Va n v i s i e n a a r a c t i e
1
Ambitie Ambitie kleurt jeje kleurt toekomst toekomst
visie naar actie Van visie naar actie
2
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Ambitie kleurt je toekomst Van visie naar actie
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Inhoud Voorwoord
3
1 VMBO in beweging
5
2 Op zoek naar de ambitie
8
3 Van visie naar beweging
11
4 Beweging in de praktijk
28
5 Verandering tussen beroepsopleiding en toekomstoriëntatie
33
6 Verandering tussen aanbod en vraag
39
7 Actie: denken en doen
50
3
4
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Voorwoord
Deze brochure maakt deel uit van de Ambitiebox, zoals ontwikkeld door de Adviesgroep
Als u dit voor uw eigen school wilt aanpakken, bieden we tenslotte een instrument om de beweging te concretiseren in een actielijst met de veranderingen die passen bij uw eigen situatie (hoofdstuk 5-6).
VMBO. Dit pakket is bedoeld als handreiking naar scholen die hun bovenbouw vmbo verder willen verbeteren of vernieuwen. De Ambitiebox bevat materiaal en werkvormen om in het team een gestructureerde discussie te voeren over een uit te zetten koers voor ontwikkeling van de school. Daarbij wordt integraal gekeken naar het programma, het team en de organisatie - met name ook naar de externe relaties van de school.
Het vmbo is sterk in beweging, veel scholen beraden zich op de toekomst. Deze brochure focust op de vraag hoe je een ambitie vertaalt naar actie. Je weet als school ongeveer wat je wilt – en dan? Wat ga je dan concreet doen? Voordat de school begint met experimenteren, verbouwen, professionaliseren of reorganiseren, is het verstandig om goed na te denken over het te lopen traject. De Adviesgroep VMBO en de Stichting Platforms VMBO hebben daartoe deze handreiking ontwikkeld.
Dit denkwerk helpt de goede dingen te doen, maar echte actie is iets uitproberen in de praktijk. Daarover gaat het laatste hoofdstuk. Deze brochure stimuleert u niet alleen om na te denken over de koers van uw school, maar zet u ook concreet aan het werk. Alle hoofdstukken worden afgesloten met één of meerdere werkbladen. Deze werkbladen zijn ook te downloaden via www.ambitiebox.nl. Wij staan voor een gezonde ontwikkeling van vmbo als dynamische sector in het voortgezet onderwijs. Daar tekenen wij voor!
Dirk van der Spoel Voorzitter Adviesgroep VMBO
De opzet van deze brochure is als volgt: Om te beginnen vatten we de essenties van de Ambitiebox samen. Wie nog niet met het instrument heeft gewerkt, weet dan waar het in de kern om gaat (hoofdstuk 1-2). Vervolgens bieden we een handreiking om de visie te vertalen naar een beweging: tussen huidige basiskwaliteit en de gewenste ambitie (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 kunt u aan de hand van een aantal voorbeelden zien hoe het vertalen van een visie naar beweging kan uitwerken in de schoolpraktijk (hoofdstuk 4).
Jan van Nierop Voorzitter Stichting Platforms VMBO
5
6
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
1
7
VMBO in beweging Wat verandert er om ons heen?
Vmbo is eerder te typeren als een beweging dan als een schooltype. Ruim 60% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs volgt een vorm van vmbo. Het is niet één schooltype zoals het havo of het vwo, maar een brede verzameling leerwegen die kansen biedt aan zeer uiteenlopende groepen leerlingen. Leerlingen die het niet altijd gemakkelijk hebben, meer doeners dan denkers, maar ook nogal wat laatbloeiers getuige de groeiende doorstroom tot in het hoger beroepsonderwijs. Het vmbo roept discussie op, is vaak in het nieuws – soms niet in positieve zin. Wie de sector kent, ziet voor de klas vele bevlogen mensen met een praktische instelling en een groot hart voor kinderen.
Beweging Een school voor vmbo kan zich eigenlijk niet veroorloven om stil te staan. Een voorbeeld: de afgelopen jaren hebben vrijwel alle vmbo-scholen in ons land een handtekening gezet onder een regionaal arrangement. Voor niet- ingewijden: dat is een afspraak waarin geprobeerd wordt de voorzieningen voor beroepsonderwijs in een regio op elkaar af te stemmen. Een weerbarstige materie, want het gaat daarbij altijd om het verzoenen van legitieme en soms strijdige belangen van individuele scholen die ook goede werkgevers willen zijn. De inkt is overigens nauwelijks droog of er ligt een nieuwe wet die de ruimte biedt om ook havo en vwo in zo’n regionale planning te betrekken. In sommige regio’s gaat het gesprek inmiddels veel verder dan de planning
van voorzieningen en komt men tot concrete afspraken over de inrichting van het onderwijs. Dichter bij de werkvloer zijn er de afgelopen tien jaar steeds weer nieuwe beroepsgerichte programma’s ontstaan. Er zijn nu 33 erkende beroepsgerichte examenprogramma’s, tien jaar geleden waren dat er 13. Binnen deze landelijke programma’s bieden scholen verschillende uitstroomdifferentiaties aan en ontwikkelen zij zelf schoolspecifieke of regionale varianten. Waar komt die beweging in het vmbo vandaan? Voor een deel is het te verklaren uit de enorme heterogeniteit van de leerlingenpopulatie. In het vmbo vind je zorgleerlingen en typische doeners die niet vanzelfspre-
8
Va n v i s i e n a a r a c t i e
kend leren; maar ook middenmoters en laatbloeiers. Veel allochtonen gebruiken vmbo als springplank naar middelbare en hogere opleidingen. Het is de kunst om al deze leerlingen steeds weer te motiveren, méér nog dan in havo en vwo. Op tal van plekken wordt hard gewerkt aan pedagogisch-didactische praktijken waarmee leerlingen geboeid kunnen blijven. Daarnaast heeft de beweging van het vmbo te maken met de positie die het heeft in ons onderwijsstelsel. Het is immers geen eindonderwijs, maar het heeft een schakelfunctie van het primair onderwijs naar een vorm van middelbaar beroepsonderwijs of de bovenbouw van het havo. In 2007 werd deze schakelfunctie nog eens politiek bekrachtigd door de leerplicht aan te vullen met een kwalificatieplicht. Je kwalificeert je als leerling pas als je hetzij een mbo-diploma op niveau 2, hetzij een havodiploma haalt. Een hoge ambitie, neergezet als aanval op het voortijdig schoolverlaten. Voor vmbo-scholen betekent dit dat de programma’s altijd een voorbereidend karakter hebben. Dat is niet eenvoudig in een context waarin ook al die vervolgopleidingen in beweging zijn. Tenslotte is er de lastige relatie tussen vmbo en de arbeidsmarkt. In principe is het vmbo niet beroepsopleidend, maar het heeft weinig zin om de te bieden beroepsvoorbereiding los te zien van de regionale
Va n v i s i e n a a r a c t i e
context. In de praktijk trekken vmbo en mbo steeds meer samen op om te zorgen voor praktijkgerichte scholing, in goed overleg met bedrijven en instellingen in de buurt. Het spreekt vanzelf dat ook dit de nodige dynamiek vergt.
vmbo wordt dat probleem onvoldoende onderkend, omdat de leerling veelal pas switcht na het verlaten van de school. Het is de moeite waard om te onderzoeken hoe vmbo en mbo samen méér werk kunnen maken van goede loopbaanbegeleiding.
Beweging in het vmbo: • Leerlingen vragen eigen aanpak; • Regionale afstemming op mbo en havo; • Relaties met regionale arbeidsmarkt.
De Adviesgroep VMBO heeft op verzoek van de overheid onderzocht waar nu de belangrijkste kwesties zitten die vragen om verdere ontwikkeling. In het eindadvies Vensters op de toekomst van het VMBO worden vier kwesties genoemd die nu vragen om actie.
De tweede kwestie gaat over flexibiliteit in de programmering. Een groot aantal scholen zou meer mogelijkheden willen om hun programma’s aan te passen aan de leerlingen en de lokale omstandigheden: korter, langer, dieper, breder. De Adviesgroep heeft geadviseerd om de landelijke verplichtingen vast te leggen in een beperkt aantal kernprogramma’s en daarnaast ruimte te maken voor keuzemodulen. Daarmee wordt wildgroei voorkomen en de structuur van de programmering kan veel transparanter worden opgezet dan nu het geval is. De Stichting Platforms VMBO is dit idee nader aan het onderzoeken.
De eerste kwestie gaat over de loopbaanoriëntatie en –begeleiding van leerlingen. De structuur van de arbeidsmarkt verandert, er zijn steeds minder voorspelbare beroepen en steeds meer wisselende functies. Het is dus in toenemende mate moeilijker voor leerlingen zich een beeld te vormen van beroepen. De arbeidsmarkt is steeds meer onbekend terrein. Toch moeten de meeste leerlingen kiezen voor een beroepsopleiding en een groot aantal kiest dan ook verkeerd. In scholen voor
De derde kwestie gaat over de verhouding tussen landelijk examen en schoolexamen. Er zijn teveel landelijke examens (in 2008 werden alleen al voor de beroepsgerichte programma’s 107 verschillende examens afgenomen!). Dit komt het civiel effect niet ten goede. De Adviesgroep stelt voor het aantal centraal examens te beperken. Daarnaast zou je - met name voor een keuzeprogramma - meer ruimte moeten bieden voor regionale examinering, op te zetten samen met partners in de
Actuele kwesties
9
regio. Dat versterkt de schakelfunctie van het vmbo. De vierde kwestie gaat over de dubbele positie van de theoretische leerweg. Ook hier is meer flexibiliteit het hoofdthema. Qua programmering zou je als school varianten moeten kunnen bieden: meer gericht op havo of op mbo niveau 3 en 4; meer beroepsvoorbereidend of juist algemeen vormend. Op dit moment is het vlees noch vis. De TL-leerlingen doen het qua prestaties goed, maar wisselen erg veel van opleiding. Een vorm van loopbaanoriëntatie zou daarom voor elke TL verplicht moeten zijn.
