Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Tweede Examenperiode
Facetten van Acculturatie Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Experimentele en Theoretische Psychologie
door Elien Heleven
Promotor: Prof. Dr. J. Fontaine
Facetten van Acculturatie
2
Voorwoord Deze masterproef had ik niet tot stand kunnen brengen zonder de hulp van heel wat mensen. Speciale dank gaat uit naar mijn promotor en begeleider, professor dr. Fontaine voor de goede raad en sturing. Ik dank al mijn vrienden en familieleden die hebben geholpen aan mijn zoektocht naar participanten. In het bijzonder mijn vader. Speciale dank gaat uit naar Martje voor het geven van nuttige informatie en Amaury voor het nalezen en ondersteuning.
Facetten van Acculturatie
3
Inhoudstabel Abstract…………………………………….…..................................................................…..5 Inleiding ....................................................................................................................................6 Verlies van de oorspronkelijke cultuur? ....................................................................7 Problemen in het acculturatieonderzoek ...................................................................8 Het huidige onderzoek ...............................................................................................10 Studie 1 ......................................................................................................,.............................11 Methode .......................................................................................................................13 Materiaal .........................................................................................................13 Procedure ........................................................................................................15 Resultaten ....................................................................................................................15 Cultuur op het individuele niveau .................................................................15 Het acculturatieconcept .................................................................................18 Facetten van acculturatie ...............................................................................21 Cultuur .................................................................................................22 Psychologie ..........................................................................................23 Context ................................................................................................24 Domein ................................................................................................26 Karteringszin ......................................................................................29 De nieuwe acculturatieschaal ............................................................30 Bespreking en Conclusie ............................................................................................32 Studie 2………………………………………………………………......………..................35 Methode ......................................................................................................................38 Participanten...................................................................................................38 Meting .............................................................................................................38 Procedure ........................................................................................................38 Resultaten ....................................................................................................................39 Multidimentioneleschalinganalyse ...............................................................39 Factoranalyse .................................................................................................42 Schaalscores ....................................................................................................43 Covariantie-analyses ......................................................................................44 Herhaalde metingen covariantie-analyse .....................................................46 Betrouwbaarheid ............................................................................................49 Bespreking en Conclusie ............................................................................................50
Facetten van Acculturatie
4
Algemene bespreking en Conclusie .....................................................................................54 Referenties…………………………….…………………………………………………......56 Bijlage 1…………………………………………………………………….……………......66 Bijlage 2………………..…………………………………….………………….……….......88 Bijlage 3…………………………………………………………………………………......131 Bijlage 4 ………………………………………………………………………………….....140 Bijlage 5…………………………………………………………………………………......144 Bijlage 6…………………………………………………………………………………......152 Bijlage 7 ………………………………………………………………………………….....156 Bijlage 8…………………………………………………………………………………......159 Bijlage 9…………………………………………………………………………………......163 Bijlage 10…………………………………………………………………………………....164
Facetten van Acculturatie
5
Abstract Het begrip acculturatie wordt niet steeds op dezelfde manier geconceptualiseerd. Hierdoor zijn auteurs het er niet over eens hoe acculturatie moet worden gemeten. Op basis van literatuur omtrent acculturatie en bestaande acculturatieschalen brengen we met behulp van de facet theorie van Guttman (1954) in studie één de facetten van acculturatie in kaart en wordt een nieuwe acculturatieschaal ontworpen. In studie twee valideren we deze vragenlijst door ze af te nemen bij Nederlandstalige, Belgische personen van Turkse en Marokkaanse afkomst. De facetten van acculturatie die we voorstellen zijn cultuur, psychologie, context en domein. Door een multidimensionale schalinganalyse en een factoranalyse uit te voeren, worden enkel de elementen van het facet cultuur duidelijk zichtbaar in de data. Voor elk element wordt een schaalscore berekend. De betrouwbaarheid van de schaal is goed. We menen dat de ontwikkelde karteringszin een theoretisch kader biedt waarin alle onderdelen van acculturatie in worden weergegeven. We denken dat onze karteringszin als basis kan dienen voor toekomstig onderzoek naar acculturatie.
Facetten van Acculturatie
6
Inleiding Wanneer personen met een verschillende culturele achtergrond voor een lange tijd met elkaar in contact komen, treedt er een proces op dat acculturatie wordt genoemd. Door het toenemend globale en multiculturele karakter van de samenleving, gebeurt dit steeds vaker. Hierdoor wordt en is acculturatie zeer aanwezig in onze samenleving (Arnett, 2002). Onder andere Chirkov (2009) en Rudmin (2010) merkten op dat een vaak gebruikte definitie voor acculturatie deze van Redfield, Linton en Herskovits (1936) is. Deze definitie stelt: ''Acculturation comprehends those phenomena which result when groups of individuals having different cultures come into continuous first-hand contact, with subsequent changes in the original cultural patterns of either or both groups'' (Redfield et al., p. 152). Deze definitie kan echter niet worden gebruikt wanneer we acculturatie op het individuele niveau willen onderzoeken aangezien ze verwijst naar acculturatie op het niveau van de samenleving (Berry, 1997; Rudmin, 2010). Acculturatie van een samenleving betekent dat de dominante cultuur van de samenleving verandert. Alle personen uit de samenleving ondergaan een gelijkaardige verandering (Rudmin, 2010). Een voorbeeld daarvan zijn Vlamingen met hun Vlaamse cultuur. Vlamingen zijn in contact gekomen met verschillende andere culturen waaronder de Italiaanse. Dit heeft geleid tot nieuwe eetgewoontes. Vlamingen eten over het algemeen vaak pizza of spaghetti. Wat betreft eetgewoontes is de Vlaamse cultuur dus geaccultureerd. Personen die behoren tot dezelfde culturele groep kunnen echter uiteenlopend reageren wanneer ze met een nieuwe cultuur in contact komen (Nauck, 2008). Deze verschillende manieren waarop mensen reageren, onderzoeken we wanneer we acculturatie bestuderen op het individuele niveau. Een voorbeeld van acculturatie op het individuele niveau is een Vlaming die vaak in contact komt met personen die behoren tot de Italiaanse cultuur en daardoor zijn handgebaren tijdens het spreken heeft aangepast. Dit is een verandering voor het individu en staat los van gedrag dat andere personen die behoren tot de Vlaamse cultuur stellen. Het is belangrijk om te focussen op het individuele niveau wanneer we acculturatie willen bestuderen. Informatie over de variabiliteit binnen een culturele groep gaat dan niet verloren (Ridley, Li, & Hill, 1998). In het huidige onderzoek zullen we acculturatie op het individuele niveau bestuderen.
Facetten van Acculturatie
7
Verlies van de Oorspronkelijke Cultuur Wanneer personen met een nieuwe cultuur in contact komen, kan hun oorspronkelijke cultuur veranderen (Berry, 1980; Gans, 1979). Deze oorspronkelijke cultuur wordt in de literatuur de erfcultuur genoemd. De nieuwe cultuur waarmee individuen in contact komen, wordt de gastcultuur genoemd. Een belangrijk punt dat reeds uitvoerig werd besproken in de literatuur is of een verandering in de cultuur van een individu noodzakelijk het verlies van de oorspronkelijke cultuur inhoudt. Hierover bestaan twee verschillende visies. Een eerste visie op acculturatie is de uni-dimensionele visie. Deze visie gaat ervan uit dat de erfcultuur volledig wordt verlaten en de gastcultuur wordt overgenomen wanneer een persoon voor een lange tijd en continu met deze nieuwe cultuur in contact komt (Gordon, 1964). Wanneer een persoon zich oriënteert naar en elementen overneemt van de gastcultuur, zal deze de erfcultuur verliezen (Gans, 1979; LaFromboise, Coleman, & Gerton, 1993). Twee profielen die voorkomen in de realiteit kunnen echter niet worden gevat door deze uni-dimensionele visie (Arends-Tóth, van de Vijver, & Poortinga, 2006; Mavreas, Bebbington, & Der, 1989). Aan het eerste profiel beantwoorden individuen die de erfcultuur in sterke mate behouden en daarnaast de nieuwe cultuur in grote mate overnemen. Beide culturen kunnen volgens de uni-dimensionele visie niet blijvend gecombineerd worden. Enkel wanneer een individu zich midden in het proces bevindt waarbij de erfcultuur wordt verlaten en de nieuwe cultuur wordt overgenomen, is er sprake van een combinatie van beide culturen. Het combineren van de culturen is dus slechts tijdelijk volgens de uni-dimensionele visie en een deel van de erfcultuur werd reeds verworpen. Aan het tweede profiel beantwoorden individuen die beide culturen verwerpen. Ook deze kunnen volgens de uni-dimensionele niet voorkomen. De visie neemt aan dat de erfcultuur wordt behouden en indien dit niet het geval is, wordt de gastcultuur overgenomen. Een tweede visie op acculturatie is de bi-dimensionele visie. Steeds meer auteurs zijn het erover eens dat acculturatie een bi-dimensioneel proces is (bv. Celano & Tyler, 1990; Cortés, Rogler, & Malgady, 1994; Jang, Kim, Chiriboga, & King-kallimanis, 2007; Miranda & Umhoefer, 1998). De profielen die niet kunnen worden gevat door de uni-dimensionele visie kunnen namelijk wel worden gevat door de bi-dimensionele (Ryder, Alden, & Paulhus, 2000). Dit komt doordat het behouden van de erfcultuur en het overnemen van de gastcultuur in deze visie als twee onafhankelijke processen worden beschouwd. Een persoon kan dus een blijvende voorkeur hebben voor beide, één van beide of geen van beide culturen (Zak, 1973). Personen kunnen volgens de visie behoren tot meerdere culturen zonder de ene boven de
Facetten van Acculturatie
8
andere te verkiezen (Lafromboise et al., 1993). Ook kan een persoon zowel de erf- als gastcultuur verwerpen volgens deze visie (Arends-Tóth et al., 2006). Een van de meest bekende bi-dimensionele acculturatiemodellen is het model van Berry (1974, 1980, 1997). Berry stelt dat personen die voor een lange tijd in contact komen met een nieuwe cultuur, al dan niet bewust, moeten bepalen in welke mate ze de erfcultuur of kenmerken ervan willen behouden. Hij stelt dit voor als het hoog of laag scoren van een persoon op de behoudsdimensie. Ook zullen deze personen moeten beslissen in welke mate de nieuwe cultuur of kenmerken ervan worden overgenomen. Dit stelt Berry voor als het hoog of laag scoren op de adaptatiedimensie. De scores van een persoon op de verschillende dimensies worden onafhankelijk van elkaar bepaald. Door de twee onafhankelijke dimensies, behoud en adaptatie, te combineren worden vier verschillende acculturatiestrategieën verkregen. Volgens het model wordt een integratiestrategie gevolgd wanneer een persoon besluit zijn oorspronkelijke cultuur te behouden en daarnaast de nieuwe cultuur over te nemen. Een andere strategie is separatie. Hierbij wordt de erfcultuur behouden maar de nieuwe cultuur verworpen. Bij een assimilatiestrategie wordt de erfcultuur verworpen en de nieuwe cultuur overgenomen. De vierde mogelijkheid is een persoon die zijn oorspronkelijke cultuur en de nieuwe cultuur verwerpt. Dit is de marginalisatiestrategie. Verscheidene auteurs merken op dat de oorspronkelijke cultuur nooit kan worden vergeten wanneer een nieuwe cultuur wordt overgenomen (Hofstede, 2001; Rudmin, 2010). Een individu kan zijn kennis over de oorspronkelijke cultuur wel verbergen (Ichheiser, 1949). Een adaptatiestrategie kan volgens deze opvatting worden waargenomen wanneer een individu de nieuwe cultuur overneemt en de erfcultuur onderdrukt. Een marginalisatiestrategie kan worden waargenomen wanneer een individu de erfcultuur en de nieuwe cultuur, als deze werd aangeleerd, onderdrukt. Samengevat kunnen we besluiten dat het al dan niet overnemen van een nieuwe cultuur onafhankelijk gebeurt van het behouden van de oude cultuur. Dit is een bidimensionele visie op acculturatie. De erfcultuur kan onderdrukt worden zodat deze niet meer tot uiting komt in het gedrag van een individu maar zal echter niet verloren gaan. De erfcultuur blijft steeds aanwezig in het individu. Problemen in het Acculturatieonderzoek Er is al veel onderzoek naar acculturatie gebeurd (Mariño, Stuart, Klimidis, & Minas, 2001). In studies werd reeds aangetoond dat de mate waarin een individu zich
Facetten van Acculturatie
9
gediscrimineerd voelt, gerelateerd is aan het standpunt dat dit individu inneemt ten opzichte van de nieuwe en oorspronkelijke cultuur waarmee deze in contact komt (Jasinskaja-Lahti, Liebkind, Horenczyk, & Schmitz, 2003). Ook zou het standpunt van een persoon ten opzichte van de verschillende culturen onder andere mee de mentale en fysieke gezondheid bepalen (Cislo, Spence, & Gayman, 2010; Miranda & Umhoefer, 1998), de kans op druggebruik (Makimoto, 1998) en de kans op het krijgen van een job (Veenman, 1998). Acculturatie werd dus al meermaals onderzocht en gelinkt aan de levenskwaliteit van individuen (Mariño et al. 2001). Het in kaart brengen van acculturatie als een proces met oorzaken en gevolgen is belangrijk. Als we kennis over het proces hebben, weten we waar we kunnen ingrijpen wanneer een persoon ongemakken ervaart die verband houden met acculturatie (Benson, 2001). Er zijn echter enkele problemen met het onderzoek naar acculturatie. Een eerste probleem in onderzoek naar acculturatie is dat er nooit wordt verduidelijkt wat bedoeld wordt met cultuur op het individuele niveau (Rudmin, 2009, 2010). Zelfs de definitie die men gebruikt voor acculturatie wanneer het wordt onderzocht op het individuele niveau beschrijft acculturatie en dus cultuur op het niveau van de samenleving. Dit is de definitie van Redfield et al. (1936) waarover we het eerder hadden. Wanneer we acculturatie op het individuele niveau willen onderzoeken, is het nodig om te focussen op de manifestatie van cultuur in het individu (Chirkov, 2009). We kunnen namelijk pas nagaan wat er kan veranderen in de cultuur van een persoon wanneer we weten wat cultuur op het individuele niveau inhoudt (Rudmin, 2009). Een ander probleempunt in de literatuur omtrent acculturatie is dat onderzoekers het er niet over eens zijn wat tot het concept acculturatie hoort (Zane & Mak, 2003). Doordat er uiteenlopende meningen zijn over wat het acculturatieconcept omvat, varieert hetgeen dat wordt bevraagd in acculturatieschalen sterk (Snauwaert, Soenens, Vanbeselaere, & Boen, 2003). Volgens Norris, Ford en Bova (1996) is het bijvoorbeeld voldoende om enkel taal te bevragen terwijl Salgado de Snyder (1987) het enkel nodig vindt om te achterhalen of personen met stressvolle situaties worden geconfronteerd. Escobar en Vega (2000) onderzochten de verschillende manieren waarop acculturatie wordt bevraagd. Ze concludeerden dat uiteenlopende en soms overlappende aspecten als onderdelen van acculturatie worden beschouwd. De verschillende aspecten die ze vonden, waren onder andere etnische identiteit, psychosomatische gezondheidsproblemen door het ondergaan van acculturatie, kennis van de cultuur, culturele gedragingen, taalgebruik en gepercipieerde
Facetten van Acculturatie
10
discriminatie. De auteurs stellen dat er een gebrek is aan een theorie die een limiet stelt op het aantal aspecten die we moeten bekijken wanneer we acculturatie meten. Escobar en Vega (2000) merken ook op dat acculturatie vaak als een negatieve ervaring wordt beschouwd die veel stress veroorzaakt bij het individu. Acculturatie hoeft echter niet noodzakelijk een stressvolle gebeurtenis te zijn (Rudmin, 2010). Vooral de marginalisatiestrategie wordt vaak gelinkt aan negatieve ervaringen (Rudmin, 2006). Rudmin (2006) merkt op dat deze strategie vaak wordt gemeten door het individu te vragen naar psychosomatische gezondheidsproblemen. Als gevolg hiervan worden hoge scores voor schalen die psychosomatische problemen meten en een hoge score voor de marginalisatiestrategie vaak samen bekomen. De relatie tussen deze scores doet onderzoekers besluiten dat een marginalisatiestrategie negatieve gevolgen heeft. Deze geobserveerde relatie kan echter ontstaan zijn door een verkeerde conceptualisering en meting van de marginalisatiestrategie (Rudmin, 2006). Verscheidene auteurs hebben al gepleit voor een betere conceptualisering en operationalisering van het acculturatieconcept (o.a. Satia-Abouta, Patterson, Neuhouser, & Elder, 2002; Chirkov, 2009). De afbakening van het concept is nodig zodat een goede methode kan worden ontwikkeld om de mate van acculturatie te meten. Wanneer een construct goed geconceptualiseerd en gedefinieerd is, kunnen namelijk goede items worden gekozen om het construct te meten (Canter, 1985). Het Huidige Onderzoek In het huidige onderzoek zullen we in studie één proberen om het concept acculturatie beter af te bakenen. Dit doen we door eerst te bepalen wat we bedoelen met cultuur en hoe cultuur zich manifesteert op het individuele niveau. Wanneer dit duidelijk is, kunnen we bekijken wat er kan veranderen in cultuur op dit niveau wanneer een persoon met meer dan één cultuur in contact komt. Hierna onderscheiden we wat hoort tot acculturatie van andere aspecten die er niet toe kunnen worden gerekend maar er mogelijk aan gerelateerd zijn. De verschillende componenten van acculturatie zullen we proberen in kaart te brengen. We doen hiervoor een beroep op literatuur omtrent acculturatie en bestaande acculturatieschalen. We zullen een nieuwe acculturatieschaal ontwerpen die aansluit bij onze conceptualisering van acculturatie. Door de items te ontwikkelen op basis van onze conceptualisering hopen we een goede, valide acculturatieschaal te bekomen. In studie twee zullen we het nieuwe meetinstrument valideren en nagaan of de verschillende componenten van acculturatie die we van elkaar onderscheiden ook werkelijk te observeren zijn.
