partners waar een strategische samenwerking mee is afgesloten. Financiering Ter afdekking van de financieringsbehoefte is een langlopende tienjaarlijkse lening aangegaan ten bedrage van € 2.000.000 bij de BNG met een rentepercentage van l,45%. De eerste aflossing ten bedrage van € 200.000 vindt plaats in 2015. Reguliere aflossingen in het boekjaar 2014 bedroegen € 1,2 miljoen, volledig aan de Bank Nederlandse Gemeenten. (BNG). RWA-resultaat Zoals hiervoor aangegeven, is de per Wsw-medewerker van het Rijk te ontvangen bijdrage onvoldoende om de personele kosten per Wsw-medewerker te dekken. De Wsw loonkosten, vermeerderd met het vakantiegeld en de daarmee samenhangende sociale lasten en pensioenpremies, evenals de kosten voor bedrijfsgeneeskundige zorg, werkkleding, vervoerskosten en studiekosten, overtreffen de rijkssubsidie per Wsw-medewerker. Als gevolg ontstaat een negatief RWA-resultaat, waarop RWA vrijwel geen invloed heeft. De rijksbijdrage is het resultaat van Haagse besluitvorming en de personele kosten komen tot stand als uitvloeisel van een landelijke cao voor de gehele Wsw-branche. De begroting 2014 gaat uit van een negatief RWA-resultaat van € 3.577.000. Het werkelijke subsidieverlies ligt ongeveer € 150.000 lager en komt uit op € 3.425.000. Het positieve effect wordt met name positief beïnvloed door een uitkering vanuit ESF 2011. • In 2014 is er geen cao loonsverhoging voor de Wsw geïndiceerde medewerkers doorgevoerd • In 2014 is het aantal medewerkers met een begeleid werken contract teruggevallen naar ongeveer 43 ultimo 2014. In de begroting is gerekend met 50 plaatsen begeleid werken, wat resulteert in een nadelig resultaat van € 0,1 miljoen. • In het kader van de gestegen kosten is in 2013 de Rijksbijdrage verhoogd met € 123 per arbeidsmanjaar.
rie tificatie
JAARVERSLAG RWA 2014
AL~a:ina 12~
Ernst & Voung A ountants LL.P
RA Gemeentelijke Bijdrage Als grondslag voor de berekening van de Gemeentelijke Bijdrage geldt de afspraak uit de Samenwerkingsovereenkomst tussen het RWA en Amfors Holding BV. Amfors Holding BV wordt daarin gehouden om bij het RWA ontstane exploitatietekorten aan te zuiveren. Deze verplichting geldt echter uitsluitend zolang het eigen vermogen van Amfors Holding BV het bedrag van € 2,5 miljoen te boven gaat. Voor het gedeelte van het eigen vermogen van Amfors Holding BV tussen € 2,5 miljoen en € 4,5 miljoen geldt dat Amfors Holding BV voor 50°h aansprakelijk is voor aanzuivering van bij RWA ontstane exploitatietekorten. Voorts zal, zolang het eigen vermogen van Amfors Holding BV de € 4,5 miljoen te boven gaat, al het meerdere beschikbaar zijn voor eventuele aanzuivering van bij RWA ontstane exploitatietekorten. Het Eigen Vermogen van Amfors bedraagt bij aanvang van het boekjaar € 2.913.000. Amfors heeft in 2014 een positief operationeel resultaat behaald van € 1.271.000. Dit heeft tot gevolg dat het eigen vermogen van Amfors ultimo 2014 is gestegen tot € 4.184.000. Op basis van de minimale vermogensgrens kan Amfors € 1.684.000 bijdragen aan het RWA-resultaat. Het RWA-resultaat (exploitatieresultaat) komt in 2014 uit op een verlies van € 3.425.000. In het kader van de gemaakte afspraken tussen RWA en Amfors Holding BV wordt het subsidieverlies aangezuiverd en voldoet Amfors Holding BV aan de minimale vermogensgrens van € 2.500.000. De aanvulling vanuit het eigen vermogen conform de samenwerkingsovereenkomst. Gemeentelijke Bijdrage van € 1.741.000. bedraagt dan ultimo 2014 € 2.500.000. gemeente weergegeven. Gemeentelijke Bijdrage x € 1.000 Amersfoort Baarn Bunschoten
Leusden Soest Woudenberg Totaal
van Amfors bedraagt € 1.684.000 Dit resulteert uiteindelijk in een Het eigen vermogen van Amfors Onderstaand is de bijdrage per 2014
1.219 87 70
104 226 35 1.741
Ide tificatle JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst & Younj~&~nl~ts LL.P
RWA VerDlichte øaracirafen Weerstandvermogen Het geven van inzicht in risico’s past binnen de ontwikkelingen van “Public Governance”. Transparantie over de uitvoering van beleid en het afleggen van verantwoording over de sturing en beheersing van de Organisatie aan interne en externe belanghebbenden komt steeds meer centraal te staan. Het is dan ook belangrijk, inzicht te krijgen in de mogelijke risico’s, om zo de stabiliteit in het resultaat te verbeteren en de sociale doelstellingen te kunnen behalen. Het weerstandsvermogen wordt gedefinieerd als het vermogen dat nodig is om tegenvallers op te vangen zonder dat de continuïteit van de Organisatie in gevaar komt. Daarbij wordt niet alleen rekening gehouden met mogelijke tegenvallers, maar ook met de flexibiliteit die een Organisatie heeft om haar uitgavenpatroon aan te passen aan haar nieuwe inkomstenniveau en met de kans dat tegenslagen zich tegelijkertijd voordoen. In de samenwerkingsovereenkomst tussen enerzijds Amfors Holding BV en haar dochterondernemingen en anderzijds het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap en Omgeving (RWA) zijn afspraken gemaakt over het vermogen. Het vermogen van Amfors Holding B.V. is voorzien van een ondergrens van € 2,5 miljoen. Exploitatieverliezen in RWA worden aangevuld vanuit het vermogen van Amfors en door de bijdrage van de deelnemende gemeenten. Het vermogen van Amfors Holding B.V. kan dan ook worden gezien als buffer om tegenvallers bij RWA op te vangen. Amfors heeft diverse, specifieke risico’s afgedekt middels verzekeringen, procedures en voorzieningen zover gebruikelijk binnen de wettelijke richtlijnen. RWA en Amfors treffen voorzieningen voor verplichtingen, verliezen of te verwachten tegenvallers waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar die redelijkerwijs zijn in te schatten. Alternatieve aanwending uit de gevormde voorzieningen is dan ook niet mogelijk. Daarom worden voorzieningen niet opgenomen in de weerstandscapaciteit. Onderstaand worden expliciete risico’s benoemd: Maatschappelijke risico’s Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet een feit. Daarmee is de instroom van nieuwe mensen in de Wsw tot een einde gekomen. Op dit moment zijn de effecten van de Participatiewet evenals de exacte uitvoering van deze wet nog onduidelijk. De aangesloten gemeenten zijn in bespreking over de wijze waarop zij de toekomst zien voor RWA Amfors in het kader van de wetswijzigingen. Dit alles vormt een strategisch risico voor RWA Amfors.
d ntlflcatie JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst &Young
LLP
RW • • •
Het aantal SW-medewerkers zal geleidelijk afnemen. De instroom in de WSW is immers gestopt. Dit zal vragen om andere bedrijfsstrategieën op termijn. De cao sw is afgelopen per 31 december 2013. Binnen de VNG is nog geen definitief standpunt ingenomen over het vervolg van deze cao. De ontwikkeling van loonkosten is daardoor lastig in te schatten. Fiscale ontwikkelingen, zoals de aangekondigde wijzigingen in de vennootschapsbelasting voor direct of indirect door de overheid uitgevoerde activiteiten, waarmee in concurrentie wordt getreden met andere bedrijven.
Economische en marktrisico’s • De bedrijfseconomische en financiële positie van RWA en Amfors verslechtert als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling. Deskundigen ver wachten dat het nog wel enkele jaren kan duren voordat de economie zich weer heeft hersteld. • De werkloosheid zal in 2015 mogelijk licht dalen. De druk op de onderkant van de arbeidsmarkt is echter dermate dat de concurrentie fors zal zijn en de marges klein zullen blijven. • Periodiek worden (groen)opdrachten opnieuw aanbesteed. Dit leidt tot extra druk op de marges en bovendien is er uiteraard de kans dat opdrachten niet binnen worden gehaald of niet worden verlengd, immers de concurrentie neemt toe. CAO Wsw en taakstelling Door de directe invloed op het RWA-resultaat, vormen de ontwikkelingen rondom cao en de taakstelling voor de aangesloten gemeenten relevante risicofactoren. Bedrijfs- en ondernemingsrisico’s • De Organisatie stuurt op de doorstroom van medewerkers naar werksoorten hoger op de werkladder en een beter rendement. Als de doorstroom onvoldoende op gang komt kan dit de Organisatie honderdduizenden euro’s aan opbrengsten schelen. • De kostenbesparingsprojecten vragen verder aandacht om Amfors doelmatiger te kunnen laten werken. • Het verlies aan inkomsten kan leiden tot teruglopende liquiditeiten. Deze dienen door middel van externe financiering te worden opgelost en daardoor zullen de rentelasten toenemen. • Het productiebedrijf laat medewerkers doorstromen en krimpt. Tegelijkertijd worden hulpmiddelen aangeschaft en geïmplementeerd om de uitstroom van medewerkers vooral kwalitatief te compenseren. De productietechnische inrichting van afdelingen dient tijdig en adequaat te worden uitgevoerd anders gaat dit gepaard met het verlies aan opbrengsten
d JAARVERSLAG RWA 2014
1
te
RWA Het vermogen van Amfors Holding B.V. bedraagt ultimo 2014 € 2,5 miljoen. Bij Amfors het bestaat het eigen vermogen uit -
geplaatst kapitaal overige reserves
Het geplaatst kapitaal en de overige reserves zijn volledig Vrij Vermogen. Daarnaast kunnen eventueel nog stille reserves aanwezig zijn. Amfors beschikt over meerdere bedrijfsgebouwen. Een kwantificering van de hierin opgesloten stille reserves is moeilijk te bepalen en is geheel afhankelijk van (toekomstige) omstandigheden. De stille reserves worden overigens niet tot de weerstandcapaciteit gerekend omdat deze in situaties van financiële tegenvallers niet op korte termijn liquide gemaakt kunnen worden. Op basis van de samenwerkingsovereenkomst is een ondergrens van € 2,5 miljoen vastgelegd. De verplichting uit te betalen verlofuren bijvoorbeeld bedraagt voor de WSW geïndiceerde medewerkers en ambtenaren ultimo 2014 al ruim € 1,4 miljoen. Het management heeft dit onderkend en de actie gestart die zal leiden tot forse afbouw van dit saldo in 2015. Maar ook overige risico’s zoals bovenstaand uiteengezet hebben financiële implicaties. Versterking van het weerstandvermogen is niet alleen direct van invloed op de financiële huishouding van RWA en Amfors, maar vertaalt zich door in de gemeentelijke begroting. Voor risico’s en tegenvallers is dan immers bij Amfors onvoldoende vermogensbuffer. Fluctuaties in resultaten bij Amfors komen dan onverwachts in een lopend jaar ten laste van deelnemende gemeenten. Onderhoud kaDitaalcioederen Het RWA heeft in 2009 een onderhoudsvoorziening getroffen voor een substantieel deel van haar gebouwen. Op deze wijze worden de kosten voor het onderhoud door middel van stortingen in de onderhoudsvoorziening gelijkmatig verdeeld over een aantal kalenderjaren. Het betreft hier aldus een on derhoudsvoorziening voor de egalisatie van kosten van rehabilitatie, herinrichting of renovatie van onroerend goed. Ultimo 2014 bedraagt de voorziening € 448.000. De dotatie over 2014 bedroeg € 41.000. In 2014 zijn er geen onttrekkingen geweest aan de voorziening.
e~t~fIca e JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst & YounU
u?,f~nt~ LLP
RWA Financiering
Financiering wordt enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Belangrijk is duurzaam toegang te behouden tot de financiële markten tegen acceptabele condities. Ten aanzien van de financiële risico’s staat beheersbaarheid voorop. De vermogens- en (rente)resultaten van de Organisatie dienen te worden beschermd tegen ongewenste financiële risico’s, zoals renteri sico’s, liquiditeitsrisico’s en kredietrisico’s. Voor de beheersbaarheid van het renterisico wordt gewerkt met de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Onderstaand staat de kasgeldlimiet waaruit blijkt dat de Organisatie ruimschoots binnen de grenzen is gebleven zoals vastgesteld in de Wet FIDO. Kasgeldlimiet (x €1.000)
le kwartaal
2e kwartaal
3e kwartaal
4e kwartaal
38.425 8,2% 3.151
38.425 8,2% 3.151
38.425 8,2% 3.151
38.425 8,2% 3.151
2.237
2.514
1.878
526
-
-
-
-
-
-
-
-
2.237
2.514
1.878
526
7 9
17 12
24 8
24 8
-
-
-
16
29
32
32
2.221 3.151 930
2485 3.151 666
1.847 3.151 1.304
494 3.151 2.657
1. Toegestane kasgeldlimiet Begrotingstotaal 1 januari (=grondslag) Kasgeld limiet in % van de grondslag Kasgeldlimiet in een bedrag 2. Omvang vlottende korte schuld Schulden in rekening-courant Opgenomen gelden korter dan 1 jaar 0v. geldleningen, niet zijnde vaste schuld Totaal vlottende schuld
3. Vlottende middelen Tegoeden in rekening courant Contant in kas Overige uitstaande gelden korter dan 1 jaar Totaal vlottende middelen
4. Toets kasgeldlimiet Totaal netto vlottende schuld Toegestane kasgeldlimiet Ruimte (+) c.q. overschrijding (-)
Ter dentificat~e JAARVERSLAG RWA 2014
~~~
Pa~in.1?~5 LIP
WA De renterisiconorm toont dat de organisatie in 2014 aan de aan haar opgedragen wettelijke kaders heeft voldaan. Onderstaand is de renterisiconorm weergegeven. Renterisiconorm (x € 1.000)
Realisatie 2014
Begroting 2014
1. Renteherziening Renteherziening op vaste schuld o/g Renteherziening op vaste schuld u/g Netto renteherziening op vaste schuld 2. Mutatie vaste schuld Nieuwe aangetrokken vaste schuld Nieuwe verstrekte lange leningen Netto nieuw aangetrokken schuld
-
2.000
2.000
-
-
2.000
2.000
3. Betaalde aflossingen
1.200
1.400
4. Herfinanciering (laagste van 2 en 3)
1.200
1.400
5. Renterisico op vaste schuld (1
1.200
1.400
6. Renterisiconorm Stand van de vaste schuld per 1januari Percentage Renterisiconorm
9.200 20% 1.840
10.000 20% 2.000
7. Toets renterisiconorm Renterisiconorrn Renterisico op vaste schuld (1 Ruimte
1.840 1.200 640
2.000 1.400 600
+
4)
+
4)
Het koersrisico en valutarisico blijft tot een minimum beperkt. Koersrisico’s worden immers beperkt door uitzettingen in de vorm van rekening-courant en deposito’s te laten plaatsvinden. Verder worden leningen uitsluitend aangegaan in euro’s. De aan- en verkoop van buitenlandse valuta’s wordt in principe niet verricht.
er ~ e~tifica ie JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst & Youn~W~b&u~nts LLP Dtdldlng ~ better woddng wo4ld
R Verbonden partijen Het BBV verstaat onder een verbonden partij een privaat- dan wel publiekrechtelijke organisatie waarin het RWA een bestuurlijk en financieel belang heeft. Volgens deze definitie is Amfors Holding B.V. geen verbonden partij van RWA. De samenwerkingsovereenkomst, die de onderlinge relaties regelt tussen het RWA en de Amfors Groep maakt van Amfors Holding BV en haar dochtermaatschappijen echter een belangrijke verbonden partij met het RWA. De aandelen in het kapitaal van Amfors Holding BV worden direct gehouden door de deelnemende gemeenten. Amfors Holding BV heeft een aantal besloten vennootschappen opgericht om voormalige activiteiten van het RWA in onder te brengen. De holding dient haar dochtervennootschappen zodanig te besturen dat deze bijdragen aan de continuïteit van de Amfors Groep. De bedrijvengroep die voor de volle 100% eigendom is van Amfors Holding BV, wordt de Amfors Groep genoemd. Naast alle overige kosten, gemaakt door het RWA, wordt ook het negatieve RWA-resultaat —de werkelijke kosten Wsw minus de Rijkssubsidie Wsw doorberekend aan de Amfors Groep. Volgens artikel 7 van de samenwerkingsovereenkomst tussen enerzijds Amfors Holding BV te Amersfoort en haar dochterondernemingen en anderzijds het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningschap te Amersfoort en Omgeving (RWA) is verder het volgende bepaald: Amfors Holding BV is verplicht om eventuele bij de gemeenschappelijke regeling RWA ontstane exploitatietekorten aan te zuiveren. Deze verplichting geldt echter uitsluitend zolang het eigen vermogen van Amfors Holding BV het bedrag van € 2.500.000 te boven gaat. Voor het gedeelte van het eigen vermogen van Amfors Holding BV tussen de € 2.500.000 en € 4.500.000 geldt dat Amfors Holding BV voor 5O% aansprakelijk is voor de aanzuivering van de bij het RWA ontstane exploitatietekorten. Het subsidietekort was in 2013 € 3.343.000, in het onderhavige boekjaar is het negatieve RWA-resultaat vrijwel gelijk en bedraagt het negatief € 3.425.000.
r ent icafle -
JAARVERSLAG RWA 2014
I-ç
Eflst&Youn~~~u?r~nts LLP ~ulld~nqa better werking world
RA Bedrijfsvoering Deze bedrijfsvoeringparagraaf biedt inzicht in de stand van zaken van de beleids voornemens omtrent de bedrijfsvoering en legt daarbij een relatie met het uitvoeren van het programma, de Wet sociale werkvoorziening. In de paragraaf Bedrijfsvoering van het RWA worden in hoofdlijnen taken met betrekking tot personeel en huisvesting besproken. Personeel Bedrijfsvoering: Personeel Een belangrijk speerpunt op het gebied van P&O is het terugdringen van verzuim. In 2013 is gestart met een andere aanpak, die in 2014 heeft geleid tot stabilisering van het verzuim. Ultimo 2014 bedroeg het voortschrijdend verzuimpercentage 13,9%. In 2014 is ingezet op de ontwikkeling en professionalisering van de praktijkleiding. Met de afronding van de opleiding Praktijkopleider door 17 Praktijkbegeleiders zijn vrijwel alle Praktijkbegeleiders vakgediplomeerd. Voor de Meewerkend voormannen is in het laatste kwartaal van 2014 een traject gestart ten behoeve van competentieontwikkeling. De verwachting is dat deze ontwikkeling uiteindelijk een positief effect hebben op het bedrijfsresultaat. Bij de correctie op de toepassing van de cao Wsw voor een deel van de medewerkers (het tijdig inschalen vanuit WML naar de juiste loonschaal) is specialistische fiscale hulp ingezet teneinde de betrokken medewerkers zo goed mogelijk te begeleiden. In 2014 zijn geen nieuwe klachten ingediend, noch bij de Geschillen en Bezwarencommissie, noch bij de Commissie Ongewenste Omgangsvormen. Het Maatschappelijk Ondersteuningsbureau heeft zich afgelopen jaar omgevormd tot de afdeling Bedrijfs Maatschappelijke Ondersteuning. Deze afdeling heeft in het afgelopen jaar 69 medewerkers ondersteund, met name met schuldenproblematiek en problemen met externe instanties. Door deze ondersteuning kunnen medewerkers hun aandacht meer gericht houden op hun ontwikkeling. Sinds 2014 worden de jubilarisfeesten gezamenlijk gevierd. Maar liefst 57 medewerkers hebben hun ambtsjubileum bij RWA Amfors in 2014 gevierd. Met de Ondernemingsraad is in 2014 hard gewerkt aan een constructieve medezeggenschapsrelatie. De relatie met de Ondernemingsraad, als een van de stakeholders, is in het verleden vaak onvoldoende productief geweest. Er is gewerkt aan transparantie in communicatie en opbouw van onderling vertrouwen. In 2015 zal dit verder worden voortgezet.
Te ~de tificatie
,
d~1 JAARVERSLAG RWA 2014
~rnst&voun~Mi~ii?t~ntsu.p
RWA Huisvesting De herijkte strategie van RWA en de toepassing daarvan op Amfors raakt ook de infrastructurele behoefte van de Organisatie. De ontwikkeling van primair een productiebedrijf naar een mensontwikkelbedrijf houdt in dat er andere eisen gesteld worden aan de huisvesting en de daarbinnen te creëren werkomgeving. Dit bewustzijn heeft geleid tot een nadere toetsing van de huisvestingsstrategie. In 2011 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de huisvestingsbehoefte. Op basis van een inventarisatie van de beschikbare huisvesting en een vastgestelde norm qua bezetting en kwaliteit van ruimtes kon worden geconcludeerd dat de activiteiten kunnen worden geconcentreerd aan de Uraniumweg te Amersfoort. Het metaalbedrijf blijft als afzonderlijke locatie wel in stand. Amfors heeft in haar huisvestingsstrategie gekozen voor een concentratiescenario, zoals vastgelegd in de Meerjarenbegroting. In 2014 is de concentratie van activiteiten aan de Uraniumweg geëffectueerd. De verhuizing van medewerkers en middelen naar de Uraniumweg is afgerond. Door efficienter gebruik te maken van de ruimte binnen het gebouw aan de Uraniumweg is de 4e verdieping van dit pand vrijgemaakt. Momenteel wordt deze verdieping gereedgemaakt voor eventuele verhuur. Het pand aan de Argonweg is middels meerdere huurcontracten aan diverse partijen verhuurd. De mogelijkheden voor vervreemding van het perceel aan de Schothorsterlaan worden verder onderzocht. Gezien de verwachting dat de economie zich in de komende periode verder zal herstellen wordt hier de tijd voor genomen zodat zorgvuldig de opties afgewogen kunnen worden.
1 c.fle JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst&Youn~1n?t~ntsLLP ~ufldInq a bette~ working world
RA JAARREKENING RWA
Ter ide tific. tie  JAARVERSLAG RWA 2014
ri
Young~o~n~a~nts LL.P
RW BALANS PER 31 DECEMBER 2014 Activa x € 1.000 Vaste activa Materiële vaste activa Investeringen met een economisch nut Bijdragen activa in eigendom van derden Totaal vaste activa Vlottende activa Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar Vorderingen op openbare lichamen Overige vorderingen Totaal vlottende activa
2014
12.845
2013
13.063
12.845
1.976 142
13.063
1.879 121
Liquide middelen Totaal activa BALANS PER 31 DECEMBER 2014 Passiva x € 1.000 Vaste passiva
2.118
2.000
30 14.993
10 15.073
2014
2013
1.208
1.576
Eigen vermogen Algemene reserve Bestemmingsreserve Totaal eigen vermogen Voorzieningen Vaste schulden met een rentetypische looptijd van een jaar of langer Binnenlandse banken Binnenlandse bedrijven Totaal vaste schulden
0.000
9.200
io.ooo
9.200
Vlottende passiva Netto-vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan een jaar Banksaldo Overige schulden Totaal netto-vlottende schulden Overlopende passiva Totaal passiva
JAARVERSLAG RWA 2014
729 2.215
1.223 2.387 2.944
3.610
841
687
14.993
—
T~l~I
Ernst &YQun~Pl~u~t~nt5LLP euHdingabett~r werkIng wQrtd
RWA HET OVERZICHT VAN BATEN EN LASTEN 2014 ( x € 1.000) Realisatie 2014 Omzet 4.493
Begroting 2014 4.671
Realisatie 2013 4.872
Lonen en salarissen ambtenaren Afschrijvingen Rentelasten Overige bedrijfskosten Som der bedrijfslasten
2.798 1.271 296 128 4.493
2.744 1.315 362 250 4.671
2.913 1.312 348 299 4.872
-
-
-
33.853 30.428 -3.425
33.754 30.158 -3.596
33.744 30.401 -3.343
Exploitatieresultaat
-3.425
-3.596
-3.343
Aanzuivering vermogen van Amfors Holding BV Gemeentelijke Bijdrage
1.684 1.741
2.848 748
1.756 1.587
Bedrijfsresultaat Lonen 5W-medewerkers, mcl. sociale lasten en overige SW-kosten Rijkssubsidie Wsw RWA-resultaat
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor bestemming
--
Onttrekkingen aan reserves
--
Resultaat na bestemming
-
Ter identificatie JAARVERSLAG RWA 2014
(~6 I~
‘~ Ernst&Youn~I~ ~ntsLLP etdlwnq a better werteing werid
RA KASSTROOMOVERZICHT OVER 2014 (x € 1.000) (volgens de indirecte methode) Stand geldmiddelen, 01-01
2014
2013 -1.213
-1.199
Exploitatieresultaat Aanzuivering door Amfors Holding Gemeentelijke Bijdrage RWA-resultaat na aanzuivering
3.425 1.684
-3.343 1.756
1.741
1.587
Afschrijvingen Mutaties in bestemmingsreserve Mutaties in voorzieningen Veranderingen in werkkapitaal Mutatie operationele vorderingen Mutatie operationele schulden
1.271
1.312
-368
-812
-118
968
-18
924
Kasstroom uit operationele operaties
767
2.392
Investeringen in materiële vaste activa Desinvesteringen in materiële vaste activa Kasstroom uit investeringsactiviteiten
-1.126
-1.355
73
49
Nieuw afgesloten langlopende leningen Aflossingen uit langlopende schulden Kasstroom uit financieringsactiviteiten
2.000
Netto kasstroom Stand geldmiddelen, 31-12
-1.053
-1.306
2.000
-1.200
-3.100 800
-1.100
514
-14 -1.213
-699
Toelichting on de onderscheiden nosten van het kasstroomoverzicht Door de samenwerkingsovereenkomst tussen het RWA en Amfors wordt het RWA-resultaat aangezuiverd zolang het eigen vermogen dit toelaat.
Te ~ entfficat~e lLi~ JAARVERSLAG RWA 2014
P~”in. Ernst &Young7(~coun ants LLP
RA Grondslagen voor waardering en resultaatbeDaling Inleiding Onderstaande grondslagen, waarop de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling is gebaseerd, zijn bedoeld als leidraad voor een juiste interpretatie van de financiële overzichten. De jaarrekening voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Algemene grondslagen voor het oDstellen van de jaarrekening De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij de desbetreffende balanspost anders vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Voor zover het BBV niet anders voorschrijft, zijn de baten en lasten toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het innen van de jaarrekening bekend zijn. Balans Vaste activa Materiële vaste activa De waardering van de materiële vaste activa is gebaseerd op de verkrijging- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen. Bij de waardering van de materiële vaste activa wordt rekening gehouden met een vermindering van hun waarde indien deze naar verwachting duurzaam is. In het begrotingsjaar heeft een dergelijke vermindering niet plaatsgevonden. Op grond wordt niet afgeschreven. Voor het overige vindt afschrijving plaats op basis van de historische aanschafprijs volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname van het actief. De afschrijvingspercentages die worden toegepast variëren van 2,5 procent voor gebouwen tot 10 procent voor terreinvoorzieningen, installaties en machines. Inventaris, vervoermiddelen, maaiapparatuur en dergelijke wordt in 5 of 7 jaar afgeschreven. Computerapparatuur wordt in 4 jaar afgeschreven. Grond wordt gewaardeerd op historische aanschaffingswaarde. Vlottende activa Uitzetting en De uitzettingen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van onin.; ‘~‘n catie
JAARVERSLAG RWA 2014 BuiIdinqabett~ wvd~1ng wodd
RWA Eigen vermogen Het eigen vermogen bestaat uit: Algemene reserve De algemene reserve dient als de algehele buffer om toekomstige tegenvallers te kunnen opvangen. Bestemmingsreserve Onder een bestemmingsreserve wordt verstaan een reserve waaraan door het bestuur een bepaalde bestemming is gegeven. Het gehele bedrag van de bestemmingsreserves ultimo het jaar dient onderbouwd te zijn met bestuursbesluiten van het algemeen bestuur dan wel opgenomen te zijn in het voorliggende voorstel tot resultaatbestemming. Voorzieningen Herstructureringsvoorziening De herstructureringsvoorziening wordt opgenomen voor de geschatte kosten die naar verwachting voortvloeien op de per balansdatum lopende reorganisatie- en afvloeiingsverplichtingen uit hoofde van overeengekomen regelingen. Reorganisatie- en afvloeiingsuitgaven worden ten laste van deze voorziening gebracht. Voorziening groot onderhoud De voorziening groot onderhoud heeft betrekking op het planmatig onderhoud van de gebouwen en is bedoeld om schommelingen in lasten op te vangen. De jaarlijkse dotatie ten laste van de winst- en verliesrekening is gebaseerd op beheerspiannen betreffende planmatig onderhoud. De overige onderhoudskosten aan de gebouwen, machines en installaties zijn rechtstreeks ten laste van de programmarekening verantwoord. Vaste schulden De vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, verminderd met de reeds gedane aflossingen. Vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van een jaar of langer. Vlottende passiva De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Proprammarekening Algemene opmerkingen De begroting is gedurende het begrotingsjaar niet gewijzigd.
•r e JAARVERSLAG RWA 2014
Âi. ~
Ernst &Young~. B~nqabe~ter
RA Omzet Onder de omzet wordt verstaan de netto-omzet minus de kosten van derden en uitbesteed werk en de doorbelastingen van kosten aan de Amfors Holding BV en haar 100% dochtermaatschappijen. Netto-omzet De netto-omzet is de opbrengst van de aan gemeenten geleverde goederen en diensten, exclusief de over de omzet geheven belastingen en onder aftrek van kortingen. Grond- en huipstoffenverbruik en kosten van derden en uitbesteed werk De kosten van grond- en hulpstoffen worden berekend op basis van standaard verreken prijzen. Lonen en salarissen ambtenaren Hieronder wordt verstaan de met het vakantiegeld en pensioenpremie. Tevens zijn herstructureringsvoorziening
over het jaar verschuldigde salarissen, vermeerderd de daarmee samenhangende sociale lasten en daar de kosten in verband met de vorming van de in onder gebracht.
Afschrijvingen Dit betreft de afschrijvingskosten van de vaste activa. De afschrijvingstermijn bedraagt maximaal de economische levensduur. Rentelasten De rentelasten bestaan uit de rentelast van de langlopende leningen, alsmede de rentekosten uit negatieve rekening-courantstanden. Overige bedrijfskosten De overige bedrijfskosten worden berekend op basis van historische kosten. Lonen SW-medewerkers, mcl. sociale lasten en overige SW-gerelateerde kosten Hieronder wordt verstaan de over het jaar verschuldigde salarissen, vermeerderd met het vakantiegeld en de daarmee samenhangende sociale lasten en pensioenpremies van de Wsw-medewerkers. Verder zijn hieronder begrepen de kosten voor bedrijfsgeneeskundige zorg, werkkleding, vervoerskosten en studiekosten, alsmede overige personele kosten. Rijkssubsidie Wsw De Wsw is per 1 januari 2008 op een aantal onderdelen aangepast. De rijkssubsidie die in het verleden rechtstreeks aan de uitvoerende instanties werd overgemaakt, wordt nu direct aan de gemeenten uitgekeerd.
Ter
t~flca ‘e
~,
)Li3 JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst & Yow
~~ants LLP
RWA In 2009 zijn alle door de gemeenten ontvangen rijkssubsidies die bestemd zijn voor de uitvoering van de Wsw onverkort aan het RWA overgemaakt. Met de overige gemeenten, dit zijn gemeenten waar ingezetenen van onze deelnemende gemeenten werkzaam zijn of waarvan ingezetenen werkzaam zijn bij het RWA, zijn eveneens transparante afspraken omtrent de subsidie gemaakt.
Ter ~ entificatie JAARVERSLAG RWA 2014
Pagi a
29
Ernst & Young Accountants LLP ~4iitdInq a bett~ wQr~dng wortd
RWA Toelichting op de posten van de balans TOELICHTING OP DE POSTEN VAN DE BALANS: ACTIVA 2014
2013
x€1.000
x€1.000
13.063
13.069
Materiële vaste activa
Boekwaarde per 1-1 Investeringen in het boekjaar Desinvesteringen in het boekjaar Afschrijvingen in het boekjaar Boekwaarde per 31-12 Cumulatieve afschrijvingen Bedragen per 3 1-12 Verloop
Boekwaarde
Grond en terreinen Gebouwen Installaties Machines Inventaris Vervoer Totaal activa
1.355
-73
-49
-1.271
Investeringen
materiële vaste activa
1.126
12.845
1.312 13.063
17.635
16.830
Desinves-
Afschrijvingen
Boekwaarde
teringen 1-1-2014
2014
2014
2014
31-12 2014
x€1.000
x€1.000
x€1.000
x€1.000
x€1.000
21 352 113 469 86 230 1.271
2.832 7.211 420 1.404 164 815 12.845
2.853 7.213 488 1.602 233 674 13.063
--
350 45 343 18 371 1.126
----
72 1 --
73
Belangrijke investeringen in het begrotingsjaar betreffen verbouwingskosten van het pand aan de Uraniumweg 15 i.vm. de herhuisvesting. € 330.000. Benodigde ICT-investering (€ 125.000) en vervangingsinvestering voor vervoer ( € 300.000) en machines ( 400.000). Vervolg TOELICHTING OP DE POSTEN VAN DE BALANS: ACTIVA
Handelsdebiteuren Gelieerde ondernemingen Vorderingen op openbare lichamen Pensioenfonds Wsw Omzetbelasting Wsw-bijdrage aan gemeenten Diversen
2014
2013
x€1.000
x€1.000
-. --
--
1.976
1.879
--
--
99
70
--
--
43 2.118
De vorderingen op openbare lichamen bevat een vordering van € 1.741.000 (2013: € 1.587.000) op de deelnemende gemeent
51 2.000
h
WA.
Ter ~dentificatje JAARVERSLAG RWA 2014
Pagin\
30
Ernst & Voung Accountants LLP
R Liquide middelen De bank- en girosaldi staan Vrij ter beschikking van het RWA. Het RWA heeft een rekening courant krediet ten bedrage van € 3.400.000,=. RWA heeft ultimo 2014 € 7.149 kasgeld en een tegoed bij de ABN van € 22.894. TOELICHTING OP DE POSTEN VAN DE BALANS: PASSIVA Voorzieningen X
Voorziening groot onderhoud Stand aan het begin van het jaar Toevoegingen Vrijval voorziening Onttrekkingen Stand aan het einde van het jaar
2014 € 1.000
X
2013 € 1.000
407 41
366 41
--
--
0 448
--
407
In 2012 is er ter onderbouwing van de voorziening een hernieuwd beheerplan opgesteld. In 2014 hebben er geen onttrekkingen uit de voorziening groot onderhoud plaatsgevonden. Voorziening herstructurering Stand aan het begin van het jaar Toevoegingen Onttrekkingen
2014 x€1.000 1.169 --
409
760
2013 x€1.000 2.022 190 1.043 1.169
In 2012 is een voorziening herstructurering gevormd voor de geschatte kosten die naar verwachting voortvloeien uit de op balansdatum lopende afvloeiingsverplichtingen uit hoofde van overeengekomen individuele regelingen met ambtelijke medewerkers ad. € 2.022.000 als gevolg van de reorganisatie in 2012. In 2014 is € 409.000 onttrokken aan deze voorziening. Vaste schulden Stand aan het begin van het jaar Nieuwe lening Aflossingen Stand aan het einde van het boekjaar
2014
2013
x€1.000
x€1.000
9.200 2.000 11.200 1.200 10.000
10.300 2.000 12.300 3.100 9.200
In het kader van de financiering van de reguliere activiteiten is in september 2014 een langlopende tienjaarlijkse lening aangegaan ten bedrage van € 2.000.000 bij de BNG met een rentepercentage van 1,45°h. De eerste aflossing ten bedrage van € 200.000 vindt plaats in 2015. De gemiddelde rentevoet voor de afgesloten langlopende leningen bedroeg in 2014 3,03 procent
Ter~d~ t~
c:tIe ) Â~.’. ~L5
JAARVERSLAG RWA 2014
Pagin: 31
Emst&VoungA.~.
.
tsLLP
R (2013: 3,55 procent). Een bedrag van € 1.400.000,= dient in 2015 afgelost te worden. Netto vlottende schulden
2014
X
Crediteuren Gelieerde ondernemingen Loonheffing ZVW premie Te verrekenen met personeel Pensioen Diverse schulden
€ 1.000 292
553 940 --
94 336 --
2.215
2013
X
€ 1.000 605 960 758 11 --
42 11 2.387
De netto vlottende schuld aan gelieerde ondernemingen ad. € 553.000 betreft de schuld van RWA aan Amfors Holding BV conform de afspraak inzake het eigen vermogen van Amfors Holding BV in de Samenwerkingsovereenkomst ad € 1.311.000. De netto vlottende schuld aan gelieerde ondernemingen ad € 1.311.000 is gesaldeerd met overige vorderingen ad € 797.000 en netto vlottende schulden € 39.000.
Overlopende passiva
2014
X
Nog te ontvangen factu ren Schuld aan openbare lichamen (Gem.) Nog te betalen rente Loonkosten bijdrage BW 2009 Loonkosten bijdrage 8W 2010 Loonkosten bijdrage BW 2011 Loonkosten bijdrage BW 2012 Loonkosten bijdrage BW 2013 Loonkosten bijdrage BW 2014 Diversen
€ 1.000 222 285 94 ---
1 7 29 200 2 841
2013 X € 1.000 109 174 78 4 6 14 41 174 87 687
De loonkosten bijdrage BW betreft de loonkostensuppletie van RWA aan werkgevers die WSW geïndiceerde medewerkers in dienst nemen met een contract begeleid werken.
Ter identificatie
A
JAARVERSLAG RWA 2014
Ernst&yow~’j ~
ôk1~
RWA Niet uit de balans blijkende rechten en vernlichtingen Fiscale eenheid omzetbelasting Het RWA maakt deel uit van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting Amfors Holding BV en is uit dien hoofde hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de fiscale eenheid. Het effect hiervan dient bezien te worden in samenhang met de rechten ontleend aan de samenwerkingsovereenkomst met de Amfors bedrijven. Vakantiegeld De verplichting voor rechten op nog niet uitbetaald vakantiegeld is ultimo 2014 € 1.118.318,Ultimo 2014 was er sprake van 113.922 niet opgenomen verlofuren. De verplichtingen die hieruit kunnen voortvloeien bedragen € 1.392.852. Dit verlofsaldo zal door opname in 2015 fors worden afgebouwd. In het eerste kwartaal van 2015 wordt met elke medewerker een afbouwplan voor 2015 vastgesteld en vervolgens wordt gedurende 2015 de afloop hiervan periodiek beoordeeld. Samenwerkingsovereenkomst Amfors Holding BV en haar 100% dochtermaatschappijen zijn, zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk, verplicht om eventuele bij de gemeenschappelijke regeling RWA ontstane exploitatietekorten aan te zuiveren.
Ter identificatie
~ ~kf~
JAARVERSLAG RWA 2014
Emst&Youn~Oit5LL.p
RA Toelichting op
het overzicht van baten en lasten
TOELICHTING OP HET OVERZICHT VAN BATEN EN LASTEN Omzet
2014
2013
x€l.000
x€l.000
Netto- omzet Kosten grond en huipstoffen/uitbesteed werk Toegevoegde waarde Doorberekende salariskosten ambt. Doorberekende rente en afschrijvingen Doorberekende 0V. Bedrijfskosten
0
0
0
0 0
0 2.913 1.660 299
2.798
1.567 128 4.493
4.872
De lasten in 2014 bedragen € 4.5 miljoen. Conform de Samenwerkingsovereenkomst tussen RWA en Amfors worden deze kosten doorbelast aan Amfors Holding B.V. Lonen en salarissen ambtenaren
2014
2013
€ 1.000 2.135 251 381 146
€ 1.000 2.069 151 437 141
X
Salarissen
Sociale lasten Pensioenpremies Overige personeelskosten Toevoeging voorziening herstructurering
X
--
2.798
2.913
Wet Normering Topinkomens Algemeen Bestuur (AB) Naam
De heer C. van Eijk
Beloning Sociale v~rzekeringspremie Belastbare vaste/variabele qnkostenyergoedingen Voorzieningen ten béhoeve van b&oningen betaalbaar op termijn Functie of functies Duur en omvang van dienstverband
Naam
( voorzitter) € -0 € -0 € -0 € -0 -Voorzitter AB Vanaf 2013 tot mei 2014 Mevrouw
Beloning SQciaIe verzeke~ingspremie Belastbare vaste/variabele onkostenvergoedingen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar .
Y. € € € €
Kemmerling -0 -0 -0
-o
~p termijn Ëuriictie of functies
Duur en omvang van dienstverband
-Lid AB Vanaf 2010 tot mei 2014
Ter ijdentifkafle JAARVERSLAG
RWA 2014
Pa ir~~’~
Ernst & Young~ccoun ants LLP •
~ufldinqabett~r
~çrk~wçdd
RWA Naam Beloning Sociale verzekeringspremie Belastbare vaste/variabele onkostenverqoedingen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn Functie of functies Duur en omvang van dienstverband
De heer B. Koops
Naam Beloning Sociale verzekeringspremje Belastbare vaste/variabele onkostenvercioedinaen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar or termijn Functie of functies Duur en omvang van dienstverband
De heer P. de Kruif € -0 € -0 € -0 € -0
Naam Belon ing Sociale verzekerinqspremie Belastbare vaste/variabele onkostenverqoedingen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn Functie of functies Duur en omvang van dienstverband
De heer J.de Wilde € -0 € -0 € -0 €-0
Naam Belor~ing Sociale verzekeringsp,~emie Belastbaite vaste/va ~iabele onkostenvergoed i nqen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op tern~iin Functie of functies Duur en omvana van dienstverband Naam Beloning Sociale verzekeringspr~ernie Belas~bare vaste/variabele onkostenvercioedingen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar oo termijn Functie of functies Duur en omvang van dienstverband Naam
€~-0
€ -0 € -0 € -o -Lid AB Vanaf 2010
-Lid AB Vanaf 2010
Lid AB Vanaf 2010 tot mei 2014 De heer T. Rolle
€: -0 € -0 € -0 € -o Lid AB Vanaf 2010 tot mei 2014 De heer M. Tigelaar ( VOO rzitte r) € -0 € -0 € -0 € -0 -Voorzitter AB Vanaf mei 2014 De heer P. van der Torre
Beloning
€ -0
Sociale verzekeringspremie Belastbare vaste/variabele onkostenvergoedingen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar
€ -0 € -0
uien- U JAARVERSLAG RWA 2014
IflC~L
~ ~44i~ ~mst
LLP
RA op termijn Functie of functies
Lid AB
Duur en omvang van dienstverband
Vanaf mei 2014
Naam Beloning Sociale verzekeringspremie Belastbare vaste/yariabele onkostenvercjoedingen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn
Mevrouw M. Breukelaar € -0 € -0 € -0 € -0
Functie of functies Duur en omvang van dienstverband
Lid AB Vanaf mei 2014
Naam Beloning Sociale verzekerings~rernie Belastbare vaste/variabele onkostenveraoedinaen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar
De heer A. Dragt € -0 € -0 € -0 € -0~
on termijn
Functie of functies Duur en omvang van dienstverband
Lid AB
Vanaf mei 2014
Directie Naam Bei~ing Sociale verzekerinasprerniè Belastbare vaste/via ria bele on kostenvergoed i ngen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn Functie of functies Duur en om~anq ‘~an dienstverband
Mevrouw L. Maas € -o € -o € -o € -o Directeur RWA Vanaf 2008 tot december 2014
Naam Beloning Sociale verzekeringspremie Belastbare vaste/variabele on kostenvergoed i ngen Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termiln Functie of functies Duur en omvana van dienstverband
Formatieve bezetting Aantal ambtenaren ultimo boekjaar (fte) Realisatie 5W-medewerkers (AJ) Lonen SW-medewerkers, inclusief sociale lasten en overige 5W gerelateerde kosten
2014 54,3 1.162,6 2014 x € 1.000
De heer R. de Koning € -0 € -0 € -0 € -0 Directeur RWA Vanaf december 2014
2013 56,2 1.162,8 2013 x € 1.000
Ter ~dentificat~e JAARVERSLAG RWA 2014
Pagina 6 Ernst & Young Accountants UP
RWA Brutoloon en vakantiegeld Sociale lasten Pensioenpremies Overige personeelskosten
25.281 4.042 2.564 1.966
25.305 4.042 2.709 1.688
De personeelskosten voor de WSW zijn in 2014 in lijn met de kosten in 2013. Rijkssubsidie Wsw Rijkssubsidie Wsw
2014
2013
30.428
30.401
De dekking uit de Rijkssubsidie is vrijwel gelijk aan de dekking in 2013. De arbeidsmanjaren zijn ook in 2014 op 1162 uitgekomen. De lichte stijging van € 27.000 valt te verklaren door de verhoging van de bijdrage per arbeidsmanjaar in 2014 met € 24 t.o.v. 2013. Overige bedrijfskosten Onderhoudskosten Belastingen en verzekeringen Algemene kosten Overwerk WSW Toevoeging voorziening onderhoud Incidentele baten en lasten
2014 x€1.000
2013 x€1.000
3
41
5 16 131 71 41
-12
35
--
96 --
128
299
Aanzuivering vermogen Amfors Holding BV Dit betreft de Gemeentelijke Bijdrage 2014 in het kader van de gemaakte afspraken tussen RWA en Amfors Holding BV.
Teir ~e~t cafle JAARVERSLAG RWA 2014
~ & Voun
‘~in~nts LP
RA OVERIGE GEGEVENS SISA BIJLAGE L
SLW
SiSa___ bijlage antwoordlngaintonnatie 2014 op grond van artikel 3 van de Reqelinq infonnatieverotrekking usa - d.d. 2januari2015 nieronaer per regel een het totaal aantal getnntceerde Het totaal aantal gerealiseerde liet totaal aantal gerealiseerde gemeente(code) selecteren en Inwoners per gemeente dat arbeidsplaatsen voer begeleid werken~ekken voor mde kolommen ernaast de een rbenotbetreldang heeft i~ geindiceerde inwoners in (jaar ge{ndiceerde inwoners in (jaar verantwooidingsinMrpatre voor op de wachtlijst staat en 1) artgedrukt m arbetdsjaren 1) uitgedrukt in srbeidsjareo die gemeente invullen beschikbaar is om een Wet sociale clienstbetreklong als bedoeld werkvoorzlening (Wuvi) in artikel 2 eerste hd af artikel 7 vat de met te aawaarden op Openbaar lichaam 31 december (jaar T) o.g.v. Wgr (515e tumen medeovestieden) Aard controle,u’.t Aard corinr4eR Aard controleR Aard coneoleR Ir.dicatunurnmer-c3jB 101 Incfcatr,nzwrimerüfB/02 fficuiafotriummerojft 03 ndîca~nwnmerG1B 04 Almere 1 00 00 00 Zeewolde 00 056 0 Bameveid 00 0 89 0 Ermelo 00 51 0 Nijkeik 800 18 0 Scherpenzeel 3 00 0 Amersfoort 01326 04 54 Eaam 5400 9 2 Banschoten S 75 17 97 10 ‘Leusden 100 1 069 11 Rhenen 00 00 0 00 12 nest 7175 11 451 13 Woudenberg 7 t____________________ 64 4.02 14 eist 0.00 15 ~ Utrechtse Heusetrug 0_to 16 ~ Harderwijk 0.00 17 DeBilt 1 0.00 18 Schaqen 1 1.00 .00 19 . Utrecht 200 .00 20 ~ Heerlen 025 .00 21 ~ Hilversum 1.34 .00 22 Delft i.oo .00 23 ~ Ileiloo 1.00 000 .00 24 25 26 27 28
___
GiB
Wet sociale werkvoonzlenlng ÇWow)_deel openbaar lichaam 2014
~4
Ter ~de~tIflcafle
~
JAARVERSLAG RWA 2014 t&nst & Youn~~~.~nts LLP ~ulldlnqabetter inçrblng wield
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder M. Tigelaar
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 19-05-2015 : 09-06-2015 : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4967477 : 22 april 2015 :
TITEL Ontwerp-begroting RWA 2016-2020 BESLISPUNTEN De raad besluit: 1. geen zienswijze in te dienen op de ontwerp-meerjarenbegroting van het Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving 2016-2020 AANLEIDING Op 16 april 2015 heeft het Algemeen Bestuur van het Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving (RWA) de ontwerp-meerjarenbegroting 2016 – 2020 aangeboden aan de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. Het Algemeen Bestuur van RWA stelt u in de gelegenheid om uiterlijk 16 juni een eventuele zienswijze kenbaar te maken. BEOOGD EFFECT Kunnen overgaan tot definitieve vaststelling van de begroting 2016-2020 door het Algemeen Bestuur van het RWA. TOELICHTING Uitgangspunten RWA-begroting 2016-2020 De RWA-gemeenten werken samen met RWA-Amfors aan een toekomstperspectief. De contouren hiervoor zullen in het tweede kwartaal van dit jaar duidelijk worden. Omdat de meerjarenbegroting hier qua proces op vooruit loopt, is in de begroting uitgegaan van een basisscenario. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: -
-
-
-
WSW-populatie daalt jaarlijks met 4% via natuurlijk verloop; RWA-Amfors blijft zich primair richten op de SW-medewerkers; de komende jaren wordt sterk ingezet op plaatsing bij reguliere werkgevers en joint ventures / samenwerking met marktpartijen; compensatie van de daling van het aantal SW-medewerkers door ontwikkeling van medewerkers, productiviteitsverbetering, stimuleren van eigen verantwoordelijkheid en het terugdringen van het ziekteverzuim; in de begroting is voor de berekening van het Amfors-resultaat, het vermogensverloop en de gemeentelijke bijdrage het (financieel) effect van nieuwe instroom vanuit de Participatiewet niet meegenomen; nieuwe instroom wordt alleen georganiseerd onder de volgende voorwaarden: als gemeenten dit willen, het binnen de expertise van Amfors past en het een neutraal of positief effect heeft op het exploitatieresultaat; verlaging van de (overhead) kosten: 31 niet-SW-medewerkers gaan met pensioen en worden slechts voor een derde deel vervangen.