Actuele kwesties: • Er moet een krachtige impuls gegeven worden aan loopbaanoriëntatie en –begeleiding; • De structuur van de programmering moet transparanter en flexibeler worden; • De functie van de examinering moet worden versterkt, zowel op landelijk als op regionaal niveau; • De structuur van de theoretische leerweg moet meer ruimte bieden om leerlingen voor te bereiden op sterk uiteenlopende vervolgtrajecten.
Krachtenveld Zo staat een school voor vmbo in een krachtenveld dat voortdurend aan verandering onderhevig is. Soms lijkt
Werkblad WAT VERANDERT ER OM ONS HEEN? 10
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Ontwikkeling
Werkblad 1: > Wat verandert er om ons heen? (zie www.ambitiebox.nl) Breng de drijvende krachten in je omgeving in beeld.
dat ver weg, als er op landelijk niveau wordt gesleuteld aan examenprogramma’s of als er een besluit valt over de kwalificatieplicht. Soms is het naast de deur als er stageplaatsen moeten worden geregeld of als er afspraken worden gesmeed over wie in de regio welke opleidingen aanbiedt. Soms is het in huis, als de onderbouw verandert of als de school gaat verbouwen om een andere didactiek te kunnen bieden. Ver weg of dichtbij: al deze ontwikkelingen dwingen de school voor vmbo om steeds in beweging te blijven. Steeds weer opnieuw is de vraag aan de orde hoe je een gegeven groep leerlingen goed toeleidt naar een kwalificerend traject en in het verlengde daarvan een plek op de arbeidsmarkt. Vele vmbo-scholen zijn daarin ambitieus en trots op wat ze voor elkaar krijgen. Het is die ambitie die zorgt voor inspiratie en beweging.
In hoeverre bent u hiervan op de hoogte?
In hoeverre heeft dit invloed op uw koers?
De landelijke overheid biedt in de voorzieningen-planning ruimte om nieuwe programma’s aan te bieden, mits goed afgesproken in de regio.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
De landelijke overheid biedt in de examenprogramma’s ruimte om een deel van het programma naar eigen inzicht in te vullen.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
De landelijke overheid biedt in de regels rond het examen ruimte voor leerlingen om op meerdere tijdstippen deel te nemen aan het centraal examen.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
De regionale arbeidsmarkt kent duidelijke trends en ontwikkelingen die consequenties hebben voor de werkgelegenheid.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
De instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs in de regio werken aan de invoering van competentiegericht onderwijs.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
Demografische ontwikkelingen in de regio hebben consequenties voor de toekomstige leer lingen aantallen.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
De lokale overheid voert een beleid met betrekking tot onderwijsachterstanden en voortijdig schoolverlaten.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
De lokale overheid voert een beleid rond modernisering van de onderwijshuisvesting.
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
Onvoldoende - voldoende - goed
Geen - enigszins - veel
Onvoldoende - voldoende - goed.
Geen - enigszins - veel
11
12
2
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Op zoek naar de ambitie
Scenariomodel ingevuld
Vernieuwen is ook kleur bekennen Aanbodsturing
Scholen bevinden zich in een dynamische omgeving die dwingt tot verandering, maar scholen krijgen ook steeds meer ruimte om hun eigen koers voor de toekomst te bepalen. Examenprogramma’s zijn globaal geformuleerd, het onderwijsaanbod kan in overeenstemming met de partners in de regio worden bepaald, examinering biedt meer mogelijkheden voor
Leren voor het leven!
Op weg naar een beroep!
flexibilisering en de overheid houdt zich steeds minder bezig met de wijze waarop het onderwijsleerproces vorm moet krijgen. ‘Het hoe’ is meer en meer zaak van de scholen geworden.
Kunnen kiezen biedt mogelijkheden, maar is niet altijd eenvoudig. Onderwijs bieden dat leerlingen motiveert en ruimte biedt om hun talenten te ontwikkelen - maar tegelijkertijd aansluit bij de veranderende behoeften van vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt vraagt om ondernemerschap en visie. Maar vooral om een duidelijke koers, om richting.
Het scenariomodel Bij het bepalen van de koers kan de Ambitiebox van de Adviesgroep VMBO voor scholen richting geven. Het is een instrument dat structuur biedt aan het gesprek binnen de school over ambities voor de toekomst van de bovenbouw van het vmbo.
Op het gebied van vijf essentiële beleidsthema’s kan de school met behulp van het materiaal uit de Ambitiebox zijn huidige positie bepalen en zijn ambitie voor de toekomst: 1 Visie op het vmbo 2 Programmering 3 Loopbaanoriëntatie en -begeleiding 4 Samenwerking in de regio 5 De rol van de docent
Opleiden voor arbeid en beroep
Oriëntatie op de toekomst
Word wie je bent!
Volg je interesse!
Bij deze positiebepaling worden vier denkbeeldige scenario’s gebruikt als hulpmiddel. De vier onderscheiden scenario’s zijn gebaseerd op het model hiernaast.
Vraagsturing
13
14
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
15
Op weg naar een beroep! Scenario > Blauw Binnen het model staan twee belangrijke dilemma’s binnen het vmbo centraal. Dilemma’s die zich bewegen op een as en waarbij scholen voor keuzes staan. Het eerste dilemma betreft de inhoud en functie van het curriculum binnen het vmbo. ‘Koerst de school op het ontwikkelen van een beroepsbeeld of misschien al een mbo kwalificatie?’ of ‘Bereid je leerlingen voor op het brede vervolgonderwijs en staat algemene vorming daarbij voorop?’ Het tweede dilemma gaat over de mate waarin vraagsturing vanuit de leerling een rol zou moeten spelen binnen het onderwijs. ‘Ligt de keus voor tempo, aanpak en inhoud van het leren vooral bij de leerling of zijn de docenten hierin leidend?’ Op elke as kan de school een meer of minder extreme positie kiezen. Het werken met de Ambitiebox en het scenariomodel helpt scholen deze keuzes te maken en
accenten te leggen. De onderwijsvisie van het team en de kenmerken van de leerling-populatie en de regionale omgeving bepalen uiteindelijk welke ‘kleur de school bekent’. Een kleur die wordt bepaald door de combinatie in keuzes op de horizontale en verticale as van het scenariomodel. Elke kleur kan daarbij even aantrekkelijk en waardevol zijn.
Vier kleuren, vier scenario’s Hiernaast een beknopte typering van de vier onderscheiden scenario’s. Elk scenario heeft daarbij zijn eigen kleur.
maken van de juiste beroepskeuze.
Samenwerking in de regio Visie op het vmbo Vmbo is het fundament voor goed beroepsonderwijs. De vmbo-school heeft de sfeer van de werkplaats waar leerlingen zich grondig voorbereiden op hun toekomstige beroep. Die soepele weg naar de arbeidsmarkt wordt bereikt door hoogwaardig vakonderwijs en doorlopende leerlijnen. Leerlingen weten waar ze aan toe zijn en wat er van ze verwacht wordt.
De school heeft heldere afspraken met het mbo in de omgeving over toelating en doorstroming. Docenten vmbo en mbo maken afstemmingsafspraken over programmatische leerlijnen. Er is een goed contact met regionaal gevestigde leerbedrijven en instellingen en er zijn heldere afspraken over gastdocentschappen en stages.
Rol van de docent Programmering In het onderwijsprogramma staan vak en beroep centraal. De programma’s liggen voor de leerlingen vast en zijn verticaal georiënteerd als routes naar verschillende startkwalificaties. Dat betekent ook dat de leerinhouden stap voor stap worden aangeboden en op elkaar voortbouwen. Leerlingen volgen een helder gedefinieerd programma met een combinatie van een klein algemeen deel en een ruim beroepsgericht deel.
Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Centraal staat de ontwikkeling van een beroepsbeeld en een eigen beroepsidentiteit. Dialoog en reflectie op eigen kunnen worden gefocust op het functioneren in een beroep of beroepenveld. LOB is gericht op het
Docenten zijn een rolmodel voor leerlingen. De inhoudelijke specialisten weten precies wat een leerling nodig heeft om het echte vakmanschap in de vingers te krijgen. Het aantal contacturen tussen docent en leerling is groot. Door intensieve begeleiding en directe instructie wordt de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd. Voorbeelden uit de beroepspraktijk maken de lessen levendig.
16
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Leren voor het leven!
Volg je interesse! Scenario > Rood Visie op het vmbo Vmbo biedt een waaier aan mogelijkheden voor zeer verschillende doelgroepen leerlingen. Niemand is hetzelfde: gelukkig maar! Leerlingen leren op verschillende manieren. Terwijl de ene leerling vooral leert door de stof toe te passen, heeft de ander een meer reproductieve of betekenisgerichte leerstijl. De leerstijl van een leerling is leidend in het onderwijs. De school is een plein waar diverse leerbehoeftes en interesses samenkomen.