Facetten van Acculturatie
11
Studie 1 In de inleiding werd duidelijk dat het nodig is om te bekijken hoe cultuur zich manifesteert op het individuele niveau alvorens kan worden bestudeerd wat er kan veranderen in een cultuur van een individu (Rudmin, 2009). Ook werd het duidelijk dat er in het acculturatieonderzoek nood is aan een betere conceptualisatie en een hierbij aansluitende meetmethode. In deze studie zullen we eerst bekijken hoe cultuur zich reveleert op het individuele niveau. Hierna proberen we om het concept acculturatie af te bakenen zodat meer duidelijk wordt waarop we ons kunnen baseren wanneer we de mate van acculturatie van een individu willen meten. Nadat we het concept acculturatie hebben afgebakend, zullen we een nieuwe acculturatieschaal ontwerpen die gebaseerd is op onze afbakening van het concept. Wanneer de meetmethode goed is afgestemd op de conceptualisatie van hetgeen dat we willen meten, is dit namelijk goed voor de validiteit van het meetinstrument (Haynes, Richard, & Kubany, 1995). Om de ontwikkeling van de nieuwe acculturatieschaal gemakkelijk te kunnen baseren op onze afbakening van het concept doen we een beroep op de facet theorie van Guttman (1954). Deze facet theorie zorgt voor een link tussen theorievorming, het verwoorden van hypotheses, het opzetten van een design en de analyse van de verkregen data (Guttman & Greenbaum, 1998). De verschillende aspecten van onderzoek worden dus geïntegreerd. Het afbakenen van een concept gebeurt volgens de facet theorie door de verschillende facetten van het concept in kaart te brengen. Facetten zijn de verschillende componenten van een construct die eenduidig van elkaar te onderscheiden zijn. Wat we willen observeren wordt dus, door het systematisch in kaart brengen van de verschillende facetten, conceptueel gestructureerd (Borg & Groenen, 2005). Elk facet bevat verschillende elementen die de variatie in het facet aangeven (Brown & Barnett, 1982). Een voorbeeld is het facet geslacht dat een component van het construct 'persoon' kan zijn. De elementen van dit facet zijn vrouwelijk en mannelijk. Guttman (1954) beschrijft drie soorten facetten. De eerste soort zijn populatiefacetten. Hiermee wordt de populatie die we onderzoeken, beschreven. De tweede soort zijn inhoudsfacetten. Dit zijn de verschillende variabelen waarmee we rekening moeten houden als we het concept bestuderen. De elementen uit de verschillende inhoudsfacetten kunnen we combineren. Deze combinaties kunnen we gebruiken om stimuli te ontwikkelen. De derde soort zijn de bereikfacetten. Deze bevatten de verschillende antwoordalternatieven. Alle onderdelen die we nodig hebben voor een onderzoek worden dus gevat in deze verschillende soorten facetten. Deze onderdelen zijn de respondenten, de stimuli en de antwoordopties.
Facetten van Acculturatie
12
Wanneer de facetten en hun elementen in kaart gebracht zijn, kunnen we een karteringszin formuleren. In deze zin worden de verschillende facetten van het construct en hun elementen met behulp van relatief simpele taal aan elkaar gelinkt zodat hun onderlinge relatie duidelijk wordt. In de facet theorie van Guttman (1954) staat het verwoorden van een karteringszin centraal (Guttman & Greenbaum, 1998). Een goede karteringszin kan namelijk een basis zijn voor hypotheses, een design en items voor het onderzoek. In de huidige studie is het concept dat we willen bekijken acculturatie. We doen een beroep op de literatuur omtrent acculturatie om te bepalen wat we bedoelen met het acculturatieconcept en welke gevolgen dit heeft voor het meten van acculturatie. Wat we uit de literatuur afleiden, zullen we vergelijken met items uit bestaande acculturatieschalen. We bepalen voor elk item of acculturatie wordt gemeten of niet. We doen dit zonder rekening te houden met hetgeen de ontwerpers van de schalen pretenderen te meten. Op deze manier zijn de items van alle instrumenten gecategoriseerd op basis van dezelfde redenering. Hierna bekijken we welke facetten en elementen van acculturatie we uit de literatuur kunnen afleiden. We kunnen de facetten en hun elementen als een classificatiesysteem beschouwen. Als een item volgens ons acculturatie meet, zullen we bekijken welke facetten en facetelementen we kunnen terugvinden in het item. Objecten, in ons geval items uit de acculturatieschalen, kunnen gemakkelijk en eenduidig gecategoriseerd worden in een goed classificatiesysteem (Borg & Groenen, 2005). Uiteindelijk zullen we een karteringszin formuleren die het concept acculturatie beschrijft. Deze zin is ons conceptueel kader waarop we ons baseren om een nieuwe acculturatieschaal te ontwikkelen. De facetten van een construct kan men beschouwen als de verschillende design variabelen waarop men zich baseert om een construct te meten (Borg & Groenen, 2005). Elk item dat een construct meet, omvat volgens Borg en Groenen (2005) idealiter een element uit elk facet van het construct. Wanneer de verschillende facetten van een construct goed in kaart zijn gebracht, voegt het opnemen van een element van een facet in een item namelijk nieuwe informatie toe over het construct aan het item. Als alle facetten van een construct opgenomen zijn in het item, omvat het item alle componenten die noodzakelijk zijn om het construct te vatten. We zullen daarom elementen van de verschillende facetten uit onze karteringszin voor acculturatie combineren en gebruiken als basis om items te ontwerpen voor de nieuwe acculturatieschaal. De elementencombinatie voor elk item zal dus overeenkomen met een bepaalde manier waarop we de karteringszin kunnen lezen. Met behulp van deze methode bevatten alle items één element uit elk facet. Het nieuwe instrument
Facetten van Acculturatie
13
is dus direct gebaseerd op onze afbakening van het acculturatieconcept. Hierdoor hopen we een valide meetmethode voor acculturatie te bekomen. Onderzoek omtrent acculturatie focust vaak op individuen uit de niet-dominante cultuur (Schwartz, Unger, Zamboanga, & Zsapocznik, 2010). Dit is ook het geval in de huidige studie. De acculturatieschalen die we bekijken, zijn allen ontworpen om de mate van acculturatie voor personen uit niet-dominante groepen in de samenleving te bepalen. We willen echter opmerken dat niet enkel leden met de niet-dominante cultuur, maar ook deze met de dominante cultuur in de samenleving als oorspronkelijke cultuur acculturatie kunnen ondergaan. De enige vereiste is dat een persoon voor een lange tijd en bijna continu met een andere cultuur in contact komt. Over elke groep kan gezegd worden dat ze een eigen cultuur heeft (Hofstede, 2001). Voorbeelden van groepen zijn personen uit dezelfde leeftijdscategorie, een familie en werknemers uit hetzelfde bedrijf. Omdat al deze groepen een eigen cultuur hebben, is het mogelijk om het acculturatieproces te onderzoeken van personen uit al deze groepen wanneer ze met een nieuwe cultuur in contact komen. Samengevat zullen we eerst bekijken wat cultuur op het individuele niveau omvat en hoe het zich manifesteert in het individu. Hierna willen we nagaan wat acculturatie omvat. We zullen het concept afbakenen en nagaan welke facetten en facetelementen van acculturatie te identificeren zijn. We vergelijken dit met items uit bestaande acculturatieschalen. We formuleren een karteringszin voor het acculturatieconcept en ontwerpen een nieuwe acculturatieschaal op basis van deze zin. Ons doel is om te komen tot een betere conceptualisatie voor het begrip acculturatie en een hierbij aansluitende meetmethode waarmee we de mate van acculturatie voor een individu kunnen achterhalen. Methode Materiaal. De literatuur omtrent cultuur en acculturatie werd gevonden via de database web of sciences, google scholar, de bibliotheek van de Universiteit Gent en de bibliotheek van de Hogeschool-Universiteit Brussel. Bestaande acculturatieschalen die we bekijken, werden gevonden via de database web of sciences en google scholar. We bekijken de items van 30 acculturatieschalen. De lijst van schalen kan teruggevonden worden in tabel 1. De schalen die we bekijken zijn niet alle bestaande acculturatieschalen. Een oorzaak hiervan is dat niet alle auteurs hun vragenlijst vrij ter beschikking stellen. Enkel vragenlijsten die zich richten op de niet-dominante groep in de samenleving werden geraadpleegd.
Facetten van Acculturatie
14
Tabel 1 Lijst van acculturatieschalen en hun ontwerper(s) die worden bekeken in studie 1. Schaal Short Acculturation Scale for Hispanic Youth Benet- Martinez Acculturation Scale Asian American Multidimensional Acculturation Scale American Puerto Rican Acculturation Scale Children's Acculturation Scale Native American Acculturation Scale Acculturation Scale Behavioral acculturation questionnaire Multidimensional Acculturative Stress Scale Brief Acculturation Scale Culture Shock Questionnaire Acculturation Scale for Vietnamese Adolescents Brief Acculturation Scale for Hispanic Youth Multigroup Ethnic Identity Measure Media Acculturation Scale Scale of Acculturation Multidimensional Acculturative Stress Inventory Vancouver Index of Acculturation Acculturative Stress Scale Stephenson Multigroup Acculturation Scale Acculturative Stress Inventory for Children (ASIC) Items van oudere instrumenten werden gebruikt Bicultural Involvement Questionnaire (short version) Psychological Acculturation Scale General Ethnicity Questionnaire Acculturation, Habits and Interests Multicultural Scale for Adolescents Acculturative Hassles Short Acculturation Scale Revised Sociocultural Adaptation Scale Abbreviated Multidimensional Acculturation Scale
Auteur(s) Barona & Miller (1994) Benet-Martinez (2006) Chung, Kim, & Abreu (2004) Cortes, Deren, Andia, Colon, Robles, & Kang (2003) Franco (1983) Garrett & Pichette (2000) Ghuman (1997) Groenvynck, Beirens, Arends-Toth, & Fontaine (2006) Jibeen & Khalid (2010) Meredith, Wenger, Liu, Harada & Kahn (2000) Mumford (1998) Nguyen, Messé, & Stollak (1999) Norris, Ford, & Bova (1996) Phinney (1992) Ramirez, Cousins, Santos, & Supik (1986) Rissel (1997) Rodriguez, Myers, Mira, Flores, & GarciaHernandez (2002) Ryder, Alden, & Paulhus (2000) Salgado de Snyder (1987) Stephenson (2000) Suarez-Morales, Dillon, & Szapocznik (2007) Reis (2011) Guo, Suarez-Morales, Schwartz, & Szapocznik (2009) Tropp, Erkut, Coll, Alarcón, & García (1999) Tsai, Ying, & Lee (2000) Unger, Gallaher, Shakib, Ritt-Olson, Palmer, & Johnson (2002) Vinokurov, Trickett, & Birman (2002) Wallen, Feldman, & Anliker (2002) Wilson & Ward (2010) Zea, Asner - Self, Birman, & Bbuki (2003)
Facetten van Acculturatie
15
De instrumenten zijn vaak gebruikte acculturatieschalen zoals de Short Acculturation Scale for Hispanic Youth van Barona en Miller (1994), herziende versies van oudere instrumenten zoals de Revised sociocultural adaptation scale van Wilson en Ward (2010) of nieuwe instrument waarin items van oudere instrumenten werden opgenomen zoals het instrument dat werd voorgesteld door Reis (2010). Procedure. We volgen de werkmethode zoals werd voorgesteld in de facet theorie van Guttman(1954). We gaan eerst na wat tot ons concept hoort en onderscheiden de verschillende facetten van het construct en hun elementen. Hierna formuleren we een karteringszin. Deze gebruiken we als basis om nieuwe items te ontwerpen. Dit kan door de elementen van de facetten in de zin te combineren en items te ontwerpen die alle elementen uit een combinatie omvatten. Om het concept acculturatie te kunnen afbakenen, bestuderen we eerst de literatuur om na te gaan wat cultuur omvat op het individuele niveau en hoe het zich manifesteert in het individu. We bekijken wat er in de cultuur van een individu kan veranderen wanneer deze met een nieuwe cultuur in contact komt. We bepalen hierna wat we tot het acculturatieconcept rekenen en welke gevolgen dit heeft voor het meten van acculturatie. Voor elk item uit de instrumenten oordelen we of acculturatie wordt bevraagd. Wanneer duidelijk is wat acculturatie omvat, bepalen we welke facetten en facetelementen van acculturatie we van elkaar kunnen onderscheiden. We bekijken hiervoor weer de literatuur. Voor alle items uit de instrumenten die we als een bevraging van acculturatie hebben beschouwd, oordelen we welke facetten en facetelementen worden gemeten met het item. De facetten en hun facetelementen vatten we in een karteringszin. Op basis van deze zin wordt een nieuwe acculturatieschaal ontwikkeld. Resultaten Cultuur op het individuele niveau. We willen acculturatie bestuderen op het individuele niveau. Om dit te kunnen doen, is het nodig om te weten hoe cultuur zich manifesteert in het individu (Chirkov, 2009). Hiervoor kunnen we het onderzoek van Hofstede (2001) bekijken (Mascarenhas, Dias, Prada, & Paiva, 2010). Volgens Hofstede wordt wat mensen doen, kunnen, hun overtuigingen en attitudes bepaald door hun mentale programmatie. Deze mentale programma's zijn patronen van gedragingen, gedachten en gevoelens (Hofstede, 2001; Mascarenhas et al., 2010). Door deze mentale programma's zal een individu zich volgen Hofstede ongeveer hetzelfde gedragen in gelijkaardige situaties. Ze
Facetten van Acculturatie
16
zorgen er dus voor dat het gedrag van personen voorspelbaar is. De mentale programma's op zich zijn niet te observeren maar wel de gedragingen, attitudes en gevoelens die eruit volgen. Hofstede (2001) onderscheidt drie soorten mentale programma's. Een eerste groep zijn hetzelfde voor alle personen, ze zijn universeel. Ze worden overgeërfd via de genen. Een voorbeeld zijn universele gelaatsexpressies. Een tweede groep mentale programma's zijn uniek voor elk individu. Ze zorgen ervoor dat geen twee personen exact hetzelfde zijn of hetzelfde reageren in een specifieke situatie. Deze patronen zijn deels overgeërfd via de genen en deels aangeleerd tijdens de ontwikkeling van het individu doordat deze in interactie treedt met zijn omgeving. Een derde groep mentale programma's zijn patronen die hetzelfde zijn voor personen uit dezelfde groep maar verschillend voor personen uit verschillende groepen. Ze zijn aangeleerd tijdens de ontwikkeling van individuen. Alle personen uit dezelfde groep hebben een gelijkaardig leerproces ondergaan waardoor dezelfde patronen zijn ontstaan. Als gevolg hiervan zullen personen die behoren tot dezelfde groep gelijkenissen vertonen in hun gedragingen, gevoelens, overtuigingen en attitudes. Een voorbeeld is de manier waarop mensen elkaar begroeten. Deze laatste groep mentale programma's is volgens Hofstede (2001) wat cultuur is. We kunnen volgens Hofstede personen uit verschillende culturele groepen van elkaar onderscheiden op basis van deze groep patronen van gedragingen, gedachten en gevoelens. Wat personen doen, kunnen en welke overtuigingen of attitudes ze hebben, zal dus zeer gelijkaardig zijn wanneer ze tot dezelfde culturele groep behoren, maar verschillen wanneer ze tot verschillende culturele groepen behoren. Het is deze groep mentale programma's die interessant is wanneer we willen bekijken hoe cultuur zich manifesteert op het individuele niveau zoals in het huidige onderzoek. We zullen meer concreet bekijken wat cultuur omvat wanneer we het als een mentale programmering bekijken. Het idee om cultuur te bekijken als een mentale programmering is afgeleid uit de definitie voor cultuur van Kluckhohn (1951) (Hofstede 2001). Net zoals Kluckhohn stelt Hofstede dat cultuur, wanneer we het op deze manier definiëren, de waarden van een individu omvat. Waarden zijn abstracte, stabiele overtuigingen over wat goed en verkiesbaar is (Rockeach, 1972). In vergelijking met attitudes of specifieke overtuigingen zijn waarden meer abstract, irrationeel en hun mentale programma's zijn eerder ontwikkeld tijdens het leven van een individu (Hofstede, 2001). Waarden zijn enkel indirect te observeren maar kunnen worden afgeleid uit het gedrag van een persoon. De waarden die een persoon heeft, leiden namelijk tot een algemene gedragstendens (Mascarenhas et al., 2010). We kunnen dus de uiting van waarden bestuderen wanneer we de cultuur van een individu willen achterhalen.
