UTS CO2 jaarverslag 2011 & 2012 Sterke daling van CO2 uitstoot gerealiseerd
November 2013 Corporate Facility Partners
Executive Summary Verduurzaming UTS zet door: CO2 uitstoot in 2012 met 66% gedaald sinds basisjaar 2007 In opdracht van UTS heeft CFP voor het vijfde jaar op rij een CO2 jaarverslag voor UTS opgesteld. Sinds 2008 worden de milieueffecten als gevolg van de bedrijfsvoering van de verschillende vestigingen van UTS in kaart gebracht, inclusief benchmarking en aanbevelingen voor verbetering. Voor het vaststellen van de CO2 uitstoot (2012 en 2011) hebben alle vestigingen hun verbruikdata aangeleverd. Dit jaarverslag komt voort uit het vaststellen en benchmarken van de CO2 footprint van UTS over 2011 en 2012. De totale uitstoot van de UTS komt uit op 2.813 ton CO2 in 2012 en 3553 ton CO2 in 2011. De footprint is gebaseerd op scopes binnen het Greenhouse Gas protocol. De drie verschillende scopes komen terug in de geconsolideerde CO2 jaarrekeningen (2012 + 2011). De belangrijkste drivers voor de uitstoot van UTS vormen vervoer en energie. De CO2 uitstoot in 2012 is ten opzichte van het basisjaar 2007 in totaal met 66% gedaald. In vergelijking tot het referentiejaar 2010 (vorig jaarverslag) is de uitstoot in 2012 met 25% gedaald. De daling komt voornamelijk voort uit minder brandstofverbruik in combinatie met het inkopen van groene elektriciteit én groen gas. Per vestiging komt de uitstoot in 2012 gemiddeld uit op 176 ton CO2. Voor 88% van de vestigingen vormt vervoer de grootste categorie binnen de totale CO2 uitstoot. De impact van de verschillende verbruik-categorieën (uitgedrukt in CO2) is gebenchmarkt met cijfers van vergelijkbare gebouwen en organisaties. De referentiecijfers komen uit het CFP expertsysteem, 2 dat data van 21 miljoen m gebouwen en honderden organisaties bevat. De CO2 uitstoot van UTS in 2012 ligt 3% hoger ten opzichte van de referentiegroep (de mediaan in de dataset). Daarnaast is een e besparingspotentieel geïdentificeerd van 34% ten opzichte van de benchmark (1 kwartiel dataset). Naast het besparingspotentieel voor vervoer zijn juist de kleinere categorieën afval en papier waar een besparingspotentieel naar voren komt. In de resultaten komen de verschillende activiteiten terug waarin UTS zich inzet voor verduurzaming van hun bedrijfsvoering. Het energieverbruik ligt laag en daarbij wordt grotendeels groene energie ingekocht. Binnen mobiliteit is een verschuiving waar te nemen van grote vrachtauto’s naar kleinere bestelauto’s. Tot slot is wederom een verbeterslag gemaakt in compleetheid van de verzamelde verbruikdata door UTS. Met een dekkingsgraad van 94% is de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de CO2 footprint ten opzichte van het vorige jaarverslag (dekkingsgraad 91%) nog verder verbeterd.
Inhoud Executive Summary ........................................................................................................................................... 1 Inleiding ................................................................................................................................................................ 3 1.
Scope van het onderzoek ................................................................................................................... 4 1.1
Zestien participerende vestigingen......................................................................................................... 4
1.2
Verbruiksgegevens: dekkingsgraad 94% ............................................................................................... 4
2.
CO2 footprint .......................................................................................................................................... 5 2.1
Totale footprint UTS 2012: 2813 ton CO2 ............................................................................... 5
2.2
Situatie per vestiging: vervoer bij 88% van de locaties grootste CO2 driver ........................... 6
2.3
Geconsolideerde CO2 Jaarrekeningen 2012 & 2011 .............................................................. 7
3.
CO2 benchmark ...................................................................................................................................... 8 3.1
Trendanalyse: Uitstoot per vestiging gemiddeld met 60% gedaald t.o.v. 2007 ...................... 8
3.2
Grootste driver CO2 uitstoot blijft vervoer ................................................................................ 9
4.
5.
Besparingspotentieel per categorie ............................................................................................... 10 4.1
Grootste besparingen mogelijk bij papier en afval ................................................................ 10
4.2
Grote verschillen in besparingsmogelijkheden per vestiging ................................................ 11
4.3
Categorie elektriciteit: besparingspotentieel 48K .................................................................. 12
4.4
Categorie gas: besparingspotentieel 24K ............................................................................. 13
4.5
Categorie vervoer: 51% daling van CO2 uitstoot per fte........................................................ 14
4.6
Categorie water: totaalverbruik daalt, verbruik per fte stijgt .................................................. 15
4.7
Categorie papier: lichte daling papier in 2012 ....................................................................... 16
4.8
Categorie afval: stijging van afval in 2011 zet ook in 2012 door ........................................... 17 Conclusies ............................................................................................................................................ 18
Bijlage (Protocol Inventarisatie & Vastlegging CO2 Footprint) ........................................................... 19
© 2013 Corporate Facility Partners BV. Dit rapport is uitsluitend bestemd voor de opdrachtgever. De inhoud van dit rapport is gebaseerd op omstandigheden bij en informatie ter beschikking gesteld door de opdrachtgever. Op geen enkele wijze kan worden gegarandeerd dat beschreven omstandigheden volledig in overeenstemming zijn met de daadwerkelijke (financiële) exploitatie. Derden die van dit rapport kennisnemen kunnen aan dit rapport geen rechten ontlenen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Corporate Facility Partners BV.
Inleiding In opdracht van UTS is door Corporate Facility Partners (CFP) een onderzoek uitgevoerd naar de CO2 prestaties van de 16 UTS vestigingen in 2011 en 2012. Dit rapport omvat het CO2 jaarverslag met daarin de resultaten vanuit het onderzoek. Van de betreffende 16 vestigingen is over het boekjaar 2011 en 2012 de CO2 footprint vastgesteld en gebenchmarkt op de relevante onderdelen. De milieu impact van de verschillende verbruikcategorieën (uitgedrukt in CO2) is gebenchmarkt met cijfers van vergelijkbare gebouwen en 2 organisaties. De referentiecijfers komen uit het CFP expertsysteem, dat data van 21 miljoen m gebouwen en honderden organisaties bevat. De belangrijkste milieueffecten als gevolg van de bedrijfsvoering worden in het jaarverslag gekwantificeerd en geobjectiveerd. Ook zijn de effecten van de maatregelen hiermee controleerbaar en communiceerbaar. Het opstellen van de CO2 footprint, het analyseren van de bevindingen en rapportage in het CO2 jaarverslag is uitgevoerd door CFP. De dataverzameling is uitgevoerd door medewerkers van de 16 vestigingen van UTS. De opbouw van dit CO2 jaarverslag is als volgt: hoofdstuk 1 geeft de scope van het onderzoek weer, inclusief de bijbehorende (verbruik)data. Hoofdstuk 2 gaat over de CO2 footprint van UTS als totaal. Hoofdstuk 3 gaat dieper in op de verschillende verbruikcategorieën en benchmarking van de resultaten. Hoofdstuk 4 geeft nader inzicht in de besparingsmogelijkheden. Tot slot worden in het e 5 en laatste hoofdstuk de belangrijkste conclusies geformuleerd.