Programmering Het onderwijsprogramma is flexibel en geheel modulair georganiseerd. Het programma wordt aangeboden als combinatie van een kerndeel met daarnaast een keuze uit een breed assortiment aan mogelijke keuzeprogramma’s. De modules vormen zo een menu met uiteenlopende arrangementen en profielen. Sommige leerlingen kiezen voor brede beroepsvoorbereidende programma’s, andere voor specifieke beroepsgerichte modulen. De school definieert de bandbreedte, de leerling kan daarbinnen keuzes maken.
Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Centraal staat de ruimte voor leerlingen om hun eigen toekomstige werk op persoonlijke wijze in te vullen. Dialoog en reflectie op eigen kunnen worden gefocust op
17
verschillende arbeidsgebieden en werksoorten. LOB is gericht op het ontwikkelen van een goed beroepsbeeld – op basis van een brede loopbaanoriëntatie -en het uiteindelijk maken van een bewuste keus voor een specifieke vervolgopleiding in het beroepsonderwijs.
Samenwerking in de regio De school geeft leerlingen naast het diploma een portfolio mee en heeft goede afspraken over een ‘warme overdracht’. Voor een aantal beroepsgerichte modulen wordt ook intensief samengewerkt. De school heeft een stagebureau waarin de match wordt gemaakt tussen specifieke inhoudelijke interesses van leerlingen en stageplaatsen bij instellingen en bedrijven.
Rol van de docent Op deze school ontstaat taak- en functiedifferentiatie. Alle docenten zijn bekwaam voor het kerndeel, maar in het keuzedeel ontstaan de verschillen. Sommige docenten zijn in de eerste plaats loopbaanbegeleiders met een breed overzicht die leerlingen helpen de juiste keuzes te maken. Andere docenten zijn specialisten op specifieke beroepsgerichte disciplines. De leerlingen leren in wisselende groepen die worden geclusterd naar inhoudelijke interesse.
Scenario > Groen Visie op het vmbo Vmbo is de plek waar leerlingen zich breed oriënteren op de wereld van arbeid en beroep. De vmbo-school ademt de sfeer van een atelier waarin leerlingen kunnen groeien. Uitgangspunt is dat mensen hun hele leven leren. Het is een ouderwetse gedachte om te denken dat men op jonge leeftijd een beroep voor het leven kiest. Leerlingen proeven van verschillende sectoren, de sectorkeuze wordt zo lang mogelijk uitgesteld.
Dialoog en reflectie op eigen kunnen gaan over levenskeuzes waarin werk, zorg en vrije tijd in balans zijn. LOB is gericht op het verhelderen van het zelfbeeld.
Samenwerking in de regio De school informeert het mbo over het brede aanbod en heeft afspraken over de intake van leerlingen, hetzij specifieke opleidingen, hetzij brede instroomdomeinen. Met regionale instellingen en bedrijven zijn heldere afspraken gemaakt over open dagen, snuffelstages en gastdocentschappen.
Programmering
Rol van de docent
In het onderwijsprogramma staat de oriëntatie op verschillende werksoorten en beroepsbeelden centraal. Het onderwijs bestaat voor een flink deel uit algemene vorming en brede beroepsvaardigheden. Daarnaast volgen leerlingen verplicht een breed intensief en afwisselend programma waarin de essenties van verschillende werksituaties worden belicht. Steeds weer staat de vraag centraal wat de leerling wel en niet aanspreekt.
Docenten zijn in de eerste plaats mentor en opvoeder. Er is veel aandacht voor leerlingen die extra zorg nodig hebben en dreigen uit te vallen. Docenten sturen op de ontwikkeling van sociale vaardigheden, intensieve samenwerking tussen leerlingen en op probleemgestuurd en oplossingsgericht werken. Er worden groepen samengesteld die zich gezamenlijk in een sector verdiepen. Van de leerlingen wordt een open en nieuwsgierige houding verwacht.
Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Centraal staat de ontwikkeling van talenten van leerlingen, niet alleen voor arbeidssituaties, maar ook voor maatschappelijk functioneren en het privé-leven.
18
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
19
Word wie je bent! Scenario > Wit Visie op het vmbo Vmbo is een platform voor leren op het snijvlak van theorie en beroepspraktijk. De leerling is op expeditie, op zoek naar de eigen talenten en leervragen. Leerlingen voelen zich serieus genomen en genieten van onderwijs dat aansluit bij hun eigen leefwereld. De eigen verantwoordelijkheid is groot. Er is veel vrijheid, maar de school is geen speelplaats. Integendeel: de cultuur is er één van hoge verwachtingen over wat leerlingen kunnen presteren.
Programmering Het onderwijsprogramma bestaat grotendeels uit een database van ‘prestaties’. Een prestatie is een complexe, levensechte opdracht waarin leerlingen kunnen onderzoeken én bewijzen wat ze presteren. Leerlingen kiezen in overleg met hun begeleiders voor deelname aan prestaties die passen bij hun ontwikkeling. Een deel van het programma ligt open en kan nog op maat ontwikkeld worden voor een groep leerlingen. Leerlingen maken bindende afspraken over hun leertrajecten en leggen daarover regelmatig verantwoording af.
Loopbaanoriëntatie en –begeleiding Centraal staat de ontwikkeling van het zelfsturend vermogen: de leerling als ondernemer van zijn eigen leven. Dialoog en reflectie op eigen kunnen zijn vooral gericht op motivatie, energie en creativiteit. LOB krijgt de vorm van persoonlijke coaching.
Voor meer informatie over het scenariomateriaal en het werken met de Ambitiebox verwijzen wij naar www.ambitiebox.nl of de Stichting Platforms VMBO (www.platformsvmbo.nl).
Samenwerking in de regio
Welke kleur bekennen uw collega’s?
De school heeft samen met externe partijen een OntwikkelLab voor het permanent updaten en vernieuwen van prestaties. Daarin zijn het mbo, bedrijven en regionale expertisecentra vertegenwoordigd. Toelating tot het mbo krijgt vorm als een sollicitatie waarin leerlingen zichzelf presenteren.
Onderzoek van de Adviesgroep VMBO (Ambitie kleurt je toekomst, mei 2008) laat zien dat scholen hun ambities formuleren in termen van alle vier kleuren, c.q. scenario’s. Wel is er een duidelijke trend te zien als het gaat om de koersbepaling van scholen. Vmboscholen willen meer - zowel voor de BB/KB als voor de GL/TL - ruimte voor vraagsturing en keuzemogelijkheden voor leerlingen enerzijds, en een sterkere positionering binnen de beroepskolom anderzijds. Het rode scenario is dan ook populair. Verder valt op dat scholen voor hun GL/TL relatief vaak kiezen voor het witte scenario als toekomstperspectief. Een minderheid kiest voluit voor de blauwe (‘vak’-)school of de groene, sterk op algemene vorming gerichte school. De conclusie is dat zeer veel scholen meer ruimte willen maken voor individuele keuzes van leerlingen - oftewel heterogeniteit - en voor meer flexibiliteit in het programma.
Rol van de docent De school kent verschillende typen begeleiders: sommige expert op een deelterrein; sommige vooral gericht op het coachen van leerlingen. Er is een duidelijke scheiding tussen enerzijds zorg en begeleiding, anderzijds opdrachtgeverschap en beoordeling. Er is veel ruimte voor reflectie en feedback, de dialoog is erg belangrijk. Oudere leerlingen helpen altijd mee in de begeleiding van jongere leerlingen.
Bron: Ambitiemap, Adviesgroep vmbo (www.ambitiebox.nl).
Bij de koersbepaling van de school blijkt de visie die het team heeft ten aanzien van de functie van het vmbo de belangrijkste waarde. Waar koers je op met de vmbo-leerling; een directe voorbereiding op werk, op een mbo opleiding op niveau 1-2 of 3-4, op een breder domein of een specifieke beroepsopleiding óf op het havo? Maar waar je ook op koerst, het perspectief ligt áltijd verder dan het vmbo.
En waarvoor kiest u? Werken met het scenariomodel vraagt om het maken van keuzes. Maar kiezen is lastig. Voor elke groep leerlingen, sector of leerweg kan een andere keus passend zijn. Daarbij worden keuzes vaak ingeperkt door betaalbaarheid en/of organiseerbaarheid. Kiezen is moeilijk, maar wel nodig. Kleur bekennen geeft u de noodzakelijke richting bij het bepalen van de koers van uw school.
20
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
>
Geef op onderstaand ambitieblad aan wat de uitkomsten waren van het werken met de 5 thema’s uit de ambitiebox. Wat was de dominante kleur voor de ambitie voor de toekomst t.a.v. de vijf beleidsthema’s? (Als u nog niet met de Ambitiebox heeft gewerkt, doe dit dan alsnog. De box niet in huis? Kijk dan op www. ambitiebox.nl).
BB/KB Visie op het vmbo
Programmering
LOB
Samenwerking in de regio
Rol van de docent
Werkblad 2: Beken kleur!
Met elkaar in gesprek over het beeld:
(zie www.ambitiebox.nl)
1 Is er sprake van een homogeen beeld - een dominante kleur - of juist van een heterogeen beeld/een kleurenpalet? 2 Kun je dit beeld verklaren?
