Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Universiteit Gent Academiejaar 2007 - 2008
'Nu worden vrouwen gemaakt naar de kleren, vroeger werden kleren gemaakt naar de vrouwen'. Een belevingsonderzoek bij tienermeisjes (1950 – heden) naar hun kledij en de taal van de kledingindustrie.
Promotor: Dr. Bruno Vanobbergen
Scriptie ingediend tot het behalen van de graad van licentiaat in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichtingen Orthopedagogiek en Onderwijspedagogiek
Nina Desplenter Annelies Mervielde
Voorwoord Met het indienen van deze scriptie komen we weer wat dichter bij het einde van onze studies. Vijf jaar Pedagogische Wetenschappen hebben niet alleen gezorgd voor heel wat mooie en leerrijke jaren. Het leverde eveneens een leuke vriendschap op die door deze scriptie alleen maar hechter is geworden. Dit eindwerk kon uiteraard niet tot stand komen zonder de hulp van een aantal personen. Eerst en vooral willen we onze promotor, Dr. Bruno Vanobbergen, bedanken voor de opbouwende commentaar/raad/opmerkingen/tips en aangename samenwerking. Het Huis van Alijn, en in het bijzonder Els Veraverbeke, hebben aan deze thesis mee vorm gegeven door het beschikbaar maken van hun rijk archief. Ook onze ouders en broers mogen niet vergeten worden. Hun peptalk zorgde alleen maar voor extra motivatie. Onze vrienden, 'de Dieters', gaven de nodige liefde en ontspanning. We willen ook Sarah, Rudy en Anneleen bedanken als onze enthousiaste taaladviseurs. Mathilda bezorgde ons heel wat morele steun. Ten slotte willen we nog de meisjes en vrouwen die we mochten interviewen duizend maal danken voor hun medewerking. Deze scriptie is een wetenschappelijke monografie, die handelt over tienermeisjes en hun kledij. De bibliografische verwijzingen, die wij gebruiken, zijn gebaseerd op het tijdschrift 'Pedagogische Studiën: Tijdschrift voor onderwijskunde en opvoedkunde'. We wensen de lezers een aangename reis doorheen de tijd.
Inhoudstafel Abstract Voorwoord 1. Inleiding en probleemstelling ................................................ 1 2. Literatuurstudie ................................................................ 4 2.1 Van pedagogisering naar commercialisering: De veranderende leefwereld van jongeren......................................................................................... 4 2.1.1 De commerciële wereld ontdekt het kind: een overzicht door de jaren heen ................................................................................................. 4 2.1.1.1 Tot het begin van de 20ste eeuw .............................................. 4 2.1.1.2 Begin 20ste eeuw tot de jaren 30 ............................................. 5 2.1.1.3 De jaren 40 tot en met 60 ...................................................... 6 2.1.1.4 De jaren 70 tot nu................................................................. 7 2.1.2 Rol van de kledingindustrie binnen de toenemende commercialisering 9 2.1.2.1 Tot het begin van de 20ste eeuw .............................................. 9 2.1.2.2 Begin 20ste eeuw tot de jaren 30 ............................................. 9 2.1.2.3 De jaren 40 tot en met 60 .................................................... 11 2.1.2.4 De jaren 70 tot nu............................................................... 12 2.1.3 Conclusie................................................................................. 13 2.2 Belangrijke onderdelen van de klederdracht bij tienermeisjes ............... 14 2.2.1 Schoolkledij ............................................................................. 15 2.2.2 Vrije tijd .................................................................................. 16 2.2.3. Speciale gelegenheden ............................................................. 18 2.2.4 Functie van kledij...................................................................... 19 2.2.5 Winkelen ................................................................................. 20 2.2.6 De rol van ouders ..................................................................... 21 2.2.7 De rol van vrienden................................................................... 23 2.2.8 Media...................................................................................... 24 2.2.8.1 Algemeen .......................................................................... 24 2.2.8.2 Bestaand onderzoek naar de relatie media-koopgedrag ............ 25 2.2.8.3 Tienermode in tijdschriften ................................................... 27 2.2.9 Conclusie................................................................................. 36
3. Onderzoek .....................................................................37 3.1 Methodologie ................................................................................. 3.1.1 Onderzoeksstrategie en verantwoording....................................... 3.1.2 De onderzoeksgroep.................................................................. 3.1.3 De interviews en analyse ...........................................................
37 37 39 40
3.2 Onderzoeksresultaten ..................................................................... 3.2.1 Schoolkledij ............................................................................. 3.2.1.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.1.2 De moeders ....................................................................... 3.2.1.3 De dochters .......................................................................
42 42 42 43 44
3.2.2 Vrije tijd .................................................................................. 3.2.2.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.2.2 De moeders ....................................................................... 3.2.2.3 De dochters ....................................................................... 3.2.3 Speciale gelegenheden .............................................................. 3.2.3.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.3.2 De moeders ....................................................................... 3.2.3.3 De dochters ....................................................................... 3.2.4 Functie .................................................................................... 3.2.4.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.4.2 De moeders ....................................................................... 3.2.4.3 De dochters ....................................................................... 3.2.5 Winkelen ................................................................................. 3.2.5.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.5.2 De moeders ....................................................................... 3.2.5.3 De dochters ....................................................................... 3.2.6 Ouders .................................................................................... 3.2.6.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.6.2 De moeders ....................................................................... 3.2.6.3 De dochters ....................................................................... 3.2.7 Vrienden.................................................................................. 3.2.7.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.7.2 De moeders ....................................................................... 3.2.7.3 De dochters ....................................................................... 3.2.8 Media...................................................................................... 3.2.8.1 De grootmoeders ................................................................ 3.2.8.2 De moeders ....................................................................... 3.2.8.3 De dochters ....................................................................... 3.2.9 Conclusie.................................................................................
46 46 47 48 49 49 50 51 51 51 52 53 54 54 55 56 57 57 58 59 59 59 60 61 62 62 62 63 64
4. Discussie en conclusie .......................................................65 4.1. Analyse van de resultaten............................................................... 4.1.1 De kledij van meisjes vanaf de jaren 50 tot nu.............................. 4.1.1.1 Schoolkledij........................................................................ 4.1.1.2 Vrijetijdskleding .................................................................. 4.1.1.3 Gelegenheidskleding............................................................ 4.1.2 Waarom meisjes die kledij dragen/droegen .................................. 4.1.3 De kledingindustrie ...................................................................
65 65 65 66 67 67 70
4.2 Kledij bekeken vanuit een pedagogische invalshoek? ........................... 73 4.3 Tekortkomingen, kwaliteiten en voorstellen voor verder onderzoek........ 76 4.4 Conclusie ...................................................................................... 78
Literatuurlijst Lijst met figuren en tabellen Bijlage
1. Inleiding en probleemstelling De manier waarop jongeren, meer specifiek meisjes tussen twaalf en zestien jaar, zich kleden, vormt het uitgangspunt van deze scriptie. Vanuit een pedagogische invalshoek willen we nagaan welke kledij tienermeisjes vanaf ongeveer de tweede helft van de 20ste eeuw droegen en waarom ze die droegen. Om zich ten volle te kunnen inzetten voor een onderzoeksproject is het belangrijk een onderwerp te kiezen dat aansluit bij het interesseveld van de onderzoekers. Tijdens onze opleiding werd kort ingegaan op de veranderende leefwereld van jongeren, onder andere door de opkomst van onze consumptiemaatschappij. We vonden het beiden boeiend om ons daarin verder te verdiepen door middel van deze scriptie. Daarbinnen wilden we een aspect belichten van het dagelijkse leven van jongeren, namelijk hun kledij. Zo groeide het idee om samen een scriptie te schrijven. Daarmee geven we meteen ook de maatschappelijke relevantie van deze scriptie aan. Via de media, zoals de radio, televisie en het internet werd het duidelijk dat kledij een ‘hot item’ is onder tieners, vooral dan voor de meisjes (maar ook meer en meer voor jongens). In de winkels liggen verscheidene tijdschriften die de nieuwste modetrends op de voet volgen en aanbevelen. Toch valt ons op dat deze vooral op vrouwen en meisjes gericht zijn. In de winkels is eveneens meer ruimte voorzien voor de vrouwencollectie dan voor mannenkleren. We hebben eveneens de indruk dat vooral meisjes met vriendinnen afspreken om samen door de winkelstraat te slenteren en kleren te kopen. Het is opmerkelijk dat de kledingindustrie zich nog altijd voornamelijk op meisjes en vrouwen lijkt te richten terwijl de 'nieuwe man', die zich bewust is van zijn uiterlijk, steeds meer aandacht krijgt. Zelfs aan de bushalte is reclame voor de nieuwe Figuur 1: I wanna look like mom. zomerkleedjes van H&M niet weg te denken. Kledij van meisjes blijkt een gevoelig onderwerp te zijn dat heel wat emoties los maakt. Dit komt tot uiting in de vele discussies die hier rond zijn. Op het moment dat we voor dit onderwerp kozen bestond er bijvoorbeeld een ongenoegen over de verkoop van de string voor kinderen. Meisjes zouden er, in vergelijking met vroeger, te snel als volwassen en seksuele wezens uitzien. In Amerika heeft men het over de “I-wanna- look-like-mom-trend.” (zie foto) Aangezien jongens en meisjes op een andere manier benaderd worden, denken we dat er misschien een verschil is in de manier waarop zij met kledij omgaan. Vandaar dat we ons ook voor deze scriptie beperkten tot de vrouwelijke populatie. Er wordt veel geschreven en gesproken over onze consumentensamenleving, vaak in combinatie met de rol die deze samenleving speelt in het leven van jongeren en kinderen. Er wordt gesuggereerd dat de media, de markt en zelfs de modewereld optreden als nieuwe opvoeders. “Volgens sommige pedagogen behoren media, markt en mode zich bewust te zijn van hun invloed en zijn ze
1
zelfs "pedagogisch aansprakelijk" (Pedagogiek.net, auteur onbekend). Ook in de wetenschappelijke literatuur is er steeds meer aandacht voor meisjes, hun kledij en de discussies die daar rond woeden. We hebben zelf ondervonden hoe weinig onderzoek er vroeger naar het consumentengedrag van deze leeftijdscategorie gedaan werd. Vandaag lijkt het meer dan normaal dat ook naar de visie van jongeren gepeild wordt. Hoewel er dus wel onderzoek bestaat over meisjes en hun kledij, is het volgens ons een tekortkoming dat zij te weinig de jongeren zelf betrekken. Er wordt vooral gezocht naar gelijkenissen onder jongeren waardoor er wordt voorbij gegaan aan de diversiteit die er onder hen is. Wij willen daarom in ons eigen onderzoek uitgaan van het standpunt van de meisjes zelf en aandacht hebben voor de verschillen die er onder hen zijn. We willen met onze thesis niet vertrekken vanuit een probleembenadering, maar het is de bedoeling om de leefwereld van meisjes aan de hand van hun kledij en hun beleving daarvan te bestuderen. De jongeren zelf zullen voor ons onderzoek ook het uitgangspunt vormen. De manier waarop mensen zich kleden is echter ook tijd- en cultuurgebonden (Barnard, 2002). De kledij van meisjes in het Westen, zal dus verschillen met de kledij van meisjes uit het Oosten. We beperken ons voor onze scriptie enkel tot de westerse cultuur. Ons onderzoek wordt toegespitst op de regio van Gent en wordt aangevuld met literatuur uit Europa en Amerika. Ook de manier waarop meisjes zich nu kleden zal verschillen met de kledij die vroeger werd gedragen. Deze thesis vertrekt dus eveneens vanuit een historische benadering. Op die manier kunnen we (eventuele) evoluties en gelijkenissen door de jaren heen vastleggen. Ons onderzoek vertrekt bij de tweede helft van de 20ste eeuw en loopt tot het begin van de 21ste eeuw. Zoals we verder nog zullen zien, begonnen jongeren vanaf die periode meer los te komen van het gezin. Hierdoor werden ze langzaamaan als een aparte groep met een eigen cultuur opgemerkt. Door de babyboom begon de markt het nut in te zien om eveneens de behoeftes van de jeugd te leren kennen. De kledingindustrie richtte zich steeds meer en rechtstreeks op hen (Cook, 2004). Dit wilden wij ook verder onderzoeken. Het werd tijdens een eerste verkennende literatuurstudie al snel duidelijk dat er heel wat achterliggende factoren zijn die de kledij van meisjes kan bepalen. Daar wilden wij zo veel mogelijk rekening mee houden. Zo vormt de opkomst en uitbreiding van de kledingindustrie, en ruimer, de consumentenmaatschappij een belangrijk aspect van de kledij van tieners. Verder is het belangrijk om de kledij die jongeren op verschillende betekenisvolle momenten en plaatsen dragen te bestuderen. Zo komen onderliggende processen op de voorgrond. Vandaar groeide de idee om een aantal thema’s te hanteren: schoolkledij, vrijetijdskledij, kledij voor speciale gelegenheden, de functie van kledij, winkelen, ouders, vrienden en de rol van de media. Met andere woorden, de ruimere doelstelling van deze thesis is meer te weten te komen over de manier waarop jongeren opgroeien, vroeger en nu, via een aspect van hun leven dat op het eerste zicht vanzelfsprekend lijkt: hun kledij. Meer specifiek gaan we in op de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe kleden tienermeisjes zich in het Westen, en meer specifiek te Gent, sinds de jaren 50 tot nu? Zijn er veranderingen en gelijkenissen merkbaar?
2
2. Waarom droegen westerse tienermeisjes vanaf de jaren 50 tot nu deze kledij? Welke veranderingen en gelijkenissen zijn merkbaar? Bij deze onderzoeksvraag stellen wij ons twee subvragen: ¾ Welke rol spelen ouders en vrienden in de keuze van de kledij? Zijn daarbij opvallende veranderingen? Zijn er nog andere (f)actoren die hun kledij kunnen bepalen? ¾ Welke rol speelt de kledingindustrie in het kledinggedrag van Westerse tienermeisjes, sinds de jaren 50 tot nu? We willen aan de hand van een literatuurstudie en eigen onderzoek op zoek gaan naar antwoorden op deze vragen. Op basis daarvan kunnen tendensen uit andere landen vergeleken worden met tendensen uit onze eigen context. De beleving van jongeren kan via het interpretatief onderzoek worden nagegaan. We spitsen ons daarin toe op Gentse meisjes tussen twaalf en zestien jaar wiens ervaring we door het gebruik van interviews en ‘oral history’ zijn nagegaan. Op deze manier kan kledij binnen een geografische en eigentijdse context besproken worden. We hebben geprobeerd om een diversiteit aan meisjes aan te spreken, door hen uit het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO), het Technisch Secundair Onderwijs (TSO) en het Beroepssecundair Onderwijs (BSO) te rekruteren. We richtten ons omwille van de representativiteit op de middenklasse. Met het schrijven van deze thesis willen we niet alleen een poging ondernemen om meisjes, hun kledij en alles daarrond te leren kennen en begrijpen. We vinden dat het eveneens, als pedagogen, onze taak is om bestaande opvattingen over hen te onderzoeken en kritisch te benaderen. Anders ontstaat er een idee over 'het meisje' zonder dat deze tieners daar zelf enige inspraak in hebben. Wij hebben dan ook geprobeerd om deze scriptie met een open geest te benaderen en zo veel mogelijk te vertrekken en te bouwen op de gegevens die onze interviews hebben opgeleverd. In een eerste hoofdstuk geven we de resultaten van onze literatuurstudie weer. Dit gedeelte is onderverdeeld in drie stukken. Een eerste algemeen deel gaat in op de opkomst van de consumentenmaatschappij en meer specifiek op de groei van de kledingindustrie. Een tweede deel belicht de bestaande literatuur over de onderscheiden thema’s (die hierboven al vermeld zijn). In een derde deel wilden we de kledij die getoond wordt in enkele tijdschriften van vroeger en nu van naderbij bekijken. Het zijn beelden die vastliggen en door veel mensen ook zijn bekeken. Daarom kunnen ze ook gebruikt worden om onze onderzoeksvragen te beantwoorden. Evoluties worden nader beschreven. In het tweede hoofdstuk wordt ons interpretatief onderzoek uit de doeken gedaan. We lichten er onze methodologie toe. We maakten gebruik van interviews en foto’s. Het onderzoek is eveneens deels gebaseerd op ‘oral history’. De voor- en nadelen van deze techniek worden beschreven. Daarna komen de onderzoeksresultaten aan bod. Aan de hand van foto’s staven we de conclusies die uit de interviews werden getrokken. In een derde hoofdstuk bespreken we in de discussie de literatuurstudie en de resultaten. Op die manier proberen we een antwoord te bieden op onze onderzoeksvragen. De literatuur wordt geïntegreerd met onze resultaten, samen met eigen reflecties. We lichten ook nog de pedagogische meerwaarde van onze thesis toe en bespreken de kwaliteiten en tekortkomingen van ons onderzoek. Er worden nog aanbevelingen gedaan voor toekomstig onderzoek. Tot slot geven we in een besluit nog kort, maar krachtig de belangrijkste conclusies aan.
3
2. Literatuurstudie 2.1 Van pedagogisering naar commercialisering: De veranderende leefwereld van jongeren. In het eerste deel van onze literatuurstudie bekijken we de processen die er voor gezorgd hebben dat de leefwereld van kinderen en jongeren verandert. Naast de toenemende aandacht voor de kinderen en jongeren via scholen en andere pedagogische instituties, de pedagogisering van de leefwereld van het kind, kwam het kind als consument geleidelijk aan in de belangstelling te staan. De commercialisering van de leefwereld van het kind kwam op gang. Deze processen helpen ons begrijpen hoe en waarom de kinderen zich vroeger kleedden en dat nu doen. 2.1.1 De commerciële wereld ontdekt het kind: een overzicht door de jaren heen We kunnen bij het begin van ons betoog teruggaan naar een ver verleden. Hoewel wij ons toespitsen op evoluties van pedagogisering en commercialisering vanaf 1950, gaan er uiteraard processen aan vooraf die deze evoluties beïnvloed hebben. 2.1.1.1 Tot het begin van de 20ste eeuw Vooraleer we overgaan naar de geschiedenis van commercialisering, willen we eerst verduidelijken wat we onder consumptie verstaan. Featherstone (2007) stelt dat we vandaag in een ‘consumer culture’ leven, waarmee hij verwijst naar de cultuur van de consumentensamenleving. Een cultuur die bestaat uit symbolen, ervaringen en bepaalde praktijken. Featherstone (2007) stelt het belangrijkste kenmerk van een ‘consumer culture’ als volgt voor: “The availability of an extensive range of commodities, goods and experiences which are to be consumed, maintained, planned and dreamt about by the general population. Yet this consumption is far from being just the consumption of utilities which are addressed to fixed needs. (…) Rather, consumer culture through advertising, the media, and techniques of display goods, is able to destabilise the original notion of use or meaning of goods and attach to them new images and signs which can summon up a whole range of associated feelings and desires.” (p. 112). Consumptie vormt met deze definitie niet enkel een economisch proces, maar ook een sociaal en cultureel proces (Vanobbergen, 2005). De markt probeert via de media tegemoet te komen aan behoeften en nieuwe verlangens uit te vinden. De aandacht voor het kind en de daarmee gepaard gaande pedagogisering drong door in commercialiseringsprocessen vanaf de 18de eeuw. Het consumentisme in West-Europa ontwikkelde zich vanaf dan geleidelijk aan (Stearns, 2001). Er kwamen warenhuizen en winkels. Kleren waren daarbij de consumptiegoederen bij uitstek. Verschillende auteurs geven aan dat vanaf de 17de - 18de eeuw kinderen meer als een aparte groep werden beschouwd. Ariès (1987) komt tot de conclusie dat er een groeiende belangstelling kwam voor het kind. Hij heeft
4
het over ‘de ontdekking van het kind’. Depaepe (2005) spreekt eerder van een toenemende pedagogisering van de kindertijd, denken we daarbij aan de steeds groeiende aandacht en inspanningen voor onderwijs, vorming en opvoeding. Een kinderwereld en kindercultuur werden ontwikkeld vanuit de overtuiging dat kinderen andere behoeften en percepties hebben dan volwassenen en daardoor nood hebben aan specifieke aandacht en producten (Cook, 2004). De commerciële wereld speelde daar via speelgoed en kinderliteratuur op in. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw begon de sentimentele waarde van kinderen aan belang te winnen. Zelizer (1985) spreekt over een doorbraak van het onschuldige kindbeeld. Kinderen verdwenen uit het arbeidsproces en werden naar school gestuurd. De sentimentele, en minder de economische, waarde van kinderen kwam centraal te staan. Het kind werd onschuldig en onbetaalbaar geacht. Dat had zijn weerslag in de commercialisering, waardoor de economische waarde van het kind toch niet volledig verdween. Door die sentimentalisering werd het kind onderscheiden van de volwassene, met eigen noden en behoeften. Volgens Cook (2005) moest het kind worden opgevangen in een huiselijke en gesentimentaliseerde sfeer, waarbij de moeder een belangrijke plaats innam. Moeders werden daarbij gezien als morele verzorgers van hun kinderen. Meer rationele en medische benaderingen over de opvoeding van het kind werden via de wetenschap verspreid. Opnieuw speelde de marketing daar op in. Bepaalde artikelen werden beschouwd als functioneel, nuttig en heilzaam voor kinderen. Moeders werden daardoor aangezet om producten te kopen voor hun kinderen vanuit bepaalde overtuigingen over de gezondheid en de ontwikkeling van hun kind (Cook, 1995). Ze kregen met andere woorden een motief om te consumeren. 2.1.1.2 Begin 20ste eeuw tot de jaren 30 De moeder kreeg een belangrijke rol als consument voor het gezin. De marketing richtte zich dan ook op haar via advertenties. Cook spreekt daarbij over de ‘purchasing mother’ (Cook, 2004). Er ontstond een groeiende behoefte en vraag naar nieuwe en diverse producten. Verschillende stijlen werden gebruikt om nieuwe consumenten aan te trekken. De moeder werd daarbij gezien als iemand die zo veel mogelijk probeerde tegemoet te komen aan de natuurlijke behoeften van haar kind. Het onschuldige kindbeeld werd op die manier ook bestendigd. De moeder stond tussen het kind en de markt. Het kind werd een middel om de moeder te doen kopen. De kinderafdelingen in de warenhuizen die tijdens de jaren 20 opkwamen, werden georganiseerd vanuit het perspectief van de consumerende moeder. Enkel bij de ontwikkeling van speelgoed, snoep en misschien een aantal magazines werden kinderen als vertrekpunt genomen. Het kind was een afgeleide van de familie en zou pas later, als het over een eigen inkomen zou beschikken, een belangrijke consument zijn (Cook, 2000). Typisch voor deze periode was het gebrek aan een onderscheid in de leeftijden van kinderen en een afwezigheid van onderzoek naar hun behoeften en noden. Verkopers begonnen echter al vrij vroeg in de 20ste eeuw in te zien dat kinderen een invloed uitoefenden op de beslissing van de moeder om iets te kopen (Cook, 2004). Kinderen bleken een eigen voorkeur te hebben. In het begin van de jaren 30 veranderde dan ook de focus. De markt begon zich ook op het kind te richten en
5
niet langer enkel op de moeder. Het kind werd erkend als de primaire klant en een persoon met eigen behoeften. Doordat steeds meer kinderen naar school gingen en onder invloed van de ontwikkelingspsychologie, werden verschillende leeftijdsgroepen binnen de kindertijd duidelijk en herkenbaar. Daardoor ontstonden voor de markt nieuwe doelgroepen. De markt ging zich nu op een directe manier richten naar kinderen. Marketeers wilden meer weten over de psychologie van het kind en pasten die kennis ook in de praktijk toe. Het perspectief van het kind (en niet van de moeder) kwam op de voorgrond, door Cook (2004) aangeduid met de term ‘pediocularity’. In warenhuizen werden volledige verdiepingen voor de jeugd ingericht met het kind als uitgangspunt. Naargelang de leeftijd waarop de afdeling zich richtte, werden andere kleuren gebruikt op de vloer en muren. Om jongeren aan te trekken werd er populaire muziek gedraaid in de winkels. “The trend, emergent in the 1930s, was not to segregate children into a seperate room, but to create a children's space that moved them from periphery to center, from dependency to autonomy, from object to subject.” (Cook, 2004, p.120) Kinderen werden gezien als individuele en alwetende consumenten die eigen verlangens hebben. Ze kregen dan ook het recht om die verlangens te uiten. Het kind als autonome consument werd na de tweede wereldoorlog een vast gegeven. Dit model doordrong de verschillende sociale klassen, zodat ook kinderen uit de lagere klassen begonnen te consumeren. 2.1.1.3 De jaren 40 tot en met 60 Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er een nieuwe economische bloei en begon de persoonlijke vrijheid centraler te staan. Kinderen kregen meer rechten en deze werden, onder andere via de internationale verdragen van de rechten van het kind, formeel vastgelegd. Op die manier kwam de participatie van kinderen meer en meer centraal te staan. Er kwam ook een shift in de ouder-kindrelatie. Kinderen wilden onafhankelijker worden en probeerden dit onder andere te bereiken door goederen te kopen. Het onderscheid tussen de kinder- en volwassenwereld werd via deze processen vager. Het model van een kind als een actief en zelfbeslissend persoon werd verankerd. Vanaf de jaren 30 in Amerika, maar in Europa pas vanaf de jaren 50 kwam de massaconsumptie op gang. Cook (2004) stelt dat de babyboom leidde tot een expansie van de industrie. De verkoop van goederen, zoals kledij, steeg erg snel. Doordat er steeds meer kinderen waren, werden meer inspanningen gedaan om hun noden en behoeften te leren kennen. Het gevolg van deze ontwikkeling naar massaconsumptie was de stijgende aandacht voor verschillende consumentengroepen. De commerciële wereld richtte zich vooral tot kinderen en jongeren aangezien zij het sterkst geïnteresseerd zijn in vernieuwing. Tijdens de jaren 50 kregen schoolgaande jongeren door de stijgende welvaart vaker zakgeld van hun ouders, of ze verdienden zelf wat bij. Dit geld kon besteed worden aan de ontwikkeling van hun eigen stijl. Er was tegelijk een overvloed aan mogelijkheden om dat geld aan uit te geven (De Leeuw, 2000). Jongeren konden kiezen uit een groeiend assortiment popplaten, tienerkleding en tienerbladen. Adverteerders richtten zich ook meer en meer op tienermeisjes als
6
aparte categorie (Cook, 2004). Ze gaven schoonheidstips en sociaal advies aangezien uit onderzoek was gebleken dat tienermeisjes persoonlijke aantrekkelijkheid belangrijk vonden en tactvolle en suggestieve opmerkingen daaromtrent apprecieerden. In de jaren 60 richtten handelaars zich op een nieuwe categorie binnen de jongeren: de pretiener of de twiener, namelijk de tien- tot dertienjarige (Cook & Kaiser, 2004). De exacte leeftijdscategorie van de twiener is niet bekend, aangezien verschillende auteurs de leeftijden op verschillende manieren afbakenen. Deze iets jongere meisjes keken op naar de oudere tieners en stelden hun stijl als doel. Daar werd in de verkoop van goederen aan tegemoet gekomen. Handelaars moesten kinderen en hun leefwereld beter leren kennen om goed te kunnen verkopen aan deze groep (Cook, 2000). Het werd belangrijker om te weten hoe het kind als consument functioneerde. Die kennis probeerde men via onderzoek te achterhalen. Sikkema (2000) deed onderzoek naar deze fenomenen in Nederland. Hij stelt dat de interesse voor jongeren als commerciële doelgroep in de eerste 60 jaar van de 20ste eeuw beperkt was. Er waren heel weinig bedrijven die zich op jongeren richtten en die speciale producten voor hen ontwikkelden. Dat was volgens Sikkema niet alleen in Nederland zo, maar ook in de omringende landen en zelfs de VS. Sikkema legt duidelijk de periode, waarin de markt zich op jongeren oriënteerde, later dan Cook. Cook legt het begin van de herkenning van tieners in de jaren 30, maar geeft toe dat een echte tienermarkt pas in de jaren 50 doordrong. Sikkema stelt dat de ontdekking van jongeren als consument aarzelend in de jaren 50 plaatsvond en dat pas in de loop van de jaren zestig en zeventig die belangstelling substantieel werd. De belangstelling werd volgens hem gewekt doordat bedrijven opmerkten dat jongeren zich in de jaren 50 en 60 anders gingen gedragen dan volwassenen en dan de vorige generaties jongeren. Er ontstonden bij deze jongeren behoeften aan muziek, nieuwe soorten films, nieuwe manieren van kleden, enzovoort. Advertenties werden op de jeugd afgestemd door bijvoorbeeld hun muziek of spreektaal te gebruiken. Ook Sikkema wijst op het toenemend aantal onderzoeken die door de commerciële wereld naar jongeren gedaan werden. 2.1.1.4 De jaren 70 tot nu Consumenten wensten een verscheidenheid aan producten. De markt werd in de jaren 60 verder gesegmenteerd in verschillende groepen met een verschillende levensstijl. Deze tendensen zorgden voor een nog grotere keuze in producten (Featherstone, 2007). Volgens De Leeuw (2000) zette de individualisering die al in de jaren 60 aanvang nam, zich verder door. Er ontstond een persoonlijkheidscultus: iedereen moest zichzelf en het eigen leven vormgeven. Vanaf de jaren 80 ging meer en meer aandacht naar de constructie van identiteiten bij consumenten door gebruik te maken van verschillende soorten muziek, sport en kledij. Stijlen en mode verouderden snel en waren onderhevig aan voortdurende veranderingen (Kenway & Bullen, 2001 in Vanobbergen, 2005). Adverteerders richtten zich in de speelgoedindustrie apart op ouders en kinderen (Seiter, 1993). Ouders kochten producten voor hun kinderen omdat ze een opvoedkundige waarde hadden of om hun kinderen gelukkig te maken. Kinderen kochten producten omdat het aansloeg bij leeftijdgenoten en omdat het voor entertainment zorgde. Adverteerders moesten vroeger enkel de
7
goedkeuring van ouders verkrijgen, nu probeerden ze de kinderen voor zich te winnen. Deze evolutie heeft te maken met het feit dat vanaf de jaren 70 kinderen meer als actieve, in plaats van passieve wezens werden aanzien (Cook, 2000). Sikkema (2000) stelt eveneens dat vanaf de jaren 70 en 80 de belangstelling voor de jongerenmarkt in Nederland verder toenam. Hij geeft hiervoor verschillende redenen aan. Jongeren hadden meer geld om te besteden aan kleding en muziek. Ze hadden eveneens een stem gekregen in de uitgaven van het gezin. Op de derde plaats waren jongeren de volwassenen en consumenten van de toekomst. Ze houden van vernieuwing. Jongeren waren een interessant onderzoeksonderwerp voor bedrijven. In de jaren 80 en 90 bestonden verschillende modellen over hoe kinderen functioneren en zich op economisch gebied gedragen (Cook, 2000). Sikkema (2000) verwijst eveneens naar de jaren 90 als een turbulente periode op het gebied van jongerencommunicatie. Het besef groeide dat jongeren geen homogene groep vormen maar zich onderscheiden in tal van subculturen. Ouders willen hun kinderen betrekken bij familiale beslissingen, maar tegelijk kunnen ze de eisen en de consumptie van hun kinderen moeilijk controleren (Cook, 2000). Ze hebben er geen tijd voor want ze moeten beiden gaan werken. Moeders geven gemakkelijker toe aan het consumentengedrag van hun kinderen. Op die manier werd de persoonlijke autonomie van jongeren uitgebreid met een commerciële autonomie. Die autonomie wordt door kinderen vooral via hun kledij uitgeoefend (Flusser, 1992, in Cook, 2000). Vanaf de jaren 90 ontstonden er discussies over kinderen als onderdeel van de markt (Cook, 2000). Enerzijds zijn er de tegenstanders (zoals ouders) die stellen dat kinderen uitgebuit worden door de markt en ze daardoor beschermd moeten worden. Mensen uit de industrie menen dat kinderen actieve personen zijn die hun eigen wil hebben en zich kunnen beschermen tegen de uitbuiting van bedrijven. Het kind kan volgens de industriewereld zelf beslissingen nemen en een eigen mening geven. De leefwereld van kinderen is de dag van vandaag doordrongen door een door volwassenen gecreëerde wereld van consumptie. Cook beschrijft: “A consumer culture of childhood stands as a ubiquitous fixture in public life.” (Cook, 2004, p. 1). De wereld en cultuur van kinderen bestaat uit goederen, consumptie, media en diensten. De markt wordt een onderdeel van hun cultuur. De leefwereld van kinderen wordt met andere woorden gecommercialiseerd. Kinderen zijn volwaardige en autonoom handelende personen geworden. “The commodification of childhood” (Cook, 2004) viert vandaag de dag hoogtij. Het kind heeft doorheen de 20ste eeuw een nieuwe economische waarde gekregen, niet meer als arbeider, maar als consument. Uit onderzoek van het Onderzoeks- en informatiecentrum van de Verbruikers Organisatie (OIVO) uit 2003 blijkt dat jongeren in België boven de twaalf jaar over een gemiddeld inkomen van 605 euro per jaar beschikken. De koopkracht van de tien- tot vijftienjarigen is de laatste 20 jaar van het voorbije millennium bijna verdubbeld. Het meest geld wordt uitgegeven aan kleding, muziek en hun sociaal leven.
8
Ook Godot (2003) wijst op de veranderende leefwereld van kinderen in de westerse samenleving. Elke keer opnieuw wordt er ingespeeld op de behoeften en noden van kinderen en worden deze behoeften en noden gecreëerd en verlegd. Kinderen zijn economisch interessant omdat ze weten wat ze willen (dat wisten verkopers al eerder in de geschiedenis), maar ze beschikken nu ook over geld om de gewenste goederen en diensten te betalen. Daarnaast beïnvloeden ze hun ouders om aan hun noden te voldoen. Nooit was er zo veel aandacht en zorg voor de wensen van het kind. Kinderen worden aanzien als jongvolwassenen met een eigen mening en worden opgenomen in de wereld van de volwassenen (wat niet nieuw is, denken we maar aan kinderen als arbeiders, of als hulp in het huishouden). Alles wat voor volwassenen verkrijgbaar is, is ook voor kinderen in een kleiner formaat verkrijgbaar. Aan de andere kant bestaat ook een eigen kinderwereld die ingericht is naar de behoeften en wensen van het kind, met boeken en speelgoed. Cross meent dat er nu een bepaalde onzekerheid bestaat over hoe het kind eruit moet zien en hoe het zich moet gedragen (2004 in Levey, 2005). Enerzijds gedragen kinderen zich als volwassenen en zien ze er ook zo uit, maar tegelijk gedragen ze zich als kind. De overgang van jeugd naar volwassenheid verloopt minder abrupt dan vroeger (Dieleman, 2000). Jongeren zitten steeds langer in een tussenfase waarbij ze op sommige vlakken onafhankelijkheid en op andere afhankelijkheid ervaren. Ze worden steeds jonger aangesproken door de commerciële wereld maar langs de andere kant volgen ze langer onderwijs. 2.1.2 Rol van de kledingindustrie binnen de toenemende commercialisering Welke positie de kledingindustrie hierbij inneemt, bespreken we in het volgende onderdeel. Om het functioneren van de kledingindustrie van de jaren 50 tot nu beter te begrijpen, lijkt het ons ook hier nodig om te bekijken welke processen hieraan vooraf gingen. 2.1.2.1 Tot het begin van de 20ste eeuw Zoals we eerder stelden, ontstond er een groeiende belangstelling voor het kind vanaf de de 17de en 18de eeuw (Ariès, 1987). Dat bleek uit de kledij die kinderen droegen. Voorheen werd het kind gekleed zoals de mannen en vrouwen van de stand waartoe het behoorde. In de 17de eeuw kregen kinderen van de adel eigen kleding die hen onderscheidde van de volwassenen. Volgens Cook (2005) werden kleren tot 1820 thuis gemaakt, genaaid en geweven. Dit werd zowel door mannen als vrouwen gedaan. Men begon kleren in fabrieken te maken omdat men bijvoorbeeld voor het leger uniformen met standaardpatronen nodig had. In de 19de eeuw werd daarom steeds minder kledij thuis gemaakt. Door de uitvinding van de naaimachine kon een markt voor confectiekleding gemaakt worden. Deze massaproductie zorgde er voor dat kledij goedkoper werd en zo konden ook de lagere klassen kledij kopen. Voornamelijk de werkkleren voor jongens en mannen werd in het begin massaal geproduceerd. 2.1.2.2 Begin 20ste eeuw tot de jaren 30 Vanaf 1910 kon zowat elk kledingstuk voor vrouwen kant-en-klaar gekocht worden. De kinderkleren kwamen pas als laatste onder invloed van de massaproductie. Deze werden pas vanaf de jaren 20 in grote hoeveelheden gemaakt. Doordat steeds meer kinderen naar school gingen, konden de vrouwen
9
uit de middenklasse in de eerste helft van de 20ste eeuw geen huishoudelijk personeel meer betalen. Zij gingen ook zelf vaker participeren op de arbeidsmarkt waardoor ze minder tijd hadden om de kinderkleren zelf te maken. Deze kledij werd daarom steeds vaker gekocht. De stijgende productie van kinderkleren en het groeiend inkomen van de middenklasse zorgde er dan weer voor dat vrouwen in de positie stonden om kledij te kopen. Rond 1917 waren er slechts een handvol winkels die een aparte afdeling hadden met kinderkleren (Cook, 1995). De kledij werd per categorie gesorteerd in plaats van per leeftijd. Moeders waren de centrale figuur. Het inrichten van de afdelingen was op basis van hun perspectief ingericht aangezien zij degenen waren die de aankopen voor de familie deden. Ook hier etaleerde men de kinderkleren als 'goed en gezond voor het kind' om op die manier meer vrouwen aan te trekken. Advertenties uit de jaren 20 en 30 promootten kledij door te zeggen dat deze gezondheids- en ontwikkelingsvoordelen hadden voor het kind. Commercialisering werd verantwoord want moeders moesten producten kopen uit liefde voor hun kind. In de jaren 20 en 30 kreeg de kledingindustrie een steeds vastere plaats in de commerciële wereld en werd de kwestie van gezondheid en welzijn steeds vaker achterwege gelaten. Via vakliteratuur werden groothandelaars er steeds vaker op gewezen dat kinderen via de school in contact kwamen met anderen en zich bewust werden van de kledij die zij en anderen droegen (Cook, 2004). Stijl was belangrijk en een zelfbewust kind was goed voor de handel. De handelspers begon zich dan ook meer bezig te houden met het effect van kledij op kinderen. Stijl werd gezien als een persoonlijke uitdrukking, een expressie voor het gevoel van smaak. Een goede smaak zou het kind bevoordelen en het moest daarom hierin getraind worden. Kledij werd gezien als een belangrijk aspect voor het verwerven van zelfvertrouwen, innerlijke deugd en inzicht. De moeder moest daarbij oog hebben voor de schoonheid van het kind. Het kind moest weten welke kleren op welke momenten geschikt waren, maar mocht die wel zelf kiezen. Tot het einde van de jaren 20 werden dezelfde kleedjes aangeprezen voor meisjes van zes tot vijftien jaar. Er was een volledig gebrek aan onderscheid tussen meisjes van deze leeftijdsgroep. De lichamelijke veranderingen zoals de groei van de ledematen, het middel en de borsten, werden genegeerd door de stijl van de kledij. Het was net alsof de opkomende vrouwelijkheid werd gemaskeerd. Men merkte echter op dat de veranderingen aan het lichaam een probleem vormden voor de ontwerpers van kledij en men zag op die manier een kans op profijt. Marketeers stelden voor om verschillende leeftijdscategorieën te creëren in de kledingwinkels. Voor meisjes tot zes jaar waren er rokken tot net boven de knie. Meisjes die ouder werden moesten evenwel een langere rok dragen omdat hun benen een seksuele aantrekkingskracht zouden kunnen hebben. Men maakte zich dus zorgen om de kledij en het fysiek voorkomen van meisjes. Door het uitstel van sociale volwassenheid (door de schoolplicht) en de late intrede in de arbeidsmarkt, zorgde dit voor een leegte in de levensloop van de meisjes. Die leegte werd dan opgevangen door het creëren van een nieuwe categorie kledij voor meisjes van zeven tot elf jaar. Zo konden ze kiezen uit kledij die niet te kinderlijk was, maar moesten ze ook nog niet de kledij van jonge vrouwen dragen.
10
Winkeliers dachten goed na over de indeling van hun winkel. Er werd bijvoorbeeld vermeden dat jonge meisjes door de kinderafdeling moesten passeren. Op die manier konden ze zich onafhankelijke en jonge vrouwen voelen. Deze bewuste aanpak werd vanaf de jaren 30 steeds vaker toegepast. 2.1.2.3 De jaren 40 tot en met 60 Met de babyboom was er in de jaren 40 een hernieuwde aandacht voor kinderen (Cook, 2004). Daarmee veranderden ook de consumptiepatronen. De verkoop van kledij steeg. Dit trok de aandacht van kruidenierswinkels die ook kledij begonnen te verkopen. De handelszaken die kledij voor de hele familie aanboden, bleven groeien. Tieners werden een aparte categorie waar de kledingindustrie zich op richtte. In de jaren 40 kreeg de tiener een aparte kledingmaat en aparte stijl. Seksualiteit werd nu een belangrijk thema in de bespreking van kledij voor meisjes. Het tienermeisje zocht affiniteit op het gebied van kledij met jonge vrouwen en wilde zich onderscheiden van jonge meisjes. Er ouder uitzien was een doel voor sommige meisjes en werd bereikt door een geseksualiseerde stijl te hanteren. Dit leidde tegelijk tot het ontstaan van een jongerencultuur. Tijdschriften versterkten het centraal staan van schoonheid en populariteit van een meisje maar waarschuwden tegelijk voor het 'te ver gaan' op een afspraakje. Winkels gingen in op de vraag om vrouwelijke kleren te verkopen aan meisjes uit het secundair onderwijs. Op die manier hielpen zij mee met het creëren van een nieuwe categorie, de tiener. De tiener werd voorgesteld als modebewust. Dit meisje weet wat ze wil en is niet verlegen om haar eigen mening te geven. Tienermeisjes moesten daarom behandeld worden als volwaardige personen. De winkels richtten een aparte afdeling in voor tieners, gescheiden van de kinderafdeling. Deze afdeling werd afgestemd op hun leefwereld, door er accessoires te plaatsen die typisch zijn voor tieners, zoals het beschikbaar stellen van frisdrank. Het ontwikkelen van een aparte stijl voor tieners ging gepaard met een meer volwassen communiceren met hen in de winkels. De wensen, behoeften en uitgaven moesten ieder seizoen opnieuw onderzocht worden om de markt te kunnen aanpassen aan deze consumenten. De pre-tiener (tien tot dertien jaar), of de zogenaamde twiener (Cook,2003), werd eveneens een aparte categorie waar de kledingindustrie zich op richtte. Vooral twaalf- tot dertienjarigen wilden hun kledij kopen bij de afdeling van de kledij voor oudere tieners. Er werd toen aan hun behoeften voldaan door van hen een aparte categorie van consumenten te maken. Uit onderzoek bleek dat deze groep veel geld uitgaf aan kledij. Ze wilden er graag uitzien als volwassenen en gedroegen er zich ook naar. Verkopers kwamen tegemoet aan deze verlangens. Er werden voor hen speciale juwelen, handtassen en cosmetica op de markt gebracht. In het begin van de jaren 50 kwamen de eerste 'oefen-BH's' op de markt. Er ontstond in de jaren 60 discussie omtrent deze vroegrijpheid en seksualiteit van tieners. Het publiek eiste dat de seksualiteit van jongeren beperkt moest worden. Kinderen zagen er te snel te oud uit, wat aanleiding kon geven tot problemen. Deze visie kwam in conflict met de commerciële waarde van seksualiteit. Dit zette de kledingindustrie in een moeilijke positie, maar later zou blijken wie de strijd uiteindelijk heeft gewonnen...
11
2.1.2.4 De jaren 70 tot nu De vrouwelijke en geseksualiseerde look van meisjes werd in de jaren 70 voor een korte tijd getemperd door de popularisering van vrijetijdskleren, zoals T-shirts en jeans (Cook & Kaiser, 2004). Meisjes droegen liever een gewone broek, jeans of een broek met wijd uiteenlopende pijpen dan een jurk. De smaak en het gevoel voor mode van het jonge tienermeisje stond centraal, hoewel de moeder ook nog haar zegje had in de kledij, vooral wat betreft de prijs. De kledingindustrie vreesde het einde van een winstgevende markt van speciale jurken en accessoires door de nadruk op de minder seksueel getinte kledij. Ze greep in door meer gebruik te maken van suggestieve en expliciete beelden. Het jonge meisje werd voorgesteld met een strakke jeans en een open geknoopte blouse (Figuur 2). De aantrekkelijke pretiener, afgescheiden van het onschuldige jonge kind, werd gepromoot. Figuur 2: Reclame Calvin Klein
Jonge meisjes werden in de jaren 80 omringd door seksuele spanning en dubbelzinnigheid omtrent hun leeftijd. Sociale wetenschappers wezen er op dat kinderen er meer gingen uitzien als volwassenen. In de jaren 80 was er eveneens een hernieuwde aandacht voor pretieners die nog steeds aparte ruimtes kregen in winkels. Toch verminderde de aandacht voor de jeugdcultuur (Carnegy, 1995). Door geboortecontrole en huwelijken op latere leeftijd de jaren voordien, waren er minder tieners. Er werd weer meer aandacht besteed aan volwassenen aangezien niet enkel tieners massa's geld in het laatje konden brengen. Toch verdubbelde in de jaren 90 de kledingindustrie haar inspanningen om een speciale marktruimte te creëren voor de twiener (Cook, 2003). Vooral de meisjes vormen een grote markt omdat ze zich een arsenaal aan economische goederen eigen maken, zoals accessoires, kleren, make-up en schoenen. Het zijn dé spullen die vandaag in de vrouwelijke consumentenwereld worden verkocht. Volgens Cook en Kaiser (2004) kopen moeders en hun dochters kleren om uitdrukking te geven aan hun wens om er geleidelijk volwassener uit te zien. Sikkema (2000) geeft echter aan dat in Nederland pas vanaf de jaren 90 een markt ontstond voor pretieners met hun aparte eigenschappen (meestal aangeduid met kinderen van negen tot vijftien jaar). Bijvoorbeeld Ralph Lauren en Tommy Hilfiger gingen zich eveneens richten op jonge tieners. Sikkema stelt deze ontwikkeling voor Nederland dus een stuk later dan Cook, die wees op de opkomst van de pre-tiener in de jaren 60. Vandaag zijn er bewegingen naar en weg van de oudere look van kinderen (Cook & Kaiser, 2004). Dit wijst op de ambivalentie die bestaat over de seksualiteit van het kind. Er ontstaat een angst omtrent de seksualiteit van meisjes. De kledingindustrie biedt aan kinderen verleidelijke kledij en bikini’s voor volwassenen aan. In Amerikaanse kranten werd gesteld dat ouders te weinig
12
aandacht geven aan de ordinaire kledij die in de winkels liggen. In 1995 werd Calvin Klein, met hun campagne gekenmerkt door schaars geklede meisjes, beschuldigd van kinderporno. Winkels bieden nu kleding aan voor tieners zonder uitdagend te zijn, maar tegelijk wel modieus. Tieners worden via tijdschriften aangespoord om nog een minirok te dragen, maar gecombineerd met een mooi jasje erboven en niet met stiletto’s (Cook & Kaiser, 2004). Het jonge meisje moet zichzelf nu weten te positioneren ten op zichte van die seksualiteit. 2.1.3 Conclusie We merken dat de commercialisering, en vooral die van de leefwereld van kinderen en jongeren, in de 20ste eeuw in een stroomversnelling raakte. Op verschillende vlakken, waarbij voor ons de kledij van belang is, worden producten voor kinderen en later voor twieners en tieners gepromoot. Het valt in de literatuur op dat deze ontwikkeling zich in Europa later situeert dan in Amerika. Waar in Amerika in de jaren 30 de expansie van de commerciële wereld voor tieners ontstond, is dit in Europa pas na de Tweede Wereldoorlog op te merken. Volgens ons is van een echte doorbraak pas sprake vanaf de jaren 50, 60. Ons onderzoek zal daaromtrent meer uitsluitsel bieden.
13
2.2 Belangrijke onderdelen van de klederdracht bij tienermeisjes In dit onderdeel onderscheiden we een aantal aspecten die van belang zijn bij de manier waarop tienermeisjes zich vroeger en nu kle(ed)den. Deze thema's hebben we in de eerste licentie geselecteerd op basis van een verkennende literatuurstudie. We zullen deze indeling ook gebruiken in de bespreking van onze interviews. We geven een overzicht van de lessen die we trokken uit die eerste verkenning. Cook (2000) stelt dat kinderen alsmaar meer worden aanzien als geïndividualiseerde, autonome consumenten. Er is een nieuwe moraal ontstaan waarbij de wens van kinderen om goederen te consumeren als natuurlijk wordt beschouwd. In een andere publicatie benadrukt Cook (2001) dat kinderen personen zijn met eigen behoeftes en wensen, die het recht hebben te consumeren. Daar gaat Cook (2005) in een ander artikel verder op in. Actieve en bewuste kinderen zijn essentieel voor de markt. Daarom richt de markt zich rechtstreeks op hen. Kinderen geven hun eigen interpretatie aan goederen en producten en krijgen daardoor zelf een stem en herkenning. Cook (1995) en Hansen & Hansen (2005) gaan dieper in op de rol die anderen spelen in het koopgedrag van kinderen. In de periode van 1917 tot 1929 richtte de kledingindustrie zich tot moeders (Cook, 1995). Zij waren degenen die de inkopen deden voor de familie. Verkopers probeerden met gezondheidsreden de moeders te overtuigen kledij voor hun kinderen te kopen. Toch blijkt dat er een spanning ontstond tussen moeders en dochters over wie de beslissing mocht nemen bij de aankoop van kledij (Cook, 2003). De moeder werd als het ware een obstakel bij de consumptie in plaats van bemiddelaar tussen kind en markt. Kinderen wilden niet meer behandeld worden als kinderen. Ze wilden een gelijke behandeling bij aanwezigheid van hun moeder. Vandaag kunnen sommige kinderen gezien worden als vernieuwers van bepaalde producten (Hansen & Hansen, 2005). Anderen zijn opinieleiders. Veel kinderen volgen het advies op van deze opinieleiders en kopiëren hun gedrag. De persoonlijke aanbevelingen zijn meestal de hoofdreden waarom een kind een product koopt. Ouders spelen toch ook vandaag nog een dominante rol op het gebied van kledij. Uit dit onderzoek blijkt eveneens dat internet bijna niet gebruikt wordt om de nieuwste modetrends te kunnen volgen. In Zakim's (2004) boekbespreking van 'The Children’s Clothing Industry and the Rise of the Child Consumer' blijkt Cook te menen dat meisjes de behoefte ontwikkelden om zich als jonge, sexy vrouwen te kleedden. Daar speelde de markt op in. Darian (1998) gaat in op het winkelgedrag van kinderen en hun ouders tijdens de zoektocht naar kinderkledij. Ouders kijken vooral naar prijs en comfort van de kledij, terwijl kinderen vooral letten op de kleur en stijl. Toch is de kans op een aankoop groter als beide partijen samenwerken. Ouders voelen zich verplicht om trendy kledij te kopen als kinderen naar school gaan en beïnvloed worden door hun ‘peers’. Darian (1998) gaf eveneens aan dat er een verschuiving is in de focus van de markt. Het was eerst gericht op vrouwen, maar nu eerder naar kinderen. Op basis van deze artikels hebben we bekeken wat en wie een rol speelt in de kledij van jongeren. Kinderen kopiëren blijkbaar gedrag van anderen. Wij willen weten of er nog andere redenen zijn waarom bepaalde kledij gekozen wordt. Hoewel het kind als een individuele consument wordt gezien, sturen toch een aantal actoren (tijdens het winkelen) het gedrag van dit kind. Het lijkt ons
14
daarom interessant om op de volgende aspecten dieper in te gaan: functies van kledij, winkelen, de rol van ouders, vrienden en de media. We hebben daarbij voor een eigen inbreng gezorgd door zelf nog een onderscheid te maken tussen kleren die op verschillende momenten gedragen worden: schoolkledij, kledij uit de vrije tijd en voor speciale gelegenheden. Wij willen tijdens ons onderzoek verder ingaan op het kledinggedrag van tieners aangezien wij dit een interessante aanvulling vinden op de artikels die allemaal over kinderen gaan. Tenslotte zullen wij ons, om ons onderzoek verder af te bakenen, enkel op meisjes concentreren. Op die manier kunnen we dieper ingaan op de aspecten die zij belangrijk acht(t)en. We gebruiken verder nog literatuur uit verschillende decennia om ook hier een evolutie en eventuele veranderingen weer te geven. In de jaren 50 werd maar zelden onderzoek gedaan naar het consumentengedrag van kinderen (John, 1999). Doordat in de jaren 60 kinderen meer en meer werden opgemerkt als consument, steeg ook het aantal onderzoeken die gedaan werden. Maar pas in de jaren 70 bloeide het onderzoek naar deze leeftijdsgroep open. Daarom zullen de gegevens uit de jaren 50 en 60 eerder beperkt zijn. 2.2.1 Schoolkledij De (middelbare) school vormt een belangrijk onderdeel van het dagelijkse leven van jongeren. Daarom willen we nader bekijken welke kledij op school verwacht wordt en welke kledij er uiteindelijk wordt gedragen. Dussel (2001) stelt dat het uniform en het homogeniseren van kledij op scholen al enige tijd bestaat. Begin 20ste eeuw vond het uniform zijn ingang in het middelbaar onderwijs. Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw tot nu zien we dat er op vele scholen nog altijd een bepaald soort kledij werd, en wordt, verwacht. Tijdens de jaren 50 werden plooirokken, truitjes en blouses in grijs, bruin en donkerblauw op heel wat scholen gedragen (Hilhorst, 1981 in Willen, 1993). In de jaren 60 werd het uniform echter vaak afgeschaft (Willen, 1993). Daardoor konden meisjes hun kledij op school aanpassen aan de heersende mode. Volgens De Leeuw (2000) ontstonden er in de jaren 50 enkele belangrijke jeugdculturen en dat werd zichtbaar in hun uiterlijk. Jongeren kwamen daardoor meer en meer in conflict met het gezag vanwege hun uiterlijk. Slobbertruien, spijkerbroeken en zwarte kleding werden niet getolereerd op school. In sommige middelbare scholen werd het gedeeltelijk uniform ingevoerd (Willen, 1993). De leerlingen droegen bijvoorbeeld een pull in een bepaalde kleur, een schort of een blouse met het embleem van de school. Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw tot nu zijn al heel wat uniformscholen verdwenen hoewel er vaak nog altijd sprake is van een bepaalde vorm van een uniform: ofwel wordt nog volledige uniforme kledij verplicht, bepaalde kledingstukken worden verwacht, of de school stelt een aantal algemene eisen inzake de kledij. Die algemene eisen kunnen gaan over de noodzaak van kousen en schoenen en het verbod om strandkledij (bijvoorbeeld minirokjes) te dragen. Bekijken we de redenen waarom sommige kledij verplicht werd, dan vinden we vooral verwijzingen terug naar het wegwerken van klasseverschillen, het vermijden van ‘modeshows’ en concurrentie op school, het realiseren van orde, tucht en discipline en het stimuleren van het samenhorigheidsgevoel op school (Willen, 1993). In katholieke scholen ging het vroeger eerder om zedelijkheid en
15
opvoeden tot fatsoen. Dussel (2001) meent dat de debatten over het al dan niet invoeren van een schooluniform nu vaak gaan over de tegenstelling tussen individualiteit en conformiteit en deze tussen vrijheid en discipline. Er is dus een spanningsveld tussen rechten en vrijheden van leerlingen en de eisen, waarden en normen die de school vooropstelt. In de discussie zullen we daar verder op ingaan. Barnard (2002) stelt vast dat een school eigen betekenissen en waarden heeft die ze wil communiceren naar de buitenwereld. Een manier om dit te doen is via de kledij van hun scholieren. Bodine (2003) geeft dezelfde redenen voor het verplichten van bepaalde schoolkledij als wat hiervoor werd verteld. De dominante visie van ouders en kinderen daarbij is dat scholen plaatsen zijn waar economische ongelijkheid op een weloverwogen manier geminimaliseerd moet worden. Zij menen dat via een uniform geen onderscheid meer kan gemaakt worden tussen arm en rijk. Kledij vormt volgens Bodine het kenteken van ongelijkheid. Veel leerlingen geven aan dat degenen die geen grote kleerkast hebben met ‘de juiste’ kledij, wat noodzakelijk is om populair te zijn, uitgesloten worden. De rol van kledij in het afbakenen en bekrachtigen van de sociale hiërarchie werd ook door andere onderzoekers vermeld (Eckert, 1982, 1989: Foley, 1990; Goodwin, 2000, in Bodine, 2003). Een ander onderzoek (Firmin, Smith & Perry, 2004) voegt bij de redenen voor de verplichting van een uniform nog toe: verminderde kosten aan kledij, leren hoe jongeren zich gepast moeten kleden en minder afleiding van niet-schoolse activiteiten. We kunnen binnen dit onderdeel concluderen dat er geen eenduidigheid bestaat waarom specifieke kledij op bepaalde scholen wordt verwacht. Het bestrijden van klasseverschillen en concurrentie tussen de leerlingen worden vermeld. Volgens ons heeft het daarmee samenhangend ook te maken met een ‘net’ en ‘niet te bloot’ voorkomen op school. Er wordt gesuggereerd dat sommige scholen ook uit eigenbelang naar een uniform streven. Ons eigen onderzoek zal hieromtrent bijkomende informatie verschaffen . 2.2.2 Vrije tijd Naast de tijd die meisjes op de schoolbanken moeten doorbrengen, beschikken zij over heel wat vrije tijd. In wat volgt geven we een overzicht van de mode en kledij die jongeren op die momenten droegen vanaf de jaren 50 tot nu. Dit wil niet zeggen dat alle jongeren deze droegen. Vanaf de jaren 50 ontstonden immers verschillende jeugdculturen met hun eigen kledingstijl (De Leeuw, 2000). Maar dit wil niet zeggen dat alle jongeren zich tot een bepaalde jeugdcultuur toeschrijven en droegen ze de ‘gewone, klassieke’ kledij, wat uiteraard ook als een aparte groep of cultuur kan beschouwd worden. In de bespreking van onze interviews gaan we na in hoeverre meisjes van twaalf tot zestien jaar uit het Gentse deze mode volgden. Door de massaproductie van kledij, de massale verspreiding van boetieks en de steeds meer gestylde confectie, verloor de Haute Couture vanaf de jaren 50 stilaan aan belang (Delhaye, 1991). Vanuit verschillende segmenten van de samenleving werden diverse stijlen gelanceerd. Daardoor ontstonden ook oneindig veel verscheidene vormen en betekenissen van modieus zijn. Verschillende jeugdsubculturen met elk hun eigen kledingstijl deden hun intrede. In de jaren 50 begon de jeugd zich steeds meer te verzetten tegen de oudere
16
generatie (Lehnert, 2000). De opmars van de popmuziek en de popidolen begon waarbij muzikanten zoals Elvis Presley, Jerry Lee Lewis en Chuck Berry hun invloed hadden op de kledingstijl. Rock-'n-roll werd door velen geassocieerd met rebellie tegen alles wat traditioneel was. Er anders uitzien was belangrijk. De meisjes gingen rocken in strakke lijfjes en zeer wijde rokken. Op deze wijde zwierrokken werden keurige bloesjes gedragen met een kraagje en korte mouwtjes (Eggels, 1991). Of ze droegen ‘slacks’, nauwe broeken met driekwart pijpen. Rond die periode deed ook de jeansbroek zijn intrede. In de jaren 60 wilde de jongere generatie financieel en geestelijk onafhankelijk worden. De jeugd wilde mode die paste bij dit nieuwe levensgevoel en die bovendien betaalbaar was. Onder de aanhangers van de protestbewegingen ontstond de hippie-look. Lange kettingen, jeans, hemden met bloemenpatronen en lange, losse bloemenjurken werden gedragen. De minirok deed zijn intrede doordat de rokken steeds korter werden. Vooral de wijde mode (wijde rokken in vorm gehouden door stijve onderrokken, de zogeheten petticoats) uit de jaren 50, werd doorgetrokken in de jaren 60. De jeans waren hét modeartikel en dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. In de jaren 60 werd na nog wat tegenkanting van verschillende autoriteiten de jeans of spijkerbroek een algemeen aanvaard kledingstuk. Er waren zowel nauwe als wijde pijpen. Ook het T-shirt werd populair. De jeugd droeg kledij die vooral niet chic was. Je moest laten zien dat je jong was, geld verdiende en wou leven zoals jij alleen het wou. Deze kledij werd door de kledingindustrie op de voet gevolgd en overgenomen. Het waren dus niet langer de modehuizen die de trends bepaalden. We lezen echter in een andere publicatie (Connikie, 1995) dat nog veel tienermeisjes, vooral in Europa, kleding droegen die identiek was aan die van hun moeders. Die tegenstrijdigheid heeft volgens ons waarschijnlijk te maken met de diversiteit die onder jongeren bestond. Een andere verklaring kan zijn dat de Amerikanen in de jaren 50 sneller afweken van de traditionele kledingnormen die in Europa nog golden. De ‘vrijetijdsmode’ is immers een Amerikaanse uitvinding (Eggels, 1991). De mode profileerde zich tijdens de jaren 70 als een middel waarmee iedereen zijn mening tot uiting kon brengen. Individualiteit stond hoog in het vaandel. Elementen uit verschillende stijlen en tijden werden door elkaar gedragen. In deze periode kwam er ook een meer nonchalante houding tegenover kledij. Dezelfde kleren werden zowel overdag als 's avonds gedragen. Bij tieners was de India-look populair. Deze bestond onder andere uit flodderjurken en blousen met borduursel of Indiase prints. Tieners (voor zover dat die rokken droegen en geen jeans) begonnen langzaam aan ook weer rokken te dragen. Deze rokken liepen vaak wijd uit en waren bij voorkeur bedrukt met bloemen. Tieners droegen jurken graag lang, voor de vrouwen was dit tot aan de knie. De felle kleuren uit de jaren 60 werden nog steeds gebruikt maar werden vaak afgewisseld met donkere kleuren zoals bruin en mosgroen. De punkers wilden met hun zwarte lederen jas met scheuren, hondenkettingen om hun hals en gevangeniskettingen vooral shockeren. Ze wilden op die manier wijzen op de wantoestanden in de maatschappij. In de jaren 80, toen de provocatie afnam, werd deze kledij geaccepteerd en opgenomen in de gangbare mode. Naast de punkers ontstond ook de discomode, waarbij glitter en felle kleuren centraal stonden. Meisjes droegen glimmende korte rokjes, shorts of strakke broeken. Films als ‘Saturday night fever’ en ‘Grease’ hadden daarbij een invloed.
17
In de jaren 80 bestonden er eveneens verschillende trends. Eén ervan kwam er vanuit een ware fitnessrage. Sterren zoals Madonna spraken openlijk over diëten en sporten om aantrekkelijk over te komen. De sportmode met onder andere glanzende leggings en zweetbandjes, beïnvloedde de alledaagse mode. Er was bijna geen verschil meer tussen wat kinderen, volwassenen en ouderen aandeden. Ze droegen sportschoenen, jeans, T-shirts en rokken in allerlei felle kleuren. Verschillende stijlen werden gedragen naargelang de muziek waar er naar geluisterd werd (Carnegy, 1995). Denk daarbij onder andere maar aan de hip hop en house. Doordat de vrouwen nu ook topfuncties gingen bekleden, had dit een invloed op hun kledij. Mantelpakjes met schoudervullingen waren een teken van macht. Deze strenge ontwerpen waren ook bij de jeugd geliefd. Zwart werd bij hen een populaire kleur. De kledij uit de jaren 50, de swingende jaren 60 en de punk werden opnieuw uitgevonden met een beetje van de huidige mode eraan toegevoegd. In de jaren 90 werden oude elementen steeds opnieuw geïnterpreteerd. Bij de jeugd leefden de jaren 60 en 70 weer op. De trends volgden elkaar steeds sneller op. Ook al werd er nog vaak dezelfde kledij gedragen door volwassenen en jongeren, toch was er op veel gebieden een verschil tussen de jeugdmode en mode voor volwassenen. Onder andere plateauzolen, wijde broeken, korte en strakke topjes, werden enkel door jonge meisjes gedragen. Door de aandacht die er was voor diëten en sporten, hadden jonge mensen een lichaam dat ze wilden tonen. De mode ging daarin mee door kledij te ontwerpen die vaak ontbloot was in plaats van gekleed. Door de nadruk op het kapitalisme stegen ook merken in belang. Merken staan voor een bepaalde stijl en kwaliteit. Verschillende trends volgden elkaar op en bestonden naast elkaar. Retro, grundge (strakke bloemjurken met legerlaarzen) en girlies (strakke en korte kledij met een ontblootte navel) zijn er maar enkele van. Uit het voorgaande blijkt dat de kledij die mensen dragen een verschillende betekenis kan hebben voor verscheidene individuen (met hun eigen stijlen en smaken) en groepen in de samenleving (Davis, 1994). In een volgende paragraaf wordt duidelijk dat de kledij ook een andere betekenis kan hebben afhankelijk van bepaalde gelegenheden of gebeurtenissen. 2.2.3. Speciale gelegenheden Davis (1994) meent dat er een kledingscode bestaat die afhankelijk is van de context. Dit wil zeggen dat wat de kledij betekent, sterk afhankelijk is van de identiteit van de persoon, de plaats, de gelegenheid, het gezelschap en zelfs de gemoedstoestand van die persoon. Hier is vooral van belang welke rol een bepaalde gelegenheid kan spelen op de kledij die tieners dragen. Zo zal vrijetijdskledij bijvoorbeeld een andere betekenis hebben dan de kledij die gedragen wordt op een feest. Vrije tijd wordt op het gebied van kleren vaak tegenover rituelen gesteld (Barnard, 2002). Kleren die gedragen worden bij rituelen vragen tijd en/of geld. Op die manier functioneren ze als een indicatie voor de sociale klasse waartoe iemand behoort. Dit werd reeds vermeld door Barber en Lobel (1952) in de jaren 50. Verder vonden we nog een onderzoek uit het jaar 2007 in opdracht van de
18
Belgische Federatie van de Distributie (Fedis) (Velge & Deboosere, 2007). Daaruit blijkt dat zondagskledij aan een herwaardering zou bezig zijn. Van de 1600 ondervraagden heeft tweederde één of meer speciale outfits die ze dragen op zondag. De zondagse kledij wordt oorspronkelijk gekocht voor speciale gelegenheden maar wordt na een aantal keer dragen ook gebruikt als een doordeweekse tenue. Indien personen nieuwe kleren kopen, dan zullen zij meer geld uitgeven aan hun zondagskleren dan aan andere kledij. In dit gedeelte wilden we op zoek gaan naar een antwoord op de vraag waarom mensen op zondag of op feestdagen vaak andere kledij dragen dan in hun vrije tijd. Dit werd aangegeven door de vrouwen tijdens onze interviews, maar niet iedereen kon daarvoor een reden geven. Wij denken dat dit te maken kan hebben met het katholicisme. In de discussie hervatten we nog even dit thema. De literatuur die we over dit onderwerp vonden, was eveneens heel beperkt. Er lijkt hier nog niet veel onderzoek over te bestaan. Dit thema is dus iets wat niet over het hoofd mocht gezien worden in ons eigen onderzoek. 2.2.4 Functie van kledij Bij de functie van kledij willen we vooral nagaan waarom jongeren bepaalde kledij dragen. Welke motivatie hebben ze om voor hun kleren te kiezen? Bescherming ten opzichte van de fysieke, sociale en psychologische omgeving werd in onderzoek uit de jaren 70 en 80 reeds gezien als een reden om kledij te kopen (Kwon, 1987, Roach & Eicher, 1973, Sproles, 1979 in Chen-Yu & Seock, 2002). Dit kan volgens Barnard (2002) niet de belangrijkste functie van kleren zijn aangezien er culturen zijn waar zelf bij lage temperaturen niet veel kleren worden gedragen. Hij geeft ook een voorbeeld van Rouse (1989) die er op wijst dat zelfs in de winter meisjes gekleed lopen in mini-rokken. Ook bescheidenheid in kleren is cultuurgebonden. Barnard beweert niet dat er geen regels zijn op het gebied van kleren maar zegt wel dat deze niet gebonden zijn aan de natuur van de mens en verschillen naargelang de cultuur. Ouders leren aan hun kinderen welke lichaamsdelen ze moeten bedekken en waarvoor ze zich dus moeten schamen (Rouse, 1989 in Barnard, 2002). Anderzijds zijn er ook mensen die net kledij dragen die hun lichaam accentueert en er de aandacht op vestigt. Kleding is ook een manier om zichzelf uit te drukken en te identificeren tegenover anderen (Hawkins, Best & Corney, 1998 in Chen-Yu & Seock, 2002). De kledij die je draagt geeft veel informatie over jezelf. Zelfs diegene die zeggen dat ze er niet om geven welke kleren ze dragen, dragen via hun kledij bepaalde betekenissen over (Dussel, 2001). Kledij is volgens Barnard (2002) een manier om te communiceren. Door kleren kunnen mensen zich onderscheiden van anderen en een vorm van uniekheid creëren. Toch hebben personen doorheen de geschiedenis steeds naar een evenwicht gezocht tussen zelf-identiteit en het conformeren aan de meerderheid. Kleren geven eveneens de status van een persoon weer, zoals leeftijd. Sommige meisjes willen per se een AAA-beha dragen ook al heeft die geen functie. Maar voor hen is het een teken dat ze uiteindelijk een volwassen vrouw zullen worden. Evans (1964) deed onderzoek bij adolescenten en kwam tot de conclusie dat de nood aan erkenning en confirmatie de belangrijkste redenen waren om kledij te kopen (in Chen-Yu & Seock, 2002). Saunders, Samli en Tozier (1973) vonden
19
dat de druk van leeftijdsgenoten bepaalde waar meisjes in hun adolescentie gingen winkelen (in Chen-Yu & Seock, 2002). Kledij is tevens een manier om het menselijk lichaam te presenteren en wordt vaak bewust gebruikt om seksuele aantrekking tussen mensen te stimuleren (Sproles 1979, Laver 1969 in Chen-Yu & Seock, 2002). Chen-Yu en Seock namen in 2002 zelf vragenlijsten af bij jongeren tussen veertien en achttien jaar uit de Verenigde Staten. Uit de resultaten bleek dat meisjes vooral kleren kopen omdat het een vorm van ontspanning is. Op de tweede plaats werd seksuele aantrekking vermeld als een reden om te winkelen voor kledij. Voor jongens komt seksuele aantrekking op de eerste plaats. Volgens Schlossberg (1993) vinden tieners het belangrijk om er ‘cool’ uit te zien (In McClung & Holdorf, 2005) . Zij willen er goed uitzien en ze willen de ‘juiste’ kledij, gezien als de kledij die onder jongeren aanvaard wordt, aanhebben. De redenen die gegeven worden waarom bepaalde kledij gedragen wordt, zijn dus divers. We zullen in onze onderzoeksresultaten zien of al dan niet dezelfde redenen naar voor komen. 2.2.5 Winkelen Hoe vaak meisjes gaan winkelen, heeft uiteraard ook te maken met het inkomen. Ook in de jaren 50 en 60 varieerde dit al sterk. Sommige meisjes gingen werken terwijl anderen nog volledig afhankelijk waren van hun ouders (Tinkler, 2000). Belangrijk om te weten is dat kledij vroeger veelal door vrouwen zelf werd gemaakt. Deze praktijk werd populair in de periode na de Tweede Wereldoorlog (Szeless, 2002). Tijdschriften zoals ‘Burda’ speelden daar op in door patronen van kledij aan te bieden voor de hele familie. In de jaren 50 was het vooral een economische noodzaak om zelf kledij te maken. Het huishoudelijk budget was net na de Tweede Wereldoorlog niet zo hoog. In de jaren 60 werd dit vooral een ontspannende activiteit. Deze populariteit van het zelf maken van kledij duurde tot in de jaren 70 maar daalde zeer snel in de jaren 80. Tauber (1972) deed in Los Angeles onderzoek bij personen van twintig tot zevenenveertig jaar. Hoewel tieners hier niet zijn ondervraagd, denken we dat er toch een aantal interessante resultaten zijn weergegeven. Winkelen wordt, naast het kopen van goederen, gezien als een activiteit die zorgt voor afleiding van het dagelijks leven. Het is dus een vorm van recreatie. Het is ook een manier om de behoefte aan sociale contacten te vervullen. Sommigen gaan ook graag winkelen omdat ze op de hoogte willen blijven van de nieuwste producten of mode. Bij het bespreken van de interviews die wij zelf hebben gedaan, zullen we kijken in welke mate deze resultaten ook voor tieners gelden. Winkelen lijkt vandaag een belangrijk deel uit te maken van het leven van jongeren. Jongeren spenderen nu meer tijd aan het winkelen voor zichzelf dan vroeger (Gunter & Furnham 1998 in Chen-Yu & Seock, 2002). Ze hebben meer geld ter beschikking en ook hun mobiliteit is er door het moderne transport op vooruit gegaan. Volgens Shim (1996) is er in de jaren 90 een sterke stijging te zien in de uitgaven van adolescenten. Ze spenderen hun eigen geld of het zakgeld dat ze van hun ouders hebben gekregen. Ze participeren actief in het kopen van hun
20
eigen kledij, voedsel en ontspanning. Tienermeisjes van elf tot vijftien jaar zouden hun geld meer besteden aan kleren dan aan andere producten (Haytko & Baker, 2004). Zowel meisjes als jongens vinden mode belangrijk (Zollo, 1995 in Chen-Yu & Seock, 2002). Meisjes tussen dertien en negentien jaar zullen wel sneller kledij en cosmetica met hun eigen geld kopen terwijl jongens hun ouders proberen overtuigen om het voor hen te kopen. Doordat mode snel verandert en de noden van mensen heel divers zijn, stijgt de kans dat tieners impulsief aankopen doen. Ze gaan winkelen en besluiten om plots een winkel binnen te gaan en daar iets te kopen. Shim (1996) en Seock & Bailey (2008) menen dat meisjes veelal zouden winkelen voor het plezier en om meer te weten over de nieuwste mode. Tegelijk letten ze op de prijs. Bober (2001) stelt dat jongeren niet altijd iets kopen als ze gaan winkelen, maar dat ze ook eens rondkijken en aan ‘window shopping’ doen of gewoon rondhangen. Tieners winkelen om onafhankelijk te worden, te socialiseren met vrienden en om zichzelf te uiten (Omelia, 1998 in Kim, Kim & Kang, 2003). Studies tonen aan dat tieners winkelen om zich te ontspannen, te genieten van de menigte en om plezier te beleven (Cebrzynski, 1999 & Kang et al, 1996 in Kim, Kim & Kang, 2003). Volgens Bober (2001) is het sociale aspect voor jongeren een belangrijke motivatie tijdens het winkelen. Winkelen vervult jongeren hun behoeftes naar plezier, variatie en vernieuwing (Hausman 2000 in Chen-Yu & Seock, 2002). De keuze voor een bepaalde winkel werd volgens onderzoek uit de jaren 70 door adolescenten bepaald door de prijs en merknaam (Moore & Moschis 1978 in Chen-Yu & Seock, 2002). Een recentere studie toonde aan dat adolescenten zoeken naar kleren in verschillende kleinhandelaars en prijzen en merken vergelijken voor ze iets kopen (Gunter & Furnham, 1998 in Chen-Yu & Seock, 2002). Het onderzoek van Chen-Yu en Seock (2002) haalt ook aan dat de prijs de belangrijkste reden is om een winkel binnen te gaan. De studie van Kim, Kim & Kang (2003) bevestigt dat tieners gevoelig zijn voor de prijs. Dat kan wel te wijten zijn aan het feit dat het merendeel van de jongeren in deze studie werkloos was. Jongeren gaan dus niet enkel winkelen om iets te kopen maar doen dit ook als een manier om hun vrije tijd in te vullen. Met wie ze dit het liefst doen, ouders of vrienden, bespreken we hieronder. 2.2.6 De rol van ouders In dit onderdeel willen we nagaan welke rol ouders spelen binnen het consumentengedrag en meer specifiek bij de aankoop van kledij van hun tienerdochter. We bekijken of hun functie hierin over de jaren heen veranderd is. Tot het einde van de jaren 60 was er binnen het gezin sprake van een bevelhuishouding, waarin ouders het voor het zeggen hadden en kinderen moesten gehoorzamen (Godot, 2003). De jaren daarna veranderde de focus in veel gezinnen geleidelijk naar een onderhandelingshuishouding. Ook kinderen kregen op die manier een stem binnen het gezin (De Leeuw, 2000). Opvoeding gebeurde dan niet langer op basis van macht maar wel via overleg (Godot, 2003). De jeugd ontrok zich ook steeds meer van het gezin. Doordat het steeds langer duurde voordat jongeren deelnamen aan de arbeidsmarkt, ontstond een
21
echte jeugdcultuur (Sikkema, 2000). Deze cultuur had zijn eigen muziek, aparte kledingcodes en een andere manier van omgaan met elkaar. Ouders hadden nog steeds een grote invloed op belangrijke zaken zoals de beroepskeuze, maar steeds minder op het consumentengedrag van hun tieners (Herrmann, 1970). Adolescenten beschikken over een ruim repertoire aan beïnvloedingstechnieken en gebruiken die ook (Kim, Lee and Hall, 1991 in John, 1999). Onder andere via overtuiging en onderhandeling proberen ze hun ouders te beïnvloeden. Uit een onderzoek in 1961 bleek nog dat jongeren hun ouders als de belangrijkste informatiebron zagen (Gilikson, 1973 in Chen-Yu & Seock, 2002). Sinds de jaren 70 worden vrienden steeds als de belangrijkste informatiebron aangeduid (Chen-Yu & Seock, 2002). Uit onderzoek van de jaren 70 en 80 (Foxman, 1989; Szybillo & Sosanie, 1977; Belch et al,1985; Jenkins, 1979; Nelson, 1979 in Chen-Yu & Seock, 2002) bleek dat kinderen vooral invloed hebben op de kleur, stijl en het merk van de kledij die ze dragen. De ouders hebben eerder een instrumentele rol. Zij hebben het meest invloed op de prijs van de kleren. Hun invloed op kledij daalt naargelang de leeftijd van hun adolescent (May, 1985 in Chen-Yu & Seock, 2002). Toch spelen ouders vandaag een actieve rol tijdens het winkelen voor kledij (Darian, 1998). Ze stellen bijvoorbeeld vaker voor om een bepaalde winkel binnen te gaan of suggereren om kledij te passen. Meestal komen ouders en kinderen goed overeen. Maar weinig ouders stellen zich autoritair op. Een aankoop is dan ook het meest waarschijnlijk als zowel kind als ouder akkoord gaan met het kledingstuk. Tijdens het winkelen hebben ouders meer aandacht voor de prijs, kwaliteit en praktische aspecten. Zij zullen sneller een negatieve reactie geven op de prijs dan hun kinderen. De meesten willen dat hun kind de uiteindelijke beslissing maakt omdat ze hen gelukkig willen maken, het kind meer afweet van de reactie van leeftijdsgenoten, de kans op het terugbrengen van kleren kleiner is en het een kans is om de commerciële vaardigheden van het kind te ontwikkelen. Binnen het aanleren van die commerciële vaardigheden spelen ouders een belangrijke rol. Zij brengen hun tieners rationeel, sociaal wenselijk of effectief consumptiegedrag bij (Moore & Moschis, 1983, Mosschis & Churchill, 1978, Moschis & Moore, 1984 in Shim, 1996). Ouders hebben volgens Shim (1996) dus een positieve invloed op het consumentengedrag van hun tieners. Tieners zouden in interactie met hun ouders meer oog krijgen voor de kwaliteit van producten en meer prijsbewust worden. Dit is belangrijk omdat zij steeds vaker over een eigen inkomen beschikken dat ze bekomen via hun ouders, maar ook door een job uit te oefenen (Zollo, 1995 in Kim, Kim & Kang, 2003). De daling van de gezinsgrootte zorgt er eveneens voor dat ouders meer geld aan hun kinderen gaan spenderen (Anderson, 2000 in Kim, Kim & Kang, 2003). Er kan op basis van deze onderzoeken volgens ons dus niet zomaar gesteld worden dat de rol van ouders bij de aankoop van kledij door de jaren heen bijna verdwenen is. Het lijkt er op dat de meeste ouders hun kinderen vandaag niet opleggen wat ze moeten doen en wat ze moeten dragen maar dat ze hen wel een aantal vaardigheden leren die dan op hun beurt een rol spelen bij het koopgedrag van adolescenten.
22
2.2.7 De rol van vrienden Aangezien in het vorig onderdeel werd gezegd dat vrienden een belangrijke informatiebron zijn, gaan we in dit onderdeel na in welke mate dit ook werkelijk zo was en is. De generatie jongeren van de jaren 60 vertoonde een ander consumentengedrag dan voorheen. Doordat steeds meer mensen afstapten van een autoritaire opvoeding, kregen jongeren meer vrijheid. De verandering in het consumentengedrag zou dan onder andere te maken hebben met de toenemende invloed van vrienden (Herrmann, 1970). Naarmate kinderen ouder worden, streven ze naar onafhankelijkheid ten opzichte van hun ouders (Coleman, 1961, Sebald, 1968 in Churchill & Moschis, 1979). Daardoor gaan ze meer tijd doorbrengen met hun vrienden. Meisjes zouden daarbij meer afhankelijk zijn van hun vrienden dan jongens (Milson, 1966, Hamilton & Warden, 1966, Solomon, 1963 in Churchill & Moschis, 1979). Op het gebied van kleren geven meisjes de voorkeur aan suggesties van vrienden voor zover deze dezelfde waarden hebben als zijzelf (Brittain, 1963 in Churchill & Moschis, 1979). Ze hebben schrik om er anders uit te zien dan hun vrienden. Uit onderzoek van de jaren 70 blijkt dat jongeren verschillende informatiebronnen raadplegen voordat ze iets kopen (Moore and Stephens 1975; Moschis and Moore 1979; Stephens and Moore 1975 in John, 1999). Maar adolescenten ontwikkelen wel een voorkeur voor vrienden als informatiebron boven ouders en media naarmate ze ouder worden (Moore and Stephens 1975; Moschis and Moore 1979; Stephens and Moore 1975; Tootelian and Gaedeke 1992 in John, 1999). Informatie is vooral belangrijk voor consumenten die weinig ervaring hebben of onzeker zijn over het evalueren van producten en merken (Bell, 1967, Furse, Punj & Stewart, 1984, Midgley, 1983, Solomon, 1987 in Mangleburg, Doney & Bristol, 2004). Daarom gaan jongeren graag winkelen met personen die op dat gebied wat meer ervaring hebben dan hen. Het winkel-proces verloopt daardoor vlotter en dat zorgt er dan weer voor dat het leuk is om te winkelen met vrienden. Een verklaring waarom dan net vrienden als belangrijkste informatiebron gezien worden, kan gevonden worden in de belangrijke rol die zij spelen in de aankoop van kledij (Lachance, Beaudoin & Robtaille, 2003). Kledij is een symbool voor de identificatie met leeftijdgenoten (Chen-Yu & Seock, 2002). Tienermeisjes van 11 tot 15 jaar gebruiken kleren niet enkel als een wijze om hun identiteit te uiten. Het is eveneens een manier om te kijken wie er is zoals hen, met het oog op het vormen van vriendschappen (Haytko & Baker, 2004). Vrienden zorgen namelijk voor informatie en hebben een normatieve invloed. 87% van de adolescenten streven er bij de keuze van hun kledij naar om te zijn zoals anderen (MacGillivray & Wilson, 1997). Uit ander onderzoek blijkt echter dat adolescenten die erg gevoelig zijn voor de normatieve invloed van hun vrienden, net minder vaak met hen gaan winkelen (Mangleburg, Doney & Bristol, 2004). Zij zien namelijk een bedreiging in hun sociale identiteit door het risico op sociale afkeuring of schaamte. Door niet of minder met vrienden te gaan winkelen, proberen ze dit te vermijden. De resultaten van de studie van Akers, Jones & Coyl (1998) ondersteunen de idee dat vrienden op elkaar lijken. McClung & Holdorf (2005) voegen daaraan toe dat kledij gezien kan worden als een middel waarmee vrienden hun gelijkaardige stijl tonen.
23
Preadolescenten en oudere adolescenten laten zich minder beïnvloeden door vrienden dan jonge adolescenten (Mangleburg, Doney & Bristol, 2004). Preadolescenten zijn nog erg afhankelijk van hun ouders en oudere adolescenten zijn zich al meer bewust van hun identiteit en beschikken over een zekere volwassenheid. Daardoor zijn ze minder gevoelig voor de druk van leeftijdsgenoten. De nood om zich te conformeren aan vrienden, of om zich op dezelfde manier te kleden, daalt naarmate de tiener ouder wordt (Caspi & Roberts, 2001 in Mangleburg, Doney & Bristol, 2004). Simpson, Douglas and Schimmel (1998 in McClung & Holdorf, 2005) stellen dat 'twieners', hier gedefinieerd als twaalf tot veertien jarigen, in een levensfase zitten waar de druk van vrienden en de behoefte om ergens bij te horen groot zijn. De druk van vrienden die tieners ervaren heeft ook te maken met het dragen van specifieke kledij (Peterson, 1987 in McClung & Holdorf, 2005). Vrienden spelen dus een belangrijke rol in de manier waarop jongeren zich kleden. De mate waarin zij zich hier ook echt bewust van zijn, wordt in deze onderzoeken niet weergegeven. We hopen daar een beter antwoord op te geven tijdens de bespreking van ons eigen kwalitatief onderzoek. 2.2.8 Media Ten slotte willen we het in dit laatste onderdeel hebben over de rol van de media. We hebben al eerder besproken hoe de kledingindustrie jonge klanten voor zich probeert te winnen. Nu willen we kijken hoe ze jongeren aan zich probeert te binden. We bespreken eerst kort wat de functie van de media in het algemeen is. Daarna bekijken we in welke mate jongeren die media gebruiken en in hoeverre deze het kopen van kledij kunnen sturen. Tenslotte gaan we dieper in op hoe tijdschriften jonge meisjes afbeelden en aanzetten om bepaalde kleren te kopen. We hebben er voor gekozen om dit enkel voor tijdschriften te doen omdat in onze interviews de 'modeblaadjes' door de meeste vrouwen werden genoemd als de belangrijkste inspiratiebron. Het zijn dan ook enkel tijdschriften die zij vernoemden die we nader zullen bekijken. 2.2.8.1 Algemeen Bodine (2003) stelt dat voor de jaren 60 de reclame zich enkel richtte tot kinderen met betrekking tot speelgoed en ontbijtgranen. Reclame over de kledij van kinderen was beperkt en gericht tot volwassenen. Mead (1970, in Bodine, 2003) stelt dat de media zich vanaf de jaren 60 vooral op kinderen richtte. Dit zette zich voort in de jaren 70. Reeds in de jaren 70 bleek dat consumenten zich niet langer lieten leiden door rationele of economische redenen om een product te kopen (Bellenger, Robertson, Hirschman 1978 in Chen-Yu & Seock, 2002). Ze vertrekken eerder van motieven en beelden die hen aangeboden worden via reclame en verpakkingen. Bij producten met een hoog risico op sociaaleconomisch vlak vertrouwen jongeren eerder op persoonlijke bronnen zoals ouders en vrienden. Bij producten met een laag risico vertrouwen ze op de informatie van media. De marketing naar kinderen versnelde in de jaren 80 (Bodine, 2003). Nu zien we bijvoorbeeld dat representaties en beelden over kinderen terug te vinden zijn in media zoals televisie, film, muziek, internet en de geschreven pers. Tieners zijn in hun socialisatieproces meer geneigd gebruik te maken van
de
24
media, aangezien de invloed van het gezin op die leeftijd vermindert (Arnett, 1995). De media voorziet jongeren van waarden, normen en gedragingen die van toepassing zijn binnen hun leeftijdsgroep. Onder andere tijdschriften, kranten, televisie en radio geven een stroom van opvattingen en voorschriften omtrent schoonheid, uiterlijk en modieus zijn (Delhaye, 1991). Op die manier creëren ze collectieve opvattingen over wat mooi en lelijk is, wat vrouwelijk en mannelijk is en wat wel en niet hoort. Doordat tijdschriften kiezen over wat ze zullen schrijven, bepalen ze wat belangrijk is (Barnard, 2002). Zo bepalen ze bijvoorbeeld mee wat onder vrouwelijkheid kan verstaan worden door deze bevolkingsgroep op een bepaalde manier voor te stellen (Fiske, 1990 in Barnard, 2002). Media zijn ook een bron om allerlei behoeften te vervullen, zoals ontspanning, de tijd doden, identificatie met de jeugdcultuur en plezier. Mensen hebben nood aan informatie omdat ze op die manier onzekerheid en het risico bij aankopen verminderen (Cox & Rich, 1964 in Chen-Yu & Seock, 2002). 2.2.8.2 Bestaand onderzoek naar de relatie media-koopgedrag Eén van de oudste onderzoeken die we vonden, bleef nogal vaag over de conclusie die ze uit hun studie haalden. Zo stelt Vener (1959) dat het zou kunnen dat adolescenten verlangen naar de kleren die ze op televisie te zien krijgen (in Churchill & Moschis, 1979). Wij denken dat de televisie toen nog niet zo aanwezig was in de gezinnen als nu. Waarschijnlijk dat er daardoor ook nog niet veel onderzoek naar gedaan werd. We zullen hier dieper op ingaan bij de bespreking van ons eigen kwalitatief onderzoek. Shim (1996) concludeerde uit zijn eigen onderzoek dat de ontvankelijkheid van tieners voor reclame op tv een positief verband heeft met het kopen van dure en gekende merken, het zoeken naar opwinding in mode en nieuwe dingen en winkelen ter ontspanning. De gedrukte media (zoals tijdschriften) zorgt voor een gerichtheid van jongeren naar een goede kwaliteit en een prijsbewustzijn. Ferle et al. (2000, in Kim, Kim & Kang, 2003) stelt dat de radio en televisie middelen zijn om bepaalde behoeften te vervullen zoals ontspanning en plezier, terwijl tijdschriften vooral worden gebruikt voor informatie omtrent winkelen en gezondheid. Wilson en MacGillivray (1998, in Kim, Kim & Kang, 2003) menen dat televisie en tijdschriften een invloed uitoefenden op de kledijkeuze van tieners. Zij vonden dat 24 % van de bevraagde personen de media aanzagen als een belangrijke invloed op de keuze van de kledij. De meisjes die de media als de belangrijkste invloed beschouwden, gaven aan dat vooral tijdschriften bijdroegen tot hun keuze van de kledij. Kim, Kim & Kang (2003) concluderen eveneens uit hun onderzoek dat hoe vaker tieners naar reclame op de radio of tv luisteren of kijken, hoe meer hun kennis van producten en prijzen stijgt. Dat resulteert ook in een bezoekje aan het winkelcentrum. In hun studie werd eveneens bevestigd dat de gedrukte media, zoals tijdschriften, er voor zorgen dat tieners meer economisch bewust worden. Een andere studie (Koester & May, 1985 in McClung & Holdorf) geeft dan weer aan dat de invloed van reclame inderdaad stijgt met de leeftijd, maar dat de aankoop van kledij waarvoor reclame werd gemaakt hetzelfde blijft. De onderzoekers stellen ook dat tieners van dertien tot zestien jaar meer de kledij verkiezen die ze gezien hebben op televisie dan de outfits die ze in tijdschriften
25
zagen. Dit is tegengesteld aan wat andere onderzoekers aangaven. McClung & Holdorf (2005) gingen in hun onderzoek na welke rol tijdschriften speelden op de attitudes en het koopgedrag van elf- tot vijftienjarigen op het gebied van kledij. In hun onderzoek bleek 65% procent van de respondenten ten minste één keer per week een tijdschrift te lezen. De jongere lezers zijn geneigd te praten met hun vrienden over de topics in de tijdschriften, hebben een hogere behoefte om de ‘hot items’ te kopen, vragen naar de items in de winkels en gaan er ook naar op zoek. Hoewel blijkt dat tieners veel tijdschriften lezen, luidt de conclusie dat het niet de primaire bron is om een bepaalde kledingstijl te kiezen. De lezers gebruiken de tijdschriften eerder als ontspanning. Het is een middel om de tijd te vullen met vrienden. Ze vinden het advies dat in tijdschriften wordt gegeven nuttig en genieten van de andere artikels. Videoclips zijn reeds in het verleden een manier geweest om met de gevestigde orde te breken (Pisters, 2000). Vrouwen zoals Cindy Lauper en Madonna wilden breken met de traditie van trouwen, kinderen krijgen en het huishouden doen. Hun mening zetten ze met hun kleding kracht bij. Deze stijl kreeg dan ook veel navolging. Recentere voorbeelden zijn Anouk en Gwen Stefani. Allen staan ze voor een zekere 'girl power' en die drukken ze onder andere uit via hun stoere kledij. Hip Hop zou de grootste invloed hebben op jongeren. In videoclips wordt de nadruk er namelijk op gelegd dat hun kleren even belangrijk zijn als hun muziek. Ook muziekprogramma's pasten zich reeds in het verleden volledig aan aan trends. Bijvoorbeeld in de jaren 70 hingen er in het decor van Toppop grote discoballen aan het plafond. De presentatrice was gekleed in een glimmende short met hoge, gelakte laarzen er onder. Online winkelen wordt steeds populairder bij jonge mensen, ook al hebben maar weinigen onder hen toegang tot de verschillende betalingsmogelijkheden (Bober, 2001). Volgens Bober gebruiken jongeren meestal de betaalkaart van hun ouders. Adverteerders zoeken nu echter naar manieren om jongeren toch zelf te kunnen laten betalen via het internet, bijvoorbeeld door hen te laten betalen bij het ophalen van het pakket in het postkantoor. Net zoals volwassenen gaan ook jongeren op zoek naar informatie alvorens ze producten kopen in winkels. De grens tussen ‘online’ en ‘offline’ winkelen wordt daardoor vager. De markt richt zich daarom ook steeds meer online op jongeren. Ook uit ander onderzoek (Seock & Bailey, 2008) bij studenten uit het hoger onderwijs blijkt dat zij online informatie zochten over kledij. Zij kopen kledij via het internet, maar in mindere mate. We zullen in ons onderzoek zien hoe twaalf- tot zestienjarige meisjes daarmee omgaan met betrekking tot kledij. We denken dat het niet gemakkelijk is om na te gaan in welke mate jongeren zich door media laten sturen in hun koopgedrag. Dat blijkt uit de tegenstrijdigheden in de gevonden onderzoeken. Misschien zijn jongeren zich niet steeds bewust van de rol die de media speelt in hun kledij. Jongeren nemen echter niet zomaar alles over van wat ze in de media te horen en te zien krijgen. Reeds in de jaren 60 werd opgemerkt dat jongeren door hun toenemende ervaring met media, er ook steeds kritischer gingen tegenover staan (Herrmann, 1970). Ze vertrouwen echter wel op het advies van experts. Dus als adverteerders zich als zodanig zouden kunnen voordoen, zullen ze beter met hen kunnen werken. Hoe ouder adolescenten worden, hoe beter ze zichzelf kunnen weren tegenover reclame die hen probeert te beïnvloeden (Churchill & Moschis, 1979). Meisjes zouden wel positiever staan tegenover reclame dan jongens.
26
2.2.8.3 Tienermode in tijdschriften In dit stuk bekijken we de kledij uit tijdschriften die door de vrouwen tijdens onze interviews genoemd werden. We bekijken eveneens reclame die door de kledingwinkel C&A verspreid werd. We hebben er voor gekozen om deze winkelketen als voorbeeld te nemen aangezien C&A door de drie generaties vrouwen vernoemd werd. Barber en Lobel (1952) bekeken een aantal modetijdschriften waaronder Seventeen, een magazine gericht op tienermeisjes. Meisjes hoorden zich 'netjes' te kleden. Er werden verhalen geschreven over jongeren die succesvol waren doordat ze zich eenvoudig kleedden. Tienermeisjes moesten er uitzien zoals het hoorde voor hun leeftijd: lief en onschuldig. Een voorbeeld hiervan vonden we in Het Rijk der Vrouw van 1956. Boven de kledij staat de titel 'De lieftallige jaren'. Er wordt eveneens een vergelijking gemaakt tussen de meisjes en een roos die openbloeit.►
Figuur 3: Het meisje als een openbloeiende roos. Het Rijk der Vrouw, 1956
Nog een voorbeeld komt uit Het Rijk der Vrouw van 1958. Op de tekening staat een jong meisje dat een bal vast heeft. Onder de foto staat dat deze kledij ook kan gemaakt worden voor meisjes van twaalf en veertien jaar. ◄ Figuur 4: Het onschuldige meisje. Het Rijk der Vrouw, 1958
Meisjes moesten hun interesse in de kledij van oudere meisjes en vrouwen onderdrukken en zich aanpassen aan wat hoorde bij hun leeftijd (Barber & Lobel, 1952). In Het Rijk der Vrouw van 1956 zien we dat dit zelfs letterlijk gezegd
27
werd. “Jonge meisjes die zich kleden zoals hun moeder zien er belachelijk uit. Zij moeten dus hun eigen mode hebben.”(Rijk der Vrouw, 1956). ▼
Figuur 5: Aparte mode voor jonge meisjes. Het Rijk der Vrouw, 1956
Zoals we reeds eerder bespraken, gingen meisjes steeds meer kijken naar de kledij van jonge vrouwen (Cook, 2004). Ze wilden niet meer geassocieerd worden met kinderen. In Het Rijk der Vrouw uit 1958 zien we daar twee voorbeelden van. Meisjes poseerden naast jonge vrouwen en droegen gelijkaardige kleren. ▼ ▼
Figuur 6: Kledij van het meisje vergeleken met kledij van de jonge vrouw. Het Rijk der Vrouw, 1958
Figuur 7: Een meisje en een vrouw met gelijkaardige kledij. Het Rijk der Vrouw, 1958
28
Mooie kleren waren kleren die de meisjes er op seksueel vlak onschuldig deden uitzien. Een goed voorbeeld vonden we in Het Rijk der Vrouw van 1958. Boven de foto staat “Deze bekoorlijke genopte jurk werd speciaal ontworpen voor de moeilijke leeftijd, waarop onze meisjes de kinderschoenen bijna ontwassen zijn.” (Het Rijk der Vrouw, 1958). Op die manier wordt gezegd dat dit kleed speciaal voor jonge meisjes is maar tegelijk lijkt het nog niet op de jurken die volwassen vrouwen droegen. ►
Figuur 8: Kledij speciaal voor het jonge meisje. Het Rijk der Vrouw, 1958
In het Engelse tijdschrift 'Woman' was duidelijk dat de uitgevers vonden dat tieners een aparte behandeling moesten krijgen omwille van hun leeftijd (Tinkler, 2000). Er werd gezegd dat zij zich wilden richten naar tieners en dat ze vanuit de visie van tieners onder andere naar kledij en schoonheid wilden kijken. Tijdschriften op het einde van de jaren 50 waren minder direct op het gebied van taal. Vanaf dan werd er sterk met visueel materiaal gewerkt. Jonge meisjes die de nieuwste kleren aanhadden, werden bijvoorbeeld voorgesteld terwijl ze naar de radio luisterden. Cook (2004) stelde dat sinds de jaren 40 meisjes een meer geseksualiseerde look kregen. Volgens Connikie (1995) droegen sommige meisjes in Europa tot in de jaren 60 nog dezelfde kledij als hun moeder. In Het Rijk der Vrouw van de jaren 50 vonden we geen voorbeelden van die geseksualiseerde look. We vonden wel een voorbeeld uit 1956 waarbij meisjes volop make-up droegen en waarbij hun vrouwelijke vormen duidelijk benadrukt werden. We hebben echter de indruk dat deze kledij eerder bedoeld was voor volwassen meisjes aangezien de vrouwen er op deze prenten ouder uit zien dan zestien jaar. ◄ Figuur 9: Een vrouwelijke look. Het Rijk der Vrouw, 1956
29
In de Libelle van 1960 zien we dit wel. Een meisje (met make-up) wordt omringd door een aantal mannen die begeerlijk naar haar kijken. Op de andere foto staat een meisje waarbij haar taille met een riem geaccentueerd wordt. Ze draagt eveneens schoenen met een hakje. ▼ ▼
Figuur 10: Meisje trekt met haar kledij mannen aan. Libelle, 1960
Figuur 11:Vrouwelijk en toch onschuldig. Libelle, 1960
Dat vanaf de jaren 60 meisjes een andere kledingstijl gingen ontwikkelen, zien we ook in de reclame van kledingwinkel C&A. De minirok werd duidelijk gepromoot. ►
Figuur 12: Meisjes krijgen een aparte stijl. Reclame C&A, jaren 60 30
McRobbie (1991 in Berchmans, 1998) bekeek het Engelse tijdschrift Jacky uit de jaren 70 en merkte op dat meisjes als romantische individuen werden voorgesteld die met andere meisjes in competitie gingen om de juiste man te vinden. Onder andere via kledij moesten meisjes dit bereiken. We zagen dit echter ook reeds op de foto's van de Libelle van de jaren 60. In de Joepie's van het jaar 1976 en 1977 zien we dat er inderdaad al veel meer met visueel materiaal werd gewerkt. Op de foto's is een meisje te zien dat zich op allerlei locaties bevindt. Naast de foto's staan geen stukken tekst meer over de reden waarom meisjes deze kleren moeten dragen. Aangezien kledij meestal gekocht werd, werden enkel de prijs van de kleren en de winkel waar je ze kon vinden vermeld. Ook in tijdschriften van nu wordt dit vaak gedaan. Dit is volgens ons ook een onrechtstreekse vorm van reclame. ◄ Figuur 13: Meisjes poseren op verscheidene plaatsen. Joepie,1977
In vergelijking met Het Rijk der vrouw uit de 50, valt ons op dat in de Joepie van de jaren 70 reclame wordt gemaakt voor bepaalde merken van kledij. De reden hiervoor is waarschijnlijk eveneens dat kledij meestal werd gekocht. ►
Figuur 14: Merkkledij. Joepie, 1976
31
In de jaren 80 veranderde de manier waarop meisjes werden voorgesteld in magazines zoals Seventeen en Jackie (Berchmans, 1998). Deze tieners waren niet langer afhankelijk, het waren meisjes die voor zichzelf opkwamen. Ze raadden meisjes aan om hun eigen stijl te ontwikkelen op basis van de tips die zij hen gaven. Trendkenners noemden de jaren 80 een tijdperk van het 'ik' (Eggels, 1991). Dat individu wilde dus eigen kleding, eigen kleuren en een eigen stijl. Ook de reclame van C&A speelt hier op in. Verschillende types meisjes worden voorgesteld. Teksten onder de foto's zoals “Ik heb dit weekend wat te vieren. Wil wat nieuws, iets swingend.” of “'t Prettigst voel ik mij in klassieke kleren. Van 'n goede kwaliteit.” geven dit goed weer. ▼
Figuur 15: Het ik-tijdperk. Reclame C&A, jaren 80
Na de jaren 80 werd steeds meer de nadruk gelegd op de seksualiteit van meisjes (Berchmans, 1998). Evans, Rutberg, Sather & Turner (1991) bekeken Amerikaanse tijdschriften uit de jaren 80 en geven weer dat deze meisjes aanzetten om zichzelf te verbeteren, vooral via kledij. Een onderliggende waarde was het aantrekken van mannen om op die manier een gelukkig heteroseksueel leven tegemoet te gaan. Ze stellen vast dat het dominante onderwerp in deze tijdschriften mode en kledij was. Reclame ging op de eerste plaats over schoonheidsproducten en op de tweede plaats kledij. In de tienertijdschriften gaf de reclame boodschappen van aantrekkingskracht, charme en verleiding. Verder merken de onderzoekers op dat reclame vooral glamoureuze en dure kledij promoten, wat de meeste tieners zich niet kunnen permitteren. Ook in de Joepie van 2008 blijkt dit nog zo te zijn. De artikels gaan meestal over muziek en beroemdheden. Toch komt ook het onderwerp kledij aan bod: bekende popgroepen of zangeressen tonen hun eigen kledinglijn of de outfits van enkele sterren worden gekeurd (Hot or Not!). Toch hebben ook wij de indruk dat de kleren van deze sterren niet draagbaar of betaalbaar zijn voor de gemiddelde jongere. ◄ Figuur 16: Pussycat Dolls presenteren sexy lingerie. Joepie, 2008
32
Toch blijkt de kledij die beroemdheden dragen soms inspirerend te zijn voor jonge meisjes. We vonden een voorbeeld van een meisje dat de kledij van popster Justin Timberlake mooi vindt en naar zijn voorbeeld gekleed wordt. ►
Figuur 17: Justin Timberlake als voorbeeld. Joepie, 2008
Durham (1998) stelt dat tijdschriften gericht naar tieners bepaalde principes van normatief seksueel gedrag bevatten en dit zowel in artikels als in reclame. Dit gaat eveneens veelal om stereotype beelden: meisjes die heteroseksuele romantiek nastreven en meisjes die de jongens moeten aantrekken. Dit kon onder andere bereikt worden door de consumptie van modieuze kledij. Zo komen in advertenties en artikels over kledij en mode woorden als “hot”, “sexy” en “kissable” voor. Op de voorpagina van Glam It (April, 2008) merken we dit ook op: “THE NEW SEXY MUST-HAVE: DE LOLITA-JURK” Op foto’s worden meisjes op een erotische manier voorgesteld, bijvoorbeeld een meisje met enkel een bh en onderbroek aan, haar benen verstrengeld met deze van een jongen. Bijhorende teksten gaan over manieren om jongens te verleiden. Verder worden meisjes ook alleen (zonder jongen) voorgesteld in tijdschriften zodat ook aan hun eigen plezier wordt gedacht. ◄
Figuur 18: Trendy meisje in haar vrije tijd. Glam It, 2008
33
Soms worden meisjes ook nog geseksualiseerd gerepresenteerd door zichzelf aan te raken, een verleidelijke houding of via verlegen blikken (Durham, 1998). Dat dit nog steeds zo is, zien we bij de reclame voor H&M in Glam It van april 2008. ▼
Figuur 19: Sexy look. Glam It, 2008
In de tijdschriften van nu valt ons op dat kledij ook vaak wordt voorgesteld zonder een model. ▼
Figuur 20: Flashy kleren zonder model. Fancy, 2008
McRobbie (1994, in Durham, 1998) stelt dat er een meer geëmancipeerde visie van de vrouw is ontstaan in de tijdschriften gericht naar tienermeisjes, namelijk de vrouw als sterk en autonoom subject. We zagen bij Cook & Kaiser (2004) dat de laatste jaren meer afstand wordt genomen van die geseksualiseerde look, ook in tijdschriften. Meisjes moeten zichzelf positioneren ten opzichte van die geseksualiseerde stijl.
34
Uit ander huidig onderzoek blijkt echter dat vrouwen in modebladen gericht naar vrouwen en tieners voorgesteld worden als seksobjecten (Stankiewiez & Rosselli, 2008), zoals in advertenties voor kledij. Haar seksualiteit wordt vaak gebruikt om producten te verkopen. Er bestaan dus tegenstrijdige bevindingen. Van Overloop (2006) bekeek in haar scriptie een aantal tijdschriften waaronder Joepie en Fancy. Daaruit bleek dat de belangrijkste redenen die gegeven werden om bepaalde kleren te dragen ‘om mee te zijn met de trends' en 'om een goede indruk te maken' waren. In Glam It zien we bijvoorbeeld onderdelen die de titel 'Must Haves' krijgen. Fancy heeft ook een uitgebreide moderubriek ‘Fashion & Beauty’, waar de trends op alfabetische volgorde zijn voorgesteld. ► Ook Joepie heeft nog steeds een aparte rubriek over mode geschikt voor tieners.
Figuur 21: De mode van A tot Z. Glam It, 2008
De tweede belangrijke reden is om er sexy, aantrekkelijk en mooi uit te zien (Van Overloop, 2006). Ongeveer één vijfde van de tijdschriften zegt dat men iets moet dragen of gebruiken om er zelf plezier aan te hebben, om zich te amuseren. Van Overloop bevestigt dat in de tijdschriften vaak tegenstrijdige boodschappen worden gegeven. Langs de ene kant moeten meisjes aan zichzelf denken, langs de andere kant moeten ze er sexy en aantrekkelijk uitzien en moeten ze zich laten leiden door jongens. In Joepie van 2008 zien we daar een voorbeeld van. Een meisje van 16 legt een probleem uit waar ze iets aan wil doen. ►
Figuur 22: Katriens probleem. Joepie, 2008
Onder andere het volgende advies wordt haar door de redactie van Joepie gegeven: ►
Figuur 23: Een oplossing voor Katrien. Joepie, 2008
35
Die tegenstrijdigheid tussen denken aan zichzelf en denken aan anderen merkten wij vaak op in de huidige tijdschriften. Meisjes worden regelmatig sexy en verleidelijk voorgesteld maar wij vragen ons af of het daarom altijd de bedoeling is om jongens te verleiden. De boodschap kan ook zijn dat meisjes dit voor zichzelf moeten doen en hier ook zelf plezier aan beleven. Net zoals Cook denken wij dus dat meisjes zichzelf hierin moeten positioneren. In het volgend voorbeeld kan de boodschap bijvoorbeeld op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. ▼
Figuur 24: Het geluk ligt in eigen handen. Glam It, 2008
Uit de voorbeelden die we gegeven hebben denken we dat we kunnen stellen dat er vandaag geen sprake is van een dominante geseksualiseerde look. Meisjes worden inderdaad verleidelijk afgebeeld, maar er zijn ook evenzeer voorbeelden waar dit niet gedaan wordt. Het valt wel op dat over de jaren heen steeds de nadruk werd gelegd op welke kledij meisjes hoorden te dragen. Het is aan de meisjes om zelf te bepalen wat ze met die verschillende boodschappen doen. In het volgende onderdeel zullen we bekijken of media (en ook meer specifiek tijdschriften) een rol speelden in de manier waarop onze geïnterviewden zich kleedden. 2.2.9 Conclusie Verschillende elementen hebben door de jaren heen een rol gespeeld in het kopen en kiezen van kledij bij tienermeisjes. In welke mate deze belangrijk zijn hangt af van de persoon, de tijdsperiode en de context. Zo is bijvoorbeeld de manier waarop ouders betrokken zijn bij de aankoop van kledij door de jaren heen veranderd. Hoe de 3 generaties meisjes die wij interviewden deze aspecten ervaarden, bespreken we in het volgende onderdeel.
36
3. Onderzoek Om ons verder te verdiepen in de kledij van tienermeisjes vanaf 1950 tot nu hielden we een interpretatief onderzoek, dat deels steunt op ‘oral history’. Dit onderzoek wordt hieronder uit de doeken gedaan.
3.1 Methodologie 3.1.1 Onderzoeksstrategie en verantwoording We hebben gekozen voor interpretatief onderzoek. Meer bepaald namen we diepte-interviews af van drie generaties vrouwen om op die manier evoluties vanaf de jaren 50 tot nu in kaart te kunnen brengen. We maakten daarbij gebruik van de techniek ‘oral history’. Dit wil zeggen dat de eerste twee generaties vrouwen tijdens de interviews moesten terugdenken aan hun tienertijd, toen ze ongeveer tussen twaalf en zestien jaar oud waren. De huidige generatie, namelijk de tienermeisjes van vandaag, vertelden uiteraard over de kledij die ze nu dragen en eventueel over de kledij die ze eerder droegen, binnen de vooropgestelde leeftijdscategorie, namelijk tussen twaalf en zestien. We vroegen aan de eerste twee generaties vrouwen om foto’s te zoeken uit hun tienerjaren. We hebben hen de opdracht gegeven op zoek te gaan naar foto’s waar hun kledij duidelijk op te zien staat. De foto’s mochten gemaakt zijn op allerlei gelegenheden. Deze foto’s werden tijdens de interviews gebruikt om herinneringen te helpen oproepen over de kledij die ze toen droegen. We vroegen ook aan onze tienermeisjes om enkele foto’s met zichzelf erop boven te halen. Interpretatief onderzoek heeft zo zijn voordelen. De resultaten van het onderzoek zijn namelijk gebaseerd op de betekenisverlening en de perspectieven van de onderzochten (Swanborn, 1987). Dat is voor ons interessant omdat het om een belevingsonderzoek gaat. We willen namelijk meer weten over de kledij die tienermeisjes droegen en dragen, waarom ze deze droegen, hoe ze zich daarbij voelden, hun motivaties, … Dit konden we volgens ons het best te weten komen via deze vorm van interpretatief onderzoek. Met andere woorden, onze probleemstelling leidde ertoe dat we interpretatief onderzoek gingen hanteren. De meeste informatie wordt volgens ons dan ook het beste gehaald vanuit de vertellingen van personen die deze kledij dragen of gedragen hebben. Voor ons is het eerder de bedoeling om een beeld te vormen van de tijdsgeest in de tweede helft van de 20ste eeuw en de evoluties daarin, en dus niet om tot veralgemeningen te komen. Aangezien we meer wilden weten over de beleving van de kledij van tienermeisjes vanaf de jaren 50, was het voor ons vanzelfsprekend om ‘oral history’ te gebruiken. Door deze techniek toe te passen, komen we meer te weten over die tijdsgeest en over de manier waarop mensen zich kleedden en hoe ze dit op verschillende gebieden ervaarden. ‘Oral history’ heeft zijn voordelen, maar kent ook nadelen, waarmee we in onze onderzoeksresultaten rekening mee dienden te houden. Boschma, Yonge & Mychajlunow (2003) stellen:
37
“Oral history projects usually are conducted to gather personal narratives of men and women with the purpose of obtaining a subjective record on how they experienced their own lives, their work, or a particular historical event.” (p. 129) ‘Oral history’ baseert zich op het geheugen van personen in plaats van op teksten. (Errante, 2000). Een voordeel is dat deze interviews een aanvulling zijn op literatuur en er ook betekenis aan geeft. ‘Oral history’ gaat de ervaringen van personen na, die anders misschien niet zouden worden vastgelegd in documenten (Thomson, 1998). Thompson (1998) ziet het als volgt: “Oral history is a history built around people”. (p. 27) Thomson (1998) stelt dat ‘oral history’ interviews “offer rich evidence about the subjective or personal meanings of past events. (…) Oral historians are unique in being able to question their informants, to ask questions that might not have been imagined in the past, and to evoke recollections and understandings that were previously silenced or ignored.” (p. 584) Thompson (1998) stelt dat je via ‘oral history’ een realistische reconstructie maakt van het verleden, aangezien er verschillende standpunten aan bod komen. “It provides a more realistic and fair construction of the past, a challenge to the established account.” (p.23). Om deze redenen vinden wij dit ook een belangrijke bijdrage aan deze scriptie. Maar mensen kunnen zich dingen op verschillende manieren herinneren (Errante, 2000). Ze kiezen wat ze zich willen herinneren en vertellen, in relatie tot de interviewer. Een nadeel kan zijn dat mensen praten over hoe ze zichzelf willen herinneren en dus hun eigen interpretatie geven aan herinneringen of het verleden. Een persoonlijke vooringenomenheid van de geïnterviewden kan dus voorkomen. Maar volgens Thomson (1998) heeft dit juist zijn voordelen. Interviews zijn op die manier een weergave van de betekenis die personen aan bepaalde gebeurtenissen geven, volgens Portelli (1998) hét kenmerk van ‘oral history’. Het is niet zomaar een weergave van de feiten. Er komen ook zaken aan bod die eerder niet in boeken werden vastgelegd. Mensen vertellen namelijk dingen die niet altijd in boeken worden neergepend. Ook voor ons onderzoek is dat een voordeel, omdat het een belevingsonderzoek is. Er kan enkel een probleem ontstaan als de interviewer op zijn beurt ook eigen interpretaties aan het verleden geeft. Dit hebben wij echter proberen te vermijden door suggestieve vragen te mijden en door de interviews op te nemen en letterlijk uit te typen. Dat kun je ook door de mensen te laten vertellen wat ze willen vertellen (Portelli, 1998), hetgeen wij ook deden, aangezien we gebruik maakten van het half gestructureerd interview (zoals verder nog zal blijken). Mensen kunnen ook bepaalde zaken vergeten en hun geheugen vullen met ideeën over hoe het zou kunnen geweest zijn (Errante, 2000). Ook dit hebben we proberen beperken door hen te laten zoeken naar foto's. Op die manier zagen ze duidelijk hoe ze gekleed waren en of ze bijvoorbeeld leken op hun vrienden. Ze kunnen ook bewust een aantal dingen niet zeggen omdat ze niet willen dat de interviewer dit weet. We denken dat dit onvermijdelijk is.
38
3.1.2 De onderzoeksgroep Aangezien we een interpretatief onderzoek deden, was het niet de bedoeling onze onderzoeksresultaten te veralgemenen naar een hele populatie. We zochten onze onderzoeksgroep in groot Gent. Daarvoor contacteerden we een vijftiental scholen. Uiteindelijk konden we een beroep doen op zes middelbare scholen in Gent om meisjes op te roepen mee te werken aan ons onderzoek. Via deze meisjes wilden we ook de twee andere generaties bereiken, namelijk hun moeders en grootmoeders, beiden afkomstig uit Gent. We richtten ons op een ruim publiek, namelijk op meisjes van het eerste tot en met het vierde middelbaar, uit verschillende studierichtingen van het ASO, TSO en BSO. Ze kregen een formulier mee naar huis waarop ze hun toestemming konden geven of zij, hun moeders en hun grootmoeders wilden meedoen aan het onderzoek. Aangezien het moeilijk was om voldoende vrouwen voor ons onderzoek te vinden, maakten we gebruik van het ‘snowballeffect’. Dit wil zeggen dat we via de kennissen van de familie op zoek gingen naar vrijwilligers. Onze onderzoeksgroep bestond uit 13 meisjes, 13 moeders en 10 grootmoeders. De meeste meisjes komen uit het TSO (6 meisjes) en uit het ASO (4 meisjes). De meisjes jonger dan 14 jaar bevinden zich in de A-stroom. Eén meisje volgt haar studie in het BSO. De meisjes waren op het moment van het interview 16 (6 meisjes), 15 (5 meisjes), en 13 (2 meisjes) jaar. De moeders waren op het moment van de interviews tussen de 46 en 51 jaar (4 vrouwen), tussen 40 en 44 (7 vrouwen) en tussen de 37 en 39 (2 vrouwen). De leeftijden van de grootmoeders waren vrij uiteenlopend (tussen 62 en 88 jaar). We wilden ons vooral focussen op de oma’s die jong waren gedurende de jaren 50, maar we merkten al snel dat dit moeilijk zou worden. Vier onderzochte grootmoeders waren tieners in de jaren 40 en één in de jaren 30. Het leek ons interessant om ook binnen deze generatie te kijken of er evoluties zijn met betrekking tot de kledij. Misschien vonden er bij deze vrouwen al verschuivingen plaats tussen de jaren 40 en 50. We zullen er in onze onderzoeksresultaten rekening mee houden of er binnen deze generatie ook evoluties zijn. We geven in een tabel de geboortedata van de drie generaties vrouwen weer.
39
Familie Familie Familie Familie Familie
1 2 3 4 5
Familie Familie Familie Familie Familie Familie Familie
6 7 8* 9* 10 11 12
Totaal
Eerste generatie Geboortejaar 1991 1992 1990 1991 1991 1994 1992 1992 1993 1993 1990 1994 1991
Tweede generatie Geboortejaar 1956 1961 1967 1968 1965 1963 1959 1967 1968 1968 1970 1960 1959
Derde generatie Geboortejaar 1919 1928 1929 1931 1939 1939** 1942 1943 1945 1945 1945
13
13
10
* Deze interviews van de drie generaties zijn afgenomen in het jaar 2008. Alle andere interviews zijn afgenomen in het jaar 2007. ** In familie vijf gaat het om dezelfde grootmoeder. Tabel 1: Het geboortejaar van de geïnterviewden per generatie, per familie.