1. Scope van het onderzoek 1.1
Zestien participerende vestigingen In onderstaande tabel worden de deelnemende vestigingen weergegeven die in de scope van het onderzoek zijn inbegrepen. Van de deelnemende vestigingen zijn de verbruiken over 2011 en 2012 omgerekend en uitgedrukt in een CO2 footprint als totaal en per categorie. Ten opzichte van het vorige onderzoek (kalenderjaren 2009, 2010) is één vestiging afgevallen; UTS Bongers in Wageningen. Onderstaand overzicht geeft alle huidige 16 deelnemers weer. Naam locatie UTS Management UTS Van der Geest UTS Abbink Rotterdam UTS Abbink Den Haag UTS Abbink Den Haag UTS Cors de Jongh UTS Cors de Jongh UTS Van der Lee UTS Verkroost Verhuizingen UTS Wiersma Verhuizingen UTS Grijpma Verhuizingen UTS Hersevoort BV UTS Van den Berg Verhuizingen UTS Bernardt UTS Van Daal UTS Van Egeraat UTS Van Hoek
1.2
&
Adres Wolga 2
Plaats Den Haag
kantoor m2 225
overig m2 3.600
Bunschotenweg 200 Zuiderweg 70, 80, 90 Wolga 14 Sloterweg 312 Figeeweg 3 Nucleonenweg 23 Bijsterhuizen 11-31 Ceresweg 48 Transportcentrum 13 Nervistraat 3 - 5 – 7 Takkebijsters 10 Business Park Stein 161 Flight Forum 3800 Blankenweg 11 Emdenweg 2
Rotterdam Rijswijk Den Haag Badhoevedorp Haarlem Utrecht Nijmegen Leeuwarden Enschede Zwolle Breda Elsloo Eindhoven Bergen op Zoom Groningen
25 350 25 500 32 290 600 280 300 400 220 400 170 75 150
2.565 10.828 4.500 5.400 5.783 6.263 5.700 5.529 1.905 10.970 2.740 4.000 2.058 2.400 2.266
Verbruiksgegevens: dekkingsgraad 94% De scope en omrekenfactoren zijn afgeleid van de internationale richtlijn voor CO2 prestaties, het Greenhouse Gas protocol. De methodiek en de scope worden nader gespecificeerd in een protocol dat is opgesteld voor de dataverzameling van UTS. Waar de cijfers niet beschikbaar zijn, wordt een referentiecijfer gebruikt. Dit wordt bij de desbetreffende categorie 1 in het onderzoek verantwoord. De dekkingsgraad van data in 2011 en 2012 bedraagt 94%. Dit bevestigt de stijgende lijn in nauwkeurigheid van data bij UTS waar in 2010 en 2009 de dekking 91% en 86% betrof. Hiermee voldoet de dekkingsgraad ook ruimschoots aan de vereiste dekking volgens het protocol van 76%.
1
Categorie
2011
2012
Eenheid
Oppervlakte Medewerkers Elektriciteit Gas Water Afval OV (woon-werk) Auto (woon-werk) Auto (benzine) Auto (diesel) Bestelwagen (diesel) Vliegtuig (europees) Vrachtwagen (diesel) Papier
80.549 352 1.743.894 321.290 2.224 267.582 45.646 835.848 73.314 22.364 245.972 6.000 344.389 216.395
80.549 332 1.733.307 303.805 2.054 263.494 42.718 827.569 66.987 18.147 311.987 7.600 322.001 211.225
m2 FTE kWh m3 m3 kg km km l l l km l kg
Dekkingsgraad: mate van compleetheid van verbruikdata die door UTS aangeleverd is
2. CO2 footprint 2.1
Totale footprint UTS 2012: 2813 ton CO2 In onderstaande figuren wordt de CO2 balans van UTS in 2012 en 2011 weergegeven. Het linker overzicht geeft de uitstoot van CO2 weer per categorie op basis van de werkelijke situatie in 2012. Het rechter overzicht geeft de situatie weer van de CO2 uitstoot per 2011. Per 2012 heeft UTS groene energie ingekocht voor de vestigingen die destijds konden participeren in het nieuwe energiecontract. Hiermee wordt ca. 63% van het elektriciteitsgebruik en ca. 61% van het gasverbruik groen ingekocht. Dit resulteert in een daling van de uitstoot met 788 ton CO2 (22% daling t.o.v. situatie alles grijs). Wanneer de energie in 2012 volledig grijs was ingekocht, zou de uitstoot uitkomen op 3601 ton CO2.
CO2 balans UTS 2012
CO2 balans UTS 2011
Elektriciteit; 247 Verwarming; 222
Elektriciteit; 689
Water; 1 Papier; 95
2813 ton CO2
Afval; 192 Vervoer; 1.967
3553 ton CO2
Verwarming; 604
Water; 1
Vervoer; 2.056
Papier; 97 Afval; 195 Figuur 1: CO2 balans UTS 2012
Figuur 2: CO2 balans UTS 2011
Beide cirkeldiagrammen laten zien dat het grootste gedeelte van de CO2 uitstoot wordt veroorzaakt door vervoer. Daarnaast zorgen de CO2 drivers elektriciteit, verwarming en afval voor grote delen van de uitstoot. De categorieën papier en water hebben tot slot een zeer beperkte invloed op de totale footprint van UTS.
Situatie per vestiging: vervoer bij 88% van de locaties grootste CO2 driver De totale uitstoot per vestiging (2012) is weergegeven in onderstaande grafiek. Door het inkopen van groene stroom en groen gas voor een groot aantal vestigingen, blijft vervoer veruit de grootste driver van CO2 voor 14 van de 16 locaties. Het overzicht maakt daarbij zichtbaar voor welke locaties nog geen groene stroom & gas wordt ingekocht. Hierbij komt de CO2 uitstoot van elektra (donkerblauwe balk) en gas (rode balk) terug in het overzicht. Voor de locatie Enschede (Grijpma) is het papierverbruik ingeschat op basis van historische cijfers en de trend bij andere UTS locaties. Voor de locatie Rotterdam is geen verbruik van water, papier en afval opgegeven aangezien dit een opslagdepot betreft. De Vestiging in Elsoo (UTS Bernardt) scoort met 378 ton CO2 het hoogst, het UTS kantoor aan de Wolga 14 in Den Haag heeft de laagste uitstoot (5 ton CO2).
0
50
100
150
200
250
300
350
400
Elsloo Rijswijk Eindhoven Utrecht Nijmegen Groningen Bergen op Zoom Den Haag W2 Breda Leeuwarden Rotterdam Zwolle Badhoevedorp Enschede Haarlem Den Haag W14 Elektriciteit
Verwarming
Water
Papier
Afval
Vervoer
Figuur 3: Uitstoot per vestiging (2012) in tonnen CO2
Groningen
Bergen op Zoom
Den Haag W2
Breda
Leeuwarden
Rotterdam
Zwolle
Badhoevedorp
Enschede
308
288
265
260
227
205
186
139
131
121
112
102
78
Tabel 1 CO2 uitstoot per vestiging (boekjaar 2012)
Den Haag W14
Nijmegen
378
Haarlem
Utrecht
Uitstoot 2012 (ton CO2)
Eindhoven
Locatie
Rijswijk
De uitstoot in absolute aantallen wordt in onderstaande tabel weergegeven. De uitstoot is in ton CO2 gerekend over het boekjaar 2012.
Elsloo
2.2
6
5
2.3
Geconsolideerde CO2 Jaarrekeningen 2012 & 2011 De milieueffecten als gevolg van de bedrijfsvoering van de deelnemende UTS locaties wordt in de geconsolideerde CO2 Jaarrekening uitgedrukt in tonnen CO2 uitstoot. De uitstoot is zowel voor 2011 als voor 2012 vastgesteld en wordt weergegeven in de linker kolom van 2 iedere balans. De benchmark wordt weergegeven in de rechter kolom. De benchmark wordt bepaald door de uitstoot van een groep gemiddelde organisaties en gebouwen. Per categorie wordt een referentiegroep samengesteld waaruit de benchmark wordt berekend. In deze rapportage wordt gesproken over referentiegroep en benchmark, waarbij de referentiegroep de mediaan in deze dataset vertegenwoordigt en de benchmark het eerste kwartiel. Dit betekent dat de benchmark de best scorende 25% weergeeft. UTS Geconsolideerde CO2 Jaarrekening 2012 Werkelijke uitstoot Vervoer Verwarming Elektriciteit Water Papier Afval
Ton CO2
2.056 222 247 0,7 95 192 2.813
Benchmark uitstoot
73,1% 7,9% 8,8% 0,02% 3,4% 6,8% 100,0%
Vervoer Verwarming Elektriciteit Water Papier Afval
2.813
1.260 311 215 0,3 19 60 1.865
Saldo t.o.v. benchmark Totale CO2 uitstoot
Ton CO2
Totaal
67,6% 16,7% 11,5% 0,02% 1,0% 3,2% 100,0%
948 2.813
Figuur 4 CO2 jaarrekening UTS 2012
De uitstoot komt in 2012 lager uit te vallen dan 2011, dit komt voorkanemlijk door het inkopen van groene stroom en groen gas. Daarnaast daalt de hoeveelheid afval en papier in 2012.