Facetten van Acculturatie
17
Wanneer we cultuur bekijken als patronen van gedragingen, gedachten en gevoelens kunnen we stellen dat cultuur naast waarden ook culturele gebruiken omvat (Hofstede, 2001). Hofstede beschrijft drie types culturele gebruiken. Een eerste type zijn symbolen. Dit zijn tekens, woorden, gebaren en objecten. Specifieke voorbeelden zijn kledingstijl, vlaggen of logo's. Een tweede type zijn helden. Dit zijn levende, dode of fictieve personen die bepaalde eigenschappen bezitten die sterk gewaardeerd worden in de cultuur. Voorbeelden zijn Shahrukh Khan in India, Albert Einstein voor de wetenschap en Harry Potter. Een derde type culturele gebruiken die Hofstede beschrijft, zijn rituelen. Dit zijn handelingen die op zich niet noodzakelijk zijn maar worden uitgevoerd omdat ze een sociale functie hebben. Voorbeelden zijn manieren om dankbaarheid te tonen, religieuze ceremoniën en het geven van cadeaus voor iemands verjaardag. Culturele gebruiken zijn direct observeerbaar. We kunnen door de culturele gebruiken van een persoon te bestuderen dus afleiden tot welke culturele groep deze hoort. De achterliggende betekenis van de culturele gebruiken is echter moeilijker te achterhalen (Hofstede, 2001). De achterliggende betekenis is de manier waarop leden van de cultuur het cultureel gebruik interpreteren. Deze betekenis kan enkel worden afgeleid uit wat een lid van de cultuur ons vertelt over het gebruik. In andere visies op cultuur worden waarden en culturele gebruiken ook als onderdelen van cultuur beschouwd. Een voorbeeld is de visie van Hollis (2002) waarin wordt gesteld dat alle personen bepaalde ideeën, over wat juist of goed is en over hoe men zich hoort te gedragen, intern hebben opgeslagen. Deze ideeën hebben zich volgens Hollis ontwikkeld doorat personen interageren. Ze worden via leerprocessen doorgegeven aan nieuwe generaties. Gedragingen en symbolen krijgen een betekenis doordat ze een uiting zijn van de intern opgeslagen ideeën die personen gemeenschappelijk hebben. Personen uit dezelfde culturele groep hebben dezelfde ideeën over wat goed of juist is en over hoe men zich hoort te gedragen. Als gevolg hiervan geven ze dezelfde betekenis aan bepaalde symbolen of gedragingen. Ook Chirkov (2009) omschrijft cultuur als verworven ideeën. Deze ideeën gaan volgens hem over wat goed, juist, moreel en mooi is. Chirkov noemt deze ideeën de culturele realiteit van een individu. De culturele realiteit wordt volgens hem geuit in gedrag, cognities, emoties en de motivaties die men heeft om een doel te bereiken. In deze visies op cultuur kunnen we de ideeën over wat juist of goed is en hoe men zich hoort te gedragen gelijk stellen aan wat Hofstede (2001) waarden noemt. De uiting van deze ideeën kan men als culturele gebruiken beschouwen. We concluderen dat cultuur de waarden en culturele gebruiken van een individu omvat. De visies verschillen op specifieke punten. We zullen echter niet ingaan op de verschilpunten aangezien ze niet relevant zijn voor
Facetten van Acculturatie
18
het huidige onderzoek. Wat belangrijk is, is dat alle visies het er over eens zijn dat cultuur op het individuele niveau ontstaat doordat een individu opgroeit in een specifieke context. Dit zorgt er voor dat het individu zich bepaalde waarden eigen maakt. Deze waarden uiten zich in en geven betekenis aan gedragingen, cognities, symbolen, attitudes, overtuigingen etc. Deze uitingen zijn dus de manifestaties van cultuur op het individuele niveau. Het is wat we kunnen bestuderen wanneer we cultuur op dit niveau willen bekijken. Het acculturatieconcept. We kunnen cultuur dus op het individuele niveau onderzoeken door de uitingen van waarden te bestuderen in het gedrag, attitudes en culturele gebruiken van een persoon. Nu dit duidelijk is, is het mogelijk om na te gaan wat er verandert in de cultuur op dit niveau wanneer een persoon met een nieuwe cultuur in contact komt. Dit laatste is wat we bestuderen als we meer te weten willen komen over acculturatie en het acculturatieproces op het individuele niveau. De meningen over wat kan veranderen in de cultuur van een individu zijn verdeeld. Volgens Hofstede (2001) zullen de waarden van een individu hetzelfde blijven nadat ze ontwikkeld zijn. Dit komt volgens hem doordat ze zeer vroeg tijdens het leven van het individu gevormd zijn. Voor het individu zijn ze rationeel en onbetwistbaar. Wat volgens Hofstede wel kan veranderen tijdens het acculturatieproces zijn de uitingen van waarden, namelijk de culturele gebruiken. Een voorbeeld zijn migranten uit India in Europa die de kledingstijl van de westerse samenleving overnemen maar toch de waarden van hun oorspronkelijke cultuur behouden. Andere auteurs zoals Perez en Padilla (2003) en Schwartz, Montgomery en Briones (2006) menen dat waarden net zoals culturele gebruiken kunnen veranderen wanneer een individu met een nieuwe cultuur in contact komt. Uit de literatuur kunnen we dus niet met zekerheid afleiden of de waarden van een individu kunnen veranderen nadat ze ontwikkeld zijn. Ongeacht of auteurs menen dat waarden kunnen veranderen, stellen ze allen dat de uitingen van waarden kunnen veranderen. Het zijn daarom de uitingen van waarden die we kunnen bestuderen wanneer we acculturatie op het individuele niveau willen onderzoeken. Wanneer men het er in de toekomst misschien over eens zal zijn dat waarden kunnen veranderen, geeft dit geen problemen voor conclusies die gebaseerd zijn op onderzoek waarin waarden indirect worden gemeten door de uitingen van waarden te bestuderen. In de inleiding vermelden we het bi-dimensionele acculturatiemodel van Berry (1980) waarin acculturatie de mate is waarin een individu de culturen waarmee deze in contact komt, overneemt of verwerpt. Op basis van wat we net als cultuur op het individuele niveau hebben beschouwd, kunnen we stellen dat het uitingen van waarden en de culturele gebruiken van een
Facetten van Acculturatie
19
cultuur zijn die een persoon kan overnemen of verwerpen. Wanneer we acculturatie als een breed concept bekijken, omvat het naast de mate waarin een persoon de culturen verwerp of overneemt ook de veranderingen in de mate van het overnemen of verwerpen van de culturen en de oorzaken of gevolgen van deze veranderingen (Berry, 2003). De mate waarin een persoon een bepaalde cultuur overneemt of verwerpt, kunnen we de positie van een persoon ten opzichte van de cultuur noemen. Volgens de brede visie op acculturatie behelst het acculturatieconcept een volledig proces dat bestaat uit alle posities van een persoon ten opzichte van de verschillende culturen overheen de tijd en de oorzaken of gevolgen van deze posities. Om acculturatie te bestuderen volgens deze brede visie, is het nodig om na te gaan hoe sterk een persoon de erfcultuur behoudt overheen de tijd, de nieuwe cultuur overneemt overheen de tijd, de reden waarom de erfcultuur wel of niet wordt behouden en de nieuwe cultuur wel of niet wordt overgenomen (Ward, Bochner, & Furnham, 2001). Wij beschouwen het concept echter minder uitgebreid. We maken een onderscheid tussen het volledige acculturatieproces en acculturatie. Met acculturatie bedoelen we de huidige positie die een persoon inneemt ten opzichte van de erf- en gastcultuur. Om acculturatie te kunnen meten, is het dan nodig om te bepalen hoe sterk het individu de erfcultuur behoudt en de nieuwe cultuur overneemt. De oorzaken en gevolgen van deze positie ten opzichte van de verschillende culturen behoren volgens ons wel tot het acculturatieproces maar niet tot acculturatie op zich. Doordat we focussen op de huidige mate van acculturatie, kunnen we stellen dat we acculturatie bekijken als een momentopname. Verschillende auteurs waaronder Chirkov (2009) hebben reeds aangeraden dat het goed is om te focussen op een specifiek moment wanneer we de mate van acculturatie van een individu onderzoeken (Chirkov, 2009). De positie van een persoon ten opzichte van de erf- en gastcultuur kan namelijk veranderen. Wanneer meermaals de huidige mate van acculturatie wordt gemeten, kunnen we in kaart brengen hoe het standpunt van het individu ten opzichte van de verschillende culturen evolueert (Rudmin, 2006). Het dynamische acculturatieproces kunnen we dus met behulp van herhaalde acculturatiemetingen bestuderen. Mogelijke oorzaken of gevolgen van veranderingen in de mate van acculturatie kunnen er eventueel aan worden gelinkt (Chirkov, 2009). We bekijken acculturatie dus als de huidige positie van een persoon ten opzichte van de erf- en gastcultuur. We bepalen voor alle items uit de gevonden acculturatieschalen of ze acculturatie bevragen volgens onze visie. In bijlage 1 bevindt zich een tabel met items uit de bestaande acculturatieschalen die volgens ons niet de mate van acculturatie van een individu
Facetten van Acculturatie
20
meten. De items zijn onderverdeeld in categorieën. Elke categorie komt overeen met een reden waarom items niet als een acculturatiemeting worden beschouwd. We bespreken elke categorie. In de eerste kolom wordt het item weergegeven. In de tweede kolom staan de mogelijke antwoordalternatieven. In de laatste kolom wordt aangegeven wat volgens ons het meer specifieke onderwerp van de vraag is. We beschouwen acculturatie als een specifiek moment in het dynamisch acculturatieproces. Volgens onze visie onderscheidt een goede meting dus de huidige van de vroegere en toekomstige mate van acculturatie. Dit heeft als gevolg dat een acculturatieschaal volgens ons enkel het heden moet bevragen. In de tabel worden items die niet aan deze voorwaarde voldoen in de categorie 'het verleden wordt bevraagd' geplaatst. Volgens onze visie op acculturatie moet er ook een onderscheid gemaakt worden tussen de huidige mate van acculturatie en mogelijke oorzaken of gevolgen er van. Een vraag meet volgens ons enkel acculturatie wanneer ze ons iets bijbrengt over de positie van het individu ten opzichte van de erf- of gastcultuur. We onderscheiden verschillende categorieën van items die hier niet aan voldoen. Een eerste categorie is 'informatie over een andere persoon wordt gevraagd'. Hierin plaatsen we items waarmee informatie wordt vergaard over een andere persoon dan het individu waarvan we de mate van acculturatie willen kennen. Onder andere items die naar informatie over familieleden peilen, komen er in voor. Een tweede categorie is 'algemene informatie en demografische gegevens worden bevraagd'. Onder andere items die vragen naar het geslacht, opleidingsniveau en de etniciteit van een individu worden hierin geplaatst. Een derde categorie is 'algemene vaardigheden, problemen, attitudes of emoties'. Hierin hebben we items geplaatst die peilen naar vaardigheden, problemen, attitudes en emoties van een persoon die ook kunnen voorkomen zonder dat een individu zich in het acculturatieproces bevindt. Voorbeelden zijn vragen die nagaan of een persoon geldproblemen heeft en wat de persoon vindt van de levenskwaliteit van personen die behoren tot een bepaalde cultuur. We merkten eerder op dat acculturatie vaak als een negatieve ervaring wordt beschouwd die veel stress veroorzaakt bij het individu. We willen duidelijk stellen dat we vragen over psychosomatische gezondheidsproblemen niet tot een bevraging van acculturatie rekenen. Ze brengen ons namelijk niets bij over de positie die het individu inneemt ten opzichte van de verschillende culturen. We ontkennen niet dat acculturatie negatieve gevolgen kan hebben voor een persoon. Berry (1989) stelt dat een persoon die zich in het acculutratieproces bevindt, gevoelens van ongemak kan ervaren zoals angst, bevreemding en verlies van identiteit. Deze gevoelens van ongemak worden door Berry acculturatieve stress
Facetten van Acculturatie
21
genoemd. We beschouwen acculturatieve stress niet als een onderdeel van het concept acculturatie maar wel als een onderdeel van het acculturatieproces. We plaatsen daarom items die het psychologisch welzijn van een persoon in het acculturatieproces meten in de categorie 'acculturatieve stress'. In de categorie 'reacties van anderen' plaatsen we items die peilen naar de gepercipieerde discriminatie van een individu, welke vooroordelen anderen hebben volgens het individu en hoe sterk het individu zich geaccepteerd voelt door anderen. Deze items worden vaak gebruikt om acculturatieve stress te bevragen (Rudmin, 2009).Verscheidene auteurs waaronder Gomez, Miranda en Polanco (2011) maken toch een onderscheid tussen gepercipieerde discriminatie en acculturatieve stress. Dit is nodig omdat ze een andere invloed kunnen hebben op een derde variabele. Kulis, Marsiglia en Nieri (2009) toonden bijvoorbeeld aan dat de gepercipieerde discriminatie een invloed heeft op het druggebruik van een individu, maar acculturatieve stress niet. Andere auteurs waaronder Vega, Zimmerman, Khoury, Gil en Warheit (1995) en Barrett (2010) beschouwen discriminatie als een oorzaak van acculturatieve stress. Het is dus goed om items die acculturatieve stress of gepercipieerde discriminatie bevragen van elkaar te onderscheiden. We plaatsen ze daarom in verschillende categorieën. Wanneer we de mate van acculturatie van een individu willen bepalen, moeten we de info waarop we onze conclusie baseren bij het individu zelf verkrijgen (Chirkov, 2009). De perceptie van het individu is belangrijk en niet hoe anderen over het individu denken. Andere personen hebben maar een beperkt beeld van het individu. Enkel het individu zelf kan ons vertellen hoe deze zich werkelijk voelt en welke gedragingen deze het meeste stelt over alle situaties heen. Wanneer we dus meer willen weten over de huidige positie van een individu ten opzichte van de verschillende culturen moeten we onze informatie bij het individu zelf verkrijgen. Items waarop een andere persoon dan het individu dat we willen onderzoeken moet antwoorden, worden in de categorie 'andere persoon beantwoordt de vraag' geplaatst. Facetten van acculturatie. We bekijken acculturatie als de huidige positie die een individu inneemt ten opzichte van de gast- en erfcultuur. Dit heeft als gevolg dat volgens ons acculturatie enkel wordt gemeten wanneer we vragen stellen die ons iets vertellen over de positie van een individu ten opzichte van de verschillende culturen, het heden bevragen en door het individu zelf worden beantwoord. Nu het duidelijk is wat we met het concept acculturatie bedoelen en welke gevolgen dit heeft voor het meten van acculturatie, proberen we om de verschillende facetten van acculturatie en hun elementen uit de literatuur af te leiden. We vergelijken de informatie die we in de literatuur vinden met items uit de bestaande
Facetten van Acculturatie
22
acculturatieschalen. Items uit bestaande acculturatieschalen die volgens ons acculturatie meten, kunnen worden gevonden in bijlage 2. Cultuur. Rudmin (2006) merkt op dat auteurs vaak gebruik maken van tweeledige vragen. Bij dit soort vragen wordt met één stelling zowel iets over de erf- als over de gastcultuur gevraagd (bv. Ik ga vaak om met personen uit mijn erfcultuur want ik vind personen uit mijn gastcultuur niet leuk). Een participant moet aangeven hoe sterk deze het eens is met de stelling. Wanneer de participant aangeeft dat de stelling matig van toepassing is, kunnen verschillende conclusies worden getrokken. Men kan besluiten dat de participant beide delen van de stelling matig van toepassing vindt of dat de participant het met een deel van de stelling eens is. Ondanks het feit dat uit dezelfde resultaten verschillende conclusies kunnen worden getrokken, maakt men volgens Rudmin (2010) toch gebruik van dit soort vragen omdat ze leiden tot gewenste onderzoeksresultaten. Om tot betere conclusies te komen, is het nodig om de bevraging van de gast- en erfcultuur gescheiden te houden. Dit is in overeenstemming met een bi-dimensionele visie op acculturatie die, zoals we eerder hebben aangehaald, algemeen aanvaard wordt in de literatuur omtrent acculturatie. Het behouden van erfcultuur en het overnemen van de gastcultuur zijn niet noodzakelijk gerelateerd aan elkaar. Ze moeten dus onafhankelijk van elkaar worden bepaald. De positie van een individu ten opzichte van de gast- en erfcultuur moeten we dus van elkaar onderscheiden. Het eerste acculturatiefacet dat we voorstellen is daarom 'cultuur' met als elementen de erf- en gastcultuur. Voor elk item hebben we bepaald ten opzichte van welke cultuur de positie van het individu wordt bevraagd. Dit kan in de derde kolom van de itemlijst in bijlage 2 worden teruggevonden. Wanneer een item de positie ten opzichte van de erfcultuur bevraagt, wordt dit aangeduid met 'erf'. Wanneer een item de positie van het individu ten opzichte van de gastcultuur bevraagt, wordt dit aangeduid met 'gast'. Als het item informatie over beide culturen bevraagt en dus een tweeledige vraag is, wordt dit aangeduid met 'G en E'. In tabel 2 wordt weergegeven hoeveel items er elke cultuur of beide culturen bevragen. Tabel 2 Aantal en percentage items dat de gast- of erfcultuur of beide culturen bevragen. Erfcultuur 193 48% gastcultuur Erf – en gastcultuur
108
28%
97
24%
Facetten van Acculturatie
23
Psychologie. Berry (1974) stelt dat de mate waarin een persoon de erfcultuur behoudt en de nieuwe cultuur overneemt zich manifesteren in de attitudes die een persoon heeft en de gedragingen die een persoon stelt. De positie die een persoon inneemt ten opzichte van de verschillende culturen kan volgens Berry dus zowel een attitude als een uiting van deze attitude in gedrag zijn. Dit komt overeen met wat we eerder de uitingen van waarden noemden. We leidden uit de literatuur af dat de uitingen van waarden niet enkel gedragingen zijn maar ook attitudes en overtuigingen die een persoon heeft. Vele auteurs onderscheiden psychologie van gedrag wanneer ze acculturatie onderzoeken (o.a. Graves, 1967; Kim & Abrue, 2001; Mariño et al. 2001). Met psychologie bedoelen ze attitudes, overtuigingen en voorkeuren die een persoon heeft met betrekking tot een cultuur. Met gedrag worden de culturele gedragingen die een persoon stelt, bedoeld. Gedrag omvat ook de vaardigheden die een persoon nodig heeft om in een cultuur te functioneren zoals kennis over de culturele gebruiken, normen en taal (Mariño et al. 2001). Het onderscheid tussen psychologie en gedrag komt sterk overeen met wat Keefe en Padilla (1987) bedoelen met cultureel bewustzijn van etnische trouw. Cultureel bewustzijn omvat volgens hen de kennis die een persoon heeft over de culturen waarmee deze in contact komt. Met etnische trouw bedoelen ze de mate waarin de persoon zich identificeert met een culturele groep en de voorkeuren van aan persoon betreffende culturele gedragingen. Ook Schaafsma, Nezlek, Krejtz en Safron (2010) maken een gelijkaardig onderscheid. Zij benoemen de kennis over een cultuur en culturele gedragingen van een persoon 'betrokkenheid'. Met de term 'hechting' bedoelen ze de mate waarin een persoon zich identificeert en verbonden voelt met de culturen waarmee deze in contact komt. Het is nodig om een onderscheid te maken tussen de culturele gedragingen die een persoon stelt en de attitudes, overtuigingen en waarden die deze heeft (Mariño et al., 2001; Ramírez, 1980). Mariño et al. (2001) argumenteren dat de culturele gedragingen die een persoon stelt namelijk niet steeds deze zijn die behoren tot de cultuur waarvan een individu de overtuigingen en attitudes heeft overgenomen. De acculturatiestrategie die een persoon verkiest, is niet altijd degene die deze volgt (Navas, garcía, Sánchez, Rojas, Pumares, & Fernández, 2005). De mate waarin een persoon de erfcultuur behoudt en de nieuwe cultuur overneemt is namelijk niet altijd een vrije keuze (Berry, 1974). Hieruit kunnen we weer afleiden dat de cultuur waarmee de attitudes, voorkeuren en overtuigingen van een persoon overeenkomen niet steeds wordt geuit in het gedrag van deze persoon. Externe factoren kunnen mee bepalen of de verkozen strategie wordt gevolgd. Wanneer een individu bijvoorbeeld woont in een buurt waarin enkel personen