Inlichtingen bij :
Y. Bouissaghouane, DIR/FA, (033) 469 53 01
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4967477 pagina 2
Het WSW-bestand zal de komende jaren krimpen doordat wel uitstroom plaatsvindt maar geen sprake meer is van instroom vanuit de WSW. In de voorliggende RWA-begroting wordt uitgegaan van teruggang van het aantal SW-medewerkers van 1125 medio 2015 naar 910 SE in 2020. In de begroting van de RWA zijn in algemene zin twee financiële aspecten van belang. Dat zijn: - Het operationeel resultaat van Amfors (saldo opbrengsten en kosten van het bedrijf Amfors). Gegeven de samenwerkingsafspraken tussen RWA en Amfors1 wordt dit resultaat benut voor dekking van negatieve subsidieresultaten binnen het RWA. - Het subsidieresultaat (verschil tussen de WSW- kosten en de rijksbijdrage voor de uitvoering van de WSW, die door tussenkomst van gemeenten aan RWA wordt verstrekt). Onderstaand wordt op beide ingegaan. Operationeel resultaat Het bedrijfsplan voor Amfors is vastgesteld tot en met 2015. In de nog op te stellen toekomstvisie zal de koers voor de daaropvolgende jaren worden bepaald. Deze koersbepaling zal uiteindelijk resulteren in een nieuw bedrijfsplan voor de periode tot 2020. De meerjarenbegroting loopt hierop vooruit en is gebaseerd op een basisscenario, waarvan de uitgangspunten in de vorige paragraaf zijn beschreven. Conform de lijn in de Prestatieovereenkomst 2015 streeft Amfors waar mogelijk naar een doorstroming van SW-medewerkers van binnen naar buiten en van beschut naar onbeschut werk door arbeidsontwikkeling van de medewerkers centraal te laten staan. Amfors verwacht dat deze ontwikkelingsstappen de komende jaren in toenemende mate een positief effect hebben op de omzet. Naast bovenstaande maatregelen zet Amfors in op verlaging van de (overhead) kosten met € 1,4 miljoen door de overhead in gelijke tred te laten dalen met de teruggang in SW-medewerkers. De verlaging van de overheadkosten, in combinatie met een lichte daling van het operationeel resultaat van de businessunits, leidt tot een geleidelijke stijging van het totale operationele resultaat van € 1,3 miljoen in 2014 via € 1,6 miljoen in 2016 naar € 2,5 miljoen in 2020. In de RWA-begroting 2015-2018 zijn de operationele resultaten meerjarig op het niveau van € 2 miljoen geraamd. In onderstaande tabel zijn de geraamde operationele resultaten op basis van de nieuwe uitgangspunten in de RWA-begroting 2016-2020 opgenomen: Tabel 1:
Jaar
Operationeel resultaat MJB RWA 2016-2020 (x € 1.000)
2014 ( jaarrekening 2014) 2015 2016 2017 2018 2019 2020
1.271 1.500 1.633 1.846 2.061 2.278 2.495
Subsidieresultaat 1
Op basis van de samenwerkingsovereenkomst tussen Amfors Holding B.V., haar werkmaatschappijen en de gemeenschappelijke regeling RWA is er een verplichting tot aanvulling van het exploitatieverlies bij het RWA. Deze verplichting geldt uitsluitend zolang het eigen vermogen van Amfors Holding B.V. het bedrag van € 2.5 miljoen te boven gaat. Voor het gedeelte van het eigen vermogen van Amfors Holding B.V. tussen de € 2.5 miljoen en de € 4.5 miljoen geldt dat Amfors Holding B.V. voor 50% aansprakelijk is voor aanzuivering van bij RWA ontstane exploitatieverliezen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4967477 pagina 3
De volgende factoren zijn bepalend voor het subsidieresultaat: - Hoogte van het subsidiebedrag van het Rijk per arbeidsjaar voor het zittend bestand WSW (ingestroomd vóór 2015); - Loonkosten van het WSW-personeel (met name beïnvloed door CAO afspraken) en overige personeelskosten. Per 1 januari 2015 is instroom in de WSW niet meer mogelijk. Via de natuurlijke uitstroom uit de SW, zal het zittend bestand van de SW in de komende decennia worden afgebouwd naar 0. De invoering van de Participatiewet gaat gepaard met een korting op de Rijkssubsidie voor de WSW. Door het Rijk wordt een efficiencykorting toegepast op het budget WSW. In de voorliggende begroting daalt de subsidie per WSWer van € 25.900,- in 2015 naar circa € 23.400,- in 2020. Uitgegaan wordt van een daling over een tijdvak van zes jaar met ruim €3.200, namelijk van € 25.900 in 2015 naar € 22.700 in 2021. Deze daling doet zich een jaar later voor dan was geraamd in de voorgaande RWA-begroting 2015-2018 omdat het subsidiebedrag per SE voor 2015 vrijwel op niveau is gebleven. Zowel de hoogte van het subsidiebedrag per arbeidsjaar als de schatting van het Rijk van de omvang van het zittend bestand per jaar bepalen het subsidiebedrag dat RWA één op één krijgt doorbetaald van de deelnemende gemeenten voor het zittend bestand van de WSW. Voor de bepaling van de omvang van het zittend bestand sluit het Rijk zo goed mogelijk aan bij de feitelijke ontwikkelingen van het aantal WSW-plekken in een gemeente. Het Rijk baseert de verdeling van de middelen voor 2015, 2016, 2017 op basis van de realisaties in respectievelijk 2014, 2015, 2016. Vanaf 2017 wordt het verdeelmodel voor het Participatiebudget verder gewijzigd. Het is nog niet bekend welke consequenties dit heeft voor de verdeling van de WSW-middelen naar gemeenten. Het subsidieresultaat is het verschil tussen de ontvangen rijkssubsidie WSW en de loonkosten van het WSW personeel. De geraamde loonkosten en de rijkssubsidie WSW in de voorliggende begroting zijn lager geraamd dan in de RWA-begroting 2015-2018. Vanuit RWA is aangegeven dat dit wordt veroorzaakt doordat in de RWA-begroting 2015-2018 ook de loonkosten en subsidie voor de groep nieuw-beschutmedewerkers zijn opgenomen. Bij het opstellen van de begroting 2015-2018 was nog veel onduidelijkheid over de wijze van opnemen van deze nieuwe groep in de begroting. Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat deze nieuwe groep niet langer onder de groep van SW-ers wordt geschaard, en niet meer in de RWA-begroting wordt opgenomen maar in de Amforsbegroting. In de voorliggende begroting wordt vastgehouden aan de nullijn voor WSW-salarissen. In de voorliggende RWA-begroting 2016-2020 worden de subsidieresultaten als volgt begroot: Jaar
2015 2016 2017 2018 2019 2020
Loonkosten SW medewerkers (x €1.000) 32.342 31.078 29.865 28.700 27.582 26.509
Rijksmiddelen (x €1.000) 28.892 27.201 25.599 24.081 22.644 21.284
Subsidieresultaat (x €1.000) -3.450 -3.877 -4.266 -4.619 -4.938 -5.225
Zoals uit deze tabel blijkt, is er sprake van een tekort op het subsidieresultaat. Het tekort stijgt als gevolg van de invoering van de Participatiewet. De rijksbezuinigingen vanaf 2015 leiden in 2020 uiteindelijk tot een subsidieverlies van € 5.225.000,-. Het negatieve subsidieresultaat van het RWA dient te worden aangevuld vanuit het positieve exploitatieresultaat van Amfors. Indien dit niet mogelijk blijkt, leidt dit conform de bestaande samenwerkingsafspraak tot aanvullende gemeentelijke bijdragen. Dekking subsidietekort door Amfors Door implementatie van het basisscenario wordt een verbetering van het operationeel resultaat van Amfors verwacht. Desondanks is het - zoals blijkt uit onderstaande tabel - niet mogelijk om met de operationele resultaten uit het bedrijf Amfors het negatieve subsidieresultaat van het RWA geheel te dekken. Dit betekent dat ook in de komende jaren gemeenten uit eigen middelen aanvullende bijdragen dienen te leveren. Hiervoor zijn in de gemeentebegroting extra middelen opgenomen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4967477 pagina 4
Dekking in gemeentebegroting 2015-2018(x 1.000) Jaar
Bijdrage gemeenten (x €1.000)
Bijdrage Amersfoort (x €1.000)
Toegevoegde gemeentelijke middelen
Gereserveerd binnen reintegratiebudget
2015 2016 2017 2018 2019 2020
1.950 2.244 2.420 2.559 2.660 2.730
1.365 1.570 1.694 1.791 1.862 1.911
700 800 800 800 800 800
1.600 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500
Saldo (x 1.000)
935 730 606 509 438 389
De conclusie is dat voor de op basis van voorliggende RWA-begroting 2016-2020 voorziene gemeentelijke bijdragen voldoende middelen in de begroting van de gemeente Amersfoort zijn opgenomen. Er is sprake van een uit het Participatiebudget (deelbudget re-integratie) te financieren tekort van € 0,66 miljoen in 2015 tot ruim 1,1 miljoen in 2020. Het college heeft in het kader van de continuering van het re-integratiebeleid 2015 in het licht van de implementatie van de Participatiewet besloten de middelen in de voorziening Participatiewet te gebruiken om de budgetten voor re-integratie de eerste jaren te handhaven op niveau van de begroting (17 februari 2015: nr. 4873002). Dit is in de raadsinformatiebrief 2015-018 met de Raad gecommuniceerd. Recent is bekend geworden dat de voorziening Participatiewet om technische redenen dient vrij te vallen. Om de middelen beschikbaar te houden voor dit doel dienen deze te worden gereserveerd in een nieuw in te stellen reserve Participatiebudget. Bij de vaststelling van de jaarrekening 2014 moet hierover besluitvorming door de raad plaatsvinden. De voorziening bestaat ultimo 2015 uit € 3,5 mln. Met deze middelen kunnen wij de uit het re-integratiebudget te financieren tekorten tot en met 2018 volledig dekken. Voortgang bedrijfsplan Amfors In uw vergadering van 23 september 2014 heeft u een motie aangenomen waarin u ons heeft opgedragen met Amfors nog striktere afspraken te maken over het daadwerkelijk realiseren van begrote inkomsten uit zo breed mogelijke acquisitie, en Amfors ook tussentijds over deze realisatie te laten rapporteren, zodat u bij de begroting van 2015 niet opnieuw onverwacht geconfronteerd wordt met tekorten. Ter uitvoering van de motie hebben wij u in raadsinformatiebrief 2014-107 geïnformeerd over de afspraken die zijn gemaakt met Amfors om tot verbetering van het resultaat te komen, en over de resultaten van het tweede kwartaal van 2014 zoals gerapporteerd door Amfors. De Raad van Commissarissen is verzocht om in samenspraak met de directie van Amfors met passende maatregelen te komen, die gericht zijn op herstel van de resultaten. Tevens bent u geïnformeerd middels het collegebericht 2014-117 over de ontwikkeling van het resultaat van 2014. In de voorliggende begroting is een basisscenario uitgewerkt waarbij RWA/Amfors uitgaat van realistische verwachtingen en toekomstige ontwikkelingen. In de tweede helft van 2015 zal Amfors op basis van het door de gemeenten gekozen toekomstscenario een nieuw bedrijfsplan 2016-2020 uitwerken. In de peilnota ‘ontwikkeling toekomstvisie uitvoering Wet sociale werkvoorziening en RWA Amfors’ bent u geïnformeerd over het proces om tot een toekomstscenario te komen. RISICOPARAGRAAF De begroting van RWA kent onder meer de volgende risico’s: - In navolging van de huidige ontwikkelingen binnen de sector wordt voor de WSW-salarissen de nullijn gehanteerd. Echter, het is niet uitgesloten dat de loonkosten WSW zullen stijgen als gevolg van af te sluiten CAO’s. Onduidelijk is of een stijging door het Rijk zal worden gecompenseerd; - In de voorliggende RWA-begroting is uitgegaan van verbeterde operationele resultaten door het toepassen van de maatregelen uitgewerkt in het basisscenario. Risico is dat Amfors er niet in slaagt om
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4967477 pagina 5
-
deze maatregelen volledig en tijdig te realiseren en derhalve de operationele resultaten in de Meerjarenbegroting 2016-2020 niet kan realiseren. We zien dat Amfors de afgelopen jaren te maken heeft met tegenvallende omzetontwikkelingen. Het is dan ook van belang dat Amfors de omslag maakt en meer omzetkansen creëert; Gemeentelijke keuzes m.b.t. het volume van te verlenen opdrachten aan Amfors kunnen van invloed zijn op de toekomstige operationele resultaten; De verdere wijzigingen van het verdeelmodel voor het Participatiebudget in de toekomst kunnen leiden tot negatieve herverdeeleffecten en oplopende gemeentelijke bijdragen.
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE Het preventief toezicht van de provincie richt zich niet op het Sociale Domein. VERVOLGSTAPPEN Nadat betrokken gemeenteraden in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijzen in te dienen op de ontwerp-meerjarenbegroting zal deze door het Algemeen Bestuur van RWA worden vastgesteld. Niet uit te sluiten is dat de nog op te stellen toekomstvisie zal leiden tot bijstelling van de meerjarenbegroting voor volgende jaren. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
Bijlagen
- geen
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .4967477
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 mei 2015, sector DIR/FA (nr.4967477); b e s l u i t: geen zienswijze in te dienen op de ontwerp-meerjarenbegroting van het Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving 2016-2020. Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
REGIONAAL SOCIAAL WERKVOORZIENINGSCHAP AMERSFOORT EN OMGEVING
Uraniumweg 15 | 3812 RJ Amersfoort Postbus 304 | 3800 AH Amersfoort T 033 - 422 49 00 | F 033 - 422 49 65
[email protected] | www.amfors.nl Factuuradres: Postbus 28031 | 3828 ZG Amersfoort Bank 28.50.14.293 | K.v.K. Amersfoort 32157550
Aan de gemeenteraden van de RWA-gemeenten
Amersfoort, 15 april 2015 Onze referentie RK/rh/2015.031 Doorkiesnummer 033-4224961 Betreft toezending ontwerp-meerjarenbegroting RWA 2016-2020
Geachte Raad, Hierbij ontvangt u de ontwerp-meerjarenbegroting RWA 2016-2020. Wij hebben de ontwerp-begroting besproken in onze vergadering van 13 april 2015. Reactietermijn Graag stellen wij u in de gelegenheid om, uiterlijk op 16 juni 2015, uw eventuele zienswijzen aan ons kenbaar te maken. De binnengekomen reacties betrekken wij bij onze besluitvorming over de meerjarenbegroting. Na vaststelling van de begroting verzenden wij deze vóór 1 augustus aan Gedeputeerde Staten. Inhoud van de meerjarenbegroting RWA 2016-2020 De RWA-gemeenten werken samen met RWA-Amfors aan een toekomstperspectief. De contouren hiervoor zullen in het tweede kwartaal van dit jaar duidelijk worden. Omdat de meerjarenbegroting hier qua proces op vooruit loopt, is in de begroting uitgegaan van een realistisch basisscenario. Uitgangspunten hierbij zijn: RWA-Amfors blijft zich primair richten op de SW-medewerkers; de komende jaren wordt sterk ingezet op plaatsing bij reguliere werkgevers en joint ventures / samenwerking met marktpartijen. RWA-Amfors zet in op compensatie van de teruggang van het aantal SW-medewerkers door ontwikkeling van medewerkers, productiviteitsverbetering, stimuleren van eigen verantwoordelijkheid en het terugdringen van het ziekteverzuim. Door verlaging van de overheadkosten verwacht Amfors tot een stijging van het operationeel resultaat te komen. De eerder geraamde stijging van de gemeentelijke bijdrage voor RWA blijft daardoor beperkt.
Wijzigingen ten opzichte van meerjarenbegroting 2014-2018 Bij het opstellen van de voorliggende meerjarenbegroting is een deel van de uitgangspunten uit de vorige meerjarenbegroting losgelaten. Zo was destijds het uitgangspunt om het aantal medewerkers op peil te houden door de uitstroom van SW-medewerkers volledig te compenseren door instroom vanuit de Participatiewet (Nieuw Beschut en andere doelgroepen uit de Participatiewet). Nu wordt uitgegaan van afbouw via natuurlijk verloop naar 910 se (fte) in 2020. Uiteraard blijft de instroom van medewerkers via de Participatiewet bij Amfors mogelijk, mits dit minimaal budgetneutraal gebeurt.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, namens het Algemeen Bestuur van het RWA,
De heer M. Tigelaar voorzitter
Pagina 2/2
Op weg naar 2020 MEERJARENBEGROTING RWA 2016 - 2020 Volg ons op
Amfors Groep Uraniumweg 15 3812 RJ Amersfoort 033 – 422 49 00
[email protected] www.amfors.nl
INHOUDSOPGAVE
1.
Management samenvatting
p. 3
2.
Waar staan we nu? 2.1. Scope van deze begroting 2.2. Effecten Participatiewet
p. 5
3.
Missie en Visie RWA / Amfors
p. 8
4.
Uitgangspunten van Meerjarenbegroting 4.1. Uitgangspunten 4.2. Strategische doelen 4.3. Verbonden partijen
p. 9
5.
Scenario’s naar 2020 Amfors 5.1. Selectie criteria 5.2. Mogelijke scenario’s en keuzes per BU 5.3. Maatschappelijke / P&O uitwerking 5.4. Financiële uitwerking 5.5. Conclusie
p. 14
6.
Financiële begroting RWA 6.1. Begroting 6.2. Weerstandsvermogen 6.3. Gemeentelijke bijdrage 6.4. Financiering 6.5. Risico’s 6.6. Voorzieningen
p. 22
Begrippenlijst
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
p. 33
Pagina 2
1. Management samenvatting Naar een bedrijfsplan 2016 - 2020 – De RWA-gemeenten zijn samen met RWA / Amfors een proces ingegaan om tot een nieuw toekomstperspectief voor RWA / Amfors te komen. In het tweede kwartaal van 2015 zullen gezamenlijk scenario’s worden voorgesteld waarin de mogelijkheden, maatschappelijke gevolgen en financiële consequenties zijn uitgewerkt. Dit zal medio juli 2015 resulteren in een gezamenlijke keuze door de gemeenten, welke in de tweede helft van 2015 wordt uitgewerkt in een bedrijfsplan 2016 - 2020. Basisscenario voor Meerjarenbegroting – De doorlooptijd van dit proces past niet in het tijdsbestek voor de oplevering van de RWA Meerjarenbegroting 2016 – 2020. Om nu tot een Meerjarenbegroting te komen, is gekozen voor een basisscenario dat realistisch is gezien de verwachte, toekomstige ontwikkelingen. Daarbij is er vanuit gegaan dat RWA / Amfors zich primair blijft richten op de Sw-medewerkers, en dat we de komende jaren sterk inzetten op het plaatsen bij reguliere werkgevers en joint ventures / samenwerking met marktpartijen. De uitkomsten van bovengenoemd proces zullen verwerkt worden in deze Meerjarenbegroting. Ook per business unit – Gezien de sterke verwevenheid tussen Amfors en RWA kiezen we ervoor om in de Meerjarenbegroting ook aandacht te besteden aan de ontwikkelingen per business unit van Amfors. Dit omdat de resultaten hiervan mede bepalend zijn voor het resultaat van RWA. Op basis van de Missie, Visie en Doelstelling van RWA / Amfors zijn uitgangspunten en strategische doelen vastgesteld en een voorlopige nieuwe koers bepaald voor de business units van Amfors. Resultaat: een Meerjarenbegroting per business unit (BU). Deze deelbegrotingen hebben we vervolgens verwerkt in de RWA Meerjarenbegroting. De samenhang van dit alles ziet u hieronder visueel weergegeven.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 3
Trends en onze reactie daarop – In het basisscenario gaan we uit van een licht dalend operationeel resultaat van de business units. De teruggang van het aantal Sw-medewerkers van 1125 medio 2015 naar 910 SE in 2020 moeten zien te compenseren. Dat kan als we in die periode actief werken aan vier aandachtsgebieden: Productiviteitsverbetering per medewerker; Bevordering van de ontwikkeling van medewerkers naar werksoorten met meer TW per SE; Stimulering van eigen verantwoording binnen bedrijf; Verlaging van het ziekteverzuim, minimaal naar het branchegemiddelde. Verlaging overhead – Additioneel zetten we in op verdere verlaging van de overheadkosten met € 1,4 mln. Hierdoor zal het totale operationeel resultaat van Amfors stijgen van ongeveer € 1,5 mln. in 2015 naar € 2,5 mln. in 2020. Cultuuromslag – De uitdaging voor de komende jaren zit hem in het realiseren van een integrale Amfors-blik in plaats van de individuele gerichtheid per werkbedrijf. Dit vraagt om een nieuwe manier van denken, een cultuur omslag voor de gehele organisatie inclusief de Sw-medewerkers. Dit zal resulteren in een forse verhoging van het operationeel resultaat per Sw-medewerker. De resultaten in één overzicht – De verwachte resultaten van de Amfors Meerjarenbegroting staat in onderstaande tabel, samen met de daling van de Rijksubsidie voor de Wsw.
Resultatenoverzicht (x 1000) RWA resultaat Amfors resultaat Bijdrage Gemeenten
2018
2019
2020
15-20
2015
2016
2017
- 3.450
- 3.877
- 4.266
-4.619
-4.938
-5.225
-1.775
1.500
1.633
1.846
2.061
2.278
2.495
995
-1.950
-2.244
-2.420
-2.558
-2.660
-2.730
-780
In bovenstaande tabel ziet u ook het verloop van de Gemeentelijke Bijdrage. Bovendien kunt u zien dat het verlies op het RWA-resultaat door de dalende Rijkssubsidie voor een belangrijk gedeelte wordt goed gemaakt door het stijgende operationeel resultaat van Amfors.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 4
2. Waar staan we nu?
Gemeenschappelijke regeling – Ter uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) hebben de zes regiogemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Leusden, Soest en Woudenberg een gemeenschappelijke regeling Regionaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en omstreken (RWA), waaraan zij gezamenlijk bijdragen. Samenwerkingsovereenkomst met Amfors – Genoemde zes regiogemeenten stellen ieder hun van het Rijk ontvangen bijdrage volledig ter beschikking aan RWA. Voor de invulling van de dienstverbanden in het kader van de Wsw heeft RWA een samenwerkingsovereenkomst met Amfors. In of via de business units en diensten van Amfors wordt in kader van de Wsw werkgelegenheid gegenereerd en ontwikkelmogelijkheden aangeboden. Opgave voor 2015: scenario’s ontwikkelen en keuzes maken – De zes RWA-gemeenten zijn samen met RWA / Amfors een proces gestart om gezamenlijk tot een nieuw toekomstperspectief voor RWA / Amfors te komen. In de eerste helft van 2015 zullen gezamenlijk scenario’s worden voorgesteld waarin de verschillende toekomstmogelijkheden, maatschappelijke gevolgen en financiële consequenties nader zijn uitgewerkt. Medio juli 2015 resulteert nader overleg over deze scenario’s in een keuze door de gezamenlijke gemeenten. In de tweede helft van 2015 worden die keuzes uitgewerkt in een bedrijfsplan 2016 - 2020. Frictie met wettelijke verplichting – De doorlooptijd van genoemd proces past niet in het tijdsbestek voor de oplevering van de RWA Meerjarenbegroting 2016 – 2020. RWA is wettelijk verplicht om vóór 15 juli 2015 de Meerjarenbegroting te deponeren bij Financieel Toezicht Lokale Overheden. Om nu toch tijdig tot een Meerjarenbegroting te komen, is gekozen voor een uitwerking met een basisscenario. Dit basisscenario is gebaseerd op een aantal uitgangspunten, die we kunnen samenvatten in twee keuzes. Amfors is en blijft een sociale onderneming gericht op Sw-medewerkers De nadruk verschuift naar ‘buiten werken’ en samenwerkingsverbanden met derden
2.1. Scope van deze begroting Uitwerking in passende strategie – Deze uitgangspunten (nader uitgewerkt in hoofdstuk 4) zijn uitgewerkt in een strategie die past binnen de nieuwe situatie die is ontstaan door invoering van de Participatiewet, en past binnen de verwachte ontwikkelingen van de markt voor de verschillende business units van Amfors. Dit alles op basis van de twee bovengenoemde uitgangspunten. De uitgewerkte strategie past ook binnen de identiteit van de RWA / Amfors organisatie met haar specialistische expertise en haar Sw-medewerkers.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 5
Resultaten business units meegenomen – Gezien de sterke verwevenheid tussen Amfors en RWA is er voor gekozen om in de Meerjarenbegroting ook aandacht te besteden aan de ontwikkelingen per business unit van Amfors. Dit omdat de resultaten hiervan mede bepalend zijn voor het RWA-resultaat. Centraal hierbij staan de Missie, Visie en Doelstellingen voor RWA / Amfors. Prestatieafspraken – Amfors streeft er daarbij naar om tegen zo laag mogelijk kosten zoveel mogelijk arbeidsproductiviteit te realiseren. Dit door optimale inzet van Sw-medewerkers. Het operationeel resultaat van Amfors compenseert het negatieve RWA-resultaat deels. RWA maakt dus voor de uitvoering van de Wsw prestatieafspraken met Amfors. Enerzijds om een goede invulling te geven aan de maatschappelijke taak om Sw-medewerkers goede arbeidsparticipatie aan te bieden en ontwikkeling te stimuleren, en anderzijds, zoals in bovenstaande is aangegeven, om het negatief subsidieresultaat maximaal mogelijk te compenseren. Realistisch vertrekpunt – Deze Meerjarenbegroting is gebaseerd op een scenario welke door het management van Amfors als de meest voor de hand liggende en realistische wordt beschouwd gezien de toekomstige ontwikkelingen.
2.2. Effecten Participatiewet Aanpassen van de koers Nieuwe wet – nieuwe koers – De overheid heeft met invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 een nieuwe koers ingezet. Mensen-met-een-arbeidsbeperking, met-eenafstand-tot-de-arbeidsmarkt (in vaktaal: met een Sw-indicatie) kregen tot die datum passend werk aangeboden via de Sociale Werkvoorziening. Die aanpak leidde tot langdurige dienstverbanden met het Sw-bedrijf. Sinds de Participatiewet waait de wind echter uit een geheel andere hoek. De nieuwe wet streeft naar zoveel mogelijk reguliere dienstverbanden bij ‘gewone’, bestaande werkgevers voor deze nieuwe groep mensen-met-eenarbeidsbeperking. Er is dus een streven naar minder dienstverbanden met de Sw-bedrijven. Verwachte krimp – Voor de huidige medewerkers met Sw-indicatie heeft de Participatiewet geen directe gevolgen. Zij behouden hun indicatie en hun arbeidscontract. Via natuurlijke uitstroom zal de zittende groep de komende jaren echter geleidelijk afnemen. Naar verwacht met ongeveer 4% per jaar. Voor RWA / Amfors betekent dit dat de huidige Swgroep van 1.125 SE (2015) naar verwachting afneemt naar 910 SE in 2020. Daarmee behouden we de komende jaren dus nog een substantiële groep medewerkers met het traditionele Sw-dienstverband van voor 1-1-2015.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 6
Krimp groep -> krimp subsidie – Naast een krimp van de Sw-groep daalt in de komende jaren ook de Rijkssubsidie wat resulteert in een vermindering van de Sw-subsidies. Deze trends dwingen ons tot een herbezinning op het huidige beleid en op de inrichting van de RWA / Amfors-organisatie. Continuering van het huidige beleid in deze veranderende omstandigheden betekent een forse toename van de Gemeentelijke Bijdragen voor de komende jaren. Deze oplopende kloof tussen subsidie en kosten per Sw-medewerker is in onderstaande grafiek weergegeven voor komende jaren. Hierin zijn de kosten per Swmedewerker constant gehouden (0-lijn Cao). Subsidie versus loonkosten per Sw-medewerker € 29.000 € 28.000 € 27.000
Subsidie Loonkosten
€ 26.000 € 25.000
€ 24.000 € 23.000 2015
2016
2017
2018
2019
2020
Nieuwe omstandigheden –> aanpassing van huidige koers – Bovenstaande ontwikkelingen dwingen RWA / Amfors het beleid aan te passen. De uitwerking daarvan vindt u in deze Meerjarenbegroting. Daarbij kiezen we ervoor de organisatie te verkleinen via het natuurlijke verloop. Dit echter zodanig dat RWA / Amfors voldoende capaciteit behoudt om als leerwerk-bedrijf voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een toonaangevende partij in de regio te blijven. Om dit waar te maken moeten de huidige RWA / Amforsbedrijven ‘echte bedrijven’ blijven waar Sw-medewerkers zoveel en zo goed mogelijk kunnen worden opgeleid voor werk in het reguliere bedrijfsleven.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 7
3. Missie en Visie Missie “Wij maken werken bereikbaar” Visie – RWA / Amfors richt zich als sociale organisatie op mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Amfors biedt ondersteuning richting regulier werk, maar ook op de werkplek zelf. Hiertoe stimuleren we de arbeidsontwikkeling van deze groep zo, dat ze op de reguliere arbeidsmarkt (of via onze eigen leer-business units) duurzaam, maximaal en op eigen kracht kunnen werken. Dit tegen acceptabele maatschappelijke kosten. De expertise op het gebied van re-integratie, die we hebben opgebouwd met onze leer-business units, kunnen ook worden ingezet voor de niet-Sw-doelgroep. Doelstelling – Missie en visie van RWA / Amfors hebben we vertaald in een hoofddoelstelling: “Het (zo) regulier (mogelijk) plaatsen van medewerkers op de arbeidsmarkt tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten” Alle afwegingen en daaruit voortvloeiende besluiten zijn ondersteunend aan deze hoofddoelstelling. Hiertoe onderhoudt RWA / Amfors een goede relatie met het bedrijfsleven, werkt ze aan een optimale samenwerking met de betrokken gemeenten, en zorgt Amfors voor een creatieve en efficiënte eigen bedrijfsvoering bij haar business units.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 8
4. Uitgangspunten van Meerjarenbegroting
Uitgangspunten voor berekening – In deze Meerjarenbegroting worden een aantal expliciete uitgangspunten gehanteerd die als basis dienen voor de berekening van het resultaat, het vermogensverloop en de gemeentelijke bijdrage.
4.1. Uitgangspunten 1. Amfors is en blijft een sociale onderneming gericht op Sw-medewerkers – Amfors zal zich dus niet ontwikkelen richting een puur commerciële onderneming. De primaire doelgroep is en blijft de Sw-medewerker. Het bedrijf, de staf en cultuur zijn geheel ingericht op de begeleiding en stimuleren van de ontwikkeling van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Met de huidige bagage en expertise is het niet realistisch om de omslag te maken naar een commerciële marktpartij. Eigen bedrijfsactiviteiten en bedrijfsmatig werken zijn echter noodzakelijk om de ontwikkelingsdoelstelling te realiseren. We blijven de eigen business units nodig hebben, echter kleiner in omvang dan voorheen. 2. Ruimte voor andere doelgroepen mits … – Naast de onder 1. genoemde groep wil Amfors ook voor andere doelgroepen mogelijkheden aanbieden binnen de kaders van de Participatiewet. Dit organiseren we alleen als de Gemeenten dit willen, het binnen de expertise van Amfors past en het een neutraal of positief effect op het exploitatieresultaat heeft. Hoewel Amfors is ingericht om nieuwe doelgroepen op te nemen, is opname binnen een dienstverband van andere doelgroepen alleen financieel haalbaar, wanneer het effect op exploitatieresultaat minimaal neutraal is. 3. Nadruk: ‘buiten werken’ buiten en samenwerkingsverbanden met derden – De Amfors strategie gaat meer nadruk leggen op werken buiten de locatie Amfors en op samenwerkingsverbanden met derden. Dit is in lijn met de visie van de Participatiewet. Gunstig bijeffect: werknemers die hoger op de werkladder staan, leveren ook een hoger operationeel resultaat. Voor medewerkers die niet in staat zijn om individueel en zelfstandig bij werkgevers aan de slag te gaan, is groepsdetachering een optie. Dit kan zowel bij bestaande bedrijven buiten (= groepsdetacheringen buiten), als bij bedrijven binnen onze eigen locaties. Dit laatste door op de eigen locaties samenwerkingsverbanden aan te gaan met professionele, commerciële partijen. We werken bewust toe naar een situatie waarbij externe bedrijven en/of instellingen onder eigen regie en verantwoordelijkheid hun productie uitvoeren binnen de muren van Amfors. Ervaring bij andere Sw-bedrijven leert dat commerciële bedrijven een hogere productie per Sw-medewerker behalen dankzij een sterkere sales en meer uitvoeringskracht. Sw-bedrijven zijn daarentegen juist sterk in de begeleiding en motivering van de Sw-medewerkers. Via samenwerking combineren we het beste van twee werelden. Voor de externe, commerciële partijen biedt de MVO-kant van onze Sw-bedrijven een USP en reële invulling van hun MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 9
maatschappelijke verantwoordelijkheidsdoelen. Als beide belangen samenkomen ontstaat een win-win-situatie. 4. Compenseren van teruggang 1125 –> 910 SE – Onze huidige Sw-populatie zal de komende jaren gemiddeld met 4% afnemen: van 1125 SE in 2015 naar 910 SE in 2020. Het operationeel resultaat zal ondanks deze populatiedaling op niveau blijven door gelijktijdige inzet en compensatie via focussing op: • Productiviteitsverbetering per medewerker; • Bevordering van de ontwikkeling van medewerkers naar werksoorten met meer TW per SE; • Stimulering van eigen verantwoording binnen bedrijf; • Verlaging van ziekteverzuim naar minimaal het branchegemiddelde. Additioneel zal worden ingezet op verdere verlaging van de overheadkosten met € 1,4 mln. waardoor het totale Amfors operationeel resultaat zal stijgen van ongeveer € 1,5 mln. in 2015 naar € 2,5 mln. in 2020.
Rode lijn uitgangspunten: concentreer je op waar je goed in bent. We zijn goed met mensen, daarover zijn we het met elkaar eens. Daarom ligt de focus voor de toekomst op de unieke kwaliteiten die we op dit punt al in huis hebben: het opleiden en begeleiden van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Voor de overige noodzakelijke kwaliteiten, zoals commercie en uitvoering zoeken we sterke samenwerkingsverbanden met marktpartijen die zich op dit punt reeds bewezen hebben en die onze Amfors-expertise completeren. De lijn die Amfors in 2014 heeft ingezet op meer focus op commercie en het vergroten van de commerciële slagkracht op diverse plekken in de organisatie, wordt in de komende jaren duidelijk doorgetrokken. Commercie binnen Amfors moet op de weg naar meer onafhankelijkheid een belangrijke bijdrage leveren in het operationeel resultaat. Naast commercie op eigen kracht met een aansturing vanuit de nieuwe manager Commercie, wordt dus ook de samenwerking gezocht. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking met het WSP, en de verdere groei hierin, waardoor Amfors en het WSP meer gebruik maken van elkaars kennis en kunde en als gezamenlijke makelaar gaan optreden.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 10
4.2. Strategische doelen Vijftal doelen – Onze centrale doelstelling en uitgangspunten hebben we in deze Meerjarenbegroting uitgewerkt tot een vijftal concrete, strategische doelen: 1. Investeren in partnerships – Dit met het doel om zoveel mogelijk reguliere arbeidsplaatsen te krijgen / te creëren. Voorbeelden van partnerships zijn samenwerkingen met bedrijven, gemeenten, Amerpoort, WSP en MBO. Meer partnerships vergroot de commerciële slagkracht binnen de hele organisatie, zowel voor het productiewerk als voor de plaatsingen bij externe werkgevers. 2. Werken aan externe gerichtheid – Een grotere, externe gerichtheid is nodig om medewerkers - meer dan voorheen - naar reguliere arbeidsplaatsen te begeleiden. Deze arbeidsplaatsen komen in plaats van de (van oudsher) langdurige dienstverbanden binnen RWA / Amfors. Detachering speelt hierbij een belangrijke rol, zowel de individuele als groepsdetacheringen. Bijkomend voordeel van detachering is dat dit de toegevoegde waarde per werknemer verhoogt. Voor deze externe mobiliteit is interne mobiliteit, ofwel doorstroom binnen de business units van belang en noodzakelijk. 3. Aanpassen eigen business units – De eigen business units blijven hard nodig om de leerwerk-ontwikkeling van de Sw-medewerkers mogelijk te maken. Maar dit niet alleen, ook om die ontwikkeling aan andere doelgroepen te kunnen aanbieden. Denk daarbij aan mensen uit de Participatiewet, cliënten van het UWV en werknemers in het 2e spoor. De eigen business units zullen zich echter met de nodige vaart en urgentie moeten aanpassen aan de nieuwe realiteit-anno-nu. Voor de te ontwikkelen inhaalslag zijn meerdere scenario’s uitgewerkt. 4. Ontwikkelen eigentijdse Backbone – Om alle veranderingen en verbeteringen organisatorisch zo professioneel en goed mogelijk uit te voeren is versterking van de backbone noodzakelijk. Het gaat hierbij vooral om een modernere ICT en procesbeheersing. 5. Ontwikkelen passend personeelsbeleid – Om de centrale doelstelling om zoveel mogelijk medewerkers in reguliere banen te plaatsen echt van de grond te krijgen, gaan we het personeelsbeleid op meerdere vlakken aanscherpen en versterken. Thema’s zijn o.a. de ontwikkeling van het competentiemanagement, functiewaardering, opleidingsaanpak en verzuimbeleid.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 11
Kernkwadrant: samenvatting visie Amfors In de missie, visie en strategische doelstellingen beschreven we het bestaansrecht van RWA / Amfors en benoemden we de stip op de horizon waar de organisatie zich op gaat richten de komende tijd. We beschreven ook waar RWA / Amfors goed in is, en waar de organisatie voor staat. Deze richtinggevende kwaliteiten en keuzes kunnen we samenbrengen in één kernkwadrant. Kernwaarden uitdragen Om het vertrouwen in de toekomst en de betrokkenheid van de medewerkers positief bij RWA / Amfors te vergroten hebben we de kernwaarden van de organisatie benoemd. Hierbij zullen productiviteit en werkplezier hand in hand moeten gaan. Naast een goede resultaaten doelgerichtheid, gaat het ook om het creëren van een open en positieve werksfeer waarin een ieder zich met respect behandeld voelt en kan groeien en zich ontwikkelen. Naast rechten en plichten werken we aan een toenemend gevoel van eigen verantwoordelijkheid en aan het zich eigenaar voelen van de zaken waaraan men werkt. In een vruchtbare mix van al deze ingrediënten streven we naar een gezonde en prettige werkomgeving met voldoende checks en balances.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 12
Samenwerkingspartijen De Amfors-groep speelt een cruciale rol binnen de regionale arbeidsmarkt en werkt hierin samen met verschillende belangrijke partijen. Zeker met het oog op het basisscenario zal de komende jaren, met de focus op samenwerkingsverbanden, verdere versterking van deze verbanden aandacht krijgen. Verbonden partijen zijn o.a.: Gemeenten - Opgave: het samen uitwerken van een langetermijnvisie en -aanpak voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en de rol van Amfors hierbij Werkgevers - Opgave: het meer samen optrekken in samenwerkingsverbanden en joint ventures, met als doelstelling meer detachering van Sw-medewerkers
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 13
5. Scenario’s Amfors naar 2020
De uitgangspunten en strategische doelen, voorkomend uit de missie en visie van RWA / Amfors, geven richting voor de Amfors business units voor de komende jaren. Voor de verschillende business units zal dit wel tot een verschillende aanpak leiden. Het Amfors resultaat dat hieruit voortkomt, is samen met het RWA-resultaat bepalend voor de Gemeentelijke Bijdragen.
5.1. Selectiecriteria voor Amfors Voor de business units zijn binnen de uitgangspunten en strategische doelen verschillende scenario’s mogelijk. Een keuze zal gemaakt moeten worden aan de hand van selectiecriteria. Deze zijn ingedeeld in maatschappelijke en financiële criteria. Die criteria zijn hieronder in een overzicht weergegeven. Randvoorwaarden scenario RWA / Amfors
1. Maatschappelijk belang: Focus op de juiste doelgroepen Zo veel mogelijk mensen met afstand tot de arbeidsmarkt helpen aan juiste werk 2. Financiële houdbaarheid: Solide financiële buffer Optimaal exploitatieresultaat Jaarlijks beperkte Gemeentelijke Bijdragen Beperken overhead
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
RWA / Amfors heeft afweging voor optimale balans tussen beide doelstellingen gemaakt in basis scenario
Pagina 14
5.2. Uitwerking per business unit Zoveel mogelijk ‘buiten’ aan het werk – Voor deze Meerjarenbegroting zal voor de verschillende business units met een eerder genoemd basisscenario worden gewerkt. Medio juli 2015 zullen de gezamenlijke gemeenten een uiteindelijke keuze maken over het te kiezen scenario. Die keuze zal in de twee helft van 2015 worden uitgewerkt in een bedrijfsplan 2016 - 2020. De uitkomsten van bovengenoemd proces worden vervolgens verwerkt in deze Meerjarenbegroting. Leidraad voor de business units in het basisscenario is om medewerkers zoveel mogelijk ‘buiten’ aan het werk te helpen en dit zoveel mogelijk via samenwerkingsverbanden in te richten. Inzet voor arbeidsontwikkeling – De missie en visie van RWA/Amfors is vertaald in een centrale doelstelling: “Het (zo) regulier (mogelijk) plaatsen van medewerkers op de arbeidsmarkt tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten” Met deze nieuwe missie en visie van RWA / Amfors is de strategie dus gericht op maximale doorstroom naar hogere werksoorten en voor uitstroom naar werk bij reguliere werkgevers. Dit vraagt om een omvorming van productiebedrijf naar Leerwerkbedrijf waarin de arbeidsontwikkeling van Sw-medewerkers centraal staat. Het doel van de organisatie is het ontwikkelen van de vaardigheden van medewerkers. Het leveren van productie is een middel om deze arbeidsontwikkeling van iedere individuele medewerker tot stand te brengen. De ontwikkeling van medewerkers vertaalt zich in een daling van het aantal medewerkers in de beschutte voorziening en een hogere uitstroom in de onbeschutte voorziening in de vorm van detacheringen en Begeleid Werken banen. Daarnaast wordt in 2015 ook ingezet in plaatsingen bij Beschut Buiten om de orderportefeuille te kunnen blijven invullen ondanks teruglopende formatie ten opzichte van 2014 wegens het ontbreken van Wsw instroom. Voor Amfors betekent dit dat het Productiebedrijf met uitstroom te maken krijgt en alleen nog een werkplek biedt aan medewerkers die gebruik moeten blijven maken van een beschutte, beschermde werkomgeving. Medewerkers ontwikkelen zich naar werksoorten met een hogere toegevoegde waarde, zoals, schoonmaak, groen en groepsdetachering. Van een vertragend effect zal nog sprake zijn bij het uitstromen uit het productiebedrijf, omdat ontwikkeling en opleiden tijd nodig heeft. De revenuen van deze ontwikkelingstappen zullen in de daaropvolgende jaren steeds sterker doorwegen. De arbeidsontwikkeling wordt zichtbaar in een verschuiving van binnen naar buiten en van beschut naar onbeschut. Minder mensen zullen binnen werken en meer mensen buiten de deur van Amfors in een detachering. Deze lijn van arbeidsontwikkeling en verschuiving van binnen naar buiten, is ook in de Prestatie Overeenkomst 2015 benoemd.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 15
Betekenis basisscenario voor business units – Het basisscenario betekent voor de verschillende business units het volgende: 1. Productie Sterke nadruk op groepsdetacheringen, eventueel intern met commerciële samenwerkingspartner. Streven: een sterke daling van Sw-medewerkers binnen. 2. Metafors Continuering van de huidige bedrijfsactiviteiten. Daar waar mogelijk in samenwerking met commerciële partijen. Daarbij goed kijken naar de rentabiliteit van de afzonderlijke activiteiten. 3. Eemfors Afslanken van de activiteiten (i.v.m. dalende omzet gemeenten) en daar waar mogelijk samenwerking zoeken met commerciële partij of ander Sw-bedrijf. 4. Cleanfors Groei van de activiteit. Ideale plek voor het stimuleren van de ontwikkeling van medewerkers ‘van binnen naar buiten’. 5. Werksupport Groei van individuele detacheringen.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 16
Verdeling Sw-medewerkers over BU’s – Het aantal en verdeling van de Sw-medewerkers over de business units zal een forse verandering ondergaan. Dit is hieronder geschetst voor de jaren 2015 (startpunt plan) en voor 2020 (eindpunt van plan). Cruciaal is de verschuiving van ‘binnen’ naar ‘buiten’ en het relatief belangrijker worden van zowel individuele- als groepsdetacheringen.
2015: 1125 SE 42 165
2020: 910 SE 42
175 33 35
80
Binnen
9 10
Backoffice Grafisch
76
178
Metafors Cleanfors
90
175
Eemfors
175
Groeps deta
180
170
Individuele deta
240
Begeleid
160
Verdeling Sw-medewerkers
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Binnen Backoffice Grafisch Metafors Cleanfors Eemfors Groeps deta Individuele deta Begeleid TOTAAL
175 33 35 90 170 240 175 165 42 1125
156 28 30 87 171 224 176 168 42 1082
137 23 25 84 172 208 177 170 42 1038
118 19 20 82 173 192 178 173 42 997
99 14 15 79 174 176 179 175 42 953
80 9 10 76 175 160 180 178 42 910
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 17
5.3. Maatschappelijke / P&O uitwerking Bevordering arbeidsontwikkeling Bevordering van de arbeidsontwikkeling gaat verlopen langs twee hoofdlijnen: de inzet van gerichte ontwikkelingsinstrumenten verdere verlaging van het verzuim Doel en middel Amfors – Met de omvorming van productiebedrijf naar leer-werkbedrijf staat de arbeidsontwikkeling van Sw-medewerkers centraal. Het doel van de organisatie is het stimuleren en begeleiden van de vaardigheden van medewerkers. Het leveren van productie is daarbij een middel om deze arbeidsontwikkeling van iedere individuele medewerker tot stand te brengen. Ontwikkeling wordt zichtbaar – Een daadwerkelijke ontwikkeling van de medewerkers vertaalt zich in: 1. een daling van het aantal medewerkers in de beschutte voorziening 2. een hogere uitstroom richting de onbeschutte voorziening. Dit in de vorm van detacheringen en Begeleid Werken banen. Daarnaast zetten we ook in op plaatsingen bij Beschut Buiten. Dit om de orderportefeuille te kunnen blijven invullen ondanks een teruglopende formatie wegens het ontbreken van Sw-instroom. Naar werksoorten met een hogere toegevoegde waarde – Voor Amfors betekent het bovenstaande dat het productiebedrijf met een uitstroom te maken krijgt en alleen nog werkplekken biedt aan medewerkers die gebruik moeten blijven maken van een beschutte, beschermde werkomgeving. Medewerkers groeien door naar werksoorten met een hogere toegevoegde waarde, zoals schoonmaak en groepsdetachering. Bij de uitstroom uit het productiebedrijf zal nog van een vertragend effect sprake zijn, omdat zowel de geambieerde ontwikkeling als het opleiden van mensen tijd vraagt. De revenuen van deze ontwikkelingstappen zullen in de daaropvolgende jaren steeds sterker doorwegen. Inventarisatie en monitoring ontwikkelingsmogelijkheden – De arbeidsontwikkeling gaan we systematisch monitoren met het nieuwe monitoringssysteem CompetenSYS. Bij de medewerkers zal er een 0-meting worden gedaan m.b.t. de beperkingen en de te ontwikkelen arbeidsvaardigheden. Daarop zal dan direct gestuurd gaan worden door de praktijkbegeleiders van de verschillende onderdelen. Bij de 0-meting wordt het niveau van de ontwikkeling bepaald, vanuit het perspectief “kan de medewerker werken extern?” We onderscheiden 3 niveaus Fase 1 - Medewerker blijkt bij 0-meting in staat tot een detachering of BW buiten de deuren van Amfors Fase 2 - Medewerker kan zich verder ontwikkelen naar een detachering volgens een Individueel Ontwikkel Plan (IOP) Fase 3 - Medewerker is (nog) niet in staat zich te ontwikkelen voor een functie buiten Amfors binnen een periode van 12 maanden MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 18
Ontwikkelingstraject per niveau – De medewerkers in fase 1 krijgen een trainingsprogramma van 14 weken om ze voor te bereiden op een detachering. De daarop volgende periode wordt met het accountteam in samenwerking met het Werkgeversservicepunt actief gezocht naar passend werk bij externe werkgevers. Voor medewerkers in fase 2 wordt een IOP opgesteld naar aanleiding van de 0-meting. De Praktijkbegeleider gaat hiermee aan de slag op de werkvloer aan de hand van gerichte praktijkopdrachten die door CompetenSYS zijn ontwikkeld. Medewerkers in fase 3 hebben een ontwikkeltraject nodig die een doorlooptijd van meer dan 12 maanden heeft. Zichtbaarheid arbeidsontwikkeling – De arbeidsontwikkeling wordt zichtbaar in een verschuiving van ‘binnen’ naar ‘buiten’ en van beschut naar onbeschut. Minder mensen zullen ‘binnen’ werken en meer mensen ‘buiten’ de deur van Amfors in een detachering.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 19
5.4. Financiële uitwerking Verwachtingen – Het operationeel resultaat van de business units zal licht dalen ondanks de inzet op productiviteitsverbetering, hogere toegevoegde waarde per Sw-medewerker en lager ziekteverzuim. Dit komt met name door de verwachte daling van de omzet in Eemfors. Echter: door de overhead kosten in gelijke tred te laten dalen met het verloop van de Sw-medewerkers zal het totale Amfors-resultaat in komende jaren toch met € 1,0 mln. stijgen.
Wsw populatie daalt komende jaren met 4% Insteek om de variabele overhead kosten met gelijke tred te laten dalen waar mogelijk Salariskosten (31 medewerkers gaan met pensioen en worden deels vervangen) Algemene kosten
Overhead kosten (x 1000) € 6.000 € 5.000 € 4.000
€ 3.000 € 2.000 € 1.000
Overige vaste kosten als vastgoed niet meegenomen
€0 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Per business unit is het verloop van het operationeel resultaat hieronder weergegeven. Operationeel resultaat Amfors (x €1.000) Groepsdetacheringen Binnen Grafisch Individuele detacheringen Begeleidwerken Projecten Trajecten Cleanfors Metafors Eemfors Overhead/HK Totaal
2015
2016
2017
2018
2019
2020
995 -467 141 1.682 28 80 1.325 898 1.764 -4.946 1.500
1.001 -425 123 1.703 26 1.352 870 1.654 -4.671 1.633
1.006 -380 105 1.724 23 1.378 842 1.544 -4.396 1.846
1.012 -334 85 1.745 21 1.405 814 1.433 -4.120 2.061
1.018 -285 65 1.767 18 1.431 786 1.323 -3.845 2.278
1.023 -235 44 1.788 16 1.458 758 1.213 -3.570 2.495
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 20
5.5. Conclusie De afgelegde en af te leggen route – Voor de verschillende business units is een basisscenario doorgerekend met als leidraad de uitgangspunten en de strategische doelen. Deze zijn ook tegen de maatschappelijk en financiële criteria gehouden om tot een goede keuze te komen. In de loop van 2015 zal dit verder in detail en in samenwerking met de gemeenten worden uitgewerkt in een bedrijfsplan. De grote lijnen voor de BU’s – Leidraad voor het geheel van business units is om de medewerkers zoveel mogelijk ‘buiten’ aan het werk te helpen en dit zoveel mogelijk in te richten via samenwerkingsverbanden. Hiervoor is een gedegen en gestructureerde aanpak van ‘arbeidsontwikkeling’ noodzakelijk. Dankzij maatregelen toch naar beter resultaat – De daling van het aantal Sw-medewerkers zet het operationeel resultaat van de business units onder druk. Door verschillende maatregelen kan deze daling toch worden beperkt. De totale Amfors overhead kosten zullen in lijn met de daling van de Sw-medewerkers dalen. Hierdoor zal het totale operationele resultaat van Amfors stijgen van ongeveer € 1,5 mln. in 2015 naar € 2,5 mln. in 2020. Dit is uiteindelijk, samen met RWA resultaat, bepalend voor de Gemeentelijke Bijdragen uitgewerkt in hoofdstuk 6.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 21
6. Financiële begroting
In dit hoofdstuk wordt de financiële uitwerking van de RWA-begroting in verder detail weergegeven. Het RWA resultaat bepaalt samen met het Amfors resultaat de Gemeentelijke Bijdragen.