UTS Geconsolideerde CO2 Jaarrekening 2011 Werkelijke uitstoot Vervoer Verwarming Elektriciteit Water Papier Afval
Ton CO2
1.967 604 689 1 97 195 3.553
Totale CO2 uitstoot
3.553
Benchmark uitstoot
55,4% 17,0% 19,4% 0,0% 2,7% 5,5% 100,0%
Vervoer Verwarming Elektriciteit Water Papier Afval
Ton CO2
1.591 393 271 0,4 24 76 2.355
Saldo t.o.v. benchmark
1.197
Totaal
3.553
67,6% 16,7% 9,1% 0,0% 1,0% 3,2% 100,0%
Figuur 5 CO2 jaarrekening UTS 2011
2
UTS wordt zowel met de referentiegroep als benchmark vergeleken. In het CFP Expert systeem (database) zijn referentie organisaties & gebouwen geselecteerd. De mediaan vormt hierin “de referentiegroep”, het 1e kwartiel vorm “de benchmark”.
3. CO2 benchmark 3.1
Trendanalyse: Uitstoot per vestiging gemiddeld met 60% gedaald t.o.v. 2007 De afgelopen jaren is de uitstoot van UTS steeds verder teruggebracht. Waar de gemiddelde CO2 uitstoot in 2007 nog uit kwam op ca. 436 ton CO2, komt de gemiddelde uitstoot in 2012 per vestiging uit op 176 ton CO2. Dit resulteert in een daling van CO2 uitstoot per vestiging van gemiddeld 60% in 2012 ten opzichte van 2007. Het aantal deelnemende vestigingen waren 19 locaties in 2007 en 16 locaties in 2012. Totale (ton CO2)
uitstoot Aantal locaties
Uitstoot per vestiging
2012
2.813
16
176
2007
8.289
19
436
Daling uitstoot 2012 t.o.v. 2007 60% Figuur 6 Vergelijk uitstoot per vestiging 2012 vs. 2007
Als we kijken naar de totale (absolute) CO2 uitstoot dan ligt de uitstoot van 2012 in totaal 66% lager dan het basisjaar 2007. In vergelijking tot 2010 (vorig jaarverslag) komt de CO2 uitstoot in 2012 uit op een daling van 25%. Een daling van verbruiken in combinatie met het (deels) groen inkopen van energie vormen de oorzaak voor deze daling. Wanneer alle energie in 2012 grijs was ingekocht zou de daling op 56% uitkomen (i.p.v. 66%) ten opzichte van 2007.
8.272
5.203 3.725
3.768
3.553 2.813
2007
2008
2009 UTS
2010
Referentiegroep
2011
2012
Best Practice
Figuur 7: Uitstoot UTS ten opzichte van referentiegroep en benchmark in tonnen CO2
Ten opzichte van de referentiegroep (2737 ton CO2) ligt de uitstoot van UTS in 2012 3% boven de referentiegroep. Ten opzichte van de benchmark (1865 ton CO2) is er in 2012 nog een besparingspotentieel van 34%. De uitstoot wordt vergeleken met de uitstoot van groep met overeenkomstige organisaties en gebouwen. De referentiegroep vormt de mediaan in deze dataset en de benchmark vormt hierin het eerste kwartiel (best scorende 25%).
3.2
Grootste driver CO2 uitstoot blijft vervoer Wanneer de drivers van CO2 per jaar worden vergeleken (figuur 8), komt naar voren dat vervoer voor alle jaren de grootste CO2 uitstoot bij UTS veroorzaakt. Het overzicht laat zien dat de daling van uitstoot in 2012 grotendeels het gevolg is van een daling van uitstoot binnen de categorieën elektriciteit en gas. 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 2007
2008
2009
2010
Elektriciteit
Verwarming
Water
2011 Papier
Afval
2012 Vervoer
Figuur 8: Uitstoot UTS 2007 t/m 2012 in tonnen CO2
Onderstaand schema geeft per categorie weer hoe het verbruik stijgt of daalt ten opzichte van het jaar daarvoor. De cijfers worden weergegeven van de jaren 2011 (rood) en 2012 (blauw). Als voorbeeld de score van -37% bij verwarming. In 2011 is in totaal 37% minder warmte (gas) ingekocht in verhouding tot 2010. Daarnaast is een stijging van afval te zien van 23% in 2011. Vervoer is zowel in 2011 als in 2012 met 5% gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar.
23% 5% 5%
1% -2%
-2%
-9% -8%
-17% -37% -63%
Vervoer
Afval
Papier 2012
2011
Water 2010
2009
Verwarming 2008
Figuur 9: Mutatie uitstoot UTS ten opzichte van het voorgaande jaar
-64% Elektriciteit
4. Besparingspotentieel per categorie 4.1
Grootste besparingen mogelijk bij papier en afval Nadat de prestaties van UTS inzichtelijk zijn gemaakt in de voorgaande hoofdstukken, kunnen de mogelijke besparingen inzichtelijk gemaakt worden. De besparingen zijn gebaseerd op de 3 prestaties (2012) ten opzichte van de benchmark . De resultaten geven daarmee een (maximaal) potentieel weer in besparingsmogelijkheden. Op basis van de verbruiken opgegeven door UTS is een potentiele besparing in euro’s inzichtelijk gemaakt. De besparing zijn de gemiddelde kosten die – op basis van de verbruikdata – meer wordt verbruikt door UTS ten opzichte van de best practice.
Elektriciteit; € 66.000
Afval; € 84.000
Verwarming; € 28.000
€ 356K
Water; € 2.000
Papier; € 176.000
Figuur 10: besparingspotentieel UTS per categorie
Papier scoort in deze vergelijking het hoogst aangezien er veel papier (incl. karton) door UTS wordt verbruikt. Van het totale papierverbruik komt 98% voort uit pakmateriaal papier/karton. Het resterende deel (2%) komt voort uit commercieel drukwerk en organisatorisch papierverbruik. Deze percentages gelden zowel voor 2012 als voor 2011. De besparing in papier komt voort uit het verschil tussen het huidig verbruik in relatie tot de benchmark. De gehanteerde voor papier liggen op het prijsniveau wat door UTS in 2011 en 2012 voor (pak)papier is betaald. Afval vormt vervolgens een belangrijke categorie om op te besparen. Het uitvoeren van een afvalscan kan helpen om meer inzicht te creëren in de samenstelling van afval. Hierop kan vervolgens gestuurd worden vanuit de eigen bedrijfsvoering en in de dienstverlening.
3
De benchmark vormt het eerste kwartiel in het CFP Expert systeem van referentie organisaties & gebouwen
Vervoer wordt niet meegenomen in het besparingspotentieel aangezien deze categorie direct raakvlak heeft met de corebusiness. Immers, duurzaamheid betekent ook bedrijf continuïteit wat voor UTS direct gerelateerd is aan het verhuizen van klanten. Deze verhuizingen hebben vervolgens weer vervoersbewegingen tot gevolg. Desondanks zijn er wel mogelijkheden om binnen de categorie vervoer te besparen door bijvoorbeeld gebruik van schonere en meer brandstofefficiëntie vervoermiddelen (zoals elektrische vrachtauto’s). Door een efficiënt gebruik van elektra, gas en water ligt het besparingspotentieel voor deze categorieën lager. Actief sturen op minder pakmateriaal, minder afval in combinatie met milieuvriendelijk vervoer kan bijdragen aan verder verbeteren van de milieueffecten en verlaging van exploitatiekosten op lange termijn.
