21 augustus 2012
Berekening basistarieven huishoudelijke hulp Gemeente Den Haag
21 augustus 2012
Wine te Meerman Dirk-Jan Schoneveld Philippe Sprenger Tom van Herpen
Berekening basistarieven huishoudelijke hulp Gemeente Den Haag
21 augustus 2012
Wine te Meerman Dirk-Jan Schoneveld Philippe Sprenger Tom van Herpen
Berekening basistarieven huishoudelijke hulp Gemeente Den Haag
Inhoud
Pagina
1. Introductie 1.1 1.2 1.3 1.4
Achtergrond Vraagstelling Gehanteerde werkwijze Leeswijzer
2. Visie op basistarieven 2.1 Inleiding 2.2 Onze visie
3. Definitie huishoudelijke hulp 3.1 Inleiding 3.2 Functie-eisen 3.3 Scenario’s
4. Rekenmodel 4.1 Inleiding 4.2 Uitgangspunten 4.3 Variabelen en aannames
5. Basistarieven en vergelijking met andere gemeenten 5.1 5.2 5.3 5.4
Inleiding Basistarieven Vergelijking met andere gemeenten Tot slot
1 1 1 1 2
3 3 3
6 6 6 7
9 9 9 10
12 12 12 12 13
1. Introductie
1.1 Achtergrond De huidige contracten van de gemeente Den Haag voor hulp bij het huishouden lopen af in april 2013. Na de zomer van dit jaar zal daarom door de gemeente Den Haag een nieuwe aanbestedingsronde worden gestart. Daarbij wordt, net als in de vorige aanbestedingsronde in 2008, het Zeeuwse model gehanteerd. Dit houdt in dat de gemeente de tarieven vaststelt en iedere (thuiszorg)aanbieder die voldoet aan de kwaliteitseisen een raamovereenkomst aangeboden krijgt. Een belangrijke reden waarom de gemeente Den Haag voor het Zeeuwse model kiest, is borging van de continuïteit en kwaliteit van zorg. De herijking van de tarieven staat in een bijzonder daglicht door de wetsvoorstellen rond het ‘basistarief’ (initiatiefvoorstel Leijten). Op 20 maart jl. is door de Eerste Kamer ingestemd met het vaststellen van basistarieven voor de hulp bij het huishouden door de gemeenteraad. Dit betekent dat de gemeenteraad het eindbesluit neemt over de door de gemeente te hanteren tarieven voor de huishoudelijke hulp. Gemeenten en (zorg)aanbieders mogen geen afspraken maken onder dit vastgestelde minimale basistarief. In 2008 heeft Berenschot de tarieven voor huishoudelijke verzorging berekend voor de gemeente Den Haag. Dit rapport bevat een herijking van de tarieven van de Zorg in Natura (ZiN) varianten van huishoudelijke hulp 1 (HH1) en huishoudelijke hulp 2 (HH2). 1.2 Vraagstelling Het onderzoek omvatte twee kernvragen: 1. Het begrip ‘basistarief’ is nieuw en nog niet vastomlijnd. De eerste vraag richt zich daarom op het geven van een visie vanuit Berenschot op dit begrip. 2. De tweede vraag van de gemeente Den Haag was om de basistarieven te berekenen voor HH1 en voor HH2, inclusief inzicht in de opbouw/structuur van deze tarieven. Dit rapport bevat de eindresultaten van het onderzoek. 1.3 Gehanteerde werkwijze Het onderzoek is uitgevoerd in de periode juli en augustus 2012. In het onderzoek zijn de volgende stappen doorlopen: 1. Startpunt vormden de Haagse functie-eisen voor HH1 en HH2 en daarbij behorende FWG inschaling. Hieraan zijn vervolgens door Berenschot de loonkosten gekoppeld op basis van de CAO VVT 2012 (ZiN). 2. De tweede stap bestond uit het berekenen van de verdere (directe) kosten voor een uur huishoudelijke verzorging. Hiervoor gebruiken we diverse (openbare) bronnen en normen voor de berekening van de productiviteit.
