UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
De economische organisatie van markten voor groenten
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie
Stijn Lagache onder leiding van Prof. dr. ir. X. Gellynck
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
De economische organisatie van markten voor groenten
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie
Stijn Lagache onder leiding van Prof. dr. ir. X. Gellynck
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Stijn Lagache
WOORD VOORAF Allereerst gaat mijn dank uit naar mijn promotor, Prof. Dr. Ir. Xavier Gellynck, die mij de kans bood mijn masterproef opnieuw aan de faculteit landbouwkundige en toegepaste biologische wetenschappen te doen.
Ook bedank ik Katrien om mij nuttige artikels te bezorgen zodat ik met een goede start aan mijn thesis kon beginnen. Daarnaast bedank ik ook Pamela voor het nalezen van mijn thesis.
Natuurlijk bedank ik ook mijn moeder aan wie ik te danken heb dat ik na 5 jaar studeren toch nog de kans kreeg een extra masterjaar bij te volgen en vervolgens bedank ik iedereen aan wie ik ooit iets te danken heb gehad of ooit zal te danken aan hebben.
Oja, ik bedank ook Astrid om dit jaar altijd te antwoorden op mijn vele vervelende vragen.
INHOUDSTAFEL INLEIDING ................................................................................................................................ 1 DEEL 1: LITERATUURSTUDIE.............................................................................................. 2 1
Productieketen in de groentesector ................................................................................. 2 1.1
Inleiding .................................................................................................................. 2
1.2
Organisatiestructuren in de agro-voedingsketens ................................................... 3
1.3
Contracten in de groentesector ............................................................................... 5
1.3.1
Algemeen ........................................................................................................ 5
1.3.2
In België ......................................................................................................... 7
1.4
2
Voorbeelden van productieketens in de groentesector ........................................... 9
1.4.1
Productieketen in de bloemkoolsector in Vlaanderen .................................... 9
1.4.2
Productieketen in de tuinbouwsector in Nederland ...................................... 11
Prijs-kwantiteitsrelaties, handelsmarges en positie van de schakels in productieketens
in de groentesector ................................................................................................................ 14 2.1
Prijs-kwantiteitsrelaties en prijsvorming .............................................................. 14
2.2
Handelsmarges...................................................................................................... 15
2.2.1
Algemeen ...................................................................................................... 15
2.2.2
Voorbeelden.................................................................................................. 17
2.3
Marktpositie van de schakels in de productieketen .............................................. 19
2.3.1
Consument .................................................................................................... 19
2.3.2
Detailhandel (retail) ...................................................................................... 19
2.3.3
Verwerkende industrie .................................................................................. 21
2.3.4
Teler .............................................................................................................. 21
DEEL 2: Methodologie, resultaten en bespreking.................................................................... 22 1
Algemene inleiding: spruitkool .................................................................................... 22
2
Analyse op sectorniveau ............................................................................................... 23 2.1
Evolutie producentenprijzen ................................................................................. 23
2.1.1
Inleiding ........................................................................................................ 23
2.1.2
Methode ........................................................................................................ 23
2.1.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 24
2.2
2.2.1
Inleiding ........................................................................................................ 26
2.2.2
Methode ........................................................................................................ 26
2.2.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 26
2.3
3
Seizoenale verschillen .......................................................................................... 28
2.3.1
Inleiding ........................................................................................................ 28
2.3.2
Methode ........................................................................................................ 28
2.3.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 28
Analyse op bedrijfsniveau ............................................................................................ 30 3.1
Productieketen ...................................................................................................... 30
3.2
Evolutie van de verkregen producentenprijzen .................................................... 32
3.2.1
Inleiding ........................................................................................................ 32
3.2.2
Methodologie ................................................................................................ 32
3.2.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 32
3.3
Versmarkt vs contractteelt: prijs en risico ............................................................ 34
3.3.1
Inleiding ........................................................................................................ 34
3.3.2
Methode ........................................................................................................ 34
3.3.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 34
3.4
Seizoenale verschillen .......................................................................................... 36
3.4.1
Inleiding ........................................................................................................ 36
3.4.2
Methode ........................................................................................................ 36
3.4.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 36
3.5
4
REO-veiling vs Contractteelt: prijs en risico ........................................................ 26
Prijsverschil sorteringsmaten ................................................................................ 38
3.5.1
Inleiding ........................................................................................................ 38
3.5.2
Methode ........................................................................................................ 38
3.5.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 38
Handelsmarge ............................................................................................................... 39 4.1.1
Inleiding ........................................................................................................ 39
4.1.2
Methode ........................................................................................................ 39
4.1.3
Resultaten en bespreking .............................................................................. 39
ALGEMEEN BESLUIT ........................................................................................................... 41 LITERATUURLIJST ............................................................................................................... 43
INLEIDING
1
INLEIDING Heden ten dage is de consument nog nooit zo kieskeurig geweest. Een stelling die zeker opgaat als het over zijn primaire energiebron gaat, voeding. Hiermee verweven aspecten zoals kwaliteit en gemak, voedselveiligheid en hygiëne, dierenwelzijn en milieuvervuiling waren nooit prominenter aanwezig in de maatschappij. Het is dan ook van alle belang om de voedingsketens en agrarische markten optimaal te organiseren om aan al deze eisen te kunnen voldoen.