4.2
Grote verschillen in besparingsmogelijkheden per vestiging Onderstaand overzicht (figuur 11) geeft de potentiele besparingen weer per vestiging. De grootste besparing ligt bij de locatie Rijswijk gezien hun grote hoeveelheid inkoop van (pak) papier. Dit wordt weergegeven in de paarse staaf. Dit geldt tevens voor de locatie Den Haag (Wolga 2), waar naast papier ook een besparing in elektriciteit als potentieel mogelijk is. €-
€ 5.000
€ 10.000
€ 15.000
€ 20.000
€ 25.000
€ 30.000
€ 35.000
Verwarming
Water
Papier
Afval
€ 40.000
Rijswijk Den Haag W2 Groningen Nijmegen Utrecht Bergen op Zoom Leeuwarden Zwolle Badhoevedorp Enschede Haarlem Den Haag W14 Elsloo Rotterdam Breda Eindhoven Elektriciteit
Figuur 11: Besparingspotentieel UTS per vestiging ten opzichte van benchmark in euro’s
€ 45.000
€ 50.000
4.3
Categorie elektriciteit: besparingspotentieel 66K Voor een groot aantal locaties wordt inmiddels groene stroom ingekocht. In totaal wordt ca. 64% groen ingekocht. Ook met groene stroom verbruiken de locaties nog altijd een hoeveelheid aan energie (kWh). Op basis van het werkelijke verbruik per locatie in relatie tot de referentiegroep (mediaan) is een besparingspotentieel vastgesteld. Het linker overzicht (figuur 12) geeft het elektraverbruik per m2 weer. Het rechteroverzicht e (figuur 13) geeft het verbruik ten opzichte van de benchmark (1 kwartiel) weer. Het gemiddelde elektraverbruik van UTS per m2 komt uit op 21,5 kWh/m2 in 2012 en 21,7 kWh/m2 in 2011. Voor iedere locatie is afzonderlijk de benchmark vastgesteld op basis van gebouwkenmerken. Het verbruik van UTS is doorgaans laag, grotendeels door de aanwezigheid van loodsen / hallen waar het energieverbruik over het algemeen laag ligt. Badhoevedorp
13
-8
Bergen op Zoom Breda
79 7
-13
Den Haag W14
25
10
Den Haag W2
51
Eindhoven
-7 28
7
5
-18
Groningen
28
Haarlem Leeuwarden
32
13
Elsloo Enschede
62
9
34
18
4
-14
Nijmegen
14
Rijswijk
16
Rotterdam
19
-7 -1 3
Utrecht
22
4
Zwolle
20
3
2
Fig.12: elektra UTS in kWh/m
2
Fig. 13: elektra UTS t.o.v benchmark in kWh/m
Door het verbruik te vergelijken met de benchmark (figuur 13) wordt zichtbaar of er nog een realistisch verbeterpotentieel is. Om nauwkeurig inzicht te krijgen in een verbeterpotentieel en te treffen maatregelen wordt geadviseerd om een energiescan uit te laten voeren. Onderstaand overzicht geeft een indicatie van mogelijke besparingen op basis van de afwijking van de referentiegroep. Het potentieel is geïdentificeerd voor de locaties: Bergen op Zoom
€ 18.000
Den Haag W2
€ 15.000
Haarlem
€ 13.000
Den Haag W14
€ 5.000
Elsloo
€ 4.000
Zwolle
€ 4.000
Utrecht
€ 3.000
Groningen
€ 3.000
Fig.14: besparingspotentieel elektra per vestiging
4.4
Categorie gas: besparingspotentieel 28K Naast het inkopen van groene stroom, wordt sinds 2012 ca. 61% van het gasverbruik groen ingekocht. Ook met groen gas verbruiken de locaties nog altijd een hoeveelheid aan energie (m3). Op basis van het werkelijke verbruik per locatie in relatie tot de referentiegroep (mediaan) is een besparingspotentieel vastgesteld. 2
Het linker overzicht (figuur 15) geeft het gasverbruik per m weer. Het rechteroverzicht geeft het verbruik ten opzichte van de benchmark weer. Het gemiddelde gasverbruik van UTS per 3 2 m2 komt uit zowel in 2012 als 2011 op 5 m /m uitkomt. Voor iedere locatie is afzonderlijk de benchmark vastgesteld op basis van gebouwkenmerken. Badhoevedorp
2
-3
Bergen op Zoom
8
Breda
3
6
1
Den Haag W14
7
2
Den Haag W2
8
2
Eindhoven
3
-2
Elsloo
3
-2
Enschede
6
0
Groningen
14
Haarlem Leeuwarden
4 -4 5
Zwolle
-1
1
-4
Rotterdam Utrecht
-1
2
Nijmegen Rijswijk
9
7
2
1
-4
2
-3
3
2
3
Fig.15 gas UTS in m /m
2
Fig. 16: gas UTS t.o.v benchmark in m /m
De vestigingen die op het gebied van gasverbruik afwijken ten opzicht van de benchmark, worden hieronder weergegeven met het bijbehorende besparingspotentieel. Ook voor gas geldt dat een energiescan nuttig kan zijn om meer nauwkeurig inzicht te krijgen in het verbeterpotentieel en te treffen maatregelen specifiek per locatie.
Groningen
€ 10.000
Den Haag W14
€ 5.000
Den Haag W2
€ 5.000
Bergen op Zoom
€ 4.000
Rotterdam Breda
€ 3.000 € 1.000
Fig.17 besparingspotentieel gas per vestiging
4.5
Categorie vervoer: 51% daling van CO2 uitstoot per fte De CO2 uitstoot als gevolg van vervoersbewegingen (zakelijk & woon-werk) komt in 2012 uit op 6.149 kg CO2 per fte. In het basisjaar (2007) kwam de uitstoot uit op 12.675 kg CO2 per fte. Dit resulteert in een daling van 51% aan CO2 uitstoot per fte. Wanneer het verbruik van 2011 en 2012 wordt vergeleken met de jaren 2009 en 2010 dan is er een stijging van de uitstoot te zien. Deze stijging wordt veroorzaakt door meer brandstofverbruik in het wagenpark. 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Wagenpark
Zakelijk autovervoer
Vliegreizen
Zakelijk openbaar vervoer
Woon-werk openbaar vervoer
Woon-werk auto
Figuur 18 CO2 uitstoot vervoer UTS per fte
In 2012 zien we ten opzichte van het brandstofverbruik in 2011 een verschuiving richting kleiner vervoer. Het brandstofverbruik van de grote vrachtauto’s daalt met 7%, tegenover een 27% brandstofstijging bij de bestelauto’s. In absoluut aantal liters voor bestelauto’s en vrachtauto’s stijgt het brandstofverbruik 2012 met 7% ten opzichte van 2011. Het brandstofverbruik van de zakelijke auto’s daalt met 11% in 2012 in vergelijking tot 2011.
Vervoer Woon-werk openbaar vervoer Woon-werk auto Zakelijk auto benzine Zakelijk auto diesel
Bestelwagen benzine Bestelwagen diesel
Vrachtwagen diesel
Totaal bestel / vrachtwagen
Eenheid Kilometer Kilometer
2011 45.646 835.848
2012 42.718 827.569
Liter Liter Liter
73.314 22.364 95.678
66.987 18.147 85.133
89%
Liter Liter Liter
0 245.972 245.972
0 311.987 311.987
127%
Liter Liter
344.389 344.389
322.001 322.001
93%
Liter
590.361
633.989
107%
Figuur 19 Vergelijking verbruik vervoer UTS 2012 & 2011
Verschil
Categorie water: totaalverbruik daalt, verbruik per fte stijgt De verbruik categorie water is met 0,02% veruit de kleinste categorie op het gebied van CO2 uitstoot bij UTS. Het verbruik als totaal (figuur 21) laat zien dat de lichte daling van de afgelopen jaren verder voortzet. Doordat het aantal fte procentueel sterker terugloopt, komt de CO2 uitstoot per fte wel hoger uit in 2011 en 2012. Dit wordt in figuur 20 weergegeven. Onderstaande figuur (20) laat de CO2 footprint zien van water (per fte). UTS 2007 UTS 2008 UTS 2009 UTS 2010 UTS 2011 UTS 2012
2,4 2,5 1,2 1,7 6,2 7,1
Figuur 20 CO2 footprint water per jaar (kg CO2/fte)
Onderstaande figuur (21) laat het gemiddelde waterverbruik zien van de UTS locaties per jaar. Hierin zien we een lichte daling terugkomen. Dit is mede het gevolg van een daling van fte. UTS 2007 UTS 2008 UTS 2009 UTS 2010 UTS 2011 UTS 2012
240 205 148 163 148 137
Figuur 21 Gemiddeld waterverbruik per locatie in m3 per jaar
1
1
0
0
-
1
1
2
2
4
6
4
5
7
10
14
68
Per locatie zijn er grote verschillen terug te vinden. De uitschieters zijn het gevolg van het beperkte aantal fte op de locaties waar het waterverbruik aan wordt toegekend. Grote uitschieter is Haarlem waarbij de totale uitstoot als gevolg van waterverbruik wordt toegerekend aan 1 fte. Naast Haarlem ligt het waterverbruik van Den Haag (Wolga 14) en Bergen op Zoom ruim boven het UTS gemiddelde.
0
4.6
2 1
2012
2011
Benchmark
Referentiegroep
Figuur 22 CO2 footprint water per vestiging (kg CO2/fte)
Categorie papier: lichte daling papier in 2012 De CO2 uitstoot van papier betreft de vervuiling van het productieproces door de papierleverancier. In de footprint wordt alleen het papier meegenomen dat door UTS zelf is ingekocht, hierbij gaat het om verpakkingsmateriaal, drukwerk, printpapier etc. Onderstaand geeft de CO2 footprint van papier weer per jaar.