1
3. Vervolgens zijn de indirecte kosten voor de levering van één uur huishoudelijke verzorging berekend. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de database van de overheadbenchmark care van Berenschot en eerdere door Berenschot ontwikkelde kostprijsmodellen. 4. Op basis van voorgaande stappen zijn de basistarieven voor huishoudelijke hulp berekend. De tarieven verschillen echter tussen gemeenten. Om zicht te krijgen op deze verschillen is een inventarisatie gemaakt van de tarieven in enkele andere gemeenten. 1.4 Leeswijzer Het begrip ‘basistarief’ is een nieuw fenomeen. In hoofdstuk twee schetsen wij daarom allereerst onze visie op dit tarief. In hoofdstuk drie definiëren wij huishoudelijke hulp vanuit de eisen die de gemeente Den Haag stelt. In hoofdstuk 4 presenteren wij het rekenmodel en de daaruit voorkomende basistarieven. In hoofdstuk 5 tenslotte beschrijven wij de berekende basistarieven en maken wij een vergelijking met door andere gemeenten gehanteerde tarieven voor huishoudelijke hulp.
2
2. Visie op basistarieven
2.1 Inleiding In 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) geïntroduceerd. Het verzorgen van huishoudelijke hulp is sindsdien een verantwoordelijkheid voor de gemeente en behoort tot haar zorgplicht. Gemeenten zijn hiermee in staat om te onderhandelen over de tarieven van huishoudelijke hulp. Bij de eerste aanbestedingen in het kader van de Wmo was er nogal eens sprake van concurrentie op prijs. Aanbieders boden onder de kostprijs aan in een poging de huishoudelijke hulp gegund te krijgen. Een wetsvoorstel van Tweede Kamerlid Leijten (SP) beoogt hieraan een einde te maken door middel van de introductie van een basistarief voor huishoudelijke hulp. Gemeenten moeten dit basistarief vaststellen via de gemeenteraad en daarmee introduceert de wet een nieuwe bevoegdheidsverdeling in de Wmo. Het voorstel Leijten is op 20 maart 2012 aangenomen in de Eerste Kamer. De gedachte achter het wetsvoorstel is dat door het vastleggen van een basistarief zorgaanbieders altijd een prijs ontvangen die minimaal gelijk is aan de kostprijs1 voor het leveren van kwalitatief goede zorg onder fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden. Hierdoor zouden aanbieders weer meer gaan concurreren op kwaliteit. 2.2 Onze visie Uniform tarief Het basistarief is een uniform tarief, in de zin dat de gemeente voor alle aanbieders slechts één tarief hanteert voor HH1 en één tarief voor HH2. Er is geen sprake van verdere differentiatie in tarieven tussen zorgaanbieders. De gemeente Den Haag heeft daarbij bepaald dat het tarief marktconform moet zijn. Marktconform houdt in dat de tarieven zodanig moeten zijn dat aanbieders niet gedwongen worden om onder de kostprijs hulp te leveren. Een tarief onder de kostprijs heeft het risico in zich dat te weinig aanbieders inschrijven en/of dat er problemen van verschillende aard ontstaan bij de (thuiszorg)aanbieders. Volumes De gedachte achter het basistarief is dus dat zorgaanbieders een prijs ontvangen die minimaal gelijk is aan de kostprijs voor het leveren van zorg conform de gestelde kwaliteitseisen en onder de geldende CAO. Het tarief dient daarbij scherp te zijn, hetgeen inhoudt dat het basistarief een prikkel voor aanbieders bevat om kostenefficiënt te (gaan) opereren.
1
In de praktijk kan de kostprijs van aanbieder hoger zijn dan het vastgestelde basistarief. Dit is afhankelijk van
een groot aantal factoren. Uitgangspunt is dat bij een ‘gezonde’ bedrijfsvoering en personeelsopbouw het basistarief kostendekkend zou moeten zijn.