3.1.3 De interviews en analyse We maakten gebruik van het halfgestructureerd interview (Schuyten & Ferla, 2005). De beginvragen lagen vast, maar de interviewers vroegen op eigen initiatief door. We lieten de bevraagden eerst vertellen aan de hand van de foto’s. Daarna hanteerden we onze vragenlijst. Er kwamen verschillende thema’s aan bod. We bevraagden hen over de kledij die ze droegen in hun vrije tijd, op school en op speciale gelegenheden. Verder onderzochten we waarom ze die kledij droegen door te vragen naar de functies van hun kledij, de gevoelens die ze daarbij hadden en normen of waarden die de kledij kon bepalen. We vroegen ook hoe een dagje shoppen bij onze respondenten eruit zag, en in hoeverre ouders en vrienden de kledij konden bepalen. We onderzochten ook de rol van de kledingindustrie en de media. De vragenlijst is te vinden in de bijlage. De vragen die uiteindelijk gesteld werden en de volgorde ervan waren afhankelijk van het gespreksverloop. Daarbij stond het verhaal van de geïnterviewde centraal en bepaalde het grotendeels de richting van het interview. Tegelijk werd het gesprek gestructureerd door onze vragenlijst. Voor het eigenlijke onderzoek deden we enkele proefinterviews, om onze interviewvaardigheden na te gaan en om te kijken of we de juiste vragen stelden. Op basis van dit vooronderzoek hebben we de vragenlijst aangepast. Enkele vragen werden toegevoegd (bijvoorbeeld: werd de kledij gekocht of gemaakt?). Dit vooronderzoek leerde ons hoe interviews in de praktijk verliepen. We moesten er op letten dat we onze vragen niet op een suggestieve manier stelden en we leerden doorvragen op bepaalde zaken die de geïnterviewden aangaven. We hebben het onderzoek apart uitgevoerd. De respondenten werden telkens dus door één van ons bevraagd om ons onderzoek haalbaar te maken. De interviews werden bij de respondenten thuis afgenomen. Daarbij probeerden wij,
40
als interviewers, een zo neutraal mogelijke houding aan te nemen en gebruikten wij technieken als actief luisteren, herhalen en samenvatten. Alle interviews werden opgenomen met behulp van een cassetterecorder en daarna letterlijk uitgetypt. De interviews duurden een half uur tot een uur. In totaal hebben we 36 interviews afgenomen. De uitgetypte interviews zijn te vinden in een aparte bijlage. Die bijlage ligt ter inzage bij onze promotor op de universiteit Gent. De interviews werden door ons beide manueel geanalyseerd. Het is een voordeel om met twee onderzoekers te zijn. De data-analyse is daardoor objectiever en we konden elkaar corrigeren op vooringenomen interpretaties. Elk interview werd per generatie grondig onder de loep genomen. De gegevens werden, zoals verder ook zal blijken, geclusterd onder de verschillende thema’s die in onze vragenlijst aan bod kwamen, namelijk schoolkledij, vrije tijd, speciale gelegenheden, winkelen, functies van de kledij de rol van ouders en vrienden en van de media. Tijdens de analyse probeerden we zo veel mogelijk op zoek te gaan naar gelijkenissen, verschillen en tegenstrijdigheden binnen en tussen de generaties. Voor de analyse van de resultaten volgden we enkele stappen (Wester, 1987). Op die manier kan op gestructureerde wijze conclusies getrokken worden. - Exploratiefase: onderscheiden van begrippen, kenmerken of onderwerpen. Zoals eerder vermeld kwamen er in onze vragen enkele thema’s aan bod. Deze thema’s hebben we samen op basis van de vragen en van de interviews afgebakend. - Specificatiefase: uitwerking van begrippen en kenmerken. In onze interviews gingen we op zoek naar alles wat gezegd werd dat volgens ons paste binnen een bepaald thema. - Reductiefase: herkennen van patronen in functie van de onderzoeksvraag. Per thema maakten we een samenvatting en probeerden we de informatie te abstraheren. - Integratiefase: resultaten koppelen aan literatuur. In onze discussie werd samen met de literatuurstudie en de interviews gezocht naar een antwoord op onze probleemstelling.
41
3.2 Onderzoeksresultaten Zoals reeds duidelijk werd vanuit de literatuurstudie en onze methodologie hebben we ons hoofdthema, namelijk de kledij van tienermeisjes vanaf de jaren 50 tot nu, onderverdeeld in enkele subthema’s. Tijdens onze gesprekken kwamen de thema’s ook aan bod. We kunnen per generatie onze conclusies binnen deze subthema’s trekken. 3.2.1 Schoolkledij We kijken eerst even naar de kledij die door onze tienermeisjes door de jaren heen op school werd gedragen en welke regels daaromtrent bestonden. 3.2.1.1 De grootmoeders De meisjes uit de jaren 40 droegen allen een uniform op school. Het meisje uit de jaren 30 droeg geen uniform, enkel een schort die diende om de kledij te beschermen. “Wij waren half gepensioneerden en wij moesten geen uniform dragen. Wij mochten dragen wat we wilden. (…) Maar we mochten niet met blote benen lopen. Met lange kousen aan.” (Irene, 1919) Degenen die een uniform droegen, moesten donkere kleuren dragen, zoals zwart, donkerblauw of grijs. “Op school waren wij halve nonnekes met die donkere kleren altijd” (Mariette, 1928) Hun rok of kleed kwam tot aan de knieën. Hun kousen moesten eveneens tot aan de knieën komen. Boven de rok werd een blouse gedragen. Soms droegen ze een schort boven het uniform. De kledij bedekte het lichaam. “Je mocht niet te veel huid zien. Als ik op pensionaat zat en mijn ouders kwamen mij bezoeken, dan moest ik mijn handschoenen aandoen.” (Mariette, 1928) Kijken we naar de jaren 50 dan werd er voor de meeste meisjes op school geen uniform verwacht. Sommigen gingen naar een stadsschool en mochten hun kledij kiezen. Zelfs broeken mochten op sommige stadsscholen gedragen worden. Toch betekende dit niet dat ze alle kledij mochten dragen, er waren regels. Op andere scholen was het dragen van een schort echter verplicht. “Dat was in het middelbaar. En we moesten altijd kousen dragen. En wij mochten geen jeans dragen. Dit is de periode dat de jeans begon op te komen.” (Gilberte, 1945) “Toen ik dan in het middelbaar zat en ik zestien was dan deed het er niet toe wat iedereen droeg. Het zat onder die lange schort met lange mouwen die we moesten dragen.” (Jeanine, 1939) De kleren die ze op school droegen waren deftig en proper, vergeleken met de kledij die ze thuis droegen. De meeste meisjes droegen toen een rok met een bloesje of gilet (zie foto). Het gebeurde ook dat de afgedankte zondagskleren op school verder werden gedragen.
42
Foto 1: Klasfoto, eind jaren 50
Één meisje was verplicht wel een uniform (eveneens met een schort) te dragen. Toen ze wat ouder werd, durfde ze de regels wel eens overtreden, maar niet te veel, of ze moest de school verlaten. “Een donkerblauw uniform met een beige blouse. En dat was een hoedje, dat was een bootje dat wij daar tegen zeiden. (…) Altijd donkerblauw. Donkerblauwe rok. Maar kijk, je ziet wel, ik durfde wel een keer iets anders, ‘k was ook zo nogal een beetje opstandig die leeftijd.” (Georgia, 1943) 3.2.1.2 De moeders We kunnen opnieuw een onderscheid maken tussen de meisjes die een uniform moesten dragen en de meisjes waar dat op school niet verplicht werd. In scholen met verplicht uniform, zijn er verschillende regels met betrekking tot kledij. Ofwel werd een volledig uniform verwacht, bijvoorbeeld een blauwe rok tot aan de knie met een witte blouse, gilet of schort (zie foto). Ofwel werden er enkel bepaalde kleuren opgelegd (vooral donkere kleuren zoals bruin, donkerblauw, grijs gecombineerd met wit). Vaak kwamen daarbij nog extra regels aan te pas. “Maar blouses zonder mouwen mochten niet. Dat moest allemaal met knoopjes goed toe.” (Annie, 1956) “We moesten een grijze rok aan met een grijze of witte blouse en een witte pull of een grijze pull. (…) En in de winter, vanaf de herfstvakantie tot de paasvakantie, mochten we een lange broek dragen.” (Christel, 1968)
43
Foto 2: Klasfoto, eind jaren 60
Een meisje begon toen ook te rebelleren tegen deze regels. Daarop kreeg ze strafstudie of haar ouders werden ingelicht. “Ik moest altijd iets aanhebben dat eigenlijk niet mocht op school. Gewoon om te rebelleren tegen dat uniformgedoe. Ik kon daar niet tegen.” (Inge, 1967) Ze vertelde dat het uniform er voor zorgde dat iedereen gelijk voor de wet was en er geen onderscheid kon gemaakt worden tussen de leerlingen. Net zoals bij de vorige generatie werden op school oude zondagskledij of deftigere, propere kledij gedragen, vergeleken met de kledij uit de vrije tijd. De meisjes die op school mochten dragen wat ze wilden, droegen meestal de kledij die ze ook in hun vrije tijd aan hadden. Dat was een broek met een T-shirt, een bloesje of een trui. Er waren geen regels waaraan de meisjes zich moesten houden of ze werden hierover nooit aangesproken. In de interviews werd hier door sommigen niet over gesproken. “Enkel bij de praktijklessen moesten we een schort aandoen. Maar er was niemand in de klas die nog de originele schort had. Daar waren de mouwen af, of de lengte ingekort of waren de knopen er af. (…) Dat werd er daar echt zo in gestampt, dat cliché van als je in een kapsalon wilde werken, dat je mooi moest zijn. Wij wilden dat beroep wel doen, maar dat wouden we helemaal niet doen. Dat was afzetten tegen wat de leerkrachten toen zeiden.” (Sabine, 1967) 3.2.1.3 De dochters De minderheid draagt nog een uniform op school. Bepaalde kleuren worden opgelegd (blauw en wit of donkergroen). Er zijn daarbij extra regels, waar ze zich al dan niet aan houden. Indien de leerlingen zich niet aan de regels houden, wordt hun naam opgeschreven en krijgen ze na een aantal waarschuwingen strafstudie. “Een lange broek. Of zo van die uniformbloezen dragen of een T-shirt. Je moet verplicht één stuk van ’t uniform van ’t school te dragen en dan mag je kiezen
44
wat je draagt, maar het moet wel donkergroen zijn.(…) Saai, lelijk, allemaal te groot. Maar ge luistert niet naar wat uw leerkrachten zeggen. Dan doe je gewoon zo dingen aan die eigenlijk niet mogen.” (Liesl, 1993)
Foto 3: Klasfoto, 2007 – 2008
Er zijn ook andere regels. Korte rokken, topjes met dunne bandjes, een blote buik, … zijn niet toegelaten. De rokken horen tot aan de knie komen. De kledij mag dus niet te veel huid onthullen. Sommigen hebben niets tegen het uniform of vinden het nog wel gemakkelijk. Anderen vinden het uniform saai en lelijk. Meisjes zeggen dat ondanks het uniform, er toch nog een onderscheid tussen de leerlingen bestaat. “Ja, Tommy Hillfigger en Riverwoods worden veel gedragen op school.(…) Bij mijn vriendinnen is dat omdat hun ouders dat willen.” (Karen, 1994) De meisjes die geen uniform moeten dragen, doen meestal hun kleren aan die ze buiten de school ook dragen, bijvoorbeeld een jeans met een T-shirt. Enkele meisjes geven aan dat ze bewust een aantal kledingsstukken niet dragen op school, ook al zijn ze toegelaten, bijvoorbeeld opvallende kleuren, een rok of topjes. Er zijn daarvoor verschillende redenen. “Rokjes zal ik toch meer thuis dragen dan op school. Als je een rokje aan hebt, dan moet je er op letten dat je benen steeds toe zijn en zo." (Inge,1991) “Dat kleur valt wel op en dat wil ik niet op school. Een trainingsbroek is ook wel een beetje slonzig voor op school. Ik wil niet als enige opvallen.” (Melanie, 1991) Geen uniform betekent niet dat er op scholen geen regels gelden. De meisjes mogen toch niet te bloot of te uitdagend gekleed zijn. Ook hier houden sommige meisjes zich niet altijd aan de regels. Soms hangen daar gevolgen aan vast, ze krijgen bijvoorbeeld commentaar of een nota, soms niet. “Op ’t school mag ook geen blote buik. Maar eigenlijk trekken we ons dat allemaal niet aan. En ook, het is zo nog een nonnenschool, allé, er lopen nog nonnekes rond en als de nonnen passeren is dat zo uwe trui vlug naar beneden. Tot ze gepasseerd zijn, en dan is dat weer naar omhoog dat uw buik wel weer bloot is.” (Maaike, 1992)
45
3.2.2 Vrije tijd 3.2.2.1 De grootmoeders De tienermeisjes in de jaren 30 en 40 hadden ongeveer dezelfde kledij. Ze droegen op die leeftijd (tussen twaalf en zestien jaar) (plooi)rokjes, kleedjes met daarop een bloesje, een vestje of een trui. Ze mochten geen lange broek dragen. “Dat was voor mannen. Je was geen echte vrouw als je een broek droeg, zo simpel was dat. Dat waren rare vrouwen die dat deden.” (Magdalena, 1929) De rok kwam tot aan de knie en spande aan de taille. “Ik weet wel nog dat er vaak van die zwierrokken, van die losse, gedragen werden. Maar dat was niet handig voor op de fiets. Dan zeiden ze: ‘Amai, ge hebt schone billekes, ze’!” (Magdalena, 1929) De meisjes droegen de kledij die in die tijd in de mode was. Kleren met bloemenprints en carreautjes werden vaak gedragen. Sommige meisjes hadden toen niet echt een voorkeur voor bepaalde kledij omdat daar geen belang aan werd gehecht of omdat ze weinig keuze hadden. Anderen hadden juist wel een voorkeur. Toch was het zo dat de meisjes vroeger niet veel kleren hadden. “Als ik thuis was in de grote vakantie dan droeg ik andere kleren. Dat waren dan zomerkleedjes. (…) Ja, dan was je toch wat meer een meisje, hé.” (Mariette, 1928) Soms werd de afgedankte zondagskledij, zowel in de jaren 30, 40 en 50 in de week gedragen. In onze interviews werd bevestigd dat in de jaren 50 de meeste meisjes ongeveer hetzelfde droegen: vooral rokken, bloesjes, truitjes en kleedjes. De rokken kwamen tot aan de knie, waren meestal wijd en gecentreerd aan de taille (zie foto). “Maar de mode van toen, dat was ook schoon, ze. We kregen dan ook zo een kleedje met zo een centuur rond uw middel opgespannen, dan was ik smaller. En met drie onderrokken aan hé. Petticoats, ge ziet dat hé. (…) Dat was schoon hé en als ge u draaide, ge zag heel uw onderbroek. Dat was mijne stijl. Ik vond dat mooi.” (Irma, 1942) Foto 4: Meisje draagt een jurk met lelies, jaren 50
46
Er waren weinig meisjes die eind jaren 50 lange broeken of shortjes droegen in hun vrije tijd. Enkelen deden dit wel, maar dit was eerder een uitzondering dan de regel (zie foto). “Vroeger droeg je als meisje een kleedje of een rok. Je kon dat (een broek) wel dragen als je eens een zomeruitstap deed of in de winter als het koud was om je benen een beetje te beschermen.” (Nicole, 1945)
Foto 5: De lange broek, eind jaren 50
Er waren verschillen tussen de kledij van jonge meisje en die van volwassen vrouwen. “Jongere mensen zoals ik droegen bloesjes met hele korte mouwen, terwijl dat bij de volwassen vrouwen met langere mouwen was. Oudere vrouwen droegen ook rechte rokken, terwijl dat bij ons brede rokken waren. (…) Maar echt anders dan die van de volwassen vrouwen was dat nu ook weer niet.” (Nicole, 1945) Ruitjes en bloemetjes, maar ook streepjes werden net zoals in de vorige generatie veel gedragen. De vrouwen droegen verschillende kleuren. Er werd ook kant aan de kledij genaaid. Sommigen hadden niet veel kleren, anderen waren wel tevreden over het aantal kleren. “Dus wij hebben bijvoorbeeld één goede gilet. Dat was het, we hadden geen tweede of derde. We hadden één witte blouse en we hadden een keer een pull met een rok of zo, maar dat was niet zoals nu dat ze een stapel met pullekes hebben, … Dat bestond niet.” (Gilberte, 1945) 3.2.2.2 De moeders Kijken we naar een nieuwe generatie, dan werd het vaakst een strakke jeansbroek gedragen, en voor een paar meisjes het liefst een jeans van Levi’s of Lee Cooper (zie foto). De vorm van de broek was belangrijk. Sommige meisjes droegen bijvoorbeeld ook jeans met brede broekspijpen. Anderen daarentegen pasten hun gekochte jeans thuis aan door ze nóg te versmallen, er bleekwater op te gooien, te verven of te scheuren. “Die jeansbroeken waren eigenlijk wree dingen ze. Je moest dan op bed gaan liggen om die aan te krijgen.” (Inge, 1961) “Als ik thuis kwam legde ik die dan in de tuin op Foto: 6 De smalle jeans, begin jaren 80
47
de grond, smeet ik er bleekwater op en dan met de schuurborstel erop.” (Sabine, 1967) Sommige meisjes droegen ook shorts en (mini)rokken. Maar de meeste meisjes hadden het liefst een broek. Toch waren er nog die nog geen broeken droegen. Het ging dan echter om meisjes die nog voor de jaren 70 jong waren. “Ik zie dat ik een rok droeg en een blouse. Broeken werden er dan nog niet gedragen. Ik denk niet dat ik toen al broeken droeg. Op die leeftijd niet.” (Annie, 1956) De meisjes droegen op hun jeans of rok een losse T-shirt, hemd of trui. Ze hadden vaak ook verschillende kledingsstijlen. Zo hadden sommigen hippiekleren (Indische kleren, losse kleren, lange rokken) of punkkledij (smalle jeans, riem met zilveren punten, ‘pilotenjas’: korte jas met riemen). Zij volgden de mode. Enkele meisjes hadden een klassieke stijl. Sommige tieners hadden verschillende stijlen doorheen hun tienerjaren. “Maar ik moet zeggen dat ik niet zomaar één soort kleren had in die periode. Ik heb zo een aantal verschillende stijlen gehad, afhankelijk van de mode. (…) Rond mijn veertien heb ik een hippieperiode gehad.” (Iris, 1968) Afhankelijk van de stijl droegen tieners felle kleuren en drukke prints of zwarte kledij. Het ene meisje had al meer kleren dan het andere. Schoolkledij werd ook thuis gedragen. Tenzij de meisjes hun schoolkledij niet graag zagen, droegen ze thuis vrijetijdskledij. De minderheid droeg zondagskleren in de week. Er was dus een onderscheid tussen de ‘deftige’ meisjes en degenen, die juist niet deftig of chic wilden zijn. “Die kleren vond ik lelijk. Dat was niet hetzelfde als van ons. Dat was te deftig.” (Sabine, 1967) 3.2.2.3 De dochters De meisjes dragen het vaakst een (jeans) broek met daarboven een T-shirt of topje met een trui (zie foto). Kleedjes, (mini)rokjes en shorts worden in mindere mate gedragen en voornamelijk in de zomer. De meeste meisjes zijn bewust met kledij bezig of volgen de mode. Ze letten er op dat hun kleren bij hen passen en hebben aandacht voor de vorm en de kleur. De meisjes hebben het liefst dat hun kleren op hun lichaam aansluiten. Een meisje gaf toe dat ze graag een diepe decolleté draagt. Foto 7: Hedendaagse tienermode en hun kleerkast begin 21ste eeuw
“Ik ga mee met de mode: Jeansbroeken, rokjes, driekwartbroeken, broeken van verschillende kleuren, bruine broeken, … Mijn kleerkast hangt vol. Dus ja, topjes en T-shirts, pullekes met een kol of met een V-hals, …” (Layla, 1992) “Ik ben mager dus moet ik niet afkomen met zakken van kleren eh. Het moet
48
wel bij mijn lichaam passen. “ (Melanie, 1991) De meeste meisjes merkten op dat ze niet bij een bepaalde groep jongeren horen. Sommigen vertelden dat ze hun eigen stijl hebben, dat ze wel oog hebben voor de mode, maar enkel en alleen die kleren kopen die zij zelf graag zien. “Gewoon, niet echt trendvol of zo, maar zo gewoon, als het mooi is en het is een trend, dan doe ik het wel aan, maar als het lelijk is, zoals die doodskoppen, dan ga ik het niet rap aan doen. ’t Is gewoon zo een beetje een eigen stijl, maar gecombineerd met wat de mode is.” (Liesl, 1993) Sommige meisjes hebben een specifieke stijl. Het ene meisje noemde zichzelf wat alternatiever, het andere ‘metal-emo’. De meisjes geven aan veel kleren te hebben. Slechts een minderheid draagt merkkledij. Dezelfde kleren worden zowel op school als thuis gedragen. Degenen die een uniform moeten dragen, doen in hun vrije tijd liever kleren in een ander kleur aan. Als bepaalde kledij verboden is, zoals een topje, dan zullen de meisjes dit thuis juist wel vaak dragen. De meisjes die uitgaan, dragen vaak kledij die ze mooier of vrouwelijker vinden dan de kleren die ze overdag dragen. 3.2.3 Speciale gelegenheden 3.2.3.1 De grootmoeders Meisjes droegen in de jaren 30 en 40 op zondag en voor speciale gelegenheden andere kleren dan in hun vrije tijd. Die kleren hadden lichtere kleuren of waren nieuw. “We deden wel mooie kleren aan om naar de mis te gaan de zondag.” (Irene, 1919) Ook op internaat werd op zondag een ander uniform gedragen, bijvoorbeeld een blauw kleed in plaats van een grijs. Tijdens de plechtige communie hadden de meisjes voor het vormsel een wit kleed aan. Bij sommigen hoorden hier dan handschoenen, een sluier of een kroontje bij (zie foto).
49
Foto 8: Plechtige communie, jaren 40
In de jaren 50 werd er nog altijd specifieke zondagskledij gedragen. Van stijl verschilde deze niet veel van hun andere kleren. “De zondag waren dat wel kleren die meer moesten aanspannen. (…) Goh, dat werd gewoon als deftig gezien. Deftige kledij was op maat gemaakt en moest dus goed aansluiten.” (Jeanine, 1939) “Als ge de zondag buiten kwam dan moest ge opgekleed zijn. Je ging ‘s morgens naar de mis en ge kleedt u op hé.” (Georgia, 1943) Voor het vormsel werd nog steeds een wit kleed gedragen met eventueel handschoenen en een sluier. Op de tweede dag van de plechtige communie was gekleurde kledij toegelaten. “Dat (kleed) was spierwit. En dat is een voile, dat vertok vanuit uw haar. Vroeger was dat gelijk een trouwer hé.” (Irma, 1942) 3.2.3.2 De moeders De meeste meisjes droegen nog steeds hun nieuwste of mooiste kledij op zondag en op speciale gelegenheden (zie foto). Vaak werd dan een rok of kleed gedragen. Ook op het internaat was er nog een zondagsuniform. Enkelen mochten (vanaf een bepaalde leeftijd) kiezen wat ze droegen. “Dat was dan meer gekleed, een blouse of een deftig vestje. Maar die jeans ging toch niet uit, ze.” (Sabine, 1967)
Foto 9: Gelegenheidskledij, begin jaren 80
50
Op de plechtige communie droegen de meisjes een paterskleed met eventueel nog een kleedje eronder. Anderen zagen er nog uit zoals bruidsmeisjes. 3.2.3.3 De dochters De meisjes dragen nu geen aparte kleren meer op zondag maar wel voor speciale gelegenheden zoals een familiefeest. Op zulke gelegenheden dragen ze vaker een rok of een kleed. Ze gaven aan dat dit hun mooiere of deftige kleren zijn. Een kleine minderheid draagt deze kledij niet graag. “Je ziet die mensen niet veel in uw leven. Als je dan iets speciaals draagt dan krijgen ze de indruk dat je er goed voor staat. Een familiefeest is iets belangrijk dus dan doe je wat belangrijkere kleren aan, dingen die je anders niet draagt. “ (Inge, 1991) Meisjes die vertelden over hun plechtige communie, droegen tijdens de mis een paterskleed. Daaronder hadden ze deftige kleren, zoals een rok of broek met een vestje en T-shirt, aan.
Foto 10: Het paterskleed, begin 21ste eeuw
Foto 11: Extra kledij, begin 21ste eeuw
3.2.4 Functie 3.2.4.1 De grootmoeders Voor tienermeisjes uit de jaren 30 en 40 was het belangrijk om deftig en gekleed te zijn en niet te bloot. “Nu zouden ze ze (wijst naar haar boezem) op de toonbank leggen. Neen, neen, dat wou ik niet.” (Magdalena, 1929) Enkele geïnterviewden verwezen daarbij naar de invloed van de katholieke godsdienst of de school. “Jaja ze, dat werd in de preekstoel gezegd. Dan werd dat echt gezegd dat een diepe décolleté of een korte rok niet hoorde.” (Mariette, 1928) “En in dat klooster hebben wij ook geen mooie kleren gezien eh. Dat mocht gelijk zelfs niet in dat klooster, mooi zijn.” (Ivone, 1931) Sommige meisjes vonden dat ze mooie kleren hadden en dat ze ook wel graag mooi waren. Ze waren fier op hun kledij. “Ik wou er mooi uitzien. Ik heb altijd graag mooie kleren gedragen. Dat was voor mezelf, maar ik denk ook om andere mensen een beetje te behagen.” (Mariette, 1928)
51
Anderzijds werd verteld dat ze tevreden moesten zijn met de kleren die ze kregen. Tegelijk was kledij voor een aantal meisjes niet zo belangrijk aangezien deze lang moest meegaan of ze gewoon niet beter wisten. Kledij zat het liefst gemakkelijk, viel niet op en was deftig. Dat hoorde namelijk zo. In die tijd kon een lange broek niet door de beugel. Het was niet deftig en bovendien was de broek enkel voor jongens bestemd. Tienermeisjes moesten in de jaren 50 nog steeds deftig en netjes gekleed zijn. Er werd van hen verwacht dat ze zorg droegen voor zichzelf en hun kledij. Kledij mocht ook niet te veel huid laten zien, mocht niet vulgair of gemeen zijn. Ze wilden eveneens niet opvallen. “Ik zag er altijd graag deftig uit, niet opvallend. Dat mocht niet van thuis, opvallen, dat moest deftig zijn.” (Simonne, 1945) Toch wilden de meisjes er in die tijd ook wel mooi of modern uitzien. Ze waren namelijk fier op hun kledij en zagen er graag vrouwelijk uit. Ook voelden ze zich goed in hun kleren. “Je wou bijvoorbeeld wel mooie kleren hebben tegenover je vriendinnen.” (Jeanine, 1939) “Ik had dikwijls zo een pulleke aan met een beetje décolleté, dan was ik een jaar of zestien. En ook zo een beetje uithalen, zo ge weet wel. Ik was redelijk gesteld en ik droeg dan een bh en ik express zo (ze steekt haar borst vooruit). Dat was de tijd van de rock ‘n roll.” (Irma, 1942) “Ik wou toch vrouwelijk zijn. Ik had bijvoorbeeld niet echt een taille en dan was dat leuk om zo bolrokken te dragen met een riem op. Dan leek het net alsof ik dat wel had. Ik wou er toch mooi uitzien.” (Nicole, 1945) “Omdat we dat mooi vonden, als jong meisje, voor te paraderen en de jongens te verleiden.” (Georgia, 1943) De lange broek werd door sommigen al gedragen. Degenen die dit niet aan deden waren van mening dat de broek voor jongens was. Kledij hoorde van goede kwaliteit te zijn, want ze moest lang meegaan, vaak tot versletens toe. Sommige meisjes voelden zich niet altijd zo goed in hun kleren omdat ze verplicht werden bepaalde kledij te dragen. Toen gevraagd werd naar de gevoelens die ze bij hun kledij hadden, antwoordde een vrouw als volgt: “Soms goed, soms niet goed. Soms goed, omdat het nieuw was, maar als je het soms verschillende jaren moet dragen, was het soms dat je zei, weer die rok.” (Gilberte, 1945) Een paar meisjes droegen pas na hun zestien jaar de kledij van hun keuze of begonnen zelfs een beetje te rebelleren. 3.2.4.2 De moeders De redenen waarom meisjes bepaalde kledij droegen waren zeer divers. Sommigen waren als tiener niet echt bezig met de mode of de moeder zorgde (deels) voor hun kledij. De ene was daar tevreden mee, de andere voelde zich
52
echter niet altijd goed in deze kleren. Anderen volgden wel de mode. “En ik moest dat ook eens aandoen omdat we naar een feestje gingen en dat droeg ik ook niet graag. Dat was mijn stijl niet. Ik voelde mij daar zo belachelijk mee. En mijn ma zo: Dat past op die kleren. Ik zei dat ik dat niet wilde aandoen. Maar vroeger was dat een strenge opvoeding.” (Peggy, 1970) Heel wat meisjes hielden rekening met verwachtingen uit hun omgeving: kledij mocht niet te bloot of uitdagend zijn. Ze wilden ook niet opvallen. Een minderheid wilde net revolteren tegen deze verwachtingen. Ze wilden juist wel opvallen en uitdagen. “Mijn grootmoeder, ze woonde maar honderd meter van ons en als ze mij zag ja… Volgens haar moest ik een blauw plooirokje aandoen met witte kousen tot onder de knieën met zwarte laké- schoentjes en een wit bloesje. Dat was goed. Maar wat deed Inge, bij meme gaan met haar gescheurde jeans aan.” (Inge, 1967) Meisjes wilden er ook wel mooi uitzien en voelden zich ook zo. Hoewel velen het belangrijk vonden dat hun kleren gemakkelijk zaten, zaten die smalle jeansbroeken toch niet zo comfortabel. “O ja, ze, het mooie ging boven het praktische. Ik kreeg maar één paar schoenen en dan moesten dat vooral mooie zijn en schoenen die in de mode waren. Dan kon mij dat niet veel schelen dat ik de hele tijd met plakkers rondliep en dat mijn voeten pijn deden. (…) Die broeken waren eigenlijk zelfs zo erg dat ik op de grond moest gaan liggen om die aan te krijgen. Mijn maag werd daar niet goed van, eh, op de duur.” (Iris, 1968) Niet uit de boot vallen en bij de groep horen was voor verschillende meisjes van belang. Kleren werden ook soms gebruikt om bepaalde aspecten van het lichaam te verbergen of juist om te benadrukken. Enkele meisjes wilden met hun kleren de aandacht van jongens trekken. Andere redenen om bepaalde kleren te dragen zijn: het volgen van een muziekstijl, anderen jaloers maken, bescherming tegen koude en warmte, er ouder uit zien, als compensatie voor onzekerheid, het tonen van je identiteit, rebelse karakter en type. 3.2.4.3 De dochters De meisjes willen er vooral goed en mooi uitzien. Ze geven veelal aan dat het belangrijk is om je goed te voelen in jouw kledij. De meisjes zien hun kledij ook graag. Toch gaven enkelen aan dat ze zich minder goed voelen in de kledij die ze op school dragen. Kledij straalt persoonlijkheid uit: het toont je zelfzekerheid of je creativiteit. Sommigen kleden zich op een manier waarbij ze niet te veel reacties uitlokken bij anderen. Ze krijgen niet graag opmerkingen of vallen niet graag op. Wat andere mensen denken of zeggen over de kledij is voor vele meisjes belangrijk. “Ik vind dat dat zo iets persoonlijks is aan u. Dat je echt draagt wat je wilt dragen. Dat toont veel van uw karakter. Als je zo een rokje aan hebt, das een rare of zo. Of als ze zo van die ‘seutekleren’ aanhebben, zo mooi gekleed, zo mama-tje of papa-tje die u gekleed hebben.” (Maaike, 1992)
53
Een kleine minderheid meisjes willen in de groep opgaan. Één meisje wilde via haar kledij mensen aantrekken of nieuwe mensen leren kennen. “Als ik mooiere kleren aan heb en mijn vriendinnen ook, dan zullen die personen misschien liever bij mij zijn dan bij anderen.” (Helena, 1991) Andere meisjes willen juist aantrekkelijk, vrouwelijk of sexy zijn. De minderheid wil via hun kledij de aandacht van jongens trekken. Opnieuw kan het lichaam een rol spelen. Meisjes willen bijvoorbeeld hun kleine gestalte compenseren met een oudere look. Kledij moet vooral ook comfortabel zitten. Sommige meisjes halen het belang van de weersomstandigheden aan: “In de winter, voor warmte en bescherming voor ziektes en zo. (…) Soms doe ik ook een topje aan omdat het warm is.” (Tatjana, 1990) De meisjes hechten veel belang aan hun kledij. Het geeft een bepaalde waarde of ze willen hun lievelingskledij niet weggooien. “Ik koop ook altijd kleren waar ik vrolijk van wordt. (…) Sommige kleren vind ik ook zo mooi eh, dat ik er bijna verliefd op ben.” (Melanie, 1991) Meisjes willen zich ook niet te bloot of te uitdagend kleden. Zij menen dat zelf, maar het is duidelijk dat hun omgeving, zoals familie en vrienden, er ook zo over denken. 3.2.5 Winkelen 3.2.5.1 De grootmoeders De kleren van de meisjes werden in de jaren 30 en 40 vooral gemaakt door een familielid, zichzelf of door een naaister ergens in de buurt. Omwille van het beperkte kledingsbudget gingen families soms creatief met kleren om. Er werd niet veel geld uitgegeven omdat gezinnen vaak groot waren. Kleren werden aangepast en moesten lang gedragen worden. “Als ik jong was heb ik een keer mantel gekregen en dat was een rode carreau met zwart. (…) Dan was het démodé, uit de mode, en mijn zus heeft daar een kleed van gemaakt voor mij. Dan was ik wederom mooi hé. Ik had daar een bruine vest boven en ik was weer in ’t nieuw.” (Irene, 1919) Sommige meisjes gingen ook soms winkelen: van nooit tot 2 keer per maand. “Moeder kocht dat hé. En mijn oudste zus. (…) Ja, ik had daar niks op te zeggen hé. Dat was dragen wat we kregen.” (Irene 1919) Indien de meisjes gingen winkelen, dan was dit met hun moeder of alleen. Bij sommige meisjes nam dit niet veel tijd in beslag. Anderen namen daar echter wel de tijd voor of vergeleken de prijzen van de kledij in de vernoemde winkels. Winkels die vermeld werden zijn: Innovation, Samdam, Sarma en Etam. Er werd ook verteld dat de winkels vroeger niet op jongeren waren afgestemd. Er waren nog andere manieren hoe meisjes aan kleren kwamen. Ze kregen kledij van kennissen of familieleden of ruilden kledij met vriendinnen. “Ik kreeg soms wel kleren van de mensen waar ik werkte. Een ensembleke, zo een rokske met een bloeseke.” (Magdalena, 1929) In de jaren 50 werd nog steeds veel kledij gemaakt. De meisjes deden dit zelf of kleren werden voor hen gemaakt door familieleden of klerenmaaksters. Kleren
54
werden eveneens hersteld of aangepast zodat ze langer konden gedragen worden. “Als er iets kapot was, ik heb dat van mijn grootmoeder dikwijls gezien, zelfs mijn grootmoeder breide voor mij een pull en het jaar nadien was dat een beetje versleten, de mouw bijvoorbeeld, awel, oma trok dat dan een beetje uit en er werd daar een nieuw boordje aan gezet of een andere kolleke aan gezet en ik kon er nog een jaar mee verder.” (Gilberte, 1945) Kleren werden ook gekocht, in de winkel of aan huis. Maar dat gebeurde in mindere mate. “Voor kleine dingen zoals kousen en schorten en bloesjes, daarvoor kwam er iemand rond. Dat was iemand met een fiets met een grote zak vanvoor en een grote zak vanachter met kleren. Hij legde dat dan op de vloer allemaal uit en we konden daar dan uit kiezen.” (Jeanine, 1939) De meisjes gingen in die tijd meestal met hun moeder of andere familieleden (bijvoorbeeld een tante) winkelen. Alleen of met vrienden winkelen werd bijna niet gedaan, of pas op latere leeftijd. Sommige meisjes gingen vaker winkelen (één keer in de maand) dan anderen. Anderen gingen winkelen als dat nodig was. De prijs speelde een belangrijke rol. “Er werd wel naar het budget gekeken. En als het te duur was, dan maakten we het zelf na.” (Nicole, 1945) Het gebeurde ook dat meisjes kledij kregen van familieleden, maar bij de meerderheid werd kledij niet uitgewisseld met anderen. 3.2.5.2 De moeders Enerzijds werd kledij nog zelf gemaakt, maar bij de meeste meisjes gebeurde dit niet vaak of enkel voor speciale gelegenheden. In sommige gevallen maakten de meisjes hun kleren zelf. Ze leerden namelijk op school of thuis naaien. De kledij werd soms ook door anderen gemaakt, maar vanaf een bepaalde leeftijd stopte dit. “Op een bepaald moment ben ik ook zelf beginnen breien want dat was erg in. Toen ik zestien was, was dat. Dan maakten wij zelf truien. Maar dat was het enige, ze. Andere kledingsstukken, daar begonnen we niet aan. (Kris, 1959) Anderzijds werden de kleren van de meisjes gekocht. Het gebeurde vaak dat de moeder (soms) kledij voor hen kocht, zonder dat hun dochter daar bij was. De meeste meisjes gingen met hun moeder of andere familieleden (bijvoorbeeld met de oma of met zussen) kleren kopen. Bij enkelen koos de moeder de kledij, of legde zij regels op. “We gingen wel samen naar de winkels, maar ze (haar grootmoeder) duwde mij toch in een richting dat gekleed was, maar da ’k te zien was.” (Sabine, 1960) Een paar meisjes gingen zowel met hun mama als met vriendinnen winkelen. Er waren daarbij enkelen die geen kleren kochten als ze met hun vriendinnen op stap waren. Ze hadden toen enkel oog voor de mode en kledij. Aan kledij werd niet veel geld uitgegeven. Daar waren verschillende redenen voor: het geld was niet er niet voor of het werd niet zo belangrijk geacht. Men kocht kledij als het nodig was. Weinig meisjes droegen merkkledij. Als ze het
55
droegen, dan was vooral het merk van de jeans van belang. “Maar dan kregen we ook enkel iets als het echt nodig was hé, als ons ander kleren kapot waren of te klein.” (Marleen, 1963) De meisjes gingen een paar keer per jaar winkelen. Voor de minderheid was dat een echte daguitstap. Er waren weinig meisjes die maandelijks nieuwe kleren kregen. Ze haalden meestal hun kleren uit winkels van grote ketens zoals de C&A of de Sarma. De meesten droegen ook kleren die ze kregen van familieleden of ruilden soms kledij met vrienden, zoals blijkt uit de volgende quotes. “We kregen echt vooral kleren van mensen wiens kinderen wat ouder waren. Als we dan iets kregen, goh, ’t was kermis. Zo een zak vol kleren waarin we konden grabbelen.” (Annick, 1965) “Dat waren dingen die je niet zelf had en dat was leuk om eens iets anders aan te doen. Je had zelf niet zo veel kleren dus was dat wel leuk.” (Kris, 1959) Sommige meisjes vonden dat de kledingkeuze in de winkels beperkt was. “Tegen mijn vijftien zestien jaar kwam er veel meer mode in de winkels. De keuze breidde dan veel meer uit. Er kwamen dan zo een aantal Nederlandse winkels bij zoals de P&C. Je kon dan veel meer kiezen welke kleren je wou. Die winkels waren ook goedkoop, want anders had je ook veel boetieks en dat was niet te betalen.” (Iris, 1968) 3.2.5.3 De dochters Enkele meisjes krijgen soms kleren die voor hen gemaakt worden maar het grootste deel van de kleren worden bij alle meisjes gekocht. Ze gaan winkelen met hun mama, vrienden, met andere familieleden of alleen. De meisjes nemen hier hun tijd voor. Vaak duurt dit een volledige of halve dag. “Als ik iets leuk zie dan ga ik het passen, dan blijf ik staan, “is mijn gat niet te dik”? Dan sta je daar zo honderd uren voor de spiegel. Ik neem wel mijn tijd om te gaan shoppen.” (Liesl, 1993) Winkelen gebeurt niet enkel om kleren te kopen, maar is ook een vorm van ontspanning. Ze maken onder vrienden veel plezier. “Soms ook als we zoiets mega marginaals zien, dan gaan we dat ook voor de onnozelheid een keer aandoen. Ik heb het ook getoond op die foto, dan is dat leuk als je dat achteraf ziet dan denk je van ja, dat was leuk.” (Helena, 1991)
Foto 12: Winkelen ter ontspanning (zie quote), begin 21ste eeuw
56
Vaak wordt er in de winkels gekeken welke kledij de meisjes mooi vinden. Ze kopen regelmatig kleren ook al hebben ze die niet nodig of ze kopen andere kledij dan diegene die ze vooraf wilden kopen. Ze gaan ook naar de winkels om te kijken naar de kledij of om te weten wat er in de mode is. “Maar meestal heb ik niet echt iets nodig en koop ik toch nog veel.” (Charlotte, 1992) Een aantal meisjes krijgen meer kleren als hun mama er bij is omdat zij dan betaalt. Enkelen gaven aan dat hun ouders hun kledij betalen. Met de prijs van de kledij wordt rekening gehouden. Winkelen gebeurt regelmatig. Ze gaan naar bekende kledingszaken, zoals H & M. Bij enkele meisjes brengt hun mama soms kleren mee zonder dat zij daar bij zijn. Als ze die kleren niet mooi vinden, dan dragen ze die ook niet. Een paar meisjes krijgen kleren van een vriendin of familie. De meesten lenen soms kleren van hun vriendinnen of zussen. Enkelen doen dit ook met hun mama. “Een T-shirt ofzo durven we wel eens ruilen. Dat is leuk om eens iets anders te kunnen dragen.“ (Stephanie, 1990) 3.2.6 Ouders 3.2.6.1 De grootmoeders De meisjes moesten in de jaren 30 en 40 deftig gekleed zijn van hun ouders. Ze droegen zeker geen korte rokken of hadden geen decolletés, want dat was te bloot. In het gezin werd aan kledij niet zo veel belang gehecht. Ouders trokken zich niet veel aan van de meisjes hun kledingskeuze, zolang die dus maar deftig was.. “Mijn pa die trok hem daar allemaal niets van aan. Hij vond wel dat kleren deftig moesten zijn, maar dat was het dan ook.” (Ivone, 1939). In het ene gezin werd tegenspraak niet geduld en hoorden meisjes tevreden te zijn met hun kledij. In het andere gezin vonden er wel discussies plaats. “Ja, ik wou meer kleren dan ik er kreeg. Mijn ma, die gaf daar geen aandacht aan. Dat kon haar gelijk niet veel schelen.” (Mariette, 1928) Tijdens de jaren 50 was het nog altijd belangrijk dat de tienermeisjes deftig gekleed waren. “Ja zo uitgedecolleteerd (ze wijst naar de interviewer) moesten wij niet doen, ze. Dat mocht niet van thuis uit.” (Simonne, 1945) “Kijk, hier aan de zee met een short aan. Dat was al iets, hé. (…) Maar mijn vader was daar niet bij, die wist dat niet hé. Van mijn moeder mocht dat wel, maar van mijn vader zou dat niet gemogen hebben. (…) Omdat dat niet deftig was. Zo liep een meisje niet.” (Georgia, 1943) De visie van meisjes op hun kledij kwam soms in botsing met die van hun ouders. Ze hadden discussies of kregen opmerkingen waar ze zich niets van aantrokken. Sommigen waren, naast de regel dat kledij deftig moest zijn, vrij in de keuze van hun kledij. Anderen waren dat niet en droegen wat hun ouders hen oplegden. Daardoor was er ook geen discussie. De moeders hielden in het oog
57
welke kleren hun dochters kozen. Het was vaak de moeder die de uiteindelijke beslissing nam om de kledij al dan niet te kopen. “Wij mochten wel kiezen, maar mijn moeder ging altijd mee. Wij gingen mee dus en wij mochten wel kiezen van ik wil graag dat of dat. Maar mijn moeder keek natuurlijk. Als ’t niet goed was volgens haar, dan moesten we maar iets anders kiezen. (…) We gingen mee met mama en mama zei kijk, ge moogt dat hebben, maar eerst een keer kijken of dat deftig is.” (Simonne, 1945) Aan kledij werd niet veel geld uitgegeven. De prijs van de kledij speelde een rol. 3.2.6.2 De moeders Enkele meisjes hadden discussies met hun ouders over hun kledij, maar de meesten gingen deze niet aan. Sommigen deden wel soms stiekem kleren aan die eigenlijk niet toegestaan waren. Dit wordt duidelijk aan de hand van deze quote: “Zo rokken aan doen achter ’t gat, dat niet mocht, en bloesjes. En ik pakte dat mee naar ’t school en ik veranderde mij op ’t school. Tegen ik thuis kwam had ik weer mijn andere dingen aan van ’t school.” (Peggy, 1970) Sommige meisjes gingen met hun kledij in tegen de verwachtingen uit hun omgeving: “Ik denk omdat mijn mama altijd zei van ‘doe eens een rok aan’. Ik denk dat ik daar wat wou tegen zijn. Het omgekeerde doen van wat zij zei.” (Inge, 1961) Bij alle meisjes waren er bepaalde regels waar ze zich in meerdere of mindere mate aan moesten houden. “Ik weet wel nog als er een familiefeest was, dan stond mijn moeder er op dat we iets nieuws hadden.” (Annick, 1965) “Mijn vader was een zeer fiere man en die wou dat zijn dochters altijd zeer schoon zijn, daar stond hij op. De kledij van mijn vader kocht mijn moeder. Maar anders trok hij zich daar niks van aan. Maar het was wel zo dat mama moest zorgen dat wij netjes waren.” (Annie, 1956) Zoals we reeds aangaven, werd de kledij wel vaker door de moeder gekocht of gemaakt. Soms bepaalde ze welke kleren het meisje moest aandoen of deden ze suggesties. Er waren meisjes die daar wel tevreden mee waren of er zich geen vragen bij stelden. Anderen hadden daar echter wel moeite mee. “En als ge dat nu graag zag of niet graag zag, dan moesten wij dat toch dragen. Vroeger was dat zo.” (Christine, 1965). Een meisje mocht haar kleren helemaal niet kiezen en was tevreden met hetgeen ze kreeg. “Kleren, mijn moeder kocht de kleren. Op die leeftijd dat waren de kleren die mijn moeder kocht. Wij hadden daar zelf geen beslissingsrecht in of een keuze in. Ik heb mij daar nooit vragen bij gesteld van ik zie dit graag of dat graag.” (Annie, 1956) Er waren ook enkele meisjes die hun kledij (soms) mochten kiezen in het dagelijkse leven. We hebben ook twee zussen geïnterviewd. Zij zeiden dat kledij
58
voor hun ouders niet belangrijk was. Daarom was dat voor hen ook niet zo belangrijk. “Moest ze ook gezegd hebben van ‘draag wat vaker een broek’ zou ik dat ook gedaan hebben denk ik. Maar zij besteedde ook niet veel aandacht aan haar kleren. Ze bracht dat over, zeker.” (Marleen, 1963) 3.2.6.3 De dochters Als er discussies zijn tussen ouders en hun dochters gaan deze meestal over het budget. De dochters willen meer dan dat ze krijgen, maar moeten rekening houden met de portemonnee van hun ouders. “Als ik met mijn ma in ’t stad loop, als ik geen geld heb, dan kan ik dat gewoon eens vragen, van, mam, ik wil dat hebben. Maar als ik met een vriendin naar ’t stad ga en ik vind iets mooi, dan kan het zijn dat ik dat gewoon niet kan kopen. Met mijn mama is dat handig, want zij heeft de portemonnee in handen hé.” (Tatjana, 1990) De mama’s van de meisjes doen suggesties of geven hun mening over de kledij die hun dochters kiezen. Een paar meisjes stelden dat ook de mening van hun papa een rol speelt. Hier houden ze vaak rekening mee. “ Maar ik vind eerlijk gezegd dat mijn papa wel nog een goede smaak heeft. Als hij zegt van ‘doet dat eens aan’, dan is dat wel nog mooi.” (Stephanie, 1990) De meisjes kiezen meestal zelf hun kleren. Een aantal meisjes moeten soms met bepaalde regels rekening houden. “Ze gaat wel zeggen dat ze het niet mooi vind of zo, maar ’t mag zeker niet gemeen zijn, zo met gaten in langs alle kanten in uw topje, dat je de helft van uw borst ziet of zo. Daar gaat ze wel in mee beslissen.” (Maaike, 1992) “Ik wil dan eigenlijk alles kopen wat ik mooi vind maar mijn mama die vindt dat dan veel te groot voor mij en vindt dan dat ik er zo lomp uitzie. Dan mag ik dat niet kopen van haar.” (Melanie, 1991) 3.2.7 Vrienden 3.2.7.1 De grootmoeders In de jaren 30 en 40 speelden leeftijdsgenoten geen grote rol. De meisjes hadden niet echt vrienden waar ze mee om gingen. “Vrienden had ik niet in die tijd. Wij waren thuis al met een hele hoop en vanaf mijn zestien moest ik werken en had ik zeker geen tijd meer.” (Ivone, 1931) In de jaren 50 praatten meisjes al meer met hun vrienden over kledij. Ze bespraken wat ze zagen in tijdschriften of hadden het over hun nieuwe kleren. Ze letten ook op elkaars kledij. “Zij vonden mijn kleren altijd heel mooi en vroegen aan mijn moeder om er ook voor hen te maken.” (Nicole, 1945) “Ik had ook zo een kort mantelke en zij die duffelcoat. Allé zogezegd, ik was een beetje jaloers van haar. Maar we waren toch de beste vriendinnen. Ik mocht dan dikwijls een keer haar mantel aandoen.” (Irma,1942)
59
De meisjes en hun vriendinnen droegen ongeveer dezelfde kleren. “Ik zag dat op ’t school hé. Ik zei dat ik dat wou hebben. Awel pakt gij da, zei mij moeder. Als mijn moeder zou gezegd hebben, nee ge krijgt dat niet, dan moest ik pakken wat zij mij aanbood of ’t was niets. Dat of niets, zei ze.” (Simonne,1945)
Foto 13: Twee vriendinnen met gelijkaardige kledij, begin jaren 60
3.2.7.2 De moeders Binnen dit thema speelden leeftijdgenoten al dan niet op verschillende manieren een rol. Bij een minderheid van de meisjes waren vrienden niet bepalend in de keuze van hun kledij. Ze aanvaardden elkaar zoals ze waren. “Gewoon, ge waart content van mekaar te zien en ge aanvaardde elkaar gelijk dat ze waren. Als zij nu zo was of zo niet of wat dat die aan had, dat was allemaal zo niet belangrijk.” (Annie, 1956) Bij andere meisjes waren hun leeftijdgenoten wel van belang, in die zin dat ze bij de groep wilden horen of toch zeker niet uit de boot wilden vallen. Ze keken als het ware van elkaar af. “Dat was er toen op toezien dat we niet uitgelachen werden door de andere leerlingen in de klas, als we een keer iets aanhadden dat minder in de mode was.” (Sabine, 1960) Binnen deze laatste groep meisjes waren er enkele meisjes waarbij er onder vriendinnen over kleren gepraat werd. Gesprekken gingen over hun nieuwe kleren, de mode, hoe mooi sommige kleren van zichzelf of anderen wel waren en welke kleren ze juist niet mooi vonden. Of ze praatten over de kledij die andere klasgenoten droegen. Er waren ook meisjes die toegaven dat ze de kledij die hun vriendinnen droegen wilden of zelfs jaloers waren. Tijdens het winkelen luisterden sommigen ook naar wat hun vrienden zeiden. Meisjes spraken op voorhand af wat ze de volgende dag zouden aandoen. Soms ruilden of pasten ze elkaars kledij. “ Ik had een vriendin en ik vond dat die mooi gekleed was. Als ik iets kocht, dan had ik haar wel in mijn achterhoofd. Zij droeg bijvoorbeeld als één van de eerste
60
die smalle broeken en dan deed ik dat na.” (Kris, 1959) “Ik deed gewoon, gelijk, als ik mijn vriendin dat zag aan doen, dan deed ik dat ook aan. We spraken al op voorhand af op ’t school van wat zou gij aan doen.” (Peggy, 1970)
Foto 14: Brede truien en jeans werden in deze vriendengroep vaak gedragen, begin jaren 80
3.2.7.3 De dochters De mening van hun vriendinnen is belangrijk. Sommigen vinden de mening van hun vrienden belangrijker dan die van hun ouders. “Zij weten daar meer over omdat zij mijn leeftijd zijn. Ze weten beter wat er gedragen wordt.” (Karen, 1994) Als ze gaan winkelen met vriendinnen dan zullen ze kleren die zij niet mooi vinden sneller laten liggen. De kleren die wel geapprecieerd worden, zullen ze kopen. Vriendinnen geven commentaar op elkaars kledij en op de kledij die anderen dragen. Er wordt dus veel gepraat over kledij. “Als ik iets nieuws heb, en als ik uitga met vrienden, heb ik soms wel schrik dat ze het niet mooi gaan vinden. En als ze zeggen dat ze het niet mooi vinden dan ga ik het zelf ook niet graag meer dragen.” (Helena, 1991) “Op school heb ik een beetje een beue klas en als ik dat zou dragen zou ik zeker commentaar krijgen. Ik durf niet alles dragen wat ik graag zie soms.” (Melanie, 1991) De meisjes gaven aan dat zij en hun vrienden (ongeveer) dezelfde stijl hebben, sommigen dragen dezelfde kledij. “Ik heb een vriendenkring en iedereen draagt ongeveer hetzelfde, allemaal in jeans en de mode volgen ze ook wel.” (Layla, 1992)
61
Foto 15: Vrienden hebben dezelfde stijl, begin 21ste eeuw
3.2.8 Media 3.2.8.1 De grootmoeders In de jaren 30 en 40 keken sommigen in tijdschriften naar kledij. Ze lieten er soms kleren uit namaken of wilden weten wat er gedragen werd. Er bestonden ook al boeken waar modellen en stoffen werden voorgesteld. De kledij voor de meisjes werd op basis van deze boeken gemaakt. De meisjes keken ook naar de kledij die vrouwen op straat droegen. Sommige gezinnen hadden echter het geld niet om tijdschriften te kopen. De meisjes hadden in de jaren 30 en 40 nog geen televisie. Toch viel de kledij van filmsterren in de smaak. “Vroeger werd er vaak opgekeken naar filmsterren. Je had Shirley Temple en daar keek ik toch wat naar op. Zij had mooie kleren aan.” (Mariette, 1928) In de jaren 50 keken bijna alle meisjes in tijdschriften naar kledij. Ook toen werden de kleren, die daarin te zien waren, nagemaakt. Ze keken onder andere naar Het Rijk der Vrouw, Burda en De Knip. Dat waren vooral boeken met patronen die ze thuis hadden of bekeken bij de naaister. “Ik weet dat dat Het Rijk der Vrouw was. (…) Ja, ik keek naar de kleren, dat ik zeg van dat is schoon en dat is schoon. Of dat er schone pullkes in stonden. Dan zei ik tegen mijn ma, dat is een schone pull. Zegt ze: Zou je dat willen? Ik zeg, ja ja. Dan ging zij wol kopen en zegt ze, ik zal één breien en toen maakte zij dat achter. (Simonne, 1945) Als meisjes naar televisie keken, werd er niet gelet op de kledij die mensen droegen. Sommigen keken echter wel op naar filmsterren, zoals Brigitte Bardot. 3.2.8.2 De moeders Er zijn binnen dit thema twee groepen te onderscheiden. De helft van de vrouwen keken niet in tijdschriften of, als ze er in keken, letten ze niet specifiek op de kledij.
62
De andere meisjes keken in tijdschriften zoals Het Rijk der Vrouw, Joepie, Flair en Libelle. Ze letten op de kledij die onder andere filmsterren en muziekgroepen droegen. De kleren vonden zij wel mooi, maar te speciaal, te uitdagend, te duur of niet volgens de regels die thuis golden. “Dat waren geen modebladen maar muziekblaadjes. We keken dan wel naar de kleren die de artiesten droegen maar dat waren dingen die heel overdreven waren en die je hier zelf niet in de winkel vond. Dat waren van die glitterdingen. Daar liep je niet mee op straat eh. Dat was eigenlijk een wereld ver van ons. Wat je aandeed, werd zeker niet daardoor bepaald.” (Kris, 1959) In Het Rijk der Vrouw waren ook patronen van kledij te vinden: “Het Rijk der Vrouw was er nog in die tijd. Daar zaten zelfs patronen in om kleren zelf te maken in de tijd. (…) dan kochten we dat patroon, en dan gingen we met mijn grootmoeder stof gaan kiezen en dan dat laten maken.” (Sabine, 1960) Voor enkele meisjes vormden muziekgroepen wel een voorbeeld. Een meisje liet zich inspireren door de kledij uit tijdschriften: “Daar zag je dan dat veel sterren lange pulls met riemen erboven droegen. Dat wilde ik ook wel doen. Er werden ook veel kettingen boven elkaar gedragen rond de nek. Dat deed ik ook een bepaalde periode.” (Kathleen, 1968) Dit meisje bootste de kledij na van de televisieserie ‘Fame’. Er werd wel naar televisie gekeken, maar meestal letten onze tienermeisjes niet op de kledij die men op tv droeg. De reden was soms dat ze enkel keken naar de programma’s waarnaar hun ouders keken, zoals Het Nieuws. Degenen die wel op de kledij letten, vonden deze wel mooi, maar onbetaalbaar of niet geschikt voor zichzelf. 3.2.8.3 De dochters De meeste meisjes letten op de kledij die ze onder andere in Joepie of Flair zien. Langs de ene kant zijn er meisjes die enkel kijken in deze tijdschriften. Langs de andere kant zijn er meisjes die deze informatie ook gebruiken. “Dan weet ik ook zo van dat staat in dat boekje dus iedereen vindt dat wel leuk. Dan ga ik er ook misschien aan meedoen.” (Liese, 1991) “Dan kijken we in de Joepie vanachter een keer van welke winkel die kledij komt, bijvoorbeeld uit de Bershka en dan gaan we een keer kijken en passen we het een keer.” (Layla, 1992) Heel wat meisjes letten op de kledij die ze op de televisie zien. De meesten onder hen vinden deze kleren te uitdagend, te opvallend of te duur. “In die clips hebben ze heel weinig kleren aan en zijn die kleren ook wree speciaal. Maarja, daar moet dat ook opvallen eh. De meeste mensen zouden dat gewoon niet aandoen omdat het zo opvalt.” (Inge, 1991) Sommigen kijken naar specifieke programma’s over mode en kledij (bijvoorbeeld modeshows, America’s Next Topmodel, What not to wear). De tips die gegeven worden, vinden ze interessant en gebruiken ze ook. Een paar meisjes maken ook gebruik van het internet. Ze zoeken naar de sites die vermeld werden in tijdschriften of willen weten welke kledij een bepaalde
63
winkel verkoopt. “Ik kijk dan wat ze in de winkel hebben. Als er dingen zijn die ik nodig heb, dan gaan we er eens naar toe.” (Kyra, 1993) 3.2.9 Conclusie In dit hoofdstuk hebben we geprobeerd de resultaten van het onderzoek zo helder mogelijk weer te geven. Zoals u ziet, zijn er een aantal interessante tendensen en fenomenen met betrekking tot kledij op te merken. In het volgende hoofdstuk, namelijk de discussie, bespreken en interpreteren we de resultaten aan de hand van literatuur.
64
4. Discussie en conclusie In onze discussie bespreken we onze onderzoeksresultaten en worden deze gerelateerd aan de literatuur. Deze bevindingen zullen worden aangevuld met eigen reflecties. We gaan daarna in op de (vooral theoretische en pedagogische) implicaties van deze scriptie. Tot slot geven we de tekortkomingen en kwaliteiten van ons onderzoek, en doen we voorstellen voor vervolgonderzoek.
4.1. Analyse van de resultaten In deze paragraaf willen we aan de hand van onze literatuurstudie, onderzoeksresultaten en eigen reflectie een antwoord geven op onze onderzoeksvragen. 4.1.1 De kledij van meisjes vanaf de jaren 50 tot nu Eerst willen we een antwoord geven op de hoe-vraag van onze probleemstelling. Hoe kleden tienermeisjes zich in het Westen, en meer specifiek te Gent, sinds de jaren 50 tot nu? Zijn er evoluties merkbaar? Daarbij moesten we rekening houden met kledij die op verschillende momenten en plaatsen werd gedragen, zoals op school, in de vrije tijd en op andere speciale gelegenheden. 4.1.1.1 Schoolkledij Regels met betrekking tot kledij op school hebben al altijd bestaan. Alleen lijken deze nu minder streng dan vroeger. De gevolgen bij het overtreden van de regels zijn ook minder erg. Soms wordt enkel de naam genoteerd of wordt er zelfs niets gezegd. Scholen passen zich met hun kledingvoorschriften aan aan de mode, vooral met betrekking tot de meisjes (Anderson, 2002). Het gaat om een mode waarbij ‘skin in is’. Het is een internationale trend dat de regels omtrent het uniform of kledingvoorschriften op school de dag van vandaag meer worden geflexibiliseerd (Dussel, 2001). Door de jaren heen is eveneens het dragen van een uniform steeds minder vaak verplicht. Ook de regels omtrent dat uniform zijn flexibeler geworden. Sinds de jaren 70 en 80 is vaak enkel nog een bepaalde kleur verplicht en niet langer een volledige tenue. In de jaren 60 kwam door de toenemende individualisering de nadruk te liggen op zelfontplooiing, individuele beslissingsvrijheid en de vrijheid om zich via kledij uit te drukken (Lurie, 1981 in Dussel 2001 & Willen, 1993). Het opleggen van een uniform tast die rechten aan. Deze kritiek kan een reden zijn waarom het uniform op een aantal scholen is verdwenen of dat de regels versoepeld zijn. De scholen waar een uniform vandaag nog verplicht is, zijn katholiek. Katholieke scholen hebben hier een lange traditie in (Willen, 1993). Zij wijken daar nu nog altijd niet volledig van af. Ook vroeger was er al een onderscheid tussen stadsscholen en katholieke scholen. In de jaren 50 waren de regels bij deze laatste strenger. Een broek was daar bijvoorbeeld nog verboden. Op sommige stadsscholen mocht dit wel. Dit relativeert de stelling van De Leeuw (2000) dat meisjes in de jaren 50 geen broek mochten dragen op school. Één van de redenen om een uniform te verplichten, is het tegengaan van ijdelheid en concurrentie tussen de leerlingen. Wij denken dat vooral uniformscholen van vroeger (waar een volledige tenue werd verwacht) deze
65
intenties hadden. Toch blijkt uit ons eigen en ander onderzoek (Willen, 1993, Firmin, Smith & Perry, 2004) dat het wegwerken van ongelijkheid met het verplichten van een uniform nooit volledig is gelukt. De meisjes onderscheiden zich onder andere door accessoires en merkkledij te dragen. Daardoor ontstaat er ook een onderscheid tussen diegene die dit dragen en kunnen betalen en diegene die dit niet doen of kunnen. Nu wordt de concurrentie tussen leerlingen via kledij vergroot door de explosieve groei van marketing gericht op kinderen (Bodine, 2003). Maar er zijn nog andere redenen waarom een uniform verplicht wordt. Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw speelden fatsoen en zedelijkheid een belangrijke rol op school. De uniformen en schoolkledij bedekten zo veel mogelijk het lichaam van de meisjes. Lange kousen waren bijvoorbeeld verplicht. De uniformen leken op de kledij van de zusters (Willen, 1993). Schorten werden gedragen om de kledij te beschermen en ijdelheid tegen te gaan (Willen, 1993). We kunnen ons dan afvragen waarom een uniform vandaag nog verplicht is, als zedelijkheid en het wegwerken van concurrentie in mindere mate een rol spelen. Wat volgens ons kan meespelen, is de status van de school hoewel dit niet openlijk wordt geuit (Willen, 1993). Een school waar een uniform gedragen wordt, wordt vaak gezien als een school met naam, waar onderwijs van een hoog niveau geboden wordt. Ze onderscheidt zich op die manier van andere scholen. Scholen probeerden vroeger, maar ook nu nog, om via kledingsvoorschriften bepaalde normen en waarden over te brengen naar hun leerlingen. Toch lijkt de school, in vergelijking met vroeger, in mindere mate de kledij van meisjes te bepalen. 4.1.1.2 Vrijetijdskleding In de vrije tijd droegen de meisjes in de jaren 30 en 40 gelijkaardige kledij. Een jurk of een rok met blouse, was de typische kledij. Tot de jaren 50 was er namelijk sprake van een dominante mode (Delhaye, 1991). Vanaf de jaren 50 ontstonden bepaalde jeugdculturen met hun eigen kledingstijl (De Leeuw, 2000). Maar ook dan werd die dominante mode nog steeds gevolgd. Het aanbod werd groter en de markt richtte zich meer op tieners, maar dat wil niet zeggen dat zij hier meteen in mee gingen. We zien wel dat op het einde van de jaren 50 meisjes broeken begonnen te dragen, wat in de jaren 30 en 40 nog niet gedaan werd. In de jaren 50 waren er verschillen tussen de kledij van jongeren en volwassen vrouwen. Cook (2004) stelt dat tieners vanaf de jaren 40 een aparte stijl kregen. Bij de generatie meisjes van de jaren 70 en 80 was er al veel meer sprake van verschillende stijlen zoals hippies en punkers. Ook vandaag zijn er nog steeds een aantal stijlen. Toch schrijven de meisjes zichzelf minder toe tot een bepaalde groep. Dit kan volgens ons te maken met het feit dat trends elkaar steeds sneller opvolgen (Carnegy, 1995). Dat kan er voor zorgen dat het moeilijker is om zich tot één bepaalde groep of stijl te rekenen. Meisjes kregen in de eerste helft van de 20ste eeuw een erg vrouwelijke en seksuele look doordat bijvoorbeeld de taille geaccentueerd werd (zie eveneens Cook, 2004). We denken net als Cook dat dit een manier kon zijn om zich te onderscheiden van jonge meisjes. Langs de andere kant waren decolletés en te blote benen uit den boze. Fatsoenlijkheid werd dus samen met vrouwelijkheid belangrijk geacht.
66
Door de gescheurde jeansbroeken en grote slobbertruien uit de jaren 70 en 80 leek deze mode een stuk minder vrouwelijk. Cook en Kaiser (2004) stellen dat de geseksualiseerde en vrouwelijke look door de opkomst van deze vrijetijdskledij getemperd werd. Vandaag dragen meisjes opnieuw kleren die hun vrouwelijke vormen benadrukken. De geseksualiseerde stijl is dus weer opgekomen maar moet volgens ons wel gerelativeerd worden. Meisjes voelen zich niet comfortabel in kledij die te uitdagend is. We gaan akkoord met Cook en Kaiser die menen dat meisjes nu zelf moeten uitmaken welke positie ze innemen ten opzichte van die seksualiteit. We mogen eveneens niet vergeten dat het debat rond de geseksualiseerde stijl van meisjes niet nieuw is. Ook vroeger werd er druk gediscussieerd over de ontblote schouders en knieën. Deze debatten gaan volgens ons echter een stuk voorbij aan de leefwereld van de meisjes aangezien zij niet vinden dat zij uitdagend gekleed zijn. Het is een discussie die wel over hen gaat, maar waar zij niet zelf bij betrokken worden. 4.1.1.3 Gelegenheidskleding Zowel vroeger als nu dragen meisjes vaak andere kledij tijdens speciale gelegenheden dan in hun vrije tijd. In de jaren 30 was het van belang dat kledij werd afgestemd op bepaalde omstandigheden (Willen, 1993). Volgens Willen hoorde dit aanvankelijk binnen een zedelijke en fatsoenlijke ontwikkeling. Maar ook later en zelfs vandaag wordt er op feesten nog andere kledij gedragen. We denken dat door het dragen van bijvoorbeeld nieuwe kledij mensen een bepaalde indruk willen maken bij anderen. Kledij is namelijk een indicatie voor de sociale klasse waartoe iemand behoort (Barnard, 2002). We denken dat door het dragen van nieuwe of deftige kleren mensen willen laten zien dat ze iemand zijn die zorg draagt voor zichzelf. Het lijkt alsof het vooral vroeger op deze gelegenheden nog wat belangrijker was wat anderen van hen dachten. Met hun kleren proberen meisjes de visie van familieleden en kennissen voor een stuk te beïnvloeden. Door zich deftig te kleden wilden ze waarschijnlijk dat anderen hen als fatsoenlijke en deugdzame meisjes zagen. Op basis van iemands kledij werd dus beoordeeld wie iemand als persoon is. Vandaag vinden meisjes het eigenlijk overal belangrijk wat anderen van hen denken. De traditie om ook op zondag andere kledij te dragen is door de jaren heen afgenomen. We denken dat dit vroeger vaker gedaan werd omdat meer mensen naar de kerk gingen. Het katholicisme zal volgens ons zijn invloed gehad hebben op de kledij. Ook tijdens de plechtige communie werd al altijd specifieke en fatsoenlijke kledij verwacht. Vroeger waren dit de mooie witte gewaden, terwijl dit nu de paterskledij is. 4.1.2 Waarom meisjes die kledij dragen/droegen In dit onderdeel willen we een antwoord geven op de waarom-vraag. Waarom dragen tienermeisjes die kledij? En, welke rol hebben ouders en vrienden in de kledij die gedragen wordt? In het vorige stuk hebben we al voor een deel verklaard waarom juist die kledij werd gedragen. Zo hebben we al besproken dat op school de regels omtrent kledij flexibeler zijn geworden. Heel wat scholen pasten zich aan aan de toenemende individualisering. De katholieke godsdienst heeft ook zijn invloed (gehad) op de kledij van tienermeisjes. De kledij uit de vrije tijd werd beïnvloed
67
door de opkomst van de jeugdculturen. Er zijn met andere woorden dus verschillende redenen waarom bepaalde kledij wordt en werd gedragen. We pikken daar nu verder op in. Meisjes hebben er met hun kleren altijd mooi willen uitzien. Ze doen dit voor zichzelf maar ook voor anderen. Toch zijn er ook een aantal verschillen tussen de generaties. In de jaren 30, 40 en 50 wilden meisjes met hun kledij (die hun lichaam van de hals tot de knieën bedekte) fatsoenlijk, verzorgd en deftig overkomen. Hierdoor kwamen ze tegemoet aan de verwachtingen van hun omgeving, waaronder hun ouders. Zij leerden hen welke lichaamsdelen ze moesten bedekken en waarvoor ze zich dus moesten schamen (Rouse, 1989 in Barnard, 2002). Ook later zijn er nog steeds bepaalde verwachtingen ten opzichte van de meisjes hun kledij. Het verwachtingspatroon lijkt door de tijd heen wel mee te evolueren met de veranderingen in de kledij. Kleren mochten ook later niet te uitdagend zijn, maar het belang van het deftig voorkomen werd minder belangrijk. Dat blijkt onder andere uit de gescheurde jeansbroeken van vroeger en de topjes van vandaag. Vergeleken met nu werd de kledij vroeger ook vaker door de ouders bepaald. Daardoor gingen meisjes ook niet zo bewust om met kledij als nu. Vanaf de jaren 70 veranderde dit geleidelijk aan. Vandaag neemt de kledij een belangrijkere plaats in het leven van meisjes in waardoor ze er ook bewuster mee om gaan. Vroeger was het van belang om er vrouwelijk uit te zien. Kleren dragen die ook mannen aan hadden, was uit den boze. Ze waren meisjes en moesten dat ook tonen. Eind jaren 60 kreeg de traditionele rol van vrouwen steeds meer kritiek (Herals, 1992). Het idee bestond dat het stereotype verschil tussen mannen en vrouwen kon doorbroken worden door middel van kledij. Door vaker broeken en minder rokken te dragen, werd het traditionele idee van vrouwelijkheid neergehaald. We denken dat de meisjes uit de jaren 70 en 80 daarom regelmatig kleren droegen die hun vrouwelijke kenmerken veel minder benadrukten. Ideeën over netheid en vrouwelijkheid werden aangevallen en verlaten (Barnard, 2002). Op die manier werd kledij gebruikt als een ideologisch wapen in de strijd tussen verschillende sociale klassen. We denken dat vanaf de jaren 70 kledij eveneens een middel was om te rebelleren tegen de oudere generatie en hun verwachtingspatronen. Ze wilden tonen dat ze individuen waren die een eigen mening hadden. Modern zijn werd pas echt belangrijk bij deze meisjes, wat soms zelfs ten koste ging van hun lichamelijk gemak. Er was een tweestrijd tussen het willen dragen van comfortabele kledij en het volgen van trends. Zowel vroeger als nu moet kledij comfortabel zijn. Een andere praktische reden voor het dragen van kledij, is de bescherming tegen koude en warmte. Toch blijkt dat de manier waarop je er uitziet primeert op het praktische. Daarmee wordt de stelling van Barnard (2002) bevestigd dat bescherming tegen de fysieke omgeving niet de belangrijkste functie van kledij is. Meisjes uit de jaren 70 en 80 gebruikten, in vergelijking met vroeger, hun kledij bewuster als een middel om bepaalde doelen te bereiken zoals het aantrekken van jongens, het compenseren van onzekerheid en het tonen van de identiteit. Nu is het nog belangrijker geworden dat kledij je persoonlijkheid weerspiegelt. Kleding die je draagt vertelt namelijk veel over jezelf en is een manier om je uit te drukken (Hawkins, Best & Corney, 1998 in Chen-Yu & Seock, 2002). Kledij is eveneens een manier om te communiceren en contact te zoeken met anderen.
68
Via kleren zoeken jongeren naar personen die gekleed zijn zoals hen, met het oog op het vormen van vriendschappen (Haytko & Baker, 2004). Wat anderen denken over de eigen kledij is voor meisjes van vroeger en nu belangrijk. Vroeger waren dat eerder de ouders maar door de jaren heen is het belang van vrienden toegenomen. Ouders hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de kledij van hun dochter. De manier waarop zij hun invloed uitoefenden is wel veranderd doorheen de jaren. In de jaren 30 en 40 kleedden meisjes zich naar de verwachtingen van hun ouders, zonder deze in vraag te stellen. Toen was er duidelijk nog sprake van een bevelshuishouding (Godot, 2003). Vanaf de jaren 50 waren er iets meer discussies over de kledij of werd soms al iets stiekem achter de rug gedaan. Toch deden nog heel wat meisjes wat hun ouders vroegen. In de jaren 70 en 80 kwamen meer meisjes in opstand tegen hun ouders. Ze deden soms net het omgekeerde dan wat van hen verwacht werd. Meisjes moesten niet langer dragen wat hun ouders hen oplegden, maar drukten hun eigen stempel op de kleren die ze droegen. Er waren nog altijd regels waar ze zich aan moesten houden, maar deze werden niet altijd nageleefd. Vandaag mogen de meisjes hun kledij zelf kiezen. Ouders geven suggesties over de kledij die hun dochter kan dragen, waar de meisjes ook rekening mee houden. Op die manier wordt er onderhandeld over de kledij. Waarschijnlijk helpen ouders al zodanig met kiezen, verbieden en suggereren van bepaalde kledingstukken, dat ze de uiteindelijke keuze van de kledij inperken (Darian, 1998). Wanneer de kinderen dan op het einde iets willen binnen dat aanbod, is het waarschijnlijk dat de ouders akkoord gaan. We denken dat er nu pas sprake is van een echte onderhandelingshuishouding, zoals besproken door Godot (2003). In de jaren 70 en 80 rebelleerden de meisjes meer tegen hun ouders, wat we dus geen onderhandeling kunnen noemen. Ofwel deden ze net wat hun ouders hen verboden ofwel luisterden ze naar hen zolang zij in de buurt waren. We zien die periode daarom als een overgang tussen het bevelsen onderhandelingshuishouden. Uit onderzoek van die tijd blijkt dat ouders zich minder autoritair opstelden en dat hun instrumentele rol belangrijk was (Foxman, 1989; Szybillo & Sosanie, 1977; Belch et al,1985; Jenkins, 1979; Nelson, 1979 in Chen-Yu & Seock, 2002). Dit is ook vandaag nog zo. Ouders oefenen namelijk het meeste invloed uit op de prijs van de kledij. Onder andere door de daling van de gezinsgrootte, maar volgens ons ook door de toename van de koopkracht, konden ouders meer geld vrijmaken voor de aankoop van kledij (Anderson, 2000 in Kim, Kim & Kang, 2003). Meisjes gaan nu, in vergelijking met vroeger, regelmatig kleren kopen. Ze doen dit vaker samen met hun ouders maar ze doen dit nu ook meer met vrienden of alleen. Dit wijst er volgens ons op dat ze meer inspraak krijgen en zelfstandiger worden in de kledij die ze kiezen. De rol van vrienden in de keuze van de kledij is door de jaren heen gegroeid. Meisjes hadden in de jaren 30 en 40 minder contact met vrienden. Op het einde van de jaren 50 veranderde dit want jongeren wilden los komen van het gezinsleven (De Leeuw, 2000). Meisjes werden zich meer bewust van de kledij die door leeftijdgenoten gedragen werd. Zoals al eerder vermeld, droegen ze dezelfde soort kledij als hun vriendinnen. We denken dat dit eerder te maken heeft met de beperkte keuze aan kledij van die tijd. Volgens ons waren vrienden pas echt belangrijk vanaf de jaren 70 en 80. Sinds de jaren 70 worden vrienden namelijk als de belangrijkste informatiebron gezien, terwijl dit voorheen nog de ouders waren (Chen-Yu & Seock, 2002). Meisjes wilden dezelfde kleren dragen
69
als hun vrienden en wilden vooral niet uit de boot vallen. Zich aanpassen aan een bepaalde kledingstijl is een belangrijke factor voor de aanvaarding door leeftijdsgenoten (Haytko & Baker, 2004). Ook vandaag hebben meisjes en hun vrienden een gelijkaardige stijl. Volgens ons kiezen meisjes daar nu meer bewust voor dan vroeger aangezien ze hun kledij selecteren uit een groter en divers aanbod. Wilson en MacGillivray (1997) stellen eveneens dat tieners de behoefte hebben om ergens bij te horen en om bevestigd te worden door anderen die voor hen belangrijk zijn. Het resultaat is dat tieners zich conformeren aan hun vrienden wat betreft hun levensstijl, zoals vrijetijdsactiviteiten, kleding en muziek. Kleren kunnen de sociale participatie van jongeren belemmeren als zij aanvoelen dat hun kledij te veel verschilt van deze die hun vrienden dragen. Nu vinden meisjes de mening van hun vrienden soms belangrijker dan die van hun ouders. Vrienden spelen ook een belangrijke rol bij de aankoop van kledij (Lachance, Beaudoin & Robtaille, 2003). Maar zoals al gebleken is, wil dit niet zeggen dat ouders geen rol meer spelen in de keuze van de kledij bij tienermeisjes. Zij moeten hun plaats nu wel meer delen met anderen. 4.1.3 De kledingindustrie In een laatste onderdeel keren we terug naar het begin van onze literatuurstudie, namelijk de rol van de kledingindustrie. Bijhorende onderszoeksvraag is: welke rol speelt de kledingindustrie in het kledinggedrag van westerse tienermeisjes, sinds de jaren 50 tot nu? In vergelijking met vroeger gaan meisjes nu veel meer winkelen. Het aanbod van winkels en kledij is groter geworden en is beter dan vroeger afgestemd op jongeren. Doordat er veel winkelketens zijn, en niet enkel kledingboetieks, is ook goedkopere kledij beschikbaar. Vooral bij de oudste generatie werden kleren veeleer gemaakt dan gekocht omdat dit goedkoper was (Szeless, 2002). Wij denken dat het laten maken van kledij vandaag duurder is geworden dan het kopen van kledij. De voordelen om kledij te laten maken gelden nu niet meer. Het neemt voor gezinnen vandaag te veel geld en tijd in beslag. De drempel om kledij te kopen is nu lager. Daarom worden er regelmatig kleren gekocht terwijl dit in de jaren 30, 40 en 50 enkel gedaan werd als het echt nodig was. Meisjes droegen hun kleren toen veel langer. Kledij was niet zo van belang. Als het hele gezin gekleed was en iedereen er fatsoenlijk uitzag, dan was dat al voldoende. Maar sinds de jaren 70 en 80 is kledij een belangrijk onderdeel geworden van het leven van tienermeisjes. Degenen die dan nog zelf kleren maakten, deden dit als een manier om zich te ontspannen en niet uit noodzaak (Szeless, 2002). Voor winkelen werd vanaf dan meer tijd vrijgemaakt. Het is zelfs een vorm van vrijetijdsbesteding geworden. Zoals Tauber (1972) al aangaf voor 20 tot 47jarigen, is winkelen ook voor tieners een vorm van recreatie. Meisjes gaan nu ook veel meer met vrienden winkelen waardoor shoppen een manier is geworden om de behoefte aan sociale contacten te vervullen (Tauber, 1972). Sinds de jaren 70 en 80 speelt de kledingindustrie in onze regio een steeds belangrijkere rol in het leven van jongeren terwijl dit vroeger slechts in beperkte mate was. Cook (2004) stelt dat de kledingindustrie in de Verenigde Staten zich vanaf de jaren 40 op tieners ging richten. We zien dat tieners bij ons vanaf de jaren 50 andere kledij droegen dan volwassenen. We denken dat de kledingindustrie die zich op tieners focuste pas een echte doorbraak kende vanaf de jaren 70. Jongeren begonnen zich vanaf dan meer te differentiëren van
70
volwassenen, wat zich onder andere uitte in hun diverse stijlen. Zoals we al aangaven, breidde ook het aanbod aan winkels en kledij erg uit. De aandacht voor kledij in de media blijkt meegegroeid te zijn. Meisjes uit de jaren 50 keken al meer in tijdschriften dan de generatie voor hen. In de periode er voor was daar bij vele gezinnen het geld niet voor. Er werd toen vooral op straat gekeken naar wat leeftijdgenoten droegen. De invloed van deze tijdschriften lijkt ons wel veel directer, vergeleken met nu, aangezien mensen de patronen letterlijk overnamen. De meisjes selecteerden volgens ons de kledij die hen het meeste aansprak. Hoewel meisjes nog wel kinds en onschuldig in tijdschriften werden afgebeeld, kozen ze toch voor de vrouwelijkere kledij. In de jaren 70 lazen heel wat meisjes in Joepie, waar enkel kledij getoond werd die gekocht kon worden. Joepie vermeldde de prijs en winkel. Het tijdschrift gaf ook tips en suggesties waarom meisjes die kledij moesten dragen. Ook vandaag is dit nog zo. Volgens ons is deze informatie echter eerder een inspiratiebron dan een rechtstreekse invloed. Meisjes weten daardoor wat er in de mode is. Wat ze in tijdschriften lezen en zien, gebruiken ze om naar een bepaalde stijl of winkel op zoek te gaan. Niet alle meisjes gaan op zoek naar de kledij die in tijdschriften voorkomen (McClung & Holdorf, 2005). Als ze dit wel doen, dan gebeurt dit sporadisch en gaan ze niet per se op zoek naar die specifieke items. We moeten die invloed dus relativeren. De kleren die in tijdschriften aan bod komen zijn vaak te duur, te opvallend of te uitdagend. Andere onderzoekers relativeren eveneens die invloed (Wilson en MacGillivray, 1998 in Kim, Kim & Kang, 2003). Meisjes vinden dat de stijlen die in de tijdschriften worden getoond niet altijd overeenkomen met die van hen. De meisjes hebben een eigen stijl en kiezen zelf hun kledij binnen de diversiteit aan mode. De lezers gebruiken de tijdschriften eerder als ontspanning en vinden de tips die er in staan wel nuttig. Magazines kunnen ook wel voor verwarring zorgen bij meisjes. Tieners horen aan hun eigen plezier te denken maar tegelijk krijgen ze de boodschap dat ze er toch wel aantrekkelijk en vrouwelijk moeten uitzien als ze een vriend willen hebben. Toch ziet slechts een minderheid van de meisjes de media als de belangrijkste invloed (Wilson en MacGillivray, 1998 in Kim, Kim & Kang, 2003). Binnen die groep worden voornamelijk tijdschriften gezien als bepalend voor de keuze van de kledij. Volgens ons kunnen we hieraan toevoegen dat meisjes vooral ook op straat en op school kijken naar wat anderen dragen. Dit gebeurde zoals we zagen ook al voor de jaren 50. De uitbreiding van de media heeft er dus niet voor gezorgd dat dit fenomeen afnam. Integendeel, leeftijdgenoten speelden juist een steeds belangrijkere rol in de keuze van hun kledij. Hoewel dit tijdens onze interviews niet vaak werd vermeld, denken we dat ook muziekgroepen een voorbeeldfunctie hebben op het gebied van kledij. Zeker de kledij van de punkers uit de jaren 70 en 80 was verbonden met hun muziekgenre. Joepie is een film- en muziektijdschrift maar tegelijk is er ook veel aandacht voor de kledij die deze sterren dragen of voor de kledingslijnen die zij op de markt brengen. Toch denken we dat ook deze informatie eerder een inspiratiebron was en nog altijd is, omdat deze inderdaad te duur en te uitdagend blijkt te zijn. Hetzelfde geldt voor de kledij die gedragen wordt in videoclips. Bij de oudste generatie geïnterviewden speelde televisie, als ze die al hadden, een kleine rol. Filmsterren hadden volgens ons toch een bepaalde invloed
71
doordat ze kleren droegen die in de mode waren. Op die manier waren ze een voorbeeld voor tienermeisjes. Ze waren de trendsetters van die tijd. De televisie won de jaren daarna aan belang maar niet per se op het gebied van kledij. Er werd en wordt wel gekeken naar de kleren die personages of presentatrices dragen maar die waren niet bepalend in de keuze van hun kledij. Vandaag bestaan er diverse programma's die specifiek over mode en kledij gaan, maar die zijn niet gericht op tieners. Er wordt wel gelet op de adviezen die gegeven worden. Toch speelt televisie volgens ons een minder belangrijke rol in de keuze van de kledij dan tijdschriften. Internet wordt door de meisjes van vandaag niet zo vaak gebruikt in functie van de kledij. Diegenen die dat wel doen gebruiken het om meer te weten te komen over bepaalde winkels of merken. Daardoor is het een manier om zich voor te bereiden op het 'offline' winkelen. De media en de kledingindustrie zijn met elkaar verstrengeld. Media worden volgens ons gebruikt om jongeren aan te trekken en te overtuigen om meer kleren te kopen. Toch nemen tienermeisjes niet zomaar alles klakkeloos over van wat hen wordt aangeboden. Uit recent onderzoek blijkt ook dat het scepticisme van jongeren tegenover reclame zou verbonden zijn aan hun gevoeligheid voor de invloed van vrienden (Boush, Friestad, and Rose, 1994 in Mangleburg & Bristol, 1998). Indien ze veel informatie krijgen van vrienden die meer op de hoogte zijn van reclame, zullen ze kritischer staan tegenover die reclame. Bij producten met een hoog risico op sociaal-economisch vlak vertrouwen jongeren eerder op persoonlijke bronnen zoals ouders en vrienden (Bellenger, Robertson, Hirschman 1978 in Chen-Yu & Seock, 2002). Indien ouders aan hun kinderen leren om kritisch te zijn en rekening te houden met andere standpunten (dit wordt concept-geörienteerde communicatie genoemd), zullen hun tieners ook sceptischer staan tegenover media (Boush, Friestad, and Rose, 1994 in Mangleburg & Bristol, 1998). Daarom denken we dat er toch meer belang wordt gehecht aan de mening van vrienden en ouders dan aan die van de media. Een bepaalde broek mag nog zo worden aangeprezen door de media, de mening van vrienden en ouders zal volgens ons doorslaggevend zijn. Bij de oudste generatie speelden vooral ouders een rol in de manier waarop tienermeisjes zich kleedden. Geleidelijk begonnen vrienden, media en de kledingindustrie aan belang te winnen. Meisjes bevinden zich vandaag, zoals Cook (2004) al benadrukte, in een sterk gecommercialiseerde wereld. We gaan met deze stelling akkoord. Toch mag volgens ons het belang van ouders en vrienden daardoor niet onderschat worden.
72
4.2 Kledij bekeken vanuit een pedagogische invalshoek? Op het eerste gezicht lijkt kledij maar weinig met de pedagogiek te maken hebben. Maar hoe meer we aan deze scriptie werken hoe meer we inzien dat er niets minder waar is dan dat de pedagogiek wel degelijk een stem nodig heeft in debatten over tienermeisjes en hun kledij. We zullen in wat volgt een pedagogisch standpunt innemen in deze discussies en we zullen op basis van deze scriptie aangeven welke houding wij als pedagoog aannemen. De leefwereld van tieners vandaag ziet er anders uit dan vroeger. Dit komt tot stand via verschillende maatschappelijke, sociale en culturele processen. Wij denken daarbij bijvoorbeeld aan de toegenomen rol van jeugdculturen, de media en de voortdurende commercialisering. Hun leefwereld is verruimd doordat een grotere diversiteit aan actoren hun stempel drukken op het leven van jongeren. Dit maakt het leven van jongeren er volgens ons niet gemakkelijker op. Je zal niet veel meisjes horen klagen dat ze hun kleren zelf mogen kiezen, maar dat vroeger de ouders alles voor hen bepaalden, zorgde ook voor een zeker comfort. Nu moeten meisjes zelf kiezen wat ze doen met de overdosis aan informatie die van alle kanten op hen afkomt terwijl vroeger die keuze voor hen gemaakt werd. Dit heeft voor hen een aantal voordelen, maar zeker ook een aantal nadelen. Zo worden meisjes nu ook verantwoordelijk geacht en aangesproken op de beslissingen die ze nemen. De reactie van vrienden zal bijvoorbeeld anders zijn als ze weten dat de vreemde kleren die je aan hebt werden opgelegd door je ouders dan als het je eigen keuze was. Ook ouders, de school en meer algemeen de maatschappij geven kritiek als meisjes anders gekleed zijn dan de 'gemiddelde tiener' of als hun kledij buiten de verwachtingen valt. Er ontstaat zo een algemene kritiek op de kledingindustrie die vandaag en meer dan vroeger een stempel drukt op hun kledij en hun leven, want jongeren zijn nu min of meer ‘autonome’ consumenten geworden. Kinderen groeien op in een gecommercialiseerde wereld, waarin veel aandacht is voor kledij, en worden dus ook voor een stuk opgevoed tot consument. Dit wordt vandaag door de meisjes ook geaccepteerd, terwijl dat voor meisjes vroeger niet zo vanzelfsprekend was. Maar de verantwoordelijkheden die hen vanuit verschillende hoeken worden opgelegd, maken het voor hen iets moeilijker. De kledingindustrie drukt dus nu ook zijn stempel op de opvoeding die aan jongeren wordt gegeven. Tieners leren als het ware ‘winkelen’ doordat ouders hen meenemen en vanaf een bepaalde leeftijd mogen ze alleen of met vrienden shoppen. Dit wil niet zeggen dat we daarom jongeren moeten begeleiden bij het uitkiezen van hun kleren. Wat we wel kunnen doen, is hen begeleiden in het kritisch leren omgaan met de informatie die ze verwerken. We zijn ook van het standpunt dat ouders, net zoals de school, maar ook leeftijdsgenoten, nog altijd de toonhoogte bepalen in de ontwikkeling van kinderen. Ouders en leeftijdgenoten kunnen tieners een weg helpen zoeken op de markt en wij, pedagogen, kunnen dit alleen maar stimuleren. Want de kledingindustrie is de dag van vandaag niet meer weg te denken. Toch is er een enorm verschil tussen het doel dat de commerciële wereld en de pedagogische instanties (ouders, leerkrachten, pedagogen, …) voor ogen hebben. We moeten niet naïef zijn: de kledingindustrie wil geld verdienen en liefst zo veel mogelijk. Ouders en pedagogen daarentegen focussen zich op het welzijn van jongeren. We mogen ons daarom niet laten vangen door de streken van adverteerders, die de pedagogische meerwaarde van producten en
73
autonomie van jongeren proberen te benadrukken. We zagen in het begin van deze scriptie, dat ze al van bij het begin van de 20ste eeuw deze strategie toepassen (Cook, 2004). We zagen dat in tijdschriften verschillende leuzen (zoals ‘Buy or Die’) werden en worden gebruikt om jongeren te overtuigen bepaalde kledij te kopen. Toch blijkt uit ons en ander onderzoek dat jongeren hun eigen keuzes maken uit het aanbod aan kledij. We moeten kritisch blijven ten opzichte van de assumpties die de kledingindustrie via de media naar voor probeert te schuiven. Zij proberen zich misschien wel als pedagogen voor te doen, maar houden er duidelijk een andere visie op na. Zij willen jongeren ook wel beter leren kennen, maar dan vooral om een manier te vinden om hun portemonnee te vullen. Aangezien zij niet altijd de beste bedoelingen hebben, lijkt het ons nuttig dat jongeren daar tijdens de opvoeding, thuis en op school, op gewezen worden. Op deze manier kunnen zij zich met een grotere kritische ingesteldheid wapenen tegen de verleidingspogingen van de markt. Opnieuw is het hier dus noodzakelijk om als pedagoog het belang van het kind te blijven benadrukken. Volwassenen vormen bepaalde ideeën over hoe een meisje er hoort uit te zien en wat ze hoort te dragen. Zo ontstaat er een beeld over 'het meisje'. In de jaren 50 hoorde een meisje bijvoorbeeld vooral fatsoenlijk gekleed te zijn. Ook de kledingindustrie en de media hebben zo hun eigen visie op hoe tieners moeten gekleed zijn (bijvoorbeeld lief, onschuldig of juist sexy). Op deze manier ontstaan er dan bijvoorbeeld discussies over hoe sexy een tienermeisje mag zijn en ruimer, hoe ze er hoort uit te zien. De kledingindustrie speelt volgens ons echter voor een deel in op wat er leeft bij jongeren en vinden deze niet zelf uit. Ze pikken in op hun behoeftes en proberen die te versterken. In de tijdschriften van de jaren 50 bijvoorbeeld werden meisjes onschuldig en schattig voorgesteld. Toch wilden zij er graag vrouwelijk uit zien. Op deze behoefte werd in de jaren 60 meer ingegaan. Hoewel volwassenen kijken naar wat er leeft onder meisjes, hebben zij toch de neiging om hier hun eigen interpretaties aan te geven. Punkers werden bijvoorbeeld gezien als ongehoorzaam en 'vuil' terwijl zij daar zelf anders over dachten. Met hun kledij wilden ze vooral tonen dat er nood was aan een kritische houding tegenover de maatschappij. Sommigen associëren sexy kledij met meisjes die op zoek zijn naar seks, maar dit wil niet zeggen dat zij dit ook zelf doen. Zij kunnen een andere betekenis geven aan hun kleren zoals het tonen van vrouwelijkheid, volwassenheid, zelfstandigheid, schoonheid enzovoort. Mensen kijken vanuit een volwassen bril naar jongeren. We dienen zaken zoals hun kledij, maar ook bijvoorbeeld de rol van de media te bekijken vanuit hun standpunt. We moeten daarom steeds rekening houden met de leefwereld waarin jongeren en kinderen zich bevinden om hen goed te kunnen begrijpen. ‘Het meisje’ bestaat niet, wat ook blijkt uit de diversiteit onder onze geïnterviewden. Pedagogen dienen er dan ook op te letten dat deze diversiteit (h)erkend wordt als ze hen op een gepaste manier willen ondersteunen. Zowel in het sociaalculturele leven als bijvoorbeeld op school en in de bijzondere jeugdzorg moet met deze diversiteit rekening gehouden worden. Pas op die manier zullen jongeren kunnen worden begeleid terwijl ze in deze complexe (consumenten)samenleving opgroeien. Ook de media moet hier aandacht voor hebben. Het is niet omdat zij iets publiceren, dat jongeren hiertegen geen kritische houding aannemen. Er hangt, zoals al vermeld, veel af van de opvoeding die zij genieten, maar ook van hun leeftijdgenoten. Het is dus niet zo dat de commerciële wereld waarin tieners leven, en meer specifiek de
74
kledingindustrie, een overheersende rol speelt in de keuze van hun kledij. De invloed ervan is doorheen de jaren wel sterk gestegen. Op basis van ons onderzoek zien we echter dat verschillende actoren een rol kunnen spelen in de manier waarop tienermeisjes zich kle(ed)den. Vroeger was dat de maatschappij, met onder andere de katholieke kerk en de school die in meerdere mate de kledij bepaalden. Vandaag lijken de mensen die het dichtst bij de tieners staan, zoals het gezin en hun vrienden, de meeste invloed uit te oefenen. Door de diversiteit aan actoren door de jaren heen wordt kledij door de verschillende generaties jongeren op een andere manier ervaren. Het is belangrijk dat volwassenen en pedagogen beseffen dat de manier waarop zij zelf bepaalde zaken uit het dagelijkse leven ervaren, anders kan zijn dan bij tieners. Zij hebben hun tienerjaren namelijk op een ander moment meegemaakt en mogen daarom hun eigen belevenissen niet zomaar vergelijken met de tieners van nu. Het risico bestaat anders dat bepaalde ideeën over meisjes evolueren tot een veralgemeend beeld. Door te focussen op gelijkenissen, en verschillen te negeren, worden meisjes in categorieën ingedeeld. We moeten hier echter kritisch mee omgaan aangezien op die manier labels gekleefd worden op tieners waar nog moeilijk van afgestapt kan worden. Dat tienermeisjes vandaag te schaars gekleed zijn en daarmee de mannelijke populatie het hoofd op hol willen brengen, wordt door ons onderzoek gerelativeerd. Vooroordelen over 'de jeugd van tegenwoordig' moeten daarom vermeden worden. Er hebben altijd al verwachtingen en vooroordelen tegenover meisjes bestaan. Kledij die niet binnen dit verwachtingspatroon valt, wordt dan een bron van discussie. Dit is vandaag zo, maar dit was vroeger ook al het geval. We denken daarbij aan de broek die in het begin alleen door 'gemene' meisjes gedragen werd. Een tijd later werd dit fenomeen algemeen aanvaard. Verwachtingen evolueren dus mee met de tijd waardoor ook de groep die als 'afwijkend' wordt gezien, eveneens verandert. Kleding lijkt vanzelfsprekend te zijn. Toch zit er veel meer achter dan dat je in de eerste plaats zou denken. Meisjes geven bepaalde en diverse betekenissen aan hun kledij. Ze dragen deze niet zomaar, maar wel met een bepaald doel. Hun kledij wordt ook bepaald door vele andere factoren en personen. Het is iets wat mensen bezig houdt, ook al verschilt dit van tijd tot tijd. Kleren geven mee vorm aan wie een meisje is, aan haar identiteit. Dit is erg persoonlijk waardoor algemene uitspraken over 'het meisje' gerelativeerd moeten worden. Dit onderzoek laat ook zien wat hun bezigheden zijn buiten het gezin en de school. Uit ons belevingsonderzoek blijkt dat ze met deze processen, veranderingen en (f)actoren op diverse manieren kunnen omgaan. Deze scriptie heeft hier een bijdrage aan kunnen leveren. Kleding is ook een onderdeel van het dagelijkse leven. Voor tienermeisjes is het van belang om dit aspect niet te onderschatten. Hun kledij en bijhorende processen bestuderen, is een stuk van hun leefwereld bestuderen. Als pedagoog is het belangrijk te weten hoe kinderen en jongeren en in welke omstandigheden opgroeien. Zo komen we meer te weten over onderliggende processen, zoals de opvoeding aan kinderen thuis, op school en in de maatschappij en, ruimer gezien, de maatschappelijke en commerciële veranderingen. We komen meer te weten over de dingen die zij belangrijk achten, zoals hun uiterlijk voorkomen, vrienden en de media. Door deze zaken in hun context te plaatsen, kunnen we hun visie beter begrijpen en beter ingaan op hun (pedagogische) behoeftes. Door kritisch te blijven tegenover deze gegevens zullen we in staat zijn om hen op een
75
gepaste manier te begeleiden. Er is niet één (en de beste) wijze om met hen om te gaan aangezien er ook niet zoiets bestaat als 'de jongere'.
4.3 Tekortkomingen, onderzoek
kwaliteiten
en
voorstellen
voor
verder
Nu we meer inzicht hebben in de meerwaarde van ons onderzoek, bespreken we de kwaliteiten en tekortkomingen ervan in deze paragraaf. Een pluspunt van ons onderzoek is dat we de subjectieve ervaring van tienermeisjes van vroeger en nu zijn nagegaan. Via interviews kwamen we meer te weten over hun belevingen op het gebied van kledij. Hun visie vormde dus het vertrekpunt van ons eigen onderzoek. Op die manier hadden we een rijke bron van informatie. We hebben door middel van ‘oral history’ de kans gekregen om die beleving te achterhalen en vast te leggen. Het zijn boeiende gegevens die anders verloren zouden zijn gaan. Een ander belangrijk punt is dat we lokaal onderzoek hebben uitgevoerd, aangezien het meeste onderzoek dat we terug vonden over de Verenigde Staten gaat. Daarom is ons eigen onderzoek een interessante aanvulling op meer algemeen en buitenlands onderzoek. Nog een positief aspect is dat we met twee personen dit onderzoek uitvoerden en verwerkten. We konden elkaar aanvullen en kritischer met de gegevens omgaan. De interviews vonden plaats in het huis van de meisjes en vrouwen, wat het voor hen misschien comfortabeler maakte om met onbekenden te praten. Zoals bij elk onderzoek, bevat deze scriptie een aantal beperkingen waar we rekening mee dienen te houden. Als geïnterviewden moeten terugdenken aan een tijd die voor hen al lang voorbij is, bestaat het risico dat hun herinneringen niet overeenkomen met de werkelijke gebeurtenissen. Ze kunnen hun eigen ervaringen vergelijken met de tienermeisjes van nu. Daardoor kan het zijn dat ze hun herinneringen niet plaatsen in de context van vroeger. We hebben dit voor een deel proberen opvangen door naar literatuur van vroeger te zoeken. Tijdens de interviews hebben we expliciet gevraagd om terug te gaan naar hun jeugdjaren. We vroegen te denken aan de periode dat ze tussen twaalf en zestien jaar waren. Het kan echter zijn dat ze niet meer precies weten welke gebeurtenissen op welke leeftijd plaats vonden. Dit hebben we proberen te beperken door de geïnterviewden aan te sporen foto's te zoeken van die periode. Tijdens de interviews herhaalden we vaak dat het om de leeftijd van twaalf tot zestien jaar ging. We merkten eveneens op dat de geïnterviewden zichzelf soms tegenspraken. Er werd bijvoorbeeld gezegd dat de ouders de kledij bepaalden terwijl even later bleek dat het meisje toch min of meer haar kledij mocht kiezen. Dit is niet noodzakelijk een tekortkoming van ons onderzoek. Het kan wijzen op de tweestrijd die de meisjes ervaarden (Thomson, 1998). Mensen kunnen de vragen die we gesteld hebben op verschillende manieren interpreteren. We minimaliseerden dit door dezelfde vragen anders te formuleren. Een ander minpunt kan het beperkte aantal respondenten zijn. We hebben geprobeerd zo veel mogelijk mensen en scholen aan te spreken maar de respons was telkens vrij laag. We wilden een zo divers mogelijke steekproef hebben maar dat is niet volledig gelukt. De directies van de beroepsscholen gaven ons zelf aan dat hun leerlingen vaker uit gezinnen komen met een lagere sociaal-economische
76
status. Daarom waren ze niet direct bereid om de interviews bij hen thuis te laten doorgaan. De meeste meisjes die we geïnterviewd hebben, behoren dan ook tot de middenklasse. Op basis van deze kwaliteiten en tekortkomingen doen we een aantal voorstellen voor verder onderzoek. We vinden dat deze scriptie een mooie aanzet is tot vervolgonderzoek. We stellen voor om een grootschaliger onderzoek op te zetten om onze eigen resultaten verder bij te stellen, te staven of uit te breiden. Om een groter en heterogener publiek aan respondenten aan te trekken, kan een beloning gegeven worden. Pas dan zullen meer algemene conclusies over tienermeisjes in Gent, Vlaanderen of België kunnen getrokken worden. Aangezien we in beperktere mate zijn ingegaan op zondagskledij en kleren die meisjes tijdens speciale gelegenheden dragen, kan verder onderzoek voor bijkomende informatie zorgen. Het verbaasde ons dat we zo weinig literatuur over dit thema terugvonden. We raden ook aan om na te gaan in welke mate de geseksualiseerde look, die we bij tieners relativeerden, bij pretieners voorkomt. Op die manier kunnen bepaalde vooroordelen worden nagegaan. Het lijkt ons eveneens interessant om een onderzoek uit te voeren naar tienerjongens en hun kledij. Dit kan dan gebruikt worden om een vergelijkende studie uit te voeren tussen meisjes en jongens. Tot slot vinden we dat met dit onderzoek jongeren vanuit een diverse en positieve invalshoek benaderd werden. Niet enkel ons pedagogische referentiekader en sociaal-culturele processen, zoals de commercialisering van de leefwereld van tienermeisjes, hebben onze thesis vorm gegeven. Maar het was eveneens onze bedoeling om niet enkel over hen te schrijven. Ons onderzoek is vooral tot stand gekomen samen met jongeren.
77
4.4 Conclusie 'Nu worden vrouwen gemaakt naar de kleren, vroeger werden kleren gemaakt naar de vrouwen.' Met deze leuze begint en eindigt deze scriptie. Doorheen dit werk werd duidelijk wat hiermee bedoeld wordt. De quote geeft mooi de evolutie van meisjes en hun kledij weer. Terwijl vroeger kleren op maat werden gemaakt, kiezen tieners vandaag uit wat hen wordt aangeboden. Op een indirecte manier wordt getoond dat de leefwereld van jongeren verder is gecommercialiseerd. De kledingindustrie probeert meisjes te overtuigen om de kleren te dragen die het voor hen gemaakt heeft. Op die manier geven ze mee vorm aan 'het meisje'. Het beeld dat bestaat over 'het tienermeisje' evolueert doorheen de tijd. Dit kan onder andere te maken hebben met de veranderende mode, jeugdculturen, behoeftes en maatschappelijke veranderingen. Uit het voorgaande blijkt dat het de volwassenen zijn die deze beelden creëren. De kans bestaat dan dat ze vanuit die bril meisjes gaan benaderen. Het is aan de pedagogische wetenschappen om doorheen die beelden te kijken. Via onderzoek kunnen zij achterhalen hoe die beelden tot stand zijn gekomen en in welke mate jongeren zich daar mee identificeren. Op basis van onze scriptie moet de quote die we gebruikt hebben, dan ook gerelativeerd worden. Tieners zwemmen wel in de mogelijkheden die aan hen worden gepresenteerd maar het is met de hulp van hun ouders en vrienden dat ze daar een eigen weg in vinden. Ze gaan kritisch om met dit aanbod en worden dus niet zomaar gemodelleerd door de kledingindustrie. Het is aan de pedagogen om dit verder te stimuleren. Vanuit dit onderzoek kunnen we besluiten dat de manier waarop meisjes zich kle(ed)den bepaald wordt door diverse actoren die met elkaar in interactie treden. Zoals we zagen, spelen zowel sociale, culturele als maatschappelijke processen daar hun rol in. In de eerste helft van de 20ste eeuw waren dit vooral de ouders, de school en de kerk die hun stempel drukten op de kledij van meisjes. Later kwamen daar ook vrienden en de media bij, terwijl de school en kerk op dit vlak aan belang inboetten. De opkomst van de kledingindustrie en jeugdculturen drong in onze streken later door dan in de Verenigde Staten. De commercialisering, met de expansie van het aantal winkels en de toegenomen aandacht voor kledij, zijn volgens ons trends die vanuit Amerika naar hier zijn overgewaaid. Hoewel meisjes vandaag in een gecommercialiseerde wereld leven met allerlei media die om hun aandacht schreeuwen, mag de rol van de directe omgeving niet vergeten worden. Meisjes kijken vooral naar wat hun vrienden en andere leeftijdsgenoten aan hebben. Ook ouders hebben altijd een inbreng gehad in de kledij van hun tienerdochters. Maar de manier waarop ze dit doen is door de jaren heen wel veranderd. Dit heeft volgens ons te maken met de verschuiving van de bevelshuishouding naar de onderhandelingshuishouding. Hoewel we duidelijk een aantal verschillen hebben kunnen vaststellen tussen de drie generaties meisjes, zijn er ook een paar gelijkenissen. Meisjes hebben er bijvoorbeeld altijd willen bijhoren. Ze dragen dezelfde soort kledij als hun vriendinnen. Dit lijkt vandaag dan ook één van de belangrijkste redenen te zijn waarom meisjes bepaalde kleren dragen en andere niet. Het aanbod is nu veel groter dan in de jaren 50 of 70. Meisjes moeten zelf beslissen welke kleren ze zullen aandoen. Kledij is een bewuster en belangrijker aspect van het dagelijkse leven geworden. De meisjes uit de jaren 70 en 80 lijken hierbij steeds een tussenpositie in te nemen.
78
In de media en de literatuur is erg veel aandacht voor de discussie omtrent de geseksualiseerde look van meisjes. We moeten er echter rekening mee houden dat kledij mee evolueert met de tijd. De topjes van nu lijken de jeansbroeken van vroeger: de kledij van jongeren lokt blijkbaar steeds reacties uit. Kledij is iets heel persoonlijk. Hoe je er uit ziet wordt mee bepaald door je karakter en omgeving. Er zullen dus wel meisjes zijn die er sexy willen uitzien maar dit mag zeker niet veralgemeend worden. Ook vroeger wilden meisjes er vrouwelijk uitzien. Zonder de verhalen van onze geïnterviewden zouden we dit nooit volledig hebben kunnen weergeven. Ze nodigden ons uit voor een bezoek naar hun jeugdjaren, wat een schat aan informatie opleverde. Voor ons vormde deze scriptie eveneens een mooie pedagogische verrijking.
79
Literatuurlijst Anderson, W. (2002). School Dress Codes and Uniform Policies. Policy Report Nr. 4. Op 12 maart 2008 afgehaald van http://eric.uoregon.edu/pdf/policy_reports/policy%20report%20dress%20code.p df. Ariès, P. (1987). De ontdekking van het kind. Amsterdam: Bert Bakker. Arnett, J.J. (1995). Adolescents' uses of media for self-socialization. Journal of Youth & Adolescence, 24(5),519-533. Barnard, M. (2002). Fashion as communication. Londen: Routledge. Barber, B. & Lobel, L.S. (1952). Fashion in Women's Clothes and the American Social System. Social Forces, 31(2), 124-131. Berchmans, M. B. (1998). Teen Magazines and Adolescent Italian Girls. Consumption of Teen Magazines by Adolescent Italian Girls: Reading Patterns and Motives. Paper presented at the Magazine Division of the Annual Convention of the Association for Education in Journalism and Mass Communication in Baltimore, USA. Op 19 maart 2008 afgehaald van http://list.msu.edu/cgibin/wa?A2=ind9811e&L=aejmc&P=220 Bober, M. (2001). Can the internet replace the mall: How e-commerce affects the shopping experience for young people. Paper presented at the First Euro Conference in Weimer, Germany. Op 3 maart 2008 afgehaald van http://www.tiri.mmu.ac.uk/students/mb/shopping-paper.doc Boschma, G., Yonge, O. & Mychajlunow L. (2003). Consent in Oral History Interviews: Unique Challenges. Qualitative Health Research, 13(1); 129-135. Bodine, A. (2003). School uniforms and discourses on childhood. Childhood, 10(1), 43-63. Carnegy, V. (1995). Mode uit de tachtiger jaren. Gilzen: Dahlgaard Media B.V. Chen-Yu, J.H. & Seock, Y.K. (2002). Adolescents' Clothing Purchase Motivations, Information Sources, and Store Selection Criteria: A comparison of Male/female and Impulse/Nonimpuls Shoppers. Family and Consumer Sciences Research Journal, 31(1), 50-77. Churchill, G.A. & Moschis, G.P. (1979). Television and Interpersonal Influences on Adolescent Consumer Learning. Journal of Consumer Research, 6(1), 23-35. Churchill, G.A. & Moschis, G.P. (1979). An Analysis of the Adolescent Consumer. Journal of Marketing, 43(3), 40-48. Connikie, Y. (1995). Mode uit de zestiger jaren. Gilze: Dahlgaard Media B.V. Cook, T.C. (1995). The mother as consumer: Insights from the Children's Wear Industry, 1927-1929. The Sociological Quaterly, 36(3), 505-522.
Cook, T.C. (2000). The other “Child Study”: Figuring Children as Consumers in Market Research, 1910s-1990s. The Sociological Quaterly, 41(3), 487-507. Cook, T.C. (2003). Agency, Children's Consumer Culture and the Fetal Subject: Historical Trajectories, Contemporary Connections. Consumption. Markets and Culture, 6(2), 115-132. Cook, T.C. (2004). The Commodifaction of Childhood. Durham: Duke University Press. Cook, T.C. (2005). The Dichtomous Child in and of Commercial Culture. Childhood, 12(2), 155-159. Cook, D.T. & Kaiser, S.B. (2004). Betwixt and be Tween: Age Ambiguity and the Sexualization of the Female Consuming Subject. Journal of Consumer Culture, 4(2), 203-227. Darian, J.C. (1998). Parent-child decision making in children's clothing stores. International Journal of Retail & Distribution Management, 26(11), 421-428. Davis, F. (1992). Fasion, Culture, and Identity. Chicago: University of Chicago Press. Delhaye, C. (1991). Mode en Consumptie. Enkele Sociologische Aantekeningen. Tijdschrift voor Sociologie, 12(1), 61-81. Depaepe, M. (2005) Geen ambacht zonder werktuigen, reflecties over de conceptuele omgang met het pedagogisch verleden. In Depaepe, M., Somin, F., Van Gorp, A. Paradoxen van Pedagogisering. Handboek pedagogische historiografie (pp 23-71) Leuven: Acco. Dieleman, A. (2000). Individualisering en ambivalentie in het bestaan van jongeren. Pedagogiek, 20(2), 91-111. Durham, M.G. (1998). Dilemmas of Desire. Representations of Adolescent Sexuality in Two Teen Magazines. Youth & Society, 29(3), 369-389. Dussel, I. (2001) School Uniforms and the Disciplining of Appearances. Towards a History of the Regulation of Bodies in Modern Educational Systems. In Popkewitz, T.S., Franklin, B.M., Pereya, M.A. Cultural History and Education: Critical Essays on Knowledge and Schooling (pp 207-242) Londen, New York: Routledge Falmer. Eggels, E. (1991). Wat gebeurt er na Quant en Courrèges? Toen alles anders werd in de mode. De Bilt: Cantecleer bv. Errante, A. (2000). But sometimes you're not part of the story: Oral Histories and Ways of Remembering and Telling. Educational Researcher, 29(2), 16-27. Evans, E.D., Rutberg, J., Sather, C. & Turner, C. (1991). Content Analysis of Contemporary Teen Magazines for Adolescent Females. Youth & Society, 23(1),
99-120. Featherstone, M. (2007). Consumer Culture and Postmodernism. Second Edition. London: SAGE Publications. Fimin, M., Smith, S. & Perry, L. (2004). School Uniforms: A Qualitative Analysis of Aims and Accomplishments at Two Schools. Paper presented at the 16th Annual Ethnographic and Qualitative Research in Education Conference, Albany, NY. Op 19 maart 2008 afgehaald van http://www.albany.edu/eqre/papers/21EQRE.doc. Godot, E.A. (2003). Hoezo pedagogisch? Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP. Hansen, F. & Hansen, M.H. (2005). Children as innovators and opinion leaders. Young Consumers, 6(2), 44-59. Haytko, D.L. & Baker, J. (2004). It’s all at the mall: exploring adolescent girls’ experiences. Journal of Retailing, 80(1), 67-83. Herals, J. (1992). Mode uit de zeventiger jaren. Gilze: Dahlgaard Media B.V. Herrmann, R.O. (1970). Today's Young Adults as Consumers. Journal of Consumer Affairs, 4 (summer),19-30. Jeronimus, J. (2002). Sexy kinderstring naast Pippi-broekje. Op 28 april 2008 afgehaald van http://www.pedagogiek.net/content/artikel.php?contentID=432§ieNR=A John, D.R. (1999). Consumer Socialization of Children: A Retrospective Look at Twenty-Five Years of Research. Journal of Consumer Research, 26(3), 183-213. Kim, Y.K., Kim, E.Y., Kang, J. (2003). Teens' Mall Shopping Motivations: Functions of Loneliness and Media Usage. Family and Consumer Sciences Research Journal, 32(2), 140-167. Lachance, M.J. , Beaudoin, P. & Robitaille, J. (2003). Adolescents' brand sensitivity in apparel: influence of three socialization agents. International Journal of Consumer Studies, 27(1), 47-57. Leeuw, K., de. JONG! De portretten. In Leeuw, K., de, Hoitsma, S., Jager, I., de & Schonewille, P. (2000). JONG!: jongerencultuur en stijl in Nederland 19502000 (pp 68- 480). Zwolle: Uitgeverij Waanders b.v. Lehnert, G. (2000). Geschiedenis van de mode. Groningen: TextCase. Levey, H. (2005). H-net Book Review Gary Cross, The Cute and the Cool: Wondrous Innocence and Modern American Children's Culture. Op 3 mei 2008 afgehaald van http://www.h-net.org/reviews/showrev.cgi?path=229031139932723
MacGillivray, M.S. & Wilson, J.D. (1997). Clothing and Appearance among Early, Middle and Late Adolescents. Clothing and Textiles Research Journal, 15(1), 4349. Mangleburg, T.F & Bristol, T. (1998). Socialization and Adolescents' Skepticism toward Advertising. Journal of Advertising, 17(3), 11-21. Mangleburg, T.F., Doney, P.M & Bristol, T. (2004). Shopping with friends and teens' susceptibility to peer influence. Journal of Retailing, 80(2), 101-116. McClung, S., Holdorf, R. (2005). The Role of Teen Oriented Fashion Magazine Content on Clothing Purchasing Behaviors and Attitudes of Adolescents and Teens. Paper presented at the Child and Teen Consumption 2006, Copenhagen, Denmark. Op 21 maart 2008 afgehaald van http://uk.cbs.dk/layout/set/print/content/download/41834/616339/file/Paper%2 016_Steven%20McClung_Rebecca%20Holdorf.pdf. Pisters, P. (2000). Videoclipcultuur. In Leeuw, K., de, Hoitsma, S., Jager, I., de & Schonewille, P. JONG!: jongerencultuur en stijl in Nederland 1950- 2000 (pp 558-577). Zwolle: Uitgeverij Waanders b.v. Portelli, A. (1998). What makes oral history different. In: Perks, R. & Thomson, A. The Oral History Reader (pp 63-74). New York: Routledge. Schuyten, G. & Ferla J. (2005). Cursus Modellen van empirisch onderzoek I. Kwalitatief onderzoek in de parktijk . Academiejaar 2005-2006. Seiter, E. (1993). Sold seperatly. Parents and children in consumer culture. New Brunswick: Rutgers University Press. Seock, Y.K & Bailey, L.R. (2008). The influence of college students' shopping orientations and gender differences on online information searches and purchase behaviours. International Journal of Consumer Studies, 32(2), 113-121. Shim, S. (1996). Adolescent Consumer Decision-Making Styles: The Consumer Socialization Perspective. Psychologie & Marketing, 13(6), 547-569. Sikkema, P. (2000) Van Supraphon tot Megafestatie In Leeuw, K., de, Hoitsma, S., Jager, I., de & Schonewille, P. JONG!: jongerencultuur en stijl in Nederland 1950- 2000 (pp 578-591). Zwolle: Uitgeverij Waanders b.v. Stankiewiez, J.M. & Rosselli, F. (2008). Women as Sex Objects and Victims in Print Advertisements. Sex Roles, 58(7-8), 579-589. Stearns, P.N (2001). Consumerism in world history. The global transformation of desire. Londen, New York: Routledge. Swanborn, P.G. (1987) 9. Kwalitatief onderzoek. In Swanborn, P.G. Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (pp 341- 376). Amsterdam: Uitgeverij Boom. Szeless, M. (2002). Burda Fashions. A wish that doesn’t have to be wishful
thinking: Home-Dressmaking in Austria 1950-1970. Cultural Studies. 16(6), 848862. Tauber, M.E. (1972). Why do people shop? Journal of Marketing, 36(4), 46-49. Tinkler, P. (2000) 'A Material Girl?' Adolescent girls and their magazines, 19201958. In Andrews, M. & Talbot, M. M. All the World and Her Husband. Women in Twentieth-Century Consumer Culture (pp 97- 112). Great Brittain: Biddles Ltd. Thomson, A. (1998). Fifty Years On: An International Perspective on Oral History. The Journal of American History, 85(2), 581-595. Thompson, P. (1998). The voice of the past: oral history. In Perks, R. & Thomson, A. The Oral History Reader (pp 21-28). New York: Routledge. Vanobbergen, B. (2005) Over pedagogisering en commercialisering. In Depaepe, M., Somin, F., Van Gorp, A. Paradoxen van Pedagogisering. Handboek pedagogische historiografie (333- 357). Leuven:Acco. Van Overloop, K. (2006). Tienermagazines en genderidentiteit: een internationale vergelijking. Ongepubliceerde Licentiaatsverhandeling ingediend voor het behalen van de graad van Licentiaat in Sociale Wetenschappen. Academiejaar 2005-2006. Katholieke Universiteit Leuven. Velge, B. & Deboosere, P. (2007). Belg geeft jaarlijks 660 euro uit aan kleding Zondagskledij kent een revival. Op 23 maart afgehaald van http://www.fedis.be/menu.asp?id=4346&lng=nl&niveau1=0&m=0 Wester, F. (1987). Strategieën voor kwalitatief onderzoek. Muiderberg: Coutinho. Willen, A. (1993). De schoolkledij in de katholieke middelbare scholen van België: 1830 – heden. Ongepubliceerde Licentiaatsverhandeling ingediend voor het behalen van de graad licentiaat in pedagogische wetenschappen. Academiejaar 1992- 1993. Katholieke Universiteit Leuven. Zakim, M. (2004). Book Review. The Commodification of Childhood: The Children’s Clothing Industry and the Rise of the Child Consumer. Op 24 april 2006 afgehaald van
www.hbs.edu/bhr/archives/bookreviews/79/mzakim.pdf Zelizer, V.A. (1985). Pricing the priceless child. The changing social value of children. New York: Basic Books. Tijdschriften Het Het Het Het Het Het Het
Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk Rijk
der der der der der der der
Vrouw, Vrouw, Vrouw, Vrouw, Vrouw, Vrouw, Vrouw,
Weekblad Weekblad Weekblad Weekblad Weekblad Weekblad Weekblad
nr. nr. nr. nr. nr. nr. nr.