GL/TL
3 Sommige keuzes kunnen goed gecombineerd worden. Andere combinaties zijn weer wat minder logisch. Kijk nog eens kritisch naar de uitwerking van de kleuren op de infobladen uit de Ambitiemap. In hoeverre belemmeren of versterken de ambities t.a.v. de verschillende beleidsthema’s elkaar? 4 Welke conclusies verbind je hieraan voor de stappen die je wilt gaan zetten?
21
22
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
3
23
Van visie naar beweging In beweging komen tussen basiskwaliteit en ambitie
De Ambitiebox helpt om even afstand te nemen van de dagelijkse praktijk in een gesprek dat in essentie gaat over waarden. Wat vinden we met elkaar belangrijk, wat betekent onderwijskwaliteit voor ons, wanneer zijn wij tevreden? Het is belangrijk om de ambities die de school op hoofdlijnen adopteert in samenspraak met elkaar te formuleren. In het professionele gesprek wordt de koers zichtbaar.
De vier scenario’s, verbeeld als kleuren, zijn modellen die verschillende opvattingen illustreren over wat belangrijk wordt geacht. Het is een taal waarmee je met elkaar kunt communiceren over de grenzen van vakken heen. ‘Kleur bekennen’ betekent niet: we hebben nu een blauwdruk voor de toekomst. Het betekent wel: we zijn het eens over waar we nu staan en over de richting van ontwikkeling. Wat je dan met elkaar hebt is een toetsingskader, een basis waarop je elk moment kunt terugvallen om te checken of je koers houdt (of wellicht ook koers wilt wijzigen…).
Een eerste stap Hoe kom je nu van zo’n globale visie naar concrete actie? Hoe kom je in beweging? Wat zijn dan de goede dingen om te doen? Dat is nog niet zo eenvoudig. Sommige scholen storten zich in een verandering en raken al doende de weg kwijt. Het is beter eerst een paar stappen vooraf te zetten.
De eerste stap gaat over het vertalen van visie naar een koers. In essentie gaat het daarbij om het bepalen van de afstand tussen de huidige basiskwaliteit en de ambitie. Je vindt pas de weg op een kaart als je weet waar je je nu bevindt en waar de bestemming is. Dan kun je in beweging komen, zonder te verdwalen. Om het gemakkelijker te maken zo’n koers uit te zetten hebben wij een modelmatige uitwerking gemaakt. Net als de scenario’s een vorm van fictie, een hulpmiddel om met elkaar te kunnen praten. De twee assen waar de scenario’s in de Ambitiebox op gebaseerd zijn hebben we daartoe beschouwd als twee soorten beweging: ontwikkeling van het curriculum, het WAT; ontwikkeling van de pedagogischdidactische aanpak, het HOE. Het lijkt een beetje kunstmatig om die twee zo te scheiden, maar het helpt wel om het niet over alles tegelijk te hebben.
24
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Opleiden voor arbeid en beroep
A
Oriëntatie op de toekomst
B
C
D
Op elke as zijn vier posities gedefinieerd. Als je beweegt van positie A naar B verandert er iets. Voor de goede orde: de beweging kan in principe op beide assen twee kanten op.
Beide vragen om organisatorische en logistieke voorwaarden, maar het zijn wezenlijk andere processen. Een goed actieplan is daarom helder over de ontwikkelingsrichting en de bandbreedte van verandering.
Van visie naar beweging
Beweging 1: curriculumontwikkeling
De posities kunnen worden beschouwd als stappen in een proces van verandering. In beweging komen betekent dan: veranderen van positie. De twee bewegingen worden in de praktijk natuurlijk altijd gecombineerd. De school maakt inhoudelijke én didactische keuzes. Apart beschouwd zijn het totaal verschillende bewegingen: • Programmaontwikkeling vraagt in grote lijnen vooral om vakkennis en creativiteit; • Didactische ontwikkeling vraagt in grote lijnen vooral om gedrags- en cultuurverandering bij leraren en leerlingen.
Op de horizontale as gaat het over veranderingen in het programma. Om niet te verzanden in de veelheid van mogelijke programma’s zijn de posities gedefinieerd in termen van hun einddoel. We onderscheiden in dit model de volgende vier mogelijkheden:
A
Positie: startbekwaam voor een specifieke studierichting/beroepsopleiding in het mbo
Deze school heeft de overtuiging dat de functie van het vmbo beroepsopleidend is en zich richt op het
ontwikkelen van een stabiele beroepswens en beroepsidentiteit bij leerlingen. Het vmbo vormt het fundament voor een goede beroepsopleiding. Aan het eind van het vmbo vervolgen de leerlingen hun leerloopbaan in het mbo en maken zij een bewuste keus voor een specifieke beroepsopleiding/studierichting evt. in combinatie met werk. Binnen deze visie is een leerling aan het eind van het vmbo startbekwaam voor bijvoorbeeld een opleiding wegtransport of verpleging en verzorging in het mbo.
B
Positie: startbekwaam voor een cluster verwante opleidingen/opleidingsdomein in het mbo.
Deze school heeft de overtuiging dat de functie van het vmbo beroepsvoorbereidend is en richt zich op basiskennis en – vaardigheden voor een cluster beroepen. De leerling ontdekt aan de hand van zijn onderwijsprogramma – en geadviseerd door zijn docenten – welke arbeidsgebieden en werksoorten bij hem/ haar passen. Aan het eind van het vmbo kunnen de leerlingen een bewuste keus maken voor een opleidingsdomein binnen het mbo. Binnen deze visie is een leerling aan het eind van het vmbo startbekwaam voor bijvoorbeeld het opleidingsdomein transport en logistiek of zorg en gezondheid in het mbo.
C
25
Positie: startbekwaam voor een sector in het mbo
Deze school heeft de overtuiging dat de functie van het vmbo zowel algemeen vormend als beroepsoriënterend is. Het vmbo is de plek waar leerlingen zich langere tijd breed kunnen oriënteren op de wereld van arbeid en beroep. Zij kunnen ontdekken wie ze zijn, waar hun talenten liggen en wat ze willen als het om het vervolg van hun leerloopbaan in het mbo gaat. Het beroepsgerichte programma is een didactische context waarbinnen de leerling leert. Aan het eind van het vmbo maakt de leerling een bewuste keus voor een sector binnen het mbo. Binnen deze visie is een leerling aan het eind van het vmbo startbekwaam voor bijvoorbeeld de sector economie en dienstverlening of zorg en welzijn in het mbo.
D
Positie: startbekwaam voor vervolgonderwijs in mbo en/of havo
Deze school heeft de overtuiging dat de functie van het vmbo vooral algemeen vormend is. Het vmbo biedt de leerling een leeromgeving waarbinnen hij op zoek kan naar eigen talenten, interesses en mogelijkheden en zich kan ontwikkelen tot een zelfbewuste en zelfverantwoordelijke jongere. Het vmbo programma richt zich op de domeinen wonen, werken, vrije tijd, burgerschap,
26
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
27
Aanbodsturing
A B
ICT en studievaardigheid. Binnen deze visie is een leerling aan het eind van het vmbo startbekwaam voor het vervolgen van zijn leerloopbaan binnen het mbo of het havo.
Beweging 2: pedagogisch-didactische ontwikkeling Op de verticale as gaat het over veranderingen in de werkwijze. Ook hier hebben we 4 posities betreffende de rolverdeling tussen leraren en leerlingen.
A
C D Vraagsturing
Positie: we leiden de leerling langs een vaste, voorspelbare route
Deze school heeft de overtuiging dat de leerlingen het beste af zijn als de inhoud en de werkwijze van het onderwijs vooraf goed zijn uitgedacht en vastliggen. Het programma is bedoeld om leerlingen te leren opdrachten precies, betrouwbaar en binnen gegeven specificaties uit te voeren. Daar is ook de studiebegeleiding van het team op gericht. Binnen deze visie is een leerling startbekwaam als de voorgeschreven opdrachten naar behoren zijn volbracht en de bijbehorende toetsen voldoende zijn afgesloten.
B
Positie: we bieden ruimte voor het ontwikke len van een eigen aanpak
Deze school heeft de overtuiging dat de leerlingen het beste af zijn als de inhoud van het programma vast staat, maar er wel ruimte is voor leerlingen om een eigen aanpak te volgen. Het programma zit zo in elkaar, dat verschillen in tempo en werkwijze niet hinderen. Leerlingen worden begeleid om verschillende stijlen van werken te beproeven (meer individueel vs. samen; meer abstract vs. toepassingsgericht etc.). Binnen deze visie is een leerling startbekwaam als het programma goed wordt volbracht én er inzicht is ontstaan in persoonlijke sterke en zwakke punten in de werkwijze.
C
Positie: we bieden mogelijkheden om een deel van het programma zelf te kiezen
Deze school heeft de overtuiging dat de leerling het beste af is als hij een deel van het programma vrij mag kiezen, naar inhoud of niveau. Daarmee speelt de school in op verschillen in interesse en aanleg. De begeleiding is sterk gericht op het helpen van leerlingen om goede keuzes te kunnen maken. Binnen deze visie is een leerling startbekwaam als zowel het kern- als het keuzeprogramma goed zijn volbracht én er bewuste en verantwoorde keuzes zijn gemaakt.