3
Zorgaanbieders dienen daarbij te beschikken over een zekere mate van flexibiliteit in hun bedrijfsvoering, zodat zij kunnen anticiperen op wisselende volumes. In het Zeeuwse model is er namelijk keuzevrijheid voor de cliënt en dat kan leiden tot wisselende volumes in de afname van huishoudelijke hulp. Wanneer een aanbieder minder volume draait dan normaal en de vaste kosten niet (snel genoeg) kan laten meebewegen, dan drukken deze kosten relatief zwaar op de begroting en valt de kostprijs per uur geleverde huishoudelijke hulp hoger uit. Tariefverschillen De wet stelt dat de basistarieven worden vastgesteld op basis van reële kostprijzen van de onderscheidenlijke vormen van huishoudelijke verzorging en uitgaande van inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden benodigd voor het leveren van huishoudelijke verzorging. Om twee hoofdredenen kunnen door deze formulering tariefverschillen ontstaan tussen gemeenten: 1. Gemeenten stellen een basistarief vast op basis van de door hen gehanteerde eisen en functiebeschrijvingen bij HH1 en HH2. Omdat gemeenten bijvoorbeeld qua demografie en bevolkingsdichtheid verschillen en gemeenten eigen specificaties maken, kunnen de tarieven tussen gemeenten verschillen. 2. In de wet is geen definitie gegeven van wat een 'reële kostprijs' (basistarief) is. Wat reëel is kan vanuit verschillende perspectieven en met verschillende aannames worden benaderd en daardoor per gemeente verschillen. Integrale kostprijs Het basistarief richt zich alleen op de uren waarin de door de gemeente ingekochte diensten worden geleverd. Ofwel: de productieve uren. Dit betekent dat, net als nu al het geval is, aanbieders alleen deze productieve uren in rekening kunnen brengen bij de gemeente. Zij kunnen de niet-productieve uren, zoals bijvoorbeeld reistijd, opleidings- en verlof uren, niet separaat in rekening brengen. Dergelijke niet-productieve uren dienen daarom in het basistarief verdisconteerd te zijn. Dat geldt ook voor de kosten van ondersteunende diensten (overhead). Dit houdt dus in dat het basistarief dekkend moet zijn voor de totale (integrale) kosten die gemaakt worden voor het leveren van HH1 en HH2. Het basistarief is daarmee dus gebaseerd op de integrale kostprijs. De integrale kosten bestaan enerzijds uit directe kosten en anderzijds uit indirecte kosten:
Directe kosten. Deze kosten kunnen rechtstreeks worden toegerekend aan een product of dienst. Bijvoorbeeld, salaris van thuiszorgmedewerkers, inclusief hun eindejaarsuitkering vakantietoeslag en sociale lasten.
Indirecte kosten. Alle kosten die niet rechtstreeks aan één product of dienst te koppelen zijn. Bijvoorbeeld overheadkosten, materiele kosten en huisvestingskosten.
4
Het in dit rapport gehanteerde rekenmodel (zie hoofdstuk 4) is gebaseerd op bovenstaande structuur en sluit daarmee aan op het model zoals dat voor Den Haag ook is gehanteerd in 2008 door Berenschot.2
2
Berenschot, Tarieven huishoudelijke verzorging gemeente Den Haag, 2008.
5
3. Definitie huishoudelijke hulp
3.1 Inleiding De inschaling van HH1 en HH2 vormt de basis bij de berekening van de basistarieven. Om de inschaling te kunnen bepalen is een zekere vorm van functiewaardering nodig. Voordat een functie kan worden gewaardeerd, dient een functiebeschrijving te worden vastgesteld met gestelde eisen. Dergelijke functie-eisen bepalen op welke wijze de gemeente huishoudelijke hulp definieert. De eisen kunnen per gemeente verschillen en dientengevolge ook de inschaling. De eisen van gemeente Den Haag vormden het vertrekpunt voor dit onderzoek. In dit hoofdstuk gaan wij nader in op de functie-eisen. 3.2 Functie-eisen De gemeente Den Haag gaat uit van minimumeisen omtrent de aanbieder en de dienstverlening. Er is in Den Haag voor gekozen om vooral de criteria die in de Wmo verplicht worden gesteld als eisen te gebruiken. Hierbij moet worden voldaan aan de Wet Medezeggenschap Cliëntenzorg, de Wet Klachten Client Zorgsector en aan de Kwaliteitswet Zorginstellingen. De aanbieder dient verder te beschikken over een kwaliteitscertificaat. De dienstverlening dient ook te voldoen aan de Normen voor verantwoorde zorg thuis3. Tevens dient de inschrijver arbeidsvoorwaardelijk de CAO Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VVT) te volgen. Meer specifiek hebben de minimumeisen betrekking op de cliëntgerichtheid van de dienstverlening en de toegankelijkheid, tijdigheid en afstemming van de zorgverlening. Daarnaast wordt de eis gesteld om jaarlijks een onafhankelijk tevredenheidsonderzoek te organiseren.4 De gemeente Den Haag is voornemens de volgende eisen te hanteren ten aanzien van HH1 en HH2:5 Functie- en opleidingseisen HH1:
Praktische kennis en ervaring met huishoudelijke werkzaamheden en materiele kennis.