566, 8 maart 1956 574, 3 mei 1956 597, 11 october 1956 689, 17 juli 1958 691, 31 juli 1958 695, 28 augustus 1958 40, 30 september – 6 october 1958
Libelle, Weekblad nr. 42, 11-17 oktober 1960 Joepie, Weekblad nr. 118, 20 juni 1976 Joepie, Weekblad nr. 174, 17 juli 1977 Joepie, Weekblad nr. 13, 26 maart 2008 Glam It, Vlaams maandblad, april 2008 Fancy, Maandblad nr. 3, maart 2008 Geraadpleegde sites: http://www.pedagogiek.net
Lijst met figuren en tabellen Figuur 1 (p.1): I wanna look like mom. ("Babes in Coutureland", NY Times magazine gevonden op Pedagogiek.net) Figuur 2 (p. 12): Reclame Calvin Klein (Earnshaw’s Review, April 1981: 66 in Cook & Kaiser, 2004) Figuur 3 (p. 27): Het meisje als een openbloeiende roos. (Het Rijk der Vrouw, maart 1956: 566) Figuur 4 (p. 27): Het onschuldige meisje. (Het Rijk der Vrouw, september october 1958: 40) Figuur 5 (p. 28): Aparte mode voor jonge meisjes. (Het Rijk der Vrouw, october 1956: 597) Figuur 6 (p. 28): Kledij van het meisje vergeleken met kledij van de jonge vrouw. (Het Rijk der Vrouw, juli 1958: 689) Figuur 7 (p. 28): Een meisje en een vrouw met gelijkaardige kledij. (Het Rijk der Vrouw, augustus 1958: 695) Figuur 8 (p. 29): Kledij speciaal voor het jonge meisje. (Het Rijk der Vrouw, juli 1958: 691) Figuur 9 (p. 29): Een vrouwelijke look. (Het Rijk der Vrouw, mei 1956: 574) Figuur 10 (p. 30): Meisje trekt met haar kledij mannen aan. (Libelle, oktober 1960: 42) Figuur 11 (p. 30) : Vrouwelijk en toch onschuldig. (Libelle oktober 1960: 42) Figuur 12 (p. 30): Meisjes krijgen een aparte stijl. Reclame C&A, jaren 60 (in Eggels, 1991) Figuur 13 (p. 31): Meisjes poseren op verscheidene plaatsen. (Joepie, juli 1977: 174) Figuur 14 (p. 31): Merkkledij. (Joepie, juni 1976: 118) Figuur 15 (p. 32): Het ik-tijdperk. Reclame C&A, jaren 80 (in Eggels, 1991) Figuur 16 (p. 32): Pussycat Dolls presenteren sexy lingerie. (Joepie, maart 2008: 13) Figuur 17 (p. 33) : Justin Timberlake als voorbeeld. (Joepie, maart 2008: 13) Figuur 18 (p. 33): Trendy meisje in haar vrije tijd. (Glam it, april 2008) Figuur 19 (p. 34): Sexy look. (Glam it, april 2008) Figuur 20 (p. 34): Flashy kleren zonder model. (Fancy, maart 2008: 3) Figuur 21 (p. 35): De mode van A tot Z. (Glam it, april 2008) Figuur 22 (p. 35): Katriens probleem. (Joepie, maart 2008: 13) Figuur 23 (p. 35): Een oplossing voor Katrien. (Joepie, maart 2008: 13) Figuur 24 (p. 36): Het geluk ligt in eigen handen. (Glam it, april 2008) Tabel 1 (p. 40): Het geboortejaar van de geïnterviewden per generatie, per familie. Foto Foto Foto Foto Foto Foto Foto Foto Foto Foto
1 (p. 43): Klasfoto, eind jaren 50 2 (p. 44): Klasfoto, eind jaren 60 3 (p. 45): Klasfoto, 2007-2008 4 (p. 46): Meisje draagt een jurk met lelies, jaren 50 5 (p. 47): De lange broek, eind jaren 50 6 (p. 47): De smalle jeans, begin jaren 80 7 (p. 48): Hedendaagse tienermode en hun kleerkast, begin 21ste eeuw 8 (p. 50): Plechtige communie, jaren 40 9 (p. 50): Gelegenheidskledij, begin jaren 80 10 (p. 51): Het paterskleed, begin 21ste eeuw
11 (p. 51): Extra kledij, begin 21ste eeuw 12 (p. 56): Winkelen ter ontspanning, begin 21ste eeuw 13 (p. 60): Twee vriendinnen met gelijkaardige kledij, begin jaren 60 14 (p. 61): Brede truien en jeans werden in deze vriendengroep vaak gedragen, begin jaren 80 Foto 15 (p. 62): Vrienden hebben dezelfde stijl, begin 21ste eeuw
Foto Foto Foto Foto
Bijlage Vragenlijst Inleiding: Uitleg over onze scriptie, verloop en duur interview, … We vragen eerst de foto’s te nemen. We vragen de persoon in kwestie iets over de kleren kan vertellen die hij/zij toen aanhad. Op basis daarvan begint het gesprek. -
-
Wat staat er op de foto’s? (doorvragen) Stel even uw kleerkast (van vroeger) voor? Wat is / was daarin te vinden? Naar welke kleding gaat / ging uw voorkeur uit? (Toon aan de hand van de foto’s) Waarom? Volgt / volgde u een bepaalde stijl? De welke? Kunt u deze omschrijven? Waarom? Welke kleren draagt / droeg u overdag in uw vrije tijd? Verschilt deze van uw avondkledij? Besteedt u aandacht aan de kleur de vorm van uw kledij? Welke kledingsstukken draagt / droeg u het meest? Waarom? Welke kledij draag / droeg u op school en welke daarbuiten? (we stellen ons die vraag om te weten of vrijetijdskledij veel verschilt van de kledij op school vandaag) Moet / Moest u een uniform dragen op school? Heeft/ Had u speciale kledij voor bepaalde gelegenheden (bv. communie, als men ging dansen, de zondag)? Welke functie(s) heeft / had de kledij die u draagt voor u? Waarom draagt u die kledij? Welke betekenis heeft die kledij voor u? Hoe ziet / zag een dagje shoppen er voor u uit? Vertel. - Naar welke winkels gaat / ging u? - Hebt / had u het soort kledij al voor ogen? - Draagt / droeg u merkkledij? Waarom kiest / koos u voor dat merk? - Zijn / waren er bepaalde merken in? - Hoe vaak ga / ging u shoppen?
-
Wordt / werd de kledij gekocht of door anderen gemaakt? Hebben / hadden de kleren die u draagt een waarde voor u? Waarom? Bent / Was u bewust bezig met kleding of mode? - Spelen / speelden vrienden of familie een rol? Beslissen zij mee in uw keuze? - Bekijkt / bekeek u modebladen? Welke en waarom die? - Volgt / volgde u ‘de mode’? Wat is / was volgens u de mode? - En andere media, zoals de TV of het Internet? Welke programma’s, wat spreekt u aan? Hoe sta je tegenover de kledij die mensen op TV dragen? - Heeft / had u een voorbeeld? - Gaat u naar andere manifestaties?
-
Bepalen / bepaalden sommige waarden of normen uw keuze van kledij? Welke zijn / waren de gevoelens bij bepaalde kledij?
-
Is / was er soms discussie met de ouders over kledij? Hoe wordt / werd kledij in uw vriendenkring ervaren? Wordt erover gepraat? Wat wordt er dan gezegd? Wordt / werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Zijn / waren er andere mensen die uw kledij bepalen of hun zeg hebben / hadden in de keuze van uw kledij? Waarom? …
Abstract Namen: Nina Desplenter & Annelies Mervielde Academiejaar: 2007 – 2008 Optie: 3e Licentie Pedagogische Wetenschappen, optie Orthopedagogiek en Onderwijspedagogiek Titel: 'Nu worden vrouwen gemaakt naar de kleren, vroeger werden kleren gemaakt naar de vrouwen'. Een belevingsonderzoek bij tienermeisjes (1950 – heden) naar hun kledij en de taal van de kledingindustrie. Promotor: Dr. Bruno Vanobbergen Voor onze scriptie aan de Universiteit van Gent hebben wij een belevingsonderzoek uitgevoerd naar de kledij van meisjes (van twaalf tot zestien jaar) vanaf ongeveer de tweede helft van de 20ste eeuw tot nu. Er wordt aan de hand van een aantal thema's bekeken hoe meisjes zich kle(ed)den en waarom ze dit op die manier doen. Schoolkledij, vrijetijdskleding, speciale gelegenheden, functies, winkelen, de rol van vrienden, ouders en de media komen aan bod. Meer algemeen wordt de toenemende rol van de kledingindustrie bestudeerd. Eveneens wordt de kledij voor tieners in een aantal Vlaamse tijdschriften geanalyseerd. Aan de hand van interviews, foto's en ‘oral history’ is bij drie generaties meisjes onderzocht hoe tieners van vroeger en nu uit Gent met deze aspecten omgaan. Op deze manier vormt dit onderzoek een interessante aanvulling op de internationale literatuur. Er blijken zowel gelijkenissen als verschillen tussen de generaties meisjes te zijn. Vroeger hadden vooral ouders, de school en kerk een belangrijke inbreng in de manier waarop meisjes zich kleedden. Later kwamen daar de media en vrienden bij, terwijl de school en kerk aan belang inboetten. Vandaag bevinden deze tieners zich in een gecommercialiseerde wereld waar ze met behulp van ouders en vrienden zelf keuzes in maken. We bekijken deze processen kritisch vanuit een pedagogische invalshoek. De conclusie luidt dat kledij bepaald wordt door verschillende actoren die met elkaar in interactie treden. Het zijn individuele, maatschappelijke, sociaal-culturele en economische processen die hun stempel drukken op de manier waarop meisjes zich kleden.
Liese, 1991, Afsnee (Sint-Geertruidinstituut, 4e jaar, TSO) Interviewer: Stel even jouw kleerkast voor? Wat is daarin te vinden? Geïnterviewde: broeken en rokken. Vooral kakikleuren. En dat zijn allemaal jeansbroeken. Interviewer: Hoeveel kleren hangen er in jouw kleerkast? Geïnterviewde: Toch veel T-shirts. Eigenlijk wel veel kleren. Interviewer: Draag je bijvoorbeeld vaker broeken dan rokken? Geïnterviewde: Ik draag ze allebei graag maar eigenlijk draag ik vaker broeken. Interviewer: Hoeveel broeken heb je dan hangen in de kas? En rokken? Geïnterviewde: Ik heb 4 of 5 broeken en 3 rokken. Interviewer: Volg je een bepaalde stijl? Kun je deze omschrijven? Waarom? Geïnterviewde: Ik draag meestal gewoon een jeansbroek met een T-shirt en een trui erover. Ik vind dat gemakkelijk. Ik draag graag lange pulls. Ik ben een beetje alternatief. Mijn vriendinnen dragen meer van die flashy kleren. Dat ga ik niet dragen. Ik draag meer subtiele kleren, donkere kleren. Ik val niet graag op. Interviewer: Je zegt dat je een beetje alternatief bent. Wat vind je dan anders aan jouw kleren dan aan die van jouw vriendinnen? Geïnterviewde: Mijn smaak van kleren. De kleuren vooral. Als zij bijvoorbeeld een rood topje kopen, ik zal dat niet doen. Ik ga dan een bruin topje kopen. Interviewer: Is bijvoorbeeld de vorm van jouw kleren anders dan die van jouw vriendinnen? Geïnterviewde: Ja, de mouwen van mijn truien zijn wijder. Bij hen spant dat meer. Ik draag ook veel kappen aan mijn truien. Ook de tassen die ik draag zijn anders. Interviewer: Wat bedoel je met anders? Geïnterviewde: Bij mij is dat een Indische tas. Bij hen is dat een echte handtas, die ze in hun hand dragen. Interviewer: Welke kleren draag je overdag in uw vrije tijd? Verschilt dat van jouw avondkledij? Geïnterviewde: De kleren die ik in het weekend draag zijn dezelfde als tijdens de week. Gisteren (zaterdag) had ik een kakirok aan met een wit bloesje erboven. Dat kan zowel een jeansbroek zijn als een rok. Soms doe ik ’s avonds andere kleren aan om mij meer op mijn gemak te voelen. Als ik bijvoorbeeld naar een feest ga en ik heb een kleedje aan, als ik thuis kom zou ik dan een broek en een T-shirt aandoen. Dan voel ik mij meer op mijn gemak. Niet dat ik mij niet op mijn gemak voel met dat kleed. Interviewer: Besteedt je aandacht aan de kleur en de vorm van uw kledij? Geïnterviewde: Ja, ik draag graag bruin. Interviewer: Zijn er dan kleuren die je niet zou dragen? Geïnterviewde: Ja, die flashy kleren. Fluo-kleuren draag ik niet: geel, rood misschien soms, paars, roze.
Interviewer: Let je op de vorm van kleren? Moet het bijvoorbeeld wat aanspannen, moet het wat los zitten? Geïnterviewde: Ja, de kledij mag niet te veel aanspannen. Allé, ik ben niet heel mager, supermager. Je hebt zo van die topjes die stretchen, dat doe ik niet aan. Dat moet een beetje losser zijn. Maar ook niet te los hé. Interviewer: En jouw broeken? Geïnterviewde: Mijn jeansbroek nu gaat een beetje wijder vanonder. Maar wat ik heel lelijk vind, zijn die jeansbroeken die heel smal zijn. Interviewer: En jouw rokken, hoe zien die er uit? Geïnterviewde: Die spannen wat aan, aan mijn heupen en eronder zijn die breder. Als ik er mee ronddraai, dan zwiert die een beetje. Die komen tot aan mijn knieën. Ik heb ook een kort rokje voor in de zomer. Interviewer: Moet je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Neen, maar er zijn wel een aantal regels. Niet te opvallend, zo van die gothic kleren bijvoorbeeld, dat mag niet. Spaghettibandjes mag ook niet, je mag je schouders niet zien. Je mag ook niet met slippers naar school komen. Dat vind ik wel erg, want ik draag dat graag. Interviewer: Heb je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden zoals een familiefeest? Geïnterviewde: Ja, ik heb een lange rok die ik niet tijdens de week zou aandoen. Daarboven doe ik dan een T-shirt of een topje. Interviewer: Als je al mag uitgaan, welke kleren doe je dan aan? Geïnterviewde: Dan doe ik ballerinaschoentjes aan met een jeansbroek en een topje en daarboven een vestje. Interviewer: Welke functie heeft de kledij die je draagt voor jou? Waarom draag je die kledij? Geïnterviewde: Ik ga niet altijd mee met de mode. Ik draag liever wat ik zelf wil. Ik wil gewoon mee zijn. Maar daarom ga ik niet per se af op merkkledij. Interviewer: Is er een bepaalde manier waarop je wilt overkomen? Hoe wil je dat andere mensen jou zien? Geïnterviewde: Ik wil een beetje speels overkomen, als iemand die graag plezier maakt. Ook dat ze zien dat ik zelf mijn kleren kies en dat ik daar voor uitkom. Interviewer: Hoe ziet een dagje shoppen er voor u uit? Geïnterviewde: In de Veldstraat zijn er bepaalde winkels die mij aanspreken. Andere winkels ga ik echt niet binnen, dat is mijn smaak niet. En meestal is dat een namiddag dat ik ga winkelen. Ik neem mijn tijd want ik kan heel moeilijk kiezen. Interviewer: Welke winkels ga je dan binnen? Geïnterviewde: Pimpkie, Bershka en de H&M ook. Zeker niet de coolcat. Interviewer: En waarom ga je naar die winkels? Geïnterviewde: In de Bershka bijvoorbeeld hebben ze meer mijn stijl. Ze hebben daar ook vaak bruin en oranje en ik zie dat graag. In de coolcat liggen veel te flashy kleren, daar ga ik niet naar toe.
Interviewer: Heb je het soort kledij al voor ogen als je gaat winkelen? Geïnterviewde: Als ik iets voor ogen heb, dan wil ik dat per se kopen. Maar als ik in ’t stad loop en ik zie iets mooi, dan wil ik dat ook kopen. Dat wisselt. Soms weet ik wat ik wil, andere keren loop ik gewoon rond. Interviewer: Draag je merkkledij? Geïnterviewde: Neen Interviewer: En waarom niet? Geïnterviewde: Ik vind dat geldverspilling. Voor mij moeten kleren mooi zijn en moet dat niet per se merkkledij zijn. Als dat mooie kleren zijn, zou ik die dragen. Maar ik zou ze niet dragen omdat het merkkleren zijn. Interviewer: Zijn er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Bij de jongens is er veel Bikkembergs. Voor de rest ken ik niet veel merken. Ik weet wel dat de Zara heel bekend is, daar gaan veel mensen shoppen. Ook de Bershka en de H&M, daar gaan er veel winkelen. Interviewer: Hoe vaak ga je shoppen? Geïnterviewde: In de zomer alleszins meer dan in de winter. Nu is het al een tijdje geleden. In de zomer ben ik tijdens de 2 maanden wel 4 keer gaan shoppen. In de winter ga ik bijna niet. Misschien 1 of 2 keer op een hele winter. Ik heb dan koud en dan heb ik geen zin om naar buiten te gaan. Nu wordt het bijna lente en zal ik weer meer gaan shoppen. Interviewer: Wordt er soms nog kledij gemaakt voor jou? Geïnterviewde: Mijn oma soms nog. Ze geeft dat als cadeautje, dat is wel leuk. Interviewer: En wat heeft ze al gemaakt? Geïnterviewde: Een trui of een sjaal, dat maakt ze. Geen kousen ofzo, dat is te moeilijk. Interviewer: Hoe vaak maakt ze iets voor jou? Geïnterviewde: Af en toe. Niet zo veel. Ik heb al twee dingen van haar gekregen. Interviewer: Draag je dat dan vaak? Geïnterviewde: Ze weet niet precies wat mijn smaak is. Als we bij haar gaan, dan doen we het wel aan. Het is wel lief van haar maja...zo veel draag ik het niet. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een waarde voor jou? Geïnterviewde: Ja! Moest heel mijn kleerkast weg zijn...dat zou ik heel erg vinden. Jah, dat duurt toch wel efkes voor je kleren vind die je echt mooi vind. Interviewer: Heb je bepaalde gevoelens bij jouw kleren? Wil je bijvoorbeeld er graag mooi uitzien, vrouwelijk overkomen of net niet? Geïnterviewde: Ik wil mij wel mooi en leuk voelen. Ik had eens een zwarte rok aan met rode schoentjes en daarop een topje met kersjes. Dat was eens iets helemaal anders. Ik vond dat wel leuk, maar op school voelde ik mij niet echt op mijn gemak. Dan zei iedereen van hé, je hebt iets anders aan...al die commentaar. Ik voelde mij daar wel wijs in, maar al die commentaar. Wat ik nu aanheb is minder opvallend en daar hebben ze dan minder commentaar op. Interviewer: Heb je dan liever dat je niet te veel opvalt? Geïnterviewde: Ja, zeker. Het moet leuk zijn natuurlijk, maar niet te veel opvallen.
Interviewer: Je zegt dat je je graag mooi voelt. In welke kleren voel je je dan het mooist? Geïnterviewde: Als ik naar een feest ga, die lange bruine rok. Interviewer: Is er een reden waarom je je mooier voelt als je die rok aanhebt? Geïnterviewde: Met een rok voel ik mij eleganter en groter ook. Ik ben niet zo groot. Interviewer: Bent je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Als ik in het station ben, dan kijk ik wel naar mensen. Als ze leuk gekleed zijn, dan kijk ik eens goed van wat ze aanhebben. Maar naar modeblaadjes, daar kijk ik niet in. Interviewer: Spelen vrienden of familie een rol? Beslissen zij mee in uw keuze? Geïnterviewde: Ja, soms koop ik dingen die ik mooi vind maar durf ik het niet aandoen voor de reactie. Mijn mama en zus zeggen soms dat is mooi, ge moet dat zeker kopen, en dan doe ik dat ook. Mijn familie heeft meer invloed dan mijn vrienden. Interviewer: Is dat dan jouw zus of jouw mama? Geïnterviewde: Mijn mama. Die weet wel wat ik leuk vind. (als de recorder afstaat zegt ze nog dat haar zus een volledig andere kledingssmaak heeft dan haar) Interviewer: Bekijkt je soms modebladen? Welke en waarom die? Geïnterviewde: In de Joepie staan er 2 pagina’s met kleren. Dat vind ik wel nog leuke kleren. Dan kijk ik daar wel naar. Maar ik kijk niet in de echte modebladen. Interviewer: Waarom kijk je naar de kleren in de Joepie en koop je geen andere boekjes? Geïnterviewde: De kleren die er in staan zijn leuker. Het is een boekje voor jongeren. Dan weet ik ook zo van dat staat in dat boekje dus iedereen vind dat wel leuk. Dan ga ik er ook misschien aan meedoen. Interviewer: Volg je ‘de mode’? Geïnterviewde: Ja, in de zomer heb ik T-shirts gekocht met bolletjes of streepjes. Van die streepjes was ik wel zot. En nu in de winter zal je vaak een jas met zo een poes aan. Dat heb ik ook gekocht. Maar omdat ik het zelf mooi vond. Niet puur omdat het in de mode was. Maar ik vond het wel leuk om mee te zijn in de mode. Interviewer: Wat is volgens jou nu de mode? Geïnterviewde: Een smalle jeansbroek met hakken onder, dat zie je veel. Of een lange pull met een riem op met daaronder een legging. Interviewer: Doe je daar aan mee? Geïnterviewde: Ik heb ook een legging. Maar ik zou dat niet zien zitten om die alleen te dragen. Het moet onder een rok zijn. Interviewer: En andere media, zoals de TV of het Internet? Welke programma’s, wat spreekt u aan? Hoe sta je tegenover de kledij die mensen op TV dragen? Geïnterviewde: Neen Interviewer: Op Tv heb je bijvoorbeeld een aantal programma’s rond kledij, kijk je daar soms naar?
Geïnterviewde: Ik heb 1 keer gezien hoe ze een mevrouw tips gaven en haar dan poppen toonden met hoe ze haar moest kleden. Maar dat was niet voor mij vind ik, die was te oud. Interviewer: Heb je een voorbeeld? Geïnterviewde: Soms zie ik mensen met dreadlocks en die kleren die zij dragen. Dat vind ik wel leuk. Interviewer: En waarom vind je die kleren leuk? Geïnterviewde: Jah, die kleren zijn kakibruin en oranje. Ik vind dat mooi. Interviewer: En heb je mensen in je vriendenkring of via TV die je als voorbeeld neemt? Geïnterviewde: Neen, dat zijn gewoon mensen die ik eens zie lopen op straat. Interviewer: Ga je naar andere manifestaties? Geïnterviewde: Neen Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen uw keuze van kledij? Geïnterviewde: Sommige dingen mag ik op school niet dragen, zoals die spaghettibandjes. Maar die draag ik dan wel in het weekend of tijdens de vakantie. Op school moet ik opletten wat ik aandoe. Maar thuis draag ik wat ik wil. Interviewer: Is er soms discussie met de ouders over kledij? Geïnterviewde: Neen, maar ik ga ook niet voor dingen die heel diep uitgesneden zijn. Of dingen waar je mijn buik ziet. Interviewer: Is er soms discussie over de prijs? Geïnterviewde: Ja, als ik met mijn mama ga winkelen en ik zie iets mooi en dat kost veel, dan zegt ze dat het veel kost. Ik zou eigenlijk alsmaar meer kleren willen. Ik wil veel kleren. Ik heb nu 5 broeken en ik zou er nog willen. Maar de dingen die ik aanheb, daar is er geen discussie over. Mijn mama vind dat zelf leuk, wat ik draag. Interviewer: Als je gaat winkelen, met wie is dat dan? Geïnterviewde: Met vriendinnen, maar ik ga ook graag winkelen met mijn mama. Interviewer: En met wie ga je het vaakst winkelen? Geïnterviewde: Met mijn vriendinnen. Interviewer: Hoe wordt kledij in uw vriendenkring ervaren? Wordt erover gepraat? Wat wordt er dan gezegd? Geïnterviewde: Ja, als er iemand iets nieuws aanheeft. Hé, waar heb je dat gekocht? Of ik heb iets leuks gezien in die winkel, je moet eens gaan kijken. Of we zeggen dat ook als we vinden dat er iemand eens een nieuw T-shirtje nodig heeft. Ook als er iemand passeert dan zeggen we wel van amai, wat heeft die aan. Of die daar heeft leuke kleren aan. Interviewer: Wordt er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Neen. Bij mijn zus is dat wel zo. Die komt soms thuis met een trui van haar vriendin. Mijn vriendinnen die wonen verder en zie ik enkel op school.
Interviewer: Zijn er andere mensen die jouw kledij bepalen of hun zeg hebben in de keuze van jouw kledij? Waarom? Geïnterviewde: Ik heb zo een groepje op school met 3 vriendinnen, die zijn wel belangrijk. Ook andere mensen van mijn klas, als die commentaar geven op mijn kleren. Ook mijn familie. Interviewer: Zijn er mensen wiens advies je meer opvolgt? Geïnterviewde: Ja, ik heb nu een vriendje. Moest hij zeggen van dat is mooi, zou ik het sneller kopen. Nadat de recorder is afgezet beginnen moeder en dochter nog over kleren te praten. Moeder brengt vaak kleren mee voor Liese uit een tweedehandswinkel. Liese is daar dan niet bij. Die tweedehanswinkel is dichter bij het werk van de moeder. Liese draagt deze kleren even vaak als haar andere kleren. Ze zegt dat haar moeder haar smaak kent. ¼ van haar kast bestaat uit tweedehandskleren. Liese zegt dat deze zeker niet van slechtere kwaliteit zijn. Ze draagt toch niet graag merken. Haar mama heeft eens een oranje trui gekocht (tweedehands) die ze wel mooi vond. Maar bovenaan stond Oneil erop. Daarom wil ze die trui niet dragen.
Stephanie, 1990, Afsnee (SVVHI Deinze, 3e jaar, TSO) Interviewer: Als je eens denkt aan de kleren die je allemaal draagt, wat komt er dan in je op? Geïnterviewde: Ik draag losse kleding. Zo van die strakke dingen zoals die nu in de mode zijn, draag ik niet. Allé, toch niet vaak. Interviewer: Waarom draag je dat niet zo vaak? Geïnterviewde: Hoh, ik weet het niet. Die smalle T-shirts die vind ik soms wel mooi. Maar die smalle jeans...dat vind ik niet mooi. Dat past niet bij mij. Veel mensen vinden dat dat wel bij mij past. Maar ik vind dat ik er dan wat zwaarder uitzie en dat vind ik niet leuk. Interviewer: Als je eens denkt aan je kleerkast, wat ligt daar dan allemaal in? Geïnterviewde: Simpele dingen zoals een gewone T-shirt zonder tekst of tekeningen erop. Een rok heb ik ook, maar die doe ik niet zo veel aan. Ik heb wel een aantal broeken, dat is vooral jeans. Die zitten los. Ik heb ook veel truien vooral voor te lopen. Ik sport veel dus heb ik veel kleren voor te sporten: dingen die gemakkelijk zitten. Interviewer: Vind je dat je genoeg kleren hebt? Geïnterviewde: Ja, ik heb veel kleren. Van rokken heb ik er dus maar 1 maar die doe ik eigenlijk wel vrij veel aan. Van broeken heb ik er toch een stuk of 5. Van T-shirts heb ik er een stuk of 40. Ik denk dat het er zelf meer zijn. En ik denk zo een 13-14 truis. Interviewer: Welke vorm hebben jouw kleren? Geïnterviewde: Van broeken draag ik graag jeans. Deze die ik hier aan heb, tjah wat is dat. Katoen zeker? Dat zijn echt wel allemaal losse broeken. Mijn T-shirts en truien, dat is verschillend. Voor te sporten doe ik losse T-shirts aan. En anders, in de zomer, draag ik topjes en die spannen wel. Interviewer: Welke kleuren draag je? Geïnterviewde: Oh, alle kleuren! Interviewer: Zijn er geen kleuren die je liever niet draagt? Geïnterviewde: Roze zie ik toch niet zo graag. Soms zou ik wel eens roze aandoen, maar dat is uitzonderlijk. Anders wordt het te babyachtig. Interviewer: Naar welke kledij gaat jouw voorkeur uit? En waarom? Geïnterviewde: Een jeansbroek, een praktische jeansbroek en een gemakkelijke trui en Tshirt. Zo loop ik op mijn gemakje en voel ik mij comfortabel. Als het is voor weg te gaan zal ik wel eens een specialere jeansbroek ofzo aandoen. Interviewer: Wat is er dan specialer aan die broek als je weggaat? Geïnterviewde: Jah, hoe moet ik dat zeggen. Meer een uitgaansbroek, meer meisjesachtig. Niet zo van die broeken waar ik mee sport en die ik vaak draag. Dat zijn broeken die toch ni spannen maar wel wat meegaan met uwen vorm. Vrouwelijker dus. Interviewer: Heb je een bepaalde stijl en kan je die beschrijven? Geïnterviewde: Hoh, ik weet niet goed welke soort stijlen je allemaal hebt. Ik denk dat ik een beetje vanalles aanheb. De ene keer zie ik er zo uit, de andere keer zie ik er anders uit. Maar het is niet alsof ik op zoek ben naar een bepaalde look als ik ga winkelen. Als ik iets moois zie dan koop ik dat gewoon. Dat doet er niet toe tot welke stijl dat hoort. Ik volg wel de mode maar een beetje met achterstand zo.
Interviewer: Welke kleren draag je in je vrije tijd? Geïnterviewde: De kleren die ik allemaal al gezegd heb. Dingen die goed zitten. Ik doe eigenlijk alleen maar een beetje andere kleren aan als ik uitga. Thuis draag ik vaak een joggingsbroek omdat dat gemakkelijk zit. Dat zal ik wel niet aandoen om naar school te gaan, dan moet dat toch iets deftiger zijn. Allé ja, niet deftig deftig eh. Ma gewoon geen sportkleren. Interviewer: Had je aandacht voor de vorm en de kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Als je bijvoorbeeld gaat winkelen, op wat let je dan? Geïnterviewde: Ik kijk altijd of het op mijn lichaam past. Ik kijk ook of de kleur bij mij past. Gelijk knaloranje, dat past niet bij mij. Daar let ik wel op. Interviewer: Welke kledingsstukken draag je het meest en waarom? Geïnterviewde: Broeken. En waarom? Jah, ik ben dat gewoon en dat zit wel gemakkelijker. Een rok doe ik wel aan hoor maar dan enkel voor in de zomer. In de winter is dat veel te koud. Ik vind het dan veel gemakkelijker om een broek aan te doen. En aangezien ik in de winter geen rokken draag, heb ik meestal een broek aan. Interviewer: Moet je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Neen. We mogen dragen wat we willen. Interviewer: Zijn er bepaalde regels in verband met kledij? Geïnterviewde: Ahja, dat wel maar dat zijn er niet veel. Je mag geen minirokje aandoen of een topje met spaghettibandjes. Maar anders zijn er geen regels denk ik. Maarja, die minirokjes draag ik sowieso niet, dus ik heb daar geen last van. Interviewer: Draag je andere kledij om naar school te gaan dan de kledij die je draagt in je vrije tijd? Geïnterviewde: Neen. Allé, wel geen sportkleren zoals ik gezegd heb eh. Maar dat verschilt niet veel ze, dat is eigenlijk dezelfde kledij. Interviewer: Heb je speciale kledij voor bijvoorbeeld een familiefeest? Geïnterviewde: Jaja, dat zijn zo kleren die ik maar 2 keer in een jaar draag. Gelijk voor een communiefeest doe ik wel ne keer speciale kleren aan. Dat zijn dat eens linnen kleren die wat duurder en specialer zijn. Interviewer: Hebben die linnen kleren ook een andere kleur of vorm dan jouw andere kleren? Geïnterviewde: Ja, de kleur. Het is dan veel bleker. Mijn broeken die zijn allemaal wat donkerder. Gelijk mijn jeansbroeken, dat is wat donker blauw of zwart. Maar bij die kleren is dat beige of wit. Interviewer: Is er een reden waarom die kleren lichter van kleur zijn? Geïnterviewde: Hoh ja, dat komt feestelijker en luchtiger over. Interviewer: Je zei daarnet al dat je soms andere kleren draagt als je uitgaat? Geïnterviewde: Ja, dat is dan toch meer mijn vrouwelijke kant. Een jeansbroek die toch meer uw vormen toont dan zo een katoenen. En een topje dat meer aansluit. Dan wil ik wel een beetje sexy zijn. Dat zijn ook vaak witte en zwarte kleren met wat glitteringen op. Dat doe ik niet aan om naar school te gaan. Dan doe ik gewoon rood of blauw ofzo aan.
Interviewer: Waarom draag je bij het uitgaan wel kleren die meer aansluiten en waarin je je sexy voelt? Geïnterviewde: Hoh, dat hoort er gewoon bij. Iedereen probeert er dan toch mooier uit te zien. Iedereen ziet er dan zo een beetje uit. Moest je die kleren overdag dragen zouden mensen al rapper eens kijken van wat heeft die aan. Maar als je uitgaat is dat doodnormaal. Interviewer: Welke functie heeft de kledij die je draagt? Waarom draag je de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Ik vind mijn kleren mooi...en praktisch. Het zit goed. Dat vind ik wel belangrijk, dat ik op mijn gemak ben. Interviewer: Hoe zag een dag winkelen er bij jou uit? Geïnterviewde: Dat verschilt wel ze. Als ik met mijn mama ga shoppen dan kan dat een hele namiddag zijn of een hele dag. Het kan ook zijn dat we op 10 minuten gedaan hebben. Maar als ik met vriendinnen ga, dan is dat een hele namiddag. Dan is dat winkel in en winkel uit. En dan is dat van doet dat eens aan en doet dit eens aan. Bijna in elke winkel passen we dan wel iets. En als het mooi is, dan koop ik het eh. Interviewer: Je spreekt over je mama. Ga je soms winkelen met je papa? Geïnterviewde: Ja heel soms. Maar ik zie hem bijna nooit want hij werkt heel veel. Als het rond Nieuwjaar is of kerstmis is of als we eens een uitstap doen, dan durft hij wel eens meegaan. Maar dat is dus wel minder dan met mijn mama. Maar ik vind eerlijk gezegd dat mijn papa wel nog een goede smaak heeft. Als hij zegt van doet dat eens aan, dan is dat wel nog mooi. Mijn mama zegt ook vaak van doet dat eens aan maar dat past dan helemaal niet bij mij. Maar bij mijn papa, als hij meegaat, dan past het wel goed wat hij voor mij uitkiest. Interviewer: Naar welke winkels ga je? Geïnterviewde: L&L, H&M, JBC, Esprit, Chill out. Eigenlijk gewoon de winkels die ik tegenkom, dat doet er niet toe. Als ik in de vitrine mooie kleren zie ga ik gewoon binnen. Interviewer: Zijn er winkels waar je om een bepaalde reden niet binnen gaat? Geïnterviewde: Echt heel dure winkels niet. Ahja en naar de Pimpkie en de Coolcat ga ik ook vaak. Interviewer: Als je ging winkelen, heb je dan specifiek voor ogen wat je wilt? Geïnterviewde: Jah, meestal zeg ik wel op voorhand van dat moet ik hebben maar dan kom ik meestal met iets anders naar huis. Gewoon wat ik mooi vind, dat breng ik mee. Allé ja, als het niet te duur is. Ik wou zo een keer een T-shirt met een gitaar op en ik was dan naar 't stad gegaan om dat te zoeken en ik ben met 2 truien naar huis gekomen. Ik had dus helemaal iets anders mee. Mijn mama vraagt dan of ik gekocht heb wat ik zocht. Jah, neen eh mama. Maar als ik naar iets specifieks op zoek ben, dan vind ik dat vaak niet. Interviewer: Draag je merkkledij? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Welke merken draag je dan? Geïnterviewde: Oneil en Quicksilver. Veel van mijn kleren zijn van merken eigenlijk. Niet zo specifiek iets, het is wel verschillend. Ik heb ook heel veel kleren van Esprit.
Interviewer: Waarom draag je vaak merkkledij? Geïnterviewde: De truien van Oneil vind ik echt wel mooi. Ik vind de kwaliteit er eerlijk gezegd ook wel beter van. Het is duurder dan bijvoorbeeld de H&M maar ik vind het mooi en van goede kwaliteit. Interviewer: Als je eens rond je kijkt, bij vrienden en schoolgenoten, zijn er dan bepaalde merken in? Geïnterviewde: Esprit wordt heel veel gedragen. Dat is dan wel vooral bij de meisjes, bij de jongens is het Oneil. Interviewer: Hoe vaak ga je gaan winkelen? Geïnterviewde: Niet zo heel vaak ze. Ik heb ook bijna geen tijd, ik volg creatie op school en wij moeten daarvoor heel veel knutselen. Ik denk dat ik ongeveer 1 keer per maand ga winkelen. Interviewer: Koop je dan ook altijd iets? Geïnterviewde: Toch bijna altijd. Maar dat hoeft niet per se ze. Ik vind het gewoon leuk om rond te lopen met goed gezelschap en wat plezier te maken. Maar meestal komt het er dan toch van dat ik het niet kan laten om een T-shirtje ofzo te kopen. Interviewer: Koop je al jouw kleren of wordt die ook soms gemaakt? Geïnterviewde: Neen, ik koop alles. Op school moeten we wel soms naaiwerkjes maken. Vorig jaar was ons eerste jaar steken en dan mochten we een soort baljurk zelf volledig ontwerpen. Degene die ik gemaakt had stond mij nog goed ook, maar dat was wel toevallig ze. Maar we mochten die niet meenemen naar huis, dat vind ik wel jammer. Interviewer: Koop je soms kleren in tweedehandswinkels? Geïnterviewde: Neen, ik ben daar nog nooit binnen geweest. Maar soms krijg ik eens iets van een vriendin als het bijvoorbeeld te klein is geworden voor haar. Interviewer: Gebeurt dat regelmatig? Geïnterviewde: Neen, meestal ben ik degene die mijn kleren weggeef. Interviewer: Als je dan eens kleren krijg die van iemand anders zijn geweest, draag je die dan even vaak als je eigen kleren? Geïnterviewde: Als ik het mooi vind wel. Als het niet mooi is geef ik het zelf weer door aan een kringloopwinkel ofzo. Maar als ik het dus mooi vind dan doet ik dat even vaak aan. Er is toch niemand die dat ziet, dat het tweedehands is. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Sommige dingen wel en andere niet. Kleren die zeer gewoon zijn daar denk ik van: als ze kapot zijn, dan zijn ze voor de vuilbak eh ahja. Maar als ik een dure broek heb dan let ik wel op dat ik ze niet kapot maak. Interviewer: Gaat het er dan om omdat het dure kleren zijn of ook omdat je ze zo mooi vindt? Geïnterviewde: Alle twee. Soms vind ik een trui zo mooi dat als hij te klein is, dat ik hem nog niet wil wegdoen of aan iemand anders geven. Soms als mijn mama een dure broek gekocht heeft zegt ze dat ik moet opletten dat er niets aan is. Dan let ik er wel op dat ze niet kapot gaat.
Interviewer: Ben je bewust bezig met kledij en mode? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Als ik ga winkelen zie ik pas van ah dat is weer in de mode. Soms koop ik dat dan en ben ik weer wat mee met de mode. Na een tijdje, hoe meer ik er naar kijk, hoe mooier dat ik het vind. Interviewer: Koop je soms dingen die in de mode zijn enkel omdat het in de mode is? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Dat doe ik niet. Ik koop enkel dingen die ik mooi vind. Mijn mama koopt soms een broek voor mij en dan komt ze daar mee thuis. Soms vind ik die echt niet mooi en dan verdwijnt dat in de onderste lade van mijn kast. In die onderste lade zitten de kleren die ik bijna niet aandoe. Dat zijn wel meestal dingen die mijn mama gekocht heeft. Interviewer: Ze koopt soms kledij waar jij niet bij bent? Geïnterviewde: Ja, eigenlijk wel vrij veel. Soms is het wel mooi ze. Maar niet altijd. Interviewer: Zeg je het dan ook, dat je het niet mooi vindt? Geïnterviewde: Ze ziet dat wel aan mijn gezicht ze. Interviewer: Spelen vrienden of familie een rol in de kleren die je draagt? Geïnterviewde: Soms zegt mijn oma dan: wat heb je nu weer aan, je buik is bloot. Maarja, dat zijn oude mensen eh. Ik lach dan eens en trek mij dat toch niet aan. Als ik met mijn vriendinnen ga winkelen en ik vind iets mooi en zij ook, dan zal ik het zeker kopen. Maar als ik nu zeg van amai dat is een mooi T-shirtje en zij zeggen ah neen dat is lelijk, dan zeg ik gewoon: ik moet het dragen hé en gij niet. Soms durf ik er wel voor uitkomen maar niet altijd. Dan zeg ik van oké, dan zwijg ik wel. Maar meestal zijn we wel gelijk. En ja, mijn papa die geeft ook wel goed advies hé. Interviewer: Bekijk je soms modebladen of boekjes waar er kleren instaan? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Welke zijn dat dan? Geïnterviewde: Een beetje vanalles. Alles wat hier toekomt kijk ik in. Dat zijn van die catalogussen van Neckermann. Daar kijk ik wel veel in. Interviewer: Zijn er boekjes die je meer aanspreken dan andere? Geïnterviewde: Neen, ik vind het een beetje allemaal hetzelfde. Overal vind je wel iets dat hetzelfde is. Interviewer: Volg je de mode? Geïnterviewde: Hoh, ik heb al gezegd dat ik het gevoel heb dat ik altijd een beetje achter kom eh. Nu zie je ook zo truien met ruitjes op. Dat heb ik mij ook gekocht. Ik zie er nu veel mee rondlopen en dan durf ik dat ook wel eens te kopen. Als ik ook zie dat er bepaalde vormen van truien en T-shirts in zijn dan durf ik dat ook wel eens te kopen. Maar dat gebeurt niet heel veel. K heb niet echt het gevoel dat ik de mode volg maar wel dat ik er een beetje in zit. Ik ga niet zo zeggen van dat is in de mode, ik moet dat nu ook hebben. Dat doe ik niet. Ik kijk ook altijd een beetje naar de prijs. Als het in de mode is en het is duur, dan koop ik het zeker niet.
Interviewer: Wat is er volgens jou op dit moment in de mode? Geïnterviewde: Zo van die smalle jeansbroeken, dat zie je veel. Ook van die truien die lang zijn, die over je poep komen. Maar dat wordt gelijk vooral door vrouwen die iets ouder dan mij zijn gedragen. Mjah voor de rest weet ik het niet goed. Interviewer: Kijk je op televisie soms naar programma’s die rond mode draaien of let je op de kleren die presentatoren of acteurs dragen? Geïnterviewde: Ja, soms kijk ik wel naar zo een programma. Maar dat is dan voor het kapsel omdat ik mijn haar eens anders wil doen en dan kijk wat voor een advies dat ze geven. Dan kijk ik wel van ah dat zou nog mooi zijn of dat. Maar ik kijk daar enkel naar als er niets anders op tv is. Interviewer: Je kijkt niet voor de kleren? Geïnterviewde: Neen. Maar soms kijk ik wel eens via internet op een bepaalde site van een merk en kijk ik wat er mooi is. Interviewer: Naar welke sites ga je dan? Geïnterviewde: Esprit en Oneil. Interviewer: Als je via het internet naar kleren kijkt, ga je die dan soms bestellen of gaan zoeken in de winkel? Geïnterviewde: Heel soms bestel ik eens online maar dat gebeurt niet heel veel. Als ik zeg mama mama, dat is mooi, dan zegt ze wel ’t is goed, bestel het maar. Soms gaan we ook gaan kijken in de winkel en gaan we dat gaan zoeken. Maar dan kom ik meestal met allemaal andere dingen naar huis. Dan is mijn kast weer wat bijgevuld. Interviewer: Heb je een voorbeeld op het gebied van kleren? Een bekend persoon of iemand uit je omgeving? Geïnterviewde: Mm neen. Ik doe aan wat ik graag zie. Een voorbeeld heb ik niet. Interviewer: Ging je soms naar modeshows of plaatsen waar erg op kleren gelet werd? Geïnterviewde: Neen. Ahja, naar concerten ga ik wel eens. Interviewer: Doe je daar andere kleren aan dan degene die je in je vrije tijd draagt? Geïnterviewde: Dan doe ik wel mijn schoolkleren aan, die iets deftiger zijn. Als het een concert is van hippe mensen, zo wat jonger volk, dan durf ik wel eens mijn uitgaanskleren aan te doen. Kleren die wat strakker en chiquer zijn. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Hoh, ik heb geen problemen met een korte rok of een decolleté maar zelf doe ik het niet aan. Ik vind dat wel mooi maar dat is niets voor mij. Interviewer: Waarom is dat niets voor jou? Geïnterviewde: Ik vind dat dat niet past bij mij. Misschien ben ik een non, ik weet het niet. Maar ik vind dat dat niet past bij mij. Interviewer: Heb je bepaalde gevoelens bij jouw kleren? Geïnterviewde: Hoh, dat hangt er van af. Als er een fuif is dan wil er mooi en sexy uitzien. Als het school is, is dat maar iets gewoons. Hoh, ’t is maar school. Gewone kleding, waar ik gemakkelijk in zit. Ik heb eigenlijk niet zo veel verschillende soorten kleren.
Interviewer: Is er soms discussie met jouw ouders over jouw kleren? Geïnterviewde: Neen. Ze hebben nooit commentaar op hoe mijn kleren er uitzien. Interviewer: En over de hoeveelheid kleren of de prijs? Geïnterviewde: Ahja, dat wel. Ik heb zo een keer een truitje gekocht en dat koste 75 euro. Dan zei mijn mama wel van zijde zot, ge kunt dat voor 10 euro kopen. Maar dat is wel al veranderd. Vroeger was dat vaker maar nu ben ik wel veranderd. Nu ben ik het die zeg amai dat is duur, dat ga ik niet kopen ze. En dan zegt mijn mama: maar jawel, koop maar. Dus veel discussie erover is er niet ze. En dan zeker niet over de kleding zelf, hoe ze er uit ziet. Interviewer: Hoe wordt kledij in jouw vriendenkring ervaren? Wordt er vaak over gepraat? Geïnterviewde: Soms wordt er wel eens gezegd: in die winkel is er een nieuwe collectie en die is echt wel mooi. Dat wel, maar voor de rest... Interviewer: Wordt er soms kledij geruild tussen jou en jouw vriendinnen? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Een T-shirt ofzo durven we wel eens ruilen. Dat is leuk om eens iets anders te kunnen dragen. Interviewer: En welke kledingsstukken worden dan wel eens geruild? Geïnterviewde: Broeken niet, maar wel T-shirts en truien. Ook als het koud is en ik heb een dikke trui aan en een ander meisje niet en die heeft koud, dan durf ik wel eens mijn trui aan haar te lenen. Dan loopt zij daar wel een hele dag mee rond. Maar dat gebeurt echt niet veel ze. Interviewer: Zijn er nog mensen die hun zeg hebben in de kledij die je draagt? Bijvoorbeeld een vriendje, grootouders? Geïnterviewde: Neen. Mijn vriendje die zegt daar niets van. Ik wel. Ik zeg wel eens van doe een andere trui aan of koop eens dit of dat. Maar hij niet van mij. Hij zegt dat ik altijd goede kleren heb. Interviewer: En nog andere personen? Je zei bijvoorbeeld dat je oma soms opmerkingen geeft. Geïnterviewde: Jah, maar daar lach ik mee hé. Oma ’t is een nieuwe tijd hé. Maar anders is er niemand. Interviewer: Wil je nog iets vertellen over jouw kleren? Geïnterviewde: Neen, niet dat ik weet.
Charlotte, 1992, De Pinte (Sint Paulus, 3e jaar, ASO) Interviewer: Als je eens denkt aan de kleren die je allemaal draagt, wat komt er dan in je op? Geïnterviewde: Ik draag vaak broeken. Ik draag ook donkere kleren. Interviewer: De kleren die je nu aanhebt, zijn dat kleren die je vaak draagt? Geïnterviewde: Ja, dat is wel mijne stijl ze. Interviewer: Kan je eens beschrijven wat je aanhebt? Geïnterviewde: Ik heb nu een zwarte jeansbroek aan, die spant. Ik heb daar een zwarte riem ingestoken met zo van die zilverkleurige piekjes. Ik heb een gewone zwarte T-shirt aan die zo tot aan mijn nek komt. Mijn pull is lichtgrijs met zwarte sterretjes op. Aan mijn armen heb ik nog een zwarte armband ook met die piekjes en aan mijn ander hand een zwart sjaaltje. Zo zie ik er ook meestal uit. Interviewer: Waarom draag je donkere kleren? Geïnterviewde: Ik weet het niet, ik vind dat mooi. Interviewer: Als je eens denkt aan je kleerkast, wat ligt daar dan allemaal in? Geïnterviewde: Broeken, rokken, kleedjes, topjes, riemen, armbanden, schoenen. Ik heb eigenlijk wel veel kleren vind ik. 'k heb wel 6 paar broeken denk ik. Interviewer: Zijn er dingen die je zeker niet wil dragen? Geïnterviewde: Ja, zo roze en geel, van die flashy kleuren. Interviewer: Is er een reden waarom je dat niet draagt? Geïnterviewde: Ja, ik vind dat marginaal. Interviewer: Wat bedoel je met marginaal? Geïnterviewde: Jah, 'k weeni. Ik kan dat moeilijk uitleggen. Ja gewoon lelijk eigenlijk bedoel ik. Interviewer: Naar welke kledij gaat jouw voorkeur uit? En waarom? Geïnterviewde: Als het warm is draag ik liever een rok of kleedje, dat is dan veel gemakkelijker. En anders is het veel te warm. Maar meestal draag ik toch wel broeken. Interviewer: Welke vorm hebben jouw broeken? Geïnterviewde: Oh, jah, ze spannen toch wel. En ze zijn vrij smal onderaan. En ik heb vooral jeansbroeken. Interviewer: Je zegt dat je meestal broeken draagt, wat draag je daar dan boven? Geïnterviewde: Een doodgewone T-shirt of een topje en een trui. Soms doe ik ook en een topje en een T-shirt aan. Zo van die laagjes. Dat mag wel niet te veel spannen. Allé ja, dat zit niet heel los hé, maar ook niet te. Interviewer: Waarom mag dat niet te veel spannen? Geïnterviewde: Anders zit dat niet gemakkelijk. Ik vind dat kleren vooral gemakkelijk moeten zitten.
Interviewer: Heb je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Ja, toch een beetje. Interviewer: Welke stijl heb je volgens jou? Geïnterviewde: Jah zo een metal-emo stijl. Interviewer: Kun je dat eens beschrijven wat dat is? Geïnterviewde: Dat zijn vooral zwarte, donkere kleren en zo tekeningen op. Dat doet er niet toe wat. Dat kunnen sterretjes zijn of appels of nog andere gekke tekeningen. Riemen zijn ook belangrijk, gelijk die ik draag. Interviewer: Zijn er nog dingen belangrijk bij die stijl voor jou? Geïnterviewde: Ja, accessoires. Ik draag veel zwarte armbanden en sjaaltjes, ook zwarte. Ik doe die zowel rond mijn nek als rond mijn armen. Ik draag ook zwarte oorbellen soms. Interviewer: De stijl die je nu hebt, heb je die al lang? Geïnterviewde: Dat is vorig jaar zo een beetje begonnen. Dat is zo verder en verder gegaan. Eerst wat dat eens zo een riem, dan een zwarte trui en dan op den duur volledig donker. Interviewer: Is er een reden voor hoe je bij die stijl bent gekomen? Geïnterviewde: Ja, ik weet het niet. En eens mocht ik alleen met mijn vriendinnen gaan shoppen en ben ik in bepaalde winkels binnen gegaan. Ik ben die kleren dan meer en meer beginnen kopen. Interviewer: Welke kleren draag je in je vrije tijd? Geïnterviewde: De kleren die ik eigenlijk altijd draag. Op school mag ik wel geen topjes dragen en thuis ga ik dat wel doen. Maar anders is dat een zwarte jeansbroek met daar een donkere T-shirt op en een donkere trui met een rits ofzo. Interviewer: Besteed je aandacht voor de vorm en de kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Interviewer: Waar let je dan op? Geïnterviewde: Dat mijn T-shirts en truien niet te veel spannen en dat ze niet te kort zijn. Ik moet het vooral ook mooi vinden hé. Interviewer: Waarom mag het niet te kort zijn en niet te veel spannen? Geïnterviewde: Als het te kort is en het spant te veel en je doet je armen omhoog, dan verkruipt dat allemaal. Dan moet je de hele tijd aan je kleren lopen trekken. Dat is vervelend. Interviewer: Voor de kleur heb je ook aandacht? Geïnterviewde: Ja, 't moet bij elkaar passen en 't moet vooral donker zijn. Interviewer: Welke kledingsstukken draag je het meest en waarom? Geïnterviewde: Topjes en truien, want broeken en rokken wissel ik wel regelmatig. Maar ik heb niet echt lievelingskleren. Interviewer: Moet je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Neen.
Interviewer: Zijn er bepaalde regels in verband met kledij? Geïnterviewde: Je mag wel geen topjes dragen en je rok mag niet boven de knie zijn. Ook geen blote rug en een niet te diepe decolleté. Interviewer: Draag je die dingen dan wel buiten de school? Geïnterviewde: Ja, dat kleedje dat ik heb, daarvan is de rug wel bloot. Maar eigenlijk draag ik thuis ook wat ik op school aandoe. Interviewer: Heb je speciale kledij voor bijvoorbeeld een familiefeest? Geïnterviewde: Ja, toch wel ezo een chiquer kleedje. Interviewer: Waarom draag je daar een ander soort kleren? Geïnterviewde: Omdat ik moet van mijn mama. Zij vindt dat ik dan wat properder moet gekleed zijn. Interviewer: Hoe zijn die kleren dan anders in vergelijking met de kleren die je anders draagt? Geïnterviewde: Ja, de kleur is anders. Dan is dat eens bruin, wit en grijs. Maar het zullen toch geen felle kleuren zijn ze. Interviewer: Draag je die kleren graag? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Ja, ik voel er mij niet gemakkelijk in en ik vind de kleuren ook niet zo mooi. Dat past niet echt bij mij vind ik. Interviewer: Ga je soms weg met vrienden en welke kledij draag je dan? Geïnterviewde: Dan draag ik vaker een rok met een topje. Interviewer: Waarom is dat zo? Geïnterviewde: Mjah, ik wil mij dan mooi voelen. En er een beetje vrouwelijk uitzien. Interviewer: Welke functie heeft de kledij die je draagt? Waarom draag je de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Ik vind het logisch dat ik er mooi wil uitzien. Ik wil mij vooral goed voelen in mijn kleren en ik vind dat je niet kleren moet dragen omdat je een bepaald iemand wil zijn. Gewoon dragen waar je je goed in voelt. Interviewer: Zijn jouw vrienden zoals jou gekleed of hebben die een andere stijl? Geïnterviewde: Sommige vrienden zijn zoals mij gekleed en andere een beetje anders. Die dragen wat meer kleurtjes. Maar veel verschilt dat niet. Interviewer: Hoe zag een dag winkelen er bij jou uit? Geïnterviewde: Ik ga meestal gaan winkelen met mijn beste vriendin en dat duurt ongeveer zo een halve middag. Van 2u tot 6u ofzo, tot dat de winkels sluiten. We gaan dan naar de H&M, Bershka en de Zara meestal. Interviewer: Waarom ga je specifiek naar die winkels? Geïnterviewde: Omdat ik vind dat ze daar mooie kleren hebben. Dat is meer mijn stijl.
Interviewer: Ga je soms winkelen met je ouders? Geïnterviewde: Soms ga ik eens met mijn mama maar dat is dan ook met een vriendin bij. Zij heeft dan haar kaart mee en dan kan ik meer kopen. Mijn zus loopt dan bij mijn mama en ik bij mijn vriendin. Interviewer: Als je ging winkelen, heb je dan specifiek voor ogen wat je wilt? Geïnterviewde: Soms. Het kan zijn dat ik de vorige keer iets moois heb zien liggen en dat ik dan niet genoeg geld bij mij had. Maar meestal heb ik niet echt iets nodig en koop ik toch nog veel. Interviewer: Draag je merkkledij? Geïnterviewde: Ja, soms wel. Interviewer: Welke merken zijn dat dan? Geïnterviewde: Ik draag esprit en Mexx. Van schoenen zijn dat Allstars en Vans. Interviewer: Waarom draag je vaak merkkledij? Geïnterviewde: Ik vind dat mooie kleren. Een andere reden is er daar niet voor. Interviewer: Als je eens rond je kijkt, bij vrienden en schoolgenoten, zijn er dan bepaalde merken in? Geïnterviewde: Allstars en Vans worden veel gedragen. Ze vinden dat mooi en sommige willen dat dragen om er bij te horen. Ze denken dan dat dat in is. Interviewer: Hoe vaak ga je gaan shoppen? Geïnterviewde: Twee keer in een maand. Interviewer: Koop je altijd iets? Geïnterviewde: Ik koop altijd iets. Niet altijd veel eh. Dat kan gewoon eens een T-shirt zijn. Interviewer: Ga je soms naar tweedehandswinkels? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Ik weet het niet. Ik vind dat raar om in andermans kleren te lopen. Een vriendin van mij doet dat wil. Maar ik, kweenie, ik vind dat vies. Interviewer: Wordt er kledij voor jou gemaakt? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Draag je kleren die je hebt gekregen van bijvoorbeeld nichten of je zus? Geïnterviewde: Vroeger als we klein waren gebeurde dat wel maar nu niet meer. Het is wel mijn zus die nu mijn kleren komt stelen. Zij is jonger dan mij. Interviewer: Draag jij ook kleren van jouw zus? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Interviewer: Doe je dat vaak? Geïnterviewde: Ja.
Interviewer: Wat ruilen jullie met elkaar? Geïnterviewde: Alles, broeken, truien, T-shirts, topjes, rokken. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Ja, ik vind mijn kleren belangrijk. Interviewer: Ben je bewust bezig met kledij en mode? Geïnterviewde: Toch wel een beetje. Interviewer: Vind je het bijvoorbeeld belangrijk om mee te zijn met de mode? Geïnterviewde: Neen, dat niet. Ik vind het gewoon belangrijk dat ik mij goed voel. Als mensen mij raar bekijken omdat ik iets anders aanheb, dan kan mij dat niet schelen. Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol in de keuze van kledij die je maakt? Geïnterviewde: Soms wel. Maar als ik het echt niet mooi vindt dat ga ik ook zeggen dat wil ik niet. Als ik iets echt mooi vind en mijn vrienden niet, dan ga ik het toch kopen. Maar als ik het zo een beetje mooi vind, dan ga ik het niet kopen. Maar dat zijn mijn vrienden, bij mijn familie is dat niet zo. Interviewer: Hoe komt het dat je familie hier geen rol in speelt? Geïnterviewde: Hoh ja, kweeni. Mijn mama is te oud. Zij laat mij mijn ding doen. Interviewer: Bekijk je modebladen of tijdschriften waar er kleren in staan? Geïnterviewde: Ja, in de Joepie staan er kleren. Ik vind dat wel leuk om daar eens naar te kijken. Interviewer: Spreken die jou aan? Geïnterviewde: Ja soms. Interviewer: Wat spreekt er jou dan aan? Geïnterviewde: Ja, ze zijn soms zwart die kleren. En dat vind ik mooi. Ik koop de Joepie bijna elke week. Interviewer: Zijn er nog tijdschriften of kranten waar je in kijkt? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Volg je de mode? Geïnterviewde: Ja, ik vind die kleren mooi. Maar ik doe dat voor mijzelf. Het is niet omdat het mode is dat ik het ga volgen. Interviewer: Wat is volgens jou in de mode? Geïnterviewde: Zo van die marginale dingen gelijk Bikkembergs. Ook gelijk dat ik gekleed ben, emo, zie je veel. Interviewer: Kijk je op televisie of internet naar sites of programma's die rond kledij en mode draaien? Of let je bijvoorbeeld op de kledij die bepaalde presentatoren dragen of acteurs? Geïnterviewde: Neen. Ik kijk soms naar die programma's. Ik vind dat wel grappig maar ik vind dat niet echt mooie kleren. Dat is mijn stijl niet.
Interviewer: Heb je een voorbeeld op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Ja, ik heb wel een voorbeeld maar dat is niemand bekend ofzo. Dat is iemand uit mijn vriendenkring. We gaan vaak samen gaan winkelen. Als zij dan zegt dat iets mooi is, dan ga ik dat rapper kopen. Zij heeft dezelfde stijl als mij. Interviewer: Ging je soms naar modeshows of plaatsen waar erg op kleren gelet werd? Geïnterviewde: Ja, ik ga soms naar concerten. Interviewer: Welke kleren draag je dan? Geïnterviewde: Dezelfde als die ik anders draag. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Mijn ouders zeggen altijd dat mijn kleren mooi zijn. Ik weet niet of dat dat waar is. Interviewer: Heb je bepaalde gevoelens bij jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, soms wel. Ik draag mijn kleren graag en ik wil mij goed en mooi voelen. Interviewer: Zijn er discussies met jouw ouders over jouw kleren? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Interviewer: Over de kleur, de vorm, de prijs of hoeveelheid kleren? Geïnterviewde: Ahja, dat wel. Ze zeggen dan van je hebt al zoveel kleren ga je nu weeral gaan shoppen. Maar dat is meer mijn zus die er over zaagt dan mijn ouders. Ze is jaloers. Interviewer: Hoe wordt kledij in jouw vriendenkring ervaren? Zijn jullie er vaak mee bezig of wordt er vaak over gepraat? Geïnterviewde: Soms wel ja. Als we iemand zien lopen die we niet zo leuk vinden dan lachen we wel van wat heeft die nu weer aan. Maar ik doe dat wel enkel bij mijn vriendinnen en niet bij mijn vrienden. Die vinden dat belachelijk als we weer over kleren aan het praten zijn. Interviewer: Wordt er kledij geruild tussen jou en jouw vriendinnen? Geïnterviewde: Soms eens een trui of een T-shirt of een topje. Dat gebeurt af en toe wel een keer. Interviewer: Waarom doe je dat? Geïnterviewde: Ja, ik weet het niet. Dan kan ik eens iets anders aandoen. Interviewer: Zijn er nog andere mensen die iets te zeggen hebben over jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Wil je nog iets vertellen? Of heb je nog iets toe te voegen? Geïnterviewde: Neen.
Melanie, 1991, Wondelgem (Sint-Vicentius, 4e jaar, BSO) Interviewer: Als je eens denkt aan de kleren die je draagt, wat komt er dan in jou op? Geïnterviewde: Redelijk veel kleurtjes, streepjes en bolletjes. Maar ik draag ook effen dingen hoor. Ik heb ook veel truien met een rits. Ik draag ook veel jeansbroeken. Interviewer: Draag je dat ook liever, die jeansbroeken dan andere dingen? Geïnterviewde: Ja, dat zit gemakkelijk. Ik draag ook rokken hoor, maar minder vaak. Interviewer: Is daar een reden voor? Geïnterviewde: Dat weer hier! Het regent hier vaak en is ook vaker koud dan warm. Een broek zit ook beter dan een rok. Je kan je dan niet in elke positie zetten want anders zou je wel iets kunnen zien. Interviewer: Kun je eens beschrijven wat je nu aanhebt? Geïnterviewde: Een donkerblauwe jeansbroek die een klein beetje breder is onderaan. Daarboven heb ik een T-shirt aan met witte en blauwe strepen met een V-hals. Dat zijn eigenlijk de kleren die ik meestal draag. Dat is iets typisch voor mij. Interviewer: Als je eens jouw kleerkast voorstelt, wat ligt daar dan allemaal in? Geïnterviewde: Ik heb redelijk veel T-shirt vind ik met veel kleurtjes. Maar wel niet alle kleuren, want ik vind niet alle kleuren mooi. Ik heb ook een aantal T-shirts met lange mouwen voor als het tussenweer is. Ik heb ook een stuk of 5 truien maar ik draagt dat niet zo graag omdat ik daar rap in zweet. Ik heb ook veel truien met een rits. Vooral witte vind ik mooi omdat ik die dan ook met veel kan combineren. Ik heb ook een stuk of 3-4 rokken. Wel geen korte, maar die tot aan mijn knieën komen. Ik vind dat anders niet mooi. Dan heb ik ook nog een drietal jeansbroeken. Interviewer: Waarom draag je niet graag korte rokken? Geïnterviewde: Ik weet het niet. Ik vind dat een beetje te uitdagend. Ik wil niet dat je heel mijn benen ziet, dat vind ik te bloot. Interviewer: Zijn er bepaalde dingen die je zeker niet zou dragen en kan je daar ook een reden voor geven? Geïnterviewde: Zwart. Ik ben al heel mager en als ik veel zwart zou dragen, dan zou dat op niet veel trekken denk ik. Zo van die oranje en gele toestanden vind ik dan weer te flashy. Korte rokjes draag ik ook niet, maar voor de rest... Interviewer: Je let er op wat bij jou past en wat niet? Geïnterviewde: Ja, want je moet er toch een beetje deftig uitzien. Ik ben mager dus moet ik niet afkomen met zakken van kleren eh. Het moet wel bij mijn lichaam passen. Interviewer: Naar welke kleding gaat jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Een jeansbroek met een gewone T-shirt en een trui met een rits. Soms hebben die T-shirts een ronde hals en soms zijn die een beetje uitgesneden, een V-hals. Ik voel mij gewoon goed in die kleren. Die zitten gemakkelijk. Interviewer: Heb je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Een beetje. Ik wil niet vree opvallen dus dat is eerder een beetje sobere kleding. Maar als ik ergens naartoe gaat, dan is dat wel een beetje anders. Dan gaat het wat meer opvallen.
Interviewer: Kan je eens beschrijven wat jij met sobere kleren wil zeggen? Geïnterviewde: Een gewone jeansbroek met een T-shirt. Zo niets speciaals. Ik heb zo onlangs een kleedje gekocht met 1 bandje en daar zit groen en wit in en dat valt wel meer op. Dat zal ik niet zomaar dragen maar meer op speciale momenten. Interviewer: Is er een reden voor, waarom je liever speciale kleren aandoet als je ergens naartoe gaat? Geïnterviewde: Tijdens de week...Op school heb ik een beetje een beue klas en als ik dat zou dragen zou ik zeker commentaar krijgen. Ik durf niet alles dragen wat ik graag zie soms. Mensen waar ik mij goed bij voel, dan is dat allemaal wat losser en dan ga ik daar geen commentaar op krijgen. Interviewer: Welke kleren draag je overdag en verschilt dat van jouw avondkledij? Geïnterviewde: Meestal is dat toch die jeansbroek met een T-shirt. 's Avonds draag ik gewoon dezelfde kleren ze. Interviewer: Let je op de vorm en de kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Oh ja hoor, als ik ga winkelen dan koop ik dus maar heel weinig zwart. Zwart vermagert en dat hoeft bij mij echt niet. Oranje en geel passen ook niet bij mijn huidtype vind ik. Mijn kleren mogen ook niet los zitten. Het mag geen 'poef' zijn. Mijn kleren moeten wel aansluiten op mijn lichaam. Interviewer: Welke kleren draag je het vaakst? Geïnterviewde: Die jeansbroek met een blauwe T-shirt omdat ik vind dat blauw goed bij mij past. Dat staat mooi bij mij. Interviewer: Moet je een uniform dragen op jouw school? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Zijn er andere regels waar je je aan moet houden qua kledij? Geïnterviewde: We mogen geen spaghettibandjes dragen, de rokken mogen niet te kort zijn en de hakken mogen niet te groot zijn. Interviewer: Hou je je aan die regels? Geïnterviewde: Ja. Allé, eigenlijk niet. Ik draag wel bijvoorbeeld spaghettibandjes maar ik doe daar dan zo een trui met een rits boven dat niemand dat ziet. Zo valt het niet op dat ik een regel doorbreek. Interviewer: Draag je dezelfde kleren thuis als op school? Geïnterviewde: Thuis draag ik soms eens roze maar op school zal ik dat niet doen. Dat is zo een roze trainingsbroek. Dat kleur valt wel op en dat wil ik niet op school. Een trainingsbroek is ook wel een beetje slonzig voor op school. Ik wil niet als enige opvallen. Interviewer: Heb je speciale kleren voor bepaalde gelegenheden zoals een familiefeest? Geïnterviewde: Jaja, die kleren zijn dan een beetje specialer zoals met bolletjes of streepjes. Iets dat toch een klein beetje meer opvalt dan mijn sobere kleren. Interviewer: Heb je bijvoorbeeld ook speciale schoenen voor zo een gelegenheden? Geïnterviewde: Oh, maar dat is een heel verhaal ze, die schoenen. Ik heb hele kleine voeten en dat is een enorme zoektocht. Ook bij mijn kleren is dat zo. Ik vind echt niet gemakkelijk kleren, ik ben veel te klein. Ik vind dat echt heel erg. Mama: Ja, een puber die draagt toch graag wat mooie kleren en is daar ook veel mee
bezig. Zij kan niet altijd kopen wat ze graag ziet en voor haar is dat erg frustrerend. Geïnterviewde: Daardoor ben ik eigenlijk ook beperkt in mijn kleren. Ik kan niet dragen wat ik wil en de anderen die kunnen dat wel? Dat is erg frustrerend. Ik denk moest ik niet zo klein zijn dat ik mij wel opvallender zou kleden. Interviewer: Welke functie hebben jouw kleren voor jou? Waarom draag je de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Mijn kleren moeten mooi zijn. Ik probeer er ook altijd wat ouder uit te zien omdat ik er door mijn gestalte zo jong uitzie. Als ik iets niet mooi vind dan ga ik het niet kopen, ook is dat dan in de mode. De kleren moeten mij aanstaan. Interviewer: Hoe ziet een dagje winkelen er bij jou uit? Geïnterviewde: Als een grote zoektocht! Ik heb een verschillende smaak met mijn mama dus meestal ga ik met mijn oma. Zij vindt alles wat ik koop mooi. Ik ga ook regelmatig met mijn vriendinnen winkelen omdat zij mij ook steunen. Ze moeten natuurlijk ook wel veel geduld hebben met mij. Ik let wel op wat zij zeggen. Als ze mij mooi vinden met iets dan zal ik het sneller kopen. Ik geef ook graag advies aan hen. Ik kan niet zo veel kopen en dan vind ik het leuk om te zeggen wat er bij hen past enzo. Als ik met mijn mama ga winkelen dan hebben we bijna altijd ruzie. Mama: Ja, dat is waar. Dat loopt nooit goed af. Geïnterviewde: Ik wil dan eigenlijk alles kopen wat ik mooi vind maar mijn mama die vindt dat dan veel te groot voor mij en vind dan dat ik er zo lomp uitzie. Dan mag ik dat niet kopen van haar. Mama: Ja, ik ben altijd heel eerlijk tegen mijn kinderen. Ik geef altijd mijn mening. Ze moet kleren kopen die bij haar passen eh. Geïnterviewde: Tegen het einde van de dag ben ik dan zo gefrustreerd dat ik geen kleren vind dat ik zeker ruzie maak met mijn mama. Daarom ga ik liever met mijn oma winkelen, die geeft zoveel commentaar niet. Mama: Ja, ze heeft zo ooit botten gekocht die veeeeel te groot waren. Met haar kleine voetjes...het waren net containers die ze aanhad. Ik heb er haar mee teruggestuurd. Geïnterviewde: Dat was zo schaamtelijk! Oh dat was een vreselijk moment. Gelukkig dat ik er nu mee kan lachen. Interviewer: Naar welke winkels ga je zo allemaal? Geïnterviewde: De H&M en de C&A, meestal naar de kinderkledij. Soms koop ik ook dingen in de Esprit. Van mij mag dat niet te duur zijn, die kleren. Interviewer: Koop je ook altijd iets, als je gaat winkelen? Geïnterviewde: Ik kom toch zelden naar huis zonder iets te kopen moet ik zeggen. Ik koop heel veel handtassen en oorringen. Ik heb er een stuk of 30 denk ik. Ik heb ook veel kettingen. Ringen heb ik niet maar dat is enkel omdat ze mijn maat niet hebben. Moesten ze dat wel hebben, ik zou er ook veel kopen. Ik heb veel accessoires. Ik kijk wel altijd dat ze bij mij passen. Maar ik heb lange oorringen, korte, groene, gele. Ik heb ze in alle soorten. Interviewer: Neem je je tijd om te winkelen? Geïnterviewde: Ja, meestal is dat een volledige namiddag dat ik ga winkelen. Het is maar uitzonderlijk dat ik eens naar 1 winkel ga en rap weer weg ben. Dat is dan meestal dat ik iets specifiek nodig heb en weet waar het ligt. Interviewer: Waarom ga je eigenlijk specifiek naar de winkels die je daarnet opnoemde? Waarom geen andere? Geïnterviewde: Daar hebben ze kleren in mijn maat. In de H&M hebben ze al eens een
extra small waar ik in kan. Ik ben al blij als ik iets kan kopen. Daarom ga in niet zomaar in alle winkels rondlopen omdat ik anders toch gefrustreerd geraak en dat wil ik vermijden. Interviewer: Hoe vaak ga je winkelen? Geïnterviewde: Toch regelmatig. Ik denk ongeveer 1 keer per maand. In de vakantie is dat wel meer. Ik heb dan ook meer tijd en dan is dat leuk om met vriendinnen in 't stad rond te lopen en wat onnozel te doen. Interviewer: Draag je merken? Geïnterviewde: Neen, en ik heb daar verschillende redenen voor. Ik vind het eerst en vooral gewoon zijn geld niet waard. Dat is gewoon niet nodig. Andere kledij is ook mooi. Mensen die merken dragen hebben volgens mij veel geld en willen pronken met hun geld. Dat is te veel blabla. Interviewer: Eens je eens kijkt naar jouw vriendinnen of op jouw school, zijn er dan merken in? Geïnterviewde: Veel van mijn vriendinnen dragen geen merken. Ik zit ook in een beroepsschool en ik denk dat dat dan ook wel anders is ze. Veel van de gezinssituaties laten dat niet toe om veel geld aan kleren te hangen. Ik heb wel geluk met mijn ouders. Soms zie je wel eens Bikkembergs. Ik vind dat zo lelijk! Dat zijn dan van die dikke mensen die dat dragen, wiens vetkwabben er van onder komen. Er staat dan zo een domme voetballer op hun trui en je ziet dat ze in de verste verten niet aan sport doen. Dat is echt belachelijk. Dat is heel fout. Gelukkig dragen mijn vriendinnen dat ook niet. Interviewer: Worden jouw kleren soms gemaakt? Geïnterviewde: Neen. Ik denk dat dat ook veel duurder is dan zo kleren van de H&M. Dat is al vrij goedkoop. Als je werkuren enzo zou rekenen, dat zal wel meer kosten. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een bepaalde waarde voor jou? Draag je graag jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, ik heb heel graag mijn kleren. Ik wil wel mooi zijn. Ik wil mij vooral ook goed voelen in mijn kleren, anders zou het in mijn kast blijven liggen. Ik wil er mij goed in voelen. Het moet goed vallen en er goed uitzien. Interviewer: Ben je bewust met kleren en mode bezig? Geïnterviewde: Ja, ik ben daar wel bewust mee bezig. Ik kijk altijd heel goed wat er bij mij past enzo. Ik kijk ook heel veel in de boekjes. Ik zou later ook graag mode ofzo studeren. Ik wou dat in het middelbaar ook al doen, maar wat zou ik daar later mee kunnen doen? Dat brengt wel veel onzekerheid met hem mee. Ik let wel op wat er in de mode is. Je kan er ook moeilijk naast kijken eh. Als er iets in de mode is, dan liggen de winkels er vol van. Als het mooi is, dan zal ik het kopen. Als het niet mooi is dan ga ik het niet kopen en dan blijf ik wel bij mijn oude kleren. Interviewer: Wat is er volgens jou op dit moment in de mode? Geïnterviewde: Zo van die korte schortjes, pofbloesjes met die pofmouwtjes. Dat heb ik ook, ik vind dat heel mooi. Verder ook nog veel flashy kleuren en veel figuurtjes op de kleren zoals bolletjes streepjes, doodskoppen enzo. Ik durf geen korte shorts te dragen omdat dat zo bloot is en dikkere mensen die dragen dat wel! Ik vind dat nogal kort en bloot. Op vakantie zal ik wel sneller iets kortere dingen dragen omdat niemand mij daar toch kent. Mijn mama heeft ook liever dat ik zoiets niet draag. Maar ik vind dat zelf toch ook niet meer deftig ze, als dat te kort is. Mama: Ja, als ik op haar school kom, dan zie ik toch dingen ze! Met hun borsten en billen
bijna bloot. Ik wil niet dat mijn dochters ook zo zijn. Vroeger gaf ik vaak opmerkingen maar nu hoeft dat niet meer. Ze zien zelf in dat dat wat overdreven is. Het moet toch proper blijven eh. Ik vind dat er ook een groot verschil is met de beroepsschool en de ASO-school van mijn andere dochter. Geïnterviewde: Als ik ga winkelen dan let ik er op dat de kleren niet te extreem zijn omwille van mijn mama. Ik denk toch altijd aan wat dat zij er van zou vinden. Ik zoek toch altijd naar iets dat een beetje deftig blijft. Maar ik vind dat ook zelf mooier ze. Interviewer: Jouw mama speelt dus wel een rol in de kleren die je koopt, is dit ook voor jouw vriendinnen zo? Geïnterviewde: Ja, wat zij mooi vinden zal ik sneller kopen. Ik vind dat wel leuk als zij het ook mooi vinden. Interviewer: Volg je de mode, denk je? Geïnterviewde: Toch wel een beetje. Maar ik kan natuurlijk niet alles dragen wat ik wil eh. Die bolletjes en streepjes heb ik ook. Interviewer: Bekijk je soms modebladen? Geïnterviewde: Oh ja ze! De Glamit, de Fancy en de Joepie. Alles wat ik vind zal ik bekijken. Interviewer: Waarom bekijk je die? Geïnterviewde: Om te weten wat er in is en wat niet. Ook om een beetje inspiratie op te doen. Als ik iets gezien heb in een boekje dat ik mooi vind, dan ga ik daar toch extra op letten als ik naar de stad ga. Maar als ik het niet vind, dan is dat niet erg, dan koop ik wel iets anders. Interviewer: Let je tijdens het tv-kijken soms op de kleren? Geïnterviewde: Ik kijk wel naar die modeprogramma's op Vitaya. Zo waar ze de kledingsstijl veranderen van mensen. Interviewer: Waarom kijk je daar naar? Geïnterviewde: Ik vind die tips die ze geven heel interessant: zo van wat er bij jouw figuur past en al. Ik vind dat interessant om te weten welke kleuren er bij mensen passen. Die tips zijn boeiend en je kan er iets van bijleren. Mijn vriendinnen gaan dan ook graag met mij winkelen omdat ik hetzelfde bij hen doet. Ook bij andere programma's let ik wel op de kleren die de mensen dragen. Ik geef dan samen met mijn mama commentaar op wat we mooi vinden en wat niet en waarom. Op JIM en TMF let ik vooral op de kapsels. IK vind ze wel mooi maar ik zou het nooit zelf zo doen. Dat is een beetje extreem. Ik probeer het wel soms na te doen als het niet extreem is. Interviewer: Maak je ook gebruik van internet om meer over mode te weten? Geïnterviewde: Ik heb nog nooit iets besteld via internet maar ik kijk wel naar sommige websites uit nieuwsgierigheid. Zo bijvoorbeeld om te weten welk soort kleren een bepaalde winkel heeft. Als ik in een modeblad kijk, dan ga ik soms zoeken naar de website van die kleren. Ik ga dan ook zoeken of er geen winkel van is in Gent. Het is gewoon leuk om te weten waar ze die kleren hebben. Maar meestal zijn die winkels buiten Gent en lukt dat dus niet om eens te gaan kijken. Interviewer: Heb je een voorbeeld op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Neen, net specifiek. Ik kijk overal een beetje rond naar de mensen op
straat of in de modeblaadjes naar de kleren. Maar er is daar niemand specifiek aan verbonden. Interviewer: Ga je soms naar modeshows of plaatsen waar extra aandacht wordt besteed aan kledij of mode? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Bepalen sommige normen of waarden de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Mama wel een stuk. Zij heeft niet graag dat ik te bloot ben, maar ik vind dat zelf ook zo hoor. Maar het zijn vooral mijn postuur en de mode die mijn kleren bepalen. Ik kleed mij naar mijn eigen model en ik vind dat iedereen dat zou moeten doen. Ik vind dat heel belangrijk. Als er mijn vriendinnen iets niet staat, omdat het niet bij hun lichaam past, dan zal ik hen dat ook zeggen ze. Interviewer: Heb je bepaalde gevoelens bij kleren? Geïnterviewde: Mijn kleren maken mij blij omdat ik er mij goed in voel. Ik koop ook altijd kleren waar ik vrolijk van wordt. Als ik mij niet zo goed voel, dan zal je dat ook zien aan mijn kleren, dan zijn die wat somberder. Maar mooie kleren die goed zitten maken mij blij. Sommige kleren vind ik ook zo mooi eh, dat ik er bijna verliefd op ben. Ik zou het verschrikkelijk vinden moest ik die kwijt geraken. Interviewer: Zijn er vaak discussies met jouw ouders over kledij? Geïnterviewde: Oh ja ze, met mijn mama altijd. Dat gaat dan echt bijna altijd over de kleren die ik mooi vind maar die zij te groot voor mij vindt. Interviewer: Zijn er soms discussies over de prijs of de hoeveelheid van de kleren? Geïnterviewde: Neen, ik ben al blij met wat ik krijg. Ik krijg ook voldoende denk ik, zeker als ik kijk naar mijn vriendinnen. Interviewer: Wordt er in jouw vriendenkring vaak gepraat over kledij? Geïnterviewde: Mijn vriendinnen zijn niet zo modebewust als mij dus er wordt eigenlijk niet veel over gepraat. Ik denk dat dat komt omdat zij niet zo veel geld hebben en dus niet veel geld kunnen geven aan kleren. Interviewer: Wissel je soms kleren uit met jouw vriendinnen of met jouw zus? Geïnterviewde: Heel soms maar ik vind dat nogal persoonlijk. Soms overhalen ze mij om dat te doen en dan achteraf heb ik er spijt van dat ik mij heb laten doen. Ik vind dat eigenlijk niet zo leuk. Ik denk dat ik dat van mijn mama meeheb, zij denkt daar ook zo over. Ik vind dat kleren uniek zijn voor iedere persoon. Allé ja, je vindt kleren wel in de winkels die vaak op elkaar gelijken, maar dat is zo iets van u. Dat is iets van jouw eigen en ik leen dat niet graag uit. En jah, mijn vriendinnen passen ook maar zelden in mijn kleren. Interviewer: Zijn er nog mensen die hun zeg hebben in de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Mijn oma die vindt alles mooi, dus ik denk niet dat je dat een invloed ofzo kunt noemen. Mijn zus die heeft een volledig andere stijl en mijn papa trekt hem dat allemaal niet aan. Interviewer: Wil je nog iets extra vertellen of toevoegen? Geïnterviewde: Neen.
Karen, 1994, Drongen (St-Pietersinstituut, 1e jaar, A-stroom) Interviewer: Als je eens denkt aan de kleren die je draagt, wat komt er dan allemaal in je op? Geïnterviewde: Oh ik draag vanalles. Interviewer: Wat ligt er bijvoorbeeld allemaal in je kleerkast? Geïnterviewde: Veel broeken, dat zijn bijna allemaal jeansbroeken. Een paar rokken, jeansrokken zijn daar ook bij. Gewone T-shirts. In de zomer draag ik ook topjes. Ook veel blauw wit, want dat is het uniform van onze school. Ik heb 1 kleedje voor in de zomer. Interviewer: Vind je dat je genoeg kleren hebt? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Het zijn altijd dezelfde. Ik zou graag meer hebben. Dan kan ik nog meer afwisselen. Interviewer: Draag je vaker of liever broeken dan rokken of omgekeerd? Geïnterviewde: Dat is gelijk, ik draag het alle twee graag. Ik draag wel vaker broeken. Jah, dat zit gemakkelijker. Interviewer: Welke kleuren hebben jouw kleren? Geïnterviewde: Vanalles, dat doet er niet toe. Rood draag ik bijvoorbeeld graag. Interviewer: Zijn er kleuren die je niet graag draagt? Geïnterviewde: Zwart, dat is veel te donker. Ik vind dat niet mooi. Interviewer: Naar welke kleding gaat jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Streepjes draag ik graag. Of een rok met een gewone pull over. Interviewer: Is er een reden waarom je die kleren het liefst draagt? Geïnterviewde: Ahja, ik voel mij daar goed in, mooi. Interviewer: Volg je een bepaalde stijl van kleren? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Welke kleren draag je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Gewoon een jeansbroek en een pull. Die kan rood zijn, grijs, bruin. Interviewer: Besteed je aandacht aan de vorm en kleur van je kleren? Geïnterviewde: Een beetje ja. Allé, ik wil er toch goed uitzien. Ik wil toch goede kleren hebben. En ja, kleuren dat doet er niet toe hé. Als het maar geen zwart is. Interviewer: Welke vorm hebben bijvoorbeeld jouw rokken en broeken? Geïnterviewde: Ik draag graag plooirokken die tot aan mijn knie komen. Maar ik heb ook korte rokjes hoor. Dat zie ik graag. Mijn jeansbroeken mogen toch niet te smal zijn. Die pijpen mogen toch wat breder zijn. Interviewer: Is daar een reden voor? Geïnterviewde: Dat plakt anders te veel aan mijn benen. Dat is te spannend.
Interviewer: Hoe zien jouw T-shirts en truien er uit? Geïnterviewde: Ik heb graag lange T-shirts! Interviewer: En waarom draag je zo graag lange T-shirts? Geïnterviewde: Ah, dat zit gemakkelijk. Ik kan mij daar dan zo helemaal indompelen. Interviewer: Sluiten jouw truien en T-shirts nauw aan op je lichaam of zitten die losser? Geïnterviewde: Die zitten toch goed vast. Dat sluit goed aan. Interviewer: Welke kledingsstukken draag je het meeste? Geïnterviewde: Gewoon een T-shirt en een pull en een jeansbroek. Interviewer: Waarom draag je dat het vaakst? Geïnterviewde: Gewoon, dat zit gemakkelijk. Interviewer: Is er een uniform op school? Geïnterviewde: Ja, blauw en wit. Daar draag ik rokjes, broeken en gewone T-shirts en pulls. Interviewer: Zijn er buiten de kleuren nog regels op jouw school? Geïnterviewde: Geen topjes, de T-shirts moeten mouwen hebben. Enkel in mei, juni en september mogen we schoenen aandoen zonder kousen. Je mag geen schoenen aandoen waarbij je je tenen ziet, zoals sandalen. Je rokjes moeten langer zijn dan de knie. Interviewer: Als die regels er niet zouden zijn, zou je dan andere kleren dragen om naar school te gaan? Geïnterviewde: Ja, ik zou kortere rokjes dragen en flashy kleuren. Ik zou ook sandalen dragen. Interviewer: Draag je de kleren die je aandoen voor school ook daarbuiten, in je vrije tijd? Geïnterviewde: Neen, dan wil ik geen blauw zien. Dan ben ik dat beu. Interviewer: Heb je speciale kleren voor bijvoorbeeld een familiefeest? Geïnterviewde: Die kleren zijn wat chiquer dan mijn andere kleren, wat netter. Dat is niet hetzelfde als ik anders draag. Interviewer: Wat vind je netter aan die kleren? Geïnterviewde: Een hemdje en een lange rok. Dat is deftiger eh. Interviewer: Welke functie heeft de kledij die je draagt? Waarom draag je de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Omdat ik mij daar gemakkelijk in voel en omdat ik het mooi vind. Interviewer: Als je gaat gaan winkelen, hoe ziet zo een dag er dan uit? Geïnterviewde: Dat duurt toch een hele dag. Dat is met mijn mama en soms is er een vriendin mee. We gaan dan in bijna elke winkel eens binnen. Meestal gaan we eens binnen in de H&M en de C&A en dan waar er nog mooie dingen hangen. Interviewer: Ga je soms met je papa winkelen? Geïnterviewde: Niet naar klerenwinkels. Hij doet dat niet graag. Hij vindt dat saai.
Interviewer: Als je gaat winkelen, ben jij het die de kleren uitkiest? Geïnterviewde: Jaja, ik kies dat. Interviewer: Ben je daar vrij in? Heb je het gevoel dat je mag doen wat je wilt? Geïnterviewde: Mijn mama moet wel eerst eens zien wat ik koop, en dan is het goed. Interviewer: Ze hebben liever niet dat je iets koopt zonder dat ze het weten? Geïnterviewde: Neen. Een T-shirt, dat geeft niet. Maar een hele outfit moeten ze toch eerst gezien hebben. Interviewer: Zijn dat de winkels waar je het liefst gaat? Geïnterviewde: De C&A, daar ga ik graag. Ze hebben daar mooie kleren. Interviewer: Waarom ga je graag naar die winkel? Geïnterviewde: Ze hebben daar sneller nieuwe collecties in vergelijking met andere winkels. Dan kan ik meer naar nieuwe kleren kijken. Allé, dan is het niet altijd hetzelfde. Interviewer: Als je gaat winkelen, heb je dan al een soort kledij voor ogen? Weet je al op voorhand wat je wilt? Geïnterviewde: Meestal weet ik wel al wat ik nodig heb of wat ik wil. Dan weet ik zo gelijk dat ik een jeansbroek wil en dat het een donkere moet zijn. Maar als ik dan iets moois zie hangen, dan ga ik dat ook passen hoor en vragen aan mijn mama of ik dat mag hebben. Interviewer: Draag je merkkledij? Geïnterviewde: Soms eens, maar niet express. Ik ga niet op zoek ofzo naar merken. Maar als het mooi is en dat is een merk, dan ga ik dat wel dragen. Interviewer: Welke merken zijn dat dan? Geïnterviewde: Hoh, dat weet ik niet van buiten. Interviewer: Zijn er bepaalde merken in, die vaak gedragen worden door jouw vrienden of die je veel ziet op school? Geïnterviewde: Ja, Tommy Hillfigger en Riverwoods worden veel gedragen op school. Interviewer: Weet je ook waarom zij die merken dragen? Geïnterviewde: Bij mijn vriendinnen is dat omdat hun ouders dat willen. Interviewer: Hoe vaak ga je gaan winkelen? Geïnterviewde: 1 of 2 keer per maand. Interviewer: Koop je dan ook altijd iets? Geïnterviewde: Meestal wel ja. Het kan zijn dat ik mijn goesting niet vind en dat ik dan niets heb. Maar meestal koop ik wel kleren. Interviewer: Wordt er soms kledij voor jou gemaakt? Geïnterviewde: Neen. Mijn oma heeft wel eens een sjaal voor mij gemaakt. Maar dat is het. Interviewer: Krijg je soms kleren die al gedragen zijn door bijvoorbeeld nichtjes? Geïnterviewde: Ja, via mijn ene nicht krijg ik altijd kleren.
Interviewer: Draag je die even vaak als jouw nieuwe kleren? Geïnterviewde: Jaja. Interviewer: Hoeveel gekregen kleren heb je ten opzichte van nieuwe kleren? Geïnterviewde: Toch de helft van mijn kleerkast heb ik gekregen via mijn nicht. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Ja, ik ben daar gehecht aan. Ik wet niet hoe dat komt. Jah, ik voel mij daar mooi in. Interviewer: Ben je bewust bezig met kledij en mode? Geïnterviewde: Neeje, niet speciaal. Interviewer: Spelen jouw vrienden of familie een rol in de keuze van kledij die je maakt? Geïnterviewde: Soms wel ja. Als zij zeggen dat ze iets moois gezien hebben voor mij, dan zal ik toch eerst daar naar kijken. Interviewer: Is er 1 van de 2 waar je meer naar luistert? Geïnterviewde: Vrienden toch. Interviewer: Hoe komt dat denk je? Geïnterviewde: Zij weten daar meer over omdat ze mijn leeftijd zijn. Ze weten beter wat er gedragen wordt. Interviewer: Bekijk je soms modebladen? Geïnterviewde: Neen. In de joepie staan er wel 2 blaadjes met kleren. Interviewer: Let je op de kleren die daar staan? Geïnterviewde: Soms zijn ze een beetje overdreven maar meestal zijn ze wel mooi. Interviewer: Wat vind je mooi aan die kleren? Geïnterviewde: Ik weet het niet, die zijn speciaal en al. Allé, ik zou die niet dragen. Ze zijn met glitters enzo. Interviewer: Volg je de mode? Geïnterviewde: Als ik het mooi vind wel, maar anders niet. Maar als het niet mooi is, zal ik het niet dragen. Interviewer: Zijn er kleren die volgens jou in zijn en die jij ook draagt? Geïnterviewde: Streepjes, een plooirokje, een legging. Interviewer: Waarom draag je die kleren die in de mode zijn? Geïnterviewde: Ik vind die zelf mooi. Interviewer: Kijk je op tv of internet soms naar kleren die mensen dragen? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Ik denk bijvoorbeeld aan stylingprogramma’s of muziekzenders of personen die in gewone programma’s voorkomen. Geïnterviewde: Neen, ik let daar niet echt op.
Interviewer: Je mama zei daarnet dat je vaak commentaar geeft op een presentatrice van de VRT. Geïnterviewde: Ahja, dat is waar. Zij heeft altijd iets moois aan. Interviewer: Wat vind je zo mooi aan haar kleren? Geïnterviewde: Ahja, k weet het niet. Gewoon, dat is een beetje speciaal. Ik zou dat wel niet kunnen dragen want dat is voor volwassenen. Interviewer: Is er iemand waar je naar opkijkt op gebied van kleren? Heb je dus een voorbeeld? Dat kan zowel iemand zijn uit je omgeving als een bekend iemand. Geïnterviewde: Awel ja, die presentatrice. Dat is Katja Retsin. Ze draagt bijna altijd kleedjes. Maarja, ik vind dat gewoon mooi hé, bij mij zou dat nu nog niet passen. Mijn nichten zijn ook altijd mooi gekleed. Interviewer: Welke kleren van jouw nichten vind jij mooi? Geïnterviewde: Ze dragen veel streepjes, dat vind ik altijd mooi. Interviewer: Ga je soms naar gebeurtenissen waar je let op mensen hun kleren, bijvoorbeeld een modeshow of een concert? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Zijn er normen of waarden die de keuze van jouw kledij gaan bepalen? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Draag je soms korte rokjes of T-shirts met een decolleté? Geïnterviewde: Neen, nooit. Ik voel mij daar niet goed bij. Interviewer: Heb je bepaalde gevoelens bij jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, ik voel mij toch graag mooi. Interviewer: Is er bepaalde kledij waar je je mooier in voelt dan andere? Geïnterviewde: Als ik mijn plooirokje aanheb of in mijn legging. Interviewer: Is er kledij waar je je niet zo mooi in voelt? Geïnterviewde: Ja, zo een slodderpull. Ik voel mij daar niet in op mijn gemak. Als ik daar in zou rondlopen zou ik mij belachelijk voelen. Interviewer: Heb je soms een discussie met jouw ouders over kledij? Geïnterviewde: Af en toe wel ja, als ik iets wil en ik krijg het niet. Interviewer: Is er ook soms discussie over de vorm of kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Hoh ja, als we gaan winkelen zijn er dingen die ik mooi vind en zij niet. Interviewer: Kan je een voorbeeld geven? Geïnterviewde: Neeje, niet sebiet. Interviewer: Als er een discussie is, geven jouw ouders dan meestal toe? Of blijven ze bij hun standpunt? Geïnterviewde: Oh, dat verschilt. Dat hangt er van af hoe goed ze gezind zijn. Interviewer: Praat je met je vrienden vaak over kledij? Geïnterviewde: Ja
Interviewer: Over wat praten jullie dan? Geïnterviewde: Als iemand uit onze klas iets nieuws heeft, dan zeggen we of we het mooi vinden of niet. Dan vragen we ook waar ze het gehaald heeft. Er is ook zo iemand van onze klas die op 2 maanden tijd 3 paar nieuwe schoenen heeft gekregen, dan zeggen we dat ook wel dat dat veel is. Interviewer: Ruil je soms kleren met je vriendinnen? Geïnterviewde: Soms wel ja. Interviewer: Waarom doe je dat? Geïnterviewde: Dan moet je niet zoveel kleren kopen. Dan koopt je vriendin het ene en ik het andere. Dan kunnen we wisselen. Interviewer: Wat heb je al zo eens geruild? Geïnterviewde: Ik heb al een paar keer een pull geruild met een vriendin. Interviewer: Gebeurt dat vaak, dat ruilen? Geïnterviewde: Neen, niet zo. Misschien 5 keer per jaar. Interviewer: Zijn er nog andere personen die iets te zeggen hebben over de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Mijn ouders een beetje, maar voor de rest niets. Interviewer: Is er nog iets dat je wilt vertellen over je kleren? Geïnterviewde: Neen.
Inge, 1991, Sint-Denijs-Westrem ( 4e jaar ASO, Erasmus) Interviewer: Als je eens denkt aan de kleren die je allemaal draagt, wat komt er dan in je op? Geïnterviewde: Ik draag meestal gewone, eenvoudige dingen: een broek en een T-shirt. Ik vind dat mooi als iemand iets creatiefs aanheeft maar dat tegelijk toch nog mooi en eenvoudig is. Dat probeer ik ook te doen. Ik vind dat sjiek als iemand dat kan. Ik vind dat leuk als iemand iets mooi draagt of kan maken. Interviewer: Welke kleren liggen er in jouw kleerkast? Geïnterviewde: Veel broeken. Jeansbroeken die zo smal zijn onderaan vind ik mooi. Ik heb er ook die ietske wijder zijn, maar niet zo veel. Ik heb ook veel T-shirt, heel gewone. Topjes heb ik ook vrij veel, maar dat doe ik alleen in de zomer aan. Niet als het school is. Ik heb ook veel rokjes, maar die doe ik eigenlijk niet zo veel aan. Die komen tot aan mijn knie. Ik heb er ook die korter zijn maar geen lange. Mijn truien zijn niet te dik, anders ben ik zo opgeblazen. Die zijn toch wel dun. Mijn T-shirts zijn niet aangesloten aan mijn nek maar iets dieper uitgesneden. Soms zijn dat ook vrije diep uitgesneden T-shirts. Ze spannen toch wel een beetje. Ze zijn ook nogal kort, meestal zie je een stuk van mijn buik. Dat is niet echt bewust want meestal als ik die koop is dat gewoon zo. Interviewer: Je hebt rokjes maar je draagt die niet zo veel? Geïnterviewde: Neen, een broek zit gemakkelijker. Met een rok kan je niet doen wat je wilt. Je kan niet zitten zoals je wil. Ik voel mij daar niet zo goed in. Ik draag dat wel als ik op reis ga omdat niemand mij daar toch kent. Dan doe ik dat wel veel meer aan. Er zit veel variatie in die rokken. Mijn rokken tot aan mijn knie zijn meer wijder. Mijn korte zijn wat spannender maar ni echt spannend. Interviewer: Vind je dat je genoeg kleren hebt? Geïnterviewde: Ja, eigenlijk wel. Maar veel ervan doe ik niet aan. Ik vond dat zonde omdat weg te doen. Want dan denk ik dat ik dat ooit nog eens ga kunnen gebruiken. Dus eigenlijk heb ik veel kleren liggen in mijn kleerkast die ik niet aandoe. Maar als je mijn kleerkast ziet, dan ligt daar wel veel in. Interviewer: Naar welke kleding gaat jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Gewone kleren. Want meestal als ik iets specialer koop dan kan dat een misstap zijn en doe ik dat niet veel aan. Dus dat is een gewone jeansbroek en een T-shirt. Liefst ook een beetje creatief want als je kleren aandoet die iedereen aanheeft dan is dat niet altijd even leuk. Interviewer: Je zegt liefst een beetje creatief, kan je daar een voorbeeld van geven? Geïnterviewde: Een meisje op mijn school had een soort band rond haar poep en heupen en ze deed dat boven haar broek aan. Dat vond ik wel mooi en creatief want niet iedereen doet dat aan. Maar na een tijdje gaan er dat altijd nadoen. Een tijdje geleden zag ik ook iemand met zo een smalle jeansbroek en dan vond ik dat mooi. Maar nu dragen al veel mensen dat. En als je dat dan ook doet, lijkt dat alsof je iemand gaat nadoen en dat is niet zo tof. Dan wacht je best een tijdje tot dat nog meer mensen dat aandoen en het in de mode is. Dan ben je niet alleen. Interviewer: Bedoel je daar mee dat je liever kleren draagt die door niet te veel mensen gedragen worden? Geïnterviewde: Ja, want anders ga je er uitzien als alle andere en dat is niet tof.
Interviewer: Heb je een bepaalde stijl? Kun je die beschrijven? Geïnterviewde: Een bepaalde stijl heb ik niet echt. Af en toe doe ik wel graag zo iets raars aan. In mijn kleerkast heb ik zo een salopet liggen met een rokje die heel fel is. Dat doe ik ook wel graag aan. Maar dan niet op school maar om te lopen in ’t stad ofzo. Daar ziet toch bijna niemand dat en trek ik mij dat toch niet aan. Interviewer: Waarom doe je graag eens iets raars aan? Geïnterviewde: Ohja, dan is het eens iets anders. Anders is het altijd hetzelfde. Als ik ergens naartoe ga waar niemand mij kent dan doe ik dat wel aan. Zo waar niemand mij kan beoordelen. Dat is dan wel eens leuk. Interviewer: Welke kleren draag je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Een gewone broek en als ik daar zin in heb een rokje. Maar dat doe ik thuis, binnen. Met daarop een doodgewone T-shirt, iets heel simpel. Interviewer: Heb je aandacht voor de vorm en kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, want als ik bijvoorbeeld iets heel fel koop dan denk ik toch na of ik iets heb waar dat op past. Anders moet je weer iets kopen dat daar dan weer op past. De laatste tijd let ik daar meer op dan vroeger. Dat ik kijk wat bij wat past. Interviewer: Zijn er kleuren die je niet draagt? Geïnterviewde: Geel draag ik niet zo graag. Groen draag ik ook niet zo veel omdat ik ook naar de scouts ga en daar draag ik veel groen. Dus voor mij is dat een echt scoutskleur. Maar als ik iets mooi vind en dat is in het groen, dan koop ik dat wel. Maar als je zo een soort T-shirt hebt en die ligt daar in 10 kleuren, dan zal ik niet de groene kiezen. Interviewer: Is er een reden waarom je geen geel draagt? Geïnterviewde: Gewoon, omdat ik dat geen mooi kleur vind. Sommige mensen staan met een kleur en anderen niet. Ik vind dat geel niet echt staat bij mij. Interviewer: De vorm van jouw kleren, let je daar op? Geïnterviewde: Ja, want een T-shirt die gelijk los hangt, daardoor lijk ik dikker. Dat ga ik dus niet dragen. Daarom doe ik ook iets spannender aan. Maar je moet ook zien dat als in de winkel bent en dat je denkt dat dat nog een beetje gaat uitrekken en je komt dan thuis en dat is ni zo. Dan heb je weer iets verkeerd gekocht. Jah de vorm, ook dingen die niet aansluiten aan mijn hals. Dat stoort mij. En dat hangt er ook van af of het winter of zomer is. Als het zomer is draag ik meer T-shirts met korte mouwen. Interviewer: Welke kledingstukken draag je het meest? Geïnterviewde: Die jeansbroek die nauw aansluit, die doe ik wel graag aan. Met daarboven een T-shirt die niet los zit maar toch ook niet zodanig spant dat ik er mij niet goed in voel. En een trui die niet te dik is. Zo een trui met een rits en een kap doe ik graag aan. Als het koud is kan ik die kap opdoen en is het al veel warmer. Interviewer: Is er een reden waarom je die kleren vaker draagt dan je andere kleren? Geïnterviewde: Dat zit goed en dat ziet er ook nog goed uit. Ik vind dat je dat niet gemakkelijk vind, zo kleren die mooi zijn en waarbij je toch kan doen wat je wilt. Kleren die dus goed zitten. Interviewer: Is er een uniform op jouw school? Geïnterviewde: Neen, ik mag alles dragen wat ik wil op school.
Interviewer: Zijn er bepaalde regels waaraan je je moet houden qua kleren? Geïnterviewde: Neen. Mijn zus heeft daar ook op school gezeten en ze heeft eens gevraagd of ze nog niets gezegd hadden over dat ik te felle kleren draag. Maar ik heb daar nog niets van gehoord. Ook niet bij andere mensen. Interviewer: Draag je op school andere kleren dan thuis? Geïnterviewde: Rokjes zal ik toch meer thuis dragen dan op school. Want als je zit in de klas, dan kan je niet zitten zoals dat je wil. Als je een rokje aanhebt dan moet je er op letten dat je benen steeds toe zijn enzo. Ik wil niet dat ze mijn onderbroek zien, dat is ook niet zo fijn. En thuis let niemand daar op. Interviewer: Heb je speciale kleren voor gelegenheden zoals familiefeesten? Geïnterviewde: Euhm, er zijn wel dingen die ik heb die ik rapper zal aandoen op van die gelegenheden. Rokken draag ik dus niet zo veel maar op die feesten zal ik wel rapper een rok dragen. Ik heb ook botjes die ik dan aandoe. Die zijn met een hakje en je kan daar geen lange afstanden mee aflopen hé. Ik kan niet goed op hakken lopen maar op die speciale gelegenheden moet je niet veel stappen en zal ik die dus rapper aandoen. Interviewer: Waarom zal je op een familiefeest wel sneller een rok dragen? Geïnterviewde: Je ziet die mensen niet veel in uw leven. Als je dan iets speciaals draagt dan krijgen ze de indruk dat je er goed voor staat. Een familiefeest is iets belangrijk dus dan doe je wat belangrijkere kleren aan, dingen die je anders niet veel draagt. Interviewer: Wat draag je bij die familiefeesten boven je rok? Is dat ook iets dat wat specialer is? Geïnterviewde: Van T-shirts heb ik geen speciale dingen. Maar als het winter is, jah dan draag ik geen topjes hé. Maar voor zo een feest zou ik dat wel doen. Ik doe er dan wel een truitje boven om niet te koud te hebben. Interviewer: Als je weggaat met je vriendinnen, doe je dan andere kleren aan? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Interviewer: Welke functie heeft de kledij die je draagt? Waarom draag je de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Er zijn verschillende groepen, soorten jongeren. Ik zit niet echt in een groep en ik wil dat niet. Je hebt bijvoorbeeld de johnies en marina’s en die dragen van die vree korte rokjes. Daar wil ik niet bijhoren ze. Je hebt dan ook de vree alternatieve mensen. Maar ik kies ervoor om niet echt in een groep te zitten. Interviewer: Waarom kies je er voor om niet bij een bepaalde groep te horen? Geïnterviewde: Ik wil niet in een kotje worden geplaatst. Ik vind het het best om overal een beetje bij te horen. Want als je iets wijs vindt dat iemand draagt uit een andere groep dan gaat dat gelijk niet. Allé, dat gaat wel maar niet zo gemakkelijk dan. Dat vind ik vervelend. Interviewer: Hoe ziet een dagje winkelen er bij jou uit? Geïnterviewde: Meestal is dat een volledige namiddag maar soms ook een ganse dag. Dan eten we ’s middags in de Mc Donalds of eten we pannenkoeken in het pannenkoekenhuisje. Ikzelf winkel eigenlijk niet zo graag. Allé, ik bedoel uren aan een stuk. Maar om gewoon mee te gaan met andere mensen zonder zelf veel te kopen, dat vind ik wel leuk. Dat is voor de sfeer. Meestal is er een goede sfeer. We gaan dan in verschillende winkels zoeken. Meestal is dat dan de H&M. Niet naar de dure winkels. Want dat zijn dan merken en dat is toch ook
niet altijd zo mooi. Dat zijn meestal de gewone winkels: de H&M, de C&A, de Vero Moda. Soms gaan we wel eens binnen in 1 van die rare winkels gelijk de Coolcat of de Pimkie. Als je goed zoekt dan vind je soms wel iets. Maar we gaan ook naar die winkels gewoon om te lachen met wat er daar allemaal ligt. Soms koop ik ook eens iets goedkoop dat ik aandoe als ik eens wil opvallen en dat zo een beetje mooi is. Interviewer: Je winkelt eigenlijk niet zo graag? Geïnterviewde: Ik vind het lastig om te gaan winkelen. Dat kan vermoeiend zijn als het te warm of te koud is om je de hele tijd naar winkels te verplaatsen. Dan is dat lastig om naar dingen te beginnen zoeken of om iets te passen. En mensen terugvinden als je die niet meer vindt, hoh, dat vind ik wel lastig. Als je dat met 1 persoon doet is dat veel rustiger. Maar als je dat in groep doet is dat veel lastiger. Interviewer: Met wie ga je zoal winkelen? Geïnterviewde: Meestal is dat met mijn vriendinnen. Soms eens met mijn mama, dan krijg ik meer. Zij helpt mij dan ook zoeken omdat ik dat niet graag doe, zo tussen hopen kleren gaan zoeken. Heel soms ga ik ook eens gaan winkelen met mijn zus. Interviewer: Kies je dan zelf jouw kleren of zijn het vaak de anderen die jou de kleren tonen die je moet kopen? Geïnterviewde: Ze zoeken wel mee maar als het erop aan komt dan beslis ik zelf. Maar soms word ik echt beïnvloed. Ze zeggen dan dat is mooi, dat is mooi, ge moet dat kopen! Dan kan ik mij wel laten doen maar dan kan het zijn dat ik thuiskom en dat ik het niet meer mooi vind. Dat is ook niet goed eh. Interviewer: Naar wiens advies luister je meestal, dat van je moeder of dat van je vrienden, of is dat gelijk? Geïnterviewde: Van mijn vriendinnen maar dat hangt er ook van af wat ik in mijn handen krijg. Als het een een mooie kleur is of een mooie vorm die mijn mama toont zal ik het ook wel kopen. Interviewer: Waarom zou je toch sneller naar je vriendinnen luisteren? Geïnterviewde: Dat zijn mijn leeftijdsgenoten en die doen ook kleren aan gelijk mij. Mijn mama draagt mooie kleren maar dat is een andere soort kleren. Bij mijn zus is dat ook. Ik denk dat dat de reden is. Interviewer: Als je gaat winkelen, heb je dan al voor ogen wat je wilt? Geïnterviewde: Meestal is dat zo van ik zie wel of ik iets moois tegenkom. Soms weet ik ook wel wat ik moet hebben, bijvoorbeeld een scoutsbroek. Dan moet die groen zijn en goedkoop. Ook wel een beetje mooi, maar niet speciaal. Als ik gewoon een broek of T-shirt wil, dan zie ik wel. Interviewer: Je vermelde daarnet al een paar winkels. Komen daar de meeste van jouw kleren vandaan? Geïnterviewde: De H&M enzo ja. Soms zijn dat eens merkwinkels maar meestal vind ik daar niets dat een redelijke prijs heeft. Daarom ga ik dus meestal naar de H&M, de C&A en de Vero Moda. Interviewer: Draag je soms merkkledij? Geïnterviewde: Euhm, ik denk niet dat ik merkkledij in mijn kleerkast heb liggen.
Interviewer: Zijn er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Ja, Tommy Hillfiger, Mer du Nord. Mer du Nord vind ik zelf niet mooi, Tommy Hillfiger soms. Levi’s en Diesel zie ik ook veel op school. Chanel en Dior, maarja, dat is dan meer zonnebrillen. Dat is niet voor kleren, want dat is echt wel al heel duur. Interviewer: Hoe vaak ga je gaan winkelen? Geïnterviewde: Dat hangt er van af. In de zomer, tijdens de vakantie, ga ik rapper gaan winkelen. Dan ga ik eigenlijk veel gaan winkelen. Soms ga ik 2 of 3 dagen achter elkaar gaan winkelen omdat ik niets anders te doen heb. Maar dan geraak ik het echt beu ze. Maar tijdens de week als het school is, doe ik dat niet. Dan heb ik daar geen tijd voor. Ik denk dat het ongeveer 3 keer per maand is dat ik ga shoppen. Interviewer: Worden er soms kleren voor jou gemaakt? Geïnterviewde: Ja, mijn mama maakt soms mijn kleren. Ze heeft mij een rokje gemaakt, dat ik heel mooi vind. Ze doet dat niet zo veel maar als ik het haar vraag, dan doet ze dat wel. Ze kan dat ook goed. Dat duurt wel lang om dat te maken. Dus dat gebeurt enkel als er genoeg tijd is. De laatste tijd helpt ik zo omdat te leren. Maar ik heb daar eigenlijk niet zo veel tijd voor. Ik vind dat eigenlijk wel leuk om te doen maar het is wel moeilijk. Je moet eigenlijk creatief zijn en ik ben dat niet echt zo. Ik zou dat wel willen zijn. Interviewer: Draag je dat rokje even vaak als jouw andere kleren? Geïnterviewde: Dat rokje doe ik graag aan, liever eigenlijk dan mijn andere rokken. Het is mooi en je vindt het niet in de winkel. Dat is iets dat je in je hoofd hebt en als je dat dan hebt dan is dat nog veel mooier dan dingen die je koopt. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Gewoon, ik denk dat je je karakter er in uitstraalt. Als je bijvoorbeeld een kort rokje aandoet dan weet je dat die persoon rapper gaat flirten met jongens. Als je een dikke trui en dikke dingen aandoet dan kom je minder sociaal over dan als je opvallende dingen aandoet. Interviewer: Ben je bewust bezig met kleren en mode? Geïnterviewde: Ja, eigenlijk wel. Ik ben er niet hele dagen mee bezig maar ik kies wel kleren die ik mooi vind. Interviewer: Spelen vrienden of familie een rol in de keuze van kleren die je maakt? Geïnterviewde: Ja, mijn vrienden. Maar dat zijn dan kleren die ik zelf ook mooi vind eh. Mijn zus heeft mooie kleren aan en dan wil ik dat ook soms hebben. Dan ga ik dat ook zoeken. Maar dat lukt mij niet altijd. Dan pik ik dat van haar kamer. Ze vindt dat niet zo leuk maar dan doet ze dat ook bij mij. Interviewer: Bekijk je soms modebladen of let je op de kleren in bepaalde tijdschriften? Geïnterviewde: Ja, mijn vriendinnen kopen de joepie en de fancy. Dan kijken we wel naar de kleren die bekende mensen aandoen. Meestal vind ik dat wel vree overdreven. Bijvoorbeeld bij een kleedje, kan de vorm heel mooi zijn en het kleur overdreven. Daar let ik wel op. Interviewer: Ga je dan soms op zoek naar de kleren die je in die boekjes ziet staan? Geïnterviewde: Echt bewust niet. Maar als ik in de winkel een kleedje zie en ik herinner mij dat iemand dat aanhad en dat dat mooi was, dan ga ik dat wel sneller passen.
Interviewer: Waarom kijk je naar de mode in boekjes zoals de Joepie en Fancy en geen andere modebladen? Geïnterviewde: In de Joepie en Fancy staan veel foto’s. En die andere boekjes zoals de Flair, dat zijn geen foto’s van mensen van mijn leeftijd. Dat zijn ook niet de kleren die ik draag. Bij de Fancy enzo is dat wel. Interviewer: Heb je het gevoel dat je de mode volgt? Geïnterviewde: Volgen is een groot woord want je hebt verschillende modes eh. Je hebt verschillende groepen. Ja, ongeveer wel. Er waren op mijn school een aantal mensen die een broek met ruitjes droegen en ik vind dat mooi en ik heb dat ook gekocht. Je ziet ook veel van die grote zonnebrillen. Ik ga mij dat nu ook kopen. Het ziet er misschien belachelijk uit maar het is wel leuk. Interviewer: Wat is volgens jou in de mode? Geïnterviewde: Je ziet veel mensen die een jas hebben met een kap met een poes. Je ziet ook veel korte rokjes. Maar ik vind dat wel echt niet mooi. Smalle broeken zie je nu ook veel. Ballerinaschoentjes zijn er ook veel maar dat is al een tijdje in de mode. Tussen de winter en de zomer verandert dat meestal dus ik denk dat het binnenkort weer anders zal zijn. Nu is het eigenlijk nog veel de wintermode die je ziet. Interviewer: Let je op televisie of internet op kleren die mensen dragen? Geïnterviewde: Ja, maar dat is niet voor mijzelf als voorbeeld. Op Vijf tv heb je zo dat ze moeders veranderen qua stijl maar dat is niet van mijn leeftijd. Ik let ook wel op de kleren die ze op TMF dragen maar meestal zijn dat vree overdreven kleren. In die clips hebben ze heel weinig kleren aan en zijn die kleren ook vree speciaal. Maarja, daar moet dat ook opvallen eh. De meeste mensen zouden dat gewoon niet aandoen, omdat het zo opvalt. Interviewer: Heb je een voorbeeld op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Er is wel iemand die ik ken die altijd mooi gekleed is. Ik ken die wel niet zo goed. Ik vind dat die wel mooie kleren draagt. Als ik kleren ga kopen dan denk ik daar wel soms aan. Het is zo iemand die heel alternatieve kleren aandoet en die maakt die ook vaak zelf. Dat kun je dus niet altijd vinden in de winkels. Dat is dat meisje met die band rond haar poep waarover ik al verteld heb. Interviewer: Ga je soms naar modeshow of concerten of andere dingen? Geïnterviewde: Ik ben al naar Nekkanacht en Night of the Proms geweest en ik vond dat wel wijs om daar naar toe te gaan. Interviewer: Draag je daar andere kleren? Geïnterviewde: Neen want als je daar naartoe gaat, dan moet je kunnen bewegen en dan doe je beter dingen aan waar je je goed in je vel voelt. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Ja, ik ga niet rap hele korte rokjes aandoen. Als ik zo iemand zie die dat draagt, dan denk ik wel van allé waarom draag je dat? Dan denk ik wel dat dat een beetje van een slet is. Dat is ook zo bij mensen die hele diepe decolletés dragen. Mijn goede vriendinnen denken dat ook wel. Die gaan dat zelf toch ook niet aandoen.
Interviewer: Is er soms discussie met jouw ouders over jouw kledij? Geïnterviewde: Niet over mijn kleren zelf maar wel als ik weer eens kleren heb gestolen van mijn zus. Dan vinden ze dat wel niet wijs en zeggen ze dat we niets meer mogen lenen van elkaar. Maar dat gebeurt toch. Interviewer: Is er soms discussie over de vorm of kleur van je kleren? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Discussies over de hoeveelheid kleren die je wilt? Geïnterviewde: Ja. Ik zeg soms dat ik nieuwe kleren wil maar mijn mama zegt dan dat mijn kast vol zit. Ik zeg haar dan dat er veel kleren zijn die ik niet aandoe. Ze zegt dan dat ik er een paar moet wegdoen maarja ik denk dan dat ik die nog nodig kan hebben. Dan doe ik een paar dingen weg die ik echt nooit draag en dan mag ik wel kleren gaan kopen. Soms wil ik ook iets en dan krijg ik dat niet omdat ik nog maar net andere dingen heb gekregen. Interviewer: Hoe wordt er in jouw vriendenkring met kledij omgegaan? Geïnterviewde: Ja, als we iets nieuws kopen dan zeggen we dat tegen elkaar en tonen we dat. Als we iets willen dan zeggen we dat ook. Dan zeggen we als ge dat vindt, wil je het mij dan laten weten? Maarja, meestal gaan we toch samen naar ’t stad. Als iemand iets moois aanheeft dan zeggen we dat ook tegen elkaar. Als we samen in de Joepie of Fancy zitten te kijken dan geven we ook wel commentaar over de kleren die er instaan. Interviewer: Je zei daarnet al dat je soms kleren ruilt met je zus, doe je dat ook met vriendinnen? Geïnterviewde: Niet zo veel eigenlijk want dan krijg je dat niet rap terug. Soms vergeet ik dat ook terug te geven en dan ligt dat een tijdje in mijn kast. Dat zijn dan topjes of een trui maar meestal ligt dat hier dan een maand of 3. Ik denk dan altijd, oh dat is leuk, ik ga eens iets anders kunnen aandoen maar meestal komt dat er dan toch niet van. Dat ligt hier dan zo lang dat ik er na een tijdje zelf niet meer in kan. Interviewer: Zijn er nog mensen die hun zeg hebben in de keuze van jouw kleren? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Wil je nog iets vertellen? Geïnterviewde: Neen, ik denk dat ik alles gezegd heb.