Deze masterproef richt zich op een deelaspect hiervan: de economische organisatie van markten voor groenten. Er wordt eerst kennis gemaakt met productieketens in de voedingssector om op deze manier de mogelijke relaties tussen de vele verschillende schakels en het gedrag van de verschillende schakels te onderkennen. Van daaruit wordt dan later kennis gemaakt met de specifieke kenmerken van de groentesector en verduidelijkt met typische voorbeelden. Hierbij wordt ook het probleem aangekaart van de soms onevenwichtige verhoudingen in de productieketens en de positie van de producent.
Om onder andere deze reden ligt de focus bij het empirisch onderzoek dan ook vooral op de relatie tussen de producent of tuinbouwer en zijn afnemer. Voor het empirisch onderzoek wordt één groente uitgekozen, namelijk spruitkool.
Er wordt gekeken naar de evolutie van de prijs die hij over de jaren heen krijgt voor zijn product. Daarnaast wordt ook gekeken hoe de teler een betere positie, zowel op vlak van prijs als risico, kan innemen in de productieketen door de juiste relatie aan te gaan met de volgende schakel, zijn afnemer. Vervolgens trachten we de prijsvorming op de spruitkoolmarkt beter te begrijpen door het zoeken naar eventuele seizoenale verschillen in de spruitkoolmarkt. En als laatste proberen we een idee te krijgen van de handelsmarge in de spruitkoolsector.
Dit empirisch onderzoek gebeurt met algemene cijfers (bv. 2-maandelijkse gemiddelden), maar gaat ook iets specifieker, door op bedrijfsniveau af te dalen. Eén bedrijf wordt van naderbij bekeken door te bestuderen welke afnemers die heeft en hieromtrent cijfermateriaal te bekomen.
LITERATUURSTUDIE
2
DEEL 1: LITERATUURSTUDIE 1 Productieketen in de groentesector 1.1
Inleiding
Een product doorloopt verschillende fasen vooraleer deze de consument bereikt. De verschillende fasen of productiestappen worden de verschillende schakels van de productieketen genoemd. De actoren van de toevoerketen kunnen één of meerdere deelprocessen verzorgen (Ameloot et al., 2003).
Een productieketen kan schematisch voorgesteld worden. In Figuur 1.1 is een voorbeeld uit de VS van een productieketen in de voedingssector gegeven (Wysocki, 2000).
Figuur 1.1: Voorbeeldschema van een productieketen in de voedingssector (Wysocki, 2000)
LITERATUURSTUDIE
1.2
3
Organisatiestructuren in de agro-voedingsketens
Het dynamische karakter van relaties en onderlinge afhankelijkheden tussen de verschillende actoren van een productieketen in de voedingssector vormt een uitdaging in de agribusiness (het geheel van entiteiten betrokken bij de voedselproductie, de verwerking, de handel en de distributie) van vandaag. Deze uitdaging wordt van naderbij bekeken door gebruik te maken van verschillende structuren (Chain governance structures) om die verschillende relaties te coördineren en in onder te brengen (Grandori, 1997; Gellynck & Molnár).