6.1. Begroting RWA Onderdelen en vertrekpunten begroting – Onderdelen van deze begroting zijn de Sw-lonen, subsidies, ambtenaren salarissen, activa en afschrijvingen, financieringskosten en mogelijke risico’s. In deze begroting zijn een aantal vertrekpunten gekozen: De subsidie per Sw-medewerker daalt van € 25.900 in 2015 naar € 23.400 in 2020. Belangrijk hier is te melden dat de subsidie voor 2016 tot en met 2020 nog landelijk ter discussie staat. Het aantal Sw-medewerkers in dienst van RWA daalt met 4% per jaar gebaseerd op de leeftijdsopbouw van de huidige Sw-medewerkers Het Cao-loon van Sw-medewerkers blijft onveranderd (0-lijn) Doorbelasting en resterend resultaat – Belangrijk is om onderscheid te maken tussen kosten die doorbelast worden naar Amfors en het resterende RWA-resultaat. Als gevolg van de samenwerkingsovereenkomst met Amfors Holding BV worden alle kosten die het RWA realiseert in rekening gebracht bij de Amfors Groep. Trends salariskosten en investeringsvolume – De salariskosten van de ambtelijke medewerkers lopen terug van € 2,5 mln. in 2015 naar € 1,8 mln. in 2020. Na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt de uitstroom slechts gedeeltelijk vervangen door nieuwe medewerkers (niet-ambtenaren) en daalt het aantal ambtenaren bij het RWA met ongeveer 20 tot en met 2020. Het investeringsvolume bedraagt € 1,2 mln. in 2015 en zal stabiel blijven in de volgende jaren. Het betreft in hoofdzaak investeringen in het groenbedrijf en het metaalbedrijf.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 22
RWA-resultaat – Dit resultaat wordt geheel bepaald door het verschil in Sw-kosten en de Rijkssubsidie van de Sw-medewerkers. Dit zal tot en met 2020 jaren sterk dalen door jaarlijkse verlaging Sw-subsidie, zie onderstaand figuur. Dalende subsidie per Sw-medewerker zal RWA resultaat sterk laten dalen
Subsidie per SE daalt met € 500 per jaar
€ 0,0
Effect op RWA resultaat (x mln.) 2016
RWA resultaat in 2020 € 1,8 mln. lager dan 2015 door lagere Rijkssubsidie
Loonstijging Sw wordt in Meerjarenbegroting op 0% gezet. Verhoging kan echter tot grote extra gevolgen leiden -€ 1,5
2017
2018
2019
2020
-€ 0,5 -€ 1,0
-€ 2,0
Aanvulling dalende subsidies – Het verlies van RWA kan de komende begrotingsjaren niet volledig worden aangevuld vanuit het Amfors operationeel resultaat en het eigen vermogen van Amfors Holding BV. Dit eigen vermogen van Amfors heeft op 31 december 2014 de vastgestelde ondergrens van € 2,5 mln. bereikt en kan niet meer worden aangesproken om het RWA-verlies aan te zuiveren. Het negatieve resultaat na bestemming over de begrotingsjaren 2016 t/m 2020 dient dan ook te worden aangevuld door de deelnemende gemeenten. Doorbelaste kosten (x €1.000) Lonen en salarissen ambtenaren Rentelasten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2.466
2.441
2.249
2.023
1.940
1.811
285
265
240
240
240
240
1.277
1.312
1.349
1.397
1.405
1.415
100
100
100
100
100
100
Som der RWA bedrijfslasten
4.128
4.118
3.938
3.760
3.685
3.566
Doorbelasting naar Amfors
4.128
4.118
3.938
3.760
3.685
3.566
Afschrijvingen Overige bedrijfskosten
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 23
De RWA-begroting ziet er dan als volgt uit. RWA begroting (x €1.000) Lonen Sw-medewerkers Overige Sw-gerelateerde kosten Rijkssubsidie Sw RWA resultaat
2015
2016
2017
2018
2019
2020
31.595
30.331
29.118
27.953
26.835
25.762
747
747
747
747
747
747
28.892
27.201
25.599
24.081
22.644
21.284
3.450
3.877
4.266
4.619
4.938
5.225
Het verloop van de activa is hieronder weergegeven. Activa (x € 1.000) RWA Metaal RWA Verpakken RWA Grafisch RWA Hoofdkantoor RWA Schoonmaak RWA Detachering RWA Wijkonderhoud RWA Montage
Boekwaarde 01-01-16 1.198 141 841 8.105 100 201 2.127 74
Totaal
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
12.786
Investeringen Afschrijvingen 2016 2016 350 -165 -24 20 -59 -443 60 -22 -6 750 -567 60 -22 1.240
-1.308
Boekwaarde 31-12-16 1.382 117 802 7.662 139 195 2.310 112 12.719
Pagina 24
6.2. Weerstandsvermogen Definitie begrip weerstandsvermogen – Het weerstandsvermogen wordt gedefinieerd als het vermogen dat nodig is om tegenvallers op te vangen zonder dat de continuïteit van de organisatie in gevaar komt. Daarbij wordt niet alleen rekening gehouden met mogelijke tegenvallers, maar ook met de flexibiliteit die een organisatie heeft om haar uitgavenpatroon aan te passen aan haar nieuwe inkomstenniveau, inclusief de kans dat er zich tegelijkertijd tegenslagen voordoen. Afspraken over vermogen Amfors Holding – In de samenwerkingsovereenkomst tussen enerzijds Amfors Holding BV en haar dochterondernemingen en anderzijds het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en omgeving (RWA) zijn afspraken gemaakt over het vermogen. Het vermogen van Amfors Holding is voorzien van een ondergrens van € 2,5 miljoen. Exploitatieverliezen in RWA worden aangevuld vanuit het vermogen van Amfors én de bijdragen van de deelnemende gemeenten. Het vermogen van Amfors Holding kan dan ook worden gezien als buffer om tegenvallers bij RWA op te vangen. Ondergrens bereikt – De vermogensondergrens van € 2,5 mln. is op 31 december 2014 bereikt, dus vanuit het eigen vermogen van Amfors kan geen bijdrage meer geleverd worden om het RWA verlies aan te zuiveren. Voorzieningen niet opgenomen in weerstandscapaciteit – Amfors heeft diverse, specifieke risico’s afgedekt middels verzekeringen, procedures en voorzieningen zover gebruikelijk binnen de wettelijke richtlijnen. RWA en Amfors treffen voorzieningen voor verplichtingen, verliezen of te verwachten tegenvallers waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar die redelijkerwijs zijn in te schatten. Alternatieve aanwending uit de gevormde voorzieningen is dan ook niet mogelijk. Daarom worden voorzieningen niet opgenomen in de weerstandscapaciteit. Verloop vermogen – Onderstaand wordt het verloop van het eigen vermogen van Amfors weergegeven. Hieruit valt af te leiden wat de bijdrage van Amfors is in de aanzuivering van het exploitatietekort bij RWA voor de lopende begrotingsjaren. De Gemeentelijke Bijdrage is eveneens opgenomen in het vermogensverloop. Vermogensverloop Amfors (x €1.000) Begin boekjaar Resultaat Amfors Bijdrage Gemeenten RWA resultaat Ultimo boekjaar
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2.500 1.500 1.950 -3.450 2.500
2.500 1.633 2.244 -3.877 2.500
2.500 1.846 2.420 -4.266 2.500
2.500 2.061 2.558 -4.619 2.500
2.500 2.278 2.660 -4.938 2.500
2.500 2.495 2.730 -5.225 2.500
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 25
6.3. Gemeentelijke Bijdrage Relatie met hoogte eigen vermogen – Een negatief exploitatieresultaat wordt op basis van de tussen RWA en Amfors Holding BV gesloten Samenwerkingsovereenkomst door Amfors aangezuiverd, indien het eigen vermogen van Amfors Holding BV het bedrag van € 2,5 mln. te boven gaat. Indien het eigen vermogen van Amfors Holding BV tussen € 2,5 mln. en € 4,5 mln. bedraagt, is Amfors Holding voor 50 procent aansprakelijk voor de aanzuivering van de bij RWA ontstane exploitatietekorten. Indien het eigen vermogen meer dan € 4,5 mln. bedraagt, zal al het meerdere beschikbaar zijn voor eventuele aanzuivering van de bij RWA ontstane exploitatiekosten. Dit eigen vermogen bedraagt ultimo 2014 € 2,5 mln. waardoor er geen aanzuivering vanuit het eigen vermogen meer plaats zal vinden. De gemeentelijke bijdrage is hierdoor een optelsom van het RWA-resultaat en het Amfors resultaat zoals hieronder beschreven staat.
Bestaat uit:
RWA resultaat
+
Rijkssubsidie Wsw
Minus de kosten Wsw (vooral afhankelijk van cao)
Amfors operationeel
Bestaat uit:
resultaat
Netto omzet Amfors werkbedrijven
=
Minus kosten Amfors werkbedrijven
Minus overhead kosten / HKT
Gemeentelijke Bijdrage
Dit resulteert in het volgende verloop van de Gemeentelijke Bijdrage voor de komende jaren. Resultaten overzicht (x €1.000) RWA resultaat Amfors resultaat Bijdrage Gemeenten
2016
2017
- 3.450
- 3.877
- 4.266
-4.619
-4.938
-5.225
-1.775
1.500
1.633
1.846
2.061
2.278
2.495
995
-1.950
-2.244
-2.420
-2.558
-2.660
-2.730
-780
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
2018
2019
15-20
2015
2020
Pagina 26
6.4. Financiering Goede beheersbaarheid staat voorop – Financiering wordt enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Belangrijk is duurzaam toegang te behouden tot de financiële markten tegen acceptabele condities. Ten aanzien van de financiële risico’s staat de beheersbaarheid voorop. De vermogens- en (rente)resultaten van de organisatie dienen te worden beschermd tegen ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico’s, liquiditeitsrisico’s en kredietrisico’s. Voor de beheersbaarheid van het renterisico wordt gewerkt met de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Op de volgende pagina staat de weergave van de berekening van de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Minimale koers- en valutarisico’s – Het koers- en valutarisico blijft tot een minimum beperkt. Koersrisico’s worden immers beperkt door uitzettingen in de vorm van rekeningcourant en deposito’s te laten plaatsvinden. Verder worden leningen uitsluitend verstrekt, aangegaan of gegarandeerd in euro’s. De aan- en verkoop in buitenlandse valuta’s wordt in principe niet aangegaan. Investeringsniveau vastgezet – Investeringsniveau voor komende jaren is vastgezet op ongeveer € 1,2 mln. Dit resulteert uiteindelijk in onderstaand overzicht van renterisiconorm.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 27
Renterisiconorm (x €1.000) 1.Renteherziening
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Renteherziening op vaste schuld o/g Renteherziening op vaste schuld u/g Netto renteherziening op vaste schuld 2.Mutatie vaste schuld Nieuwe aangetrokken vaste schuld Nieuwe verstrekte lange leningen Netto nieuw aangetrokken schuld
2.000
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
2.000
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
3.Betaalde aflossingen
1.400
1.600
1.550
1.500
1.500
1.500
4.Herfinanciering (laagste van 2 en 3)
1.400
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
5.Renterisico op vaste schuld (1 + 4)
1.400
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
10.000
10.600
10.500
10.500
10.500
10.500
20%
20%
20%
20%
20%
20%
2.000
2.120
2.100
2.100
2.100
2.100
Renterisiconorm
2.000
2.120
2.100
2.100
2.100
2.100
Renterisico op vaste schuld (1 + 4) Ruimte
1.400
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
600
620
600
600
600
600
6.Renterisiconorm Stand van de vaste schuld per 1 januari Percentage Renterisiconorm 7.Toets renterisiconorm
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 28
Kasgeldlimiet ( x €1.000) Toegestane limiet Begrotingstotaal 1 januari (=grondslag)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
36.470
35.196
33.803
32.440
31.267
30.075
Kasgeldlimiet in procenten van de grondslag
8,2%
8,2%
8,2%
8,2%
8,2%
8,2%
Kasgeldlimiet in een bedrag
2.991
2.886
2.772
2.660
2.564
2.466
Langlopende leningen 2016 (x €1.000) Bank Nederlandse Gemeenten Bank Nederlandse Gemeenten Bank Nederlandse Gemeenten Bank Nederlandse Gemeenten Bank Nederlandse Gemeenten Bank Nederlandse Gemeenten Bank Nederlandse Gemeenten Lening nieuw 2015
Saldo per 01-01-2016
Aflossingen 2016
Saldo per 31-12-2016
Rente 2016
1.500
150
1.350
54
1.500
150
1.350
60
200
200
0
8
600
300
300
25
1.400
200
1.200
24
1.600
200
1.400
30
1.800
200
1.600
25
2.000
200
1.800
28
1.500
11
10.500
265
Lening nieuw 2016 Totaal
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Nieuwe lening
1.500 10.600
1.500
1.600
Pagina 29
6.5. Risico’s Overzicht belangrijkste risico’s – Het is belangrijk een duidelijk inzicht te hebben in de mogelijke risico’s. Dit om de stabiliteit in het resultaat te verbeteren en de sociale doelstellingen nu en op lange termijn te behalen. In onderstaande tabel zijn de voornaamste risico’s benoemd inclusief inschatting. Risico’s
Onderdeel
Effect op RWA 2020 resultaat ~ € 2.5 mln. (aanname van 1,5% verhoging per jaar)
Inschatting
Actie
CAO Wsw loonsverhoging hoger dan de nu gebruikte 0-lijn van de begroting
RWA
Midden
VNG als gesprekspartner voor 0-lijn
Subsidieresultaat lager dan de begroting
RWA
€ 0.5 - € 1.0 bij verlaging naar € 22.700 in 2020
Midden
Nvt
Operationeel resultaat Amfors (Eemfors) sterk afhankelijk van gemeentelijke omzet
Amfors
N.v.t.
Hoog
Ombuigen naar kans door SROI afspraken
Fiscaal (vennootschap VPB)
RWA
Tot € 0.5 mln. per jaar
Laag
Organisatie fiscaal optimaliseren
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 30
6.6. Voorzieningen Onderhoud kapitaalgoederen Gelijkmatig verdeelde voorziening – Het RWA heeft een onderhoudsvoorziening getroffen voor een substantieel deel van haar gebouwen. Op deze wijze worden de kosten voor het onderhoud door middel van stortingen in de onderhoudsvoorziening gelijkmatig verdeeld over een aantal kalenderjaren. Het betreft hier een onderhoudsvoorziening voor de egalisatie van kosten van rehabilitatie, herinrichting of renovatie van onroerend goed. Ultimo 2014 bedraagt de voorziening € 448.000. Huisvesting Toetsing huisvestingsstrategie heeft plaatsgevonden – De herijkte, algemene strategie van RWA en de toepassing daarvan op Amfors raakt ook de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte van Amfors op het vlak van gebouwen en terreinen. De ontwikkeling van primair een productiebedrijf naar een bedrijf gericht op de arbeidsontwikkeling van haar medewerkers, houdt in dat er andere eisen gesteld moeten worden aan de huisvesting en de daarbinnen te creëren werkomgeving. Dit bewustzijn heeft geleid tot een nadere toetsing van de huisvestingsstrategie. Keuze voor concentratiestrategie – Op basis van deze toetsing kan worden geconcludeerd dat de activiteiten kunnen worden geconcentreerd aan de Uraniumweg te Amersfoort. Het metaalbedrijf blijft als afzonderlijke locatie wel in stand. De uitvoering van deze concentratiestrategie is inmiddels onderhanden en krijgt de komende jaren definitief vorm. Voorziene uitgaven onderhoud – RWA heeft een onderhoudsscan uitgevoerd. Deze is leidraad voor verdere acties en beleid. Naar aanleiding hiervan is een onderhoudsvoorziening getroffen voor de locatie aan de Uraniumweg waar de voornaamste activiteiten zijn geconcentreerd. Grote uitgaven zoals voor de vervanging van de bitumineuze dakbedekking (ad. € 600.000) zijn pas voorzien voor over ruim 10 jaar.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 31
Pand Argonweg verhuurd – Het pand aan de Argonweg is inmiddels verhuurd. Diverse huurlocaties zijn opgezegd, zoals de technische dienst aan de Havenweg in Amersfoort. De dienst is begin 2015 verhuisd naar de Uraniumweg. Deze actie past geheel binnen de concentratiestrategie en de daaruit geformuleerde doelstelling van kostenbesparing.
Aanhouden pand Heliumweg punt van aandacht – Het pand van het metaalbedrijf Metafors aan de Heliumweg blijft als afzonderlijke locatie in stand. De ontwikkelingen in de metaalsector, de rol van het bedrijf als leerbedrijf en de onderhoudsbehoefte noodzaken de organisatie de huisvesting van het metaalbedrijf kritisch te aanschouwen om afstemming van de behoefte en het aanbod van huisvesting goed te kunnen reguleren.
Perceel Schothorsterlaan in verkoop – De huisvestingsstrategie omvat de vervreemding van het perceel aan de Schothorsterlaan. Het proces van verkoop is gestart en de aanvraag tot wijziging van het bestaande bestemmingsplan, de toetsing van aanbestedingsregels en rechtmatigheid, alsmede de transparantie in de voortgang van het vervreemdingsproces zijn in gang gezet.
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 32
Begrippenlijst
BU
Business Unit (bedrijfsonderdeel)
BW
Begeleid werken
JV
Joint Venture
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen RWA Regionaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en omstreken SE
Standaard eenheid (fte)
SROI
Social Return On Investment
TW
Toegevoegde Waarde
USP
Unique Selling Point
WSP
Werkgevers Service Punt
MEERJARENBEGROTING 2016 – 2020
Pagina 33
Programma: 4
2015-144A VERWORPEN 16 JUNI 2015
AMENDEMENT Zienswijze ontwerp-begroting RWA 2016-2020
Amersfoort, 16 juni 2015 Raadsvoorstel: Ontwerp-begroting RWA 2016-2020 (4967477)
De raad van de gemeente Amersfoort overwegende: a. Dat passend werk voor de doelgroep het primaire doel hoort te zijn voor de WSW. b. Dat zaken als productiviteitsverbetering, terugdringen van het ziekteverzuim en het plaatsen van WSW'ers bij reguliere werkgevers goed zijn om naar te streven, maar alleen wanneer hierbij de individuele mogelijkheden en grenzen van de persoon zelf voorop blijven staan. c. Dat deze begroting echter productiviteitsverbetering, terugdringen van het ziekteverzuim en het plaatsen bij reguliere werkgevers als uitgangspunten hanteert om zo begrotingsdoeleinden te realiseren. d. Dat hierdoor het primaire doel van passend werk voor de doelgroep ondergeschikt raakt aan de financiële begrotingsdoelstellingen. besluit: 1. in het raadsbesluit “Ontwerp-begroting RWA 2016-2020” beslispunt 1 als volgt te wijzigen: als zienswijze in te dienen dat uitgangspunt binnen de ontwerp-meerjarenbegroting van het Regionaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving 2016-2020 moet zijn, dat passend werk voor de WSW'ers voorop staat en dat verbetering van productiviteit, terugdringen van ziekteverzuim en het plaatsen bij reguliere werkgevers losgekoppeld moet worden van begrotingsdoelstellingen.
Marijke Jongerman SP
Hiske Land GroenLinks
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Presidium : Gemeenteraad : -
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Reg.nr. Datum
: 4938654 : 31 maart 2015 :
14-04-2015 16-06-2015 16-06-2015
TITEL Pilots in werk- en vergadervormen van de raad
BESLISPUNTEN 1. Een jaar de ruimte te nemen om te experimenteren met werk- en vergadervormen. 2. Het presidium de ruimte te geven om pilots, in werk- en vergadervormen, met behulp van een klankbordgroep te programmeren en te evalueren. 3. Als kaders te nemen dat: - voorafgaand aan iedere pilot wordt geformuleerd op welke manier de pilot één of meerdere doelen dient en bijbehorende heldere evaluatiecriteria worden opgesteld; - de pilots niet tornen aan het beslisrecht van de raad.
AANLEIDING In het afgelopen jaar is in de raad een aantal keren aandacht besteed aan de relatie tussen raad en stad. In juli zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in de werkwijze van de raad waardoor er makkelijker rondetafelgesprekken kunnen worden georganiseerd waarin ook aan inwoners meer ruimte wordt gegeven om in gesprek te zijn met raadsleden. Op 2 december 2014 heeft het onderwerp ‘samenwerken met de stad’ centraal gestaan in een raadsacademie. Aan het eind van deze bijeenkomst is het presidium gevraagd verdere voorstellen te formuleren waarmee meer ruimte komt voor burgers en het besluitvormingsproces versterkt wordt. Een werkgroep bestaand uit inwoners, presidiumleden, ambtenaren en griffie heeft in twee sessies deze opdracht aangepakt.
BEOOGD EFFECT De doelen van de pilots zijn om meer ruimte te creëren voor burgers in het besluitvormingsproces; om de samenwerking tussen stad, raad en stadhuis te verbeteren; en om het besluitvormingsproces te versterken door verbeterde inhoudelijke behandeling. Na een jaar volgt een evaluatie en opnieuw vanuit het presidium, een voorstel tot inbedding van geslaagde pilots en voor een eventueel vervolg.
ARGUMENTEN 1.1 De raad kan ideeën testen om democratie dichterbij de inwoners te brengen Mogelijk leiden nieuwe werk- en vergadervormen tot een betere inhoudelijke behandeling, minder frustratie bij alle betrokkenen, een optimale uitwisseling van informatie en meningen, verbeterde samenwerking tussen stad en stadhuis en meer gebruik van de in de stad aanwezige expertise.
1.2 In een jaar kan worden bepaald wat wel en wat minder goed werkt Aan het eind kunnen voorstellen worden gedaan welke nieuwe werkwijze wordt gecontinueerd en in het reglement van orde wordt opgenomen.
Inlichtingen bij :
M. Bongers, GRF, (033) 469 43 02
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4938654 pagina 2
2.1 Dan is van tevoren duidelijk wanneer iets een experiment is. Zodat niet ter plekke in De Ronde een discussie ontstaat over de werk- en vergadervorm. Zie voor mogelijke pilots bijlage 1. 2.2 Het presidium stelt een klankbordgroep in waarin zowel raadsleden, inwoners, ambtenaren en griffie zitting kunnen nemen. Iedereen – binnen en buiten de werkgroep - kan bij het presidium voorstellen voor pilots indienen. De klankbordgroep adviseert het presidium over het agenderen van pilots en doet voorstellen voor evaluatievragen bij de betreffende pilot. In de beschrijving van een pilot wordt meegenomen hoe vaak de proef wordt uitgevoerd. 2.3 Door het opnemen van pilot-informatie op het Agendapunt De Ronde is duidelijk wat de bedoeling is Aan het eind van elke bijeenkomst bespreekt de voorzitter de pilot kort met alle betrokkenen. Hiervan wordt verslag gedaan ten behoeve van de evaluatie.
KANTTEKENINGEN 1.1 Het Reglement van orde van de raad is nog niet op nieuwe werkvormen ingericht. Daarom wordt ook expliciet ruimte gevraagd voor een experiment en is het ook aan het presidium om het voortouw te nemen in agendering en evaluatie.
DUURZAAMHEID N.v.t.
FINANCIËN Dit voorstel heeft geen financiële consequenties.
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE Het preventief toezicht heeft geen invloed op dit voorstel omdat er geen sprake is van consequenties voor de begroting.
RISICOPARAGRAAF N.v.t.
COMMUNICATIEBOODSCHAP EN BETROKKEN PARTIJEN N.v.t.
VERVOLGSTAPPEN Na het besluit om te gaan experimenteren zal het presidium met een klankbordgroep aan de slag gaan om voorstellen te doen, deze te programmeren en te evalueren. Presidium, de griffier,
de voorzitter,
Bijlagen
-
Voorbeelden van Pilots Raadsacademie 2 december 2014 Agendapunt De Ronde Peiling werkwijze De Raad 1 juli 2014 Agendapunt De Ronde Peiling Randvoorwaarden maatschappelijke initiatieven 25 februari 2014 Evaluatie proces Samenwerking Elisabeth Groen Overdrachtsdocument Het nieuwe samenwerken
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4938654 pagina 3
Bijlage 1 Voorbeelden van pilots 1. Een onderwerp in De Ronde voorbereiden met griffie, bewoners en ambtenaren. 2. Raadsleden een vooronderzoek laten doen (ter voorbereiding van een peiling. Voorafgaand doen enkele (maximaal drie, ligt aan de zwaarte van het onderwerp) raadsleden (rapporteurs) onderzoek bij belanghebbenden naar de belangrijkste knelpunten. Zij doen verslag van dit onderzoek aan de raadsleden in De Ronde, al dan niet met advies voor aanpassingen. 3. Gasten van de Raad stemmen over onderwerpen die in Het Besluit aan de orde komen. De uitslag wordt ter plekke geprojecteerd (vooraf of na de stemming in de raad). 4. Organiseer eens per kwartaal een schaduwraad waarin inwoners die aanwezig zijn als gast-van-de-raad in de periode voorafgaand worden uitgenodigd zitting te nemen. Deze schaduwraad bespreekt een aantal raadsvoorstellen en moties die op de agenda van de raad zullen komen. Er wordt een verslag gemaakt, zoals ook gebeurt bij Besluit. De pers wordt uitgenodigd aanwezig te zijn. De uitslag wordt gecommuniceerd aan de gemeenteraad. 5. Een Rondetafelgesprek vooraf: ontwikkelingen die niet in het bestemmingsplan passen worden in het eerste stadium besproken in een rondetafelgesprek met ontwikkelaar, belanghebbenden, ambtenaren en raad (waarbij de signalering ligt bij ambtenaren) 6. Een Peiling in een Lagerhuissetting. 7. Stel een vraag tijdens de vergadering via Twitter. 8. Insprekers worden geïnterviewd in plaats van de maximaal twee minuten spreekrecht. 9. Aan het eind van een onderwerp insprekers kort laten reageren. 10. Andere opzet met onderwerpen met veel insprekers / grote impact: apart inroosteren 1 uur met insprekers, een of twee weken later 1 minutenronde en debat.
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .4938654
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van het presidium van 31 maart 2015, sector GRF (nr.4938654); b e s l u i t: 1. een jaar de ruimte te nemen om te experimenteren met werk- en vergadervormen; 2. het presidium de ruimte te geven om pilots, in werk- en vergadervormen, met behulp van een klankbordgroep te programmeren en te evalueren; 3. als kaders te nemen dat: - voorafgaand aan iedere pilot wordt geformuleerd op welke manier de pilot één of meerdere doelen dient en bijbehorende heldere evaluatiecriteria worden opgesteld; - de pilots niet tornen aan het beslisrecht van de raad.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder J.C. Buijtelaar
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4972100 : 26 mei 2015 :
26-05-2015 16-06-2015 16-06-2015
TITEL Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied, jaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016
BESLISPUNTEN 1. Geen zienswijze in te dienen op de ontwerpjaarrekening 2014 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied. 2. Geen zienswijze in te dienen op de ontwerpbegroting 2016 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied.
AANLEIDING Gemeente Amersfoort is deelnemer aan de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied. Ingevolge artikel 29, lid 2 van de gemeenschappelijke regeling wordt uw raad ieder jaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op de conceptjaarrekening en de ontwerpbegroting, net als de andere 11 deelnemende overheden aan het recreatieschap. In 2014 is besloten tot het opheffen van de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied per 1 januari 2018. De periode tussen 2014 en 2018 wordt benut om tot een zorgvuldige ontbinding van het recreatieschap te komen. Het doel is de exploitatie en het beheer van de recreatievoorzieningen over te dragen aan diverse rechtsopvolgers waarbij toegankelijkheid en betaalbaarheid voor het publiek gewaarborgd blijven. In de tussentijd blijft het recreatieschap ‘gewoon’ doordraaien en blijven de recreatievoorzieningen beschikbaar voor het publiek, inclusief het Henschotermeer. De ontwerpbegroting 2016 is daarop gericht.
BEOOGD EFFECT Het Algemeen Bestuur van het recreatieschap wil in de vergadering van 2 juli aanstaande zowel de jaarrekening 2014, als de ontwerpbegroting 2016, vaststellen om daarmee de dienstverlening het komende jaar te kunnen continueren. Wij zien geen aanleiding om een zienswijze in te dienen op beide stukken. De inzet van het recreatieschap is volop gericht op het zorgvuldig kunnen overdragen van het beheer en de exploitatie van de grote recreatievoorzieningen aan rechtsopvolgers. Dat proces verloopt vooralsnog voorspoedig, terwijl de reguliere service aan de bezoekers van de recreatiegebieden gewoon geboden blijft het komende jaar.
Inlichtingen bij :
C. Rijsbosch, DIR/SO/RO, (033) 469 44 28
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4676883 pagina 2
ARGUMENTEN 1.1 Het proces voor afbouw en overdracht van verplichtingen van het schap verloopt voorspoedig Het Algemeen Bestuur (AB) van het recreatieschap heeft de opgave tot afbouw en overdracht van de voorzieningen van het schap opgedeeld in logische ‘werkpakketten’, waarvan de meest betrokken deelnemer als ‘bestuurlijk trekker’ van elk pakket is aangewezen.
Werkpakket
Bestuurlijke trekker
Inzet
Henschotermeer
Provincie Utrecht
Doornse Gat
Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Gravenbol
Gemeente Wijk bij Duurstede
Kwintelooyen
Gemeente Rhenen
Overige terreinen Rhenen Overige terreinen Utrechtse Heuvelrug Routes & Paden
Gemeente Rhenen
Bestuur en organisatie
Voorzitter AB / DB
Financien/ materieel/ bedrijfsgebouwen
Voorzitter AB /DB
Beëindiging huurovereenkomst. Eigenaar Landgoed Den Treek selecteert nieuwe ondernemer. Provincie onderzoekt beperkte verruiming planologische mogelijkheden voor horeca en activiteiten. Overdracht eigendom. Voor exploitatie is een een ondernemer geselecteerd. Beperkte verruiming planologische mogelijkheden voor horeca. Overdracht eigendom. Onderzoek nieuw exploitatiemodel. Beëindiging erfpacht. Grondeigenaren ontwikkelen nieuw exploitatiemodel Overdracht eigendom en exploitatie aan gemeente. Beëindiging erfpacht c.q. overdracht eigendom en exploitatie aan gemeente. Provincie onderzoekt het opzetten van een regionaal routebureau. Overdracht van personeel (9,8 fte) is afhankelijk van pakketten. 2015 wordt benut voor opstellen van personeelsplan en sociaal statuut. Versnelde aflossing leningen, verkoop van materialen en gebouwen.
Gemeente Utrechtse Heuvelrug Provincie Utrecht
De pakkettrekkers hebben 2014 benut om diverse scenario’s te verkennen en oplossingsrichtingen uit te werken. Deze plannen van aanpak zijn in de ABvergadering van februari 2015 vastgesteld. De jaren 2015 en 2016 worden benut om tot definitieve afspraken en overdracht te komen aan rechtsopvolgers. Bij de besluitvorming in 2014 tot opheffing van het recreatieschap is het maximale financiële risico voor de afkoop van alle verplichtingen van het schap geraamd op ca. € 7,3 miljoen. Inmiddels is, op basis van de plannen van aanpak en de voortgang van de onderhandelingen, de raming van de maximale afkoopregeling teruggebracht naar ca. € 3 miljoen, te verdelen over de 12 deelnemers aan het recreatieschap. Komende periode zal moeten uitwijzen of alle plannen gerealiseerd kunnen worden zoals beoogd. In onze gemeentelijke meerjarenraming is rekening gehouden met ons aandeel in de eenmalige afkoopsom van alle verplichtingen (op basis van het maximaal berekende risico uit 2014).
1.2 De ontwerpjaarrekening 2014 is nagenoeg sluitend Het exploitatiejaar 2014 van het recreatieschap is redelijk goed verlopen, ondanks de natte zomer of het ontbreken van een winterschaatsseizoen. Met name bij het Henschotermeer vielen daardoor de parkeerinkomsten tegen ten opzichte van de raming. Dit heeft een negatief effect gehad op het rekeningresultaat van het recreatieschap. Naast het regulier beheer en onderhoud van de terreinen en paden, is energie gezet op de plannen van aanpak voor de overdracht van de recreatievoorzieningen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4676883 pagina 3
2.1 De begroting 2016 is gericht op het continueren van bestaande taken en de eerste overdracht van voorzieningen aan rechtsopvolgers. Naast het proces van opheffen, voert het recreatieschap in 2016 de reguliere taken voor beheer en onderhoud uit van de recreatievoorzieningen. De begroting 2016 is ‘beleidsarm’; er worden geen nieuwe activiteiten of meerjarige investeringen opgepakt. De begroting is gebaseerd op de ervaringscijfers over afgelopen jaren en gericht op continueren van de bestaande taken, of - waar mogelijk - afbouwen van verplichtingen. Het recreatieschap verwacht het beheer van enkele kleine terreinen (De Zanderij, de Rode Haan en de Utrechtse Baan) in 2016 al te kunnen overdragen aan rechtsopvolgers. Dit heeft een positief effect op het eindsaldo van de exploitatierekening van het recreatieschap.
DUURZAAMHEID Het recreatieschap benut de komende jaren voor het zoeken van rechtsopvolgers en het ontwikkelen van nieuwe samenwerkingsvormen. Het doel is om zo tot een toekomstbestendige exploitatie van de recreatievoorzieningen te komen; toegankelijk, aantrekkelijk en betaalbaar voor alle inwoners van de provincie Utrecht.
FINANCIËN De jaarrekening 2014 sluit met een klein negatief saldo van €25.000, zijnde 1,8% op de totale jaaromzet van € 1,85 mln. In de ontwerpbegroting 2016 is een bescheiden positief saldo van €84.000, zijnde 4,4% van de totale jaaromzet van € 1,89 mln. Beide resultaten wil het Algemeen Bestuur meenemen in de eindafrekening van het recreatieschap per 31 december 2017. Het recreatieschap rekent in 2016 op een deelnemersbijdrage van de gemeente Amersfoort van € 68.925,op basis van 152.000 inwoners. Gemeente Amersfoort betaalt € 0,3351 per inwoner. In onze begroting is structurele dekking opgenomen voor de deelname aan het recreatieschap.
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE Deelname aan het recreatieschap valt gezien het structurele karakter van de gemeenschappelijke regeling buiten de scoop van het preventief toezicht door de provincie Utrecht.
RISICOPARAGRAAF De ontwerpbegroting van het recreatieschap is beleidsarm. Het recreatieschap onderneemt geen nieuwe zaken. Integendeel, de begroting is gebaseerd op afbouw van voorzieningen en beheerlasten.
VERVOLGSTAPPEN De ontwerpjaarrekening 2014 en de ontwerpbegroting 2016 worden vastgesteld in het AB van 2 juli 2015.
COMMUNICATIE & BETROKKEN PARTIJEN Wij /het recreatieschap zullen er geen verdere aandacht aan geven, omdat deze besluitvorming onderdeel is van het normale, reguliere bedrijfsvoeringproces. Deelnemende partijen in de gemeenschappelijke regeling zijn de provincie Utrecht en de gemeenten De Bilt, Bunnik, Leusden, Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug,Veenendaal, Woudenberg, Wijk bij Duurstede en Zeist.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4676883 pagina 4
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Bijlagen
- Ontwerpbegroting 2015 Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .
4972100
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 mei 2015, sector DIR/SO/RO (nr. 4972100); b e s l u i t: 1. geen zienswijze in te dienen op de ontwerpjaarrekening 2014 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied; 2. geen zienswijze in te dienen op de ontwerpbegroting 2016 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2015 de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Portefeuillehouder
: Presidium : Gemeenteraad : -
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Van Aan
Reg.nr. Datum
: 4989757 : 2 juni 2015
16-06-2015 16-06-2015
TITEL Vaststellen besluitenlijsten en verslagen april en mei 2015
BESLISPUNTEN Vaststellen besluitenlijsten en verslagen van 7 april tot en met 28 mei 2015
AANLEIDING Conform het reglement van orde van de raad worden besluitenlijsten en verslagen vastgesteld in Het Besluit.
BEOOGD EFFECT Vaststelling van de verslagen en besluitenlijsten.
ARGUMENTEN Ingekomen voorstellen voor wijzigingen: -
VERVOLG De conceptverslagen die op internet staan worden vervangen door de vastgestelde verslagen
BETROKKEN PARTIJEN Gemeenteraad. Presidium van de gemeenteraad van Amersfoort De griffier,
Bijlage :
- ontwerpraadsbesluit
de voorzitter,
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.
4989757
De raad van de gemeente Amersfoort; Op basis van het voorstel van het presidium van 2 juni 2015, GRF (nr. 4989757); B e s l u i t: De besluitenlijsten en verslagen van 7 april tot en met 26 mei 2015 vast te stellen: Besluitenlijst De Ronde 7 april 2015, Voortgezette bijeenkomst Ontwikkeling van De Nieuwe Stad (Oliemolenkwartier) (4949196) Besluitenlijst De Ronde 7 april 2015, Nota Integrale handhaving fysieke leefomgeving 2015-2018 (4948915) Besluitenlijst De Ronde 7 april 2015, Aanpassing Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. (4950528) Besluitenlijst De Ronde 7 april 2015, Commissie Begroting & Verantwoording (4949311) Besluitenlijst De Ronde 7 april 2015, Keuzeruimte budgetten van de raad (4949615) Besluitenlijst De Ronde 14 april 2015, Snel en zorgvuldig naar een evenwichtige gemeentebegroting voor Amersfoort: modellen ten behoeve van afweging en opbrengst participatie (4955322) Besluitenlijst De Ronde 14 april 2015, SP: Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur en de risico’s voor Amersfoort (4955621) Besluitenlijst De Ronde 14 april 2015, Experimenteren met andere vergader- en werkvormen in De Ronde (4955738) Besluitenlijst De Ronde 21 april 2015, GroenLinks, ChristenUnie en Amersfoort2014: Basis & structuur van de basisinfrastructuur (4966456) Besluitenlijst De Ronde 21 april 2015, Burgerinitiatief: Herbouw Oliemolen op Eemplein (4964793) Besluitenlijst De Ronde 21 april 2015, Integraal HuisvestingsPlan Onderwijshuisvesting (4964839) Besluitenlijst De Ronde 21 april 2015, Ontwikkeling toekomstvisie uitvoering Wet sociale werkvoorziening en RWA Amfors (4965531) Besluitenlijst De Ronde 28 april 2015, Snel en zorgvuldig naar een evenwichtige gemeentebegroting voor Amersfoort: modellen ten behoeve van afweging en opbrengst participatie (4971475) Verslag Het Besluit 28 april 2015 (4974409), Besluitenlijst Het Besluit 28 april 2015 (4968563) Besluitenlijst De Ronde 12 mei 2015, Commissie Begroting & Verantwoording: stand van zaken controle jaarrekening 2014 (met accountant) (4981217) Besluitenlijst De Ronde 12 mei 2015, Gesprek met inwoners en organisaties over de herstelbegroting 2015 Programma’s: 6. Sport, 9. Mobiliteit, 12. Financiën en belastingen, 1. Bestuur en dienstverlening, 3. Stedelijk beheer en milieu (4981158) Besluitenlijst De Ronde 12 mei 2015, Gesprek met inwoners en organisaties over de herstelbegroting 2015 Programma’s: 8. Wijken en Wonen, 4. Sociaal Domein, 11. Cultuur, 5. Onderwijs (4981156) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, Behandeling jaarstukken 2014 en bestemming rekeningsaldo 2014 (4982990) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, SP: Raadsinformatiebrief 2015-49 Motie: Hoe nu verder met de Westelijke ontsluiting? (4983131) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, SP: Niet aanbestede projecten in relatie tot bezuinigingen (4983170) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, Huisvestingsverordening (4982859) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, Verordeningen Participatiewet (re-integratie en individuele studietoeslag) (4983215) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, Toekomstige organisatie sociale wijkteams (4984581) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, Veiligheidsregio Utrecht: conceptjaarstukken 2014, ontwerpprogramma-begroting 2016 (4984125) Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, Regio Amersfoort: Strategische Agenda (4984395)
Gemeente Amersfoort raadsbesluit 4989757 pagina 2
Besluitenlijst De Ronde 19 mei 2015, Voortgezette bijeenkomst Nota integrale handhaving fysieke leefomgeving 2015-2018 (4984316) Verslag Het Besluit 26 mei 2015 (4991971), Besluitenlijst Het Besluit 26 mei 2015 (4989445) Besluitenlijst De Ronde 28 mei 2015, Commissie Begroting & Verantwoording (4989941) Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 juni 2015 de griffier,
de voorzitter,
Raadsgriffie 5005558
Raadsvergadering d.d.: 16 juni 2015. U I T S L A G S C H R I F T E L IJ K E S T E M M I N G:
Agendapunt : 8 Raadsvoorstel nr. : Onderwerp : Benoeming buitengewoon fractieleden
Aantal bij de stemming aanwezige raadsleden Aantal ingeleverde stembriefjes Naam kandidaat:
Namens SP: - de heer M.J.C. (Marc) Smits
Aantal stemmen voor
Aantal stemmen tegen
Aantal stemmen van onwaarde
37
0
0
35
1
1
Namens CDA: - de heer A.J.W. (Arie) den Ouden
Programma: 4
MOTIE
2015-050M VERWORPEN 16 JUNI 2015
Re-integratie is een kwestie van vertrouwen
Amersfoort, 28 april 2015
De raad van de gemeente Amersfoort, overwegende dat: -
re-integratie op de arbeidsmarkt de beste manier van fraudebestrijding is, omdat wie een baan heeft geen uitkering krijgt en dus niet kan frauderen zelfs als hij/zij dat zou willen; daarom de bestrijding van fraude in bijstandsuitkeringen, hoe belangrijk ook, nooit ten koste mag gaan van de re-integratie; de intensieve relatie van een trajectbegeleider met zijn/haar re-integratiecliënt onmisbaar is voor het succes van het re-integratietraject, en dat deze intensieve relatie niet kan bestaan als aan het onderlinge vertrouwen getwijfeld kan worden;
verder overwegende dat: -
-
uit het Rekenkamercommissie-onderzoek "Effecten fraudebestrijding bijstandsuitkeringen" d.d. 5-2-2015, in het bijzonder de pagina's 12 en 19, blijkt dat momenteel trajectbegeleiders van de afdeling Arbeidsintegratie expliciet worden ingezet als "undercover" handhavers in de fraudebestrijding daardoor niet alleen de vertrouwelijkheid van genoemde relatie wordt aangetast, maar zelfs de privacy van de re-integratiecliënt (ingevolge de Wet Bescherming Persoonsgegevens) wordt bedreigd.
Spreekt uit dat: 1. het zowel principieel als praktisch afgewezen moet worden dat trajectbegeleiders van de afdeling Arbeidsintegratie worden ingezet als handhavers in de fraudebestrijding; en draagt het college op: 2. hier een einde aan te maken.
Fractie OPA Amersfoort Roel Mulder
Besluitenlijst Het Besluit Datum:
16-06-2016
van
Raadzaal
(1.02)
aantal bezoekers:
21.30
tot 23:06
Reg.nr.:
5006781
uur
20
Aanwezig zijn Voorzitter raad Griffier (plv.) Leden raad
Wethouders Afwezig (mk)
drs. L.M.M. Bolsius (burgemeester) drs. M. Bongers Aghina (CDA), Ballast-Tatarian (VVD), Bijlholt (D66), Blaauw (D66), Van Bruggen (PvdA), De la Combé (PvdA), Van Daalen (SP), Dassen (D66), Dijksterhuis (CU), ElMessaoudi (PvdA), Flikkema (VVD), Van Hamersveld (D66), Happe (D66), Huijdts (D66), Hunink (CU), Janssen (GL), Jongerman (SP), Kennedy-Doornbos (CU), Keskin (PvdA), Van de Kolk (CU), Van Koningsveld (CDA), Kraanen (VVD), Land (GL), Meijer (SP), Molenkamp SP), Mulder (OPA), Noortman-Nieuwendijk (CDA), PaffenZeenni (CDA), Pijper (D66), Prins (GL), Sanders (D66), Smulders (PvdA), Sondorp (D66), Van der Spoel (CU), Stoelinga (Amersfoort2014), Voogt (VVD), Van Wijngaarden (VVD) Buijtelaar, Houwing, Imming, Tigelaar Steenbeek-Los (OPA), Van Wegen (BPA)
Besluitvorming Titel
1. Vaststelling agenda
Reg.nr.
Besluit Toezeggingen Stemming
Ordevoorstel om de te laat aangeleverde moties 2015-146M en 2015-147M bij respectievelijk agendapunten 3 en 2 aan de agenda toe te voegen is aangenomen. De agenda is gewijzigd vastgesteld. Reg.nr. Titel 2. Huisvestingsverordening 2015 4942397 5000899 Besluit 1. de Huisvestingsverordening 2015 vast te stellen; 2. de onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort vast te stellen; 3. het onderdeel ‘wijzigingen van de woningvoorraad’ uit de verordening te laten vervallen; 4. de omzettingsvergunning en splitsingsvergunning te laten vervallen. Toezeggingen Wethouder Imming zegt toe: - onderzoek te doen naar de verdeling van woonlasten binnen Amersfoort, daarbij de relatie tussen woonlasten en gezinssamenstelling, leeftijd, inkomen, vermogen, armoedegrens, aanwezigheid van energiezuinige maatregelen, etc. mee te nemen, gebruik te maken van de expertise van woningcorporaties en de Woonbond en de resultaten van dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2016 aan de raad te sturen; - cijfers over wachttijden voor een sociale huurwoning in Amersfoort aan de raad te sturen.
#5006781 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 2015-06-16
Stemming
Titel
Motie 2015-140M (PvdA) is aangenomen met 19 stemmen voor en 18 stemmen tegen. voor: VVD, PvdA, SP, GroenLinks, OPA, Amersfoort2014 tegen: D66, ChristenUnie, CDA Motie 2015-142M (D66) is ingetrokken en wordt mogelijk op een later moment ingediend. Motie 2015-143M (ChristenUnie, VVD) is aangenomen met 33 stemmen voor en 4 stemmen tegen. voor: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, SP, CDA, Amersfoort2014 tegen: GroenLinks, OPA Motie 2015-145M (SP) is ingetrokken na toezegging wethouder Imming. Motie 2015-147M (PvdA) is ingetrokken na toezegging wethouder Imming. Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
3. Verordeningen Participatiewet (re-integratie, individuele
Reg.nr.
4924779 4886838 4925232 1. de Verordening re-integratie Participatiewet vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden; 2. de Verordening individuele studietoeslag vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden. studietoeslag)
Besluit
Toezeggingen Stemming
Titel Besluit
Amendement 2015-076A (SP) is verworpen met 4 stemmen voor en 33 stemmen tegen. voor: SP tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, CDA, GroenLinks, OPA, Amersfoort2014 Motie 2015-075M (SP) is verworpen met 12 stemmen voor en 25 stemmen tegen. voor: SP, CDA, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, Amersfoort2014 Motie 2015-141M (SP) is verworpen met 8 stemmen voor en 29 stemmen tegen. voor: SP, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, CDA, Amersfoort2014 Motie 2015-146M (D66, Amersfoort2014, GroenLinks) is unaniem aangenomen. Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen; SP wordt geacht tegen te hebben gestemd. Reg.nr. 4. Jaarrekening 2014 en Ontwerpbegroting 2016 Regionaal 4973803 Werkvoorzieningschap Amersfoort e.o. 4967477 geen bezwaar aan te tekenen tegen de jaarrekening RWA 2014.
Toezeggingen Stemming
Titel Besluit
Amendement 2015-144A (SP, GroenLinks) is verworpen met 17 stemmen voor en 20 stemmen tegen. voor: ChristenUnie, SP, CDA, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, PvdA, Amersfoort2014 Raadsvoorstellen zijn zonder hoofdelijke stemming aangenomen; SP, GroenLinks en OPA worden geacht tegen te hebben gestemd. Reg.nr. 5. Experimenteren met nieuwe werk- en vergadervormen 4938654 1. een jaar de ruimte te nemen om te 2. experimenteren met werk- en vergadervormen; 3. het presidium de ruimte te geven om pilots, in werk- en vergadervormen, met behulp van een klankbordgroep te programmeren en te evalueren; 4. als kaders te nemen dat: - voorafgaand aan iedere pilot wordt geformuleerd op welke manier de pilot één of meerdere doelen dient en bijbehorende heldere evaluatiecriteria worden opgesteld; - de pilots niet tornen aan het beslisrecht van de raad.
Toezeggingen
#5006781 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 2015-06-16
Stemming
Titel Besluit
Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen; OPA wordt geacht tegen te hebben gestemd. Reg.nr. 6. Jaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016 Recreatieschap 4972100 Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied 1. geen zienswijze in te dienen op de ontwerpjaarrekening 2014 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied; 2. geen zienswijze in te dienen op de ontwerpbegroting 2016 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied.
Toezeggingen Stemming Titel
Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 7. Vaststellen besluitenlijsten en verslagen april en mei 2015
Reg.nr.
4989757 De besluitenlijsten en verslagen van 7 april tot en met 26 mei 2015 vast te stellen
Besluit Toezeggingen Stemming Titel
Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 8. Benoeming buitengewone fractieleden
Reg.nr.
5005558
Besluit Toezeggingen Stemming
Titel
De heren M.J.C. Smits (SP) en A.J.W. den Ouden (CDA) zijn benoemd als buitengewoon fractielid. Reg.nr. 9. Motie OPA: Re-integratie is een kwestie van vertrouwen -
Besluit Toezeggingen Stemming
Motie 2015-050M (OPA) is verworpen met 8 stemmen voor en 29 stemmen tegen. voor: SP, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, CDA, Amersfoort2014
#5006781 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 2015-06-16
Besluitenlijst Het Besluit Datum:
16-06-2016
van
Raadzaal
(1.02)
aantal bezoekers:
21.30
tot 23:06
Reg.nr.:
5006781
uur
20
Aanwezig zijn Voorzitter raad Griffier (plv.) Leden raad
Wethouders Afwezig (mk)
drs. L.M.M. Bolsius (burgemeester) drs. M. Bongers Aghina (CDA), Ballast-Tatarian (VVD), Bijlholt (D66), Blaauw (D66), Van Bruggen (PvdA), De la Combé (PvdA), Van Daalen (SP), Dassen (D66), Dijksterhuis (CU), ElMessaoudi (PvdA), Flikkema (VVD), Van Hamersveld (D66), Happe (D66), Huijdts (D66), Hunink (CU), Janssen (GL), Jongerman (SP), Kennedy-Doornbos (CU), Keskin (PvdA), Van de Kolk (CU), Van Koningsveld (CDA), Kraanen (VVD), Land (GL), Meijer (SP), Molenkamp SP), Mulder (OPA), Noortman-Nieuwendijk (CDA), PaffenZeenni (CDA), Pijper (D66), Prins (GL), Sanders (D66), Smulders (PvdA), Sondorp (D66), Van der Spoel (CU), Stoelinga (Amersfoort2014), Voogt (VVD), Van Wijngaarden (VVD) Buijtelaar, Houwing, Imming, Tigelaar Steenbeek-Los (OPA), Van Wegen (BPA)
Besluitvorming Titel
1. Vaststelling agenda
Reg.nr.
Besluit Toezeggingen Stemming
Ordevoorstel om de te laat aangeleverde moties 2015-146M en 2015-147M bij respectievelijk agendapunten 3 en 2 aan de agenda toe te voegen is aangenomen. De agenda is gewijzigd vastgesteld. Reg.nr. Titel 2. Huisvestingsverordening 2015 4942397 5000899 Besluit 1. de Huisvestingsverordening 2015 vast te stellen; 2. de onderbouwing van schaarste aan goedkope huurwoningen in Amersfoort vast te stellen; 3. het onderdeel ‘wijzigingen van de woningvoorraad’ uit de verordening te laten vervallen; 4. de omzettingsvergunning en splitsingsvergunning te laten vervallen. Toezeggingen Wethouder Imming zegt toe: - onderzoek te doen naar de verdeling van woonlasten binnen Amersfoort, daarbij de relatie tussen woonlasten en gezinssamenstelling, leeftijd, inkomen, vermogen, armoedegrens, aanwezigheid van energiezuinige maatregelen, etc. mee te nemen, gebruik te maken van de expertise van woningcorporaties en de Woonbond en de resultaten van dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2016 aan de raad te sturen; - cijfers over wachttijden voor een sociale huurwoning in Amersfoort aan de raad te sturen.
#5006781 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 2015-06-16
Stemming
Titel
Motie 2015-140M (PvdA) is aangenomen met 19 stemmen voor en 18 stemmen tegen. voor: VVD, PvdA, SP, GroenLinks, OPA, Amersfoort2014 tegen: D66, ChristenUnie, CDA Motie 2015-142M (D66) is ingetrokken en wordt mogelijk op een later moment ingediend. Motie 2015-143M (ChristenUnie, VVD) is aangenomen met 33 stemmen voor en 4 stemmen tegen. voor: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, SP, CDA, Amersfoort2014 tegen: GroenLinks, OPA Motie 2015-145M (SP) is ingetrokken na toezegging wethouder Imming. Motie 2015-147M (PvdA) is ingetrokken na toezegging wethouder Imming. Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
3. Verordeningen Participatiewet (re-integratie, individuele
Reg.nr.
4924779 4886838 4925232 1. de Verordening re-integratie Participatiewet vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden; 2. de Verordening individuele studietoeslag vast te stellen en per 1 juli 2015 in werking te laten treden. studietoeslag)
Besluit
Toezeggingen Stemming
Titel Besluit
Amendement 2015-076A (SP) is verworpen met 4 stemmen voor en 33 stemmen tegen. voor: SP tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, CDA, GroenLinks, OPA, Amersfoort2014 Motie 2015-075M (SP) is verworpen met 12 stemmen voor en 25 stemmen tegen. voor: SP, CDA, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, Amersfoort2014 Motie 2015-141M (SP) is verworpen met 8 stemmen voor en 29 stemmen tegen. voor: SP, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, CDA, Amersfoort2014 Motie 2015-146M (D66, Amersfoort2014, GroenLinks) is unaniem aangenomen. Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen; SP wordt geacht tegen te hebben gestemd. Reg.nr. 4. Jaarrekening 2014 en Ontwerpbegroting 2016 Regionaal 4973803 Werkvoorzieningschap Amersfoort e.o. 4967477 geen bezwaar aan te tekenen tegen de jaarrekening RWA 2014.
Toezeggingen Stemming
Titel Besluit
Amendement 2015-144A (SP, GroenLinks) is verworpen met 17 stemmen voor en 20 stemmen tegen. voor: ChristenUnie, SP, CDA, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, PvdA, Amersfoort2014 Raadsvoorstellen zijn zonder hoofdelijke stemming aangenomen; SP, GroenLinks en OPA worden geacht tegen te hebben gestemd. Reg.nr. 5. Experimenteren met nieuwe werk- en vergadervormen 4938654 1. een jaar de ruimte te nemen om te 2. experimenteren met werk- en vergadervormen; 3. het presidium de ruimte te geven om pilots, in werk- en vergadervormen, met behulp van een klankbordgroep te programmeren en te evalueren; 4. als kaders te nemen dat: - voorafgaand aan iedere pilot wordt geformuleerd op welke manier de pilot één of meerdere doelen dient en bijbehorende heldere evaluatiecriteria worden opgesteld; - de pilots niet tornen aan het beslisrecht van de raad.