Kyra, 1993, Sint-Amandsberg ( 2e jaar TSO, VIP school) Interviewer: Heb je foto’s gevonden? Geïnterviewde: Ik heb er twee maar op alle twee heb ik eigenlijk dezelfde kleren aan. Ik draag meestal gewoon een broek met een topje en een trui. Ik draag wel graag een trui met een rist en een kap. Je kan dat gemakkelijk uitdoen of open doen als het warm is. Hier draag ik een donkere jeansbroek met een blauwe T-shirt en een grijze trui. Interviewer: Welke kleren liggen er in jouw kleerkast? Geïnterviewde: Vrij veel. Ik heb T-shirts, broeken, topjes, truien. Interviewer: Draagt je rokken? Geïnterviewde: Bijna nooit. Er liggen er misschien 2 ofzo in mijn kast maar die doe ik enkel eens tijdens de zomer aan. Maar meestal draag ik dan shorts. Interviewer: Is daar een reden voor? Geïnterviewde: Ik vind dat ik dikke benen heb dus doe ik dat liever niet aan. Interviewer: Zijn er bepaalde dingen die je niet wil dragen? Geïnterviewde: Zo van die flashy kleren draag ik niet. Zoals geel of fel oranje. Interviewer: En waarom draag je dat liever niet? Geïnterviewde: Omdat dat te veel opvalt en ik wil niet opvallen. Anders zouden mensen zo naar mij kijken en dat wil ik niet. Interviewer: Naar welke kleding gaat jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Gewoon een broek en een T-shirt. Niets speciaals. Ik draag daar dan een trui boven. Interviewer: Waarom draag je liefst die kleren? Geïnterviewde: Omdat ik wil dragen wat ik wil. Ik voel mij daar goed in. Interviewer: Heb je een bepaalde stijl? Kun je die beschrijven? Geïnterviewde: Ik denk het niet. Ik hoor niet tot een bepaalde groep. Interviewer: Hoe zijn jouw vrienden gekleed? Geïnterviewde: Er zijn er die de mode volgen. Zij dragen nu van die leren jassen en grote riemen op hun broek. Maar er zijn er ook die gekleed zijn zoals mij. Gewoon. Interviewer: Welke kleren draag je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Gewoon mijn broek en een T-shirt. Dat is niet anders dan als ik op school zit. Interviewer: Is er een reden waarom je die kleren vaker draagt dan je andere kleren? Geïnterviewde: Ik voel mij daar goed in. Het zit comfortabel. Interviewer: Heb je aandacht voor de vorm en kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, als ik ga winkelen dan let ik er wel op dat het bij mij past. Mijn benen mogen niet te veel gezien worden omdat ik die niet mooi vind. En ik draag geen felle kleuren zoals rood, paars of oranje. Dat valt te veel op en dat heb ik niet graag.
Interviewer: Is er een uniform op jouw school? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Zijn er bepaalde regels waaraan je je moet houden qua kleren? Geïnterviewde: Neen. Je mag enkel geen uitdagende kleren dragen. Interviewer: Hou je je aan die regels? Geïnterviewde: Dat is te zien. Soms draag ik wel topjes. Interviewer: Heb je ooit opmerkingen gekregen op jouw kleren van de school? Geïnterviewde: Neen, want de studielerares is zelf uitdagend gekleed. Interviewer: Heb je speciale kleren voor gelegenheden zoals familiefeesten? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Ik zal misschien wel eens een andere soort T-shirt aandoen. Maar ik draag dezelfde broeken die ik anders ook draag. Interviewer: Wat is er dan anders aan? Geïnterviewde: Ik zal dan eens een kleedje boven een broek aandoen. Dat is wat specialer. Interviewer: Waarom kleed je je dan anders? Geïnterviewde: Hoh ja, omdat het dan wat deftiger is. Iedereen doet dat dan. Dat is wel eens leuk. Interviewer: Als je weggaat met je vriendinnen, doe je dan andere kleren aan? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Maar ik draag meestal laagjes zoals een trui en dan een T-shirt en dan soms nog een topje. En als ik uitga, dan is het warm en dan doe ik al die laagjes uit. In de klas zal ik dat niet doen, want dat is te koud. Dus dat zijn geen andere kleren. Interviewer: Welke functie heeft de kledij die je draagt? Waarom draag je de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Ik wil er toch wel mooi uitzien. En ik wil mij goed voelen in mijn kleren. Interviewer: Ga je regelmatig gaan winkelen? Geïnterviewde: Als het korting is wel ja. Interviewer: Is dat dan in januari en juli? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Anders ga je niet winkelen? Geïnterviewde: Enkel als ik mag van mijn mama. Maar ik ga niet vaak kleren gaan kopen. Dat hoeft niet voor mij. Mijn mama brengt vaak kleren voor mij mee. Zo graag doe ik dat niet. Interviewer: Ben je blij met de kleren die jouw mama meebrengt? Geïnterviewde: Meestal is het goed. En als het niet mooi is, dan moet ze het zelf maar aandoen.
Interviewer: Hoe ziet een dagje winkelen er bij jou uit? Geïnterviewde: Meestal is dat een namiddag ofzo. Interviewer: Met wie ga je zoal winkelen? Geïnterviewde: Meestal is dat met mijn mama. Soms eens met vriendinnen. Interviewer: Kies je dan zelf jouw kleren of zijn het vaak de anderen die jou de kleren tonen die je moet kopen? Geïnterviewde: Ik kies zelf. Ik trek mij niet aan wat mijn mama er van vindt. Bij mijn vriendinnen zal ik er wel rekening mee houden. Maar ja, die zijn jong. Interviewer: Als je gaat winkelen, heb je dan al voor ogen wat je wilt? Geïnterviewde: Neen. Maar wij gaan ook niet vaak zo gericht gaan winkelen. Meestal als we op de markt zijn en we zien iets mooi, dan kopen we dat. Of als we toevallig ergens zijn. Maar zo expres naar de winkels rijden om iets te gaan kopen, dat doen we niet vaak. Interviewer: Waar komen daar de meeste van jouw kleren vandaan? Geïnterviewde: Van overal. De markt, winkels waar we toevallig zijn. Ik heb geen favoriete winkel ofzo. Interviewer: Draag je soms merkkledij? Geïnterviewde: Soms eens. Interviewer: Welke merken dan? Geïnterviewde: Van broeken heb ik wel Levi’s. Voor de rest niet denk ik. Interviewer: Zijn er bepaalde merken in? Dragen jouw vrienden bijvoorbeeld veel merken? Geïnterviewde: De meeste niet echt. Sommige dragen Diesel of Levi’s van jeans. Maar de meesten hun kleren komen van de H&M enzo. Interviewer: Worden er soms kleren voor jou gemaakt? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Krijg je soms kledij van mensen? Geïnterviewde: Ja, van een nicht en een vriendin van mij. Die zijn wat ouder en ik krijg dan hun kleren. Er scheelt daar niets mee dus dat zou jammer zijn als ze dat zouden weg doen. Interviewer: Draag je die kleren even vaak als jouw eigen kleren? Geïnterviewde: Ja, daar zit geen verschil op voor mij. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Ja, mijn kleren zijn wel belangrijk. Maar het is niet alsof ik daar de hele tijd mee bezig ben. Maar het hangt er van af waar ik naartoe ga. Als ik thuis zit is dat niet zo belangrijk. Maar als ik weg ga, dan zorg ik er toch voor dat ik een mooi topje aan heb. Dan voel ik mij beter. Dan wil ik toch een beetje extra mooi zijn. Interviewer: Ben je bewust bezig met kleren en mode? Geïnterviewde: Mijn kleren moeten mij goed zitten maar ik ben niet bezig met wat anderen nu allemaal dragen.
Interviewer: Spelen vrienden of familie een rol in de keuze van kleren die je maakt? Geïnterviewde: Ze zullen wel zeggen als ze iets niet mooi vinden. Mijn papa en mijn broer doen dat ook. Maar ik trek mij dat helemaal niet aan. Maar ze zullen het wel zeggen. Interviewer: En jouw vrienden? Geïnterviewde: Meestal vinden ze het mooi wat ik aan heb. Interviewer: Hebben zij een invloed op de kleren die je draagt? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Als jouw vrienden bijvoorbeeld iets niet mooi vinden dat je aanhebt, hou je daar dan rekening mee? Zal je die kleren dan bijvoorbeeld minder dragen? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Bekijk je soms modebladen of let je op de kleren in bepaalde tijdschriften? Geïnterviewde: Niet specifiek. Ik koop wel de Joepie en dan let ik wel op de kleren die ze aan hebben. Interviewer: Doe je daar dan iets mee? Doe je bijvoorbeeld ideeën op? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Heb je het gevoel dat je de mode volgt? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Wat is volgens jou in de mode? Geïnterviewde: Veel leren jasjes, korte. Ook veel van die spannende jeans en leggings. Riemen dragen ook veel meisjes. Er worden ook veel beenverwarmers boven de broeken gedragen. Maar dat doe ik niet. Interviewer: Draag jij ook één van die dingen? Geïnterviewde: Ik heb ook 2 riemen maar ik draag die niet zo vaak. Interviewer: Let je op televisie of internet op kleren die mensen dragen? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Kijk je soms naar die programma's waar mensen nieuwe kleren krijgen of een volledige nieuwe outfit krijgen? Geïnterviewde: Heel soms maar ik vind dat niet zo leuk die programma's. Het interesseert met niet. Interviewer: Gebruik je soms het internet om dingen op te zoeken in verband met kleren of gebruik je het om kleren te kopen? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Ga je soms naar websites van bepaalde winkels? Geïnterviewde: Ahja, dat doe ik wel. Naar die van een sportwinkel uit Nederland. Dat is voor mijn voetbalkleren. Ik kijk dan wat ze in de winkel hebben. Als er dingen zijn die ik nodig heb, dan gaan we er eens naar toe. Dat is in Terneuzen, dus dat is niet zo ver.
Interviewer: Heb je een voorbeeld op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Ga je soms naar modeshow of concerten of andere dingen? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Als ik naar een fuif ga dan doe ik wel wat vrouwelijkere kleren aan. Allé, de broek is het zelfde maar ik heb wel altijd een topje aan. Interviewer: Waarom doe je dat? Geïnterviewde: Dat weet ik niet. Interviewer: Is er soms discussie met jouw ouders over jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Ik help hen bij het kiezen van hun kleren. Interviewer: Is er soms discussie over de vorm of kleur van je kleren? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Discussies over de hoeveelheid kleren die je wilt? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Hoe wordt er in jouw vriendenkring met kledij omgegaan? Geïnterviewde: Als ik iets nieuws heb dan toon ik dat of als iemand anders iets nieuws aan heeft dan zeg ik wel wat ik er van denk. Maar verder niet. Interviewer: Ruil je soms kleren met vriendinnen? Geïnterviewde: Neen. Enkel met mijn mama. Interviewer: Wat ruil je dan en waarom doe je dat? Geïnterviewde: Enkel T-shirts want broeken dat gaat niet. Haar heupen zijn daar te dik voor. En dat is leuk om eens te kunnen afwisselen. Interviewer: Zijn er nog mensen die hun zeg hebben in de keuze van jouw kleren? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Wil je nog iets vertellen? Geïnterviewde: Neen.
Maaike,1992, Mariakerke (Sint Geertruidinstituut, 3e jaar, TSO) Interviewer: Dan kunnen overgaan op het interview. Kunt u eerst even kijken naar de foto’s? Welke kleren draag je? Geïnterviewde: Dat is een foto van vorig jaar op mijn vorige school. Ik draag vaak dat vestje (een kort groen vestje). Je ziet dat wel hé. Ja mijn kleding… Ik ben daar wel veel mee bezig ook. Interviewer: Zeg eens welke kleren die je op de foto draagt. Geïnterviewde: Een groen vestje, met een beige T-shirtje, met groene letters dan ook op. Ik had ook nog een groen rokje aan met beige schoentjes. Dus ik draag ook wel kleding die bij elkaar passen. Dat ik zie van die kleuren gaan wel bij dat. Interviewer: Je zegt dat je daar veel mee bezig bent. In welk opzicht? Geïnterviewde: Ja. Als ik bijvoorbeeld met mijn vriendin op straat loop of zo, dan zie je zo mensen die zo kleren aan hebben van ‘Oh my god’, dat zijn dus echt van die kleren, maar dat past toch niet bij elkaar. Dan zeggen we zo: Maar zo zou ik nooit durven rond lopen, ze. Dus ik kijk ook wel, dat past wel bij elkaar. Interviewer: Je kijkt naar de andere mensen. Wat doe je nog? Geïnterviewde: Ja, ik kijk ook veel naar boekjes, daar kijk ik wel veel naartoe. Dan zeg ik van oh, dat is schoon en als ik dan in de winkel rondloop, dan zoek ik naar iets dat erop trekt. Dan kijk ik van dat trekt daar wel op. Ja, ik ben daar wel veel mee bezig. In mijn vrije tijd ga ik regelmatig naar ’t stad om te kijken wat de mode is en zo. Interviewer: Dus je volgt echt wel de mode, en modebladen. Welke zijn dat? Geïnterviewde: Ik kijk meestal gewoon in tijdschriftjes gelijk de Joepie of de Flair of zo. Daar staan dan zo van die dingen in van dat dat goed is en wat niet goed is en dan kijk ik, dat is wel schoon of dat zou ik wel graag hebben. Interviewer: Wat bedoel je met, wat dat niet goed is en wel goed is? Zijn dat artikels? Geïnterviewde: Ja, of foto’s waarbij ze zo zeggen die kan haar niet kleden en die kan haar wel kleden, dan weet ik ook dat ik zo niet op straat kan lopen en zo zou ik wel nog op straat kunnen lopen. Interviewer: We kunnen nog wat verder foto’s bekijken. Geïnterviewde: (Toont een foto waar ze op staat met een kort wit minirokje, en een wit topje). Ik draag altijd veel rokjes, vooral in mijn vrije tijd, want zo zou ik nooit naar school gaan of zo. Interviewer: Wat zie je precies? Geïnterviewde: Een topje met spaghetti – bandjes en een wree kort rokje. Dat is zo echt voor in de vrije tijd of in de zomer, maar nooit voor naar ’t school te gaan. Interviewer: Welke kleren draag je dan op school? Geïnterviewde: Vanalles, meestal jeans. Vroeger zou ik nog wel een keer rokje durven dragen hebben op school, maar nu is dat ook al veel verminderd. Eigenlijk alles wat in mijn kleerkast hangt, behalve zo rokjes of topjes met spaghetti – bandjes omdat dat niet mag op school. En onze rok mag tot aan ons knieën komen, normaal gezien. Maar eigenlijk trekken veel mensen zich dat niet aan. Dat is ook niet echt mooi meer zo rokjes tot aan uw knieën. Interviewer: En welke kleren mogen er nog niet op school?
Geïnterviewde: Bij ons op school zijn ze daar wel vrij los in, maar als het deftig is, is het goed. Interviewer: Wat gebeurt er als je iets aan hebt dat niet deftig is. Geïnterviewde: Ze zeggen dat een keer van ja doe iets anders aan of dat mag niet op school. De eerste keer gaan ze daar niets aan doen, de derde keer gaan ze gewoon een nota in uw agenda schrijven. Op ’t school mag ook geen blote buik. Maar eigenlijk trekken we ons dat allemaal niet aan. En ook, het is zo nog een nonnenschool, allé, er lopen nog nonnekes rond en als de nonnen passeren is dat zo uwe trui vlug naar beneden. Tot ze gepasseerd zijn, en dan is dat weer naar omhoog dat uw buik wel weer bloot is. Interviewer: Waarom draag je die kleren zoals op de foto met de rokjes en topjes. Geïnterviewde: Omdat ik dat mooi vind. Interviewer: Wat draag je op de volgende foto? Geïnterviewde: Gewoon mijn jeansbroek met een bruine riem, mijn groen vestje en een licht roze pulleke. Interviewer: Wat draag je in de winter en zomer? Geïnterviewde: In de zomer draag ik meestal rokjes omdat ik anders megawarm heb. In de winter, dikke pulls dat draag ik niet. Ik heb misschien drie dikke pulls of zo. Ik kan dat niet verdragen ook. Ik draag dat niet graag zo een dikke pull. Interviewer: Stel even uw kleerkast voor, wat zit daar allemaal in? Geïnterviewde: Goh vanalles. Interviewer: Veel? Geïnterviewde: ja, veel. Rokjes, T-shirts, topjes, jeansbroeken, allemaal verschillende vestjes. Hemdjes ook. Interviewer: Wat zou je niet dragen? Geïnterviewde: Zo een broek met ik weet niet welk kleur of zo een broek met dunne pijpen zou ik ook nooit dragen. Of je hebt dan zo van die jeansshortjes dat ze zo dragen, zo kort. Interviewer: Naar welke kleren gaat uw voorkeur precies uit? Geïnterviewde: Vooral jeans, ik heb ook veel jeans. Interviewer: Volg je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Een beetje klassiek, ja, ik kijk niet echt naar een stijl. Ik kijk naar, dat is wel mooi, en dat zou ik dan wel eens durven mee pakken. Haar vriendin, die ook aan tafel mee volgt zegt: Wat in de mode is. Interviewer: Dat kan ook een stijl zijn. Je volgt de mode wel? Geïnterviewde: Ja . Interviewer: Verschilt de kledij die je in je vrije tijd draagt van avondkledij? Geïnterviewde: Nee, ik draag dezelfde kleren.
Interviewer: En als je uitgaat? Geïnterviewde: Als ik uitga dan draag ik meestal wel een topje en mijn jeansbroek, want ik loop niet graag in iets anders om naar een fuif of zo te gaan. Ik voel mij daar niet gemakkelijk in. Ik kan daar ook het best mee dansen, met een jeans. Interviewer: Besteed je aandacht aan de kleuren en aan de vorm van de kledij? Geïnterviewde: Ja, zeer veel zelfs. Ik zal dus nooit van die felle kleuren dragen, ik heb misschien één T-shirt in een fel kleur, maar die draag ik dan nooit. Ik heb het meest zo rare kleuren zo bruin, zwart, wit. Interviewer: Waarom? Geïnterviewde: Ik vind dat ook de mooiste kleurtjes en je kunt dat ook bij alles dragen, die kleuren. Interviewer: En de vorm? Geïnterviewde: Zo spannend. Ik kan niet zo verdragen dat er zoiets los hangt, ik voel me daar niet goed in. Het moet vrouwelijk zijn. Interviewer: Welke kledingsstukken draag je het meest en waarom? Geïnterviewde: Een bh (lacht). Altijd een jeansbroek en een T-shirt of een topje. Interviewer: Waarom? Geïnterviewde: Omdat ik dat mooi vind. Interviewer: Verschilt je kledij veel van wat je op school draagt en daarbuiten? Geïnterviewde: Nee, ik draag altijd jeans. Juist in de zomer draag ik rokjes. Maar echt veel verschil, nee. Interviewer: Een uniform moet je dus niet dragen. Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Heb je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden? (de zondag, uitgaan, een feest) Geïnterviewde: Nee, juist als ik eens uitga zo een speciaal topje. Ik draag altijd wat ik het meeste draag, waar ik mij goed in voel. Interviewer: Wat betekent de kledij die je draagt voor u? Geïnterviewde: Ik vind dat dat zo iets persoonlijks is aan u. Dat je echt draagt wat je wilt dragen. Dat toont veel van uw karakter. Als je zo een rokje aan hebt, das een rare of zo. Of als ze zo van die ‘seutekleren’ aanhebben, zo mooi gekleed, zo mama-tje of papa-tje die u gekleed hebben. Interviewer: Waarom draagt u precies die kleren en niet zoals die van de anderen (de seuten)? Geïnterviewde: Omdat dat iets is, ja, dat toont hoe dat je bent en ik vind dat mooi. Meestal draag ik nooit zoiets speciaals. Wat gaan ze dan niet denken van mij, of als ik dat aandoe, wat gaan ze dan niet denken van mij. Maar meestal draag ik wel… Of als ik zo ga winkelen met een vriendin dan ga ik altijd vragen of ze dat mooi vindt. Dan ga ik meestal haar keuze pakken.
Interviewer: Vind je het belangrijk wat de andere mensen denken? Geïnterviewde: Gewoon, dat ze u zo niet scheef bekijken, van wat heeft die daar aan? Dat ze eens kunnen zeggen van die heeft een keer iets moois aan. Ja dat is wel belangrijk. Interviewer: Je zei juist dat je ging winkelen met een vriendin, kun je eens uitleggen wat er dan gebeurt? Geïnterviewde: Ja, dat is gewoon van gaan we eens naar ’t stad of zo, en ja dat is goed. Dan, hebben we iets nodig? Ja, ik zou graag eens naar die winkel gaan kijken voor een topje, of een keer naar die winkel voor schoenen of zo. Dan zitten we op de tram, dan zitten we zo te zeggen: ‘Naar welke winkel gaan we eerst? Gaan we eerst een keer naar die winkel, en gaan we kijken naar dat?’ En we vragen altijd elkaars mening, altijd. ‘Vind jij dat schoon?’ ‘Welk zou ik meepakken, dat of dat topje?’ Zo altijd elkaars mening vragen. Interviewer: Er wordt op voorhand over gepraat op de tram naar ’t stad. Is dat Gent dan? Geïnterviewde: Ja, altijd naar de Veldstraat. We zijn één keer naar Brugge geweest, en ge vond uw weg daar niet, dat was niet wijs. Interviewers: Naar welke winkels ga je dan? Geïnterviewde: Meestal zo de H & M, de Pimkie, de Bershka, de Zara. Zo de bekende zo. Of de Inno. Interviewer: Wat gebeurt er tijdens het winkelen precies? Geïnterviewde: Wij komen altijd vanalles tegen. We maken altijd zeer veel leute. Wij lachen altijd met elkaar. Of die struikelt daar ver een keer of je moet eens kijken naar die daar, wat heeft die aan, dan lachen wij ook. Of als we ergens binnen zitten iets te drinken, dan is dat zo van kijk eens naar die, hoe die daar loopt, of naar die. Altijd wel leute maken. Interviewer: En in de winkels? Geïnterviewde: Dan volgen wij elkaar zo altijd. Zij gaat naar daar, a ja wij gaan ook naar daar. Zij gaat naar daar, ja wij ook naar daar. We gaan altijd zo gaan kijken. We gaan niet, … zij sta aan de andere kant van de winkel en ik aan die kant, dat gaan wij nooit doen. Vriendin: Maar we hebben meestal dezelfde smaak. Interviewer: Dat ging ik net vragen. Dragen jullie dezelfde kledij, of hebben jullie dezelfde smaak? Geïnterviewde: Ja, wij hebben dezelfde smaak. Vriendin: Ja, want we hebben dezelfde kleren aan. (lacht) Interviewer: Alle twee jeans, en een witte trui. Geïnterviewde: en streepjes. Ja, we hebben veel dezelfde kleren ook hé. Als we dan in het stad lopen: ‘Oh ik vind dat mooi!’ ‘ja, ‘k ging dat ook juist pakken.’ Dat is dan soms wel een keer ambetant als we ergens naartoe gaan, naar een fuif of zo, van ja wat ga je aan doen? Ah, dat topje. Ja, ik wou dat ook aan doen, maar ik zal wel iets anders vinden. Interviewer: Je koopt dezelfde kleren. Geïnterviewde: Ja, maar we gaan altijd elkaars toestemming vragen om iets te kopen dat hetzelfde is. Interviewer: Je spreekt dan af op een fuif of op school om niet hetzelfde te dragen. Geïnterviewde: Ja. Maar vorig jaar zaten we op dezelfde school en dat was wel ambetant. We hadden dezelfde schoenen of zoiets en dan vroeg ik of ze die schoenen aandoet. Dan ga ik wel andere schoenen aandoen omdat jij die ook hebt. En nu zit ik op een andere school en
we hebben nu ook dezelfde schoenen, maar in een ander kleur. En nu is dat ook gemakkelijker, nu kan zij haar schoenen aandoen op dezelfde dag als mij, want we zitten nu niet meer op dezelfde school. Dus… Interviewer: Wat gebeurt er onder elkaar, onder vriendinnen, specifiek rond die kledij, buiten de winkels? Geïnterviewde: We kijken van wat heeft die aan. Maar echt buiten kijken we niet echt naar de kledij. Ja, als we zo naar buiten gaan dan is dat zo van: ‘Passen die schoenen daar wel op, en past dat daar wel op?’ Interviewer: Er wordt daarover gepraat onder elkaar. Geïnterviewde: Ja zeker weten. Allé, meestal toch, het is hét onderwerp. Interviewer: Kledij is dus het onderwerp. Geïnterviewde: Ja, bij ons toch. Interviewer: En over wat gaat dat dan precies? Geïnterviewde: Goh ja, wat er bij elkaar past of als we weggaan: ‘Wat gaan we aandoen vanavond? Dat of dat…’ En ook welke make-up dat erbij past, bij de kleren. Interviewer: Draag je merkkledij? Geïnterviewde: Goh nee. Allé, ge weet wel merkkledij, ge kunt dan misschien voor mega veel geld één stuk mee kopen, maar gelijk in de H & M kun je dan twee of drie dingen mee kopen. Dus, ik heb liever zo wat meer dan één ding dat mega veel geld kost. Interviewer: Is uw budget beperkt? Geïnterviewde: Nee, dat niet, maar ik ga wel, met het budget dat ik heb, niet één ding kopen van een merk, maar wel verschillende dingen uit de H & M of allé ja. Interviewer: Betaal je zelf uw kleren? Geïnterviewde: Goh nee, meestal betaalt mijn mama dat. Of als ik zo eens wat gespaard heb of zo, maar niet dat dat echt veel gebeurt. Interviewer: Dan ga je eens iets gaan kopen. Geïnterviewde: Meestal mijn kettingen of mijn oorbellen, dat koop ik meestal wel zelf. Maar mijn kleding echt niet. Interviewer: Hoe vaak ga je winkelen? Geïnterviewde: Goh, dat is zo elk seizoen ga ik wel een keer met mijn mama gaan winkelen. Meestal om de drie weken gaan we wel een keer naar het stad om te gaan kijken of er niets schoons hangt. Of als je een keer iets gezien hebt voor de etalage, van ja dat zou ik wel willen. Dan gaan we dat wel een keer gaan halen. Interviewer: Je zei dat je ook met je mama gaat winkelen. Is dat anders, hoe gebeurt dat? Geïnterviewde: Dat is hetzelfde zoals mijn mama vroeger. Dat is van ’s morgens een koffietje gaan drinken, dan gaan winkelen. ’s Middags iets gaan eten, dan weer winkelen tot we alle winkels hebben gedaan. Interviewer: En wat gebeurt er dan als je met mama winkelt? Geïnterviewde: Dat is zo winkel in winkel uit. Dan zeg ik: ‘Goh, dat vind ik wel mooi, krijg ik dat?’ (mama) ‘Ja dat is goed’.
Interviewer: Beslist zij daar in, heeft zij daar een stem in, in de kleren die je kiest? Geïnterviewde: Ze gaat wel zeggen dat ze het niet mooi vind of zo, maar ’t mag zeker niet gemeen zijn, zo met gaten in langs alle kanten in uw topje, dat je de helft van uw borst ziet of zo. Daar gaat ze wel in mee beslissen, maar echt… Maar we hebben meestal ook dezelfde stijl. Mijn mama draagt kleren van mij als ze een keer ergens naartoe gaat. Interviewer: Jullie dragen elkaars kleren. Geïnterviewde: Ja, dat is zo als ze naar beneden komt en haar klaar heeft gemaakt: ‘Mama wat heb jij nu weeral aan?’ (mama) ‘Ik vind het maar niet’ (dochter) ‘Pas dat een keer van mij’. Dan past ze dat een keer en doet ze dat aan. En schoenen van mij draagt ze ook als ze uitgaat of ergens naartoe gaat. Interviewer: Heb je nog een zus? Geïnterviewde: Ja, ik heb nog een zus. Maar die heeft zo een heel anders type van kledij dan ik. Zij is zo alter nog. Bij mij is dat zo meer zo ja, ik ben meer deftig gekleed. Allé, niet dat zij niet deftig is, maar ik ga niet rap kleren van haar dragen. Zij heeft zo meer rood of zo, dat ik niet rap ga dragen. Interviewer: Dus jullie wisselen niet van kleren. Geïnterviewde: Misschien zo wel een topje in het zwart of zo. Maar echt wisselen, nee. Interviewer: En met je vriendin, wissel je daarmee kledij? Geïnterviewde: Niet echt wisselen, maar als we weggaan, dan: ‘Zou ik dat topje eens mogen lenen, want ik weet niet wat ik moet aandoen vanavond.’ Maar echt wisselen, niet echt. Interviewer: Zijn er bepaalde merken in, dat je denkt van dat is de mode nu? Geïnterviewde: Nee. Misschien Tommy Hilfiger. Interviewer: Draag je Tommy Hilfiger? Geïnterviewde: Nee, dat draag ik niet. Maar echt merken ga ik niet kopen. Ik kan daar veel andere dingen mee kopen uit een goedkopere winkel dus. Interviewer: De kledij wordt altijd gekocht. Laat je soms kleren maken? Geïnterviewde: Nee, altijd kopen. Interviewer: De kleren die je draagt, hebben die een bepaalde waarde voor u? Geïnterviewde: Ja, dat is wel heel belangrijk, die kledij. Je moet u erin goed voelen. Je gaat dat niet kopen als u dat niet staat of als ge er u niet goed in voelt. Interviewer: Je moet er u goed in voelen. Geïnterviewde: Ge moet er u zeker goed in voelen. Maar als ge er u niet goed in voelt, ja, dan ga je ook niet… Ik ga zeker niets dragen waar ik mij niet goed in voel. Interviewer: Draag je ze om er goed uit te zien? Geïnterviewde: Ja, ’t is belangrijk dat je er goed uit ziet hé. Je uit dat, als je je niet goed voelt, dan gaat ge u apart… ja. Interviewer: Ik hoorde u daarnet zeggen dat je veel bezig bent met kleding of mode. Kunt u er nog even op ingaan wat dat precies inhoudt? U kan alles zeggen wat met kleren te maken heeft.
Geïnterviewde: Kleren. Dat is belangrijk. En je gaat ook vlug kijken van ja wat is schoon, wat is niet schoon. In boekjes kijken, zo van, dat is mooi, heb je niets in die aard? Een keer gaan kijken in de winkels of ze niets in die aard hebben. Op school ga je ook wel kijken, die heeft wel een schoon T-shirtje aan, dan vraag ik waar hebben ze dat gehaald. Of bij mijn vriendinnen gaan, en vraag ik waar heb je dat gehaald. Dan vraag ik of het geeft of ik dat ook niet mag kopen. Dan zou ik dat ook wel gaan halen. En ook altijd kijken wat past bij elkaar. Zo niet van al die kleren, verschillende kleuren aandoen. Altijd kleuren dragen die bij elkaar passen. Interviewer: Kijk je naar tv? Geïnterviewde: Ja, je hebt zo soms van die programma’s van meisjes die model, in een opleiding zijn. Ik weet niet meer hoe het noemt. Interviewer: America’s next topmodel? Geïnterviewde: Ja, dat. Daar kijk ik wel naar, ik vind dat wel een wijs programma om naar te kijken. Ze zijn ook over de modewereld bezig. Ik kijk ook in de boekjes, die foto’s met kleren van merken, daar kijk ik wel naar. Ik vind dat wel mooi en dan kijk ik in de winkels naar iets dat er op trekt. Interviewer: Naar welke programma’s kijk je nog op tv? Geïnterviewde: Naar muziek op TMF kijk ik ook veel. Interviewer: Let je dan ook naar de kleren? Geïnterviewde: Ja, en vooral ook naar de make-up en zo. Daar kijk ik ook wel veel naar. Interviewer: Waarom precies? Geïnterviewde: Ja, zo die mensen die iets dragen, dat vind ik dan wel mooi. En tegen elkaar zijn we daar dan ook over bezig als we naar een clipje zitten te kijken. Van oh, die heeft iets moois aan. Ja we zijn daar wel tamelijk veel mee bezig. Interviewer: Hoe sta je tegenover de kleren die de mensen op tv dragen? Geïnterviewde: Ja hoe sta ik daar tegenover. Interviewer: Wat wordt er bijvoorbeeld over gezegd. Geïnterviewde: Soms, dat dat schoon is. Over de kleuren ook, bijvoorbeeld iets fel, dan zou ik dat nooit dragen. Of als ik alleen op mijn kamer zit te kijken, dat ik in mezelf zeg van ja dat zou ik ook wel nooit dragen. Interviewer: Kijk je nog naar andere programma’s? Geïnterviewde: Zo Wittekerke en zo, maar ja. Interviewer: En kijk je op het internet naar kleren? Geïnterviewde: Ja, als ik in een boekje heb zitten kijken en als ik dan een site van een merk of zo zie staan, dan ga ik daar soms wel eens naartoe, naar die site. Dan kijk ik zo eens rond naar die kleding. Interviewer: Koop je dan kledij op het internet? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Maar je gaat wel zoeken wat er in de mode is. Geïnterviewde: Ja, en dan naar de winkels.
Interviewer: Kunt u beschrijven wat volgens u de mode is, de dag van vandaag, voor uw leeftijd? Geïnterviewde: Ja, de mode. Zo lange truien, met een dikke centuur over. Interviewer: Draag je dat ook? Geïnterviewde: Ja. Jeansbroeken zijn ook in de mode. En zo nu die leggings voor onder een rokje. Zo van die bermuda’s. Interviewer: Heb je een bepaald voorbeeld waar je naar kijkt? Geïnterviewde: Nee niet echt. Ik doe altijd mijn eigen goesting. Je moet dragen wat jij schoon vindt. Interviewer: Wordt er in de klas ook gepraat over kledij? Geïnterviewde: Ja, als er een keer iemand zo iets aan heeft dat niet bij elkaar past. Achteraf is dat zo, heb je gezien wat die aanhad? Interviewer: In hoeverre hebben je ouders inspraak in de keuze van je kledij? Geïnterviewde: Ze trekken zich dat niet echt aan. Als er iets niet goed is of het is iets te bloot dan gaan ze dat wel zeggen, maar echt veel trekken ze zich daar niet van aan. Interviewer: Kopen zij soms kleding voor u? Geïnterviewde: Nee, soms vraag ik wel eens om een riem mee te brengen, dan gaat mijn mama wel eens iets meebrengen. Maar echt kopen voor mij zonder dat ik het weet, nee. Interviewer: Je kiest volledig zelf je kledij. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Zijn er nog andere mensen die daar een invloed op hebben? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Maar in je vriendenkring is dat wel belangrijk. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Is er soms discussie over kledij met je ouders? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Meestal kom je wel overeen. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Wat zijn uw gevoelens bij de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Gewoon, als ge u daar goed in voelt is het goed hé. Ge gaat ook aan iemand zien als hij zich daar niet goed in voelt, gaan die zich ook meestal zich terugdringen omdat ze niet zeker zijn van zichzelf. Maar echt gevoelens, nee. Interviewer: Zijn er nog andere dingen die je kwijt wilt over kledij? Geïnterviewde: Niet speciaal. Interviewer: Ga je soms met je zus winkelen? Geïnterviewde: Nee, nooit.
Interviewer: Wat is je kledij voor in de winter en de zomer? Geïnterviewde: Dat verschilt niet veel. In de zomer ga ik niet echt veel jeansbroeken dragen. Misschien tot aan uw knieën een jeansbroek. T-shirts en rokjes in de zomer. Interviewer: Dan heb ik al mijn vragen gesteld. Als ik eens samenvat: Voor u zijn kleren zeer belangrijk en je bent er bewust mee bezig. Het moet mooi zijn en de kleren moeten bij elkaar passen. En er wordt veel over gepraat. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Ok, heel erg bedankt. Zijn er nog vragen? Geïnterviewde: Nee.
Helena,1991, Wondelgem (Sint-Pietersinstituut, 4e jaar, ASO) Interviewer: We zullen eerst even de foto’s bekijken. Geïnterviewde: (toont foto). Dit is van mijn plechtige communie. Dan moesten we voor de kerk, voor de mis, zo een lang kleed dragen, een jezuskleed en een kruisje. Iedereen moest dat dragen. Maar het was eigenlijk heel warm op mijn plechtige communie en dan heb ik dat wel uit gedaan op het feest. Voor de misviering zelf moesten we dat wel aanhebben, zodat iedereen zo hetzelfde was. Interviewer: Kun je eens beschrijven wat je daaronder aanhad voor uw communie? Geïnterviewde: Gewoon een beige broek, een tamelijk lange, en een T-shirtje en een gilétje. Niet echt iets speciaals. Voor familiefeesten is dat niet echt speciaal, ik ga mij echt niet speciaal kleden voor zo’n feest. (toont volgende foto) Dat is ook nog van mijn plechtige communie. (toont volgende foto) Dit is een klasfoto van op Sint-Pieters, hier moeten we een uniform dragen. De broeken moeten altijd marine blauw zijn en daarboven dan iets wit of marineblauw. We mogen wel gekleurde boekentassen dragen en accessoires, maar niet te fel ook allemaal. Maar ik vind dat eigenlijk niet zo erg dat uniform omdat het des te leuker is als je zo weggaat met je vrienden dat je dan ook je andere kleren ziet. Als ik dan zo zeg dat ik naar Sint-Pieters ga dan is dat van “è uniform”, maar ik vind dat niet zo erg. (toont volgende foto) Dat is van het eerste, tweede, derde en vierde jaar. Hier zit ik maar met negen van de wetenschappen. Interviewer: Mag je rokken dragen? Geïnterviewde: Ja, rokken mogen ook, maar het mag tot net boven je knie. Korter mag niet, dat is eigenlijk schending, weet ik veel wat dat allemaal is. Topjes met spaghettibandjes mogen ook niet, maar wel T-shirtjes met mouwen. En ook geen blote buik. Interviewer: En welke kleren draag je dan buiten de school. Geïnterviewde: Ook niet echt speciaal, ben niet echt zo een modefreak. Ik ga dat wel een beetje volgen, maar het is niet als er iets in de mode komt dat ik alles plots ga wegdoen en allemaal nieuwe kleren koop. Ik vind dat niet zo belangrijk mode. Buiten de school draag ik meestal een jeansbroek en een T-shirtje daarboven en een truitje. (toont volgende foto). Dat is van op reis. Interviewer: Beschrijf die foto eens. Geïnterviewde: Er staat een huisje op en ik was mee met een vriendin naar Frankrijk. En ik sta aan het huisje met een shortje en een T-shirtje met mijn bikini daaronder om het daar ook heel warm was. En dat droeg ik om van het zwembad naar het huisje te gaan om dat het heel ambetant was dat je u altijd maar moet omkleden. Interviewer: Welke kleuren draag je? Geïnterviewde: Dit is een gele T-shirt. Kleuren maakt mij eigenlijk niet zo veel uit, behalve roze, dat ga ik niet zo veel dragen, omdat ik dat nogal… niet echt mijn stijl, ik zal het zo zeggen. Ik draag wel tamelijk veel wit en zwart meer in de winter dan in de zomer, omdat dat ook veel warmer is, zwart is voor in de winter. Dat shortje was zo wat grijsachtig, maar als ik op reis ben dan trek ik mij dat niet echt aan wat ik aan heb van kleren, als het maar niet te warm is. Interviewer: Het is een kort shortje zie ik, draag je veel korte rokjes en shortjes? Geïnterviewde: Als ik thuis loop wel, of als ik op reis ben, als ik op mijn gemak ben of als ik naar de winkel ga dan doe ik wel eens een rokje aan. Dat zit ook gemakkelijk.
(toont volgende foto) Dit was in Trier, met school was ik daar geweest. In de H&M, dat is eigenlijk een beetje een onnozele foto. Hier draag ik een driekwartbroek en dan een topje en een polo-tje erover, ook omdat het nog tamelijk warm was die dag en dat zijn gewoon gemakkelijke kleren als je veel moet rondlopen. Als uw topje heel de tijd afzakt, dan is dat ook niet zo gemakkelijk. Ik heb gewoon iets gemakkelijk aan. Interviewer: Ik zie een soort van pet. Geïnterviewde: Ja, dat was van in de winkel. Ik vond dat wel nog een leuke pet, maar ik had ze dan niet gekocht. Maar als ik naar de winkel ga en ik zie dan van die leuke dingen, dan doe ik dat aan en dan trekken we daar foto’s van. En de kleuren, bruin, ook omdat ik bruin haar heb. Ik ga niet zo een gele pet kopen, dat vind ik er wel een beetje over. (toont volgende foto’s) Dat zijn dan gewoon de kleren die ik draag in de winter of op een feestje van mijn vriendin. Dat is een grijze gilet, dan nog met een polo-tje en dan nog een topje eronder, en als ik te warm heb, kan ik die gilet uit doen. In de winter draag ik, zoals je ziet, meestal niet zo felle kleuren, maar gewoon bruin en grijs en zo. Interviewer: En in de zomer dan? Geïnterviewde: In de zomer draag ik eigenlijk wat meer fellere kleuren. Niet speciaal dat ik zo ga kijken in de winkel. Maar gewoon… (toont volgende foto’s). Dat is op school, daar heb ik al veel over gezegd. En dat is nog van vroeger, toen was ik 12 jaar ongeveer. Ik droeg dan wel een jeansrokje, maar dat was thuis, met een T-shirt, gewoon gemakkelijk. Maar nu ga ik dat niet meer dragen, omdat ik dat niet meer mooi vind. Toen trok ik me dat ook niet zo veel aan. Nu wel ietsje meer. De kleren niet te fel, en ik draag iets wat gemakkelijk is. Hier zie je dan nog foto’s van mijn plechtige communie: sandalen met een broek en een Tshirt en dan een gilet. Interviewer: Kunt u even uw kleerkast voorstellen en eens vertellen wat daar allemaal in zit? Geïnterviewde: Broeken heb ik niet zo veel omdat ik eigenlijk niet te veel kleren wil hebben omdat ik dan niet zou kunnen kiezen wat ik wil aan doen. Dus ik heb eerder jeansbroeken en dan nog een paar mooiere broeken om naar een feest te gaan of zo. Tshirts heb ik ook niet zo veel, ik heb eerder veel topjes omdat ik dat liever draag voor in de zomer. Mijn ondergoed ligt daar ook in. Ik heb ook meer truien dan gilets, ook met een hoge kol. Ik draag dat graag omdat als het koud is dan trek ik graag mijn kol wat over mijn hoofd. Dan is dat wel tamelijk warm. Interviewer: Naar welke kledij gaat uw voorkeur uit? Geïnterviewde: Mijn broeken mogen niet te los hangen maar ook niet te veel spannen, dus ’t is wat tussenin. Van T-shirts, om gewoon thuis te lopen, heb ik graag iets dat tamelijk aanspant. Interviewer: En van andere kledij? Geïnterviewde: topjes en T-shirts heb ik het liefst dat het tamelijk goed aanspant. In de zomer dan wat fellere kleuren, en in de winter wat minder. Van truien, dat maakt eigenlijk niet echt uit voor mij. Interviewer: Waarom gaat de voorkeur naar die kledij? Geïnterviewde: Ik ben niet zo iemand die zo uitdagende kledij gaat aandoen en ook niet zo van die modekleuren en zo, omdat ik weet, als het niet meer in de mode gaat zijn, dan ga ik dat ook niet meer willen dragen. En nu ga ik ook nog veel groeien en dan ga ik wel zo kleren kopen die nog een beetje te groot zijn. Anders zijn die kleren te klein binnen een jaar
of zo. De kleuren, dat weet ik eigenlijk niet echt. Als ik iets zie en ik vind dat mooi, dan koop ik mij dat. Interviewer: Volg je een bepaalde stijl? Of kun je uw stijl even beschrijven? Geïnterviewde: Echt een stijl, niet echt. Misschien gewoon zo wat ontspanningskledij en niet zo iets speciaals, zo van die glitter T-shirts of zo. Gewoon een jeansbroek en dan een Tshirt en een trui erboven. Interviewer: Waarom draag je die kledij? Geïnterviewde: Ook omdat mijn vriendinnen zo een beetje die kledij dragen. Als ik andere kledij aan zou doen, dan vind ik dat niet zo leuk want dan zou ik opvallen. En ik voel me ook wel gemakkelijk in die kleren. Interviewer: U zei net iets over uw vriendinnen. Wordt daar over gepraat onder vriendinnen? Geïnterviewde: Ja toch wel. Als we zo iemand zien lopen met kleren die we echt niet mooi vinden, dan zeggen we dat ook wel aan elkaar. Het is ook soms wel discussie dat de ene mooier is en dan de andere niet. Het is niet zo dat we daar veel over praten, maar we praten er soms wel over. Interviewer: En over elkaars kledij? Geïnterviewde: Ja ook. Als er iemand iets nieuws heeft dan zeggen we wel dat het mooi is. Als ze het niet mooi vinden gaan ze niet rechtuit zeggen dat het niet mooi is, maar dan gaan we wel vragen wat die persoon er mooi aan vond. Ze gaan er wel iets over zeggen over mijn kledij. Interviewer: En ruilen jullie vaak kledij? Geïnterviewde: Nee, niet echt. Soms, als ik met de fiets naar huis moet en het regent, dan mag ik wel eens van een vriendin een trui lenen met een kap zodat ik niet helemaal nat zou zijn. Maar echt ruilen, dat doen we niet echt. Interviewer: Kopen jullie samen kleren? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Als ik zoiets koop en ik weet niet zeker dat mijn vriendin het niet mooi gaat vinden. Ik vind het leuker als mijn vriendinnen mee zijn en dan weet ik direct hun mening. Interviewer: Kun je eens beschrijven welke kledij je draagt in je vrije tijd? Geïnterviewde: Als ik thuis loop of als ik studeer dan zijn het veel losse kleren die ik draag, die niet zo in mijn weg hangen. ’s Avonds ook losse kleren of ook eerder mijn pyjama die ik ga dragen. Als ik wegga, in de winter eerder een broek. Een rokje met kousen onder, dat draag ik niet zo graag. En in de zomer ook meer broeken dan een rokje. Interviewer: Als je uitgaat, of gewoon in je vrije tijd. Geïnterviewde: Als ik uitga een broek, want ik vind dat beter dan een rokje, zie dat het naar boven schuift. In mijn vrije tijd, ja, dat hangt er van af welk weer het is. Interviewer: Welke kledingsstukken draag je het meest? Geïnterviewde: Voor vanonder draag ik het meest jeansbroeken en vanboven meestal topjes en een trui met een kol, ook al is het zomer. Maar als het echt zo in het midden van de dag is, draag ik gewoon mijn T-shirt, maar dan ’s avonds als ik buiten zit dan draag ik liever een trui met een kol. Ik voel me daar gewoon goed in.
Interviewer: Verschilt uw kledij veel van de kledij die je op school draagt? Geïnterviewde: Ja. Op school draag ik kleren die ik persoonlijk niet zo mooi vind. Het is moeilijk ook voor mij want donkerblauwe broeken vind je niet zo veel. De T-shirts, als ik ze mooi vind, dan draag ik ze ook wel eens buiten ‘t school. Maar broeken ga ik nooit dragen, omdat de kleur, ‘k vind het wel mooi, maar niet zo om alle dagen te dragen. Ik draag dat al de hele week op school. Interviewer: Draag je dan meer kleurtjes buiten de school? Geïnterviewde: Ja, vooral. Interviewer: Heb je anders nog kledij voor speciale gelegenheden? Geïnterviewde: Als ik naar het bal ga… Ik heb een balkleedje. Als hobby dan doe ik turnen en dan heb ik wel zo een speciaal shortje en een turnpak om aan te doen. Vroeger, toen ik naar de dansles ging, dan had ik ook wel van die T-shirts dat wat losser waren. Maar echt speciale kledij, niet echt denk ik. Interviewer: Welk functie heeft de kledij voor u die je draagt? Geïnterviewde: Bedoel je dat dat belangrijk is voor mij? Interviewer: Bijvoorbeeld. Geïnterviewde: Het is wel tamelijk belangrijk voor mij omdat als ik zo zelf kleren draag die ik niet echt mooi vind, dan ga ik een beetje zenuwachtig lopen op straat. Dan denk ik dat ze kijken naar mij en dat ze denken dat ik lelijke kleren aanheb. Dan ga ik me niet zo goed voelen denk ik. Interviewer: Heeft uw kledij een bepaalde betekenis voor u? Geïnterviewde: Niet echt, maar misschien wel als ik mooiere kleren aan heb en mijn vriendinnen, dan zullen die personen misschien liever bij mij zijn dan bij anderen. Maar ik denk dat het niet echt een speciale functie heeft, denk ik. Interviewer: Het vooral belangrijk naar de andere mensen toe. Geïnterviewde: Ja, dat is wel belangrijk. Interviewer: Vertel eens hoe een dagje shoppen eruit ziet? Met wie, wat gebeurt er allemaal? Geïnterviewde: (toont foto) Ik heb hier Freya en Sandy bij mij. Het hangt er vanaf met wie ik ga want ik heb vriendinnen die in Sint Martens Latem wonen en dan spreken we meestal af aan het Sint Pieters station. We kennen er echt niet veel die met de tram naar het stad gaan, maar ik wel. Maar dan ga ik meestal naar het station en dan wacht ik daar op mijn vriendinnen, en dan gaan we samen met de tram naar ’t stad. Meestal is dat met een stuk of drie, niet te veel ook want dan verlies je elkaar soms. Interviewer: Wordt er op voorhand over gepraat? Geïnterviewde: We spreken wel af, rond welk uur. Wat we gaan kopen ook soms wel. Het kan ook zijn dat we tijdens de kerstdagen samen kerstcadeautjes gaan kopen. Dan vragen we ook aan elkaar wat we bijvoorbeeld kunnen kopen voor mijn zus. Onze zussen zijn allemaal ongeveer even oud en dan vraag ik ook wat zij gaan kopen. Dan zullen zij misschien hetzelfde kopen.
Interviewer: En over kledij? Geïnterviewde: Van kledij hebben wij allemaal zo een beetje dezelfde stijl. Het is niet dat we dezelfde kleren gaan kopen, maar soms is er wel discussie wie het gaat kopen. Maar meestal komen we dan wel overeen. Interviewer: Vertel maar wat er verder gebeurt. Geïnterviewde: Meestal gaan we dus met de tram naar ’t stad. Dan stappen we uit en gaan we meestal eerst naar de ‘Six’ omdat dat aan het begin is van de Veldstraat. Gewoon ja, naar oorringen gaan kijken. Niet speciaal dat we iets kopen. Dan gaan we gaan kijken. Daarna gaan we naar kledingwinkels. Soms ook als we zoiets mega marginaals zien, dan gaan we dat ook voor de onnozelheid een keer aandoen. Ik heb het ook getoond op die foto, dan is dat leuk als je dat achteraf ziet dan denk je van ja, dat was leuk. Als ik dan echt iets van kleren nodig heb dan ga ik wel meestal met mijn mama naar ’t stad want ja, zij heeft dan ook het geld. Als het voor kleren is, vraag ik dan ook of mijn zus mee gaat, ook voor haar mening want mijn mama heeft een heel andere mening. Dat is normaal want ze komt uit een andere generatie ook. Ik heb dan meestal niet zo veel hulp van haar als ik twijfel tussen twee dingen of zo. Ja ik zat in de kledingwinkels… Het is eigenlijk vooral naar kleding dat we gaan kijken en soms ook naar schoenen. Als ik echt iets nodig heb dan ga ik met mijn mama gaan shoppen. Met vriendinnen is het gewoon om een keer samen weg te gaan. Interviewer: Wat gebeurt er als je met je mama gaat naar ’t stad? Geïnterviewde: Meestal gaan we naar Gent. Soms naar ’t Zuid, maar dat zijn meestal dezelfde kleren, dezelfde winkels en zo. Als ik met mijn mama naar ’t stad ga, gaan we meestal met de auto, maar dan niet te lang, want mijn mama kan niet zo lang recht staan en ze winkelt niet zo graag. Dus ik moet dan op voorhand echt zeggen wat ik wil kopen. Het is niet altijd dat ik met haar ga, als ik echt zo zeg dat ik een broek wil of dat of dat, dan krijg ik soms ook wel de bankkaart mee. Dan zegt ze wel dat ik niet te veel geld uit mag geven. Als het dan te veel is, leg ik soms ook wel bij. Maar ik ga het liefst met iemand mee, want zo alleen naar ’t stad is maar alleen. Interviewer: Je gaat soms eens alleen winkelen. Geïnterviewde: Ja, maar wel uitzonderlijk. Interviewer: Naar welke winkels ga je dan? Geïnterviewde: Meestal de H&M, de Zara, … Zo wat gewone kleren. Interviewer: Heb je de kledij al voor ogen als je naar de winkels gaat? Met ja mama moet dat wel een beetje… Geïnterviewde: Meestal is het zo wel dat ik zo bepaalde dingen moet hebben, maar dan zie ik altijd wel nog iets dat ik mooi vind. Ik kom altijd wel met meer naar huis dan ik heb gezegd. Maar ’t is meestal wel bepaalde dingen die ik nodig heb van kleren. Interviewer: Ga je veel winkelen? Geïnterviewde: Niet zo veel. Ik doe ook tamelijk veel sport en dan heb ik niet zo veel tijd en dan met school. En geld… Dat moet mijn mama ook niet altijd betalen. Interviewer: Op welke momenten ga je dan wel winkelen? Geïnterviewde: Meestal de zaterdag, dan heb ik ook niet zo veel te doen. Ofwel de woensdag na school als ik tegen de donderdag niet te veel te doen heb.
Interviewer: Draag je merkkledij? Geïnterviewde: Niet echt, mijn mama is niet echt voor die dure kleren en ook ik ben niet zo iemand die echt stevige dingen ga kopen dat ik dan zo lang kan dragen. Ik heb liever iets minder stevig want als het kapot is dan kan ik iets nieuws gaan kopen. Echt merkkledij, niet echt. Ik ben niet zo ‘merk’. Interviewer: Zijn er bepaalde merken in volgens u? Geïnterviewde: Het is een tijd geweest dat het zo Burberry is geweest. Aan zo’n dingen doe ik dan niet mee omdat ik dat eigenlijk niet mooi vind. Het moet me wel ook aanstaan die mode. Maar echt merken, nee. Ik draag wel broeken voor school van Levi’s, dat zijn dan ook donkerblauwe broeken, maar het zijn wel dure. Dus die krijg ik dan ook niet. Maar dat vind ik niet zo erg. Maar echt zo bepaalde merken, denk ik niet. Interviewer: Wordt uw kledij soms door anderen gemaakt? Of ga je ze alleen maar kopen? Geïnterviewde: Hoe bedoel je? Interviewer: Worden jou kleren zelf door iemand gemaakt? Geïnterviewde: Nee nee (lacht). Interviewer: Heeft de kledij die je draagt een bepaalde waarde voor u? Geïnterviewde: Een bepaalde waarde… Ik weet het niet echt, ik denk het niet. Sommige dingen, ik heb zo wel lievelings- T-shirts en zo. Ik wil dat echt niet kwijt geraken. Sommige dingen die ik echt mooi vind, hebben een waarde voor mij. Interviewer: Ben je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Ik ben wel bewust bezig met welke kleren dat ik ga aan doen, maar echt zo de mode volgen, niet echt. Maar ik wel er wel goed uit zien. Maar voor school trek ik mij dat eigenlijk niets van aan. Maar buiten de school eigenlijk wel nog. Interviewer: In welk opzicht is dat, kun je dat een beetje beschrijven? Geïnterviewde: Op school is dat niet zo belangrijk voor mij omdat ik de mensen daar ken, die kennen mij echt goed en dan maakt het niet uit welke kleren ik dan aandoe. Maar als ik wegga, om nieuwe mensen te leren kennen, dan ga ik wel sneller weggaan met mooie kleren, dan met niet zo mooie kleren. Als ik wegga, dan ga ik wel mooiere kleren aan hebben. Interviewer: Speelt uw familie een rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Mijn mama gelijk da ’k zeg niet zo, maar het is wel dat ze zegt als het te klein is of te klein gaat worden dan ga ik het ook niet mee doen. Ze heeft dan meestal wel gelijk. Mijn papa die merkt dat niet. Mijn broer en mijn zussen, als ze zeggen dat ze ’t niet mooi vinden, dan ga ik het meestal ook niet meenemen. Ze spelen eigenlijk wel een rol. Interviewer: En uw vrienden? Geïnterviewde: Ja, mijn vrienden eigenlijk nog meer. Omdat, zoals ik al zei, ze hebben een beetje dezelfde stijl als mij. Mijn vrienden zijn eigenlijk het belangrijkst voor mij omdat… Mijn mama weet gelijk ook niet welke kleren ik al heb, maar mijn vrienden die weten dat gelijk meer. Die denken dan ook van heb je al zo niet iets in die stijl? Als ik zoiets wil kopen dan denken ze ook wel aan wat ik al heb. Ik vind het wel goed dat ik mijn vrienden mee heb. Interviewer: Bekijk je modebladen?
Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Of gewoon tijdschriften waarbij je op de kleding let. Geïnterviewde: Soms, als ik zo actrices zie, dan vind ik wel dat ze mooie kleren aan hebben. Maar echt modebladen, niet echt. Het is wel zo, ik verzamel wel van die prenten met zo chic foto’s. Interviewer: Van actrices? Geïnterviewde: Of zo van, je hebt zo foto’s van parfum, ook wel van die chic dingen, dat verzamel ik wel, maar het is niet echt dan ik dan ga kijken naar de kledij. Interviewer: Volg je de mode of wat is volgens u de mode? Geïnterviewde: Echt volgen ga ik nooit doen. Ik heb mijn eigen stijl, eigenlijk wel wat verouderd. Omdat ik weet dat als ik de mode echt volgt, en iets koop dat ik dan wel mooi vind, dat ik er spijt van ga hebben dat ik het gekocht heb. Dus echt volgen doe ik niet zo. Interviewer: Als naar TV kijkt, let je dan op de kledij? Geïnterviewde: Als ik reclame zie of gewoon een serie, het valt mij alleszins op als er iemand mooie kleren aan heeft of als er iemand hetzelfde heeft als mij. Ik let er dus wel op. Interviewer: Op welke kledij let je dan? Geïnterviewde: Meer op de bovenkant dan de onderkant, want een broek is maar een broek. Je hebt dan soms van die speciale kledij, met frullekes. Als ze er dan bij zeggen van welke winkel het komt dan ga ik soms wel eens gaan kijken. Daar kijk ik ook wel naar in de media. Interviewer: Zijn er bepaald programma’s die u aanspreken met betrekking tot kledij? Geïnterviewde: Echt voor de kledij ga ik niet echt kijken. Interviewer: Hoe sta je tegenover de kledij die de mensen op tv dragen? Geïnterviewde: Meestal ik kleren op tv zie waarvan ik denk dat is mooi, maar dan weet ik toch dat ik het eigenlijk niet ga vinden omdat het ofwel te duur is, dan weet ik toch dat ik het niet ga krijgen, ofwel ja die leven in Amerika en zo, de meesten. Als het mooi is, ga ik wel zeggen dat het mooi is, maar dan ga ik het niet echt willen denk ik. Interviewer: Heb je een bepaald voorbeeld waar je je naar kleed? Geïnterviewde: Nee, eigenlijk niet. Interviewer: Ga je naar andere manifestaties die met kleren te maken hebben? Geïnterviewde: Nee. Het is wel belangrijk welke kledij je draagt, maar ik ga niet zo speciaal iets volgen, want ik vind dat zo, ja, een meeloper zijt of zo. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Van geld? Interviewer: Bijvoorbeeld bepaalde waarden in het gezin… Geïnterviewde: Ah, ik ga nooit zo kleren kopen met diepe décolletés of zo een zeer blote buik, omdat ik dat zelf ook niet zo mooi vind. Maar er is niet echt een grens dat ik niet mag dragen. Maar die twee dingen die ik gezegd heb, dat heeft mijn mama ook niet graag. Ik doe dat meestal ook wel niet. Het is niet dat ik uitdagende kledij ga kopen. Interviewer: Welke gevoelens heb je bij de kledij die je draagt?
Geïnterviewde: Ik wil me er goed in voelen. Als ik iets nieuws heb, en als ik uitga met vrienden, heb ik soms wel schrik dat ze het niet mooi gaan vinden. En als ze zeggen dat ze het niet mooi vinden dan ga ik het zelf ook niet graag meer dragen. Wat wel normaal is, denk ik. Maar ik ga wel mijn eigen stijl dragen. Interviewer: Is er soms discussie tussen u en uw ouders met betrekking tot kledij? Geïnterviewde: Vroeger had ik wel discussie met mijn ouders, maar nu eigenlijk niet meer omdat ik vroeger wel wat tegenstribbelig was. Gewoon, ik weet niet hoe het kwam dat ik zo wou zijn. Maar nu kom ik wel goed overeen met mijn ouders. Meestal toch. Interviewer: Welke kleren waren het dan, die je niet mocht dragen? Geïnterviewde: Een blote buik, omdat mijn vriendinnen dat ook droegen. Vroeger ging ik zo iedereen achter doen. Nu is dat niet meer. Nu begin ik mijn persoonlijkheid te ontwikkelen. Ik weet niet hoe het kwam, maar vroeger ben ik een tijd zeer ongelukkig geweest met mezelf. Dat is normaal dat dat zo een tijd is. Maar nu is dat allemaal gedaan. Interviewer: Waren het dan meer uitdagende kleren? Geïnterviewde: Vroeger had ik altijd graag een vriendje. Maar het was eigenlijk nooit echt een vriendje, want het was van toen ik twaalf jaar was. Ik was gewoon verliefd. Maar soms deed ik dat wel veel voor de jongens om zo andere kledij aan te doen. Maar nu mijn vrienden, ze zijn mijn vrienden en die trekken zich dat eigenlijk niet zo hard aan wat ik aan heb. Interviewer: Wordt er soms kledij geruild? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Zijn er nog andere mensen die u kledij bepalen? Geïnterviewde: Mijn nicht, waar ik toch wel goed mee overeen kom. Ze is wel jonger dan mij, maar ik ben ook de eerste keer met haar naar ’t stad geweest. Sindsdien is dat wel zo dat ze graag heeft dat ik meega met haar. Dan gaan we s amen kijken, dan kopen we wel soms dezelfde kleren omdat we niet zoveel samen zijn. Maar als een vriendin dat doet, dan ben je meer samen dus… Mijn familie, sommigen bepalen dat wel. Maar andere mensen niet echt. Interviewer: Wie is dat dan van uw familie? Geïnterviewde: Mijn nicht of soms ook wel een tante. Als ik naar beneden kom als ze hier zijn, dan gaan ze direct zeggen dat mijn kleren niet mooi zijn, of ze gaan soms ook zo een keer kijken. Je merkt dat zo wel. En als ik weet dat iemand het niet mooi ga vinden, dan ga ik het minder rap dragen. Interviewer: Wil je nog iets zeggen over kledij? Geïnterviewde: Nee, niet echt. Ik wil gewoon kledij waar ik mij goed in voel en niet zo speciale kledij Interviewer: Ik denk dat we kunnen afronden. Bedankt om mee te doen. Geïnterviewde: Dat is heel graag gedaan.
Liza, 1994, Gent (Sint Joris, 1ste jaar, A-stroom) Interviewer: Neem eens uw foto’s. Kun je eens beschrijven welke kleren je aan had toen? Geïnterviewde: Ja. Hier had ik een streepjes trui aan en een lange broek. (toont volgende foto). Hier had ik een T-shirt aan en een shortje. Interviewer: Hoe zag dat shortje eruit? Geïnterviewde: Geel. Kort. Interviewer: Dat was in de zomer. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Draag je vaak die shortjes? Geïnterviewde: Shortjes draag ik vaak omdat dat gemakkelijk zit eigenlijk. Interviewer: Kun je eens de kleuren beschrijven op de foto’s? Geïnterviewde: Die trui was zwart met wit. Die andere was groenachtig, fluo groen en geel. Interviewer: Welke kleren draag je nog? Geïnterviewde: Pulls en lange broeken vooral. Interviewer: Waarom? Geïnterviewde: Omdat ik vind dat dat gemakkelijk zit. Interviewer: Welke kleren draag je nog? Geïnterviewde: Euhm… Geen kleedjes, geen rokken. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Ik doe dat eigenlijk niet zo graag aan. Interviewer: Stel eens uw kleerkast voor en vertel eens wat daar allemaal in zit. Geïnterviewde: Mijn pyjama’s en veel pulls. En lange broeken. Interviewde: Welke broeken zijn dat dan? Geïnterviewde: Vloeren broeken en jeansbroeken. Interviewer: Bekijk eens die andere foto’s, welke kleren heb je daar aan? Geïnterviewde: Een jeansbroek en een rode trui en daaronder had ik nog een T-shirt. Dat was toen ik in het zesde zat. Interviewer: Draag je dezelfde kleren op school als thuis? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Zijn er kleren die je niet mag dragen op school? Geïnterviewde: Eigenlijk mogen we geen te korte rokjes dragen op school en de jongens mogen geen training aandoen. Interviewer: Moet je een uniform dragen? Geïnterviewde: Als we gaan sporten wel.
Interviewer: Wat is dat dan? Geïnterviewde: Een T-shirt met Sint - Lievenscollege op en een shortje, ook met het logo van het Sin-Lievenscollege. Interviewer: Kun je nog uw kleren verder beschrijven qua kleur en qua vorm? Geïnterviewde: Ik draag het liefst felle kleuren vooral. Interviewer: In de zomer en in de winter? Geïnterviewde: In de winter donkere kleuren, maar in de zomer felle kleuren. Interviewer: En van vorm? Geïnterviewde: Vaak kort in de zomer en in de winter lang vooral. Interviewer: Een lange broek? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Zijn dat altijd T-shirts dat je draagt in de zomer? Geïnterviewde: Soms ook gewoon pulls. Interviewer: Naar welke kleding gaat uw voorkeur uit? Heb je bepaalde lievelingskledij? Geïnterviewde: T-shirts vooral. Interviewer: En welke T-shirts zijn dat dan? Geïnterviewde: Met lange mouwen, maar ook niet te lang. En lichtgekleurd. Interviewer: En wat staat er op die T-shirts? Geïnterviewde: Gewoon een effen kleur, niks van tekeningen of zo. Interviewer: Volg je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Ik heb eigenlijk geen stijl. Ik draag altijd wat er bovenaan in mijn kleerkast ligt. Interviewer: Welke kleren draag je in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Dan draag ik ook die kleren van in de week, maar die een beetje losser zitten. Interviewer: Zijn dat dan dezelfde kleren? In dezelfde stijl… Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Doe je dan iets van sport? Geïnterviewde: Ik heb geroeid, maar nu niet meer. En voor de rest sport ik ook niet. Interviewer: Wat draag je dan thuis? Geïnterviewde: Losse kleren. Interviewer: Heb je bepaalde avond kledij, kleren die je ’s avonds aandoet of als je eens bij vrienden bent? Geïnterviewde: Eigenlijk niet. Interviewer: Welke kledingsstukken draag je het meest?
Geïnterviewde: Van broeken vooral vloeren en van pulls gewoon ja, warme pulls in de winter en in de zomer iets minder warm. Interviewer: Heb je anders speciale kledij voor bepaalde gelegenheden, bijvoorbeeld uw communie? Geïnterviewde: Dan had ik speciale kledij aan. Interviewer: En hoe zag die kledij eruit? Geïnterviewde: Roze, van bij mij papa en bij mijn mama was ’t groen. Interviewer: Hoe zag dat er dan uit? Geïnterviewde: Bij mijn papa was dat, de mouwen waren roze en dan op de T-shirt een tekening. En die broek was ook roze en ik had ook nog een roze gilet. (mama haalt foto’s van haar plechtige communie). Ze toont de kleren van bij haar papa. Dat zat wel gemakkelijk. En ik had daar ook nog een giletje over aan. Interviewer: Mocht je dan uw kleren zelf kiezen? Geïnterviewde: Ja we zijn naar de winkel geweest en ik mocht dat zelf kiezen. Interviewer: En wat had je aan bij uw papa? Geïnterviewde: Blauw. Interviewer: Je had eigenlijk twee tenuetjes voor uw plechtige communie. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: En kun je die kleren een beschrijven? Geïnterviewde: Een blauwe broek van jeans en dan zo een losse T-shirt eigenlijk. Interviewer: Had je dan nog iets aan? Geïnterviewde: Ja een gilet met blauw en groene strepen en wit. Interviewer: En heb je nog andere kledij voor bepaalde gelegenheden? Geïnterviewde: Soms draag ik kleedjes omdat het moet. Interviewer: Van wie moet dat? Geïnterviewde: Van mijn mama. Mama: Ze heeft nog juist geteld één kleedje in haar kleerkast hangen. Ééntje. Interviewer: Wanneer moet je dat dan dragen? Geïnterviewde: Als we naar familie gaan of zo. Interviewer: Vind je dat dan mooi? Geïnterviewde: Soms wel. Ik heb eigenlijk geen zin om dat altijd te dragen. Interviewer: Draag je dan meest uw eigen kleren die je graag ziet? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Kan je dat kleedje eens beschrijven? Geïnterviewde: Beigeachtig. Zonder mouwen. Interviewer: Draag je veel topjes? Geïnterviewde: Nee want ik heb er geen.
Interviewer: Welke functie heeft de kledij voor u die je draagt? Geïnterviewde: Ik weet het eigenlijk niet. Interviewer: Je hebt bijvoorbeeld gezegd dat je ze gemakkelijk vindt. Geïnterviewde: Ja, dat vind ik wel zo. Ik voel me er ook wel goed in, in de kleren die ik draag. Interviewer: Heeft de kledij een bepaalde betekenis voor jou? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Zijn de kleren die je draagt belangrijk voor u? Geïnterviewde: Eigenlijk niet, maar ik draag ze gewoon graag. Interviewer: Ga je soms gaan winkelen? Geïnterviewde: Met mijn papa soms en met mijn mama ook. Interviewer: Kun je eens zeggen als je gaat winkelen met je mama, hoe gaat dat precies in zijn gang? Geïnterviewde: Ze sleurt ons overal mee naartoe. Interviewer: Wat gebeurt er dan? Geïnterviewde: Dan moeten wij dingen passen, maar wij doen dat niet graag, ik en mijn broer. Interviewer: Naar waar gaan jullie dan? Geïnterviewde: Naar de Carrefour is dat meestal. Interviewer: Is dat in Gent? Geïnterviewde: In Oostakker. Interviewer: Wat gebeurt er dan als je naar de Carrefour gaat? Geïnterviewde: Een grote ramp. We moeten dan passen en dan zien we dat niet graag en dan zien we iets anders graag en dan ziet ons mama dat niet graag. Interviewer: Wie beslist er dan wat er uiteindelijk wordt gekocht? Geïnterviewde: Ons mama vaak, omdat zij het moet betalen. Interviewer: Mag je soms ook je eigen kleren kiezen? Geïnterviewde: Ja, bij ons papa vooral. Interviewer: Wat gebeurt er dan nog in de Carrefour? Mama: Ik zeg dan tegen Liza: “Kom je mee met mij?” en dan zegt Liza: “Ja maar ik ga naar de boekjesafdeling.” Dan zeg ik: “Kom maar mee met mij”. En zij dan: “Pffff…” Dan is ’t van: “Zie je dat graag?” en Liza: “Jaja, neem maar uw goesting” En dan is ze naar de boekskes. Interviewer: Je gaat eigenlijk liever kijken naar andere dingen, dan naar de kleren. Geïnterviewde: Ja (lacht).
(Moeder vertelt een anekdote over haar zoon, dat ze aan de playstation schoenen passen en dat ze zo gaat winkelen met haar kinderen) Interviewer: En als je met papa gaat winkelen? Geïnterviewde: Dan gaan we naar de C&A en ook naar de JBC. En dan vraagt hij aan ons wat wij leuk vinden. En dan gaan we dat passen en als ’t ons past dan kunnen we ’t kopen en als ’t ons niet past, kijken we naar iets anders. Interviewer: Ga je dan naar ’t stad, hier in Gent? Geïnterviewde: Ja en naar de JBC gaan we ook dicht bij Delhaize. Interviewer: Ga je soms met iemand anders gaan winkelen? Geïnterviewde: Ik ging een keer met iemand gaan kijken, maar ik was toen ziek geworden. Mama: Met een meisje van een jaar of achttien en normaal gezien gingen ze dat weekend een keer gaan, om te gaan shoppen. Ze had een keelontsteking. Geïnterviewde: Ik had geen stem meer. Interviewer: Gebeurde het anders nog dat je met iemand anders ging? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Draag je soms merkkledij? Geïnterviewde: Eigenlijk niet. Interviewer: Hoe vaak ga je shoppen? Geïnterviewde: Met mijn mama, als we dringend kleren nodig hebben. En met mijn papa niet zo vaak. Interviewer: Koop je de kledij of worden je kleren soms zelf gemaakt? Geïnterviewde: Kopen. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een bepaalde waarde voor u? Geïnterviewde: Nee. Als ik me er maar goed in voel eigenlijk. Interviewer: Ben je bewust bezig met kledij of met mode? Geïnterviewde: Nee, niet zo. Interviewer: Op sommige momenten wel? Geïnterviewde: Kijken of sommige dingen bij elkaar passen. Interviewer: Wat past er volgens jou bij elkaar? Geïnterviewde: Blauw bij blauw vooral. Ik heb pulls met blauw en wit en groen en dan draag ik dat bij een groene vloeren broek of op een jeans of zo. Interviewer: Ben je anders nog bezig met kledij? Geïnterviewde: Nee, niet speciaal. Interviewer: Denk je er soms aan? Geïnterviewde: Soms kijk ik wel in de winkel als er mij niets interesseert. Interviewer: Spelen je familie een rol in de keuze van je kledij?
Geïnterviewde: Mijn mama soms. Soms pakt ze mijn kleren en als het dan niet goed is dan pak ik dan wel eens iets anders. Mama: Soms zegt ze dan: “Kies gij een keer mijn kleren.” Dan kies ik kleren en dan zegt ze: “Zeg, dat doe ik niet aan ze ik ga mij iets anders nemen.” Voilà. Interviewer: Dus het is dan je eigen keuze? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Spelen vrienden een rol in de keuze van je kledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Draag je soms dezelfde kleren als je vrienden en vriendinnen? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Wordt er soms over gepraat? Geïnterviewde: Eigenlijk niet. Interviewer: En in de klas? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Bekijk je soms tijdschriftjes? Geïnterviewde: Soms wel. Interviewer: Welke zijn dat dan? Geïnterviewde: De Neckermann bij de kleren en al. Interviewer: Koop je daar soms kleren uit? Geïnterviewde: Ja. Mama: Ja, toch wel. Interviewer: Welke kleren zijn dat dan? Geïnterviewde: Vaak zomerkleren, T-shirts en shortjes. Interviewer: Kijk je daar vaak in? Geïnterviewde: Ja. Mama: Vanaf dat het toekomt dan kijkt ze er in. En als het ons financieel toestaat dan kopen we. Interviewer: Kies jij dan de kleren of je mama? Geïnterviewde: Ik. Mijn mama, bij het bladeren, kijk, is dat niet mooi en ik zo ja eigenlijk wel of ik zeg nee, ik vind het niet schoon. Interviewer: Zijn er nog boeken waar je in kijkt? Of andere tijdschriftjes? Mama: Wij kopen dat niet gelijk de Flair of zo, ’t is weken geleden. En overlaatst is ze een keer met de Joepie thuis gekomen. Interviewer: Let je in de Joepie op de kledij die ze dragen? Geïnterviewde: Nee. Ik vind het wel schoon.
Interviewer: Waarom kijk je in dat tijdschrift? Geïnterviewde: Omdat daar goede artikels in staan, maar niet specifiek voor de kledij. Interviewer: Als je naar TV kijkt, let je dan op kleren? Geïnterviewde: Nee, eigenlijk niet. Interviewer: Wat vind je van de videoclips die ze draaien op TMF? Geïnterviewde: Ik vind die kleren wel schoon maar niet echt zoiets voor mij. Mama: Een beetje gewaagd ook, das meer voor volwassenen. Interviewer: Kijk je soms op internet? Geïnterviewde: Wij hebben dat niet. Interviewer: Heb je een bepaald voorbeeld waar je je naar kleed? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Je doet je eigen ding. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Welke gevoelens heb je bij de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Als ik er mij goed in voel, dan draag ik het graag. Interviewer: Als je dat kleedje aandoet, wat voel je dan? Geïnterviewde: Dan voel ik me er niet gemakkelijk in eigenlijk. Interviewer: Is er soms discussie met jou mama of papa over de kledij die je draagt. Geïnterviewde: Met mij en mijn mama soms wel zo van “Je moet dat aan doen”, “Maar nee ik vind dat schoner en al.” Interviewer: En met je papa? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Wordt er soms in de klas of in uw vriendenkring over kleren gepraat of zijn ze daar mee bezig? Geïnterviewde: Soms wel zo van dat is wel leuk en al, zo van de kleren die de mensen aan hebben. Interviewer: Ze praten over de kleren van andere mensen. Doe je daar dan aan mee? Geïnterviewde: Ik zeg mijn mening er ook over. Als ik het niet schoon vind dan zeg ik het wel. Interviewer: Ruil je soms kledij? Geïnterviewde: Nee, maar als mijn broer een T-shirt heeft dat te klein is, dan krijg ik die T-shirt soms, als ik het schoon vind. Mama: Maar nu is dat wel serieus verminderd hé. Interviewer: Zijn er andere mensen die uw kledij bepalen of daar een zeg in hebben?
Geïnterviewde: Nee, behalve mijn mama bijna niemand. Interviewer: Zijn er nog dingen die je over uw kledij wil zeggen? Geïnterviewde: Eigenlijk niet. Interviewer: Mag ik dan besluiten dat je zich goed moet voelen in de kleren die je draagt en dat het ook wel mooi moet zijn? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Dan kunnen we afronden. Bedankt om mee te werken!
Layla, 1992, Gent (Sint-Joris, 4e jaar, TSO) Interviewer: Welke kleren draag je zo allemaal? Geïnterviewde: Van alles. Veel. Moeder: Alles. Je ziet het wel hé. Geïnterviewde: Ik ga mee met de mode: Jeansbroeken, rokjes, driekwartbroeken, broeken van verschillende kleuren, bruine broeken, … Mijn kleerkast hangt vol. Dus ja, topjes en Tshirts, pullekes met een kol of met een V-hals, … Interviewer: Wat zijn uw lievelingskledij? Geïnterviewde: Rokjes met zo een legging onder, jeansbroeken, ja eigenlijk alles een beetje wat in mijn kast ligt, ik ga het echt allemaal dragen. Interviewer: Wat draag je in de zomer en winter? Geïnterviewde: In de zomer draag ik meestal rokjes, ook veel shortjes en zo, topjes en Tshirts. In de winter veel dikke truis en kollekes en zo, jeansbroeken, … Soms ook een rokje met zo van die dikke kousen onder en met botjes, zo van alles. Interviewer: Hoe is de vorm van uw kledij? Geïnterviewde: Ik heb zo van die broeken met wijde pijpen, zo van die olifantenpijpen, gelijk vroeger, maar ook met echt smalle pijpen die echt zo aan uw lijf plakken. Veel truien, zo losse en ook echt smallekes. Interviewer: Welke kleuren draag je? Geïnterviewde: Felle kleuren: Rood, geel, blauw, oranje, groen, bruin, allemaal felle kleuren. Interviewer: Wat zit er nog in uw kleerkast? Geïnterviewde: T-shirts zowel met ronde als V-halzen. Zo wat alles wat nu in de winkels ligt. Interviewer: Volg je een bepaalde stijl? Of kun je die eens beschrijven? Geïnterviewde: Ik loop liever in jeans en zo. Sportief, ja. Niet klassiek, maar wel voor naar feesten te gaan, dan draag ik zo wel een keer een klassieke broek met hakjes aan en een bloesje. Interviewer: Welke kleren draag je in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Als ik thuis zit een gewone trainingsbroek met een gewoon T-shirtje. Interviewer: Heb je speciale avondkledij? Geïnterviewde: Ja, een witte broek of zo. Ook soms met hakjes erbij, een wit vestje, een handtasje, voor als we weggaan. Interviewer: Welke kleren heb je nog om weg te gaan? Geïnterviewde: Soms een kleedje, of een rokje met plooitjes of gewoon effen. Interviewer: Welke kledingsstukken draag je het meest? Geïnterviewde: jeansbroeken, ja dat draag ik het meest. Interviewer: Waarom?
Geïnterviewde: Ja, dat zit comfortabel en ik voel me daar meer mee op mijn gemak. Iedereen draagt dat zo een beetje en je gaat zo eigenlijk op in de groep. Interviewer: Welke kleren draag je op school? Geïnterviewde: Ook gewoon een jeansbroek, of soms een keer een rokje. Gelijk dat iedereen draagt, die dagelijkse kledij, jeansbroeken, pullekes met een kol, als het warm is een T-shirtje, want op school mogen we zo geen topjes dragen. Interviewer: Nee? Geïnterviewde: Je mag zelfs zo geen korte rokjes dragen, terwijl als ge er een legging erbij hebt, dan mag het wel. Interviewer: Zijn daar bepaalde regels over op school? Geïnterviewde: Als ge zo met een topje loopt, gelijk ik nu aanheb (een topje dat je achter de nek knoopt), of gewoon met dunne bandjes, dat mag niet. Maar als het zo van die brede banden zijn, tot aan uw schouders, dan mag dat wel. Interviewer: Verschilt de kledij die je draagt op school van de kledij thuis? Geïnterviewde: Nee, niet veel nee. Interviewer: Heb je een uniform moeten dragen? Geïnterviewde: Nee, geen uniform. Interviewer: Heb je anders speciale kledij voor bepaalde gelegenheden? Geïnterviewde: Als ik naar een verjaardagsfeestje ga, dan maak ik mij graag een keer mooi en dan draag ik een rokje met ballerinaschoentjes aan, met een topje. Interviewer: Welke kleren droeg je op uw plechtige communie? Geïnterviewde: Nee, ik heb dat niet gedaan. Interviewer: Zijn er anders nog momenten dat je andere kledij draagt? Geïnterviewde: Als ik bij familie ga of zo, dan maak ik me ook nog wel graag schoon, of een klassieke broek ook soms een keer en een bloesje. Interviewer: Kun je iets vertellen over de tekeningen op uw kledij? Geïnterviewde: Zo gelijk merkkledij? Interviewer: Dat mag ook. Geïnterviewde: Ik draag Adidas en Nike. Gelijk al die winkeltjes daar in de buurt van Esprit, Bershka, H&M. Interviewer: Naar welke winkels ga je nog? Geïnterviewde: H&M, C&A, soms een keer in Clockhouse, allemaal een beetje in de buurt. Ik ga wel graag overal een keer binnen. De Vero Moda, enzo. Interviewer: Ga je vaak winkelen? Geïnterviewde: Ja, (lacht) bijna elke week wel een keer, echt veel. Met mijn vriendinnen, of met mijn mama. Elke week krijg ik wel iets. Interviewer: Als je met vriendinnen gaat, koop je dan uw kleren zelf? Geïnterviewde: Ja, veel, echt waar. Als ik een mooie broek zie dan pak ik dat wel een keer mee. Truitjes, zo een keer hetzelfde, met een V-hals of zo, als ik het mooi vind.
Interviewer: Wat gebeurt er als je met vriendinnen gaat winkelen? Geïnterviewde: Als we in de winkel zijn, dan zeggen we zo van ja dat zal u wel staan. Dan gaan we dat een keer passen en dan zeggen we ons mening daarover, en als je dat mooi vindt dan pakken we dat wel mee. En als het niet mooi is, dan zegt ze dat we dan wel verder zien. We lachen ook veel, veel plezier maken en zo. Interviewer: En als je mama gaat, is dat dan anders? Wat gebeurt er dan? Geïnterviewde: We lachen ook veel, we zeggen ook veel ons mening, als dat nu past of niet. Dat is niet anders dan met mijn vriendinnen. Interviewer: Mag je uw kleren kiezen? Geïnterviewde: Ik mag altijd mijn kleren kiezen. Als het haar niet aanstaat dan zegt ze het wel, bijvoorbeeld dat is ietske te open of te bloot of te veel uitgesneden, dan pak ik dat niet mee. Interviewer: Is er soms discussie tussen u en uw mama? Geïnterviewde: Niet veel, nee. We komen meestal wel overeen met ons kledingsstijl. Moeder: We hebben dezelfde stijl, dus… En dezelfde maat. Interviewer: Ruilen jullie dan soms kleren? Moeder: Ja, dat doen we wel Geïnterviewde: Zeker van truitjes en zo. Interviewer: Gaan jullie dan naar dezelfde winkels? Geïnterviewde: Meestal wel ja, naar de Mexx en zo. Dan zeggen we een keer van ja, als we zo twee T-shirtjes zien, maar in een andere kleur, dan koopt zij dat groen en ik dat oranje en dan wisselen we soms een keer. Interviewer: Welke merken draag je nog? Geïnterviewde: Nike, Adidas, alles een beetje, veel Mexx. Bikkenberg, … Interviewer: Waar ga je dan winkelen? Geïnterviewde: Meestal naar Gent, af en toe een keer naar Brussel. Interviewer: Wanneer ga je? Geïnterviewde: In ’t weekend, of de woensdag, of de maandag, ’t is te zien welke toetsen we hebben en hoeveel werk. Interviewer: Heb je het soort kledij al voor ogen als je gaat winkelen? Geïnterviewde: Ja, dan zeg ik zo van, ik zou graag een keer dat hebben en dan ga ik gaan zoeken. Ik moet dan naar een communie dan en dan wil ik een broek, met een hakjes en een bloesje of zo. Moeder: Da’s kostelijk ze, echt waar. Interviewer: Wordt de kledij soms zelf gemaakt? Geïnterviewde: We kopen ze. Interviewer: Hebben de kleren voor u een bepaalde waarde?
Geïnterviewde: O ja, echt. Als ik zo een mega mooie broek heb of een trui en daar zit een gaatje in, dan koop ik weeral hetzelfde. Ik draag echt wel zorg voor mijn kleren. Interviewer: Dat is wel belangrijk. Geïnterviewde: Jaja, heel belangrijk. Interviewer: Waarom draag je die kledij? Geïnterviewde: Ik weet niet, ik voel mij daar goed in, in zo’n kleren. Als je een keer bij u vriendinnen zijt en ze zeggen oh dat is mooi, waar heb je dat gekocht, dan voel ik mij daar goed in. Dan zeg ik van ja daar, we kunnen een keer gaan kijken naar die kleren. Dat is wel leuk. Interviewer: Ben je bewust bezig met de mode? Geïnterviewde: Ik volg dat wel. Interviewer: In welk opzicht? Geïnterviewde: Door in ’t stad te lopen of een keer in de Veldstraat, een keer voorbij de etalage lopen en als het mooi is dan gaan we een keer binnen. Interviewer: Bekijk je soms tijdschriften? Geïnterviewde: Ja, de Joepie, de Girls, soms een keer de Flair. Interviewer: Let je dan op de kledij? Geïnterviewde: Dan kijken we in de Joepie vanachter een keer van welke winkel die kledij komt, bijvoorbeeld uit de Bershka en dan gaan we een keer kijken en passen we het een keer. Interviewer: Spelen uw vrienden een rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Niet echt. Als ik een mooie truitje aan heb dan vragen ze, vanwaar heb je dat? Dan zeggen we, we gaan een keer gaan kijken, met die vriendinnen zelf en dan kunnen ze het kopen. Interviewer: Ruil je soms kleren onder vriendinnen? Geïnterviewde: Niet echt. Soms een keer een topje of zo, als je zo een keer moet weggaan naar een feest, heb je dat zo thuis liggen, zo ja en dan lenen we het een keer. Moeder: Zij mag dat niet doen van mij, die kleren zijn veel te kostelijk. Interviewer: Wordt erover gepraat met uw vrienden? Geïnterviewde: We zeggen tegen elkaar van ja, je hebt mooie kleren aan. Interviewer: Kijk je naar TV en let je dan op de kledij? Geïnterviewde: Zo gelijk bij familie, een personage, ze heeft dan zo van die mooie kleren aan. Moeder: Trudy. Geïnterviewde: Ik kijk zo meestal naar de personen, die mooie kleren aanhebben. Interviewer: Kijk je naar TMF, MTV? Geïnterviewde: Soms een keer naar JIM tv om naar muziek te luisteren en die danseressen hebben ook altijd mooie kleren aan, topjes en jeansbroeken. Interviewer: Beïnvloeden die mensen uw kledij? Geïnterviewde: Ik weet het niet, niet echt.
Interviewer: Hoe sta je tegen over die mensen die deze kledij dragen? Geïnterviewde: Ik vind dat natuurlijk wel mooi, wat ze allemaal aanhebben. Maar het is te duur en die hebben allemaal veel geld, filmsterren, die kunnen zich dat allemaal permitteren. Als ge nu zegt: Oh een broek van 200 euro, dat moet ik hebben, dat gaat niet binnenvallen in het huis. Interviewer: Heb je een bepaald voorbeeld? Geïnterviewde: Bij Wittekerke zo, of op café, dan dragen ze mooie kleren, een jeansvestje, een bloesje, een jeansbroek of zo. Interviewer: Ga je soms naar andere manifestaties die met kledij te maken hebben? Geïnterviewde: Niet echt. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Mijn papa soms een keer van ja, dat is te kort dat rokje of zo. Dan let ik daar wel op en doe ik daaronder een legging aan. Interviewer: Hoe gaat die interactie tussen u en uw ouders met betrekking tot uw kledij? Geïnterviewde: Ik mag mijn kleren zelf kiezen, ze weten wel dat ik niet te kort of niet te ver zal gaan met mijn kleren. Ze weten dat ik mijn plan kan trekken met mijn kleren. Moeder: Ze heeft eigenlijk mijn stijl, dus, dat is meestal goed hé. Interviewer: Hoe wordt de kledij die je draagt in uw vriendenkring ervaren? Geïnterviewde: Ik heb een vriendenkring en iedereen draagt ongeveer hetzelfde, allemaal in jeans en de mode volgen ze ook wel. Interviewer: En in de klas, wat gebeurt daar omtrent kleren, wordt erover gepraat? Geïnterviewde: Ja, soms wel een keer, hoor. Zo van, oh dat is mooi en al. Interviewer: Welke gevoelens heb je bij uw kleren? Geïnterviewde: Ja, ik voel mij daar goed in. Ik voel mij gelukkig als ik mooie kleren aan heb, dan ben ik zo blij en dan loop ik graag over het straat met mijn vriendinnen. Interviewer: Zijn er andere mensen die invloed uitoefenen op uw kledij? Geïnterviewde: Nee, niet echt. Interviewer: Zijn er anders nog dingen die je daar rond wilt zeggen? Geïnterviewde: Niet echt. Moeder: Ze is altijd al schoon gekleed geweest, al van kleins af. Geïnterviewde: Al van kleins af wel ja. Interviewer: Je bent er wel mee bezig. Geïnterviewde: Ja ja altijd. Ik zie ze allemaal graag mijn kleren en als ik voor mijn kast sta dan is het soms echt moeilijk om te kiezen wat ik wil aandoen en van ja dan wil ik dat of dat aandoen. En dan bel ik eens naar mijn vriendin, en dan vraag ik zou ik morgen dat of dat aandoen, en dan zegt ze dat wel. Interviewer: Bedankt voor het interview.
Tatjana, 1990, Gent (Sint Vincentius, 4de jaar, TSO) Interviewer: Welke kleren draag je? Geïnterviewde: Wel gedecolleteerd, een spannende broek, de kont mooi eruit. Geen smalle pijpen, dat vind ik niet mooi. Ik draag graag kledij dat spant en een diepe decolleté, dat is mooi. Interviewer: Draag je nog andere kledingsstukken? Geïnterviewde: Ja, rokken, maar niet graag korte rokken. Wel lange, tot net boven de knie of iets langer. Maar niet tot aan mijn voeten hé. Interviewer: Wat draag je in de zomer en in de winter? Geïnterviewde: Ik draag meestal een diepe decolleté, maar in de winter dan met lange mouwen. Ook truien. Spaghettibandjes in de zomer. Interviewer: Stel eens uw kleerkast voor. Wat zit daar allemaal in? Geïnterviewde: Veel broeken, jeansbroeken of stoffen broeken. Zomertruien die je zo op uw schouders kunt dragen. Topjes met spaghettibandjes, ook een T-shirt met zo een rits in. Wintertruien ook met een kolleke. En het is al zeker, ja. Interviewer: Welke kleuren zijn dat? Geïnterviewde: Ik heb eens iets flashy gekocht. Een groene trui, maar niet fel fel groen, maar echt wel groen. Donkere kleuren. Geel niet, ik vind dat dat bij mij persoonlijk niet past. Interviewer: Naar welke kleding gaat uw voorkeur uit? Geïnterviewde: Alles wat sexy is. Interviewer: Over welke kleren gaat dat dan? Geïnterviewde: Een decolleté en spannend. Interviewer: Waarom draag je die kledij? Geïnterviewde: Omdat dat aantrekkelijk is. Als je zo op straat loopt, lopen er wel knappe gasten rond. En dat valt ook een beetje op. Interviewer: Welke kleren draag je in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Hetzelfde als in de week, behalve voor naar ’t school te gaan. In de week, als ik naar ’t school ga, dat mag niet die spaghettibandjes, maar dan draag ik dat wel in het weekend als het goed weer is. Interviewer: Moet je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Nee, gewone kledij. Interviewer: Maar sommige kledij zijn niet toegelaten. Geïnterviewde: Blote rug niet, blote buik niet, spaghettibandjes niet, minirokjes niet, alleen tot net boven de knie, of rokjes met een legging onder. Teenslippers mogen niet, zo van die dingen… Interviewer: Draag je die dingen thuis? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Welke kleren draag je dan op school?
Geïnterviewde: Lange broeken, allé dat draag ik ook thuis. T-shirtjes met mouwen, dus lang genoeg, anders komen ze zagen. Interviewer: Volg je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Zo mijn eigen stijl een beetje. Als ik soms naar TV kijk, naar Vitaya, dan zijn er zo modeshows en dat vind ik wel mooi. Zo een programma waar ze zo mensen veranderen, als ze vinden dat de stijl op niks trekt, daar kijk ik ook wel naar, omdat dat wel interessant is. Ik heb ook zo een boek gekocht, dat interesseert mij wel. Interviewer: Kijk je naar de kleren die deze mensen dragen? Vind je die mooi? Geïnterviewde: Ik let meer op die tips. Als je slank bent zoals ik, en je wilt er iets dikker uitzien, dan moet je dat dragen bijvoorbeeld. Ik let daar op en ik denk daar aan als ik die kleren ga kopen. Interviewer: Ben je bewust bezig met je kledij? Geïnterviewde: Bwoa, ik denk er wel altijd aan. Als ik zo ga winkelen dan vind ik het wel belangrijk dat als je iets koopt dat het mij niet magerder maakt dan dat ik al ben. Interviewer: Bekijk je modebladen? Geïnterviewde: De Neckermann of zo? Interviewer: Alle soorten tijdschriften. Geïnterviewde: De Joepie. In de Dag Allemaal staat er ook zo vanachter zo prentjes met kleren. Daar staan wel mooie dingen. Als ik ergens tijdschriften zie dan kijk ik altijd naar de kleren. Interviewer: Wat vind je van de kleren die deze mensen dragen? Geïnterviewde: Soms vind ik het wel mooi. Maar soms zeg ik, ah, dit zou ik nooit dragen. Interviewer: Als je naar TV kijkt, kijk je dan nog naar andere programma’s met betrekking tot kledij? Geïnterviewde: Ik kijk enkel naar die programma’s op Vitaya. Interviewer: Wat vind je van de kleren die mensen dragen in clipjes? Geïnterviewde: Te uitdagend. Interviewer: Zou je die kleren zelf willen dragen? Geïnterviewde: Nee, het is te vind ik. Je kunt uitdagend gekleed zijn, maar niet te. Je kunt sexy zijn en zo, maar in die clipjes is dat gewoon te, omdat ze die videoclip willen verkopen hé. Daarmee dat dat ook te is hé. Ik denk ook niet dat die meisjes zo zouden buiten lopen. Interviewer: Wat is volgens u de mode nu? Geïnterviewde: Een tijdje geleden heb ik gezien dat er nu zo van die rokjes zijn, zo opvallende rokjes, zo raar. Dat zou ik niet aan doen. Maar het maakt sommige mensen wel voller. Die rok is zo opvullend. Interviewer: Volg je de mode? Geïnterviewde: Nee, ik heb echt zo mijn ding. Als ik zeg dat het wel mooi is, dan ga ik dat wel aan doen. Het is echt mijn ding. Interviewer: Heb je een bepaald voorbeeld?
Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Ga je soms naar andere manifestaties die met kleren te maken hebben? Geïnterviewde: Nee niet echt. Ik zou dat wel willen ze. Als ik de kans zou hebben, zou ik zo naar een modeshow gaan ergens in Parijs of zo. Als ik het kon, zou ik wel willen. Interviewer: Heb je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden? Geïnterviewde: Ja, gelijk als ik ga eten, dan ga ik niet echt een jeansbroek aan doen. Dan die ik een zwarte broek met daar iets chics, een witte blouse of zo. Maar ik wil als ik ga eten dat ik er wel deftig uit zie. Als ik uitga, dan draag ik ook kledij die ik nu niet ga aandoen. Interviewer: Welke kleren draag je dan als je uitgaat? Geïnterviewde: ’t Is nog meer, ’t is nog erger. Maar dan ook weer, ook gewoon. Interviewer: Wat bedoel je daarmee? Geïnterviewde: In de week zal het nog niet zo spannend zijn en minder decolleté. Maar dan is het wel echt spannend en zo hakjes. Dat zal ik dan aandoen als ik uitga. En zeker een minirok, dat zou ik zeker aan doen als ik uitga. Het is ook donker hé, dan is het niet zo opvallend. Interviewer: Welke functie heeft de kledij voor u die je draagt? Geïnterviewde: In de winter, voor warmte en bescherming voor ziektes en zo. Maar in de zomer is dat gewoon, dat ik daar loop. Interviewer: Wat bedoel je daar precies mee? Geïnterviewde: De aandacht van de jongens. Misschien kijk ik er te veel naar, maar merendeels is het wel zo. Interviewer: En krijg je dan ook die aandacht? Geïnterviewde: Soms wel, het is te zien waar dat ik loop (lacht). Interviewer: Hebben uw kleren ook nog andere functies? Geïnterviewde: Soms doe ik ook een topje aan omdat het warm is. Ge kunt moeilijk bloot gaan rond lopen. Interviewer: Welke betekenis heeft uw kledij? Geïnterviewde: Het is gewoon handig om te hebben. Als ge gaat shoppen, het is plezant om te kopen, hé. Dat is wel mooi, kom, ik ga dat kopen. Interviewer: Hoe ziet een dagje shoppen eruit voor u? Geïnterviewde: Eerst shoppen, dan een beetje eten, dan een beetje verder kijken. Interviewer: Is dat samen met je moeder? Geïnterviewde: Het gebeurt wel een keer dat ik samen met mijn ma ga shoppen, want dan koop ik ook veel meer hé. Interviewer: Leg eens verder uit? Geïnterviewde: Als ik met mijn ma in ’t stad loop, als ik geen geld heb, dan kan ik dat gewoon eens vragen, van, mam, ik wil dat hebben. Maar als ik met een vriendin naar ’t stad ga en ik vind iets mooi, dan kan het zijn dat ik dat gewoon niet kan kopen. Met mijn mama is dat handig, want zij heeft de portemonnee in handen hé. Dus…
Interviewer: Als je met uw vriendin gaat, koop je dan veel kleren? Geïnterviewde: Wel, dan let ik meer op de prijs. Je kunt zo vijftig euro hebben, dan moet je al beter opletten wat je gaat kopen. Want dan is dat zo duur, en dan zie je in die winkel hetzelfde model, maar dan iets goedkoper en wat minder prenten op. Interviewer: Naar welke winkels ga je dan? Geïnterviewde: De Vero Moda, de H&M, C&A, de Coolcat ook en de Zara ook wel. Interviewer: Als je met uw vriendin gaat, wat gebeurt er dan allemaal? Geïnterviewde: Veel winkels, passen, lachen. Ik ben iemand die veel lacht en graag plezier maakt. Als ik geld heb koop ik ook geschenkjes voor mensen. Interviewer: Als je naar klerenwinkels, wat gebeurt er dan allemaal? Geïnterviewde: Het is gewoon te zien wat ik mooi vind. De ene keer kan ik dat mooi vinden en de andere keer kan ik dat mooi vinden. Het kan wel soms zijn, als ik iets koop, dat ik dan de mening vraag van mijn vriendin. Maar dat is ook wel belangrijk, die mensen moeten wel met mij over ’t straat lopen. Dan vraag ik wel: Vind je dat mooi? Als ze zegt: Niet echt, ik vind dat het niet past, dan ga ik wel naar iets anders kijken. Het gebeurt soms dat ik alleen naar ’t stad ga, dan ga ik eerder echt mijn goesting kopen. Maar als ik met mijn vriendin ga, dan vraag ik wel haar mening. Dat is wel belangrijk. Interviewer: Wat gebeurt er als je alleen gaat? Geïnterviewde: Die flashy, groene trui heb ik alleen gekocht, met nog zo een T-shirt, topje. Ik ga echt zo op mijn gemak in ’t stad gaan lopen en ik zag dat liggen en ik vond dat mooi, dus ging ik dat kopen. Interviewer: Ga je vaak shoppen? Geïnterviewde: Dat is zo van maand tot maand, het hangt er vanaf hoeveel geld ik heb. Het is ook te zien wat ik te doen heb. Daar zit echt wel verschil in. Interviewer: Draag je soms merkkledij? Geïnterviewde: Nee, niet echt. Tenzij de H&M merkkledij is. Interviewer: Ik heb het echt op de merken. Geïnterviewde: Gelijk Tommy… Ja, nee. Interviewer: Heb je het soort kledij al voor ogen als je gaat winkelen? Geïnterviewde: Nee. Ik weet wel een decolleté en spannend. Interviewer: Wordt soms kledij door anderen gemaakt? Geïnterviewde: Nee, alleen als ’t kapot is. Interviewer: Hebben de kleren die je draagt een waarde voor u? Geïnterviewde: Nee, niet speciaal. Niet om te zeggen van, dat zijn nu kleren die ik van mijn oma heb gekregen of zo. Het is wel als ik dat zelf koop, dat dat meer waarde heeft voor mij. Dan ga ik er meer zorg voor dragen, dan dat ik het bijvoorbeeld krijg. Je weet dat het zo van uw eigen geld is. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Ja, als ik naar ’t school ga, dan draag ik geen spaghettibandjes, blote buik, zo van die dingen. Maar in ’t weekend eigenlijk niet. Dan draag ik gewoon een rok, maar ook niet te kort zodat, als ik mij buk, ze mijn onderbroek zien. Daar let ik wel op.
Interviewer: Wordt er veel gepraat over kleren onder uw vrienden? Geïnterviewde: Ja, als je iets nieuws koopt en je komt op school en je hebt dat aan, dan praten we daar wel over. Interviewer: Wat wordt er dan allemaal gezegd? Geïnterviewde: Van ’t model, en waar heb je dat gekocht, en dat is wel mooi en zo. Als je zo iemand zie lopen: Kijk eens wat ze aan heeft! Dat die zo over ’t straat durven lopen. Interviewer: Spelen uw ouders een rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee. Als ik iets aan heb, dan vraag ik aan mijn stiefvader of dat wel bij elkaar past. Hij heeft daar wel een bepaald inzicht in. Dan vraag ik papa’s mening. Of ik vraag, is het niet te? Interviewer: en uw mama? Geïnterviewde: Zij vraagt het vaak ook aan mij. Ze vertrouwt mij wel. Interviewer: Is er soms discussie tussen u en uw ouders over uw kleren? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Heb je een bepaald voorbeeld? Geïnterviewde: Ik heb niet echt een voorbeeld. Interviewer: Ruil je soms kledij met je vriendinnen? Geïnterviewde: Ruilen niet, gewoon lenen. Een meisje die op mijn school zit, die heeft zo het bovenlichaam van mij, ook zo smal. Ik mag daar kleren van lenen, als ik het maar terug breng. Mijn vriendinnen mogen ook altijd bij mij komen als ze iets willen lenen. Zo lang dat we er maar zorg voor dragen. Interviewer: Welke gevoelens heb je bij de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Als ik buiten ga, en de jongens kijken dan zo, dan denk ik wel dat ik er goed uit zie. Dan zeg ik, kom, we gaan een keer allemaal weg. Maar ik kan ook zo van die dagen hebben, gelijk, als ik naar het school ga, en ik heb een T-shirt aan, dan kan ik echt zo zeggen van ah, ik zie er slecht uit en zo. In ’t weekend voel ik mij ook veel beter in mijn kleren. Interviewer: Zijn er nog andere mensen die een zeg hebben in uw kledij of daarover praten? Geïnterviewde: Alleen mijn vrienden. Er was een meisje in mijn klas. Ze is wel chi chi, maar toch, ze heeft wel inzicht in mode en zo. Ze zegt dan ook wel dingen tegen mij, maar ik hou daar ook wel rekening mee. Ik aanvaard wel raad en tips van mensen. Interviewer: Hoe gebeurt dat in de klas, wordt daar ook over gediscussieerd en gepraat? Geïnterviewde: Als iemand zoiets aan heeft, dan zeggen we wel: Wat heb jij aan? Dat is gewoon eerlijk hé, misschien te eerlijk, maar soms is het wel goed dat je ’t zegt. Soms zegt ze tegen mij: Je zou beter dat eens aan doen en zo. Interviewer: Het is voor u belangrijk dat je er goed uitziet. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Zijn er nog andere dingen die je daar rond kunt vertellen? Geïnterviewde: Ik vind gewoon dat je kleren… Je moet niet echt zo bezig zijn van wat gaan die denken en die denken. Je moet u gewoon goed voelen in uw kleren. Als die
persoon zegt en je zou beter dat aan doen en dat en je doet dat en ge voelt u daar niet goed in, dan gaat dat daar ook maar liggen. Dat is maar geldverspilling ook. Je moet echt kledij kopen waar ge u goed bij voelt, waar ge u lekker in voelt. Interviewer: Dan kunnen we afsluiten. Bedankt voor het interview!
Liesl,1993, Gent (Sint Bavo, 4e jaar, ASO) Interviewer: Neem even uw foto’s. Vertel mij eens wat je er aan hebt. Geïnterviewde: Hier ging ik met mijn vriendin naar ’t stad. Ik was iets aan het zoeken want het was redelijk warm, het was in de vakantie. En ik had een foto getrokken. Ik was aan het kijken, en dan heb ik daar zo een bruin T-shirtje boven gedaan, maar het staat er niet op. Ik had dat wel aan. (Volgende foto). Dat was toen ik van de muziekschool kwam. Ik had dan ook zo een truitje aan. Ik heb dat heel graag aan. Dat is vanuit de H&M. Dat was de eerste keer dat ik een handtas mee had, denk ik. (Volgende foto). En dat was twee jaar geleden. Dat is één van mijn truitjes, ik heb dat in ’t bruin ook. Dat doe ik heel graag aan. Vroeger deed ik daar een T-shirt onder, nu is dat niet meer nodig. (Volgende foto). Dat was in december. We zijn uitgenodigd bij een vriendin van mij om te gaan eten. We waren een beetje opgekleed. Interviewer: Welke kleren waren dat dan? Geïnterviewde: Ik had zo een zwarte nylonkous aan met zo een T-shirtje met wit en aan de hals een kruis en een kettingske en zo een kort broekske, zoals dat nu zo de mode is, hé. Zo een shortje. Mijn mama had zo iets nieuws gekocht en ze had dat aan. Die oorringen dat was gekregen van bon (oma). (Volgende foto). Dat was op Nieuwjaar in Spanje, bij mijn papa, want die woont daar. Ik had geen zin om mij op te kleden, dus deed ik gewoon mijn jeansrokje aan. Dat was niet nodig, ik was toch thuis. (Volgende foto). Dat was aan de zee en ik had een jeansbroek aan met mijn al stars. Dan had ik zo een T-shirtje dat ik ook heel veel draag, zo met bruin in, ook vanuit de H&M. Dan zo een trui vanuit de Bershka met een vestje daarop. (Volgende foto). Dat was deze zomer aan ’t strand met een bikini aan. Dat heb ik gekocht aan de zee ook. (Volgende foto). Dit was dit jaar ook. Dat is een trui die ik gekregen heb van mijn mama. Interviewer: Draag je dan verschillende kledij als je weggaat en als je thuis bent? Geïnterviewde: Ja. Meestal als ik thuis ben, dan ga ik gemakkelijkere kleren aandoen, dan moet het eigenlijk op niets trekken, gewoon om thuis te zijn. Als ik dan eens weg ga of gewoon naar ’t stad of zo dan doe ik iets mooiers aan. Interviewer: Welke kleren zijn dat dan thuis en in ’t stad? Geïnterviewde: Thuis meer zo een joggingbroek of een jeans gewoon, op ’t gemak, en een T-shirt. En als ik wegga durf ik wel zo een broek aan te doen of zoiets dat ik niet veel aandoe. Interviewer: Beschrijf die broek eens? Geïnterviewde: Een kniebroek, ’t is eigenlijk tussen driekwart en kniebroek, ze komt gelijk lager dan een kniebroek. Maar ik vind dat wel tof met botten zo. Ik heb ze nog maar twee weken geleden gekocht. Dat is ook wel een gemakkelijke broek. Ik heb ze al twee dagen aan. Interviewer: Welke kledingsstukken heb je zoal in je kast liggen? Geïnterviewde: Veel T-shirts en veel dingen met V-halskes. Dat heb ik graag aan. En jeansbroeken. En rokjes. En voor ’t school, normaal gezien moet ik dan rokken dragen tot op mijn knieën, maar ik draag er dan één die er boven komt. Dat heb ik ook wel redelijk veel. Interviewer: Minirokjes? Geïnterviewde: Ja. En voor in de zomer heb ik dan mooie kleedjes en mijn bikini ’s natuurlijk. En zo rokjes om boven uw bikinibroekje te trekken. Voor de rest, trui ’s zoals je hier ziet, met een kap dat ik gewoon zo moet oversteken. Gemakkelijke kleren eigenlijk.
Interviewer: Waarom kies je voor die kledij? Geïnterviewde: Omdat het gemakkelijk is. Het is gemakkelijk te combineren met andere dingen. Als je dan eens iets nieuws koopt, bijvoorbeeld als je een nieuwe jeans koopt en je hebt dan een trui die je op uw andere jeans draagt, dan kun je dat ook op die jeans dragen. Dat komt dan gemakkelijker overeen. Als ik dan botten heb die ik over mijn jeans trek dan heb je zo een smalle en dan is dat gemakkelijker dan bij andere broeken. Ik vind dat wel mooi. Interviewer: Naar welke kleding gaat uw voorkeur uit? Geïnterviewde: Bedoel je welke kleur? Niet te schreeuwerig, niet marginaal of zo. Gewoon zo normaal. Maar soms wel een keer een gele T-shirt of een roze T-shirt, maar zo niet met doodskoppen op, dat vind ik echt vuil. In de winter meer donkere kleuren en de zomer wit en al. Interviewer: Welke kleuren heb je? Geïnterviewde: Veel bruin en zwart, maar ook wel… ’t Is te zien als het zomer is dan is het roze en allemaal geel met bloemetjes erop en hartjes en vlinderkes. En in de winter is het met strepen. En zo een sjaalke dat vind ik ook wel leuk. En ballerina’s van schoenen en slippers. En dan in de winter botten, met zo al stars, zo van die sportschoenen. Interviewer: Kun je beschrijven wat je stijl is? Geïnterviewde: Gewoon, niet echt trendvol of zo, maar zo gewoon, als het mooi is en het is een trend, dan doe ik het wel aan, maar als het lelijk is, zoals die doodskoppen, dan ga ik het niet rap aan doen. ’t Is gewoon zo een beetje een eigen stijl, maar gecombineerd met wat de mode is. Interviewer: Heb je andere kleren voor thuis en op ’t school? Geïnterviewde: Tuurlijk, want ik heb een uniform. Vanaf dat ik thuiskom, ’s avonds, dan doe ik mijn uniform uit en doe ik iets anders aan, omdat ik dat lelijk vind, dat uniform. Maar ik vind het wel gemakkelijk omdat ik dan geen uur voor mijn kleerkast moet staan, ’s morgens, om te weten wat ik ga aandoen. Want in ’t weekend moet ik altijd zo denken. ’s Morgens als ik naar ’t school moet, is dat meestal dezelfde broek of dezelfde rok dat ik dan aandoe naar ’t school. Dat is niet zo moeilijk. Interviewer: Beschrijf even uw uniform. Geïnterviewde: Saai, lelijk, allemaal te groot. Maar ge luistert niet naar wat uw leerkrachten zeggen. Dan doe je gewoon zo dingen aan die eigenlijk niet mogen. Interviewer: Wat mag er wel en niet? Beschrijf eens welke kleren je precies hebt voor op school? Geïnterviewde: Een lange broek. Of zo van die uniformbloezen dragen of een T-shirt. Je moet verplicht één stuk van ’t uniform van ’t school te dragen en dan mag je kiezen wat je draagt, maar het moet wel donkergroen zijn. Interviewer: Alles? Geïnterviewde: Ja, alles. Maar niemand houdt zich daaraan. Je moet altijd kousen aandoen, ook al draag je ballerina’s, wat eigenlijk niet mag, je moet altijd donkere kousen aandoen. Niemand houdt zich aan dat donker. Je mag geen kakigroen dragen, of geen lichtgroen of felgroen dragen, maar de meeste doen dat niet. Interviewer: Wordt daar dan iets van gezegd op school?
Geïnterviewde: Ja, ik heb al strafstudie gehad omdat ik iets aanhad dat niet mocht. Ze hebben al een paar keer mijn naam opgeschreven. Ik blijf dat dragen want dat is ambetant. Je kunt moeilijk als je een kledingsstuk gekocht hebt, om dat weg te smijten omdat je dat niet meer mag dragen. Maar dan draag ik dat wel buiten het school ook. Als ik het niet mag dragen op ’t school, dan doe ik het wel buiten ’t school aan. Interviewer: Draag je dan onder je kleren andere kleuren, bijvoorbeeld een witte T-shirt? Geïnterviewde: Nee eigenlijk niet. Het zijn allemaal bloezen en T-shirts dat je moet dragen voor ’t school. Als je dan nog T-shirts begint onder te dragen, dat is niet zo gemakkelijk. Interviewer: Op school verkopen ze dan die kleren. Geïnterviewde: Ja. Of zo lijsten met winkels waar veel groene kleren worden verkocht en dan kun je dat daar gaan halen. Interviewer: Je moet er maar één kledingsstuk van aan doen en de rest mag je kiezen. Geïnterviewde: In het reglement staat er dat je dat, dat en dat allemaal moet hebben, maar je moet elke dag één stuk minstens aan doen. Maar je hebt dan zo van die “blokotjes”, die dat helemaal aandoen en je hebt dan zo van die mensen die zich dat niet aantrekken en niets aandoen. Op die manier is er toch onderscheid. Interviewer: Enig idee waarom ze dat doen op school? Geïnterviewde: Ja, omdat dat allemaal hetzelfde is, dat er dan geen klassenverschil bestaat, maar dat is er toch wel hoor. Je hebt dan zo van die mensen die een groene trui dragen van Jean Paul Goutier, of van La Coste. Maar ja, je blijft dat dan toch nog een beetje zien. Maar ik vind het wel goed dat ze dat doen, want dan is dat niet zo van “è ma jong, wat voor lelijke kleren heb jij aan”. Maar toch blijft dat nog een beetje. Het is soms van “bah, wat heb jij aan”. Als je dan naar ’t school komt met iets dat super ligt is of donker of bruin in, dan is ’t zo van “Je bent wel niet in uniform, hé”. Maar als je dan in uniform blijft dan is het zo van allé, bloko. ’t Is zo nooit goe eigenlijk. Als je half in ’t groen bent, is ’t goe. Als je zo met niets in ’t groen naar ’t school gaat, dan denk ik wel dat ik commentaar zou krijgen. Maar als je er een dikke trui boven doet, dan merken ze dat niet. Interviewer: Doe je dat dan uit tijdens de pauze? Geïnterviewde: Nee juist niet, in de klas doe ik dat soms uit, maar in de speeltijd niet want dan kijken ze gegarandeerd naar u. Interviewer: In de klas zijn ze dan iets minder streng. Geïnterviewde: Ja, eigenlijk ben je niet bezig met dat. Als je dan een kort rokje aan hebt dan zie je dat beter in de speeltijd dan als ge neer zit. Dat is niet zo erg. En als je dan op de speelplaats staat en er kijkt iemand naar u, dan is het rap maken dat ge weg zijt, anders stekken ze u wel. Interviewer: Korte rokjes mag niet. Geïnterviewde: Dat mag niet. Interviewer: Zijn er nog dingen die niet mogen? Geïnterviewde: Topjes dat mag ook niet. Het moet een korte mouw zijn. En als het zomer is mag je geen topjes dragen, altijd een T-shirt. Interviewer: Geen ballerina’s, maar botten wel. Geïnterviewde: Dat mag wel, maar ’t is te zien, want naaldhakken en zo, dat mag ook allemaal niet. Overdreven juwelen dat mag ook niet.
Interviewer: Je mag dus eigenlijk niet opvallen. Geïnterviewde: Nee, het is allemaal hetzelfde, je mag er niet uitspringen. Hoe meer ze zeggen dat je dat niet mag doen, hoe meer je het toch gaat doen. Interviewer: Besteed je anders veel aandacht aan de kleur en de vorm van je kledij? Geïnterviewde: Ja toch wel, ik vind toch wel dat je er normaal mag uitzien. Niet zo van die veel te grote trui ‘s, dat vind ik ook zo, je ziet er dan zo mega dik uit. Dat doe ik niet aan. Gewoon, normaal. Dat is nu niet zo abnormaal, maar ook niet dat het er direct uitspringt. Interviewer: Wat is de vorm van uw kledij dan wel? Geïnterviewde: Aanspannen, niet zo van die lederen vestjes of zo hé. Gewoon zo een witte T-shirt dat zo de vorm van uw lichaam aanneemt. Niet zo dat ge er tien kilo dikker uit ziet. Een korset dat draag ik niet, dat vind ik niet mooi. Maar gewoon, dat de vorm van uw lichaam aanneemt, dat vind ik wel mooi. Interviewer: Wat draag je het meest? Geïnterviewde: Meestal broeken, dat vind ik het gemakkelijkst. Interviewer: In de zomer ook? Geïnterviewde: In de zomer driekwartbroeken of rokken. Meestal als ik op vakantie ben, meer rokjes of kleedjes. Dat is gemakkelijk. Als het warm is dan ga ik minder broeken dragen. Interviewer: Hoe zien uw kleedjes eruit? Geïnterviewde: Wit, met zo een motiefke erop. Redelijk simpel. Kort. Wit meestal. Ik heb ook wel een paar die roze zijn of zo, meer opvallend. Interviewer: Heb je verschillende kledij voor ’s avonds of om eens weg te gaan? Geïnterviewde: Ja. Ik heb zo eens een kleedje gekocht voor Nieuwjaar, of voor speciale gelegenheden, mijn verjaardag of zo. Sommige kleren zijn echt om niet alle dagen te dragen omdat ik dat dan zo mooi vind en dan als je dat elke dag zou dragen, na een maand is dat al afgesleten en afgewassen. Interviewer: Welke kleren zijn dat dan? Geïnterviewde: Dat was zo een kleedje dat ik gekocht heb en dat kort shortje draag ik alleen maar om weg te gaan of zo. Als ik naar de cinema ga, meer juweel, … Interviewer: Welke kleren had je aan op je communie? Geïnterviewde: Ik moest eerst naar de kerk en toen moest ik zo een lang wit paterskleed dragen met een kruis en dat was echt verschrikkelijk. Daaronder had ik een lange beige rok aan en daarboven zo een kort wit rokske. En dan een topke met een witte blouse erover. Dat was wel mooi. Ik had daar ook ballerina’s op aan. Dat bloesje en dat rokje heb ik dan uitgezwierd want dat werkte op mijn systeem. En een roze roos in mijn haar. Interviewer: Heb je nog kleren voor op bepaalde gelegenheden? Geïnterviewde: Niet direct. Interviewer: Kun je mij zeggen welke functies ze kledij voor u hebben? Geïnterviewde: Dingen dragen die niet opvallen, dat is eigenlijk ook om niet op te vallen. Dat is gewoon er goed uitzien, maar er niet uitspringen. Gewoon, normaal, zoals al uw vrienden zich kleden. Niet om op te vallen, niet om jongens te versieren.