D
Positie: we bieden ruimte voor het ontwikkelen van authentieke leervragen
Deze school heeft de overtuiging dat leerlingen het beste af zijn als ze leren hun eigen authentieke leervragen te ontwikkelen. Het programma op zichzelf is minder van belang dan het proces van leren leren. Idealiter formuleert de leerling zelf een leeropdracht waar hij mee aan de gang wil, vaak ook buiten school. Het volgen, begeleiden en beoordelen van de leerling vloeit ineen en wordt de core business van de school. Binnen deze visie is een leerling startbekwaam als hij heeft geleerd zijn eigen leerproces te reguleren, zowel qua inhoud als aanpak.
28
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Werkblad 3: Van visie naar beweging! (zie www.ambitiebox.nl) Kies positie op beide assen. Waar sta je nu? En waar wil je naartoe met de school? Bepaal de bandbreedte van verandering.
Aanbodsturing
A
Het programma ligt vast Kern: We leiden de leerling langs een vaste, voorspelbare route.
Waar sta je nu en waar wil je naartoe? Kijk vanuit het totaalbeeld naar je huidige positie én naar je positie/ambitie voor de toekomst op de verticale en horizontale as.
Ruimte voor een eigen aanpak Kern: Leerlingen ontwikkelen een eigen aanpak.
B
Opleiden voor arbeid en beroep
A
B
Startbekwaam voor een beroepsopleiding Kern: Het programma is beroepsopleidend.
Startbekwaam voor een opleidingsdomein Kern: Het programma is beroepsvoorbereidend.
Startbekwaam voor een mbo sector Kern: Het programma is algemeen vormend en beroepsoriënterend.
Startbekwaam voor het vervolgonderwijs Kern: Het programma is algemeen vormend.
C
D Oriëntatie op de toekomst
C
Basis en keuze Kern: Leerlingen kiezen zelf een deel van het programma.
D
Maatwerk Kern: Leerlingen werken op basis van hun eigen leervragen.
Vraagsturing
Hoe groot is de verandering die je met je school door wilt maken? 1 Wil je je ontwikkelen op 1 as of op 2 assen? 2 Hoeveel stappen wil je gaan zetten op de assen? 3 Welke termijn heb je daarbij voor ogen? 4 Zit er spanning tussen wenselijkheid en haalbaarheid?
29
30
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
4
31
Beweging in de praktijk De context bepaalt de kleuren van verandering
De essentie van het voorgaande is kort samen te vatten. Om van visie naar actie te komen moet je de ambitie in eerste instantie vertalen naar een beweging. Natuurlijk verlopen dit soort processen in de werkelijkheid van alledag niet zo netjes geordend. In de praktijk zijn de scheidslijnen tussen het WAT en het HOE minder scherp zichtbaar - alles hangt nu eenmaal met elkaar samen. Het is goed om te beseffen dat een programmatische innovatie iets anders is dan een pedagogisch-didactische verandering. Maar vaak zal het een het ander met zich meebrengen.
Om te illustreren hoe dit in de praktijk kan lopen volgen hier 5 beknopte beschrijvingen van scholen die een innovatie aangingen. Gefingeerd en vereenvoudigd, maar gebaseerd op praktijkervaringen. Casus 1 gaat over een traditionele vmbo-school die meer didactische variatie wilde ontwikkelen. Casus 2 gaat over een vmbo-team techniek dat samen met het mbo een eigentijdse vakopleiding wilde vormgeven. Casus 3 gaat over een TL die meer werk wilde maken van loopbaanoriëntatie en –begeleiding.
Casus 4 gaat over een groene school die de aansluiting op een breed scala aan mbo opleidingen wilde verbeteren. Casus 5 gaat over een TL die een vernieuwende combinatie wilde maken van een modulair programma en veel keuzevrijheid voor leerlingen. De voorbeelden zijn teruggebracht tot essenties, in werkelijkheid gebeurde er van alles omheen. Wat deze scholen onderscheidt is dat ze een bewuste keus maakten voor beperkte, stapsgewijze innovaties die aansloten bij hun eigen kracht en bij mogelijkheden in hun regio.
32
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Casus 1 Meer ruimte voor een eigen aanpak Context Sg De Sprong is een kleine, maar stabiele vmbo-school in een provincieplaats, lang geleden ontstaan uit een fusie tussen een huishoudschool en een leao. De school heeft 300 leerlingen en kent twee opleidingen: Zorg & Welzijn breed en Handel & Administratie breed. Er zijn goede afspraken over aansluiting op het ROC in de regio.
Va n v i s i e n a a r a c t i e
De verandering Uiteindelijk werd gekozen voor het invoeren van een beperkte vorm van tempodifferentiatie binnen een reguliere klassikale setting. Dit werd uitgewerkt in de volgende stappen: • Leerlingen werken een deel van de les in tempogroepen; • De leraren bekwamen zich in het begeleiden van kleine groepen; • Er komt extra stof met alternatieve opdrachten voor de snelle groepen.
Aanleiding De aanleiding voor een koersdiscussie is terug te voeren op een overleg met het mbo, waarin het ging over de zelfstandigheid en studiehouding van de leerlingen die uitstroomden naar het ROC. In een teamvergadering van Zorg & Welzijn werd besloten te onderzoeken hoe hier iets aan gedaan kon worden.
Het resultaat De school is erg tevreden. De leerlingen vinden het werken in hun eigen tempo prima. Wat eerst een grote verandering leek, wordt nu algemeen beleefd als een eerste stap. Er worden op dit moment plannen gemaakt om de keuzeopdrachten verder uit te bouwen, gebaseerd op verschillende leerstijlen.
in de sectoren Techniek, Economie en Zorg & Welzijn. Het merendeel van de 800 vmbo-leerlingen volgt de basisberoepsgerichte leerweg en ruim 60% heeft een lwoo indicatie.
Aanleiding De gedragsproblematiek van leerlingen op school is de afgelopen jaren toegenomen. Docenten geven aan dat leerlingen steeds minder te motiveren zijn voor het aanbod op de school. Het risico op voortijdig schoolverlaten is hierdoor groot. De teamleider van de sector techniek stuit op de mogelijkheid die de overheid biedt om voor leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg trajecten te ontwikkelen i.s.m. het mbo, waarbij het vmbo diploma kan worden overgeslagen. Direct toewerken naar een kwalificatie op niveau 2 mbo zou zeker perspectief kunnen bieden voor een grote groep ongemotiveerde BB-leerlingen. Maar hoe denkt de rest van het team hierover?
De Ambitiebox Het team gebruikte op een studiemiddag de Ambitiebox om in kaart te krijgen hoe de stand van zaken is. Conclusie: als overwegend blauwe school wilde men gaan opschuiven richting het rode scenario. Een kleine werkgroep presenteerde een plan, maar dat ging veel collega’s toch te snel. Uiteindelijk werden twee besluiten genomen. Het programma bleef staan; de verandering zou zich moeten concentreren op de didactische aanpak.
Casus 2 Op weg naar de vakopleiding Context Vmbo Talent maakt onderdeel uit van een brede scholengemeenschap in de Randstad. De scholengemeenschap is bestuurlijk gefuseerd met een groot ROC. De school biedt met name intrasectorale programma’s
De Ambitiebox Met behulp van de Ambitiebox verkende de teamleider met de collega’s binnen de sector techniek de huidige situatie en de mogelijkheden voor de toekomst. De conclusie: het brede beroepsoriënterende programma binnen de BB motiveert de leerlingen niet genoeg en de mogelijkheden van de fusie met het ROC worden onvoldoende benut. De mogelijkheden van het zgn.
33
VM2 traject spreekt de collega’s aan. Daarbij heeft het team al langer twijfels over de huidige pedagogischdidactische aanpak waarbij veel van de zelfstandigheid van leerlingen wordt gevraagd. ‘Leerlingen mogen nu voor een deel zelf hun programma kiezen, maar onze BB leerlingen zijn er meer bij gebaat als wij hun route uitstippelen.’
De verandering Het team techniek kiest voor de BB voor het loslaten van het intrasectoraal programma, waarbij de focus lag op meer algemene beroepsvaardigheden. Voor de leerlingen in de sector techniek komen de ontwikkeling van specifieke vakkennis en vakvaardigheden centraal te staan. Leerlingen volgen aan de hand van een studieplanner en een methode een vaste route richting mbo niveau 2. Concrete veranderingen: • Mbo-docenten werken als vakspecialist binnen het vmbo; • Leerlingen volgen een deel van de opleiding binnen de regionale bedrijven; • Door middel van PSO in de onderbouw worden leerlingen begeleid naar het maken van een bewuste keus voor een specifieke beroepsopleiding; • De inhoud van het programma en de te volgen route wordt door de docenten bepaald.
34
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Het resultaat De school heeft een grote stap gemaakt met de sector techniek. Docenten en leerlingen zijn tevreden. Vooral omdat de leerlingen beduidend meer gemotiveerd zijn dan voorheen; het vakgerichte en de duidelijke structuur spreekt hen aan. De programma-inhoud is sterk veranderd voor de BB groep, maar ook de manier van werken.
Casus 3 Van TL naar TL plus Context De Hoeksteen is oorspronkelijk een school voor mavo en sinds enkele jaren gefuseerd met een nabije havo/ vwo. De vestiging is hofleverancier voor het havo. 30% van de TL-leerlingen stroomt door naar 4 havo. Ruim 60% kiest een beroepsopleiding in het nabije ROC en ongeveer 10% gaat naar het AOC in de buurt. De school is stabiel en kent nauwelijks concurrentie in de regio.