Facetten van Acculturatie
24
van de erfcultuur wonen en al deze personen verwachten dat de gebruiken van de erfcultuur worden gevolgd, zal het niet steeds gemakkelijk zijn om tegen deze verwachtingen in te gaan. De persoon kan in dit geval een voorkeur hebben voor de gastcultuur maar zich toch gedragen zoals het hoort volgens de erfcultuur. Wat een individu wilt, voelt en belangrijk vindt, moeten we dus onafhankelijk bekijken van wat een individu werkelijk doet. Wanneer we de mate van acculturatie van een individu willen bepalen moeten we beide elementen dus apart bestuderen (Cheung, 1995; Duan & Vu, 2000). We kiezen er voor om 'uiting' als term te gebruiken om de culturele gedragingen die een persoon stelt aan te duiden. Met 'oriëntatie' bedoelen we de attitudes, voorkeuren en overtuigingen die een persoon heeft. We beschouwen uiting en oriëntatie als de elementen van het acculturatiefacet 'psychologie'. We kiezen er voor om dit facet van acculturatie 'psychologie' te noemen. In de psychologie als wetenschap wordt namelijk niet enkel het gedrag van individuen bestudeerd maar ook het innerlijke leven van individuen (Schouppe, 2006). De oriëntatie van een individu ten opzichte van de verschillende culturen behoort tot het innerlijke leven van het individu. We hebben voor alle items van de acculturatieschalen bepaald of ze de oriëntatie of uiting van een cultuur nagaan. Dit kan in de vierde kolom van de itemlijst in bijlage 2 worden teruggevonden. In tabel 3 wordt weergegeven hoeveel items uit de bestaande acculturatieschalen de oriëntatie of uiting van een individu bevragen betreffende een cultuur. Ongeveer evenveel vragen gaan de oriëntatie en uiting van het individu na. Tabel 3 Aantal en percentage items dat de oriëntatie of uiting van een individu bevragen. Oriëntatie 179 45% Uiting
219
55%
Context. Verscheidene auteurs hebben er al op gewezen dat het acculturatieproces en de gekozen acculturatiestrategie kunnen verschillen per levensdomeinen (o.a. Arends-Tóth & Van de Vijver, 2003; Phalet & Swyngedouw, 2003). Om dit te illustreren bekijken we als voorbeeld de taal die een individu kan spreken. Een individu kan de taal van de gastcultuur leren om goed te kunnen communiceren op het werk. Het is echter mogelijk dat deze thuis de taal van de erfcultuur blijft spreken omdat familieleden de taal van de gastcultuur niet kennen. In een werkcontext volgt het individu wat betreft taal een adaptatiestrategie. Thuis volgt dit
Facetten van Acculturatie
25
individu wat betreft taal echter een separatiestrategie. We willen opmerken dat er andere oorzaken voor het kiezen van een bepaalde acculturatiestrategie zijn dan degene die we aanhalen in dit voorbeeld. Personen kunnen wisselen van context en zich anders gedragen in verschillende contexten (Mars, 2008). Personen hebben als doel om goed te functioneren in alle contexten (Fiske, 1993). Een persoon kan een context vermijden, aanpassen of zichzelf aanpassen zodat het gemakkelijker wordt om er in te functioneren (Thompson, 1990). Perez en Padilla (2003) stellen dat dit de reden is waarom een individu dat zich in het acculturatieproces bevindt bepaalde vaardigheden betreffende een cultuur leert. Het individu kan onder andere de waarden, taal en culturele gebruiken van de cultuur leren. Een individu kan dus leren hoe men zich moet gedragen conform een bepaalde cultuur. Of deze het gedrag werkelijk zal stellen, kan verschillen per context. Naast de uiting van cultuur kan ook de culturele oriëntatie van een individu verschillen per context. Hiller en Chow (2005) onderzochten Chinese migranten in Canada. Ze concludeerden dat de participanten zich meer identificeren met de Chinese cultuur bij familieleden in vergelijking met publieke situaties. Net zoals een individu bepaalde culturele gedragingen selecteert, kiest deze bepaalde attitudes en een identiteit om goed te kunnen functioneren in elke context (Costignan, Su & Hua, 2009). In een acculturatiemeting kunnen we de verschillende contexten waarin een persoon terecht komt dus best van elkaar onderscheiden. We nemen daarom het acculturatiefacet 'context' op in onze afbakening. De elementen van het facet zijn 'in het algemeen', 'bij familie', 'in vrije tijd' en 'op het werk of school'. We hebben voor alle items die acculturatie bevragen, geoordeeld welke context ze bevragen. Dit kan in de vijfde kolom van de itemlijst in bijlage 2 worden teruggevonden. Tabel 4 Aantal en percentage items die acculturatie bevragen per context die we beschouwen. In het algemeen 246 62% Bij familie
46
12%
Vrije tijd
90
23%
Op het werk/school
16
4%
Facetten van Acculturatie
26
In tabel 4 wordt weergegeven hoeveel items uit de bestaande acculturatieschalen de oriëntatie of uiting van een individu bevragen betreffende een cultuur. We merken op dat er vooral algemene vragen worden gesteld. De verschillende contexten worden dus niet vaak van elkaar onderscheiden. Vooral specifiek voor de werkcontext wordt de positie van een persoon ten opzichte van de verschillende culturen weinig bevraagd. Domeinen. Een laatste facet van acculturatie dat we voorstellen is 'domein'. Het domein van acculturatie is wat specifiek bevraagd wordt. De mate waarin een individu de erfcultuur behoudt en de nieuwe cultuur overneemt kan anders zijn wanneer we verschillende domeinen van acculturatie bekijken (Navas et al. 2005). Het kan bijvoorbeeld dat een individu de taal van de gastcultuur leert maar enkel met personen uit de erfcultuur wil omgaan. Wat betreft het domein taal wordt dan de nieuwe cultuur overgenomen maar voor het domein sociale relaties wordt de erfcultuur behouden. Het is dus nodig om de verschillende domeinen van acculturatie te onderscheiden zodat voor elk domein afzonderlijk kan worden nagegaan in welke mate de persoon de erfcultuur behoudt en de nieuwe cultuur overneemt. Zoals werd aangegeven in de inleiding verschillen de domeinen van acculturatie die men bekijkt erg per acculturatie-instrument (Zane & Mak, 2003). We hebben alle items uit de acculturatieschalen ingedeeld in verschillende categorieën. In tabel 5 wordt weergegeven hoeveel items in elke categorie worden geplaatst. In bijlage 2 zijn de verschillende items in groepen onderverdeeld conform de categorie waartoe ze behoren. De categorienaam wordt aangegeven boven elke groep. In de zesde kolom van de tabel in bijlage 2 wordt meer specifiek omschreven waarover de inhoud van het item gaat.
Tabel 5 Aantal en percentage items per categorie. Waarden 9
2%
Cultuur en identiteit
52
13%
Culturele gebruiken
120
30%
86
22%
131
33%
Sociale relaties Taal
Facetten van Acculturatie
27
Een eerste categorie is 'waarden'. Hierin plaatsen we items die naar de waarden van een individu peilen en het belang dat het individu aan deze waarden hecht. We vermeldden reeds dat auteurs het er niet over eens zijn of de waarden van een individu kunnen veranderen wanneer deze met een nieuwe cultuur in contact komt. Om deze reden zullen we waarden niet opnemen als facet of facetelement van acculturatie. We focussen op de uitingen van waarden in het gedrag, de voorkeuren, overtuigingen en attitudes van een individu. In de categorie 'cultuur en identiteit' plaatsen we items die nagaan met welke cultuur, nationaliteit of etniciteit een individu zich identificeert en de mate van belang dat een individu hieraan hecht. Betancourt en Lopez (1993) merken op dat de termen etniciteit, nationaliteit en cultuur vaak als synoniemen worden gebruikt. Het is echter nodig om ze van elkaar te onderscheiden (Zagefka, 2008). Iemand met de Belgische nationaliteit kan bijvoorbeeld behoren tot de Vlaamse cultuur of tot Turkse etnische groep behoren. Onze voorkeur gaat uit naar de term cultuur omdat deze alle groepen, waaronder etnische groepen en personen met dezelfde nationaliteit, van toepassing kan zijn. Een andere categorie items die we onderscheiden, noemen we culturele gebruiken. Zoals in de inleiding werd vermeld, bedoelde Hofstede (2001) met culturele gebruiken de symbolen, helden en rituelen van een cultuur. De categorie omvat items die de kennis en uiting van culturele gebruiken nagaan. Voorbeelden hiervan zijn items die peilen naar de feesten die een individu viert, de kennis van bekende personen uit een cultuur van een individu en naar welke muziek een individu luistert. De categorie bevat ook items die de oriëntatie van een individu betreffende de culturele gebruiken nagaan. Voorbeelden hiervan zijn items die bevragen uit welke cultuur een persoon de kledij verkiest, het eten het lekkerste vindt en hoe belangrijk deze het vindt om gedrag te stellen dat typisch is voor een bepaalde cultuur. We merken op dat de categorie culturele gebruiken volgens ons ook items bevat die nagaan of het individu de actualiteit van een cultuur volgt en de geschiedenis er van kent. We beschouwen het begrip 'helden' van Hofstede (2001) namelijk zeer breed. We redeneren dat niet enkel bekende figuren een inspiratie kunnen zijn om te weten hoe men zich moet gedragen in een bepaalde cultuur. Belangrijke gebeurtenissen kunnen personen ook iets leren over wat gepast en gewenst is in een cultuur. Keefe en Padilla (1987) stellen dat het nodig is om na te gaan of een persoon de geschiedenis en actualiteit van een cultuur kent wanneer we de mate van acculturatie voor het individu bepalen. De categorieën 'cultuur en identiteit' en 'culturele gebruiken' omvatten dus samen vragen die nagaan met welke culturele groep een persoon zich identificeert en de
Facetten van Acculturatie
28
gedragingen, kennis of attitudes die deze heeft betreffende culturen en culturele gebruiken. Op basis van deze twee categorieën stellen we een eerste element van het domeinfacet van acculturatie voor. Dit element noemen we 'culturele identiteit'. Items die we hebben ingedeeld in de twee categorieën omvatten volgens ons dus het element culturele identiteit van het domeinfacet van acculturatie. We noemen het element culturele identiteit omdat we er hetzelfde mee bedoelen als Schwartz et al. (2006). Schwartz et al., en wij dus ook, bedoelen met de term culturele identiteit de affiniteit die een persoon heeft met de idealen van een cultuur. Ook omvat het begrip het label dat een persoon zichzelf wil geven. Dit label kan bijvoorbeeld een bepaalde etniciteit zijn. De mate waarin een persoon de idealen van een cultuur overneemt, uit zich volgens Schwartz et al. in de attitudes, overtuigingen en gedragingen van een persoon. In het acculturatieonderzoek wordt vaak benadrukt dat het belangrijk is om na te gaan hoe een individu het contact met personen uit de verschillende culturen ervaart (Padilla & Perez, 2003). We stellen daarom een volgend element voor het domeinfacet van acculturatie voor dat we 'sociale relaties' noemen. Om te kunnen vatten hoe een individu het contact met de verschillende culturen ervaart, is het niet enkel nodig om de kwantiteit van het contact na te gaan (Chirkov, 209). Chirkov stelt dat het ook nodig is om de kwaliteit van het contact te bestuderen. Het facetelement sociale relaties omvat voor ons daarom niet enkel of een individu met personen die behoren tot een bepaalde cultuur omgaat, maar ook of het individu deze personen leuk vindt, er mee wil omgaan en zich met hen identificeert. Het is nodig om de kwaliteit en kwantiteit van het contact van elkaar te onderscheiden (Schaafsma et al., 2010). Wanneer een individu met personen uit een bepaalde cultuur omgaat, betekent dit namelijk niet noodzakelijk dat deze zich met de culturele groep identificeert (Schaafsma et al., 2010). Naast de elementen culturele identiteit en sociale relaties onderscheiden we nog een laatste element voor het domeinfacet van acculturatie. Dit element noemen we taal. Taal wordt in de literatuur als een belangrijk aspect van cultuur en dus acculturatie beschouwd (Chirkov, 2009; Mariño et al., 2001). Zane en Mak (2003) onderzochten verschillende acculturatieschalen en concludeerden dat taal het meest bevraagde domein is. Fishman (1974) argumenteert dat personen enkel op dezelfde manier naar de wereld kijken wanneer hun taal hetzelfde is of op elkaar is afgestemd. Mariño et al. (2001) stellen dat het communiceren in een bepaalde taal meer omvat dan spreken, lezen en begrijpen. De taal van een persoon zorgt er volgens hen voor dat de persoon een specifieke redeneermethode ontwikkeld. Ook Hofstede (2001) stelt dat taal meer inhoudt dan het verwerven van woorden.
Facetten van Acculturatie
29
Om een taal echt te leren is het volgens hem nodig om een nieuw referentiekader te gebruiken. Dit heeft als gevolg dat het onmogelijk is voor een persoon om alle aspecten van een cultuur te begrijpen wanneer deze de taal die wordt gesproken in de cultuur niet volledig beheerst. Het idee dat personen die een verschillende taal spreken verschillende gedachten hebben, staat bekend als linguïstische relativiteit of de Whorf hypothese (Casasanto, 2008). Casasanto (2008) merkt op dat er veel kritiek is gekomen op deze benadering van taal. Dit komt volgens hem doordat vaak wordt gedacht dat linguïstische relativiteit betekent dat onze gedachten volledig gedetermineerd worden door onze taal. Dit is echter een onterechte interpretatie. Om aan te tonen dat ons denken niet volledig gedetermineerd wordt door taal, verwijst casasanto (2008) naar Pinker (1994). Deze auteur stelt dat baby's en afasiepatiënten kunnen denken zonder dat ze taal kunnen gebruiken. Linguïstische relativiteit houdt in dat ons denken gevormd wordt door de taal die we spreken (casasanto, 2008). Volgens een studie van Roysircar en Maestas (2002) verklaart taalgebruik bijna de helft van de variantie in de mate waarin personen accultureren. Volgens Rogler, Cortés & Malgady (1991) zou enkel taal mogen worden gemeten omdat anders onbetrouwbare metingen worden verkregen. Andere studies spreken dit echter tegen (e.g. Cortés, Deren, Andiá, Colón, Robles & Kang 2003). Hoewel we alle items omtrent taal tot de categorie culturele gebruiken kunnen rekenen, lijkt het ons toch zinvol om het als een apart element van het domeinfacet te beschouwen. Dit doen we omdat het in de literatuur als een belangrijk aspect van cultuur en acculturatie wordt beschouwd. Wanneer we de items uit de instrumenten bestuderen, zien we dat taal inderdaad vaak bevraagd wordt. Deze items zijn in bijlage 2 geplaatst in de categorie 'taal'. Karteringszin. Op basis van literatuur omtrent acculturatie en bestaande acculturatieschalen hebben we de facetten en facetelement van acculturatie in kaart gebracht. Een eerste facet is cultuur. Dit facet heeft als elementen erfcultuur en gastcultuur. Een tweede facet is psychologie en heeft als elementen uiting en oriëntatie. Een derde facet van acculturatie is context. Deze heeft als elementen in het algemeen, bij familie, in vrije tijd en op het werk of school. Een vierde en laatste facet dat we onderscheiden is het facet domein. Dit facet bevat de elementen culturele identiteit, sociale relaties en taal. Deze facetten en hun elementen vatten we in een karteringszin. Deze wordt afgebeeld in figuur 1. Wanneer we uit elk facet een element nemen en deze combineren, zijn er achtenveertig manieren om de karteringszin te lezen (bv. Een allochtoon oriënteert zich over
Facetten van Acculturatie
30
het algemeen met betrekking tot de culturele identiteit overeenkomstig de gastcultuur). We zijn voor elke elementencombinatie nagegaan hoeveel items uit de bestaande vragenlijsten deze elementencombinatie omvatten. De aantallen zijn terug te vinden in bijlage 4. We hebben reeds opgemerkt dat er veel tweeledige vragen zijn. Voor deze items hebben we apart bepaald welke elementencombinatie wordt bevraagd zonder rekening te houden met het cultuurfacet. Doordat we items die de waarden van een individu bevragen niet hebben beschouwd als een bevraging van een specifiek domein, hebben we deze niet opgenomen in deze beoordeling. Populatie Psychologie Een persoon (a)
oriënteert uit
Context zich
Domein de culturele identiteit taal sociale relaties
over het algemeen bij familie in zijn vrije tijd op het werk/school
met betrekking tot
Cultuur overeenkomstig de gastcultuur erfcultuur
Bereik ―――――――>
Helemaal mee eens Mee eens Een beetje mee eens Een beetje niet mee eens Niet mee eens Helemaal niet mee eens
Figuur 1. Karteringszin voor het concept acculturatie. Nieuwe acculturatieschaal. Op basis van de bekomen karteringszin ontwikkelen we een nieuwe acculturatieschaal. Voor onze nieuwe vragenlijst ontwikkelen we per leesmethode van de karteringszin drie items die alle elementen uit de leesmethode omvatten. We kiezen eerst de inhoud van de items. De inhoud is wat we specifiek vragen betreffende een acculturatiedomein. Doordat we voor elke elementencombinatie hetzelfde aantal items ontwikkelen, ontwerpen we evenveel items die de uiting of oriëntatie ten opzichte van de
Facetten van Acculturatie
31
cultuur bevragen. Om de specifieke inhoud van de nieuwe items te kiezen, bestuderen we wat voor elk domein bevraagd wordt in items uit de bestaande acculturatieschalen. In bijlage 2 hebben we in de zesde kolom aangegeven wat specifiek wordt bevraagd. Wat opvalt is dat vaak dezelfde of overlappende vragen worden gesteld. De vraag waarin wordt nagegaan welke taal een individu spreekt, komt bijvoorbeeld tweeënvijftig keer voor. We ontwerpen een acculturatieschaal die kan worden gebruikt om de mate van acculturatie te bepalen voor personen uit alle culturen. Een pluspunt van een algemeen toepasbare acculturatieschaal is dat we niet voor elke cultuur afzonderlijk moeten nagaan wat specifiek en belangrijk aan de cultuur is alvorens een schaal kan worden ontwikkeld (Mariño et al., 2001). We kiezen dus inhouden voor items die van toepassing kunnen zijn voor elke cultuur. Concrete vragen waaronder deze betreffende religie, traditionele dansen of kledingstijl hebben we dus vermeden. Het is namelijk niet zeker of de verschillende culturen waarmee een persoon in contact komt, verschillen op deze punten. We hebben wel enkele specifieke verwijzingen als voorbeelden toegevoegd bij items die nagaan of een individu volgens de culturele gebruiken van een cultuur leeft, of deze het belangrijk vindt om de culturele gebruiken te kennen en of deze volgt wat er gebeurt in een cultuur. Deze toevoegingen leiden ertoe dat de vraag meer duidelijk wordt voor een individu, maar het individu kan toch nog een persoonlijke invulling geven aan het item. Op deze manier vatten we in de meting wat voor het individu belangrijk is en hoe deze de cultuur ervaart. In onze afbakening van het acculturatieconcept hebben we reeds aangehaald dat het belangrijk is om op de perceptie van het individu te focussen. We willen de positie van een persoon ten opzichte van de culturen in de verschillende contexten kunnen vergelijken. Daarom stellen we vier keer dezelfde vraag maar toegepast op elke context. Dit heeft als gevolg dat we een inhoud voor de items kiezen die relevant kan zijn in alle contexten. Items die nagaan welke muziek een persoon luistert of waar een persoon naartoe gaat om te ontspannen, zijn bijvoorbeeld enkel van toepassing in een vrijetijdscontext. Deze hebben we dus vermeden. Na het kiezen van de inhoud voor de vragen hebben we de items ontwikkeld. Elke inhoud hebben we in acht items gebruikt. Vier keer wordt hetzelfde gevraagd voor elke context. De items voor elke context worden aangepast zodat ze eenmaal informatie betreffende de gastcultuur en eenmaal informatie betreffende de erfcultuur bevragen. Een lijst met de ontwikkelde items kan worden teruggevonden in bijlage 3. Achter elke vraag wordt aangegeven welke facetelementen worden bevraagd.