Medewerker is op de hoogte van en houdt zich aan de algemeen gangbare eisen op het gebied van hygiëne en maaltijdbereiding.
Geen specifieke opleiding vereist.
3
Arcares, Normen voor verantwoorde zorg, 2006.
4
Gemeente Den Haag, Memo: uitgangspunten hulp bij het huishouden 2013 en verder, 2012.
5
Gemeente Den Haag, Concept bestek aanbesteding huishoudelijke hulp, 2012.
6
Functie- en opleidingseisen HH2:
Kennis en ervaring met huishoudelijke werkzaamheden en materiele kennis.
Basale kennis van ziektebeelden.
Kunnen omgaan met kinderen van alle leeftijden (in ieder geval een aantal medewerkers die in voorkomende gevallen de zorg voor kinderen op zich kunnen nemen).
Certificaat thuiszorg A, of gelijkwaardig.
Voorts worden de volgende werkzaamheden onderscheiden: Werkzaamheden HH1 Het geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van het huishouden. Bij HH1 worden de volgende huishoudelijke werkzaamheden onderscheiden:
Huishoudelijk werk, zoals: stofzuigen, reinigen van badkamer en toilet, ramen lappen, kamers opruimen, stof afnemen, bedden opmaken, afhalen en verschonen, opruimen huishoudelijk afval en verzorgen van planten.
Wassen en strijken van kleding en linnengoed.
Bereiden van broodmaaltijd.
Hand- en spandiensten t.b.v. de huishouding.
Zorgen voor de dagelijkse boodschappen (bij het ontbreken van een voorliggende voorziening).
Actief signaleren van veranderingen in de gezondheid en sociale situatie en van behoefte aan meer of andere zorg en dit communiceren naar de contactpersoon van Inschrijver.
Werkzaamheden HH2 De werkzaamheden van HH1 aangevuld met activiteiten in het kader van organisatie van het huishouden en hulp bij ontregeld huishouden:
Tijdelijke opvang en/of verzorging van kinderen (w.o. zuigelingen en peuters).
Dagelijkse organisatie van het huishouden.
Advies, instructie en voorlichting over huishoudelijk werk (maximaal 8 weken).
3.3 Scenario’s Uitgangspunt bij de inschaling vormen de FWG 3.0 (FunctieWaarderingGezondheidszorg) schalen zoals vastgelegd in de CAO VVT 2012-2013.6. Het gaat hierbij om de waardering en inschaling van de functies.
6
SOVTT, CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam- en Jeugdgezondheidszorg 2012-2013.
7
Aan de hand van de gestelde eisen, zoals uiteengezet in de vorige paragraaf, heeft de gemeente Den Haag aan Berenschot gevraagd om te beoordelen of uitgegaan kan worden van inschaling van HH1 op FWG schaal 10 en HH2 op FWG schaal 15 en of dit goed aansluit bij wat gebruikelijk is in de sector (hulp bij het huishouden). De inschatting van Berenschot is dat FWG 10 voor HH1 goed aansluit bij wat gebruikelijk is in de sector. De inschatting van Berenschot is dat bepaalde eisen die de gemeente Den Haag stelt bij met name de functie HH2 mogelijk verzwarende elementen bevatten. Dit zou kunnen resulteren in een hogere inschaling.7 Voorbeelden van verzwarende elementen bij HH2 zijn:
Situatie/omstandigheden (ontregeld huishouden).
Aard van de werkzaamheden en interactie met cliënt (opvang/ verzorging van kinderen, organiseren van het dagelijks huishouden, adviseren/ instrueren/ voorlichten).