Interviewer: Denk je dat meisjes dat doen om jongens te versieren? Geïnterviewde: Ja, ik denk het wel. Sommige zijn er wel op uit. Maar ik niet, nog niet… Interviewer: Nog andere functies van uw kledij? Geïnterviewde: Moest ik nu al mogen weggaan, dan zou ik wel iets aandoen dat zou opvallen. Dat ze weten dat je in de feeststemming zijt. Interviewer: Hoe ziet er voor u een dagje shoppen uit? Geïnterviewde: Eerst en vooral het geld meekrijgen van uw mama. Zeer belangrijk, anders moet je dat allemaal zelf betalen. Als ik dan bijvoorbeeld 50 euro meekrijg, dan moet je dan shoppen, en als het dan zo juist koopjes zijn, dan is dat leuk en dan kan je veel kopen en dan is dat meestal wel kleren of schoenen of echt iets dat je wou. Dan ga ik rondhangen in ’t stad, ‘k weet niet hoe lang, met uw vrienden. Interviewer: Wat gebeurt er dan? Gebeurt dat vaak? Geïnterviewde: Rondhangen niet. Maar het is soms als je eens afspreekt, gaan we eens naar ’t stad. Dan ga je naar ’t stad en loop je eerst wat rond en dan koop je een ijsje of een wafel. Dan loop je wat verder en geef je geld uit. Dan loop je met uw zakken. Interviewer: Wanneer gebeurt dat? Geïnterviewde: Meestal is dat in de vakanties, of als je niet zo veel te doen hebt voor school. Of als we eens vrij hebben, een dag. Vooral voor dat we een rapport krijgen, na de examens, dan heb je drie dagen vrijaf. Dan is het feestje. Dan gaan we naar de cinema, een dag naar ’t stad. Een keer iets anders gaan doen. Interviewer: Naar welke winkels ga je dan? Geïnterviewde: H&M vooral, Zara, de Bershka, van schoenenwinkels Torfs, de Zap, Sasha. De Six, dat is dan meer voor oorringen en de Australian Ice Cream. Interviewer: Dus meestal in de Veldstraat. Geïnterviewde: In de Veldstraat, dat vind ik wel tof. En de Fnac en zo, dat is niet voor kleren, maar voor CD’s. Interviewer: Als je gaat winkelen, heb je dan uw kledij al voor ogen? Geïnterviewde: Soms als ik zo uit ben naar ’t stad, als ik echt voor iets moet gaan, dan is het echt met de bedoeling… Dan ga je gewoon naar die winkel en dan ga je weer weg. Als je naar ’t stad gaat, zomaar, dan koop je als je iets moois ziet. Interviewer: Hoe gaat dat dan als je met vrienden gaat? Geïnterviewde: ’t Is te zien met welke ik ga. Als ik met mijn ene vriendin ga, die loopt gewoon van de ene naar de andere winkel om rond te kijken. Dat is van “euhm marginale winkel, ok terug buiten”. Die kijkt gewoon rond, ik kijk wel overal naar. Ik heb honderd uren nodig om zo… Als ik iets leuk zie dan ga ik het passen, dan blijf ik staan, “is mijn gat niet te dik”? Dan sta je daar zo honderd uren voor de spiegel. Ik neem wel mijn tijd om te gaan shoppen. Interviewer: Ga je soms met je mama shoppen? Geïnterviewde: Ja, veel. Niet elke week of zo, maar wel een keer in de maand. Moeder: Maar ge gaat ook veel met uw vrienden hé. Interviewer: Wat gebeurt er dan als je met uw mama gaat?
Geïnterviewde: Dan neem ik dingen als ik alleen niet ga. Dan neem ik iets en zij vindt het ook mooi, dan krijg ik het rapper dan als ik daar zo sta en wil ik er dat geld niet aan uitgeven, als ik dan iets moois zie, dan denk ik, o nee wat ga mama zeggen. Dan koop ik dat gewoon niet of dan bel ik eerst “mama mag ik dat?”. Interviewer: Je moet dus in feite eerst de toestemming vragen. Geïnterviewde: Als het veel te veel geld kost naar mijn zin, dan wel. Maar als het maar 5 euro kost… dan ja Interviewer: Je mag uw kleren zelf kiezen. Geïnterviewde: Ja. Ik ben nu niet zo ’n extreem geval dat zo van die jeans gaat kopen met allemaal scheuren in. Moest ik daarmee naar huis komen, ik denk niet dat ik dat veel zou aan hebben. Ik mag wel mijn kleren zelf kiezen. Interviewer: Als je met je mama gaat winkelen, is dat dan voor een dag? Geïnterviewde: Het hangt er van af. Hoeveel tijd we hebben of we er zin in hebben. Of als ge zegt, we gaan eens een dag naar ’t stad, een hele namiddag. Of zo een gewoon een keer. Je rijdt ergens voorbij en je ziet een winkel en dan zeg je van ja, kom we gaan een keer binnen. Interviewer: Draag je soms merkkledij? Geïnterviewde: Ja, allé, niet veel, maar soms wel. Interviewer: De welke zijn dat? Geïnterviewde: Vooral schoenen zijn val merken, al star en Le Coq Sportif. Van kleding… van de H&M, maar dat is niet echt merkkledij. Esprit… Ik heb wel zo kleren die ik gekregen heb van een vriendin en dat zijn allemaal merkkleren die voor haar te klein zijn en dan krijg ik die. Die koopt alleen maar merkkledij. G-star, Mexx, … Interviewer: Je koopt niet doelbewust bepaalde merken. Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Zijn er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Niet echt kleren, maar wel zo schoenen en parfum en al, dat wel. Sommige kleren wel. Moeder: Ik denk in sommige kringen wel. Dat ze sommige kleren van Tommy Hilfiger kopen. Maar in de kring waar zij zit, niet. Geïnterviewde: Er is zo een merk uit Amerika, maar ik kan er niet opkomen. Interviewer: Wordt de kledij gekocht of soms door andere gemaakt? Geïnterviewde: Een keer een sjaal van bon. Voor de rest wordt de kledij gekocht. Interviewer: Ga je zelf uw kledij kopen? Of koopt uw mama soms kledij? Geïnterviewde: Ik neem ze meestal mee. Als ze met iets naar huis komt dat ik niet graag zie, is het van “mama”. Vroeger wel, als ge klein zijt. Moeder: Maar nu zeker niet meer. Interviewer: Hebben de kleren voor u een bepaalde waarde? Geïnterviewde: Ja, als ik iets echt graag heb, wil ik dat niet weggooien. Als ik mijn kast uitleeg en er zijn dingen te klein en als ik het graag zie, maar ’t is eigenlijk te klein, dan kan ik dat zo niet weggooien. Mijn mama krijgt daar iets van. Moeder: Ik vind als het u niet aanstaat, dan moet je ’t weggooien.
Interviewer: Ben je bewust bezig met kledij of de mode? Geïnterviewde: De mode, ja, maar als er dingen zijn die in die in de mode zijn, maar ik zie dat eigenlijk niet graag, dan ga ik dat ook niet dragen. Je hebt zo mensen die met alle trends meedoen, maar als ik het niet graag zie dan ga ik het ook niet aandoen. Interviewer: Je bent er wel mee bezig. In welk opzicht? Geïnterviewde: Niet freak of zo, maar normaal. Als ik eens rondkijk in de rekken en ik vind iets moois en als ik dat in de H&M vind of in de Zara zie hangen, dan weet ik direct dat is iets moois, dan ga ik dat gemakkelijker kopen. Nu weet ik het weer, dat merk, Abercrombie & Fitch. Interviewer: Bekijk je modebladen of tijdschriften? Geïnterviewde: In de Joepie staat er zo een blad met allemaal met wat er in is. Maar voor de rest… Interviewer: Kijk je daar dan naar? Geïnterviewde: Ik kijk er wel een keer naar, maar ’t is niet dat ik het dan ook ga aandoen. Interviewer: Bekijk je de mode op TV? Geïnterviewde: Ja en ook als ik iets zie in een boekje, dan kijk ik er wel zo een keer naar. Interviewer: Laat je je daardoor beïnvloeden? Geïnterviewde: Meestal in de boekskes is dat glamoureus en dat zijn lange kleedjes, je kunt dat zelf niet dragen. Zie je me nu met zo een balkleed naar ’t school lopen? Moeder: Ze heeft daar wel oog voor, bijvoorbeeld bij programma’s met Geena Liza of Katia Retsin. Misschien dat ze zich daar onbewust wel door laat beïnvloeden. Ook onder vrienden. Ze hebben dezelfde trui ’s en T-shirts en in ’t zelfde kleur. Geïnterviewde: Ja dat is wel waar. Interviewer: Als je naar de stad gaat, ga je dan op zoek naar de kledij die in de tijdschriften staan? Geïnterviewde: Moest er nu zoiets in dat tijdschrift staan, en er staat daar dan zo bij van waar dat dat komt, dat kost zoveel, bij die winkel. En moest dat nu uit de Zara komen en ik vind dat mooi, dan zou ik daar misschien wel naar op zoek gaan. Als ik dat kan dragen, hé. Interviewer: Welke tijdschriften zijn dat dan? Geïnterviewde: Als je gewoon een keer in de roddelblaadjes kijkt, bijvoorbeeld in de Story, dan zie je dat ook al direct. Interviewer: Kijk je naar de kledij op internet? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Vertel eens iets meer over uw vrienden, hoe gaat dat? Geïnterviewde: Als je samen gaat shoppen en je ziet dan iets leuks en dan is er nog maar eentje van die maat, dan is het zo van “ik heb het eerst”. Als er dan veel zijn en ge vindt het allemaal mooi. Of dan ook op ’t school, als ge dan iets vindt dat eindelijk een keer donkergroen is, dan willen ze dat allemaal pakken als ’t mooi is, en dan kom je toch met hetzelfde thuis. Interviewer: Spelen zij een rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee.
Interviewer: Wordt daarover gepraat onder vrienden? Geïnterviewde: Soms wel. Moeder: Ik denk dat het meer is, als ze eens iets nieuws gekocht heeft. Geïnterviewde: Ja, dan vooral. Als je dan eens met iets nieuws afkomt, “A ja, ik heb ook iets in die zin.” Interviewer: Ruilen jullie soms kleren onder elkaar? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Wat zegt uw familie over uw kleren? Geïnterviewde: Ja mama, wat vind jij van mijn kleren? Moeder: Over het algemeen kan ik leven met wat zij graag ziet. Ik vind dat over het algemeen voor een puber, dat het een goede stijl is. Interviewer: Speelt uw moeder een bepaalde rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Wel, soms als je in een winkel loopt dan denk je “mmm, dat ziet mijn moeder misschien niet graag.” Dan ga je dat automatisch niet kopen. Maar als je dan naar ’t stad ga en je ziet dan iets en het is niet duur en je koopt het dan en je komt thuis, dan kan ze er niets meer op zeggen, want ’t is dan toch al gekocht. Dan is dat niet meer zo erg. Interviewer: Heb je een bepaald voorbeeld? Geïnterviewde: Veel sterren zijn mooi gekleed, maar niet echt een voorbeeld. Interviewer: Ga je soms naar andere manifestaties? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Bepalen sommige waarden of normen uw kledij? Geïnterviewde: Het mag niet vulgair zijn en niet marginaal, emo, dat is echt vuil. Interviewer: Welke gevoelens heb je bij uw kledij? Geïnterviewde: Ik voel mij daar wel goed in, ja. Interviewer: Heb je soms discussie met je moeder over de kledij die je draagt? Geïnterviewde: Nee, maar eerder over hoe lang het duurt eer dat ik iets aan heb. Als ik voor de kast sta en ik vraag “mama, wat moet ik aandoen?”, dan komt ze en dan zegt ze iets en dan zeg ik, “maar mama, dat wil ik niet aandoen”. Moeder: Zelfs ’s morgens voor haar uniformkleren, ze geraakt er niet uit wat ze gaat aandoen. Ik heb ondertussen geleerd dat ik één hint geef en dat ik dan, want ze zegt meestal toch nee, en dan ga ik niet meer verder. Grootmoeder: Ze heeft ook veel hé. Interviewer: Heb je veel kleren? Geïnterviewde: Genoeg. Moeder: Maar je hebt er ook veel gekregen. Geïnterviewde: Meestal heb ik zo kleren die ik graag aandoe en ik ga dat dan altijd dragen. Sommige kleren doe ik dan nooit aan. Moeder: Dat vind ik wel spijtig, daar hebben we dan ook soms eens woorden over. Ik zeg “die pull zit in de was, doe eens die aan!” Geïnterviewde: Na een tijdje ga ik dat ook doen. Eigenlijk niet, maar… Interviewer: Je hebt uw lievelingskledij.
Moeder: Ja, gelijk dat sjaaltje, daar heb ik de helft van ’t land voor moeten afzoeken. Een wit sjaaltje, zo een lichtje, met friemelkes. Ik heb het dan gekocht voor een euro negentig in Brussel Zuid. Interviewer: Zijn er nog andere mensen die uw kledij bepalen of daar een zeg in hebben? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Zijn er andere dingen die je daar rond wil vertellen? Geïnterviewde: Nee. Nagesprek: De grootmoeder gaat ook soms winkelen met haar kleindochter. Ze kopen dan ook wel kledij, maar het moet deftig zijn. De grootmoeder zegt dat zo een winkels zoals nu vroeger niet bestonden. Het zijn winkels speciaal voor de jeugd, met die luide muziek. In haar tijd was dat deftiger.
Inge, 1967, Mariakerke Interviewer: Ik stel voor het interview te starten. Misschien kunnen we eerst even kijken naar de foto’s. Geïnterviewde: Even kijken. Dit zijn foto’s van toen ik nog jonger was. In het lager. Interviewer: Vertel mij eens wat u op de foto’s ziet. Geïnterviewde: Wat zie ik op de foto’s, dat ik op een zwiermolen zit, maar waar dat weet ik niet meer. Dat was verschrikkelijke kledij hé, in die tijd. Interviewer: Waarom vindt u die kledij zo verschrikkelijk? Geïnterviewde: Als je dat bekijkt, die kinderen van nu, op die leeftijd, zijn toch allemaal veel mooier gekleed. Interviewer: Welke kleren ziet u dan op de foto’s? Geïnterviewde: Een gele T-shirt met één of andere reclame erop, hetgeen de kinderen nu zeker niet zouden aandoen hé. Op deze foto sta ik samen met mijn zus met hetzelfde bikinitje aan, alhoewel we drie jaar van elkaar verschillen, allé, ge doet dat niet hé. Vind ik. Interviewer: Waarom doe je dat volgens u niet. Geïnterviewde: Dezelfde kleding is voor een tweeling hé, nee dat vind ik niet passend. (Volgende foto). Dat vond ik dan wel weer mooi, zo romantisch. Interviewer: Kunt u even beschrijven wat u aanhad? Geïnterviewde: Een katoenen licht zomerkleedje, met lichte kleuren, lichtblauw met lichtgele bloemetjes op. Ja romantisch, dat vond ik wel mooi. Interviewer: En hoe oud was u toen? Geïnterviewde: Goh, ik denk een jaar of negen of tien. Interviewer: Kunt u een aantal foto’s tonen van toen je iets ouder was? Vanaf 12 jaar ongeveer. Geïnterviewde: Dat zijn foto’s van hetzelfde studiejaar, elf, twaalf jaar. Interviewer: En wat had u toen aan? Geïnterviewde: (lacht) Een gele polo met lange mouwen, een bruine rok en rode kousen tot onder mijn knie. Goh, verschrikkelijk. Blijkbaar was dat in zeker. Dat was op mijn verjaardagsfeestje van als ik twaalf jaar geworden ben. Dus als je die andere meisjes ziet waren zij ook zo belachelijk gekleed, belachelijke kleuren en modellen. Interviewer: Wat is er dan zo verschillend tussen de kleren die u vroeger droeg en de kleren die de hedendaagse jongeren dragen? Geïnterviewde: Kinderen kleedt je toch zo niet, in die tijd, ze zouden nogal gepest worden. Interviewer: Ze zouden gepest worden… Waarom? Geïnterviewde: Ja, dat was in die tijd misschien schoon, maar nu… Ik weet het niet ze. (Volgende foto) Kijk, dat was een jaartje ouder. Ik had een jeansbroek aan met, niet echt olifantenpijpen, maar toch wijde pijpen en een smal T-shirtje. Dat is nu weer in geweest hé. Dus de mode keert eigenlijk wel wat terug als ge dat zo ziet. (Volgende foto) Hier was ik dertien denk ik en mijn zus zestien jaar. Dit was een Indisch katoenen kleedje met ‘volans’.
Interviewer: Voor welke gelegenheid was dat dan? Geïnterviewde: Gewoon, in de vrije tijd. Dit was een beetje hippieachtig hé, kijk, dat was ook zo’n Indisch katoenen kleedje, met een witte soupull onder wel. Op die leeftijd zocht ik, zoals iedereen wel een beetje denk ik, naar uw identiteit zeker. Interviewer: Dus uw kledij straalt eigenlijk… Geïnterviewde: … uit welk type dat ge zijt. Interviewer: Kunt u beschrijven welk type u dan was? Geïnterviewde: Toen ik tussen twaalf en zestien jaar was, was ik wel zo wat hippie. Vooral zo vijftien, zestien jaar, veel jeansbroeken met scheuren in en lange T-shirts. Interviewer: Kunt u dit wat nader beschrijven die hippiekledij? Geïnterviewde: Veel Indisch katoen, want in die tijd was dat de mode. Interviewer: En welke kleuren? Geïnterviewde: felle kleuren. Interviewer: En de prints? Geïnterviewde: Veel bloemenprints. Interviewer: Kunt u de kleren nog wat verder beschrijven? Geïnterviewde: Het waren veel ‘volans’. Kleedjes met lagen. Jeans, op geschreven en gescheurd. Ik heb ook ooit nog zo’n broek gehad in het Indisch katoen, een paarse. Dat was smal en hier (toont heupen en dijen) was dat zo gelijk een zak. De hippies dragen dat zo. Ik weet niet of je dat ooit al gezien hebt? Interviewer: Neen, eigenlijk niet. Beschrijf eens nader? Geïnterviewde: Dus zo’n elastiek in de taille. Dat was ‘wree’ wijs, dat was zo gelijk een zak tot aan uw knieën en onderaan was dat smal. Dat was zeer speciaal. (Volgende foto) Kijk, hier was ik een jaar of vijftien, zestien. Wijde T-shirts met zeer veel opgeschreven, shortjes met zeer veel kleuren. Interviewer: Ik zie dat het korte shortjes zijn en rokjes ook? Geïnterviewde: Ja ja, mijn vriendin had ook een jeansshortje aan en T-shirts met prints. Je ziet ook dat lang haar en een lange ‘frou frou’ en een permenant dat zo wat uitgegroeid is, zo ja, wat slordig eigenlijk. Kijk hier had ik espadrilles aan. Dat zijn schoenen met een rieten voetzool en stof vanboven. Nu dragen ze dat toch ook? Dat keert allemaal terug. (Volgende foto) Hier was ik veertien. Ik had een smalle jeansbroek aan, sportschoenen en een wijde T-shirt. En lang haar in een middenstreep. (Volgende foto) Hier had ik een wijde pull aan, met die letters en cijfers op, dat keert nu ook terug hé, zo’n wijde sweater, met een jeansbroek en sportschoenen. (Volgende foto) Kijk, hier ook weer, smalle jeansbroek, wijde pull met een jeansvest op, lang haar in een middenstreep… Een beetje speels. (Volgende foto) Dat was ook heel erg in: een smalle jeansbroek met gelijk een mannenhemd, ook in het Indisch katoen met, hoe noemen ze dat, de ‘slepen’ van een hemd. En kijk ik ben nu ook zo gekleed hé: een smalle jeans met een lange trui over, nu is dat ook weer mode hé. Je ziet dat dat toch terugkeert. Ik ga niet zeggen die prints die er op staan… (Volgende foto) Kijk, hier ook hé: jeans met een lange hemd daarover. Interviewer: Droeg u dezelfde kleren op school als in uw vrije tijd?
Geïnterviewde: als thuis, ja. Ik droeg geen uniform. Uitgenomen, als ik naar ten doorn gegaan ben van het eerste tot derde middelbaar. Dan was het een uniform. Interviewer: Wat hield dit uniform in? Geïnterviewde: Niks van specifieke stijl, maar wel de kleuren, dat was wit, donkerblauw en donkergrijs. Interviewer: Ik heb dat ook nog moeten dragen, het was ten doorn in Eeklo? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Maar er waren toch ook nog andere dingen die niet mochten. Geïnterviewde: Niet veel juwelen, want ik ben ooit eens naar voor geroepen, ik weet niet of dat nu nog is, maar in mijn tijd stond elke klas op een lange rij naast elkaar. Ik had te veel juwelen aan. Dan was dat nog elke morgen door de micro dat de directrice riep. En dat was ‘Inge, naar voor komen’ en ik moest al mijn juwelen afgeven omdat ik er teveel aanhad. Interviewer: Ik weet nog dat daar geen korte rok mocht, of we moesten naar de nonnekes om lange kousen. Maar dat uniform is afgeschaft ondertussen. Geïnterviewde: Wel kijk dat is een klasfoto van in die tijd. Dus ik moest altijd iets aanhebben dat eigenlijk niet mocht op school. Gewoon om te rebelleren tegen dat uniformgedoe. Ik kon daar niet tegen. De kleren die ik aan had (op de foto), dat mocht niet. Dat was al blauw-groen hé. Interviewer: Dat was dan te fel. Geïnterviewde: Ja, ik moest altijd rebelleren. Interviewer: Vertel eens wat meer over dat rebelleren op school. Geïnterviewde: Zoals ik zeg, toch iets aandoen dat niet mocht of ik deed expres een rode sjaal aan. Of te veel juwelen. Interviewer: En waarom deed u dat? Geïnterviewde: Tja, waarom, de puberteit, rebels zijn. (volgende klasfoto) Zie je dat, dus zo was ik mooi in uniform, maar daaronder had ik toch iets aan dat bleek was. Dat rood mocht dus ook niet hé. Dat was mijn leerkracht (toont haar op de foto), en dat mocht. Interviewer: en toch waren de kleren die je droeg op school dezelfde? Geïnterviewde: Ja, qua stijl hé. (Volgende klasfoto) Hier had ik een rok aan, maar dat ging ik thuis niet dragen. Maar eigenlijk over de grote lijnen had ik niet specifiek kleren voor naar school te gaan en voor thuis. (Volgende foto) Dit mocht dan blijkbaar wel, dat was een lichtpaarse debardeur. De rest (de andere leerlingen) is allemaal schoon wit en donkerblauw, allemaal schoon klassiek. Ik moest toch altijd dingen dragen die niet mochten. (Volgende foto) Hier was ik ook een jaar of twaalf, dertien. Ook zo’n hippiekleedje, veel kleurtjes en ook nogal druk qua prints. (Volgende foto) En hier ook weer een jeansbroek met een lange trui boven. Ik ging toch altijd naar dezelfde stijl. Hier ook weer een T-shirt met een print op, en dat lang haar hé. Interviewer: Kunt u zich even uw kleerkast voorstellen, vroeger. Stel u voor dat u op uw kamer bent en u doet uw kleerkast open, welke gevoelens heeft u, welke herinneringen komen op, wat ging er door u heen? Wat zie je? Geïnterviewde: Niets speciaals, er waren allemaal kleren die ik graag droeg. Mijn ouders lieten mij daar ook vrij in wat ik aanhad.
Interviewer: En welke kleren hingen daar nog precies in? Geïnterviewde: Zeer veel smalle jeansbroeken, wijde T-shirts, lange truien, van die hemdblouses in het katoen. Ik had wel nog veel kleren. Interviewer: U was er wel mee bezig. Geïnterviewde: Ja, nog! Interviewer: Naar welke kleding ging uw voorkeur uit en waarom? Geïnterviewde: Vooral naar jeans, omdat het gemakkelijk zit. Tja waarom draagt een mens jeans. Omdat we dat mooi vinden, zeker? En omdat het in de mode is. Interviewer: Kunt u nog even beschrijven wat precies uw stijl was? Geïnterviewde: Op die leeftijd toch hippie. Interviewer: En beschrijf eens die hippiecultuur? Geïnterviewde: Vrijheid, rebelleren, tegen alle regeltjes zowel thuis als op school. Interviewer: Hoe uitte zich dat in uw kledij? Geïnterviewde: Ja ge hebt dat gezien op de foto’s hé: wijd, drukke prints zowel in mijn kleedjes als in mijn T-shirts, als truien. Interviewer: Waarom droeg je die kleren? Geïnterviewde: om op te vallen en uitdagen. Interviewer: Kan u daar nog meer over vertellen in uw jeugdjaren? Geïnterviewde: Ja, ik had nogal graag aandacht van de jongens hé. Ik was altijd een buitenbeentje en wou opvallen. Ik droeg veel felle kleuren om tegen de regels van de school in te gaan. Al wat niet mocht, deed ik aan. En ook, mijn vader was onderwijzer en dat was altijd van: je moet die dochter nu eens zien lopen van een onderwijzer. Dat betaamt niet hè, dat moest deftig zijn. En hoe meer dat mensen erover roddelden, hoe meer ik er tegen in ging, zo was het. Interviewer: Droeg u dan kleren waar uw vader niet mee akkoord ging? Geïnterviewde: Mijn vader trok zich dat niet aan. Ik moest wel deftig zijn om naar school te gaan en ik deed dat ook. We gingen met de trein naar ‘ten doorn’ en in mijn rugzak zaten er andere kleren. Dus ik verkleedde mij op de trein. En ’s avonds deed ik dan weer andere kleren aan, om deftig naar huis te gaan. Interviewer: En welke kleren droeg u toen je doorging? Geïnterviewde: uniform, deftige kledij: een donkerblauwe rok, tot onder de knie, zoals je gezien hebt op die ene foto. Met een witte blouse. Hetgeen dat mocht op school. Ik stak dan zelfgemaakte rokjes in mijn boekentas. Mijn ma wist dat wel en dat was dan van ‘potverdorie’. Interviewer: en die zelfgemaakte rokjes, wat was dat? Geïnterviewde: Zwart met witte ruitjes, kort. Interviewer: U maakte de kleren veelal zelf? Geïnterviewde: Wel ja, een keer een rokje, waarbij ik eens een stukje stof van vond bij mij thuis want mijn ma kon heel goed naaien, dus zij had altijd wel wat stof in huis.
Interviewer: Uw moeder maakte dan de kleren. Geïnterviewde: Nee ik, met mijn hand. Interviewer: Wat waren dan nog de kleren die je omwisselde in de trein? Geïnterviewde: In de trein was dat zo de extreme dingen. Maar ik was nog jong ook hé. Maar ik ben dan veranderd van school. In mijn derde middelbaar ging ik dan naar het SintVincencius en daar was het donkerblauw en wit uniform en dan stak ik in mijn boekentas een knalgroene broek met een knalrode trui en een knalgele sjaal. Zo kwam ik op school en dat mocht niet. Interviewer: Wat gebeurde er toen? Geïnterviewde: Strafstudie, ouders verwittigen, en die konden dat niet geloven want ik ging altijd zo deftig naar school. Maar eigenlijk ik moet zeggen, mijn ouders zijn nooit kwaad geweest op mij. Zij stonden altijd achter mij, wat er ook gebeurde. Ze zeiden wel van wat zijn uw gedachten, maar eigenlijk straf van thuis, nee. Interviewer: Maar dan wel op school? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Waarom werd er een uniform gedragen? Geïnterviewde: Omdat iedereen gelijk voor de wet zou zijn, omdat je niet het onderscheid kon maken, tussen ja, bijvoorbeeld kinderen die zich merkkledij konden permitteren en wie niet. Interviewer: Kunt u nog wat meer vertellen over de vorm van de kledij? Geïnterviewde: Niets speciaals, ik zeg het, smalle jeansbroeken, met wijde T-shirts en wijde truien. Interviewer: Had u speciale kledij voor bepaalde gelegenheden? (vb. communie, vrije tijd, de zondag, …) Geïnterviewde: Voor de communie droegen wij ons paterskleedje. Maar ik kan mij niet meer herinneren wat ik daar onder droeg. Voor de tweede dag kregen we dan wel schone kleren. Dat zal wel iets deftigs geweest zijn. Interviewer: En op andere momenten? Geïnterviewde: Uitgaan mocht ik niet, dus fuiven niet. Ik was te jong hé. Ik mocht maar beginnen uitgaan als ik zestien was, één keer in de maand. Interviewer: Waar ging je anders naartoe toen je jong was? Geïnterviewde: Naar de scouts. Interviewer: Wat droeg u toen? Geïnterviewde: Een uniform. Als we klein waren was dat een bruinachtig, beige en kort kleedje met de emblemen op van de scouts. En als ik dan groter was, was dat een beige of groene broek met een hemd met hetzelfde kleur als dat kleedje, met een groene trui. Maar daar heb ik geen foto’s van. Wel van die kleedjes als ik klein was. Ik vond dat wel schoon. (toont de foto) Interviewer: Met lange kousen. Geïnterviewde: Ja, kijk hier zie je dat beter. Het moesten dan ook blijkbaar groene kousen zijn. En de schoenen… dat moesten sandalen zijn denk ik. Aja, want je ziet mijn groene tenen.
Interviewer: Wat roepen deze foto’s bij u op? Geïnterviewde: schone herinneringen. Ik heb mij altijd zeer goed gevoeld in de scouts. Als ik de gezichten allemaal terug zie… In de scouts, je had veel vrijheid hé. Dat was op kamp zonder uw ouders, dat was leuk hé. Ook al ben je nog klein. Kijk eens hoe een schoon ‘badpakske’. En mijn groene kousen… (volgende foto van de scouts). Iedereen deed donkergroene kousen aan en wie heeft er bleekgroene kousen aan? Inge. (lacht) Interviewer: Dat was dus eigenlijk wel belangrijk voor u die kleren. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: En andere gelegenheden? Geïnterviewde: Anders nee, ik mocht altijd aandoen wat ik wou. Niet specifiek schone kledij zo. Ja, wanneer wel? Eigenlijk nooit. Ik kan mij ook nooit herinneren dat we naar een feest zijn geweest, dat werd niet gedaan, kinderen meepakken naar een feest. Nu doen we dat, maar vroeger deden de mensen dat niet. Ik weet nog dat ik zeer veel weekends bij mijn grootouders moest gaan slapen. De ene week langs mijn ma haar kant, de andere week langs mijn pa zijn kant. Interviewer: En welke kleren droeg u toen? Geïnterviewde: jeans, altijd jeans. Altijd hetzelfde. Interviewer: Welke functies had de kledij die u droeg voor u? Geïnterviewde: functies, tja, omdat ik ook zo een ‘typke’ was. ’t Was altijd hetzelfde hé. Interviewer: U stelde daarjuist dat u wou opvallen bij de jongens, rebelleren, uitte zich dat in uw kleren? Geïnterviewde: Neen, totaal niet. Je hebt het gezien op de foto’s van kleins af aan een jeans tot mijn achttien. Ik denk niet dat je een jeans en een wijde trui moet hebben om jongens te verleiden ze. Ik denk niet dat ze daarop vallen. Die kleren dat uit zich meer in uw gedrag. Dat verleiden, nu wel, als ik zie hoe jonge meisjes nu uitgaan. In de tijd dat ik mocht beginnen uitgaan was dat ook. We gingen uit naar fuiven van de scouts en wat was dat: jeans. Interviewer: Kunt u even vertellen hoe een dagje winkelen er voor u uitzag? Geïnterviewde: Wij gingen niet vaak winkelen. Mijn ma wist onze stijl en wat we graag hadden en zij bracht kleren mee. Toen ik wat ouder was dan gingen we af en toe samen om kleren. Op school naaiden we ook kleren. We hadden eens een salopette gemaakt, wit en blauw gestreept. Ook eens een jeansbroek leren maken. Dat lukte vrij goed, zodanig dat ik thuis ook af en toe eens iets maakte. En als ik niet verder kon dan hielp mijn ma mij mee. Interviewer: Hadden uw ouders anders inspraak in de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Wel, ze wilden dat ik proper was om naar school te gaan, maar in de vrije tijd, dat trokken ze zich eigenlijk niet aan wat ik droeg. Interviewer: Als u dan op oudere leeftijd ging winkelen met uw moeder, wat gebeurde er en waar ging u? Geïnterviewde: Wij gingen altijd naar de Veldstraat in Gent. Het was kopen wat ik graag zag, volledig naar mijn keuze.
Interviewer: Hoe zag er een dagje winkelen dan uit Geïnterviewde: Van ’s morgens gingen we altijd vroeg door. De winkels waren open vanaf tien uur, maar we gingen altijd vroeger. Dan gingen we eerst ontbijten en dan winkelen tot ’s middags. Dat was dan winkel in winkel uit, op alle verdiepen, alles. Van de ene winkel naar de andere. Een kleinigheid gaan eten. Dan weer vlug onze weg voortzetten en een potje koffie gaan drinken. Onze weg zetten we dan voort totdat de winkels dicht waren. Een volledige dag dus, nu nog altijd. Interviewer: Kocht u dan veel kleren? Geïnterviewde: Bwoa ja toch wel, ik kan mij wel herinneren dat wij toch altijd goed gepakt en gezakt naar huis kwamen. Alles hé, broeken, T-shirts, truien, … Interviewer: Hoe verliep dat met uw moeder? Geïnterviewde: Zij liet me vrij. En als ze zei ‘dat zie ik niet graag’, dan zei ik: ‘Wie moet het dragen, gij of ik?’ En dan mocht ik het toch kopen. Interviewer: Maar je moeder betaalde wel. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: En naar welke winkels ging u? Geïnterviewde: Ik kan geen namen meer noemen, ik weet dat niet meer. De C&A wel, zeker en vast. Interviewer: De grote ketens? Geïnterviewde: De grote ketens, ja. Het was wel geen merkkledij dat ik mocht, dat was te duur. Interviewer: Werd dat veel gedragen, merkkledij? Geïnterviewde: Ja. In onze tijd was dat heel veel mode van die Milletvesten, zo van die anorakjes met drie of vier panden en met pluimen. Dat was heel duur in die tijd en alle ‘snobkes’ liepen daarmee rond. Interviewer: De ‘snobkes’, wie waren zij? Geïnterviewde: Ja, degene die niet gekleed liepen gelijk wij, zo de deftige. Interviewer: In wat opzicht waren zij anders? Geïnterviewde: Omdat zij merkkledij droegen. Interviewer: Waarom droegen zij dat? Geïnterviewde: Omdat zij van een rijke thuis waren, zeker? Er was dus wel een klassenverschil hé. Interviewer: Had u bij het shoppen de kleren voor ogen? Geïnterviewde: Nee. En wat het ook was, we kochten niet van in het begin. Dat was zo eerst overal gaan kijken naar alle winkels. En dan terugkeren naar de winkel waar ik iets gezien heb en wou hebben. Zo niet van de eerste keer kopen. Vandaar dat het ook zo lang duurde. Interviewer: Koos u er bewust voor om geen merkkledij te dragen? Geïnterviewde: Nee, niet bewust, ’t had te maken met ons budget. Interviewer: Welke kleren waren ook van een merk?
Geïnterviewde: La Coste polotjes. De rest kon ik mij niet herinneren, maar die Milletvesten en La Coste sprongen er wel uit. Interviewer: Hoe vaak ging u shoppen? Geïnterviewde: Dat kan ik mij niet goed meer herinneren, drie vier keer op een jaar. Interviewer: En toch had u veel kleren? Geïnterviewde: We kwamen wel gepakt en gezakt naar huis. Interviewer: En op jongere leeftijd kocht je moeder kleren voor u. Geïnterviewde: Ja. En wat het ook was, ik was jonger dan mijn zus. Dus als zij er niet meer in kon en ik vond het mooi, kon ik haar kleren ook nog afdragen hé. Nu willen ze dat niet meer, maar in onze tijd deden wij dat wel. Interviewer: Waar kocht u moeder uw kleren? Geïnterviewde: Ook in Gent, in de Veldstraat. Of in die tijd, mijn ma heeft altijd in Delhaize gewerkt en kocht ze daar ook veel kleren. En als ze iets zag in de solden of zo dan bracht zij dat ook mee. Interviewer: Hadden de kleren een waarde voor u, een betekenis? Geïnterviewde: Ja ze weerspiegelen uw karakter een beetje, bij mij was dat nogal rebels. Interviewer: Was u bewust bezig met uw kledij? Geïnterviewde: Ja, het paste wel hetgeen ik aanhad. Buiten die uitschieter op het Sint Vincencius met die felle kleuren, ging ik nooit iets combineren dat niet paste bij elkaar. Interviewer: Wat gebeurde er in uw vriendenkring rond kledij? Geïnterviewde: Mijn meeste vrienden waren jongens, dus ja. Ik had maar één vriendin eigenlijk. Van kleins af aan heb ik altijd met jongens gespeeld. Interviewer: Ging u soms met uw vriendin winkelen? Geïnterviewde: Nee, want zij was uit een huishouden met vier kinderen, waar de vader alleen werkte, dus dat ging niet. Interviewer: Werd er dan over gepraat? Geïnterviewde: Nee, weinig. Interviewer: Werd er soms geruild van kleren? Geïnterviewde: Nee want ze was een kop groter dan mij. Dus dat ging niet. Interviewer: En bij de jongens? Geïnterviewde: Nee, daar werd niet over gebabbeld, met jongens, over kledij, nee. Dat was in bomen klimmen dat we deden en kampen maken. Interviewer: Bekeek u modebladen? Geïnterviewde: Ja mijn ma had ‘Het Rijk der Vrouw’. Dat is zo een beetje gelijk de ‘Libelle’ nu. Interviewer: Waarom bekeek u die modebladen?
Geïnterviewde: Omdat mijn moeder dat kocht. Maar ik keek meer in die boekjes als ik iets nodig had als documentatie voor school. En als ik iets ouder was kregen we de ‘Joepie’, maar dat is geen modeblad hé. Interviewer: Volgde u de mode? Geïnterviewde: Nee totaal niet, want ik schreef mijn jeansbroeken vol en ik trok er scheuren in. Echt erg. Interviewer: Wat was dan volgens u de mode? Geïnterviewde: Ik zou het niet weten. Interviewer: Keek u naar andere media, zoals de tv? Geïnterviewde: Ja, maar we moesten kijken naar het programma waar de ouders naar keken. Er was maar één tv in huis. Mijn pa keek altijd naar actualiteit, het nieuws en documentaires. Interviewer: Had u een voorbeeld waar u zich naar kleedde? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Bepaalden waarden of normen de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee. Ik wou een beetje tegenstrijdig zijn. Interviewer: Wat waren uw gevoelens bij uw kledij? Geïnterviewde: Goed, ja, u goed voelen in uw vel. Interviewer: Was er soms discussie met uw ouders over de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Nee, geen discussie. Met mijn grootouders wel, maar niet met mijn ouders. Mijn grootmoeder, ze woonde maar honderd meter van ons en als ze mij zag ja… Volgens haar moest ik een blauw plooirokje aandoen met witte kousen tot onder de knieën met zwarte laké- schoentjes en een wit bloesje. Dat was goed. Maar wat deed Inge, bij meme gaan met haar gescheurde jeans aan. Interviewer: Wat zei ze daarop? Geïnterviewde: Tegen mij persoonlijk niets, maar tegen haar dochters, dus mijn tantes wel, van wat heeft ze nu weer aan. Interviewer: En tegen uw ouders? Geïnterviewde: Nee, want tegen mijn pa moest ze daar niet tegen beginnen. Mijn pa zei, ze is jong en dat passeert. En dat passeert ook. Interviewer: Waren er nog anderen die uw kledij bepaalden? Geïnterviewde: Nee, buiten het school, omdat je moest, maar anders niet. Interviewer: Zijn er nog andere dingen die u wilt vertellen? Geïnterviewde: Niet echt. Interviewer: Dan zijn we rond met het gesprek. Als er nog vragen zijn dan mag u die nog stellen. Bedankt om deel te nemen. Geïnterviewde: ’t Is niets en voorlopig heb ik geen vragen.
Annie, 1956, Wondelgem Geïnterviewde: Die foto… Dat was van op mijn plechtige communie, de dag zelf. De foto is een beetje verfrommeld. Ik sta er op met mijn twee zussen. Dat was dus een wit kleed op mijn plechtige communie. (volgende foto). En op die foto is de dag erop, het vormsel. Interviewer: Kunt u dat wit kleed even nader beschrijven? Geïnterviewde: Groot en wijd. Dat was nogal een feestelijk gebeuren een plechtige communie. Dat was een katholiek gebeuren en we zijn katholiek opgevoed. Aangezien dat dat feestelijk iets is, werden wij uitgedost. Dat kleed is gekozen geweest door mijn moeder. Ik denk dat het van Deinze komt. Ik heb dat dan gewoon gepast, maar ik denk dat mijn moeder dat gekozen heeft. Ik voelde mij daar wel goed in. Ik vond dat wel geestig, zo een keer echt mooi gekleed zijn. Interviewer: En met bijhorende handschoentjes. Geïnterviewde: Ja, en met schoenen en dan gingen we al naar de kapper. En met een voile. Gelijk een trouwer in feite. En dat vertok vanuit mijn haar. Mijn haar was opgestoken. Ik had nog wel een foto, maar waar die naartoe is, weet ik niet. De dag er op kregen we terug volledig nieuwe kledij, maar dat was dan gewone kledij: een kleedje met een mantel over of een rok met een bloesje en een vest of zo. Interviewer: En voor welke gelegenheid was dat? Geïnterviewde: Dat is voor de mis, de plechtige communie mis. De dag er op was er het vormsel, dat was dan weer met een mis. Maar dat was dan twee dagen. Nu is dat allemaal achter elkaar, maar vroeger was dat twee dagen. Die dag was er een feest (met het witte kleed). Vroeger was dat dan ook dat ge u moest gaan tonen bij uw familie en dan kreeg je geld of een cadeautje. Interviewer: Kun we eens naar de volgende foto’s kijken? Geïnterviewde: Veel foto’s heb ik eigenlijk niet van toen ik jong was. Dat is hier op de boerderij en dat is met mijn schoonzus en haar zoontje, en dat is mijn zus en mijn moeder. En dat was gewoon op een zondag waarschijnlijk, op de zondagnamiddag dat wij een beetje rusten. Interviewer: Welke kleren droeg u toen? Geïnterviewde: Ik zie dat ik een rok droeg en een blouse. Broeken werden er dan nog niet gedragen. Ik denk niet dat ik toen al broeken droeg. Op die leeftijd niet. En de kleren, ja, de kleren, ik denk hoe oud was ik hier, een jaar of vijftien dat ik toen moest geweest zijn. Kleren, mijn moeder kocht de kleren. Op die leeftijd dat waren de kleren die mijn moeder kocht. Wij hadden daar zelf geen beslissingsrecht in of een keuze in. Ik heb mij daar nooit vragen bij gesteld van ik zie dit graag of dat graag. Interviewer: Welke kleren waren het dan die uw moeder kocht? Geïnterviewde: Dat waren meestal rokken en dan een blouse of een trui en dan een vest of een mantel, een anorak of zo, voor erboven. Dat was gemakkelijk om te onderhouden. Maar voor de rest… Gelijk dat ons meiskes nu dikwijls gaan winkelen en hun eigen keuzes maken, dat is iets dat ik nooit gekend heb. Interviewer: Ging je dan nooit winkelen met je moeder? Geïnterviewde: Nooit, toch niet die leeftijd. Ik denk als ik een jaar of twintig was, gingen we dan wel af en toe een keer gaan winkelen en dan zou ik wel gemakkelijk eens gezegd
hebben van ik zie dat of dat graag, een keer dat ik naar de hogeschool ging, dan wel hé. Maar tot het einde van het middelbaar ging ik nooit gaan winkelen. Interviewer: Ook niet met vrienden? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Als uw moeder kledij kocht voor u, waar ging ze dan naar toe? Geïnterviewde: Ik weet niet waar ze die kleren kocht. Interviewer: Zij kwam er gewoon mee thuis. Geïnterviewde: Zij kwam daar mee thuis en we deden dat aan. Interviewer: Vond je die kleren mooi dat ze mee bracht? Geïnterviewde: Ik heb mij daar nooit vragen bij gesteld. Dat is zo heel anders dan nu. Ik weet nog dat ik voor de gasten toen ze klein waren kleren meebracht, maar op een bepaalde leeftijd, als ik dat meebracht, zeiden ze ‘dat zie ik niet graag, dat wil ik niet’. En dan weet ik ook wel, dan dragen ze het niet. En dan vraag ik mij af: hoe komt dat dat ik dat vroeger niet had? Maar dat was een heel andere tijd. Wij hadden de kans niet of wij kregen de kans niet om ons die vragen te stellen. We waren content met hetgeen dat we kregen. Interviewer: En kreeg u dan veel kledij? Geïnterviewde: Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik te weinig kledij had. Interviewer: Wanneer kreeg je andere kledij? Geïnterviewde: We kregen kledij op het moment dat de rest versleten was. Extra kledij, dat hadden we niet of te veel of reserves, dat hadden we niet. We hadden winterkledij, we hadden zomerkledij en waren die dingen kapot, dan werden die vervangen. Maar ik heb nooit aangevoeld dat ik iets tekort had. Als ik soms denk dan voel ik mij, als ik jong was, veel gelukkiger dan de kinderen nu zelfs die nu zeer veel hebben. Interviewer: In welk opzicht? Geïnterviewde: Op alle vlak voelde ik me veel gelukkiger. Want ik vind, nu is er zodanig veel, je moet continu kiezen tussen allerlei dingen. En al die materiële dingen maken u in feite niet echt gelukkig. Je kunt twee of drie kleerkasten vol hebben, maar tenslotte kun je maar één ding tegelijk aan doen. Zij hebben zeer veel dingen als weggaan met vrienden, allé ja, enorm veel afleiding en variatie krijgen ze. Wij niet, ik ging naar school en we woonden op een grote boerderij. De vakanties werkten wij van de eerste tot de laatste dag. Wij gingen nooit weg, ik ben nooit op reis geweest. Vrienden en vriendinnen, ja, af en toe een keer en achter de mis dat wij dan een keer kinderen zagen van ons leeftijd die ik ook kende van op school. Maar echt voor samen te komen achteraf of om hier en daar naartoe te gaan, dat deden wij niet. Wij waren altijd thuis. Ik heb mij nooit ongelukkig gevoeld. Interviewer: Welke kledij droeg u als u ging werken? Geïnterviewde: Dat was dan onze werkkledij. Dus als we van ’t school kwamen, moesten we onze schoolkleren uit doen en dan deden we ons werkkleren aan. Interviewer: Welke kleren waren dat? Geïnterviewde: Dat waren kleren die al wat versleten waren. Dat waren gewoon kleren dien niet echt proper genoeg meer waren of die niet genoeg waren om naar school te gaan. Interviewer: De afgedankte kledij van op school. Geïnterviewde: Ja, een beetje de afgedankte kledij.
Interviewer: Welke kledingsstukken waren dat dan? Geïnterviewde: Dat waren dezelfde kleren die wij overdag en op school droegen. Een rok en een blouse en een trui en een vest. Dat waren gewone kleren. En dan laarzen, zeer veel laarzen. En in de zomer waren dat zo van die plastieken sandalen, zo van die watersandalen zo een beetje. Zeesletsen noemden wij dat, zo van die waterpantoffels, die je zo vast kunt steken aan uw voet, dat ze niet wegglijden van uw voet. Die dingen droegen wij. Interviewer: Kunt u even teruggaan in de tijd en uw kleerkast voorstellen tussen 12 en 16 jaar en welke kleren er daar nog allemaal in lagen? Geïnterviewde: Ik denk dat wij één of twee jassen hadden, meer zal dat niet geweest zijn. Ik denk dat wij misschien, drie of vier truien hebben zoiets. En dan een paar bloesjes. En dan wat ondergoed natuurlijk en wat kousen. Maar dat was niet zo veel. Dat was een paar stukken van elk, maar voldoende om toch nog een keer te kunnen iets anders aandoen. En als het vuil was konden we dan eens iets vers aan doen. Interviewer: Naar welke kledij ging uw voorkeur uit? Geïnterviewde: Op die leeftijd? Ik had niet echt een voorkeur, ik heb mij die vraag nooit gesteld van wat zie ik nu graag, niet die leeftijd. Een keer dat ik ouder werd, dan wel. Dan lopen we een keer in het stad rond. Dat was dan wel anders en konden we zo wat kiezen. Maar, nee, ik heb mij daar nooit vragen bij gesteld. Ik heb hier een foto gezien, maar toen was ik al achttien, ik was een beetje ouder. Dat was dan van op school, de kleren die ik aanhad, zo lelijke dingen dat dat zijn. Maar op dat moment, ik was toen achttien, ik heb mij nooit op dat moment… Mijn haar (lang met een pony) dat was niet schoon, als ge dat nu ziet. Er waren er blijkbaar nog veel die hun haar zo droegen. Er zijn er dus wel die veel modernere kledij droegen dan die trui. Maar ik heb mij nooit op die momenten het gedacht gehad van, mijn kledij is niet mooi. Ik was content met hetgeen dat mijn moeder meebracht. Ik voelde me daar gelukkig mee. Dus voorkeur, ik had niet echt een voorkeur op die momenten. Interviewer: Was dat een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Nee, dat was vrij klassiek denk ik. Maar dat was niet mijn stijl, dat was de stijl van mijn moeder. Interviewer: Welke kledij droeg u in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Dat was werkkledij. Mijn vrije tijd was werken. Dat was die afgedankte kledij. Interviewer: Maar het was toch een rok? Geïnterviewde: Meestal een rok. Ik denk niet dat ik broeken gedragen heb. Een rok met die dikke kousen onder, wollen kousen. Colans, en in de winter nog twee of drie paar gewone kousen boven. Maar broeken, nee toch niet. Interviewer: Had u speciale avondkledij? Geïnterviewde: Nee, niet dat ik weet. Ik ben nooit naar een bal of zo geweest. Ik heb wel nog foto’s van de trouw van mijn broers en zussen. Op de trouw van mijn broer was ik dertien jaar oud en dan hebben wij zo suitekledij gehad. Maar dat was niet echt balkledij. Dat waren mijn twee zussen en mijn broer. Dus dan hebben wij wel een mooi kleed gehad. Mijn zus en ik waren suitemeisjes. Dat waren kleren die wij gehad hebben als ik dertien was. Als ik een jaar of twintig was, had ik dan nog een keer een mooi kleed gehad voor één of andere grote gelegenheid. Maar voor de rest heb ik geen balkleren gehad.
Interviewer: Wat was de vorm en de kleur van uw kledij? Geïnterviewde: Dat zouden geen donkere kleuren geweest zijn. Mijn iemand die graag fleurig gekleed is. Nu zal ze nog altijd iets frivools in haar zullen nogal fleurige kleren geweest zijn. En ook wel mooie kledij, want zeker van dat zij kledij wel belangrijk vond voor haarzelf en voor ons. Het geweest zijn, voor haar natuurlijk. En ook qua kleuren.
moeder is nogal kledij steken. Dat ik ben ik ben er zal dan wel mooi
Interviewer: En qua vorm? Geïnterviewde: Qua vorm, ik denk dat er toen ook niet zo veel stijlen waren als nu. Ik denk dat de meeste dingen klassiek waren. Interviewer: Wat bedoelt u met klassiek? Kunt u dat beschrijven? Geïnterviewde: Het zal wel allemaal goed bedekkend geweest zijn. Niet te veel décolletés en zo. Zeker geen doorzichtige kledij. Alles deftig hè. Interviewer: En aan de benen? Geïnterviewde: Tot onder de knie wel. Het was belangrijk dat er niet te veel bloot te zien was. Interviewer: Welke kleren droeg u op school? Geïnterviewde: De drie eerste jaren heb ik een uniform gedragen. De drie laatste jaren was er geen uniform meer. Het is een witte blouse met een blauwe rok tot juist onder de knie en dan een blauw vestje erboven, een gilet of een trui en witte lange kousen. Met korte mouwkes. Maar blouses zonder mouwen mochten niet. Dat moest allemaal met knoopjes goed toe. Interviewer: De drie laatste jaren moest geen uniform meer. Geïnterviewde: De drie laatste jaren dan was dat een andere school en dat was dan geen uniform. Interviewer: Verschilde die kledij van de kledij die u thuis droeg? Geïnterviewde: Nee, als wij thuis kwamen deden wij andere kledij aan. Dus kledij voor school was louter kledij voor school. Dus als we thuis kwamen, deden we andere kledij aan met de bedoeling de kledij schoon te houden. Interviewer: Maar het zijn wel dezelfde kledingsstukken. Geïnterviewde: Als je thuis loopt of op school. In feite wel ja, dat zijn dezelfde als ik ging werken. Een rok, een blouse en een trui. Interviewer: Waren er voor andere gelegenheden, bijvoorbeeld de zondag, dat je andere kledij moest dragen? Geïnterviewde: De zondag hadden we speciale kledij, want dan gingen we iedere zondagmorgen van 9 tot half 11 naar de mis. Dan hadden we speciale kledij voor de zondag, dus volledig, van boven tot onder. Interviewer: Wat is dat dan? Geïnterviewde: Zowel ondergoed als kousen, als blouses, als truien, als mantels. Dat waren speciale dingen die we alleen de zondag droegen.
Interviewer: Verschilde dat van… Geïnterviewde: Nee, dat was gewoon de nieuwste dingen. De nieuwste dingen waren voor de zondag en voor het familiebezoek. En dan gingen die dan naar school en dan voor te werken. Zo schoof dat op in feite. Interviewer: Kunt u even vertellen wat de functie die kledij voor u had toen? Of welke betekenis? Geïnterviewde: Dat was gewoon om warm te hebben. Dat was functioneel, gewoon om uw lichaam te bedekken om te beschermen tegen de kou of tegen de warmte. In die tijd, in de zomer, dan bedekten wij ons om ons te beschermen tegen de zon. We droegen dan een pet of een hoed om ons hoofd te beschermen. Wij hebben ook nooit zonnecrème gekend. Interviewer: Hoe sta je nu tegenover de kledij die u vroeger droeg? Geïnterviewde: Het is heel anders omdat ik nu kledij draag die ik graag zie. Zo gewoon eens een goestje, van dat bevalt mij wel en dat zie ik graag. Nu draag ik kledij, niet om mij te bedekken, maar om mij mooi te voelen en mooi te zijn. Maar toen was dat niet zo. Interviewer: Kunt u even vertellen welke gevoelens die u toen had bij die kledij? Geïnterviewde: Bij momenten als mijn mama iets meebracht dat ik graag zag, dan voelde ik mij gelukkiger, dan op het moment dat ze iets meebracht waarvan ik zeg, allé, dat zie ik niet graag. Maar ’t zou nooit in mij opgekomen worden om het niet aan te doen. Maar er waren natuurlijk ook wel dingen, van kleuren, die ik liever zag. Interviewer: Ook al zag je de kleren niet graag, je moest ze aan doen. Geïnterviewde: We deden ze gewoon aan. Interviewer: Ging u dan nooit winkelen? Geïnterviewde: Nee, voor mijn negentiende was ik nooit naar Gent gekomen, nooit naar de Veldstraat geweest. Ik kende dat niet. Het enige wat we soms deden, was naar Deinze gaan naar de markt. En dan kocht mijn moeder wat dingen die ze thuis niet had en dan zag ik dan ook wel soms kleren en dan waren er soms wel dingen die ik graag zag, dat zou ze dan wel eens gekocht hebben, dat wel. Dat was het enige dingen waar we naartoe gingen. Interviewer: En werd uw kledij soms zelf gemaakt? Geïnterviewde: Ja, dat ook. We hadden een kleermaakster. Die kledij van de zondag werd meestal gemaakt. En dan mocht ik de kledij gaan passen. Interviewer: Dan mocht je wel meegaan. Geïnterviewde: Ja, maar dan hadden we geen inspraak in kleur of zo hoor. We mochten meegaan om te passen. Mijn moeder kocht stof en ’t kleur en ’t model, maar het moest wel gepast worden. Interviewer: Waren er merken in die tijd? Geïnterviewde: Nee, ik denk niet dat er bepaalde merken waren in die tijd. Interviewer: gebeurde dat vaak dat uw kleren gemaakt werden of dat uw moeder kleren meebracht? Geïnterviewde: Als er één of andere feestelijke gelegenheid was, dan kregen we meestal wel iets nieuws, en dan werd dat bij de kleermaakster gemaakt. Dus de mooie dingen werden bij de kleermaakster gemaakt. De dagdagelijkse dingen bracht mama zelf mee. Ik
weet niet van waar. Ik heb nooit vragen gesteld van waar ze dat meebracht. Ze ging zij af en toe boodschappen doen, we waren met zeven thuis. Interviewer: Hadden de kleren die u droeg een waarde voor u? Geïnterviewde: Emotioneel misschien. Emotioneel omdat bepaalde dingen die je dan draagt op een bepaalde gelegenheid, waaraan je dan terugdenkt. En op die manier krijg je daar wel een beetje spijt van. Maar anders niet. Interviewer: Was je bezig met de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Nee, zeker niet. Interviewer: Dan ook niet met de mode. Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Speelden uw vrienden een rol in uw kledij? Werd daarover gepraat? Geïnterviewde: Nee. Mijn klasgenoten, nee daar werd niet over gepraat. Dat was een andere manier van samen zijn met jonge mensen. Dat was toen een heel eenvoudiger manier dat er met elkaar werd omgegaan als jonge mensen. Gewoon, ge waart content van mekaar te zien en ge aanvaardde elkaar gelijk dat ze waren. Als zij nu zo was of zo niet of wat dat die aan had, dat was allemaal zo niet belangrijk. Interviewer: Er werd dan niet naar elkaars kleren gekeken. Geïnterviewde: Nee, dat heb ik nooit ervaren. Toch niet de mensen die ik kende. Er waren misschien wel vriendenkringen of zo, maar niet met de mensen waar ik mee omging. Interviewer: En uw familie, uw moeder en uw vader, speelde uw vader, naast uw moeder een rol? Geïnterviewde: De enige inspraak die papa had, dat was wel een zeer belangrijke inspraak want ik heb er hem dikwijls over bezig gehoord, dat was dat we allemaal mooi en netjes waren. Mijn vader was een zeer fiere man en die wou dat zijn dochters altijd zeer schoon zijn, daar stond hij op. De kledij van mijn vader kocht mijn moeder. Maar anders trok hij zich daar niks van aan. Maar het was wel zo dat mama moest zorgen dat wij netjes waren. Interviewer: Was er soms discussie tussen u en uw ouders over kledij? Geïnterviewde: Nee, mijn vader had daar een duidelijk standpunt in en mijn moeder volgde dat. Ze was daar ook wel mee akkoord. Ze is nu zevenentachtig, en zij gaat nu zeer regelmatig gaan winkelen en nieuwe dingen gaan kopen. Interviewer: Ik bedoelde tussen u en uw ouders. Geïnterviewde: Nooit, ik heb daar nooit iets over gezegd. Er werd daar niet over gediscussieerd. Er werd zeer weinig gediscussieerd toen. Wij aanvaarden die dingen. Wij waren op die manier gelukkig. Interviewer: Keek u soms naar modebladen of tijdschriften waarin u naar de kledij van de mensen keek? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Wat was volgens u in die tijd de mode? Geïnterviewde: Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat niet weet. Interviewer: U hield zich daar eigenlijk niet echt mee bezig…
Geïnterviewde: Nee. Nu zie je ook zeer veel op televisie. Wij hadden wel een televisie maar wij kijken niet naar zo’n programma’s. Een keer naar ’t nieuws of iets van sport. Maar zeer veel werd er niet naar televisie gekeken. Naar die series en zo, daar mochten wij niet naar kijken, omdat daar dingen gebeurden die we niet mochten zien. Op dat vlak kregen wij ook niet veel informatie. En ik zeg, onder de vrienden werd daar ook niet zo veel over gepraat. Interviewer: Had u een bepaald voorbeeld? Geïnterviewde: Een soort idool, nee. Interviewer: Ging u naar andere manifestaties die iets met kledij te maken hadden? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Alles goed bedekt, dus geen V-halsen, maar een ronde hals of een hoge kraag. De rok moest ook altijd goed onder de knie zijn. Interviewer: Over welke waarden gaat het dan? Geïnterviewde: De katholieke waarden, maar ook de maatschappelijke waarden. Niet te veel bloot. Interviewer: Over welke normen en waarden gaat het dan precies? Geïnterviewde: Vrouwen moesten veel bedekken, en dat was om geen mannen te kunnen verleiden. Alleen aan uw man mocht je dan wat meer tonen. Ook niet aan uw vriend, dat was dan op latere leeftijd. Dat was zeer primitief die contacten. Dat was allemaal voor na het huwelijk. Interviewer: Werd er soms kledij geruild? Geïnterviewde: Geruild, doorgegeven wel. Geruild, niet, want dat is aan elkaar teruggeven. Wel doorgegeven van familie of vrienden of zo. Ik gaf ook mijn kleren aan mijn jongere zus en dan ging dat soms naar nichtjes of neefjes. Interviewer: Waren er nog andere mensen die uw kledij bepaalden of daar een zeg in hadden of daar rond praatten? Geïnterviewde: Wat er misschien nog zou kunnen zijn, dat zijn mijn twee oudste zussen. Mijn ene zus is tien jaar ouder dan mij, en mijn andere zus acht jaar ouder dan mij. Misschien dat zij wel met mijn moeder over onze kledij praatten. Dat zou kunnen. Ik was mij daar niet van bewust, maar dat zou wel kunnen zijn dat ze dat wel deden. Ik heb daar nooit om gevraagd, maar het zou wel kunnen dat mijn moeder soms eens te rade ging bij haar twee oudste dochters. Ik zou het eens moeten vragen. Interviewer: Zijn er nog dingen die u daar rond kan vertellen? Iets dat opviel in die tijd, of wat belangrijk was? Geïnterviewde: Wat ik vind nu, als ik nu vergelijk met toen, dan vind ik dat de jonge meisjes van toen hun mooi zijn van toen niet konden laten zien. Nu is het een beetje extreem met momenten, of een beetje op het randje. Ik vind een jongen of een meisjes die jong zijn, dat zijn meestal zeer mooie lichamen, en ik vind dat dat voor een stuk mag getoond worden aan de buitenwereld. En voor uw zelfbewustzijn is dat wel belangrijk dat ge u kunt tonen, dat je mooi bent. Dat geeft meer zelfvertrouwen. Dat vind ik soms een beetje jammer dat dat vroeger niet zo was. Als ik dat nu zie bij mijn dochters, als ik ze zo zie stralen als ze iets aan hebben dat ze graag hebben, dat ze graag zien, waar ze zich goed in voelen, dan denk ik zo, ik heb dat niet gekend. Toen was ik niet ongelukkig daarvan. Maar
dat heb ik niet gekend die gevoelens, niet echt van kijk naar mij, maar ik voel me nu goed in die dingen, ik heb het zelf gekozen en ik voel me daar beter door. Dat heb ik niet gekend. Nu, is het soms wel, het is wel jammer dat ik dat niet gekend heb. Maar toen was ik niet ongelukkig. Interviewer: Dan denk ik dat we kunnen afronden. Heel erg bedankt. Geïnterviewde: Dat is graag gedaan.
Sabine, Gent, 1960 Geïnterviewde: ’t Is te zien vanaf waar we zouden kunnen beginnen. Wacht, ik zal eens kijken. Ik heb foto’s van verschillende periodes. (Toont foto). Dat was op de trouw van mijn moeder. Dat was een ensembleke. Dat was buitengekeerd schapenwol met stof. Dat was een driekwartbroek die erop ging met een mantel tot aan mijn knieën en met een soupull er zo bij. Interviewer: Hoe oud was je toen? Geïnterviewde: Toen was ik elf jaar. (Toont volgende foto). Dat was het jaar nadien, dat was in ’72 op mijn plechtige communie. Op mijn plechtige communie zelf was ’t met een jezuskleed aan. Dan voor ’t feest bij mijn tante in haar hof, had ik zo een ander kleedje: wit katoen en mijn haar was half lang tot op mijn schouders. (Toont volgende foto) Ik weet niet wat dat hier is, dat was ’71 nog. Dat was in de paasvakantie aan de zee, met zo’n beren… omdat het wreed koud was. Dat was aan het appartement van mijn tante in Knokke. Interviewer: Wat had je toen aan? Geïnterviewde: Een lange broek en laarzen. Ik zat wel in het zand te spelen. Zo nog een goeie oude winterjas. Lang geleden. (Toont volgende foto). Dat is een foto van in ’72 en dan was ik twaalf jaar oud. Mijn haar was ook nog altijd lang. Dat was een foto getrokken in de auto van mijn grootmoeder. Dat was in Blankenberge tijdens de zomer als we naar de bloemenstoet zijn geweest. Daarop had ik een witte T-shirt aan met allemaal grote cijfers op zo kleurrijk. Interviewer: Welke kleuren waren dat? Geïnterviewde: Blauwe, gele, groen, maar er was een rode kant ook aan. De rode kant zal waarschijnlijk langs de andere kant geweest zijn. Ik had dan nog zo een knal gele lange broek aan met brede broekspijpen. Dat kan ik mij nog goed herinneren. Want dat was eigenlijk een ensembleke, die T-shirt met die gele broek daaronder. (Toont volgende foto). Dat zal ook rond die tijd geweest zijn. Dat was een foto bij Sinterklaas met mijn neef. Toen zal ik een jaar of twaalf geweest zijn. Maar daar was mijn haar een keer wat korter. Interviewer: Welke kleren had je toen aan? Geïnterviewde: Zo een stoffen bruine lange broek, een okerkleurige pull en een chemisier daaronder, oranje met gele en witte streepjes. (Toont volgende foto). Dat is hier in ’73, toen was ik bijna dertien. Dat is een bleek blauwe jeansbroek, met zo een tricot trui, dat rok zo wat uit. Dat was paars met witte streepjes. Mijn haar in twee staartjes. (Toont volgende foto). Dat is in oktober, als mijn halfzus geboren is. Daar heb ik een rok aan, een rok met een soupull en een kort vestje met korte mouwkes. Dat is gemaakt geweest door een naaister. Een vriendin van mijn grootmoeder was een naaister en die had dat gemaakt voor mij. Dat was geen gewone rok. Dat was tamelijk hoog tot onder mijn borsten eigenlijk en dat waren zo twee bretellen, twee donkerbruine. En daarover had ik dan dat vestje. Dat was al gekleed, maar ik zag dat eigenlijk niet wreed graag. Interviewer: U zag dat niet zo graag. Geïnterviewde: Ik woonde bij mijn grootouders en mijn meme zei dat ik dat ging aandoen voor de doop van mijn zus. Dus ik heb dat moeten aandoen.
Interviewer: Kunt u even de kleuren verder beschrijven? Geïnterviewde: Wel dat was bruin met beige karrotjes. Een rode soupull eronder. Met nylonkousen aan. Mijn haar was los en lang. Interviewer: Gebeurde dat vaak dat uw kleren gemaakt werden? Geïnterviewde: Af en toe wel. Sommige dingen wel ja. Interviewer: Koos je dan uw kledij? Geïnterviewde: Nee, dat was meestal mijn grootmoeder die iets koos voor mij. Allé ja, ik zal da wel aandoen. Maar vroeger was dat meer zo zondagskledij. Je had weekkledij en zondagskledij. Interviewer: Wat was uw weekkledij? Geïnterviewde: In de week zat ik op mijn zestien jaar op internaat. Dat was een uniform. Interviewer: Hoe zag dat uniform eruit? Geïnterviewde: Daar zat dan ook nog een keer een verschil in, want dat was een weekuniform en om bijvoorbeeld naar de mis te gaan, hadden we ook nog een zondags uniform. Dat weekuniform was grijs, een donkergrijs plooirokje, kort, tot juist boven de knie. Daarboven was er zo een gebreën pulleke met korte mouwen. Dat was wel van een ander kleurke, maar dan hadden we nog een gilet ervan, dezelfde kleuren, maar met lange mouwen. Interviewer: Welke kleur was dat dan? Geïnterviewde: Bleek. Tijdens de week was het beige, die pullekes. En dat voor de zondag was donker, wreed donkergrijs bijna zwart plooirokje met bleekgroen truitje met korte mouwen en giletje. Dat was zeer schoon, dat was zo licht licht groen. Interviewer: Wat droeg je thuis als weekkledij? Geïnterviewde: Dat was gewoon een lange broek met een T-shirt of met een pull. Zoiets gelijk dat hier (toont foto), van bij Sinterklaas. (zegt tegen haar dochter: Ja, ik ben tot twaalf jaar tot bij Sinterklaas geweest! Niet op zijn schoot, maar er wel bijstaan.) Interviewer: We kunnen nog eens verder kijken naar de foto’s. Geïnterviewde: Dat is hier een foto… Ik denk dat ik toen zestien jaar was. Dus van ’77. Dat is een foto van bij een tante van mij die in Nieuwkerke woont. Wat had ik daar allemaal aan: Zo een wit sjaalke, dat was in de tijd ook nog mode van zo van die sjaalkes. Dat was in de tijd zo mode, gelijk dat ze nu zo haarbanden hebben, maar in de tijd was het mode om van zo sjaalkes te dragen, rond uw nek. Ik had een roze met wit gestreept chemisiertje aan… Interviewer: Een hemdje? Geïnterviewde: … Eigenlijk een chemisier hé, dus met lange mouwen hé. Daarboven had ik een bordeaux vloeren kleed. Dat is donkerrood, bordeaux. Een vloeren kleed, met allemaal knopjes vanvoor en met een centuur en dat was zo wreed gecentreerd. Vanonder was dat zo naar buiten zo, zo wijder. Ik had dan laarzen aan, ’t is just. Interviewer: Beschrijf die laarzen eens? Geïnterviewde: Ze zien er zo bruin rood uit, het zullen wel bruine geweest zijn. Bruine, tot onder de knie, maar niet te hoge talons, want ik kan eigenlijk niet zo goed stappen met hoge talons. En lang haar è. (Toont volgende foto). Dat is hier zestien, ’77. Dat was een lange rok
met een oranje soupull. Dat was kerstmis bij mijn stiefvader zijn moeder, in Frankrijk. Dat was zo een oranje soupull. Interviewer: Dat was dan feestkledij. Geïnterviewde: En met een lange rok, tot op de grond, met zwart en oranje en bruine bloemen en vanonder was er nog een boord met kant aan. Interviewer: Hoe zag de zondagskledij er thuis uit? Geïnterviewde: Dat was zoiets gelijk dat. Een schone T-shirt met een schone broek, ofwel met een rok, of met een kleed dat ik in ’t weekend moest aandoen, allé, in ’t weekend aandeed. Maar ik deed dat wel aan, maar ’t was altijd tegen mijn goesting dat ik dat aan deed. Interviewer: Die zondagskledij? Geïnterviewde: Ja, die rokken en kleedjes, dat was eigenlijk niet voor mij bestemd. Interviewer: Van wie moest je dat dan aandoen? Geïnterviewde: Van mijn grootmoeder en van mijn mama ook soms als ik bij mijn moeder ging. Maar ik zag dat eigenlijk niet goed zitten. Mijn mama heeft mij dan gevraagd waarom draag jij feitelijk niet graag rokken? Ik heb gezegd, omdat ik zo veel haar had op mijn benen (lacht). Dan heeft ze mij naar de schoonheidsspecialiste laten gaan en sedertdien doe ik regelmatig mijn haar van mijn benen, maar dat wil daarom niet zeggen dat ik nu rokken aandoe. Interviewer: Bepaalde uw grootmoeder uw kledij? Geïnterviewde: We gingen wel samen naar de winkels, maar ze duwde mij toch in een richting dat gekleed was, maar da ’k te zien was. Schoon, maar niet te modern, in die tijd. Interviewer: Had u daar dan een zeg in? Geïnterviewde: Ja, maar als we dan iets kochten, dat ik dan niet graag aan deed, dan deed ik het dan ook zo weinig mogelijk aan, of maakte ik er al eens rap een vlek op. Interviewer: Toen je bij uw moeder was, mocht u dan kiezen welke kleren u droeg of kocht? Geïnterviewde: Ja dan wel, maar uiteindelijk mijn grootmoeder had dan toch kleren mij voor aan te doen. Interviewer: Kunt u zich even uw kleerkast van vroeger, tussen twaalf en zestien, voorstellen? Zeg eens wat er nog allemaal in te vinden was, van kleuren, van vormen, kledingsstukken. Geïnterviewde: Awel, toch wel veel kleuren ze: geel, bordeaux, gelijk op die foto’s hé, oranje, rood, bruin, wit, gekleurd, allé, met tekeningen op, … Ja, ik had nogal een tamelijke kleurrijke kleerkast uiteindelijk ze, peins ‘k en als ge dat zo bekijkt op die foto’s. Nu valt mijn frank. Interviewer: Zaten daar veel kleren in? Geïnterviewde: Ja, er zaten veel kleren in, maar dikwijls niet naar mijn goesting. Interviewer: Deed u ook kleren aan die uw goesting waren? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Ik probeerde toch iets aan te doen… bijvoorbeeld een rok die mijn grootmoeder schoon vond, maar toch proberen te zien nog een pulleke of zoiets aan te
doen dat ik dan schoon vond. Dat het zo een beetje geven en nemen was, een beetje tussen de twee.
Interviewer: Wat was er nog in te vinden? Geïnterviewde: Nylonkousen en hemdjes, een bh deed ik aan, maar daarboven een hemd. Dan een T-shirt of een pull of zo. Dat wel, als ik dertien, gelijk dat ge ziet op de foto’s, had ik al borsten, zodus. Dat was dan al naar de bh-winkel gaan en zo dinges passen. Niet altijd met mijn goesting, ma… Maar nu is die goesting wel veranderd (lacht). Interviewer: Volgde u eigenlijk een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Nee, maar niet te veel uit de boot vallen in de klas. Tot mijn zestien jaar ben ik naar de stadsschool hier geweest en dan was het meer een keer kijken wat de andere droegen en dan zo een beetje zagen bij mijn grootmoeder, iedereen droeg zoiets en ik zou zoiets moeten dragen. Dan gaf ze daarin wel aan toe uiteindelijk. Interviewer: Was die stijl eigen aan de jaren ’60, bijvoorbeeld met die felle kleuren? Geïnterviewde: Van de jaren ’70 toch wel. Interviewer: Kunt u even beschrijven wat toen de mode was? Geïnterviewde: Vive kleuren, vive prints, fluo, veel fluokleuren toch! Uiteindelijk een groot stuk van de kleren komen toch wel een stuk weer. Gelijk de meiskes die ge zo op straat ziet lopen, zo met die gekleurde rokken, met al die tekeningen in, vroeger, allé ja, de jaren ’70 was ook wel zo. En kort, minirokjes en al, dat was ook de jaren ’70. Dat heb ik niet zo veel mogen dragen, allé ja, en niet willen dragen. Meestal toch lange broeken, of rokken tot just boven de knie. Interviewer: Welke kleren droeg u in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Een joggingbroek bestond er toen nog niet. Maar zo een vodderokske zo en een T-shirtje. Interviewer: Had u bepaalde avondkledij? Geïnterviewde: Nee, just die rok die je net gezien hebt. Maar eigenlijk voor de rest, veel avondkledij had ik niet. Interviewer: Wel voor feestjes dan, zoals kerstmis? Geïnterviewde: Ja, dan mochten we wel wat beter gekleed zijn. Ze zorgden wel dat ik er een tijdje in kon, dat ik het toch tot twee tot drie keer dat ik het kon aandoen voor naar een feest te gaan. Interviewer: Welke kleren had u dan nog om naar een feest te gaan? Geïnterviewde: Een keer een schone chemisier of een keer een schone blouse of zo. Voor de rest… Zo veel dingen… Het was allemaal goed te combineren. Interviewer: Wat bedoelt u daar precies mee? Geïnterviewde: Bijvoorbeeld, ik had een chemisier en dan met een rok en dan deed ik dat een paar keer aan in het weekend. Dan daarna eindigde dat om dat tijdens de week ook aan te doen. Maar het was altijd eerst, als er bijvoorbeeld een speciale gelegenheid was, kochten zij mij iets nieuws en dan deed ik dat een paar keer aan met andere kleren dat ik zo wat samen kon stellen voor de zondagen. Dan daarna, na een paar maanden, veranderde dat voor alle dagen.
Interviewer: Welke kledingsstukken droeg u het meest? Geïnterviewde: Een lange broek. Ik vraag af van wie mijn dochter dat heeft die lange broeken… Interviewer: En waarom? Geïnterviewde: Het zit gemakkelijk en mijn benen zijn eigenlijk niet schoon en een lange broek camoufleert dat een beetje. Interviewer: Kunt u even zeggen welke kleren u droeg op uw plechtige communie? Geïnterviewde: Awel, op mijn plechtige communie, in de kerk was dat een jezuskleed met zo een kapke en daarna als het feest was, was het zo, met een katoenen kleedje aan en mijn haar in een staart en met papilloten. Dat was nog zo met een krultang dat we dat nog gedaan hebben. Interviewer: Welke functies had die kledij voor u, op die leeftijd? Geïnterviewde: Een beetje meedoen met de mode, maar toch fatsoenlijk gekleed lopen. Interviewer: Waarom droeg u de kledij die u aanhad? Geïnterviewde: Ge kunt moeilijk in uw bloten lopen (lacht). Interviewer: Waarom precies die kledij? Geïnterviewde: Waarom… Ik weet het eigenlijk niet. Ik kan er eigenlijk moeilijk een antwoord op geven. Waarom… Omdat het gemakkelijk zat, maar ja het komt altijd op het zelfde neer uiteindelijk. Interviewer: Ging u soms winkelen? Geïnterviewde: Ja, met mijn grootmoeder. Interviewer: Naar waar ging je met uw grootmoeder? Geïnterviewde: In de tijd naar de Innovation, de Grand Bazar nog in de Veldstraat. De C&A was er ook, maar daar gingen we zo niet veel binnen. En naar de Sarma was ’t ook in de tijd dat ze ook wat kleren verkochten, ondergoed was het vooral dat we daar kochten. Interviewer: Kunt u even beschrijven hoe een dagje shoppen eruit zag met uw grootmoeder? Geïnterviewde: Dat was de auto nemen, naar de winkel rijden, kijken wat ik nodig had en wat ik wou en wat zij goed vond wat ik wou en dan naar de kassa en dan weer naar huis. Voila. Interviewer: Gingen jullie dan naar verschillende winkels? Geïnterviewde: Ja, soms wel, het was te zien hoe mijn grootmoeder haar muts stond, allé, of ze goesting had om ver te stappen of niet, want mijn grootmoeder was ook al in de zeventig ze, als ik veertien, vijftien jaar was. Interviewer: Had u al het soort kledij voor ogen als u ging winkelen? Geïnterviewde: Ja, dat wel, want ik zag wat er in de klas gedragen werd. Interviewer: Droeg u soms merkkledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Hoe vaak ging u shoppen?
Geïnterviewde: Grote aankopen van kleren misschien drie, vier keer op een jaar. Interviewer: Ging u soms met anderen shoppen? Geïnterviewde: Nee. Bij mijn moeder soms, het was te zien. Als ik bij haar was, bij mijn moeder, en ik had wel dringend iets nodig, dan ging ik met mijn moeder naar de winkel, maar voor de rest… Interviewer: Wat gebeurde er als u met uw moeder ging winkelen? Geïnterviewde: Juist hetzelfde als met mijn grootmoeder. Interviewer: Ja? Geïnterviewde: Het was dan nog meer kijken naar haar portemonnee, dat het niet te veel koste. Interviewer: Mocht u zelf de kleren kiezen? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Dat waren dan kleren die bij mijn mama bleven, als ik daar op bezoek kwam. Interviewer: U zei ook dat de kleren gemaakt werden. Geïnterviewde: Ja, dat was een kleermaakster, die woonde in Oostakker en mijn grootmoeder kende die nog van vroeger, want mijn grootmoeder had nog naar de naailes geweest, avondnaailes. Maar die mevrouw had al die lessen uitgedaan en ondertussen mijn grootmoeder was gestopt. Dat was eigenlijk een vriendin van haar en die maakte dan die kleren. Want mijn kleed dat ik aanhad op mijn plechtige communie, dat was een kleed dat zij gemaakt heeft. Interviewer: Mocht u dan kiezen welke kleren die gemaakt werden? Geïnterviewde: We gingen dan stof gaan kopen in Kilotex. We gingen dan met die stof naar Oostakker en dan maakte die mevrouw die kleren. Dat ensemble van op de doop van op mijn zus, dat had zij gedaan, mijn plechtige communiekleren heeft zij gemaakt en ik geloof die lange rok ook. Interviewer: Hadden de kleren die u droeg een bepaalde waarde voor u? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Ik moest maken dat ik op mijn allerbeste kleren, dat ik niet moest beginnen proberen er iets op te morsen of zo. Ik droeg er wel zorg voor, dat ik het wel zou voort dragen. Dat hebben ze mij wel bijgebracht. Gelijk dat mijn zoon zo soms naar huis komt met zijn broek vol met verf, bij mij zou dat geen waar geweest zijn. Interviewer: De kleren die u graag zag, hadden die een bepaalde betekenis voor u? Geïnterviewde: Ja, die deed ik zo veel mogelijk aan en die waren natuurlijk het rapst versleten. Dan moest ik natuurlijk de andere kleren dragen die ik niet zo graag zag. Interviewer: Was u bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Niet zo wreed, nee. Nee, want de leeftijd, dertien, veertien jaar dan waren wij nog kind. Nu zijn dat in mijn ogen kinderen, maar de mentaliteit is niet meer kinderen van dertien, veertien jaar. Ik weet nog dat ik op mijn dertien, veertien jaar nog wel met mijn barbiepoppen speelde. Nu moet ik daar niet mee afkomen ze, bij Liza, om een barbiepop te kopen. Ze heeft er zelfs nooit niet mee willen spelen, met barbiepoppen. Interviewer: Speelde uw familie een rol? Geïnterviewde: Nee, in verband met kleren toch niet.
Interviewer: En uw vrienden? Geïnterviewde: Dat was er toen op toezien dat we niet uitgelachen werden door de andere leerlingen in de klas, als we een keer iets aanhadden dat minder in de mode was. Interviewer: Wat was er volgens u dan in de mode? Geïnterviewde: Een moeilijke vraag, dat is wel lang geleden. Maar ik kon mij nog goed herinneren dat er soms gelachen werd als ik zoiets aanhad van ‘amai, dat hemd is niet leuk’. Interviewer: Daar werd over gepraat in de klas. Geïnterviewde: Jaja, dat wel, onder elkaar. Interviewer: Wat werd er dan allemaal gezegd? Geïnterviewde: Ik weet dat er gelachen werd met de kinderen die iets aanhadden dat ze serieus uit de maat vielen zo. Interviewer: Beslisten sommige vrienden mee in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee, niet direct. Allé ja, ik ging wel, als ik naar de winkel ging met mijn grootmoeder, dan probeerde ik altijd mijn grootmoeder in de richting te krijgen dat iedereen in de klas ongeveer zoiets droeg. Ik probeerde haar wel een beetje te bespelen en bedotten. Interviewer: Bekeek u bepaalde modebladen of tijdschriften? Geïnterviewde: Nee, dat was zo niet in die tijd. Libelle dat was er. Het Rijk der Vrouw was er nog in die tijd. Daar zaten zelfs patronen in om kleren zelf te maken in de tijd. We gingen dan naar de winkel met dat boek en dan kochten we dat patroon, en dan gingen we met mijn grootmoeder stof gaan kiezen en dan dat laten maken. Interviewer: Lette u in de Libelle op de kledij? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Allé ja, maar niet voor te zeggen ik wil dat of ik wil dat. Interviewer: Wat dacht u dan van de kledij die ze droegen? Geïnterviewde: Bij sommige kledij dacht ik, met zulke kleren zou ik toch niet mee over ’t straat mee willen lopen. Interviewer: Keek u naar TV? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Lette u daar op de kledij die de mensen droegen? Geïnterviewde: Ja, in de tijd was dat… Waar ik toen naar keek, dat was de zaterdagavond, de top 30 op Holland. Dat was Top Pop. Interviewer: Welke kleren droegen zij dan? Geïnterviewde: Wat in de mode was en op sommige momenten vond ik het wel dikwijls uitdagend van kledij. Wat ze nu uiteindelijk allemaal maar normaal vinden en waar ze zelfs mee zouden lachen. Maar voor mij in die tijd was dat: ‘Die durft daarmee op straat lopen.’ Interviewer: Vond je dat mooie kledij? Geïnterviewde: Ja, mooi voor die die het aanhadden misschien, maar niet voor mij. Interviewer: Had u een bepaald voorbeeld, waar u zich naar kleedde? Geïnterviewde: Nee.
Interviewer: Ging u naar andere manifestaties die met kledij te maken hadden? Geïnterviewde: Niks. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen uw kledij? Geïnterviewde: Ik mocht toch niet te uitdagend zijn. En het moest een beetje passen in de portemonnee van mijn grootmoeder. Interviewer: Welke gevoelens had u bij de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Het moest mij vooral gemakkelijk zitten. Gelijk rokken en nylonkousen, ik zou mij doodgekrapt hebben. Interviewer: Had u soms discussie met uw grootmoeder over kleren? Geïnterviewde: Jajaja. Dat was meestal: ‘Awel dan ga ik niet mee’, ‘Awel gaat dan niet mee’. Dan ging ik naar mijn kamer en ik deed de deur dicht. Dan zat ik wat te mokken, met een lang gezicht. Uiteindelijk deed ik dan iets aan wat ik wou aandoen, en dan deed ik iets aan wat mijn grootmoeder wou dat ik aandeed. Dan gingen we maar zo op straat. Een beetje toegeven, geven en nemen. Interviewer: En met uw moeder? Geïnterviewde: Oh bij mijn moeder, als ik maar iets aan had. Interviewer: Werd er soms kledij geruild? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Waren er andere mensen die uw kledij uw kledij bepaalden of daarin een zeg hadden in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee, eigenlijk niet. Interviewer: Zijn er anders nog dingen die u daar rond wilt vertellen? Geïnterviewde: Wel, veel van die modekleuren van vroeger, dat dat nu weer in is. Die tekeningen ook, sommige rokken, zo van die grote tekeningen, dat was vroeger ook mode. Interviewer: Welke tekeningen zijn dat dan? Geïnterviewde: Zo van die sommige meiskes die met gebloemde rokken lopen, zo van die vive kleuren, zo van die wijde rokken. Godetrokken noemen ze dat zo, vanboven smal en dat gaat dan zo wijder. Zo plooirokjes dat is ook terug in de mode. Ge ziet vanalles lopen. Interviewer: Anders nog opmerkingen? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Bedankt om mee te werken.
Christine, 1965, Gent Interviewer: Bekijk eens de foto’s. Welke kleren droeg u toen? Geïnterviewde: De kledij van vroeger was, zoals je ziet op de foto hier, met streepjeskousen, geruite rokjes, blauwe pullekes. Dat waren dan nog onze schoonste kleren. Dat was met Nieuwjaar getrokken met mijn zussen en broers, bij mij grootmoeder. Ik had dan van die korte jeanskleedjes met een soupulleke onder. Interviewer: Waren die kleren speciaal voor feesten? Geïnterviewde: Ja, dat was duur hé, in die tijd? Interviewer: Droeg je dan andere kleren in het dagelijkse leven? Geïnterviewde: Ja, dat waren andere kleren. In het dagelijkse leven droegen we zo een gewone, kijk gelijk dat hier, een rode broek met een wollen trui. Een jeansbroek of een katoenen broek. Kijk, we hadden alle drie hetzelfde jeanskleedje aan. En het was ook wreed mode van die truitjes in de tijd, hoe moet ik dat zeggen, gelijk badstof. (ze toont een trui met streepjes). Interviewer: Vond je die kleren mooi? Geïnterviewde: Ja, dat waren onze schoonste kleren, allé ja. Drie keer op het jaar gebeurde het dat we kleren kregen. Met Nieuwjaar mochten we achter kleren gaan, met Pasen, met de Gentse feesten was dat ook, ik herinner mij dat nog goed. Interviewer: Kledij voor het dagelijkse leven, werden die dan ook gekocht? Geïnterviewde: Dat was gewoon wreed veel van elkander afdragen. Interviewer: Van broers en zussen? Geïnterviewde: Ja, als mijn grote zus haar kleren te klein waren en er was niets aan, hup, ik doe dat aan of mijn andere zus doet dat aan. Interviewer: Vond je die kleren mooi? Geïnterviewde: Ja, natuurlijk. Ze was ouder en ze had schonere kleren, hé. Ja dat zie je wel, want kijk, hier had mijn andere zus een bordeaux kleedje aan, dat was een wreed duur kleedje, en als dat van haar te klein was dan deed ik dat aan. Interviewer: Van waar kwamen die kleren? Geïnterviewde: In Gent van de C&A of de Sarma. Interviewer: Welke kleren droeg je nog allemaal in uw vrije tijd? Geïnterviewde: In mijn vrije tijd, dat was meestal een jeansbroek. Ik liep daar veel mee. Een katoenen broek was dat en korte rokjes heel veel. Interviewer: Volgde je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Wij waren altijd mee met de mode, ze. Interviewer: Wat was die mode? Geïnterviewde: Dat weet ik ook niet meer, wreed kort alleszins. Gelijk ik zeg met die streepjeskousen en streepjestruien en een hoedje en van die kleine sjaaltjes in uw nek zo. Grootmoeder komt tussen terwijl ze haar foto’s bekijkt: Dat kleedje, dat was van toen ik nog jong was ge ziet dat hè. Vroeger wou ik mijn kleren houden… In de week deed ik mijn
werkkleren aan en de zondag moest ik schone dingen aandoen. Dat kleedje daar is nog niets aan. Geïnterviewde: Vloeren broeken deden wij ook veel aan. Interviewer: Kunt u even de kleuren beschrijven die u droeg? Geïnterviewde: Bordeaux, groen, rood, jeanskleur, oranje, … Interviewer: Was er een verschil tussen winter en zomerkledij? Geïnterviewde: Zomerkleren was lichter. Dat vond ik wreed schoon, dat hier. (toont de foto). Interviewer: De streepjes kousen. Geïnterviewde: Ja, ik liep veel hetzelfde gekleed. Interviewer: Kun je die foto’s eens verder beschrijven? Geïnterviewde: Ik had een carreaurokje, een witje met blauwe carreautjes en een rood bisken in en een blauw soupull met een smurfin en die smurfin was zo dik en als je daarop duwde en dat piepte. Ik was dolgelukkig. Interviewer: Hoe oud was u toen? Geïnterviewde: Toch zeker een jaar of tien. Interviewer: Droeg je die kleren later ook? Geïnterviewde: Jaja, we hebben dat afgedragen hé. Interviewer: Kunt u even uw kleerkast van vroeg voorstellen en vertellen wat er nog allemaal in zat van kledij? Geïnterviewde: Ons kleren lagen allemaal samen van iedereen. Grootmoeder: Dat is met mijn tweede man hé, en die andere kinders en mijn kinders, zij en haar broer, vier kinderen hadden we. Geïnterviewde: Twee stief zussen en mijn broer. Die kleren lagen allemaal in één kast en als wij iets wouden aandoen dan moesten wij dat gewoon maar nemen uit de kast. Interviewer: Jullie droegen elkaars kleren. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Wat zat er allemaal in? Geïnterviewde: Daar zat van alles in. Truitjes, korte rokjes, kleedjes, lange broeken, korte broeken, shortjes, … Interviewer: Was dat veel? Geïnterviewde: Dat was heel veel, want met zo’n bende… Dikwijls een keer ruzie. Dan is ’t van ja, je hebt mijn kleren aan. Neen, ’t is niet waar, gij hebt de mijne aan. Het was om ter ’t schoonst, ik zal het zo zeggen. Ik nam dan dat, maar nee, ik moest het dan afgeven aan mijn zus, want zij wou dat aan doen. Zo was dat dus elke dag bij ons, om naar school te gaan. Interviewer: Welke kleren droeg je om naar school te gaan? Geïnterviewde: Ik heb veel een uniform gedragen, dat wel. Interviewer: In het middelbaar?
Geïnterviewde: Ik denk niet dat ik een uniform gedragen heb, ik ben één jaar naar de visitatie geweest, dat was blauw wit. Interviewer: Was dat in het middelbaar of het lager? Geïnterviewde: Dat was nog het lager. In het middelbaar was dat gewoon korte shortjes. We deden alles aan voor ’t school. Interviewer: Ja? Mocht je dragen wat je wilde? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Waren dat dezelfde kleren als in uw vrije tijd? Geïnterviewde: De schoonste kleren moesten we niet aan doen, dat was voor de zondag. Maar anders voor naar ’t school, dat was een jeansbroek of een ribbelkes broek, maar altijd met een trui of een T-shirt. Altijd met baskets. Interviewer: Naar welke kleding ging uw voorkeur uit toen? Geïnterviewde: Wat ik het liefste droeg? Die korte rokjes. Interviewer: Was dat dan in zomer en winter? Geïnterviewde: In de winter deed ik dat met broekkousen aan, met zo heel dikke broekkousen met botten. En ook met zo van die slovers, beenverwarmers. Interviewer: Waarom ging uw voorkeur daar naartoe? Geïnterviewde: Omdat dat het schoonst was, waar ja, het aantrekkelijkste was. Ken je dat, je was jong, ge had een lief, ge moet maken dat ge schoon zijt. Grootmoeder: Ze denken dat, surtout mijn dochter, dat ze speciaal waren. Speciale kledij hé, ge verstaat wel. De andere kinderen van mijn man ook zo wreed schoon. Zo speciale kleren. Geïnterviewde: Dat was magnifiek. Interviewer: Had u speciale avondkledij? Geïnterviewde: Nee, wij hadden dat niet. Wij gingen nooit naar een feest. Interviewer: En als u uitging? Geïnterviewde: Nee, dan was dat gewone… Nee. Interviewer: Had u speciale kledij voor bepaalde gelegenheden? Heeft u uw plechtige communie gedaan? Geïnterviewde: Nee, ik heb mijn plechtige communie niet gedaan. Vroeger, in de tijd was dat zo met een paterskleed. Interviewer: En andere gelegenheden? Geïnterviewde: Voor de trouw. Dat was zo een witte blouse. Grootmoeder: Dat was in de tijd dat ik en mijn man samen waren, dat was dan. Geïnterviewde: Wij hadden allemaal hetzelfde, een witte blouse aan. (toont volgende foto). Hier in ons pyjama, dat was lichtstoet. Dat was zo een buurtfeest bij ons, in de tijd waar we woonden in Gent. Dat was een gordijn of lange peignoirs van ons grootmoeder dat we moesten aan doen, met een sjaalke op onze kop, met een kaarsje. Interviewer: Jullie moesten zich verkleden. Geïnterviewde: Ja, iedereen verkleedde hem, dus ja.
Interviewer: Ik zie een foto van op ’t strand. Wat droeg je toen? Geïnterviewde: Een bikini. Interviewer: Kunt u de vorm van uw kledij eens beschrijven? Geïnterviewde: Dat was smalkes bij, wijd… Grootmoeder: Als ik een jaar of vijfentwintig was, heb ik olifantenpijpen weten dragen, in ’65. Geïnterviewde: Dat was echt wijd hé, zo olifantenpijpen. Interviewer: Welke functie had de kledij die u droeg toen? Geïnterviewde: Voor uit te komen. ’t Was mode in de tijd, we moesten dat hebben. Grootmoeder: Voor op te vallen, juffrouw, voor op te vallen was dat. Interviewer: Kunt u dat bevestigen? Geïnterviewde: Jajaja, mijn moeder weet dat. Ik moest altijd schoon zijn. Interviewer: Je volgde de mode. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Op welke manier deed je dat? Geïnterviewde: We gingen naar ’t stad gaan kijken wat er de mode was. Of mijn vriendin uit de klas heeft iets nieuws, en ja gij moet dat ook hebben. Schoon, allé ja. Interviewer: Als je naar ’t stad ging met wie was dat dan? Geïnterviewde: Meestal met mijn zussen of met vriendinnen veel. Interviewer: Als je ging winkelen met vriendinnen, kun je eens vertellen wat er dan allemaal gebeurde? Geïnterviewde: De boel op stelten zetten. Interviewer: Wat bedoelt u daar mee? Geïnterviewde: Onnozel doen en al. Ik amuseerde me gelijk op de laatste honderd dagen, ik zal het zo zeggen. Interviewer: Gingen jullie dan ook naar de winkels? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Wat deden jullie dan? Geïnterviewde: Kijken naar de kleren. Kijken hoeveel dat dat kost. Interviewer: Mocht je die kleren zelf kopen? Geïnterviewde: Mijn ouders gingen naar ’t stad hé dan. Interviewer: Je ging dus eerst gaan kijken en dan gingen de ouders naar ’t stad. Ging je dan met uw moeder? Grootmoeder: Nee, alleen hé. En dan zei ze, ik heb iets schoons gezien, maar ja, maar we waren met twee verschillende huishoudens, ik heb het u gezegd hé. Interviewer: Dus u kocht geen kleren als je met uw vriendinnen ging. Geïnterviewde: Nee, dat was juist gaan kijken en al. Ik deed dat wel als ik een jaar of zeventien was, dan ja.
Grootmoeder: Als ge alleen woonde, dan kocht ze haar kleren, maar dan was ze al een jaar of zeventien. Geïnterviewde: Maar vroeger, als ik een jaar of twaalf was, mijn ouders gingen dat halen. Interviewer: Ging je dan mee? Geïnterviewde: Ja ja, ik moest dat passen. Grootmoeder: Ze moesten dan nemen wat de ouders wilden, vroeger hé. We deden ons goeste, omdat we met twee verschillende huishoudens waren, mijn man zijn kinderen, en mijn kinderen. Het waren twee verschillende goestes. Geïnterviewde: Als ik zei, ik zie een topke graag en dan zei mijn mama, ge moet allemaal hetzelfde dragen, een pulleke met een kol, een jeanskleedje, en hup dat is ‘t. En als ge dat nu graag zag of niet graag zag, dan moesten wij dat toch dragen. Vroeger was dat zo. Interviewer: Uw ouders beslisten. Grootmoeder: Vroeger was dat zo. Interviewer: De kleren die u zag met uw vriendinnen mocht u in feite… Geïnterviewde: Nee, dat was duur en ja met al die kinders dat ging niet in die tijd. Dat was te duur hé. Interviewer: Paste u soms die kleren? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Waren dat andere kleren, vergeleken met de kleren die uw ouders kochten? Geïnterviewde: Bij ja ‘t. Dat mocht niet die schone dure kleren. Interviewer: Wat bedoelt u met die schone dure kleren? Geïnterviewde: Een schone wijde broek met zo topkes, schone ballerina-tjes. Mijn ma en pa, hup, met de hele bende ging mee naar de Sarma in de tijd op de Korenmarkt. Hup, allemaal in het paskot, allemaal hetzelfde in een jeanskleed met een pulleke en een kolleke en dat was ‘t. Interviewer: Dus jullie gingen met de hele familie winkelen. Geïnterviewde: Ja. Want we moesten allemaal iets hebben hé, iedereen moest iets hebben. Interviewer: Hoe vaak gebeurde het dat jullie gingen winkelen? Geïnterviewde: Een keer of drie in ’t jaar. Interviewer: Wanneer gebeurde dat dan? Geïnterviewde: Dat duurde niet lang ze. Dat was naar een winkel waar we rechtstreeks naar toe moesten gaan. We moesten kleren passen. Dat was goed, betalen en weer naar huis. Interviewer: Naar welke winkels gingen jullie dan? Grootmoeder: Naar de Sarma, wat was het nog in de tijd. Ik spreek van als ze twaalf jaar was. De Sarma, daarnaast hadden ze toen de Preba. Geïnterviewde: De Preba, ja. Grootmoeder: Waar gingen wij in die tijd… Op de Korenmarkt hé. En de Superconfex. Interviewer: De grote ketens. Grootmoeder: Ja ja. Ge kent onze situatie…
Geïnterviewde: ’t Goedkoopste. Maar mijn dochter en mijn zoon, ik zweer het, ge moet een keer in hun kast gaan kijken… Ge ziet wel wat ze draagt, dat was niet in mijne tijd ze. We moesten elkaars kleren afdragen en zelfs elkaars kousen. Kousen die kapot waren, stoppen en al. Grootmoeder: Stoppen niet hé. A ja, vroeger wel. Geïnterviewde: (toont foto). Ik denk dat ik hier ook een jaar of twaalf was, dat kun je zien aan die kleren. Grootmoeder: Dat waren geen super moderne kleren. Interviewer: Maar je vond het wel schoon. Geïnterviewde: Jaja. Ze waren allemaal, ge ziet het hier, allemaal hetzelfde kleedje Grootmoeder: Dat is mijn dochter en mijne man zijn dochter hé. Dat zijn stiefkinderen. Geïnterviewde: We waren gelijk een tweeling. Interviewer: Droeg u soms merkkledij? Geïnterviewde: In den tijd bestond dat niet. Grootmoeder: Het bestond misschien wel, maar ja… Geïnterviewde: Misschien dat we er niet van wisten. Interviewer: Maar die kleren droeg je niet. Geïnterviewde: Nee nee, we waren met te veel. Interviewer: Had u het soort kledij al voor ogen als je ging winkelen met uw vriendin of moeder? Geïnterviewde: Ja, dat waren schone winkels. Zijde kleren dat was ook zo mode. Interviewer: Welke betekenis had de kledij voor u, die u droeg? Geïnterviewde: Ik trok mij dat eigenlijk niet veel aan. Als ik schoon gekleed was, was ik content. Interviewer: Werd uw kledij soms door anderen gemaakt? Geïnterviewde: Laten maken, nee in feite niet. We gingen dat altijd halen. Interviewer: Hadden die kleren een waarde voor u? Geïnterviewde: Nee, ik trok mij dat niet aan. Was ’t kapot dan was ’t kapot. Grootmoeder: Ge kunt zo kleren hebben dat ge zegt, ik heb dat van iemand gehad. Dat ik dan zeg ge moet daar toch zorg voor dragen. Ge weet wel hé. Interviewer: Was u bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Ik volgde de mode wel. We wisten dat. Op ’t school dan zag je niet anders, kinderen die schone kleren hadden. Mode heeft mij altijd geïnteresseerd. Maar als ik klein was dan trok ik mij daar eigenlijk niet veel van aan. Ik speelde toch altijd maar, op klimrekken, voetballen. Grootmoeder: Maar gij hebt soms gezegd, die heeft schone dingen aan en ci en la. Geïnterviewde: Ik was wreed jaloers. Interviewer: Je was een beetje jaloers op je klasgenoten. Grootmoeder: Ja, ik denk dat wel. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Werd erover gepraat onder elkaar in de klas? Geïnterviewde: Ik herinner mij dat niet meer.
Grootmoeder: Allé ik denk toch, in de jaren ’60 of ’70, moest dat zo Miletkleding zijn en als ge dat niet aan hebt dan hoorde je er niet bij. Maar dat was achter haar tijd. Geïnterviewde: Nee, dat was ook in mijne tijd ze. Interviewer: Milet, kan je dat eens beschrijven? Geïnterviewde: Dat is een skivest hé. En Milet stond erin. Iedereen op ’t school droeg dat. En dat was zo kort, met zo opgepoft azo. Grootmoeder: Dat was zo een merk. Zo gelijk dat ge nu die sportschoenen hebt met die merken. Geïnterviewde: En wij wouden dat dan ook. We waren met te veel wij mochten dat niet. Grootmoeder: We waren met zes kinderen. Interviewer: Speelden uw vrienden een rol in de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Nee, niet echt. Grootmoeder: Had je geen vrienden die zeiden, allé Christine, hoe loopte gij nu? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Werd erover gepraat onder mekaar? Geïnterviewde: Als ge iets nieuws aan had, dat was dan stoefen op ’t school. Dan zo dan ‘kijk ne keer mijn Miletvest’ en dat en dat. En mag ik een keer passen en al. Dat was op de speelplaats. Interviewer: Ruilde jullie de kleren? Geïnterviewde: O, dat werd veel gedaan. Interviewer: Met vriendinnen? Geïnterviewde: en met mijn zussen. Veel gedaan. Grootmoeder: Als ze dan ouder werden kochten ze dan ook kleren en dan was dat mag ik een keer uw vestje aan doen. Of tegen mij mag ik een keer uw vestje aan doen. Interviewer: U ruilde ook met uw moeder. Grootmoeder: Ja ja, en ik zei dan, pas op want ik heb een nieuw bloesje, maakt dat ge ’t niet kapot maakt. Dat weet ik nog goed. Als ze ouder werden, als ze een jaar of zestien zeventien werden. Op twaalf nog niet. Pa was dan zogezegd de baas. Geïnterviewde: Ja, we moesten aandoen hetgeen dat we hadden. Interviewer: Speelden uw ouders een rol in uw kledij? Geïnterviewde: Ja, als mijn ma en mijn pa dat graag zagen dan was dat… Grootmoeder: Ik zei wel dat is schoon, maar ja, het goedkoopste, verstaat ge ’t. Interviewer: Vader koos de kledij uiteindelijk, niet u. Geïnterviewde: Nee, hij was baas hé. We mochten wel schonere kleren kopen ze, maar ken je dat, hij had er vijf, kinders. Dat mocht niet dat ik schoner liep dan de andere, want dan zou het ruzie zijn. Interviewer: Mocht je de kledingsstukken zelf kiezen, als ze dan goedkoper waren. Grootmoeder: Dat was wel zo dat ze zelf ne keer hun dingskes kozen. Geïnterviewde: Ja pullekes en zo, ja. Grootmoeder: Maar den diene droegt dat, dus de ander moest dat ook dragen. Alhoewel ik denk dat ze hun kleren dikwijls gedragen hebben, in het begin, tegen hun goesting hé. Dat denk ik.
Interviewer: Was dat zo? Geïnterviewde: Ja. Grootmoeder: Ge ziet dat aan de kinderen hun gezicht. Maar ja, ze moesten overeen komen. Geïnterviewde: Het stond mij niet aan soms. Weet je wat ik ook soms deed… We hadden hetzelfde om naar ’t school te gaan ook en al. Maar in ’t geniep, mijn schoonste kleren meenemen in mijn boekentas, en op ’t school aandoen. En dan weer naar huis, hup, mijn schoonste kleren weer in mijn boekentas en weer oude kleren aan doen. Versta je ’t. Interviewer: Wist u dat? Grootmoeder: Nee wij wisten dat niet, ik werkte hele dagen, mijne man werkte hele dagen. Geïnterviewde: Schoonste schoenen uit de kast, hup, sportschoenen in de boekentas, schoonste schoenen weer aan. En naar huis opnieuw verwisselen hé. A ja, ik liep altijd met hetzelfde bijna aan en … Grootmoeder: Ik denk dat het geweest is bij ons thuis, door die twee huishoudens. Je verstaat het, hé, ja. Interviewer: Was er soms discussie tussen u en uw ouders over die kledij? Geïnterviewde: Niet tegen mijn pa, ze. Als er iets was zei ik dat veel tegen u hé. Grootmoeder: Ja. Tegen mij zagen hé. Maar nooit geen ruzie maken. Geïnterviewde: Een beetje zagen, ja. Interviewer: Bekeek u modebladen of tijdschriften? Geïnterviewde: Niet echt hé. De Joepie. Interviewer: Keek u daar naar de kledij? Geïnterviewde: Ja, ja, de filmsterren hé. Interviewer: Wat vond u van de kleren die ze droegen. Geïnterviewde: Wreed schoon en duur hé. Wie wilt er dat niet, iedereen sprak er van op school. Ah, heb je dat gezien dat kleed… Interviewer: Had u een voorbeeld waar u zich naar wilde kleden? Geïnterviewde: Ik weet het niet… Grootmoeder: Moest je ’t aan mij vragen, ik weet veel ze. Dan spreek ik van een jaar of vijftien zestien. Dat was nog in de tijd van Brigitte Bardot, met haar haar zo opgestoken. Interviewer: Daar zal ik u direct meer over vragen. Geïnterviewde: Dat was zo meer zo hippie stijl hé. Grootmoeder: Dat was geen hippie, ik weet niet wat het was. Zo een beetje rebels. Interviewer: Keek u soms naar tv? Geïnterviewde: Ja, ik keek veel tv. Interviewer: Lette u toen op de kledij die de mensen droegen? Geïnterviewde: Nee, niet echt. Grootmoeder: Weet ge dat niet meer? Allé jong. Geïnterviewde: Ja Dallas, was dat in mijn tijd nog? Ik keek altijd naar Dallas, ik werd zot als ik Dallas niet zag. Grootmoeder: Maar volgens de kledij hé.
Geïnterviewde: Ja, we zeggen wij wel ne keer van dat is schoon, maar dat was onbetaalbaar, allé ja. Grootmoeder: Gelijk ik nu, ik ben zot van Mooi en Meedogenloos, van Brooke en al. Interviewer: Ging u naar andere manifestaties die met kledij te maken hadden? Geïnterviewde: Nee, niet echt. We waren veel thuis. We moesten ons huiswerk maken en we mochten niet op straat lopen. Interviewer: Welke kleren droeg je thuis? Geïnterviewde: Ons kleren van ’t school ofwel onze pyjama. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen uw kledij? Geïnterviewde: Niet echt. Interviewer: Welke gevoelens had u bij uw kledij? Geïnterviewde: Ik voelde mij wel wreed goed in mijn kleren. Interviewer: In de kleren van uw ouders? Geïnterviewde: De kleren die we kregen, ja. Grootmoeder: Maar als ze ouder werd, mocht ze zelf achter haar kleren, als zij een jaar of zestien was. En als ze twaalf dertien jaar was mocht ze zo zelf eens haar kleren kiezen. Geïnterviewde: Ik voelde mij daar wel goed in. Interviewer: Bepaalden nog andere mensen uw kledij? Geïnterviewde: Mijn schoolvriendinnen hé ja. Dan zeiden we, wat doe gij morgen aan, morgen een kort rokje, het is goed, hup, ik ook. Maar als ik thuis kwam en er lag klaar wat ik moest aan doen, dan stak ik mijn kort rokje in mijn boekentas. En dan deed ik dat aan. Interviewer: Zijn er nog dingen die je over uw kledij wil zeggen? Geïnterviewde: Ik vond het schoon, het was mode hé. Veel kinderen liepen op ’t school met hetzelfde. Interviewer: Oké, dan denk ik dat we kunnen afronden. Bedankt. Geïnterviewde: Dat is graag gedaan. Nagesprek De kinderen moesten in het gezin gelijk blijven. Ze waren jaloers van elkaar. Er was vaak ruzie tussen stiefzussen omtrent kledij. Haar stiefzussen konden het niet verdragen dat ze mooi gekleed was.
Peggy, 1970, Gent Interviewer: Denk eens terug aan de tijd, toen je tussen twaalf en zestien jaar was. Welke kleren droeg u toen? Geïnterviewde: Veel jeans. Interviewer: Wat nog allemaal? Geïnterviewde: Zo, ken je dat, van die plooirokjes met zo van die stelpen, hoe noemen ze dat, een schots rokje. Interviewer: Waren dat minirokjes? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: En wat nog? Geïnterviewde: Zo bloesjes met van die grote kragen. Interviewer: Beschrijf ze eens. Geïnterviewde: Dat was met zo een slip. Meestal was het ook wit. Interviewer: Waar denk je nog aan als je terugdenkt aan de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Altijd lange broekkousen, in de winter, wollen. Lange jassen, maar ik droeg dat niet graag want er was ook altijd een kap aan. Die kap deed ik nooit aan. Interviewer: Wat droeg je nog? Geïnterviewde: Meestal onderlijfjes. Dat was met kant. Interviewer: Denk eens terug aan uw kleerkast. Wat lag daar zoal in? Geïnterviewde: Rokken, lange rokken. Interviewer: Waren dat kleren die u graag droeg? Geïnterviewde: Neen, zeker niet. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: De meesten droegen rokken tot boven de knie en ik zo lange rokken dat droeg ik niet graag. Dat was saai. Interviewer: Mocht u uw kleren zelf kiezen? Geïnterviewde: Ja dat wel. Interviewer: Waarom droeg je die kleren die je dan niet graag zag? Geïnterviewde: Ik koos niet, maar ik moest wel hé, ik had geen andere keuze. Het was dat of ja. Interviewer: Kunt u dit verder uitleggen? Geïnterviewde: Vroeger was dat, ja, mijn ma kocht iets en ze zei ge doet dat aan in de winter. Je hebt dat en ’t was ook niks, ik moest wel. Interviewer: Maar je mocht ook uw kleren zelf kiezen. Geïnterviewde: Wat ik droeg wel. Interviewer: Naar welke kleding ging uw voorkeur uit?
Geïnterviewde: Ik droeg liefst rokken, meer korte zo. Met zo een broekkousje op, want dat was mooi. Interviewer: Droeg je in de zomer ook kousen? Geïnterviewde: Nee, in de zomer niet. Interviewer: Waarom droeg u deze kleren liefst? Oma: en die sokjes, korte witte sokjes, je weet wel. Geïnterviewde: Als ik naar de zee ging vroeger, was ’t van iedereen deed zijn kousen af, en ik had mijn kousen nog aan. Ik was terug van vakantie en dat stond heel in mijn voeten zo. Oma: ze had witte botjes, haar voeten waren wit, en de rest was bruin. Schoon hé. Interviewer: Waar ging nog uw voorkeur naartoe? Geïnterviewde: Ja, kleedjes, dat droeg ik ook nog graag. Zo ’n jeanskleedje, dat vond ik ook wel mooi. Interviewer: Waarom droeg je die kleren? Geïnterviewde: Wel een jeanskleedje, ik was nogal mager, versta je ‘t. Dat viel zo schoon op mij omdat ik mager was. Dat was met zo ’n centuurke. Dat vond ik prettig om aan te doen. Die korte rokjes vond ik ook prettig omdat van in de vrije tijd is. Als je naar school gaat is dat deftiger. Die lange rokken dat is zo van, ge weet wel. Interviewer: Had je die lange rokken zelf gekozen? Geïnterviewde: Nee, die had ik niet zelf gekozen, maar ja ge weet wel vroeger… Oma: dat was veel strenger in de tijd. Geïnterviewde: Ja, maar vroeger hadden de mensen niet zo veel geld, ge weet wel. Dat was meestal van, je koopt iets en je respecteert dat, dat je dat aandoet. Interviewer: Wat is het verschil tussen zomer- en winterkledij? Geïnterviewde: Meestal moest ik in de winter mijn lange rokken aan doen, maar ik deed dat niet, want mijn ma zei: Je moet dat aan doen want het is koud buiten. Ik deed mijn zin. Ik pakte een korte rok en ik deed dat aan met mijn broekkousen. Mijn ma zei: Zomerkleren in de winter en winterkleren in de zomer, maar dat gaat niet hé. Interviewer: Was je een beetje rebels? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Wat droeg je in de zomer? Geïnterviewde: Ook die korte. Interviewer: Volgde u een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Nee, dat was gewoon. Ik deed gewoon, gelijk, als ik mijn vriendin dat zag aan doen, dan deed ik dat ook aan. We spraken al op voorhand af op ’t school van wat zou gij aan doen. Interviewer: Werd daarover gesproken onder elkaar? Geïnterviewde: Ja ja, zeker. Onder ons vriendinnen daar werd veel over gesproken, over de kledij. Interviewer: Over wat ging dat dan concreet?
Geïnterviewde: Zij zei: Ja, ik mag dat van mijn ma, en ik mag meer dan gij en ik draag dat. Ik zei dan van ja maar ja, alle ouders zijn niet hetzelfde. Sommige ouders zijn minder gefinancierd dan andere. Zo ging dat. Interviewer: Werd er soms kleren geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Ruilen, dat heb ik niet gedaan. Interviewer: Ook niet tussen broers of zussen? Geïnterviewde: Nee, ook niet. Interviewer: Welke kleren droeg u in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Vrije tijd, dat was meest een short, shortjes. Interviewer: Korte of lange? Geïnterviewde: Korte, ja. Interviewer: Wanneer droeg u dit dan? Geïnterviewde: Meestal in de weekends. In de weekends was er niets te doen, dus ja, speelden we buiten en deed ik een short aan. Als ’t goed weer was, dan was dat toch prettiger dan met een lange broek te lopen in de zomer. Interviewer: Wat droeg u daarboven? Geïnterviewde: Ah, een T-shirt, een gewone T-shirt. Interviewer: Besteedde u aandacht aan de kleur en aan de vorm van uw kledij? Geïnterviewde: De kleur wel, zeker. Mijn lievelingskleur was meestal blauw, zwart of wit. Andere kleuren gelijk rood, dat zag ik niet graag. Groen, bah. Dat waren mijn lievelingskleuren. Interviewer: Zowel in de winter als de zomer? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: En de vorm van uw kledij? Kunt u deze beschrijven? Geïnterviewde: Die broeken waren in de tijd wijd hé. Die wijde pijpen, lange. Die shorts gewoon, dat was ook effen. En ook zo een kleedje met zo poefmouwen. En met zo van die volans. Interviewer: En wat nog meer? Geïnterviewde: Gestreept. Interviewer: En andere prints? Geïnterviewde: Zo gelijk met bollekes. Dat droeg ik ook niet zo graag. Dat was zo belachelijk als ge zo naar ’t school ging. Interviewer: Welke kledingsstukken droeg u het meest? Geïnterviewde: Meestal was het jeans. Interviewer: Waarom? Geïnterviewde: Omdat de outfit zelf vond ik gewoon gemakkelijk om te dragen. Je waste dat en dat was weer proper. En jeans, dat was blauw. De meeste jeans was blauw, zwarte jeans bestond er toen nog niet in die tijd. Ik weet niet. Meestal was dat blauw, dus ja.
Interviewer: Welke kledij droeg u op school? Geïnterviewde: Dat was ook praktisch een broek, met een trui of een bloesje. Interviewer: Waren dat dezelfde kleren die je in uw vrije tijd droeg? Geïnterviewde: Ja. Oma: ze had geen uniform op ’t school. Geïnterviewde: Er was geen uniform. Interviewer: Werden er andere beperkingen opgelegd op school? Dingen die je niet mocht dragen. Geïnterviewde: Ik mocht alles dragen op ’t school, op geen uitzondering na. Ik mocht alles dragen. Interviewer: Werd er in de klas over gepraat? Geïnterviewde: In de klas, dat was als ik zo een meisjes zag met een trui dat rond de schouders liep, dat was ook al mode toen, en zij zei: Heb je niets anders? Dan zei ik: Ja maar ja. Wij babbelden meestal over de mode zo. En ook van vroeger, van de jaren 60, dat iets anders was dan de jaren 70, 80. Daar spraken we wel veel over. Interviewer: Over welke verschillen gaat het dan? Geïnterviewde: Vroeger was dat meestal wijde kledij, dat wij dan ook zeiden dat de tijd van vroeger en nu wel veel verschilde. Interviewer: Vond u dan uw kleren mooier? Geïnterviewde: Ja, ik vond mijn kleren wel beter dan van de jaren 60, dat wel. Ik zei dat ik zo ’n kleren uit de jaren 60 nooit zou aan doen. Tussen die jaren en de jaren vanaf dat ik geboren ben, is er veel verschil. Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden? Geïnterviewde: Op mijn zus haar plechtige communie, dan ging ik zo een keer met mijn ma naar de Superconfex, want toen bestond dat al, en ik heb daar verschillende kleren gepakt. Uiteindelijk heb ik een kleedje gekozen. Dat was met korte mouwen en dat was zo een beetje wijd en dat ging tot aan de knie zo. Dat kleur stond mij wel niet aan, het was geel. Interviewer: Welke kleren droeg u op uw plechtige communie? Geïnterviewde: Dat heb ik niet gedaan. Interviewer: Had u speciale kleren voor de zondag? Geïnterviewde: Nee, de zondag, dan mocht ik aandoen wat ik wou. Dat was geen probleem. Interviewer: Had je speciale kleren als je weg ging of naar je vrienden ging? Geïnterviewde: Nee, ook niet. Interviewer: Dus, je droeg de hele week de kledij die je graag zag. Geïnterviewde: Ja, geen speciale kledij. Interviewer: en voor feestjes, bijvoorbeeld kerstmis? Geïnterviewde: A ja, dan zat ik wel in nieuwe kleren, altijd, ja, met kerstmis. Interviewer: Kreeg u elk jaar nieuwe kleren?