Facetten van Acculturatie
32
Bespreking en Conclusies. Als gevolg van een slechte conceptualisatie van acculturatie wordt acculturatie niet steeds op dezelfde manier gemeten (Snauwaerts et al., 2003). In de huidige studie hebben we geprobeerd om het concept acculturatie beter af te bakenen en een hierbij aansluitende meetmethode te ontwerpen. Op aanraden van verscheidene auteurs waaronder Rudmin (2009) hebben we eerst bekeken hoe een cultuur zich op het individuele niveau manifesteert alvorens acculturatie te bestuderen. Hierna hebben we bepaald wat tot het acculturatieconcept hoort en welke gevolgen dit heeft voor het meten van acculturatie. Om het mogelijk te maken om de nieuwe acculturatieschaal goed af te stemmen op onze afbakening van het acculturatieconcept, hebben we een beroep gedaan op de facet theorie van Guttman (1954). De facetten en facetelement van acculturatie hebben we met behulp van de literatuur omtrent acculturatie en bestaande acculturatieschalen in kaart gebracht. Voor elk item uit de bekeken acculturatieschalen hebben we bepaald of acculturatie wordt bevraagd. Indien acculturatie volgens ons werd bevraagd, hebben we bepaald welke facetten en facetelementen in het item worden gevat. We hebben de facetten van acculturatie en hun elementen uitgedrukt in een karteringszin. Op basis van deze karteringszin hebben we een nieuwe acculturatieschaal ontwikkeld. Wat betreft de manifestatie van cultuur op het individuele niveau kunnen we op basis van de literatuur het volgende concluderen. Elk individu maakt zich bepaalde waarden eigen doordat deze opgroeit in een specifieke context. Deze waarden uiten zich in en geven betekenis aan gedragingen, cognities, culturele gebruiken, attitudes en overtuigingen. De waarden of uitingen van waarden zijn dus wat we kunnen bestuderen wanneer we de cultuur van een individu willen onderzoeken. Het is dus ook hetgeen waar we naar kunnen kijken wanneer we willen nagaan hoe de cultuur van een persoon kan veranderen wanneer deze met een nieuwe cultuur in contact komt. Bij onze afbakening van acculturatie hebben we een onderscheid gemaakt tussen acculturatie en het volledige acculturatieproces. Het acculturatieproces omvat volgens ons alle posities die een persoon inneemt ten opzichte van de gast- en erfcultuur overheen de tijd. Ook omvat het de oorzaken en gevolgen van deze positie-innames. Acculturatie daarentegen is volgens ons enkel de huidige positie van een individu ten opzichte van de verschillende culturen. Dit heeft als gevolg dat we items enkel als een acculturatiemeting beschouwen wanneer het heden wordt bevraagd, de informatie wordt vergaard bij het individu dat we willen onderzoeken en er enkel vragen worden gesteld die ons iets bijbrengen over de positie van een individu ten opzichte van de verschillende culturen waarmee deze in contact komt.
Facetten van Acculturatie
33
Items uit de bestaande acculturatieschalen die volgens ons acculturatie niet meten, bevragen demografische gegevens, algemene vaardigheden, problemen en attitudes, het verleden, acculturatieve stress, de gepercipieerde discriminatie of geven ons informatie over een individu dat we niet willen onderzoeken. Informatie die vergaard wordt met behulp van deze vragen kan mogelijk gelinkt worden aan acculturatie. Het zijn namelijk mogelijke oorzaken of gevolgen van de huidige mate van acculturatie en kunnen gemeten worden om het acculturatieproces in kaart te brengen. Onze afbakening van het acculturatieconcept heeft ertoe geleid dat items die we als metingen van acculturatie beschouwen inderdaad allemaal waarden of uitingen van waarden bevragen. We hebben verschillende groepen items van elkaar onderscheiden die een andere inhoud hebben. Op basis van al deze groepen, behalve de groep waarden, hebben we de elementen van het facet domein van acculturatie gekozen. Door de categorie waarden niet op te nemen in een facetelement van het facet domein focussen we in onze afbakening en nieuwe acculturatieschaal op de uitingen van waarden. Dit hebben we gedaan omdat de waarden van een persoon enkel indirect te observeren zijn. Indien zal blijken dat waarden kunnen veranderen, worden ze gevat in onze afbakening en vragenlijst doordat de uitingen van waarden worden gemeten. De categorie waarden is een domeinoverschrijdende categorie. Alle domeinen van acculturatie omvatten namelijk uitingen van waarden. Dat items in al deze elementen de uitingen van waarden meten, is vanzelfsprekend voor items die tot de elementen culturele identiteit of taal worden gerekend. We hebben eerder aangegeven dat verscheidene auteurs waaronder Hofstede (2001) de taal die een persoon spreekt als een cultureel gebruik beschouwen en dat deze culturele gebruiken uitingen van waarden zijn. We kunnen echter ook stellen dat items in de categorie sociale relaties uitingen van waarden bevragen. Volgens Schwartz et al. (2006) gaat een individu namelijk om met personen of vindt een individu personen leuk omdat ze dezelfde waarden delen. We kunnen items die behoren tot de categorie sociale relaties dus beschouwen als een indirecte meting van de waarden van een individu. Het is echter nodig om op te merken dat een individu ook met personen kan omgaan uit praktische overwegingen. We haalden eerder aan dat auteurs zoals Thompson (1990) stellen dat individuen contexten kunnen vermijden, aanpassen of zichzelf aanpassen zodat ze optimaal blijven functioneren. We kunnen personen als een onderdeel van deze contexten beschouwen. Deze personen kunnen dus iets zijn dat een individu, die zich in het acculturatieproces bevindt, wilt vermijden of veranderen. Ook is het mogelijk dat een individu zichzelf aanpast wanneer deze met bepaalde personen omgaat. Om dit te illustreren,
Facetten van Acculturatie
34
beschouwen we als voorbeeld een individu die met een persoon samenwerkt zodat een doel kan worden bereikt. Het is in dit geval uit praktische overwegingen dat de individuen met elkaar omgaan en niet omdat hun waarden overeen komen. Deze opmerking illustreert nogmaals hoe belangrijk het is dat we hetgeen een persoon wil en wat deze persoon doet van elkaar moeten onderscheiden. We hebben in onze acculturatieafbakening rekening gehouden met het onderscheid tussen wat mensen willen en doen. Dit wordt gevat in het facet dat we psychologie noemen met de elementen uiting en oriëntatie. Een persoon kan zich anders uiten of oriënteren in verschillende contexten. Dit hebben we gevat door context als een acculturatiefacet te beschouwen met als elementen in het algemeen, bij familie, in vrije tijd en op het werk of school. We hebben er voor gekozen om dezelfde vraag te stellen betreffende elke context. Hierdoor hebben we ons beperkt tot meer algemene vragen. We willen opmerken dat het wel mogelijk is om op basis van onze karteringszin zeer specifieke vragen te ontwikkelen. We merken op de bestaande acculturatieschalen niet vaak een onderscheid maken tussen de verschillende contexten waarin een persoon functioneert. Meer dan de helft van de items bevragen informatie over het behouden van de erfcultuur en het overnemen van de gastcultuur over alle contexten heen. In het cultuurfacet van acculturatie maken we een onderscheid tussen de gast- en erfcultuur van een individu. We hebben dus een bi-dimensionale visie op acculturatie. Bij het ontwerpen van de items hebben we dezelfde inhoud gebruikt om een vraag te ontwerpen die gericht is op de erf- en gastcultuur. Dit heeft als gevolg dat alle vragen twee keer worden gesteld maar de ene keer gericht op de erfcultuur en de andere keer gericht op de nieuwe cultuur. Uit onderzoek blijkt dit de beste methode om acculturatie te bevragen (Kim & Abreu, 2001; Matsudaira, 2006). Dit wordt de bilineale bevragingsmethode genoemd. We merken op dat er enkel vragen ontworpen zijn die nagaan of een cultuur wordt behouden of overgenomen. Het is mogelijk om op basis van onze karteringszin items te ontwerpen die het verwerpen van een cultuur bevragen. Dit hebben we echter niet gedaan omdat deze vragen een vrij negatieve connotatie hebben en dus misschien negatieve emoties of reacties uitlokken bij een persoon die de vragenlijst invult. Ook kan het bevragen van het verwerpen van de cultuur ertoe leiden dat personen meer de neiging krijgen om sociaal wenselijke antwoorden te geven. Samengevat hebben we in deze studie het acculturatieconcept afgebakend. Door de facetten van acculturatie te beschrijven, hebben we de verschillende onderdelen van het acculturatieconcept proberen te vatten. Hoe deze onderdelen gerelateerd zijn aan elkaar werd
Facetten van Acculturatie
35
verwoord in een karteringszin. Op basis van de karteringszin hebben we een nieuwe acculturatieschaal ontworpen. Omdat alle items een element bevatten uit elke facet en er evenveel items zijn ontworpen voor elke facetcombinatie denken we de mate van acculturatie voor een individu volledig te kunnen vatten met behulp van onze schaal. Of dit het geval is, zullen we bekijken in de tweede studie. Studie 2 We hebben in de eerste studie geprobeerd om de onderdelen van het acculturatieconcept in kaart te brengen door de verschillende facetten van acculturatie en hun elementen te achterhalen. De relatie tussen de facetten hebben we verwoord in een karteringszin. De elementencombinaties van de verschillende facetten kunnen we als verschillende categorieën beschouwen. In totaal bekomen we achtenveertig categorieën. We hebben items uit bestaande acculturatieschalen in de verschillende categorieën onderverdeeld. Omdat zoveel items die acculturatie meten geclassificeerd kunnen worden in de categorieën, kunnen we stellen dat we alle delen van het acculturatieconcept vatten in ons classificatiesysteem (Borg & Groenen, 2005). Het hebben van een goed classificatiesysteem is een belangrijk begin voor de afbakening van een construct. Op basis van een een goed classificatiesysteem kunnen namelijk gemakkelijk items worden ontwikkeld. De schaal die werd ontwikkeld in de eerste studie is gebaseerd op onze afbakening van het acculturatieconcept. Het is echter nodig om na te gaan of de voorgestelde onderdelen van een concept werkelijk te observeren zijn (Borg & Groenen, 2005). We moeten nagaan of we werkelijk meten wat we pretenderen te meten. Daarom zullen we in deze studie onze acculturatieschaal valideren. We zullen nagaan of we de voorgestelde onderdelen kunnen terugvinden in de data die we verkrijgen door onze schaal bij verschillende personen af te nemen. We doen dit bij allochtonen die in België wonen, Nederlands spreken en van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn. Volgens de dienst emancipatie van de Vlaamse overheid is een allochtoon een persoon met een niet-Europese nationaliteit of een persoon waarvan minstens een ouder of twee grootouders de nationaliteit van een land buiten Europa hebben (http://www.Vlaanderen.be/emancipatiezaken). We kiezen als doelgroep personen van Turkse of Marokkaanse afkomst omdat ze de meest voorkomende niet-dominante culturele groepen in Vlaanderen zijn. Alle generaties migranten komen in aanmerking om de vragenlijst in te vullen. Om de generatie van een persoon te bepalen, doen we een beroep op het onderscheid dat Leman (2001) maakt. Eerste generatiemigranten in Vlaanderen zijn volgens hem personen die niet in Vlaanderen geboren zijn. Tweede generatiemigranten zijn personen waarvan een of
Facetten van Acculturatie
36
beide ouders niet in Vlaanderen geboren zijn. Migranten van de derde generatie zijn volgens hem personen waarvan een of meerdere grootouders niet in Vlaanderen geboren zijn. Hoewel we een specifieke doelgroep hebben, merken we op dat de ontworpen schaal kan worden voorgelegd aan alle personen die met meer dan één cultuur in contact komen, ongeacht de reden waarom ze met elkaar in contact komen of de cultuur waartoe ze oorspronkelijk behoren. Om na te gaan of we de voorgestelde aspecten kunnen terugvinden in onze data doen we weer een beroep op de facet theorie van Guttman (1954). Wanneer items zijn ontwikkeld op basis van combinaties van elementen uit de verschillende onderdelen van een construct, stelt hij voor om een multidimensionale schalinganalyse uit te voeren. De analysemethode geeft in een multidimensionale ruimte visueel weer hoe verschillend wordt geantwoord op de verschillende items. Elk item komt overeen met een punt in de ruimte. De relatieve afstanden tussen de punten geven weer hoe verschillend de antwoorden op de items waren. We hebben onze items ontworpen op basis van de verschillende categorieën die ontstaan door de elementencombinaties van de facetten van acculturatie te combineren. We verwachten dat elke categorie een ander onderdeel van acculturatie omvat. Participanten kunnen dus verschillende antwoorden geven op items uit verschillende categorieën. Wanneer onze voorgestelde structuur voor het acculturatieconcept zeer duidelijk terug te vinden is in de data voorspellen we dat items uit dezelfde categorieën kort bij elkaar worden afgebeeld in de ruimte. Items uit verschillende categorieën zullen ver van elkaar liggen in de ruimte. Wanneer de structuur minder duidelijk tot uiting komt verwachten we dat de verschillende regio's in de ruimte overeenkomen met de verschillende elementen die we van elkaar onderscheiden in de facetten. De multidimensionale schalinganalyse stelt de items in een ruimte voor met een bepaald aantal dimensies. We zullen bekijken uit hoeveel dimensies deze ruimte moet bestaan om de verschillen tussen de datapunten het best te kunnen weergeven. Wanneer de onderdelen van acculturatie die we hebben voorgesteld terug te vinden zijn in de data, voorspellen we dat de dimensies en hun aantal overeenkomen met de facetten van acculturatie of hun elementen die we hebben voorgesteld. Naast de multidimensionale schalinganalyse zullen we ook een factoranalyse uitvoeren. Dit is een tweede methode om de verschillende aspecten van de verkregen data in kaart te brengen. We verwachten dat uit deze analyse dezelfde structuur naar voren zal komen. De dimensies die naar voren komen in een multidimensionale schalinganalyse lijken namelijk op factoren uit een factoranalyse (Kruskal & Wish, 1978). Een factoranalyse geeft echter vaak
Facetten van Acculturatie
37
meerdere dimensies als oplossing in vergelijking met een multidimensionale schalinganalyse (Brazil & Grofman, 2002). We zullen geen totaalscore voor de mate van acculturatie voor de participanten berekenen. We hebben duidelijk gemaakt dat het concept acculturatie volgens ons uit verschillende onderdelen bestaat. De scores op de verschillende onderdelen van acculturatie worden in onderzoek vaak samengeteld tot één totaalscore die de mate van acculturatie aangeeft (Arends-Tóth & Van de Vijver, 2007). Arends-Tóth en Van de Vijver (2007) wijzen erop dat het niet correct is om dit te doen. We zullen ons baseren op de dimensies die naar voren komen uit de structurele analyses om te bepalen welke totaalscores berekend kunnen worden. We zullen nagaan hoe deze totaalscores variëren over proefpersonen en met elkaar vergelijken. Specifiek verwachten we dat de verschillende dimensies die naar voren komen uit de structurele analyse overeenkomen met de facetten van acculturatie en hun elementen die we in de eerste studie hebben beschreven. Ten eerste verwachten we dat het facet cultuur zichtbaar wordt. In de multidimensionale ruimte zal dit naar voren komen doordat een regio items bevat die de mate meten waarin de erfcultuur wordt behouden. Een andere regio zal items bevatten die nagaan in welke mate de gastcultuur wordt overgenomen. In de factoranalyse verwachten we dat dit naar voren zal komen in een factor voor adaptatie en een behoud. Ten tweede verwachten we dat het facet psychologie zichtbaar wordt. In de multidimensionale ruimte zal dit naar voren komen doordat een regio items bevat die uitingen van een cultuur in het gedrag meten. Een andere regio zal items bevatten die de oriëntatie van een persoon ten opzichte van een cultuur meten. In de factoranalyse verwachten we dat dit naar voren zal komen in een uiting- en oriëntatiefactor. Ten derde verwachten we dat we per context verschillende regio's in de ruimte kunnen onderscheiden en er verschillende factoren naar voren komen die overeenkomen met de verschillende contexten waarvoor acculturatie wordt gemeten. Het laatste dat we kunnen verwachten is dat verschillende regio's in de ruimte overeenkomen met de verschillende domeinen van acculturatie die worden bevraagd. In de factoranalyse kunnen verschillende factoren die overeenkomen met de domeinen naar voren komen. Voor de dimensies die zichtbaar worden, berekenen we een totaalscore. We zullen bekijken hoe de variatie in de scores kan worden verklaard. Dit doen we door ze te linken aan kenmerken van de participanten. Indien een facet niet kan teruggevonden worden in de structuur van de data zullen we nagaan of de berekende schaalscores verschillen per element
Facetten van Acculturatie
38
van het facet. Hoewel deze elementen niet teruggevonden kunnen worden in de structuur van de datapunten kunnen ze mogelijk wel variatie in de scores verklaren. De items van de test zijn ontwikkeld op basis van de verschillende elementencombinaties van de facetten van acculturatie die we in kaart hebben gebracht. Items die eenzelfde elementencombinatie omvatten, meten volgens ons hetzelfde. We zullen dit nagaan door de interne consistentie van items uit dezelfde elementencombinatie te bekijken. Methode Participanten. Alle deelnemers wonen in België en kunnen Nederlands lezen. 171 personen hebben deelgenomen aan het onderzoek. Negen hiervan hebben de vragenlijst niet volledig ingevuld. De overgebleven participanten zijn 72 mannen en 90 vrouwen. 80 deelnemers zijn student en de overige 82 werken. Hun leeftijd varieert van 18 tot 48 jaar en hun gemiddelde leeftijd is 24. Twee personen zijn eerste generatiemigranten met een Turkse erfcultuur. Drie personen zijn derde generatiemigranten met een Turkse erfcultuur. De rest van de deelnemers zijn tweede generatiemigranten. Hiervan hebben er 93 een Turkse erfcultuur, 23 een Arabische, 18 een Berberse en 3 een Koerdische. Meting. We meten de mate van acculturatie met de acculturatieschaal die werd ontwikkeld in de eerste studie. De vragen worden aangepast zodat in plaats van de gastcultuur, specifiek de Belgische/Vlaamse cultuur wordt bevraagd. In plaats van de taal van de gastcultuur, wordt specifiek het Nederlands bevraagd. De volgorde van de vragen werd aangepast zodat alle vragen omtrent uiting eerst werden gesteld. Afgewisseld werden twee vragen gericht op de gastcultuur en twee vragen gericht op de erfcultuur gesteld. Om beurt volgden vragen omtrent de culturele identiteit, sociale relaties en taal elkaar op. De antwoordalternatieven zijn helemaal eens, eens, een beetje eens, een beetje oneens, oneens, helemaal oneens. We hebben een oneven aantal antwoordalternatieven gebruikt zodat een persoon geen neutraal antwoord kan geven. Deze neutrale antwoorden zijn namelijk niet eenduidig te interpreteren (Garland, 1991). Procedure. De vragenlijst moet online worden ingevuld. Participanten konden deze vragenlijst bereiken via een internetlink. Om personen te vinden die in aanmerking kwamen om deel te nemen aan het onderzoek, werd een internetlink naar de vragenlijst doorgestuurd met een vermelding waarin werd beschreven welke personen in aanmerking kwamen om deel te nemen en een korte uitleg over het onderzoek. De link werd doorgestuurd naar het persoonlijk netwerk van de onderzoekers via e-mail of de sociale netwerksite facebook. De
Facetten van Acculturatie
39
link werd gepost op internetpagina's die mogelijk vaak bezocht worden door de doelgroep. Verenigingen waarnaar de internetlink werd doorgestuurd zijn studentenorganisatie AIESEC, Verbal vision en het minderhedenforum. De gecontacteerde personen werden aangemaand om de link naar zoveel mogelijk personen door te sturen die in aanmerking kwamen om deel te nemen. Alvorens dat personen de vragenlijst konden invullen, werd hen een korte uitleg over het onderzoek en de vragenlijst gegeven. Hierna werd hen gevraagd om een informed consent in te vullen. Eerst werden enkele algemene vragen gesteld. Hierna werd de acculturatieschaal aangeboden. De participant kreeg de opdracht om aan te geven hoe sterk deze het eens was met elk item. De vragen stonden verspreid over verschillende pagina's. De participant werd verplicht alle vragen op een pagina in te vullen alvorens deze naar de volgende pagina kon. Op het einde van de vragenlijst bedankten we de participant voor hun deelname aan het onderzoek. Een voorbeeld van de volledige vragenlijst en bijkomende informatie die aan de deelnemers werd gegeven en gevraagd, kan worden teruggevonden in bijlage 5. Resultaten De negen personen die de vragenlijst niet volledig hadden ingevuld, werden verwijderd voor verdere analyse. De antwoorden werden gecodeerd als volgt. Het antwoord helemaal oneens kreeg een score 1, het antwoord oneens een score 2, het antwoord beetje oneens een score 3, het antwoord beetje eens een score 4, het antwoord eens een score 5, het antwoord helemaal eens een score 6. Alle analyses werden uitgevoerd op basis van deze scores met behulp van SPSS Statistics 19. Multidimensionale schalinganalyse. We hebben een multidimensionale ALSCAL schalinganalyse uitgevoerd op de dissimilariteitsmatrix van de data. Uit deze analyse komt naar voren dat een tweedimensionale oplossing het best de datapunten voorstelt in de ruimte (Dispersion accounted for = .97; Tuckers' Coefiicient of congruence = .98). We kunnen uit de scree-grafiek die wordt afgebeeld in figuur 2 afleiden dat de stress sterk daalt wanneer men de data voorstelt in een tweedimensionale in plaats vaan een eendimensionale ruimte. Bij een tweedimensionale oplossing is de stresswaarde zeer laag (Stress = 0.04). Dit betekent dat euclidische afstanden tussen de punten in de ruimte sterk overeenkomen met de dissimilariteiten tussen de verschillende scores in de dissimilariteitsmatrix.