Inhoud (basale kennis van ziektebeelden t.b.v. interactie met cliënt/ signalering).
Dit zal op verschillende FWG-gezichtspunten tot een verzwaring kunnen leiden (bijvoorbeeld ten aanzien van kennis, zelfstandigheid, sociale vaardigheden, risico’s en verantwoordelijkheden) en daarmee een hogere inschaling van HH2. Om deze reden hebben we ervoor gekozen in dit onderzoek niet alleen de basistarieven voor de combinaties HH1 / FWG 10 en HH2 / FWG 15 uit te rekenen, maar ook een scenario8 met HH1 / FWG 10 en HH2 / FWG 20:
Scenario 1: HH1 schaal 10, HH2 schaal 15.
Scenario 2: HH1 schaal 10, HH2 schaal 20.
De keuze voor de FWG inschaling door de gemeente Den Haag vormt de basis voor onze berekening van de basistarieven.
7
Voor dit onderzoek heeft geen formele functiewaardering plaatsgevonden.
8
We hanteren de term scenario omdat dit een bekende term is binnen de gemeente Den Haag. Feitelijk is hier
geen sprake van een scenario, maar van een optie waar al dan niet door de gemeente voor wordt gekozen.
8
4. Rekenmodel
4.1 Inleiding Om de tarieven voor de HH1 en HH2 te berekenen, hebben wij een rekenmodel ontwikkeld. Aan het rekenmodel liggen diverse uitgangspunten ten grondslag. Op basis van de uitgangspunten zijn door ons de variabelen en aannames uitgewerkt en daarmee de basistarieven. In dit hoofdstuk lichten wij dit toe. 4.2 Uitgangspunten De basistarieven zijn vastgesteld op basis van objectieve indicatoren. Kern daarbinnen vormde allereerst het gebruik van de geldende CAO VVT en de hierin gehanteerde FWG-schalen. Daarnaast is onder meer gebruik gemaakt van de database van Berenschot overheadbenchmark Care, waarin allerlei gegevens uit onder meer de VVT staan inzake sociale lasten, overhead en overige kosten.9 De database is qua indeling gestoeld op het rekeningschema voor zorginstellingen.10 Aan het rekenmodel liggen voorts de volgende uitgangspunten ten grondslag: 1. De aanbieders die worden gecontracteerd moeten voldoen aan de door de gemeente Den Haag gestelde eisen en de CAO VVT volgen. De twee scenario’s die hieruit volgen qua inschaling (zie ook het vorige hoofdstuk, paragraaf 3.3) zijn leidend geweest bij de verdere berekeningen in het onderzoek. 2. Bij onze tariefberekening zijn we ervan uitgegaan dat aanbieders te maken hebben met gebruikelijke vraagvolumes. In het Zeeuwse model dient de aanbieder voldoende kwaliteit te leveren om dit volume op peil te houden. Tevens wordt ervan uitgegaan dat de bedrijfsvoering en kostenstructuur van aanbieders voldoende flexibel is om – binnen marges - te kunnen anticiperen op wijzigende vraagvolumes. 3. Het eindresultaat van de berekeningen, de basistarieven voor HH1 en HH2, dienen marktconform en scherp te zijn. Marktconform houdt in dat de tarieven zodanig moeten zijn dat aanbieders niet gedwongen worden om onder de kostprijs hulp te leveren. Tegelijkertijd moet het tarief scherp zijn, in het bijzonder omdat de gemeente Den Haag binnen budgettaire kaders verantwoordelijk is voor de Huishoudelijke Hulp.
9
De database is opgebouwd uit een brede referentiegroep van 56 VVT instellingen.
10
NZI rekenschema. Prismant e.a., Rekeningschema voor zorginstellingen, 2004.
9
4.3 Variabelen en aannames Voor het berekenen van de tarieven zijn wij uitgegaan van de volgende variabelen en aannames: Directe kosten
Salaris op basis van het CAO loon per 1 juni 2012. Daarbij is uitgegaan van het midden (mediaan) van de inschaling. Het jaarsalaris is inclusief: ־
Eindejaarsuitkering: 5,5%11.
־
Vakantietoeslag: 8%.