Voor het structureren van die relaties tussen de opeenvolgende schakels kan dan ook gekozen worden uit een continuüm met de spotmarkt en de verticale integratie als extremen (Szabó & Bárdos, 2006). Bij de verticale integratie wordt door een actor ofwel voorwaarts ofwel achterwaarts een bedrijfsproces overgenomen, terwijl er bij de spotmarkt onmiddellijk de uitwisseling is van goederen of diensten aan de huidige prijzen (Raynaud et al., 2005). De taxonomische opdeling van dit continuüm kan in de traditionele voedingsketens, naast alternatieve mogelijkheden, als volgt gebeuren: de spotmarkt, de niet-contractuele relatie met een niet-gekwalificeerde partner, de niet-contractuele relatie met een gekwalificeerde partner, de contractuele relatie, de op een relatie gebaseerde samenwerking, de op gelijkheid gebaseerde samenwerking en de verticale integratie (Gellynck & Molnár).
De selectie van de juiste organisatiestructuur in een gegeven situatie hangt af van een aantal determinerende variabelen (Gulati & Singh, 1998; Gereffi, 2005). Gellynck & Molnár (2009) opteerden voor volgende variabelen: irrelevantie van de identiteit van de partner (Raynaud et al., 2005), lengte van de overeenkomst (Macneil, 1978; Noordewier et al., 1990; Gardner et al., 1994; Jagdev & Thoben, 2001; Claro et al., 2004; Raynaud et al., 2005; Trent, 2005), ex ante restrictie op de keuze van de partner (Raynaud et al., 2005), al dan niet geschreven contract (Jagdev & Thoben, 2001; Lu et al., 2006), contract specificaties (Jagdev & Thoben, 2001; Raynaud et al., 2005), het delen van middelen (Webster, 1992; Jagdev & Thoben, 2001; Trent, 2005), gezamenlijke krachten voor gemeenschappelijke voordelen (Macneil, 1978; Noorderwier et al., 1990; Jagdev & Thoben, 2001; Trent, 2005), focus van de controle en intensiteit van de controle (Noordewier et al., 1990; Gardner et al., 1994; Peterson et al., 2001).
LITERATUURSTUDIE
4
Tabel 1.1 illustreert hoe men op basis van de waarden van de determinerende variabelen een bepaalde organisatiestructuur kan selecteren bij een welbepaalde overeenkomst tussen twee schakels (Gellynck & Molnár, 2009).
Tabel 1.1: Organisatiestructuren en waarden van determinerende variabelen (Gellynck & Molnár, 2009) Criteria Variabelen
Spotmarkt
Niet-contractuele relatie
Relatie-
Gelijkheid-
Verticale
relatie
gebaseerde
gebaseerde
integratie
samenwerking
samenwerking
met een niet-
met
gekwalificeerd
gekwalificeerde
e partner
partner
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Lengte
Kort
Medium
Lang
Lang
Lang
Lang
Lang
Ex-ante
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee/Ja
Nee
Nee
Ja
Nee/Ja
Ja
Ja
Prijs
Algemene
Algemene
Alle of delen
Samenwerking
Samenwerking-
Werkings-
van
-overeenkomst
overeenkomst
structuur
Iedereen bezit
Iedereen bezit
Elke kant stopt
Gem.
eigen
eigen middelen
middelen in een
eigenaar
Irrelevantie
een
Contractuele
van identiteit
restrictie
op
partnerkeuze Geschreven contract Contractspecificaties
termen
en
termen
en
de
objectieven van
objectieven van
verplichtinge
de relatie
de relatie
n
van
elke
kant Delen
van
middelen
Iedereen
Iedereen bezit
Iedereen
bezit
eigen middelen
eigen middelen
eigen
bezit
middelen
nieuwe entiteit
middelen Gezamenlijke
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
Laag
Laag
Laag
Gematigd
Gematigd
Gematigd hoog
Hoog
Relatie
Eigendomsrechte
Eigendoms-
n
rechten van
krachten voor gemeensch. voordelen Intensiteit van controle Focus controle
van
laag Directe transactie
Relatie
Relatie
Contracttermen
van
de
belanghebbenden
de
in de gelimiteerde
belanghebb
samenwerkings-
enden in de
entiteit
gehele entiteit
LITERATUURSTUDIE
5
Men kan onderscheid maken tussen 5 hoofdtransacties van productstromen. Het betreft deze tussen landbouwers en hun leveranciers, tussen landbouwers en de eerste verwerkende stap, tussen de eerste verwerkende stap en de tweede verwerkende stap, tussen de laatste verwerkende stap en de groothandelaars en tussen de groothandelaars (of de laatste verwerkende stap) en de detailhandelaar (Raynaud et al., 2005). Elke afzonderlijke transactie die zich ergens in de productieketen bevindt kan nu dus geclassificeerd worden in één van bovenstaande organisatiestructuren. Op die manier kan het dus bijvoorbeeld zijn dat de eerste transacties via de spotmarkt verlopen en de laatste via verticale integratie. Men spreekt hier van ketenlevelspecifieke verschillen die de toegepaste organisatiestructuur beïnvloeden (Gellynck & Molnár, 2009).