Geïnterviewde: Ja, met kerstmis. Interviewer: Droeg je die kleren dan ook na het feest? Geïnterviewde: Als ik die kleren droeg met kerstmis, dan is dat gemakkelijk. Ge kon ze dan nog in de week of in de weekends verder aan doen. Dat was gemakkelijk. Interviewer: Welke functie had de kledij die u droeg voor u, tussen twaalf en zestien jaar? Geïnterviewde: Wat bedoelt u? Interviewer: Welke betekenis hadden die kleren voor u? Geïnterviewde: Dat interesseerde mij wel, omdat ik zeg van, ge krijgt iets, en ik vind als ge iets krijgt dat je dat moet respecteren, omdat dat van uw ouders komt. En dat je er content mee moet zijn, met hetgeen dat ge krijgt. Want ja, buiten nu, ze zijn niet rap content met iets dat ze krijgen. Ik respecteerde dat want mijn ouders moesten daarvoor werken, je weet wel. Interviewer: Waarom droeg u die kledij? Geïnterviewde: Ik was content dat ik iets nieuws had en die schoenen ook en zo. Interviewer: Hoe zag er een dagje shoppen voor u uit? Geïnterviewde: Die kleren werden voor mij gekocht. Interviewer: Wie kocht die kleren? Geïnterviewde: Mijn ma. Interviewer: Naar welke winkels ging zij? Geïnterviewde: Meestal naar de Superconfex. Interviewer: Ging je soms mee? Geïnterviewde: Soms wel en soms niet. Interviewer: Als je mee ging, wat gebeurde er dan? Geïnterviewde: Niet veel. (oma vertelt van toen ze klein was, niet tussen twaalf en zestien) Interviewer: Tussen uw twaalf en zestien, ging u dan meer zelf winkelen of ook met uw mama? Geïnterviewde: Ik mocht wel buiten, en ik ging dan een keer met mijn vriendin. Interviewer: Wat gebeurde er als je met uw vriendin ging winkelen? Geïnterviewde: Met mijn vriendin was dat eenvoudig. Wij gingen binnen in een winkel en mijn vriendin vond dat mooi en ik vond dat mooi. Dan was ’t van pakt gij da en jij. Het duurde toch een uur en een half tegen dat we iets gevonden hadden. Dat is normaal dat dat lang duurt, als ge zo die leeftijd hebt. Interviewer: Kocht je dan ook uw kleren als je met uw vriendin ging? Geïnterviewde: Meestal was dat voor mijn vriendin. Interviewer: U kocht dan geen kleren. Geïnterviewde: Nee.
Interviewer: Kocht u moeder ze dan voor jou? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Ging je dan mee met uw moeder? Geïnterviewde: Nee, zij kocht dat hé. Interviewer: Naar welke winkels ging uw moeder dan? Geïnterviewde: Dat weet ik niet meer. Interviewer: Had u het soort kledij al voor ogen als u ging winkelen of als uw mama ging winkelen? Geïnterviewde: Ik was zo wreed zot van zo effen korte rokken, maar ook gelijk die schoenen, ik was zo wreed voor talons. En ik mocht dat nooit dragen, talons, thuis. En op een dag een keer, mijn ma moest weg naar een begrafenis, en ik had die schoenen meegepakt en ik had die meegedaan naar ’t school en ik deed die schoenen aan op ’t school. Die kwam thuis en die zei tegen mij: Heb jij mijn schoenen niet gezien? En dan zei ik: Maar nee, ik vind die schoenen niet, en hoe zien die schoenen daar uit? Dat waren schoenen met tien centimeter hoge talons en ik had hans die talons afgelopen, waar. Amai! Interviewer: Was dat uitgekomen? Geïnterviewde: Ja, ik had ver die schoenen naar mijn hoofd. Ik zei dan: Maar nee ik vind die schoenen niet. En zegt ze: Allé, ik weet dat ze in de schoenkast stonden. Waar zijn mijn schoenen? Ik had ze weer in het schoenkastje gestoken en ik zei tegen mijn ma: Aah ik heb die schoenen gevonden! En ze kreeg het. Die talons waren half afgelopen. Zegt ze: Waarom heb je mijn schoenen gepakt? Dat waren schoenen met talons en ik wilde talons. Talonschoenen, niets van, zei ze. Interviewer: Waarom mocht je die talons niet dragen? Geïnterviewde: Vroeger moest ik steunzolen dragen, en ik wou dat niet. Ik had platvoeten. En in de tijd zat ik dan in de kolonie en ik had die steunzolen een keer weggesmeten in het water. Maar ja, mijn ma had daar zoveel geld voor betaald en ze had dat gezien dat ik ze in het water smeet. Ze ging mij er ver achter smijten. Als ik van vakantie thuiskwam en op school zag ik mijn vriendinnen daar mee lopen en ik wou dat ook. Ik heb dat gepakt en ik heb die aan gedaan op ’t school, zonder dat mijn ma dat wist. Natuurlijk, ja. Interviewer: Deed u dat vaker, achter de rug van uw moeder kleren aan doen? Oma: Goh ja. Geïnterviewde: Ja, dat deed ik vaak. Interviewer: Kunt u daar nog over vertellen? Geïnterviewde: Ja, zo rokken aan doen achter ’t gat, dat niet mocht, en bloesjes. En ik pakte dat mee naar ’t school en ik veranderde mij op ’t school. Tegen ik thuis kwam had ik weer mijn andere dingen aan van ’t school. Amai, dat was erg. Interviewer: Wat was die kolonie? Geïnterviewde: Dat was waar ik op vakantie ging. Interviewer: Welke kleren droeg u toen? Geïnterviewde: Dat was speelkledij, ge moet daar geen schone kledij meepakken. Dat was onze speelkledij, meestal shorts waren dat. En zo een salopet, dat had ik ook, met zo een lange broek aan en bretellen. Die bretellen dat droeg ik ook niet graag. Dat was wel mode toen, maar ik droeg dat niet graag. Ik moest niet anders hebben dan rokken. Dat was zo.
Interviewer: Droeg u merkkledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Waren er bepaalde merken in volgens u? Geïnterviewde: Ja, Levi’s hé. Dat was al in, in die tijd. Interviewer: Waren er nog zo merken? Geïnterviewde: Nee, meestal was dat Levi’s. Interviewer: Hoe vaak ging u shoppen met uw vriendin? Geïnterviewde: Ja met mijn vriendin, dat was één keer op ’t weekend dat ik buiten mocht, dus ja. Interviewer: Gingen jullie dan naar ’t stad? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Hoe vaak ging uw mama shoppen voor u? Geïnterviewde: Veel. Die tijd was dat één keer in de maand. Interviewer: Dus u had veel kleren. Geïnterviewde: Ja, ik had veel kleren, maar ja, mijn ma zei altijd dat ik dezelfde kleren aan doe. Doe een keer iets anders aan. Maar ja ik wou niet. Dat waren lievelingskleren die ik wou aan doen. Maar de kleren die zij zei dat ik moest aandoen… De kinderen zouden wel denken dat ge niks anders hebt. Die lange jassen, vroeger had je zo lange jassen tot aan de knie, dat droeg ik ook haast niet. Zij kocht mij dat en zei dat dat mooi is, met zo een mooie kap in de winter. Dat droeg ik haast niet. Dat waren meer zo van die korte blousons dat ik wou, maar ja dat kreeg ik niet. Interviewer: Wat zijn die blousons? Geïnterviewde: Gelijk nu ook, je gaat mij nooit zien met een lange jas. Dat is altijd een korte jas tot hier (toont haar middel). Nu zijn dat zo blazers, vroeger was dat ook mode. En ik moest dat ook eens aandoen omdat we naar een feestje gingen en dat droeg ik ook niet graag. Dat was mijn stijl niet. Ik voelde mij daar zo belachelijk mee. En mijn ma zo: Dat past op die kleren. Ik zei dat ik dat niet wilde aandoen. Maar vroeger was dat een strenge opvoeding. Interviewer: Leg eens uit? Geïnterviewde: Vroeger was dat streng. Dat was gelijk nu niet, vroeger, amai. Dat was, mijn ma zei: Gij doet dat aan en aan dat. En niet veranderen, hé. Buiten nu, mijn dochter, die is zestien, die zegt van, ik doe dat aan en dat aan. Dat was al van haar twaalf jaar. Interviewer: Werd u kledij soms door anderen gemaakt? Geïnterviewde: Nee, nooit. Interviewer: Hadden de kleren die u droeg een waarde voor u? Geïnterviewde: Een waarde, ja, veel waarde, omdat ge zegt van, mijn ouders hebben dat gekocht en dat heeft geld gekost en ge moet dat respecteren. En hetgeen dat ge niet respecteert, gaan ze ook niet schoon vinden en ga je niets meer krijgen. Ik respecteerde dat, dat ik dat kon krijgen. Er waren kinderen in mijn klas, die gewoon kleren kregen van andere mensen, die niks kregen die gekocht waren. Ik was nog blij dat ik nog kleren kreeg, die gekocht waren. Buiten andere kinderen droegen daar een broek van hun zus, ze droegen
een rok van hun zus. Maar bij mij, niet. Mijn zus was nog klein, ik kon niet zeggen dat ik een broek of een rok van mijn zus had. Ik had nieuwe dingen. Interviewer: Droeg uw jongere zus kleren van u? Geïnterviewde: Nee, nooit. Interviewer: Was u bewust bezig met kleren of mode? Geïnterviewde: Nee. Wel zo van op mijn kamer, ik had zo een spiegel. Iedere keer keek ik of dat of dat paste. Meestal nog combinaties maken. Dat ik toch zei van, ik wil er toch niet belachelijk uitzien als ik naar ’t school ga. Interviewer: Speelden uw vrienden een rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Ja, dat wel. De ene zei dan: Goh, wat draagt gij? De andere zegt: Ik heb dat aan. Je zou beter dat eens aandoen, want dat is veel mooier dan dat. Zo werd er gediscuteerd tot en met. Interviewer: Had uw familie een bepaalde rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee, nooit. Interviewer: En uw ouders? Geïnterviewde: Mijn ma ook niet. Als die ging winkelen deed ik gewoon de kleren aan dat zij kocht. En als ze zei van: Allé Peggy, je hebt een korte rok aan, het is winter, het vriest buiten. Ik zei: Als ik dat wil aan doen, waarom niet? Dat is toch schoon, een korte rok met panty’s, met zo van die dikke kousen, wollen. Interviewer: Bekeek u soms modebladen of tijdschriften? Geïnterviewde: Ja. Dat was al in de tijd, de Flair bestond al. En de Joepie bestond ook al, en daar stonden ook schone kleren in en zo. Interviewer: Keek u naar de kledij? Geïnterviewde: Meest naar de kledij. Interviewer: Waarom keek u naar die modebladen? Geïnterviewde: Omdat ik die kleren wreed graag zag. Je zag die vrouwen met schone pakskes aan en zo. Dit wou ik ook wel hebben. Maar je weet wel, de regels waren van thuis dat, en het was niets anders, dus ja. Interviewer: Volgde u de mode van die tijd? Geïnterviewde: In die tijd was dat schone mode vond ik. Interviewer: Die kleren droeg je dan ook. Geïnterviewde: Meestal was dat mijn ma dat zei dat dat wel veel geld kostte. Interviewer: Wat was volgens u de mode toen? Geïnterviewde: De mode was jeans hé. Gelijk nu ook, nu is dat nog altijd mode, jeans. Dat was al van in de tijd van mij mode. Ik vind jeans nog altijd mooi. Interviewer: Keek u soms naar TV? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Interviewer: Keek u daar naar de kledij? Geïnterviewde: Dat was meestal van die reclame.
Interviewer: Lette u daar op de kledij die de mensen droegen? Geïnterviewde: Ja. Als het nieuws was of zo, dan keek ik wel naar de kleren. Interviewer: Wat dacht u van de kledij die de mensen op TV droegen? Geïnterviewde: Ik vond de mensen die ik zag, op de nieuwsredactie of zo, amai, zo schone kleren, die konden dat wel betalen. Interviewer: Had u een bepaald voorbeeld? Geïnterviewde: Nee, vroeger niet. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen uw kledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Welke gevoelens had u bij de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Dat was somber, hé. Interviewer: Wat bedoelt u daarmee? Geïnterviewde: Wel ja, ik wil daarmee bedoelen van, je moet dat dragen, dus tegen uw zin. Kledij dat je moest dragen en je had dat niet graag. Maar ja, ge moet het dragen om dat ge niet anders kunt. En dan voelde ik mij zo waarloos, dat ik zei van, ik draag dat niet graag, ik wil graag iets anders aandoen. Maar ja. Interviewer: Was er soms discussie tussen u en uw ouders over de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Waren er andere mensen die uw kledij bepaalden? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Zijn er nog andere dingen die u daar rond kunt vertellen? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Dan denk ik dat we kunnen afronden. Bedankt.
Christel, 1968, Gent Interviewer: Denk eens terug aan toen je jong was. Vertel eens wat er op de foto’s staat. Geïnterviewde: Dat is een foto van op mijn plechtige communie. En dat is een foto van in het eerste middelbaar. Interviewer: Wat droeg u toen? Geïnterviewde: Mijn broer is eigenlijk drie jaar jonger dan mij, hij was een beetje zwaarder en een beetje groter. Ik nam dan wel een keer een T-shirt dat hem te klein was over. Hier zie je het, dat was een lange broek geweest en dat is afgekort tot een short. Ja, welke kleren droeg ik toen, eigenlijk, heel braaf. Ik trok mij daar eigenlijk ook niet veel van aan, van de kledij die ik aan had op die leeftijd. Mijn ma bracht bij tijd en stond een keer een Tshirt mee of een pull of een broek of iets anders. Ik droeg dat. Ik droeg ook een uniform op school. Dat waren zo een paar stukken en dat kwam eigenlijk altijd terug. De ene week was het ene in de was en in de andere week was het andere in de was en droeg ik weer het ene. In de vrije tijd dat overbleef, dan was dat een jeansbroek herinner ik mij. Ik stelde mij daar niet veel vragen bij, niet als ik een jaar of twaalf was. Interviewer: En als je ouder begon te worden? Geïnterviewde: Ik denk dat ik toch wel naar de vijftien of zestien begon te gaan, dat ik er een beetje mijn eigen kleding begon op na te houden. Aangezien dat ik nog altijd een uniform droeg op school, bleef dit toch wel beperkt tot een paar… Gelijk dat was hier nu zomer, en daar was ik vijftien, en dat bleef toch beperkt tot een paar shorts en een paar Tshirts en een paar bloesjes enzovoort. Het één bracht mijn ma mee, bij ’t ander waren we samen, maar ik was eigenlijk eerder eenvoudig. (volgende foto). Dat was een oude T-shirt van mijn vader, van als hij jong was, dat ik hier aan had. Ik heb die heel veel gedragen zelfs. Ik heb die verschillende jaren gedragen. Ik weet dat ik een reis naar Denemarken gemaakt heb, en dan had ik hem ook mee. Ik ben eigenlijk nooit een grote modepop geweest. Die foto typeert mij dan eigenlijk het best, zo met een short en een T-shirt en een paar basketschoenen zo en in de winter was dat een lange broek met een pull op. Je ging mij nooit zien in moderokje, want dat interesseerde mij eigenlijk niet. Ik had daar eigenlijk weinig oog voor. (Volgende foto). Dit was op mijn zondags. Dat was zo een bermuda met een carreau, dat was in het blauw en die vest was ook zo in het hoogblauw en die blouse was zo in groen dat ook in die bermuda zat. Dat was gekocht bij John Taylor in de Elizabethlaan in Gent. Dat was op mijn zondags. Interviewer: Je had dus ook aparte zondagskleren. Geïnterviewde: Ja, mijn ma had dat zo bij haar thuis gezien en wij zijn wel nog zo gekleed. Zondagskleren… ja. Interviewer: Over welke periode spreken we dan? Geïnterviewde: ’83-’84. Interviewer: Beschrijf even uw schooluniform. Geïnterviewde: We moesten een grijze rok aan met een grijze of witte blouse en een witte pull of een grijze pull. Gelijk in die blouse waren carreaus, maar ze hebben er eigenlijk nooit iets van gezegd. En in de winter, vanaf de herfstvakantie tot de paasvakantie, mochten we een lange broek dragen. Interviewer: Je moest dus bijvoorbeeld geen specifieke rok dragen, maar je moest zich aan de kleuren houden.
Geïnterviewde: Wij moesten ons aan de kleuren houden, maar je ziet dat hier ook op de foto, het is al grijs en wit, maar er staat geen één gelijk op. Ik vond het wel gemakkelijk. Je moest je nooit ’s morgens afvragen wat ge moest aandoen. Interviewer: Als je thuis kwam, droeg je dan andere kleren? Geïnterviewde: Nee, in de week droeg ik ze door. In het weekend droeg ik uiteraard iets anders, maar ’s avonds droeg ik ze door en dan deed ik mijn pyjama aan. Normaal deed ik geen andere kleren aan. Interviewer: Welke kleren droeg je dan in het weekend? Was dat verschillend? Geïnterviewde: In de zomer was dat zo meer een bermuda met een T-shirt op en in de winter zal dat een lange broek geweest zijn met een pull op. Ik maakte mij daar geen voorstudies van. Mijn dochter maakt er meer voorstudies van. Interviewer: Welke kleren droeg je op uw communie? Geïnterviewde: Dat was een wit, klassiek, lang communiekleed, zo met gaatjes geborduurd. Dat was wel een schoon communiekleed. Het was niet pompeus. Het was eerder elegant. En handschoentjes en ik had ook wel een dia dem in mijn haar. Interviewer: Wat lag er allemaal in uw kleerkast? Lag er veel in? Geïnterviewde: Dat was niet zo veel als bij mijn dochter in haar kleerkast, zeker niet. Dat was niet zo veel, maar dat was genoeg. Maar zoals ik al zei, die short was oorspronkelijk ook van mijn broer en ik droeg dat door. Ik kan mij daar eigenlijk niet veel meer bij voorstellen, want… Gewoon. Maar als je natuurlijk de hele week in uniform zijt, dan heb je in het weekend niet zo veel. Grootmoeder: In de week, ze had zij wel wat andere kledij. Geïnterviewde: Ik herinner mij nog zo een rok, die had ik ook lang gedragen, mijn mama kocht dan ook wel zo betere kwaliteit en we gingen dikwijls naar ’t Kapoentje. Ja, want ik herinner mij die bermuda in het jagersgroen met dat carreaubloesje. Grootmoeder: Maar dat was geen Petit Bateau meer. Geïnterviewde: Maar dat heb ik wel lang gedragen, met een pull op. Grootmoeder: Pulls dat werd wel uitgewisseld tussen haar en haar broer, geen broeken. Geïnterviewde: Behalve die bermuda dan. Ik was eigenlijk geen moeilijke op het gebied van mode want ik was daar eigenlijk niet in geïnteresseerd. Ik heb altijd in mijn kast gehad wat daar in moest hangen. Ik heb mij daar eigenlijk nooit… Ik heb mij altijd goed gevoeld met wat daar in hangt. Grootmoeder: Als het dan zomer was kregen zij dan korte broekjes, shorten om mee op vakantie te gaan, een lange broek. Geïnterviewde: Ik kreeg zo vaak van mijn ouders, dat was een klerenwinkel op Ledeberg, geregeld kwam er iets van daar. Dat was altijd schoon materiaal en dat ging uiteraard wel mee. Grootmoeder: Dat was geen merkkledij. Dat waren gewoon kleren van goede kwaliteit Geïnterviewde: Wij gingen altijd samen kleren kiezen. Tot ik achttien jaar was. Want ik weet nog wree goed, het eerste wat ik zelf gekocht had, dat was in het katoen, dat was als ik in het eerste hoger zat, die grijze vest dat was de uwe (haar moeder), en in het eerste hoger ben ik mij om een rode vest geweest in ’t katoen. Skivestachtig zo. Interviewer: Waar heb je dat gehaald? Geïnterviewde: Ook in ’t Kapoentje, maar ik was alleen. Interviewer: Hoe oud was je toen?
Geïnterviewde: Negentien. En dat was het eerste dat ik alleen gekocht heb. Want ik weet nog wree goed dat mijn mama zei “je hebt eigenlijk geen vest niet meer”. Grootmoeder: Maar wat ik soms wel moeilijk vond, ik ging voor de Sven om kleren en zij was erbij. Dat was dan van ‘kijk een keer mama dit en kijk een keer mama dat!” Dat ik dan soms zei van alstublieft, ik neem niets mee, ’t is voor uw broer dat ik om kleren kom. Ik wil maar zeggen, dan natuurlijk als je dan in een winkel waart zagen ze wel… of zouden ze gezegd hebben van kijk, dat is schoon. Interviewer: U ging dus vooral met uw mama winkelen. Wie was de uiteindelijke beslisser van de kledij? Geïnterviewde: Ik kan mij daar geen discussies over herinneren. Ik was ook niet echt een moeilijke. Ik weet nog goed die broek, die driekwart broek met dat wit en blauw lijntje, dan was ik ook een jaar of vijftien, zestien en ik zag dat graag en mama vond dat goed. Die bermuda die ik hier gelijktijdig draag, die heb ik ook lang gedragen. Dat kwam nog uit de Macro. Dat was een bermuda voor mannen. We waren in de macro en ik zag dat hangen. En ik zeg “ma, ik zie dat gelijk graag”. Mijn mama zei “steekt dat een keer aan” en dat was mijn maat. En ik heb dat kweet niet hoe lang gedragen. En ook, ik weet nog dat we in Duitsland liepen voor een beurs. Er lag daar een jeansbroek. Dat moet één van mijn eerste jeansbroeken geweest zijn. En we zijn binnen gegaan en dat was mijn maat en dit ging mij eigenlijk ook. Grootmoeder: Ook wel veel standaardstukken. Geïnterviewde: Standaardstukken, ja. Die combineerbare dingen. Ik weet toen ik voorbij de achttien jaar was, dan heeft mijn moeder naar Brussel geweest en dan heb jij (de moeder) mij bij Du Jardin een pull meegebracht in het groen. Dat was zo een polomodel. Maar zij kon dat voor mij meebrengen want zij wist dat ik dat wel graag ging zien. Ik had dan zo een blouse, zo wit met een streepke en dat ging. Ik was geen wree modepop. Ik heb er geen enkele herinnering aan dat ik ook maar enige trends volgde. Grootmoeder: Die school waar zij in de tijd ging, dat werd daar ook eigenlijk veel minder… Geïnterviewde: Nochtans in mijn kenniskring, dat weet ik nog goed, gelijk Ann en zo, die waren mijn leeftijd, die volgden de trends wel. Die gingen dan niet naar een uniformschool. Die hadden Miletvesten en zo van die cowboybotten. Dat was toen wree in. Grootmoeder: Ik zou dat nooit gekocht hebben. Geïnterviewde: Nee, ge zou dat nooit gekocht hebben. Ik was dan misschien de gemakkelijke die daar niet achter vroeg. Ik denk dat zij (haar dochter) er misschien gemakkelijker zou achter vragen. Interviewer: Werden de kleren nog gemaakt voor u? Geïnterviewde: Als ik onder de twaalf was. Die gebreëen pull, dat was van toen ik een jaar of tien was. Zo in het bruin en blauw. Maar neen, vanaf twaalf zeker niet meer. Interviewer: Bepaalden uw vrienden de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Werden er kleren doorgegeven of geruild? Geïnterviewde: Nee Interviewer: Binnen de familie dan wel. Geïnterviewde: Met mijn broer wel, ja. Een keer dat hij groter was dan mij en struiser was dan mij. Grootmoeder: Zij was de oudste, dus ja. Geïnterviewde: Maar van mama had ik zo een blauw topke. Dat was nog van dat gij (de moeder) jong was. Ik moet dat op een goede keer in uw kast gevonden hebben. Dat paste
mij ondertussen en dat was misschien twintig jaar oud. Toen ik achttien jaar was had ik dat meegepakt op reis. Ik had ook een T-shirt van mijn pa met gaatjes. Dat was zo een beige en een witte en een lichtblauwe. En ik heb ze alle drie gedragen. Dat was eenvoudig, maar dat was goed. Dat was ook zoiets dat daar lag en hij kon daar uiteraard niet meer in. Ge kon ook niet zien dat dat al al die jaren oud was. Interviewer: Droeg je soms kleedjes in de zomer, of rokjes? Geïnterviewde: Ik heb altijd wree weinig kleedjes of rokjes gedragen, dat weet ik. Als ik mocht kiezen dan zou ik toch eerder een bermuda of zo een driekwart broek geweest zijn. Nee, weinig. Interviewer: Welke functies hadden de kledij voor u? Geïnterviewde: Dat is iets waar ik u eigenlijk niet mee kan helpen. Interviewer: U hield zich er niet echt mee bezig. Geïnterviewde: Nee. Grootmoeder: Het was iemand die wree gemakkelijk was. Ze was een kapstok waar je alles kon aanhangen. Geïnterviewde: Ja. Het was gelijk die blouse, ik ben hier aan het kijken. Maar dat weet ik zeker dat ik er niet bij was dat het gekocht geweest is. Maar ik heb het enorm veel aan gehad. Dat wit dingske dat ik er op aan had, toen was ik er wel bij, als het gekocht geweest is. En die rok waarschijnlijk ook, want da ging mama haar niet riskeren, dat was een broekrok. En die blouse, dat weet ik zeker dat mama alleen heeft meegebracht. Je kon bij mij niet rap iets verkeerd doen. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen binnen het gezin je keuze van kledij? Geïnterviewde: Zeker niet tussen twaalf en zestien, omdat ik het type niet was om daar bij stil te staan. Misschien moest ik daar meer oog voor hadden, gelijk Liesl, die daar meer oog voor heeft dan ik in de tijd, dan zou ze misschien wel tegen normen tegen gelopen zijn. Maar, nee. Interviewer: Dat je bijvoorbeeld deftig moest zijn. Geïnterviewde: Ja, dat was vroeger zo hé. Mijn ma ging daar wel altijd van uit. Hetgeen dat eerst gekocht werd voor de zondag, met de eerste november, dat herinner ik mij, dan werd er altijd kleren gekocht, en dat ging dan wel eerst wat mee de zondag. Het jaar nadien… Grootmoeder: Als ze naar ’t school ging, moest ze niet met iets anders afkomen want ze zat met haar uniform. Geïnterviewde: Dat was in de winter, met een pull en een blouse onder, zo klassiek. Interviewer: Was u bewust bezig met uw kledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Keek u ook niet in tijdschriften of modebladen? Geïnterviewde: Ik denk dat toch van niet. Grootmoeder: Ik ben ook niet iemand geweest die de Libelle in huis had. Geïnterviewde: Ja toch wel. Het Rijk der Vrouw hadden wij. Maar dat ging aan mij voorbij. Ik ging mij daar zeker niet naar de models van de kleren zitten kijken. Interviewer: Ook niet op tv? Geïnterviewde: Ik peins dat ik een zeer slecht modepopke ben (lacht).
Grootmoeder: Je moet ook rekenen, zij zat toen in de hippiejaren, in de jaren ’70. Ken je die hippiestijl? Dat was geen schone stijl. Geïnterviewde: Ik vond dat zelf ook geen stijl en ik heb daar nooit bij stil gestaan. Grootmoeder: Dus het was ofwel hippie, ofwel was het klassiek. Die hippie was rap afgeschreven. Interviewer: Die hippiecultuur was niets voor u. Geïnterviewde: Geen haar op mijn hoofd die aan de hippiecultuur dacht. Interviewer: Was die hippiecultuur zichtbaar? Geïnterviewde: Nee. Op school was het uniform. En de meeste mensen die er tussen waren, die waren een beetje mijn… Die waren klassieker gekleed zelfs. We waren allemaal een beetje hetzelfde genre. Interviewer: Had u een voorbeeld? Geïnterviewde: Ik heb nooit idolen gehad. Liesl heeft bijvoorbeeld een keer een idool, maar ik heb eigenlijk nooit idolen gehad. De enigste idool dat ik had, was John Denver, omdat hij die countryliedjes zong. Ik ging daar niet naar zien om mij te kleden, misschien zou ik dan ook mijn jeansbroek aanhebben. Maar mijn een idool van vrouwen, in functie van kledij, niet speciaal. Interviewer: Wat waren uw gevoelens bij de kledij? Geïnterviewde: Ja, mij short, mijn T-shirt, ja, eenvoudig. Gemakkelijk. Sportief, eenvoudig, elegant – sportief. Geen speciale gevoelens om er zo of zo uit te zien of om er zo of zo bij te horen, ik had dat niet. Grootmoeder: Proper. Interviewer: Dat was onder uw vrienden niet zo van belang. Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Werd er ook niet over gepraat? Geïnterviewde: Weinig. Mijn één vriendin was met vier thuis en in haar vrije tijd hadden ze allemaal ongeveer hetzelfde aan. En bij een andere vriendin waren ze ook met vier, en dat was ook zo. Grootmoeder: Het was altijd uniform. Geïnterviewde: Nee, ik heb daar eigenlijk, nooit… Ja er was zo een periode gekomen, maar toen was ik ouder, achttien jaar, dan had ik zo een purper zomerrokje, dat zou open ging, met die bloemetjes op. Maar dan zou ik er misschien al een keer, allé ja. Met mijn jeansrok zo aan, dat was dan zo de mode van een rechte jeansrok. Ik herinner mij nog een discussie, dat mama vond “ge loopt altijd met een T-shirt aan met lange mouwen” en ze wou mij een keer een topke kopen. Liesl draagt dat veel. Maar ik… Gij (de moeder) had mij dat eens meegebracht in het bleek blauw, met zo wat kant. Ik heb het nooit willen aandoen. Interviewer: Hoe oud was je toen? Geïnterviewde: Rond achttien. Interviewer: Daarvoor droeg je dat ook niet. Geïnterviewde: Ik heb het nooit aangehad. Ervoor niet, en er ook nooit achter. En gij (moeder) had zoiets, van dat is toch vrouwelijk. Ik deed een T-shirt aan met mouwen, in de zomer, zoals je mij op die foto ziet zitten. Zo liep ik altijd rond. Ik herinner mij dat. En mama heeft dat geen tweede keer gekocht.
Interviewer: Zijn er nog dingen die je wilt vertellen rond uw kledij? Geïnterviewde: Dat ik met ouder worden misschien iets meer oog… maar ik zou nog altijd een broek aandoen. Hakken, interesseert mij niet. Een broek waar ik mij goed in voel, een pull waar ik mij goed in voel. En ik zal daar wel een kettingske op aanhebben. Je ziet mij hier zitten. Ik val waarschijnlijk niet uit de toon, maar ik weet ook niet dat dat uit de mode komt. Die broek heb ik uit de solden gekocht en die blouse heb ik gekregen. Maar ik ben niet echt met mode bezig. Toch zeker niet alledaags. Grootmoeder: Maar zo gelijk een jeans die zo uitfitselt, ik zou er de muren van op lopen. Interviewer: Het was voor u belangrijk om u gemakkelijk in de kledij te voelen en u volgde niet echt de mode. Geïnterviewde: Ja. Ik zou zeker nooit opvallend voor de dag komen. Ook niet echt klassiek klassiek. Maar eerder casual gekleed. Maar mode is geen doel op zich voor mij.
Georgia, 1943, Wondelgem Mevrouw toont meteen haar foto’s: Geïnterviewde: Dat is van in het derde kleuterklasje, dat weet ik. Hier sta ik, en dat was nog met nonnekes. Interviewer: Heeft u foto’s van toen u ouder was? Geïnterviewde: Deze foto’s zijn van toen ik in het 4de of 5de leerjaar zat. Ah, en deze foto is van toen ik 14 jaar was en naar Zwitserland geweest ben. En dat is een schoolfoto en dat ook, je ziet wel dat ons kleren een beetje… Strikjes in ons haar. Ja. Dit zijn eigenlijk foto’s van als ik kind was hé. En dat is hier van als ik een jaar of 17 was. Dat is in onze tuin getrokken. Je ziet de kledij… Dan werden onze kleren nog gemaakt hé. Ik heb daarjuist nog een reportage op de radio gehoord ook. Nu worden de vrouwen gemaakt naar de kleren, en toen werden de kleren gemaakt naar de vrouwen. En dat is wel juist hé. Interviewer: Beschrijf eens de kleren die u aanhad? Geïnterviewde: Dat was een ensembleke, dat was blauw en dat was wel gevoerd met een beetje vieseline omdat dat (de rok) een beetje uit zou staan hé, dat dat niet slap zou vallen. Dat was blauw, dat weet ik nog goed, met een gebloemd topje onder, allé bloesje. En met handschoenen aan hé, dat was gekleed hé. Interviewer: Welke betekenis had dat? Geïnterviewde: Dat was gekleed dus. We gingen niet uit zonder handschoenen aan. Interviewer: Gingen jullie toen uit? Geïnterviewde: Dat is in onze tuin getrokken hé. Dat was op een zondag, want dan kleedden wij ons ook op. Nu worden onze kleren door de week gedragen, is het eigenlijk maar voor de grote feestelijkheid dat je een keer iets speciaal koopt. Maar de zondag kleedden wij ons ook op. (volgende foto) Kijk, dat is op dezelfde moment getrokken. Toen was ik ook ongeveer die leeftijd, zeventien, achttien jaar. Je ziet dat die kleren, een wijde rok met plooien en altijd (schoenen met) hakken hé dan. Als wij gekleed waren altijd hakken. Interviewer: Dat was ook op een zondag. Geïnterviewde: Ja. (volgende foto). Dat is aan de zee met een badpak, ik weet niet of je het goed kan zien. Het is eigenlijk een beetje… Ja die badpakken, ik kan dat niet meer beschrijven. Ge ziet dat nu niet meer die stof, dat was zo gelijk met bobbelkes. Dat was wel speciaal voor badpakken. Dat is allemaal zeventien, achttien jaar. (volgende foto). Kijk, dat is ook een schone foto. Dat was ons uniform op school, van in de Visitatie. Je ziet dat wel, blauw met een hoedje op. Interviewer: Beschrijf eens dat uniform? Geïnterviewde: Dat was donkerblauw. Dus: Een donkerblauw uniform met een beige blouse. En dat was een hoedje, dat was een bootje dat wij daar tegen zeiden. En dat was een keer uit de lol op school, binnenspringen bij Sinterklaas hé (Sinterklaas staat ook op de foto). Gelijk dat ze nu dingen uitsteken, nu gaan ze op café, wij gingen een keer bij Sinterklaas hé. Interviewer: En van wanneer was deze foto? Geïnterviewde: Hier was ik veertien jaar, ja. Dus ik ben van ’43, ja van eind jaren ’50, met vriendinnen.
Interviewer: En dat schooluniform, moest u dat altijd dragen? Geïnterviewde: Dat was altijd, met witte sokjes. We mochten geen lange broek dragen, dat was nog niet zo. Dat was zelfs zo geweest, in het begin dat ik ging werken. Ik heb altijd hier altijd in Delhaise gewerkt, dus mochten we geen lange broek dragen, het eerste jaar. Interviewer: Dat uniform was… Geïnterviewde: …van Onze-Lieve-Vrouw Visitatie in Gent. Interviewer: Was dat uniform de kleuren vooral of moest u altijd dezelfde kleren dragen? Geïnterviewde: Altijd donkerblauw. Donkerblauwe rok. Maar kijk, je ziet wel, ik durfde wel een keer iets anders, ‘k was ook zo nogal een beetje opstandig die leeftijd. Ik dierf wel een keer, maar ’s anderdaags, moesten we hem aandoen, dan werden we van ’t school gestuurd. We moesten weer onze blauwe rok aandoen. Interviewer: U had hier een andere rok aan? Geïnterviewde: Dat was met ruiten dus, en dat mocht niet hé. ’t Was ook donkerblauw, maar met ruiten en dat mocht niet. Het moest effen donkerblauw zijn. Met een beige blouse want die moesten we kopen op school. En op school droegen we ook een schort. Dat was wit met rood geruit. Interviewer: Waarom werd die schort gedragen? Geïnterviewde: Dat was het uniform op ’t school, moesten wij een schort dragen. En dat was ja, zo een schort met lange mouwen en vanachter met strikken gebonden en met plooien en dat moesten we dragen op school. Interviewer: Uiteindelijk zag je de donkerblauwe kleren… Geïnterviewde: Je zag ze niet meer, en we moesten ze toch aandoen. (volgende foto). Dat is hier als ik vijftien jaar was, als ik op reis geweest ben naar het Frans Lourdes. Interviewer: Beschrijf de foto even. Geïnterviewde: Dat was de weg naar Calvarie, dat weet ik nog. En ge ziet ook altijd dezelfde kleedjes hé, een wijde rok tot aan de knieën. Hier droeg ik wel platte schoenen omdat ik in de bergen liep. Maar lange broeken dat bestond toen niet in die tijd. Wij droegen dat niet als meisje. Dus kijk, ook in de bergen hadden wij een kleed aan hé. Ons haar, dat is zo een beetje dezelfde stijl als nu, kort geknipt ook. (volgende foto). Kijk hier ook, dat was dan iets anders, dat was op de trein. Dat waren gouden sandaaltjes. Een kleedje, altijd dezelfde stijl hé. (volgende foto). Kijk hier ook, dat was allemaal die leeftijd: zestien, zeventien, achttien jaar. Dat was aan ons huis dus. Je ziet altijd die kleedjes en de hoge hakken. Maar ook als ik dan ging werken droeg ik hoge hakken. Nu zou het niet meer gaan. Kijk, je ziet altijd diezelfde stijl, die kleedjes, dan droeg ik daar een wijde onderrok onder hé, omdat dat een beetje wijd zou gestaan hebben. Dat was de jaren ’60, met die film van Grease, met die wijde rokken met die pull onder, wel kijk dat was ook zo. Interviewer: De rok staat wat bol. Geïnterviewde: Ja, dat was mode dus. (volgende foto). Dat is jonger. Dat is thuis getrokken ook. Mijn haar in een paardenstaart dan. Dat was een rok met een stukje boven, met een pulleke onder. Altijd dat wijd hé, en die plooien. (volgende foto). Met mijn fiets. Hier was mijn haar lelijk, ik had eens geprobeerd om er krullekes in te steken, maar het trok op niks. (lacht).
Interviewer: Beschrijf nog eens deze foto? Geïnterviewde: Dat is, ik weet niet meer waar dat dat getrokken is, als we aan het rijden waren met de fiets. Dat was de zondagnamiddag, we mochten niet uitgaan. We gingen een keer een ritje doen met vriendinnen of met mijn nichten omdat zij niet ver van mij woonden en dezelfde leeftijd waren. Een keer gaan fietsen en dan een keer een fotootje trekken. Zo ge kent dat hé. Interviewer: Welke kleren had u toen aan? Geïnterviewde: Dat was een rok en een blouse, maar van het zelfde. Ge ziet, ook een beetje wijd, maar zo wijd niet hé. Dat was meer met volantjes gestikt. Maar dat was wel een rok en een blouse van hetzelfde omdat ik dan een keer een ander pulleke of een bloesje kon op dragen. Je kon dan zo een keer meer afwisselen, in plaats van een kleed hé. (volgende foto) Dat was ook die reis van Lourdes. (volgende foto). Dat was in Spanje, in de bergen ook. Maar je ziet, altijd met ons kleed aan. Dat was met vichy ruitjes. Interviewer: Welke ruitjes? Geïnterviewde: Vichy ruitjes. Dat was wel gekend in de tijd van Brigitte Bardot, maar dat is van voor uwen tijd. Zij droeg dat hé. En dat was mode, en dat was met een kantje afgestikt en zo. (volgende foto). Dat was bij mij thuis ook getrokken. Kijk, hier heb ik datzelfde rokje aan, als met de fiets, maar wel met een ander bloesje op, een wit bloesje of zo. Dan konden we een keer afwisselen. Ge had weer iets anders aan hé. (volgende foto). Hier zit ik op een Vespa, maar die was niet van mij. Ik mocht dat niet hebben. Dat was een donkerbruine rok, dat weet ik nog. Ook met een pulleke op. Dat was zo een rok met geripte vloer. Ik herinner mij dat allemaal nog. Ik zie dat zo voor mij. (volgende foto). Dat is aan de zee getrokken met een vriendin. We zagen er precies alle twee niet echt gelukkig uit. Ik weet niet wat er gaande was. Maar hier had ik een kleed aan van die vriendin haar nicht, ze hadden daar iets op gemorst op mijn kleed en we waren daar maar voor een dag en ik had geen ander kleed mee. Daarmee had ik daar een kleed aan van een nicht. Maar ge ziet, dat is allemaal dezelfde stijl, die periode. (volgende foto) Dat was ook in onze tuin met een kleed die ik nooit graag gezien heb. Dat was donkerblauw ook met een ruit. Dat was met zo een grote witte kol (kraag). Dat was dan ook mode. Met grote witte knoppen op. Je ziet dat wel, maar ik heb dat eigenlijk nooit graag gezien. Maar ik moest dat toch dragen. Ik had dat, dus ik moest dat dragen hé. Interviewer: Van wie moest je dat dragen? Geïnterviewde: Van mijn ouders hé. Dat was ja… Interviewer: In hoeverre was dat zo dat je van uw ouders die kledij moest dragen? Schreven zij uw kledij voor? Geïnterviewde: Nee, eigenlijk niet. Ik was wel vrij, maar ik moest altijd deftig zijn. Want als ik een keer een kleed aan had (toont foto), dan was dat voor mijn vader al te ver bloot (aan de hals). Interviewer: Het mocht niet bloot zijn. Geïnterviewde: Nee. Dat was een kleed, een witte fond dus, met tulpen, in oranje en geel. Dat vond ik wel schoon. En met een blazer op, dat was zo ja de mode ook. Interviewer: De kraag was tot net iets onder de nek. Geïnterviewde: Ja, want eigenlijk, goh, ze mochten niets zien hé, dat was taboe. Dat mocht niet hé. Je ziet, zo een kleine uitsnijding aan de hals ja. We mochten toch nog met de
blote armen lopen, maar dat was ook al wat, dat er geen mouwen in zaten. Kijk altijd met hakken aan. Interviewer: Dat was altijd de zondag dan. Geïnterviewde: Dat was ook wel in de week hoor. Maar meestal zo ja. Kijk, dat is met hetzelfde aan. Ik heb er nog wel van als ik ging gaan werken en dat was ook zoiets. (volgende foto). Kijk, hier aan de zee met een short aan. Dat was al iets, hé. Interviewer: Dat mocht wel? Geïnterviewde: Ja maar mijn vader was daar niet bij, die wist dat niet hé. Van mijn moeder mocht dat wel, maar van mijn vader zou dat niet gemogen hebben. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Omdat dat niet deftig was. Zo liep een meisje niet. Maar mijn ouders waren ook redelijk oud als ik geboren ben. Daarmee, dat was ook zo een beetje… (volgende foto) Kijk, dat was ook van als ik zestien jaar was. Maar ge kunt niet veel zien van mijn kleren. Maar ’t is ook, ge ziet, een klein boothalsje. Dat was geel met een wit streepje. Ik ga eens kijken, ik heb nog wel wat foto’s. Je ziet, dat zijn ook een beetje dezelfde kleren, een jaar of achttien denk ik met een vriendin. Dat was nog allemaal een beetje dezelfde stijl. (volgende foto). Kijk, dat was op mijn werk, dus we liepen ook zo, met vriendinnen. Interviewer: Was dat heel je jeugd dat je die kleedjes droeg? Geïnterviewde: Ja, eigenlijk wel. Zelfs tot dat ik getrouwd ben. (volgende foto). Kijk, hier had er wel één een lange broek aan, maar normaal, wij droegen bijna nooit een lange broek. Zelfs in de winter niet. (volgende foto). Kijk dat is dan ook een beetje hetzelfde hé. Dat was bruin met oranje, en ook met zo een stijve voering in om dat dat (kleedje) wijd zou gestaan hebben. Dat was een groene dennen vest, leder zo, suède leder. Je ziet allemaal een beetje die stijl hé. En altijd met hakken aan, zelfs als ik ging werken. ‘k Weet niet wat er hier nog in zit. Dat is allemaal zo een beetje dezelfde periode. (volgende foto). Kijk, dat was ook nog van in Lourdes. Dat is allemaal een beetje hetzelfde. Met een tante van mij was ik daar. Ze had hier ook zo een wijde rok aan met een blouse, ge ziet dat hé. (volgende foto). Met de bus waar we een uitstap mee gedaan hebben. Dat was een kleed met grote zakken op. Dat was dan mode. Interviewer: Een kleedje met grote zakken. Geïnterviewde: Ja. (volgende foto) Kijk, hier ook, dat is bij een tante in Frankrijk getrokken van mij. Hier had ik ook een paardenstaart, en ook zo een rok, maar kijk, dat was dan mode van die grote zakken. Interviewer: Als u zich even uw kleerkast zou voorstellen, wat was daarin te vinden? Geïnterviewde: Ja, allemaal zo kleedjes en rokken. Ik had wel redelijk veel kleren, daar mag ik niet van klagen zo in mijn jeugd. Maar ik was ook enig meisje, ik had twee broers, dus dat scheelt misschien ook, ik weet het niet. Maar ik had wel redelijk veel kleren. Maar kijk ja, zo hans mijn jeugd zo een beetje dezelfde stijl. Interviewer: Naar welke kleding ging uw voorkeur naar uit? Geïnterviewde: Awel ja, naar dat, aja, dan was dat mode. (volgende foto). Ge ziet, da was met dat ensembleke, die rok met dat bloesje op. Dat was mode en we droegen wij dat. Die kleren zijn allemaal gemaakt op mij hé. Dat is dus niet in een winkel gekocht. Interviewer: Wie maakte deze kleren?
Geïnterviewde: Dat waren kleermaaksters, maar nu vind je dat niet meer. Nu vind je dat niet meer. Dat werd gemaakt voor ons. Dat zijn allemaal zeer oude foto’s, ze. Interviewer: en mocht u kiezen? Geïnterviewde: Ja, dat waren stoffenwinkels en ik ging zelf om de stof dus. Interviewer: Samen met je moeder of alleen? Geïnterviewde: Alleen, meestal alleen. Ja van als ik een jaar of zestien was toch. Interviewer: en daarvoor? Geïnterviewde: Daarvoor, ja, das lang geleden. Ik denk dat ik meer met een nicht of iets dan mee ging. Want ik was in de familie eigenlijk zo een achterkomerke. Ik had zo meer oudere nichten, en dat ik daar dan mee naar de winkel trok. Maar je had wel, ik ben van Lovendegem dus, op de parochie stoffenwinkels en al, dus moesten wij niet ver lopen hé. Interviewer: Dus u ging in uw eigen dorp. Geïnterviewde: Ja, meestal wel. Interviewer: Kon u dan kiezen uit een boek? Geïnterviewde: Nee, dat waren grote rollen. Ook uit boeken, met staaltjes, dat ook, maar dat was dan voor de duurdere stoffen, omdat ze die niet altijd in huis hadden. Maar anders, ja, stoffenwinkels waar ze grote rollen hadden. Interviewer: In hoeverre kon je dan de vorm van de kledij kiezen? Geïnterviewde: Ah dat was uit boeken, modeboeken. Ik weet niet of dat dat nu… Gelijk de Burda en al zo. Dat bestaat nog hoor. Dat waren Duitse boeken. Interviewer: Met kleren in. Geïnterviewde: Ja, met modellen in dus. En over het algemeen zaten daar patronen bij ook. Dat bestaat nog. Nu heb je De Knip ook. Interviewer: Dat was dan niet van vroeger Geïnterviewde: Nee, vroeger was dat meestal de Burda. Waar ik toch van weet hoor. Interviewer: En waren er nog boeken? Geïnterviewde: Niet dat ik zo weet. Dat was het meeste denk ik. Waar wij gingen dan. En over het algemeen de naaister had dat, die boeken. En daar kon je dan een model uit kiezen. Als ’t een goede naaister was, zei ze dan, ja dat past niet bij u of ik ga er dat of dat aan veranderen of ik ga er dat bijvoegen, ja zoiets. Interviewer: Dus er werd onder elkaar over gebabbeld. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Ging u soms met uw ouders naar de winkel? Geïnterviewde: Weinig, bijna nooit. Interviewer: Maar ze hadden toch inspraak. Geïnterviewde: Ja, tuurlijk want ik moest wel altijd deftig zijn. Niet gemeen. Dat was dan zo. Wij waren daar tevreden mee. Interviewer: Was dat eigenlijk een bepaalde stijl die u volgde?
Geïnterviewde: Ja, dat was dan de mode. Ik zeg het, gelijk kleren van Brigitte Bardot een beetje, het model. Ja, wie was er daar nog, Schleider met die klederen aan. Interviewer: Kan je Brigitte Bardot even beschrijven? Geïnterviewde: Dat was een filmster. Dat was dan al een sekssymbool. Dat was, denk ik, één van de eerste die in bikini in de film is gekomen. In onze tijd was dat al een groot sekssymbool. Interviewer: Toch mocht je die kleren niet dragen? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Dat was eigenlijk niet vulgair of niet… Dat is een heel andere tijd dan dat dat nu is hé. Interviewer: Was zij dan een voorbeeld voor u? Geïnterviewde: Goh ja, dat was wel een beetje een idool ja. Toch wel. Interviewer: En u volgde haar kledingsstijl. Geïnterviewde: Een beetje ja, en ook met de paardenstaart. Als ik eigenlijk kind was, dan had ik lang haar tot over mijn achterste en ik was zestien jaar zeker dat ik het mocht afknippen, maar niet helemaal, dus had ik dan een paardenstaart. Interviewer: Welke kledij droeg u in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Allemaal een beetje hetzelfde, want sportkledij dat bestond niet. Wij hadden juist een turnpak op school. En dat was in de Visitatie een pofbroek, een pofbroek tot aan ons knieën met een witte T-shirt op zeker, dat herinner ik mij niet goed meer. Dat was zo een turnboek, ja ‘k zeg het, zo een pofbroek tot aan ons knieën, zo donkerblauw. Daarmee turnden wij liever niet omdat we moesten turnen. Ja, we vonden altijd iets uit, juist omdat we die broek niet zouden moeten aandoen. Interviewer: U vond dat niet mooi. Geïnterviewde: Dat zal wel niet. Dat was zo ouderwets. Ja bij de nonnekes zo. Anders vrijetijdskledij, wij hadden anders geen vrijetijdskledij, dat was dat. Interviewer: Die kleedjes. Geïnterviewde: Ja, op de fiets en al hadden wij zo kleren aan. Nu is ’t met een jeansbroek, maar dat bestond in onze tijd niet. Interviewer: De zondag deed u dan deftigere kleren aan. Geïnterviewde: Ja dat was dan meer een keer een ensembleke, maar ook wel zo een kleed ook met een wijde rok met een vestje op van ’t zelfde en al. Ik weet niet, ik moet hier… Maar ik vind het niet. Ik heb zo een keer een ensembleke gehad en dat heb ik altijd heel graag gezien. Dat was een beige streepke en dat was een kleed met een verlengd lijveke zo, tot aan de heupen en dat was dan een plooirok daaronder. Maar dat was een kleed en met hetzelfde vestje daarop. Dat was zeer schoon. Dat was dan zeer deftig. Interviewer: De zondag droeg u dan andere kleren. Geïnterviewde: Nog deftiger. Meer ensemblekes dan zo hé. Wel een rok met een pulleke of een bloesje en een vestje op, of een kleed. Interviewer: Mocht je die kledij dan niet in de week dragen? Geïnterviewde: Dan was dat maar als het begon te verslijten, dat mochten we dan in de week wel dragen. Wat eigenlijk onnozel is want er zijn meer weekdagen of zondagen. Je hebt meer kleren nodig in de week of de zondag.
Interviewer: Waarom werd dat gedaan? Geïnterviewde: Ja, dat was dan zo de mentaliteit, zeker op den buiten. Als ge de zondag buiten kwam dan moest ge opgekleed zijn. Je ging ‘s morgens naar de mis en ge kleedt u op hé. Interviewer: Wat deed u dan in de namiddag? Geïnterviewde: Ja, in de namiddag. Dat was een keer bij een vriendin gaan met uw leeftijd. Een keer gaan fietsen in de zomer. Maar veel weggaan deden wij niet. Ik was dan al bijna achttien jaar als ik een keer naar de cinema mocht beginnen gaan, en dan mocht ik beginnen uitgaan. Dat was dan nog de zondag, want de zaterdag gingen wij nog niet uit. Dat was nog de zondag. En dan heb ik mijn man vlug leren kennen, dus ben ik eigenlijk niet veel uit geweest. Interviewer: Wat droeg u op uw plechtige communie? Geïnterviewde: Ik heb hier niet echt foto’s van. (toont foto). Kijk, dat was van mijn nichten. Ze droegen een wit kleed, het waren precies trouwerkes. Zo een wijd wit kleed met een voile in het haar. Ik denk dat ik dat ook nog wel heb gedragen. Interviewer: Droeg u dan een paterskleed? Geïnterviewde: Dat bestond toen nog niet. Interviewer: Besteedde u aandacht aan de kleur en aan de vorm van uw kledij? Geïnterviewde: Ja toch wel. Ik droeg veel blauw. Interviewer: Was dat uw eigen keuze? Geïnterviewde: Ja. Hoewel ik altijd een blauw uniform moest aanhebben, maar dat kleur paste zeker bij mij, ik weet het niet. Ik droeg veel blauw. In de zomer minder, dan was dat een streepke, een bloemeke. Maar toch veel blauw. Ik heb dat lang gedragen, eigenlijk, blauw. Alle tinten van blauw: bleekblauw, donkerblauw, hoogblauw, alle soorten blauw. Niet altijd dat uniform blauw. Interviewer: Dat was donkerblauw dan. Geïnterviewde: Dat was donkerblauw. Interviewer: Wat was het verschil tussen winter- en zomerkledij? Geïnterviewde: Ja in de zomer, je ziet het, waren meer kleedjes in het katoen. En in de winter was dat dan meer zwaardere stoffen. Interviewer: Maar toch altijd kleedjes. Geïnterviewde: Ja, toch altijd zo een beetje dezelfde stijl. Interviewer: En de vorm van de kledij? U vertelde daarjuist van die bolle rokken… Geïnterviewde: Ja, dat was dan de mode. Interviewer: En een kleine hals. Geïnterviewde: Ja, een kleine uitsnijding ofwel een bloesje of een keer een chemisiertje. Zo een chemisiertje deed je verder open, dan was dat zo juist een klein V-halsje. Interviewer: Een hemdje dan? Geïnterviewde: Ja.
Interviewer: De kleren die u het meest droeg waren… Geïnterviewde: …waren dat hé. Interviewer: U zei daarjuist iets over blote armen, waarom mocht dat niet? Geïnterviewde: Dat was niet deftig, er moest toch een klein mouwke aan zijn. Het is dan ook zo mode geweest van een kinemomouwke zeiden wij. Dat was juist zo een klein kapke. Interviewer: Een? Geïnterviewde: Een kinemomouwke. Dat was juist een klein kapke zo, dat toch uw schouders iets bedekt waren. Dat was toch een beetje aangesneden zodat dat toch een beetje naar beneden viel op de schouder, dat dat toch niet heel de schouder bloot was. Interviewer: De schouders mochten niet bloot zijn. Geïnterviewde: Ja, maar later is dat dan toch gekomen, dat verdwijnt dan toch. Interviewer: Op welke leeftijd? Geïnterviewde: Zeventien, achttien jaar. Dan begin je zo een beetje te rebelleren. Nu rebelleren ze vroeger, maar wij deden dat op zeventien, achttien jaar. Dat je toch een beetje uw goesting doet. En een keer dat het gemaakt was, konden ze het er niet meer aanzetten. Interviewer: Dat rebelleren gebeurde niet vroeger, want u toonde daarjuist een rok met ruitjes op school. Geïnterviewde: Goh ja, dat was dan vooral van mijn zestien tot achttien jaar zo allemaal een beetje. Interviewer: Jonger droeg u de kleren die… Geïnterviewde: (foto) Ja, die rok hier met die paardenstaart, dan moest ik zestien jaar geweest zijn ongeveer. Want hier had ik al een paardenstaart dus. (volgende foto). Ik denk dat ik hier toch ook maar een zestien jaar was, met die short aan. Maar ik zal dat wel aangedaan hebben onderweg. Ik denk niet dat ik thuis zo vertrokken ben. Interviewer: U deed ander kleren aan als u ergens naartoe ging? Geïnterviewde: Ja, zonder dat vader het wist. Ik zeg het, mijn moeder mocht dat wel weten, maar mijn vader niet. Die was nogal conservatief. Ik mocht zelfs mijn nagels niet lakken, want wij hadden een beenhouwerij en dat stond niet in de beenhouwerij. Als mijn nagels gelakt waren, mocht ik niet in de winkel komen. Interviewer: Een beetje rebelleren. Geïnterviewde: Ja, want ik deed dat dan toch. Ik moest dat daar af doen en dan maakte ik hem wijs, want mijn vader kende daar zo veel niet van, dat het niet af ging, dat dat daar moest afslijten. (lacht) (volgende foto) Kijk, dat was op huwelijksreis, hier was ik twintig jaar. Maar ge ziet nog altijd die wijde rokken hé toch. Ik zeg het, een lange broek, ik had dat zelfs niet. Interviewer: Mocht dat niet gedragen worden? Geïnterviewde: Nee. Ik herinner mij weinig, zelfs van vriendinnen of gelijk wie die dat aan hadden. Je ziet dat kleed, altijd dezelfde stijl. Nu verandert die mode elk jaar, maar dat was dan zo een hele periode. Interviewer: Welke functies had de kledij die u droeg voor u? Of waarom droeg u die kledij?
Geïnterviewde: Omdat we dat mooi vonden, als jong meisje, voor te paraderen en de jongens te verleiden. (lacht) Interviewer: Met die kleedjes dan. Geïnterviewde: Ja, dat was schoon. En als we dan eens mochten, dat was dan als het kermis was op de parochie dus, op het dorp, dan mochten wij een keer gaan dansen dan ja… Interviewer: Dan droeg u die kleren. Geïnterviewde: Dan droegen wij die kleren, en hoe wijder dat dat was, hoe mooier dat was. Dat was dan van in de tijd van de bibok dans, nu zeggen ze daar rock en roll tegen, maar wij zeiden bibok. Dat was zo gelijk dat je nu in Grease ziet, die film. Dat was dan die periode. Maar kijk, dat was nog zoiets, panty’s dat bestond toen nog niet. Wij droegen nog nylonkousen met chartelles, en zo met een wijde rok als ik aan het dansen was, was dat wel een schoon zicht. Interviewer: Om een beetje te verleiden. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Welke betekenis had die kledij voor u? Geïnterviewde: Ja, dat ik toch goed voor de dag kwam. Een meisje is een beetje ovaardig, een beetje fier. Interviewer: Ging je winkelen? Geïnterviewde: Weinig, weinig. En als we een keer gingen winkelen was dat met een tante. Nogal dikwijls met een tante, een oudere zus van mijn moeder. Die had zelf geen kinderen. Die nam ons dikwijls mee naar het stad. Maar nu trek je naar ’t stad als ’t u invalt, als jong meisje. Mijn kinderen deden dat ook al. Je hebt dat misschien wel gehoord van mijn dochter. Maar in onze tijd bestond dat niet om naar het stad te gaan. Ik deed dat soms wel een keer in het geniep. Als ik dan al ging werken, de vrijdag, viel dat wel soms een keer voor dat we vroeger gedaan hadden. In plaats van dan naar huis te gaan, trokken we dan naar ’t stad. Interviewer: Dat was van toen je ouder was? Geïnterviewde: Dat was als ik een jaar of zeventien, achttien was, dan al. Interviewer: en daarvoor ging je met een tante? Geïnterviewde: Ja, naar ’t stad, of met een nicht. Die had altijd kinderen mee. Ze had zelf geen kinderen, maar ze had altijd kinderen mee. En ik had een nicht die maar twee jaar ouder was dan mij en wij trokken wel veel samen op. Interviewer: Ging u dan naar Gent? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Naar welke winkels ging u? Geïnterviewde: Dat was dan de Innovation, je had dan nog de Priba, de Sarma, de grote ketens hé. Ja, de Innovation bestaat nog. De Grand Bazar was dat dan nog. H&M en al die ketens, dat bestond toen nog niet. Interviewer: Maar die andere waren wel grote ketens.
Geïnterviewde: Ja. En we gingen dan koffie gaan drinken bij Blok, dat bestaat nu nog altijd in de Veldstraat. Dat is oud hoor, dat bestaat van als ik kind was en dat bestaat nog altijd, die cafetaria. Interviewer: Ging u dan een hele dag winkelen? Geïnterviewde: Dat was zo ’s namiddags. Van ’s middags vroeg vertrokken we totdat de winkels sloten. Interviewer: Hoe verliep dat winkelen? Geïnterviewde: Aangenaam, met die tante was dat altijd aangenaam, want we kregen er veel van. Dan gingen we onze koffie drinken of iets gaan eten, een kleinigheid. Dat was zo een beetje een suikertante. Interviewer: Mocht u dan de kleren zelf kiezen? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Dan kochten we een keer een pulleke. Maar dat was niet in die mate gelijk dat dat nu is. Een pulleke of een bloesje. Interviewer: Ging u soms met uw moeder of uw ouders winkelen? Geïnterviewde: Nee, bijna nooit. Dat was maar een keer voor een speciale gelegenheid. Ik denk dat mijn moeder maar één keer in het jaar naar Gent ging, nog niet soms. Het was maar een keer dat het plechtige communie was of zoiets, dat we een keer iets nodig hadden, maar anders bijna nooit. Interviewer: Hoe kwam dat? Geïnterviewde: We waren beenhouwers thuis en mijn ma had ook niet veel tijd. Er was dan nog geen sluitingsdag, dat was niet de zaterdag of de zondag, dat was alle dagen open van ’s morgens tot ’s avonds. Mijn moeder had daar geen tijd voor. Dat was meehelpen in de beenhouwerij, het huishouden doen en al. De mensen hadden daar geen tijd voor. Interviewer: Had u het soort kledij al voor ogen toen u ging winkelen? Geïnterviewde: Meestal wel, maar ik zeg het ja, dat was zo altijd een beetje dezelfde stijl hé. Dat veranderde wel een keer van kleur. Er veranderde wel een keer iets van model, maar toch niet zo veel. Interviewer: Bestond er toen al merkkledij? Geïnterviewde: Nee, eigenlijk niet. Ik zeg het, ons kleren werden meestal gemaakt. Dat was juist maar een keer zo een pulleke of zoiets bij het winkelen. Maar andere kleren werden meestal gemaakt, zelfs ons mantels en al. Dat werd bij de naaister gemaakt. Dat is maar begonnen als ik al getrouwd was, begin de jaren ‘6O, dat wij eigenlijk zo kleren gingen kopen. Interviewer: Hoe vaak ging u shoppen? Geïnterviewde: Dat was ook niet zo veel hoor. Misschien een keer of drie, vier in het jaar. Interviewer: Naast het feit dat uw kleren gemaakt werden. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Gebeurde dat veel? Geïnterviewde: Ja, toch redelijk, voor mij toch. Ik had wel het geluk. Interviewer: Was u veel bezig met kledij? Geïnterviewde: Toch wel, altijd. Dat was wel belangrijk.
Interviewer: Hadden de kleren die u droeg een waarde voor u? Geïnterviewde: Ja, min of meer wel. Wij droegen wel zorg voor ons kleren. En daarvan moet ik zeggen mijn moeder was nogal punctueel. Ik moest altijd proper zijn, mooi gewassen, mooi gestreken. Als dat mode was van plooien, mijn moeder driegde dat allemaal in, zodat ze dat streek dat die plooien allemaal schoon gelijk plat waren. En ik durf dat nu nog doen voor de kinderen als ze zoiets hebben met plooien. Dat is iets dat je mee krijgt van thuis uit. Mijn dochter heeft zo een rok en ze zegt: ‘Mama die plooien, dat blijft daar nooit niet in.’ En dan strijk ik dat voor haar en drieg ik dat ook in dat die plooien dat dat kan persen dus hé, dat dat plat is. Interviewer: Was u bewust bezig met kleding of de mode? Geïnterviewde: Ja, toch wel, dat was meestal uit boeken. Ja, tv hadden wij nog niet. Nu zien ze alles op tv en gelijk wat, dat bestond niet. Interviewer: Welke boeken waren dat dan? Geïnterviewde: Het Rijk der Vrouw bestond toen, wat nu Libelle is. Het Rijk der Vrouw dat namen wij thuis. En ook met patronen voor iemand die zelf kon naaien. Interviewer: Maakte u zelf de kleren? Geïnterviewde: Ik heb dat wel een keer gedaan, maar dat was mijn aard niet. Ik heb dat geprobeerd, maar ik deed dat niet graag. Interviewer: En uw moeder? Geïnterviewde: Nee, die had daar geen tijd voor. Ze kon wel goed verstelwerk doen, maar eigenlijk kleren maken, ze had daar geen tijd voor. Dat was kousen stoppen. Nu als er een gat in is, smijten ze dat in de vuilbak. Maar dan bestond dat niet, dat werd dan gestopt bij kousen van mijn vader of van mijn broers. Interviewer: Kleren die kapot waren, werden gemaakt. Geïnterviewde: Ja, versteld ja. In de mate van het mogelijke. Interviewer: Waarom keek u naar die tijdschriften? Geïnterviewde: Ook voor de mode, meestal voor de mode die erin staat. Interviewer: U lette op de kledij die erin stond. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Waren er nog tijdschriften? Geïnterviewde: Niet dat ik weet, toch geen modetijdschriften. Dat was Het Rijk der Vrouw. Ik zeg het, Burda, maar dat waren al duurdere boeken en daar keken wij dan in bij de naaister. De naaister had dat altijd en dat kochten we zelf niet. Interviewer: Ging u naar andere manifestaties die met kledij te maken hadden? Geïnterviewde: Nee, eigenlijk niet. Want naar modeshows ben ik maar beginnen gaan als ik al getrouwd was. Interviewer: Bestond dat toen al modeshows? Geïnterviewde: In mijn tijd, niet dat ik weet. Wel als mijn kinderen al gingen trouwen, maar dat was al veel later hé. Dan gingen wij naar modeshows om te kijken wat er in de mode was, maar dat was al in de jaren ’80.
Interviewer: Speelden uw vrienden en familie een rol? Geïnterviewde: Ik had wel twee nichten die een paar jaar ouder waren, daar was ik dan altijd bij. Maar ja, hoe zou ik dat moeten zeggen, het is nu niet voor op mezelf te stoefen, maar ik kon met veel minder beter gekleed zijn of dat zij waren met veel meer. Ze hadden geen smaak. Ze droegen alles dooreen. Bij mij moest dat altijd passen. En bij hen niet. Iets dat hoegenaamd niet bij elkaar paste deden zij aan en ze hadden altijd veel meer kleren dan ik. En ik was altijd beter gekleed. Het is raar om dat te zeggen van mezelf, maar ’t was zo. Iedereen zei dat, ze hadden geen smaak. Interviewer: En uw vrienden? Geïnterviewde: (toont foto’s) Ge ziet, dat was altijd een beetje hetzelfde zo. Dat was ja, we keken van mekaar af dikwijls. Interviewer: Werd daarover gepraat? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Ik had één vriendin en die moest altijd beter zijn of al de anderen. Je kent dat hé. Er werd daar wel naar gekeken. Interviewer: Bepaalden waarden of normen de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Niet vulgair, dat niet. Wel modieus, maar niet vulgair. Toch altijd een beetje deftig. Interviewer: Kunt u even beschrijven wat uw gevoelens zijn bij de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Ik voelde me wel goed, ja, zo aangenaam. Dat was zo een bepaalde stijl. Interviewer: Was er soms discussie met uw ouders over kleren? Geïnterviewde: Ja toch wel. Zeker omdat ik een nakomerke was. Mijn moeder kon daar wel goed mee om, maar mijn vader niet. Maar een keer dat ik het had, droeg ik het hé. Hij was dan wel een keer aan het zagen en aan het reclameren, maar ja, dat ging dan over. Interviewer: Ruilde u soms kledij, bijvoorbeeld met een zus? Geïnterviewde: Nee, ik had geen zus. Ik had alleen twee broers. Maar weinig. Als kind wel, droeg ik wel kleren van nichten. Van mijn plechtige communie was dat, vanaf twaalf jaar, was dat al gedaan. Interviewer: En tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Nee, dat werd niet gedaan. Nu wisselen ze soms een keer, ik zie dat aan mijn kleinkinderen. Nee, dat werd niet gedaan. Interviewer: Zijn er nog andere mensen die de keuze van uw kledij bepaalden of daar een zeg in hadden? Geïnterviewde: Nee, weinig. Eigenlijk niet. Interviewer: Is er nog iets dat u daar rond wilt vertellen of kwijt wilt? Iets dat opvalt? Geïnterviewde: Ik had ook een schoonzus, mijn oudste broer die was veel ouder of mij, en die naaide ook af en toe iets voor mij. Maar toch ook weinig, meer als kind. Een keer als ik ouder werd, was dat ook gedaan. Dat was dan een naaister. Ik had wel een naaister voor eigenlijk mooie kledij, en ik had een naaister voor minder. Dat was dan een beenhouwerij en dan klanten van ons, we moesten dan overal gaan. Ik had wel een bepaalde naaister en die werkte zeer goed. Dat was dan voor speciale kledij dat we daar naartoe gingen. Interviewer: Het waren altijd kleedjes.
Geïnterviewde: Ja, meestal wel. Rokken ook, maar meestal kleedjes, ja. Interviewer: Wat droeg u precies bij de beenhouwerij? Geïnterviewde: Hetzelfde hé. Met een witte schort aan, om in de beenhouwerij te staan. Zoveel heb ik niet geholpen, maar ik heb dat wel gedaan. Interviewer: Ik denk dat we kunnen afronden. Geïnterviewde: Heb ik u kunnen helpen? Interviewer: Zeker, zijn er nog vragen? Geïnterviewde: Nee, eigenlijk niet. Interviewer: Bedankt voor het gesprek.
Irene, 1919, Nazareth Interviewer: Heeft u enkele foto’s bij? Geïnterviewde: Nu hebben we wel veel foto’s als je hoort en ziet, maar dat bestond niet in onze tijd. Nu heeft iedereen een fotoapparaat, maar ik heb dat nog nooit in mijn handen gehad. Het interesseert me niet die foto’s. Interviewer: We zullen het interview doen met de foto’s die u heeft. Kunt u even de foto’s bekijken en beschrijven wat u op die foto’s aanhad? Geïnterviewde: A ja, ik weet dat nog goed. Dat was een kleed met lange mouwen en dat was een lang lijf en dan was dat een plooirok daaronder, met zo grote dubbele plooien noemde dat. Dat was van mijn plechtige communie. Interviewer: In de kerk? Geïnterviewde: In de kerk ja. Dat was de zondag, moesten wij eerst voor de plechtige communie zeven weken lang in de kerk zijn voor de catechismusles bij de priester. Op de plechtige communie zelf moesten wij eerst naar de eerste les en dat was om half zeven. Daarna gingen we hier en daar op het dorp, iedereen werd uitgedost bijvoorbeeld bij een winkelier waar ge uw kleed gekocht had of zo. Dan ging ik koffie gaan drinken. En dan was om half 10 de hoogmis. Daar gingen wij terug naartoe, en dan na de mis gingen we naar huis gaan eten. Interviewer: Welke kleren had u toen aan? Geïnterviewde: Dat was een wit kleed, een kort kleed tot onder de knieën, met kant. Ik had een nieuw kleed gekregen. Ik had veel zusters natuurlijk. Ik had een nieuw kleed gekregen en dat was in kant. De zondag waren wij in ’t wit. En de maandag was gekleurd. Interviewer: Kunt u vertellen waarom dat zo was? Geïnterviewde: Dat was ceremonie, hé. Ja, dat was een grote plechtigheid vroeger voor de plechtige communie. Iedereen was mooi gekleed. De zondag moesten we naar de mis en de maandag dan was dat gekleurd. Interviewer: Welke betekenis had dat wit kleed? Geïnterviewde: Da was, iedereen was graag schoon ook in de tijd en iedereen was ovaardig. Dat was beige dat kleed, beige wol. Dat was voor de maandag. De zondag was ’t in ’t wit. Iedereen was in ’t wit. Nu dragen ze meestal voor de plechtige communie een jezuskleed. Maar vroeger niet, dat was elk het zijne, met een voileke achteraan. Daar heb ik geen foto van, dat is spijtig. De maandag was in ’t gekleurd. Dat was gelijk da ’k zeg, een beige kleed, dat was zo met voile belegd. Interviewer: Wat is dat precies die voile? Geïnterviewde: Dat was doorschijnend. Nu wordt dat ook gedragen, doorschijnend. Ik had daar een donkerblauwe mantel op en dat was met zilverdraadjes in. Dat was heel schoon. Mijn oudste zus, dat was een kleermaakster. Interviewer: De kleren werden zelf gemaakt. Geïnterviewde: Ze was elf jaar ouder dan ik. Ik was twaalf jaar en zij was al drieëntwintig. En daarmee dat was heel gemakkelijk, hé, om mooi gekleed te zijn. We moesten niet naar school de maandag natuurlijk. Maar de dinsdag moesten we terug naar school en dat was weer allemaal hetzelfde, gelijk dat het vroeger was. Interviewer: Welke kleren droeg u dan op school?
Geïnterviewde: Wij hadden altijd een voorschort aan. Dat was met plooien. Interviewer: Was dat dan een uniform? Geïnterviewde: Nee, dat was maar in ’t pensionaat. Ik ging dan nog naar de lagere school. Interviewer: Heb je daarna nog voortgezet onderwijs gevolgd, na de lagere school? Geïnterviewde: Ik heb dan nog één jaar naar de Maricolen geweest. Interviewer: En welke kleren droeg u toen? Geïnterviewde: Dat was goed. Dat was maar de gepensioneerden die moesten een uniform aanhebben. Wij waren half gepensioneerden en wij moesten geen uniform dragen. Dat gaf niet. Wij mochten dragen wat we wilden. Interviewer: Ook van kleuren? Geïnterviewde: Ja, dat gaf niet. Maar we mochten niet met blote benen lopen. Met lange kousen aan. Dat was in de mode hé. Interviewer: Kunt u even verder beschrijven wat u op school droeg? Geïnterviewde: Kousen en gewoon een schort en dat was met plooien en zo met een strik vanachter. Interviewer: Voor wat diende dat? Geïnterviewde: We moesten dat dragen om ons kleed te beschermen, verstaat ge ‘t? En nu wordt dat niet veel meer gedragen. Ik draag dat ook niet meer. Ik ben altijd in mijn kleed. Thuis of als ik ergens ga, ge kunt zowel uw kleed wassen of uw schort, das ’t zelfde. Interviewer: Kunt u nog even verder kijken naar de foto’s? Geïnterviewde: Er staan er misschien nog wel in. Kijk dat was in ons jonge tijd. Mijn man is nu ondertussen overleden, als wij nog niet getrouwd waren. Interviewer: Hoe oud was u toen? Geïnterviewde: Ik was toen drieëntwintig jaar. Interviewer: Hebt u nog foto’s van toen u tussen twaalf en zestien jaar was? Geïnterviewde: Ik denk niet dat er veel zullen inzitten, veel foto’s werden er niet getrokken. (toont haar kinderen op foto’s). Interviewer: Heeft u nog foto’s van uzelf? Geïnterviewde: Dat is hier nog een foto van mij, toen droeg ik nog een schort. Je ziet dat wel. Van mijzelf heb ik er niet veel. We hadden toch een grote familie. En hier had ik toneel gespeeld, maar toen was ik al te oud. Interviewer: Neemt u misschien opnieuw de eerste foto’s, dan kunnen we daar rond nog dingen vertellen. Kunt u even beschrijven wat u vroeger tussen twaalf en zestien jaar droeg, in het gewone leven? Geïnterviewde: A ja. Een kleed hé ja, er was niet te veel mode in die tijd van mooi te zijn, want als ik zestien jaar was, ik was nog een kind hé. Als ik achttien jaar was, is mijn zuster getrouwd, en ik wist de weg niet naar haar met de fiets. Ik wil zeggen daarmee dat wij niet veel op straat kwamen. Wij moesten altijd maar werken thuis. Interviewer: Welke kleren droeg u, toen u moest werken? Geïnterviewde: Een kleed altijd met een schort daarboven.
Interviewer: Die schort was niet enkel voor school. Geïnterviewde: We hadden één om weg te gaan. Als ik veertien jaar was, dat weet ik nog goed, dat was de zondag. De zondagnamiddag ging ik te voet naar de school en dat was een patronage, gelijk dat ze nu gelijk de KLJ hebben. Daar gingen wij naartoe de zondagnamiddag en dan gingen wij spelen met kameraadjes. Daar mochten wij kaarten en bollen en ook een danskoort. Voor kindjes hé. Interviewer: Wat droeg u toen? Geïnterviewde: Dat was een speciale voorschort. Dat was een rode met een carreau. Dat was iets speciaals voor de zondag. Interviewer: Was dat mooier? Geïnterviewde: Ja, dat moest toch een klein beetje proper zijn. Het was rood met geel. En dat was bij de nonnekes. De zuster zegt tegen mij: ‘Wat heb jij nu aan, ge zijt precies ne Marokkaan.’ Ik was natuurlijk wree geaffronteerd. Iedereen lachte met mij, ze lachten mij uit hé. Interviewer: Waarom lachten ze met u? Geïnterviewde: Omdat die zuster dat gezegd had. Ik was daar ovaardig op, want mijn zuster had dat gemaakt en dat was heel mooi. En ik krijg daar azo een affront van die zuster… Interviewer: Mocht u dat dan niet dragen? Geïnterviewde: Toch wel, maar ja dat was iets speciaals. Interviewer: Wat droegen de anderen dan? Geïnterviewde: Iets doodgewoon hé. Dat was iets speciaals met carreau met rood en geel. Dat weet ik nog goed. Interviewer: Was dat ook met een schort in de jeugdbeweging? Geïnterviewde: Jaja, iedereen had een schort aan, boven het kleed. Interviewer: Stel u even voor dat u in uw jeugd voor uw kleerkast staat in uw kamer, kan u vertellen wat daar in te vinden was? Geïnterviewde: Goh ja, dat was eigenlijk niet te veel. Een mantel voor naar de mis te gaan voor de zondag. Een paar schoenen, ook voor de zondag. Kousen ook. Interviewer: Welke schoenen waren dat? Geïnterviewde: Zwarte, gewone platte schoenen. Botten, dat bestond nog niet. Ik heb wel nog botten gedragen, maar niet op die manier… Ik heb nog een foto, dat was in 1940, dan was ik éénentwintig jaar. Ik heb daar een foto van en dat was de huldiging van de nieuwe pastoor en dat was wree koud. Dan is er een foto genomen van mij, met mijn twee zussen. Mijn zus en ik hadden dezelfde mantel die mijn zus gemaakt had. Interviewer: Jullie droegen dezelfde kleren. Geïnterviewde: Ja. Dat was dan mode van die wijde mantels en ik zag dat niet graag. En dat was met een lederen centuur, dat weet ik nog altijd goed. Dat was een wree warme wintermantel. Ik had platte schoenen aan en ik had kousen aan en ook zo chausettes daarboven, omdat het wree koud was. Interviewer: Werden er kleren uitgewisseld onder elkaar? Geïnterviewde: Nee, dat waren elk zijn kleren.
Interviewer: Volgde u een bepaalde stijl? Geïnterviewde: O nee, nee daar werd niet naar gekeken. De vrijdag mochten we geen vlees eten en we kregen een halve haring met patatjes en groentjes en soep. Mijn zus deed dat, dat waren rijstkoeken. Dat was voor de vrijdag. Interviewer: Droeg u de vrijdag dan ook speciale kledij? Geïnterviewde: Nee, dat was de hele week hetzelfde. Interviewer: En dat was… Geïnterviewde: Gewoon, uw werkkleren, een kleed met een schort daarboven. En wij hadden altijd houten kloefen aan om te werken, klompen. Interviewer: Dus u droeg dezelfde kledij als u ging werken, naar school ging en thuis. Geïnterviewde: Ja. A nee, als ik naar school ging niet. Dat waren andere. Dat waren propere kleren. Om te werken waren dat altijd dezelfde en dat werd dan af en toe gewassen. Meestal moesten we om de veertien dagen wassen, dat was dan nog met de hand. Interviewer: U moest zelf uw kleren wassen. Geïnterviewde: A ja natuurlijk, dat was een hoop jongens, dat was nogal de moeite dat wij moesten wassen. Er was geen droogkast, geen wasmachine, geen zwierder, niets hé. Allemaal met de hand. Interviewer: Had u een voorkeur voor bepaalde kledij? Droeg u bepaalde kleren liever dan andere? Geïnterviewde: Oh, feitelijk niet, daar werd niet veel belang aan gehecht. Interviewer: Kunt u even wat meer zeggen over de kleuren en de vorm van de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Dat was meest blauw en donkerblauw. Want de mantel die ik en mijn zus droegen, dat was blauw gespikkeld. Ik weet dat nog altijd wree goed, dat was een wree mooie stof, voor in de winter. Dat moesten we zeker toch wel twee drie jaar na één dragen, in de winter. Interviewer: En in de zomer? Geïnterviewde: Dan iets licht, zo een licht rokje en een vestje boven. (Ze vertelt verder over bijlessen die ze volgde en ze had veel honger toen ze thuis kwam) Interviewer: Waren er bepaalde gelegenheden waar u nog andere kledij droeg? Geïnterviewde: Feitelijk niet. We gingen nergens naar toe. Naar de kermis mochten wij nog niet gaan. We deden wel mooie kleren aan om naar de mis te gaan de zondag. Interviewer: En voor de jeugdbeweging. Geïnterviewde: Dat was een schort hé. Interviewer: Droeg u vroeger een broek? Geïnterviewde: Dat mocht niet. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Dat was niet beleefd, hé. Dat was voor de jongens. Ik weet nog goed, ik had thuis toch een keer een broek aan, van mijn broer dan, en mijn buurvrouw passeert
daar en ze zegt: ‘Oela, dat is hier een … (onverstaanbaar) hé.’ Dat mocht niet, zeker niet, bijlange niet. Interviewer: Kunt u even vertellen welke betekenis die kledij voor u vroeger had? Welke functie? Geïnterviewde: Vroeger werd daar niet veel over gesproken, over zoveel jaren. Dat was niet veel… Iedereen was wel schoon, maar om te zeggen… Wij hadden nog wel voorkeur omdat mijn zus naaister was. Wij hadden wel mooie kleren, als we weg gingen. Ik heb veel kostuumkes gaat, zo bruin met een carreau. Interviewer: Wat is zo’n kostuum? Geïnterviewde: Een rok en een vestje, en een blouse eronder. Dat weet ik nog goed. Interviewer: Alle kleren werden door u zus gemaakt. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Kon u dan kiezen welke kleren u droeg. Geïnterviewde: Ja, we moesten kiezen uit een boek, het model. Ze had een groot boek, zelfs één van Brussel, maar alle soorten staaltjes op. Je kon daaruit kiezen. De prijs stond daarop, hoeveel het kostte per meter. Dat was een boek van Brussel, dat noemde Journal. Interviewer: Waren er nog tijdschriften waar je je inspiratie uit haalde voor uw kledij? Geïnterviewde: Nee, dat was niet van de kledij. Dat waren boeken voor te lachen. ‘Karikatuur en lachedingen’, daar konden we veel mee lachen. Dat was een weekblad, en dat noemde zo. Interviewer: Keek je dan naar de kledij? Geïnterviewde: Jaja en zo moppen die erin stonden. Interviewer: Keek je ook specifiek naar de kledij? Waarom keek u daarnaar? Geïnterviewde: Ja, dan zie je een keer wat iemand anders droeg. Dat was eigenlijk wree leuk, met zo een hoop kan je goed lachen hé. Dat was een geestige hoop. Interviewer: Met de hele familie. Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Zijn er nog tijdschriften waar u naar keek? Geïnterviewde: Dat valt mij niet direct in, het is al zo lang geleden ook. Interviewer: Ging u soms naar de winkel om kleren te kopen? Geïnterviewde: Moeder kocht dat hé. En mijn oudste zus. Interviewer: Naast de kleren die gemaakt werden, gingen uw moeder en uw zus winkelen. Geïnterviewde: Ja, ik had daar niks op te zeggen hé. Dat was dragen wat we kregen. Interviewer: U had geen inspraak in uw kledij. Geïnterviewde: Nee, hoegenaamd niet. Interviewer: Waarom was dat? Geïnterviewde: Ouders waren baas hé. Maar nu niet meer, nu zijn de kinderen veel meer ontwikkeld. Ze gaan tot achttien jaar naar school en zoal.
Interviewer: Welke kleren kochten uw moeder en uw zus? Geïnterviewde: Niet veel bijzonders hoor. Als ik dan achttien, twintig jaar was, dan was dat al iets anders, dan was dat iets meer zelfstandig. Dat was mijn oudste zus die daarover besliste, zelfs over mijn trouwkleed heeft ze beslist. Interviewer: Naar welke winkels gingen ze dan? Geïnterviewde: Naar Deinze, mijn moeder was vandaar afkomstig. Interviewer: Waren er bepaalde merken in de mode? Geïnterviewde: Dat bestond nog niet. Interviewer: Waren er sommige kledij in de mode? Geïnterviewde: Er waren wel mensen die dat volgden. Interviewer: Kunt u omschrijven welke kleren dat waren? Geïnterviewde: Alle soorten van mooie kleuren. Mensen gaven dan veel geld uit aan kleren, dat bestaat nu nog. Maar met zo een hoop, ons moeder was nog… niet dat we iets tekort hadden, ver van dat, maar met zo een hoop en tegen dat alles gekleed en gedaan is, moesten wij daar niet veel over beslissen. Verstaat ge? Interviewer: Ja. Hadden de kleren die u droeg een waarde voor u? Geïnterviewde: We moesten daarmee content zijn met hetgeen wat we kregen, tuurlijk. Interviewer: Was u bewust bezig met uw kledij toen u zo jong was? Was u daarmee bezig, dacht u daarover na of werd daarover gesproken? Geïnterviewde: Feitelijk niet. Als we iets nieuws hadden… Ik zeg het ik heb altijd, als ik jong was heb ik een keer mantel gekregen en dat was een rode carreau met zwart. Dat was heel mooi. En dat kwam van Brussel. Ik heb dat zeker een jaar of twee gedragen. Er waren veel van mijn kameraden die daar jaloers van waren. Dan was het démodé, uit de mode, en mijn zus heeft daar een kleed van gemaakt voor mij. Dan was ik wederom mooi hé. Ik had daar een bruine vest boven en ik was weer in ’t nieuw. Interviewer: En uit welke winkel kwam dat dan uit Brussel? Geïnterviewde: Die stof hé, dat hadden we besteld uit dat dikke boek. Ik weet niet meer hoe die winkel noemde. Interviewer: U zei dat die mantel niet meer in de mode was, wat was er dan wel in de mode volgens u? Geïnterviewde: Normaal is een carreau, je bent daar vlug op uitgekeken. Dat was wree schoon hoor, want ik was het pluimke uit de kerk, verstaat ge? Niet dat ik moet stoefen op mezelf, dat niet. Ik had dat gezegd tegen mijn zus en mijn moeder, ik zou toch een nieuwe mantel willen, het is toch altijd hetzelfde. A ja, ’t is goed, ik zal er dan een kleed van maken hé. En een bruine vest erop en ik was weer in t’ nieuw. Interviewer: Speelden uw vrienden een rol in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: We hadden niet veel vrienden, we waren ook met een grote hoop en er zijn nooit vrienden mee naar huis geweest. Ons moeder zou dat misschien niet gewild hebben ook, er was al lawaai genoeg met zo een hoop. Interviewer: Speelde uw familie een grote rol in de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Ja. Iedereen kreeg ieder jaar iets nieuws, als er iets versleten of uit de mode was, gelijk dat ge zegt. Ze waren daarmee akkoord de anderen.
Interviewer: Uw moeder had inspraak in uw kledij, wie nog? Geïnterviewde: (toont foto) Ah hier zie, mijn oudste zus. Interviewer: En uw vader? Geïnterviewde: Die trok zich dat niet aan. Interviewer: Wat mocht je wel en niet dragen van uw moeder? Geïnterviewde: Zeker geen blote armen en geen blote benen, gelijk bij de nonnekes. Interviewer: Waarom mocht dat niet? Geïnterviewde: Dat was niet zedig hé. Interviewer: Had u een voorbeeld waar u zich naar kleedde? Geïnterviewde: In de Journal, daar stond de mode in hé, zo qua kleuren en al, dat werd gevolgd hé. Met dat mijn zus naaister was, moesten wij modellen hebben waar we uit konden kiezen hé. We mochten daaruit kiezen als zij iets maakte voor ons. Interviewer: Ging u naar andere manifestaties die met kledij te maken hadden? Geïnterviewde: Nee, dat niet. Ik denk niet dat dat al bestond vroeger? Interviewer: Bepaalde sommige waarden of normen uw kledij? Geïnterviewde: Feitelijk nee, daar weet ik niets vanaf. Interviewer: Was er soms discussie met uw ouders over kledij? Geïnterviewde: Nee, dat nooit. Ik heb nooit een woord tegengesproken. Dat mochten wij niet vroeger. Wij moesten alles wel aanvaarden, zo en niets anders. Interviewer: Welke gevoelens had u bij de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Dat was vroeger niet erg die kledij, we moesten ze lang dragen voor te werken. We moesten altijd maar werken en altijd kuisen en wassen. Interviewer: En de kledij buiten de werksituatie? Geïnterviewde: dat was allemaal ’t zelfde, daar zat niet veel verschil in. We hadden kleren om te werken en voor de zondag, dat was al. Interviewer: Werd er kledij geruild? Geïnterviewde: Nee. Dat was elk zijn kledingsstukken. Interviewer: Waren er nog andere mensen die een zeg hadden in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Als je iets nieuws aan had dan zeggen de mensen dat uit de buurt wel en dan zeiden ze van dat gaat u goed. Dat gebeurde wel. Er werd wel over gepraat, ze waren er wel mee akkoord. Interviewer: Bepaalden zij dan ook uw kledij? Geïnterviewde: Nee, feitelijk niet. We mochten dat zelf kiezen, met mijn zus erbij natuurlijk. Mijn zus is nooit getrouwd geweest, ze is elf jaar ouder dan mij. Interviewer: Is er anders nog iets dat je nog wil vertellen over de kledij? Geïnterviewde: Nee, feitelijk niet. Wij gingen naar school op onze kloefen. En in de winter lag de sneeuw zo hoog en ik ging met mijn broers door de sneeuw met mijn klompen en kousen. En voor de zondag hadden we dan gewone schoenen aan. En in 1938 zijn de caoutchou botten gekomen. Maar vroeger bestonden geen botten, dat waren klompen.
Interviewer: Dan denk ik dat we kunnen afronden. Bedankt om mee te werken. Geïnterviewde: Dat is een kleintje. Nagesprek Een uniform was er niet vroeger, alleen voor die van het internaat. We droegen toch hetzelfde.
Irma, 1942, Gent Geïnterviewde: Waar is mijn trouwkleed nu weeral? Interviewer: U bedoelt van uw plechtige communie? Geïnterviewde: Ja ja ja, dat vind ik wel de mooiste foto hé. Toen was ik elf jaar. Interviewer: Beschrijft u eens die foto. Geïnterviewde: Dat was mooi hé. En dat kerkboek heb ik ook nog altijd. Mijn haar was zo in een permenant gedaan, dat was zo met ijzers daarop en uw hoofd ging zo van de ene kant naar de andere kant, dat was effenaf van vroeger. Interviewer: Wat had je aan? Geïnterviewde: A ja dat. Dat trouwkleed en mijn horloge. Handschoentjes. Interviewer: Was dat een wit kleed? Geïnterviewde: Ja ja, dat was spierwit. En dat is een voile, dat vertok vanuit uw haar. Vroeger was dat gelijk een trouwer hé. Interviewer: Welke betekenis hadden die kleren? Geïnterviewde: Ja, dan werden wij gedoopt zeker, allé gevormd. Ik moest dan nog in de tijd zes weken op voorhand alle dagen naar de kerk en ge moest uw catechismus vanbuiten kennen. Interviewer: Moest u dan speciale kledij aan doen? Geïnterviewde: Nee, gewoon hé. Dat was voor dat ik naar ’t school ging, ’s morgens vroeg, oftewel ’s namiddags, dat weet ik niet zo goed meer. Interviewer: Had u andere kleren voor uw plechtige communie en het feest? Geïnterviewde: Awel dat was dezelfde dag. Dat was twee dagen vroeger hé. Dat was de plechtige communie en dat was den tweede dag. (toont foto). Interviewer: Wat had u toen aan? Geïnterviewde: Ik denk dat dat een blauw kleedje was of een groen, ik weet het niet. Met zo een kanten kraagje en een kruisje. Dat was mijn moeder, vader en mijn broer. En met die permenant… Ik weet nog altijd dat het slecht weer was. Interviewer: Welke kleren droeg u in het dagelijkse leven toen u tussen twaalf en zestien jaar was? Geïnterviewde: Zestien jaar, jongens toch. Dat was in de tijd, wacht ze… Mijn hersens gaan dikwijls een keer achteruit. Maar ik weet nog altijd goed, ik heb het al gezegd, ik was wree zot van Brigitte Bardot hé. Daar was ik wree aan gehecht. Interviewer: Was zij een voorbeeld voor u? Geïnterviewde: Ja ja, en dat haar ook. Dat haar is zo opgestoken en we waren zo geschminkt en al. Dat was in de tijd als ik een jaar of zestien zeventien was, toen was dat ook al zo. Interviewer: Kunt u de kleren van Brigitte Bardot beschrijven? Geïnterviewde: Wel, dat was zo in de tijd gelijk dat ge nu die moslims hebt met een sjaaltje aan, liepen wij vroeger ook met zo een sjaaltje aan. Dat was zo doorschijnend in alle
kleurtjes, in ’t groen en… Ja, ge moest dat dragen rond uw hoofd tot hier (toont de kin). Dat was toen mode hé. Interviewer: Wat is er nog zo aantrekkelijk aan Brigitte Bardot? Geïnterviewde: Ik deed die haarstijl zo achter. Ook die lijntjes kon ik goed trekken. Ik had zo een eyeliner. Vanaf mijn zestien zeventien was dat. En mijn moeder zei een keer tegen mij “uw ogen”… Ik zeg, waarom… Ja dat was mode hé. Moeder: Die mensen waren dat niet gewoon é ja. Geïnterviewde: Maar vroeger was dat niet zwaar geschminkt, juist dat lijntje. Het accent dat je op je ogen legt dat ze zeggen hé. Dat hebben ze mij vroeger wijsgemaakt. Ik heb dat altijd gedaan, ja. Interviewer: Welke kleren droeg u tussen twaalf en zestien? Geïnterviewde: Ja… Ik ben streng opgevoed thuis. Ik was negentien jaar dat ik getrouwd ben, omdat ik moest trouwen. Maar als ik zestien jaar was dat was zo een beetje gelijk nu, nee gelijk nu niet. Hoe moet ik dat nu zeggen. Maar niet modern hé. Interviewer: Wat bedoelt u met niet modern? Geïnterviewde: Gelijk nu. Maar de mode van toen, dat was ook schoon, ze. We kregen dan ook zo een kleedje met zo een centuur rond uw middel opgespannen, dan was ik smaller. En met drie onderrokken aan hé. Petticoats, ge ziet dat hé. Dat was de mode van Amerika. Heb je die film niet gezien van Grease? Dat hadden ze ook aan hé, en met die platte schoentjes daaronder, ballerina-tjes en met witte sokjes. Dat heb ik gedragen. En daar had je zo een gouden centuur op of een zilveren, met een rok of een kleedje dat zo wijd stond. We hadden zo drie onderrokken aan. En als ge u draaide… En van onder dat rokje moest er dikwijls zo een kantje komen. Dat was onze stijl. Interviewer: Wanneer droeg u dat? Geïnterviewde: Ik mocht de eerste keer uitgaan als ik zeventien jaar was van mijn ouders. Interviewer: Was dat de schone kledij of voor in de week? Geïnterviewde: Dat was schone kledij, want in de week werkte ik. Dat was dan een rok en zo. Interviewer: Wat droeg u boven de rok? Geïnterviewde: Zo een vestje zo zeker, ’t is al te lang geleden. Interviewer: Droeg u dan vooral kleedjes en rokken? Geïnterviewde: Kleedjes hé, en hier zo spannend, ge moest u opspannen in de tijd met een centuur en dan stond dat zo wijd. Dat was die petticoat, zo gelijk in Grease en Saterday Night Fever. Dat was schoon hé, en met die netkousen. Interviewer: Keek je naar de kleren die deze mensen droegen in die films? Geïnterviewde: Ja, zeker. Dat was mijne tik. Ik moest van mijn ouders van als ik veertien was, naar de avondschool gaan, voor te leren naaien, om mijn eigen kledij te maken. En toen heb ik zelf mijn eigen gemaakt, maar ik had daar geen interesse voor. Maar ik moest gaan. Vier jaar ben ik daar naar toe geweest. Maar ik droeg nog kleren dat ik zelf gemaakt heb. Maar allemaal zo simpele dingen hé. Ik heb zo een kleedje dat ik zelf gemaakt heb, op school. En onder dat kleedje deed ik dan zo een petticoat aan. Dat was zo rood. (toont foto). Zie je ’t met die centuur? Dat is dan een beetje wijd, met platte schoentjes. En als ik weg ging, want ik was zeventien jaar als ik de eerste keer mocht weggaan, met ballerina-tjes en witte sokjes. Ik had onder dat kleedje nog twee onderrokken, maar dat was stijf hé. Dat
stond dan zo wijd. Dat was schoon hé en als ge u draaide, ge zag heel uw onderbroek. Dat was mijne stijl. Ik vond dat mooi. Interviewer: Welke stijl was dat? Geïnterviewde: Dat was de rock ‘n roll stijl. De jaren val Elvis. (toont foto). Dat kleedje heb ik zelf gemaakt. Er stonden allemaal namen van filmsterren op die stof. Dat was een zwarte centuur en een rood kleed en ik had een rode hoed aan. Dat was de tijd van de rock ‘n roll. Ik was zestien jaar dat ik leren bibokken heb. Interviewer: Welke kledij deed u aan om te gaan werken? Geïnterviewde: Mijn gewone kledij, een rok en een blouse, niet modern hé. Ik weet dat eigenlijk niet meer zo wat ik aan had. Gewoon, maar niet slordig. Ik wist wel wat ik moest aan doen. Ik had dikwijls zo een pulleke aan met een beetje décolleté, dan was ik een jaar of zestien. En ook zo een beetje uithalen, zo ge weet wel. Ik was redelijk gesteld en ik droeg dan een bh en ik express zo (ze steekt haar borst vooruit). Dat was de tijd van de rock ‘n roll. Dat was feitelijk onze tijd. Interviewer: Welke kleren droeg u in uw vrije tijd? Geïnterviewde: In de week liep ik niet buiten. Ik mocht alleen buiten de zondag. Interviewer: Had u daarvoor speciale kledij? Geïnterviewde: Zo mijn zondagskledij, gelijk die kleedjes dat ik zelf gemaakt hebt. En als ik bij mijn vriendin mijn nagels lakte, maar als ik thuis kwam moest dat er weer af. Mijn vader was zeer streng. Interviewer: Mocht u sommige kleren niet aan doen van uw vader? Geïnterviewde: Dat was feitelijk zo erg niet omdat ik meestal normaal gekleed liep, niet te extravagant. Vroeger waren de mensen veel strenger dan nu. Ik denk dat kinderen nu meer baas zijn over hun ouders. Die gaan zeggen ik doe dat aan, de kinderen kiezen en ze doen dat aan. Interviewer: Mocht u uw kleren kiezen vroeger? Geïnterviewde: Bwoa ja, ik droeg in de tijd graag hoge hakken. Dat draag ik nu nog graag. Maar alle weken waren mijn hakken kapot. Dat waren zo stelten. Alle weken moesten mijn schoenen gemaakt worden, als ik mocht beginnen uitgaan, hé. En als ik om nieuwe schoenen mocht gaan, dat was in de tijd in de Shoepost op de Korenmarkt, mijn moeder zei, niet dure hé. Ik zei nee nee. En als ze zei niet te hoog, dan kwam ik met hogere naar huis. Ik kon wree goed gaan op hoge stelten. Interviewer: En kon u andere kleren kiezen? Geïnterviewde: Niet te extravagant, gewone kleren, beetje voor thuis. Maar een keer als ik getrouwd was, deed ik mijn eigen goesting. Ik deed dat om thuis niet te shockeren. Interviewer: U wist wat uw ouders wensten. Geïnterviewde: Ja, ja. Interviewer: Welke kleuren droeg u? Geïnterviewde: Mijn kleuren waren vroeger wit, rood en zwart. Nu nog altijd. Rood, wit, geel ook, allemaal felle kleuren. Dat zag ik allemaal graag. Interviewer: Ging u tussen twaalf en zestien naar school? Geïnterviewde: Tot mijn vijftiende ben ik naar school geweest.
Interviewer: Welke kleren droeg u toen. Geïnterviewde: Dat staat nog op die foto’s ook, spijtig dat ik ze niet mee heb. Gewone kleren ook zo. Interviewer: Geen uniform. Geïnterviewde: Nee, ik ging naar de stadsschool, zo een gemeenteschool. Interviewer: Was dat verschillend van de kleren die u thuis droeg? Geïnterviewde: Gewone kleren. Niet gelijk dat (wijst naar haar kleindochter), geen topkes. Gewone kleren, een bloesje en een rokje, ook met platte schoentjes met kousen aan. Interviewer: Had u anders nog speciale kledij voor bepaalde gelegenheden? Geïnterviewde: Ik denk dat niet. Bij ons thuis was er ook maar één die werkte, dat was mijn vader. Ik heb maar tot mijn veertien jaar naar school geweest en dan was in juni het school gedaan en in augustus moest ik dan al aan ’t werk. Vroeger moest ge niet naar school gaan tot uw achttien jaar. Interviewer: Welke functie had de kledij voor u die u droeg? Geïnterviewde: Ik weet het niet. Juist dat ik mijn kleren zelf gemaakt heb, dat was mijn goesting. Op mijn negentiende was ik dan getrouwd en dan begon ik andere kleren aan te doen. Interviewer: Ging u soms winkelen? Geïnterviewde: Bij nee, ik denk dat niet. Gaan winkelen ja, gewoon naar de winkel en de bakker. Interviewer: En naar kledingszaken? Geïnterviewde: In ’t stad ne keer met mijn vriendin, maar dat was gewoon door de Lange Munt lopen, ge weet wel hé, arm in arm zo een keer. Dat was al. Interviewer: Gingen jullie dan ook naar de winkels? Geïnterviewde: Misschien om naar de jongens te kijken als ge zestien zeventien jaar zijt. Interviewer: Maar niet specifiek voor de kledij. Geïnterviewde: Nee nee nee. Interviewer: Ging u soms met uw moeder winkelen? Geïnterviewde: Mijn moeder ging niet graag buiten. Dat was een huisduif. Interviewer: Werden de kleren dan gekocht voor u? Geïnterviewde: Ik moest dan ook met mijn ma meegaan, zie je dat graag of zie je dat graag? Interviewer: U ging dus wel mee naar de winkel. Geïnterviewde: Ja ja ja, maar ik mocht ook niet zelf mijn goesting kiezen. Interviewer: Naar welke winkels gingen jullie dan? Geïnterviewde: In de Veldstraat. Dat was in de tijd van de Innovation, dat was juist voor naar Sinterklaas te gaan daar. Juist naast de Innovation, daar was ook een winkel geweest en daar gingen wij ook binnen. Maar speciaal kleren kopen, wij wisten dat niet… Interviewer: Waar haalde je dan uw kleren?
Geïnterviewde: Ik peins dat dat ook was in de goedkope winkels zeker, ik zeg het, ik weet het niet meer. Interviewer: Maar ging uw moeder uw kleren dan kopen? Geïnterviewde: Ja ja, ik mocht meegaan hé. Dat was misschien ook maar één of twee keer in ’t jaar. Dan mocht ik nieuwe kleren krijgen. Bijvoorbeeld Nieuwjaar en een keer als er nog iets te doen was. Misschien twee keer in ’t jaar nieuwe kleren. Interviewer: Mocht u dan kiezen? Geïnterviewde: Ja, dan mocht ik kiezen. Interviewer: Was er dan soms discussie tussen u en uw moeder omtrent kleren? Geïnterviewde: Nee nee. Dan zei ze, ge hebt het nu gehad, nu niet meer afkomen hé. Interviewer: En tussen u en uw vader? Geïnterviewde: Mijn vader was een beetje strenger. Interviewer: Droeg u merkkledij? Geïnterviewde: Bij nee. Moeder: Dat was zo niet vroeger, dat bestond nog niet. Geïnterviewde: Misschien wel, maar dat we dat niet weten, hé Christine. Ik ben geboren in ’42, als ik een jaar of zestien was, dat was in de jaren ’50. Interviewer: Waren er nog andere mensen die uw kleren maakten? Geïnterviewde: Nee, ik zelf, in de avondschool. Omdat mijn ouders wilden dat ik later mijn kleren zelf ging maken, maar ik ging tegen mijn goesting naar die avondschool. Maar ik heb toch iets moois gemaakt, gelijk dat kleedje. Interviewer: Hadden de kleren die u droeg een waarde voor u? Geïnterviewde: Ja, gelijk dat rood kleedje, dat mocht niet weg. Ik heb nog rokjes die ik graag zag en dat hield ik dikwijls voor de zondag. Maar in de week was het zo gewone kledij. Interviewer: Was u bewust bezig met kleding? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Of met de mode? Geïnterviewde: Dat mocht allemaal niet vroeger. Bij mij toch niet, misschien bij die rijke mensen wel ja, maar bij ons mocht dat niet, ge weet wat ik bedoel hé. Interviewer: Nee. Geïnterviewde: In onze tijd, als ik een jaar of twaalf was, hadden zij het geld niet. Interviewer: Het mocht niet te veel kosten. Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Speelden uw vrienden een rol in uw kledij? Geïnterviewde: Ja, die had schonere kleren aan en ik ook wel dus ja. Interviewer: Jullie vergeleken elkaar. Geïnterviewde: Wel, mijn vriendin waarmee ik in de Lange Munt liep, die had een duffelcoat aan. Kende dat? Zo met die oude knopen met zo van die zware stof. Ik had ook zo een kort mantelke en zij die duffelcoat. Allé zogezegd, ik was een beetje jaloers van haar.
Maar we waren toch de beste vriendinnen. Ik mocht dan dikwijls een keer haar mantel aandoen. Interviewer: Jullie ruilden kleren onder elkaar. Geïnterviewde: Juist in ’t stad hé. En diene vest heb ik ook gemaakt op de avondschool, dat was met streepjes en dan zo een batch met Elvis op. Interviewer: Bekeek u soms modebladen of tijdschriften? Geïnterviewde: Ja ja. Interviewer: De welke? Geïnterviewde: Wat was er dan in de tijd. Bestond Libelle al? Het Rijk der Vrouw. Interviewer: Keek u daar naar de kledij? Geïnterviewde: Wel ja, een keer naar kijken, ja. Kende dat, een keer naar kijken, maar ge kunt er niet aan. Dat wilde ik wel dragen hé, ja. Interviewer: Keek u op TV naar kledij? Geïnterviewde: Goh ja, dat was vooral Kapitein Zeppos en het nieuws. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen uw kledij? Geïnterviewde: Dat weet ik niet meer. Moeder: of het belangrijk was. Geïnterviewde: Goh, juist mijn mooie kledij, die ik zelf gemaakt heb, waar ik mee mocht weggaan. Maar ik zeg het, ik was zeventien jaar dat ik voor de eerste keer mocht weggaan. De zondag hadden we zo een koekoek thuis, ik stond klaar met mijn vest en om negen uur thuis hé en vijf na negen of… Interviewer: Welke gevoelens had u bij de kledij die u droeg? Geïnterviewde: Als ik schoon gekleed was, wel ja, ik was fier. Interviewer: Toonde je dat? Geïnterviewde: Tuurlijk. En in de week, als ik mijn weekskledij aan had, dan droeg ik dat in de week. Interviewer: Waren er nog andere mensen die een zeg hadden in uw kledij? Geïnterviewde: Feitelijk niet. Interviewer: En uw ouders? Geïnterviewde: Ik droeg hetgeen dat zij zeiden. Dat is al lang geleden. Interviewer: Zijn er nog dingen die u daar rond kan vertellen? Geïnterviewde: Ik weet het niet meer. Ik weet wel dat ik mij graag schminkte in de tijd met mijn vriendin, met die lijntjes, als ik mocht uitgaan hé. Mijn nagels lakken en dat moest af ’s avonds. En streng opgevoed, dat is niet gelijk nu. Nu beginnen ze maar uit te gaan ’s avonds om twaalf uur. Interviewer: We kunnen het gesprek afronden. Bedankt.
Nagesprek Ze deed wat haar ouders zeiden. Ze droeg graag hoge hakken. Ze deed een kleed aan met een lang onderbroek daaronder. Aan dat lang onderbroek was er kant en ze liet dat zien, dat was sexy. Het onderkleedje was ook met kant en dat lieten ze ook zien.
Simonne, 1945, Gentbrugge Interviewer: Denk eens terug aan de tijd van toen u jong was. Welke kleren droeg u toen? Geïnterviewde: Van mijn twaalf jaar dus. Vanaf mijn plechtige communie in feite. Ik weet goed, op mijn plechtige communie, had ik een wit kleed van mijn moeder. Familie van ons heeft dat genaaid. Want ik was vreselijk mager en dat was wreed moeilijk om kleren te kopen, in die tijd. Er was niks dat paste, dus je moest dat laten maken. Interviewer: Hoe zag dat wit kleed er precies uit? Geïnterviewde: Dat was hier met plooitjes vooraan, en aan mijn mouwen was dat ook met platte vouwtjes en een grote strik vanachter. En zo een opstaand officierskraagje. Interviewer: Welke kleren droeg u dan nog? Geïnterviewde: Op mijn tweede dag, vanboven was dat ook zo een kleine kraagje, recht, en vanonder had ik een plooirok aan met een vestje en een wit hoedje. Dat weet ik nog. Dat was heel schoon. Interviewer: En was dat ook wit? Geïnterviewde: Nee, dat was een licht ruitje. Dat was licht, licht grijs. Heel licht grijs, dat weet ik nog. Interviewer: Was die tweede dag dan het feest? Geïnterviewde: De eerste dag was ’t ook feest en de tweede dag ook. Interviewer: Waarom had u twee verschillende tenues? Geïnterviewde: Dat was vroeger zo. De eerste dag waart ge in ’t wit en dan kreeg je ’t vormsel. En de tweede dag was het de dankmis en dan moest je niet in het wit zijn, omdat het zogezegd uw tweede dag was, zeiden de mensen. Maar nu is dat ook niet meer. Dat bestaat nu niet meer. Vroeger was dat zo dus. De eerste dag werden wij over het algemeen gevormd en dan moesten wij in ’t wit. En de tweede dag mocht je zelf kiezen, dus tweededagskledij zeiden wij daartegen. Er waren ook plaatsen waar de bisschop de tweede dag kwam en dan moest je weer een wit kleed aandoen. Voor het vormsel moest ge in ’t wit zijn. Maar nu is dat een paterskleed die ze huren van de kerk, de eerste dag. Interviewer: Welke kleren droeg u in het gewone leven? Geïnterviewde: Ik weet zeker, mijn moeder breide veel. Dus al ons pulls werden gebreid met de hand en ons vestjes ook, dat was meestal gebreid. Het was dus juist een lange broek of rok. Mijn moeder zat ganse dagen te breien. Interviewer: Stel u even uw kleerkast voor, van vroeger. Wat zat daar allemaal in? Geïnterviewde: Rokken, bloesjes, T-shirts. Dat waren natuurlijk zo geen T-shirts met fantasie gelijk dat ze nu dragen. Dat was meestal effen. En ons rok kwam tot een beetje onder onze knie, want korter in die tijd mocht niet, dat moest. Ik had geen uniform. Ik ging niet naar een school waar je een uniform moest dragen. Daar hadden we ook geen verplichting. Interviewer: Droeg je dezelfde kledij die je thuis droeg op school? Geïnterviewde: Nee. In onze tijd was dat dus, wij gingen naar school en dat waren onze kledij voor ’t school. En ’s avonds als wij van ’t school thuis kwamen moesten wij ons kledij van thuis aandoen. Iedere avond dat wij van ’t school thuis kwamen was dat eerst de kledij van thuis aandoen.
Interviewer: Wat waren de verschillen tussen de kledij van school en thuis? Geïnterviewde: De kledij van ’t school waren deftiger en die van thuis was dat al iets om mee te spelen, dan moesten we daar niet naar kijken. Maar voor die van ’t school, daar moest je zorg voor dragen. Dat waren ons regels hé. Dat was een regel, dat we dat nu moesten zeggen, amai. Dat was zo, wij waren met vijf thuis en dat was zo. Van ’t school komen en kledij van thuis aandoen. Als we dan weggingen de zondag, hadden we zondagskleren. Dat waren dan kleren voor de zondag. Dat kwam in de week niet uit de kast of tijdens de schoolperiode, ja toet, als de fotograaf kwam op school, dan mochten we onze zondagskleren aandoen om naar ’t school te gaan. Interviewer: Welke kleren waren dat dan voor de zondag? Geïnterviewde: Dat waren kleedjes met poefmouwen. Dat was beige en er liep daar zo een streepje met rood en wit, met een rood kraagje. Amai. Mijn moeder heeft veel kleren voor mij laten maken omdat ik zo mager was. Ik had dan een grijs kleedje gehad. En een licht grijze rok met een vestje en een bloesje op. Licht grijs en dat bloesje was met oranje vouwen. We hadden dat ook laten maken, omdat ik graag zag. Interviewer: Werd dat gekozen uit een boek? Geïnterviewde: Dat was een boek, maar ik weet niet meer uit welke modeboek. Dat was een winkelke waar we gingen, waar die madam naaide voor de mensen. Ik had dat zien staan in een boekske en ik zou dat graag hebben en mijn moeder heeft dat laten maken voor mij. Ik heb dat lang gedragen. Interviewer: Mocht je uw kleren zelf kiezen? Geïnterviewde: Wij mochten wel kiezen, maar mijn moeder ging altijd mee. Wij gingen mee dus en wij mochten wel kiezen van ik wil graag dat of dat. Maar mijn moeder keek natuurlijk. Als ’t niet goed was volgens haar, dan moesten we maar iets anders kiezen. Maar meestal… Dat was niet gelijk nu om te zeggen ik ga naar de stad achter een rok of achter een blouse. We gingen mee met mama en mama zei kijk, ge moogt dat hebben, maar eerst een keer kijken of dat deftig is. Interviewer: Volgde u een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Naar welke kleding ging uw voorkeur uit? Geïnterviewde: Veel lange broeken. Nu nog. Ge zult mij bijna nooit zien met een rok. Ik denk dat ik zelfs geen rokken heb in mijn kast. Interviewer: Was dat dan ook tussen uw twaalf en zestien jaar? Geïnterviewde Ja ja. Veel lange broeken, maar toen droeg ik nog rokjes ook. Interviewer: Ik hoorde veel van de oudere generatie dat lange broeken eigenlijk nog niet mochten voor vrouwen. Geïnterviewde: Ja, dat mocht wel lange broeken. Het was ook te zien van welke school dat ge zijt. Want degene die een uniform hadden, mochten maar bij uitzondering, in de winter, een lange broek dragen, als ’t zeer zeer koud was. Als ’t uniform was, mocht dat niet. Maar wij gingen naar de stadsschool en daar hebben wij niet veel beperkt tegen ons… (onverstaanbaar). Interviewer: Welke kleren droeg u in uw vrije tijd? Geïnterviewde: Dat waren ook shortjes. En weet je wat ik ook had, zo van die katoenen rokjes. Katoen met ruitjes, want het was mode van ruitjes.
Interviewer: Kunt u iets meer vertellen over de kleuren en de vorm van uw kledij van vroeger? Geïnterviewde: Ik heb een rokje gehad, dat was geel geruit met blauw op. Dat was een kort stuk vanboven, met hier zo vier knopen en vanonder was dat een plooirok. Ofwel gefronste rokjes. Wij hadden van alle kleuren. Interviewer: En de vorm van uw kledij? Geïnterviewde: Ja zo uitgedécolleteerd (ze wijst naar de Interviewer) moesten wij niet doen, ze. Dat mocht niet van thuis uit. Vroeger, met een kolleke of een beetje zo, maar niet veel. Dat kregen we niet. Interviewer: Welke kledingsstukken droeg u dan het meest? Geïnterviewde: In de winter veel de pullover die mijn moeder zelf gebreid had. En een broek, of een rok, een winterrok. Dat was meestal ook een rechte rok met winterstof, lichtgrijs of blauw of beige heb ik ook nog gehad. Interviewer: Waarom droeg u die kleren? Geïnterviewde: Om iets om ons lijf te hebben zeker, om niet in ons blootje te lopen. Interviewer: Waarom precies die kledij? Geïnterviewde: Omdat ik dat graag aan had. Ik zou ze anders niet aandoen. Interviewer: Waren er andere speciale gelegenheden waar je speciale kledij droeg? Geïnterviewde: Ja, de zondag. Interviewer: Of op feesten? Geïnterviewde: Ik was al ouder toen ik naar trouwfeesten ging. Interviewer: en kerstmis? Geïnterviewde: Zondagskleren. Achter een jaar kregen we nieuwe en die werden dan afgedragen tijdens de week, voor op ’t school. En ons andere kleren werden dan weekkledij. Maar ja, we groeiden, we konden het niet blijven dragen hé. Ik was de oudste, en achter mij was mijn broer, dus mijn zus, zij kon mijn kleren niet dragen, want er was vier jaar tussen. Interviewer: Kleren werden niet geruild. Geïnterviewde: Nee, er kon niet geruild worden, ze was te jong. Interviewer: Welke functies had de kledij die u droeg voor u? Geïnterviewde: Mijn ouders wilden dat wij deftig waren. Dus, ik moest altijd deftig zijn. Het mocht niet vreselijk kort. Interviewer: Welke betekenis had de kledij die u droeg voor u? Geïnterviewde: Mijn moeder liet veel maken en maakte vrij veel zelf, dus ja. Wij respecteerden dat, want er kroop daar veel werk in, alles breien en al. Dat is veel beter dan dat verkocht werd, en veel warmer in de winter. Die dingen die je zelf breit en de dingen die je koopt, dat is een groot verschil. Interviewer: Ging u soms shoppen op die leeftijd? Geïnterviewde: Als ik zestien jaar was, ik had dan een vriendin, dan ging ik samen met mijn vriendin naar ’t stad. Interviewer: Wat gebeurde er als je met uw vriendin ging?
Geïnterviewde: Ook gaan kijken naar de kleren, hé, ge kent dat. Ook een keer passen. Interviewer: Kochten jullie die kleren dan? Geïnterviewde: Als ik wist dat het mocht, dan kreeg ik geld mee. Maar dan was mijn moeder al gaan kijken, hoeveel dat dat ongeveerd kostte, voor de prijs. Ze ging eerst eens gaan wat dat kost. Dan zei ik, a ja, ik heb dat gezien. A ja zegt ze, dat kost ongeveer zo veel. Dan ga ik naar ’t stad met mijn vriendin. En dan zegt ze, hier je hebt geld mee, dan doe je dat mee als je ’t graag wilt. Dan gingen we de winkels af tot wanneer dat ik iets zag. We gingen niet naar huis tot we iets hadden. Ik moest altijd om acht uur ’s avonds thuis zijn. ’t Is niet gelijk nu, als ze zestien jaar zijn, dat ze op straat lopen tot tien uur. Ik moest om acht uur binnen. Interviewer: Had u het soort kledij al voor ogen als u ging winkelen? Geïnterviewde: Ja, want meestal had ik al eens in ’t stad gelopen. Meestal wel. Interviewer: Naar welke winkels ging u dan? Geïnterviewde: Ik weet nog goed dat wij naar de Veldstraat gingen. Wat was er dan vroeger, zo een grote winkel. Ge had daar een winkel met mantels en rokken en bloesen. Dat was daar aan het justitiehuis, juist daarnaast. Ik weet niet meer hoe dat noemde. Maar dat bestaat niet meer. Interviewer: Was dat een grote winkelketen of een boetiek? Geïnterviewde: Dat was geen boetiek, dat was een grote winkelketen. Daar gingen wij meestal, omdat je daar ook van alles kon krijgen, rokken, blouses, broeken, mantels, van alles. Ik heb daar een lange mantel gekocht ook. Interviewer: Droeg u merkkledij? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Weet u welke merken er toen in de mode waren? Geïnterviewde: Dat ik het niet weet. Ik weet niet of merken al bestonden. Interviewer: Ging u soms winkelen met uw moeder? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Wat gebeurde er toen allemaal? Geïnterviewde: We gingen gaan kijken. Dan was er discussie soms, want ik zag dat graag en zij zag dat liever. En uiteindelijk zei ze dan, ja, pakt dan uw goesting. Gij moet het dragen, zei ze, niet in de kast leggen! Ge kunt zoiets kopen en daarachter in de kast leggen. Interviewer: Je mocht uiteindelijk wel… Geïnterviewde: Uiteindelijk kreeg ik het dan toch. Dan is dat van, ja maar mijn vriendin op ’t school heeft dat ook aan en ge kent dat hé. En pakt dan da, hé. Interviewer: Hoe vaak ging u shoppen? Geïnterviewde: Toch één keer in de maand kreeg ik een keer iets nieuws, een rok of een blouse. Eén keer per maand mocht ik mee om iets te kiezen. Interviewer: Hadden de kleren die u droeg een waarde voor u? Geïnterviewde: Soms de kleren had ik graag aan, dat het spijtig was dat ze te klein waren.