Toezeggingen
#5006781 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 2015-06-16
Stemming
Titel Besluit
Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen; OPA wordt geacht tegen te hebben gestemd. Reg.nr. 6. Jaarrekening 2014 en ontwerpbegroting 2016 Recreatieschap 4972100 Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied 1. geen zienswijze in te dienen op de ontwerpjaarrekening 2014 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied; 2. geen zienswijze in te dienen op de ontwerpbegroting 2016 van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei en Kromme Rijngebied.
Toezeggingen Stemming Titel
Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 7. Vaststellen besluitenlijsten en verslagen april en mei 2015
Reg.nr.
4989757 De besluitenlijsten en verslagen van 7 april tot en met 26 mei 2015 vast te stellen
Besluit Toezeggingen Stemming Titel
Raadsvoorstel is zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 8. Benoeming buitengewone fractieleden
Reg.nr.
5005558
Besluit Toezeggingen Stemming
Titel
De heren M.J.C. Smits (SP) en A.J.W. den Ouden (CDA) zijn benoemd als buitengewoon fractielid. Reg.nr. 9. Motie OPA: Re-integratie is een kwestie van vertrouwen -
Besluit Toezeggingen Stemming
Motie 2015-050M (OPA) is verworpen met 8 stemmen voor en 29 stemmen tegen. voor: SP, GroenLinks, OPA tegen: D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, CDA, Amersfoort2014
#5006781 v1 - BESLUITENLIJST HET BESLUIT 2015-06-16
Besluitenlijst Het Besluit 16 juni 2015
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 16 juni 2015 19:00
Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof Voorbereiding besluit SP: Nimmerdor Peiling
Besluitenlijst Het Besluit 16 juni 2015
Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof Voorbereiding besluit Inhoud agendapunt Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof (pdf) Raadsvoorstel Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof (pdf) Bijlage - Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof (pdf) Besluitenlijst De Ronde 10 december 2013 Audioverslag Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof (pdf)
Besluitenlijst Het Besluit 16 juni 2015
SP: Nimmerdor Peiling Inhoud agendapunt SP Nimmerdor bos of park (pdf) Bijlage - Het immergroen van Nimmerdor Raadsinformatiebrief 2015-056 Beheerplan en lanenherstelplan bosgebieden Nimmerdor en Oud Leusden 2015-2035 Schriftelijke vraag - Beantwoording vragen D66 en SP 2014-076: Ontwikkelingen Beheerplan Nimmerdor Bijlage - *Inspreektekst K. van de Kerk, Stichting Behoud Nimmerdor (pdf) Audioverslag Besluitenlijst De Ronde 16-6-2015 SP - Nimmerdor - bos of park (pdf)
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Programma Soort bijeenkomst Reden van aanbieding
Inhoud
Reg.nr. 4997417 Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof 16 juni 2015 College van B&W Ambtelijk contact Buijtelaar Wolbrink (033-469 ) 7. Ruimtelijke ontwikkeling Voorbereiding besluit Het burgerinitiatief Zonnehof (BIZ!) presenteerde op 10 december 2013 in De Ronde zijn eerste ideeën voor de openbare ruimte op de Zonnehof. De woordvoerders in De Ronde vroegen het college in overleg te gaan met de initiatiefnemers om het voorstel verder uit te werken en meer zekerheid te krijgen over de financiële uitvoerbaarheid van de plannen. Met de bijgevoegde notitie, opgesteld in samenwerking met het burgerinitiatief, wordt daaraan invulling gegeven. Met het vastleggen van de kaders door de raad wordt BIZ! in staat gesteld een uitgewerkt ontwerp te maken voor de Zonnehof. De Zonnehof is een kansrijk plein aan de rand van het Stadshart van Amersfoort dat dringend een kwaliteitslag nodig heeft. De bibliotheek staat leeg, het GGD gebouw staat grotendeels leeg en het plein is rommelig en wordt gedomineerd door geparkeerde auto’s. Tegelijkertijd zijn er initiatieven in het gebied die een kwaliteitsimpuls kunnen geven. De bibliotheek is verkocht en krijgt een nieuwe invulling, in het Rietveldpaviljoen worden exposities en activiteiten georganiseerd.
In de notitie zijn de ruimtelijke, financiële en procesmatige kaders opgenomen waaraan het project dient te voldoen en waaraan het college vervolgens het ontwerp van BIZ! kan toetsen. Van de raadsleden wordt gevraagd Vervolg Advies presidium Bijbehorende documenten
Achtergronddocumenten
Zijn mening te geven over het voorliggende raadsvoorstel en de notitie en zich voor te bereiden op besluitvorming daarover. Besluitvorming in Het Besluit. In deze De Ronde wordt gestart met een 1-minuutronde. Raadsvoorstel Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof Besluitenlijst De Ronde 10 december 2013
#4997417 v1 - AGENDAPUNT DR 16-6-2015 KADERSTELLENDE NOTITIE POCKETPARK ZONNEHOF
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder J.C. Buijtelaar
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 02-06-2015 : 16-06-2015 : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4969087 : 2 juni 2015 :
TITEL Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof
BESLISPUNTEN De kaders uit de notitie ‘Pocketpark Zonnehof’ vast te stellen.
AANLEIDING De Zonnehof is een kansrijk plein aan de rand van het Stadshart van Amersfoort dat dringend een kwaliteitslag nodig heeft. De bibliotheek staat leeg, het GGD gebouw staat grotendeels leeg en het plein is rommelig en wordt gedomineerd door geparkeerde auto’s. Tegelijkertijd zijn er initiatieven in het gebied die een kwaliteitsimpuls kunnen geven. De bibliotheek is verkocht en krijgt een nieuwe invulling, in het Rietveldpaviljoen worden exposities en activiteiten georganiseerd. Het burgerinitiatief Zonnehof (BIZ!) presenteerde op 10 december 2013 aan uw raad zijn eerste ideeën voor de openbare ruimte op de Zonnehof. BIZ! wil het huidige parkeerterrein transformeren naar een verblijfsgebied met een groen karakter. U heeft ons gevraagd in overleg te gaan met de initiatiefnemers om het voorstel verder uit te werken en meer zekerheid te krijgen over de financiële uitvoerbaarheid van de plannen. Met de bijgevoegde notitie, opgesteld in samenwerking met het burgerinitiatief, geven wij invulling aan uw verzoek.
BEOOGD EFFECT Door de kaderstellende notitie vast te stellen, wordt BIZ! in staat gesteld een uitgewerkt ontwerp te maken voor de Zonnehof. De startnotie legt de ruimtelijke, financiële en procesmatige kaders vast waaraan het project dient te voldoen en waaraan wij vervolgens het ontwerp van BIZ! kunnen toetsen.
ARGUMENTEN 1.1 De kaderstellende notitie biedt ruimte en geeft randvoorwaarden Het is ons doel BIZ! voldoende vrije ruimte te geven om haar plannen voor de Zonnehof naar eigen inzicht uit te werken. De randvoorwaarden geven de begrenzing van de vrije ruimte aan. De randvoorwaarden hebben wij na overleg met BIZ! opgesteld. Bij oplevering van het ontwerp zullen wij het plan aan deze randvoorwaarden toetsen. 1.2 BIZ! maakt het ontwerp. De aanbesteding en realisatie wordt door de gemeente gedaan. De kaderstellende notitie beschrijft ook de wijze waarop gemeente en BIZ! samenwerken. BIZ! zal in overleg met de gemeente een ontwerpbureau selecteren dat een inrichtings- en beheerplan gaat opstellen voor de Zonnehof. De planuitwerking en het overleg met de belanghebbenden gebeurt onder regie van het burgerinitiatief. Partijen hebben er voor gekozen de regie van de daarop volgende technische uitwerking, de aanbesteding en de realisatie bij de gemeente neer te leggen. BIZ! heeft in deze fase van het project een adviserende rol. Inlichtingen bij :
J.M. Wolbrink, DIR/PP, (033) 469 49 66
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4969087 pagina 2
KANTTEKENINGEN Het procesmatig uitgangspunt van dit project is dat de gemeenteraad vóóraf kaders meegeeft voor de planuitwerking en dus niet achteraf toetst. Het burgerinitiatief werkt de plannen uit, het college toetst de plannen aan de kaders en vervolgens zal het college een besluit nemen over de uitvoering van de plannen. Uw raad wordt door het college geïnformeerd over de voortgang en de uitkomsten.
DUURZAAMHEID De transformatie en ontstening van de Zonnehof heeft een positief effect op de leefbaarheid en biedt een rustige groene plek voor bewoners en bezoekers aan de rand van het Stadshart. Het project is aangemeld voor het experiment ‘TEEB-stad’ (The Economics of Ecosystems and Biodiversity). Door gebruik te maken van de bijbehorende tool wordt in beeld gebracht wat de investering in groen oplevert wat betreft maatschappelijke kosten en baten.
FINANCIËN In de samenwerkingsovereenkomst ‘Binnenstedelijke ontwikkelingen en wonen’ met provincie Utrecht is de aanpak van de openbare ruimte op de Zonnehof een van de benoemde projecten. In de verdeling van de provinciale middelen is € 600.000 gereserveerd voor het ontwerpen, het begeleiden van het proces en het inrichten van de openbare ruimte. De subsidie is taakstellend. Eventuele aanvullende (externe) dekkingsbronnen maken toevoegingen en/of extra kwaliteitsimpulsen mogelijk. De gemeenteraad heeft op 24 maart 2015 besloten een bedrag van € 600.000 uit de samenwerkingsovereenkomst aan te wenden voor de Zonnehof en hiervan een bedrag van € 100.000 als voorbereidingskrediet ter beschikking te stellen. De door BIZ! te maken externe ontwerp- en advieskosten en de specifiek voor dit project te maken ambtelijke kosten worden gedekt uit dit voorbereidingskrediet. De bijgevoegde notitie geeft een nadere onderbouwing van de geraamde projectkosten. Het door BIZ! op te stellen inrichtings- en beheersplan dient in te gaan op de consequenties van het plan voor deze jaarlijkse opbrengst van het betaald parkeren van de gemeente. De jaarlijkse opbrengst van het betaald parkeren op de Zonnehof bedraagt in de huidige situatie circa € 100.000 per jaar.
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE Niet van toepassing. De provincie stelt middelen beschikbaar voor dit project.
RISICOPARAGRAAF Risico Onvoldoende draagvlak bij belanghebbenden
Overschrijding van het projectbudget
Beheersmaatregelen Als eerste maatregel hebben wij randvoorwaarden voor o.a. verkeer/parkeren en toegankelijkheid opgenomen die belangen van bewoners en bedrijven dienen. Daarnaast hebben wij BIZ! gevraagd de eigenaren en gebruikers van de omgeving Zonnehof te betrekken bij het maken van het ontwerp. Waar mogelijk rekening houden met de eisen en wensen van de verschillende bewoners en bedrijven. Wij zullen het plan bij oplevering toetsen aan de randvoorwaarden, waaronder het draagvlak. De bijdrage van € 600.000 uit de samenwerkingsovereenkomst is taakstellend. Wij hebben 10% onvoorzien opgenomen in de uitvoeringskosten en 20% in de proceskosten. Het projectbudget kan alleen verhoogd worden wanneer er extra dekkingsbronnen worden gevonden.
COMMUNICATIEBOODSCHAP EN BETROKKEN PARTIJEN Het Burgerinitiatief Zonnehof (BIZ!) heeft eind 2013 het initiatief genomen de openbare ruimte op de Zonnehof te transformeren van een parkeerterrein naar een aangenaam verblijfsgebied met een groen karakter. Het college van B&W deelt deze ambitie en heeft in overleg met BIZ! een notitie opgesteld voor
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4969087 pagina 3
het project. De notitie geeft de ruimtelijke en procesmatige kaders waarbinnen BIZ! de plannen verder kan uitwerken. Het college en BIZ! vragen de raad deze kaders vast te stellen. Betrokken partijen: eigenaren en huurders van woningen en bedrijfspanden aan en rondom de Zonnehof, BIZ!, Woonvereniging Bibliotheek Zonnehof.
VERVOLGSTAPPEN De globale projectplanning ziet er als volgt uit: • Juni 2015: collegebesluit over de notitie. • Juni/Juli 2015: behandeling notitie in de gemeenteraad (De Ronde en Het Besluit). • Juni/juli 2015: opdracht & start opstellen inrichtings- en beheersplan. • Zomer en najaar 2015: planuitwerking en participatie. • Uiterlijk eind 2015: oplevering inrichtings- en beheersplan, inclusief kostenraming. • 1e kwartaal 2016: besluitvorming door college en gemeenteraad. • 2e kwartaal 2016: engineering en aanbesteding. • Na zomer 2016 start aanleg, oplevering uiterlijk eind 2016. • Begin 2017 feestelijke opening/ingebruikname. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
Bijlagen
- Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .4969087
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 juni 2015, sector DIR/PP (nr.4969087); b e s l u i t: in te stemmen met de kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof. Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
Kaderstellende notitie ‘Pocketpark Zonnehof’
Sector Opsteller Telefoon User-id
: : : :
SOB J.M. Wolbrink (033) 469 49 66 WOL5
Reg.nr. : Datum :
4955228 2 juni 2015
Onderw erp
Herinrichting Zonnehof Omschrijving initiatief:
Transformatie van de Zonnehof van een parkeerterrein naar een autoluw verblijfsgebied met een groen karakter en betekenis voor de stad.
1. Inleiding De Zonnehof is een kansrijk plein aan de rand van het Stadshart van Amersfoort dat dringend een kwaliteitslag nodig heeft. De bibliotheek staat leeg, het GGD gebouw staat grotendeels leeg en het plein is rommelig en wordt gedomineerd door geparkeerde auto’s. Tegelijkertijd zijn er initiatieven in het gebied die een kwaliteitsimpuls kunnen geven. De bibliotheek is verkocht en krijgt een nieuwe invulling, in het Rietveldpaviljoen worden exposities en activiteiten georganiseerd. Er is een burgerinitiatief (BIZ!) dat aan de slag wil met de Zonnehof. De Zonnehof is onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst Binnenstedelijke ontwikkelingen met de Provincie Utrecht. Korte voorgeschiedenis In de Ontwikkelingsvisie Nederberg, die op 27 november 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad, is voor het deelgebied Zonnehof de stedenbouwkundige schets van Hans Ruijssenaars opgenomen. In deze schets ging men uit van een nieuwe parkeergarage onder de Zonnehof en het toevoegen van bouwvolumes rondom het plein. In 2011 is er een programma van eisen opgesteld voor deze ontwikkeling van de Zonnehof, maar het project is niet van start gegaan, omdat het financieel niet haalbaar was. In 2012 beschrijft Fons Asselbergs in het advies aan het gemeentebestuur ‘Kiemkracht van Amersfoort’ onder andere zijn ambitie voor de Zonnehof. Eveneens in 2012 heeft architect Jan Poolen initiatieven genomen om de bibliotheek te transformeren tot woongebouw en onderdeel te laten zijn van een stadspark. De plannen van de woonvereniging bibliotheek Zonnehof met betrekking tot het bibliotheekgebouw zijn vergevorderd. Inmiddels is ook de koopovereenkomst getekend. Voor het wonen in de bibliotheek de Zonnehof is grote belangstelling. De bewoners komen uit alle wijken van Amersfoort. Een enkeling is afkomstig van buiten Amersfoort. In 2013 ontstond het burgerinitiatief Zonnehof (BIZ!)1. Op 10 december 2013 presenteerde BIZ! zijn plannen voor een verkeersluw ‘pocketpark’ aan de gemeenteraad en vroeg hieraan medewerking te verlenen door hiervoor budget vrij te maken en planologische medewerking te verlenen. Concrete omschrijving van het initiatief Dit betreft het in samenwerking tussen BIZ! en de gemeente opstellen van een inrichtings- en beheersplan voor de openbare ruimte aan de Zonnehof en dit tot uitvoering brengen. 1
BIZ! bestaat uit Fons Asselbergs, Barbara Bastiaanse, Martin Boswinkel, Henk van den Broek, Albert van Ool, Jan Poolen en Johanna van der Werff
-1-
Gemeente Amersfoort Reg.nr. : Datum :
4955228 2 juni 2015
2. Overzicht kaders Voor de herinrichting worden vanuit de gemeente de volgende ruimtelijke, procesmatige en financiële kaders gesteld: a) Het plein moet een zo groen mogelijk karakter krijgen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om het handhaven van de bestaande waardevolle bomen, en het verbeteren van de groeiomstandigheden. Verder zal het oppervlak groen zo groot mogelijk gemaakt moeten worden, waarbij vooral gedacht wordt aan gras. Nieuwe bomen kunnen daaraan worden toegevoegd. b) De functionaliteit van het plein is te verdelen in drie zones: kerngebied, overgangsgebied en tussengebied. Het overgangsgebied heeft een functie als toegang tot de gebouwen, een ontsluitingsweg (eenrichtingsverkeer voor auto’s, fietsers in twee richtingen) en daaraan gekoppeld ruimte voor kiss&ride, bevoorrading van de plintfuncties en het Rietveldpaviljoen, en daarnaast enkele plekken voor invalidenparkeren. Zie hiervoor bijlage 1. De begrenzing tussen de zones is indicatief. c) De doorgaande verbinding voor auto’s tussen Utrechtseweg, Arnhemseweg en Bergstraat wordt opgeheven waarmee een autoluw karakter ontstaat. De bereikbaarheid voor hulpdiensten dient gewaarborgd te blijven. d) Er wordt gezorgd voor een oplossing voor het (grotendeels) opheffen van parkeerplaatsen op het plein. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan parkeren in bestaande parkeerplaats (Soeverein) en parkeren op eigen grond van omliggende grondeigenaren. Dit mag niet leiden tot overlast in de omliggende wijken en eigenaren dienen hiermee expliciet in te stemmen. Het parkeren op particulier terrein of onderbrengen van het parkeren in betaalde parkeergarages mag geen nadelige financiële gevolgen voor de gemeente hebben. Voor zover er als gevolg van het veranderende parkeerregime nadelige financiële gevolgen zijn voor bewoners/ondernemers, is het uitgangspunt dat deze gevolgen in voldoende mate gecompenseerd worden door de kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte en de daarmee naar verwachting samenhangende waardestijging van het omliggend vastgoed. e) Het kerngebied heeft een verblijfsfunctie (wandelen, zitten) en biedt toegang tot het Rietveldpaviljoen. Het paviljoen krijgt hier een centrale rol. Onderzoeken of bij het paviljoen een (horeca)terras kan worden aangelegd. f) Het kerngebied vormt het hart van het plein. Dit komt tot uitdrukking in een bijzondere vormgeving met een artistieke meerwaarde, die aansluit bij de iconische betekenis van het Rietveldpaviljoen. Bestaande en nieuwe (eventueel tijdelijke) kunstwerken dragen bij aan de sterke visuele herkenbaarheid. g) De buitenruimte bij het GGD gebouw en andere omliggende niet-openbare terreinen die een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van het projectdoel worden betrokken bij het project mits hierover overeenstemming kan worden bereikt met de betreffende eigenaren en gebruikers en mits dit geen nadelige financiële gevolgen heeft voor de gemeente. h) Het inrichtings- en beheersplan dient te voldoen aan de gemeentelijke Richtlijnen voor de Inrichting van de Openbare Ruimte (RIOR). i) Het inrichtings- en beheersplan dient bij voorkeur te passen binnen het geldende bestemmingsplan. Indien alsnog een wijziging van het bestemmingsplan nodig of wenselijk is, dient hierover eerst nadere besluitvorming plaats te vinden. j) Het inrichtings- en beheerplan dient voorzien te zijn van een kostenraming waarin alle uitvoeringkosten en bijkomende kosten zijn opgenomen. Het geheel wordt voorzien van een dekkingsvoorstel. De gemeente zal een second opinion uit laten voeren. k) De bovenstaande kaders moeten mede waarborgen dat er voldoende rekening wordt gehouden met de verschillende belangen. De eigenaren en gebruikers rondom de Zonnehof worden daarnaast door BIZ! geïnformeerd over en betrokken bij de planuitwerking. Waar mogelijk en inpasbaar binnen de randvoorwaarden worden wensen van eigenaren en gebruikers ingepast. Bij de oplevering van het ontwerp wordt het draagvlak voor de plannen bij de omwonenden/ondernemers van de Zonnehof mede in overweging genomen voordat een besluit tot uitvoering van de plannen wordt genomen. 3. Te onderzoeken vraagstukken Verbeteren kwaliteit openbare ruimte.
-2-
Gemeente Amersfoort Reg.nr. : Datum :
4955228 2 juni 2015
De kwaliteit van de openbare ruimte van de Zonnehof is op dit moment slecht te noemen. Er is weinig ruimtelijke samenhang, het parkeren is dominant aanwezig en de verblijfskwaliteit van het binnengebied is niet erg groot. Daarnaast zijn allerlei materialen toegepast ten behoeve van het parkeren in de openbare ruimte en het markeren van het eigen terrein. Bomen staan zowel in groen als in verharding. Alleen het terrein voor het woongebouw heeft nog enigszins een aangename uitstraling doordat hier grote bomen in een brede grasstrook staan. Bijdrage baathouders Onderzocht dient te worden wie er baat hebben bij de transformatie van de Zonnehof en of dit een bijdrage van deze baathouders rechtvaardigt. Het project is aangemeld voor het experiment ‘TEEB-stad’ (The Economics of Ecosystems and Biodiversity). Door gebruik te maken van de bijbehorende tool wordt in beeld gebracht wat de investering in groen oplevert wat betreft maatschappelijke kosten en baten. Voldoende parkeerplekken realiseren. Parkeren neemt momenteel een belangrijke en dominante rol in de openbare ruimte. Elk gebouw is voorzien van parkeergelegenheid op eigen terrein en daarnaast is er ruimte voor parkeren in de openbare ruimte (74 parkeerplaatsen). De parkeerplaats van het Levob-gebouw wordt ontsloten via de Zonnehof. De bewoners van het woongebouw de Waal hebben een eigen parkeerbox achter het gebouw. Het Luzac college heeft parkeervoorzieningen voor de hoofdingang. Bij het GG&GD gebouw ligt het parkeerterrein achter het hoofdgebouw. De bewoners van de Arnhemseweg en de Bergstraat parkeren aan de achterzijde van hun woning. Deze parkeerplaatsen zijn bereikbaar via de Zonnehof. Aan de achterzijde van de Bibliotheek is er ruimte voor parkeren. Het postkantoor en de Runmolen hebben aan de zijde van de Zonnehof ook nog enkele parkeerplaatsen. De hoekwoning die gelegen is aan de Arnhemseweg en grenst aan de Zonnehof heeft een parkeerbox die ontsloten wordt aan de Zonnehof. Ook hiervoor dient een oplossing gevonden te worden. Daarnaast dient onderzocht te worden of er voldoende ruimte is in de parkeergarage Soeverein aan de Stadsring om het parkeren op te vangen, daarbij rekening houdend met de voornoemde kaders, specifiek onder d. Het inrichtings- en beheersplan dient in te gaan op de consequenties van het plan voor deze jaarlijkse opbrengst van het betaald parkeren van de gemeente. De jaarlijkse opbrengst van het betaald parkeren op de Zonnehof bedraagt in de huidige situatie circa € 100.000 per jaar. Bereikbaarheid aanliggende gebouwen De aanliggende gebouwen aan de Zonnehof dienen ontsloten en bereikbaar te blijven voor autoverkeer. De doorgaande route tussen Utrechtse weg en Arnhemse weg mag opgeheven worden mits dit niet tot problemen rondom de ambulancepost leidt c.q. mits hiervoor een oplossing wordt gevonden. GGD gebouw en Rietveldpaviljoen De gebruikswijziging/herbestemming van het GGD gebouw en/of het Rietveldpaviljoen vallen buiten de scope van het project. Een gebruikswijziging kan wel van invloed zijn op de inhoud van de plannen. Het Rietveldpaviljoen krijgt bij voorkeur een culturele invulling, eventueel aangevuld met horeca als economische drager. Ook andere invullingen van het Rietveldpaviljoen worden niet uitgesloten. 4. Aanpak Techniek/Methodiek BIZ! zal op basis van de in deze kaderstellende notitie genoemde voorwaarden zelf en voor eigen rekening een uitgewerkt programma van eisen opstellen. Deze notitie en het programma van eisen vormen de basis voor de opdrachtverstrekking aan een ontwerpbureau voor het opstellen van een inrichtings- en beheersplan, inclusief kostenraming. Het plan wordt uitgewerkt tot een definitief ontwerp (DO). De selectie van het ontwerpbureau wordt gedaan door BIZ! in overleg met de gemeente. De gemeente is opdrachtverstrekker en betaalt de rekeningen rechtstreeks aan het bureau op basis van een vooraf door de gemeente goedgekeurde offerte. Het gemeentelijke aanbestedingsbeleid is van toepassing. De participatie van eigenaren/gebruikers wordt door BIZ! zelf georganiseerd. De gemeente kan hierbij op verzoek ondersteunen.
-3-
Gemeente Amersfoort Reg.nr. : Datum :
4955228 2 juni 2015
In bijlage 2 is een kostenraming opgenomen voor zowel de proces als de uitvoeringskosten, waaronder ook de door BIZ! te maken externe kosten ie voor vergoeding in aanmerking komen. Het DO inrichtings- en beheersplan levert inzicht in de inrichting van het gebied, oplossing voor de parkeerproblematiek, bereikbaarheid van de aanliggende gebouwen alsmede de inrichting- en beheerkosten. De gemeente levert een projectleider als aanspreekpunt namens de gemeente voor vragen over de randvoorwaarden en inhoudelijke vragen op het terrein van stedenbouw/landschap, verkeer, beheer/onderhoud etc. De gemeente stelt hiervoor intern een gemeentelijke projectgroep samen. De gemeentelijke projectleider onderhoudt de contacten met het BIZ! De kosten van de gemeente komen ten laste van het project en zijn geraamd in het overzicht van bijlage 2. Het DO inrichtings- en beheersplan vraagt bestuurlijke instemming van de gemeente voordat het verder wordt uitgewerkt en tot uitvoering wordt gebracht. Bij de beoordeling van het plan wordt – naast een toetsing van het plan aan de randvoorwaarden uit deze notitie - ook de mate van draagvlak bij de betrokken eigenaren en gebruikers van het gebied betrokken. Na vaststelling van het DO inrichtings- en beheersplan neemt de gemeente de werkzaamheden over van BIZ! en zal de plannen vervolgens in overleg met het ontwerpbureau en BIZ! verder technisch uitwerken en de uitvoering aanbesteden, laten uitvoeren en begeleiden. Communicatie BIZ! is in de fase van planvorming verantwoordelijk voor de gebiedscommunicatie. De communicatie stadsbreed is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van BIZ! en de gemeente. De gemeente heeft voor dit project een communicatieadviseur benoemd die de projectleider ondersteunt. Besluitvorming Voor de besluitvorming geldt het volgende stappenplan: 1. Het college behandelt de kaderstellende notitie. 2. BIZ! vraagt offertes op voor het opstellen van een inrichtings- en beheerplan bij meerdere bureaus en wordt gewerkt aan het programma van eisen. 3. De gemeenteraad bespreekt de notitie en neemt een besluit. Hiermee zijn de bestuurlijke kaders vastgesteld. Bij positieve besluitvorming door de raad wordt opdracht verstrekt aan een bureau voor het opstellen van het plan. BIZ! en het bureau werken het plan uit in overleg met de eigenaren/gebruikers. De gemeente ziet toe op de voorwaarden uit de kaderstellende notitie. 4. Na oplevering van het plan - inclusief het participatietraject - wordt het plan door BIZ! aan het college ter vaststelling aangeboden. Het college toetst op de vastgestelde bestuurlijke kaders. Het college neemt een besluit over de uitvoering van het plan en legt het plan voor aan de gemeenteraad ter goedkeuring en het vrijgeven van het uitvoeringskrediet. 5. Na de vaststelling van het plan en het vrijgeven van het uitvoeringskrediet werkt de gemeente het plan verder technisch uit en gaat vervolgens over tot de uitvoering. Planning De globale planning is: • Juni 2015: collegebesluit over de notitie. • Juni/Juli 2015: behandeling notitie in de gemeenteraad (De Ronde en Het Besluit). • Juni/juli 2015: opdracht & start opstellen inrichtings- en beheersplan. • Zomer en najaar 2015: planuitwerking en participatie. • Uiterlijk eind 2015: oplevering inrichtings- en beheersplan, inclusief kostenraming. • 1e kwartaal 2016: besluitvorming door college en gemeenteraad. • 2e kwartaal 2016: engineering en aanbesteding. • Na zomer 2016 start aanleg, oplevering uiterlijk eind 2016. • Begin 2017 feestelijke opening/ingebruikname. N.B. De planning voor de verbouwing van het bibliotheekpand is: • Voor 31 december 2015: indienen aanvraag omgevingsvergunning. • Januari/februari 2016: verlenen omgevingsvergunning. • Februari 2016: overdracht gebouw aan kopers.
-4-
Gemeente Amersfoort Reg.nr. : Datum :
• •
4955228 2 juni 2015 Maart 2016: start verbouwingswerkzaamheden. Eind 2016: oplevering.
Kosten, baten en dekking In de samenwerkingsovereenkomst Binnenstedelijke ontwikkelingen en wonen met provincie Utrecht is de Zonnehof een van de benoemde gebieden. In de verdeling van de provinciale middelen wordt € 600.000 gereserveerd voor het ontwerpen, het begeleiden van het proces en het inrichten van de openbare ruimte. Het zoeken naar aanvullende dekkingsbronnen is onderdeel van de opgave in de komende fase. Gedacht kan worden aan de inzet van andere subsidiebronnen, inzet van vrijvallende beheergelden en bijdragen van baathouders. De gemeenteraad heeft op 24 maart 2015 besloten een bedrag van € 600.000 uit de samenwerkingsovereenkomst aan te wenden voor de Zonnehof en hiervan een bedrag van € 100.000 als voorbereidingskrediet ter beschikking te stellen. De door BIZ! te maken externe ontwerp- en advieskosten en de specifiek voor dit project te maken ambtelijke kosten worden gedekt uit dit voorbereidingskrediet. De provincie heeft gevraagd een deel van de subsidie revolverend in te zetten. De mogelijkheden zijn vanwege het specifieke karakter van dit project echter beperkt. Gemeente en BIZ! staan open voor suggesties vanuit de provincie en anderen om een deel van de investering revolverend in te zetten maar zien daartoe op voorhand zelf geen mogelijkheden. De totale proceskosten zijn geraamd op € 120.000. De uitvoeringskosten zijn geraamd op € 480.000 (bijlage 2).
Bijlagen: 1. Plangebied met zones. 2. Kostenraming.
-5-
Bijlage Reg.nr. : Datum :
6
Gemeente Amersfoort
4955228 2 juni 2015
Bijlage Reg.nr. : Datum :
Gemeente Amersfoort
4955228 2 juni 2015
Kostenraming Pocketpark Zonnehof Proceskosten Opstellen startnotitie Opstellen programma van eisen Communicatie, participatie, begeleiding Ontwerpkosten Begeleidingskosten gemeente ontwerp Engineering en aanbesteding Begeleidingskosten gemeente uitvoering Subtotaal Onvoorzien 20% Totaal
BIZ! €0 €0 € 20.000 € 25.000 €0 €0 €0 € 45.000 € 9.000 € 54.000
Uitvoeringskosten Verwijderen bestaand, grondwerk Verharding en inrichting Aannemer (20%) Subtotaal Onvoorzien 10% Totaal
€ 225.000 € 140.000 € 73.000 € 438.000 € 43.800 € 481.800
Projectkosten Proceskosten Uitvoeringskosten Afronding Beschikbaar budget
€ 120.000 € 481.800 -€ 1.800 € 600.000
7
Gemeente € 5.000 €0 €0 €0 € 10.000 € 30.000 € 10.000 € 55.000 € 11.000 € 66.000
Besluitenlijst De Ronde datum:
16 juni 2015
van
vergaderruimte:
Raadzaal (1.02)
aantal bezoekers:
Onderwerp Van Soort bijeenkomst Van de raadsleden werd gevraagd Voorzitter Secretaris Fractiewoordvoerders
Inspreker(s)/ genodigden Samenvatting en afspraken
19.00 tot
20.00 uur 18
Reg.nr. Kaderstellende notitie Pocketpark Zonnehof 5003631 College van B&W Voorbereiding besluit Zijn mening te geven over het voorliggende raadsvoorstel en de notitie en zich voor te bereiden op besluitvorming daarover. Collegelid Van Hamersveld Buijtelaar Ambtenaren Pen Wolbrink Aghina (CDA), Dijksterhuis (CU), Fousert (Amersfoort2014), Janssen (GL), Molenkamp (SP), Sanders (D66), Smulders (PvdA), Voogt (VVD) De heer M. Boswinkel en de heer J. Poolen namens Burgerinitiatief Zonnehof
De aanwezige fracties oordelen positief over het raadsvoorstel. Wel hebben zij een aantal vragen gesteld en aandachtspunten genoemd. Deze hadden betrekking op onder meer: - draagvlak onder eigenaren, omwonenden en ondernemers; - de (vervangende) ruimte voor het parkeren van auto’s in de omgeving; - de toegankelijkheid van het park voor fietsverkeer; - de financiering van het plan in relatie tot de financiering van andere gebiedsontwikkeling in de stad; - het betrekken van lessen uit de gebiedsontwikkeling van De Nieuwe Stad. De wethouder heeft aangegeven dat de financiering van het plan conform eerdere besluitvorming van de raad plaatsvindt. Het parkeren van auto’s heeft de aandacht van het college. De heer Poolen heeft toegelicht dat participatie van en communicatie met omwonenden en ondernemers veel aandacht heeft van de initiatiefnemers. Ook heeft hij aangegeven dat het het park toegankelijk wordt voor fietsers.
Toezeggingen Advies aan het presidium
De voorzitter heeft geconcludeerd dat het raadsvoorstel geagendeerd kan worden in Het Besluit, zonder debat, maar eventueel met moties en amendementen. Naar Het Besluit, zonder debat, met moties en amendementen.
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Programma Soort bijeenkomst Reden van aanbieding Inhoud
Reg.nr. 4948817 SP: Nimmerdor: bos of park? 16 juni 2015 SP/Molenkamp Ambtelijk contact Tigelaar Bongers (033-469 4302) 3. Stedelijk beheer en milieu Peiling Fractie van SP wil van andere fracties mening horen. Op dit moment wordt gestart met het uitvoeren van de actualisering van het bos Nimmerdor. Deze zal grote gevolgen voor de flora en fauna hebben. Het bos wordt nu gekenmerkt door een grote en bijzondere biodiversiteit. Er zijn met name veel vogelsoorten te vinden die elders in de stad niet of nauwelijks voorkomen. De vraag die voorligt is welke richting we op willen met het bos: maken we er een recreatief bos van met kenmerken van een park of sturen we aan op het verstevigen van de biodiversiteit. Blijven we, zoals nu gebeurt, jaar na jaar, stevige kaprondes uitvoeren of gaan we, zoals in het rapport ‘Een immergroen Nimmerdor’ wordt voorgesteld over op kleinschaliger onderhoud.
Van de raadsleden wordt gevraagd
Hun mening te geven over de wijze waarop het bos nu wordt beheerd en de gevolgen van de actualisering van het beheerplan Nimmerdor. Te beantwoorden vragen: 1. Hoe beoordeelt u de huidige actualisering van Nimmerdor, waarin uitdrukkelijk gekozen wordt voor Recreatie en herstel van Cultuur Historische waarden of bent u voorstander van het verstevigen en uitbreiden van de ecologische waarde van het bos? 2. Welke mogelijkheden ziet u om recht te doen aan de diverse conflicterende waarden: Ecologie, Cultuur Historie en Recreatie? 3. Bent u van mening u dat er nu een pas op de plaats moet worden gemaakt?
Vervolg
Afhankelijk van de uitkomst van deze De Ronde. In deze De Ronde wordt gestart met een 1-minuutronde. Het immergroen van Nimmerdor (door: G. van Haaff) Raadsinformatiebrief 2015-056 Beheerplan en lanenherstelplan bosgebieden Nimmerdor en Oud Leusden 2015-2035 Beantwoording vragen D66 en SP 2014-076: Ontwikkelingen Beheerplan Nimmerdor
Advies presidium Bijbehorende documenten
#4948817 v2 - AGENDAPUNT DR 16-06-2015 SP: NIMMERDOR: BOS OF PARK?
Besluitenlijst De Ronde datum:
16 juni 2015
van
vergaderruimte:
Raadzaal (1.02)
aantal bezoekers:
Onderwerp Van Soort bijeenkomst Van de raadsleden werd gevraagd
Voorzitter Secretaris Fractiewoordvoerders
Inspreker(s)/ genodigden
Samenvatting en afspraken
20.00 tot
21.00 uur 30
Reg.nr. SP: Nimmerdor: bos of park? 5003673 Fractie SP Peiling Hun mening te geven over de wijze waarop het bos nu wordt beheerd en de gevolgen van de actualisering van het beheerplan Nimmerdor. Te beantwoorden vragen: 1. Hoe beoordeelt u de huidige actualisering van Nimmerdor, waarin uitdrukkelijk gekozen wordt voor Recreatie en herstel van Cultuur Historische waarden of bent u voorstander van het verstevigen en uitbreiden van de ecologische waarde van het bos? 2. Welke mogelijkheden ziet u om recht te doen aan de diverse conflicterende waarden: Ecologie, Cultuur Historie en Recreatie? 3. Bent u van mening u dat er nu een pas op de plaats moet worden gemaakt? Collegelid Paffen Tigelaar Ambtenaren Pen Van Nijen Dassen (D66), Dijksterhuis (CU), Janssen (GL), Koet-Minis (Amersfoort2014), Molenkamp (SP), Mulder (OPA), Noortman-Nieuwendijk (CDA), Smulders (PvdA), Weggelaar (VVD), Van Wegen (BPA) - de heer K. van de Kerk, Stichting Behoud Nimmerdor (inspreker) - de heer M. Sinke en mevrouw A. Koning, Loo Plan (betrokken bij beheerplan, advisering college) De heer Molenkamp heeft zijn uitleg gegeven over het beheer van Nimmerdor en de gevolgen van het beheerplan 2015-2035. De heer Van de Kerk van de Stichting Behoud Nimmerdor heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht. Hij heeft aangegeven dat de stichting positief oordeelt over het nieuwe beheerplan. Woordvoerders hebben verduidelijkende vragen gesteld aan de heer Van de Kerk, die hij heeft beantwoord. Ook de heer Sinke van Loo Plan heeft feitelijke vragen van raadsleden beantwoord.
Fractiewoordvoerders oordelen overwegend positief over het nieuwe beheerplan dat door het college is vastgesteld. Zij delen de mening van de fractie SP niet, die stelt dat het beheerplan een tegenstelling laat zien tussen cultuurhistorische waarden en ecologische waarden. Enkele fracties erkennen dat de kap van bomen op korte termijn grote invloed heeft op het park, maar constateren dat dit van belang is voor de lange termijn. Fracties hebben de wethouder gevraagd zorgvuldig te handelen in de communicatie en participatie rond de uitvoering van het beheerplan.
Toezeggingen Advies aan het presidium
De wethouder heeft aangegeven dat de uitkomsten van de peiling op dit moment geen aanleiding geven om de uitvoering van het beheerplan te heroverwegen. Ook heeft hij aangegeven dat het communicatie- en participatieproces veel aandacht heeft van het college. Voldoende besproken
Besluitenlijst De Ronde 16-6-2015 SP - Nimmerdor - bos of park
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 16 juni 2015 19:00
SP en CDA: Zorgvuldige toekenning Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten Rondetafelgesprek Uitvoeringsprogramma jeugd 2016-2019 Informatie, rondetafelgesprek
Besluitenlijst De Ronde 16-6-2015 SP - Nimmerdor - bos of park
SP en CDA: Zorgvuldige toekenning Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten Rondetafelgesprek Inhoud agendapunt SP en CDA Zorgvuldige toekenning Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten (pdf) Bijlage - Beantwoording schriftelijke vragen SP 2015-044: Ontslagen bij TSN en de gevolgen voor de Huishoudelijke Hulp in Amersfoort Bijlage - *Artikel op Dichtbij ’CDA trekt aan de bel om huishoudelijke hulp’ *13-01-2015 Het Besluit Verslag Interpellatieverzoek SP (pdf) Audioverslag Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 SP en CDA - Zorgvuldige toekenning Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten (pdf)
Besluitenlijst De Ronde 16-6-2015 SP - Nimmerdor - bos of park
Uitvoeringsprogramma jeugd 2016-2019 Informatie, rondetafelgesprek Inhoud agendapunt Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019 (pdf) Bijlage - Concept Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019 (pdf) Raadsinformatiebrief 2015-052 Stand van zaken voorbereidingen uitvoeringsprogramma jeugd 2016-2019 Collegebericht 2015-068 Toelichting wijzigen voornemen tot besluitvorming Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016 - 2019 *Presentatie De Ronde 16-06-2015 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019 (pdf) Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019 (pdf)
Agendapunt De Ronde Titel
Datum Van Portefeuillehouder Soort bijeenkomst Reden van aanbieding
Inhoud
Van de raadsleden wordt gevraagd
Vervolg
Reg.nr. 4996829 SP en CDA: Zorgvuldige toekenning Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten 16 juni 2015 SP en CDA Ambtelijk contact Imming Bongers (033-469 4302) Rondetafelgesprek Het proces waarmee op basis van ondersteuningsformulieren aan bestaande cliënten Huishoudelijke Hulp wordt toegekend is, blijkens mededelingen van het college, nagenoeg afgerond. Fracties van SP en CDA ontvangen klachten van en namens cliënten met betrekking tot de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Ook blijkt de rol van de Sociale Wijkteams bij de toewijzing van Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten onduidelijk. De fracties van SP en CDA willen met woordvoerders, cliënten en/of hun vertegenwoordigers, thuiszorgmedewerkers en college in gesprek aan de hand van de volgende vragen: 1. Is het proces van toekenning van Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten zorgvuldig verlopen en – zo niet – wat is er misgegaan? 2. Welke maatregelen moeten er worden genomen om geconstateerde onzorgvuldigheden alsnog te corrigeren? 3. Functioneert de geldende klachtenregeling naar behoren en waar zijn aanpassingen op korte termijn noodzakelijk? 4. Welke rol hebben de Sociale Wijkteams gespeeld bij de toekenning van Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten 5. Is deze rol in overeenstemming met gemaakte afspraken en welke aanpassingen zijn noodzakelijk?
Met elkaar, de genodigden en de wethouder in gesprek te gaan. Zich een beeld te vormen over de zorgvuldigheid waarmee Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten is toegekend. Afhankelijk van verloop van Rondetafelgesprek -
Advies presidium Bijbehorende documenten
Beantwoording schriftelijke vragen SP 2015-044: Ontslagen bij TSN en de gevolgen voor de Huishoudelijke Hulp in Amersfoort Artikel van Dichtbij CDA trekt aan de bel voor om huishoudelijke hulp 13-01-2015 Het Besluit: verslag van het interpellatieverzoek van de SP
#4996829 v1 - AGENDAPUNT DR 16-6-2015 SP EN CDA: ZORGVULDIGE TOEKENNING HUISHOUDELIJKE HULP AAN BESTAANDE CLIËNTEN
Verslag raadsvergadering Het Besluit
13 januari 2015 om 20.30 uur (nr. 4878472)
1
13 januari 2015 1b.
Interpellatieverzoek SP: Huishoudelijke hulp (4869980) De heer MEIJER (SP): - Aan de orde is de manier waarop wordt omgegaan met de mensen die in 2014 huishoudelijke hulp kregen en op welke manier deze huishoudelijke hulp wordt voortgezet. - Kan niet leven met het gevoerde beleid. Structureel worden vormen van zorg afgebroken, zonder alternatieven die garanderen dat iedereen die zorg nodig heeft deze daadwerkelijk krijgt. - Een meerderheid van de raad heeft de overgangsregeling zoals vastgesteld bij de herinrichting hulp bij het huishouden 2015 aangenomen. Dat zijn de kaders waarbinnen dit beleid wordt gevoerd. Citeert: "De zorgaanbieder levert ondersteuning. Deze ondersteuning wordt betaald op basis van resultaatgestuurde financiering. Dit betekent dat het resultaat en de vorm, zoals de cliënt met het Wijkteam heeft besproken, het vertrekpunt zijn. Op basis hiervan maakt de cliënt met de zorgaanbieder afspraken over de omvang van de hulpverlening. Het is aan de aanbieder en de cliënt om dit samen te bepalen. De afspraken worden vastgelegd in een ondersteuningsplan dat voor het Wijkteam inzichtelijk is en gebruikt kan worden voor de monitoring. … Ook controlerende, in ieder geval de aanwezigheid van het ondersteuningsplan en de geformuleerde afspraken". Dat was in juni 2014. - Op 20 november jl. stuurt het college aan alle cliënten huishoudelijke hulp een overzicht waarin staat aangegeven hoe de procedure zal zijn. Daarin staat dat de gemeente de indicaties intrekt en dat de zorgaanbieder een ondersteuningsplan maakt met de cliënt. Het was de bedoeling dat die procedure op 1 januari 2015 is afgerond. Gelijktijdig werden de contracten met de aanbieders afgesloten. Toen is begonnen met dit werk. - SP heeft zich hierover al maanden zorgen gemaakt en voorzag dat het heel erg moeilijk zou worden om dit op een zorgvuldige manier te laten gebeuren. SP heeft daarom op 25 november jl. een meldpunt ingesteld. Hierop hebben veel mensen gereageerd. De berichten waren duidelijk. Aan de mensen is door de huishoudelijke hulp meegedeeld dat zij in uren achteruit zouden gaan. In een groot aantal gevallen is geen sprake van een ondersteuningsplan. Waar wel sprake is van een ondersteuningsplan krijgen de mensen te horen wat al vooraf kenbaar is gemaakt. Op basis van een vragenlijst wordt een van tevoren aangegeven uitkomst opgeschreven. Al deze gevallen betekenen achteruitgang van zorg. Deze aanpak is niet zoals was afgesproken. - Heeft schriftelijke vragen gesteld op 12 december 2014. Heeft een aantal mensen persoonlijk gesproken. Het antwoord op de vragen kwam in de eerste dagmail van januari 2015, maar het college had de antwoorden al op 22 december 2014 vastgesteld. - Had verwacht dat het college op basis van deze alarmerende informatie alle thuiszorgorganisaties zou benaderen en zich van de procedure zou vergewissen. Wordt er samen met de mensen zorgvuldig gewerkt aan een ondersteuningsplan? Zijn de signalen in de schriftelijke vragen juist? - Op de vraag: "Bent u bekend met de situatie?" antwoordt het college: "Ja, wij zijn bekend met de door de raad vastgestelde werkwijze met betrekking tot hulp van het huishouden". Die werkwijze moet worden uitgevoerd! - Waar naar controle wordt gevraagd, valt te lezen: "Wij hebben enkele signalen gekregen van een aanbieder bij wie bovenstaande afspraken niet goed zijn vertaald in de werkwijze. Op basis van deze signalen 2
-
-
-
hebben wij betreffende aanbieder aangesproken. Ook hebben wij naar alle aanbieders nogmaals de gemaakte afspraken bevestigd". Het college neemt de gesignaleerde problemen niet serieus. Heeft ook contacten met zorgaanbieders. De termijn voor het opstellen van ondersteuningsplannen is tot 1 februari 2015 verruimd. Heeft van grote aanbieders begrepen dat zij nog op een derde zitten van het aantal mensen dat nog een ondersteuningsplan moet krijgen. Stelt grote vraagtekens bij de ondersteuningsplannen zoals deze op dit moment zijn opgesteld. Dat is aanleiding om de volgende vragen te stellen: 1. Hoe hebt u kunnen denken dat dit tijdpad tot een zorgvuldige afhandeling zou leiden? 2. Navraag leert dat het onwaarschijnlijk is dat alle ondersteuningsplannen wel voor 1 februari a.s. zijn afgehandeld. Op dit moment lijkt circa een derde te zijn behandeld. Welke zorg gaat u de cliënten bieden voor wie per 1 februari a.s. nog geen ondersteuningsplan is opgesteld? 3. Heeft u zich op de hoogte gesteld van de werkwijze van alle zorgaanbieders? 4. Wanneer is een ondersteuningsplan, naar uw oordeel, zorgvuldig opgesteld? Exact welke criteria zijn daarover afgesproken? 5. Op welke wijze gaat u controleren of de betreffende ondersteuningsplannen zorgvuldig zijn opgesteld? 6. Als u vaststelt dat ondersteuningsplannen niet zorgvuldig zijn opgesteld, hoe gaat u dan corrigerend optreden? 7. Is u bekend dat zorgaanbieders verschillende ondersteuningsplannen gebruiken met andere accenten? 8. Bent u niet bevreesd dat er zo per zorgaanbieder uiteenlopende soorten hulp worden geboden? Zo nee, waarom niet? 9. Per brief, op 10 december 2014, is aan cliënten meegedeeld dat zij van HH2 naar HH1 gaan. Wat is de inhoudelijke basis voor deze wijziging? Acht u dit een zorgvuldige handelswijze? Zo ja, waarom? 10. Op welke wijze gaat u de cliënten compenseren voor de tijd waarin de thuiszorgmedewerker het ondersteuningsplan heeft moeten opstellen en dus geen zorg heeft kunnen bieden? 11. Aan de hand van welke criteria gaat u de bezwaarschriften, die aan de gemeente zijn gericht met betrekking tot de afhandeling van de ondersteuningsplannen, beoordelen? 12. Wat gaat u doen met de bezwaarschriften die aan de zorgaanbieders gericht zijn? Het college heeft het een en ander uit te leggen. Gaat ervan uit dat wordt gekozen voor datgene wat van belang is voor de mensen die zijn aangewezen op deze vorm van zorg en die op deze manier tussen de wal en het schip dreigen te belanden. Dient motie 2015-006M: "Huishoudelijke hulp" in. Controleer, corrigeer en faciliteer!
De heer VAN KONINGSVELD (CDA): - Citeert de brief van staatssecretaris Van Rijn: "De rechter bevestigt in zijn uitspraak het grondbeginsel dat de gemeenten pas besluiten kunnen nemen over voorzieningen van maatschappelijke ondersteuning voor mensen nadat ze zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de omstandigheden van deze personen. Dit grondbeginsel van een individuele afweging op basis van een zorgvuldig onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden en in samenspraak met de betrokkenen is uitgevoerd, is in de nieuwe WMO nog steviger verankerd." Vindt het duidelijk dat niet kan worden geherindiceerd zonder persoonlijke in3
-
formatie. Hoe gaat de gemeente om met het herindiceren zonder persoonlijke informatie? Hoe worden de Wijkteams hierbij betrokken? In sommige wijken is nog geen Wijkteam. Is er een overzicht van de klachten die er zijn? Mensen kunnen bij veel verschillende instanties klagen. Is duidelijk waar de klachten zijn? Zijn deze geïnventariseerd?