Daarnaast zijn er natuurlijk de productspecifieke en landspecifieke verschillen die hun invloed hebben op de toegepaste organisatiestructuur tussen twee schakels. Ook de omvang van de retailer speelt hierin een rol (Gellynck & Molnár, 2009). Hierbij kunnen we ook opmerken dat ketenstructuren verschillen in niveau van leiderschap tussen de schakels, waar de macht voornamelijk ligt bij de fabrikant, de retailer of zelfs de eindconsument (Gijsbrechts & Campo, 2000).
1.3 1.3.1
Contracten in de groentesector Algemeen
Zoals hierboven besproken is het mogelijk om in vele gevallen af te stappen van de spotmarket voor de regeling van een transactie tussen twee partners. Dit gebeurde onder andere tijdens de industrialisatie van de tuinbouw door een toenemend gebruik van contractuele relaties tussen telers en de eerstvolgende verwerkers of handelaars (Hueth et al., 1999).
Contracten spelen in de landbouw (en in het algemeen) drie belangrijke rollen. Ze introduceren voorspelbaarheid in de productiesystemen wat meer zekerheid biedt aan de afnemers, zij laten het delen van risico onder de participanten toe en ze kunnen prestatiebevorderend werken (Hueth et al., 1999).
LITERATUURSTUDIE
6
Deze contracten kunnen schriftelijk opgesteld worden waarin bijvoorbeeld duidelijk vermeld staat wanneer en hoe het specifieke gewas moet groeien en hoeveel ha ervan moet geteeld worden. Daarentegen kan een contract ook minder formeel bewerkstelligd worden mede dankzij bijvoorbeeld herhaalde interacties, conventies en/of reputaties. Bij inbreuk moet dan een bepaalde kost aan het contract vasthangen. Dit kan van financiële aard zijn, maar kan ook bijvoorbeeld schade aan de reputatie van de contractschendende partner zijn (Hueth et al., 1999).
De kwaliteit van de teler zijn productie hangt af van een variëteit van factoren die onder te brengen zijn in vier categorieën: genetica, omgeving, cultuurmaatregelen en oogst, opslag en transport. In deze context zijn we vooral geïnteresseerd in de cultuurmaatregelen zoals onkruidbestrijding, zaaibedbereiding, plantafstand, irrigatie, bemesting en pesticidengebruik aangezien deze het meest onder het beheer van de teler staan. Bij het afsluiten van een contract tussen de teler en een partner uit de volgende schakel is er sprake van asymmetrische informatie wat betreft deze cultuurmaatregelen aangezien de partner geen volledig observeerbare controle heeft over deze maatregelen. Ook de verdeling van de informatie over de factoren die minder beïnvloedbaar zijn door de teler (zoals omgeving) is asymmetrisch verdeeld. Op die manier kan ‘moral hazard’ optreden. Nadat het contract werd afgesloten tussen de twee partners kan de teler de cultuurmaatregelen bijvoorbeeld verwaarlozen en nadien de omgeving als schuldige aanwijzen voor de slechte kwaliteit van zijn producten (Hueth et al., 1999).
De ‘moral hazard’ kan vermeden worden door controle van de activiteiten van de teler met behulp van veldbezoeken, controle van de grondstoffen, kwaliteitsmetingen van de geleverde producten en door de teler nog een deel van het prijsrisico te laten dragen. De controle van de teler wordt eerder als adviserende functie opgevat aangezien het de bedoeling is dat bij een veldbezoek relevante informatie wordt verstrekt over de teelt aan de landbouwer. Controle van de grondstoffen kan bijvoorbeeld het voorzien van zaad van gekende kwaliteit zijn. Ondanks het feit dat kwaliteitsmetingen ogenblikkelijk bewijs voorzien van de gerealiseerde productkwaliteiten zijn ze geen perfecte indicatoren. Ten eerste omdat normaal slechts een monster uit de totale hoeveelheid aan geleverde producten wordt genomen voor kwaliteitsmetingen en ten tweede omdat belangrijke kwaliteitskarakteristieken slechts zichtbaar worden nadat ze zich reeds verderop in de keten bevinden. Op basis van kwaliteitsmetingen kunnen premies of boetes uitgedeeld worden. De landbouwer kan een deel
LITERATUURSTUDIE
7
van het prijsrisico blijven dragen als hij afhangt van de prijzen die zijn partner van de volgende schakels verkrijgt (Hueth et al., 1999).