Interviewer: Was u bewust bezig met kleren en mode? Geïnterviewde: Nee. Ik keek wel in de blaadjes, maar eigenlijk zo bewust om te zeggen van ja kijk, ik zou liever dat of dat hebben, nee. Maar ik keek ook een beetje naar mijn moeder haar portemonnee. Als ge met vijf kinders zijt, dan kun je niet voor de ene wel iets kopen en voor de andere niet, dus moeder keek ook een beetje naar haar budget. Interviewer: als je naar die modebladen keek, welke waren dat? Geïnterviewde: Ik weet dat dat het Rijk der Vrouw was. Interviewer: Keek u dan naar de kleren? Geïnterviewde: Ja, ik keek naar de kleren, dat ik zeg van dat is schoon en dat is schoon. Of dat er schone pullkes in stonden. Dan zei ik tegen mijn ma, dat is een schone pull. Zegt ze: Zou je dat willen? Ik zeg, ja ja. Dan ging zij wol kopen en zegt ze, ik zal één breien en toen maakte zij dat achter. Ze breide dat soms. Interviewer: Speelden uw vrienden een rol bij de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Nee. Mijn vriendin ging wel mee, maar als ik zeg, ik zie dat graag, dan pakte ik dat. Interviewer: U zei daarnet, in de situatie van uw moeder, mijn vriendinnen hebben dat ook. Geïnterviewde: Ja, ze hebben dat ook, maar ze dragen dat ook. Ik zag dat op ’t school hé. Ik zei dat ik dat wou hebben. Awel pakt gij da, zei mij moeder. Als mijn moeder zou gezegd hebben, nee ge krijgt dat niet, dan moest ik pakken wat zij mij aanbood of ’t was niets. Dat of niets, zei ze. Interviewer: Wat was volgens u de mode in die tijd? Geïnterviewde: De mode… Dat was de tijd van die wijde broeken die zo opkwamen, maar ik heb zo ene gehad, ik weet dat nog. Zo een blauwe, met zo wijde pijpen, vreselijk wijd, want ge zag mijn voeten niet meer. En lange mantels, tot onder mijn enkels. Interviewer: Volgde u de mode? Geïnterviewde: Als we weg gingen wel. Maar tijdens de week… Maar voor weg te gaan de zondag, toen ik zestien jaar was, dan wel. Interviewer: Welke kleren droeg u toen u wegging? Geïnterviewde: Ik heb een keer een groen kleedje gehad, die rok was zo bolachtig. Dat was met een zwarte kraag op, in een bladervorm. Dat was zonder mouwkes. Ik heb dat dan veranderd. Mijn moeder heeft dan nog mouwen gehaakt en dat daar in genaaid en een andere kraag op gezet ook. Dus ik had weeral een keer iets nieuws. Interviewer: Keek u naar TV? Geïnterviewde: Ja, wij hadden een TV thuis. Interviewer: Lette u daar op de kledij die de mensen droegen? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Had u een bepaald voorbeeld? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen de keuze van uw kledij?
Geïnterviewde: Normen… Ge kunt altijd zeggen, ge hebt normen. Ik zag er altijd graag deftig uit, niet opvallend. Dat mocht niet van thuis, opvallen, dat moest deftig zijn. Interviewer: Welke gevoelens had u bij uw kledij? Geïnterviewde: Ik voelde mij daar goed bij. Ik heb daar nooit niet veel kopzorgen van gemaakt. Als ge achttien was, mocht ik toch mijn goesting doen, dus. Interviewer: Was er soms discussie met uw ouders over uw kledij? Geïnterviewde: Discussie, niet veel. Juist dat het soms was dat ik het te lang vond en mijn moeder zei dat het goed was. Dan maakten wij geen discussie daarover. Interviewer: Hoe werd u kledij in uw vriendenkring ervaren? Geïnterviewde: Ze vonden dat goed. Ik heb dat nooit gehoord dat het niet goed was. Interviewer: Werd er daarover gepraat onder elkaar? Geïnterviewde: Ja, in ’t school wel. Soms vroegen ze: Waar heb je dat gekocht? Ik heb dat daar weesten halen. Of, dat kleur zie ik liever, of dat ander model. Dat was nog niet gelijk nu, op ’t school. Niet hetzelfde gelijk ze nu in ’t school doen. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Nee, dat heb ik nooit gedaan. Interviewer: Waren er andere mensen die uw kledij bepaalden of daar een zeg in hadden? Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Zijn er nog dingen die u kunt vertellen daarover? Geïnterviewde: Volgens mij is het alles. Mijn moeder breide veel, pullkes en al, dat was bijna altijd met de hand gemaakt. Interviewer: Ok, dan kunnen we afronden. Bedankt.
Gilberte, 1945, Melle Interviewer: Kunt u even teruggaan in de tijd, toen u tussen 12 en 16 jaar was, en mij vertellen welke kleren u toen droeg? Geïnterviewde: Toen ik naar school ging, was dat als kleren geen uniform. Wij hadden wel zes jaar een schort gedragen. We zijn begonnen met zwarte schorten en daarna is dat veranderd in een blauwe en een roze schort. Dat was eigenlijk een kiel. Dus met lange mouwen en met een centuur. De ene week was het de blauwe kiel, omdat ze gewaar werden met die zwarte schorten, dat ze soms een jaar aan de kapstok gingen zonder dat ze gewassen werden. Daarom hebben ze dat veranderd. Maar de kledij op zich was vrij. Interviewer: Dat was in het middelbaar? Geïnterviewde: Dat was in het middelbaar. En we moesten altijd kousen dragen. En wij mochten geen jeans dragen. Dit is de periode dat de jeans begon op te komen. Interviewer: Welke periode was dat ongeveer? Geïnterviewde: Dat was 57, 59, 60. Dus voor de jaren ’60 nog. Dat was heel in het begin dat die jeans opkwam. Die jeans dat werd dan ook zeer strak gedragen, dat moest allemaal spannen. En dat werd op school niet getolereerd. Zelfs lange broeken dragen wij niet. Of het moest al tijdens de winter, als het vriesde dat kraakte. Wat er wel een periode de mode is geweest, is van die gekleurde colans, rode, blauwe, groene, alle mogelijke kleuren. Ik ging met de fiets naar ’t school en zelfs dat kreeg ik niet van mijn vader. Dat was geen kledij om mee aan te lopen. Dat was te gemeen. Interviewer: Welke kleren droeg je wel om naar ’t school te gaan? Geïnterviewde: Heel normale kleren, ’t is te zeggen, een plooirok omdat ik met de fiets ging of toch een rok dat een beetje wijd was, een regenmantel erover of in de zomer toch een gilet of een vest. Over het algemeen nogal van goede makelij, maar dan moest je daar dan een paar jaar mee doen. Interviewer: Vanwaar kwamen je kleren dan? Geïnterviewde: Mijn kleren werden… wij hadden iemand, een naaister. Dat was een dame die gevlucht was uit Duitsland en hier haar brood verdiende en wat naaide. Ik had dus een zus die zes jaar jonger is en soms maakte zij voor ons alle twee dan een keer een mantel. Mijn moeder kende iemand die veel breiwerk deed en die liet dan voor ons twee een pullover breien en dan kocht ze daar een rokje op, dat daar mee samen ging. Ik had ook een tante die in confectie deed, maar die deed niet anders dan bloesjes, maar dat was in die tijd niet anders dan katoentricot. Dat was nog voor de nylon, de nylon bestond dan nog niet zo. Dan kreeg ik een keer voor mijn verjaardag een bloesje. Of mijn moeder zou misschien al een keer eentje gekocht hebben. Meestal was dat de ene week die blouse en de andere week dan ging die in de was, of twee keer in de week, en dan waren er twee reserves. En de week nadien was ’t weer van dat. Er lag daar zo geen stapelke. Alle kledij die we kregen, nieuw, dat mochten wij tijdens de week niet aandoen. Dat was voor de zondag. Dat was voor als we een keer ergens naartoe gaan of als er een keer bezoek kwam. Dat waren de zondagskleren, in Gent zeiden ze de koeferkleren. Interviewer: Welke kleren waren dat dan op school? Geïnterviewde: Die kleren, maar die dan van ’t jaar te voor waren, die mochten wij dan ’t jaar nadien afdragen. Interviewer: Als je thuis kwam van ’t school, of in je vrije tijd, droeg je dan dezelfde kleren van ’t school?
Geïnterviewde: Dezelfde kleren van ’t school, ja. Als het dan zomer was, dan zou mijn moeder wel een short gekocht hebben, voor naar zee te gaan of zo, of een bloesje laten maken bij diezelfde naaister die daar op ging. Of soms een keer een pull. Ik heb ook nooit geen kleren gedragen van mijn moeder, want mijn moeder was veel fijner of dat ik was. Ik ben altijd zwaarder geweest en mijn moeder was ook in die tijd heel mager. Het was dus niet om te zeggen van die of die kan dat nog afdragen. Mijn zus was zes jaar jonger, dus die droeg ook geen kleren van mij. Interviewer: Werden de kleren vooral gemaakt? Geïnterviewde: Dat was wisselvallig. Dat was volgens wat we nodig hadden en dat ze dacht dat ze daar iemand had om dat te laten maken. Interviewer: Waren het vooral de ouders die voor u kleren kochten? Geïnterviewde: Ja. Uiteraard ging ik wel mee, en ik zeg niet dat ik ook niet eens mocht zeggen van “dat zie ik liever”. Maar de prijs speelde ook een rol. En mijn vader was verschillend van mijn moeder. Mijn vader zou eerder er meer geld aan uitgegeven hebben, maar dan moest ik er ook vijf jaar mee doen. Mijn moeder zou eerder naar het goedkopere gekeken hebben en moest ik er ook misschien vijf jaar mee doen. Maar mijn vader zei, voor school en ook voor andere dingen, dat moest schoon, dat moest kloek zijn, maar we moesten er ook lang mee doen. Interviewer: Waren uw ouders bepalend in de keuze van uw kledij? Geïnterviewde: Ergens wel, ja. Mijn moeder wel, mijn vader minder. Het was ook zeer klassiek. Zeker niet marginaal of niet deftig. Het moest altijd deftig zijn. Korte rokjes heb ik nooit niet moeten dragen, ook door het feit dat ik altijd zwaarder geweest was, maar toch, het zou toch niet gepakt hebben. Interviewer: Zij hadden daar dus wel hun zeg in. Geïnterviewde: Ja, zeker en vast. Interviewer: Zaten daar bepaalde waarden of normen achter? Geïnterviewde: Ik denk dat dat een beetje komt, mijn vader kwam uit de periode dat de mensen oorlog meegemaakt hebben en zijn moeder was een huisvrouw en die had vier kinderen en die maakte uit een oude mantel van bompa, maakte ze nog een mantel en nog een broekje voor de kleine. Iedere frank werd tien keer omgedraaid voor hij uitgegeven werd. Die mensen wisten wel dat de kinderen, als het winter was, goede schoenen moesten hebben, en die kochten ook goede schoenen. Maar, die werden altijd op de groei gekocht, zodanig dat ze er twee jaar mee konden doen. Als er iets kapot was, ik heb dat van mijn grootmoeder dikwijls gezien, zelfs mijn grootmoeder breide voor mij een pull en het jaar nadien was dat een beetje versleten, de mouw bijvoorbeeld, awel, oma trok dat dan een beetje uit en er werd daar een nieuw boordje aan gezet of een andere kolleke aan gezet en ik kon er nog een jaar mee verder. Interviewer: Welke kleuren en welke stijl hadden uw kleren in de winter en de zomer? Geïnterviewde: Altijd klassiek. Tegen dat ik achttien jaar was, dan kreeg ik wel een lange broek, als het vakantie was of zo. We gingen dan naar Sint Rafaël en naar Sint Tropez, alle meisjes en jongens liepen daar dan met zo een roze hemd aan, dat was in, dat was hip. Ten slotte ben ik met zo’n hemd mee naar huis gekomen. Als ik daarmee thuis kwam, een beetje gebruind met een blauwe lange broek en die hemd daarop en mijn moeder zei, goh, nu zie je er net een zigeuner uit. Dat was zo. Interviewer: Als je jonger was, had u dan de kans om die hippe mode te dragen?
Geïnterviewde: Nee. Interviewer: Welke mode was er toen? Geïnterviewde: Dat waren de jaren van Silvie Vertan, Sheila, enzovoort. De haren nogal kort en achter de oren. Het haar altijd gecrepeerd. Ja, hoe was die kledij. Eigenlijk tamelijk eenvoudig. Dat was van mijn 18 jaar, toen begonnen de lange broeken wat op te komen. Maar als je ons Belgische zangeressen van die tijd bekijkt, dat waren de cocktailjurken. Dus als er iets te doen was en we waren 18 en er was al eens een thé dansant dan werd er een cocktailjurkje aangedaan met een beetje zijde of een beetje kant. Het haar werd dan ook dikwijls opgestoken, maar dat is meer naar 18 jaar. Interviewer: Die cocktailjurken droeg je dan niet op jongere leeftijd. Geïnterviewde: Nee, want er was ook geen gelegenheid om ze te dragen. Het was maar in het laatste jaar dat er een keer een thé dansant gegeven werd samen met het atheneum en het lyceum en de jongensschool. Dat was dan een thé dansant in de namiddag, daar mochten we een keer naartoe gaan en dat vond meestal op school zelf plaats. Interviewer: Waren er andere gelegenheden dat je andere kledij kon dragen? Geïnterviewde: Wij moesten niet in ’t stad lopen of gaan paraderen in ’t stad. De huizen die er waren, nu zijn die modehuizen echt op de jeugd afgestemd met boem boem boem muziek en wat weet ik allemaal. Bij ons bestond dat niet. Dat waren allemaal schone winkels in ’t stad en ook duurdere en minder duurdere. De Grand Bazar bestond in Gent, nu de Innovation. Daar bestond dan ook kledij tot het meer goedkopere tot en met het duurdere. Interviewer: Als je ging winkelen met je mama hoe verliep dat dan? Geïnterviewde: Wij gingen juist gaan winkelen als we iets nodig hadden. Ik spreek wel in die jaren. Na mijn 18 jaar is dat veranderd en zeker op mijn 20 jaar als je dan met de auto begon te rijden en zo, dan was dat wel anders. Tot mijn 18 jaar ging er maar naar ’t stad of naar winkels gegaan als we iets nodig hadden. Interviewer: Mocht u dan kiezen? Geïnterviewde: Mocht ik wel zeggen wat ik graag zag, maar zoals ik zei, de prijs speelde een rol en hoe veel keer ga je dat aandoen. Als zij dacht dat ik dat toch niet ging aandoen, dan kregen wij dat zelfs niet. Interviewer: Naar welke winkels ging je? Geïnterviewde: Naar de Grand Bazar gingen we minder omdat mijn vader van oordeel was dat ge beter naar een deftige winkels ging waar je deftige zaken kon kopen. Dat was in ’t stad in de Veldstraat, maar ik denk dat van die winkels niets meer overschiet nu. Interviewer: Hoe heetten die winkels? Geïnterviewde: Dat weet ik niet meer. Interviewer: Ging je soms alleen of met vrienden winkelen? Geïnterviewde: Nee. Dat mocht, … Nee. Interviewer: Droeg u merkkledij? Geïnterviewde: Nee. In die periode denk ik dat de merkkledij ook nog niet zo in was. Toch zeker niet voor de jeugd. Interviewer: Welke kleren droeg u op uw plechtige communie?
Geïnterviewde: Dat was nog de periode dat je twee tenues had. Enerzijds had je uw plechtige communie kleed, dat was met kant en voile. Maar dat is afgekocht van iemand anders die zijn plechtige communie het jaar de voor heeft gedaan. Ik moet eerlijk zeggen, dat kleed, dat hebben we zelfs niet naar de nieuwkuis moeten doen, er was daar niks aan. Mijn moeder heeft dat afgekocht. Mijn andere kledij hebben we gekocht, ook weer, mijn vader was drukker, en die had hier en daar iemand die ook een klerenwinkel ofzoiets had. Dan deed ik mijn plechtige communie en mijn zus is zes jaar jonger en deed haar eerste communie en kreeg ook een wit kleedje, maar dan ook nog een ander tenuetje. Dat tenuetje en mijn tweededagskleren dat was hetzelfde. Dat was gekocht bij een klant van mijn vader, in een winkel. Interviewer: Hoe zagen die kleren eruit? Geïnterviewde: Dus de eerste dag, de dag van uw plechtige communie, dat waren uw eigen kleren en geen paterskleren zoals ze nu doen. En daar liep je de hele dag mee aan, dus ook op het feest. De volgende dag was dat vormsel. Dan deed je terug diezelfde witte kleren aan en na ’t vormsel dan gingen die kleren meestal af en je deed uw andere kleren aan. Vroeger was dat de mode dat de mensen mij als communicant…, dat wij bij familie gingen, bij buren gingen en moest je uw prentje afgeven en dit en dat. En als je dat de tweede dag deed, was dat in uw tweededagskleren. Maar ’s morgens had je meestal uw witte kleren aan. Interviewer: Hadden de kleren die u droeg een bepaalde waarde voor u? Geïnterviewde: Neen eigenlijk niet. Interviewer: Welke functie had de kledij die u vroeger droeg? Geïnterviewde: Proberen om er netjes uit te zien. Een keer dat ik ouder dan 18 jaar werd ben ik begonnen met bijvoorbeeld wijde rokken los te doen en met een patroon een andere rok te maken. Mijn moeder vond dat ik altijd een schone rok had en ik kreeg geen andere. Dus de enige oplossing was om zelf enen te maken uit stof die ik had. Interviewer: Was u bewust bezig met uw kledij of de mode? Geïnterviewde: Nee, niet bewust bezig. Maar ik heb toch ergens wel altijd er interesse voor gehad. Interviewer: In welke zin? Geïnterviewde: Dat ik zeer weinig kledij kreeg, toch altijd ergens een verlangen om toch eens iets anders te hebben. Interviewer: Welke kleuren droeg u toen? Geïnterviewde: Nogal veel blauw, donkerblauw, wit, zeker geen kleuren die gemeen waren, de standaardkleuren: een mooi rood, een donkerblauw, hier en daar eens grijs misschien. Kleuren die niet te veel opvallen. Ook weer hetzelfde, en dat heeft een rol gespeeld, ik ben altijd zwaarder geweest. Dus als je dan zoiets droeg… Interviewer: Wat was het verschil tussen winter- en zomerkledij? Geïnterviewde: Winterkledij was een goede zware mantel, goede schoenen, winterschoenen, botienen, botten kan ik mij niet herinneren. Een goede regenmantel, omdat ik met de fiets naar ’t school ging. En in de zomer dat was dan zomerrokjes, kleedjes en als we een keer naar zee gingen shortjes. Shorts werden veel gedragen in die tijd. Interviewer: Waren er bepaalde modebladen of tijdschriften waar je in keek? Geïnterviewde: Neen, tot mijn zestien jaar zeker niet.
Interviewer: Keek je in boeken met patronen? Geïnterviewde: Dat bestond wellicht wel, maar dat was mijn moeder die zei “dat is wel een schoon model” of ze liet een pull breien bij Gusta, dat was een pull met een V bijvoorbeeld, zo een groenen. Dus wij hebben bijvoorbeeld één goede gilet. Dat was het, we hadden geen tweede of derde. We hadden één witte blouse en we hadden een keer een pull met een rok of zo, maar dat was niet zoals nu dat ze een stapel met pullekes hebben, … Dat bestond niet. Interviewer: Het was zo dat de moeder iets liet maken voor u… Geïnterviewde: Als ik bijvoorbeeld zei, krijg ik eens een nieuwe pull, awel ‘k zal Gusta eens enen doen breien, zei ze dan. Dat deed ze dan soms wel, als ze vond dat dat nodig was. Interviewer: Keek u toen al naar tv? Geïnterviewde: Wij hebben maar tv gehad als mijn zus haar plechtige communie gedaan had, dat moet ’63. Mijn grootouders hadden eerder televisie. Daar mochten we dan soms eens de zaterdag of de zondag gaan kijken. Interviewer: Lette u daar op de kledij of de mode? Geïnterviewde: Als je naar een amusementsprogramma keek, als dat nu onze Belgische zangeressen waren of…, alles waar zangeressen in kwamen, dat waren gelijk filmsterren, zo met een kleed en een schone kol en met zo een taille en een wijde rok. Dat was de mode. Die mensen kwamen op televisie en waren in feestkledij. Neem om het even welke foto van Elisabeth Taylor die kwamen in de tijd met kleedjes en niet met strakke jeans. Dochter van de grootmoeder: Ik herinner van mijn moeder dat zij wel oog had voor mode en voor mooie dingen. De omstandigheden waren er gewoon niet. Geïnterviewde: Ja. Bij ons thuis had dat weinig of geen waarde. Het geld was er niet voor. Al het geld ging naar het bedrijf van mijn vader en van op het moment dat wij eten en drinken hadden en kleren aan ons lijf hadden en dat proper was, dan was dat goed. We hebben nooit moeten zeggen dat we met schoenen of kleren liepen die kapot zijn, dat niet. Maar we hadden geen twintig reserveparen. Interviewer: Had u een bepaald voorbeeld? U noemde verschillende namen. Geïnterviewde: Ja, ik had wel voorbeelden, maar ik kon er niet mee mee omdat ik altijd zwaarder geweest ben. Interviewer: Wie was dat? Geïnterviewde: Vooral de Franse, in het tijdperk van Claude Français, Sheila, Sylvie Vertan, Jo lemans in België. Als je die foto ziet van in Sint Rafaël, een blauwe langebroek met zo een roze hemd erop, dat was het van het in Frankrijk. Ik kwam ermee thuis en ze zei je ziet er juist een zigeuner uit. Interviewer: Welke gevoelens had u bij uw kledij? Geïnterviewde: Soms goed, soms niet goed. Soms goed, omdat het nieuw was, maar als je het soms verschillende jaren moet dragen, was het soms dat je zei, weer die rok. Gelijk dat ik u zeg, op de duur smijt ik hem los en maakte ik mij er iets anders van. Ik heb er foto’s van. Interviewer: Was er soms discussie met uw ouders over uw kledij? Geïnterviewde: Zeker en vast, zeker als je wat ouder werd. Interviewer: En tussen uw 12 en 16 jaar? Geïnterviewde: Nee, daar was niet veel aan te discussiëren.
Interviewer: U droeg wat van u verwacht werd. Geïnterviewde: Ik zeg niet dat ik niet een keer mijn gedacht mocht zeggen. ’t Feit dat ik ook zwaarder was, zal mijn moeder toch gekeken hebben naar kleren waar dat ik een beetje beter sta. Interviewer: Hoe was dat onder uw vriendenkring, werd daar gepraat over kleren? Geïnterviewde: Daar werd wel eens gezegd, ik heb een nieuw rokje of ik heb dat nieuw. Er werd meer over schoenen gesproken, want dat was de periode dat de hoge hakken opkwamen. En er waren er op school en die kwamen naar school met hoge hakken. Interviewer: Dat mocht. Geïnterviewde: Dat mocht. Maar dat mocht van mijn vader niet. Ik ben nog geweest dat ik met mijn fiets naar mijn tante reed, toen was ik ongeveer 18 jaar, wij hadden dezelfde maat van schoenen en er was dan een thé dansant op het atheneum en ik reed met mijn fiets naar Mariakerke achter een paar schoenen van mijn tante om aan te doen om naar die thé dansant te gaan. Want thuis had ik niet anders dan een paar platte schoenen of en paar botienen. En mijn vader ging mij zeker geen schoenen kopen met hoge hakken omdat het dan een keer een thé dansant was. Dat deed hij niet. Interviewer: Werden er soms kleren geruild? Geïnterviewde: Ik denk het niet. Mijn moeder had maar één zuster die twee zoons had. Interviewer: Dat was niet echt van toepassing. Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Waren er anders nog mensen die uw keuze van uw kledij bepaalden? Geïnterviewde: Tussen de 12 en 16 jaar, neen. Interviewer: Waren het dan vooral uw ouders die er een zeg in hadden? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Zijn er anders nog dingen die je wilt vertellen? Geïnterviewde: Nee, het enige wat, dat was niet voor de kleren alleen, dat mijn vader maar zei, later moet je er zelf maar voor werken. Als je dan werkt, kan je u meer kopen. Dat heb ik dan ook gedaan. Interviewer: Bedankt voor de medewerking.
Annick,1965, Afsnee Interviewer: Wat staat er op de foto’s? Geïnterviewde: Op deze foto was ik 12. Dan had ik een jeansrokje en een T-shirtje aan. Hier draag ik een broek en een T-shirt. Dat droeg ik eigenlijk meestal. Dat was altijd heel gewoon. Een broek, een T-shirt en een trui erover. Ik ging ook bijna nooit kleren kopen. Ik kreeg die altijd van mijn zus of van andere mensen. Wat droeg ik? Gewoon wat ik had. Ik stelde mij ook niet de vraag wat wil ik dragen. Mijn moeder zorgde voor die kleren. Dat was gewoon dragen wat er was. Ik ging ook naar een uniformschool, dat was allemaal zonder nadenken. Ik heb ook wel een hippieperiode gehad. Dan droeg ik een lange rok en een lang hemd. Ik droeg toen ook veel zwart. Dat was toen ik 16 was. Dat was heel slonzig. Interviewer: Droeg je vaak rokken? Geïnterviewde: Heel weinig eigenlijk. Zo eens op een communiefeest ofzo. Dan droeg ik eens een rok of een kleedje, maar dat gebeurde zeer weinig. Dat is hier nog een foto van op vakantie. Ook daar droeg ik dan gewoon een short en een Tshirt. Interviewer: En welke kleuren hadden jouw kleren? Geïnterviewde: Ik vind dat een heel moeilijke vraag. Ik was daar toen niet bewust mee bezig, met wat ik droeg. Ik was gisteren nog een het denken wat ik allemaal droeg, omdat je vandaag ging komen. Ik ben nu bijna 42 en nu pas begin ik mij bezig te houden met een stijl en kleren. Ik was daar vroeger echt niet mee bezig. Ik deed de kleren aan die in mijn kast lagen. Maar waar kwamen die vandaan? Ik zou het zelf niet goed weten. Ik had dan gelijk 3 T-shirts: een gele, een groene en een blauwe. Ik had dan ook een blauwe trui en een zwarte. En een broek, dat was het ongeveer. Ik droeg kleren gewoon om kleren aan te hebben. Interviewer: En zo zag je kleerkast op de leeftijd 12-16 jaar ongeveer uit? Geïnterviewde: Ja, absoluut. Totaal niet van wat is stijl en wat past bij wat. Interviewer: Had je veel kleren? Geïnterviewde: Neen, helemaal niet. Ik had daar ook wel last van. Ik ging altijd naar een uniformschool. Blauw en wit. Ik had dan een aantal propere dingen voor op school. Het is niet alsof er niet genoeg geld was, we hadden er wel de middelen voor. Maar ik had geen hele kleerkast ernaast. Ik had hoofdzakelijk propere uniformkleren. Ik had niet veel kleren ernaast. Van sommige zaken had ik dus maar 1 ding. Ik had een blauwe zomerjas en een blauwe winterjas en dat was het. Ik had geen winterjas in een andere kleur. Ik had niet zo veel kleren en ik was ook dikwijls beschaamd in mijn kleren. Mijn moeder heeft zo nog eens een broek verwijd voor mij. Verlengen en verkorten is ok...maar verbreden! Zo had zo eens tussen een broek nog een stuk jeansstof gestoken. Hoh, ik durfde dat bijna niet aan te doen. Goedkope kleren waren dat ook. Er is zo eens een hele periode geweest rond Miletvesten. In de Aldi hadden ze dan jassen gelijk die Miletjassen. Mijn moeder heeft dan voor mij nog zo een jas gekocht. Maar ik had zeer weinig kleren. Op mijn 12 jaar ben ik eens naar Zwitserland geweest met mijn school en dat iedere keer: wat ga ik meedoen? Als een vriendinneke eens vroeg of ik wou blijven slapen, dan durfde ik dat niet. Gewoon omdat ik niet wist wat ik moest aandoen.
Interviewer: En hoeveel broeken, rokken en kleedjes had je dan liggen? Geïnterviewde: Hoh, ik kan dat moeilijk zeggen. Ik had het gevoel dat ik bijna altijd hetzelfde aanhad. Ik denk een tweetal broeken en een paar T-shirts. Ik had dan ook een rok en een kleedje. Dat was zeker niet veel. We kregen echt vooral kleren van mensen wiens kinderen wat ouder waren. Als we dat dan kregen, hoh, t was kermis. Zo een zak vol kleren waarin we konden grabbelen. En kleuren...hoh...ik had een hekel aan groen en bruin. Dat zijn kleuren die ik nooit gedragen heb. Ik denk dat ik ook veel blauw en wit droeg gewoon, als ik niet naar school ging. Ik was gewend aan dat uniformkleur. Ik moest daar dan ook niet bij nadenken hé. Ik heb veel blauwe pulls gedragen dan samen met een jeansbroek. Interviewer: Had je bepaalde kledij waar je voorkeur naar uitging? Geïnterviewde: Ik had 1 rok van mijn moeder, een losse rok. Die deed ik heel graag aan. Interviewer: Was dat een korte of een lange rok? Geïnterviewde: Dat was een lange rok, tot aan mijn voeten. Als ik thuis was en in de vakantie deed ik die heel veel aan. Ik herinner mij 1 keer dat ik met mijn moeder naar ’t stad ging, naar een indisch winkeltje. Ik mocht toen een kleed kiezen dat ik graag zag. Dat was dan een hippiekleed, zo een boerekleed, heel los. Daar was ik stekezot van, dat heb ik heel veel gedragen. Maar verder...ik vraag mij af of ik daar wel mee bezig was: wat draag ik nu liever of wat draag ik niet graag? Ik stond daar niet bij stil. Ik heb een periode veel zwarte kleren gedragen met zo nen arafatsjaal. Maar ik had zeker geen bepaalde stijl. Interviewer: Volgde je een bepaalde stijl? Kun je deze beschrijven? Geïnterviewde: Neen, totaal niet! Ik weet nog dat ik dat als een gemis ervaarde. Ik weet nog als ik 15 was dat ik met 2 vriendinnen eens naar de zee ben gegaan. Dat waren meisjes uit rijkere milieus. Ik had niet het gevoel dat ik tekort had, maar zij hadden veel meer kleren dan mij. Als we dan weggingen waren zij heel lang bezig met wat ze gingen aandoen. Ik zat daar dan bij van jah, waar zijn jullie mee bezig? Interviewer: Welke kleren droeg je overdag in jouw vrije tijd? Verschilde deze van jouw avondkledij? Geïnterviewde: Gewoon thuis zou ik wel eens sneller een short of een trainingsbroek gedragen hebben. Dan was het nog minder belangrijk wat ik aanhad dan als ik naar buiten ging. Zo een groot verschil zat daar zeker niet tussen. Een rok en een kleed deed ik enkel aan op een feest. Dat was uitzonderlijk. Dat zou ik thuis nooit aangedaan hebben. Voor de rest droeg ik altijd dezelfde kleren. Ik was daar echt totaal niet mee bezig. Dat was gewoon kleden omdat je niet in je bloten zou rondlopen. Interviewer: Besteedde je aandacht aan de kleur en de vorm van uw kledij? Geïnterviewde: Kleur, ik was daar ook niet mee bezig. Buiten dan dat groen en bruin, dat ik niet wou. Mode, daar was ik niet mee bezig. Maar wel de breedte van de broekspijpen. Dat was zeer belangrijk. Als ik 15 was, dan waren dat smalle broekspijpen en dan zou je niet gedurfd hebben van iets bredere broekspijpen te dragen. Mijn moeder moest dan mijn broeken versmallen tot dat ik er niet meer in kon. Daar lette ik dan wel op. Interviewer: En jouw T-shirts bijvoorbeeld, moesten die eerder aansluitend zijn of waren die los? Geïnterviewde: Hoh, nu moet ik eens goed nadenken. Dat waren van die vierkante dingen. Zeker niet vrouwelijk. Dat was los en wijd. Ik heb toen geen aansluitende T-shirt gedragen. Waar ik mij gemakkelijk in voelde, dat deed ik het meeste aan. Zo een stretch jeansbroek en een losse T-shirt erboven. Van schoenen ook geen hakken, platte schoenen.
Interviewer: Je zei daarnet ook dat je meer broeken droeg dan rokken. Was er daar een reden voor? Geïnterviewde: Dat was verbonden met vrouwelijkheid. Ik had het gevoel dat al die aspecten van vrouwelijkheid, dat ik die niet kende. Ik was daar niet mee bezig. Het moest vooral gemakkelijk zijn. Een rok, dat was te stijf. Op die leeftijd was ik niet bezig met vrouwelijkheid. Een rok was niet gemakkelijk, voor fietsen. Dat was gewoon niet handig vond ik. Interviewer: Je zei daarnet dat er een uniform was op jouw school. Was dat enkel voor kleuren of waren er meer regels? Geïnterviewde: Dat was inderdaad donkerblauw en wit en dan nog een hele reeks regels over wat mocht en wat niet. Bijvoorbeeld geen korte rokken, geen lange maar tot aan de knie. Geen topjes met spaghettibandjes, geen T-shirt zonder mouwen. Dat waren dan dezelfde kleren die ik thuis droeg. Ik had daar geen last van. Behalve die kousen, dat droeg ik niet graag. Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden (bv. communie, als je ging dansen, de zondag)? Geïnterviewde: Als ik 15-16 was ging ik soms uit met vriendinnen. Maar ik weet niet meer wat ik droeg. Ik weet wel nog als er een familiefeest was, dan stond mijn moeder er op dat we iets nieuws hadden. Dat hoorde er bij. Dan was dat een rokske met een bloeske of een kleedje. Dat moest netjes zijn. Maar dat was zeker niet voor uit te gaan. Als ik wegging was dat gewoon een jeansbroek en een pull. Ik had een vriendin, en die was veel vrouwelijker. Ik keek daar wel naar op. Zij droeg een decolleté. Mijn vader zat daar zeker voor iets tussen. Mijn vader vond dat niet netjes. Ik vond dat wel mooi. Zij durfde haar borsten eens accentueren. Bij mij moest dat zeker niet geaccentueerd zijn. Ik vond dat wel mooi, hoe zij gekleed was. Maar dat kwam gelijk niet in mij op om dat ook zo te doen. Ik had wel op een bepaald moment het gevoel dat ik hakken moest dragen. Ik ben ook klein en ik wou wat groter zijn. Ik heb er dan gekocht en ik was daar thuis mee aan het oefenen. Dat lukte mij totaal niet en ik heb het dan ook maar opgegeven. Ik denk dat ik mijn uniform ook zelf droeg als ik ging gaan dansen. Dat liep allemaal door elkaar. Ik was eigenlijk nog te jong om te hippieperiode meegemaakt te hebben. Maar dat was toch echt nog dat slonzige, die losse kleren die ik heb meegemaakt. En vooral niet te deftig, dat zat er zeker nog in. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom draagt je die kledij? Geïnterviewde: Dat had absoluut geen betekenis voor mij. Pas als ik 18 werd had ik het gevoel dat ik eens een imago, een stijl moest ontwikkelen. Of misschien wel, maar dan in de omgekeerde zin. Dat niet-vrouwelijke kleden was een soort boodschap naar mijn vader. Bij ons thuis was kledij niet belangrijk. Ik vind dat wel enorm belangrijk dat ik dat naar mijn kinderen toe helemaal anders doe. Ik heb daar wel onder geleden. Ik was daardoor heel onzeker. Dat ik geen stijl had en niet veel kleren, dat heeft mijn eigenwaarde wel aangetast. Als ik dan zie hoe deugd het doet bij mijn dochters om met kleren om te gaan...Ik weet nog dat ik mij bij momenten slecht gevoeld heb. Zo van: ik spring er niet uit. Ik had het gevoel van, als ik meer geld zou hebben zou ik veel meer kleren kunnen kopen. Dan zou ik mij meer goed gevoeld hebben. Maar daar was bij ons thuis geen ruimte voor. Dat was niet alleen op het gebied van geld maar ook...we waren daar gewoon niet mee bezig. Er ging daar zeer weinig aandacht naartoe. Interviewer: Hoe zag een dagje shoppen er voor u uit? Geïnterviewde: Dat gebeurde gewoon niet. Ik kan mij niet herinneren dat ik ging shoppen achter kleren. Dat kan niet hé...Euhm...Kleren kopen was zeker geen activiteit op zich.
Misschien wel zo eens een jeansbroek. Ik heb een jeansbroek nodig, dan ging ik met een vriendin naar ’t stad. Dan kreeg ik geld van mijn moeder en dan ging ik zoeken tot ik er 1 vond. Voor de rest zie ik kleren die wij kregen of die mijn moeder meebracht. En ook kleren die je toevallig tegenkwam zoals in de GB. Maar gaan shoppen, dat was uitzonderlijk. Interviewer: En hoe vaak gebeurde dat dan? Geïnterviewde: Hoh, maximum 2 keer of 1 keer per jaar. Ik denk dat ik de momenten van mijn 12 tot 16 jaar op mijn hand kan tellen. Ik herinner mij ook 1 keer ik met mijn vriendin om cowboybotten ging. Dat was toen mode. Dat was een enorm heugelijk moment. Midden in de Veldstraat hebben we ze dan aangedaan. Ik ben ook soms alleen naar ’t stad geweest en alleen iets gekocht. Maar ik denk dat ik bijna zelf geen kleren kocht. Interviewer: Gebeurde het soms dat je samen met je moeder of andere familieleden ging gaan winkelen? Geïnterviewde: 1 keer ben ik een kleed gaan kopen met mijn moeder voor een feest. Ik herinner mij ook 2 keer dat mijn moeder iets liet maken. 2 keer was dat een rokske. Maar met mijn moeder, dat was niet in ‘t stad ze. Dat was naar een grote kledingzaak. Naar de C&A, dat was het! Dat was 1 van de weinige dingen. Dan was dat met de tram naar ’t stad, de C&A binnen en dan weer met de tram naar huis. Maar niet zo de hele tijd rondlopen naar verschillende winkels. Ik doe dat eigenlijk nog altijd niet graag. Interviewer: Ik heb je al horen vertellen over de GB, de C&A, dat zijn ketens. Gebeurde het ook soms dat je ging winkelen naar bijvoorbeeld boetieks, kleinere winkels? Geïnterviewde: Neen, ik kan mij dat echt niet herinneren. Kleren dat was echt een luxe bij ons, er werd daar liever niet te veel geld aan besteed. Bij ons was dat van je hebt niet meer kleren nodig dan je er aandoet. Interviewer: Had je het soort kledij al voor ogen als je ging winkelen? Of gebeurde het soms dat je ging winkelen omdat je zin had in iets nieuws? Geïnterviewde: Dat ging bij ons echt over nodig hebben. Als je broek kapot was, dan kocht je een nieuwe. Zo gaan kijken of er iets is wat je wou kopen, dat was verspilling, een luxe. Interviewer: Als je dan eens een broek ging gaan kopen, wat zocht je dan? Geïnterviewde: Dat moest zo gemakkelijk mogelijk zijn. Ik ben eigenlijk pas op latere leeftijd gaan denken dat er andere dingen zijn die ik kon dragen dan een T-shirt en een pull. Maar zo van: hé, dat is leuk, dat ga ik eens passen, dat gebeurde nooit. Het was dan meer het vertrouwde, wat ik kende, dat ik kocht. Ik kocht altijd jeansbroeken. Ik heb ook 1 keer een katoenen broek gekocht, een licht beige. Ik heb die nooit gedragen. Ik kwam thuis en ik wou ze eigenlijk niet meer. Interviewer: Droeg je merkkledij? Waarom? Geïnterviewde: Neen, totaal niet. Merken, daar had ik nog nooit van gehoord. Helemaal vreemd was het niet. Ik wist dat ze bestonden maar dat was zo voor de rijke. Interviewer: Waren er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Geen idee. Interviewer: Je zei eerder al dat je vaak kledij kreeg van anderen. Werd het merendeel van je kleren gekocht, gemaakt of kreeg je die? Geïnterviewde: Wij kregen heel veel kleren. Dat was het grootste aandeel van mijn kleren. Ik droeg er ook van mijn zus. Mijn ouders hadden vrienden, een koppel. Die vrouw was altijd
heel modieus en vrouwelijk gekleed. Wij kregen dan kleren van haar. Zij kwamen soms een hele dag op bezoek en die bracht dan 2 zakken kleren mee en ze zette die dan in de gang. Mijn moeder zei dan van kijk er niet in terwijl die mensen er zijn, want dat is niet beleefd. Als ze de deur uit waren, stormden we naar die zakken om te kijken wat er in zat. Dat was dan ne keer iets anders. Ook via nichten en neven kregen wij dingen. Wat paste, droegen wij. Interviewer: Je zei ook al dat je moeder eens een rok had laten maken. Hoe vaak gebeurde dat, dat er kleding werd gemaakt in plaats van gekocht? Geïnterviewde: Ik vond dat lelijk. Dat is misschien 3 keer gebeurd. Ik herinner mij nog een bruin kleed. Bruin! En ik droeg nooit bruin. Ik had daar geen eigen inbreng in. Mijn moeder was nochtans een schat van een mens, niet dominant ofzo. Maar dat was gewoon zo. Interviewer: En voor wat was dat bruin kleed? Geïnterviewde: Dat was voor een jubileum voor mijn grootouders, dus dat was voor een feest. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een waarde voor jou? Waarom? Geïnterviewde: Er waren wel kleren waar ik aan gehecht was. Ik had tot mijn 30 kleren liggen van toen ik 15 was. Ook al waren ze niet bijzonder, ik kon heel moeilijk kleren wegdoen. Ik had zo iets van, die pull, ik ga die misschien nog eens aandoen. Ook dat kleed van die indische winkel, omdat het een speciale winkel was, dat vind ik wel bijzonder. Ik had ook zo 3 grote boerenhemden van mijn grootvader. Ik had dat afgeknipt zodat het niet te lang was. Dat was ook bijzonder omdat het van mijn grootvader kwam hé. Interviewer: Was je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Helemaal niet. Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol? Beslissen zij mee in jouw keuze? Geïnterviewde: Vrienden hadden geen invloed. Ik had wel vrienden die veel meer aandacht aan kleren besteedden. Dat had dan meer invloed in de zin van dat ik mij daar slecht bij voelde. Ik had invloed van mijn moeder en mijn zus, dat dat niet belangrijk was, en dat je daar geen aandacht aan moest besteden. Ik heb zo ooit meegedaan aan een onderzoek en daar vroegen ze van waar je jouw vrouwbeeld haalde. Bij mij was dat zeker mijn moeder niet. Die vriendin van mijn moeder, daar keek ik wel naar op. Een vriendin van mij die woonde op een boerderij. Dus daar werd ook niet veel aandacht aan besteed. Maar die hadden een familielid, zo een chique madam. Ik dacht dan: hoh die heeft wel geluk dat ze iemand kent waar ze raad aan kan vragen. Ik had het gevoel dat ik er alleen mee stond. Ik vond dat wel vervelend. Zeker mijn zus ook, die besteedde ook helemaal geen aandacht aan kleren. Interviewer: Als je eens ging gaan winkelen, bijvoorbeeld om een jeansbroek, waren er dan mensen die mee bepaalden wat je uiteindelijk kocht? Geïnterviewde: Neen, ik kan mij dat niet herinneren. Ik deed mijn zin. Ik ging niet graag mee gaan winkelen met mensen. Interviewer: Bekeek je modebladen? Welke en waarom die? Geïnterviewde: Neen, dat weet ik zeker. Daar was ik niet mee bezig. Interviewer: Was dat omdat het jou niet interesseerde? Geïnterviewde: Hoh, het was de leefwereld niet. Mode, wat was dat voor iets. Dat was pas commerce . Mijn grootmoeder zei: als je lang genoeg wacht, dan komt alles terug. Hou je
kleren 20 jaar en je zal ze opnieuw kunnen dragen. Er was een cynisme naar kleren. Zo van, laat je daar niet aan vangen hé. Interviewer: Volgde je ‘de mode’? Geïnterviewde: Dat heb ik nooit gedaan. Interviewer: En andere media, zoals de TV? Hoe stond je tegenover de kledij die mensen op TV dragen? Geïnterviewde: Ik had daar totaal geen aandacht voor. Ik was daar niet mee bezig. Soms keken we eens naar top of the pops en eurosong. Dan waren dat van die extravagante kleren, dat was wel speciaal. Maar echt op letten deed ik niet. Misschien onbewust lette ik wel op vrouwen die heel vrouwelijk gekleed waren. Vooral vrouwen met een decolleté dan. Dat was weer ingegeven door de cultuur van ons gezin. Mag je vrouwelijk gekleed zijn? Mag dat een decolleté of is dat te? Mag je dat mooi vinden? Niet echt naar mode, maar eerder van wat mag. Mag dat knopje open of niet? Ik heb het gevoel dat ik mijn persoonlijkheid niet heb kunnen ontwikkelen. Ik zou er meer in willen zoeken hebben. Maar langs de andere kant, het was gewoon niet zo belangrijk. Het is leuk om mooi gekleed te zijn, maar je mocht dat niet overroepen. Dat heb ik nog altijd. Interviewer: Had je een voorbeeld? Zowel in je omgeving als op televisie? Geïnterviewde: Zo van, ik doe ze na, dat had ik niet. Maar wel kijken naar wat ik mooi vond. Ik was ook niet slank. Ik dacht dan van: dat is mooi, maar dat gaat niet bij mijn lichaam. Ik was daar ook niet mee bezig. Als ik uitging dan kon ik ergens een hele avond zitten en dan keek ik naar de mensen die er waren. Maar als iemand te uitdagend gekleed was...dan vond ik dat wel een hoer ze. Ik zal dat meehebben van thuis, denk ik. Ik zal daardoor beïnvloed zijn door thuis. Ik keek dan ook wel eens naar TV van, die is mooi. Maar dan dacht ik ook meteen: oh ik kan er toch nooit zo uitzien, dus ik moet er niet te veel aandacht aan besteden. Interviewer: Ging je naar andere plaatsen waar op kledij gelet werd? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen jouw keuze van kledij? Geïnterviewde: Heel sterk mijn vader, het zedige. Dat was belangrijk. Je mocht niet te veel pretten hebben. Het was vooral blote buik en diepe decolleté, dat hoorde niet. En voor school moest het proper zijn. Meer kan ik mij niet herinneren. Interviewer: Was er soms discussie met de ouders over kledij? Geïnterviewde: Neen, ik denk het niet. Het zou niet in mijn opgekomen zijn om te zeggen van ik wil liever dat hebben. Dat was gewoon ‘not done’. Mijn moeder was zeker niet streng. Ik denk niet dat ze ooit gezegd hebben van wat heb je nu aan. Ik zei nooit van ik zou graag dat hebben. Dat was gewoon geen prioriteit. Interviewer: Hoe werd kledij in jouw vriendenkring ervaren? Werd erover gepraat? Wat werd er dan gezegd? Geïnterviewde: Ik was onzekerder dan mijn vriendinnen. Maar zij hebben mij er altijd in gesteund. Gelijk mijn vriendin die altijd vrouwelijk gekleed was, ik kan mij niet herinneren dat zij ooit iets gezegd heeft over mijn kleren. Ik kan mij niet herinneren dat wij ooit over kleren gesproken hebben. Als ik bij vriendinnen bleef slapen zei ik dan dat ik niet wist wat ik moest aandoen, ik heb geen kleren. Dan zeiden ze: dat is geen waar, doe die jeansbroek aan en dat is goed. Ze stelden mij gerust. Ze dachten zeker dat ik geen geld had? Maar over kleren, neen... daar werd niet veel over gesproken.
Dat kwam ook door onzekerheid. Ik heb dat wel gemist als ik zie hoe mijn dochters met kleren omgaan. Ik was heel onzeker over mijn lichaam. Zo echt een puber eh. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Ik hoorde van vriendinnen die dat deden. Maar ik heb dat nooit gedaan. Ik heb dat gemist ze, maar ik heb het nooit gedaan. Interviewer: Waren er andere mensen die uw kledij bepalen of hun zeg hadden in de keuze van jouw kledij? Waarom? Geïnterviewde: Mijn vader eh. Ik denk dat kleren veel te maken hebben met je opvoeding. Er waren een aantal dingen die niet konden en die je dan automatisch niet deed. Gelijk op je blote voeten lopen en die zedigheid. Mijn moeder had meer mogen tussenkomen. Ik heb dat wel gemist. Ik vind het belangrijk om met mijn kinderen daar anders mee om te gaan. Te zeggen dat ze mooi zijn. Ik kreeg de vrijheid om te doen wat ik wou maar ook niet in de zin van, ga eens gaan shoppen en doe wat je wil. Interviewer: Wil je nog iets vertellen? Geïnterviewde: Oh, ik zal alles gezegd hebben.
Sabine, 1967, Afsnee Interviewer: Welke kleren heb je aan op deze foto's hier? Geïnterviewde: Hier droeg ik een jeans, een spannende jeans. Ik droeg meestal jeans eigenlijk. En daarboven droeg ik brede truien. Ik droeg ook meestal T-shirts. Dat was een beetje hip toen. De jeansbroeken waren donker maar als ik thuiskwam smeet ik er bleekwater op zodat er plekken opzaten. Op de truien en T-shirts zaten van die dikke verticale strepen. De broekspijp van mijn broek hier was heel smal. Onderaan was er een rits om ze toch maar aan te krijgen. Interviewer: Als je eens terugdenkt aan je kleerkast toen je 12-16 jaar was, wat lag daar toen allemaal in? Geïnterviewde: Ik vraag mij nu af of ik eigenlijk een ander soort broek had dan jeans. Ik denk het niet. Volgens mij had ik enkel jeansbroeken. Ik had ook T-shirts, witte en zwarte. Ik deed een kapperopleiding en in het salon moesten wij altijd in het wit gekleed zijn. Maar thuis droeg ik heel veel zwart. Interviewer: Vond je dat je veel kleren in je kast had hangen? Geïnterviewde: Ja, toch wel hoor. Voor iedere dag had ik toch een broek. En T-shirts, dat waren er meer. Maar hoeveel precies, dat kan ik niet zeggen. Interviewer: Had je rokken of kleedjes? Geïnterviewde: Neen, totaal niet. Interviewer: Droegen jouw vrienden rokken en kleedjes? Geïnterviewde: Neen, ook niet. Interviewer: Naar welke kledij ging jouw voorkeur uit? En waarom? Geïnterviewde: Jeans! Altijd jeans. En waarom? Dat zat gewoon goed. Dat werd toen toch ook wel vaak gedragen. Interviewer: Was er een reden waarom je liever jeansbroeken droeg dan rokken en kleedjes? Geïnterviewde: Hoh, ik denk het niet. Dat is gewoon mijn persoon. Ik draag nu nog altijd liever geen rokken. Interviewer: Volgde je een bepaalde stijl? Kun je deze omschrijven? Geïnterviewde: Mijn stijl was toen wat meegaand met de muziek. In die periode was dat punkmuziek en was ik gekleed zoals die groepen. Dezelfde haardracht en al. Het haar omhoog en van die riemen met ijzeren pinnekes op. Dat was mijn stijl eigenlijk. De gadgets waren ook heel belangrijk. En die jeansbroeken met de plekken hé. Interviewer: Welke kleren droeg je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Hoh, mijn kleren waren eigenlijk altijd gelijk. Zowel tijdens de week als in het weekend, van 's morgens tot 's avonds. Enkel de zaterdag als ik in het kapperssalon moest werken was ik volledig in het wit gekleed. Voor de rest was ik altijd gelijk gekleed, dat maakte geen verschil. Interviewer: Had je aandacht voor de vorm en de kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, dat was belangrijk. Vooral die smalle jeans met die rits moest je gewoon dragen. Een wijde jeans zou ik zeker niet gedragen hebben. De truien, die moesten zo wijd mogelijk zijn. Dat had geen model. De T-shirts waren lang en wijd. De truien waren
ook heel lang, zodat de mouwen nog een stuk verder dan je handen kwamen. Dat had echt niet veel model. Interviewer: En qua kleuren? Geïnterviewde: Gelijk ik al gezegd heb, blauwe jeans met vlekken erop. Erboven droeg ik bijna altijd zwarte T-shirts en truien. Interviewer: Droeg je soms bijvoorbeeld rood of groene kleren? Geïnterviewde: Enkel op de klasfoto's, omdat dat moest van mijn moeder. Als je naar die klasfoto's kijkt, dat was altijd met een rode trui. Maar anders niet, neen. Er hingen volgens mij maar zeer weinig gekleurde kledingsstukken in mijn kast. Interviewer: Weet je nog waarom je zo veel zwarte kleren droeg? Geïnterviewde: Neen, dat weet ik niet meer. Ik denk dat dat ook kwam door die muziekstijl. Als je op school rondkeek, dan was iedereen zo gekleed. Met zwart en een jeans. Interviewer: Was er een uniform op je school? Geïnterviewde: Neen, die school was daar heel open in. Enkel bij de praktijklessen moesten we een schort aandoen. Maar er was niemand in de klas die nog de originele schort had. Daar waren de mouwen af, of was de lengte ingekort of waren de knopen af. Dat was helemaal hetzelfde niet meer als het originele. Interviewer: Was dat bij jou ook zo? Geïnterviewde: Ja, de knopen waren er af en ik had er aan geknipt. Het zag er meer uit als het pak van een judospeler. Interviewer: Er waren geen andere regels op jouw school in verband met kleren? Geïnterviewde: Neen, dat was heel open. Je had 2 kappersscholen in Gent, een katholieke en een provinciale. Ik zat op de provinciale en daar was dat veel extremer allemaal. Interviewer: Had je speciale kledij voor bijvoorbeeld een familiefeest? Geïnterviewde: Ja, maar dat was tegen mijn zin ze. Dat was omdat dat moest van mijn ouders. Dat was dan meer gekleed. Een bloes of een deftig vestje, maar die jeans ging toch niet uit ze. Dat was dezelfde jeans als die ik anders droeg. Interviewer: Ging je soms uit? Welke kleren droeg je dan? Geïnterviewde: Hoh, ik ging niet veel uit. Ik denk dat ik het aantal keer op mijn 1 hand kan tellen. Ik ging tijdens de week naar school en de zaterdag moest ik werken. Als ik uitging, dan was dat weer diezelfde kledij. Er werd daar geen verschil in gemaakt. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom droeg je specifiek die kledij? Geïnterviewde: Ik wilde er bij horen, bij de groep horen. Wat ik wel nog weet, is dat er op school 2 soorten waren. Je had de pretjes die geschminkt waren en helemaal opgetut en dan wij. Wij keken naar niets en hadden altijd hetzelfde aan. Om bij die groep te horen, deed ik mee. Interviewer: Weet je waarom je liever aansluit bij de groep punkers dan bij de anderen? Geïnterviewde: Ja, dat was vooral om u tegen... Ik zat in de opleiding haartooi en ik zette mij af tegen de regels die door de school opgedragen werden: je moet er piekfijn uitzien als je dat beroep wil doen. Ik zette mij daar tegen af. Ik wilde tegenstrijdig doen tegen wat zij mij opdraagden.
Interviewer: Hoe zag een dag winkelen er bij jou uit? Geïnterviewde: Wij wisten altijd heel goed naar welke winkels we wouden. Dat was niet zo dat we door 't stad liepen en dan winkel in en winkel uit. Neen, er waren bepaalde winkels waar we naartoe gingen en naar de rest niet. Interviewer: Hoe veel tijd nam je dan om te winkelen? Geïnterviewde: Dat was een uurtje, onder de middag van 't school. We kregen dan geld mee van thuis om zogezegd te gaan eten. Maar dat was niet om te eten, dat was om in de winkels te lopen. Interviewer: Naar welke winkels ging je dan? Geïnterviewde: Dat was op de vrijdagsmarkt, zo een punkwinkelke. Dat was naast dat syndicaat, dat groot gebouw. Maar hoe dat noemde, dat weet ik niet meer. Interviewer: Ging je winkelen naar grotere ketens? Geïnterviewde: Mijn jeans kwam altijd uit de Brooklyn. Dat was mijne winkel. Interviewer: Als je ging winkelen, had je dan voor ogen wat je wou? Geïnterviewde: Oh neen, dat was meer van we gaan winkelen en we zien wel of we ons goesting vinden. Als ik een nieuwe broek in de kast had liggen, er mocht er altijd één bij. Interviewer: Met wie ging je winkelen? Was dat met je moeder, met vrienden of nog andere personen? Geïnterviewde: Ik ben 1 keer met mijn moeder gaan winkelen en toen we thuis kwamen zei ze “1 keer en nooit meer”. Dat was altijd met medeleerlingen uit de klas, onder de middag. Interviewer: Waarom wou je moeder niet meer meegaan? Geïnterviewde: Oei oei, dat was haar stijl niet hé. Als ze zei van “dat vind ik mooi”, dan vond ik dat dan weer helemaal niet mooi en omgekeerd ook. Als ik een nieuwe broek nodig had, kreeg ik geld en ging ik er om. Interviewer: Droeg je merkkledij? Geïnterviewde: Neen, nooit. Interviewer: Was daar een reden voor? Geïnterviewde: Dezelfde reden als daarnet, ik wou niet meedoen met dat opgetut zijn. Ik wou dat helemaal niet. Interviewer: Je zegt dat je er zelf geen droeg, maar weet je nog merken die wel vaak gedragen werden? Geïnterviewde: Ja, dat was dan echt de tijd van de Miletvesten. Michelinmannekes noemde ik dat. De vesten die wij droegen, dat waren de pilotenvesten eh, dat moesten zo een vesten zijn. Met van die ritsen en riempkes aan. Iets wat iemand anders niet wou aandoen, dat deden wij aan. Interviewer: Hoe vaak ging je gaan winkelen? Geïnterviewde: Toch regelmatig, zo een 2-3 keer per week. Wij hadden ook meer geld dan andere studenten, we gingen gaan werken. Wij hadden gedaan met school om 3 uur. Als je een vast kapsalon had, dan kon je daar nog een paar uur gaan werken. De zaterdag werkje je ook een hele dag. Andere studenten hadden dat niet. Wij wel, dus konden wij daar meer aan spenderen.
Interviewer: Je ging 2-3 keer per week gaan winkelen, hoe vaak kocht je ook effectief iets? Geïnterviewde: Ik denk dat wij bijna altijd iets kochten. Dat waren geen grote of dure dingen hé maar van die prullekes. Wel vaker armbandjes enzo dan echt kleren. Interviewer: Als je eens terugdenkt aan de winkels die er waren toen je 12-16 was, kwamen jouw kleren dan uit duurdere of goedkopere winkels? Of was dat eerder gemiddeld? Geïnterviewde: Ik denk niet dat het duurder was qua T-shirts en truis maar de jeans wel. De jeans moest altijd van Lee Cooper zijn. Die hadden de mooiste donkere. Als ik thuis kwam legde ik die dan in de tuin op de grond, smeet ik er bleekwater op en dan met de schuurborstel erop. Interviewer: Je droeg dan toch een merk? Geïnterviewde: Ahja, van broeken wel. Interviewer: Kocht je altijd kledij of werd er ook soms gemaakt voor jou? Geïnterviewde: Neen, helemaal niet. Ik kocht al mijn kleren. Interviewer: Kocht je kleren in tweedehandswinkels of kreeg je kleren van vrienden of familieleden? Geïnterviewde: Neen, dat wou ik absoluut niet. Waarom dat weet ik niet goed. Ik weet wel nog dat mijn moeder eens is thuisgekomen met een trui van iemand die niet veel was gedragen, en ik wou dat absoluut niet aandoen. Ik had ook een zus die 8 jaar ouder was, maar daar wou ik ook niets van aandoen ze. Dat was al zo van toen ik heel klein was. Als ze mij dat aandeden...tegen dat mijn 2e hand er in zat, was het andere er al weer uit. Dat wou ik absoluut niet doen. Interviewer: Waarom wou je dat niet doen? Geïnterviewde: Ik weet het niet, van kleinsaf heb ik dat nooit gewild. En zeker toen ik die leeftijd had...ze was 8 jaar ouder. Toen ik ongeveer 16 was, was zij al getrouwd. We hadden een totaal verschillende smaak. Nu ook nog zelfs. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Het mocht nog zo versleten zijn maar het mocht niet weg. Mijn kleren waren wel belangrijk voor mij. Interviewer: Hoe wou je overkomen bij anderen? Welke indruk wou je geven? Geïnterviewde: Ik wou niet opvallen maar langs de andere kant ook weer wel. Het was extreem, helemaal anders dan wat anderen droegen. Niet opvallen in de zin van waw, wat is ze mooi. Het tegenovergestelde, wat heeft zij nu aan? Ik wou mij afzetten eh. Interviewer: Was dat afzetten tegen de school of ook tegen je ouders? Geïnterviewde: Nooit tegen mijn ouders, altijd tegen de school. Dat werd er daar echt zo ingestampt, dat cliché van als je in een kapsalon wilde werken, dat je mooi moest zijn. Wij wilden dat beroep wel doen, maar dat wouden we helemaal niet doen. Dat was afzetten tegen wat de leerkrachten toen zeiden. Interviewer: Was je bewust bezig met kledij en mode? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Dat kwam toch wel door mijn opleiding. Ik had ook een vak waar de geschiedenis van het kapsel en de kledij inzat. Daardoor bekeek ik ook wat er mooi was. Ik zeg niet dat ik dat niet mooi vond, dat opgetutte. Maar wij zetten ons daar tegen af. Wij wilden daar niet aan meedoen.
Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol in de keuze van kledij die je maakte? Geïnterviewde: Vrienden wel, familie niet. Veel familie heb ik ook niet. Als we gingen winkelen dan luisterde ik wel naar mijn vriendinnen, of zij het mooi vonden. Interviewer: Hoe komt het dat je familie hier geen rol in speelde? Geïnterviewde: Hoh, mijn moeder was al 38 toen ik geboren werd. Wat zij mooi vond, vond ik helemaal niet mooi. Dat was een generatiekloof, dat ging dus niet. En mijn zus, jah, dat was een heel andere stijl. Neen, familie had geen inspraak daarin. Interviewer: Bekeek je modebladen? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Maar namen herinner ik mij niet. Interviewer: Welke kledij stond daar in? Geïnterviewde: Altijd het extreme, dat kwam door die opleiding eh. Ook al we kapsel moesten maken bij fantasiekapsel, waren dat heel wilde dingen. Dat was met pieken enzo. We gingen dan kijken naar de kleren die daar bij pasten. Echt, bijna ondraagbaar. Interviewer: Kocht je die modebladen zelf? Geïnterviewde: Ik denk niet dat ik dat zelf kocht. Dat werd verdeeld via de school. Ik keek daar toch wel vaak in. Interviewer: Volgde je de mode? Geïnterviewde: Neen, totaal niet. Dat waren toch niet de meest draagbare kleren eh. Dat was totaal het tegenovergestelde. Interviewer: Je zei eerder al dat je bij de groep punkers hoorde. Was dat een kleine groep op je school? Geïnterviewde: Hoh, dat was toch eerder 50-50. We experimenteerden ook veel met haarkleuren. Ik ben zo ooit naar huis gekomen met groen haar en het stond allemaal recht. Ik moest dat er uit doen van mijn pa, maar dat ging er niet uit. Interviewer: Toen je 12-16 jaar was, wat was dan volgens jou de mode? Geïnterviewde: Nogal veel roze, dat herinner ik mij nog. Cowboylaarzen waren toen ook heel erg in. Smalle jeans zag je ook veel. Veel roze vooral, babykleuren. Interviewer: En voor truien en T-shirts wat was dan de mode? Geïnterviewde: Dat weet ik niet meer. Interviewer: Lette je op televisie op de kleren die de mensen droegen? Geïnterviewde: Neen, dat interesseerde mij niet. De kapsels, daar keek ik wel naar. Maar naar de kleren niet. Interviewer: Waarom interesseerde jou dat niet? Geïnterviewde: Die kleren vond ik lelijk. Dat was niet hetzelfde als van ons. Dat was te deftig. Interviewer: Keek je naar iemand op? Dat kan zowel iemand uit je vriendenkring als een bekend persoon zijn. Geïnterviewde: Ja, dat was Kim Wilde. Haar manier van kleren en haar haarstijl, dat was het bij ons. Dat was altijd dat zwarte en heel smal van broeken.
Interviewer: Ging je soms naar modeshows of plaatsen waar erg op kleren gelet werd? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Als het maar anders was dan anderen. Dan was het goed, anders niet. Die school was heel open, er werd daar niet op gelet. Ik weet nog toen ik in het eerste jaar daar toekwam, dat ik heb geweend van waar ben ik nu terecht gekomen? Dat was allemaal zo extreem en extravert. Maar je verandert daar snel in ze. Mijn school was in die tijd echt het buitenbeentje van Gent ze. Op straat kon je er zo uithalen, degene die naar mijn school gingen. Interviewer: Had je bepaalde gevoelens bij jouw kleren? Geïnterviewde: Neen, maar als ik niet aanhad wat ik wou, voelde ik mij niet goed. Interviewer: Hoe voelde je je dan in die kleren? Geïnterviewde: Ik voelde mij toch mooi hoor. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over jouw kleren? Geïnterviewde: Oh ja hoor, regelmatig. Zeker als ik met dat bleekwater op mijn broek zat. “Zo een schone broek en ge hebt ze nu weer naar de knoppen gedaan.” Mijn pa die trok hem dat allemaal niet aan, maar mijn moeder wel. Zij vond mijn kleren niet mooi, aartslelijk zelf. Ook altijd dat zwart, ze vond dat verschrikkelijk lelijk. Interviewer: Waren er ook discussies over de prijs van de kledij? Geïnterviewde: Neen, ik kan mij dat toch niet herinneren. Wij krijgen een bepaald budget voor onze kleren. Ging ik daar over, dat kon mij toch niet schelen. Ik had zelf geld genoeg van mijn job. Nu zie ik mijn dochter sparen voor een gitaar of pc maar toen geefden wij niet om dat soort dingen. Dat ging allemaal naar kledij. Als ik er maar bijhoorde. Interviewer: Waarom vond je het belangrijk om er bij te horen? Geïnterviewde: Ik kwam ervoor uit een school waar er strikte discipline was en daar was dat niet. Ik wou dat buitenbeentje niet zijn van degene die in het gareel loopt. Ik wou bij degene horen die wel wat durfden. Stout waren we niet ze. Zo van die regels van 't school van ge moet hier om dat uur zijn, dat deden we wel. Interviewer: Hoe werd kledij in jouw vriendenkring ervaren? Werd er vaak over gepraat? Geïnterviewde: Weinig. Als we naar 't stad gingen zeiden we wel van dat is schoon en dat niet. Maar anders eigenlijk niet. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen jou en jouw vriendinnen? Geïnterviewde: Ja, dikwijls. We moesten 's avonds vaak bellen naar elkaar, ligt dat bij u of ligt dat bij mij? Dat waren meestal truis en broeken. T-shirt niet. Dat had iedereen wel eh. Als we gelijk 2 dingen wouden, dan kocht de ene dit en de andere dat. Dan ruilden we met elkaar. Interviewer: Waren er nog andere mensen die iets te zeggen hadden over jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Wil je nog iets vertellen? Of heb je nog iets toe te voegen? Geïnterviewde: Neen, ik denk dat ik zowat alles gezegd heb.
Inge, 1961, De Pinte Interviewer: Kan je eens de foto's tonen die je gevonden hebt en vertellen welke kleren je er op aanhebt? Geïnterviewde: Hier was ik een jaar of 16. Interviewer: Wat heb je hier aan? Geïnterviewde: Een hele smalle jeansbroek. Hoe smaller, hoe liever. We moesten er enkel voor zorgen dat we er nog net konden inkruipen. Daarboven droegen we zeer brede en wijde truien. Interviewer: Welke kleur hebben jouw kleren of deze foto? Geïnterviewde: Zwart en paars. Ik zie hier dat ik op veel foto's paars droeg. Mijn vriendinnen deden dat ook. Dat was gelijk toch een beetje een modekleur toen ik 16 was. Op deze foto zie je ook dat het echt de periode van de jeans was. We droegen bijna niets anders. Ik had een vriendin die kon stikken en zij maakte mijn gekochte jeansbroeken dan nog een smaller. Interviewer: Waarom moesten die jeansbroeken zo smal zijn? Geïnterviewde: Ik denk dat dat gewoon een modeverschijnsel was op die moment. Dat was in. Wij dachten gewoon van die broek moet smal zijn want anders vallen we uit de toon. In de winkel waren die al smal maar daar moest nog een stikmachine bijkomen omdat toch nog wat te versmallen. Interviewer: De truien waren dan tegenovergesteld? Geïnterviewde: Jaja, dat moest heel breed zijn. Dat was camouflage denk ik. Ik zie op die foto's dat dat niet alleen bij mij was. Ik had toen ook nogal wat complexen over mijn boezem maar ik was zeker niet de enigste met wijde truien. Dat kwam gewoon goed uit voor mij. Interviewer: Als je terugdenkt aan de periode toen je 12-16 jaar was, wat lag er dan allemaal in jouw kleerkast? Geïnterviewde: Eigenlijk niet zo veel moet ik zeggen. We wisselden dikwijls kleren met vriendinnen om dat te compenseren. Interviewer: Had je bijvoorbeeld vooral broeken of rokken? Geïnterviewde: Van broeken had ik er een stuk of 2. Dan nog een rok en een kleedje. Ik had ook wat T-shirts en bloezen. Dat waren van die flowerpower hippiebloezen. Maar wij hadden echt niet zo veel kleren in die tijd. Mijn dochters zijn daar nu aan tegenovergesteld. Interviewer: Hoe zagen die hippiebloezen er uit? Geïnterviewde: Dat zag er zo Indisch uit. Ik haalde dat ook uit van die speciale Indische winkeltjes. Dat zag er slordig uit. Dat zat los en was wijd. De kleuren herinner ik mij niet zo goed. Ik denk dat dat meestal wat bruin-oranje was. Interviewer: Je droeg ook rokken en kleedjes? Geïnterviewde: Ja, maar dat waren dan ook van die hippierokken. Dingen die tot aan de grond kwamen en die ook heel los en wijd waren. Dat had ook zo die Indische look. Maar ik droeg toch vooral broeken ze. Die rokken waren meer rond mijn 16 en later.
Interviewer: Was er een reden waarom je meer broeken dan rokken droeg? Geïnterviewde: Ik denk omdat mijn mama altijd zei van doe eens een rok aan. Ik denk dat ik daar wat wou tegen zijn: het omgekeerde doen van wat zij zei. Interviewer: Wat droeg je boven die broeken en rokken? Geïnterviewde: T-shirts en die Indische bloezen en truien. Dat was eigenlijk altijd hetzelfde. Maar dan gingen we dikwijls eens wisselen met vriendinnen uit de straat en deden wij elkaars bloezen eens aan. Dan kon ik eens afwisselen. Ik zat ook in mijn zus haar kast. Interviewer: Wisselden jullie vaak kleren uit? Geïnterviewde: Ja, eigenlijk wel. Interviewer: Wat ruilden jullie dan zoal? Geïnterviewde: Dat waren enkel de bovenkleren. Voor broeken...die maat moest passen eh. En dat verschilde te veel tussen ons. Interviewer: Waarom deden jullie dat? Geïnterviewde: Ik had niet veel kleren en zo hadden we wat meer afwisseling en konden we wat variatie in onze kleren steken. Interviewer: Naar welke kleding ging jouw voorkeur uit en waarom? Geïnterviewde: Naar die jeansbroeken en die speciale bloezen. Dat moesten bloezen zijn waar je niet te veel in zag. Dat moest een beetje los zijn en dus niet te veel accenten leggen. Interviewer: Waarom ging jouw voorkeur daar naar uit? Geïnterviewde: Hoh ja, iedereen droeg dat. Die jeansbroeken waren eigenlijk wree dingen ze. Je moest dan op je bed gaan liggen om die aan te krijgen. En je moest er echt je voeten door duwen om ze er door te krijgen. Zo smal waren die. Interviewer: Denk je dat je een bepaalde stijl had? Geïnterviewde: Niet echt denk ik. Iedereen liep een beetje hetzelfde heb ik de indruk. Ik denk dat de jeugd nu meer persoonlijkheid heeft op dat gebied dan wij toen hadden. Op een paar uitzonderingen na, buiten degene die van thuis uit niet mochten of konden, droegen wij allemaal hetzelfde. Interviewer: Welke kleren droeg je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Ik had niet veel keuze hé, want ik had niet veel kleren. Dus dat was hetzelfde gelijk ik al gezegd heb. Op school moest ik bruin-wit dragen en in het weekend kon ik dat niet meer zien. Interviewer: Op school had je dus een uniform? Geïnterviewde: Jaja, dat bruin-wit. Aamai, ik had daar een hekel aan. Ik droeg wel altijd mijn jeans ze. Voor de rest waren er niet echt regels denk ik. Interviewer: Die kleren droeg je niet in je vrije tijd? Geïnterviewde: Neen, zeker niet. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Dat was verplicht dat uniform en dan was ik dat echt beu in het weekend. Nochtans draag ik nu wel graag bruin ze. Maar toen was dat echt zoiets van ik wil dat niet meer, dat bruin. Dat was ook zo dat we aan het station beoordeeld werden. Je had dan de
blauwtjes, de bruine en de grijze. En de bruine waren van de technische school, wij dus. Dat was zo van jah dat is maar technische. In het weekend wou ik daar vanaf. Interviewer: Had je aandacht voor de vorm en de kleur van je kleren? Geïnterviewde: Jaja, zeker. Jeansbroeken moesten smal zijn en boven moest het wijd zijn. Ik droeg vrij veel paars maar voor de rest herinner ik mij dat niet zo veel meer. Blauw droeg ik ook wel veel, donker blauw dan eh. Ah en van die groene parka’s droegen we ook vaak. Interviewer: Wat is dat? Geïnterviewde: Dat was ook zo een modeverschijnsel. Dat was zo een jas die geen knopen of rist had en die je over je hoofd moest trekken om aan te doen. Kickers, dat was ook zoiets. Dat droeg ook iedereen. Wij droegen dan wel de namaak. Als je dan je voeten omhoog deed mankeerde dat teken, een bol, en zag je dat het namaak was. Interviewer: Welke kledingsstukken heb je het vaakst gedragen en waarom? Geïnterviewde: Die parka en een smalle jeans. Dat waren dingen die veel mensen droegen en ik droeg dat ook. Om er wat bij te horen zeker. Interviewer: Had je speciale kleren voor gelegenheden zoals familiefeesten? Geïnterviewde: Tot mijn 14 jaar wel. Maar daarna kreeg ons ma ons niet meer zover om dat nog aan te doen. Dan kregen we wel eens iets nieuws maar was het wel in onze stijl. Interviewer: Maar voor je 14 was het wel speciale kledij? Geïnterviewde: Ja, dat waren dan echte zondagskleren. Dat waren geen kleren voor in je vrije tijd. Interviewer: Wat was er dan anders aan die kleren? Geïnterviewde: Dat was veel chiquer. Dat was een kleedje of een rok met een deftige bloes op. Maar als we ouder waren dan 14 was dat echt niet meer ze. Dan hadden we al onze eigen stijl. Interviewer: Als je eens op stap ging met vriendinnen, wat droeg je dan? Geïnterviewde: Dan gingen we wel eens sneller in de wissel zodat we eens iets anders konden aandoen. Maar er zat daar geen verschil op ze, dat was gewoon eens een andere trui of T-shirt of bloes dan. Interviewer: Als je ging winkelen, hoe zag zo een dag er dan uit? Geïnterviewde: Op mijn 12-16 ging mijn mama wel nog altijd mee. Dat was dan een volledige dag in Gent rondlopen. Of we gingen eens naar Antwerpen. Dan gingen we altijd een pannenkoek gaan eten, dat weet ik nog. Maar mijn ouders stonden er financieel niet zo goed voor en konden dus niet veel kopen voor ons. Mijn ma heeft daar nog altijd enorm veel complexen over, dat ze ons niet meer kon kopen. Maar ik moet zeggen dat ik dat nooit erg heb gevonden. We trokken wij ons plan. We gingen dan wel kleren gaan wisselen met anderen. Interviewer: En gaan winkelen om kledij was altijd met je moeder? Geïnterviewde: Ja, op die leeftijd wel nog. Interviewer: Naar welke winkels ging je zoal kleren kopen? Geïnterviewde: Hoh, er was hier in Gent zo een winkel waar we altijd naartoe gingen maar ik weet echt niet meer hoe die noemde. Dat was een winkel die niet te duur was en die qua prijsverhouding goed te doen was.
Interviewer: Weet je nog of het toevallig een keten of een boetiek was? Geïnterviewde: Hoh, dat waren van die kleine winkeltjes. Dat was aan Sint-Anna en daar verkochten ze die typische kleren. Interviewer: Weet je nog waarom je naar die winkels gingen en niet naar andere? Geïnterviewde: Omdat ze daar dus die kleren verkochten die ik droeg en wou. Daar hadden ze die bloezen die nogal wijd hingen met dat Indisch gedoe. Interviewer: Als je ging winkelen, had je dan al specifiek voor ogen wat je wou? Geïnterviewde: Jaja, dat waren dan dingen die we echt nodig hadden. We gingen pas gaan winkelen als er bijvoorbeeld een broek kapot was of te klein geworden was. Soms gingen we ook winkelen als we gewoon eens iets nieuws kregen voor een feest ofzo maar dan nog wisten we heel goed wat we moesten hebben. Dat was niet zomaar eens gaan rondkijken en kopen wat je wou. In de Bagattenstraat was er een jeanswinkel van Wrangler en daar gingen we altijd naartoe, dat herinner ik mij ook nog. Interviewer: Droeg je merken? Geïnterviewde: Van broeken wel. Dat was altijd een Wrangler. Dat was nog iets goedkoper dan een Levi’s. Als we Kickers kregen dan waren we ook doodgelukkig. Interviewer: Waarom droeg je van jeansbroeken een merk? Geïnterviewde: Dat was om er bij te horen. Kickers, Levi’s en Wrangler waren toen echt de merken. Als je dat had, dan hoorde je er wel bij. Interviewer: Toen je 12-16 jaar was, welke merken waren dan in? Geïnterviewde: De broeken dus Levi’s en Wrangler en de schoenen Kickers. Interviewer: Hoe vaak ging je winkelen? Geïnterviewde: Niet veel. Ik denk zo elke keer als er een gelegenheid was gelijk kerstmis en zo. En dan waarschijnlijk ook voor een verjaardag. Ik denk dat dat 2 of 3 keer per jaar was. Interviewer: Werd er soms kledij gemaakt voor jou? Geïnterviewde: In die periode van 12-16 jaar niet meer maar vroeger wel. Mijn oma maakte dingen maar die is moeten stoppen ze. Interviewer: Vond je het niet mooi meer? Geïnterviewde: Oh neen, dat waren altijd van die piekstoffen. Dat jeukte altijd en irriteerde heel erg. Dat waren stoffen die wij niet graag zagen en dat was onze stijl niet. Dat was veel te stijf en deftig. Interviewer: Kreeg je soms kleren via familieleden die oudere nichten of zussen al gedragen hadden? Geïnterviewde: Van mijn zus wel. Interviewer: Droeg je de kleren van je zus even vaak als jouw andere kleren? Geïnterviewde: Ja, want mijn zus en ik hadden dezelfde stijl. Dus ik was blij als ik iets van haar doorkreeg.
Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Ik denk het niet. Want ik hecht daar nog altijd niet veel belang aan. Het was zo meer iets dat je nodig hebt. Interviewer: Hoe denk je dat het komt dat je er niet veel belang aan hechte? Geïnterviewde: Allé belangrijk is veel gezegd want iedereen is graag mooi. Maar het was toch geen must voor mij. Maar ik weet echt niet hoe het komt. Ik kan niet zeggen van thuis uit want mijn zus is helemaal anders. Interviewer: Was je bewust bezig met kledij of mode? Geïnterviewde: Ja, die broeken toch wel eh. Ik wilde er toch wel bijhoren. Interviewer: Waarom wou je er bijhoren? Geïnterviewde: Dat weet ik niet. Er waren zo een paar sterke die het imago bepaalden en wij dachten dat we dat ook moesten doen. Als we zo gekleed waren zouden we automatisch er bij horen. Het waren de seuten die anders gekleed waren. Interviewer: Speelden familie of vrienden een rol in de keuze van kledij die je maakte? Geïnterviewde: Familie eigenlijk niet maar vrienden wel. Ik vond het wel belangrijk dat zij mijn kleren mooi zouden vinden. Opnieuw om er bij te horen eh. Interviewer: Bekeek je soms modebladen of waren er tijdschriften waar je op de kledij lette? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Is daar een reden voor? Geïnterviewde: Wij hadden thuis geen tijdschriften. Mijn vrienden die hadden dat ook niet denk ik. Interviewer: Had je het gevoel dat je de mode volgde? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Interviewer: Toen jij 12- 16 jaar was, wat was dan de mode? Geïnterviewde: De smalle jeans en de nonchalante bovenkledij. Het accent werd onderaan gelegd en bovenaan probeerde je een beetje te verdoezelen. Interviewer: Waren er nog modetrends waar jij niet aan meedeed? Geïnterviewde: Ja, je had dan nog de seuten die met een deftig hemdje gekleed waren. Dat was dan hun stijl zeker. Interviewer: Lette je op de kledij die personen op televisie droegen? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Had je op het gebied van kledij iemand als voorbeeld? Dat kan een bekend persoon zijn maar ook iemand uit je omgeving. Geïnterviewde: Vrienden zullen dat waarschijnlijk geweest zijn. De zus van een vriendin van mij was nogal vooruitstrevend op dat gebied. Naar haar keek ik wel op. Zij legde ook altijd mijn broeken in. Zij veegde zo wat aan alles haar voeten en ik denk wel dat zij een voorbeeld voor mij was.
Interviewer: Ging je naar modeshows of concerten of andere manifestaties? Geïnterviewde: Neen, ik denk dat ik 20 was toen ik voor de eerste keer naar Werchter ofzo ging. Interviewer: Waren er bepaalde normen of waarden die mee de keuze van jouw kledij bepaalden? Geïnterviewde: Ik weet het niet of dat op die moment zo een rol speelde. Misschien wel ja, aangezien wij ons bovenaan altijd zo los kleedden. Waarschijnlijk wel zeker, als je ziet hoe de jeugd nu gekleed is. Terwijl in onze tijd was dat heel extreem iemand met een diepe decolleté of een minirok. Ik denk dat dat niet zou gekund hebben, dus er moet toch iets geweest zijn dat ons tegenhield. Interviewer: Waarom denk je dat dat zo was? Geïnterviewde: Ik denk een algemeen beeld dat er bij iedereen was. Dat was niet alleen door de ouders maar ook onderling onder vrienden dat iemand met een korte rok toch iemand was die een beetje...gemakkelijk was. Interviewer: Had je gevoelens bij bepaalde kleren? Geïnterviewde: Ik denk dat ik er een beetje stoer wou uitzien. Interviewer: Was daar een reden voor? Geïnterviewde: Jah, ik voelde mij toch nogal onzeker en daardoor compenseerde dat toch een stuk. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, toch zeker als de broeken versmald terugkwamen van mijn vriendin. Dat moest mijn moeder niet weten. Interviewer: Waarom wou zij dat niet? Geïnterviewde: Wij moesten ons daar echt inwringen op ons bed en zij dacht dat dat niet echt gezond was. Interviewer: Waren er nog andere discussies over bijvoorbeeld de prijs of hoeveelheid van je kleren? Geïnterviewde: Neen. Ik zei al dat het in die periode financieel moeilijker ging bij mijn ouders. Maar ik heb dat nooit belangrijk gevonden. We waren al blij als we iets kregen. Interviewer: Hoe werd kledij in jouw vriendengroep ervaren? Werd er bijvoorbeeld vaak over gepraat? Geïnterviewde: Gepraat werd er niet over. Dat was eerder een onderling kijken en aftasten. Zo van hoe gaan ze reageren als ik dit draag en op basis daarvan dan in die richting verder gaan. Interviewer: Waren er nog mensen die hun zeg hadden bij de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Heb je nog iets toe te voegen of wil je nog iets vertellen? Geïnterviewde: Neen.
Iris, 1968, Wondelgem Interviewer: Heb je foto's gevonden van toen je 12-16 jaar was? Geïnterviewde: Ja, een hoop toch. Interviewer: Misschien kan je op de foto's waar de meeste kledij te zien is eens zeggen wat je aanhad? Geïnterviewde: Op deze foto heb ik een zeer smalle jeansbroek aan. Zowel bovenaan als vanonder kleefde dat echt tegen uw benen. In de winkel was dat al heel erg smal en ik liet dat dan nog eens versmallen. Ik heb zelf 1 keer meegemaakt dat ik mij wou bukken en mijn broek scheurde omdat ze zo strak zat. Ik heb dan tijdens de busreis de hele tijd met mijn hand op die scheur gezeten. Hier moet ik een jaar of 12 zijn. Ik heb een rode ¾ broek aan met daarboven een witte bloes met kant en korte mouwen. Mijn schoenen waren rood met een open teen. Interviewer: Je draagt hier een schoen met een hakje. Geïnterviewde: Ja, ik was nog maar 12 jaar maar dat werd toch gedaan. Ik heb dat altijd gedragen in die periode. Iedereen deed dat eigenlijk. Ik had 1 paar schoenen voor de zomer en 1 paar botten voor in de winter. Ik bleef met mijn schoenen met die hak altijd tussen de kasseien steken. Amai, dat waren nogal een dingen. Interviewer: Ook al was het niet handig, je droeg ze toch? Geïnterviewde: Oh ja ze, het mooie ging boven het praktische. Ik kreeg maar 1 paar schoenen en dan moesten dat vooral mooie zijn en schoenen die in de mode waren. Dan kon mij dan niet veel schelen dat ik de hele tijd met plakkers rondliep en dat mijn voeten pijn deden. Interviewer: Heb je nog foto's? Geïnterviewde: Ja, hier ben ik 14 en heb ik een donkerblauwe bloes aan met lange mouwen. Er zijn daar lichte strepen op. Aan de kol en de mouwen hangt er een beetje kant. Ik herinner mij ook nog een keer dat ik een lange zwarte broek aanhad met daarboven een oranje lange bloes met een groene ceintuur. Ik had dan nog knalblauwe nylonkousen aan ook. Amai, amai. Interviewer: Droeg je graag opvallende kleuren? Geïnterviewde: Hoh, die zomer was dat gewoon mode van oranje kleren en dikke ceinturen, dus ik had dat dan ook eh. Interviewer: Was je graag mee met de mode? Geïnterviewde: Mijn moeder, die was eigenlijk heel erg modebewust. Daardoor waren wij eigenlijk altijd mooi gekleed. Mijn ma die had daar wel smaak voor. Zij maakte ook vaak kleren voor ons. Ze maakte dan nogal dikwijls hetzelfde voor mij en mijn zus. Ze legde er dan wel een paar andere accenten in om het toch iets verschillend te maken. Interviewer: Wat maakte jouw moeder dan zoal voor jou? Geïnterviewde: Vanalles maar toch vooral rokken. Ik was net als mijn dochter erg klein van gestalte. Ik was ook heel mager dus dat was enorm handig dat zij kleren voor mij kon maken. Ik denk dat ik nog een foto heb waar ik kleren aanheb die zij voor mij gemaakt heeft. Ahja, deze foto. Hier heb ik een lichtoranje trui aan met van die vlindermouwen (brede, losse mouwen) en een V-hals op de rug. Ik heb ook een grijze rok aan die tot aan mijn knieën komt.
Interviewer: Vond je die kleren dan ook mooi? Geïnterviewde: Ja, ze maakte die kleren na uit zo een boek met patronen. Dat noemde De Knip. Dat waren modieuze kleren die daar in stonden ze. Dat waren kleren die echt in de mode waren. Ik was altijd in de mode daardoor. Interviewer: Je was dus tevreden met wat ze maakte? Geïnterviewde: Jaja, zeker. We mochten wel niet alles dragen van haar. Gelijk die smalle jeansbroeken, dat zag ze toch niet graag ze. Maar wij kochten dat toch ze. Het was dan toch gekocht en dan was het te laat hé. Die broeken waren eigenlijk zelf zo erg dat ik op de grond moest gaan liggen om die aan te krijgen. Mijn maag werd daar niet goed van eh op den duur. Dat zat echt niet goed. Weeral moest dat mooi zijn maar was dat niet handig. Maar toen die broek daar eens gescheurd was wou mijn ma ze toch niet herstellen ze. Ze vond ze te lelijk. In die tijd heb ik ook heel veel beenverwarmers gedragen. Ik had ze in alle kleuren. Ik stemde dat dan wel af op de kleuren van mijn kleren. Ik deed ook vaak mijn broek in mijn botjes, dat was nog zo een modeverschijnsel. Je ziet dat nu weer allemaal terugkomen. Interviewer: Op de leeftijd 12-16 jaar, wat lag er dan allemaal in je kleerkast? Geïnterviewde: Alleszins niet zo veel als mijn dochter nu heeft maar toch meer dan in vergelijking met mijn vriendinnen. Ik mocht zeker niet klagen. Ik had een tweetal jeansbroeken, een vloeren broek, een hoop T-shirts, rokjes en truien die mijn ma allemaal breide. Maar ik moet zeggen dat ik niet zomaar 1 soort kleren had in die periode. Ik heb zo een aantal verschillende stijlen gehad afhankelijk van de mode. Interviewer: Welke waren dat allemaal? Geïnterviewde: Rond mijn 14 heb ik een hippieperiode gehad. Interviewer: Wat droeg je dan? Geïnterviewde: Dat was een smalle jeansbroek met van die hippiehemden. Dat had fijne verticale strepen en kwam bijna tot aan mijn knieën. Dat waren lompe dingen. In die periode heb ik ook zo een wit-zwarte arrafatsjaal gehad. Tegen mijn 15-16 jaar kwam er veel meer mode in de winkels. De keuze breidde dan veel meer uit. Er kwamen dan zo een aantal Nederlandse winkels bij zoals de P&C. Je kon dan veel meer kiezen welke kleren dat je wou. Die winkels waren ook goedkoop, want anders had je ook veel boetieks en dat was niet te betalen. Ik herinner mij dat ik dan veel blinkschoenen heb gedragen. Zolang dat het maar opviel was het goed. Ik had van die gouden botten met een rode rand aan. Ik had toen een groene rok met volants. Ik had dus wel een aantal fases in mijn jeugd. Interviewer: Waren accessoires belangrijk? Geïnterviewde: Ja, zeker. Ik denk dat ik een stuk of 30 plastieken oorringen had. Wij maakten dat ook zelf. Maar ik kon eigenlijk niet tegen nikkel en mijn oren zwelden daar nogal van op. Ik heb ook veel grote handtassen gehad. Ik zorgde er dan voor dat die bij mijn kleren pasten. Interviewer: Naar welke kledij ging jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Dat ging mij niet om de kledij die ik het liefste zag maar wel om wat er in was. Wij kregen telkens maar 1 kledingsstuk als wij gingen winkelen dus dan moest dat iets zijn dat in de mode was. Dat was het belangrijkste. Interviewer: Had je een bepaalde stijl?
Geïnterviewde: Ik heb er meerdere gehad. Ik heb echt alles aangehad dat in die periode in was: hippie, punk, noem maar op. Ik heb ook nog een korte periode veel T-shirts met tijgermotief gedragen. Buiten dat motief moest dan alles zwart zijn, ook de nagels. Dochter: Eikkes, zo lelijk. Geïnterviewde: Ja jong, dat was toen in de mode ze. En mij ma die vond dat ook absoluut niet mooi. Ik moest mijn nagellak dan altijd afdoen. Ook die T-shirts met tijgerprint zag ze niet graag. Maarja, ik deed dat dan toch aan. Als ik thuis kwam dan zorgde ik er voor dat die T-shirt ergens diep onderaan in mijn boekentas zat. Dat werd veel gedaan ze, als we op de bus zaten op weg naar huis. Iedereen was hem in bochten aan het wringen om rokjes en Tshirts uit te spelen en de bravere kleren weer aan te doen. Anders kregen wij serieus onder ons voeten. Ons ma mocht dat niet zien. Interviewer: Besteedde je aandacht aan de kleur en de vorm van jouw kleren? Geïnterviewde: Het moest zo kleurrijk mogelijk zijn. Ik zorgde er altijd voor dat mijn haarkleur bij de stijl van mijn kleren hoorde. Dochter: En ik mag mijn haar niet verven van jou! Geïnterviewde: Mijn haar was dan ook kapot tegen dat ik 16 was. Interviewer: Waarom wou je zo kleurrijk zijn? Geïnterviewde: Dat weet ik niet. Dat was toen in de mode en dan zag je ook vooral heel kleurrijke dingen in de winkels liggen. Je vond dan ook enkel dat. Ik kon bijna niet anders dan die kleurrijke dingen dan te kopen. We kochten eigenlijk wat in was aan gebrek aan beter of uit gebrek aan meer keuze. Zwart zag je toen gewoon niet veel. Ook de vorm van de kleren sloot gewoon aan bij wat er in de winkel te vinden was. Tijdens de periode van de smalle jeansbroeken, vond je er ook gewoon geen met die olifantenpijpen. Interviewer: Welke kledij heb je het vaakst gedragen? Geïnterviewde: Tijdens mijn vroege puberteit waren dat vooral jeansbroeken en de reden daarvoor is eigenlijk weer dezelfde: dat was hetgene dat in alle winkels lag. Je zag dat gewoon overal. Misschien zag je hier en daar wel eens een kleedje, maar dat ging dan weer niet door mijn grootte. Ik was daar veel te klein voor. Het was niet altijd gemakkelijk om kleren voor mij te vinden. Rond mijn 15 kwamen er dan meer winkels bij en dan heb ik eigenlijk vooral heel felle kleuren gedragen. Interviewer: Welke kleren droeg je overdag, in de vrije tijd? Verschilde dat van jouw avondkledij? Geïnterviewde: Dat was eigenlijk alles wat ik al opgenoemd heb. Ik liep van 's morgens tot 's avonds in dezelfde kleren. Dat maakte geen verschil uit welke dat het was of welk uur. Interviewer: Moest je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Waren er andere regels in verband met kledij? Geïnterviewde: Neen. Dat was een stadsschool en die waren daar heel vrij in. Mijn pa die was vrijzinnig en die had een hekel aan uniformen en andere katholieke toestanden. Alles mocht en kon eigenlijk van hem. Hij was zelf een echte hippie. Hij verbood mij niets maar vond mijn commerciële kleren maar niets. Hij verschilde op dat vlak heel erg van mijn moeder. Interviewer: Had je speciale kledij voor speciale gelegenheden zoals familiefeesten? Geïnterviewde: Ja, ik had een tenue voor de zondag en feestdagen. Dat waren dan mijn mooie kleren.
Interviewer: Wat was er dan speciaal aan die kleren? Geïnterviewde: Die waren nieuwer. Dat was ook een stuk deftiger. Kijk, dat is hier een foto met mijn zondagskleren. Ik heb hier een zwarte rok aan die tot onder mijn knieën komt met een witte bloes boven. Dat was dan wel klassiek. Dat was ook zoiets speciaals. Thuis mochten we rondlopen zoals we wouden, maar als we op stap wouden met ons mama, dan moesten we deftig zijn. Interviewer: Waarom was dat zo denk je? Geïnterviewde: Ik denk dat dat een soort fierheid was. Zij lette zelf erg op haar kleren en vond dat ook belangrijk, dat je mooi gekleed was. Als ze met ons over straat liep wou ze dan fier op ons kunnen zijn, blij dat ze mooie dochters had. Interviewer: Had je nog speciale kleren voor bepaalde gelegenheden? Geïnterviewde: Ik weet nog dat ik op mijn 12 jaar mijn plechtige communie deed en dat dat kleed niets mocht kosten van mijn pa. Hij was vrijzinnig. Gewoon omdat hij daar zo fanatiek in was heb ik mijn plechtige communie gedaan. Omdat daar dus geen geld mocht aan gehangen worden, had ik een pastoorkleed. Dat was gratis. Ik was één van de eerste mensen die dat had. Al de rest had zo die trouwkleren aan. De pastoor was daar erg kwaad voor op mij. Interviewer: Welke functie had kledij voor jou? Geïnterviewde: In de mode zijn was het belangrijkste. Ik wou mee zijn en mooi zijn. Interviewer: Hoe zag een dag winkelen er bij jou uit? Geïnterviewde: Wij mochten niet alleen gaan winkelen. Dat was altijd met mijn ma er bij. We mochten wel zelf kiezen wat we wouden. Mijn ma was daarin modern van gedachten. Ze gaf ons ook altijd advies: wat er bij ons paste en wat niet. Interviewer: Naar welke winkels ging je zoal? Geïnterviewde: Naar de P&C en naar de Scov. Interviewer: Scov? Geïnterviewde: Ja, dat was de enige winkel waar ze kleren hadden in kleine maten. Ik vond dat er vroeger echt een verschil was tussen kleren voor kinderen en volwassenen. Als puber kon je gewoon geen kinderkleren dragen. Dat waren net poppenkleren. Mijn dochter is ook zo klein maar als we met haar naar de kinderafdeling gaan, dan zie ik dat dat nu absoluut niet zo veel meer verschilt van de kledij voor volwassenen. Dochter: Ja, die broek die ik nu aanheb komt van de kinderkleren. Er is niemand die weet dat dat van daar komt. Je ziet dat toch niet. Geïnterviewde: Ik moet zeggen dat ik eigenlijk niet zo graag ging winkelen. Mijn ma die deed dat wel graag. Wij gingen enkel mee als ze ons beloofde dat we een wafel kregen. Ik deed dat ook niet graag omwille van mijn grootte. Ik was daardoor ook heel onzeker en ik wist ook niet goed hoe ik kleren moest combineren. Ik was gewoon al blij als ik iets vond dat niet kilometers te groot was voor mij. Interviewer: Als je ging winkelen, had je dan al bewust voor ogen wat je wou? Geïnterviewde: Het moest iets zijn dat in was. Als ik bijvoorbeeld een jeansbroek nodig had, dan wist ik al op voorhand dat het één ging zijn die zo smal mogelijk was. Als het de periode was van felle kleuren, dan ging het zeker iets fel gekleurd zijn. Maar zeer specifiek was dat nu ook weer niet. Het was dan toch wel een beetje zoeken in de winkel naar wat ik wou en wat ik mooi vond.
Interviewer: Hoeveel keer per jaar ging je gaan winkelen? Geïnterviewde: Ik denk een keer of 5-6. We kochten dan wel elke keer iets ze. Als we iets mochten krijgen dan gingen we er van profiteren en zeker iets terug mee naar huis brengen. Interviewer: Je zei eerder al dat jouw moeder soms kleren maakte voor jou. Gebeurde dat vaak? Geïnterviewde: In het begin van mijn puberteit wel nog. Ze maakte dan vaak hetzelfde voor mij en mijn zus. Interviewer: Wat vond je daar van, dat je soms hetzelfde droeg als jouw zus? Geïnterviewde: Als kind vond ik dat niet zo erg maar als puber wel. Je hebt dan al meer je eigen identiteit en dan wil je er niet uitzien zoals een ander. Dan is het bijna alsof dat je geen eigen persoon bent. Ik vond dat niet leuk. Na een tijd wou ik die gemaakte kleren ook gewoon niet meer. Gemaakte kleren waren iets dat vooral de armere mensen droegen. Ik wou dat daarom dus niet aandoen. Iedereen kon dan zien dat uw moeder dat gemaakt had. Als ze dan vroegen van waar mijn kleren kwamen vond ik dat verschrikkelijk als ik moest zeggen dat ze niet gekocht waren. De grote meerderheid van mijn kleren werd dus wel gekocht. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Ja, mijn kleren waren belangrijk voor mij. Ik was en ben nog altijd een trots persoon. Ik had ook mooiere kleren dan mijn leeftijdsgenoten en andere personen. Mijn moeder zocht en zocht in de winkels echt naar de mooiste kleren. Ik denk dat ik op die manier ook mijn onzekerheid en gestalte compenseerde met die mooie kleren. Op die manier betekende ik ook iets en kon ik mij een beetje onderscheiden van de andere jongeren. Sommigen waren ook echt jaloers op mij. Ik wou ook die reacties uitlokken bij anderen. Ik wou dat andere mensen mij mooi vonden. Interviewer: Was je bewust bezig met kledij en mode? Geïnterviewde: Ja, ik was daar heel bewust mee bezig zijn. In de mode zijn was echt belangrijk voor mij. Ik wilde bij de hippe jongeren horen. Ik wilde mij ook onderscheiden van anderen door te proberen om nog mooier gekleed te zijn. Ik was dan wel klein maar ik had dan toch mooie kleren. Interviewer: Speelden familie of vrienden een rol in de kledij die je droeg? Geïnterviewde: Mijn vrienden niet. Mijn ma die had daar wel een zeer dominante rol in. Zoals dat ik al gezegd heb mochten wij ook niet alles aandoen van haar. Van mijn pa mochten wij wel alles aandoen. Mijn ma werkte in het weekend en al ze thuiskwam dan deden wij snel andere kleren aan. Interviewer: Bekeek je soms modebladen? Geïnterviewde: Neen, dat koste te veel. Interviewer: Lette je tijdens het tv-kijken op de kledij? Geïnterviewde: Neen. Mijn pa die wou dat wij naar intellectuele programma’s keken en dus stond dat altijd op het nieuws. Wij waren ook veel meer buiten en keken niet veel tv. Interviewer: Volgde je de mode? Geïnterviewde: Jaja, meestal wel hoor. Ik ga nu niet zeggen dat ik continu met kleren rondliep die in de mode waren. Dat was zeker niet het geval. Maar meestal wel.
Interviewer: Wat was er volgens jou in de mode? Geïnterviewde: Dat is echt vanalles geweest. In het begin van mijn puberteit was dat dus die supersmalle jeansbroeken en tegen het einde van mijn puberteit waren dat jeansbroeken die bovenaan breed waren en onderaan smal. Er zijn dan zowel losse T-shirts als wat meer aansluitende in geweest. Ik heb ook de twee soorten gedragen. Dat waren wel lange Tshirts, die kwamen minstens ergens tussen uw heupen en uw knieën. Interviewer: Had je een voorbeeld op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Neen. Ik denk dat dat ook komt omdat wij geen modebladen kochten en bijna geen tv keken. Van mijn pa moest alles educatief zijn. Mijn vrienden kregen een kleiner budget voor kleren, dus naar hen moest ik ook niet kijken. Interviewer: Ging je naar gelegenheden waar er extra aandacht werd besteed aan kledij? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Bepaalden sommige normen en waarden de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Ik droeg geen diepe decolletés. Dat lag volgens mij ook gewoon niet in de winkels. Je had de keuze niet om ze te dragen. In die tijd had je ook nog geen BH’s met een push up. Dat was dus niet zo evident ook voor mensen zoals mij die heel mager waren. Er is wel een periode van de minirok geweest en dan heb ik dat toch wel gedragen ze. Maar van mijn ma mocht het toch geen mini mini zijn. Het moest er tussenin blijven. Anders was dat veel te bloot voor haar. Interviewer: Had je gevoelens bij jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, ik voelde er mij wel goed in. Mijn onzekerheid over mijn gestalte werd zeker voor een stuk gecompenseerd daardoor. Ik voelde mij ook mooi in mijn kleren en was er zeker ook wel trots op. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, veel met mijn moeder aangezien mijn pa het hem toch allemaal niet aantrok. Ik mocht er van mijn ma absoluut niet ouder uitzien dan ik was. Interviewer: Waarom was dat, denk je? Geïnterviewde: Ze wou mij kinds houden. Ik heb dat eigenlijk ook zelf met mijn dochter. Soms verschiet ik er van hoe erg dat ik op mijn moeder ga gelijken. Ik stel vaak dezelfde eisen aan mijn dochter op het gebied van kleren als zij bij mij deed. Ze wilde mij gewoon beschermen tegen stoute jongens enzo denk ik. Interviewer: Waren er soms discussies over de hoeveelheid of prijs van de kleren? Geïnterviewde: Neen, want ik vond dat ik toen veel kleren had in vergelijking met anderen. Ik kreeg ook veel kleren van familie. Dat waren dan vooral jassen omdat dat dat dingen zijn die nogal duur zijn. Interviewer: Droeg je die kleren ook graag? Geïnterviewde: Neen jong! Ik heb op mijn 12 jaar eens een winterjas gekregen en ik heb toen een hele winter koud gehad. Als ik buiten huis was dan deed ik hem uit omdat hij zo lelijk was. Dat was zo bij de meeste dingen die ik kreeg. Die waren echt heel lelijk. Ik wou die niet dragen en ik deed dat ook niet. Dat was veel te ouderwets. Ik denk dat die kleren van een tante non moeten geweest zijn. Amai, zo afschuwelijke dingen. Soms trok ik er zelf expres een scheur in zodat ik er vanaf was. Interviewer: Hoe werd kledij in jouw vriendenkring ervaren? Werd er bijvoorbeeld vaak
over gepraat? Geïnterviewde: Neen. Mijn vriendinnen waren jaloers van mijn kleren en wouden er met mij dan ook niet over praten. Als ze iets zeiden en ik gaf er mijn mening over dan zeiden ze zoiets als ‘jaja, maar jij hebt dan ook veel kleren’. Interviewer: Werd er soms kledij geruild met vriendinnen? Geïnterviewde: Neen. Mijn kleren waren en zijn iets dat van mij is. Ik wilde dat ook zo houden. Ik vind dat iets heel persoonlijk dat enkel van jou is. Ik heb dat nu nog altijd. Interviewer: Waren er nog andere personen die hun zeg hadden in de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Neen. Mijn ma was heel dominant op dat vlak en zij was de enige die zich daar zo in opdrong. Interviewer: Wil je nog iets extra vertellen of toevoegen aan het interview? Geïnterviewde: Ik denk dat we vroeger toch niet zo veel met kleren bezig waren als nu. Maar toch brengt het veel naar boven. Ik denk dat dat komt omdat we niet zo veel kleren hadden. Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik op 14 jaar die jas had en dan brengt dat ook een aantal jeugdherinneringen met zich mee. Ik denk dat het leven ook gemakkelijker was door het feit dat wij minder keuze hadden. Het geld was er minder voor en er waren ook gewoon niet zo veel stijlen en winkels. Dat legde zijn beperkingen op maar maakte het leven aan de andere kant daardoor ook een stuk simpelder. Vandaag ligt er veel meer druk op jongeren door alle keuzes die ze moeten maken. Iedereen verwacht ook dat ze de juiste keuzes maken. Dat is ook zo op het gebied van kleren. Het vinden van jouw eigen identiteit was bij ons nog een stuk gemakkelijker denk ik. Onze ouders waren de baas over en wij stelden ons daar ook geen vragen over en stonden daar ook niet bij stil. Er werd ons veel meer gezegd wat we moesten doen. Mode is nu ook veel meer afgestemd op magere mensen en dat legt ook nog eens een extra druk op jongeren. Dat was vroeger ook niet zo ze. Ik denk dat mensen die uit de lagere klasses komen ook nog eens worden uitgesloten omdat ze ook niet aan al die modetrends kunnen meedoen. Je ziet aan de kledij toch wel het verschil tussen de mensen die minder en die meer hebben. Ik denk dat dat vroeger toch niet zo verschillend was. Vroeger was het leven toch wat eenvoudiger voor jongeren.
Marleen, 1963, Drongen Interviewer: Vertel eens welke kleren je aanhebt op de foto’s die je hebt gevonden. Geïnterviewde: Op mijn 12 jaar deed ik mijn plechtige communie en droeg ik een soort minitrouwjurk. Die was volledig wit en vanaf uw middel ging dat wat breder. Dat was een kleed van ons buurmeisje. Dat was met lange mouwen en kwam tot aan de grond. Mijn zus is jonger dan mij en zij moest dat kleed ook nog dragen. Zij was een stuk groter dan mij, dus bij haar kwam dat wel een stuk van de grond. Dat kwam gewoon niet ter sprake om een nieuw kleed te kopen. Interviewer: Weet je waarom er geen nieuw kleed werd gekocht? Geïnterviewde: Ik denk dat dat was om geen kosten te doen die niet nodig waren. Waarom een nieuw kleed kopen als je er nog 1 liggen had? Interviewer: Heb je nog foto’s gevonden? Geïnterviewde: Ja hoor. Hier ben ik 14 jaar. Dat was mijn lievelingsshirt met streepjes. Dat is opnieuw de mode nu hé. Dat was blauw met oranje streepjes. Dat heb ik zeer veel aangehad. Interviewer: Waarom was dat jouw lievelingsshirtje? Geïnterviewde: Ik zag dat gewoon graag. Dat zat gemakkelijk. Mijn moeder kocht dikwijls hetzelfde voor mijn zus en ik maar dan in een ander kleur. Het model was dan hetzelfde. Interviewer: Was daar een reden voor waarom ongeveer 2 keer hetzelfde werd gekocht? Geïnterviewde: Hoh, ik denk dat dat was om niet te veel moeite te moeten doen. Dan moest ge niet te veel zoeken. Interviewer: Wat vond je daarvan, dat je hetzelfde moest dragen als je zus? Geïnterviewde: Ik had daar geen probleem mee. Als we iets nieuws kregen, kregen we dus dikwijls hetzelfde en mijn zus moest dan ook nog eens mijn kleren afdragen. Ik kreeg ook kleren van een nicht. En ook die moest mijn zus dan nog eens afdragen. Voor mij was dat zo erg niet hé, ik heb er die nicht niet mee zien rondlopen. Maar voor mijn zus was dat wel vervelend. Iedereen ziet dat dan, je hebt een kleed van uw zus. Deze foto is van op school. We moesten een uniform dragen, blauw wit. We moesten een plooirok dragen met daarboven een schort. Die schort moesten we tot in het 3e middelbaar dragen. Dit kleedje herinner ik mij nog goed. Mijn nicht trouwde toen, waarvan ik al die kleren kreeg, en ik was toen net 16. Interviewer: Was dat een kleedje speciaal voor dat trouwfeest of droeg je dat ook in je vrije tijd? Geïnterviewde: Ja, ik weet nog dat ik dat gekocht heb speciaal voor dat trouwfeest en achteraf droeg ik dat nog eens als het kermis was. Dat was een halflang kleed met korte mouwen. Dat was tirolerstijl met van die gepofte mouwen. Dat zag ik zeer graag. Dat kleedje was paars met wit. Hier was ik 15. Dat was het gouden jubileum van mijn grootouders. Dat was een donkerpaars overgooierke. Mijn moeder heeft dat laten maken en ik vond dat afgrijselijk lelijk. Voor mijn zus was dat dan ook hetzelfde. En uiteindelijk omdat die naaister zag dat we het niet graag zagen heeft ze er bij ons 2 verschillende bloemekes op geborduurd om toch een iets jongere ‘touch’ te geven.
Interviewer: Waarom vond je dat kleed zo lelijk? Geïnterviewde: Ik vond dat zo klassiek. Dat was een dikke wollen stof. Interviewer: Als je nog je kleerkast kunt voorstellen toen je tussen de 12 en 16 jaar was, wat lag daar dan allemaal in? Geïnterviewde: Mijn zus en ik sliepen op dezelfde kamer en we hadden dezelfde kleerkast maar dan elk ons eigen deur. Ik had toen vooral rokken. Maar ik had niet zoveel kleren. Interviewer: Had je ook kleedjes? Geïnterviewde: Overgooiers, waar ik dan een T-shirt met korte of lange mouwen onder droeg. Anders was dat te bloot, ik durfde zo niet lopen. Dat had ik wel, maar kleedjes, die waren een uitzondering. Interviewer: Je zegt dat je niet te bloot wilde lopen, waarom niet? Geïnterviewde: Ik was daar niet op mijn gemak bij. Ik had dat niet graag, dat bloot. Interviewer: Droeg je vaak broeken? Geïnterviewde: Niet vaak denk ik. Interviewer: Is er een reden waarom je vaker rokken dan broeken droeg? Geïnterviewde: Ik denk dat ik dat dan liever zag. Interviewer: Wat droeg je boven je rokken en broeken? Geïnterviewde: T-shirts, altijd T-shirts. Iets wat gemakkelijk was, geen knopen of iets dat spande. Interviewer: Waarom liever iets dat niet spande? Geïnterviewde: Ik had dat ook niet graag. Ik voelde mij daar niet bij op mijn gemak, dat je alles zo goed zag. Interviewer: Naar welke kleding ging jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Naar dingen die niet te veel aanspanden. Die overgooiers bijvoorbeeld. Het mocht ook niet te kort zijn, het moest tot onder de knie komen. Een jeansrok heb ik ook veel gedragen. Interviewer: Had je het gevoel dat je een bepaalde stijl had? Geïnterviewde: Niet op het gebied van mode. Ik wist niet wat de mode was. Van stijl zou ik zeggen eerder nonchalant, waar ik mij gemakkelijk in voelde. Dat eerder dan of ik het graag aanhad. Interviewer: Welke kleren droeg je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Meestal een jeansrok tot onder mijn knie. Ik heb die ook nog op verschillende foto’s teruggevonden. Met een gewone T-shirt eh dan. Interviewer: Wat droeg je boven die T-shirts? Geïnterviewde: Ik droeg zeer graag zo van die pullekes met knopkes. Die kleren waren echt comfortabel. Interviewer: Droeg je ’s avonds andere kleren? Geïnterviewde: Thuis deed ik heel snel mijn pyjama aan met een pull boven om gemakkelijk te zitten.
Interviewer: Besteedde je aandacht aan de kleur en vorm van je kleren? Geïnterviewde: Ik droeg toch meestal donkere kleuren. Liever geen opvallende kleuren zoals oranje. Met de vorm was ik niet veel bezig. Dat deed er niet toe. Ik keek niet van flatteert mij dat nu of niet. Van rokken droeg ik dus nooit korte. Dat kwam tot onder mijn knie of langer. Weer om mij meer op mijn gemak te voelen. Interviewer: Waarom droeg je liever geen opvallende kleuren? Geïnterviewde: Omdat ik niet graag opviel. Dat ligt aan mijn karakter denk ik. Interviewer: Welke kledingsstukken heb je het meest gedragen? Geïnterviewde: Die jeansrok. Ik droeg bijna altijd dezelfde kleren. Ik had dan ook meestal die streepjes T-shirt aan of een groene. Veel kleren hadden wij niet. Interviewer: Welke kleren droeg je op school? Geïnterviewde: Dat was dus blauw-wit en die blauwe plooirok met daarboven een schort. Je zag eigenlijk de kleren niet die je droeg, je had altijd die schort met lange mouwen erboven. We waren ook verplicht om kousen te dragen, die mochten wel bruin of grijs zijn. In het 6e middelbaar heb ik mij eens verzet en bordeaux botjes gekocht met zo een pelske vanboven. Ik heb er verschillende keren een opmerking over gehad op school. Interviewer: Je durfde dan ingaan tegen de schoolregels? Geïnterviewde: Ja, ik zat toen wel in het 6e hé. Dan durfde ik meer. Jah, ik zag die gewoon heel graag. Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden, zoals dat kleed van het jubileum van je grootouders? Geïnterviewde: Dat noemde we onze schone kleren hé. Dat waren kleren die je niet aandeed om thuis te zitten. Dan droeg ik wel eens een kleed. Interviewer: Zagen die kleren er anders uit qua vorm of kleur dan je kleren uit je vrije tijd? Geïnterviewde: Ja, dat kleed met paars wit, dat was wel gedurfd voor mij. Ik droeg meestal toch donkere dingen. Dat was dan een feest...tjah, dan wou ik misschien meer meedoen met de rest. Interviewer: Ging je soms uit? Droeg je dan andere kledij? Geïnterviewde: Dan droeg ik een jeansbroek! Interviewer: Hoe komt het dat je dan wel een broek droeg? Geïnterviewde: Omdat iedereen een broek droeg. Ik kan mij wel niet herinneren dat ik ze gekocht heb, ik zal ze ook weer van iemand gekregen hebben. Interviewer: Welke functie had je kledij die je droeg toen je 12-16 jaar was? Geïnterviewde: Ik was niet veel bezig met kleren of mode. Het belangrijkste was dat ik er gemakkelijk in was. Interviewer: Denk je dat er een reden voor was waarom kledij je zo weinig interesseerde? Geïnterviewde: Ik had weinig vriendinnen. Ik zie bijvoorbeeld bij mijn dochter dat ze aandoet wat haar vriendinnen aandoen. Ook mijn moeder was daar niet mee bezig. Interviewer: Heb je dat ooit als een gemis aangevoeld? Geïnterviewde: Neen. Op school viel mij dat ook niet op dat er mensen waren die betere kleren hadden of merkkledij droegen. Dat stoorde mij dus niet.
Interviewer: Als je ging winkelen, hoe zag zo een shopdag er dan uit? Geïnterviewde: Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit gaan winkelen ben omdat ik zeer veel kleren kreeg. Mijn moeder ging veel naar de C&A vooral als het solden waren. Zij bracht dan gewoon mijn kleren mee. Interviewer: Jij was er dus niet bij als jouw kleren gekocht werden? Geïnterviewde: Neen. Ik herinner mij wel dat we eens kleren kochten terwijl we in de Carrefour liepen. Maar dat waren dus geen gezellige namiddagen, dat we wat rondliepen en een potje koffie drinken. Neen. Pas als ik 21 was en ging gaan werken, dan ben ik kleren gaan kopen. Ik denk dat ik ook pas 21 was voor ik de winkels in de Veldstraat wist zijn. De Carrefour herinner ik mij dus wel. Maar dan kregen we ook enkel iets als het echt nodig was hé, als ons andere kleren kapot waren of te klein. Interviewer: Hoe vaak kreeg je nieuwe kleren? Geïnterviewde: Weinig en enkel als het solden waren. Dus 2 keer per jaar denk ik. Interviewer: Als je kleren kreeg, uit welke winkels kwamen die dan? Geïnterviewde: De C&A dus, de Carrefour en ik denk de E5-mode. Maar dat ben ik niet zeker, of dat al bestond. Maar mijn kleren kwamen voornamelijk uit de C&A als het solden waren. Interviewer: Was je tevreden met de kleren die jouw moeder voor jou meebracht? Geïnterviewde: Ja. Ik herinner mij wel 1 keer dat ze een topje had gekocht en dat ik het te wijd vond. Ze heeft er dan een rekker moeten insteken zodat het toch iets meer aanspande. Ik had 1 gekregen met witte bandjes en mijn zus 1 met zwarte. Ik had eigenlijk liever dat met zwarte gekregen. Ik droeg ook niet zo graag wit omdat ik mij zo bleek vond van vel. Dan zag ik dat niet zo graag. Maar ik heb het wel gedragen hoor. Ik ging niet in tegen mijn moeder. Dat was gewoon zo. Interviewer: Droeg je merkkledij? Geïnterviewde: Neen, zeker niet. Misschien per toeval als ik iets kreeg van mijn nichten. Dat was te duur zeker. Maar ik vroeg er ook niet naar. Ik ben van de generatie van de Miletvesten maar ik heb er nooit achter gevraagd. Het zei mij gewoon allemaal niets. Interviewer: Waren er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Die Miletvesten eh. Er waren daar ganse programma’s rond op tv. Op school lette ik er niet echt op wat mensen aanhadden. Interviewer: Werd er vaak kledij gemaakt voor jou? Geïnterviewde: Bijvoorbeeld voor dat jubileum werd dat kleed gemaakt voor mij. Maar dat was enkel voor een feest hoor. En dan nog denk ik dat dat enkel gebeurde omdat die naaister familie was van mij. Mijn moeder breide soms eens een pull voor ons. Ze heeft ook eens een rok voor mij gemaakt. Ze heeft ook eens een bloes gemaakt voor mij uit een stof die we gekregen hadden. Maar die heb ik nooit aangedaan omdat die knalrood was. Ze heeft daar nochtans veel werk in gestoken. Ik voelde mij wel schuldig hoor, maar ik zag het gewoon niet graag.