De heer MULDER (OPA): - Kan zich grotendeels aansluiten bij het betoog van de heer Meijer. - Heeft ook zonder meldpunt veel contacten met cliënten en werkenden. - Er moet radicaal worden ingekrompen op wat mensen krijgen. Dat kunnen alleen de sociale Wijkteams goed regelen. Als een thuiszorginstelling iets doorgeeft aan een sociaal Wijkteam is niet duidelijk hoelang het gaat duren voordat er duidelijkheid komt. Als een aanbieder van mening is dat een cliënt urgent is, is de wethouder dan bereid te bevorderen dat een Wijkteam deze cliënt bovenaan de prioriteitenlijst plaatst? De heer HUIJDTS (D66): - Vindt alle vragen erg vroeg. Het nieuwe beleid is pas een week in uitvoering. Heeft de verzekering van de wethouder gekregen dat er met regelmaat rapportages komen. Is zeer verbaasd over deze interpellatie. De heer VAN WEGEN (BPA): - De vragen worden niet te vroeg gesteld. Ondersteunt het betoog van de heer Meijer. - Ziet ongelijkheid in Wijkteams in werkwijze en notatie. Ziet dat mensen niet met hun klachten ergens terechtkunnen. Nationaal wordt alles gelokaliseerd. Stelt voor op het stadhuis een lokale Ombudsman te zetten, zodat mensen bij een loket te woord kunnen gestaan. Komt er iemand op het stadhuis die mensen te woord staat? Mevrouw IMMING (wethouder): - 2015 is het jaar van de werkelijkheid. Het gaat hier over raad en college, professionals en inwoners, wethouders en ambtenaren. Allen voelen de enorme verantwoordelijkheid voor deze grote verandering. Neemt haar werk als wethouder ontzettend serieus. Wil aanspreekbaar en benaderbaar zijn voor coalitie en oppositie, maar vooral voor de inwoners. Neemt de zorgen serieus op, pakt haar verantwoordelijkheid als bestuurder en probeert in samenspraak met de raad datgene te doen wat nodig is. Is blij dat signalen, misstanden en zorgen worden waargenomen. Gaat met alle signalen en zorgen aan de slag. Deze signalen helpen om de nieuwe verantwoordelijkheid en de nieuwe werkwijze goed in te regelen. Mag worden gezien als meldpunt. Velen maken daarvan gebruik op een goede en constructieve manier. Haar mailbox leent zich voor de casuïstiek en de individuele gevallen die aandacht behoeven. Ontvangt via haar telefoon signalen die raadsleden, als volksvertegenwoordiging, uit de stad ophalen. Is in haar kantoor in de gelegenheid, met respect voor de privacy van individuele cliënten, te kijken wat er nodig is. Heeft mensen een steuntje in de rug kunnen geven waar het echt nodig was. Heeft meer duidelijkheid kunnen geven of wellicht een oplossing kunnen aanreiken, zodat mensen niet tussen wal en schip raken, maar met aandacht weer op de kant. - Gaat het openbare debat niet uit de weg. Kan worden aangesproken als de uitvoering van het beleid niet conform de afspraak is of als het om de door de raad vastgestelde kaders gaat. Dit kan met schriftelijke vra4
-
-
-
gen, in de Rondes, in het afgesproken Rondetafelgesprek of in een interpellatie. Had de antwoorden graag gegeven in een setting waarin de raad zijn rol kan pakken en zij zou kunnen melden wat de huidige stand van zaken is. Vraagt de raad na te denken over de manier waarop zorgen en signalen worden meegegeven en de manier waarop het debat zou moeten worden gevoerd, passend bij het probleem en de oplossing. Vindt het belangrijk dat wat wordt uitgewisseld, daadwerkelijk iets kan doen om de ingewikkelde verandering zo in te regelen dat deze wordt zoals dat is afgesproken. Benadrukt dat iedere cliënt die huishoudelijke hulp heeft, deze behoudt. Er is geen sprake van afbraak of wegnemen van zorg. Met alle aanbieders is afgesproken dat de zorg wordt geleverd zolang er geen ondersteuningsplan is opgesteld. Onderschrijft wat de staatssecretaris daarover heeft gecommuniceerd. Een zorgvuldig gesprek met cliënten over wat nodig is, is absoluut onderdeel van de afspraken die met de aanbieders zijn gemaakt. Gaat over tot de beantwoording van de vragen. 1. In november 2014 is uitgebreid gesproken met alle aanbieders. Daarbij is besproken wat moet worden gedaan voor het vaststellen van 2600 ondersteuningsplannen. Dat is een enorme opgave die past bij de totale opgave. De contracten zijn op 1 december 2014 ter ondertekening aangeboden aan de aanbieders na individuele contractgesprekken en nadat de afspraken over de zogenaamde respijtregeling zijn gecommuniceerd met die zorgaanbieders. Afgesproken is dat de ondersteuningsplannen tot 30 januari 2015 met cliënten kunnen worden opgesteld. Heeft inmiddels signalen dat dit een onmogelijke opgave is. Heeft de zorgaanbieders aangeboden ook periode 2 te mogen gebruiken om alle ondersteuningsplannen te kunnen opstellen. 2. In november 2014 zijn de gesprekken gevoerd en is besproken of dit haalbaar zou zijn. De zorgaanbieders zijn daarover op 26 november 2014 geïnformeerd. Al hun vragen daarover zijn beantwoord. De respijtregeling was een onderdeel daarvan, in ieder geval voor periode 1. Verwacht dat alle aanbieders met periode 2 erbij, in staat zijn de ondersteuningsplannen te kunnen leveren. Als een zorgaanbieder aangeeft dat dit problemen oplevert, wordt besproken wat er nodig is om te zorgen dat het lukt. 3. Heeft in de individuele gesprekken met alle aanbieders gesproken over hoe de werkwijze eruit moet zien. Deze is later schriftelijk aan alle aanbieders bevestigd. Bij het versturen van de besluiten op 11 december 2014 is dit opnieuw gemeld aan de zorgaanbieders. Alle aanbieders blijven hetzelfde aantal geleverde uren doorleveren in 2015 zolang er geen ondersteuningsplan is. 4. Het model van het ondersteuningsplan is toegevoegd aan het raamcontract. Een aantal aspecten moet altijd terugkomen: de persoonlijke gegevens, de beschrijving van de situatie en het probleem, kaders op basis van toeleiding door het Wijkteam, het afgesproken resultaat, de ondersteuningsafspraken en de datum voor evaluatie en actualisatie van het ondersteuningsplan. 5. De signalen die worden ontvangen zijn leidend. Heeft een overleg gepland met alle zorgaanbieders. In de monitoring van de cliënttevredenheid moet worden gekeken hoe de ondersteuningsplannen zijn opgesteld. 6. In de raamovereenkomst zijn sancties opgenomen als blijkt dat een zorgaanbieder de afspraken niet nakomt rond het opstellen van de ondersteuningsplannen. Dat start met een eenmalige aan5
maning en het opschorten in het toewijzen van nieuwe cliënten. Vervolgens kan een boete van € 10.000,00 worden opgelegd wegens het niet, niet tijdig of niet volledig nakomen van de verplichting. In het ergste geval wordt overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst. 7. Het is bekend dat zorgaanbieders ondersteuningsplannen gebruiken met andere accenten. Alle genoemde elementen moeten worden opgenomen. Als eventuele accenten van belang zijn voor de betreffende organisatie, is dat akkoord. 8. Heeft de kaders voor huishoudelijke hulp 1 en 2 duidelijk vastgelegd in het contract. Is niet bevreesd dat per zorgaanbieder uiteenlopende soorten hulp wordt aangeboden. 9. Wil meer informatie over dit specifieke geval. Herkent niet wat is opgeschreven. Neemt er graag kennis van als dit is gebeurd. Dit is niet de manier waarop het is afgesproken. Gaat het om één cliënt of een hele groep? 10. Gaat cliënten niet compenseren voor de tijd die wordt gebruikt voor het ondersteuningsplan. 11. Cliënten kunnen bezwaar maken tegen het besluit waarin hen al dan niet huishoudelijke hulp is toegekend. Deze bezwaarschriften worden afgewikkeld conform de wet- en regelgeving zoals deze zijn opgenomen in de WMO 2015, de verordening en de nadere regels. Overeenkomstig het besluit wordt niet het aantal uren huishoudelijke hulp opgenomen waarop iemand recht heeft. De wijze van ondersteuning en het aantal uren huishoudelijke hulp worden door de zorgaanbieder in overleg met de cliënt afgesproken. Dit wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan. Als cliënt en zorgaanbieder het niet eens zijn over de inhoud van het ondersteuningsplan moeten zij het plan samen evalueren en samen kijken naar een oplossing. Als een cliënt ontevreden blijft over het ondersteuningsplan, kan het Wijkteam worden ingeschakeld. Als dit niet tot een oplossing leidt, kan de cliënt een klacht indienen bij de zorgaanbieder. Ten slotte is er nog een mogelijkheid de klacht in te dienen over de dienstverlening conform de gemeentelijke Klachtenprocedure. Er is voldoende ingeregeld om te zorgen dat mensen alle soorten van klachten en bezwaren op verschillende plekken kunnen neerleggen. 12. Heeft die bezwaarschriften niet ontvangen. - Ten aanzien van de Wijkteams is toegezegd dat er op 1 januari 2015 een stadsbrede dekking is. Iedere inwoner van Amersfoort kan bij een Wijkteam terecht. Bijvoorbeeld Hoogland en Kattenbroek hebben één Wijkteam. - De opmerking over de meldpunten is ingewikkeld. Hoopt dat zij hierin meer inzicht heeft gegeven in haar inleidende woorden. De klachten moeten worden neergelegd op de plek waar er iets mee kan worden gedaan. - Vindt het lastig een specifieke vraag uit het betoog van de heer Mulder te destilleren. De heer MULDER (OPA): - Instellingen moeten ingrijpend ingrijpen en hebben geen vertrouwen dat interventie van het Wijkteam snel genoeg gebeurt. Als een instelling iets zo urgent vindt dat het meteen moet gebeuren, kan het Wijkteam dat dan doen? Mevrouw IMMING (wethouder): - De thuiszorgmedewerker legt een melding neer bij het Wijkteam. Het 6
is op dit moment heel druk bij de verschillende Wijkteams. Als er urgente gevallen zijn die onmiddellijk aandacht behoeven, moet daarop worden geacteerd. Dat hoeft niet per se bij het Wijkteam te zijn. Er kan ook naar andere oplossingen worden gekeken om te zorgen dat het lukt. Vindt het moeilijk om te reageren op een casuïstiek die niet volledig wordt uitgelegd. De heer MEIJER (SP): - De wethouder geeft een zekere persoonlijke draai aan het verhaal. Zij doet "verschrikkelijk haar best en zit er bovenop". - Deze dingen zijn uitsluitend inhoudelijk. Het gaat om mensen. Wil antwoorden hebben waar die mensen enig perspectief aan overhouden. - De zaken gaan niet zoals ze waren voorgesteld. Mensen worden benadeeld als wij wachten. Dat betekent dat er allemaal voldongen feiten optreden. Een grote groep mensen krijgt een soort indicatie die niet met hun instemming en zeker niet in samenspraak met hen tot stand is gekomen. Kan dat niet aanvaarden. Dat moet aan de orde worden gesteld, zodra dit wordt geconstateerd. Er moet corrigerend worden opgetreden. Zowel thuiszorgmedewerkers als cliënten geven aan dat dit een gangbare praktijk is. De wethouder brengt daarin geen wezenlijke veranderingen aan. Dit is het moment om daaraan wel iets te veranderen. - De termijn is opgerekt. Die verbetering moet niet alleen leiden tot een administratieve afhandeling, maar ook tot iets wat voldoende inhoudelijk verantwoord is. Niet zozeer periode 2 is maatgevend, maar de kwaliteit van de ondersteuningsplannen. Duidelijk moet zijn dat dit in samenspraak met de cliënt is gebeurd. In het kaderdocument is vastgesteld dat "we niemand laten vallen". Vraagt die garantie in motie 2015006M: "Huishoudelijke hulp". Het gaat om de kwaliteit. Gecontroleerd moet worden wat tot dusver is gebeurd. Waar het niet goed is gegaan, moet worden ingegrepen. Mevrouw IMMING (wethouder): - Motie 2015-006M: "Huishoudelijke hulp": Doet wat moet worden gedaan. Is heel erg bezig met aanbieders te kijken hoe het kan worden gedaan op een kwalitatief hoogwaardige manier die past bij de ambities. Wil niet nu al alles controleren en dichtmetselen. De VOORZITTER: - Gaat over tot de stemming. Motie 2015-006M, ingediend door SP: Huishoudelijke hulp Mevrouw KENNEDY-DOORNBOS (ChristenUnie): - ChristenUnie krijgt ook meldingen. De landelijke Tweede Kamerfractie heeft ook een meldpunt. Heeft geen verontrustende signalen. Neemt het gelijk op met de wethouder als iets moet worden veranderd. Heeft vertrouwen dat het goed gaat. Stemt tegen de motie. De heer VAN WEGEN (BPA): - Heeft vertrouwen dat het in de toekomst goed gaat. Stemt voor de motie. De heer VAN KONINGSVELD (CDA): - Heeft geen ernstige signalen. Volgens de heer Meijer zijn deze er wel. De wethouder geeft aan hiervan geen kennis te hebben. Kiest voor zekerheid. Stemt voor de motie. Wil het niet dichtmetselen. 7
De heer PRINS (GroenLinks): - Vindt het antwoord van de wethouder afdoende. Stemt tegen de motie. De heer MULDER (OPA): - Is tevreden met het antwoord van de wethouder. De motie doet niet meer dan het college oproepen tot iets, waarvan de wethouder zegt dat ze dat wil doen. Stemt voor de motie. De heer DE LA COMBÉ (PvdA): - Stemt tegen de motie. De feiten en omstandigheden waarover de heer Meijer spreekt zijn niet bekend. De raad heeft nadrukkelijk uitgesproken niet te reageren op wilde gebaren en roddel en achterklap. Voor de motie stemmen de leden van de fracties van SP, CDA, OPA en BPA. Tegen de motie stemmen de leden van de fracties van D66, VVD, ChristenUnie, PvdA, GroenLinks en Amersfoort2014. Motie 2015-006M wordt verworpen met 10 stemmen voor en 26 stemmen tegen.
8
Besluitenlijst De Ronde datum:
16 juni 2015
van
vergaderruimte:
Molendijkzaal (0.01)
aantal bezoekers:
Onderwerp
Van Soort bijeenkomst Van de raadsleden werd gevraagd
Voorzitter Secretaris Fractiewoordvoerders
Inspreker(s)/ genodigden
Samenvatting en afspraken
19.00 tot
20.00 uur 25
SP en CDA: Zorgvuldige toekenning Huishoudelijke Hulp Reg.nr. 5003765 aan bestaande cliënten Fractie SP en CDA Rondetafelgesprek - Met elkaar, de genodigden en de wethouder in gesprek te gaan. - Zich een beeld te vormen over de zorgvuldigheid waarmee Huishoudelijke Hulp aan bestaande cliënten is toegekend. Collegelid Huijdts Imming Ambtenaren Bongers Zuiderwijk Ballast-Tatarian (VVD), Bijlholt (D66), De la Combé (PvdA), Kennedy-Doornbos (CU), Van Koningsveld (CDA), Prins (GL), Stoelinga (Amersfoort2014), VijzelmanWaarheid (OPA), Van Wegen (BPA) - mevrouw Lambooy - mevrouw Wierenga - mevrouw Versloot - de heer Van den Broek - mevrouw Hofman - mevrouw Hodde - mevrouw Bosscher (teamleider wijkteam) - mevoruw Van Loenen (consulent wijkteam) - de heer Hooijer, Seniorenraad De ontvangers van huishoudelijke hulp hebben hun verhaal verteld en daarbij o.a. aandacht gevraagd voor procedure rond opstellen/bespreken/ondertekenen ondersteuningsplan door thuiszorgaanbieders en (keukentafel)gesprekken van wijkteams. Daarna hebben de raadsleden met hen gesproken en heeft de wethouder in algemene zin het beleid en de uitvoering daarvan door de zorgaanbieders en de wijkteams toegelicht. Ook is zij ingegaan op aantallen en inhoud van de ontvangen klachten en bezwaarschriften. Het opstellen en bespreken met de cliënt, en vervolgens laten ondertekenen van een ondersteuningsplan is de verantwoordelijkheid van de thuiszorgorganisatie. Bij de wethouder/ambtenaren bekende klachten worden met de thuiszorgaanbieder opgenomen. Bij de afhandeling van formele bezwaarschriften door Juridische Zaken is er geen wederhoor bij de zorgaanbieder.
Toezeggingen Advies aan het presidium
Vervolgstap initiatiefnemers om met ander fracties te bekijken of beleid en regels moeten worden aangepast.
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Programma Soort bijeenkomst Reden van aanbieding
Inhoud
4997466 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019 Reg.nr. 16 juni 2015 College van B&W Ambtelijk contact Houwing Bos (033-469 5389) 5. Onderwijs Informatie Deze week is het college bekend geworden dat in de meicirculaire, tegen verwachtingen in, geen duidelijkheid is gegeven over het Onderwijsachterstandenbeleid vanaf 2016, inclusief bijbehorende middelen. Besluitvorming over het Uitvoeringsprogramma Jeugd 20162019 kan pas plaatsvinden als we duidelijkheid van het Rijk hebben over het Onderwijsachterstandenbeleid. De geplande Ronde van 16 juni ter voorbereiding op het besluit wordt daarom gewijzigd in een rondetafelgesprek met partners uit het veld over de inhoud van het Uitvoeringsprogramma. Afgelopen jaren is gewerkt aan het programma Operatie Amersfoort Jong II 2012-2015. Dit programma voor het jeugd- en onderwijsbeleid van de gemeente Amersfoort loopt tot en met 2015. Het programma, waar ook de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) onderdeel uitmaakt, is vooral gericht op de overgangen voor kinderen en jongeren: van de opvang naar school, van het basisonderwijs naar het voorgezet onderwijs, van school naar werk etc. In de loop van de uitvoering van het programma zijn de lijnen Jeugd en Onderwijs steeds meer naar elkaar toegegroeid. De wettelijke en maatschappelijke veranderingen hebben er daarnaast toe geleid dat veel projecten vanuit Jeugd en Onderwijs een plek hebben gekregen in het beleidskader Sociaal Domein.
Van de raadsleden wordt gevraagd
Vervolg
Het Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016 -2019 gaat zowel over het jeugdbeleid als over het onderwijsbeleid. Door deze integrale benadering sturen we op nog meer samenhang en samenwerking tussen school, wijk en ouders. De partijen uit de stad die betrokken zijn bij onze jeugd, zoals kinderopvang, onderwijs, welzijn, cultuur en sport presenteren de kaders van het concept Uitvoeringsprogramma jeugd, zoals dat gezamenlijk is opgesteld. Aan de hand van aansprekende voorbeelden gaan zij het gesprek aan met de woordvoerders. In gesprek te gaan met de partners uit de stad die betrokken zijn bij onze jeugd. De partners zullen daartoe een aftrap doen in de vorm van een presentatie. Na bekendmaking vanuit het Rijk over het Onderwijsachterstandenbeleid wordt de kaderbegroting samen met de inhoudelijke uitgangspunten ter besluitvorming aan de Raad voorgelegd.
Advies presidium Bijbehorende documenten Achtergronddocumenten
Concept Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016 - 2019 Raadsinformatiebrief 2015-052 Collegebericht 2015-068
#4997466 v1 - AGENDAPUNT DR 16-6-2015 UITVOERINGSPROGRAMMA JEUGD
Allemaal opvoeders; een solide basis voor jeugd in Amersfoort
Gemeente Amersfoort Afdeling SamenLeven 27-05-2015
Dit Uitvoeringsprogramma is tot stand gekomen in samenwerking met de partners uit het werkveld en gebaseerd op de principes van het positief jeugdbeleid en the civil society. Het bevat maatschappelijke doelen en een begroting op hoofdlijnen. Het tweede half jaar van 2015 wordt het programma geconcretiseerd.
INHOUDSOPGAVE UITVOERINGSPROGRAMMA JEUGD 2016-2019
3
AANLEIDING EN DOEL
3
DE JEUGD EN HAAR OMGEVING
4
JEUGD IN HET SOCIAAL DOMEIN
5
VERTREKPUNTEN
5
MAATSCHAPPELIJKE DOELEN
6
veiligheid bieden door verantwoordelijkheid te geven en te nemen & waardering en betrokkenheid te stimuleren
7
1.
8
Ruimte bieden voor ontmoeten en ontspannen & voor uitproberen en ontdekken
PROCES
8
ORGANISATIE EN PROGRAMMASTRUCTUUR
9
BEGROTING
9
COMMUNICATIE
9
DOELENMATRIX UITVOERINGSPROGRAMMA JEUGD 2016-2019
10
BIJLAGE PROCESPLAN
13
BIJLAGE CIVIL SOCIETY
15
2
UITVOERINGSPROGRAMMA JEUGD 2016 -2019 AANLEIDING EN DOEL Afgelopen jaren hebben wij gezamenlijk hard gewerkt aan het programma Operatie Amersfoort Jong II 20122015. Dit programma voor het jeugd- en onderwijsbeleid van de gemeente Amersfoort loopt tot en met 2015. Het programma, waar ook de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) een onderdeel van was, was vooral gericht op de overgangen voor kinderen en jongeren: van de opvang naar school, van het basisonderwijs naar het voorgezet onderwijs, van school naar werk… Daarin hebben we veel mooie resultaten bereikt en veel van de ambities hebben we kunnen omzetten naar werkelijkheid en vastgelegd in ons reguliere beleid. Er is een stevige basis gelegd in onze stad voor jongeren op die overgangen. Gedurende het programma zijn de lijnen Jeugd en Onderwijs steeds meer naar elkaar toegegroeid. De wettelijke en maatschappelijke veranderingen hebben er daarnaast toe geleid dat veel projecten vanuit Jeugd en Onderwijs een plek hebben gekregen in de beleidskaders voor Jeugdzorg en Passend Onderwijs. Het Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016 – 2019 gaat zowel over het jeugdbeleid als over het onderwijsbeleid. Door deze integrale benadering sturen we op nog meer samenhang en samenwerking tussen school, wijk en ouders. De komende jaren werken we in Amersfoort verder aan een positief opvoed- en opgroeiklimaat gebaseerd op de uitgangspunten van de civil society (zie
3
BIJLAGE CIVIL SOCIETY). Dat doen we door gebruik te maken van het sociaal kapitaal (de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn) om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven in de stad. Door te investeren in de kwaliteit van sociale relaties en door vorm en inhoud te geven aan onderlinge vertrouwdheid en vertrouwen. Door het inbedden van formele en informele netwerken en door de bereidheid van inwoners om zich voor elkaar en de gemeenschap in te zetten te vergroten. Het uitgangspunt daarbij is het hanteren van gedeelde normen. Dit alles door zo min mogelijk regels te formuleren en te investeren in het leggen van verbindingen en faciliteren en ondersteunen van initiatieven uit het werkveld. We leggen verbindingen en stimuleren daarmee de verbondenheid en het streven naar een gezamenlijke, sluitende pedagogische aanpak. Om dit goed te kunnen doen is het nodig dat we onze doelgroep kennen en er ook voor zorgen dat de doelgroep ons kent. Onder ‘ons’ verstaan we in deze context het werkveld rond jeugd inclusief de gemeente Amersfoort. Ons streven is om gefaseerd toe te groeien naar de meest wenselijke en ideale situatie voor jeugd en opvoeders in Amersfoort: een stad waar het goed opgroeien is en er doorlopend kansen en perspectieven geboden worden. Daarom werken wij gezamenlijk aan de ontwikkeling en ontplooiing van jongeren tot betrokken en competente inwoners. Dat betekent dit dat jongeren vaardigheden ontwikkelen die nodig zijn in e de 21 eeuw. Deze vaardigheden zijn zowel gericht op persoonsvorming, op maatschappelijke toerusting als op kennis die noodzakelijk is voor leren, ontwikkelen en werken. Hierbij stellen we het toerusten van ouders en professionals centraal en streven we naar handelingsbekwaamheid in het hele werkveld, ook thuis. Onze samenwerkingspartners in het werkveld hebben een belangrijke rol in het programma. Met samenwerkingspartners bedoelen we de partners die met name een rol hebben in die sociale basisinfrastructuur: het onderwijs, het welzijnswerk, organisaties met een overkoepelende rol op het terrein 1 van sport, cultuur, gezondheid, veiligheid en kinderopvang . Deze partners zijn ook de afgelopen jaren betrokken geweest bij het programma rond jeugd, met name vanuit de agendacommissie voor de LEA. De samenwerkingspartners hebben een rol bij zowel het opstellen van het programma als bij het realiseren van de maatschappelijke doelen. De gemeente heeft met name een faciliterende en ondersteunende en waar nodig een regisserende rol. Wij zien de jeugd van Amersfoort als een gezamenlijke en gedeelde verantwoordelijkheid van gemeente en partners, formeel én informeel.
DE JEUGD EN HAAR OMGEVING Met het Uitvoeringsprogramma willen we de hele groep kinderen, jongeren en hun opvoeders bereiken. Onder de jeugd verstaan wij alle kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar. We hebben het daarbij dus over de gehele doelgroep en niet alleen de groep met een specifieke behoefte aan ondersteuning of zorg. In Amersfoort hebben we het dan over ongeveer 47.000 jeugdigen (cijfers 2013). Dit is circa 30% van het totale aantal inwoners. De gemeentelijke zorg voor de jeugd houdt niet op bij 23 jaar. Vanuit de Participatiewet hebben wij een taak tot 27 jaar. Op onderdelen stellen we de leeftijdsgrens van 23 dus minder hard. Het beleidskader voor het sociaal domein is gebaseerd op het model van een piramide waarbij zelfredzaamheid en ondersteuning uit de omgeving als basis gezien worden. Hierop zal een steeds groter beroep gedaan worden. Dat geldt ook voor de jeugd, hun opvoeders en hun sociale omgeving waarbij we ook zorgen voor een goed vangnet waar dat nodig is. Het Uitvoeringsprogramma Jeugd richt zich dus ook op de groep die in bepaalde periodes of onder bepaalde omstandigheden wat begeleiding of ondersteuning nodig heeft. Het gaat daarbij om ondersteuning vanuit het eigen netwerk of de sociale basisinfrastructuur.
1
Betrokken partners zijn o.a. Bibliotheken Eemland, GGD Midden Nederland, Hogeschool Utrecht, Hoornbeeck college, Kinderopvang organisaties , Kwintes, MBO Amersfoort, Politie Midden Nederland, Primair onderwijs, ROC Midden Nederland, Scholen in de Kunst, SOVEE, SRO, Stichting ABC, Versa, Victas, Voortgezet onderwijs, Welzin, Wijkteams, … 4
De hele doelgroep maakt gebruik van de basisvoorzieningen in Amersfoort. Onder basisvoorzieningen verstaan we georganiseerde en ongeorganiseerde activiteiten op het gebied van onderwijs, opvang, sport, cultuur, speelruimte, welzijn… In het onderstaande schema, afkomstig uit het meerjarig beleidskader sociaal domein Amersfoort, is te zien om welke vorm van ondersteuning het hierbij gaat.
In de komende jaren versterken we de sociale basisinfrastructuur, die bestaat uit de formele en informele netwerken en collectief toegankelijke voorzieningen. We richten ons op het versterken van de drie functies van de sociale basisinfrastructuur voor jeugdigen en opvoeders: informatie & advies, ontmoeting, (lichte) ondersteuning en toerusting. Daarmee zorgen we voor een solide basis, ook voor de Amersfoortse jeugd.
5
JEUGD IN HET SOCIAAL DOMEIN Het Uitvoeringsprogramma gaat niet over de jeugdzorg, hieraan wordt uitgebreid aandacht besteed in het beleidskader sociaal domein. Daarin staat onder andere beschreven op welke wijze we zorgen we de transitie en de transformatie van de jeugdzorg willen vormgeven. Het is van belang dat we aansluiten op de jeugdzorg en in de uitwerking van het Uitvoeringsprogramma Jeugd via de sociale basis infrastructuur realiseren. We sluiten aan als het gaat om het goed regelen van het collectieve en algemeen toegankelijke aanbod in de sociale basisinfrastructuur. Op deze wijze streven we naar het bieden van de mogelijkheid op een doorlopende ontwikkeling van jeugd in de stad, waarbij extra ondersteuning geboden kan worden op het moment dat dit nodig is en de sociale basisinfrastructuur voldoende biedt om gezond, veilig en kansrijk op te groeien en op te voeden.
VERTREKPUNTEN In het Uitvoeringsprogramma Jeugd hanteren we een aantal vertrekpunten die passen binnen de huidige ontwikkelingen in het sociaal domein. We werken ons Uitvoeringsprogramma uit op basis van de principes van positief jeugdbeleid: we benadrukken en stimuleren de ‘normale opvoeding’ van kinderen en jongeren. Dat houdt in dat we ervan uitgaan dat elk kind talenten heeft en we willen bijdragen aan het ontwikkelen en benutten van deze talenten. Ook in het belang van de samenleving. Daarom besteden we aandacht aan de pedagogische kwaliteit van de leefomgeving van kinderen. Wij zijn van mening dat daar niet alleen ouders en opvoeders binnen het gezin bij betrokken moeten zijn, maar alle mede-opvoeders, in het bijzonder professionals en vrijwilligers in algemene jeugdvoorzieningen. Bijvoorbeeld op school, in de kinderopvang, in de buitenschoolse opvang, in het jongerenwerk en bij sport-en cultuurverenigingen. In de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren heeft iedere opvoeder zijn aandeel, waarbij een goed samenspel tussen alle opvoeders vereist is.
Wij besteden aandacht aan gezondheid, sport en cultuur, waarbij het gemeentelijke beleid voor deze domeinen het uitgangspunt vormt en de pedagogische aanpak een aandachtspunt is.
Daar waar ouders zelf om ondersteuning vragen vinden we het van belang deze gezamenlijk, vraaggericht en laagdrempelig te organiseren. We gaan er vanuit dat ouders en opvoeders prima in staat en toegerust zijn om vorm en inhoud te geven aan de opvoeding. We weten ook dat zij in bepaalde gevallen behoefte hebben aan ondersteuning en begeleiding. Naar onze mening zijn professionals er om die ondersteuning te bieden, niet om de opvoeding over te nemen. Professionele ondersteuning is gericht op het versterken van de weerbaarheid en in de eigen kracht zetten van jeugd, ouders en opvoeders. Dit vraagt om een helder taakbesef en brede pedagogische kennis bij professionals waarbij steeds centraal staat ‘doen wat nodig is’.
We sluiten aan bij programma’s rond sociale veiligheid, gezondheidszorg en Passend Onderwijs.
Samenwerking tussen organisaties en tussen professionals is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Daardoor kan kennis gedeeld worden en kunnen we daadwerkelijk vorm en inhoud geven aan de stedelijke pedagogische civil society. De transformatie van professionals, het vermogen om formeel en informeel samen te werken, is een belangrijk aandachtspunt de komende jaren. Met het nieuwe Uitvoeringsprogramma Jeugd willen we vanaf 2016 verder investeren in de pedagogische basisinfrastructuur van onze stad. Daarmee willen we vooral inzetten op preventie; als de pedagogische basisstructuur goed staat dan betekent dit dat jeugd en hun opvoeders zich meestal prima zelfstandig kunnen redden. In het beleidskader sociaal domein is opgenomen dat in deze structuur de functies informatie en advies (persoonlijk en digitaal) een plek krijgen naast ontmoeting, lichte ondersteuning en toerusting. Dat laatste verdient wat extra uitleg: het gaat daarbij om het verschaffen van middelen om zelfredzaam te blijven of te worden.
6
We versterken bestaande goede initiatieven en breiden deze uit als dat wenselijk is. Ook investeren we in nieuwe initiatieven die bijdragen aan het steviger neerzetten van deze basisstructuur voor jeugd en opvoeders. De behoefte van jeugd en hun opvoeders in delen van de stad, wijken of gebieden, zijn leidend bij de wijze waarop we vorm en inhoud geven aan deze ambitie.
We investeren in organisaties en initiatieven die betrokken zijn bij jeugd en opvoeders door bij te dragen aan de eigen kracht en het versterken van de basisvoorzieningen.
We vinden het belangrijk om kinderen, jongeren en hun opvoeders te betrekken bij het programma, door gebruik te maken van informatie die al is verzameld de afgelopen periode door allerlei onderzoeken en enquêtes onder jongeren en opvoeders. Maar ook door het programma aan de doelgroep zelf voor te leggen en feedback op de plannen te vragen. Daarvoor maken we gebruik van de instrumenten die de gemeente beschikbaar heeft zoals de jongerenstadspeiling en het jongerenpanel maar ook van doelgerichte bijeenkomsten rond dit thema. Ook meer innovatieve middelen kunnen worden ingezet, zoals ConsultingKids en Academie van de Stad.
We bieden ruimte voor initiatieven van inwoners die bijdragen aan de eerder gestelde doelen; daarvoor ontwikkelen we een kader dat het mogelijk maakt om maatwerk in de wijken te realiseren als het gaat om de noodzakelijke en wenselijke sociale basisinfrastructuur.
Een van de aandachtspunten in het beleidskader sociaal domein is het toegankelijk maken van informatie voor inwoners van de gemeente. Als een inwoner een vraag heeft met betrekking tot zorg of ondersteuning, waar kan hij of zij dan terecht? Voor de zorg in algemene zin krijgt deze informatiefunctie een plek in de uitwerking van het beleidskader sociale basisinfrastructuur. In het Uitvoeringsprogramma jeugd besteden we in aansluiting hierop specifiek aandacht aan de wijze waarop we opvoeders, kinderen en jongeren voorzien van informatie. Bijvoorbeeld informatie over opvoedproblemen, over het zorgprofiel van scholen, over beschikbare en vrij toegankelijke ondersteuning voor kinderen die wat meer aandacht vragen.
MAATSCHAPPELIJKE DOELEN Op basis van bovenstaande uitgangspunten is samen met de partners een aantal maatschappelijk doelen geformuleerd die wij op termijn willen realiseren. De brede maatschappelijke doelstelling luidt: “We willen gefaseerd toegroeien naar de meest wenselijke en ideale situatie voor jeugd en opvoeders in Amersfoort: een stad waar het goed opgroeien is en er doorlopend kansen en perspectieven geboden worden. Daarom werken wij gezamenlijk aan de ontwikkeling en ontplooiing van jongeren tot betrokken en competente inwoners. Dat e betekent dit dat jongeren in 2019 vaardigheden hebben ontwikkeld die nodig zijn in de 21 eeuw. Deze vaardigheden zijn zowel gericht op persoonsvorming, op maatschappelijke toerusting als op kennis die noodzakelijk is voor leren en werken. Hierbij stellen we het toerusten van professionals centraal en streven we naar handelingsbekwaamheid in het hele werkveld, ook thuis.” Binnen deze brede maatschappelijke doelstelling brengen we focus aan door een aantal specifieke doelen te formuleren. Deze maatschappelijke doelen worden in de DOELENMATRIX UITVOERINGSPROGRAMMA JEUGD 2016-2019 achterin dit programma nader uitgewerkt. Gezamenlijk realiseren we een pedagogische omgeving door het vormen van netwerken waarbij de volgende basiswaarden centraal staan:
Veiligheid bieden door verantwoordelijkheid te geven & te nemen en waardering en betrokkenheid te stimuleren. Ruimte bieden voor ontmoeten & ontspannen en voor uitproberen & ontdekken.
7
VEILIGHEID BIEDEN DOOR VERANTWOORDELIJKHEID TE GEVEN EN TE NEMEN & WAARDERING EN BETROKKENHEID TE STIMULEREN Alle jeugd in Amersfoort heeft recht op een veilig thuis en een veilige omgeving. Werk maken van de doelstelling ‘veiligheid bieden door verantwoordelijkheid te geven & te nemen’ betekent dat in 2019 professionals, die werken met kinderen en jongeren in deze stad, handelen vanuit een gezamenlijke pedagogische visie, waarin ruimte is voor eigen invulling op basis van een eigen identiteit. Gezamenlijke uitgangspunten, zoals eerder uitgewerkt in de pedagogische aanpak Amersfoort, zijn:
opvoeden doe je samen; we gaan positief met elkaar om; conflicten los je samen op; iedereen heeft een stem; verschillen zijn leerzaam.
Werk maken van de doelstelling ‘veiligheid bieden door waardering en betrokkenheid te stimuleren’ betekent dat er sprake is van gelijkwaardigheid en educatief partnerschap. Dit houdt in dat er zowel thuis als op de kinderopvang, op school en buiten school zo goed mogelijke omstandigheden zijn gecreëerd voor een optimale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Dat betekent dat de wederzijdse waardering en betrokkenheid van ouders, school en wijk is vergroot. Dat blijkt bijvoorbeeld uit verbeterde, gelijkwaardige gespreksvoering met ouders en verbeterde informatievoorziening aan ouders. Het ontwikkelingsondersteunend gedrag van ouders is toegenomen. Het is duidelijk wat ouders thuis kunnen doen om het ontwikkelingsproces van hun kinderen te ondersteunen. Zij hebben inzicht in hun rol in de ontwikkeling van hun kind, kunnen aangeven wat zij daar zelf in nodig hebben en al doen en kunnen andere ouders (en elkaar) hierin stimuleren en adviseren, onder andere door ontmoeting. Waar nodig worden ouders ondersteund, zodat zij een goede bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkelloopbaan van hun kind. We gaan uit van het principe dat verschillen leerzaam zijn. Dat houdt in dat we aandacht besteden aan diversiteit, tolerantie en verscheidenheid in het hele netwerk rond jeugd. We geven daar invulling aan door jongeren te leren omgaan met diversiteit, respect en polarisering. Alle kinderen en jongeren gaan naar school en leven in een buurt. De verbinding tussen school en buurt, schoolse en voor-, tussen – en naschoolse activiteiten, is vanzelfsprekend. We vinden het van belang om te investeren in verbindingen tussen jeugd, opvoeders, maatschappelijke initiatieven en ondersteunende organisaties. Voor buurtbewoners die willen bijdragen aan de maatschappelijke doelen is een kader ontwikkeld dat het mogelijk maakt om maatwerk in de wijken te realiseren als het gaat om de noodzakelijke en wenselijke sociale basisinfrastructuur. 8
Voorzieningen in de wijk zijn een netwerk, gericht op: ontmoeting, opvang, onderwijs, ontspanning en (laagdrempelige) opvoedingsondersteuning als dit gewenst is. Zo werken we allen mee aan een veilige omgeving die stimulerend is voor de ontwikkeling van kinderen en die bijdraagt aan het gevoel van ‘samen leven en ergens bijhoren’.
1. RUIMTE BIEDEN VOOR ONTMOETEN EN ONTSPANNEN & VOOR UITPROBEREN EN ONTDEKKEN Werk maken van de doelstelling ‘Ruimte bieden voor ontmoeten & ontspannen’ betekent dat er in 2019 vanuit kansen wordt gekeken naar een aantrekkelijk aanbod voor kinderen en jongeren, waarin talenten worden ontwikkeld, ruimte is voor diversiteit, leren en ontwikkelen, kennismaking met nieuwe dingen, andere generaties en slimme verbindingen in de buurt worden gelegd. Er is een sterk netwerk van vraag en aanbod waarbij professionals en vrijwilligers gebruik maken van elkaars faciliteiten en expertise. Men heeft ruimte om een goede match te maken tussen sociale vraag en aanbod; ieder vanuit zijn eigen expertise en met waardering voor elkaars professionaliteit. Activiteiten worden ontplooid in de driehoek buurt – school – thuis door samenwerking op basis van de uitgangspunten van de civil society. Het streven is naar fysieke werkplaatsen/oefenruimten/ experimenteerruimten waar de jeugd letterlijk kan uitproberen welke talenten, interesses en vaardigheden ze wil oefenen, uitproberen en ontwikkelen. Jongeren worden gestimuleerd gebruik te maken van alle kansen die geboden worden. Om zeker te weten dat het juiste geboden wordt, worden jongeren betrokken in het realiseren van een passend programma in de buurt. Werk maken van het realiseren van de doelstelling 'Ruimte bieden voor uitproberen en ontdekken' betekent dat in 2019 de betrokkenheid van ouders bij keuze- en schakelmomenten in de schoolloopbaan van kinderen is vergroot door actieve betrokkenheid bij beroepen- en loopbaanoriëntatie. Het betekent ook dat jongeren goed weten wat hun mogelijkheden zijn, ook wat betreft hun positie op de arbeidsmarkt. Binnen het onderwijs worden periodieke gesprekken gevoerd en voorlichting gegeven over toekomstperspectief, studiekeuze en toekomstwensen. Er is geïnvesteerd in talentontwikkeling voor jongeren door programma’s gericht op loopbaanoriëntatie en begeleiding waarbij structuur en inhoud aansluiten bij de ontwikkeling en motivatie van jongeren. Het bieden van extra onderwijstijd behoort tot de mogelijkheden, waardoor kinderen die in potentie een hoger niveau in zich hebben dit ook daadwerkelijk kunnen halen. Daarbij is warme overdracht en begeleiding op het voortgezet onderwijs een voorwaarde. Inzet van rolmodellen en coaching behoort tot het instrumentarium van scholen en loopbaanbegeleiders. Er wordt aandacht besteed aan de wijze waarop we opvoeders, kinderen en jongeren voorzien van informatie waar zij behoefte aan hebben. Bijvoorbeeld informatie over opvoedproblemen, over het zorgprofiel van scholen, over beschikbare en vrij toegankelijke ondersteuning voor kinderen die wat meer aandacht vragen. Maar ook informatie over scholen, leerplicht en buitenschools aanbod.
PROCES Ervaringen binnen Operatie Amersfoort Jong II en de transformatieperiode hebben ons geleerd dat te strak geformuleerde doelen op de lange termijn snel achterhaald raken. Daarom kiezen wij er voor om per jaar de te behalen resultaten per maatschappelijk doel zo concreet mogelijk te formuleren. Voor 2016 zal dat het tweede deel van 2015 gebeuren. Per maatschappelijk doel wordt benoemd welke betrokken partijen er zijn. Daarnaast wordt per maatschappelijk doel bij voorkeur één partij als eigenaar en aanjager van het proces benoemd. Deze partij krijgt de daarvoor noodzakelijke bevoegdheden en het mandaat van het werkveld. Wij vinden het belangrijk dat het eigenaarschap duidelijk belegd is om tot goede resultaten te komen.
9
Bij het monitoren en meten van de resultaten betrekken we niet alleen de uitvoerende partijen in de stad maar ook de jeugd en hun opvoeders. Dit doen we op een haalbare en werkbare manier waarbij we gebruik maken van de mogelijkheden van onze partners en van de monitoren die door organisaties gebruikt worden. Ook innovatieve methoden en inzet van studenten behoort tot de mogelijkheden. De manier waarop we dit doen wordt nader uitgewerkt.
ORGANISATIE EN PROGRAMMASTRUCTUUR Het projectleiderschap voor het Uitvoeringsprogramma jeugd is belegd bij een beleidsadviseur onderwijs. Ambtelijk opdrachtgever is de manager Samenleven. Bestuurlijk is de wethouder Onderwijs en Jeugd verantwoordelijk, samen met haar collega wethouder Jeugdzorg. In het voorbereidingsjaar 2015 fungeert de stuurgroep Samenhang Onderwijsprojecten als bestuurlijk klankbord. Op tactisch niveau is de Voorbereidingscommissie Uitvoeringsprogramma Jeugd verantwoordelijk voor het uitwerken van de uitgangspunten, gezamenlijk formuleren van de doelen en voorbereiding van besluiten. Na het voorbereidingsjaar wordt deze groep omgevormd naar een structureel tactisch overleg dat het proces zal blijven aanjagen en bijsturen. De verantwoordelijkheid voor de verschillende doelen en resultaten op operationeel niveau wordt vastgelegd in het jaarlijks vast te stellen uitwerking van het Uitvoeringsprogramma. In het jaarlijks bestuurlijk overleg Jeugd en Onderwijs wordt het definitieve programma per jaar besproken. Daarna volgt vaststelling door het college. De raad wordt naast de informatie opgenomen in de reguliere begrotings- en planning & controlcyclus, ten minste een keer per jaar geïnformeerd over de voortgang van de realisatie van de maatschappelijke doelen, zoals opgenomen in dit Uitvoeringsprogramma.
BEGROTING Bij het opstellen van het Uitvoeringsprogramma Jeugd is er voor gekozen om de inhoud centraal te stellen; we stellen eerst samen de inhoudelijke thema’s en maatschappelijke doelen vast. Daarna bekijken we welk budget er per doel nodig is. Het beschikbare budget, zoals opgenomen in de gemeentebegroting en de begrotingen van andere partijen is van invloed op de ambities die we kunnen realiseren de komende periode. Omdat er naar verwachting minder middelen beschikbaar zijn dan nodig/wenselijk zullen we op zoek moeten naar nieuwe verbindingen en een andere wijze van financieren van de te realiseren doelen. Hierbij wordt ook gedacht aan fondsen. De wettelijke taken op het terrein van onderwijsachterstanden, voortijdig schoolverlaten, voor- en vroegschoolse educatie blijven we uitvoeren binnen de inhoudelijke en financiële kaders van het rijk en maken onderdeel uit van dit meerjarige Uitvoeringsprogramma jeugd. Na bekendmaking vanuit het Rijk over het Onderwijsachterstandenbeleid wordt de kaderbegroting samen met de inhoudelijke uitgangspunten ter besluitvorming aan de Raad voorgelegd.
COMMUNICATIE In het derde kwartaal van 2015 wordt een communicatieplan opgesteld. In het communicatieplan besteden we met name aandacht aan de communicatie naar het brede werkveld en alle indirect betrokken partners. Ook de communicatie naar en met jeugd en hun opvoeders krijgt een plek in het plan. Zo wordt de jeugd betrokken bij het tot stand komen van het Uitvoeringsprogramma via het jongerenpanel, maar ook andere innovatieve manieren zijn denkbaar. De communicatie naar de direct betrokken partners verloopt zoveel mogelijk via de nieuwe structuur: de voorbereidingscommissie Uitvoeringsprogramma Jeugd en de Stuurgroep Uitvoeringsprogramma Jeugd.
10
DOELENMATRIX UITVOERINGSPROGRAMMA JEUGD 2016 -2019 In de onderstaande doelenmatrix is aangegeven welke maatschappelijk doelen wij nastreven. De voorwaarden die in de tweede kolom worden benoemd zijn uitgangspunten waaraan projecten en initiatieven gericht op het behalen van het maatschappelijk doel in ieder geval aan moeten voldoen. Het is een eerste aanzet tot een afwegingskader voor de beoordeling van projecten en initiatieven. De betrokken en verantwoordelijk partner wordt pas in het tweede half jaar benoemd, als duidelijk is welke accenten er binnen de maatschappelijke doelen worden gelegd. Tot slot is in de laatste kolommen gearceerd op welke leeftijdgroepen de maatschappelijke doelstelling vooral gericht is. Deze leeftijdgroepen zijn niet afgebakend, per project of initiatief wordt gekeken naar globale leeftijdsgroepen.
Veiligheid bieden door verantwoordelijkheid te geven en te nemen & waardering en betrokkenheid stimuleren Maatschappelijk doel
Voorwaarden
1. De jeugd ervaart sociale en fysieke veiligheid, verantwoordelijkheid en betrokkenheid.
Professionals zorgen voor participatie door en voor jeugd De verbinding tussen school en buurt, schoolse en voor-, tussen- en naschoolse activiteiten is vanzelfsprekend Het gevoel van (sociale) veiligheid staat centraal De vraag en het eigenaarschap ligt bij jongeren Er is sprake van differentiatie naar leeftijd, doelgroep, etc. De weerbaarheid van jongeren wordt vergroot School is een belangrijke vind- en werkplaats
2. Er zijn op basis van gezamenlijke pedagogische uitgangspunten uitdagingen gerealiseerd die de ontwikkeling van de jeugd stimuleert, zij krijgen ondersteuning als zij problemen ervaren en worden gecorrigeerd als dat nodig is
3. Ouders voelen zich gesteund in hun
Initiatieven zijn gericht op ouders bij wie betrokkenheid bij de leerloopbaan van hun
Ouders hebben een centrale rol Er is sprake van afstemming en (educatief) partnerschap Er is aandacht voor de vergroting van de wederzijdse waardering Professionals kennen elkaar en stemmen af De kennis en vaardigheden van ouders en wordt vergroot Functionarissen in de wijk zijn herkenbaar Er is sprake van een wijk/buurtgerichte aanpak De weerbaarheid van jongeren wordt vergroot School is een belangrijke vind- en werkplaats
0-4
4-12
12-18
18-23
ontwikkelingsondersteunend gedrag, zodat zij hun kind optimaal kunnen stimuleren en begeleiden in de leerloopbaan en daarbuiten 4. Acceptatie van, waardering en respect voor diversiteit en verscheidenheid
kinderen niet vanzelfsprekend is Het versterken van eigen kracht en autonomie van zowel ouders als de jeugd staat centraal; het gezin wordt versterkt Initiatieven zijn gericht op het voorkomen van sociaal isolement We hanteren een brede definitie: diversiteit en verscheidenheid naar sexualiteit, ras, kleur, religie, geestelijke en lichamelijke beperking, … Thema’s worden bepaald door jongeren zelf Ontmoeting van verschillende onderwijsvormen en alle betrokkenen staat centraal
Ruimte bieden voor ontmoeten en ontspannen & uitproberen en ontdekken Maatschappelijk doel
Randvoorwaarden
1. Er is ruimte voor ontmoeten, ontspannen en ontdekken en de jeugd bepaalt mede hoe deze ruimte wordt ingevuld
Professionals ondersteunen jongeren bij het concretiseren van hun behoeften met betrekking tot ruimte en activiteiten Er zijn fysieke werkplaatsen/oefenruimten/ experimenteerruimte voor de jeugd waarbij ruimte is voor veilig spelen en ontdekken. Er is aandacht voor betrokkenheid van ouders
2. De jeugd maakt gebruik van aanbod waarbij talenten ontwikkeld en/of ontdekt kan worden
Er is een kwalitatief hoogstaand aanbod met o.a. sport, dans, multi media, taal, creatieve vakken, straatcultuur uiting e.d. Er is afstemming en een lijn in het aanbod door samenwerking Talenten worden herkend en gestimuleerd Initiatieven dragen direct of indirect bij aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten Jongeren zijn betrokken bij het realiseren van een passend programma in de buurt
3. Arbeidsmarktoriëntatie gericht op maatwerk en competenties van jongeren zodat zij weten wat van hen verwacht wordt op de arbeidsmarkt en wat de arbeidsmarkt hen te bieden heeft
Jongeren weten goed wat hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt zijn, onder andere door de inzet van LOB. Ouders worden actief betrokken bij keuze- en schakelmomenten in de schoolloopbaan van hun kinderen Initiatieven sluiten aan op bestaande activiteiten vanuit aanpak jeugdwerkloosheid en
0-4
4-12
12-18
18-23
12
VSV Inzet van (gepensioneerde) vrijwilligers/coaches is een optie Er is een duidelijke link naar de arbeidsmarkt 4. De basisvaardigheden van de jeugd zijn toereikend om zich maatschappelijk te kunnen redden
Er is aandacht voor warme overdracht zodat de jeugd zich optimaal kan ontwikkelen in een ononderbroken lijn
13
BIJLAGE PROCESPLAN De voorbereidingsperiode voor het ontwikkelen en vaststellen van het Uitvoeringsprogramma is gestart in 2015. Wanneer de eerste versie van het Uitvoeringsprogramma besproken is met alle betrokken partijen wordt deze voor een akkoord voorgelegd aan de betrokken wethouders. De uitwerking krijgt vorm in kaders en een raambegroting voor het Uitvoeringsprogramma jeugd 2016-2019. Deze worden door college en raad eind juni vastgesteld. Vaststelling van de volledige uitwerking van het programma gebeurt in het laatste kwartaal van 2015. We hanteren de onderstaande planning. Periode
Inhoud
Betrokken
Discussienota bespreken, aanvullen & aanscherpen
Oktober 2014 tot en met januari 2015
Bespreken van de discussienota met werkveld, beleidsadviseurs intern, staf onderwijs, bestuurlijke partners
Gemeente Amersfoort Partners jeugd & onderwijs
Opstellen communicatieplan
1 kwartaal 2015
Het opstellen van een concept communicatieplan voor het gehele traject
Projectleider Communicatieadviseur
Themabijeenkomst met werkveld
16 februari 2015
Bespreken van de thema’s en de maatschappelijke doelen van het Uitvoeringsprogramma jeugd
Gemeente Amersfoort Partners jeugd & onderwijs
Uitwerken themabijeenkomst met voorbereidingscommissie
2 & 3 maart 2015
De globale uitwerking wordt vertaald naar concrete doelen.
Gemeente Amersfoort Partners jeugd & onderwijs
maart 2015
Het concept programma wordt eerst met de voorbereidingscommissie Uitvoeringsprogramma Jeugd.
Gemeente Amersfoort Partners jeugd & onderwijs
e
Uitwerken van de opbrengst van alle bijeenkomsten in een concept Uitvoeringsprogramma (kaders en begroting)
Gemeente Amersfoort
e
Opmerkingen wethouder worden meegenomen in te bespreken versie met werkveld
Gemeente Amersfoort
e
Stuurgroep wordt e ingesteld en 1 versie Uitvoeringsprogramma wordt besproken
Stuurgroep Uitvoeringsprogramma Jeugd
e
Bespreken met
Gemeente Amersfoort
e
1 concept Uitvoeringsprogramma bespreken met alle betrokken organisaties
e
e
1 week maart 2015
1 versie Uitvoeringsprogramma bespreken met wethouder
e
2 week maart 2015
e
3 week maart 2015
e
1 helft april 2015
Opstellen 1 concept Uitvoeringsprogramma jeugd 2016 e.v.
1 versie Uitvoeringsprogramma bespreken met Stuurgroep 2 concept
Uitvoeringsprogramma bespreken met wethouders 2 concept Uitvoeringsprogramma opstellen e
wethouders (onderwijs, sport, cultuur en jeugd Bijstellen op basis van feedback e
1 week april 2015
e
e
2 concept Uitvoeringsprogramma bespreken met alle betrokken organisaties
1 en 3 week april 2015
Kaders uitvoeringsprogramma jeugd 2016-2019 bespreken
e
Uitwerken van 1 concept naar concrete doelen met taken en rollen.
voorbereidingscommissie Uitvoeringsprogramma Jeugd
Verwerken input stuurgroep & werkveld Afstemmen met voorbereidingscommissie Uitvoeringsprogramma jeugd
Gemeente Amersfoort Partners jeugd & onderwijs
4 week mei 2015
Bespreken met betrokken wethouders
Gemeente Amersfoort
Delen laatste concept Uitvoeringsprogramma jeugd: kaders
Juni 2015
Digitale raadpleging voor alle betrokken partners.