UTS 2007
34
UTS 2008
470
UTS 2009
276
UTS 2010
281
UTS 2011
289
UTS 2012
274
Figuur 23 CO2 footprint papier per jaar (kg CO2/fte)
Benchmark
289 197 58
2 2011
274
311 117
180
283
394 180
222 3
2012
402
565 434
510
499
In de vergelijking tussen de jaren 2011 en 2012 is een lichte daling te zien van het papierverbruik. Deze daling komt voort uit een vermindering van papier en karton als verpakkingsmiddel. Met een bijdrage van 1% aan de CO2 footprint is er in de categorie papier geen grote besparing te vinden. Voor de locaties Eindhoven en Elsloo ligt het verbruik op een minimaal niveau, de voorgaande jaren lag het verbruik van deze locaties nog op het niveau van de andere vestigingen. Onderstaand overzicht laat de CO2 footprint van papier zien van UTS per vestiging.
283
4.7
Referentiegroep
Figuur 24 CO2 footprint papier per vestiging (kg CO2/fte)
Categorie afval: stijging van afval in 2011 zet ook in 2012 door Van de totale CO2 footprint van UTS kan circa 5 – 7% worden toegerekend aan afval. Deze categorie geeft de hoeveelheid restafval weer die jaarlijks wordt geproduceerd als gevolg van de bedrijfsvoering door de deelnemende vestigingen. Papier / kartonafval wordt hierin niet meegenomen, voor papier wordt gekeken naar de inkoophoeveelheid. De hoeveelheid (rest)afval is in 2011 sterk gestegen ten opzichte van de jaren 2009 en 2010. De stijging van de hoeveelheid restafval zet ook nog door in 2012.Onderstaande grafiek laat de hoeveelheid afval zien per jaar in kilogram per fte. UTS 2007 UTS 2008 UTS 2009 UTS 2010 UTS 2011 UTS 2012
506 641 141 323 593 619
Figuur 25 CO2 footprint afval per jaar (kg CO2/fte)
Naast een vergelijk per fte, is de hoeveelheid afval ook vergeleken als gemiddelde per locatie. Hierin zien we terug dat de hoeveelheid afval gemiddeld per locatie ook is gestegen. UTS 2007 UTS 2008 UTS 2009 UTS 2010 UTS 2011 UTS 2012
32.973 30.975 12.693 14.467 17.839 17.566
Figuur 26 Gemiddeld afvalverbruik per locatie in kg per jaar
2012
261
593
619
619 140
227
270
478
1.212
1.250
639 -
247
311
701
1.212
1.852
Onderstaand overzicht geeft de hoeveelheid (rest)afval weer in fte per vestiging. De locaties Groningen, Enschede en Elsloo creëren per fte de meeste restafval.
478
4.8
285 180
2011
Benchmark
Referentiegroep
Figuur 27 CO2 footprint afval per vestiging (kg CO2/fte)
5. Conclusies De nulmeting laat zien dat de dalende lijn in de jaarlijkse CO2 uitstoot van UTS ook in 2011 en 2012 wordt voortgezet. Grotendeels is dit het gevolg van dalende verbruiken van energie, transport en water. De categorieën die een (lichte) stijging laten zien zijn afval en papier. Als we dieper op de verschillende verbruik categorieën ingaan dan zien we vooral bij elektriciteit en gas een opvallende daling in 2012 ten opzichte van 2011. Dit is het gevolg van een nieuw energiecontact (per 2012) waarin gas en elektriciteit voor een groot deel groen wordt ingekocht. In het verbruik zelf zien we echter een beperkte daling terug, 1% minder elektriciteitsverbruik en 5% minder gasverbruik. Het groen inkopen dient hierbij gezien te worden als een vervolgstap na het treffen van besparende maatregelen. Als we kijken naar de referentiegroep en best practice dan laten de resultaten zien dat UTS reeds goed scoort en hiermee reeds bewust omgaat met hun energieverbruiken. Voor mobiliteit zien we een verschuiven van verbruiken naar de kleinere vervoersmiddelen. Het verbruik van de vrachtauto’s neemt met 7% af tegenover een stijging van 27% in het verbruik bij de bestelauto’s. Daarnaast daalt het brandstofverbruik van de zakelijke auto’s. Wanneer de prestaties van UTS worden vergeleken met de referentiegroep dat wordt zichtbaar dat de resultaten grotendeels in lijn liggen met elkaar, UTS scoort hier 3% hoger in 2012. Ten opzichte van de benchmark is er nog een besparingspotentieel op de totale CO2 uitstoot van 34% (2012). De belangrijkste afwijkingen gelden voor vervoer, afval en papier. De verdere reductie van de CO2 uitstoot zal daarom ook voornamelijk gezocht moeten worden in vervoer, afval en papier. Overigens vormt vervoer een categorie die direct gerelateerd is aan de core-business. In de afgelopen jaren hebben reeds diverse initiatieven plaatsgevonden om de impact als gevolg van vervoer te beperken. Dit heeft naar verwachting ook bijgedragen aan een daling van CO2 uitstoot van vervoer. Ook het inzetten van kleinere voertuigen zien we terug in de verbruikdata. Aangezien vervoer (logischerwijs) de grootste driver blijft van CO2 voor UTS, is een continue aandacht voor optimalisatie van het wagenpark en het efficiënt inzetten daarvan van groot belang. Dit met een verlaging van CO2 én kosten als resultaat. Tot slot is wederom een verbeterslag gemaakt in compleetheid van de verzamelde verbruikdata door UTS. Met een dekkingsgraad van 94% (tegenover 91% in 2010) wordt de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de CO2 footprint beter. Op grond van de werkzaamheden en ontvangen verbruikdata van UTS heeft CFP geen onjuistheden afwijkingen van het protocol kunnen constateren die effect hebben op de betrouwbaarheid van de resultaten van de UTS CO2 jaarrekening van 2011 en 2012 welke zijn verwerkt in deze rapportage. Apeldoorn, 8 november 2013
Corporate Facility Partners B.V. Dhr. G.J.Vaatstra (MSc)
Protocol
Inventarisatie & Vastlegging CO2 footprint Bijlage Protocol Inventarisatie & Vastlegging CO2 Footprint
Corporate Facility Partners Pieter van den Herik Gerrit Jan Vaatstra
Inleiding
In 2008 heeft UTS voor het eerst haar CO2 uitstoot in kaart gebracht en heeft de organisatie een dienst in de markt gezet om klanten de mogelijkheid te bieden om CO2 neutraal te verhuizen. In haar missie spreekt UTS zich uit over continuïteit en toonaangevendheid. Beide criteria zijn resultanten van de wens van UTS om in haar ondernemerschap haar maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.
In het vastleggen van de werkelijke uitstoot van de deelnemende UTS locaties wordt een continue verbetering van de volledigheid van informatie/data nagestreefd. Vanuit deze behoefte is een protocol opgesteld. Middels dit protocol werkt UTS verder aan haar maatschappelijk verantwoord ondernemen en reductie van haar CO₂ uitstoot.
Het protocol fungeert als handleiding om continuïteit te waarborgen in het proces van informatieverzameling, -vastlegging, -verwerking en rapportage van de werkelijke CO2 uitstoot bij UTS. De gerealiseerde footprint over een bepaalde periode wordt uiteindelijk vastgelegd in een CO2 Jaarrekening, ontwikkeld door Corporate Facilty Partners.
Het resultaat dient te leiden tot een overzichtelijke rapportage met de eindresultaten en de wijze waarop deze resultaten tot stand zijn gekomen. Hiermee kan tevens het proces van verificatie door een accountantskantoor vereenvoudigd worden.
Deze handleiding is geschreven met als doel het waarborgen van de continuïteit in de aanpak ten behoeve van het vastleggen en verifiëren van een CO2 footprint.
Inhoudsopgave
1. Scope
..........................................................................22
2. Projectaanpak
..........................................................................25
3. Dataverzameling
..........................................................................26
4. Analyse
..........................................................................28
5. Rapportage
..........................................................................29
Bijlagen
..........................................................................30
1.
Scope
1.1
Verbruik categorieën Gebaseerd op het Green House Gas protocol heeft Corporate Facility Partners een CO2 jaarrekening ontwikkeld. Door deze methode wordt de uitstoot van CO2 gemeten op het gebied van:
Elektriciteit Brandstoffen Water Afval (bedrijfs)Papier Vervoer Koudemiddelen
Per locatie zal een dossier worden aangelegd ten behoeve van herleiding en verificatie. Als aanvulling op de standaard verbruiksgegevens die aan CO2 uitstoot gerelateerd worden, zal ook de hoeveelheid verbruikte koudemiddelen geïnventariseerd worden. Deze koudemiddelen worden vertaald naar CO2 equivalenten en apart benoemd in de rapportage van de CO2 Jaarrekening. Ieder verbruik wordt aan de hand van een indicator gemeten, gekwantificeerd en vergeleken. Hierdoor kan men concrete acties ondernemen om de uitstoot van CO2 te verlagen. Een uitwerking van de definities volgt in hoofdstuk 3.