Facetten van Acculturatie
40
Figuur 2. Stress-waarde voor verschillende aantallen dimensies waarin de datapunten kunnen worden voorgesteld.
Figuur 3. Datapunten in een tweedimensionale ruimte
Facetten van Acculturatie
41
Figuur 3 geeft de verschillende datapunten ten opzichte van elkaar weer in een tweedimensionale ruimte. Items die dezelfde elementencombinatie omvatten, krijgen dezelfde lettercombinatie als label. Items met dezelfde lettercombinatie krijgen geen cijfer achter hun label, het cijfer 1 of 2 zodat kan worden achterhaald welk item het is. In de ruimte kunnen we twee itemclusters duidelijk van elkaar onderscheiden die overeenkomen met de elementen van het facet cultuur. Een eerste groep bevat allemaal items die de mate van overname van de gastcultuur bevragen en bevinden zich bovenaan in de ruimte. Deze items hebben de letter G in hun omschrijving. Binnen deze clusters zijn de verschillende elementen van het domeinfacet van elkaar te onderscheiden. We zien in de onderste regio's van deze cluster vooral items die culturele identiteit bevragen. Dit zijn de punten die als voorlaatste letter in hun omschrijving de letter C hebben. Meer bovenaan, beginnend in het midden en uitwijkend naar rechts, komen vooral items voor die taal bevragen. Dit zijn de punten die als voorlaatste letter in hun omschrijving de letter T hebben. Ook meer bovenaan, beginnend in het midden maar uitwijkend naar links, komen vooral items voor die sociale relaties bevragen. Dit zijn de punten die als voorlaatste letter in hun omschrijving de letter S hebben. Regio's waarin items vallen die verschillende contexten bevragen zijn minder goed te onderscheiden. Items die de mate van culturele adaptatie nagaan op het werk of school komen vooral voor vanaf het midden en uitwijkend naar rechts. Dit zijn de punten die als laatste letter in hun omschrijving de letter W hebben. Vanaf het midden en uitwijkend naar de linkerkant komen vooral items voor die de mate van culturele adaptatie nagaan wanneer een persoon bij familie is. Dit zijn de punten die als laatste letter in hun omschrijving de letter F hebben. Items die adaptatie in de vrije tijdscontext en in het algemeen bevragen, komen vooral in het midden voor. Deze hebben als laatste letter in hun omschrijving de letter V en A. We merken op dat de items die de elementen oriëntatie en uiting van het psychologiefacet van acculturatie bevragen niet in een specifieke regio voorkomen. Deze items zijn te herkennen doordat hun omschrijving begint met Or of U. Wanneer we de correlatie tussen de antwoorden op deze items berekenen, zien we dat deze hoog is (r = .764; p < .01). De items worden dus gelijkaardig beantwoord. Een andere groep items bevragen de mate van het behouden van de erfcultuur. Deze items hebben de letter E in hun omschrijving. Hierin zijn de verschillende elementen van andere facetten echter niet goed in te onderscheiden. Enkel vanaf het midden uitwijkend naar links zien we vooral items die de mate van cultuurbehoud nagaan op het werk of school. We merken op dat dit de tegenovergestelde regio is in vergelijking met items die de mate van
Facetten van Acculturatie
42
cultuuradaptatie nagaan op het werk of school. Hier wijkt het item met als label UETW2 sterk vanaf. Dit item gaat na hoe belangrijk het individu het vindt om de taal van de erfcultuur te begrijpen op het werk. Ook het item met label OrECW1 wijkt hiervan af. Dit item bevraagt of een persoon zich gedraagt zoals het hoort volgens de erfcultuur op het werk. Over het algemeen kunnen we stellen dat de items die cultuurbehoud en culturele adaptatie op het werk bevragen zeer verschillend worden beantwoord. De overige elementen zijn niet echt terug te vinden in een specifieke regio. Factoranalyse. We voeren eerst een scree-test uit om na te gaan hoeveel factoren we best van elkaar kunnen onderscheiden. Het resultaat van deze test wordt afgebeeld in figuur 5. We zien dat de lijn in de grafiek vrij horizontaal begint te lopen vanaf dat er drie factoren de data omschrijven. We concluderen dat de data het best kunnen worden gevat door drie factoren.
Figuur 5. Scree plot die naar voren komt uit de factoranalyse. We voeren een factoranalyse met varimaxrotatie uit. Wanneer drie factoren uit de data naar voren komen wordt 60% van de variantie in de data verklaard. De eerste factor verklaart 24% van de variantie, de tweede 22% en de derde 14%. Hoe sterk alle items op de verschillende factoren laden, kan worden gevonden in bijlage 6. Alle items die hoog laden op de eerste factor bevragen de culturele adaptatie van een individu. We hebben de items
Facetten van Acculturatie
43
aangeduid. In de bijlage 6 zijn dit items waarin een G voorkomt in het itemlabel. We noemen deze eerste factor de adaptatie. De tweede factor noemen we behoud. Alle items die hoog laden op deze factor bevragen het behoud van de erfcultuur van een individu. Ook deze items hebben we aangeduid in de factorladingmatrix in bijlage 6. De items die hoog laden op de factor hebben we aangeduid. Wat de derde factor inhoudt, is moeilijker te achterhalen. In bijlage 7 worden de items opgesomd die hoog of zeer laag laden op deze factor en hun ladingen worden er bij vermeld. We zien dat items die hoog laden op deze derde factor allen de mate van culturele adaptatie nagaan, voornamelijk over culturele identiteit en sociale relaties gaan, alle contexten bevragen en zowel de culturele oriëntatie als uiting van een persoon bevragen. Items die laag laden op de factor bevragen allen het behoud van de erfcultuur, voor alle contexten, geen specifiek domein en zowel de culturele oriëntatie als uiting van een persoon. We concluderen dat deze factor net als de eerste factor het element adaptatie omvat en deels de domeinenelementen sociale relaties en culturele identiteit. Schaalscores. Uit de multidimensionale schaling en factoranalyse komt naar voren dat we de facetelementen van het facet cultuur duidelijk kunnen terugvinden in de structuur van de data. We beschouwen de gemiddelde score voor items die het facetelement erfcultuur omvatten als een score voor de behoudschaal. We beschouwen de gemiddelde score voor items die het facetelement gastcultuur omvatten als een score voor de adaptatieschaal. Zowel de adaptatie (a = .98) als behoudschaal (a = .98) zijn betrouwbaar. De gemiddelde totaalscores en standaardafwijking voor het behouden van de erfcultuur en het overnemen van de gastcultuur voor de participanten is terug te vinden in tabel 6. Er kan maximum een score van zes worden behaald. De behaalde scores op de adaptatie- en behoudschaal correleren sterk negatief (r = -.621; p < .01). We hebben bepaald of er participanten zijn die zeer hoog of zeer laag scoren op de behoud- of adaptatieschaal. We hebben een score als hoog beschouwd wanneer meer dan twee standaardafwijkingen boven het gemiddelde wordt gescoord. We hebben een score als laag beschouwd wanneer meer dan twee standaardafwijkingen onder het gemiddelde wordt gescoord. Vier personen scoren laag op behoud, tien personen hoog op adaptatie en 2 personen scoren hoog op adaptatie en laag op behoud. Meer informatie over de eigenschappen van deze personen kan teruggevonden worden in bijlage 9.
Facetten van Acculturatie
44
Tabel 6 Gemiddelde scores en standaardafwijkingen afzonderlijk voor adaptatie en behoud en per facetelement afzonderlijk voor adaptatie en behoud. Adaptatie
Behoud
Gemiddelde
Standaarddeviatie Gemiddelde
Standaarddeviatie
4,39
0.70
4,45
0.67
Oriëntatie
4,33
0.69
4,50
0.64
Uiting
4,44
0.73
4,41
0.74
Culturele identiteit 4,01
0.67
4,43
0.02
Sociale relaties
4,24
0.76
4,47
0.72
Taal
4,88
0.76
4,40
0.77
Algemeen
4,61
0.67
4,67
0.81
Bij familie
3,74
0.84
4,95
0.69
Vrije tijd
4,41
0.75
4,46
0.73
Werk/school
4,75
0.67
3,74
0.74
Covariantie-analyse. Om na te gaan of de score op de behoudschaal kan worden verklaard door verschillen tussen de participanten voeren we een 2(student) x 2 (erfcultuur) univariate tussen subjecten covariantie-analyse uit gecontroleerd voor leeftijd met als afhankelijke variabele de score die de participanten halen op de behoudschaal. Omdat er maar drie personen met de Koerdische cultuur als erfcultuur deelnemen aan het onderzoek werden ze uit de analyse weerhouden. De proportie verklaarde variantie in de data is 35%. We observeren een hoofdeffect van de variabele student (F (1,152) = 38,4; p < .001). Studenten scoren significant hoger op de adaptatieschaal in vergelijking met niet-studenten. Er is geen effect van de erfcultuur waartoe een persoon behoort (F (2,152) = 1,6; p = .2). We observeren een interactie-effect tussen de factoren student en erfcultuur (F (2,152) = 4,4; p < .05). Het verschil tussen de score op de behoudschaal voor studenten en niet-studenten is groter wanneer deze personen de Turkse cultuur als erfcultuur hebben. Dit wordt grafisch voorgesteld in figuur 6.
Facetten van Acculturatie
45
Figuur 6. Interactie tussen de variabele student en erfcultuur in de scores voor cultureel behoud bij een leeftijd van 24 jaar. In het blauw de gemiddelde scores voor participanten met een Turkse erfcultuur, het geel deze met een Arabische en groen deze met een Berberse. Om na te gaan of de score op de adaptatieschaal kan worden verklaard door verschillen tussen de participanten voeren we een 2(student) x 2 (erfcultuur) univariate tussen subjecten covariantie-analyse uit gecontroleerd voor leeftijd met als afhankelijke variabele de score op de adaptatieschaal. Weer werden personen met de Koerdische cultuur als erfcultuur uit de analyse weerhouden. De proportie verklaarde variantie in de data is 12%. We observeren een hoofdeffect van de variabele student (F (1,152) = 5,9; p < .05). Studenten scoren significant lager op de behoudschaal in vergelijking met niet-studenten. Er is geen effect van de erfcultuur waartoe een persoon behoort (F (2,152) = 0,5; p = .6). We observeren een interactie-effect tussen de factoren student en erfcultuur (F (2,152) = 7,3; p < .05). Het verschil tussen de score op de adaptatieschaal voor studenten en niet-studenten is groter
Facetten van Acculturatie
46
wanneer deze personen de Turkse cultuur als erfcultuur hebben. Dit wordt grafisch voorgesteld in figuur 7.
Figuur 7. Interactie tussen de variabelen student en erfcultuur bij een leeftijd van 24 jaar in de scores voor culturele adaptatie. In het blauw de gemiddelde scores voor participanten met een Turkse erfcultuur, het geel deze met een Arabische en groen deze met een Berberse. Herhaalde metingen covariantie-analyse. Omdat we op basis van onze afbakening van acculturatie verwachten dat de verschillende facetelementen van elkaar te onderscheiden zijn, bekijken we of de scores voor het behouden van de erfcultuur en het overnemen van de gastcultuur verschillen afhankelijk van het element dat wordt bevraagd per facet. Om de resultaten interpreteerbaar te houden, hebben we dit voor alle facetten afzonderlijk gedaan. Enkel relevante resultaten worden verwoord. Voor elk element uit de facetten psychologie, domein en context hebben we de gemiddelde adaptatie- en behoudscore berekend. De gemiddelden en hun standaardafwijkingen kunnen teruggevonden worden in tabel 6.
Facetten van Acculturatie
47
We hebben een een 2 (cultuur) x 2 (psychologie) x 2 (student) gemixte herhaalde metingen variantie-analyse uitgevoerd, gecontroleerd voor leeftijd. Er werd een hoofdeffect gevonden voor cultuur (F (1,159) = 16,9; p < .001). De participanten scoren hoger op adaptatie dan op de behoudschaal. We observeren een interactie tussen cultuur en student (F (1,159) = 16,9; p < .001). Studenten scoren hoog op de adaptatieschaal en laag op de behoudschaal. Niet-studenten scoren lager op de adaptatieschaal en hoger op de behoudschaal. Er is geen interactie tussen cultuur en psychologie (F (1,159) = 1,98; p = .16). We hebben een een 2 (cultuur) x 3 (domein) x 2 (student) gemixte herhaalde metingen variantie-analyse uitgevoerd, gecontroleerd voor leeftijd. Er werd weer een hoofdeffect gevonden voor cultuur (F (1,159) = 19,9; p < .001). De participanten scoren hoger op adaptatie dan op de behoudschaal. We observeren weer een interactie tussen cultuur en student (F (1,159) = 26,0; p < .001). Studenten scoren hoog op de adaptatieschaal en laag op de behoudschaal. Niet-studenten scoren lager op de adaptatieschaal en hoger op de behoudschaal. Er is een interactie tussen cultuur en domein (F (1,159) = 7,49; p < .05). Uit de grafiek in figuur 8 zien we dat de adaptatiescore voor het domein taal veel hoger is dan de andere scores.
Facetten van Acculturatie
48
Figuur 8. Het interactie-effect tussen domein en cultuur. Met taal als domein 1, sociale relaties als domein 2 en culturele identiteit als domein 3. De blauwe lijn is de gemiddelde adaptatiescore en de groene de gemiddelde behoudschore. We hebben een een 2 (cultuur) x 4 (context) x 2 (student) gemixte herhaalde metingen variantie-analyse uitgevoerd, gecontroleerd voor leeftijd. Er werd weer een hoofdeffect gevonden voor cultuur (F (1,159) = 5,3; p < .05). De participanten scoren hoger op adaptatie dan op de behoudschaal. We observeren weer een interactie tussen cultuur en student (F (1,159) = 11,5; p < .05). Studenten scoren hoog op de adaptatieschaal en laag op de behoudschaal. Niet-studenten scoren lager op de adaptatieschaal en hoger op de behoudschaal. Er is een interactie tussen cultuur en context (F (1,159) = 237,2; p < .001). Uit de grafiek in figuur 9 leiden we af dat personen hoog scoren op behoud en laag scoren op adaptatie wanneer ze bij hun familie zijn. Ze scoren hoog op adaptatie en laag op behoud wanneer ze op hun werk of school zijn. We hebben de correlatie tussen de algemene contextscore en het gemiddelde over de andere contexten berekend per item. Het resultaat per item kan worden gevonden in Bijlage
Facetten van Acculturatie
49
10. Deze correlaties zijn allemaal zeer hoog (min r = .67; p < .01). We leiden hieruit af dat een persoon in het antwoord op de algemene score zijn gedragspatroon over alle contexten heen in acht neemt.