Gemeente Amersfoort Partners jeugd & onderwijs
Opstellen definitieve kader en raambegroting Uitvoeringsprogramma
Oktober/november 2015
Het verwerken van de informatie over het Rijksbeleid in een definitief Uitvoeringsprogramma
Gemeente Amersfoort
Besluitvorming College & raad
Oktober/november 2015
Besluitvorming College en raad
Gemeente Amersfoort
Vaststellen van het Uitvoeringsprogramma jeugd
4 kwartaal 2015
Het plannen en organiseren van een bestuurlijk overleg Jeugd en Onderwijs voor de formele vaststelling van het programma. Het bestuurlijk vaststellen van het programma door het college en raad van de gemeente Amersfoort
Gemeente Amersfoort Partners jeugd & onderwijs
e
e
15
BIJLAGE CIVIL SOCIETY Onder de 'pedagogische civil society' wordt verstaan: gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen. In een goed functionerende pedagogische civil society bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen. Ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook familieleden, leraren, sportcoaches, kortom: burgers, zijn op zo'n manier onderling betrokken dat het bevorderend is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen en jeugdigen. Binnen de pedagogische civil society onderscheiden we grofweg drie vormen van betrokkenheid van burgers bij opvoeden en opgroeien: informele steun, informele sociale controle en intergenerationeel contact. De kracht van de pedagogische civil society bepaalt de kwaliteit van het samenleven in de woonomgeving en het opvoedingsklimaat. Elementen die de kracht bepalen zijn:
kwaliteit van sociale relaties; groepslidmaatschap; formele en informele netwerken; gedeelde normen;
de mate van onderlinge vertrouwdheid (publieke familiariteit); wederkerigheid; inzet voor de gemeenschap; en een gemeenschappelijk belang.
De pedagogische civil society is er voor en door iedereen die direct of indirect betrokken is bij opvoeden, opgroeien en gezondheid van de jeugd: 1. 2. 3.
Het gezin, familie en de vriendenkring. Familieleden en vrienden fungeren als luisterend oor en als sociaal vangnet in tijden van nood. Andere betrokkenen zoals buren, leerkrachten of andere ouders. Hier kunnen gezinnen terecht voor vragen of een stukje sociale controle in de wijk. Vrijwilligers, professionals en diverse organisaties. Voor hen zijn begeleidende en faciliterende taken weggelegd (Nederlands Jeugd Instituut, 2010).
16
Besluitenlijst De Ronde datum:
16 juni 2015
van
vergaderruimte:
Molendijkzaal (0.01)
aantal bezoekers:
Onderwerp Van Soort bijeenkomst Van de raadsleden werd gevraagd Voorzitter Secretaris Fractiewoordvoerders
Inspreker(s)/ genodigden
Samenvatting en afspraken
Toezeggingen
Advies aan het presidium
20.00 tot
21.00 uur
Reg.nr. Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019 5003800 College van B&W Informatie, rondetafelgesprek In gesprek te gaan met de partners uit de stad die betrokken zijn bij onze jeugd. De partners zullen daartoe een aftrap doen in de vorm van een presentatie. Collegelid Land Houwing Ambtenaren Bongers Bos Aghina (CDA), Bijlholt (D66), Flikkema (VVD), Keskin (PvdA), Van de Kolk (CU), Meijer (SP), Sondorp (D66), Stoelinga (Amersfoort2014), Vijzelman-Waarheid (OPA) - mevrouw J. Spruit, SKA - de heer A. Goenee, basisschool 't Spectrum - de heer G. Herkendaal, Onderwijsgroep - mevrouw J. Drost, ROC Midden Nederland - de heer H. Houtsma, Scholen in de Kunst - de heer R. Caubo, SOVEE - de heer A. de Graaf, Stichting ABC - de heer R. Rutten, SRO - mevrouw R. Bouma, GGD - mevrouw T. Kerkvliet, Scholen in de Kunst Genodigden hebben vanuit hun professie een beeld gegeven van hun betrokkenheid bij de jeugd. De samenwerkingsrelaties, onderling en zoals ze die met de ouders, met lokale gemeenschap rond de jongeren willen, vormen de kern van het uitvoeringprogramma Jeugd 2016 – 2019. Portefeuillehouder zegt toe: - In het definitieve uitvoeringsprogramma de rollen, taken en verantwoordelijkheden van alle partijen inzichtelijk te maken; - Na vaststelling van het uitvoeringsprogramma de raad minimaal één keer per jaar te informeren over projecten, activiteiten en resultaten van het uitvoeringsprogramma. Terug in De Ronde met raadsvoorstel als begroting bekend is (naar verwachting bij de septembercirculaire)
Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 16 juni 2015 19:00
GroenLinks: Raadsinformatiebrief 2015-047: Bestuurlijke ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang Rondetafelgesprek Ontwerpbegroting GGD regio Utrecht 2016 Voorbereiding besluit VERVALLEN: Vragen raadsleden aan college Informatie
Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019
GroenLinks: Raadsinformatiebrief 2015-047: Bestuurlijke ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang Rondetafelgesprek Inhoud agendapunt GroenLinks Raadsinformatiebrief 2015-047 Bestuurlijke ontwikkeling ambitie, aanpak en voortgang (pdf) Bijlage - Manifest Besluitenlijst - GroenLinks: Raadsinformatiebrief 2015-047: Bestuurlijke ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang (pdf) Bijlage - Audioverslag om technische redenen niet beschikbaar Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 GroenLinks - Raadsinformatiebrief 2015-047 Bestuurlijke ontwikkeling - ambitie, aanpak en voortgang (pdf)
Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019
Ontwerpbegroting GGD regio Utrecht 2016 Voorbereiding besluit Inhoud agendapunt Ontwerpbegroting GGD regio Utrecht 2016 (pdf) Raadsvoorstel Ontwerp begroting GGDrU 2016 (pdf) Bijlage - Ontwerpbegroting 2016 GGDrU (pdf) Bijlage - Kadernota, Het Besluit 17 maart 2015 Audioverslag om technische redenen niet beschikbaar Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 Ontwerpbegroting GGD regio Utrecht 2016 (pdf)
Besluitenlijst De Ronde 16-06-2015 Uitvoeringsprogramma Jeugd 2016-2019
VERVALLEN: Vragen raadsleden aan college Informatie Geen onderwerpen aangemeld Inhoud agendapunt Vragen raadsleden aan het college (pdf)
Agendapunt De Ronde Titel
Datum Van Portefeuillehouder Programma Soort bijeenkomst Reden van aanbieding Inhoud
Van de raadsleden wordt gevraagd
Vervolg
4996605 GroenLinks: Raadsinformatiebrief 2015- Reg.nr. 047: Bestuurlijke ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang 16 juni 2015 GroenLinks Ambtelijk contact Houwing Bongers (033-469 4302) 1. Algemeen bestuur en public affaires Rondetafelgesprek Fractie van GroenLinks wil met woordvoerders en wethouder in gesprek. Het college stelt in de Raadsinformatiebrief dat hij zijn manier van werken, besturen en besluiten nemen beter wil laten aansluiten op de complexe opgaven en maatschappelijke ontwikkelingen die spelen in de stad en op de huidige samenleving waarin de verhouding tussen de gemeente, inwoners en andere partijen in de stad verandert. Het college heeft daarom de ambitie om bestuurlijke ontwikkeling extra te stimuleren. Het college stelt zich daarin op als aanjager en ondersteuner van initiatieven en projecten die hieraan bijdragen. Kennis te nemen van de informatie in de Raadsinformatiebrief Met elkaar en de wethouder in gesprek te gaan over: o Wat zou de rol van de gemeente kunnen zijn? o Wat betekent de aanpak zoals geschetst? o Hoe moeten we in dat licht het Manifest zien; hoe is de positie van inwoners in het hele traject van bestuurlijke ontwikkeling? o Wat kunnen en willen we het college meegeven? Afhankelijk van de uitkomst van De Ronde -
Advies presidium Bijbehorende documenten Achtergronddocumenten
2Z3#L01!
Raadsinformatiebrief 2015-047: Bestuurlijke ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang Manifest
Conceptbesluitenlijst De Ronde datum:
16 juni 2015
vergaderruimte: Vermeerzaal (1.03) Onderwerp Van Soort bijeenkomst Van de raadsleden werd gevraagd
Voorzitter Secretaris Fractiewoordvoerders
Inspreker(s)/ genodigden Samenvatting en afspraken
Toezeggingen Advies aan het presidium
van
19.00 tot
aantal bezoekers:
20.00 uur 11
5003893 GroenLinks: Raadsinformatiebrief 2015-047: Bestuurlijke Reg.nr. ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang Fractie GroenLinks Rondetafelgesprek - Kennis te nemen van de informatie in de Raadsinformatiebrief - Met elkaar en de wethouder in gesprek te gaan over: o Wat zou de rol van de gemeente kunnen zijn? o Wat betekent de aanpak zoals geschetst? o Hoe moeten we in dat licht het Manifest zien; hoe is de positie van inwoners in het hele traject van bestuurlijke ontwikkeling? o Wat kunnen en willen we het college meegeven? Collegelid Hunink Houwing Ambtenaren Van Kan De Feijter Dassen (D66), El-Messaoudi (PvdA), Jongerman (SP), Koet-Minis (Amersfoort2014), Van de Kolk (CU), Mulder (OPA), Paffen-Zeenni (CDA), Van Wijngaarden (VVD) Mevrouw A. Idenburg Na een korte introductie door mevrouw Land zijn woordvoerders met elkaar en de wethouder in gesprek gegaan. Onderwerpen van discussie waren o.a.: - ontbreken concreetheid in RIB 2015-047 - right to challenge - mandaat, representativiteit en verwachtingsmanagement bij o.a. inspraak- en participatietrajecten - bestaande regels en vormen van participatie - hoe om te gaan met input uit de stad? - betrekken inwoners bij nieuw beleid vs. verantwoordelijkheid richting achterban - domeinen die zich wel en niet lenen voor bestuurlijke ontwikkeling Mevrouw Idenburg heeft in de laatste 5 minuten een reflectie gegeven op het gevoerde rondetafelgesprek, hierin haalde ze o.a. het volgende aan: - Er is een duidelijk verschil tussen posities van college, raad en inwoners. - Er is veel gesproken over initiatiefnemende bewoners, maar weinig over positie van raad daarbij. Dat is een lastige, maar zeer belangrijke component. - College: hoe haal je kennis op die in de stad aanwezig is? (managementfunctie) - Raad: hoe, waar en wanneer voer je politieke discussies? (Alledaagse) politiek speelt overal in stad en niet alleen in raadsvergaderingen - In de stad zijn inwoners die allerlei dingen willen of juist niets willen. Ook op momenten dat dit het bestuur niet uitkomt. Hoe ga je hier als bestuur mee om? - Bestuurlijk ontwikkeling is leren. Iedereen in Nederland is hier mee bezig. Het is een kwestie van vallen en opstaan. - Op een abstracte manier er over praten is lastig, probeer daarom ook vooral concrete onderwerpen aan te pakken. Wethouder Houwing zegt toe de raad te betrekken bij ‘de broedplaats’ (zie RIB 2015047 p. 5) en te informeren over de opbrengsten van ‘de broedplaats’ tot op heden. Voldoende besproken
Besluitenlijst De Ronde datum:
16 juni 2015
van
vergaderruimte:
Vermeerzaal (1.03)
aantal bezoekers:
Onderwerp
Van Soort bijeenkomst Van de raadsleden werd gevraagd
Voorzitter Secretaris Fractiewoordvoerders
Inspreker(s)/ genodigden Samenvatting en afspraken
Toezeggingen
Advies aan het presidium
19.00 tot
20.00 uur 11
GroenLinks: Raadsinformatiebrief 2015-047: Bestuurlijke Reg.nr. 5003893 ontwikkeling: ambitie, aanpak en voortgang Fractie GroenLinks Rondetafelgesprek - Kennis te nemen van de informatie in de Raadsinformatiebrief - Met elkaar en de wethouder in gesprek te gaan over: o Wat zou de rol van de gemeente kunnen zijn? o Wat betekent de aanpak zoals geschetst? o Hoe moeten we in dat licht het Manifest zien; hoe is de positie van inwoners in het hele traject van bestuurlijke ontwikkeling? o Wat kunnen en willen we het college meegeven? Collegelid Hunink Houwing Ambtenaren Van Kan De Feijter Dassen (D66), El-Messaoudi (PvdA), Jongerman (SP), Koet-Minis (Amersfoort2014), Van de Kolk (CU), Mulder (OPA), Paffen-Zeenni (CDA), Van Wijngaarden (VVD) Mevrouw A. Idenburg Na een korte introductie door mevrouw Land zijn woordvoerders met elkaar en de wethouder in gesprek gegaan. Onderwerpen van discussie waren o.a.: - ontbreken concreetheid in RIB 2015-047 - right to challenge - mandaat, representativiteit en verwachtingsmanagement bij o.a. inspraak- en participatietrajecten - bestaande regels en vormen van participatie - hoe om te gaan met input uit de stad? - betrekken inwoners bij nieuw beleid vs. verantwoordelijkheid richting achterban - domeinen die zich wel en niet lenen voor bestuurlijke ontwikkeling Mevrouw Idenburg heeft in de laatste 5 minuten een reflectie gegeven op het gevoerde rondetafelgesprek, hierin haalde ze o.a. het volgende aan: - Er is een duidelijk verschil tussen posities van college, raad en inwoners. - Er is veel gesproken over initiatiefnemende bewoners, maar weinig over positie van raad daarbij. Dat is een lastige, maar zeer belangrijke component. - College: hoe haal je kennis op die in de stad aanwezig is? (managementfunctie) - Raad: hoe, waar en wanneer voer je politieke discussies? (Alledaagse) politiek speelt overal in stad en niet alleen in raadsvergaderingen - In de stad zijn inwoners die allerlei dingen willen of juist niets willen. Ook op momenten dat dit het bestuur niet uitkomt. Hoe ga je hier als bestuur mee om? - Bestuurlijk ontwikkeling is leren. Iedereen in Nederland is hier mee bezig. Het is een kwestie van vallen en opstaan. - Op een abstracte manier er over praten is lastig, probeer daarom ook vooral concrete onderwerpen aan te pakken. Wethouder Houwing zegt toe de raad uit te nodigen bij bijeenkomsten van ‘de broedplaats’ (zie RIB 2015-047 p. 5) zoals zij dat tot nu toe al deed en te informeren over de opbrengsten van ‘de broedplaats’ tot op heden. Voldoende besproken
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Soort bijeenkomst Reden van aanbieding
Inhoud
Reg.nr. 4991674 Ontwerp begroting GGD regio Utrecht 2016 16 juni 2015 College van B&W Ambtelijk contact Theunisse (033-469 4791) Imming Voorbereiding besluit Conform de Gemeenschappelijke Regeling GGD regio Utrecht (GGDrU) wordt de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over de ontwerp begroting GGDrU 2016 naar voren te brengen om daarmee invloed te kunnen uitoefenen op het financiële beleid van de GGDrU. Voorgesteld wordt een tweetal zienswijzen in te dienen. Deze zienswijzen hebben betrekking op de door de GGDrU voorgestelde verhoging van kosten. Dit betreft achtereenvolgens:
Indexatie:In Amersfoort is besloten voor de begroting 2016 een indexatie van 0,5% loondeel en 0% prijsdeel te hanteren. Dit vertrekpunt stemt niet overeen met het voorgestelde indexatiepercentage van 1,74%. Indien het AB van de GGDrU besluit tot een indexering van 1,74%, leidt dit tot een verhoging van de kosten. In de gemeentebegroting is binnen het budget GGDrU geen ruimte gereserveerd om deze verhoging op te vangen.
Van de raadsleden wordt gevraagd
Vervolg
Stijging kosten vanaf 2018 door structurele investering in bedrijfsvoering Het op peil brengen van de bedrijfsvoering van de GGDrU leidt conform het voorstel van de GGDrU tot een structurele verhoging van de kosten. Hiervoor wil de GGDrU ook (een deel van) het positief resultaat 2014 benutten. Indien tot deze verhoging van kosten wordt besloten door het Algemeen Bestuur van de GGDrU, betekent dit dat de inwonersbijdrage en de kosten van maatwerk gaan stijgen. In de gemeentebegroting is binnen het budget GGDrU geen ruimte gereserveerd om deze verhoging op te vangen (zie verder paragraaf financiën). Hun mening te geven over het voorliggende raadsvoorstel en de begroting en zich voor te bereiden op besluitvorming over de zienswijzen: 1. De voorgestelde indexering te beperken tot 0,5% in plaats van 1,74%. Dit is conform uw zienswijze op de Kadernota 2016 (Raadsbesluit 17 maart). 2. Af te zien van het voornemen tot doorberekening van de extra kosten die gemoeid gaan met het op peil brengen van de bedrijfsvoering aan de gemeenten maar deze binnen de GGDrU-begroting op te lossen. - Besluitvorming in Het Besluit. - Het Algemeen Bestuur van de GGDrU neemt 9 juli 2015 een besluit over de ontwerp begroting GGDrU 2016.
Advies presidium Bijbehorende documenten
Achtergronddocumenten
Raadsvoorstel Ontwerp begroting GGDrU 2016 Kadernota, zie Raadsbesluit 17 maart 2015
#4993662 v2 - AGENDAPUNT DE RONDE 23 JUNI 2015 ONTWERP BEGROTING GGDRU 2016
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder F. Imming
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 01-06-2015 : 16-06-2015 : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 4995774 : 1 juni 2015 :
TITEL Ontwerp begroting GGDrU 2016
BESLISPUNTEN De raad besluit: De volgende zienswijze over de ontwerp begroting GGDrU 2016 aan de GGDrU naar voren te brengen: 1. De voorgestelde indexering te beperken tot 0,5% in plaats van 1,74%. Dit is conform uw zienswijze op de Kadernota 2016 (Raadsbesluit 17 maart). 2. Af te zien van het voornemen tot doorberekening van de extra kosten die gemoeid gaan met het op peil brengen van de bedrijfsvoering aan de gemeenten maar deze binnen de GGDrU-begroting op te lossen.
AANLEIDING De gemeenteraden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze te geven op de ontwerp begroting 2016 om daarmee invloed te kunnen uitoefenen op het financiële beleid van de GGDrU.
BEOOGD EFFECT Betrokkenheid bij en advisering van de gemeenteraad aan de GGDrU over de ontwerp begroting 2016. Het Algemeen Bestuur van de GGDrU (AB) stelt de begroting 2016 op 9 juli aanstaande vast.
ARGUMENTEN 1.1 De voorgestelde indexering te beperken tot maximaal 0,5% in plaats van 1,74%. Dit is conform uw zienswijze op de Kadernota 2016 (Raadsbesluit 17 maart). In Amersfoort is besloten voor de begroting 2016 een indexatie van 0,5% loondeel en 0% prijsdeel te hanteren. Dit vertrekpunt stemt niet overeen met het voorgestelde indexatiepercentage van 1,74%. Indien het AB van de GGDrU besluit tot een indexering van 1,74%, leidt dit tot een verhoging van de kosten. In de gemeentebegroting is binnen het budget GGDrU geen ruimte gereserveerd om deze verhoging op te vangen (zie verder paragraaf financiën). 1.2 Af te zien van het voornemen tot doorberekening van de extra kosten die gemoeid gaan met het op peil brengen van de bedrijfsvoering aan de gemeenten maar deze binnen de eigen begroting op te lossen. Het op peil brengen van de bedrijfsvoering van de GGDrU leidt conform het voorstel van de GGrU tot een structurele verhoging van de kosten. Hiervoor wil de GGDrU ook (een deel van) het positief resultaat 2014 benutten. In de kadernota GGDrU was deze informatie nog niet gegeven.
Inlichtingen bij :
J.C.M. Theunisse, DIR/SL, (033) 469 47 91
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4995774 pagina 2
Indien tot deze verhoging van kosten wordt besloten door het Algemeen Bestuur van de GGDrU, betekent dit dat de inwonersbijdrage en de kosten van maatwerk gaan stijgen. In de gemeentebegroting is binnen het budget GGDrU geen ruimte gereserveerd om deze verhoging op te vangen (zie verder paragraaf financiën). Mede hierom wordt voorgesteld als zienswijze aan de GGDrU te geven dat verbetering van d bedrijfsvoering niet mag leiden tot structurele verhoging van de kosten voor gemeenten, maar dient te worden opgevangen binnen de eigen begroting door efficiencyverbeteringen en/of schaalgrootte voordelen.
KANTTEKENINGEN Geen.
DUURZAAMHEID Geen.
FINANCIËN Inleiding De begroting 2016 is ingedeeld in de vorm van een productenmatrix. Deze wijkt af van de indeling van voorgaande jaren. Indexering Zoals met de kadernota GGDrU al is aangekondigd wordt in de begroting uitgegaan van een indexering van 1,74% (loon- en prijsindexatie) voor 2016. Voor de meerjarenbegroting 2017-2019 wordt de gemeentelijke bijdrage van 2015 geïndexeerd met 1,71%. De indexatie geldt voor zowel de producten die gefinancierd worden uit de inwonerbijdrage als voor de maatwerktaken. Door de indexatie van 1,74% wordt de gemeentelijke bijdrage voor Amersfoort in 2016 verhoogd van € 11,49 naar € 11,69 per inwoner, omgerekend € 30.179,-. Voor de overige taken betekent de indexatie een verhoging van ca. € 55.000,-. In de gemeentebegroting 2015-2018 is binnen het budget GGDrU geen ruimte gereserveerd om deze verhoging op te vangen. Als door het AB van de GGDrU wordt besloten de indexatie van 1,74% te handhaven, zal een oplossing binnen de begroting van de gemeente Amersfoort moeten worden gevonden. Zo nodig zal hiertoe een voorstel aan de raad worden voorgelegd. Versterking bedrijfsvoering Daarnaast is besloten om de bedrijfsvoering te versterken met 9,86 fte. Binnen de begroting 2016 betekent dit een verhoging van € 300.000. Omgerekend naar de inwonersbijdrage betekent dit voor de Midden Nederland gemeenten een verhoging van € 0,28. Doordat de jaarrekening 2014 een positief resultaat laat zien, wordt door de GGDrU voorgesteld de structurele verhoging voor de uitbreiding van de bedrijfsvoering voor 2016 en 2017 te dekken uit het jaarresultaat 2014. Vanaf 2018 wordt de inwonerbijdrage verhoogd en moet ook de stijging van € 0,28 voor Amersfoort (ca. € 42.000) worden opgevangen in de begroting. Vanwege de bestuurlijke afspraken die er zijn gemaakt over het stopzetten of korten van lokale taken, betekent dat een eventuele vermindering van lokale taken voor 1-1-2017 aan de GGD bekend moeten worden gemaakt. Komende wijzigingen Een aantal wijzigingen is nog niet doorgevoerd in de begroting 2016, maar wordt na genomen besluiten met een wijziging op de begroting verwerkt. Het gaat om de invoering van het nieuwe Basistakenpakket en de verdere ontwikkeling van de integrale Jeugdgezondheidszorg. Uitbreiding van werkzaamheden Jeugdgezondheidszorg 0-4 voor de gemeenten in de regio’s Lekstroom, Utrecht Zuidoost en Vallei. En de uitvoering van de nieuwe gemeentelijke taak op het gebied van Wmo-toezicht door de GGDrU. Dekking kosten Kosten of
Dekking kosten in €
DekkDekking vastgelegd in
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 4995774 pagina 3
opbrengsten in € € 1.764.000 (inwonerbijdrage)
€ 1.734.000
Programma 4. Sociaal Domein, onderdeel Ambulante Zorg
De kosten en de dekking van de maatwerkafspraken (€ 55.000) worden in de tweede helft van het jaar met de GGDrU afgestemd.
PREVENTIEF TOEZICHT PROVINCIE In verband met de preventieve ondertoezichtstelling door de provincie Utrecht wordt na vaststelling de zienswijze op de ontwerp begroting GGD regio Utrecht 2016 ter informatie naar de provincie gestuurd. Het besluit betreft het vaststellen van een zienswijze die meegenomen wordt in de besluitvorming door het AB van de GGD waar de besluiten met een meerderheid van stemmen worden genomen.
RISICOPARAGRAAF Voor risico’s verwijzen wij u naar pagina 33-36 van de Ontwerp begroting GGDrU 2016.
COMMUNICATIEBOODSCHAP EN BETROKKEN PARTIJEN Geen.
VERVOLGSTAPPEN Op 9 juli 2015 wordt de begroting ter vaststelling voorgelegd aan het AB van de GGD regio Utrecht. Na vaststelling verzendt het Dagelijks Bestuur van de GGD u de ontwerp begroting 2016 toe.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
Bijlagen
- geen
de burgemeester,
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr .4995774
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 juni 2015, sector DIR/SL (nr.4995774); b e s l u i t: de volgende zienswijze over de ontwerp begroting GGDrU 2016 aan de GGDrU naar voren te brengen: 1. De voorgestelde indexering te beperken tot 0,5% in plaats van 1,74%. Dit is conform uw zienswijze op de Kadernota 2016 (Raadsbesluit 17 maart). 2. Af te zien van het voornemen tot doorberekening van de extra kosten die gemoeid gaan met het op peil brengen van de bedrijfsvoering aan de gemeenten maar deze binnen de GGDrU-begroting op te lossen. Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Begroting 2015 Ontwerp begroting 2016
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 2
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ........................................................................................................ 5 A. INLEIDING ..................................................................................................... 6 1. Algemeen ............................................................................................6 2. Ontwikkelingen.....................................................................................6 3. Bestuur ...............................................................................................7 3.1 Doelstelling van GGD regio Utrecht .........................................................8 3.2 Visie ...................................................................................................8 3.3 Missie..................................................................................................8 3.4 Taken ..................................................................................................9 3.4.1 Wettelijke taken ...................................................................................9 3.4.2 Taken op grond van andere wetgeving .................................................. 10 3.4.3 Relatie tot de veiligheidsregio ............................................................... 10 3.4.4 Productenmatrix ................................................................................. 11 3.5 Bestuurlijke organisatie ....................................................................... 13 3.6 Ambtelijke organisatie ......................................................................... 14 4. Algemene toelichting ........................................................................... 14 4.1 Financiële en beleidsbegroting .............................................................. 14 4.2 Uitgangspunten .................................................................................. 15 B. BELEIDSBEGROTING ..................................................................................... 17 1. Programmaverantwoording per productgroep (taakveld) ......................... 17 1.1 Productgroep 1 – Algemene Publieke Gezondheid (APG) .......................... 17 1.2 Productgroep 2 –Jeugdgezondheidszorg (JGZ) ........................................ 23 1.3 Productgroep 3 – Bedrijfsvoering .......................................................... 28 1.4 Productgroep 4 - Projecten en bijzondere activiteiten .............................. 31 2. Paragrafen ......................................................................................... 33 2.1 Weerstandsvermogen en risicobeheersing .............................................. 33 2.1.1 Risico’s ..............................................................................................33 2.1.2 Productgroep 1 – Algemene Publieke Gezondheid ...................................33 2.1.3 Productgroep 2 – Jeugdgezondheidszorg ...............................................35 2.1.4 Productgroep 3 – Bedrijfsvoering ..........................................................35 2.1.5 Productgroep 4 – Projecten en bijzondere activiteiten ..............................36 2.1.6 Reserves en voorzieningen ...................................................................36 2.2 Verzekeringen .................................................................................... 40 2.3 Bedrijfsvoering ................................................................................... 40 2.4 Verbonden partijen ............................................................................. 41 2.5 Onderhoud kapitaalgoederen................................................................ 41 2.6 Financiering en treasury ...................................................................... 42 2.6.1 Inleiding ............................................................................................42 2.6.2 Renterisiconorm .................................................................................42 2.6.3 Renteontwikkeling ..............................................................................43 2.6.4 Kasgeldlimiet .....................................................................................43 2.6.5 EMU-saldo .........................................................................................44 C. FINANCIELE BEGROTING ............................................................................... 45 1. Programmabegroting .......................................................................... 45 2. Ontwikkeling gemeentelijke bijdrage ..................................................... 45 2.1 Gemeentelijke bijdragen 2016 .............................................................. 45 2.2 Bijdragen per gemeente ...................................................................... 47 2.3 Autorisatie vervanging activa ............................................................... 49 2.4 Meerjarenraming 2016-2019 ................................................................ 49 2.5 Overzicht van incidentele baten en lasten .............................................. 49 3. Begrotingskader en uitgangspunten ...................................................... 51 3.1 Kader 2016 ........................................................................................ 51 3.2 Indexering ......................................................................................... 51 Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 3
D.
E.
OVERIGE TOELICHTINGEN OP DE BEGROTING ................................................. 53 D1. Cijfermatig overzicht van Lasten en Baten ............................................. 53 D2. Afkortingenlijst ................................................................................... 55 VASTSTELLING ............................................................................................. 56
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 4
VOORWOORD Graag bieden wij u de begroting 2016 van de GGD regio Utrecht (hierna: GGDrU) aan. Deze begroting markeert een nieuwe koers voor de financiële huishouding en bedrijfsvoering van de GGDrU. Na de eerste GGDrU-begroting in 2015 van de toen net gevormde gemeenschappelijke regeling GGDrU, wordt met de begroting van 2016 een eerste stap gezet met een begroting die transparanter, meer op resultaten gericht en inzichtelijker voor gemeenten is. In de eerste Kadernota voor de GGDrU-begroting 2016 hebben wij reeds uitgangspunten voor deze begroting benoemd. Met deze begroting borduren wij daarop voort. Voor het jaar 2016 willen wij vooral inzetten op het verder versterken van een solide basisinfrastructuur met een eenduidig takenpakket. Daarbij hoort een degelijke organisatie, met een solide bedrijfsvoering die zicht heeft op (financiële) risico’s. De GGDrU ziet zich voor het begrotingsjaar 2016 geconfronteerd met een aantal belangrijke ontwikkelingen. Ten eerste de invoering van het nieuwe Basistakenpakket en de verdere ontwikkeling van de integrale Jeugdgezondheidszorg binnen het jeugdgezondheidsdomein. Ten tweede zal zeer waarschijnlijk het merendeel van de gemeenten in de regio’s Lekstroom, Utrecht Zuidoost en Vallei de uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg 0-4 bij de GGDrU beleggen. Ten derde zal de GGDrU naar verwachting op verzoek van gemeenten een taakonderdeel van de nieuwe gemeentelijke taak op het gebied van het Wmo-toezicht gaan uitvoeren. Een en ander is vanzelfsprekend nog niet doorgevoerd in deze begroting, maar wordt op een later moment na genomen besluiten met een wijziging op de begroting verwerkt. De in de begroting benoemde taken en activiteiten zijn er op gericht de verbinding met de gemeenten verder te versterken. Daartoe is in 2015 reeds een aanzet gegeven door ontvankelijk te reageren op de verzoeken ter uitvoering van het WMO-toezicht, het uitvoeren van de JGZ 0-4 en de goed bezochte raadsinformatieavonden. De GGDrU zal dit in het begrotingsjaar 2016 doorzetten, en in afstemming met gemeenten en de regio’s extra aandacht besteden aan zijn rol ter advisering en ondersteuning van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Onder meer daartoe stelt de GGDrU, gegeven de ambities die in de Kadernota voor de begroting 2016 zijn geformuleerd, alsnog een meerjarenbeleidsplan 2016-2019 op.
drs. J.J. Eijbersen, lid van het Dagelijks Bestuur GGDrU, portefeuillehouder financiën dr. P.L.J. Bos, Directeur Publieke Gezondheid
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 5
A.
INLEIDING
1.
Algemeen
De begroting 2016 staat in het licht van een verdere ontwikkeling van de GGDrU als solide en betrouwbare organisatie. In 2015 heeft de GGDrU conform de wijzigingen op de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) voor het eerst een Kadernota uitgebracht, waarin de uitgangspunten voor de begroting van 2016 zijn geformuleerd. Deze Kadernota is voor zienswijzen aan de gemeenteraden aangeboden. Nieuw aan de indeling van deze begroting is een indeling volgens een helder onderscheid in enerzijds wettelijk en niet-wettelijk verplicht door de GGDrU uit te voeren taken en anderzijds collectieve taken en individueel voor gemeenten uit te voeren taken (zie paragraaf 2.4). Alle taken vallen onder één programma; het programma Publieke Gezondheid. Onder dit programma is een viertal productgroepen benoemd, die samenvallen met de verschillende taakvelden, namelijk: · · · ·
Productgroep Productgroep Productgroep Productgroep
1: 2: 3: 4:
Algemene Publieke Gezondheid Jeugdgezondheidszorg Bedrijfsvoering Projecten en bijzondere activiteiten
Daarnaast is met deze begroting een eerste stap gezet in de ontwikkeling van het formuleren van een heldere output in de vorm van resultaten. Hierbij sluit deze begroting per productgroep aan bij de onder gemeenten bekende 3 W-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we er voor doen en wat mag het kosten?
2.
Ontwikkelingen
Voor deze begroting gaat de GGDrU inhoudelijk uit van een op hoofdlijnen ongewijzigd beleid. Er is een aantal ontwikkelingen die van invloed zijn op de GGDrU maar er zijn op dit moment inhoudelijk geen vastgestelde grote inhoudelijke veranderingen die aanleiding geven voor het bijstellen van de uitgangspunten anders dan een realistische indexering. Wel is ten aanzien van de bedrijfsondersteuning een beleidsaanpassing verwerkt. Het bestuur acht naar aanleiding van rapportages van de accountant versterking op deze functies noodzakelijk. Sociaal domein De transformaties in het sociaal domein vormen nu de belangrijkste ontwikkeling voor gemeenten en daarmee voor de GGD regio Utrecht. De gevolgen van de herinrichting van het sociaal domein van gemeenten worden als eerste gevoeld in de uitvoering en inrichting van de jeugd(gezondheids)zorg en de openbare geestelijke gezondheidszorg. Voor wat betreft de jeugdgezondheidszorg (JGZ) maken de gemeenten de keuze voor een integrale JGZ (0-18 jaar), bij de GGD of elders, of staan zij aan de vooravond hiervan. Gezien het volume van de JGZ zijn deze keuzes van wezenlijk belang voor het bestaan en de organisatie van de GGD. Enige keuze over de JGZ brengt een sterke toename of afname van volume en de risico’s die daarmee samenhangen met zich mee.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 6
Voor wat betreft de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) is het nu nog moeilijk de gevolgen van de individuele keuzes van gemeenten te overzien. Iedere gemeente is zelfstandig of in enig samenwerkingsverband op zoek naar nieuwe manieren om deze in te richten. Nieuw basispakket JGZ De vaststelling van een nieuw basispakket voor de jeugdgezondheidszorg is voor GGDrU een belangrijke wetswijziging die rechtstreeks ingrijpt in het werk van de GGD. Wat het nieuwe basispakket JGZ precies inhoudt, is nog niet duidelijk. Vanuit het Rijk zijn er vooralsnog geen “harde” rekenmodellen/kaders meegegeven om te kunnen bepalen wat de inzet van de JGZ op dit gebied is. Duidelijk is wel dat er geen taken verdwijnen uit het huidige basispakket en dat er een verschuiving zal plaatsvinden van het huidige maatwerk naar het basispakket. Marktontwikkelingen De GGD voert tenminste één taak uit die tot de markttaken gerekend kan worden, dit betreft reizigersadvisering. De landelijke tendens laat een afname in het aantal klanten zien. Vooralsnog lijkt dit voor de GGDrU beperkt van invloed te zijn. Met de inrichting van een flexibel en vast deel van de organisatie kan snel op ontwikkelingen worden ingespeeld. Kwetsbaar op bedrijfsvoering De GGDrU groeide de afgelopen jaren sterk in omvang. Daarbij is de formatie op de ondersteunende functies niet evenredig meegegroeid en is feitelijk sprake van een relatieve afname. Deze afname aan formatie op de bedrijfsvoeringsfuncties is goed merkbaar; de GGD is in toenemende mate niet meer in staat om aan alle wettelijke verplichtingen te voldoen. Dit komt mede door de sterke groei van de GGD waardoor aan andere wet- en regelgeving, zoals aanbestedingsregels, moet worden voldaan. Maar ook door autonome ontwikkelingen, zoals meer wet- en regelgeving en strengere financiële vereisten. Om de bedrijfsvoering weer op peil te krijgen, is in deze begroting een versterking van de bedrijfsvoering op genomen van 9,86 fte. In paragraaf 1.3 uit deel B van de begroting wordt weergegeven welke versterking noodzakelijk is en op welke wijze deze in deze begroting is opgenomen.
3.
Bestuur
De gemeenschappelijke regeling GGDrU is aangegaan door de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist. De GGDrU functioneert sinds 1 januari 2014.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 7
Grafisch ziet het werkgebied van de regio Utrecht er als volgt uit:
3.1
Doelstelling van GGD regio Utrecht
De GGDrU dient ter uitvoering van de Wet Publieke Gezondheid (Wpg). Voor deze begroting is uitgegaan van de vigerende wet. Op grond van deze wet en de aanwijzingen van het bestuur van de regio, is de volgende doelstelling voor de GGD geformuleerd: De GGDrU geeft uitvoering aan en ondersteunt bij de gemeentelijke taken zoals vastgelegd in de Wet Publieke Gezondheid.
3.2
Visie
De visie van de GGDrU is als volgt: De GGDrU werkt met raad en daad aan preventie, gezondheidsbescherming en bevordering voor de inwoners van de gemeenten in de regio Utrecht, in een sterk veranderende omgeving.
3.3
Missie
De GGDrU is van en voor de 26 gemeenten. De GGDrU wil de kwaliteit van haar producten en diensten nauw laten aansluiten bij de veranderende maatschappelijke omgeving waarin de gemeenten, die zich geconfronteerd zien met de transities in het sociale domein, als eigenaren en opdrachtgevers van de de GGD voor hun inwoners zorgen. In deze veranderende omgeving zal in toenemende mate een beroep worden gedaan op de zelfredzaamheid van de burger. Ook daarbij wil de GGDrU de gemeenten Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 8
ondersteunen, onder meer door nog beter aan te sluiten bij netwerkstructuren met ketenpartners uit het sociale en private domein.
3.4
Taken
De GGDrU kent diverse soorten taken: wettelijke verplicht bij de GGD te beleggen taken, wettelijke taken die niet verplicht bij de GGD belegd hoeven te worden en overige taken met een wettelijke grondslag. Hierna komen deze taken uitgebreider aan bod. 3.4.1 Wettelijke taken De wettelijke taakopdracht van de regionale gezondheidsdienst (GGDrU) is het uitvoeren van de bij of krachtens de Wpg aan de colleges van burgemeester en wethouders opgedragen taken (art. 14 lid 1 Wpg). Het gaat dus expliciet om een uitvoeringsdienst die slechts collegebevoegdheden kan hebben. De bevoegdheden van de gemeenteraad worden niet ondergebracht in de GGDrU. Dat kan ook niet, gelet op het feit dat de gemeenschappelijke regeling moet worden getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders (art. 14 lid 1 Wpg). Bij een gemeenschappelijke regeling die uitsluitend getroffen is door colleges van burgemeester en wethouders mogen geen raadsbevoegdheden worden overgedragen, ook niet vrijwillig (art. 30 lid 1 Wgr). De algemene taak van het college van burgemeester en wethouders is het bevorderen van de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming daarvan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (art. 2 lid 1 Wpg). De GGDrU moet dit dus voor het college uitvoeren, en moet daartoe in elk geval zorg dragen voor: • epidemiologisch onderzoek (art. 2 lid 2 onder a Wpg); • informatieverzameling voor advisering voor de nota gezondheidsbeleid (art. 2 lid 2 onder b Wpg); • bewaken van gezondheidsaspecten in beslissingen van het bestuur van de regionale GGD, maar ook in besluiten van de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders of de voorstellen die zij aan de raden doen (art. 2 lid 2 onder c Wpg); • preventieprogramma’s en gezondheidsbevordering (art. 2 lid 2 onder d Wpg); • medisch milieukundige zorg (art. 2 lid 2 onder e Wpg); • technische hygiënezorg (art. 2 lid 2 onder f Wpg); • psychosociale hulp bij rampen (art. 2 lid 2 onder g Wpg); • prenatale voorlichting van aanstaande ouders (art. 2 lid 2 onder h Wpg); • jeugdgezondheidszorg (art. 5 Wpg); • ouderengezondheidszorg (art. 5a Wpg); • infectieziektenbestrijding (art. 6 Wpg), waaronder: · algemene preventie; · bestrijden tuberculose; · bestrijden seksueel overdraagbare aandoeningen; · bron- en contactopsporing. Hoofdregel is dat al deze taken, die bij de Wpg zijn opgedragen aan de colleges van burgemeester en wethouders, door de regionale gezondheidsdienst i.c. de GGDrU worden uitgevoerd (art. 14 lid 1 Wpg). De prenatale voorlichting en het grootste deel van de jeugdgezondheidszorg moeten in beginsel ook regionaal worden opgepakt, tenzij het college van burgemeester en wethouders anders beslist (art. 14 lid 4 Wpg). Het college van burgemeester en wethouders kan dus zelfstandig beslissen dat deze taken
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 9
door een ander worden uitgevoerd, zoals door een eigen gemeentelijke dienst of een (ander) lichaam op grond van een gemeenschappelijke regeling. 3.4.2 Taken op grond van andere wetgeving In de Wet kinderopvang zijn enkele taken opgenomen die van belang zijn in relatie tot de regionale gezondheidsdienst. In artikel 1.61 Wet kinderopvang is opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders de directeur van de GGD als toezichthouder moet aanwijzen ten aanzien van de kwaliteit van kindercentra, de voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus. Dit lijkt een vrije keuze in te houden om dat ook de directeur van een ‘eigen gemeentelijke’ GGD te laten zijn. Artikel 1.61 behoort echter tot hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang. Op grond van artikel 1.1 Wet kinderopvang moet in dat hoofdstuk onder de GGD worden verstaan de GGD bedoeld in artikel 14 Wpg. Dat is dus verplicht de regionale gezondheidsdienst die op grond van dat artikel moet worden ingesteld. De directeur publieke gezondheid is dus, als directeur van de regionale gezondheidsdienst, de toezichthouder. Het is daarmee een taak die wordt uitgeoefend onder aansturing van het bestuur van de regionale gezondheidsdienst. Op grond van artikel 2.19 Wet kinderopvang wordt de directeur van de GGD ook aangewezen als toezichthouder ten aanzien van peuterspeelzalen. In hoofdstuk 2 wordt onder de GGD verstaan de gemeentelijke gezondheidsdienst bedoeld in artikel 14 Wpg. Dat is dus verplicht de regionale gezondheidsdienst, de Wpg kent immers geen andere gezondheidsdiensten meer. Uit vorenstaande volgt, dat de taken uit de Wet kinderopvang in eerste instantie behoren tot de wettelijk verplichte taken van de regionale gezondheidsdienst. Het bestuur van de regionale gezondheidsdienst kan daarover dan ook instructies afgeven (art. 10:22 en 10:23 Awb). Dat laat onverlet dat de directeur publieke gezondheid, als bevoegd ambtenaar, kan beslissen de uitvoering onder zijn verantwoordelijkheid te laten uitvoeren door derden. Hierop zijn de aanbestedingsrechtelijke regels en vereisten wel van toepassing. Wanneer hiervoor wordt gekozen betekent dit dat verantwoordelijkheid en uitvoering van elkaar worden gescheiden. 3.4.3 Relatie tot de veiligheidsregio Het college van burgemeester en wethouders is belast met de organisatie van de geneeskundige hulpverlening (art. 2 onder c Wvr). De bevoegdheid tot het instellen en in stand houden van een Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (hierna: GHOR), belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied, moet echter verplicht worden overgedragen aan het bestuur van de veiligheidsregio (art. 10 aanhef en onder f jo. art. 1 Wvr). Het is dus formeel een taak van het bestuur van de veiligheidsregio die onder eigen verantwoordelijkheid wordt uitgeoefend (art. 10:13 Awb). De colleges van burgemeester en wethouders beschikken niet langer over die bevoegdheden (art. 10:17 Awb). De veiligheidsregio kan zijn bevoegdheid tot het instellen en in stand houden van de GHOR niet overdragen aan een ander orgaan, zoals het bestuur van de regionale gezondheidsdienst. Voor overdracht van bevoegdheden is immers een wettelijke grondslag nodig (art. 10:15 Awb); deze ontbreekt. Het bestuur van de veiligheidsregio is zodoende altijd bevoegd tot het instellen en in stand houden van de GHOR. De GHOR staat onder (ambtelijke) leiding van de directeur publieke gezondheid die dus ook directeur van de regionale gezondheidsdienst is (art. 32 lid 1 Wvr). Deze directeur wordt (politiek) aangestuurd door het bestuur van de veiligheidsregio op de GHOR-taken zoals in de wet beschreven. De directeur publieke gezondheid heeft in dezen geen eigen Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 10
publiekrechtelijke bevoegdheden, anders dan de operationele leiding bij geneeskundige hulpverlening (art. 32 lid 2 Wvr). Het bestuur van de veiligheidsregio heeft ook nog wat andere bevoegdheden (zie art. 33 en 34 Wvr). Gelet op het bovenstaande gaat de Wvr ervan uit dat de GHOR ook echt in stand wordt gehouden door het bestuur van de veiligheidsregio. Het onderbrengen bij een regionale gezondheidsdienst lijkt zich hiertegen te verzetten, omdat dan immers het bestuur van de regionale gezondheidsdienst de GHOR-organisatie in stand houdt. Ook de wetgever gaat hiervan uit, juist vanwege de dubbele positie van de directeur publieke gezondheid die volgens de wetgever twee heren dient, zowel het bestuur van de veiligheidsregio als van de gezondheidsdienst. 3.4.4 Productenmatrix Voorgaande begrotingen, die van 2013 en 2014, waren ingericht volgens de principes van het GGD-Huis. In de begroting 2015 was gekozen voor een indeling langs A- en Btaken, door de toetreding van de gemeente Utrecht. Deze verschillende indelingen leidden tot een diversiteit aan benamingen die niet bijdroeg aan een inzichtelijke begroting. Voor deze begroting is daarom, zoals aangekondigd in de Kadernota voor de begroting 2016, gekozen om een eenduidige indeling te maken in de vorm van een productenmatrix. Deze productenmatrix geeft daarmee tevens inzicht in de wijze van financiering en risico’s van de GGDrU. Dit is belangrijk voor de bedrijfsvoering en het vermogen tot risicomanagement. Startpunt van deze productenmatrix is datgene dat bij wet verplicht belegd moet worden bij een GGD of onder de verantwoordelijkheid van de Directeur Publieke Gezondheid (DPG) valt. Deze taken worden voornamelijk gefinancierd uit een gemeentelijke inwonerbijdrage. Daartegenover staan de taken die de GGDrU uitvoert, maar die niet wettelijk door de GGD uitgevoerd hoeven te worden. Een tweede dimensie, de horizontale as, wordt aangebracht door de taken te verdelen in taken, die vanuit het collectief van de gemeenten in de regio Utrecht bij de GGDrU zijn belegd en taken die op individuele basis (dus door één of meer gemeenten) door de GGDrU worden uitgevoerd. Door de toepassing van deze indeling ontstaan vier kwadranten, waarin voor de transparantie en duidelijkheid ook de wijze van bekostiging is opgenomen:
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 11
Figuur 1: Productenmatrix GGDrU
-
-
basistaken: wettelijk uit te voeren door de GGD en vanuit een collectief opdrachtgever-schap; intensivering: wettelijk uit te voeren door de GGD maar waarbij één of meer gemeenten hierop een extra inzet aan de GGD vraagt; basistaken-plus: niet wettelijk door de GGD uit te voeren taken maar door het collectief van gemeenten toch bij de GGD belegd; maatwerk: niet wettelijk door de GGD uit te voeren taken maar waarbij één of meer gemeenten hierop inzet aan de GGD vraagt.
In de productenmatrix zijn alleen de taken die de GGDrU in opdracht van gemeenten uitvoert opgenomen. Daarnaast voert de GGD ook een aantal taken, die in het verlengde van haar takenpakket liggen, uit voor derden. Dit zijn taken in het kader van publieke gezondheid van asielzoekers in opdracht van het COA, de TBC-screening en =behandeling van gedetineerden in opdracht van de Dienst Justitiele inrichtingen en ten behoeve van bedrijven en projectmanagment gezondheidsbevordering in de regio gefinancierd door derden. Daarnaast kent de GGDrU een wettelijke verplichte rol bij crisis en rampen. De GGD dient volgens de wet te beschikken over een GGD Rampenopvangplan (GROP). De GGD en GHOR werken samen bij grootschalige infectieziektebestrijding. Het activeren van het GROP vindt plaats wanneer als gevolg van een ramp of crisis coördinatie en/of extra capaciteit nodig is. Het GROP bestaat uit vier processen: psychosociale hulpverlening, medische milieukunde, infectieziektebestrijding en gezondheidsonderzoek na rampen. Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 12
Wijze van financiering De wijze van financiering verschilt per product in de matrix. De GGDrU onderscheidt de volgende vier financieringsbronnen: · · · ·
Gemeentelijke bijdrage (GB): collectieve bijdragen van gemeenten, op basis van de inwonerbijdrage. Subsidie (SU): subsidie van gemeenten, rijk of andere overheidsinstantie Factuur Gemeente (FG): facturatie op basis van een dienstverleningsovereenkomst of andere afspraken. Factuur Derden (FD): facturatie aan derden.
Voor de producten in het kwadrant ‘Basistaken’ geldt dat deze hoofdzakelijk worden gefinancierd op basis van een gemeentelijke bijdrage (GB), met uitzondering van ‘Seksuele gezondheid’ en ‘Inspecties Kinderopvang’. Deze taken worden respectievelijk gefinancierd op basis van een Rijkssubsidie (SU), Sense, en op basis van facturatie (FG) op grond van een DVO of aantallen inspecties. De producten in het kwadrant ‘Intensivering basistaken’ worden gefinancierd op basis van een dienstverleningsovereenkomst door middel van facturatie aan gemeenten. Dit zelfde geldt voor de producten in het kwadrant ‘Maatwerk’. De ‘Basistaken-plus’ producten worden gefinancierd op basis van zowel subsidies, facturatie aan gemeenten of derden of op basis van de inwonerbijdrage (JGZ 4-18).
3.5
Bestuurlijke organisatie
De bestuurlijke organisatie van de GGDrU ziet er als volgt uit: Bestuursorganen De GGDrU kent drie bestuursorganen: · het algemeen bestuur; · het dagelijks bestuur; · de voorzitter. Bestuurscommissies Het algemeen bestuur heeft ingevolge artikel 34 van de gemeenschappelijke regeling GGDrU een bestuurscommissie ingesteld, aan welke de bevoegdheden bedoeld in artikel 4, tweede lid en derde lid onder b van deze gemeenschappelijke regeling zijn overgedragen. Adviescommissies In het reglement tot instelling van de regionale adviescommissies is vastgelegd dat er regio’s zijn met ieder een commissie die het algemeen bestuur van de GGDrU adviseert over zaken aangaande de regio. De GGDrU kent de volgende vijf regio’s: Regio Eemland bestaande uit de gemeenten: Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg. Regio Zuidoost Utrecht bestaande uit de gemeenten: De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist. Regio West Utrecht bestaande uit de gemeenten: Montfoort, Oudewater, De Ronde Venen, Stichtse Vecht en Woerden. Regio Vallei bestaande uit de gemeenten: Renswoude, Rhenen en Veenendaal. Regio Lekstroom bestaande uit de gemeenten: Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 13
Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling GGDrU kent de adviescommissie 'Financiën en Bedrijfsvoering'.
3.6
Ambtelijke organisatie
De GGDrU wordt geleid door de Directeur Publieke Gezondheid (DPG). De DPG werkt voor de dagelijkse leiding samen met een managementteam, dat bestaat uit een adjunct-directeur en de managers van Algemene Publieke Gezondheid, Jeugdgezondheidszorg, Bedrijfsondersteuning en Human Resource Management.
4.
Algemene toelichting
4.1
Financiële en beleidsbegroting
De begroting van de GGDrU is ingericht conform de eisen van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). In overeenstemming met het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) geeft de begroting per productgroep antwoord op de drie W-vragen: Begroting
Jaarstukken
Wat willen we bereiken?
Wat hebben we bereikt?
Hier wordt aangegeven welke doelen (maatschappelijke effecten) bereikt moeten worden. Daarbij worden indicatoren met bijbehorende normwaarden opgenomen.