Sociale lasten: de werkgeverslasten12, vergoeding kinderopvang en overige vergoedingen aan het personeel, zoals bijvoorbeeld reiskosten en opleidingskosten: jaarlijks 13,2% van de totale organisatiekosten.13
Indirecte kosten14
Overhead en materiele kosten: jaarlijks 16,14%.15 Dit percentage is opgebouwd uit de volgende onderdelen: ־
Overheadfuncties: Directie & Management, Marketing & Communicatie, Kwaliteitsbeleid Financiën & Control, Personeel & Organisatie, Facilitair, ICT (inclusief sociale lasten van de overheadfuncties).
־
Inhuur en uitbesteding van overhead taken.
־
Materiële overheadkosten: kosten van administratie en registratie, communicatie, algemeen beheer en andere algemene kosten.
־
Overige kosten: huisvestingskosten van de overheadfuncties, afschrijvingen, huur, leasing en interest ten behoeve van de overhead + zakelijke lasten en verzekeringen.
Productiviteit Het basistarief wordt uitgedrukt in een tarief per uur voor HH1 en HH2. Het gaat hierbij om een basistarief voor een uur dat er daadwerkelijk diensten worden verleend.
11
Dit was 4% in 2008 , maar is gewijzigd in 5,5% de huidige CAO.
12
Werknemersverzekeringen ZW, WW en WAO/WIA, werkgeversbijdrage Zvw en pensioenpremies.
13
Gebaseerd op het gemiddelde van de 56 VVT-instellingen die zijn opgenomen in de Berenschot database
care, peiljaar 2012. 14
Gebaseerd op het gemiddelde van de 56 VVT-instellingen die zijn opgenomen in de Berenschot database
care, peiljaar 2012. 15
Dit percentage is gebaseerd op de gemiddelde overheadtoeslag van VVT-instellingen. De gegevens zijn
afkomstig uit de Berenschot database van overheadgegevens, peiljaar 2012.
10
Medewerkers van (thuis)zorginstelling kunnen per jaar een maximaal aantal uren daadwerkelijk worden ingezet voor de dienstverlening. Dit zijn de productieve uren. Het basistarief heeft echter een integraal karakter. In het tarief dienen ook niet-productieve uren verdisconteerd te worden van zorgmedewerkers. Het gaat daarbij om zaken als reistijd, ziekteverzuim, verlof, scholing, overleg/administratie en bijzonder verlof/overwerk/onregelmatigheid.16 Bij een fulltime contract van 36 uur x 52 weken per jaar is 1872 uur per jaar beschikbaar (bruto). Na aftrek van ziekteverzuim (6%)17, 224 verlofuren, 14 uren persoonlijk levensfase budget18, scholing (2%), reistijd19, overleg/administratie en bijzonder verlof/overwerk/onregelmatigheid (totaal 4%), resteren circa 1411 uren per jaar (netto). Dit komt neer op een productiviteit van 75,4%.
16
ORT wordt veelal verstrekt in de vorm van vrije tijd, evenals overwerk.
17
Bron: Berenschot database care 2012 (cijfers jaarrekeningen 2011)
18
Hierbij is uitgegaan van de leeftijdsklasse waarin het aantal werkenden in de thuiszorg landelijk het hoogste
is: 40-44 jaar. De verwachting is overigens dat de gemiddelde leeftijd van de medewerkers in de VVT-branche de komende jaren toeneemt. 19
De gemeente De Haag stelt aanbieders in staat om de verhouding reistijd/verblijftijd per adres te
optimaliseren. Onder meer door flexibel om te gaan met indicaties. Om deze reden is beperkt rekening gehouden met reistijd. Ook geldt dat in stedelijk gebied als de gemeente Den Haag de reistijd van minder invloed is op de productiviteit dan in landelijk gebied.