Figuur 9. Het interactie-effect tussen context en cultuur. Met de algemene context als 1, de familiecontext als 2, de vrije tijdscontext als 3 en de werk/schoolcontext als 4. De blauwe lijn is de gemiddelde adaptatiescore en de groene de gemiddelde behoudscore. Betrouwbaarheid. We hebben de items ontwikkeld op basis van de verschillende elementencombinaties. Voor elke elementencombinatie zijn we de interne consistentie nagegaan. De resultaten per elementencombinatie kunnen worden gevonden in bijlage 8. Voor itemgroepen waarbij de betrouwbaarheid zeer laag is (a < .7) wordt een omschrijving van de elementencombinatie gegeven. Vier itemgroepen van de achtenveertig hebben een lage interne consistentie. Het item met de meest lage item-test correlatie uit de itemgroep wordt gegeven. De item-test correlatie van het item wordt vermeld.
Facetten van Acculturatie
50
Items die nagaan of personen de taal van de erfcultuur spreken, lezen en begrijpen worden gevat in deze itemgroepen. Voor de twee itemgroepen die taal bevragen is deze lage betrouwbaarheid mogelijk veroorzaakt doordat de vragen ook beantwoord zijn door personen met een Berberse erfcultuur. We hebben daarom opnieuw de betrouwbaarheid van deze itemgroep gemeten zonder de scores van personen met een Berberse afkomst er in op te nemen. In bijlage 8 worden de resultaten van deze analyse gegeven. We kunnen concluderen dat de betrouwbaarheid van de itemgroepen zonder de personen van Berberse afkomst hoog genoeg is (a >.83). We hebben alle analyses opnieuw uitgevoerd zonder deze vier items op te nemen in onze analyse. We bekwamen in deze analyses echter dezelfde resultaten. Bespreking en Conclusies In deze studie hebben we geprobeerd om de acculturatieschaal die werd ontwikkeld in de eerste studie te valideren. De schaal is gebaseerd op onze afbakening van het acculturatieconcept. We zijn nagegaan of de voorgestelde onderdelen van het concept werkelijk te observeren zijn. Dit hebben we gedaan door te bekijken of deze onderdelen van acculturatie naar voren komen in de data die verkregen werden door het afnemen van de acculturatieschaal. Naar aanleiding van de facet theorie van Guttman (1954) hebben we ervoor gekozen om een multidimensionale schalinganalyse uit te voeren. We kunnen besluiten dat de voorgestelde onderdelen van acculturatie maar gedeeltelijk in de data te observeren zijn. Enkel de elementen van het cultuurfacet komen duidelijk naar voren in de structuur van de data. De andere facetten en hun elementen zijn moeilijker terug te vinden. In de ruimte waarin de datapunten worden voorgesteld door de multidimensionale schalinganalyse kunnen we een eerste cluster onderscheiden die enkel items bevat die het overnemen van de gastcultuur meten. In deze cluster kunnen we redelijk goed regio's onderscheiden die overeenkomen met de domeinenelementen. We kunnen er ook regio's in onderscheiden die vooral items bevatten die de werk/school- of familiecontext bevragen. De andere elementen zijn niet terug te vinden in specifieke regio's. Een tweede cluster die we kunnen onderscheiden, bevat enkel items die het behoud van de erfcultuur nagaan. In deze cluster is er enkel een regio te identificeren die vooral items bevat die de werk/schoolcontext bevragen. Deze items liggen met enkele uitzonderingen allen ver verwijderd van de items die het overnemen van de gastcultuur op het werk bevragen.
Facetten van Acculturatie
51
Items die het overnemen van de gascultuur en behouden van de erfcultuur op het werk bevragen, worden dus zeer verschillende beantwoord. Op basis van de factoranalyse kunnen we ook concluderen dat de elementen van het cultuurfacet het meest duidelijk naar voren komen in de structuur van de items. De factoren met items die het behoud van de erfcultuur nagaan en het overnemen van de gastcultuur, kunnen we duidelijk identificeren. Op basis van onze conceptafbakening is het moeilijk om te beslissen wat gevat wordt in de derde factor. Brazil en Grofman (2002) wijzen er op dat een factoranalyse meestal een meer complexe structuur voorstelt in vergelijking met een multidimensionale schalinganalyse. Voor de items die de mate van het behouden van de erfcultuur meten, hebben we een behoudscore berekend. Voor items die het overnemen van de gastcultuur meten, hebben we een adaptatiescore berekend. Beide schalen zijn betrouwbaar. Geen enkele deelnemer scoort laag op de adaptatieschaal of hoog op de behoudschaal. Enkele persoom scoren hoog op de adaptatieschaal in vergelijking met de andere participanten. Enkele personen scoren laag op de adaptatieschaal in vergelijking met de rest van de deelnemers. Studenten scoorden lager op de behoudschaal en hoger op de adaptatieschaal in vergelijking met niet-studenten. Dit verschil tussen studenten en niet-studenten is het meest uitgesproken voor personen met de Turkse cultuur als erfcultuur. We merken op dat in onze covariantie-analyses niet veel variantie in de data wordt verklaard. We hebben in onze afbakening van het acculturatieconcept verschillende soorten items geïdentificeerd die acculturatie niet bevragen maar er mogelijk aan gerelateerd zijn. Zoals eerder werd vermeld hebben verscheidene onderzoekers voor verschillende variabelen aangetoond dat ze de mate van het behouden van de erfcultuur en het overnemen van de gastcultuur verklaren. Een voorbeeld is de mate van acculturatieve stress voor een persoon die al meermaals als een verklarende factor voor het behouden van de erfcultuur en overnemen van de gastcultuur werd aangewezen (o.a. Cislo, Spence, & Gayman, 2010; Miranda & Umhoefer, 1998). Om meer variantie in de data te kunnen verklaren, is het dus nodig om meer variabelen te meten. We hebben aangetoond dat de mate van adaptatie- en behoud variëren overheen de verschillende contexten waarin een persoon terecht komt. Dit is reeds vaak aangetoond in onderzoek naar acculturatie (o.a. Arends-Tóth & Van de Vijver, 2003; Phalet & Swyngedouw, 2003). Ook werd duidelijk dat de mate van adaptatie en behoud kunnen variëren overheem de verschillende domeinen van acculturatie. Het werd duidelijk dat een adaptatiestrategie vooral werd gevolg wat betreft het domein taal. We hebben eerder vermeld dat personen zichzelf
Facetten van Acculturatie
52
kunnen aanpassen om goed te kunnen functioneren in een context. Het spreken van dezelfde taal als de meeste personen in het land waar je woont, lijkt ons vrij essentieel. We zijn nagegaan of de items die dezelfde elementencombinatie omvatten en dus hetzelfde zouden moeten meten ook werkelijk hetzelfde meten. We zijn daarom de interne consistentie nagegaan voor alle groepen items die ontwikkeld zijn op basis van verschillende elementencombinatie. Vier elementencombinaties hadden een lage interne consistentie. Items met de meest lage item-test correlatie uit twee van deze groepen kunnen we als afwijkende vragen in de itemgroepen beschouwen. Een eerste vraag is degene die nagaat of een persoon thuis Nederlands spreekt. De vraag hoort tot dezelfde groep als items die nagaan of een persoon thuis Nederlands leest of begrijpt. Of een persoon Nederlands spreekt is een afwijkende vraag in de groep omdat deze de enige is waarbij ook de andere personen die thuis aanwezig zijn een invloed hebben op het antwoord dat een persoon zal geven op de vraag. Een tweede item met een lage item-rest correlatie die we als een afwijkende vraag kunnen beschouwen, gaat na of de taal van de erfcultuur wordt begrepen op het werk of school. Ze behoort tot een groep waarin items voorkomen die nagaan of de taal van de erfcultuur wordt gelezen of gesproken op het werk of school. De vraag is volgens ons ook afwijkend omdat andere personen, deze keer personen van de school of het werk, bepalen of de taal kan worden gebruikt. Voor de twee itemgroepen die taal bevragen en een lage betrouwbaarheid hebben, hebben we de analyse opnieuw uitgevoerd zonder personen met de Berberse cultuur als erfcultuur er in op te nemen. De interne consistentie bleek in deze nieuwe analyse zeer goed te zijn. Items in deze itemgroepen gaan na of personen de taal van de erfcultuur spreken, lezen en begrijpen. Door het onderzoek van Goddens (2002) kregen we het idee dat de lage interne consistentie veroorzaakt werd doordat personen die vragen beantwoord ook personen zijn met een Berberse erfcultuur. Goddens stelt dat het Berberse schrift niet goed gekend is door personen uit de Berberse cultuur doordat het vroeger voor de Berberbevolking in de bergdorpen verboden was om Berberse geschriften te bezitten. De personen kunnen over het algemeen de Berberse taal nog goed spreken en begrijpen maar niet meer lezen. Voor de personen met een Berberse cultuur als de erfcultuur is de vraag die het lezen van de taal nagaat dus een afwijkende vraag. Hierdoor werd de interne consistentie laag voor de itemgroep over alle proefpersonen heen. Een pluspunt van een algemeen toepasbare acculturatieschaal is dat we niet voor elke cultuur afzonderlijk moeten nagaan wat specifiek en belangrijk aan de cultuur is alvorens een schaal kan worden ontwikkeld (Mariño et al., 2001). Het probleem in de data omtrent
Facetten van Acculturatie
53
personen met de Berberse erfcultuur illustreert echter het nadeel van een algemeen toepasbare acculturatieschaal. Een algemeen toepasbare schaal kan er voor zorgen dat specifieke kenmerken van een cultuur niet in rekening worden gebracht met als resultaat afwijkende data (Mariño et al., 2001). Schwartz et al. (2006) geeft als raad om de kenmerken van de doelgroep goed te observeren alvorens hun mate van acculturatie te bepalen. Deze kenmerken kunnen naar voren gebracht worden als verklarende factoren voor de schaalscores en verklaren waarom de interne consistentie van een schaal laag kan zijn. We concluderen dat de items die ontwikkeld zijn op basis van dezelfde itemcombinatie bijna allemaal hetzelfde meten. Bij alle groepen items waarvoor we een lage interne consistentie zijn bekomen, kunnen we een oorzaak voor de lage interne consistentie aanduiden. De items die voor een lage interne consistentie zorgden in onze studie hadden geen effect op de algemene analyses. We denken dat het voor elk onderzoek mogelijk is om op basis van de voorgestelde karteringszin geschikte items te ontwikkelen. Uit onze betrouwbaarheidsanalyses blijkt dat items die dezelfde elementencombinaties omvatten ongeveer hetzelfde bevragen. Het is mogelijk om uit de items die we hebben ontwikkeld een selectie te kiezen die geschikt is voor een specifieke doelgroep. We illustreren dit door als voorbeeld personen met de Berberse cultuur als de erfcultuur te nemen. We raden aan om geen items te kiezen die het lezen van de erfcultuur nagaan wanneer we de mate van acculturatie voor personen uit deze groep willen meten. We merken op dat men bij het selecteren van items best uit alle groepen items een item kiest zodat alle elementencombinaties van de facetten aan bod komen. Volgens ons wordt acculturatie namelijk het best gemeten wanneer alle elementencombinaties worden gevat in de schaal. We concluderen dat we de voorgestelde itemstructuur maar gedeeltelijk kunnen terugvinden in de data. De elementen van het facet erfcultuur kwamen zeer duidelijk naar voren. Voor elk element hebben we een schaalscore berekend en de variatie in deze score proberen te verklaren op basis van participantkenmerken en de andere facetelementen. De scores varieerden over de verschillende elementen van het facet domein en het facet context. Ze varieerden echter niet overheen de elementen van het facet psychologie hoewel we dit wel verwachtten. We merken op dat de conclusies in het huidige onderzoek niet kunnen veralgemeend worden naar personen met een ander profiel. De meeste participanten waren studenten. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door de methode waarop participanten werden gezocht. Door een vragenlijst online af te nemen, wordt het voor veel personen en zeker voor degene die behoren
Facetten van Acculturatie
54
tot een minderheidsgroep minder waarschijnlijk dat ze kunnen deelnemen aan een studie (Van Ingen, de Haan, & Duimel, 2007). Uit praktische overwegingen hebben we er echter voor gekozen om de vragenlijst online te laten invullen. Het kan dat een andere structuur in de data naar voren komt wanneer personen met een ander profiel worden bevraagd. Algemene bespreking en conclusie We maakten duidelijk dat er in onderzoek naar acculturatie nood is aan een goede conceptualisatie en een hierbij aansluitende meetmethode. In het huidige onderzoek hebben we geprobeerd om dit te bereiken. Op aanraden van Rudmin (2010) hebben we acculturatie benaderd door eerst te bekijken hoe cultuur zich manifesteert op het individuele niveau. We nemen het idee van Hofstede (2001) over die stelt dat cultuur zich manifesteert op dit niveau in de uitingen van waarden en culturele gebruiken. De uitingen van waarden en culturele gebruiken zijn dus waarop we hebben gefocust in onze afbakening van het acculturatieconcept. We menen dat de voorgestelde facetten van acculturatie en hun elementen die we hebben verwoord in een karteringszin alle onderdelen van het acculturatieconcept bevatten. Deze overtuiging hebben we gekregen doordat we er alle items uit bestaande acculturatieschalen in konden categoriseren. We beschouwen onze karteringszin als theoretisch kader dat als basis kan dienen voor verdere studies. Doordat we de verwoorde karteringszin als basis voor onze acculturatieschaal hebben gebruikt denken we het concept volledig te vatten in onze schaal. De verschillende facetten zijn echter niet allen naar voren gekomen in de structurele analyses. Het is mogelijk dat de structuur wel zichtbaar wordt wanneer we de vragenlijst afnemen bij personen met een ander profiel. We hebben de facetten in kaart gebracht op basis van literatuur omtrent acculturatie die uiteenlopende groepen onderzoekt. Deze groepen komen vaak niet overeen met de doelgroep in de huidige studie. Voor elke groep kunnen we testen welke acculturatiestructuur het beste hun mate van acculturatie vat. We hebben zelf items voorgesteld en menen dat het mogelijk is om hieruit items te kiezen die geschikt zijn voor een bepaalde studie. Het mogelijk is volgens ons ook mogelijk om de karteringszin als basis te gebruiken voor het ontwikkelen van andere stimuli. In het acculturatieonderzoek is het volgens ons nodig om de mate van acculturatie te onderscheiden van het volledige acculturatieproces. Door te focussen op de huidige mate van acculturatie hopen we andere onderzoekers aan te moedigen om de mate van acculturatie overheen de tijd te bestuderen. Chirkov (2009) deed eerder al een oproep om meer
Facetten van Acculturatie
55
longitudinale studies uit te voeren in het acculturatieonderzoek. Het wordt dan mogelijk om de evolutie in de mate van acculturatie overheen de tijd in kaart te brengen (Rudmin, 2010). Wanneer we de oorzaken en gevolgen van acculturatie kennen, kunnen we ingrijpen wanneer een persoon ongemakken ervaart die verband houden met acculturatie (Benson, 2001).
Facetten van Acculturatie
56
Referenties Arends-Tóth, J., & van de Vijver, F. J. R. (2003). Multiculturalism and acculturation: Views of Dutch and Turkish-Dutch, European Journal of Social Psychology, 33, 249-266. Arends-Tóth, J., & van de Vijver, F. J. R. (2007). Acculturation attitudes: A comparison of measurement methods. Journal of Applied Social Psychology, 37(7), 1462-1488. Arends-Tóth, J., van de Vijver, F. J. R., & Poortinga, Y. H. (2006). The influence of method factors on the relation between behaviors in the assessment of acculturation. European Journal of Psychological Assessment, 22, 4-12. Arnett, J. J. (2002). The psychology of globalization. American Psychologist, 57, 774 –783. Barona, A., & Miller, J. A. (1994). Short acculturation scale for Hispanic youth (SASH-Y): A preliminary report. Hispanic Journal of Behavioral Sciences, 16, 155-162. Barrett, A. N. (2010). Acculturative stress and gang involvement among Latinos: U.S.-born versus immigrant youth (Unpublished master's thesis) Georgia State University, United states. Benet-Martinez. (2006). Benet-Martinez Acculturation Scale, http://www.ocf.berkeley.edu/~ psych/bmas.html Benson, C. (2001). Cultural psychology of the self: Place, morality and art in human worlds. London: Routledge. Berry, J. W. (1974). Psychological aspects of acculturation pluralism. Topics in Culture Learning, 2, 17-22. Berry, J. W. (1980). Acculturation as varieties of adaptation. In A. Padilla (Eds.), Acculturation: Theory, models and some new findings (pp. 9-25). Boulder, CO: Westview. Berry, J. W. (1997). Immigration, acculturation and adaptation. Applied Psychology: An international review, 46, I5-68. Berry, J. W. (2003). Conceptual Approaches to acculturation. In K. Chun, P. Balls Organista & G. Marín (Eds.), Acculturation: advances in theory, measurement and applied research (pp. 17-37). Washingtn DC: APA Press. Berry, J. W. (2006). Stress perspectives on acculturation. In D.L. Sam en J.W. Berry (Eds.), The Cambridge handbook of acculturation psychology, (pp.43-47). Cambridge: Cambridge University Press . Berry, J. W., Kim, U., Power, S., Young, M. & Bujaki, M. (1989). Acculturation attitudes in plural societies. Applied psychology: An International Review, 38, 2185-206.
Facetten van Acculturatie
57
Berry, J. W., Poortinga,Y. H., Breugelmans, S.M., Chasiotis, A. & Sam, D.L. (2011). Acculturation. Cross-Cultural Psychology: Research and Application (3th ed). (pp.307-335) New York: Cambridge University press. Berry, J. W. & Sam, D. L. (1997). Acculturation and adaptation. In J.W. Berry, M.H. Segall, & C. Kagitcibasi (Eds.). Handbook of cross-cultural psychology, Vol.3, (pp. 291 -326). Boston: Allyn & Bacon. Betancourt, H., & Lopez, S. R. (1993). The study of culture, race and ethnicity in American psychology. American Psychologist, 48, 629–637. Borg, I., & Groenen, P.J.F. (2005). Modern Multidimensional Scaling (2nd ed.). New York: Springer. Brazil, T. J., & Grofman, B. (2002). Factor analysis and multi-dimensional scaling: binary choice roll-call voting and the US supreme court. Social Networks, 24, 201-229. Brown, J., & Barnett, J. (1982). Facet theory: an approach to research. In G. M. Breakwell, S. Hammond & C. Five-Shaw (2nd ed.), Research methods in psychology (pp. 105-118). London: Sage Publications. Canter, D.H. (1985). Editor's introduction: The road to Jerusalem. In D. Canter (Ed.), Facet Theory: Approaches to social research (pp. 1-13). New York: Springer-Verlag. Casasanto, D. (2008). Who's afraid of the big bad Whorf? Crosslinguistic differences in temporal language and thought. Language Learning, 58, 63-79. Celano, M., & Tyler, F. (1990). Behavioral acculturation among Vietnamese refugees in the United states. Journal of social psychology, 131, 373-385. Cheung, P. (1995). Acculturation and psychiatric morbidity among Cambodian refugees in New Zealand. International Journal of Social Psychiatry, 41, 108-119. Chirkov, V. (2009). Critical psychology of acculturation: What do we study and how do we study it, when we investigate acculturation? International Journal of Intercultural Relations, 33, 94-105. Chung, G. R.H., Kim, B.S.K., & Abreu, J.M. (2004). Asian American Multidimensional Acculturation Scale: Development, Factor Analysis, Reliability, and Validity. Cultural Diversity and Ethnic Minority Psychology,10, 66-80. Cislo, A. M., Spence, M. J., & Gayman, M. D. (2010). The mental health and psychological adjustment of Cuban immigrants in south Florida. Social Science & Medicine, 71, 1173-1181.