1.2
Splitsing primair proces & backoffice Voor UTS geldt dat zowel het primaire proces (transport & opslag) als de backoffice (kantoorgedeelte) wordt meegenomen in de bepaling van de CO2 uitstoot. De volgende onderdelen van de CO2 footprint wordt toegewezen aan de backoffice: • Elektra (naar rato; kantoormetrage & kantoorverbruik) • Gas / warmte (naar rato; kantoormetrage & kantoorverbruik) • Water (naar rato; verhoogd aandeel kantoor i.v.m. hogere consumptie/verbruik) • Papier (naar rato; verhoogd aandeel kantoor i.v.m. hogere consumptie/verbruik) • Vervoer (vliegkilometers worden toegewezen aan kantoor) De resterende uitstoot binnen deze categorieën inclusief afval en woon-werk verkeer worden toegewezen aan het primaire proces, waar het overgrote deel van het personeel werkzaam is.
1.3
Toepassing Greenhouse Gas Protocol In het vastleggen van de CO2 uitstoot in een CO2 Jaarrekening vormt het Greenhouse Gas protocol de basis. Het Greenhouse Gas (GHG) Protocol is een document dat richtlijnen biedt aan organisaties om hun broeikasgassen/emissies in kaart te brengen. Het GHG Protocol is een initiatief van het World Resources Institute en de World Business Council for Sustainable Development, een samenwerkingsverband vanuit 170 internationale organisaties. Het vormt de internationale standaard voor bepaling van de CO2 uitstoot van een organisatie. Operationeel worden de emissies opgesplitst in drie categorieën/scopes (zie ook bijlage 3).
Scope 1: Directe emissies uit eigen activiteiten Onder Scope 1 van het Greenhouse Gas Protocol vallen emissies die direct te wijten zijn aan activiteiten van een organisatie, de zogeheten directe emissies. Onderdelen vanuit GHG Scope 1 standaard in CO2 Jaarrekening:
Brandstoffen (inclusief energie zelf opgewekt) Mobiele werktuigen Zakelijk verkeer in bedrijfsvoertuigen Goederenvervoer in bedrijfsvoertuigen
Het volgende onderdeel is meegenomen in de CO2 Jaarrekening met emissies anders dan CO2 betreft:
Verbruikte koelmiddelen zoals HFK's (vanuit koelmachines, airconditioning etc.) Dit verbruik wordt vertaald naar CO2 equivalenten.
Emissies – anders dan vanuit afval, energie, transport – die vrijkomen bij het productieproces zijn voor UTS niet van toepassing.
Scope 2: Indirecte emissies door het genereren of inkopen van energie Scope 2 van het Greenhouse Gas Protocol bevat emissies die te relateren zijn aan de inkoop van energie. Dit vormt een belangrijk aandachtsgebied omdat inkoop van energie vaak de grootste factor is van emissie-uitstoot bij organisaties. De transportverliezen vallen buiten deze scope, het Greenhouse Gas Protocol geeft aan dat transportverliezen onder Scope 2 van de netbeheerders vallen omdat zij verantwoordelijk zijn voor het (transport)netwerk. De emissies omschreven in Scope 2 wordt volledig meegenomen in de CO2 Jaarrekening.
Scope 3: Indirecte emissies uit overige activiteiten In tegenstelling tot Scope 1 en Scope 2, geldt voor de derde en laatste Scope dat deze als optioneel onderdeel wordt meegenomen voor vastlegging van emissies. Slechts weinig programma’s / richtlijnen benoemen Scope 3 als volledig verplicht onderdeel voor de vastlegging van emissies. Onderdelen uit GHG Scope 3 die standaard in CO2 Jaarrekening worden toegepast:
Afval (uitgezonderd emissies einde levenscyclus) Zakelijk (vlieg)verkeer (werkgever & werknemers) Woon- werkverkeer
Onderdelen uit GHG Scope 3 die niet in de CO2 Jaarrekening worden toegepast:
Materialen en brandstoffen die zijn ingekocht of die op andere wijze binnen de organisatie terecht komen. Transport goederen (incl. afval) van- en naar de organisatie Overige energie-gerelateerde activiteiten die niet onder Scope 2 vallen Activiteiten uitbesteed aan derden Gebruik van verkochte producten of diensten Afval van producten aan het einde van de levenscyclus
In onderstaande overzicht is schematisch de relatie tussen het Greenhouse Gas Protocol en de CO2 Jaarrekening.
Fig. 1.1 Schematisch overzicht overlap CO2 Jaarrekening & Greenhouse Gas Protocol
2.
Projectaanpak Door het opstellen van een CO2 Jaarrekening wordt inzicht verkregen in de CO2 footprint van alle deelnemende UTS vestigingen. Om de kwaliteit van het onderzoek en de betrouwbaarheid van de resultaten te waarborgen, dient de aanpak van het project te worden uitgevoerd volgens de drie volgende faseringen, te weten: 1. Inventarisatie & dataverzameling 2. Vaststelling resultaten, benchmarking en analyse reductiemogelijkheden 3. Rapportage CO2 Jaarrekening De drie fasen staan in figuur 2.1 schematisch weergegeven.
Fig. 2.1 Schematisch overzicht projectaanpak CO2 Jaarrekening
3. Dataverzameling 3.1
Gebruik definities Voor de geselecteerde gebouwen worden de verschillende verbruiksgegevens over het desbetreffende boekjaar verzameld. Naar behoefte kan dit zowel door CFP als door UTS zelf worden uitgevoerd. Om juistheid van dataverzameling door medewerkers te waarborgen, zijn definities opgesteld waarin omschreven wordt wat exact wordt bedoeld bij iedere verbruikscategorie. De te hanteren definities voor de verbruiksgegevens zijn weergegeven in bijlage 2.
3.2
Structuur dossiervorming Figuur 3.1 bevat een illustratie waarin het proces van dataverzameling tot aan de CO2 Jaarrekening wordt weergegeven.
Fig. 3.1 Schematisch overzicht dataverzameling CO2 Jaarrekening
3.2
Dossiervorming Voorafgaand aan de dataverzameling zijn de definities bekend waardoor gericht de juiste data vanuit betrouwbare bronnen geraadpleegd kunnen worden. Ten behoeve van een goede dossiervorming dient voor iedere locatie een dossier (hetzij in hardcopy, hetzij digitaal) aangemaakt te worden dat de documenten bevat die als bron dienen voor de CO2 Jaarrekening. Waar dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dient een vervangend document in het dossier aanwezig te zijn waarop het verbruik alsnog op vermeld wordt met tevens een verwijzig naar het originele brondocument. De definities zijn vermeld in de bijlage 2.
3.3
Compleetheid informatie Bij het verzamelen van de data dient een zo hoog mogelijke mate van compleetheid nagestreefd te worden. Voor alle verbruikscategorieën (elektra, gas, water etc.) dienen de gegevens conform de bronnen vermeld in bijlage 2 vastgelegd te worden. Wanneer blijkt dat een deel van de informatie niet achterhaald kan worden, dient dit vermeld te worden bij de dataverzameling. Wanneer voor één verbruikscategorie geldt dat niet alle locaties de informatie beschikbaar hebben, dient dit uitgedrukt te worden in een dekkingsgraad. Wanneer de dekkingsgraad kleiner is dan 76%, dient deze vermeld te worden bij de CO2 Jaarrekening. Dit geldt tevens voor iedere verbruikscategorie afzonderlijk.
ASPECT Elektriciteit
% DEKKING 80,00
WEGINGSFACTOR
TOTAAL
0,160
12,82
Gas / w armte / koude
80,00
0,184
14,71
Vervoer
75,00
0,640
48,00
Afval
60,00
0,012
0,74
Water
60,00
0,000
0,01
Papierverbruik
60,00
0,003
0,20
Overall dekking
69%
76%
4. Analyse 4.1
Toepassing omrekenfactoren Wanneer alle verbruiksgegevens zijn verzameld wordt de CO2 footprint van UTS vastgesteld. De basis voor omrekenfactoren vormen de kengetallen vanuit het Greenhouse Gas Protocol. Wanneer deze niet voldoende toereikend zijn voor de uitstoot in Nederland, zullen andere bronnen worden gebruikt voor de omrekenfactoren.