Aanleiding De aanleiding voor een bezinning op de koers van de school waren cijfers over uitval en vertraging in het mbo. De bal kwam echter pas daadwerkelijk aan het
Va n v i s i e n a a r a c t i e
rollen door een geslaagd project waarin een aantal leerlingen hun sectorwerkstuk maakten onder begeleiding van mbo-collega’s. Het project leidde tot een aantal informele afspraken over samenwerking.
De Ambitiebox Het management zette de Ambitiebox in om scherp te krijgen of hier een meer structurele koerswijziging gewenst was. Uit de discussie kwam de trots van het team op de algemene vorming en de goede doorstroom naar het havo naar voren. Maar ook dat men een alternatieve route richting mbo meer handen en voeten wilde geven. Een werkgroep zou hiervoor met inhoudelijke voorstellen komen.
De verandering Het beeld twee jaar later. De school heeft twee uitstroomprofielen gedefinieerd, richting havo of mbo, met bijbehorende vakkenpakketten. In de mbo-route volgen leerlingen in elke periode van leerjaar 3 en 4 een stevig beroepsoriënterend sectorprogramma, waarin ook delen van de algemene sectorvakken zijn verwerkt. Het programma wordt begeleid door koppels van mavo- en mbo-leraren die ook als loopbaancoaches opereren. De leerlingen doen in beide routes gewoon TL-examen.
35
Het resultaat
Aanleiding
De overgang naar het mbo is aanzienlijk verbeterd. De sectorprogramma’s worden nu bestudeerd door de havo-collega’s die een hbo-variant overwegen. De uitstroomprofielen hebben ook gezorgd voor een wijziging van de personele organisatie in twee kernteams, elk met hun eigen specialisatie.
Om in te kunnen spelen op de brede behoefte van de leerlingenpopulatie én op de veranderingen in het mbo, is de school op zoek naar ruimte binnen de programmering. Ruimte om leerlingen voor te kunnen bereiden op een specifieke groene vervolgopleiding, maar ook op een niet-groene opleiding binnen het ROC. De overheid biedt de school de mogelijkheid mee te doen aan een pilot voor de invoering van het geglobaliseerde examenprogramma landbouwbreed. Een intrasectoraal groen programma dat opgebouwd is uit brede groene thema’s, waarbij de competenties uit het mbo-groen vertaald zijn naar het vmbo-programma. De eindtermen voor het schoolexamen zijn globaal geformuleerd en bieden ruimte voor eigen/ regionale inkleuring.
Casus 4 Een brede oriëntatie vanuit groen Context Het vmbo groen van AOC ‘De groene wereld’ is een stabiele locatie met ongeveer 350 leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg en de gemengde leerweg. De doorstroom naar het mbo is breed; ongeveer de helft van de leerlingen stroomt door naar verwant mbo groen binnen het eigen AOC en de andere helft stroomt door naar niet-groene opleidingen binnen het ROC. Leerlingen moeten op dit moment binnen het beroepsgerichte programma groen kiezen voor één of twee specifieke groene vakrichtingen waarin zij CE gaan doen. Het mbo binnen het eigen AOC en het naburig ROC maakt een sterke ontwikkeling naar meer competentiegericht onderwijs door.
De Ambitiebox Met behulp van de Ambitiebox verkent het team de huidige situatie van de school en formuleert een gezamenlijke ambitie: alle vmbo groen leerlingen moeten een bewuste keus gaan maken voor een vervolgopleiding in het mbo. Zij moeten zich breed kunnen oriënteren en voorbereid worden op het competentiegericht onderwijs in het mbo. Daarnaast moet inhoudelijke groene verdieping mogelijk blijven.
36
Va n v i s i e n a a r a c t i e
De verandering Het team besluit tot verbreding van het vmboprogramma. Zij besluiten het intrasectorale programma groen in te gaan voeren. Binnen het curriculum wordt op basis van het landelijke examenprogramma een kernprogramma voor alle leerlingen bepaald en daarnaast krijgen leerlingen de mogelijkheid eigen keuzes te maken binnen een breed aanbod van modulen. Daarmee is verdieping in de verschillende groene vakrichtingen mogelijk, maar ook een bredere oriëntatie op het mbo. ‘Breed waar het kan en smal waar het moet’ wordt in de praktijk gebracht.
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Casus 5 De GTL als loopbaancentrum Context Binnen de brede scholengemeenschap De Toekomst blijft de TL maar groeien. Men constateert op basis van uitstroomonderzoek dat de doelgroep steeds breder wordt. De school groeit uit zijn jasje, maar heeft tegelijk steeds meer last van het groeiende lerarentekort. Daardoor ontstaat steeds meer spanning op de kwaliteit.
Aanleiding Het resultaat Leerlingen krijgen meer ruimte voor een ‘programma op maat’, afgestemd op eigen interesses en mogelijkheden. De school heeft een systeem ontwikkeld voor het volgen van de competentieontwikkeling van de leerlingen. Met het mbo zijn goede afspraken gemaakt over de benodigde competenties voor een succesvolle start in het vervolgonderwijs. Een met het mbo ontwikkeld portfolio speelt een belangrijke rol bij de intake van leerlingen in het mbo. Leerlingen kiezen nu meer bewust voor een vervolgopleiding in het mbo en voelen zich beter voorbereid op het onderwijs in het mbo.
Er ontstond een mogelijkheid om een nieuwe school te bouwen. Dit leidde tot discussie over een eigentijds onderwijsconcept: de GTL als loopbaancentrum. Het trefwoord voor de nieuwe school: flexibiliteit. Er moest een ontwerp komen voor flexibele leerroutes om een brede doelgroep goed te kunnen bedienen.
De Ambitiebox Het idee werd nader besproken in het team met behulp van de Ambitiebox. Voornaamste conclusies: we houden vast aan een breed, algemeen vormend aanbod, maar gaan de keuzemogelijkheden voor leerlingen ingrijpend verruimen en koppelen aan intensieve loopbaanbegeleiding.
De verandering Drie jaar later staat het nieuwe gebouw als baken voor loopbaanvraagstukken voor leerlingen in het middensegment van de totale leerlingenpopulatie. Ingrijpende veranderingen zijn onder meer: • Er is een kernprogramma van drie vakken: Nederlands, Engels en wiskunde; • De school kent verder geen vakken, maar pakketten modulen; trainingen voor diverse landelijke examens zijn ook ondergebracht in modulen; • De school heeft extern loopbaancoaches ingekocht die zorgen voor intensieve begeleiding; • In plaats van het klassieke SE heeft men een systeem gebouwd van competentiegerichte prestaties waarmee studiepunten kunnen worden behaald; • Elke leerling bouwt een eigen portfolio op dat meegenomen wordt naar havo, ROCof AOC.
Het resultaat De school bloeit als nooit tevoren. De belangrijkste verandering is achteraf de sterk veranderde samenstelling van het personeelsbestand, met veel mensen van buiten het onderwijs. De school is als geheel veel opener geworden naar de buitenwereld.
37
38
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Werkblad 4: Welke stappen zetten > deze scholen?
Aanbodsturing
(zie www.ambitiebox.nl)
A
1 Bepaal aan de hand van de 5 casussen waar de scholen stonden en waar ze naar toe gingen. 2 Hoe groot is de verandering die iedere school heeft doorgemaakt?
B
Opleiden voor arbeid en beroep
A
B
C
D Oriëntatie op de toekomst
C D Vraagsturing Voor de bewegingen die deze scholen maakten, zie pagina 52-53.
39
40
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
5
41
Verandering tussen beroepsopleiding en toekomstoriëntatie
Als u zelf aan het werk wilt moet de ambitie en de koers vertaald worden naar concrete veranderingen. Om u hierbij te helpen, volgen hier uitwerkingen van elke positie op de horizontale as van programmaontwikkeling. Geprobeerd is een beeld te geven van de consequenties van verschillende keuzes.
Terugkijkend op de praktijkvoorbeelden valt op hoe contextgebonden al deze innovaties steeds zijn. De risico’s die onderwijsvernieuwing altijd met zich meebrengt worden verminderd door een combinatie van maatregelen: • De ambitie werd goed verankerd in het team voordat men aan nadere uitwerking ging werken; • In elke setting werd stevig aangehaakt bij de lokale, specifieke mogelijkheden van de school; • De concrete planning was altijd integraal: er werden steeds opnieuw verbindingen gemaakt tussen de inhoud van de innovatie, de inrichting van de organisatie en de consequenties voor het personeel; • Vaak werd de ontwikkeling opgeknipt in kleine stappen.
Als u dit voor uw eigen situatie wilt doen, moet er nog één slag dieper worden gekeken naar de consequenties van keuzes in termen van verandering. De school die zich wil ontwikkelen op de ‘horizontale’ as van programmaontwikkeling krijgt te maken met veranderingen, niet alleen voor het programma maar ook voor de mensen en de organisatie.
In alle gevallen werd er in het begin een beeld gemaakt, een ontwerp: niet alleen van de ambitie, maar ook van het proces. Dat bewust ontwerpen van het innovatieproces is misschien wel de meest kritische succesfactor.
Vanuit het perspectief van het programma richten we ons op de inhoud van het programma en de relatie tussen de avo-vakken en de beroepsgerichte programma’s. Bij het verleggen van de focus van algemeen vormend
Hierna brengen we dit in beeld. Vanuit het perspectief van de mensen richten we ons op de kernkwaliteiten waarover leraren moeten beschikken en de focus waarop de begeleiding van de leerling zich richt. Veranderen van positie betekent dat er andere eisen aan de leraar en zijn rol gesteld worden.