11
5. Basistarieven en vergelijking met andere gemeenten
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk zetten we de berekende basistarieven uiteen voor de twee hiervoor beschreven scenario’s (paragraaf 5.2). In paragraaf 5.3 geven we een vergelijking van de door ons berekende basistarieven met de door enkele andere gemeenten in recente aanbestedingen gehanteerde tarieven. We besluiten dit hoofdstuk met enkele laatste aanbevelingen in paragraaf 5.4. 5.2 Basistarieven In onderstaande tabel (tabel 1) is het resultaat samengevat van de in het vorige hoofdstuk uitgewerkte en toegelichte berekening. Scenario 1
Scenario 2
Percentage
HV1
HV2
HV1
HV2
(50,1%)
€ 10,28
€ 11,70
€ 10,28
€ 12,32
Loon inclusief correctie productiviteit
67,6%
€ 13,63
€ 15,52
€ 13,63
€ 16,34
Sociale lasten
13,2%
€ 2,66
€ 3,03
€ 2,66
€ 3,19
Overhead
16,1%
€ 3,26
€ 3,71
€ 3,26
€ 3,90
Overig
3,1%
€ 0,63
€ 0,71
€ 0,63
€ 0,75
Totaal
100%
€ 20,18
€ 22,98
€ 20,18
€ 24,19
Loon FWG schaal
Tabel 1. Overzicht berekende basistarieven
Scenario 1 blijkt het dichtstbij, maar wel onder de op dit moment door de gemeente Den Haag gehanteerde tarieven voor HH1 en HH2 te liggen. Op dit moment hanteert de gemeente Den Haag voor HH1 een tarief van € 20,95 (dit is in scenario 1 en 2 voor HH1: € 20,18). Voor HH2 hanteert de gemeente Den Haag op dit moment een tarief van € 22,15 (dit is in scenario 1 voor HH2: € 22,98 en in scenario 2 € 24,19). 5.3 Vergelijking met andere gemeenten Uit het FNV rapport Lokale Monitor Werk, Inkomen en Zorg 2012 komt naar voren dat de maximumtarieven van de meeste gemeenten voor HH1 onder de € 22 liggen en dat slechts een paar gemeenten dichtbij het door de FNV geadviseerde minimale tarief van € 24,50 zitten. Meer specifiek komt uit de benchmark Wmo 201120 het volgende beeld naar voren van de door gemeenten gehanteerde tarieven (tabel 2):
20
Benchmark Wmo SGBO, 2011.
12
HH1
HH2
Benchmark gemeenten > 100.000 inwoners
€ 20,94
€ 23,74
Benchmark alle gemeenten
€ 20,73
€ 24,05
Tabel 2. Door gemeenten gehanteerde tarieven huishoudelijke hulp
Tussen gemeenten onderling zijn er verschillen. In Amsterdam is er sprake van een mixed tarief voor HH1 en HH2: minimaal € 22,- en maximaal € 23,94. Breda hanteert het maximale tarief van € 19,50 voor HH1 en € 24,0 voor HH2. De gemeente Den Haag hanteert, zoals hiervoor reeds opgemerkt, momenteel een tarief van € 20,95 voor HH1 en € 22,15 voor HH2. De gemeente Rotterdam heeft recent nieuwe basistarieven vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van € 20,27 per uur voor eenvoudige huishoudelijke verzorging (HH1) en € 24,- per uur voor complexere huishoudelijke verzorging (HH2). Rotterdam gaat, net zoals veel andere gemeenten, uit van de CAO VVT. Rotterdam gaat, net als de gemeente Den Haag, uit van FWG 10 voor eenvoudige verzorging en FWG 15 voor complexere verzorging.21 5.4 Tot slot De keuze van de gemeente Den Haag voor scenario 1 of 2 is bepalend voor het uiteindelijk door de gemeente Den Haag te hanteren basistarief. Wij adviseren de gemeente Den Haag, op basis van de ons aangeleverde functiebeschrijvingen voor HH1 en HH2, te kiezen voor scenario 2. In onze berekening van het basistarief hebben wij, gezien het huidige indicatiebeleid van de gemeente Den Haag, op dit moment bij zowel HH1 als HH2 maar zeer beperkt rekening gehouden met reistijd. Mocht het indicatiebeleid van de gemeente Den Haag in de toekomst wijzigen (met bijvoorbeeld gevolgen voor volumes en/of voor de gemiddelde bezoektijd per adres) dan adviseren wij de berekening van het basistarief te herzien. Ook bij andere substantiële wijzigingen adviseren wij het basistarief te evalueren.
21
Gemeente Rotterdam, vaststelling basistarieven huishoudelijke verzorging, april 2012.
13