4.2
Benchmarking Doel van de analyse is om in kaart te brengen wat de werkelijke uitstoot van CO2 voor UTS is en na te gaan op welke wijze deze uitstoot zich verhoudt tot vergelijkbare organisaties. Hiervoor worden de diverse verbruik categorieën afgezet tegen het verbruik van vergelijkbare organisaties. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de database van Corporate Facility Partners.
4.3
Reducerende maatregelen Naast het bepalen van de uitstoot voor UTS, omvat het project tevens een fysieke duurzaamheidscan. Vanuit deze opname komen maatregelen naar voren die resulteren in een afname van de CO2 uitstoot. Deze maatregelen worden meegenomen als bijlage bij de CO2 Jaarrekening.
5.
Rapportage De resultaten worden verwerkt in een CO2 jaarrekening. Naast rapportage van de uitstoot van UTS, wordt de footprint tevens vergeleken met een benchmark. Hierbij wordt inzichtelijk wat er nog te realiseren valt aan reductie van uitstoot. Specifiek voor de organisatie volgen tevens aanbevelingen in de vorm van maatregelen die de CO2 uitstoot reduceren. Deze maatregelen worden uitgewerkt in termen van:
technische haalbaarheid; operationele haalbaarheid; reductie CO2-uitstoot; kosten en opbrengsten; terugverdientijd.
Bijlage 1 Compensatie UTS CO2 neutraal Om een CO2 neutrale BackOffice voor UTS te realiseren dient de volledige uitstoot van CO2 gecompenseerd te worden door te investeren in emissierechten. Deze emissierechten kan een organisatie verwerven door deel te nemen aan klimaatprojecten in andere landen. Hierbij is er sprake van keuze tussen verschillende investeringsprojecten. De belangrijkste drie zijn CDM projecten, JI projecten en de Gold Standard projecten. Voor alle drie de projecten geldt dat landen met een reductieverplichting in andere landen kunnen investeren waarbij de investeerder de behaalde emissiereducties in de vorm van emissierechten ontvangt. Compensatieprojecten CDM projecten Het Clean Development Mechanism (CDM) is gericht op projecten waarin schone ontwikkeling centraal staat in een ontwikkelingsland waarvoor geen reductieverplichting geldt. Basis hiervoor vormt de reductieverplichting vanuit het Kyoto verdrag. Voorbeeld is een CDM project is Novogerar-project in Rio de Janeiro, een vuilstortplaats waar gassen uit de vuilnisbelt worden opgevangen en gebruikt om energie mee op te wekken. De credits die vanuit een CDM project beschikbaar worden gesteld worden CER’s (Certified Emission Reductions) genoemd.
JI projecten De projecten die betrekking hebben op Joint Implementation (JI) kenmerken zich door investering in landen met een reductieverplichting vanuit het Kyoto verdrag. Een voorbeeld van één van de eerste door Nederland gecontracteerde JI-projecten is een duurzaam energieproject in Tsjechië. Bij JI projecten worden geen nieuwe credits aangemaakt zoals bij CDM projecten, het land waar wordt geïnvesteerd dient hiervoor haar emissierechten om te zetten in JI emissierechten. Deze rechten worden ERU’s (Emission Reduction Units) genoemd.
Gold Standard keurmerk De Gold Standard is een onafhankelijk keurmerk voor projecten die aan zeer strenge eisen voldoen met betrekking tot klimaatcompensatie. Mede oprichter van de Gold Standard is het Wereld Natuur Fonds (WNF). Validatie van projecten m.b.t. de Gold Standard-eisen (geldig verklaren) en verificatie (controle) van daadwerkelijke CO2-reductie kan alleen gebeuren door onafhankelijke organisaties die onder het VN-Klimaatverdrag zijn geaccrediteerd om deze handelingen uit te voeren. Projecten vanuit de Joint Implementation of Clean Development Mechanism die aan deze strenge eisen voldoen, kunnen het Gold Standard keurmerk verkrijgen.
Bijlage 2 CO2 Definities
CO2 DEFINITIES T er m El ekt r i ci t ei t De h oev eelh eid v er br u ik t e st r oom w a t w or dt opg ew ek t u it fossiele br a n dst offen door on der m eer k olen cen t r a les en k er n cen t r a les. V er lies v er oor za a k t door t r a n spor t is h ier bij in beg r epen . El ekt r i ci t ei t ; gr oen De h oev eelh eid v er br u ik t e st r oom u it du u r za m e en er g iebr on n en w a t w or dt opg ew ek t u it on der m eer zon , w in d en w a t er . V er lies v er oor za a k t door t r a n spor t is h ier bij in beg r epen .
Meet V er ei st e br on i n di ca t or
A l t er n a t i ef (indien 1e bron niet bes chik baar)
Kw H
(1 ) ein da fr ek en in g lev er a n cier elek t r a
(2 ) n ot a decem ber m et ja a r v er br u ik , of (3 ) ov er zich t n et beh eer der , (4 ) t r a n spor t bedr ijf
Kw H
(1 ) ein da fr ek en in g lev er a n cier (2 *) n ot a decem ber m et elek t r a m et v er m eldin g t y pe elek t r a ja a r v er br u ik , of (g r oen ) (3 *) ov er zich t n et beh eer der , of (4 *) t r a n spor t bedr ijf *aangevuld m et bew ijs s tuk garantie van oors prong of groencertificaat
Ga s De h oev eelh eid v er br u ik t e a a r dg a s. V er lies v er oor za a k t door t r a n spor t is h ier bij in beg r epen . In dien u een t u ssen m et er h eeft die g a s r eg ist r eer t v oor W KK of pr odu ct iedoelein den (zoa ls (st oom )k et els, ov en s of g a sm ot or en ), dien t u da t v er br u ik a pa r t in v u llen . Hier door on t st a a t een r eeëler beeld v a n de m ilieu bela st in g en k u n t u k en g et a llen t en beh oev e v a n pr odu ct ie bepa len . Let op da t er g een du bbelt ellin g on t st a a t . Uw t ot a le h oev eelh eid a a r dg a s v er deelt u ov er 'a a r dg a s v oor v er w a r m in g ', 'a a r dg a s v oor pr odu ct ie' en 'a a r dg a s v oor W KK".
St a dsv er wa r m i n g De h oev eelh eid v er br u ik t e jou les w a t w or dt a a n g elev er d door m iddel v a n een lok a le w a r m t edist r ibu t ie.
Dr i n kwa t er v er br u i k De h oev eelh eid dr in k w a t er , zow el a a n g elev er d door h et w a t er bedr ijf a ls a n der e v or m en v a n dr in k w a t er v oor zien in g w elk e n iet a a n g eslot en zijn op de w a t er leidin g .
M3
(1 ) ein da fr ek en in g lev er a n cier g a s
(2 ) n ot a decem ber m et ja a r v er br u ik , of (3 ) ov er zich t n et beh eer der , (4 ) t r a n spor t bedr ijf
GJ
(1 ) ein da fr ek en in g lev er a n cier st a dsw a r m t e
(2 ) n ot a decem ber m et ja a r v er br u ik , of (3 ) ov er zich t n et beh eer der , (4 ) t r a n spor t bedr ijf
M3
Not a + ein da fr ek en in g w a t er (leidin g )bedr ijf*
(2 ) Bew ijsst u k dig it a le / h a n dm a t ig e m et er st a n dopn a m e
* periode afrek ening k an afw ijk en van k alenderjaar. Hierbij dienen beide nota's - indien m ogelijk - over gehele k alenderjaar verz am eld te w orden. Rest a fv a l De h oev eelh eid a fv a l w a t n iet on der pa pier - of G.F.T . a fv a l v a lt en m et de r eg u lier e a fv a lv er w er k in g k a n w or den a fg ev oer d. Uit g eslot en v a n r est a fv a l is; a fv a lw a t er , a sbest , g ft , elect r on ica , fot og r a fisch a fv a l, g ev a a r lijk a fv a l, g la s, k lein -g ev a a r lijk a fv a l, k u n st st ofa fv a l, olie, pa pier a fv a l, m edisch a fv a l, m et a len , bou w - en sloopa fv a l, h ou t , ca r t r idg es.
KG
Not a + ein da fr ek en in g a fv a lv er w er k er *
* periode afrek ening k an afw ijk en van k alenderjaar. Hierbij dienen beide nota's - indien m ogelijk - over gehele k alenderjaar verz am eld te w orden.