42
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
naar beroepsgericht verandert de focus van de programma-inhoud, de positie van de algemene vakken en de beoordeling. Vanuit het perspectief van de organisatie wordt vooral een verandering zichtbaar op het niveau van de externe relaties van de school waarmee wordt samengewerkt. De inhoud van de samenwerking verandert naarmate de focus van de school verschuift op de horizontale as.
Met deze beelden op de verschillende posities proberen wij zichtbaar te maken welke consequenties een verschil in visie op de inhoud van het curriculum heeft op het niveau van de mensen, het programma en de organisatie van de school. Hiermee kunt u, als het ware, een eigen ‘actielijst’ maken.
Het programma De inhoud van het programma
Vakkennis en vakvaardigheid van het specifieke beroep staan centraal bij de inhoud van het programma.
De leerling leert bepaalde basiskennis en -vaardigheden m.b.t. een cluster van vervolgopleidingen.
Het leren van breed inzetbare vaardigheden staat centraal binnen het programma.
De focus binnen het programma ligt op leer/ loopbaan- en burgerschapscompetenties.
De verhouding avoberoepsgericht
De avo-vakken zijn zoveel mogelijk geïntegreerd binnen de beroepsgerichte vakken.
De leerling volgt die avo-vakken die relevant zijn voor het beroepenveld.
De avo-vakken en de beroepsgerichte vakken zijn gelijkwaardig. Bij beide vakken ligt de nadruk op algemene vaardigheden.
Het beroepsvoorbereidende programma is de motiverende context. Het avo-programma is breed.
PSO in de onderbouw
PSO leert leerlingen een bewuste keus maken voor een specifiek beroepsgericht programma in de bovenbouw van het vmbo.
Door middel van PSO wordt de leerling zich bewust van de aard van de verschillende werkvelden en kiest eind leerjaar 2 bewust voor een sector in de bovenbouw van het vmbo.
PSO laat leerlingen breed oriënteren op leren, leven en werken. De leerling mag de sectorkeuze in de bovenbouw van het vmbo desgewenst nog uitstellen.
Binnen PSO ontdekt de leerling zijn talenten en interesses. Sectorkeuze wordt zonodig uitgesteld tot in het mbo.
Met het mbo of het havo zijn geïntegreerde verticale leertrajecten ontwikkeld.
De school maakt afspraken met het mbo en het havo over de benodigde basale vakkennis en vakvaardigheden voor een goede aansluiting op een opleidingsdomein of een profiel.
Het vmbo vertaalt – samen met het mbo/ havo- de voor het mbo/havo essentiële algemene vaardigheden naar het vmbo.
Vervolgonderwijs speelt in op de heterogene instroom vanuit het vmbo. Met het mbo/ havo zijn goede afspraken over de intake en plaatsing van leerlingen.
De leerling volgt een deel van zijn programma binnen de bedrijven en instellingen waarmee de school een samenwerkingsrelatie heeft.
Leerlingen ontdekken binnen de beroepspraktijk de voor het werkveld meest essentiële kennis, vaardigheden en houding.
De leerling volgt verschillende oriënterende/ snuffelstages om zich een beeld te kunnen vormen van een sector.
De school heeft intensieve contacten met de brede maatschappelijke omgeving. Leren in de praktijk is niet specifiek de beroepspraktijk.
De posities in beeld
Consequenties voor
Positie horizontale as
De mensen De kernkwaliteiten van de leraar
De begeleiding van de leerling
A. Startbekwaam voor een beroepsopleiding Kern: Het programma is beroepsopleidend.
B. Startbekwaam voor een opleidingsdomein Kern: Het programma is beroepsvoorbereidend.
C. Startbekwaam voor een mbo sector Kern: Het programma is algemeen vormend en beroepsoriënterend.
D. Startbekwaam voor het vervolgonderwijs Kern: Het programma is algemeen vormend.
Docenten dragen hun specifieke vakkennis en -vaardigheden over en zijn als vakspecialist een rolmodel voor de leerling.
Docenten bereiden leerlingen voor op het functioneren binnen een breder beroepenveld.
De docent is de adviseur en loopbaanbegeleider van de leerling en begeleidt hem/haar bij het maken van keuzes.
De docent is vooral coach/mentor van de leerling. Hij volgt de leerling intensief.
De leerling wordt begeleid naar een specifieke beroepsopleiding in het mbo. De leerling ontwikkelt een stabiele beroepswens en beroepsidentiteit.
De leerling ontwikkelt een arbeidsidentiteit en ontdekt welk beroepenveld bij hem/haar past.
De leerling wordt begeleid bij het ontwikkelen van breed inzetbare vaardigheden die een succesvolle doorstroom naar havo/een sector in het mbo garanderen.
Binnen LOB staat het in beeld krijgen van een toekomstperspectief centraal: wie ben je, wat kan je en waar liggen je interesses?
43
De organisatie Relatie vervolgonderwijs
Relatie bedrijven en instellingen
44
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
6
45
Verandering tussen aanbod en vraag
Werkblad 5: Inhoudelijke veranderingen (zie www.ambitiebox.nl) Bepaal de meest relevante veranderingen voor mensen, programma en organisatie. Bepaal aan de hand van de matrix welke doelen je stelt en welke acties t.a.v. de onderscheiden thema’s je wanneer in gang wilt zetten om je ambitie te kunnen realiseren. Bepaal vervolgens wie dit verder gaat uitwerken.
Als u zelf aan het werk wilt moet de ambitie en de koers vertaald worden naar concrete veranderingen. Om u hierbij te helpen, volgen hier uitwerkingen van elke positie op de
Thema’s De kernkwaliteiten van de leraar
De begeleiding van de leerling
De inhoud van het programma
De verhouding avo - beroepsgericht
PSO in de onderbouw
Relatie vervolgonderwijs
Relatie bedrijven en instellingen
Wat willen wij bereiken?
Wanneer?
Wie?
verticale as van pedagogisch-didactische ontwikkeling. Geprobeerd is een beeld te geven van de consequenties van verschillende keuzes.
De hoofdstructuur is dezelfde als in het vorige hoofdstuk over het curriculum. Het idee is nog steeds dat een beeld pas ‘werkt’ als je focust op de wezenlijke samenhangen tussen de mensen, het programma en de organisatie. Natuurlijk is wel de invulling van die drie invalshoeken hier anders. Zoals eerder uiteengezet in hoofdstuk 3 hebben we gekozen voor een onderliggende beweging van meer aanbodgestuurd naar meer vraaggericht onderwijs. Die beweging hebben we geprobeerd te vertalen naar de volgende uitwerking. In de eerste invalshoek ‘De mensen’ richten we ons op de interactie tussen leraren en leerlingen en met name de verschuivingen in wat leerlingen en leraren van elkaar verwachten.
In de tweede invalshoek ‘Het programma’ gaat het niet zozeer om de inhoud, maar primair om de structuur van het programma. Als je wilt inspelen op verschillen tussen leerlingen, moet het programma kunnen worden gedifferentieerd. In de derde invalshoek ‘De organisatie’ hebben we ons vooral gericht op de organisatie van het leerproces. We beseffen dat er ook veel organisatie is achter de schermen (in termen van verdelingen van tijd en geld), maar dat blijft in dit beeld nog buiten beschouwing.
46
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
47
De posities in beeld Consequenties voor
Positie verticale as
De mensen Wat doen de leraren?
Wat doen de leerlingen?
Het programma Opbouw van het programma
Toetsing en examinering
A. Het programma ligt vast Kern: We leiden de leerling langs een vaste, voorspelbare route.
B. Ruimte voor een eigen aanpak Kern: Leerlingen ontwikkelen een eigen aanpak.
C. Basis en keuze Kern: Leerlingen kiezen zelf een deel van het programma.
D. Maatwerk Kern: Leerlingen werken op basis van hun eigen leervragen.
De leraar geeft instructie, zet de leerlingen aan het werk en helpt ze de opdrachten goed uit te voeren.
De leraar geeft instructie, geeft aan wat het resultaat moet zijn, laat leerlingen een eigen tempo en aanpak kiezen en zorgt voor goede werkbegeleiding.
Loopbaanbegeleiding wordt een vaste taak; leraren specialiseren zich in meer inhoudelijke of meer adviserende taken, op basis van eigen interesse.
De kerntaak van de leraren is het volgen, begeleiden en beoordelen van leerlingen (VBB).
Leerlingen werken aan de hand van een studieplanner met hun methode en beperkt aanvullend materiaal.
Leerlingen kiezen binnen een duidelijk gedefinieerd deel van het leerproces voor een eigen tempo, tijdsinvestering en aanpak.
De leerlingen werken een deel van de tijd onder begeleiding aan een zelfgekozen programma.
Leerlingen leren zelf het initiatief te nemen om iets te leren, hun werk te plannen en hun resultaten te verantwoorden.
Het curriculum kent een vastliggende opbouw, lineair of concentrisch.
De leerdoelen staan vast, het curriculum biedt wel alternatieven qua aanpak en mogelijkheden om extra werk te doen.
Het curriculum wordt (deels) gemodulariseerd om uiteenlopende inhoudelijke keuzes van leerlingen mogelijk te maken.
Het curriculum kent zones met een uiteenlopende status: verplicht, verplichte keuze, vrije keuze, nog te ontwikkelen
Er is een vast programma van toetsing, de leraar programmeert toetsen en beoordeelt de resultaten.