We vermeldden reeds dat de ketenstructuren binnen de voedinssector product-, land-, en ketenlevelspecifieke verschillen kent. Voor agrarische contracten werden 4 soorten variabelen geïdentificeerd die een potentiële invloed kunnen hebben op de coördinatie en dus op de structuur van de contractuele relatie. Deze zijn de productkarakteristieken, de lokale geschiedenis, de wettelijke regulering en de technologie. Bij productkarakteristieken verstaan we onder andere de biofysische karakteristieken, in hoeverre de kwaliteit kan gemeten worden, de gewasproductiecyclus, de gewasfysiologie, etc. Hoe meer kwaliteit het gevolg is van de inspanningen en de moeite van een teler (in vergelijking met genetica, omgeving en oogst- en na-oogstactiviteiten) hoe eerder naar mechanismen zullen gegrepen worden in de contractuele relatie om ‘moral hazard’ te vermijden. Sommige suboptimale coördinaties van transacties blijven gewoon bestaan doordat dit zo gegroeid is. Tot de wettelijke regulering behoort onder andere de wetgeving in verband met de voedselveiligheid waarbij de productieactiviteiten nauwlettend in de gaten worden gehouden en waarbij de producenten bijvoorbeeld een bepaald label kunnen verkrijgen (Hueth et al., 1999).
1.3.2
In België
Vegebe is de federatie van de Belgische groente- en fruitverwerking. Zowel de handel in industriegroenten en het 4de gamma (voorgesneden verse groenten en fruit) als de verwerkers tot diepgevroren en geconserveerde groenten maken deel uit van deze federatie (http://www.vegebe.be/nl).
De
verwerking
van
grove
groenten
is
voornamelijk
geconcentreerd in West-Vlaanderen en 65% van de totale groenteproductie in Vlaanderen gaat
naar
16
diepvries-
en
conservenbedrijven
(http://www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/volt/14.pdf).
Groenten bestemd voor afnemers uit deze federatie worden bijna hoofdzakelijk geteeld als contractteelt. Hierbij gaat het om akkerbouwmatige groenten en intensieve groenten. Bij akkerbouwmatige groenten bepaalt de fabriek de zaaidatum, de oogstdatum, de rassen, de loonwerker, etc. Voorbeelden hiervan zijn bonen, erwten en spinazie. Bij intensieve groenten daarentegen staat de teler zelf in voor de mechanisatie, het planten en het oogsten en is er overleg met de afnemer in verband met de rassenkeuze, de plant- of zaaidatum en de
LITERATUURSTUDIE oogstdatum.
Voorbeelden
8 zijn
bloemkool,
spruitkool,
prei
en
selder
(http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf).
In januari of februari worden de contracten individueel met elke afzonderlijke teler afgesloten. Het gaat om hoeveelheidscontracten, welke in sommige gevallen ook gekoppeld worden aan oppervlakte en/of financiële opbrengst. In de contracten worden onder andere de leveringsvoorwaarden, de contractprijs en een uniforme basiskwaliteit vastgelegd. (http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf). Ondanks het feit dat individuele contracten worden opgemaakt, wordt de contractprijs wel gefixeerd door Vegebe voor alle afnemers. Hierbij is de vastlegging van deze contractprijs nogal eenzijdig (http://www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/volt/14.pdf).
Op
basis
van
andere
sorteringscriteria en kwaliteitsnormen zijn soms afwijkingen mogelijk op deze vaste contractprijs en indien de vastgelegde hoeveelheid te leveren product wordt overschreden door de producten krijgt deze nog slechts een minimumprijs van 50% van de contractprijs bij afname (http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf).
De belangrijkste reden voor de teler om onder contract te telen is de risicoreductie waarbij de teler op zoek gaat naar een inkomensverzekering door de vraag naar een vaste prijs. Nadeel hierbij is wel dat een risicoreductie zich vertaalt in een lagere prijs waardoor een contractprijs over het algemeen nooit de hoogste prijs is (Myers et al., 2010) en dat het teeltrisico bij de teler blijft. Voor de afnemer is een contract gunstig omdat deze zeker is van een hoeveelheid geleverd product, de afnameprijs, een minimum aantal kwaliteitvereisten en een aantal productievoorwaarden. De teler kan via contracten ook een gespreide aanvoer realiseren (http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf).