(2 ) Con t a ct m et a fv a lv er w er k er in clu sief a fh a a lfr equ en t ie, a a n t a l con t a in er s en om v a n g con t a in er s.
T er m
Meet
V er eist e br on
in di ca t or Pa pi er Pa pier best a a t u it bedr ijfspa pier , or g a n isa t or isch dr u kw er k en com m er cieel dr u kw er k.
KG
Repr o in t er n + lev er a n cier s dr u kw er k*
· Bedr ijfspa pier : de h oev eelh eid pa pier w a t door de or g a n isa t ie w or dt v er st u u r d a a n ex t er n en (ex t er n g ebr u ik, br iev en , en v eloppen ). · Or g a n isa t or isch dr u kw er k: De h oev eelh eid dr u kw er k a n der s da n (v oor bedr u kt ) pr in t pa pier , w a t w or dt · Com m er cieel dr u kw er k: De h oev eelh eid dr u kw er k w a t w or dt v er st u u r d n a a r pa r t ijen bu it en de eig en or g a n isa t ie, v a a k m et com m er ciële doelein den (ex t er n g ebr u ik, folder s, br och u r es).
(2 ) A a n t a l t ikken loca le pr in t er s & r epr o a a n g ev u ld m et a fn a m e dr u kw er k in kg *
*Indien er alleen inform atie bes chik baar is over aantallen dan z ijn er hulpm iddelen om dit om te rek enen naar k g.
Za kel i jk: Lea se, OV , v l iegkil om et er s, km -decl a r a t i es Hier bij w or dt g ebr u ik g em a a kt v a n h et a a n t a l lit er s KM en lit er s br a n dst of br a n dst of in ben zin e-, diesel- a ls LPG lea sea u t o's. Da a r n a a st ku n n en dit OV - kilom et er s, a u t okilom et er s en v lieg kilom et er s zijn . T el a lle g ev log en v lieg t u ig kilom et er s v a n v lu ch t en op, du s een r et ou r t elt t w ee keer m ee. Het g a a t ook om kilom et er s per per soon , du s a ls dr ie m en sen sa m en een v lu ch t h ebben g em a a kt , t elt u dr ie keer de len g t e v a n de v lu ch t . Hebt u g een idee h oev eel kilom et er een v lieg r eis is? Op in t er n et ku n t u div er se h u lpm iddelen v in den om a fst a n den t u ssen st eden t e bepa len . Woon -wer k: A u t o, OV , km -decl a r a t ies Het a a n t a l a u t okilom et er s bev a t h et t ot a a l a a n t a l kilom et er s w a t w or dt a fg eleg d door de m edew er ker s v a n een or g a n isa t ie v oor w oon -w er k v er keer . Hier ku n t u h et a a n t a l g edecla r eer de kilom et er s w oon w er kv er keer in v u llen of de kilom et er s a a n de h a n d v a n een km - v er g oedin g . Het a a n t a l kilom et er s w a t w or dt a fg eleg d in zow el bu s, t r a m , t r ein , m et r o a ls a n der e open ba r e v er v oer sm iddelen zoa ls w a t er t a x i of v eer pon t .
A l t er n a t ief (indien 1e bron niet bes chik baar)
KM
Ov er zich t Lea sem a a t sch a ppij en g edecla r eer de kilom et er s g edecla r eer de v lieg kilom et er s g edecla r eer de OV -kilom et er s
(2 ) Con t r a ct lea sem a a t sch a ppij m et v er m eldin g a a n t a l km , of (3 ) ov er zich t t ot a a lv er br u ik per br a n dst ofca t eg or ie v a n t a n kpa slev er a n cier .
Per son eelsa dm in ist r a t ie, fin a n ciële a dm in ist r a t ie of ov er zich t g edecla r eer de kilom et er s g edecla r eer de OV -kilom et er s
(2 ) U ku n t dit ook in sch a t t en door per m edew er ker h et a a n t a l w er kda g en en de r eisa fst a n d t e v er m en ig v u ldig en . A ls u g een g eg ev en s h ebt ov er r eisa fst a n den v a n u w m edew er ker s ku n t u g ebr u ik m a ken v a n g em iddelden : w oon -w er ka fst a n d v a n een a u t obest u u r der is 2 1 ,5 km (CBS, 2 0 0 7 ).
Kou de: t y pe en a a n t a l koel m a ch i n es (in cl . kou dem iddel ) De h oev eelh eid en h et t y pe kou dem iddel bijg ev u ld bij kou deopw ekkin g .
KG
Het t y pe kou dem iddel bijg ev u ld bij kou deopw ekkin g .
T y pe
Log boek v a n u it ja a r lijkse ST EK V er br u ikt e kou dem iddel v er m eld con t r ole w a a r in v er m eld st a a t h oev eel en w elk t y pe kou dem iddel is op fa ct u u r lev er a n cier . bijg ev u ld. Log boek v a n u it ja a r lijkse ST EK con t r ole w a a r in v er m eld st a a t w elk t y pe kou dem iddel is bijg ev u ld.
T y pepla a t je bev est ig d op de kou deopw ekker of t y pe kou dem iddel v er m eld op fa ct u u r .
Bijlage 3 Scopes Greenhouse Gas Protocol Scope 1: Direct GHG emissions Companies report GHG emissions from sources they own or control as scope 1. Direct GHG emissions are principally the result of the following types of activities undertaken by the company:
Generation of electricity, heat, or steam. These emissions result from combustion of fuels in stationary sources, e.g., boilers, furnaces, turbines
Physical or chemical processing. Most of these emissions result from manufacture or processing of chemicals and materials, e.g., cement, aluminum, adipic acid, ammonia manufacture, and waste processing
Transportation of materials, products, waste, and employees. These emissions result from the combustion of fuels in company owned/controlled mobile combustion sources (e.g., trucks, trains, ships, airplanes, buses, and cars)
Fugitive emissions. These emissions result from intentional or unintentional releases, e.g., equipment leaks from joints, seals, packing, and gaskets; methane emissions from coal mines and venting; hydrofluorocarbon (HFC) emissions during the use of refrigeration and air conditioning equipment; and methane leakages from gas transport.
Scope 2: Electricity indirect GHG emissions Companies report the emissions from the generation of purchased electricity that is consumed in its owned or controlled equipment or operations as scope 2. Scope 2 emissions are a special category of indirect emissions. For many companies, purchased electricity represents one of the largest sources of GHG emissions and the most significant opportunity to reduce these emissions. Accounting for scope 2 emissions allows companies to assess the risks and opportunities associated with changing electricity and GHG emissions costs. Another important reason for companies to track these emissions is that the information may be needed for some GHG programs. Companies can reduce their use of electricity by investing in energy efficient technologies and energy conservation. Additionally, emerging green power markets4 provide opportunities for some companies to switch to less GHG intensive sources of electricity. Companies can also install an efficient on site co-generation plant, particularly if it replaces the purchase of more GHG intensive electricity from the grid or electricity supplier. Reporting of scope 2 emissions allows transparent accounting of GHG emissions and reductions associated with such opportunities.
Scope 3: Other indirect GHG emissions Scope 3 is optional, but it provides an opportunity to be innovative in GHG management. Companies may want to focus on accounting for and reporting those activities that are relevant to their business and goals, and for which they have reliable information. Since companies have discretion over which categories they choose to report, scope 3 may not lend itself well to comparisons across companies.
This section provides an indicative list of scope 3 categories and includes case studies on some of the categories. Some of these activities will be included under scope 1 if the pertinent emission sources are owned or controlled by the company (e.g., if the transportation of products is done in vehicles owned or controlled by the company). To determine if an activity falls within scope 1 or scope 3, the company should refer to the selected consolidation approach (equity or control) used in setting its organizational boundaries.
Extraction and production of purchased materials and fuels Transport-related activities - Transportation of purchased materials or goods - Transportation of purchased fuels - Employee business travel - Employees commuting to and from work - Transportation of sold products - Transportation of waste
Electricity-related activities not included in scope 2: - Extraction, production, and transportation of fuels consumed in the generation of electricity (either purchased or own generated by the reporting company) - Purchase of electricity that is sold to an end user (reported by utility company) - Generation of electricity that is consumed in a T&D system (reported by end-user)
Leased assets, franchises, and oUTSourced activities— emissions from such contractual arrangements are only classified as scope 3 if the selected consolidation approach (equity or control) does not apply to them. Clarification on the classification of leased assets should be obtained from the company accountant (see section on leases below).
Use of sold products and services - Waste disposal - Disposal of waste generated in operations - Disposal of waste generated in the production of purchased materials and fuels - Disposal of sold products at the end of their life