Het inhoudelijk programma van toetsing staat vast, maar er is enige flexibiliteit in de tijdstippen waarop wordt getoetst.
Het programma van toetsing is voor een deel gemeenschappelijk; een ander deel is op maat en loopt uiteen qua inhoud en tijdstip per groep of zelfs per individuele leerling.
De leerling geeft zelf aan wanneer hij klaar is voor een toets; de toetsing maakt zoveel mogelijk deel uit van het leerproces.
De organisatie De leeromgeving
De leeromgeving is zo goed mogelijk afgestemd op het voorbereide programma (vaklokalen, practicum).
De leeromgeving kent naast vaste vaklokalen multifunctionele ruimtes en werkplekken.
De leeromgeving wordt opgedeeld in ‘deelscholen’ waarbinnen intern kan worden gedifferentieerd.
De leeromgeving is geënt op standaarden voor het leren (solo/ digitaal, in groepen, in interactie met leraren).
Leren buiten school
Dit is beperkt, alleen waar het past in het programma.
Beperkt mogelijk, bij voorkeur georganiseerd als keuzewerktijd.
De omvang en intensiteit hangt samen met inhoudelijke leerlingkeuzes.
De organisatie heeft standaarden voor het optimaal benutten van mogelijkheden in de regio.
Leerbronnen
Het boek is leidend, aanvullende informatiebronnen worden beperkt ingezet.
Er zijn altijd varianten van opdrachten beschikbaar en mogelijkheden om te verdiepen of extra te oefenen.
Leerbronnen zijn altijd ook digitaal beschikbaar en geordend in een systeem van modulen.
Het systeem is gericht op het gemakkelijk ontsluiten en toegankelijk maken van een grote variatie aan leerbronnen.
Groepering
De leerlingen worden zoveel mogelijk homogeen gegroepeerd op basis van niveau en tempo.
Leerlingen werken alleen of in kleine niveaugroepen.
Leerlingen werken alleen of in wisselende groepen, naargelang niveau en/of interesse.
De groepering is variabel, gebaseerd op afspraken over te ontwikkelen sociale competenties.
Leertijd
Het leren wordt gestructureerd aan de hand van een vast werkrooster voor leraren en leerlingen.
Een deel van de leertijd is gereserveerd om de manier van werken naar eigen inzicht te kiezen (keuzewerktijd).
De leertijd is verdeeld in zones voor gemeenschappelijke opdrachten en zones waarin leerlingen aan hun eigen programma’s werken.
Teams organiseren hun eigen leer- en werktijd binnen een beperkte set centrale afspraken.
48
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Werkblad 6: Didactische veranderingen (zie www.ambitiebox.nl) Bepaal de meest relevante veranderingen voor mensen, programma en organisatie Bepaal aan de hand van de matrix welke doelen je stelt en welke acties t.a.v. de onderscheiden thema’s je wanneer in gang wilt zetten om je ambitie te kunnen realiseren. Bepaal vervolgens wie dit verder gaat uitwerken.
Thema’s Gedrag leraren
Gedrag leerlingen
Opbouw van het programma
Toetsing en examinering
De leeromgeving
Leren buiten school
Leerbronnen
Groepering
Leertijd
Wat willen wij bereiken?
Wanneer?
Wie?
49
50
7
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
51
Actie: denken en doen De weg van visie naar actie is geplaveid met goede communicatie
De werkbladen in dit boekje zijn vooral bedoeld als een hulpmiddel om met elkaar een professioneel gesprek te voeren over wat je het eerste aanpakt en hoe je dat gaat doen. Echte actie is natuurlijk iets uitproberen op de werkvloer en daar van leren. Misschien wilt
De andere helft van het verhaal is ook écht iets doen met de leerlingen, op de werkvloer. Onderwijsinnovatie is bijna altijd een mix van nadenken en iets proberen. Er zijn verschillende manieren om de verbinding tussen doen en denken vorm te geven:
u daar wel mee beginnen: ook dat kan, maar daarmee gaan de vragen die we hier hebben opgeworpen niet weg. Hoe en wanneer dan ook: op een gegeven moment moet er een gesprek zijn over wat de goede dingen zijn om te doen.
Dat gesprek is één van de essenties van schoolontwikkeling. De werkbladen in dit boekje hebben de geur van een systeembenadering, maar dat is bedrieglijk. Het werken aan schoolontwikkeling is in hoge mate het steeds weer samen creëren van inspirerende beelden. Dat is helemaal niet gemakkelijk. Er zijn teams in scholen die eindeloos praten en uiteindelijk daarin blijven steken, in een vergeefse zoektocht naar het ideale draagvlak. Er zijn ook scholen waar de top een verandering doordrukt en dan vervolgens jaren vecht tegen onvermoede weerstanden. En er zijn gelukkig ook scholen waarin leiding en werkvloer - elk vanuit een eigen rol, maar wel samen – ruimte creëren voor verandering in het professionele gesprek.
Dat is nog erg abstract. Ruimte creëren betekent concreet dat je met elkaar beelden ontwerpt, toetst en steeds verder ontwikkelt. Niet één beeld - en zeker niet van deze of gene onderwijsgoeroe - maar opeenvolgende beelden. Beelden van hoe het nu is en hoe het kan gaan worden. Niet blauwdrukken maken, maar zoeken naar antwoorden op de vraag wat je kunt zien (horen, meemaken, proeven) als je iets gaat veranderen en hoe ingrijpend dat is. Als werkhypothese, als tijdelijke overeenkomst of, zo u wilt, als gedroomde werkelijkheid. Daar zit in onze opvatting de essentie van een professioneel ontwikkelgesprek.
• Je kunt eerst nadenken over een goed ontwerp en dan aan de slag gaan. Voordeel: je focust op de vraag waar de kracht zit en wat de goede stappen zijn. Mogelijk nadeel: je blijft te lang in je hoofd, komt niet echt tot actie. Of: je verliest aan flexibiliteit in de uitwerking. • Je kunt zoeken naar wat de teamleden beweegt en daarop actie baseren. Voordeel: je boort de energie van het personeel aan. Mogelijk nadeel: je actie verwatert als er teveel wordt gepolderd. • Je kunt eerst iets proberen op de werkvloer en dat daarna goed evalueren om tot verdere actie te komen. Voordeel: je praat vanuit een gedeelde ervaring. Mogelijk nadeel: je blijft vastzitten in de eerste probeersels. Het is altijd moeilijk om iets prils weer weg te gooien. • Je vraagt de meest getalenteerde ontwikkelaars een voorbeeld te maken en gebruikt dat als gespreksbasis. Voordeel: je praat met elkaar tegen een fatsoenlijk voorbeeld aan. Mogelijk nadeel: de voorbeelden blijken parels die voor de rest van het volk niet navolgbaar zijn.
Het is dus nooit goed, of beter gezegd, welke aanpak je ook kiest, er zijn altijd ernstige risico’s. Het motto is – met een variatie op de reclame van de belastingsdienst – ‘gemakkelijker kunnen we het niet maken, wel leuker’. Beginnen aan onderwijsvernieuwing is nog relatief gemakkelijk, het volhouden en voortgang blijven boeken is veel moeilijker. Dan geldt dat het vooral ook voldoening moet geven, dat er humor is, dat succes wordt gevierd. De Adviesgroep VMBO en de Stichting Platforms VMBO wensen u veel wijsheid, maar vooral ook de spirit om samen in gesprek en aan het werk te blijven.
52
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Casus 1 Meer ruimte voor een eigen aanpak
Casus 3 Van TL naar TL plus
Casus 5 De GTL als loopbaancentrum
De school ging van horizontaal B en verticaal A naar horizontaal B en verticaal B.
De school ging van horizontaal D en verticaal A naar horizontaal C en verticaal A.
De school ging van horizontaal D en verticaal A naar horizontaal D en verticaal D.
Oplossingen Welke bewegingen maakten de scholen?
A
1
A
A
2
B
B
B
C
D
A
B
2
C
D
B
C
C
C
D
D
D
Casus 4 Een brede oriëntatie vanuit groen
De school ging van horizontaal C en verticaal C naar horizontaal A en verticaal A.
De school ging van horizontaal A en verticaal A naar horizontaal B en verticaal C.
A
1
B
B A
A
C
A
B
C C D
1
D
A
B 2
C C D
1
B
Casus 2 Op weg naar de vakopleiding
2
A
1
D
D
2
53
54
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Va n v i s i e n a a r a c t i e
Colofon Dit is een uitgave van de Stichting Platforms VMBO in samenwerking met de Adviesgroep VMBO.
Nuttige websites en adressen www.platformsvmbo.nl www.adviesgroepvmbo.nl www.ruimteinderegio.nl www.ambitiebox.nl Stichting Platforms VMBO Postbus 59 7630 AB Ootmarsum Deze brochure is ontwikkeld in opdracht van de Stichting Platforms VMBO door Diephuis en Van Kasteren en Bredewold Onderwijsadvies.
Tekst: Wilma Bredewold (
[email protected]) Rob Diephuis (
[email protected]) Redactie: Verhoef & co, Emmen Vormgeving: Verhoef & co, Emmen Productie: Zalsman Groningen B.V. Deze brochure is gratis te bestellen door een mail te sturen aan de Stichting Platforms VMBO:
[email protected]
55
56
Va n v i s i e n a a r a c t i e
visie naar actie