Er wordt uitgelegd in hoeverre beoogde doelen feitelijk zijn gerealiseerd: de realisatie van doelen wordt dus afgezet tegen de voornemens in de begroting. De indicatoren worden met de gerealiseerde waarden opgenomen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat hebben we daarvoor gedaan?
Op deze plaats wordt aangegeven welke activiteiten moeten worden uitgevoerd om de gestelde doelen te bereiken.
Er wordt uitgelegd in hoeverre beoogde activiteiten feitelijk hebben plaatsgevonden: de realisatie van activiteiten wordt dus afgezet tegen de voornemens uit de begroting.
Wat gaat dat kosten?
Wat heeft dat gekost?
Hier wordt aangegeven welke lasten (maar ook baten) aan de orde zijn voor de uitvoering van de activiteiten.
Er is verantwoord over de lasten en baten afzonderlijk; het verschil met de begroting wordt uitgelegd.
Tevens zijn de paragrafen weerstandsvermogen en risicobeheersing, verzekeringen, bedrijfsvoering, verbonden partijen, onderhoud kapitaalgoederen, financiering en treasury opgenomen. De paragrafen lokale heffingen en grondbeleid (conform BBV eveneens verplichte paragrafen) zijn niet in de begroting van de GGDrU opgenomen, daar deze onderwerpen voor de gemeenschappelijke regeling GGDrU niet van toepassing zijn.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 14
4.2
Uitgangspunten
Hieronder worden de uitgangspunten opgesomd die gehanteerd zijn voor het opstellen van de begroting: 1. Voor de loonaanpassing worden de CAO-wijziging als uitgangspunt genomen. Voor de prijsaanpassing wordt uitgegaan van de cijfers van het CPB. Jaarlijks vindt een correctie plaats op basis van de gecorrigeerde cijfers over de voorliggende twee jaar. 2. De voorgestelde indexering wordt ook toegepast op de maatwerk-afspraken respectievelijk de dienstverleningsovereenkomsten met de betreffende deelnemende gemeenten. 3. De begroting wordt inclusief BTW opgesteld. De gemeenten krijgen na afloop van het begrotingsjaar een opgave van het bedrag aan BTW, dat kan worden doorgeschoven naar het BTW-compensatiefonds. 4. De loonkosten worden begroot op basis van het maximum van de schaal. 5. Er wordt geen interne rekenrente gehanteerd. Dat betekent dat de kapitaallasten, berekend op basis van de omvang van de activaposten, alleen bestaan uit afschrijvingslasten. 6. De begrote rentelasten zijn gebaseerd op de aanwezige leningenportefeuille. 7. Voor de vaststelling van de inwoneraantallen wordt uitgegaan van de stand per 1 januari 2014. Als bron hiervoor wordt het CBS gehanteerd. Er vindt gedurende het begrotingsjaar geen bijstelling plaats op basis van het werkelijk aantal inwoners per 1 januari 2016. 8. De omvang van de plus- en extra taken in de begroting 2016 is gebaseerd op een inschatting. Voor deze inschatting wordt gebruik gemaakt van de verwachte afname over 2015, zoals deze in de maand januari 2015 bij de GGDrU bekend is. De uiteindelijke werkelijke afname van plus- en extra taken voor het boekjaar 2016 kan dus afwijken van de bedragen, zoals nu opgenomen worden in de begroting 2016. 9. In de begroting worden alleen bestuurlijk genomen besluiten verwerkt, voor zover deze vóór 1 februari 2015 zijn vastgesteld. Alle bestuurlijke besluiten, die na deze datum zijn vastgesteld, worden middels een begrotingswijziging op de primitieve begroting 2016 technisch verwerkt. 10. De begroting wordt opgesteld conform de richtlijnen uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en andere financiële wetgeving. Toelichting uitgangspunt maximum van de schaal Ten aanzien van het bepalen van de omvang van het budget voor de loonkosten kunnen verschillende methodieken gekozen worden. De GGDrU heeft de keuze gemaakt om de loonkosten op het maximum van de functionele schaal te begroten. Argumenten voor deze methodiek zijn: · De gemiddelde leeftijd van het personeel van de GGDrU ligt relatief hoog waardoor het merendeel van de medewerkers het maximum van de schaal heeft bereikt. · Het personeel van de GGDrU heeft over het algemeen een specialistische functie waardoor het verloop lager is. Daardoor is de aanwas van jonger personeel kleiner en bereiken de zittende medewerkers bij de GGDrU het maximum van de schaal. · Aan een medewerker kan eventueel binnen de vigerende arbeidsvoorwaarden van de GGDrU de schaal boven de functionele schaal worden toegekend. De GGDrU schat in dat deze extra loonkosten binnen de marges van het loonkostenbudget kunnen worden opgevangen.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 15
Overheadtoerekening De methodiek voor de overhead in de begroting 2016 is nog conform de methodiek van de begroting van het voorgaande jaar. Ten tijde van het opstellen van de begroting 2016 heeft nog geen (bestuurlijk) besluit plaatsgevonden voor eventeel aan andere methodiek. In de begroting 2015 waren de onderstaande afspraken aangaande de toerekening van de overheadkosten gemaakt: 1. er wordt een onderscheid gemaakt in algemene en specifieke overhead, waarbij de specifieke overhead toegewezen wordt aan de (overheids)taken, en de algemene overhead conform de equivalentiemethode wordt verdeeld over alle taken. Hierdoor wordt een integrale kostprijs per taak verkregen; 2. van de algemene overheadkosten wordt 1/3 van de overheadkosten verdeeld over de taken uit de inwonerbijdrage, waarna 2/3 van de overheadkosten over alle taken wordt verdeeld.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 16
B.
BELEIDSBEGROTING
1.
Programmaverantwoording per productgroep (taakveld)
De begroting 2016 van de GGDrU kent één programma: Publieke Gezondheid. Daarbinnen worden de volgende productgroepen (taakvelden) onderkend: 1. Algemene Publieke Gezondheid (APG; voorheen AGZ/GBE); 2. Jeugdgezondheidszorg (JGZ) 3. Bedrijfsvoering (Directie / GHOR / Bedrijfsondersteuning / HR) 4. Projecten en bijzondere activiteiten. Per 1 januari 2014 zijn ook de wettelijke taken op het terrein van de publieke gezondheid voor de gemeente Utrecht overgedragen aan de GGDrU. Dit houdt in dat de wettelijke taken op het terrein van de publieke gezondheid binnen de geografische regio Utrecht volledig wordt verzorgd door de GGDrU.
1.1
Productgroep 1 – Algemene Publieke Gezondheid (APG)
A.
Wat wil APG bereiken?
Algemene Publieke Gezondheid heeft tot doel de gezondheid van de inwoners van de regio Utrecht te beschermen, te bevorderen en te bewaken. Wij doen dat door de risico’s voor de volksgezondheid te signaleren, te voorkomen, snel in te grijpen als er gevaar dreigt en door gemeenten te ondersteunen om de zelfredzaamheid en gezondheid van alle inwoners te bevorderen. De GGD wil een significante rol spelen in het verbinden van het sociale domein met de publieke gezondheid gezien de belangrijke rol van preventie in beide domeinen. Dit doet de GGD door kennis te verzamelen over de gezondheid, het welzijn, de zelfredzaamheid en de omgeving van burgers op het niveau van gemeenten en wijken. Vanuit deze kennis adviseert en ondersteunt de GGD gemeenten bij het beleid in het sociale domein. APG streeft naar een goede samenwerking met alle belangrijke partners die op lokaal en regionaal niveau een rol spelen in de public health, bijvoorbeeld met de ROS; de Regionale Ondersteuningsstructuur voor eerstelijns-disciplines. Dit krijgt vorm door drie type hoofdtaken: ·
Gezondheidsbeschermende taken: waaronder de infectieziektebestrijding, de tuberculosebestrijding en medisch milieukundige zorg.
·
Gezondheidsbevorderende taken: zoals het monitoren, signaleren en adviseren ten aanzien van gezondheidsbeleid, gezondheidspreventie, seksuele gezondheidsbevordering en openbare geestelijke gezondheidszorg.
·
Toezicht- en adviestaken: zoals de inspecties op de kinderopvang en tattoo- en piercingsshops, reizigersadvisering en Wmo toezichthoudende taak.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 17
B.
Wat gaat APG daarvoor doen?
Per kwadrant van de productenmatrix is hierna weer gegeven wat APG gaat doen in 2016.
In aansluiting op het rapport ‘Een arrangement voor publieke gezondheid in de regio Utrecht, voorstel en impactanalyse’ is onderstaand weergegeven welke taken de gemeente Utrecht van de GGDrU afneemt: [x €1.000]
Taken gemeente Utrecht 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2.1 2.2 2.3 3.1 3.2 3.3 3.4 4.7
Basistaken Infectieziektebestrijding (IZB) [GB] TBC-bestrijding (TBC) [GB] Medisch Milieukundige Zorg (MMK) [GB] Technische Hygiëne Zorg (THZ) [GB] Seksuele gezondheid: soa-bestrijding [GB] Gezondheidsbeleid (liaison functie) [GB] Onderzoek: gezondheidsmonitor (liaison functie) [GB] Intensivering basistaken Medische Milieukundige zorg [FG] Technische Hygiëne Zorg (THZ) : advisering publieksevenementen [FG] Infectieziektebestrijding [FG] Basistaken-plus Seksuele gezondheid: Sense [SU] Forensische zorg (beschikbaarheid) [GB] Forensische zorg (verrichtingen) [FG] Reizigersvaccinaties [FD] Inspecties tatoeage- en piercingshops [FG] Maatwerk Inspecties seks- en relaxinrichtingen [FG]
1.202 1.100
51 51 153 67 23 63 72 Nvt 21 51 nvt Financieel onderdeel van 2.2 P.M p.m.
NB. Op pagina 48 van de begroting is de inwonerbijdrage van onder meer de gemeente Utrecht vermeld. Deze bedraagt vóór correctie van de reserve (en daarmee inclusief de versterking van de bedrijfsvoering) €1.121.000 (afgerond) betreffende het begrotingsjaar 2016. Dit betreft de som van de vergoeding voor de taken 1.1 tot en met 1.5 en 3.2 (voor wat betreft de beschikbaarheidsfunctie van forensische zorg).
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 18
In onderstaande tabellen wordt nader ingegaan op het beoogde resultaat per taak. Daar waar de gemeente Utrecht een taak afneemt, is dit met een ‘*’ aangegeven. I.
APG: Basistaken
Gezondheidsbescherming Taken 1.1
1.2
Beoogd resulaat
Infectieziektebestrijding (IZB) * ·
Alle benodigde werkzaamheden worden verricht en alle activiteiten worden ondernomen om (verspreiding van) infectieziekten te voorkomen, waarbij de GGD tevens is voorbereid en 7x24 uur beschikbaar is om adequaat op te treden in geval van (ernstige) infectieziekte-uitbraken.
·
Alle benodigde werkzaamheden worden verricht om (verspreiding van) TBC te voorkomen en adequaat op te treden in geval van uitbraken. Patiënten met TBC of personen die besmet zijn met TBC worden behandeld.
TBC-bestrijding (TBC) *
· 1.3
Medisch Milieukundige Zorg (MMK) * ·
·
1.4
1.5
Alle benodigde activiteiten worden uitgevoerd om het contact van burgers met schadelijke stoffen in hun fysieke leefomgeving te beperken. In crisissituaties en bij blootstelling aan schadelijke stoffen worden gemeenten en burgers geïnformeerd over risico’s, mogelijke gevolgen en te nemen maatregelen.
Technische Hygiëne Zorg (THZ) * ·
Alle benodigde werkzaamheden worden verricht om te voorkómen dat infectieziekten uitbreken of zich verspreiden in instellingen met een verhoogd risico op het vóórkomen van een infectie.
·
Zorg wordt verleend om de verspreiding van soa en hiv te voorkomen.
Seksuele gezondheid: soa-bestrijding *
Gezondheidsbevordering Taken 1.6
Beoogd resultaat
Gezondheidsbeleid * ·
·
1.7
Gemeenten ontvangen op maat, lokaal toegesneden, gevraagd en ongevraagd advies over methoden en beleidsmaatregelen om de gezondheid en zelfredzaamheid van burgers te bevorderen zodat zij zo lang mogelijk gezond en zelfstandig functioneren en een actieve en positieve bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Gemeenten ontvangen ondersteuning bij de opzet van preventieve gezondheidsprogramma’s.
Onderzoek: Gezondheidsmonitor * ·
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Via diverse vormen van onderzoek en dataverzameling worden die gegevens verzameld die nodig zijn om gemeenten inzicht te geven in de gezondheidssituatie van hun burgers, inclusief deelname aan de landelijk uniforme gegevensverzameling elke 4 jaar voorafgaand aan de opstelling van het lokale gezondheidsbeleid.
Pagina 19
Toezicht & Advies Taken 1.8
Beoogd resultaat
Inspecties Kinderopvang ·
Toezicht wordt uitgevoerd op de kwaliteit van kindercentra, gastouders en peuterspeelzalen, gericht op hygiëne, veiligheid, pedagogisch beleid en omgang met ouders en personeel.
II. APG: Intensivering Basistaken Gezondheidsbescherming Taken 2.1
2.2
2.2
Beoogd resultaat
Medische Milieukundige zorg (intensivering) * ·
Advisering op het gebied van de ruimtelijke ordening
·
Gemeenten krijgen advies over maatregelen om de hygiëne bij evenementen te waarborgen.
·
Aanvullende dvisering op het gebied van de infectieziektebestrijding (waaronder evenementen)
Technische Hygiëne Zorg (THZ): Advisering publieksevenementen (intensivering) *
Infectieziektebestrijding (intensivering) *
Gezondheidsbevordering Taken 2.3
Beoogd resultaat
Lokaal onderzoek ·
Thematisch onderzoek wordt uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in een specifieke doelgroep of gezondheidsprobleem.
Toezicht & Advies Taken 2.4
Beoogd resultaat
Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen en lichte handhaving ·
·
De centra die aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoen worden geregistreerd in het landelijke kwaliteitsregister. 'Lichte’ handhavingstaken binnen de kinderopvang worden uitgevoerd, te weten het geven van waarschuwingen en het nemen van aanwijzingsbesluiten.
III. APG: Basistaken-plus Gezondheidsbevordering Taken 3.1
Beoogd resultaat
Seksuele gezondheid: Sense * ·
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Deze activiteiten vallen onder Productgroep 4 “Projecten en bijzondere activiteiten.”( zie paragraaf 1.4 onder B)
Pagina 20
Toezicht & Advies Taken 3.2
3.3
3.4
Beoogd resultaat
Forensische zorg * ·
Alle medische verrichtingen worden uitgevoerd t.b.v. gemeenten, politie, justitie en begrafenisondernemers om te voldoen aan de wetgeving betreffende Lijkbezorging.
·
Reizigers naar risicolanden worden geadviseerd en gevaccineerd om zodat wordt voorkomen dat zij een ernstige infectieziekte oplopen, en deze meenemen naar Nederland.
·
Toezicht wordt uitgevoerd op de kwaliteit van tattoo en piercingshops, gericht op hygiëne.
Reizigersvaccinaties *
Inspectie tattoo en piercingshops*
IV. APG: Maatwerk Gezondheidsbevordering Taken 4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Beoogd resultaat
OGGZ Woonhygiënische problematiek (WHP) ·
Na melding van een ernstige woningvervuiling van een burger wordt de regie gevoerd over de aanpak van de schoonmaak en over het toeleiden naar zorg of hulpverlening van de burger.
·
Na melding door gemeenten of samenwerkingspartner worden alle noodzakelijke acties verricht om huisuitzetting en dakloosheid van burgers of gezinnen (met meervoudige problemen en huisvestingsproblemen) te voorkomen.
·
Meldingen van burgers en professionals over zorgwekkende zorgmijders en/of overlastgevers worden geïnventariseerd en gewogen en indien nodig worden de cliënten toegeleid naar passende hulpverlening (Meldpunt) of wordt een integraal plan van aanpak opgesteld in het casusoverleg en een casemanager aangewezen.
·
De Klankbordgroep ‘Veilig Thuis’ wordt voorbereid en ondersteund en er wordt gezorgd voor afstemming tussen de betrokken ketenpartners.
·
Activiteiten en campagnes worden uitgevoerd die erop zijn gericht om de seksuele gezondheid van kinderen, jongeren en volwassenen te bevorderen en problemen op het gebied van soa, ongewenst seksueel gedrag en ongewenste zwangerschappen te voorkomen.
OGGZ Voorkomen huisuitzetting (VIA)
OGGZ Meldpunt & Overlast; Casusoverleg
OGGZ Beleidsadvisering Huiselijk Geweld
Seksuele gezondheid: collectieve preventie
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 21
Toezicht & Advies Taken 4.6
Beoogd resultaat
Toezicht WMO
·
Er worden inspecties uitgevoerd bij calamiteiten in de voorzieningen binnen de WMO. Met de gemeenten wordt gewerkt aan de verdere invulling van de toezichtstaak zoals risico-indicatoren toezicht, handhaving en thematisch toezicht.
·
Toezicht wordt uitgevoerd op de kwaliteit van seks- en relaxinrichtingen, gericht op hygiëne.
·
4.7
Inspectie seks- en relaxinrichtingen *
C.
Wat gaat APG kosten?
Hieronder is de gecomprimeerde productgroep-begroting weergegeven (alle bedragen x €1.000). Productgroep (x €1.000)
Realisatie 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Algemene Publieke Gezondheid
11.748
12.659
911
11.910
11.910
0
12.348
12.348
0
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
11.748
12.659
911
11.910
11.910
0
12.348
12.348
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
11.748
12.659
911
11.910
11.910
0
12.348
12.348
0
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
Op basis van het kwadrantenmodel is in onderstaande tabel een nadere verdeling gemaakt van de productgroep Algemene Publieke Gezondheid voor de jaren 2015 en 2016: Productgroep APG (x €1.000)
Kwadrant I: Basistaken Infectieziektebestrijding
Raming 2015
2016
7.015
7.378
2.135
2.171
Technische hygiënezorg (preventie)
126
128
1.651
1.772
Medische Milieukunde
439
447
Epidemiologie
631
622
Gezondheidsbevordering
839
844
1.194
1.394
383
421
Tuberculose
Kenniscentrum Kwadrant II: Intensivering basistaken Technische hygiënezorg (advisering publieksevenementen)
35
35
139
141
Gezondheidsbevordering
90
133
Epidemiologie
50
51
Inspectie kindercentra (LRKP)
69
61
3.198
3.127
Medische Milieukunde
Kwadrant III: Basistaken-plus Infectieziektebestrijding (seksuele gezondheid) Reizigersvaccinatie
255
259
2.544
2.412
370
427
Forensische zorg Technische hygiënezorg (inspectie tattoo en piercingshops)
29
29
Kwadrant IV: Maatwerk
848
917
OGGZ
830
797
Technische hygiënezorg (inspectie seks en relaxinrichting)
18
18
0
102
Overhead
466
505
Algemene Publieke Gezondheid
466
505
11.910
12.348
Technische hygiënezorg (toezicht WMO)
Geraamde resultaat
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 22
1.2
Productgroep 2 –Jeugdgezondheidszorg (JGZ)
A.
Wat wil JGZ bereiken?
Een goede start voor kinderen (zo gezond en veilig mogelijk) om individueel en maatschappelijk optimaal te kunnen functioneren. B.
Wat gaat JGZ daarvoor doen?
De JGZ stimuleert gezond gedrag en ondersteunt kinderen en ouders, zodat zij zelf regie kunnen nemen over hun eigen gezondheid. De jeugdverpleegkundige of de jeugdarts heeft daarbij oog voor de ontwikkelingsbehoeften van het kind, de opvoedcapaciteit van de ouders en de interactie met de omgeving. De JGZ biedt preventieve zorg, kijkt integraal naar de lichamelijke, sociaal- en emotionele ontwikkeling van kinderen, signaleert waar problemen ontstaan en heeft oog voor de dingen die goed gaan. De JGZ heeft aandacht voor de beleving van het individuele kind en ook voor aspecten die een collectieve aanpak vragen. Waar nodig biedt de JGZ (toeleiding naar) (preventieve) ondersteuning, hulp of zorg voor kinderen en hun ouders. Samengevat: · De JGZ heeft de gezondheid en de ontwikkeling van alle kinderen in beeld · De JGZ vaccineert · De JGZ normaliseert en versterkt de kracht van ouders en jongeren · De JGZ signaleert problemen en behoeften en schakelt tijdig extra hulp in · De JGZ levert beleidsinformatie en advies aan gemeenten en andere professionals · Daartoe werkt de JGZ nauw samen met gemeenten en andere partners In tegenstelling tot wat in de kadernota is aangekondigd zijn in deze begroting 2016-0 de wijzigingen voortvloeiend uit het Nieuwe Basispakket nog niet doorgevoerd. De voornaamste reden hiervoor is dat het sociale domein nog volop in ontwikkeling is en er tussen gemeenten grote onderlinge (tempo) verschillen zijn en er vanuit het Rijk vooralsnog geen “harde” rekenmodellen/kaders meegegeven zijn om te bepalen wat de inzet van de JGZ op dit gebied is. Bij het proces van de integrale JGZ per 2016 zal dit opnieuw aandacht krijgen. Verder betekent het onder meer dat het adolescenten contactmoment nog steeds als maatwerk aangeduid wordt. De JGZ voert conform de gemeenschappelijke regeling GGDrU de JGZ 4-18 uit voor alle 25 Midden-Nederland gemeenten. Daarnaast voert de GGDrU de JGZ 0-4 (samen met de JGZ 4-18 is dit de integrale JGZ) uit voor de 12 gemeenten in de regio’s Eemland en Utrecht-West. Het voornemen van de andere drie regio’s; Lekstroom (met uitzondering van de gemeente Vianen), Vallei en Zuid Oost Utrecht, is om ook de JGZ 0-18 (de integrale JGZ) door de GGDrU per 1-1-2016 uit te laten voeren. Omdat de besluitvorming hierover op dit moment nog niet is afgerond, zijn de financiele consequenties niet opgenomen in deze begroting. Om een en ander praktisch weer te geven volgt hierna het ‘contactmomentenschema’ Integrale JGZ (nu in 12 gemeenten in de regio’s Eemland en Utrecht West). Voor de uitvoering van de JGZ 0-4 (voor 12 gemeenten) en het overige 0-18 maatwerk wordt verwezen naar aparte dienstverleningsovereenkomsten met individuele gemeenten.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 23
Contactmomentenschema Integrale Jeugdgezondheidszorg Monitoring, screenen en signaleren
4 - 7 dagen
2 weken
Informatie en advies
Onderzoek op Indicatie en verzoek
1 maand
2 maanden De JGZ steunt ouders bij het gezond opgroeien en opvoeden en geeft preventieve voorlichting en advisering.
Wanneer er in het opgroeien belemmeringen worden geconstateerd door JGZ zelf of door samenwerkingspartners, zorgt de JGZ voor vraagverheldering, demedicalisering en normaliseren. Bij constatering van een probleem, zorgt de JGZ voor verwijzing en toeleiding naar de juiste hulp.
3 maanden
In de gehele lijn van opgroeien geldt: bij vragen is er altijd de mogelijkheid om informatie en advies in te winnen. Dit kan telefonisch en/of via digitale kanalen.
4 maanden
6 maanden
11 maanden
In de gehele lijn van opgroeien geldt: bij twijfels of zorgen is er altijd de mogelijkheid om een extra onderzoek in te plannen.
14 maanden
2 jaar
3 jaar Onderzoek op Indicatie en verzoek Informatie en advies
4 jaar --------
---------------------
--------
Groep 2
9 jaar (vacc.)
Groep 7
13 jaar (vacc.)
Klas 2
Klas 4
Verbindende activiteiten De JGZ verbindt de basis met de casus. Hiertoe werkt de JGZ samen met ketenpartners. Contacten met ketenpartners dragen bij aan het beter en/of sneller signaleren van problemen. De JGZ maakt onderdeel uit van diverse zorgketens.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 24
Per kwadrant van de productenmatrix is hierna weer gegeven wat JGZ gaat doen in 2016.
I. JGZ: Basistaken Niet van toepassing.
II. JGZ: Intensivering basistaken Niet van toepassing.
III. JGZ: Basistaken-plus
Taken 3.1
Beoogd resulaat
Rijksvaccinatieprogramma JGZ 4-19 De JGZ vaccineert om ziektes te voorkomen. In de leeftijdscategorie 4-19 worden jaarlijks zo’n 30.000 vaccinaties gegeven (BMR, DTP op 9-jarige leeftijd en HPV voor de meisjes).
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 25
Taken 3.2 1.
Beoogd resulaat
JGZ 4-18 De JGZ heeft de gezondheid en de ontwikkeling van alle kinderen in beeld. Daartoe ziet de JGZ jaarlijks: · 11.000 5/6 jarigen · 12.000 10/11 jarigen · 12.000 13/14 jarigen · 1.800 kinderen in het speciaal onderwijs
2.
De JGZ normaliseert en versterkt de kracht van ouders en jongeren Dit doen de jeugdverpleegkundigen- en artsen in alle face-to-face contacten, maar ook op andere manieren: · Via het telefonisch spreekuur · Via de twitterende schoolarts · Via email · Via de websites · Via chatten met jongeren · Via inloopspreekuur · Op school en via CJG’s · Via collectieve gezonheids-bevorderende activiteiten.
3.
De JGZ signaleert problemen en behoeften en schakelt tijdig extra hulp in. Daartoe vinden zo’n 12.000 verhelderende, motiverende en/of versterkende contactmomenten plaats op verzoek van: · Ouders · Jongeren zelf · School, peuterspeelzaal, kinderdagverblijven · Overige ketenpartners, bijv. huisarts of wijkteam · De JGZ zelf (vervolg) · MBO: verzuimbegeleiding
4.
De JGZ levert beleidsinformatie en advies aan gemeenten en andere professionals. Dit betreft zowel reguliere beleidsinformatie maar ook de meer spontane advisering op geleide van signalen in de dagelijkse praktijk of samenleving en vragen uit gemeenten. Bronnen zijn : · Het Digitaal Dossier waarin de JGZ medewerkers een schat aan gegevens bijhouden · Vragenlijstgegevens · Jeugdmonitors, waaronder schoolkracht · Ogen en oren professionals · Dit alles wordt voortdurend geordend en geduid door epidemiologen en JGZ professionals samen.
5.
Daartoe werkt de JGZ nauw samen met gemeenten en andere partners De · · · ·
meest intensieve contacten zijn er met: Het onderwijs Andere partijen in het sociale domein Huisartsen en kinderartsen Verloskundigen, kraamzorg(vooral 0-4)
Doel van de contacten is vroegsignaleren,
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 26
samenwerken in één gezin, één plan, terugkoppelen ten behoeve van monitoren, elkaar consulteren en in afstemming doorverwijzen.
IV. JGZ: Maatwerk Taken 4.1
4.2
Beoogd resulaat
JGZ 0-4 jaar ·
Uitvoeren van de dienstverleningsovereenkomsten met de betreffende gemeenten, die deze taken hebben belegd bij de GGDrU.
·
Uitvoeren van de maatwerkafspraken JGZ 0-4 en JGZ 4-18 met de betreffende gemeenten, die dit bij de GGDrU hebben belegd.
Maatwerk JGZ
C. Wat gaat JGZ kosten? Hieronder is de gecomprimeerde productgroep-begroting weergegeven (alle bedragen x €1.000). Productgroep (x €1.000)
Realisatie 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Jeugdgezondheidszorg
18.799
18.977
178
18.087
18.087
0
18.485
18.485
0
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
18.799
18.977
178
18.087
18.087
0
18.485
18.485
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
18.799
18.977
178
18.087
18.087
0
18.485
18.485
0
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
Op basis van het kwadrantenmodel is in onderstaande tabel een nadere verdeling gemaakt van de productgroep Jeugdgezondheidszorg voor de jaren 2015 en 2016: Productgroep JGZ (x €1.000)
Raming 2015
2016
Kwadrant I: Basistaken
0
0
Kwadrant II: Intensivering basistaken
0
0
Kwadrant III: Basistaken-plus
8.379
8.770
JGZ (algemeen)
526
550
Servicecenter JGZ
108
109
Subregio Eemland 4-18 jaar
2.473
2.644
Subregio Lekstroom 4-18 jaar
1.446
1.397
Subregio Utrecht West 4-18 jaar
1.484
1.514
Subregio Vallei 4-18 jaar Subregio Zuid-Oost Utrecht
713
730
1.219
1.388
Rijksvaccinatieprogramma
410
438
Kwadrant IV: Maatwerk
7.725
7.715
Subregio Eemland 0-4 jaar
4.530
4.575
Subregio Utrecht West 0-4 jaar
3.195
3.140
1.983
2.000
Overhead JGZ (algemeen) Servicecenter JGZ
Geraamde resultaat
545
549
1.438
1.451
18.087
18.485
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 27
1.3
Productgroep 3 – Bedrijfsvoering
A.
Wat wil Bedrijfsvoering bereiken?
De productgroep Bedrijfsvoering bestaat uit de organistatie-onderdelen directie, crisisfunctie, bedrijfsondersteuning en HR. Deze directie heeft tot taak de GGDrU aan te sturen. De organisatie-onderdelen Bedrijfsondersteuning en HR ondersteunen de GGDrU proactief het aansturen en beheersen van de bedrijfsvoering. Dit betreft het management, HR, organisatieontwikkeling, arbeidsomstandigheden en milieu, facilitaire zaken, ICT, financiën, inkoop, verzekeringen.
B.
Wat wil Bedrijfsvoering daarvoor doen?
Activiteit
Beoogd resultaat
Leiding, aansturing en ontwikkeling
Een efficiënt functionerende en zich op basis van een gedragen visie doorontwikkelende organisatie, waarin wordt gestuurd volgens duidelijke procedures en richtlijnen, op integer personeelsmanagement, op integriteit van handelen, en op kwaliteitsmanagement.
Secretaris bestuur
Goed voorbereide bestuurlijke besluitvorming en kwalitatief hoogwaardige adviesondersteuning van de bestuurlijke besluitvorming.
Control
Een effectieve en efficiënte sturing en beheersing van de organisatie, alsmede optimale transparantie in de bedrijfsvoering en informatievoorziening naar alle niveaus in de organisatie.
HR / Bedrijfsondersteuning
Een optimale ondersteuning van de directie en het management voor de taken HR, financiën, I&A, DIV en FZ.
C. Wat gaat Bedrijfsvoering kosten? Hieronder is de gecomprimeerde productgroep-begroting weergegeven (alle bedragen x €1.000). Productgroep (x €1.000)
Realisatie 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Bedrijfsvoering
4.942
4.743
-199
4.295
4.295
0
5.028
4.728
-300
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
4.942
4.743
-199
4.295
4.295
0
5.028
4.728
-300
0
133
133
0
0
0
0
300
300
4.942
4.876
-66
4.295
4.295
0
5.028
5.028
0
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
Op basis van het kwadrantenmodel is in onderstaande tabel een nadere verdeling gemaakt van de productgroep Bedrijfsvoering voor de jaren 2015 en 2016:
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 28
Productgroep Bedrijfsvoering (x €1.000)
Raming 2015
2016
Kwadrant I: Basistaken
156
185
C risisfunctie
156
185
0
0
Kwadrant III: Basistaken-plus
67
68
Psycho trauma Jeugd
67
68
0
0
4.072
4.775
4072
4.775
4.295
5.028
Kwadrant II: Intensivering basistaken
Kwadrant IV: Maatwerk
Overhead Overhead ondersteuning
Geraamde resultaat
Versterking bedrijfsvoering De noodzakelijke versterking van de bedrijfsvoering ziet er voor de onderdelen Automatisering, Facilitair, Financien en HR als volgt uit:
Automatisering
Formatie Formatie 2016 2015
Mutatie
Mutatie loonkosten
Coordinator DIV
0,89
0,89
0,00
-
Coördinator I&A
0,67
0,67
0,00
-
Coördinator DDJGZ
1,00
1,00
0,00
-
Medewerker DIV
1,40
1,40
0,00
-
Senior Systeembeheerder
1,50
1,00
0,50
31.674
Systeembeheerder
2,00
2,00
0,00
-
Medewerker applicatiebeheer
1,67
1,67
0,00
-
Teamleider ICT
1,00
0,80
0,20
12.670
Technisch beheerder DIV
1,00
1,00
55.999
9,43
1,70
100.343
Formatie Formatie 2016 2015
Mutatie
Mutatie loonkosten
Totaal Automatisering
Facilitair
11,13
Medewerker Beheer
2,00
2,00
0,00
-
Inkoop/contractmanagment
1,00
0,00
1,00
70.499
Senior medewerker Beheer
1,00
1,00
0,00
-
Teamleider Facilitair
1,00
0,60
0,40
16.348
Telefoniste/Receptioniste
3,18
3,18
0,00
-
Totaal Facilitair
8,18
6,78
1,40
86.847
Formatie Formatie 2016 2015
Mutatie
Mutatie loonkosten 31.674
Financiën Administrateur
1,50
1,00
0,50
Manager Financien & Facilitair
1,00
1,00
0,00
-
Manager Financiën
1,00
0,00
1,00
96.337
Medewerker Financiële Administratie
2,00
1,86
0,14
6.407
Projectadministrateur
2,80
2,00
0,80
44.799
Totaal Financiën
8,30
5,86
2,44
179.217
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 29
Human Resource Management
Formatie Formatie 2016 2015
Mutatie
Mutatie loonkosten
Beleidsmedewerker
0,80
0,00
0,80
65.058
HR-Adviseur
2,67
2,67
0,00
-
HR-medewerker
2,20
1,40
0,80
36.610
Manager Human Resources
1,00
1,00
0,00
-
Preventiemedewerker
0,22
0,00
0,22
15.510
Totaal HR
6,89
5,07
1,82
117.178
De noodzakelijke versterking van de bedrijfsvoering ziet er voor de onderdelen Directie en de sectoren APG en JGZ als volgt uit:
Directie
Formatie Formatie 2016 2015
Mutatie
Mutatie loonkosten
Adjunct-directeur Publieke Gezondheid
1,00
1,00
0,00
Administratief Medewerker
0,53
0,53
0,00
-
Beleidsmedewerker
1,80
0,80
1,00
81.323
Communicatieadviseur
0,80
1,50
-0,70
-44.344
Directiesecretaresse
1,00
1,00
0,00
Directeur Publieke Gezondheid
0,33
0,33
0,00
-
Informatiespecialist
0,67
0,67
0,00
-
Kwaliteitsfunctionaris
1,20
1,00
0,20
16.265
-
Strategisch beleidsadviseur
1,00
0,00
1,00
81.323
Totaal Directie
8,33
6,83
1,50
134.567
Formatie Formatie 2016 2015
Mutatie
Mutatie loonkosten
Sectoren Beleidsmedewerker P&C (APG)
0,50
0,00
0,50
40.662
Beleidsmedewerker P&C (JGZ)
0,50
0,00
0,50
40.662
Totaal Sectoren
1,00
0,00
1,00
81.323
Hiermee komt de totale versterking van de bedrijfsvoering uit op een totaal van 9,86 fte. De totale formatie voor de bedrijfsvoeringsfuncties (inclusief 1,73 fte voor de OR) neemt hiermee toe van 35,70 fte naar 45,56 fte. De totale toename van de loonkosten voor de 9,83 fte aan bedrijfsvoeringsfuncties komt hiermee op €700.000 (afgerond). Ten aanzien van de bijstelling van het materieel deel heeft de GGDrU geconstateerd dat de bestaande middelen toereikend zouden moeten zijn. Door de baten (en daarmee de lasten) binnen de begroting 2016 reëler te calculeren, mede op basis van de jaarcijfers 2014, kan van de totale lastenstijging ad €700.000 een bedrag ad €400.000 aan dekkingsmiddelen worden gevonden. Het overblijvende deel ad €300.000 (zijnde het verschil tussen €700.000 en €400.000) vraagt om een aanvullende bijdrage van de deelnemende gemeenten.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 30
1.4
Productgroep 4 - Projecten en bijzondere activiteiten
A.
Wat wil de GGD met Projecten en bijzondere activiteiten bereiken?
De productgroep projecten en bijzondere activiteiten heeft tot doel alle projecten en bijzondere activiteiten die in de GGDrU bij een van de andere productgroepen zijn ondergebracht bedrijfsvoeringtechnisch goed en juist te kunnen beheersen. Binnen deze productgroep vallen de volgende producten: ·
Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DDJGZ) Gemeenten zijn wettelijk verplicht om in de Jeugdgezondheidszorg patiëntgegevens digitaal vast te leggen. Het systeem ondersteunt bij het uitvoeren van de verschillende zorgtaken, medische protocollen en bij de bedrijfsvoering en dienstverlening. Ook maakt het systeem het mogelijk om de vraag te kunnen beantwoorden of alle kinderen daadwerkelijk ‘in beeld’ zijn. Een belangrijke ontwikkeling die in 2016 van belang wordt, is het aflopen van het huidige contract met de leverancier van het digitale systeem, Allegro Sultum, per 1 januari 2017. 2016 is daarom het jaar om zowel qua organisatie en financiering als inhoud en functionaliteit een overweging te maken over de inrichting van het digitaal dossier JGZ.
·
Soa Sense Gemeenten zijn volgens de Wet Publieke Gezondheid verantwoordelijk voor de collectieve preventie van soa in risicogroepen. De rijksoverheid vult beide taken aan met een extra stimulans voor het verbeteren van de seksuele gezondheid in Nederland, inclusief de soa-bestrijding. De subsidieregeling Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg (ASG) van het Ministerie van VWS biedt ruimte aan de GGD soa poliklinieken om mensen uit risicogroepen anoniem en gratis te testen en behandelen op soa en maakt het mogelijk dat jongeren tot en met 24 jaar naar anonieme en gratis (Sense) spreekuren over seksualiteit bij de GGD kunnen gaan.
B.
Wat gaan we daarvoor doen?
Activiteit
Beoogd resultaat
DDJGZ Contractbeheer
Het DD JGZ voldoet aan contractbepalingen en het Service Level Agreement, die met de leverancier zijn overeengekomen.
Functioneel beheer
De functionaliteit van het DD JGZ is aangepast aan de eisen en wensen van de gebruikers.
Applicatiebeheer
De inrichting en inhoud van het DD JGZ is up to date.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 31
Activiteit
Beoogd resultaat
Soa Sense Testen, behandelen en bron- en contactopsporing van soa op polikliniek
Mensen met en soa worden zo snel mogelijk gevonden en behandeld, zodat de verspreiding van soa wordt tegengegaan
Voorlichting over seksuele gezondheid
Jongeren en risicogroepen ontvangen seksuele voorlichting, zodat zij een gezonde seksuele relatie ontwikkelen waardoor seksueel misbruik wordt voorkomen. Zij krijgen voorlichting over voorbehoedsmiddelen/mogelijkheden en soa, waardoor ongewenste zwangerschappen en soa worden voorkomen.
C.
Wat gaat het kosten?
Hieronder is de gecomprimeerde productgroep-begroting weergegeven (alle bedragen x €1.000). Productgroep (x €1.000)
Realisatie 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Projecten & bijzondere activiteiten
2.281
2.537
256
745
745
0
2.202
2.202
0
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
2.281
2.537
256
745
745
0
2.202
2.202
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2.281
2.537
256
745
745
0
2.202
2.202
0
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
Op basis van het kwadrantenmodel is in onderstaande tabel een nadere verdeling gemaakt van de productgroep Projecten en bijzondere activiteiten voor de jaren 2015 en 2016: Productgroep Projecten en bijzondere activiteiten (x €1.000)
Raming 2015
2016
Kwadrant I: Basistaken
0
0
Kwadrant II: Intensivering basistaken
0
0
Kwadrant III: Basistaken-plus
745
2.202
DDJGZ
745
Soa Sense
693 1.509
Kwadrant IV: Maatwerk
0
0
Overhead
0
0
745
2.202
Geraamde resultaat
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 32
2.
Paragrafen
2.1
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
2.1.1 Risico’s In deze paragraaf wordt per productgroep nader ingegaan op de actualiteit van de risico’s. Eventuele nieuwe risico’s zullen worden meegenomen in de eerste bestuurlijke rapportage van 2016. Daarnaast is de GGDrU bezig met het maken van een inschatting van de financiële gevolgen van de risico’s. 2.1.2 Productgroep 1 – Algemene Publieke Gezondheid Nr.
Risico
Toelichting
Beheersingsmaatregel
1.1
Vermindering aantal verrichtingen door lijkschouwers
De Politie besteedt het forensisch onderzoek thans aan. Als voorwaarde is gesteld dat de uitvoerende arts ook gemeentelijk lijkschouwer is. De GGDrU heeft op de aanbesteding als onderaannemer via een andere GGD ingeschreven.
Gemeenten benoemen uitsluitend gemeentelijk lijkschouwers in dienst van de GGD regio Utrecht
1.2
Daling afname kinderopvang
Ondernemers in de kinderopvang worden getroffen door de huidige (slechte) economische situatie. De verwachting voor de komende jaren is dan ook dat meer ondernemers in de kinderopvang failliet gaan. Het is niet goed in te schatten met welke daling we te maken gaan krijgen ten aanzien van het aantal inspecties. Als de afgelopen twee jaar een weerspiegeling is van de toekomst hebben we 9 locaties minder dan in het jaar 2014.
Er kan geen invloed op uitgeoefend worden. Verlagen van de kosten (onder meer formatie).
1.3
Grote uitbraak (epidemiologie)
Infectieziektebestrijding is een reactieve taak. Bij grote uitbraken wordt het team overmatig belast. Binnen de formatie is er naast het dag dagelijkse werk rond meldingen van infectieziekten geen ruimte voor het bestrijden van langdurige grote en complexe uitbraken. De formatie is dekkend voor de reguliere bestrijding. Door de preventieve taken bij een grote uitbraak te laten liggen, voldoen wij niet aan de eisen die de wet op Publieke gezondheid aan ons stelt.
herprioriteren van taken, hulp vragen van andere GGD’s en het RIVM
1.4
Minder bezoekers reizigersvaccinatie
Oorlogsdreiging en geweld in landen in Afrika en Azië kan toeristen afschrikken om te gaan reizen, waardoor er minder bezoekers zullen zijn.
Geen, er kan geen invloed op uitgeoefend worden.
1.5
Minder inkomsten door afspraken zorgverzekeraars
Afspraken met of door ziekenfondsen kunnen ervoor zorgen dat het product tegen een te lage prijs moet worden verkocht, dan wel dat verzekerden naar andere aanbieders overgaan.
Afspraken maken met zorgverzekeraar
1.6
Behoud van bekwaamheid en bevoegdheid van professionals
Door dalende incidentie van actieve tuberculose komt het behoud van bekwaamheid en bevoegdheid van professionalsonder druk te staan. Dit leidt daarmee tot het niet meer voldoen aan de
De eenheid heeft op basis van landelijke normen en de werklast de organisatie aangepast. Voor het behoud van kennis en kunde wordt er
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 33
Nr.
Risico
Toelichting
Beheersingsmaatregel
professionele normen en efficiënt gebruik van mensen en middelen.
samengewerkt met andere GGDen. De eenheid heeft voldoende omvang en voldoet aan professionele en landelijke normen.
1.7
Contracten met COA en dienst Justitiële inrichtingen (DJI)
De contracten met COA en dienst Justitiële inrichtingen (DJI), de normen en methoden voor deze risco screening worden in 2015 geëvalueerd. De contracten kunnen dan veranderen of stoppen.
Opbouwen van weerstandsvermogen voor de contracten De mobiliteit en brede inzetbaarheid van medewerkers wordt gestimuleerd om te komen tot doorstroom in de formatie.
1.8
Asielzoekers en screenings
Het aantal asielzoekers en screenings neemt toe (uit landen met hoog risicoprofiel voor TBC). Er is onvoldoende capaciteit en kennis om op te schalen.
Door samenwerking met andere taken en GGDen wordt de flexibiliteit en het opschalen geoptimaliseerd
1.9
Opbrengsten verzekerde zorg
De opbrengsten uit verzekerde zorg zijn nog onzeker. De NZA richtlijn wordt momenteel geïmplementeerd.
Realistisch begroot in 2014 en 2015. Monitoren resultaat.
1.10
Immigranten betalen zelf voor de screening; omstreden
Toelichting risico: Deze kostendekking is omstreden, beleid van 6 van de 8 TBC GGDen is dat deze screening valt onder PG en kosteloos voor de burger is.
In 2015 wordt een juridische analyse gemaakt om te komen tot een standpunt over de rechtmatigheid en wenselijkheid van deze kostendekking. Voorbehoud in de begroting van 2016.
1.11
Maatwerk
De exploitatie van de maatwerkproducten omvat in beginsel een aanmerkelijk groter risico dan de exploitatie van de producten die door de inwonerbijdrage worden gedekt. Het risico kent feitelijk twee dimensies. Ten eerste gaat het om de mate waarin de GGDrU in staat is aan te sluiten op de behoefte van de gemeenten. Ten tweede kunnen de gemeenten onder druk van de bezuinigingen besluiten minder maatwerk af te nemen.
Bepalen wat een gezonde verhouding is tussen de vaste (inwoner)bijdrage en de maatwerk-opbrengsten, zodat de GGDrU een gezonde financierings-structuur kent om een eventuele daling van maatwerk te kunnen opvangen. Vaststellen of de 25% eenmalige vergoeding bij opzegging voldoende is. Daarnaast (voor zover mogelijk) aanhouden van een flexibele schil en opbouwen weerstands-vermogen.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 34
2.1.3 Productgroep 2 – Jeugdgezondheidszorg Nr.
Risico
Toelichting
Beheersingsmaatregel
2.1
Maatwerk
De exploitatie van de maatwerkproducten omvat in beginsel een aanmerkelijk groter risico dan de exploitatie van de producten die door de inwonerbijdrage worden gedekt. Het risico kent feitelijk twee dimensies. Ten eerste gaat het om de mate waarin de GGDrU in staat is aan te sluiten op de behoefte van de gemeenten. Ten tweede kunnen de gemeenten onder druk van de bezuinigingen besluiten minder maatwerk af te nemen.
Bepalen wat een gezonde verhouding is tussen de vaste (inwoner)bijdrage en de maatwerk-opbrengsten, zodat de GGDrU een gezonde financierings-structuur kent om een eventuele daling van maatwerk te kunnen opvangen. Vaststellen of de 25% eenmalige vergoeding bij opzegging voldoende is. Daarnaast (voor zover mogelijk) aanhouden van een flexibele schil en opbouwen weerstands-vermogen.
2.1.4 Productgroep 3 – Bedrijfsvoering Nr.
Risico
Toelichting
Beheersingsmaatregel
3.1
Europese aanbesteding
De GGDrU is in de afgelopen jaren in omvang aanzienlijk gegroeid. Daardoor de is de kans om verplicht aan de regels rondom Europees aanbesteden van diensten en leveringen waarschijnlijker geworden. Niet naleven van de aanbestedingsregels leidt tot onrechtmatigheid, dat kan leiden tot niet niet verkrijgen van een goedkeurende rechtmatigheidsverklaring bij de jaarstukken.
Dit vraagt naast een procedurele borging ook om een cultuurwijziging en beschikbaar budget om de inkoopfunctie structureel vorm te kunnen geven. Mogelijk kan de dekking plaatsvinden binnen de bestaande begrotingsmiddelen.
3.2
Verbijzonderde interne controle(VIC)
Binnen GGDrU vindt gedurende het boekjaar geen verbijzonderde interne controle plaats. Dit vanwege het ontbreken van formatie om dit aspect op te kunnen pakken. Hierdoor is het risico groter dat onder meer onjuiste toepassing van wet- en regelgeving niet of niet tijdig wordt gesignaleerd c.q. aanleiding wordt gegeven tot frauduleus handelen binnen de GGDrU.
Opstellen van een intern controleplan voor de VIC en structureel capaciteit beschikbaar stellen voor de uitvoering van de VIC. Mogelijk kan de dekking plaatsvinden binnen de bestaande begrotingsmiddelen.
3.3
Kwetsbaarheid
De GGDrU is op bepaalde functies in onvoldoende mate formatief begroot. Daardoor ontstaat een te hoge werkdruk bij de bestaande medewerkers, met het risico dat deze medewerkers de werkdruk niet langer volhouden en uitvallen. Daarmee is de bezetting, met name op de bedrijfsvoeringsfuncties, beperkt gehouden. Gevolg hiervan is dat bij het wegvallen van dergelijke functionarissen de organisatie erg kwetsbaar is.
De formatie op orde brengen zodat het risico tot aan aanvaardbaar niveau is gebracht. Mogelijk kan de dekking plaatsvinden binnen de bestaande begrotingsmiddelen.
3.4
Taakstellingen
De begroting van de GGD komt verder onder druk te staan indien de gemeenten besluiten tot het opleggen van een aanvullende taakstelling. De beleidsruimte van de directie is onvoldoende van omvang om nog tot efficiëntere uitvoering van de taken te komen. Een verdere taakstelling leiden tot negatieve financiële resultaten. Ook kan dit leiden tot
Bij een taakstelling neerwaarts bijstellen van de te realiseren productie en dienstverlening.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 35
Nr.
Risico
Toelichting
Beheersingsmaatregel
langdurig ziekteverzuim en/of disfunctioneren van medewerkers. 3.5
Wetgeving HR
In de CAO 2011-2012 zijn afspraken gemaakt over de modernisering en flexibilisering van de werktijden. De implementatie ervan moet binnen de GGDrU nog plaatsvinden.
Uitwerken van de nieuwe wetgeving.
3.6
Risicoinventarisatie en Evaluatie (RI&E)
De GGDrU beschikt niet over een actuele RI&E. Op dit moment wordt de actualisatie met hulp van een externe medewerker opgepakt. De opzet van de RI&E en borging van de regie/ sturing erop in de organisatie moet binnen de GGDrU nog geformaliseerd worden (de GGDrU beschikt niet over een arbo-coördinator), alsmede de uitvoering van de in het plan van aanpak genoemde activiteiten.
Uitwerken van de RI&E.
3.7
Implementatie CAO-wijzigingen/ Wet Werk en Zekerheid
De CAO-wijzigingen per 1 oktober 2014 en deels in 2015 moeten nog geïmplementeerd worden als ook de effecten van de nieuwe wet Werk en Zekerheid (2015). Als gevolg daarvan moet onder meer de gehele personele administratie op de nieuwe regelingen worden aangepast als ook moeten ongeveer 75% van de huidige regelingen binnen de GGDrU worden geactualiseerd. Actualisatie is ook nodig omdat de meeste regelingen van de voormalige GGD MiddenNederland afkomstig zijn.
Uitwerken van de wets- en CAO-wijzigingen.
3.8
Boventallige medewerkers
Het sociaal statuut en het CAR-UWO ‘Van werk naar werk-traject’ moet voor de zes boventallige medewerkers worden toegepast.
Vinden van alternatief werk.
3.9
Wet Verbetering Poortwachter
De Wet Verbetering Poortwachter moet worden toegepast voor langdurig zieken, anders kunnen loonsancties van bijvoorbeeld een jaar volgen.
Uitwerken consequenties Wet VP.
2.1.5 Productgroep 4 – Projecten en bijzondere activiteiten Er zijn binnen productgroep 4 – Projecten en bijzondere activiteiten geen relevante risico’s.