Interviewer: Je zei eerder al dat je veel kledij kreeg via andere mensen. Hoeveel kleren uit je kleerkast zou je gekregen hebben? Geïnterviewde: Zeker de helft heb ik gekregen, als het niet meer was. Ik droeg die ook even vaak. Ik denk dat de nieuwe kleren ook dikwijls voor school waren omdat dat moest blauw en wit zijn. Thuis deed ik dan vaker die gekregen kleren aan. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Oh ja hoor. Ik heb er nu nog liggen. We spreken nu over 30 jaar geleden en nog liggen die kleren op mijn zolder. Maar dat is gewoon uit nostalgie. Ik had zo ook 1 Tshirtje, een geel, met een vlinder op. Op den duur zat daar een gat in. Awel, dat heb ik nu nog omdat ik dat zo graag zag en zo veel heb gedragen. Interviewer: Bewaar je die kleren omdat je ze zo mooi vond? Geïnterviewde: Hoh, dat is meer uit emotionele waarde. Ik heb die kleren gewoon veel gedragen. Nu is dat ook nog zo. Al mijn kleren heb ik veel gedragen. Als ik iets nieuws kreeg, voelde ik mij daar altijd even onwennig in, ik moet dat gelijk altijd een beetje gewoon worden. Interviewer: Was je bewust bezig met kledij of mode? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Speelden familie of vrienden een rol in de keuze van kleren die je droeg? Geïnterviewde: Zeker, maar dan in de andere zin. Moest ik nu vrienden gehad hebben die daar meer mee bezig waren, dan zou ik dat ook gedaan hebben. Moesten we ook vaker naar recepties ofzo gegaan zijn, dan zou ik er ook meer aandacht aan besteed hebben. Interviewer: Jouw moeder had dan een vrij grote inbreng in de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Ja hé, aangezien ze ook mijn kleren kocht. Moest ze ook gezegd hebben van draag wat vaker een broek, zou ik dat ook gedaan hebben denk ik. Maar zij besteedde ook niet veel aandacht aan haar kleren. Ze bracht dat over zeker. Interviewer: Keek je soms in modebladen of boekjes waar je lette op de kledij? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Volgde je de mode? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Als je naar televisie keek, lette je dan op de kleren die mensen droegen? Geïnterviewde: Neen, ik had daar geen aandacht voor. Ik merkte dat gewoon niet op. Interviewer: Had je een voorbeeld op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Bepaalde juffrouwen vond ik mooi gekleed. Zij waren galant, droegen een mantelpakje. Zoiets vond ik dan mooi. Ik vond dat chique. Wij waren dat helemaal niet. Niet dat dat hoefde hoor, helemaal niet. Ik wou niet per se zo zijn hoor. Maar dat viel mij dan wel op. Interviewer: Ging je soms naar concerten of modeshows, plaatsen waar gelet werd op je kledij? Geïnterviewde: Neen. Ik ben 1 keer naar een modeshow geweest en dat was om mijn trouwjurk te kiezen.
Interviewer: Waren er normen of waarden die de keuze van jouw kledij mee bepaald hebben? Geïnterviewde: Voor mijzelf mocht het niet te bloot zijn. Mijn schouders moesten altijd bedekt zijn. Het mocht ook niet te kort zijn, het moest komen tot onder mijn knie. Een decolleté droeg ik ook niet graag, ik deed dat niet graag aan. Dat lag aan mijn karakter. Ik was te schuchter. Ik wou ook gewoon niet opvallen. Ik liep liever mee met de middenmoot. Interviewer: Had je bepaalde gevoelens bij bepaalde kleren? Geïnterviewde: Als ik kleren droeg die ik graag aanhad en mij gemakkelijk in voelde, voelde ik mij ook beter. Interviewer: In welke kledij voelde jij je dan beter? Geïnterviewde: Ik voelde mij absoluut niet goed in een bikini of zwempak. Maar in iets dat gemakkelijk zat, een gewone T-shirt voelde ik mij wel beter. Als ik maar mijn gewone kleren kon aandoen. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Dat gebeurde niet dat ik per se iets wou en dat ik het niet kreeg. Interviewer: Praatte je met je vrienden over kleren? Geïnterviewde: Neen, ik denk het niet. Ik denk dat ik ook optrok met de mensen wien kleren ook niet veel zei. De rijkere waren er misschien meer mee bezig, maar dat viel mij niet op. Interviewer: Ruilde je soms kleren met vrienden? Geïnterviewde: Ik herinner mij wel dat dat gebeurde, maar ik deed daar niet aan mee. Ik deed dat wel met mijn zus. Als we te koud hadden, of te warm, wisselden we wel eens van pull. Interviewer: Dat was dan eerder om praktische redenen? Geïnterviewde: Ja, zeker. Dat was niet omdat die kleren mooier waren ofzo. Interviewer: Waren er nog mensen die hun zeg hadden in de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Neen. Onrechtstreeks mijn nichten hé. De kleren die zij kozen, kreeg ik dan. Ik droeg dan gewoon wat ik kreeg van hen. Interviewer: Wil je nog iets vertellen over de kleren die je droeg toen je 12-16 jaar was? Geïnterviewde: Hoh, als ik er zo op terugkijk moet ik daar weinig mee bezig geweest zijn eh. Ik deed aan wat ik kreeg en wat er in mijn kast lag.
Kris, 1959, Sint-Denijs-Westrem Interviewer: Wat staat er op de foto’s die je gevonden hebt? Geïnterviewde: Hoh, ik moet zeggen dat ik er niet veel gevonden heb. Ik heb geen idee waar die naartoe zijn. Wij hadden ook niet veel kleren, dat was zeer beperkt. Dat werd ook veel langer door onze ouders bepaald, wat we aanhadden. Als ik 14 was dan veranderde dat wel een beetje en mocht ik zelf mijn kleren kiezen. Dat was ook zeer strikt aan regels gebonden. Ge mocht niet dat aandoen of je hoorde niet bij een bepaalde groep. Op deze foto heb ik een jeansbroek aan met smalle pijpen en een strak, groen T-shirt. Dat waren eigenlijk mijn typische kleren. Veel andere dingen dan dat droeg ik ook niet. Ook hier zie je weer diezelfde jeansbroek maar dan met een blauw T-shirt. Ik moet zeggen dat er daar niet veel variatie inzat ze. Tjah, ik had niet zoveel kleren ze. Interviewer: Welke kleren lagen er zoal in je kleerkast? Geïnterviewde: Er lag daar echt niet veel in. Ik denk een broek of 2. Ik had ook een paar kleedjes en T-shirts. Alles bij elkaar was dat misschien 30 cm van kleren die omhoog hingen en 30 cm stapelke met T-shirts. Interviewer: Hoe zagen jouw broeken er uit? Geïnterviewde: Toen ik 12 jaar was dan was dat uit stof, katoen. In de zomer was dat met bloemetjes en fel gekleurd. Toen ik 13,14 was, was dat enkel nog donkere vloer of jeans. Die broek was zeer smal en dat was zo een heel laag heupmodel. Wij mochten onze broek eigenlijk zelf zo smal ni kopen van onze ouders. Maar dan zaten wij daar achteraf met onze naaimachine aan om die te versmallen. Interviewer: Wat droeg je boven je broeken? Geïnterviewde: Ik denk dat dat het begin was van de T-shirts. Die waren ook altijd donker van kleur bij ons. Die sloten nauw aan en bij mij was dat meestal met een blote buik. Ik heb nogal een lang lijf dus zag je altijd mijn buik. Ik droeg ook veel van die indische bloesjes met wat borduursel erop. Ik droeg rond mijn 15,16 ook van die hele wijde, halflange rokken. Maar ik heb ook nog een kort leren rokje gehad. Een jeansvestje had ik ook. Een marinegekleurde trui had ik ook. Dat was blauw met wit gestreept. Als ik 16 was dan breide ik mijn truis soms zelf. Die waren wel breed ze. Interviewer: Naar welke kleding ging jouw voorkeur uit en waarom? Geïnterviewde: Vroeger had je ook een soort indeling in groepen, wat voor een soort jongemens dat je waart. De groep waar ik bij hoorde, die wouden zeker niet met hele dure dingen rondlopen. Bij ons was dat zeer eenvoudig, zeker niet opvallend. Mijn voorkeur ging dan eigenlijk uit naar die smalle broeken en van die indische bloesjes, gewoon omdat dat goed zat en niet opviel. Interviewer: Volgde je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Ja, niet opvallen. Dat was mijn stijl. Ik wilde wel bij mijn groepje horen. We lachten dan vaak met de mensen die er zo chique uitzagen en hun merken droegen. Interviewer: Welke kleren droeg je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Aangezien ik niet veel kleren had was dat die jeans met een T-shirt of een indisch bloesje op. Ik droeg vooral broeken, rokken waren een uitzondering. Als ik er 1 droeg dan moest ze toch lang zijn.
Interviewer: Waarom droeg je vooral broeken? Geïnterviewde: Dat was totaal ‘not done’ om een rok te dragen. Je zag dat ook gewoon niet veel liggen in de winkels. Als ik een jaar of 8 was dan moest je een rok dragen. Als je dan eens een broek wou dragen dan moest je daar gewoon een rok boven doen want anders hoorde dat niet en stond dat niet. En dan eneens is dat veranderd. Iedereen droeg broeken. Interviewer: Had je aandacht voor de vorm en de kleur en de vorm van je kleren? Geïnterviewde: Broeken moesten zeer donker zijn en jeans. Iets anders kon eigenlijk niet. In bloesjes mochten wat meer fantasie zitten maar toch ook weer niet te opvallend. Dat waren geen fluokleuren of geel. Dat was eerder rood of groen. Dat was eigenlijk redelijk strikt. Nu zijn er zoveel verschillende kleren dat je kan aandoen wat je wil. De T-shirts sloten nauw aan en sloten aan aan je hals en waren nogal kort. De broeken waren dus ook smal en laag. Interviewer: Welke kledingsstukken heb je het vaakst gedragen en waarom? Geïnterviewde: Er was zo een bloes met ruitjes die veel mensen droegen. Ik heb die dan ook gekocht. Eigenlijk deden wij ook vaak elkaars kleren aan. Voor de rest droeg ik heel vaak jeans, jeans jeans. Iedereen droeg dat gewoon. Ik vond dat mooi en ik denk dat je ook gewoon niet veel andere dingen vond. Interviewer: Moest je een uniform dragen op je school? Geïnterviewde: Ja, blauw en wit. Er mochten daar ook geen tekeningen ofzo opstaan, dat was zeer strikt. Interviewer: Waren er nog regels buiten de kleur? Geïnterviewde: Hoh, zo van die T-shirts die diep uitgesneden waren dat droegen wij automatisch niet. Zo een dingen lagen ook gewoon niet in de winkels. We waren ook verplicht om kousen te dragen. En over rokken ofzo...tijdens mijn humaniora heb ik dat gewoon niet gedragen. Ik zag ook niemand op mijn school die dat droeg. Dus ik weet niet of er daar regels over waren. Interviewer: Droeg je de kleren die je op school aanhad ook in je vrije tijd? Geïnterviewde: Neen, als je buiten school was dan deed je die meteen uit en deed je andere kleren aan. We gingen soms zelf met 2 lagen naar school. Als de school gedaan was gingen we naar de toiletten en deden we de bovenste laag uit en hadden we weer onze gewone kleren aan. Dat donkerblauw waren we heel erg beu en dan wouden we dat zo snel mogelijk uitdoen. Interviewer: De kleur stoorde jou? Geïnterviewde: Ja jong, dat blauw! Want voor de rest verschilden die kleren niet ze. Interviewer: Had je speciale kleren voor gelegenheden zoals familiefeesten? Geïnterviewde: Als ik 12,13 was dan wel. Dan waren dat onze zondagskleren en mocht ik die alleen op zondag en feesten aandoen. Dat mocht ik zeker niet in de week dragen. Mijn moeder maakte dan een kleedje of kocht er 1. Als dat dan iets vuiler was mocht ik dat wel tijdens de week dragen. Als ik ouder was, na 12-13, bepaalde ik zelf wat ik wilde dragen en was er geen verschil meer met gewone dagen.
Interviewer: Als je eens op stap ging met vriendinnen, wat droeg je dan? Geïnterviewde: Dezelfde kleren ze. Een jeansbroek met een T-shirt. Wij hadden niet zo veel keuze in onze kleerkast eh. Interviewer: Welke functie had je kledij? Waarom droeg je die kledij? Geïnterviewde: Als je iets leuks aanhad, dan voelde je je gewoon goed. Dat maakte ook uit tot welke groep je behoorde. Dat was eigenlijk het uniform van de groep waartoe je wou behoren. Interviewer: Als je ging winkelen, hoe zag zo een dag er dan uit? Geïnterviewde: Dat gebeurde zeer weinig, er was daar ook gewoon geen geld voor. Of er werd toch minder geld voor uitgetrokken. Na de examens gingen we soms eens gaan winkelen. Dat was zeer uitzonderlijk dat we gingen winkelen hoor. Toen ik 15-16 was kreeg ik kleergeld. Ik was 1 van de eerste mensen die dat kreeg en dat was niet veel hoor. Dat was 1000 fr. in de maand en daar moest ik echt alles mee kopen. Ik weet nog dat 1 van de eerste dingen die ik kocht een broek was. Die koste 750 fr. en dus bleef er niet veel meer over iets anders. Een goedkope jeans dat bestond gewoon niet, zo van die goedkope merken. Als je een jeans wou dan was dat meteen van een merk. Met dat geld kon ik bijvoorbeeld ook maar heel weinig schoenen kopen. Maar echt een namiddag winkelen ofzo dat gebeurde dus niet omdat we gewoon geen geld hadden. Interviewer: Hoe vaak ging je winkelen? Geïnterviewde: Hoh, niet veel ze. Met mijn 1000 fr. moest ik soms een hele tijd sparen voor ik iets kon kopen. Als je een jas wou, dan moest je daar een paar maanden voor sparen. Vroeger had je geen goedkope kledingsmerken. Je had wel bijvoorbeeld de GB maar die hadden niet zo veel kleren. Dus als ik iets kocht dan was dat zeer gericht. Ik wist heel goed wat ik wou. Interviewer: Als je eens ging winkelen, met wie was dat dan? Geïnterviewde: Tot een jaar of 14 was dat met mijn moeder. Daarna was dat met mijn vriendinnen. Maar dat gebeurde dus echt niet veel. Dat was niet alsof wij zo een keer naar de stad gingen en dat we eens gingen rondkijken wat er allemaal lag. Interviewer: In welke winkels kocht je jouw kleren? Geïnterviewde: Soms eens de GB en de C&A, die kan ik mij nog herinneren. Die Indische bloesjes kocht ik in van die kleine Indische winkeltjes. Interviewer: Droeg je merken? Geïnterviewde: Van broeken wel en dat was Levi’s of Lee. Van T-shirts en jassen waren dat geen merken. Dat was dan gewoon van de winkel zelf. Interviewer: Toen je 12-16 jaar was, waren er dan bepaalde merken in? Geïnterviewde: Ja, broeken moesten van Levi’s of Lee zijn. Van de rest kan ik mij dat niet zo goed herinneren. Degene die zo chique gekleed waren droegen wel merken maar omdat ik niet tot die groep behoorde kan ik mij niet meer herinneren welke dat waren. Maar binnen mijn groep werd dat alleszins, buiten de broeken, niet gedragen. Interviewer: Werd er soms kledij gemaakt voor jou? Geïnterviewde: Mijn moeder maakte soms kleedjes voor mij en op een bepaald moment, als ik 14 was, vond ik dat niet mooi meer. Dat voldeed niet meer aan wat ik wilde. Op een bepaald moment ben ik ook zelf beginnen breien want dat was erg in. Toen ik 16 was, was
dat. Dan maakten wij zelf truien. Maar dat was het enige ze. Andere kledingsstukken, daar begonnen we niet aan. Interviewer: Ging je soms naar een naaister? Geïnterviewde: Mijn moeder kon naaien dus als we klein waren maakte zij veel kleren voor ons. Als er een familiefeest was dan gingen we wel eens naar een naaister, dan werd er eens iets specialers gemaakt. Dan was dat iets met meer frutselkes aan. Interviewer: Kreeg je soms kleren via familieleden die oudere nichten of zussen al gedragen hadden? Geïnterviewde: Als we klein waren was dat zo maar op een bepaalde moment stopte dat. Interviewer: Waarom stopte dat? Geïnterviewde: Hoh, op een bepaald moment groei je niet meer en bleef je je kleren behouden. De mode ging ook veel trager dan nu heb ik de indruk. Ik kan mij bijvoorbeeld alleen maar die smalle broeken herinneren. Als ik 12 jaar was, dan waren dat brede. Dat ging dus lang mee. Maar erna waren dat allemaal smalle en dat bleef jaren aan een stuk zo. Die kleren droeg je tot ze versleten waren. Als kleren dan versleten waren dan maakte wij daar een schort ofzo van. En daardoor werd dat dan ook niet meer doorgegeven. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: Ja, want je moest er lang voor sparen dus tegen dat je ze had...dan was je wel heel blij met die kleren. Ik was er dan ook aan gehecht. Interviewer: Was je bewust bezig met kledij of mode? Geïnterviewde: Hoh, dat mocht vooral niet te veel opvallen en ik wou er mij gewoon goed in voelen. Verder dan dat ging dat ook niet hoor. Interviewer: Speelden familie of vrienden een rol in de keuze van kledij die je maakte? Geïnterviewde: Vrienden wel, familie niet. Allé ja, je wilde tot die groep behoren. Dus als zij zeiden dat iets mooi was, dan zou ik dat sneller gekocht hebben. Jaja, zij bepaalden wel mee wat ik droeg. Mijn familie...die waren te oud en waren met een heel andere stijl opgevoed. Bij hen moest dat deftig en proper zijn. Interviewer: Bekeek je soms modebladen of waren er tijdschriften waar je op de kledij lette? Geïnterviewde: Dat waren geen modebladen maar muziekblaadjes. We keken dan wel naar de kleren die die artiesten droegen maar dat waren dingen die heel overdreven waren en die je hier zelf niet in de winkel vond. Dat waren van die glitterdingen, daar liep je niet mee op straat eh. Dat was eigenlijk een wereld ver van ons. Wat je aandeed werd zeker niet daardoor bepaald. Interviewer: Had je het gevoel dat je de mode volgde? Geïnterviewde: Eigenlijk niet, neen. Interviewer: Toen jij 12- 16 jaar was, wat was dan de mode? Geïnterviewde: Binnen mijn groep was dat onopvallend zijn met een paar indische details. Maar dat was zeer zeer sober. Interviewer: Lette je op de kledij die personen op televisie droegen? Geïnterviewde: Hoh, ik denk dat vroeger wij met mode veel minder bezig waren. Dus eigenlijk niet.
Interviewer: Had je op het vlak van kledij iemand als voorbeeld? Geïnterviewde: Ik had een vriendin en ik vond dat die mooi gekleed was. Als ik iets kocht dan had ik haar wel in mijn achterhoofd. Zij droeg bijvoorbeeld als 1 van de eerste die smalle broeken en dan deed ik dat na. Interviewer: Ging je naar andere manifestaties? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Waren er bepaalde normen of waarden die mee de keuze van jouw kledij bepaalden? Geïnterviewde: Dat mocht vooral niet te opvallend zijn en niet te duur ogen ook want dat was ook ‘not done’. Dat kwam door die vriendengroep hé. Dat was gewoon ons gedachtegoed van eenvoudig te zijn en niet te pronken dat je geld hebt. Je wou niet opvallen. Dat mocht allemaal niet duur of exclusief ogen. Het moest gewoon eenvoudig zijn. Interviewer: Had je gevoelens bij bepaalde kleren? Geïnterviewde: Iedereen wil, en zeker als je jong bent, er aantrekkelijk uitzien. Dat zat er dus zeker wel een stuk in. Maar meer dan dat kwam er niet bij kijken. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over jouw kleren? Geïnterviewde: Ja, dat mocht zeker niet te smal zijn die broeken, want dat kon niet. Op straat zagen mijn zus en ik er wat anders uit dan de anderen. In de straat noemden ze ons de zigeuners. Maar ik zag niet echt in waarom aangezien we meestal broeken droegen. Maar ik denk dat wij die discussies toch wel een beetje probeerden te ontlopen. Wij gingen met onze gewone kleren naar buiten en in de garage deden wij dan andere kleren aan. Dan zag ons moeder dat niet. Dat was dan voor die jeansbroek die te smal was eh. Als wij dan weer naar binnen gingen, dan deden wij onze kleren in een zak en deden wij weer die eerste kleren aan en merkte ons moeder er niets van. Interviewer: Hoe werd kledij in jouw vriendengroep ervaren? Werd er bijvoorbeeld vaak over gepraat? Geïnterviewde: Neen, dat was niet belangrijk. Het had zijn plaats maar dat was zeker niet zo belangrijk. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Ja, dat wel. Interviewer: Wat werd er dan zoal geruild? Geïnterviewde: Alles waar je in kon. Interviewer: Waarom werd dat gedaan? Geïnterviewde: Dat waren dingen die je niet zelf had en dat was wel leuk om eens iets anders aan te doen. Je had zelf niet zo veel kleren dus was dat wel leuk. Mijn zus die pikte dan wel eens mijn kleren en dan ook haar vriendinnen deden mijn kleren aan. Dat was een hele bende ze die elkaar kleren droegen. Interviewer: Waren er nog mensen die hun zeg hadden bij de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Mijn oma als ik 12-13 jaar was. Die had daar wel haar inspraak in. Dat mens was al een heel stuk ouders dus moest dat allemaal vree deftig zijn. Maar als ik ouder was, was dat gedaan.
Interviewer: Heb je nog iets toe te voegen of wil je nog iets vertellen? Geïnterviewde: Neen. Wij hadden niet zo veel kleren en dat was allemaal ook niet zo belangrijk. Er was ook veel minder kleur. Er was ook niet zo veel keuze. Nu kan je veel meer kiezen wat je aandoet. Interviewer: Je denkt dat er ook gewoon minder soorten kleren lagen in de winkels? Geïnterviewde: Ja en die goedkope merken had je gewoon niet. Enkel de C&A was er, dat iets goedkoper was. Je had gewoon ook niet zoveel verschillende stijlen als nu. Nu kan je wel als 10 verschillende manieren gekleed lopen. Het mag kleurrijk zijn, donker, het mag een smalle rok zijn, een brede.
Kathleen, 1968, Sint-Amandsberg Interviewer: Wat staat er op de foto’s die je hebt gevonden? Geïnterviewde: Op die foto moet ik een jaar of 12-13 geweest zijn. Toen droeg ik heel veel jeans. Dat was de periode van Kiss en toen droeg bijna iedereen jeans. Ik dus ook. Dat waren niet enkel broeken maar ook jassen enzo. Ik heb dan nog een foto gevonden van als ik 14 jaar was. Dat wad de periode van Fame, de tv-serie. We deden dat dan ook een beetje na. Toen droeg ik vooral jeansbroeken en T-shirts er boven. Boven die broeken deed ik dan zelfgemaakte beenverwarmers. Interviewer: Deden jullie de kleren na die je zag in die serie? Geïnterviewde: Ja, we wilden ons daar een beetje aan spiegelen. Je zag in die serie heel veel van die beenverwarmers. Kijk, dat is hier nog een foto van op sneeuwvakantie en ik zie toch dat al mijn vriendinnen hetzelfde gekleed waren. Iedereen droeg smalle broeken en brede truien. Interviewer: Je zei daarnet dat jullie die beenverwarmers zelf maakten... Geïnterviewde: Jaja, wij breiden dat zelf. Wij moesten dat toen nog op school doen. Zowel breien als naaien moesten we tijdens de les doen. Want op die foto die ik daarnet toonde had ik ook een pull aan die ik zelf had gebreid. Interviewer: Beperkte dat breien zich tot de klas of was je er ook thuis mee bezig? Geïnterviewde: Ik deed dat thuis ook. Mijn moeder deed dat ook veel, dus we hadden thuis al het gerief liggen. Ik deed dat ook wel. Merkkledij dat droegen wij niet. We waren thuis met 5 kinderen dus dat was gewoon niet mogelijk. Kijk op die foto zie je dat we allemaal beenverwarmers aanhadden. We droegen ook van de lange sjaals. En hier zie je ook dat ik weer jeans aan had. Ik droeg van die heel spannende broeken. Dat duurde bijna 10 minuten om er in te geraken. Interviewer: Wat droeg je boven die broeken? Geïnterviewde: T-shirts en pulls. Dat waren van die hele lange pulls zoals je die nu ook weer ziet. Die kwamen tot onder mijn poep. Interviewer: Was dat allemaal nauwaansluitende kleding? Geïnterviewde: Neen. De broeken wel, die zaten heel erg strak. Maar de truien, dat waren tenten. Die waren heel erg wijd. Interviewer: Je hebt al een aantal dingen gezegd over de kleren die je droeg. Wat was er nog in jouw kleerkast terug te vinden toen je 12-16 jaar was? Geïnterviewde: Tot mijn 15 jaar was dat toch vooral die jeans en T-shirts en brede truien. Daarna is dat veranderd omdat ik dan samen was met mijn vriend, die nu mijn man is. Die was 4 jaar ouder dus paste ik mij een beetje aan. Ik wou er dan wat ouder uitzien. Dan pas begonnen de rokken en de kleedjes. Interviewer: En hoe zagen die rokken en kleedjes er uit? Geïnterviewde: Die rokken kwamen tot onder de knie. Dat waren nogal deftige dingen die wat strakker zaten. Ik droeg daar dan ook gewoon T-shirts boven. Interviewer: En voor je 15, droeg je dan soms rokken of kleedje? Geïnterviewde: Neen. Ik ging dan met de fiets naar school en dat ging niet zo goed met een rok.
Interviewer: Had je veel kleren? Geïnterviewde: Neen. Doordat we met 5 waren ging dat ook niet. Als ik zie wat mijn dochter nu allemaal heeft liggen... Interviewer: Had je bepaalde kledij waar je voorkeur naar uitging? Geïnterviewde: Een strakke jeans met een T-shirt. Interviewer: En waarom die kledij? Geïnterviewde: Hoh ja, iedereen droeg dat en ik voelde mij daar goed in. Interviewer: Volgde je een bepaalde stijl? Kun je deze beschrijven? Geïnterviewde: Neen, helemaal niet. Interviewer: Je kleedde je wel ongeveer hetzelfde als de mensen in jouw omgeving? Geïnterviewde: Ja, mijn vriendinnen droegen dezelfde kleren als mij. We geleken eigenlijk allemaal op elkaar. Maar een bepaalde stijl zou ik dat niet noemen. Interviewer: Welke kleuren droeg je zoal? Geïnterviewde: Tot mijn 12-13 jaar was dat toch vooral donkere kledij omdat ik dan altijd volledig in het jeans rondliep. Maar daarna droeg ik T-shirts en dan kon dat vanalles zijn. Ik had er groene, gele, roze, met streepjes. Ik droeg eigenlijk alles. Maar toch wel iets meer blauw, want dat was mijn lievelingskleur. Niet alleen in kleren hoor, maar in alles. Ik zag ook graag blauwe meubelen enzo. Mijn ma zei altijd “zijt ge weer in ’t blauw, ja”. Interviewer: Besteedde je naast de kleur ook aandacht aan de vorm van jou kledij? Geïnterviewde: Neen. Nu doe ik dat wel maar vroeger niet. Maar ik had dan ook helemaal geen vet in die tijd, dus ik moest er ook niet op letten. Ik droeg inderdaad wel die smalle jeans maar iedereen droeg dat. Hetzelfde met die floddertruien. Interviewer: Wou je zijn zoals de rest op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Hoh. Ik denk het wel zeker. Ik wou alleszins niet te veel opvallen dus deed ik mee met de anderen. Ik wou niet anders zijn. Interviewer: Was er een uniform op jouw school? Geïnterviewde: Neen, ik ging naar een stadsschool. Interviewer: Waren er bepaalde regels waar je je op het gebied van kleren aan moest houden? Geïnterviewde: Hoh, dat weet ik niet meer. Waarschijnlijk wel maar ik heb er alleszins nooit problemen mee gehad. Ik kleedde mij nooit onfatsoenlijk ofzo. Interviewer: Droeg je als 12-16 jarige soms wat meer uitdagende kledij zoals bijvoorbeeld een diepere decolleté? Geïnterviewde: Neen. Ik was daar helemaal niet mee bezig. Dat kwam pas als ik 17-18 jaar was. Dan begon ik minirokken enzo te dragen. Maar ik had 3 broers en die brachten veel vrienden mee naar huis. Dus met dat vrouwelijke was ik niet bezig. Ik had ook nog 2 zussen maar die waren ouder en woonden niet meer thuis. Er was dus niet zo veel aandacht voor vrouwelijke dingen. Interviewer: Droeg je dezelfde kleren op school als thuis? Geïnterviewde: Jaja, daar zat helemaal geen verschil tussen. Ik droeg altijd dezelfde kleren.
Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden (bv. communie, als je ging dansen, de zondag)? Geïnterviewde: Awel, dan droeg ik wel eens een kleedje. Dat was dan meestal een licht kleur zoals wit. Ik droeg dan ook witte kousen. Dat moest deftig zijn. Dan kon je niet met een minirok afkomen. Iedereen was zo deftig gekleed dus verwachtte mijn ma dat wij dat ook deden. Interviewer: Droeg je die kleren ook op andere momenten? Geïnterviewde: Neen. Allé, na verloop van tijd wel. Maar als ik nieuwe kleren kreeg dan waren die eerst en vooral voor een feest. Pas na een aantal maanden, mocht ik dat dan ook dragen om naar school te gaan of voor in mijn vrije tijd. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom draagt je die kledij? Geïnterviewde: Hoh, mijn kleren moesten vooral comfortabel zijn. Ik moest er mij goed in voelen. Natuurlijk wou ik er ook wel mooi uitzien maar ik denk dat elk meisje dat wel heeft zeker. Zeker op die leeftijd want dan begin je je bewust te worden van de jongens. Interviewer: Hoe zag een dagje shoppen er voor jou uit? Geïnterviewde: Dat gebeurde niet of toch alleszins bijna niet. Ik kan het mij alleszins bijna niet herinneren. Mijn moeder kocht al mijn kleren voor mij. Pas als ik 15-16 jaar was dan ging ik eens naar de stad en dat was dan altijd met mijn ma er bij. Daarvoor koos mijn ma dus eigenlijk altijd mijn kleren. Interviewer: Was je tevreden met die kleren? Geïnterviewde: Ja hoor, dat was eigenlijk altijd goed. Ik had daar niet van te klagen. Mijn ma die was jong gezind dus ze kwam nooit met afgrijselijke kleren af. Dat winkelen hoefde voor mij ook helemaal niet. Dat interesseerde mij niet. Ik zei dan wel eens dat ik een nieuwe trui nodig had of dat ik blauw een mooi kleur vond. Mijn ma hield daar dan wel rekening mee als ze mijn kleren ging kopen. Maar ik zei niet specifiek wat ik wou. Pas als ik 15 werd ging ik dan gaan winkelen omdat ik dan mijn vriend had. Dan werd dat wel een beetje belangrijker. Ik wou er goed uitzien voor hem. Interviewer: En hoe vaak gebeurde dat dan? Geïnterviewde: Euhm, misschien 2 keer per jaar ofzo. Dat was absoluut niet vaak dat we dat deden. We hadden daar ook gewoon het geld niet voor. Maar dat interesseerde me ook niet. Ik vond dat helemaal niet erg. Ik vond het veel leuker om zelf een trui te maken en te zeggen dat ik dat zelf gedaan had. Dat was veel unieker. Interviewer: Kan je je nog herinneren naar welke winkels je ging als je ging winkelen? Geïnterviewde: Oei, nu vraag je wat. Dat weet ik niet goed meer. Ik denk de C&A maar voor de rest zou ik het niet meer weten. Interviewer: Had je het soort kledij al voor ogen als je ging winkelen? Of gebeurde het soms dat je ging winkelen omdat je zin had in iets nieuws? Geïnterviewde: Dat was helemaal niet gericht. We gingen dan meer gaan kijken wat er allemaal was en dan zo beslissen wat ik wou. Dat was dan meestal de woensdagnamiddag, als ik van school kwam. Maar dat duurde geen hele namiddag ze, dat duurde mij te lang. Na een uur of 2 was ik het beu, want dat interesseerde mij gewoon niet zo.
Interviewer: Droeg je merkkledij? Waarom? Geïnterviewde: Neen, wij droegen geen merkkledij. Het budget was er gewoon niet voor met 5 kinderen. Ik heb dat ook nooit als een gemis ervaren. Ik heb er ook nooit achter gevraagd. Dat kon mij helemaal niet schelen. Interviewer: En de jeansbroeken? Geïnterviewde: Ahja, dat was wel meestal van Levi’s. Dat waren gewoon de beste broeken, de beste kwaliteit. Maar het was dan niet alsof we er allemaal één kregen. Ik droeg dan meestal die van mijn broers of zussen. Als er al eens een merk gekocht werd, dan moest dat overgedragen worden. Maarja door dat dat merken waren ging dat ook lang mee hé. Interviewer: Waren er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Die Levi’sbroeken werden toch door bijna iedereen gedragen hoor. Je had dan ook nog die jassen zoals die michelinmanntjes. Afschuwelijke dingen waren dat. Ik heb het alleszins nooit gedragen. Interviewer: Je zei eerder al dat je kledij droeg van je broers en zussen. Werd het merendeel van je kleren gekocht, gemaakt of kreeg je die? Geïnterviewde: De meeste kleren werden toch gekocht. Ik maakte dus ook vaak dingen maar dat duurde wel heel lang dus zo veel had ik er nu ook weer niet van. Van mijn broers kon ik wel broeken dragen, maar hemden ofzo dat ging toch niet. Dat was veel te groot. Interviewer: Welke kleren maakte je zelf? Geïnterviewde: Enkel truien en die beenverwarmers. De broeken waren altijd van jeans en T-shirts zijn veel gemakkelijker om te kopen. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een waarde voor jou? Waarom? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Mijn kleren waren ook helemaal niet belangrijk voor mij. Alleszins toch niet voor mijn 15 jaar. Daarna veranderde dat wel doordat ik dan interesse begon te krijgen in jongens. Dan werd ik mij meer bewust van wat ik aan had en wou ik er mooi uitzien. Interviewer: Was je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Vanaf mijn 15 dus wel ja. Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol? Beslissen zij mee in jouw keuze? Geïnterviewde: Bij mijn vrienden werd er niet over kleren gepraat. Er werd daar niets over gezegd. Ik had wel een vriendin die enig kind was. Zij kreeg alles wat ze wou. Maar er werd daar nooit echt over gepraat. Aangezien ik door mijn broers meer bij jongens rondliep, werd er ook niet over kleren gepraat. Dat is niets voor jongens, dat interesseert hen niet. En mijn ouders die hebben nooit iets gezegd over mijn kleren. Tjah, mijn moeder kocht ze bijna altijd voor mij en zelf als ik 15 was dan ging ze altijd mee. Interviewer: Bekeek je modebladen? Welke en waarom die? Geïnterviewde: Neen, ik kocht geen modeblaadjes. Ik las enkel de Joepie. Dan keek ik wel naar de kleren die de mensen aan hadden. Interviewer: Liet je je daardoor inspireren? Geïnterviewde: Hoh, toch wel eigenlijk. Daar zag je dan dat veel sterren lange pulls met riemen er boven droegen. Dat wilde ik dan ook wel doen. Er werden ook veel kettingen boven elkaar gedragen rond de nek. Dat deed ik ook een bepaalde periode.
Interviewer: Volgde je ‘de mode’? Geïnterviewde: Ik denk het wel zeker aangezien we allemaal een beetje hetzelfde gekleed waren. Interviewer: Hoe stond je tegenover de kledij die mensen op TV dragen? Lette je daar op? Geïnterviewde: Wel bij die serie van Fame, die was erg populair bij de jonge mensen. Dan keken we wel naar wat die aan hadden. Dat waren jonge mensen waar we toch een beetje naar op keken. Interviewer: Had je een voorbeeld? Zowel in je omgeving als op televisie? Geïnterviewde: Neen, zeker niemand specifiek. Interviewer: Ging je naar andere plaatsen war op kledij gelet werd? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen jouw keuze van kledij? Geïnterviewde: Oeie, ik denk het niet. Ik droeg ook nooit blote kleren gewoon omdat ik mij comfortabel wou voelen in mijn kleren. Als ik de hele tijd zou moet opletten hoe ik mij moest zetten of kijken dat er niets te wijd open viel, dan zou dat niet gelukt zijn. Interviewer: Was er soms discussie met de ouders over kledij? Geïnterviewde: Neen, want mijn ma was overal bij. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Neen, dat hebben wij nooit gedaan. Interviewer: Waren er andere mensen die uw kledij bepalen of hun zeg hadden in de keuze van jouw kledij? Waarom? Geïnterviewde: Neen Interviewer: Wil je nog iets vertellen? Geïnterviewde: Neen, ik denk het niet.
Jeanine, 1939, Afsnee Interviewer: Wat staat er op de foto’s? Geïnterviewde: Op deze foto heb ik een bruine rok aan met een wit bloesje erboven. Dat waren rokken tot aan mijn knieën. Dat waren de kleren die ik meestal droeg. Mij zal je nooit gezien hebben met een broek hoor. Oei oei, dat werd niet gedragen in mijn tijd. Meer foto’s heb ik niet gevonden, dat werd maar zelden genomen. Interviewer: En waarom droeg je geen broeken? Geïnterviewde: Tjah, dat werd gewoon niet gedaan. Dat was niet deftig genoeg voor een vrouw. Dat deftig zijn dat was wel belangrijk. Interviewer: Waarom denk je dat dat zo was? Geïnterviewde: Hoh, dat hoorde gewoon zo te zijn. Dat was ook wel zo bij mannen horen. Maar als je buiten kwam dan moest je proper zijn, deftig. Bij een vrouw was dat dan een rok. Iedereen deed dat. Dat was vanzelfsprekend. Er werden daar geen vragen bij gesteld. Interviewer: Stel even uw kleerkast van vroeger voor, toen je 12-16 jaar was. Wat was daarin te vinden? Geïnterviewde: Niet veel ze. Misschien een stuk of 3 rokken en 2 kleedjes. Daarboven droeg ik dan bloesjes of een pull. Weet je, die kleren werden ook niet zo vaak gewassen als nu ze. Een wollen trui, dat werd niet iedere week gewassen. Er werd daar allemaal niet zo veel aandacht aan besteed als nu ze. Interviewer: Volgde u een bepaalde stijl? En als dat zo was, kan je die beschrijven? Geïnterviewde: Hoh, ik denk dat iedereen een beetje hetzelfde aanhad. Van het woordje stijl werd toen niet gepraat. Ik heb er toch nooit van gehoord. Dat zal misschien ook wel bestaan hebben bij de hogere kringen. Bij ons moest het gewoon deftig zijn, dat was het. Interviewer: Waarom was dat deftig zijn belangrijk? Geïnterviewde: Omdat je niet wou gezien worden als iemand die anders was. Iedereen droeg ongeveer dezelfde kleren dus wou je niet als een vreemd persoon aanzien worden. Interviewer: Welke kleren droeg je overdag in jouw vrije tijd? Verschilt deze van jouw avondkledij? Geïnterviewde: Op deze foto hier heb ik een kleedje aan, maar dat was voor de zondag. Dat deed ik thuis niet aan. Ik woonde op een boerderij dan was dat de gewone kledij: een rok tot aan de knieën met een eenvoudige bloes op. De zondag waren dat wel kleren die meer moesten aanspannen. Op een boerderij was dat dan niet geschikt om te werken hé. En die mooi kleren voor de zondag die werden dan ook op maat gemaakt. Als er eens iets speciaals te doen was dan lieten we een kleed maken. De keuze van winkels die je nu hebt, dat bestond toen niet ze. Interviewer: Was er een reden waarom die kledij de zondag meer moest aanspannen? Geïnterviewde: Hoh, dat werd gewoon als deftig gezien. Deftige kledij was op maat gemaakt en moest dus goed aansluiten. Moest dat niet zo zijn zouden de mensen gezegd hebben dat je kleren vijf maten te groot waren. Dat moest op je lichaam meer passen. Interviewer: Besteedde je aandacht aan de kleur en de vorm van jouw kledij? Geïnterviewde: Jaja, daar werd naar gekeken ze. Het is ook nog mode geweest van bloemetjeskleedjes te hebben. Dat klinkt nu misschien onnozel, maar dan moest je zo een bloemetjeskleed hebben. Als het dan mode was van ‘carreautjes’ dan wilde ik dat ook.
Interviewer: Moest je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Voor de zondag en om naar de mis te gaan moest iedereen hetzelfde kleed aanhebben. Dezelfde mantel zelfs. Maar tijdens de week was het anders. Dan mocht je kiezen wat je aanhad. Maar we moesten wel altijd een schort aanhebben. Tijdens de week was dat een zwarte en de zondag een witte. We mochten wel bijvoorbeeld geen broek dragen. We moesten ook bruine schoenen hebben en bruine kousen. Dat waren lange kousen. Die schort moesten we dragen om onze andere kleren te beschermen. Zodat dat dan weeral niet te veel moest gewassen worden eh. De schort werd elke week gewassen maar de rest niet ze. Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden (bv. Communie, als je ging dansen, de zondag)? Geïnterviewde: Hoh wij hadden dan 1 kleedje hé, en dat moest dan een hele zomer meegaan voor alle gelegenheden. En als het niet meer mooi was dan kreeg je weer een nieuw kleed of een nieuwe bloes en rok die dan weer moesten meegaan voor een half jaar. Wij hadden geen 4 mooie kleedjes ze. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom droeg je die kledij? Geïnterviewde: Mjah, ik droeg mijn kleren wel graag. Gelijk die mooie kleren dat was wel heel speciaal. Het was ook speciaal als we eens iets nieuws kregen. Dat was altijd vree kiezen want we wisten dat het lang moest meegaan hé. Op school hadden we gewoon niet te kiezen. Maar hoh daar had ik niet echt gevoelens bij. Tijdens mijn vrije tijd, dat waren kleren die ik graag droeg. Dat waren dan ook kleren die ik ook bijna allemaal zelf maakte. Er werd toen door de mensen heel veel zelf gemaakt. Interviewer: Waarom maakte je ook zelf kleren? Geïnterviewde: Om geld uit te sparen eh. Kleren dat was eigenlijk iets waar we zo weinig mogelijk geld aan probeerden uit te geven. We gingen dan de stof kopen in een winkel en dan maakte ik er thuis een rok van of een bloes. Interviewer: Hoe zag een dagje shoppen er voor jou uit? Geïnterviewde: Dat gebeurde wel dat mensen gingen gaan winkelen, maar dat gebeurde veel minder dan nu. Dat was dan als we het echt nodig hadden. Als we bijvoorbeeld in september een nieuwe mantel nodig hadden, dan was dat in de Lange Munt. Dat waren daar deftige kledingszaken en dan gingen we daar om een mantel. Die was dan voor 1 of 2 winters goed hoor. We gingen pas winkelen als we wisten ‘dat en dat’ hebben we nodig. Als we gingen winkelen dan deden we wel een aantal winkels tot we ons goesting vonden. Interviewer: Had je het soort kledij al voor ogen als je ging winkelen? Geïnterviewde: Als we gingen winkelen dan was dat enkel omdat we iets specifieks nodig hadden. Voor kleine dingen zoals kousen en schorten en bloesjes, daarvoor kwam er iemand rond. Dat was iemand met een fiets met een grote zak vanvoor en een grote zak vanachter met kleren. Hij legde het dan op de vloer allemaal uit en we konden daar dan uit kiezen. Kleine dingen werden echt aan huis gekocht. Interviewer: Was dat iemand die een bepaalde winkel vertegenwoordigde of iemand die dat zelf maakte? Geïnterviewde: Ik herinner mij niet dat dat iemand van een bepaalde winkel was. Ik denk dat dat iemand was die dat gewoon zelf maakte.
Interviewer: Ging die dan bij iedereen rond? Geïnterviewde: Die ging rond bij de boeren, zoals wij. Die mensen hadden gewoon niet zo veel tijd en geld om altijd naar de winkel te gaan. Ik denk niet dat die bij de hogere klassen rondging. Die mensen gingen meer naar de winkels. Toen ik ongeveer 16 was dan kwam er hier op Afsnee een eerste winkelke met kleren. Dat was hier in de straat. Dat was bij Edith. Dat was niet groot ze. Je kon daar dan eens een bloesje kopen. Dat waren dan niet de beste kleren hé. Maar dat waren dingen die we moeilijk zelf konden maken. Je ging daar dan naartoe en je zei dan dat je een nieuwe rok of een nieuw bloeske nodig had. Dat mens maakte dat dan hé. Ze had niet zo veel in haar winkel maar je kon daar alles vragen. Ze moest zij leven van de mensen van de parochie. Maar ja, hoeveel mensen woonden hier dan al? Dat was niet zo veel ze. Dat was wel plezant dat we daar dan eens wat van konden krijgen. Dan moest je niet altijd naar ’t stad hé. Interviewer: Droeg je merkkledij? Geïnterviewde: Als ik jong was heb ik nooit horen praten over merken. Dat zal wel bestaan hebben zeker... Er waren wel bijvoorbeeld goede winkels. In de Lange Munte had je De Smedt, dat weet ik nog. Dat waren gekende klerenwinkels. Interviewer: En weet je waarom je specifiek naar die winkels ging? Geïnterviewde: Omdat je daar goede kwaliteit had. Als je iets moesten hebben voor de zondag dat lang moest meegaan, dan moest dat wel goede kwaliteit zijn. Interviewer: Waren er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Hoh, ik ging naar de winkels waar mijn mama ging. Dat was ook een beetje via mond op mond reclame dat we naar bepaalde winkels gingen. Dat zal wel geweest zijn zeker dat er bepaalde merken in waren. Maar daar herinner ik mij niets van. Er werd daar niet over gesproken gelijk. Ik denk dat de kleren gewoon de naam van de winkel hadden. Interviewer: Waren er dan winkels waar je liever naartoe ging? Geïnterviewde: Ja, dat was wel zo. Ik kan nu wel niet meer op de naam komen. Maar mijn papa die ging altijd naar dezelfde winkel voor mannenkleren. Als hij nu een broek of een mantel nodig had, hij ging altijd naar die winkel. Interviewer: Hoe vaak ging je shoppen? Geïnterviewde: Hoh, ik denk dat dat maximum twee keer per jaar was. Of ook wel als er eens een speciale gelegenheid was hé. Bijvoorbeeld als er in de familie een keer een trouw was of een plechtige communie. Voor zulke dingen hé. Daar werd wel aan gedacht en aan gehouden. Als we wisten dat er een trouw ging zijn, dan gingen we pas kleren kopen. Die moesten dan weer een hele tijd meegaan. Interviewer: Werd de kledij gekocht of door anderen gemaakt? Geïnterviewde: De gewone kleren uit mijn vrije tijd, die maakte ik meestal zelf. Ik heb nog naailes gevolg. Je had ook naaister op het dorp. Als je die schort voor op school nodig had, dat werd gemaakt door die naaisters. Op de parochie had je twee, drie naaisters waar je je kleren kon laten maken. Naaisters vond je heel gemakkelijk. Voor een plechtige communie ofzo, dat werd altijd gemaakt door die naaisters. We gingen daar naartoe als je gewone kleren nodig had. Gelijk die schorten, je kon die stof kopen op school maar je moest ze zelf laten maken. Als kind gingen we meestal naar die naaisters voor onze kleren. Maar als ik jong was, 16, dan gingen we meer naar de winkel. Dan wilden we toch meer met de mode mee zijn. Die naaisters, dat was heel klassiek. Dat waren goede keren maar in de winkels zag je dan eens een ander stofke.
Interviewer: Als je eens aan je kleerkast terugdenkt was de meeste kledij gekocht of zelf gemaakt? Geïnterviewde: De meerderheid was toch wel gekocht ze. Een mantel was bijvoorbeeld iets dat ik nooit zelf maakte. De gebreide dingen, die maakte ik wel zelf. De pulls. Bloesjes dat maakte ik ook zelf. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een waarde voor jou? Waarom? Geïnterviewde: Niet bepaald. Hoh... Je wou bijvoorbeeld wel mooie kleren hebben tegenover je vriendinnen. Dat wel. Maar een bepaalde waarde, neen dat was niet zo belangrijk. Interviewer: Was je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Tot mijn 12 jaar ben ik hier op Afsnee naar school gegaan. Hier droeg iedereen dezelfde kleren. Toen ik dan in het middelbaar zat en ik 16 was, dan deed het er toch niet toe wat iedereen droeg. Het zat onder die lange schort met lange mouwen die we moesten dragen. Interviewer: En als er speciale gelegenheden waren, was het dan belangrijk wat je droeg? Geïnterviewde: Jaja, dan werd er gekeken wat iedereen aanhad. Dat waren dan die kleren die op maat gemaakt werden hé. Dan wou je wel opvallen. Voor zulke gelegenheden waren de kleren wel van tel natuurlijk. Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol? Beslisten zij mee in jouw keuze? Geïnterviewde: De mensen waar ik mee omging...we waren wij allemaal een beetje gelijk ze. Mijn vriendinnen ook ze. Dat was allemaal niet zo vree van tel. Als ik 16 jaar was was dat eens de mode van een plooirok met een jasje daarboven, gecentreerd. Dan wilde iedereen dat wel hebben natuurlijk. Dat was dan in de mode en dat wouden we dan wel hebben. Dat was dan aan kostuumke. Dan ging dan wel weer een hele zomer mee ze. We hadden er zo geen drie ze. Iedereen liep daar dan wel mee rond, dat wel. Interviewer: En jouw ouders, wat zeiden zij over de kleren die je droeg of wat je moest dragen? Geïnterviewde: Hoh ja, we moesten zijn zoals de meesten waren hé. We mochten niet opvallen. Ik gebruik vaak het woord deftig. Maar zo moest het echt wel zijn: deftig. Als ik zo kijk naar de jeugd, met een décolleté. Als wij dat zouden gedaan hebben, oei oei. Dat zou schandalig geweest zijn. Dat wilden we niet. Interviewer: Bekeek je modebladen? Welke en waarom die? Geïnterviewde: Jaja, dat gebeurde zeker. Want als er ergens een grote trouw was dan stond dat uitgebreid in de boekskes. Dan werd wel naar die hun kleren gekeken ze. Er werd dan wel naar die kleren gekeken en over gesproken. ‘Ons land’ was zo een boekje, daar waren mijn ouders op geabonneerd. Er was zo eens die trouw, de pauwentrouw noemden ze dat. Dat stond dan echt vol met die prachtige kleren. Interviewer: Had je ook bladen waar je in keek voor meer alledaagse kleren? Geïnterviewde: Jaja, dat waren de boekskes waar patronen inzaten waar wij dan uit naaiden hé. Je kon boekjes kopen waar patronen inzaten en je moest die dan enkel overtekenen. Je moest dat enkel op je stof leggen. Maar hoe die noemden... ik denk dat je er 1 had die ‘Snit en naad’ noemde. Er stond daar dan een foto bij en het patroon.
Interviewer: Kocht je ook bladen om gewoon naar de kleren te kijken? Geïnterviewde: Neen, we kochten enkel degene waar patronen bijzaten. Dat was heel interessant. Er waren veel mensen die zelf hun kleren maakten hé. Interviewer: Volgde je ‘de mode’? Wat was volgens jou de mode? Geïnterviewde: Die plooirokjes die ik daarnet zei...dat was wel in de mode ze. Maar hoe dat kwam dat weet ik niet goed. Dat lag dan gewoon veel in de winkel. Op de parochie vond je die kleren dan en iedereen droeg dan een beetje hetzelfde hé. Ik volgde dat dus zeker wel, wat de mensen droegen. Dat kwam ook door vriendinnen. Je zag wat de anderen aanhadden. Als je naar de winkels ging dan dacht je daar wel aan. Interviewer: Werd er bij het tv-kijken gelet op wat mensen aanhadden? Geïnterviewde: De eerste TV...dan was ik toch al 20 jaar ze. Dan is dat wel meer opgekomen, om te kijken naar de kledij. Daar werd wel op gelet. In onze ogen hadden die altijd chique kleren aan. Dat waren veel kleren op maat gemaakt. Spannend eh veel. Los, dat bestond niet. Interviewer: Had je een voorbeeld op het gebied van kleren? Geïnterviewde: Niet specifiek eigenlijk. Je zag wel eens iemand met iets waarvan ik vond dat het mooi was. Interviewer: Ging je naar andere manifestaties? Geïnterviewde: Neen, dat gebeurde nooit. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen jouw keuze van kledij? Geïnterviewde: Dat kwam door de kerk. Jaja, zeker. Je kreeg dat ook gewoon mee hé. Mensen zouden erg gekeken hebben moest je iets uitzonderlijks dragen. De mensen zegden dat het zo moest. Je had wel vrouwen die een broek droegen. Maar die hadden op de parochie een naam van gemeen te zijn. Dat was niet deftig. Dat leefde altijd: wat zouden de mensen denken? Je mocht niet te veel opvallen. Interviewer: Was er soms discussie met de ouders over kledij? Geïnterviewde: Tuurlijk en ook discussie dat we meer wilden dan we kregen. Het moesten altijd kleren zijn die lang meegingen. Als we naar Gent gingen hadden we liever dat ons ma meeging. Want als we zonder haar gingen en we kochten iets, dan was het altijd te duur. Als ze meeging kocht ze altijd zelf van het duurste. Het moest goede kwaliteit zijn. We wisten zelf ook wel waar we niet mee moesten thuiskomen. Over de vorm en kleuren waren niet veel discussies. De discussies gingen meestal over de prijs en over het feit of we ze wel nodig hadden. Zij vonden dat kleren enkel dienen voor als je ze echt nodig hebt. Maar ja, als je jong bent wil je wel eens twee in de plaats van één rok hé voor eens af te wisselen. Daar gingen de discussies meer over. Interviewer: Hoe werd kledij in jouw vriendenkring ervaren? Werd erover gepraat? Wat werd er dan gezegd? Geïnterviewde: Ja, er werd toch wel vaak over gesproken. Dat ging er dan over wanneer we een keer iets nieuws mochten kopen. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Neen, dat gebeurde niet. Allé, bij ons toch niet.
Interviewer: Waren er andere mensen die uw kledij bepalen of hun zeg hadden in de keuze van uw kledij? Waarom? Geïnterviewde: Ja, bij mij was dat mijn zus. Die was 12 jaar ouder. Mijn mama was redelijk oud toen ik geboren was dus het was eigenlijk mijn zus die mij kleedde. Ik keek wel op naar haar. Maar of ik haar volgde in haar kleren of net niet, dat weet ik niet meer. Interviewer: Wil je nog iets extra vertellen of wil je nog iets kwijt? Geïnterviewde: Neen, ik denk dat alles is gezegd.
Magdalena, 1929, Afsnee Interviewer: Wat staat er op de foto’s? Geïnterviewde: Hier draag ik een wit-bruin kleed. Dat was heel klassiek. Dat had een wit kolleke en manchetten die je er af kon doen zodat je dat apart kon wassen. Dat was geen kleed om alle dagen aan te doen hoor, dat was een zondagskleed. Zo was dat altijd mooi wit en proper. Dat kleedje komt tot aan mijn knieën. Op deze foto heb ik een roos kleedje aan. Dat komt ook tot aan mijn knieën. En op deze foto heb ik een beige rok aan tot aan mijn knieën en daarboven een wit bloesje met lange mouwen. Interviewer: En waren dat kleren voor in je vrije tijd? Geïnterviewde: Dat waren zondagskleren allemaal. Toen werden ook meer foto’s genomen hé. In de vrije tijd werden niet zo vaak foto’s genomen. Ik herinner mij nog dat ik eens met een nieuwe mantel thuiskwam en dat mijn moeder zei:”Wat hebt ge nu aan?”. Ja moeder, dat is een korte jas, dat is nu mode. Mijn moeder was dat gewoon van lange jassen te dragen hé. Interviewer: Stel even uw kleerkast van vroeger voor, toen je 12-16 jaar was. Wat was daarin te vinden? Geïnterviewde: Er lag daar niet veel in. Ik had een paar rokken: een groene, een carreaurok. Dat waren tenuekes, k had dan een vestje dat erop paste. Maar dat was voor weg te gaan hé. Of voor ’s avonds als ik gedaan had met werken. Als ik moest werken was dat gewoon een bloes met een rok. En broeken, dat had ik niet. Dat werd niet gedragen. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Dat was voor mannen. Je was geen echte vrouw als je een broek droeg, zo simpel was dat. Dat waren maar rare vrouwen die dat deden. Interviewer: Hoe veel rokken had je liggen? Geïnterviewde: Een stuk of 4. In de zomer droeg ik van die zwierrokken. Aan de taille was dat gecentreerd met een riem erop en vanonder viel dat wijder. Der stonden daar dan bloemekes op. Die kwamen altijd tot onder mijne knie. Interviewer: Had je kleedjes? Geïnterviewde: Niet zo veel. Misschien 1 of 2. In die tijd liet ik veel kleren maken hé. En dan was dat een carreaurok en een carreau bloeseke zodat dat bij elkaar paste. Op die manier kon ik veel meer combineren. Zo had ik niet veel kosten om altijd iets nieuws te moeten laten maken. Door mijn rokken en bloesen te combineren had ik altijd iets nieuws aan! Ik moest zelf mijn kleren betalen. Ik ben maar tot mijn 14 naar school gegaan en heb gewerkt als kindermeid. Oh, een beige ensembleke had ik ook. Daar droeg ik dan een rode bloes op. Ik had dan ook witte en rode schoenen. Mijn tante zei dat ik er als een kalkoen uitzag met mijn rode bloeze. Dat was een vree mens. Interviewer: Kun je je nog dingen herinneren die in je kleerkast lagen? Geïnterviewde: Ik had 2 mantels: een dikke en een gekleede mantel. Ahja, en een zwarte rok had ik ook. Ik denk dat ik er toch meer een stuk of 7 had dan 4. Interviewer: Wat droeg je dan meestal op die rokken? Geïnterviewde: Dat waren bloesjes met lange mouwen. Of een pulleke, dat droeg ik ook, een witje. Ik droeg niet te veel opvallende kleuren. Dat was altijd vree klassiek.
Interviewer: Niet te opvallend, bedoel je dan donkere kleuren? Geïnterviewde: Neen, meer zo lichtgrijs en beige. Ik was graag klassiek gekleed. Interviewer: Was er een reden voor waarom je graag klassiek gekleed was? Geïnterviewde: Ja, voor dat combineren. Dan kon ik mijn groene rok combineren met een wit bloeseke en andere bloesekes. De dingen die voor de zondag wat afgedragen waren werden dan niet meer voor de zondag gebruikt maar dat was dan voor in de week. Dat werd niet weggesmeten ze. Dan kon ik wel eens iets nieuws kopen voor de zondag. Mijn schoenen die waren bruin en zwart. Die kon ik dan ook met al mijn kleren combineren. Interviewer: Welke kledij heb je het vaakst gedragen als je 12-16 jaar was? Geïnterviewde: Een rok met een bloes. Liefst beige of grijs. Die droeg ik echt tot ze te klein werden. Dat werd echt afgedragen. Interviewer: Volgde je een bepaalde stijl? Geïnterviewde: Ik zag er altijd klassiek uit, gekleed, zonder overdreven kosten. Interviewer: En weet je waarom je zo gekleed was? Geïnterviewde: Om niet te veel op te vallen. En gelijk ik al gezegd heb, dat combineren eh. Interviewer: Welke kleren droeg je overdag in jouw vrije tijd? Verschilt deze van jouw avondkledij? Geïnterviewde: Gewoon een rokske met een bloeseke en een vestje erover. Om toch niet koud te hebben eh. Tijdens de week had ik van ’s morgens tot ’s avonds dezelfde kledij aan. Het was enkel de zondag dat ik andere kleren droeg. Maar ik mocht altijd zelf mijn kleren kiezen. Interviewer: En waarom moest die kledij de zondag anders zijn? Geïnterviewde: Jah, dat was gewoon zo. Dan gingen we naar de mis en eens bij familie ofzo langs. Dan moest je er goed uitzien. Interviewer: Besteedde je aandacht aan de kleur en de vorm van jouw kledij? Geïnterviewde: Jaja, zeker. Ik was toch een beetje modebewust. Zo een jupe enveloppe (wikkelrokken), dat zag ik graag. Die kleren moesten niet te nauw zijn. Maar in de taille wel, dat was zo. De rokken en bloeskes, in de taille spande dat wat aan. En van die opvallende kleuren zoals oranje droeg ik niet. Van die picassokleuren waren niet aan mij besteed. Interviewer: Waarom droeg je die liever niet? Geïnterviewde: Ik zag dat niet graag. Dat viel veel te veel op. Als ik het niet graag zag, had ik het ook niet hé, want ik betaalde er zelf voor. Interviewer: Moest je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Ja, zwart. Dat was een zwarte plooirok tot aan de knieën met een donderblauwe bloes op met lange mouwen. Daarboven was dat een zwarte jas die zo iets over je heupen kwam. Tijdens de week moest dat donker zijn. Donderblauw of zwart. We moesten ook lange zwarte kousen dragen. Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden (bv. communie, als je ging dansen, de zondag)? Geïnterviewde: Neen, ik droeg dezelfde kleren als tijdens de week. Dat waren wel de zondagskleren. Dus de kleren die wat nieuwer waren. Ik ging dan misschien wel eens iets
nieuws kopen. Maar van vorm of kleur waren die hetzelfde als mijn andere kleren. Ze waren enkel nieuwer. En omdat ik altijd klassieke dingen kocht kon ik weer combineren hé. Dan was het eens iets anders dat ik aanhad. Dan was dat ook precies nieuw. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom droeg je die kledij? Geïnterviewde: Ik voelde mij aangenaam in die kleren. Ze zaten gemakkelijk. Zo van die spannende dingen moest ik niet hebben. Kleren mochten de vormen tonen maar ook niet te veel eh. Nu zouden ze ze (wijst naar haar boezem) op de toonbank leggen. Neen neen, dat wou ik niet. Interviewer: En waarom deed je dat niet? Geïnterviewde: Dat werd gewoon door iedereen gedaan. Niet te veel manieren hebben. Je moest gewoon deftig zijn. Interviewer: Hoe zag een dagje shoppen er voor jou uit? Geïnterviewde: Dat gebeurde zo 3-4 keer per jaar, de zondagnamiddag. Vanaf mijn 14 was ik kindermeiske en als ik de kinderen dan had weggebracht ging ik eens naar ’t stad. Dan ging ik wel 4 keer naar dezelfde winkel en liep ik naar verschillende winkels om de prijzen te vergelijken. Voor ik iets kocht was ik al 10 keer gaan kijken. Ik ging kijken wat de mooiste kleren waren voor de beste prijs. Ja, ik moest er zelf voor werken en sparen dus was dat zeer belangrijk. Interviewer: Nam je je tijd om te winkelen? Duurde dit bijvoorbeeld een hele dag of was dit veel sneller gedaan? Geïnterviewde: Oh, dat was rap op een uurtje gedaan omdat ik alles al op voorhand had uitgestippeld. Ik wist wat ik wou en wat ik op voorhand al eens in de winkel had zien liggen. Ik wist al van ik ga naar die winkel en ik wil dat. Zo was dat rap op een uurke gedaan. Interviewer: Je wist wat je wilde hebben? Geïnterviewde: Jaja, dat gebeurde niet dat ik in de winkel rondliep en dacht van wat zou ik nu ne keer willen. Ik kon daar niet tegen, van die mensen die in de winkel rondliepen en dachten van wat zou ik ne keer kopen? Ik zou ze ne schop onder hun kont hebben willen geven. Interviewer: Met wie ging je gaan winkelen? Geïnterviewde: Alleen. Met mijn stiefmoeder moest ik niet gaan winkelen. Ahja, ze betaalde toch niet. En vrienden had ik niet veel in die tijd. Ik moest veel werken eh. Interviewer: Kun je je nog herinneren naar welke winkels je ging? Geïnterviewde: De Innovation en nog een winkel in de veldstraat, maar daar weet ik de naam niet meer van. Maar ja, mijn kleren werden in feite veel op maat gemaakt. Ik kende een goedkope naaister die dat ook goed kon. In de veldstraat was een winkel die dat deed. Ze nam dan jouw maten en dan kreeg je die kleren. Ik droeg die veel ze. Ik heb niet zo veel kleren op maat gekocht, dat werd op maat gemaakt. Een jas, dat werd wel altijd gekocht. Interviewer: Droeg je merkkledij? Geïnterviewde: Neen, dat bestond toen niet. Misschien dat het wel bestond, maar dan was het alleszins niet voor mij. Dat was veel te kostelijk. Ik vond dat toch belachelijk. Waarom zou je veel geld uitgeven als je het ook met minder kunt? Ik vind dat nu nog zo. Interviewer: Waren er bepaalde merken in? Geïnterviewde: Neen, daar weet ik niet van.
Interviewer: Werd jouw kledij gekocht of door anderen gemaakt? Geïnterviewde: De meerderheid van mijn kleren werd gemaakt. Dat waren dan toch bijna alle kleren hoor. Mijn neef was een klerenmaker en die maakte ook wel eens een mooie mantel voor mij. Hij heeft mij ook zo een vest gemaakt die je langs 2 kanten kon dragen. Dan had ik ook net 2 nieuwe vesten. Dan was dat ne keer iets anders hé. Het moest altijd praktisch zijn. Interviewer: De kledij die voor jou gemaakt werd, was die anders dan de kledij die je kocht? Geïnterviewde: Neen neen, dat was hetzelfde. Ik keek dan in de boekskes en als ik iets zag dat ik mooi vond, dan toonde ik dat aan de naaister. Ik heb zo eens een schoon groen tenueke gezien in een boekske en dan heeft die naaister dat voor mij gemaakt. Omdat dat op maat gemaakt was viel dat vree goed eh. Interviewer: Hoe vaak gebeurde het dat er dingen op maat werden gemaakt voor jou? Geïnterviewde: Dat gebeurde toch 2 keer per jaar. In de zomer een nieuw tenueke en in de winter een nieuw. Als ik naar de winkel ging dan was dat vooral voor kousen en ondergoed. Voor kleren zelf ging ik 2 keer per jaar gaan winkelen. Interviewer: Als je eens aan je kleerkast terugdenkt was de meeste kledij gekocht of zelf gemaakt? Geïnterviewde: De meerderheid was toch wel gemaakt ze. Een mantel was bijvoorbeeld iets dat ik nooit zelf maakte. De gebreide dingen, die maakte ik wel zelf. De pulls. Bloesjes dat maakte ik ook zelf. Interviewer: Hadden de kleren die je draagt een waarde voor jou? Geïnterviewde: Jaja, als we eens iets nieuws hadden, dan werd er toch heel veel zorg aan besteed dat het een jaar of 2,3 meeging. Dat duurde toch een tijdje voor die zondagkleren wat versleten waren en dan opzij geschoven werden voor in de week. En dan pas was het tijd voor iets nieuws. Ik zag er toch graag goed uit. Ik wilde mij ook gemakkelijk voelen. Interviewer: Hoe wou je dat andere mensen jou zagen? Geïnterviewde: Goed, deftig. Zonder al te veel pretten. Interviewer: Waarom vond je het belangrijk om er deftig uit te zien? Geïnterviewde: Toen ik op school zat werd er ons altijd gezegd hoe we er moesten uitzien. Dat is er ingebleven. Ook als ik al op mijn eigen was. Op school werd gezegd hoe we op alles moesten letten. Niet alleen van manieren maar ook van kleren. Interviewer: Was je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Ja, als ik eens aan iets nieuws toe was, keek ik toch eens goed in mijn kleerkast wat ik nu zou willen. Maar ik kon niet elke week met kleren bezig zijn, dat was te kostelijk. Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol? Beslissen zij mee in uw keuze? Geïnterviewde: Neen, neen. Toen ik 16 was zei mijn stiefmoeder eens van we gaan samen om kleren. Maar ik wilde dat niet, ik had het al lang alleen gedaan. Ik kon dat alleen. Vrienden had ik niet. Wel een buurmeisje, maar die was nogal ouderwets. Ze vond mijn kleren wel mooi, maar te modern voor die tijd. Als ik mijn ¾ mantel had gekocht...zij vond dat geen mantel. Die was te kort.
Interviewer: En jouw ouders, wat zeiden zij over de kleren die je droeg of wat je moest dragen? Geïnterviewde: Neen, dat gebeurde niet. Ik besliste alles zelf. Interviewer: Bekeek je modebladen? Geïnterviewde: Ohja, af en toe wel. Om te weten wat voor een kleren er gedragen werden. Als ik iets moois zag dan dacht ik van dat zou ik nog ne keer kunnen dragen of laten maken. Interviewer: Je maakte de kleren soms na? Geïnterviewde: Ik niet, ik liet het maken. De naaister deed dat dan voor mij. Interviewer: Weet je soms nog welk magazine je bekeek? Geïnterviewde: Je, dat was niet echt een modeboekske. Dat was de Paris Match, zo met vanalles in. Dat was de Parijse mode eh. Interviewer: Welke kleren spraken jou het meeste aan? Geïnterviewde: Als het klassiek was, was het mooi voor mij. Interviewer: Wat was voor jou klassiek? Geïnterviewde: Ah, een tailleur. Een rok met een pull en een vest erover. Interviewer: Volgde je ‘de mode’? Geïnterviewde: Hoh, niet echt. Ik volgde wel de trend van de snit van de rokken. Gelijk van die plooirokken heb ik ook nog gedragen. Of de kleuren...Maar het mocht nog mode zijn, als ik het niet graag zag deed ik het niet aan. Interviewer: Wat was volgens jou de mode op dat moment? Geïnterviewde: Hoh, dat weet ik niet goed meer. Ik weet wel nog dat er vaak van die zwierrokken, van die losse, gedragen werden. Maar dat was niet handig voor op de fiets. Dat waaide altijd naar omhoog! Dan zeiden ze: amai ge hebt schone billekes ze. Interviewer: Keek je soms naar televisie, naar de kledij die mensen droegen? Werd daar op gelet? Geïnterviewde: Dan was ik al getrouwd. Daarvoor was er geen televisie bij ons. Interviewer: Keek je bijvoorbeeld op straat naar wat mensen droegen? Geïnterviewde: Jaja, zeker. Als er iemand iets droeg dat niet bij elkaar hoorde dan zou ik wel gedacht hebben van doe eens iets anders aan, dat trekt op niets. Ik gaf mensen ook wel raad: dat past bij elkaar of dat past niet bij elkaar. Maar als mensen mij niets vroegen, dan zei ik niets. Elk zijn goesting eh. Interviewer: Had je een voorbeeld? Dat kan zowel iemand uit je omgeving als een bekend persoon zijn. Geïnterviewde: Neen. Als ik iets mooi zag in een boekske, dan wou ik dat soms wel. Maar er was niemand specifiek. Interviewer: Ging je naar andere manifestaties? Geïnterviewde: Neen.
Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen uw keuze van kledij? Geïnterviewde: Neen. Maar dingen zoals een diepe decolleté, dat droeg ik niet graag. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Dat was te opvallend. Zo van kijk naar mij. Interviewer: Had je het gevoel dat je je aan bepaalde regels moest houden rond kledij? Geïnterviewde: Hoh ja, een rok mocht wel niet te lang en niet te kort zijn. Te lang was voor de boeren. Ik was geen boerin ze. En te kort...dat was niet deftig eh. Mijn knieën moesten verborgen zijn. Een rok moest net onder de knie komen. Ik zag dat niet graag, zo kort. Interviewer: Welke gevoelens had je bij je kleren? Geïnterviewde: Ik wou er wel deftig uitzien. ’t Moest in orde zijn. Moest er iets niet goed geweest zijn aan mijn kleren, k zou het hebben laten veranderen. Interviewer: Was er soms discussie met de ouders over kledij? Geïnterviewde: Neen, nooit. Mijn stiefmoeder trok haar dat niet aan en mijn pa al evenmin. Als ik er maar deftig uitzag was het allemaal goed. En ik was zo gekleed eh. Interviewer: Hoe werd kledij in uw vriendenkring ervaren? Werd erover gepraat? Geïnterviewde: Hoh, niet echt. Gelijk dat ik al gezegd heb: als iemand advies vroeg, dan gaf ik dat wel. Er werd wel gezegd als je eens iets nieuws gekocht had, of je toonde dat eens. Maar vaak over praten...neen. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Neen, dat gebeurde niet. Ik kreeg soms wel kleren van de mensen waar ik werkte. Een ensembleke, zo een rokske met een bloeseke. Interviewer: Waren er andere mensen die jouw kledij bepaalden of hun zeg hadden in de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Neen, niemand. Interviewer: Wil je nog iets zeggen of toevoegen over de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Neen, ik heb alles gezegd wat ik meende jong.
Mariette, 1928, Sint-Denijs-Westrem Interviewer: Heb je foto's gevonden? Geïnterviewde: Ja, een aantal. Interviewer: Kan je eens vertellen wat je aanhebt op de foto's waar je 12-16 jaar bent? Geïnterviewde: Dat was een schooluniform dat wij altijd moesten aandoen. Dat was een donderblauw kleed tot aan mijn knieën en met lange mouwen. Dat heeft een wit kraagje en witte manchetten. We droegen daaronder grijze lange kousen die dan ook tot aan uw knieën kwamen. We moesten daarboven ook nog een uniformschort aandoen. Die was ook blauw. Interviewer: Dat kleed was enkel voor op school? Geïnterviewde: Dat was meestal voor op school maar ja, we hadden niet veel kleren hé. Dus ik deed dat thuis soms ook aan. Dat hier was op mijn plechtige communie. Dat was een lang wit kleed tot aan de grond met een wit kroontje. We moesten ook witte handschoenen aandoen. Interviewer: Werd dat kleed speciaal voor jou gemaakt of werd dat gekocht? Geïnterviewde: Dat kleed werd gekocht in een winkel die speciale kleren had voor die periode. Hier was ik een jaar of 16 en was ik in een jeugdgroep. Dat noemde 'De studerende jeugd'. Dat was een bleekblauwe bloes met lange mouwen en die was tot uw nek toe ze. Daarop droegen we dan een donkerblauwe das en een rok op knielengte. Deze foto hier was iets dat heel erg in de mode was: een col marin. Dat was een vierkantige kraag die op uw schouders lagen. Dat hier was ook erg in de mode: van die gebloemde rokken met een bloes boven. Dat droegen toch wel veel vrouwen ze. Interviewer: Die twee laatste foto's, was dat uit jouw vrije tijd? Geïnterviewde: Ja. Interviewer: Al die rokken hadden een knielengte? Geïnterviewde: Jaja, niet langer en niet korter. Interviewer: Welke kleuren hadden jouw kleren? Geïnterviewde: Hoh, toch wel bijna alles ze. Maar geen hele felle kleuren. Ik denk dat dat toen ook niet bestond, zo van dat fel oranje of rood. Interviewer: Stel even uw kleerkast van vroeger voor, toen je 12-16 jaar was. Wat was daarin te vinden? Geïnterviewde: Jah, wat lag er daar allemaal in? Niet veel. Een paar rokken en misschien 1 of 2 kleedjes. En sportkousen! Dat heb ik gedragen tot ik 19 jaar was denk ik. Dat waren van die kousen die tot aan uw knieën kwamen. Dat had alle kleuren, van zwart tot roze. In de zomer had je dan korte witte sokjes. En van kleedjes was het de mode van carreaukleedjes. Interviewer: Hadden die kleedjes lange of korte mouwen? Geïnterviewde: In de winter was dat met lange mouwen en in de zomer met korte. Wacht ik heb daar nog een foto van, van dat carreaukleedje. Ja, hier. Interviewer: Je hebt hier ook een witte kraag aan en die witte boorden aan jouw mouwen. Was dat vaak zo?
Geïnterviewde: Jaja, bijna al mijn kleedjes hadden dat. Allé, die met lange mouwen. En daaronder droeg ik van die blinkende gelakte schoentjes. Ja, op die foto's hier heb ik zowat altijd dezelfde kleren aan. Ik zat ook op pensionaat hé. Pas als ik daar buiten was droeg ik wat vaker modieuze dingen. Die zomerkleedjes met bloemen op en die een beetje uitgesneden waren. Interviewer: Had jij broeken? Geïnterviewde: Neen, ik had geen broeken liggen. Dat werd niet gedaan. Dat waren alleen de jongens die dat deden. Interviewer: Waarom zou dat zo geweest zijn denk je? Geïnterviewde: Ik denk dat dat door de godsdienst was. Want zelf die korte kousen die ik droeg waren al erg modern ze. Je had zo een jeugdbeweging, 'De Kruistochten', en dat was katholiek. Als je korte kousen droeg dan werd je daar uitgesmeten. Je mocht dat niet doen. En lange broeken, jah, dat mocht gelijk ook gewoon niet. Het waren de buitenbeentjes die dat droegen. Dat waren geen deftige vrouwen. Interviewer: Naar welke kleding ging jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Vooral kledij die niet te veel prikte. Want die dikke lange kousen, ik droeg dat eigenlijk niet graag. Maar ja, je was verplicht hé op school. Als ik thuis was in de grote vakantie dan droeg ik andere kleren. Dat waren dan zomerkleedjes. Interviewer: Dat droeg je liever? Geïnterviewde: Jaja, zeker. Ik vond die kleren veel mooier. Interviewer: Wat vond je er mooier aan? Geïnterviewde: Ja, dan was je toch wat meer een meisje hé. Op school waren wij halve nonnekes met die donkere kleren altijd. Interviewer: Jouw zomerkleedjes waren kleurrijker? Geïnterviewde: Oh ja hoor, dat had dan alle kleuren. Interviewer: Volgde je een bepaalde kledingsstijl? Geïnterviewde: Hoh, ik deed een beetje wat ik andere mensen zag aandoen. Iedereen was een beetje gelijk. Van echte stijlen kon je niet spreken denk ik. Zolang het maar een beetje deftig was, was het goed. Interviewer: Welke kleren droeg je in je vrije tijd? Geïnterviewde: Mijn enige echte vrije tijd was in de zomermaanden hé. Anders zat ik het hele jaar op pensionaat. Dus dan waren dat die zomerkleedjes met bloemen waarvan ik sprak. Interviewer: Besteedde je aandacht aan de kleur en de vorm van uw kledij? Geïnterviewde: Ja, ik had een voorkeur voor lichtere kleuren zoals lichtblauw en roze en geel. Ik denk dat dat een soort reactie was op de donkere kleren die ik op school moest dragen.
Interviewer: Had je aandacht voor de vorm van jouw kleren?
Geïnterviewde: In die tijd waren dat veel plooirokken en dat droeg ik ook vaak. En dat spande in de taille goed aan ze. En de rok die was zo opgetrokken tot aan de navel, dat was zo. Toen bestonden nog geen T-shirt en droegen wij onze bloezen in onze rok. Interviewer: Welke kledij heb je het vaakst gedragen en waarom? Geïnterviewde: Ja, die uniformen eh. Ik heb 4 jaar op pensionaat gezeten dus was het dat altijd. Omdat ik niet anders kon, we waren verplicht. In die tijd mochten we maar om de 4 weken ofzo naar huis. Het was maar in de grote vakantie dat je iets anders droeg. Interviewer: Had u speciale kledij voor bepaalde gelegenheden zoals een familiefeest of voor de zondag? Geïnterviewde: Jaja, dan werd er eens een speciaal kleedje gekocht. Interviewer: Wat was er speciaal aan dat kleed dan? Geïnterviewde: Dat was dan een beetje modieuzer eh. Dat was dan niet meer die donkere strakke kledij. Dat was dan meer kleur. Interviewer: Droeg je die kledij dan enkel op die speciale gelegenheden? Geïnterviewde: Dat was voor als we bij familie langsgingen eh maar zeker niet voor dagelijks te dragen. Dat was toch voor de belangrijkere momenten. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom droeg je die kledij? Geïnterviewde: Ik wou er mooi uitzien. Ik heb altijd graag mooie kleren gedragen. Dat was voor mijzelf maar ik denk ook om andere mensen een beetje te behagen. Interviewer: Had je dat mee van thuis uit? Vonden jouw ouders het bijvoorbeeld belangrijk dat je er mooi uitzag? Geïnterviewde: Neen, want ik moest bij mijn ouders dikwijls zagen achter een nieuw kleed. Want ik herinner mij nog dat er naast de zaak van mijn ouders een klerenwinkel was. In de etalage hing er een heel schoon kleed met streepjes en ik wou dat per se hebben. Ik weet niet of mijn ouders het niet konden betalen of dat ze dat gewoon niet belangrijk vonden. Maar ik ging heel vaak naar dat kleed gaan kijken. Op den duur heb ik er zodanig voor gezaagd dat mijn moeder zei van ga er maar om. En als ik had dan had, ik had er zo achter moeten zagen dat het precies niet zo mooi meer was. Mijn ouders besteedden daar niet veel aandacht aan, dat kwam uit mijzelf. Interviewer: Als je ging gaan winkelen achter kleren toen je 12-16 jaar was, hoe verliep dat dan? Geïnterviewde: Dat was naar verschillende winkels dat wij gingen. We namen daar wel onze tijd voor. Interviewer: Naar welke winkels ging je dan? Geïnterviewde: De Etam, dat herinner ik mij nog. Dat was in de Veldstraat. De Samdam, dat was nog zo iets. Interviewer: Waarom ging je naar die winkels en niet naar andere? Waarom ging je keuze daar naar uit? Geïnterviewde: Dat had een goede naam en ze hadden daar mooie kleren. Maar vroeger werden er ook veel kleren gemaakt, eh, bij een naaister. Dikwijls was dat dan uit een oud kleed van uw moeder dat ze iets voor jou maakten. Interviewer: Werd de meerderheid van jouw kleren gekocht of gemaakt?
Geïnterviewde: De meerderheid was gemaakt. Interviewer: Wat werd er allemaal gemaakt? Geïnterviewde: Alles: rokken, bloezen, kleedjes. Interviewer: Waarom ging je toch nog bepaalde kledij kopen en liet je dat niet ook maken? Geïnterviewde: Ja, je zag dan in de winkels dat er nog andere dingen bestonden en wou je eens wat anders. Interviewer: Als je ging winkelen, had je dan al specifiek voor ogen wat je wou? Geïnterviewde: Dat was meer van, ik zie wel wat er is. Interviewer: Droeg je merkkledij? Geïnterviewde: Dat bestond al, maar ik denk niet dat ik dat gedragen heb aangezien de meeste van mijn kleren van de kleermaakster kwamen. Interviewer: Herinner je je nog of er bepaalde merken in waren of veel gedragen werden? Geïnterviewde: Sorry, dat herinner ik mij niet meer. Interviewer: Hoe vaak ging je gaan winkelen? Geïnterviewde: Ik denk dat dat toch twee keer per maand was. Interviewer: Kocht je dan ook altijd iets? Geïnterviewde: Neen, niet altijd. Soms ging ik gewoon mee met mijn moeder en kochten we iets voor haar. Dan keek ik gewoon naar de kleren die er hingen. Interviewer: Hoe vaak werden er kleren gemaakt voor jou? Geïnterviewde: Toch wel regelmatig. Hoe vaak precies kan ik niet meer zeggen. Interviewer: Had je een voorkeur voor gekochte of gemaakte kledij? Geïnterviewde: Liever gekochte. Interviewer: Waarom? Geïnterviewde: Dat was modieuzer. Die gemaakte kledij vond ik nogal stijf. Interviewer: Bedoel je de stof of de vorm? Geïnterviewde: Ja, de stof, die was zo heel dik. En dat was ook zo op uw maat gemaakt, veel te stijf. Het mocht niet een klein beetje te wijd of te smal zijn. Het moest allemaal perfect passen. Interviewer: Kreeg je soms kledij van andere mensen? Bijvoorbeeld een zus of nichten? Geïnterviewde: Van nichten, dat gebeurde niet. En ik was de oudste, het was mijn zus die mijn kleren doorkreeg. Voor mijn plechtige communie had ik wel schoenen doorgekregen van een nicht. Die waren mij veel te klein en ik heb een hele dag met zere voeten rondgelopen. Interviewer: Als je kleren kocht, met wie ging je winkelen? Geïnterviewde: Dat was met mijn moeder of alleen. Meestal alleen omdat mijn moeder haar zaak had en die moest veel werken.
Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een waarde voor jou? Geïnterviewde: Jaja, ik zag er toch graag mooi uit. Dus in dat opzicht waren mijn kleren wel belangrijk voor mij. Interviewer: Was je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Buiten dat ik er mooi wou uitzien, was ik er niet echt mee bezig. Je zag wel dat er kinderen waren die beter gekleed liepen dan ik. Maar dat was al op een ander pensionaat, toen ik 16 was. Dan mocht je al eens iets anders aandoen dan dat uniform. Interviewer: Anders gekleed, bedoel je moderner of duurder ofzo? Geïnterviewde: Moderner. Ze hadden meer kleuren aan en de stof was anders. Dat was die dikke stof niet meer. Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol? Beslissen zij mee in uw keuze van kledij die je maakte? Geïnterviewde: Neen, ik mocht doen wat ik wou van mijn ouders. Mijn zus heeft wel nog lang mijn kleren gemaakt dus zij besliste soms wel mee van welke kleur mijn rok ging hebben. Zij was daar meer mee bezig dan ik. Interviewer: Bekeek je modebladen of tijdschriften waar er kleren instonden? Geïnterviewde: Ja. Ik denk dat de Libelle ook al bestond. We lieten die kleren dan soms namaken. Interviewer: Waarom kies je voor die tijdschriften en niet voor andere? Wat sprak jou er in aan? Geïnterviewde: Burda, dat valt mij nu ook binnen. Dat bekeken wij ook. Dat was voor de patronen die er instonden. Mijn zus die maakte dat dan na. Interviewer: Volgde je ‘de mode’? Geïnterviewde: Hoh, toch wel een beetje hé. Ik droeg dingen die andere mensen ook vaak droegen. Gelijk die plooirokken en die carreaukleedjes en bloemenrokken. Vroeger werd er vaak opgekeken naar filmsterren. Je had Shirley Temple en daar keek ik toch wat naar op. Zij had mooie kleren aan. Interviewer: Waren er nog mensen waar je naar opkeek qua kledij? Geïnterviewde: Dat was in de films of in boeken dat wij die filmsterren zagen hé. Televisie, dat bestond toen nog niet. Voor de rest was er niet speciaal iemand. Interviewer: Wat was volgens jou de mode op dat moment? Geïnterviewde: Die plooirokken toch wel. Vroeger had je ook de traditie dat je met Pasen iets nieuws moest hebben en met Allerheiligen ook. Met Allerheiligen mocht het nog zo warm zijn, tegen dan moest je gewoon een nieuwe mantel hebben. Vroeger werden de seizoenen gelijk meer strikt opgevolgd. Interviewer: Dat ging met de katholieke feestdagen mee? Geïnterviewde: Jaja, absoluut. Interviewer: Had de kerk ook invloed op het soort kledij dat mensen droegen denk je? Geïnterviewde: Oh ja ze. Met een diepe decolleté moest je niet afkomen.
Interviewer: Hoe kwam dat denk je? Geïnterviewde: Jah, mijn vader die was ook heel katholiek en ik ook in die tijd. Nu is dat wel al veel minder ze. Dus dat kwam echt wel door de godsdienst. Interviewer: Werd er expliciet gezegd wat je kon dragen en wat niet? Geïnterviewde: Jaja ze, dat werd in de preekstoel gezegd. Dan werd dat echt gezegd dat een diepe decolleté of een korte rok helemaal niet hoorde. Gelijk van die korte sokjes, ik heb dat gezegd dat er iemand werd uitgesmeten. Dat was ook een katholieke vereniging. Je mocht niet te veel huid zien. Als ik op pensionaat zat en mijn ouders kwamen mij bezoeken dan moest ik mijn handschoenen aandoen. Interviewer: Waarom was dat? Geïnterviewde: Dat was deftiger. Interviewer: Had je bepaalde gevoelens bij kledij? Geïnterviewde: Na al die uniformen wou ik mij gewoon vrouwelijk voelen. Als ik dan eens iets frisser aanhad, voelde ik mij veel meer meisje. Die dikke wollen kleden en die grijze dikke kousen, ik deed dat echt niet graag aan. Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen uw keuze van kledij? Geïnterviewde: Ja, zoals ik al zei zeker de godsdienst had daar iets mee te maken. Op den duur geloofde je dat ook zelf, dat je met korte kleren niet proper was. Dat was niet deftig genoeg. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over jouw kledij? Geïnterviewde: Ja, ik wou meer kleren dan ik er kreeg. Mijn ma die gaf daar geen aandacht aan. Dat kon haar gelijk niet veel schelen. Interviewer: Hoe werd kledij in uw vriendenkring ervaren? Werd erover gepraat? Geïnterviewde: Neen en zeker niet op pensionaat. Ik vind dat ik lang kind ben gebleven. Wij zijn lang zo gebleven. Als ik kijk naar mijn kleindochter, die is 16 en zij loopt met haar buik bloot en draagt korte rokken. De jeugd is veel spontaner nu. Maar bij ons werd daar gelijk niet over gepraat. Interviewer: Hoe denk je dat het komt dat jullie langer kind waren? Geïnterviewde: Er werd veel minder gepraat over het leven en over het seksuele enzo. Dat was allemaal taboe. Wij waren van niets op de hoogte. Ik kreeg bijvoorbeeld mijn maandstonden op pensionaat. Ik wist niet wat er gebeurde. Wij werden veel te weinig ingelicht. Als je dat dan zei tegen die kloosterzusters dan gaven daar dan een uitleg aan waar je niets van verstond. Die zeiden dan van je bent groot geworden. Wat was ik nu met die uitleg? Wij werden over niets ingelicht en ik denk dat het daarom is dat wij zo kind en onnozel bleven. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Ja. Er werd wel eens een bloes of een sjaal geruild. Interviewer: Waarom deed je dat? Geïnterviewde: Omdat ik dan nog andere dingen kon dragen die ik graag zag.
Interviewer: Waren er andere mensen die jouw kledij bepaalden of hun zeg hadden in de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Een vriendin van mijn mama was erg op kleren gesteld. Zij gaf soms commentaar en zei met wat ik schoon stond. Interviewer: Vond je dat advies belangrijk? Geïnterviewde: Jaja, omdat zij zo mooi gekleed was eh. Anders zou ik er niet naar geluisterd hebben. Interviewer: Wil je nog iets zeggen of toevoegen over de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Neen, ik denk het niet.
Ivone, 1931, Wondelgem Geïnterviewde: Ik heb maar 1 foto gevonden. In die periode zat ik in het klooster en dus heb ik enkel een foto van toen, van mijn uniform. Ik denk dat ik op mijn 15 jaar pas uit het klooster was. Dat is een foto van mijn uniformkleed. Dat was met lange mouwen en achteraan was dat dicht gedaan met knopen en een strik. We moesten daar ook een hoedje op dragen. Ik vond dat wel nog een schoon kleed ze. Dat was een soort donkerblauw en dat was voor de zondag. Interviewer: Waarom moest dat een ander kleed zijn de zondag, denk je? Geïnterviewde: Omdat de zondag als een specialere dag werd gezien. De mis duurde dan ook wat langer. Dan moest iedereen er een beetje deftig uitzien. In de week droegen wij hetzelfde kleed maar dan in het grijs. Interviewer: Als je terugdenkt aan de periode toen je 12-16 jaar was, wat lag er dan allemaal in je kleerkast? Geïnterviewde: Wij hadden niet veel ze. We hadden niet veel om aan te doen. We hadden juist een paar bloezen en misschien twee rokken. Ik was 16 jaar als ik voor de eerste keer iets nieuws kreeg. Dat was dan een bloemetjeskleed uit de Sarma. Dat weet ik nog. Mijn zus kreeg er dan ook zo één. Interviewer: Lagen er nog dingen in jouw kleerkast? Had je bijvoorbeeld een broek? Geïnterviewde: Oh neen ze. Oei oei, dat zouden we niet gedurfd hebben. Ze zouden nogal gepraat hebben achter onze rug. Dat was een erge tijd ze toen. Mijn zus werkte in een atelier en er werkte daar ook een man. Mijn pa die heef ter haar uitgehaald, dat was nen ergen ze. Interviewer: Waarom hoorde het niet om een broek te dragen? Geïnterviewde: Dat mocht gewoon niet. Dat was voor de jongens en niet voor de meisjes. Interviewer: Waren er vrouwen die dat toch deden? Geïnterviewde: Neen. Mijn stiefmoeder deed dat niet, mijn zus ook niet, en mijn stiefzusters ook niet. Ik herinner mij toch niemand die dat deed. Dat werd gewoon niet gedaan. Interviewer: Hoe zagen jouw rokken er uit? Geïnterviewde: Die kwamen altijd net tot onder onze knie. Daarboven droegen we dan een bloes en als het koud was nog een truike. Volgens mij was het in die tijd ook veel beter weer dan nu. We liepen bijna de hele tijd in die bloes zonder een trui. Dat was warm genoeg. Interviewer: Droeg je in de zomer en de winter andere kleren? Geïnterviewde: Ja, maar we hadden niet veel ze. Ik moet niet zeggen dat we 4-5 rokken hadden ze. In de winter was dat meer wol, omdat dat warmer is. In de zomer droegen we bloeskes met kortere mouwen. De rokken die waren nogal wijd, dat spande niet aan uw benen. Interviewer: Welke kleuren hadden jouw kleren? Geïnterviewde: Dikwijls bloemetjes en bolletjes. Ik had zo een rok met een bijpassend vestje en dat wat wit met rode bollekes. Ik weet ook nog dat ik in die tijd de hele tijd klompen droeg. Mijn voeten zijn daar nu nog kapot van. We hadden maar 1 paar schoenen en dat was voor de zondag.
Interviewer: Waarom was dat zo? Geïnterviewde: Die klompen, dat ging lang mee. Dat waren dingen die niet rap versleten. Dan moest je geen schoenen kopen. De zondag moest je dan deftiger zijn eh, om naar de mis te gaan en op bezoek bij familie. Iedereen deed dat in die tijd. Ook om een beetje te doen alsof dat je er beter voorstond dan dat het echt was zeker. Interviewer: Naar welke kleding ging jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Ik kan niet zeggen een rok en een bloes, want dat was het enige dat we hadden. Als je niet veel hebt kan je ook niet veel kiezen. Ik droeg gewoon wat er in mijn kleerkast hing. Dat was dat en je had niet anders. Mijn pa had 4 kinderen en mijn stiefmoeder had er 6. We moesten zorgen dat we op tijd thuis waren om nog een beetje deftig eten te hebben. Dus laat staan dat er geld werd uitgegeven aan kleren. Interviewer: Had je een bepaalde stijl van kleren? Geïnterviewde: Deftig en proper, meer kan ik daar niet over zeggen. In het klooster was dat ook zo. Daar hadden we 2 uniformen: een grijs en een donkerblauw. Dat grijs was met een witte kol en dat blauw met een witte kol en witte manchetten. Interviewer: Wat vond je van die kleren? Droeg je die bijvoorbeeld graag? Geïnterviewde: We wisten van niet beter eh. Ik denk dat ik 2,5 jaar was als ik in het klooster gegaan ben. We zijn daar opgebracht en wisten gewoon van niets beter. Dat grijs uniform moesten we tijdens de week dragen en dat blauw was voor de zondag. Interviewer: Als je uit het klooster was, dan droeg je meestal een rok en een bloes. Wat zag je het liefst? Geïnterviewde: Ik was nogal verzot van bloemen. Daarmee dat het enige kleed dat ik gekocht heb, met bloemen was eh. Mijn zus was meer voor effen dingen, dat weet ik nog. Maar voor de rest had ik dat niet zo van, dat zie ik liever of dat zie ik liever. Als je niet veel kan kiezen, doet dat er ook allemaal niet zo toe. Interviewer: Droeg je in je vrije tijd dezelfde kleren als ’s avonds? Geïnterviewde: Ja, dat waren altijd dezelfde kleren. We deden enkel iets anders aan als we moesten gaan slapen. Dat was altijd die rok met die bloes en soms een trui. Interviewer: Die kleren heb je dus het meest gedragen? Geïnterviewde: Als ik thuis was wel eh. Maar van mijn 12 tot 15 jaar heb ik niets anders gezien dan die uniformen van het klooster. Interviewer: Had je aandacht voor de vorm en de kleur van jouw kleren? Geïnterviewde: Neen. We waren blij met wat we hadden. Interviewer: Je zei daarnet al dat je dus een uniform moest dragen op school? Geïnterviewde: Jaja, dat werd de hele tijd gedragen. Dat was een donkerblauw en een grijs. Dat kwam tot aan onze knieën en dan droegen we bijpassende kousen die tot aan die rok kwamen. Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden zoals een familiefeest of een communie? Geïnterviewde: Voor mijn plechtige communie was dat zo een trouwkleed met een sluier en witte handschoentjes. Bij mij was dat kort, dat kwam tot aan mijn knieën. Interviewer: Van waar kwam dat? Werd dat gemaakt of gekocht?
Geïnterviewde: Dat werd niet gemaakt, dat kwam van de buren hun dochter. Dat was geleend. Daar werd geen geld aan gehangen als dat niet nodig was. En beschaamd dat ik was omdat ik de enige was die een kort kleed had. De anderen waren allemaal in het lang. Dat doet u toch iets ze, als kind, dat je er helemaal anders uitziet als de rest en dat iedereen naar u keek. Dat was niet plezant. Interviewer: En had je speciale kleren voor andere gelegenheden? Geïnterviewde: Ik herinner mij niet dat wij familiefeesten hebben gehad. Dat was veel te duur. Met zo een bende dat wij waren. De zondag hadden wij wel een andere rok die wij aandeden. Die was dan een beetje kleurrijker dan de andere. Dat was dan een lichtgele bijvoorbeeld of een blauwe. En in het klooster was het dat blauw kleed met een schort boven met lange mouwen. Dat was met grote knoppen en een strik vanachter. Dat was zodat uw kleren niet vuil konden worden eh. Dat kleed werd niet vaak gewassen ze. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom droeg je die kledij? Geïnterviewde: In het klooster hadden we niet te kiezen eh. Iedereen liep daar hetzelfde gekleed. We moesten ook zo een hoedje dragen, een barretje. Dat stond scheef op uw hoofd. Dat was in het grijs en er hingen daar twee koordjes aan. En als ik al thuis was, was dat een beetje hetzelfde. Dat was dragen wat er lag zonder er verder bij na te denken. We hadden toch bijna niets. Interviewer: Je vertelde daarnet dat je 1 keer om een nieuw kleed bent geweest. Hoe verliep dat winkelen dan? Ging je bijvoorbeeld naar meerdere winkels om eens rond te kijken? Geïnterviewde: We gingen met de bus naar de Sarma, kochten dat kleed en dan was dat met de bus weer sebiet naar huis. Dat was een goedkope winkel. Interviewer: Het was voor de prijs dat je naar daar ging? Geïnterviewde: Jaja. Moeder: De Sarma was waar nu de Hema en de Paris XL is. Geïnterviewde: Je kon daar ook vanalles krijgen. Dat was niet enkel kleren. Dat was daar niet duur. Maar dat waren hele mooie kleren voor dat geld. Bij mij was dat dus een bloemetjeskleed. Interviewer: Als je dat kleed ging kopen, was je dan naar iets specifiek op zoek of was het meer was rondkijken? Geïnterviewde: Ik wou een kleed en ik was verzot op bloemen. Dus dat was dat kleed, mijn maat zoeken en naar huis. Interviewer: Met wie ging je winkelen? Was dat met jouw zus? Geïnterviewde: Dat was met mijn tweede moeder. Oeie, met mijn zus...Twee meisjes alleen in de stad, amai. Interviewer: Mocht dat niet? Geïnterviewde: Neen, dat hoorde niet om als jong meisje alleen rond te lopen. Ik denk dat ik 16 was als ik voor de eerste keer de kermis heb gezien en er naartoe mocht met mijn zus. Moeder: Wat voor een ondergoed droegen jullie eigenlijk? Geïnterviewde: Dat waren van die broekjes die halverwege uw billen kwamen. En voor de zondag was dat ene met een elastiekske in. BH’s, dat bestond nog niet denk ik. Dat zou niet gemogen hebben. We droegen dan een hemdje met lange mouwen. Interviewer: Je hebt dus tussen de leeftijd tussen 12-16 jaar maar 1 kleed gekocht?
Geïnterviewde: Ja, ik heb dat zelf dan nog lang moeten dragen ze. Ik heb daar zeker nog 4 jaar gedragen. Interviewer: Van waar kwamen die andere kleren, die rokken en bloezen waarvan je sprak? Geïnterviewde: Als ik net uit het klooster kwam, dan was dat van mijn zus, die 6 jaar ouder was. Vanaf mijn 16 werkte ik als dienster en dan kreeg ik soms nen cent van ons ‘madame’ om kleren te kopen. Dat was wel een goeie ze. Dat was niet met mijn eigen geld dat ik dan verdiende want dat moest ik afgeven. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een bepaalde waarde voor jou? Geïnterviewde: We wisten van niet beter eh. We waren sebiet content. Als we van onze oren zouden gemaakt hebben zouden ze toch gezegd hebben van ge krijgt niet meer. En in dat klooster hebben wij ook geen mooie kleren gezien eh. Dat mocht gelijk zelf niet in dat klooster, mooi zijn. Ik had mooi lang krulhaar, iedereen die zei dat. Als het te lang was, dan knipte die zusters dat helemaal plat net tot onder mijn oren. Dat was verschrikkelijk. Interviewer: Je was niet bewust bezig met kleren of mode? Geïnterviewde: Neen, ik kende daar niets van. Dat deed er gewoon ook niet toe. Moest mijn stiefmoeder of 1 van mijn zussen daar mee bezig geweest zijn, dan zou ik dat ook meer gehad hebben zeker. Maar als je dat niet kent, dan weet je gewoon van niets. Je kan niet iets willen dat je niet kent. Interviewer: Waarom koos je eigenlijk voor dat bloemetjeskleed in de Sarma en niet voor iets anders? Geïnterviewde: Ahja, dat was wel in de mode, dat is juist. Je zag dat veel vrouwen dragen, op straat. En ik zag ook heel graag bloemen. Maar het is mijn stiefma die het heeft uitgekozen ze. Interviewer: Hadden familie of vrienden een rol in de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Vrienden had ik niet in die tijd. Wij waren thuis al met een hele hoop en vanaf mijn 16 moest ik werken en had ik zeker geen tijd meer. Bij dat bloemekeskleed was mijn stiefma mee en zij vond het goed wat ik uitkoos. Ze zei daar niet veel van. Toen ik in dienst was ging de dochter van de ‘madame’ mee maar dat was gewoon omdat ik niet alleen mocht. Ik koos mijn kleren zelf. Maar veel gaan winkelen was dat zeker niet. Mama: Je zou nu eens haar kleerkast moeten zien. Geïnterviewde: Ja, ik denk dat dat compensatie is zeker omdat ik vroeger zo weinig had. Het is toch plezanter om meer te hebben en een beetje te kunnen kiezen ze. Interviewer: Bekeek je soms modebladen? Geïnterviewde: Neen, ik denk dat ik al een stuk ouder was voor ik de eerste keer een boekske heb gezien. En al zeker niet in het klooster! Daar mochten we gelijk van niets weten. Er was eens een meisje vrij veel wist over kindjes maken enzo. We hebben dan 3 dagen een half uur op ons knieën moeten zitten op de grond voor dat we gingen slapen. Maar ik heb nooit modeboekskes gezien. Pas als ik getrouwd was heb ik dat eens gekocht. Dat gezin waarbij ik in dienst was koopte dat niet en thuis hadden we daar geen geld voor. En tv bestond nog niet. Interviewer: Had je een voorbeeld op het gebied van kleren nadat je in het klooster was? Dat kan zowel een bekend persoon als iemand uit jouw omgeving zijn. Geïnterviewde: Neen, ik was daar niet echt mee bezig en de mensen rond mij ook niet. Ik keek op straat wel soms eens naar wat de mensen aanhadden. Daarmee dat ik die
bloemetjeskleedjes ook zo mooi vond. Interviewer: Als je eens nieuwe kleren kon kopen na het klooster, bepaalden dan sommige normen en waarden de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Een decolleté of een hele kort rok zou zeker niet gekunnen hebben. Interviewer: Waarom niet? Geïnterviewde: Ik denk dat dat door de kerk kwam. In het klooster zaten wij alle dagen in de mis eh. Daar werd er vree vaak gezegd dat we braaf moesten zijn en onze manieren moesten houden. We dachten wij echt dat wij anders in de hel zouden terecht komen. Ik denk dat dat daarvan kwam dat wij niet te bloot durven te zijn. Dat waren vrouwen met weinig manieren die dat deden. Mijn zus heeft in dat klooster als ze 20 was eens ’s nachts bij een knecht gezeten en die non was dat te weten gekomen. Mijn zus heeft dan ferme slagen met de riem gekregen ze. En ze was al 20! Ik denk dat dat door zo een dingen kwam dat bij dat allemaal niet durfden te doen. Interviewer: Werd er onder vrienden soms gepraat over kledij of hoe werd dat ervaren? Geïnterviewde: In het klooster werd daar niet over gesproken. We wisten daarbinnen van niets. We zaten wij daar al allemaal van vree jong binnen. En na dat klooster had ik eigenlijk geen vrienden. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over kledij? Geïnterviewde: Er waren nooit discussies met ons ouders. Dat werd niet gedaan. Wat zij zeiden wat vanzelfsprekend en er zou hen niemand hebben durven tegenspreken. Wat uw ouders zeiden, dat deed je gewoon. Die hadden veel te zeggen over u ze. En als we zouden gezegd hebben dat we bijvoorbeeld meer kleren wouden, dan zouden ze ons toch geen gelijk gegeven hebben. Dat was gelijk dat zei het zeiden en niet anders. Interviewer: Had je gevoelens bij jouw kleren? Geïnterviewde: Geen enkel. Ik dacht er niet over na uit gebrek aan beter weten. Interviewer: Ruilde je soms van kleren met je zus bijvoorbeeld? Geïnterviewde: Neen. Als ik uit het klooster was, waren mijn zussen al gaan werken en zag ik hen bijna niet meer. Dus er was niemand om mee te ruilen. Interviewer: Waren er nog andere mensen die hun zeg hadden in de kledij die je droeg? Geïnterviewde: Neen, dat was mijn stiefma die haar daar nog een beetje mee bezighield. Mijn pa die trok hem daar allemaal niets van aan. Hij vond wel dat kleren deftig moesten zijn, maar dat was het dan ook. Interviewer: Wil je nog iets vertellen over jouw kleren toen je 12-16 jaar was? Geïnterviewde: Als je daar op terugkijkt, dat waren erge tijden. We hadden wij niets te zeggen. Ik ben blij dat dat allemaal veranderd is. Als ik kijk naar mijn kleindochters en zei hoeveel plezier dat die daar aan hebben, dan hebt je toch het gevoel dat je iets gemist heb. Ik zou niet meer vroeger willen leven ze, amai. Jonge mensen mogen nu veel meer zelf beslissen en dat is maar goed ook.
Nicole, 1945, Sint-Amandsberg Interviewer: Heb je foto's gevonden? Geïnterviewde: Ja, een aantal. Interviewer: Kan je eens vertellen wat je aanhebt op de foto's waar je 12-16 jaar bent? Geïnterviewde: Hier was ik net 12 jaar denk ik. Dat was een trouwfeest. Ik heb een wit kleedje aan met korte mouwen. Het is natuurlijk een zwart-wit foto maar ik denk dat de bloemetjes die er op staan blauw waren. En op die foto moet ik een jaar of 16 geweest zijn. Interviewer: Wat heb je hier aan? Geïnterviewde: Dat was een zomers kleedje met een riem op. Eentje met korte mouwen en dat kwam net boven de knie. Er stonden ook bloemen op. Dat zag je wel veel in die periode. Bijna al de meisjes die ik kende hadden wel kleedjes met bloemen op. Op deze foto moet ik ook 16 jaar geweest zijn. Dat was met een aantal mensen van een toneelgroep waarbij ik was. Ik heb hier ook een donker kleed aan met korte mouwen. Rond het midden was dat altijd gecentreerd en het onderste stuk stond dan boller. Interviewer: Droeg je altijd kleedjes? Geïnterviewde: Het grootste deel van de tijd wel ja. Maar kijk, ik heb hier nog een foto waar ik een broek aan. Maar dat was in de winter want kijk, het had gesneeuwd. Een lange broek werd alleen maar gedragen in de winter. Interviewer: In de zomer droeg je geen broeken? Geïnterviewde: Toch wel. Kijk hier heb ik nog een foto. Dat waren dan van die broeken die ¾ lang waren. Ik droeg daar dan een bloesje boven met korte mouwen. Interviewer: Die kleren zijn allemaal uit je vrije tijd? Geïnterviewde: Inderdaad. Interviewer: Stel even uw kleerkast van vroeger voor, toen je 12-16 jaar was. Wat was daarin te vinden? Geïnterviewde: Hoh, dat viel goed mee. Maar ik droeg eigenlijk bijna altijd hetzelfde. Dat waren de kleren waar ik mij goed in voelde. Maar het merendeel van mijn kleren waren toch wel kleedjes. Interviewer: Je zei daarnet dat je soms broeken droeg, werd dat veel gedaan? Geïnterviewde: Neen, eigenlijk niet. Vroeger droeg je als meisje een kleedje of een rok. Je kon dat wel dragen als je eens een zomeruitstap deed of in de winter, als het koud was om je benen een beetje te beschermen. Maar zelf als we rokken of kleedjes droegen, dan deden wij daar altijd nylonkousen onder. Interviewer: Waarom was dat? Geïnterviewde: Dat was voor de kleur. We waren toen toch wel... We wouden er mooi uitzien. Anders zouden onze witte benen zo onder dat kleed gestoken hebben en dat zou niet mooi geweest zijn. Interviewer: Je vond het dan belangrijk om er goed uit te zien? Geïnterviewde: Jaja, toch wel. Je moest jezelf een beetje verzorgen hé. Anders zouden de mensen gezegd hebben dat je er niet goed uit zag. Van een meisje werd toch verwacht dat ze zich verzorgde.
Interviewer: Wat droeg je boven die rokken en kleedjes? Geïnterviewde: Dat waren bloesjes. In de zomer hadden die korte of geen mouwen. Boven mijn kleedjes was dat meestal een kort vestje of een. Ik droeg ook wel truien. Interviewer: Hoe zagen die bloesjes er uit? Waren die bijvoorbeeld diep uitgesneden? Geïnterviewde: Echt diep niet neen, maar wel een beetje. Dat mocht toen wel al. Interviewer: Naar welke kleding ging jouw voorkeur uit? Geïnterviewde: Een rok en een bloes. Je kon dan veel combineren. Ook al had je eens wat minder kleren in je kast hangen, je kon steeds verschillende combinaties maken. Je had misschien maar een paar bloesjes en een paar rokken maar je kon verschillende combinaties maken. Vroeger waren dat ook katoenen bloesjes die moeilijk te strijken waren. Dus snel wisselen van kleren deden wij niet. T-shirts die je gemakkelijk kon opvouwen, dat bestond nog niet. Interviewer: Had je een bepaalde kledingsstijl? Geïnterviewde: Dat was gewoon, klassiek. Dat was niet te uitdagend maar ook niet ouderwets, dat wou ik nu ook weer niet. Jongere mensen zoals ik toen droegen bloesjes met hele korte mouwen terwijl dat bij de volwassen vrouwen met langere mouwen was. Oudere vrouwen droegen ook rechte rokken terwijl dat bij ons bredere rokken waren. Dat moest wel een beetje modern zijn, mijn kleren. Maar echt anders dan die van de volwassen vrouwen was dat nu ook weer niet. Interviewer: Besteedde je aandacht aan de kleur en de vorm van jouw kledij? Geïnterviewde: Ja, aan de vorm dus wel. Het mocht niet te ouderwets zijn. De kleuren...Dat waren meestal lichte kleuren zoals geel, wit en lichtblauw. Veel donkere kleuren droeg ik niet. Dat zag je niet zo veel. Interviewer: Welke kledij heb je het vaakst gedragen en waarom? Geïnterviewde: Rokken met een bloes. Daar had ik er het meeste van? Ik droeg dat graag omdat ik dan kon combineren. Dan was dat eens iets anders. Interviewer: Moest je een uniform dragen op school? Geïnterviewde: Neen. Interviewer: Waren er bepaalde regels op het gebied van kledij waar je je aan moest houden? Geïnterviewde: Ik kan mij dat niet herinneren. Interviewer: Heb je ooit opmerkingen gekregen op jouw kledij? Geïnterviewde: Neen, nooit. Iedereen liep er gewoon bij, goed gekleed. Interviewer: Droeg je andere kledij om naar school te gaan dan in de vrije tijd? Geïnterviewde: Neen, daar was geen verschil in. Dat waren dezelfde kleren. Interviewer: Had je speciale kledij voor bepaalde gelegenheden zoals een familiefeest of voor de zondag? Geïnterviewde: Niet echt. Dat was wel een nieuw kleedje dat we dan droegen. Maar dat was niet anders van vorm of van kleur. Dat was altijd hetzelfde: met Pasen en met Nieuwjaar kregen we iets nieuws. Dat was vast. In het begin werd dat dan de zondag of op feesten gedragen maar na een paar maanden droeg ik dat gewoon in mijn vrije tijd. Voor
mijn plechtige communie was dat wel iets speciaals. Dat was een lang wit kleed tot aan de grond met lange mouwen en witte handschoenen. Er zat daar ook veel kant aan. Interviewer: Welke functie had de kledij die je droeg? Waarom droeg je die kledij? Geïnterviewde: Ik wou toch vrouwelijk zijn. Ik had bijvoorbeeld niet echt een taille en dan was dat leuk om zo bolrokken te dragen met een riem op. Dan leek het net alsof ik dat wel had. Ik wou er toch mooi uitzien. Interviewer: Waarom wou je er mooi uitzien? Was dat voor jezelf? Geïnterviewde: Ja, ik voelde mij dan goed. Maar ik wou ook wel dat mensen zagen dat ik mij verzorgde, dat ik geen slons was. Interviewer: Had je dat mee van thuis uit? Vonden jouw ouders het bijvoorbeeld belangrijk dat je er mooi uitzag? Geïnterviewde: Ja, toch wel. Mijn moeder was wel modern op dat gebied. Zij zag er ook altijd goed en verzorgd uit. Interviewer: Ging je soms winkelen vroeger? Geïnterviewde: Neen. We maakten heel veel kleren zelf. De meeste van mijn kleren werden gemaakt. Dat werd gedaan via boekjes waar patronen in zaten. We gingen dan naar een stoffenwinkel om er eerst een mooi stofke uit te kiezen, iets moois. En dan werd er een rok of een kleedje van gemaakt. Interviewer: Werden die gemaakt in een atelier of werd dat thuis gedaan? Geïnterviewde: Mijn moeder maakte dat meestal. Vanaf mijn 15 jaar begon ik dat dan zelf te doen. Interviewer: Werden al jouw kleren zelf gemaakt of ging je toch soms winkelen? Geïnterviewde: Heel soms werden er kleren gekocht. Maar dat was misschien maar 1 keer om de twee jaar. Interviewer: Naar welke winkels ging je dan? Geïnterviewde: Dat waren geen grote winkels, maar van de kleine zelfstandigen. Dat waren winkels waar ze dan vrouwen en meisjeskleren verkochten. Toen zag je dat nog bijna niet, winkels waar zowel mannen als vrouwenkleren verkocht werden. Interviewer: Wist je al op voorhand wat je ging kopen, als je ging winkelen? Geïnterviewde: Neen, niet echt. Meestal wist ik dan wel al van ik wil een rok. Maar hoe die er moest uitzien, dat bekeken we in de winkel. Er werd wel naar het budget gekeken. En als het te duur was, dan maakten we het zelf na. Interviewer: Maakte je dat dan exact na? Geïnterviewde: Jaja, toch wel. Natuurlijk ging dat niet helemaal hetzelfde zijn, want we hadden het patroon niet. Dat moest dan eerst volledig gemaakt worden voor je kon zien of het wel goed zat. Maar dat lukte meestal wel. En als het niet mooi was, jah, dan droeg ik het ook minder vaak. Interviewer: Werd de meerderheid van jouw kleren gekocht of gemaakt? Geïnterviewde: De meerderheid was gemaakt.
Interviewer: Wat werd er allemaal gemaakt? Geïnterviewde: Rokken, vestjes, kleedjes. Bloezen was moeilijker om te maken, dat werd vaak gekocht. Interviewer: Droeg je merkkledij? Geïnterviewde: Merken? Ik weet niet of dat al bestond in mijn tijd. Interviewer: Had je een voorkeur voor gekochte of gemaakte kledij? Geïnterviewde: Toch liever gemaakt. Dat was even mooi en dat was wel unieker. Interviewer: Kreeg je soms kledij van andere mensen? Bijvoorbeeld een zus of nichten? Geïnterviewde: Soms eens van een nicht. Maar dat gebeurde heel weinig. Dat waren dan eens een paar bloezen ofzo. Maar ik denk niet dat het vaak gebeurde. Interviewer: Als je kleren kocht, met wie ging je winkelen? Geïnterviewde: Dat was altijd met mijn moeder er bij. Zij kon ook goed zien hoe we kleren konden namaken als het te duur was. Dus dat was wel handig dat zij mee was. Interviewer: Hadden de kleren die je droeg een waarde voor jou? Geïnterviewde: Waarschijnlijk wel aangezien ik er toch graag mooi uit zag. Ik vond het toch altijd erg als er iets vuil of kapot was dat ik graag aan deed. Interviewer: Was je bewust bezig met kleding of mode? Geïnterviewde: Ik was niet bewust bezig met wat er in de mode was. Ik weet ook niet of dat echt bestond, een mode. Maar ik was wel ongeveer gekleed zoals de meeste meisjes. Bij mij was dat wel iets unieker aangezien ik mijn stoffen zelf koos. Interviewer: Deden de meeste meisjes dat die je kende, hun kleren zelf maken? Geïnterviewde: Bij hen wisselde dat meer. Zij kochten even vaak eens iets dan dat ze het zelf maakten. Maar ja, je moest dat toch ook al goed kunnen. Niet iedereen kan even goed om met naald en draad. Zo gemakkelijk is dat niet. Interviewer: Speelden vrienden of familie een rol? Beslissen zij mee in uw keuze van kledij die je maakte? Geïnterviewde: Neen, mijn moeder die liet mij kiezen. En mijn vrienden...Dat was eigenlijk omgekeerd. Zij vonden mijn kleren altijd heel mooi en vroegen aan mijn moeder om er ook voor hen te maken. Interviewer: Was je blij met de kleren die jouw moeder voor jou maakte? Geïnterviewde: Ja, in grote lijnen wel. Soms zat er eens iets bij dat ik niet zo graag zag, maar dan droeg ik dat ook minder. Interviewer: Bekeek je modebladen of tijdschriften waar er kleren instonden? Geïnterviewde: Jaja, vaak. Zeker omdat we vaak ons kleren zelf maakten. We kochten vanalles: Libelle, Rijk der Vrouw, Margriet en Burda. Bij Burda en het Rijk der Vrouw, zaten er patronen bij, dus dat was wel handig. Interviewer: Waren er nog mensen waar je naar opkeek qua kledij? Geïnterviewde: Neen. Ik zag wel dat als mijn moeder een kleed maakte voor een vriendin die ze ook voor mij gemaakt had, dat dat soms beter stond bij die vriendin. Maar dat had er dan gewoon mee te maken dat die een ander figuur had dan mij.
Interviewer: Bepaalden sommige waarden of normen uw keuze van kledij? Geïnterviewde: Neen. Ik denk het niet. Interviewer: Was er soms discussie met jouw ouders over jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Ik heb daar nooit problemen mee gehad. Ik heb het ook nooit jammer gevonden dat bijna al mijn kleren zelf gemaakt waren. Mijn moeder kon dat gelukkig vrij goed. Interviewer: Hoe werd kledij in uw vriendenkring ervaren? Werd erover gepraat? Geïnterviewde: We bespraken wel samen wat er in de boekjes stond. Daar keken we dan samen naar. We gaven dan commentaar op wat we mooi vonden of wat niet. Interviewer: Gaven jullie ook opmerkingen op elkaars kleren? Geïnterviewde: Neen, dat werd gelijk niet gedaan. Interviewer: Werd er soms kledij geruild tussen vriendinnen? Geïnterviewde: Neen, dat heb ik nooit gedaan. Interviewer: Waren er andere mensen die jouw kledij bepaalden of hun zeg hadden in de keuze van jouw kledij? Geïnterviewde: Neen. Velen vonden mijn kleren net mooi. Dat was zelfgemaakt en dus ook van betere kwaliteit. Dat was met meer zorg afgewerkt. Gekochte kleren waren van mindere kwaliteit. Interviewer: Wil je nog iets zeggen of toevoegen over de kleren die je droeg? Geïnterviewde: Neen, ik denk het niet.