Facetten van Acculturatie
58
Cortés, D.E, Deren, S., Andia, J. Colon, H., Robles, R. & Kang, S.Y. (2003). The use of the Puerto Rican bicultural schale with Puerto Rican drug users in New York and Puerto Rico. Journal of Psychoactive Drugs, 35, 197-207. Cortés, D. E., Rogler, L. H., & Malgady, R. G. (1994). Biculturality among Puerto Rican adults in the United States. American Journal of Community Psychology, 22, 707-721. Costignan, C., Su, T. F., & Hua, J. M. (2009). Ethnic identity among Chinese Canadian youth: A review of the Canadian literature. Canadian Psychology, 50, 261-272. Duan, C., & Vu, P. (2000). Acculturation of Vietnamese students living in or way form Vietnamese communities. Journal of Multicultural Counseling and Development, 28, 225-243. Escobar, J. I., & Vega, W. A. (2000). Mental health and immigration's AAAs: Where are we and where do we go from here? The Journal of Nervous and Mental Disease, 188, 736-740. Fiske, A. P. (1993). Social errors in four cultures: Evidence about universal forms of social relations. Journal of Cross-Cultural Psychology, 24, 463–494. Eshel, Y., & Rosenthal-Sokolov, M. (2000). Acculturation attitudes and sociocultural adjustment of Sojourner youth in Israel. Journal of Social Psychology, 140, 677-691. Franco, J. N. (1983). An acculturation scale for Mexican-American children. The journal of general psychology, 108, 175-181. Gans, H. (1979). Symbolic ethnicity: The future of ethnic groups and culture in America. Ethnic and Racial Studies, 2, 1-20. Garland, R (1991). The mid-point on a rating scale: Is it desirable? Marketing Bulleting, 2, 66-70. Garrett, M. T., & Pichette, E. F. (2000). Red as an apple: Native American acculturation and counseling with or without reservation. Journal of counseling & development, 78, 3-13. Ghuman, P. A. S . (1997). Acculturation of South Asian adolescents in Australia. British journal of Educational Psychology, 70, 305-316. Godderis, M. (2006). Schouders om op te steunen: Een kwalitatief onderzoek naar de belemmerende dan wel stimulerende factoren voor allochtone ouderparticipatie in het Vlaamse onderwijs (Ongepubliceerde masterproef). Universiteit Antwerpen, België. Gomez, J., Miranda, R., & Polanco, L. (2011). Acculturative stress, perceived discrimination, and vulnerability to suicide attempts among emerging adults. Journal of Youth and Adolescence, 40, 1465-1476.
Facetten van Acculturatie
59
Gordon, M. M. (1964). Assimilation in American life. New York: Oxford University Press. Graves, T. D. (1967). Psychological acculturation in a tri-ethic community. South-western journal of Antropology, 23, 337-350. Groenvynck, H., Beirens, K., Arends-Toth, J. R., & Fontaine, J. R. (2006). The factorial validity of a behavioral acculturation questionnaire : evidence for the Bi-dimensional model. Paper presented at the 18th biennial meeting of the international association for cross-cultural psychology, Spetses, Greece. Guo, X., Suarez-Morales, L., Schwartz, S. J., & Szapocznik, J. (2009). Some evidence for multidimensional biculturalism: Confirmatory factor analysis and measurement invariance analysis on the Bicultural Involvement Questionnaire-Short Version. Psychological Assessment, 21, 22-31 Guttman, L. (1954). An outline of some new methodology for social research. Public Opinion Quarterly, 18, 395-404. Guttman, L., & Greenbaum, C. W. (1998). Facet theory: Its development and current status. European Psychologist, 3, 13-36. Haynes, S. N., Richard, D. C. S., & Kubany, E. S. (1995). Content validity in psychological assessment: A functional approach to concepts and methods. Psychological Assessment, 7, 238-247. Hiller, H. H., & Chow, V. (2005). Ethnic identity and segmented assimilation among second generation Chinese youth. Sociological Studies of Children and Youth, 10, 75-99. Hofstede, G. (2001). Culture's consequences: comparing values, behaviors, institutions and organizations across nations (2nd ed.). Thousand Oaks: Sage. Hollis, M. (2002). The philosophy of social science: An introduction. Cambridge: Cambridge University Press. Ichheiser, G. (1949). Misunderstandings in human relations: A study in false social perception. Chicago, IL: University of Chicago Press. Jang, Y., Kim, G., Chiriboga, D., & King-Kallimanis, B. (2007). A bidimensional model of acculturation for Korean American older adults. Journal of aging studies, 21, 267275. Jasinskaja-Lahiti, I., Liebkind, K., Horenczyk, G., & Schmitz, P. (2003). The interactive nature of acculturation: Perceived discrimination, acculturation attitudes and stress among young ethnic repatriates in Finland, Israel and Germany. International Journal of Intercultural Relations, 27 79-97.
Facetten van Acculturatie
60
Jibeen, T., & Khalid, R. (2010). Development and preliminary validation of multidimensional acculturative stress scale for Pakistani immigrants in Toronto, Canada. International journal of intercultural relations, 34, 233-243. Keefe, S., & Padilla, A. M. (1987). Chicano ethnicity. Albuquerque: University of NewMexico Press. Kim, B. S. K., & Abreu, J. M. (2001). Acculturation measurement: Theory, current instruments, and future directions. In J. G. Ponterotto, J. M. Casas, L. A. Suzuki, & C. M. Alexander (Eds.), Handbook of multicultural counseling (2nd ed.) (pp. 394–424). Thousand Oaks, CA: Sage. Kim, C., Laroche, M., & Tomiuk, M. A. (2001). A measure of acculturation for Italian Canadians: Scale development and construct validation. International Journal of Intercultural Relations, 25, 607–637. Kluckhohn, C. (1951). The study of culture. In D. Lerner & H. D. Lasswell (Eds.), The policy sciences. (pp. 86-101). Stanford, CA: Stanford University Press. Kosic, A. (2002). Acculturation attitudes, need for cognitive closure, and adaptation of immigrants. Journal of Social Psychology, 142, 179-201. Kruskal, J. B., & Wish, M. (1978). Multidimensional scaling. Beverly Hills, CA: Sage. Kulis, S., Marsiglia, F. F., & Nieri, T. (2009). Perceived ethnic discrimination versus acculturation stress: Influences on substance use among Latino youth in the Southwest. The Journal of Health and Social Behavior, 50, 443-459. Lafromboise, T., Coleman, H. L. K., & Gerton, J. (1993). Psychological Impact of Biculturalism: Evidence and Theory. Psychological Bulletin, 114, 395-412. Leman, J. (2001). Samenvattende Ideeën over migratie (beleid) ter oriëntatie. Colloqium internationale migraties, 23 maart 2001. Opgehaald 7 augustus, 2012 van http://www.antiracisme.be Makimoto, K. (1998). Drinking patterns and drinking problems among Asian-Americans and Pacific Islanders. Alcohol, Health and Research World, 22, 270-275. Mariño, R., Stuart, G. W., Klimidis, S., & Minas, H. (2001). Quantitative measures of acculturation: A review. Http://www.dent.unimelb.edu.au/dsweb/about_school/staff_ profiles/marino_accpaper11_1_10.pdf Mars, G. (2008). Corporate cultures and the use of space: an approach from Cultural Theory. Innovation: The European Journal of Social Science Research, 21, 185-204. Mascarenhas, S., Dias, J., Prada, R., & Paiva, A. (2010). A dimensional model for cultural behavior in virtual agents. Applied Articifial Intelligence, 24, 552-574.
Facetten van Acculturatie
61
Matsudaira, T. (2006). Measures of psychological acculturation: A review. Transcultural Psychiatry,43, 462–487. Mavreas, V., Bebbington, P., & Der, G. (1989). The structure and validity of acculturation: Analysis of an acculturation scale. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 24, 233-240. Meredith, L. S., Wenger, N., Liu, H., Harada, N., & Kahn, K. (2000). Development of a brief scale to measure acculturation among Japanese Americans. Journal of community Psychology, 28,103–113. Miranda, A. O., & Umhoefer, D. L. (1998). Depression and social interest differences between Latinos in dissimilar acculturation stages. Journal of Mental Health Counseling, 20, 159–171. Mumford, D. B. (1998). The measurement of culture shock. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 33, 149-154. Nauck, B. (2008). Acculturation. In F. J. R. Van de Vijver, D. A. Van Hemert & Y. H. Poortinga (Eds). Multilevel analysis of individuals and culture, (pp. 370-410). Mahwah, N. J.: Erlbaum. Navas, M., garcía, M. C., Sánchez, J., Rojas, A. J., Pumares, P., & Fernández, J. S. (2005). Relative Acculturation Extended Model: New contributions with regard to the study of acculturation. International Journal of Intercultural Relations, 29, 21-37. Nguyen, H. M., Messé, L. A., & Stollak, G. E. (1999). Toward a more complex understanding of acculturation and adjustment : Cultural involvements and psychosocial functioning in Vietnamese Youth. Journal of Cross-Cultural Psychology, 30, 5-31. Norris, A. E., Ford, K., & Bova, C. A. (1996). Psychometrics of a Brief Acculturation Scale for Hispanics in a Probability Sample of Urban Hispanic Adolescents and Youth Adults. Hispanic Journal of Behavioral Sciences, 18, 29-38. Padilla, A. M., & Perez, W. (2003). Acculturation, social identity, and social cognition: A new perspecitive. Hispanic Journal of Behavioral Sciences, 25, 35-55. Phalet, K., & Swyngedouw, M. (2003). A cross-cultural analysis of immigrant and host values and acculturation orientations. In H. Vinken, & P. Ester (Eds.), Comparing cultures (pp. 185–212). Leiden: Brill. Phalet, K., & Verkuyten, M. (2000). Acculturatiemetingen bij allochtonen. In N. Bleichrodt & F. van de Vijver (Red.). Diagnostiek bij allochtonen. (pp. 177-198). Lisse: Swets & Zeitlinger.
Facetten van Acculturatie
62
Phinney, J. S. (1992). The multigroup ethnic identity measure: A new scale for use with diverse groups. Journal of Adolescent Research, 7, 156-176. Pinker, S. (1994). The language instinct: How the mind creates language. New York: Viking. Ramírez, M. (1980). Recognizing and understanding diversity: multiculturalism and the Chicano movement in psychology. In Martínez J. L. & Mendoza R. H. Chicano psychology. (pp. 343-353). New York: Academic Press. Ramírez, A. G., Cousins, J. H., Santos,Y., & Supik, J. D. (1986). A media-based acculturation scale for Mexican-American: application to public health education programs. Family & community health, 9, 63-71. Redfield, R., Linton, R., & Herskovits, M. J. (1936). Memorandum on the study of acculturation. American anthropologist, 38, 149-152. Reis, R (2010). Uses of Mass Media for Adaptation Purpose: A quantitative study of Brazilian immigrants in Los Angeles. Journal of Intercultural Communication, 24 Ridley, C. R., Li, L. C., & Hill, C. L. (1998). Multicultural assessment: reexamination, reconceptualization, and practical application. Counseling Psychologist, 26, 827-911. Rissel, C. (1997). The development and application of a scale of acculturation. Australian and New Zealand journal of public health, 21, 606-613. Rodriguez, N., Myers, H. F., Mira, C. B., Flores, T., & Garcia-Hernandez, L. (2002). Development of the Multidimensional Acculturative Stress Inventory for adults of Mexican origin. Psychological Assessment, 14, 451-461 Rockeach, M. (1972). Beliefs, attitudes and values: The theory of organization and change (4th ed.). San Francisco, CA: Jossey-Bass, inc. Rogler, L.H., Cortés, D. A., & Malgady, R. G. (1991). Acculturation and metal health status among Hispanics: Convergence and new directions for research. American Psychologist, 46, 585-597. Roysircar, G., & Maestas, L. M. (2002). Assessing acculturation and cultural variables. In K. S. Kurasaki, S. Okazaki & S. Sue (Eds.). Asian American mental health: Assessment theories and methods, (pp. 77–94). Moscow: Kluwer Academic/Plenum. Rudmin, F. W. (2006). Debate in science: The case of acculturation. http://anthroglobe.org/ docs/rudminf_acculturation_061204.pdf Rudmin, F.W. (2009). Constructs, measurements and models of acculturation and acculturative stress. International Journal of Intercultural Relations, 33, 106-123.
Facetten van Acculturatie
63
Rudmin, F. W. (2010). Steps towards the Renovation of Acculturation Research Paradigms: What scientists' personal experiences of migration might tell science. Culture & Psychology, 16, 299-312. Ryder, A. G., Alden, L. E., & Paulhus, D. L. (2000). Is Acculturation Unidimensional or unidimensional? A Head-to-Head Comparison in the Prediction of Personality, Self Identity, and Adjustment. Journal of Personality and Social Psychology, 79, 49-65. Salgado de Snyder, V. N. (1987). Factors associated with acculturative stress and depressive symptomatology among married Mexican immigrant women. Psychology of women quarterly, 11, 475-488. Satia-Abouta, J., Patterson, R. E., Neuhouser, M. L, & Elder, J. (2002). Dietary acculturation: Implications to nutrition research and dietetics. Journal of the American dietetic association, 102, 1105-1118. Schaafsma, J., Nezlek, J. B., Krejtz, I., & Safron, M. (2010). Ethnocultural identification and naturally occuring interethic-social interactions: Muslim minorities in Europe. European Journal of Social Psychology, 40, 1010-1028. Schouppe, H. (2006). Algemene psychologie: een inleiding in de functieleer. Assen: Van Gorcum. Schwartz, S. J. , Montgomery, M. J., & Briones, E. (2006). The role of identity in acculturation among immigrant people: Theoretical Propositions, Empirical Questions, and Applied Recommendations. Human Development, 49, 1-30. Schwartz, S. J., Unger, J. B., Zamboanga, B. K., & Zsapocznik, J. (2010). Rethinking the concept of acculturation: Implications for theory and research. American Psychologist, 65, 237-251. Skinner, J.H. (2002). Acculturation: Measures of ethnic accommodation to the dominant American culture. In J. H. Skinner, J. A. Teresi, H. Douglas, S. M. Stahl & A.L.Stewart. (Eds.), Multicultural measurement in older populations (pp. 37-51). New York: Springer. Snauwaert, B., Soenens, B., Vanbeselaere, N., & Boen, F. (2003). When integration does not necessarily imply integration: Different conceptualizations of acculturation orientations lead to different classifications. Journal of Cross-Cultural Psychology, 34, 231-239. Stephenson, M. (2000). Development and validation of the Stephenson Multigroup Acculturation Scale (SMAS). Psychological Assessment, 12, 77-88.
Facetten van Acculturatie
64
Suarez-Morales, L., Dillon, F.R., & Szapocznik, J. (2007). Validation of the acculturative stress inventory for children, Cultural diversity and ethnic minority psychology, 13, 216-224. Thompson, R. A. (1990). Emotion and self-regulation. In R. A. Thompson (Ed.), Socioemotional development. Nebraska symposium on motivation. (Vol. 36, pp. 367467). Lincoln: University of Nebraska Press. Tropp, L. R., Erkut, S., García Coll, S., Alarcón, O., & Vázquez García, H.A. (1999) Psychological Acculturation: Development of A New Measure for Puerto Ricans on the U.S. Mainland. Educational and Psychological Measurement, 59, 351-367. Tsai, J. L., Ying, Y., & Lee, P. A. (2000). The meaning of ”being Chinese” an “being American”: Variation among Chinese American young adults. Journal of cross cultural psychology, 31, 302-332 Unger, J. B., Gallaher, P., Shakib, S., Ritt-Olson, A., Palmer, P. H. & Johnson, A. (2002). The AHIMSA Acculturation scale: A new measure of acculturation for adolescents in a multicultural society. The journal of early adolescentce, 22, 225-251. Van Ingen, E, de Haan, J., & Duimel, M. (2007). Achterstand en afstand. Digitale vaardigheden van opgeleiden, ouderen, allochtonen en inactieven. Den Haag: Sociaal en cultureel planbureau. Veenman, J. (1998), Minderheden in het arbeidsbestel. In R. Penninx, H. Münstermann & H. Entzinger (Red.), Etnische minderheden en de multiculturele samenleving, (pp. 261296). Groningen: Wolters-Noordhoff. Vega, W. A., Zimmerman, R. S., Khoury, E. L., Gil, A. G., & Warheit, G. J. (1995). Culturalconflicts and problem behaviors of Latino adolescents in home and school environments Journal of Community Psychology, 23, 167-179. Vinokurov, A., Trickett, E. J. & Birman, D. (2002). Acculturative hassles and immigrant adolescents: A life-domain assessment for Soviet jewish refugees. The journal of social psychology, 142, 425-445. Wallen, G. R., Feldman, R. H., & Anliker, J. (2002). Measuring acculturation among Central American women with the use of a brief language scale. Journal of Immigrant Health, 4,95-102. Ward, C., Bochner, S., & Furnham, A. (2001) The psychology of culture shock. Hove: Routledge. Wilson, J., & Ward, C. (2010). Revision and Expansion of the Sociocultural Adaptation Scale. Unpublished manuscript.
Facetten van Acculturatie
65
Zagefka, H. (2008). The concept of ethnicity in social psychological research: Definitional issues. International Journal of Intercultural Relations, 33, 228–241. Zak, I. (1973). Dimensions of Jewish-American identity. Psychological Reports, 33, 891-900. Zane, N., & Mak, W. (2003). Major approaches to the measurement of acculturation among ethnic minority populations: A content analysis and an alternative empirical strategy. In K. M. Chun, P. B. Organista, & G. Marín (Eds.). Acculturation: Advances in theory, measurement, and applied research, (pp. 39–60). Washington, DC: American Psychological Association. Zea, M. C., Asner-Self, K. K., Birman, D., & Buki, L. P. (2003). The Abbreviated Multidimensional Acculturation Scale: Empirical validation with two Latino/Latina samples. Cultural Diversity and Ethnic Minority Psychology, 9, 107–126.