2.1.6 Reserves en voorzieningen Hierna is een overzicht opgenomen van de reserves en voorzieningen die per 1 januari 2015 aanwezig zijn bij de GGDrU (op basis van de voorlopige jaarstukken 2014 exclusief resultaatbestemming 2014). Vervolgens wordt hiervan een het verwachte verloop in 2015 en 2016 gegeven. Onderaan het overzicht volgt een korte toelichting per reserve respectievelijk voorziening.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 36
Reserves Op basis van de aanwezige algemene reserve heeft de GGDrU een geprognosticeerd weerstandsvermogen van 503.000 (afgerond) per 1 januari 2016. Daarin is een bedrag opgenomen ter grootte van €36.000 (afgerond), dat betrekking heeft op het nog te bestemmen jaarrekeningresultaat van 2014. Dit vermogen dient om eventuele (onverwachte) tegenvallers op te kunnen vangen. In onderstaande tabel is het geprognosticeerde saldo van de algemene reserve als ook de bestemmingsreserves over de jaren 2015-2019. Omschrijving
Saldo 1 januari 2015
Saldo 1 januari 2016
A. Algemene reserve Publieke Gezondheid
698
503
Totaal algemene reserves
698
503
163 174 121 270 58 200 200 48
227 174 526 58 57 600 143
B. Bestemmingsreserves Risicofonds Reizigersadvisering Tekort afschrijvingen De Dreef Zeist Samengaan GGD-en Utrecht DDJGZ Epidemiologisch onderzoek Doorontwikkeling JGZ Doorontwikkeling APG DJI TBC Reserve versterking bedrijfsvoering Risicofonds inspecties THZ Totaal bestemmingsreserves
1.235
Geraamd resultaat Totaal generaal
1.785
Bestemming resultaat 2015
Onttrekking
-
-
8 300-
8
300-
Saldo 31 december 2016
Saldo 31 december 2017
Saldo 31 december 2018
Saldo 31 december 2019
503
503
503
503
503
503
503
503
227 174 526 58 65 300 143
227 174 526 73 -
227 174 526 81 143
227 174 526 89 143
1.493
1.000
1.151
1.159
-
-
-
-
-
-
-
-
1.934
2.288
8
300-
1.996
1.503
1.654
1.662
Onderstaand volgt per reserve een korte toelichting: Algemene reserve Algemene reserve Publieke Gezondheid Deze algemene reserve is bestemd voor de egalisatie van incidentele, niet voorziene tegenvallers binnen de GGDrU. Op basis van de nota ‘Reserves en voorzieningen, weerstandsvermogen en risicomanagement’ zou de algemene reserve maximaal €594.715, zijnde 5% van de inwonerbijdrage van de gemeenten (in 2016 €11.894.310), mogen bedragen en minimaal €148.678 (zijnde 25% van €594.715). Het geprognosticeerde saldo van de algemene reserve bedraagt ultimo 2016 €503.000. De daling van het geprognosticeerde saldo per 1 januari 2016 in relatie tot 1 januari 2015 wordt verklaard dat de aftopping van de algemene reserve voor dat deel, dat gevormd is door de MN-gemeenten, reeds is verwerkt. De inbreng van de gemeente Utrecht (€50.000) in verband met de overdracht van de taken per 1 januari 2014 komt hiermee in balans met de resterende saldo van de algemene reserve. Het saldo van €503.000 ligt tussen het minimum en maximum gedefinieerd norm.
Bestemmingsreserves Risicofonds reizigersadvisering Voor reizigersadvisering is een risicofonds ingesteld waarmee onverwachte terugval in de omzet van het spreekuur kan worden opgevangen. De hoogte van dit fonds is vastgesteld op 10% van de jaaromzet (en een minimum van 25% van het maximale bedrag). Op basis van de nota ‘Reserves en voorzieningen, weerstandsvermogen en risicomanagement’ zou het risicofonds reizigersadvisering maximaal €241.100, zijnde
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 37
10% van de omzet reizigersvaccinaties (in 2016 €2.411.000), mogen bedragen en minimaal €60.275 (zijnde 25% van €251.100). Het geprognosticeerde saldo van het Risicofonds Reizigersadvisering bedraagt ultimo 2016 €227.000. In dit saldo is de bijdrage van de gemeente Utrecht (€100.000) verdisconteerd (in verband met de overdracht van de taken per 1 januari 2014). Met het saldo van €227.000 ligt tussen het minimum en maximum gedefinieerd norm. Tekortkoming afschrijving De Dreef De vastgestelde afschrijvingstermijnen op het hoofdgebouw geven na 30 jaar een afschrijvingstekort te zien van €174.000 (afgerond). In 2016 worden geen mutaties geprognosticeerd. Het geprognosticeerde saldo bedraagt ultimo 2016 €174.000. DDJGZ De bestemmingsreserve DDJGZ is onder meer bedoeld ter dekking van de kosten voor de aansluiting Landelijk Schakelpunt. Vóór 31 december 2016 zal een nieuwe aanbesteding voor DDJGZ moeten plaatsvinden, omdat dan de huidige overeenkomst afloopt. Het saldo van deze reserve wordt hiervoor gereserveerd. Het geprognosticeerde saldo bedraagt ultimo 2016 €526.000. Epidemiologisch onderzoek Deze bestemmingsreserve is bedoeld ter dekking van de kosten van een vierjaarlijks terugkerend landelijk uit te voeren volwassenenonderzoek. Dit bedrag zal in 2017 worden aangewend. Het geprognosticeerde saldo bedraagt ultimo 2016 €58.000. Innovatiefonds doorontwikkeling JGZ Uit de resultaatbestemming bij de jaarstukken 2013 is een bedrag van €200.000 beschikbaar gesteld voor innovatie bij JGZ. Dit fonds wordt in 2015 vooralsnog volledig ingezet, zodat ultimo 2015 het saldo nihil is. Innovatiefonds doorontwikkeling APG Uit de resultaatbestemming bij de jaarstukken 2013 is een bedrag van €200.000 beschikbaar gesteld voor innovatie bij APG. Het saldo van deze reserve is per ultimo 2015 volledig ingezet. Reserve DJI TBC De reserve is overgekomen vanuit de overdracht van de taken van de voormalige GG&GD naar de GGDrU. Van de opbrengst DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen) wordt conform afspraak jaarlijks voor eventuele wachtgeldverplichtingen €4,82 per gemaakte foto gereserveerd. De toevoeging aan de reserve is gebaseerd op het gerealiseerde aantal foto’s over het jaar 2014. Reserve versterking bedrijfsvoering Door het resultaat van 2014 grotendeels in te zetten ter dekking van de structurele verhoging van de gemeentelijke bijdrage kunnen de gemeenten in de gelegenheid worden gesteld een aanloop te nemen om de verhoging in de eigen begroting te verwerken. Alsdus redenerend kan de periode 2016-2017 worden gedekt uit het positieve resultaat 2014. Dat geeft de mogelijkheid een constructie aan te gaan waarbij de gemeentelijke bijdrage weliswaar wordt verhoogd met ingang van 2016 (met voorliggende (ontwerp)begroting 2016), maar tegelijkertijd af te zien van het feitelijk innen in de periode 2016-2017.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 38
Risicofonds inspecties THZ Ook voor inspectie Technische Hygiëzorg wordt bij de agendering van de jaarstukken 2014 voorgesteld om uit het positief jaarresultaat 2014 een bedrag van €143.000 te storten in deze reserve. Dit om een buffer te hebben voor onverwachte terugval in de omzet van inspecties.
Voorzieningen In onderstaande tabel is het geprognosticeerde saldo van de algemene reserve als ook de bestemmingsreserves over de jaren 2015-2019. Omschrijving
Saldo 1 januari 2015
Saldo 1 januari 2016
Toevoeging
Vrijval
Aanwending
Saldo Saldo Saldo Saldo 31 december 31 december 31 december 31 december 2016 2017 2018 2019
1. Voorziening ter egalisering van kosten Groot onderhoud De Dreef (Zeist)
357
375
18
20-
373
391
409
427
Groot onderhoud Poststede (Nieuwegein)
87
88
12
54-
46
53
28
40
Totaal voorziening ter egalisering van kosten
444
463
30
73-
420
445
437
467
465
261
185-
77
-
-
-
64
37
27-
10
-
-
-
-
2. Door derden beklemde middelen met specifiek aanwendingsrichting
3. Voorziening voor verplichtingen en risico's Logopedie Voormalig personeel Loopbaanbudget
208
-
Reorganisatie reizigers
52
-
Voorziening monitor 0-4 jr
-
-
-
-
-
-
-
75
-
13
25
150-
38
75
113
150
50
63
13
Voorziening monitor Volwassenen
113
150
38
Totaal voorziening voor verplichting en risico's
951
511
50
-
362-
199
75
125
175
1.395
974
80
-
435-
619
520
562
642
Totalen
Onderstaand volgt per voorziening een korte toelichting: Voorziening groot onderhoud De Dreef (Zeist) Jaarlijks wordt voor het gebouw aan De Dreef 5 te Zeist, dat eigendom is van de GGDrU, een bedrag gedoteerd van €18.000. Dit bedrag is gebaseerd op de Meerjaren Onderhouds Programma (MJOP) voor de komende tien jaar. Dit bedrag komt ten laste van de exploitatie. In 2016 is de aanwending begroot op €20.000 (afgerond). Per 31 december 2016 bedraagt het begrote saldo €373.000 (afgerond). Voorziening groot onderhoud Poststede 5 (Nieuwegein) Jaarlijks wordt voor het gebouw aan de Poststede 5 te Nieuwegein, dat eigendom is van de GGDrU, een bedrag gedoteerd van €12.000. Dit bedrag is gebaseerd op de Meerjaren Onderhouds Programma (MJOP) voor de komende tien jaar. Dit bedrag komt ten laste van de exploitatie. In 2016 is de aanwending begroot op €54.000 (afgerond). Per 31 december 2016 bedraagt het begrote saldo €46.000 (afgerond). Logopedie In 2012 is een voorziening opgenomen voor de frictiekosten logopedie omdat steeds minder gemeenten gebruik maken van de keuzetaak ‘Logopedie’. Per 1 augustus 2014 voert de GGDrU deze taak niet meer uit. Deze voorziening dekt de salarislasten voor een periode van twee jaar, de scholingskosten en de lasten van aanvullende uitkeringen tot en met 31 december 2017. In 2016 is de aanwending begroot op €185.000 (afgerond). Per 31 december 2016 bedraagt het begrote saldo €77.000 (afgerond). Er is geen rekening gehouden met uitkeringslasten na 31 december 2017. Deze uitkeringslasten bedragen maximaal circa €260.000.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 39
Voormalig personeel Deze voorziening is gevormd voor een oud-medewerker waarbij de GGDrU de verplichting heeft een suppletie te verlenen op haar huidige loon bij derden tot het niveau van het voormalig loon bij de GGDrU. Per 31 december 2016 bedraagt het begrote saldo €10.000 (afgerond). Loopbaanbudget Deze voorziening is vanaf 1 januari 2016 niet meer noodzakelijk, omdat de toekenning van het loopbaanbudget eindigt (conform de CAO). Reorganisatie reizigers Deze voorziening is vanaf 1 januari 2016 niet meer noodzakelijk, omdat de lasten uit de reorganisatie in 2015 zijn afgewikkeld. Monitoring 0-4 jaar Eens per vier jaar wordt een gezondheidsmonitor onder de kinderen in de leeftijdscategorie van 0-4 jaar in de regio Utrecht gehouden. De kosten van een dergelijke monitor worden geraamd op €50.000. Dat betekent dat er jaarlijks €12.500, zijnde €50.000 gedeeld door vier, gereserveerd moet worden. Gegeven de landelijke ontwikkelingen wordt de monitor in 2017 voor een grotere doelgroep (0-12 jarigen) in uitgevoerd. De verwachte kosten in 2017 bedragen €88.000 (afgerond). Per 31 december 2016 bedraagt het begrote saldo €75.000. Monitor volwassenen Eens per vier jaar wordt een gezondheidsmonitor onder volwassenen in de regio Utrecht gehouden. De kosten van een dergelijke monitor worden geraamd op €150.000. Dat betekent dat er jaarlijks €37.500, zijnde €150.000 gedeeld door vier, gereserveerd moet worden. De monitor staat gepland voor 2016, zodat de voorziening dan voor €150.000 wordt aangewend. Per 31 december 2016 bedraagt het begrote saldo €38.000 (afgerond).
2.2
Verzekeringen
De GGDrU voert het beheer van haar verzekeringen in eigen beheer uit. Het pakket van de GGDrU bestaat uit de volgende verzekeringen: · brand-en exploitatieverzekering; · aansprakelijkheidsverzekering; · WABM verzekering; · wagenparkverzekering. · rechtsbijstandverzekering.
2.3
Bedrijfsvoering
Formatie De totale formatie van de GGDU, zoals opgenomen in de begroting 2016, komt uit op 329,33 fte (begroting 2015 315,35 fte). De toename van de formatie heeft met name betrekking op de versterking van de bedrijfsvoering (9,86 fte). Daarnaast is de toename het gevolg van het actualiseren van het maatwerk (werk voor derden) en de coördinatiefunctie op de subsidie Soa-Sense binnen de productgroepen Algemene Publieke gezondheid en Jeugdgezondheidszorg.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 40
Ziekteverzuim De GGDrU streeft ernaar om het ziekteverzuimpercentage onder de 5% te houden. Het ziekteverzuimpercentage over 2014 bedroeg 3,8%. Planning & Control De GGDrU voert een eigenstandige financiële huishouding. In de begroting is het programma Publieke Gezondheid onderverdeeld in productgroepen. Elke productgroep heeft een of meer bij de productgroep behorende kostenplaatsen. Hierdoor kan op elk niveau van leidinggevende (met budgetverantwoordelijkheid) inzicht worden gegeven in de financiële huishouding. De begroting inclusief begrotingswijzigingen worden geactualiseerd nadat deze bestuurlijk zijn vastgesteld. De financiële overzichten worden gegenereerd via de softwareapplicatie Cognos. Financiële data zal real-time aanwezig zijn. Er zal periodiek afstemming plaatsvinden met de budgethouders. HKZ-certificering De GGDrU wil met haar beleid de garantie bieden aan gemeenten, klanten, instellingen, ketenpartners, relaties en personeel dat geïnvesteerd wordt in een professionele organisatie waar kwaliteit en klantgerichtheid centraal staat. Gewerkt moet worden volgens de nieuwste HKZ-normen, die landelijk zijn vastgesteld en vanuit de Inspectie Volksgezondheid worden vereist. De GGDrU is door KIWA gecertificeerd op basis van dit nieuwe HKZ schema.
2.4
Verbonden partijen
De GGDrU is als gemeenschappelijke regeling een verbonden partij voor de deelnemende gemeenten in de regio Utrecht. Via het RIVM wordt uitvoering gegeven aan het rijksvaccinatieprogramma. Deze organisatie zorgt voor doorbetaling van de AWBZ-gelden. De GGDrU heeft zelf geen verbonden partijen.
2.5
Onderhoud kapitaalgoederen
De GGDrU heeft kapitaalgoederen in de vorm van gebouwen, dienstauto’s, automatisering en (kantoor)inventarissen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan dat gemeenten o.a. met betrekking tot wegen en gebouwen onderhoudsplanningen moeten hebben vanwege de soms grote bedragen en risico’s die aan kapitaalgoederen zijn verbonden. De GGDrU heeft in 2004 het gebouw De Dreef 5 in Zeist in eigendom verkregen als hoofdgebouw. Toevoeging aan de voorziening voor onderhoud is onderbouwd door middel van een meerjaren onderhoudsplan (MJOP) uit december 2012. De vestiging Poststede 5 Nieuwegein is in 2006 gerenoveerd. Daarvoor is in 2010 een MJOP opgesteld.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 41
2.6
Financiering en treasury
2.6.1 Inleiding De treasuryparagraaf is voor de begroting en de jaarrekening verplicht gesteld. Dit vloeit direct voort uit de Wet financiering decentrale overheden 2001 (Wet fido). In deze treasuryparagraaf wordt aan de hand van de begrippen, renteontwikkeling kasgeldlimiet, renterisico en financieringspositie de belangrijkste zaken beschreven. De GGDrU beschikt over een actueel treasurystatuut. Wet verplicht Sschatkistbankieren (Wet vSB) De wet vSB (zonder leenfaciliteit) houdt in dat decentrale overheden en door hen opgerichte gemeenschappelijke regelingen, al hun overtollige liquide middelen en beleggingen moeten aanhouden bij het ministerie van Financiën. Er is een (kleine) vrijstellingsgrens voor het afstorten van overtollige liquide middelen. Het bedrag dat buiten het schatkistbankieren mag worden gehouden. Als het gemiddelde kwartaal bedrag van de positieve tegoeden minder is dan 0,75% van het begrotingstotaal (met een minimum van €250.000), mag dit op de eigen bankrekeningen blijven staan. Voor 2016 is dit gemiddelde kwartaalbedrag voor de GGDrU op basis van het begrotingstotaal afgerond €235.500 (0,75% van €31,4 miljoen). Dit bedrag ligt onder de miniumnorm zodat het bedrag van €250.000 leidend is. De verwachting voor 2016 is dat de GGDrU binnen de vrijstellingsgrens blijft. Daarboven wordt een bedrag aangehouden voor de afgegeven bankgaranties (zijnde €33.782 ten tijde van het opstellen van de begroting). 2.6.2 Renterisiconorm Het renterisico op de lange financiering wordt wettelijk begrensd door de renterisiconorm op 20% van de omzet in de begroting. Als lange financiering wordt volgens de Wet Fido alle financieringsvormen met een rentetypische looptijd langer dan 1 jaar aangemerkt. Het renterisico wordt gedefinieerd als het minimum van de netto nieuw aangetrokken schuld en de betaalde aflossingen, vermeerderd met het saldo van de contractuele renteherzieningen op de opgenomen en uitgezette geldleningen. In onderstaande tabel is het renterisico voor de jaren 2016 tot en met 2019 opgenomen. (x€1.000)
Variabelen
Begroting 2016
Begroting 2017
Begroting 2018
Begroting 2019
Berekening renterisiconorm
Begrotingstotaal Maximum percentage Renterisiconorm
Berekening renterisico Renteherzieningen (1) Aflossingen (2) Renterisico (1) + (2) Ruimte onder de rente risiconorm
31.427
20% 6.285
32.017
32.506
20% 6.403
20% 6.501
33.062
20% 6.612
-
-
-
-
126
130
135
139
126
130
135
139
6.159
6.273
6.367
6.473
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de GGDrU binnen de gestelde norm blijft.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 42
2.6.3 Renteontwikkeling De GGDrU heeft op haar twee eigendomspanden een drietal hypotheekleningen afgesloten. Van twee leningen ligt de rentevervaldatum in 2021. De renteherziening van de derde lening valt in 2024. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rente en aflossingen over de jaren 2016 tot en met 2019.
Leningnr. 40.76970.01 40.98570.01 40.98688.02
Instelling BNG BNG BNG
Eerste jaar overeenkomst 1991 2004 2004
Rente % 3,85% 3,05% 2,89%
Rente/ aflossing frequentie 1x pj 12x pj 12x pj
Totaal
Leningnr. 40.76970.01 40.98570.01 40.98688.02
5.949.772
Instelling BNG BNG BNG
Eerste jaar overeenRente % komst 1991 3,85% 2004 3,05% 2004 2,89%
Rente/ aflossing 1x pj 12x pj 12x pj
Totaal
Leningnr. 40.76970.01 40.98570.01 40.98688.02
Saldo 31 december 2016 135.562 2.338.085 3.350.000 5.823.647
Instelling BNG BNG BNG
Eerste jaar overeenkomst Rente % 1991 3,85% 2004 3,05% 2004 2,89%
Rente/ aflossing 1x pj 12x pj 12x pj
Totaal
Leningnr. 40.76970.01 40.98570.01 40.98688.02
Saldo 31 december 2015 159.734 2.440.037 3.350.000
Saldo 31 december 2017 110.458 2.232.789 3.350.000 5.693.247
Instelling BNG BNG BNG
Eerste jaar overeenRente % komst 1991 3,85% 2004 3,05% 2004 2,89%
Totaal
Rente/ aflossing 1x pj 12x pj 12x pj
Saldo 31 december 2018 84.388 2.124.236 3.350.000 5.558.624
Opgenomen in 2016
-
Opgenomen in 2017
-
Opgenomen in 2018
-
Opgenomen in 2019
-
Aflossingen 2016 24.173 101.952 126.125
Aflossingen 2017 25.103 105.296 130.400
Aflossingen 2018 26.070 108.553 -
Rentelasten 2016 6.150 73.004 96.815 175.969
Rentelasten 2017 5.219 69.847 96.815 171.881
Rentelasten 2018 4.253 66.590 96.815
Saldo 31 december 2016 135.562 2.338.085 3.350.000 5.823.647
Saldo 31 december 2017 110.458 2.232.789 3.350.000 5.693.247
Saldo 31 december 2018 84.388 2.124.236 3.350.000
134.623
167.657
5.558.624
Aflossingen 2019 27.074 111.911 -
Rentelasten 2019 3.249 63.232 96.815
Saldo 31 december 2019 57.314 2.012.325 3.350.000
138.984
163.296
5.419.639
De betaling van rente en aflossing van de lening met leningnummer 40.76970.01 vindt op 31 mei van elke boekjaar. De betalingen van rente en aflossing van de lening met leningnummer 40.98570.01 en leningnummer 40.98688.02 vinden op de 2e van elke maand plaats.
2.6.4 Kasgeldlimiet Het renterisico op de korte financiering wordt wettelijk begrensd door de kasgeldlimiet. Hiertoe behoren alle rekening-courant saldi en kortlopende financieringen met een rentetypische looptijd korter dan 1 jaar. De kasgeldlimiet wordt in de Wet Fido bepaald als percentage van de omzet in de begroting. Dit percentage is voor gemeenschappelijke regelingen gesteld op 8,2% van het begrotingstotaal aan lasten vóór bestemming, dus met uitzondering van de stortingen in reserves.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 43
Voor de GGDrU bedraagt deze limiet voor 2016 €31,4 miljoen, zijnde 8,2% van €2,58 miljoen met een minimum van €250.000 voor gemeenschappelijke regelingen. De huidige financiële positie geeft geen aanleiding om voor 2016 maatregelen voor te stellen.
2.6.5 EMU-saldo Conform de voorschriften van de BBV wordt een overzicht opgenomen van het berekende EMU-saldo van de GGDrU. Dit voor het jaar voor het begrotingsjaar, als het begrotingsjaar zelf en het jaar volgend op het begrotingsjaar. (x€1.000)
Variabelen
1
Exploitatiesaldo vóór verrekening met reserves
+2
Afschrijvingen ten laste van de exploitatie
+3
Bruto dotaties aan voorzieningen t.l.v. exploitatie
-4
Uitgaven aan investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd
Begroting 2015
Begroting 2016
Begroting 2017
-
-
-
807
813
827
30
30
30
-448
-448
-450
-
-
-
Verkoopopbrengsten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs)
-
-
-
-6b
Boekwinst op desinvesteringen in (im)materiële vaste activa
-
-
-
-7
Uitgaven aan verkoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijpmaken e.d.
-
-
-
Verkoopopbrengsten van grond (tegen verkoopprijs)
-
-
-
-8b
Boekwinsten op grondverkopen
-
-
-
-9
Betalingen ten laste van de voorzieningen
-501
-435
-179
-10
Betalingen die niet via de exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves worden gebracht en die nog niet vallen onder één van de andere genoemde posten
-
-
-
-11b
Boekwinst bij verkoop van deelnemingen en aandelen Vrijval ten gunste van algemene middelen van niet meer benodigde middelen in reserves Berekend EMU-saldo
-
-
-
-112
-40
228
+5
+6a
+8a
De in mindering op onder 4 bedoelde investeringen gebrachte ontvangen bijdrage van het Rijk, de Provincies, de Europese Unie en overigen
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 44
C.
FINANCIELE BEGROTING
1.
Programmabegroting
De GGDrU kent één programma Publieke Gezondheid. Binnen het programma worden productgroepen onderkend. Onderstaand wordt eerst het overzicht van baten en lasten in de begroting gepresenteerd en daarna de uitsplitsing naar de diverse productgroepen. Productgroep (x €1.000)
Realisatie 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Publieke Gezondheid
30.400
31.546
1.146
28.452
28.452
0
31.427
31.127
-300
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
30.400
31.546
1.146
28.452
28.452
0
31.427
31.127
-300
0
133
133
0
0
0
0
300
300
30.400
31.679
1.279
28.452
28.452
0
31.427
31.427
0
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
Zonder eliminatie van de interne doorbelastingen bedraagt het totaal van de begrote baten en lasten van het programma Publieke Gezondheid aangaande het boekjaar 2016 €38,063 miljoen. De begroting gesplitst naar de te onderscheiden productgroepen (inclusief interne doorbelastingen) geeft het volgende beeld: Productgroep
Realisatie 2014
Raming 2015
Raming 2016
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Algemene Publieke Gezondheid
11.748
12.659
911
11.910
11.910
0
12.348
12.348
0
Jeugdgezondheidszorg
18.799
18.977
178
18.087
18.087
0
18.485
18.485
0
Bedrijfsvoering
4.942
4.743
-199
4.295
4.295
0
5.028
4.728
-300
Projecten & bijzondere activiteiten
2.281
2.537
256
745
745
0
2.202
2.202
0
37.770
38.916
1.146
35.037
35.037
0
38.063
37.763
-300
Algemene Publieke Gezondheid
0
0
133
0
0
0
0
0
0
Jeugdgezondheidszorg
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Bedrijfsvoering
0
133
133
0
0
0
0
300
300
Projecten & bijzondere activiteiten
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
133
266
0
0
0
0
300
300
37.770
39.049
1.412
35.037
35.037
0
38.063
38.063
0
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
2.
Ontwikkeling gemeentelijke bijdrage
2.1
Gemeentelijke bijdragen 2016-2019
In de begroting 2016 wordt voorgesteld om de totale gemeentelijke inwonerbijdrage ingaande het boekjaar 2016 structureel te verhogen met €300.000. Dit bedrag is technisch gezien niet direct in een bedrag per inwoner uit te drukken (ongeveer €0,25 per inwoner). Dit omdat de gemeente Utrecht niet alle taken van de GGDrU afneemt. Dit heeft dan met name betrekking op de taken van Jeugdgezondheidszorg. Rekening houdende met de huidige overheadmethodiek komt de bijdrage per inwoner van de gemeente Utrecht uit €0,14 per inwoner en voor de MN-gemeenten op €0,28 cent per inwoner. Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 45
Daarnaast is de in de kaderbrief aangegeven indexering van 1,74% toegepast. Taken gemeente Utrecht Vanaf 2016 is de begroting van de GGD integraal opgebouwd, waarbij de taken die de gemeente Utrecht afneemt zichtbaar in de begroting zijn opgenomen. De gemeente Utrecht kiest er voor enkel de wettelijk bij de GGD verplicht te beleggen taken bij de GGDrU te beleggen met een intensivering daar waar zij dit nodig acht. De taken gezondheidsbevordering en epidemiologie voert zij uit in eigen beheer in een liaisonfunctie. Ten opzichte van de systematiek van het voorgaande jaar kan de verschuiving van A taken en B taken teruggevonden worden in de bijdrage APG en bijdrage JGZ. De enige uitzondering op dit uitgangspunt betreft een zeer klein onderdeel van het programma van de GGDrU, namelijk de bijdrage voor leskisten (€0,04 per inwoner). Dit was in de begroting 2015 het enige onderdeel wat in de B taken was opgenomen voor de productgroep APG. Rekening met het bovenstaande ontwikkelt de inwonerbijdrage zich als volgt: Inwonersbijdrage
2015-0
2015 - 0 Bijdrage A Taak € Bijdrage B Taak € Totaal Bijdrage MN gemeeten € Bijdrage gemeente Utrecht
€
2016 - 0 excl versterking bedrijfsv.
Correctie
4,68 € 6,82 € 11,49 €
Versterking bedrijfsvoering
2016-0
0,04 Bijdrage APG -0,04 Bijdrage JGZ - Totaal
€ € €
4,72 € 6,78 € 11,49 €
4,80 € 6,89 € 11,69 €
0,18 € 0,10 € 0,28 €
4,98 6,99 11,97
Bijdrage APG
€
3,22 €
3,28 €
0,14 €
3,42
3,22
De kolom ‘2016-0 excl versterking’ betreft de indexering van de inwonerbijdrage, zoals opgenomen in de begroting 2015-0, maar nog exclusief het financieel effect op de gemeentelijke bijdrage als gevolg van de versterking van de bedrijfsvoering. Deze financiële consequentie op de gemeentelijke bijdrage is seperaat zichtbaar gemaakt. Tevens is onderstaand het meerjarenperspecitief middels een cijfermatige opstelling zichtbaar gemaakt, zowel uitgedrukt in een bedrag per inwoner als het verwachte bedrag per gemeente. Daarbij zijn de gehanteerde inwoneraantallen voor het bepalen van de bijdrage voor 2016 ook gebruikt voor de jaren 2017-2019 (indicatief).
Totaal Inwonerbijdrage MN gemeenten Inwonerbijdrage Utrecht
€ €
Ten laste van reserve
11,97 € 3,42 €
-0,28 € -0,14 €
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Bijdrage 2016 11,69 € 3,28 €
Bijdrage 2017 11,89 € 3,34 €
Bijdrage 2018 12,38 € 3,53 €
Bijdrage 2019 12,59 3,59
Pagina 46
Gemeente
Amersfoort Baarn Bunschoten Eemnes Leusden Soest Woudenberg Houten Lopik Nieuwegein Vianen IJsselstein Utrecht De Ronde Venen Montfoort Oudewater Stichtse Vecht Woerden Renswoude Rhenen Veenendaal Bunnik De Bilt Utrechtse Heuvelrug Wijk bij Duurstede Zeist
UTR Epidemiologie UTR gezondh bevordering
Ten laste van reserve Totaal
Aantal inwoners [2014] 150.897 24.314 20.492 8.779 28.997 45.493 12.422 48.421 13.999 61.038 19.596 34.275 328.164 42.642 13.639 9.873 63.856 50.577 4.924 19.116 63.252 14.626 42.036 47.951 23.043 61.250
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.805 291 245 105 347 544 149 579 167 730 234 410 1.121 510 163 118 764 605 59 229 757 175 503 574 276 733
€
12.194 €
€ €
51 € 51 € 12.296 €
2.2
-42 -7 -6 -2 -8 -13 -3 -13 -4 -17 -5 -9 -45 -12 -4 -3 -18 -14 -1 -5 -17 -4 -12 -13 -6 -17
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
Bijdrage 2016
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.764 284 240 103 339 532 145 566 164 713 229 401 1.076 498 159 115 746 591 58 223 739 171 491 560 269 716
Bijdrage 2017
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.794 289 244 104 345 541 148 576 166 726 233 407 1.094 507 162 117 759 601 59 227 752 174 500 570 274 728
Bijdrage 2018
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.868 301 254 109 359 563 154 599 173 756 243 424 1.159 528 169 122 790 626 61 237 783 181 520 594 285 758
x€1.000 Bijdrage 2019
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
1.900 306 258 111 365 573 156 610 176 768 247 431 1.179 537 172 124 804 637 62 241 796 184 529 604 290 771
-300 €
11.894 €
12.098 €
12.615 €
12.831
€ €
51 € 51 €
52 € 52 €
53 € 53 €
54 54
-300 €
11.996 €
12.201 €
12.720 €
12.938
-
Bijdragen per gemeente 2016
Onderstaand is een overzicht opgenomen van de verwachte gemeentelijke bijdrage voor 2016, gesplitst in inwonerbijdrage, APG maatwerk, JGZ basistakenpakket (0-4 jaar), JGZ maatwerk en JGZ Digitaal dossier (gemeenschappelijk deel). De bijdrage van de gemeente Utrecht inzake epidemiologie en gezondheidsbevordering (beiden in een liaison functie) is seperaat vermeld.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 47
Aantal Inwoners
APG Intensivering JGZ BasisInwonerbijdrage 2016 / Maatwerk takenpakket
Gemeente Amersfoort Baarn Bunschoten Eemnes Leusden Soest Woudenberg Houten Lopik Nieuwegein Vianen IJsselstein Utrecht De Ronde Venen Montfoort Oudewater Stichtse Vecht Woerden Renswoude Rhenen Veenendaal Bunnik De Bilt Utrechtse Heuvelrug Wijk bij Duurstede Zeist Subtotaal Algemeen
1.763.835 284.206 239.531 102.618 338.946 531.768 145.200 565.993 163.634 713.474 229.058 400.640 1.076.049 498.442 159.426 115.405 746.413 591.195 57.556 223.447 739.353 170.963 491.359 560.499 269.349 715.951 €
Utr Epidemiologie Utr Gezondh bevordering
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
11.894.310 €
176.068 22.933 18.836 6.016 22.965 53.507 6.561 31.840 9.259 46.404 13.865 29.790 152.604 33.499 3.920 3.866 43.717 21.498 173 173 39.320 8.951 16.552 38.367 14.543 66.245
JGZ Maatwerk
2.048.231 257.570 282.214 102.264 343.053 505.699 160.901 443.598 170.455 105.306 727.805 615.989 -
881.472 € 5.763.085 €
JGZ digitaal dossier (gemeensch. kosten)
648.762 71.472 73.632 32.756 78.319 114.163 41.534 49.828 13.514 61.048 31.806 37.259 200.911 86.937 68.980 338.922 339.014 5.279 20.465 57.305 24.163 44.766 41.408 19.178 110.897
121.007 15.961 16.735 6.706 20.833 32.265 10.318 40.693 11.412 39.715 14.137 27.286 30.491 11.068 7.440 45.338 39.292 4.372 14.674 49.833 10.762 29.504 32.879 16.711 44.068
2.612.318 €
693.500
50.870 50.870
Subtotaal Specifiek
€
101.740 €
Totaal
€
11.996.050 €
-
€
-
€
881.472 € 5.763.085 €
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
-
€
2.612.318 €
693.500
Pagina 48
2.3
Autorisatie vervanging activa
Idealiter beschikt een organisatie over een uitgewerkt meerjarig investeringsplan. De GGDrU beschikt hier nog niet over. In de afgelopen jaren is het beschikbare budget aan kapitaallasten in de begroting gekapitaliseerd om daarmee de investeringsruimte te bepalen. Deze methodiek is vooralsnog ook voor deze begroting toegepast. Dit leidt tot het onderstaande kredietoverzicht: Begroting 2016
Activagroep Gronden en terreinen
Begroting 2017
Begroting 2018
Begroting 2019
-
pm
-
-
Gebouwen
10.000
10.000
10.000
10.000
Installaties
40.000
40.000
41.000
41.000
Inventaris
58.000
58.000
59.000
59.000
Apparatuur
24.000
24.000
24.000
25.000
300.000
302.000
305.000
307.000
16.000
16.000
16.000
16.000
448.000
450.000
455.000
458.000
Automatisering Vervoermiddelen Totaal
2.4
Meerjarenraming 2016-2019
Hieronder is de gecomprimeerde meerjarenraming van het programma Publieke Gezondheid van de GGDrU weergegeven. Dit is gebaseerd op de bestuurlijke uitgangspunten van de begroting 2016. Er is nog geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Productgroep (x €1.000)
Raming 2016
Raming 2017
Raming 2018
Raming 2019
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Publieke Gezondheid
31.427
31.127
-300
32.017
31.667
-350
32.506
32.514
8
33.062
33.070
8
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
31.427
31.127
-300
32.017
31.667
-350
32.506
32.514
8
33.062
33.070
8
0
300
300
8
358
350
8
0
-8
8
0
-8
31.427
31.427
0
32.025
32.025
0
32.514
32.514
0
33.070
33.070
0
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
Zonder eliminatie van de interne verrekeningen leidt dit tot onderstaande opstelling: Productgroep (x €1.000)
Raming 2016
Raming 2017
Raming 2018
Raming 2019
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
Publieke Gezondheid
38.063
37.760
-303
38.767
38.414
-353
39.430
39.438
8
40.104
40.112
8
Geraamde totaal saldo van baten en lasten
38.063
37.760
-303
38.767
38.414
-353
39.430
39.438
8
40.104
40.112
8
0
300
300
8
358
350
8
0
-8
8
0
-8
38.063
38.060
-3
38.775
38.772
-3
39.438
39.438
0
40.112
40.112
0
Mutaties reserves
Geraamde resultaat
2.5
Overzicht van incidentele baten en lasten
De begroting 2016 is hoofdzakelijk gebaseerd op structurele baten en lasten. Daarbij is het uitgangspunt genomen dat de maatwerkafspraken van de betreffende gemeenten als structureel worden gecategoriseerd. Uiteraard hoeft dit niet het geval te zijn omdat de gemeenten autonoom zijn in het bepalen van de omvang van het maatwerk. Uiteraard dit binnen de vigerende spelregels, die hieromtrent bestuurlijk zijn vastgesteld.
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 49
Binnen de productgroep Projecten en bijzondere activiteiten is de subsidie van SOASense opgenomen. Ook ten aanzien van deze subsidie is het uitgangspunt genomen dat deze als structureel gecategoriseerd mag worden. De opgenomen incidentele baten heeft betrekking op de onttrekking van €300.000 uit de reserve versterking bedrijfsvoering. Deze onttrekking is voor de jaren 2016 en 2017. Vanaf 2018 is rekening gehouden met de inning van de €300.000 via een gemeentelijke bijdrage. Daarnaast is rekening in 2017 gehouden met een onttrekking van €58.000 uit de bestemmingsreserve Epidemiologisch onderzoek ten behoeve van de uitvoering van de monitor. Productgroep (x €1.000)
Raming 2016 Lasten
Baten
Raming 2017 Saldo
Lasten
Baten
Raming 2018 Saldo
Raming 2019
Lasten
Baten
Saldo
Lasten
Baten
Saldo
0
0
0
0
0
0
Productgroep Algemene Publieke Gezondheid Uitvoering monitor
58
-58
Productgroep Jeugdgezondheidszorg
Productgroep Bedrijfsvoering
Reserves Onttrekking reserve epidemiologisch onderzoek Onttrekking reserve versterking bedrijfsvoering
Geraamde resultaat
0
300
300
300
300
58
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
58
58
300
300
358
300
Pagina 50
3.
Begrotingskader en uitgangspunten
3.1
Kader 2016
Financiële consequenties wijziging basistakenpakket De financiële consequenties van de wijziging van het basispakket zijn ten tijde van het opstellen van de begroting 2016 nog niet in volledigheid bekend. Naar verwachting zijn de effecten wel bekend bij het opstellen van een (ontwerp) gewijzigde begroting 2016. Vennootschapsbelasting Vanaf 2016 geldt de vennootschapsbelastingplicht voor lokale oerheden voor zover zij een materiële onderneming drijven. Dit betekent dat een activiteit als reizigeradvisering onder de heffing van de vennootschapsbelasting (VPB) gaat vallen. De VPB wordt geheven over een positief resultaat, waarbij de vigerende fiscale regels omtrent de VPB ook van toepassing zijn. Een voorbeeld daarvan is de verliescompensatie. De begroting is budgettair neutraal van opzet waardoor geen VPB-last is opgenomen. De invoering van de VPB betekent met name ook een administratieve lastenverzwaring. Omslagrente Er wordt, conform voorgaande begrotingsjaren, geen methodiek van omslagrente toegepast binnen de GGDrU.
3.2
Indexering
In de begroting 2015-0 is gebruik gemaakt van de CAO-loonindex voor gesubsidieerde instellingen voor de ontwikkeling van de loonkosten en de dienstprijsindex voor de ontwikkeling van materiële kosten. Daarbij werd de uiteindelijke indexering van de gemeentelijke bijdrage bepaald door 70% gewicht tot te kennen aan de CAO-loonindex en 30% aan de dienstprijsindex.
Voor de begroting 2016 wordt voorgesteld om voor de indexering zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de systematiek van de gemeenten. Deze hanteren voor de loonaanpassing de CAO-wijzigingen als uitgangspunt en voor de prijsaanpassing de cijfers van het CPB. Dit cijfer staat vermeld in de circulaire van het gemeentefonds. Aansluitend wordt de systematiek van de Veiligheidsregio Utrecht gevolgd. De indexering wordt nog gecorrigeerd op basis van de gecorrigeerde cijfers over de voorliggende twee jaren. Zo worden grote schommelingen in de jaarlijkse indexatie voorkomen. Deze methode komt ook overeen met de werkwijze van gemeenten. Loonindexering De nieuwe CAO betreft de periode van 1 januari 2013 tot 1 januari 2016. Daarin heeft de 1% loonverhoging per april 2014 en de €50 verhoging per 1 april 2015 een structureel karakter naar 2016. De overige afspraken hebben een incidenteel karakter voor de betreffende jaren (2014 en 2015). Op basis van deze CAO-aanpassing had de indexering van de loonkosten in de begroting 2014 op 1,75% (in plaats van de gehanteerde 1,00%) moeten plaatsvinden. Voor de begroting 2015 is het effect op de loonkosten 2,08% (in plaats van 1,70%). De CAO-aanpassing vraagt voor de begroting 2016 een indexering van 2,54% op de loonsom, zoals deze loonsom is opgenomen in de begroting 2015. Daarmee vindt tevens een reparatie plaats voor de te lage indexering van de voorgaande jaren. Voorgesteld wordt om dit percentage ook te handhaven voor de jaren 2017-2019. Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 51
Zodra de CAO voor de periode vanaf 1 januari 2016 bekend is, kan bepaald worden welke consequenties hieraan verbonden zijn voor de begroting. Eventuele wijzigingen kunnen dan middels een begrotingswijziging worden voorgelegd. Prijsindexering Voor de verwachte indexering van de prijzen vanaf 2016 wordt de prijsontwikkeling van het bruto binnenlands product gevolgd, zoals dit is opgenomen in de circulaire van het gemeentefonds. Daarbij is de prijsindexering voor 2016 gesteld op 0,75% en de jaren 2017 tot en met 2019 op 0,5%. Op basis van de septembercirculaire 2014 resulteert de volgende bijstelling voor de prijsindexering: Prijsindex 2014 Prijsindex 2015 Bijstelling prijsindex 2014-2015
Oud 1,00% 0,70% 1,70%
Nieuw 0,50% 1,25% 1,75%
Saldo -0,50% 0,55% 0,05%
Voor de begroting 2016 leiden deze uitgangspunten per saldo tot de volgende mutaties in de indexering:
Indexering 2014 Indexering 2015 Verwachting 2016 Voorgestelde indexering 2016
Lonen (70%) 1,75% 2,08% 2,54% 2,12%
Prijzen (30%) 0,50% 1,25% 0,75% 0,83%
Gewogen 1,38% 1,83% 2,00% 1,74%
Op basis van bovenstaande berekening wordt voorgesteld de gemeentelijke (inwoner)bijdrage van het begrotingsjaar 2015 te indexeren met 1,74% om de gemeentelijke bijdrage voor het begrotingsjaar 2016 te kunnen bepalen. Voor de meerjarenbegroting 2017 tot en met 2019 wordt de gemeentelijke bijdrage van 2015 geïndexeerd met het onderstaande percentage:
Indexering 2014 Indexering 2015 Verwachting 2017-2019 Voorgestelde indexering 2017-2019
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Lonen (70%) 1,75% 2,08% 2,54% 2,12%
Prijzen (30%) 0,50% 1,25% 0,50% 0,75%
Gewogen 1,38% 1,83% 1,93% 1,71%
Pagina 52
D.
OVERIGE TOELICHTINGEN OP DE BEGROTING
D1.
Cijfermatig overzicht van Lasten en Baten
CIJFERMATIG OVERZICHT VAN LASTEN EN BATEN BATEN
2015-0
Totaal baten
2016-0
verschil
-35.037.628
38.063.638
73.101.266
-6.185.046
-6.636.749
-451.703
-6.185.046
-6.636.749
-451.703
07 Externe inkomsten
-28.852.582
-31.126.889
-2.274.307
DD JGZ
-1.066.415
-1.020.185
46.230
Diensten aan derden
-5.632.563
-5.561.554
71.009
-11.776.577
-11.996.049
-219.472
-4.634.836
-5.277.227
-642.391
-1.508.790
-1.508.790
-5.763.084
-20.893
-300.000
-300.000
-300.000
-300.000
06 Doorbelasting Algemene doorbelastingen
Inwonerbijdrage Keuzetaak gemeenten Opbrengst Rijk JGZ 0-4 jaar
-5.742.191
09 Ontrekking reserve Onttrekking reserves
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 53
LASTEN
2015-0
Totaal lasten 01 Directe personeelskosten
2016-0
verschil
35.037.628
38.063.638
3.026.010
20.878.854
22.104.025
1.225.171
505.311
433.982
-71.329
19.692.597
20.996.210
1.303.613 2.790
Flexibele schil kosten Loonsom Piketvergoedingen
131.575
134.365
Uitkeringen USZO e.d.
-45.000
-45.954
-954
Vervangingskosten
594.372
585.422
-8.950
1.440.230
1.296.839
-143.391
44.006
44.371
365
Externe advisering
116.267
117.238
971
Forensenvergoeding
131.812
132.910
1.098
20.507
20.676
169
722.877
573.521
-149.356
02 Indirecte personeelskosten ARBO-zorg
Kosten personeelswerving Opleiding en bijscholing Overige personeelskosten Reis- en verblijfkosten Salarisverwerking en rechtspositie Verzekering personeel 03 Huisvestingskosten Energie/water Huur gebouwen
81.228
81.905
677
263.314
265.499
2.185
52.112
52.545
433
8.106
8.174
68
2.017.712
2.034.455
16.743
244.569
246.599
2.030
1.436.716
1.448.640
11.924 -306
Inkomsten uit verhuur
-36.800
-37.106
Onderhoud gebouwen
39.799
40.129
330
Overige huisvestingskosten
96.447
97.246
799 1.148
138.277
139.425
Verzekering/belasting
Schoonmaakkosten
68.704
69.274
570
Voorziening groot onderhoud
30.000
30.248
248
807.078
813.484
6.406
77.363
78.006
643
211.697
213.454
1.757
04 Kapitaallasten Afschrijving apparatuur Afschrijving automatisering
11.598
11.694
96
Afschrijving gebouwen
Afschrijving bestelauto's
132.093
133.189
1.096
Afschrijving installaties
22.342
22.527
185
Afschrijving inventaris
86.453
87.170
717
230.265
232.176
1.911
35.267
35.268
1
3.708.709
5.178.086
1.469.377
861.885
869.039
7.154
47.905
48.303
398
5.611
5.657
46
Contr/abonn./documentatie
160.079
161.410
1.331
Drukwerk/kopieerkosten
146.500
147.717
1.217
44.000
44.365
365
1.221.424
1.221.424
Rente gebouwen Rente lasten/baten 05 Algemene kosten Aanschaf Vaccin reizigers Accountantskosten Bestuurskosten/representatie
Kantoorartikelen Medische adviezen
-
Onderhoud automatisering
732.406
780.984
48.578
Overige algemene kosten
103.716
104.577
861
Portokosten
110.500
111.419
919
1.243.496
1.428.483
184.987
252.611
254.708
2.097
Taakgebonden kosten Telefoon/data 06 Doorbelasting
6.185.045
6.636.749
451.704
Algemene doorbelastingen
3.735.466
4.128.253
392.787
Specifieke doorbelastingen
2.449.579
2.508.496
58.917
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 54
D2.
Afkortingenlijst
AGZ/GBE: APG: Arts M&G: ASG: BBV: Burap: BO: BRMO: CIb: COA COI: CJG: DJI DVO: GG&GD: GGZ: GHOR: HKZ: HMPV: IVVU: IGZ: IZB: JGZ: KNMG: LCHV: LTBI: MMK: MJOP: MRSA: MSM: NVWA: NZA: PGJ: ROC: RI&E: RIVM: TBC: THZ: UMCU: VIC: VO: WABM: Wgr Wpg Wmo: Wet fido: WNT:
Algemene Gezondheidszorg/Gezondheidsbevordering, Beleidsadvisering en Epidemiologie Algemene Publieke gezondheid Arts Maatschappij en Gezondheid Aanvullende subsidie Seksuele Gezondheid Besluit begroting en verantwoording Bestuurlijke rapportage Basisonderwijs Bijzonder Resistent Micro-organisme Centrum Infectieziektebestrijding Centraal Opvang Asielzoekers Contactmoment op indicatie Centrum voor Jeugd en gezin Dienst Justitiële inrichtingen Dienstverleningsovereenkomst Gemeentelijke Geneeskundige & Gezondheidsdienst (gemeente Utrecht) Geestelijke Gezondheidszorg Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Humaan Metapneumovirus Instellingen voor Verpleging en Verzorging in Utrecht Inspectie voor de Gezondheidszorg Infectieziektenbestrijding Jeugdgezondheidszorg Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de geneeskunst Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Latente Tuberculose Infectie Medische Milieukunde Meerjaren onderhoudsplan Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus (bacterie) Mannen die seks hebben met mannen Nederlandse Voedsel- en Waren autoriteit Nederlandse Zorg autoriteit Publieke gezondheid Jeugd Regionaal opleidingscentrum Risico-inventarisatie en Evaluatie Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Tuberculosebestrijding Technische Hygiëne zorg Universitair Medisch centrum Utrecht Verbijzonderde Interne Controle Voortgezet onderwijs Werkgeversaansprakelijkheidsverzekering Bestuurders Motorrijtuigen Wet gemeenschappelijke regelingen Wet publieke gezondheid Wet maatschappelijke ondersteuning Wet financiering decentrale overheden Wet normering topinkomens
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 55
E.
VASTSTELLING
Dagelijks bestuur Als ontwerpbegroting vastgesteld en aangeboden aan het algemeen bestuur op 30 april 2016.
Het dagelijks bestuur van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht de secretaris,
de voorzitter,
dr. P.L.J. Bos
mr. V. Everhardt
Algemeen bestuur Vastgesteld door het algemeen bestuur van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht in de openbare vergadering van 9 juli 2015.
de secretaris,
de voorzitter,
dr. P.L.J. Bos
mr. V. Everhardt
Ontwerp Begroting 2016 GGD regio Utrecht – april 2015
Pagina 56
GGD regio Utrecht Postbus 51 3700 AB Zeist T 030 608 608 6 E
[email protected] I www.ggdru.nl Uitgave © GGD regio Utrecht april 2015
Besluitenlijst De Ronde datum:
16 juni 2015
van
vergaderruimte:
Vermeerzaal (1.03)
aantal bezoekers:
Onderwerp Van Soort bijeenkomst Van de raadsleden werd gevraagd
Voorzitter Secretaris Fractiewoordvoerders
Genodigden Samenvatting en afspraken
Toezeggingen
Advies aan het presidium
20.00 tot
21.00 uur 0
Reg.nr. Ontwerpbegroting GGD regio Utrecht 2016 5003941 College van B&W Voorbereiding besluit Hun mening te geven over het voorliggende raadsvoorstel en de begroting en zich voor te bereiden op besluitvorming over de zienswijzen: 1. De voorgestelde indexering te beperken tot 0,5% in plaats van 1,74%. Dit is conform uw zienswijze op de Kadernota 2016 (Raadsbesluit 17 maart). 2. Af te zien van het voornemen tot doorberekening van de extra kosten die gemoeid gaan met het op peil brengen van de bedrijfsvoering aan de gemeenten maar deze binnen de GGDrU-begroting op te lossen. Collegelid De la Combé Imming Ambtenaren Van Kan De Nijs, Theunisse Ballast-Tatarian (VVD), El-Messaoudi (PvdA), Hunink (CU), Jongerman (SP), Van Koningsveld (CDA), Pijper (D66), Prins (GL) De heer P. Bos, directeur GGDrU Tijdens een 1-minuutronde hebben woordvoerders zich uitgesproken over de voorgestelde zienswijzen en enkele vragen gesteld. Op SP na kunnen woordvoerders zich vinden in de zienswijzen. Vervolgens zijn de wethouder en de heer Bos ingegaan op de gestelde vragen, deze hadden o.a. betrekking op: - visie van/op GGDrU - kans dat zienswijze wordt overgenomen door Algemeen Bestuur - (financiële) gevolgen als zienswijzen niet worden overgenomen - uitvoering niet-wettelijke taken - op peil brengen bedrijfsvoering GGDrU
VVD komt mogelijk met een motie over de effecten van de uitvoering van nietwettelijke taken door GGDrU. Wethouder Imming zegt toe: - uit te zoeken in hoeverre er voor de gemeenschappelijke regeling GGDrU afgeweken kan worden van de indexering van 0,5%; - een De Ronde te organiseren om te spreken over een inhoudelijke visie op GGDrU. Naar Het Besluit, zonder debat, met moties en amendementen
Agendapunt De Ronde Titel Datum Van Portefeuillehouder Samenvatting
Reg.nr. 4997756 Vragen raadsleden aan het college 16 juni 2015 Ambtelijk contact Witteman Presidium (033 469 4641) Niet van toepassing Gelegenheid voor raadsleden om mondeling vragen te stellen aan het college.
Uitgangspunten De mogelijkheid is bedoeld voor raadsleden (en derhalve niet voor insprekers). De mogelijkheid is bedoeld voor korte vragen (en derhalve niet voor discussie, peiling van meningen of interpellatie, waarvoor immers andere mogelijkheden en spelregels bestaan). Doel activiteit Reden van aanbieding Van de raadsleden wordt gevraagd Vervolgtraject Opmerkingen presidium
Soort verslag Bijbehorende documenten
Soort activiteit Raad stelt vragen aan college Informatie ----Afhankelijk van het antwoord Spelregels Onderwerpen vragen worden uiterlijk maandag, voorafgaand aan de dinsdag van Het Besluit, voor 16.00 uur aangemeld bij de griffie. De griffie mailt de aanmeldingen maandagmiddag door aan het college en maakt deze bekend op de website. De voorzitter bepaalt de orde van de vergadering en kan vragen doorverwijzen naar een volgende of andere mogelijkheid.
--Onderwerpen aangemelde vragen (worden maandagmiddag 15 juni 2015 op de website geplaatst)
#4997756 v1 - Agendapunt Vragen raadsleden aan het college
Inhoud agendapunt Vragen raadsleden aan het college
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 16 juni 2015 18:10
Fractievoorzittersoverleg Intern
Inhoud agendapunt Vragen raadsleden aan het college
Fractievoorzittersoverleg Intern