In figuur 1.2 is te zien hoe de contractteelt gedurende de laatste jaren is toegenomen in België. Ook het aandeel in vergelijking met Europa is hierop te zien.
LITERATUURSTUDIE
9
Figuur 1.2: Contractteelt in de diepvriesgroentesector (in België en Europa) (http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf)
In tabel 1.2 is de totale productie in 2008 te zien van verscheidene groenten in België geteeld onder contract en bestemd voor de verwerkende industrie. Ook het aandeel van deze productie in vergelijking met deze van Europa is hierop te zien.
Tabel 1.2: Productiecijfers voor contractteelt in de diepvriesgroentesector (in België en Europa) (http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf)
Teelt
België (in ton)
Europa (in ton)
Aandeel
Erwten
55.000
600.000
9,2%
Wortelen
210.000
430.000
48,8%
Bonen
100.000
425.000
23,5%
Spinazie
100.000
225.000
44,4%
Bloemkool
80.000
200.000
40%
Spruiten
57.000
70.000
81,4%
Courgettes
20.000
52.000
38,5%
Prei
35.000
53.000
66%
1.4 1.4.1
Voorbeelden van productieketens in de groentesector Productieketen in de bloemkoolsector in Vlaanderen
In figuur 1.3 is voor Vlaanderen de productieketen van bloemkoolteler tot consument schematisch weergegeven.
LITERATUURSTUDIE
10
Figuur 1.3: Productieketen bloemkool (Ameloot et al., 2003)
De schakels worden gevormd door de bloemkooltelers, de veiling, de bloemkoolverwerkende industrie,
de
commissionair
of
coöperatie,
de
groothandel,
de
detailhandel,
grootwinkelbedrijven, het grootverbruik en de consument (Ameloot et al., 2003).
De bloemkoolteler plant het plantgoed verkregen van een plantenbedrijf. Eenmaal bloemkool opgekweekt zijn en geoogst worden, kunnen die twee kanten uit. Ofwel worden ze verkocht aan een afzetkanaal ofwel blijken ze niet verkoopbaar omwille van een onvoldoende kwaliteit en blijven ze als verlies op het veld (Ameloot et al., 2003).
Bij thuisverkoop kunnen bloemkolen rechtstreeks aan de consument verkocht worden.
Indien de bloemkolen dienen voor de verwerkende industrie worden ze versneden in roosjes en naar een welbepaalde fabriek, waarmee een contract werd afgesloten, getransporteerd door de landbouwer. De industriële verwerking van bloemkolen is voornamelijk gesitueerd in West-Vlaanderen door de talrijke diepvriesbedrijven die daar gevestigd zijn (Ameloot et al., 2003).
Als de bloemkolen bestemd zijn voor de veiling worden ze in klassen gesorteerd naargelang grootte en kwaliteit en naar daar getransporteerd door de landbouwer. Na een keuring op voldoening aan alle vereisten worden ze in de veiling gestockeerd om de volgende dag te verkopen aan de groothandel. De landbouwer krijgt vervolgens de prijs die de groothandelaars hebben geboden voor de bloemkolen. De bloemkoolteler dient wel nog een commissie van 5 à
LITERATUURSTUDIE
11
7,5% aan de veiling te betalen naargelang de prijs ten opzichte van de omzet. Voor één welbepaalde klasse krijgen landbouwers telkens één en dezelfde prijs ondanks het feit dat verschillende loten in één en dezelfde klasse voor een verschillende prijs per bloemkool konden verkocht worden aan de groothandelaars. Indien de bloemkoolteler ervoor kiest om de veiling als afzetkanaal te kiezen gaat hij akkoord met de leveringsplicht en mag hij in principe zijn bloemkolen niet laten afnemen door een andere schakel. Hier wordt echter niet nauwlettend op toegekeken (Ameloot et al., 2003).
Een commissionair is een tussenschakel die onderhandelt met de klant. Zo zorgt deze voor een verzekerde afzet waarbij de commissionair dan op vraag van de klant een vooraf afgesproken hoeveelheid bloemkolen koopt van de bloemkoolteler. Hiervoor dient een commissie betaald te worden. Bij een coöperatie is er sprake van een samenwerkende vennootschap van telers die de rol van commissionair op zich nemen. Op vraag van de klant wordt dan opnieuw een afgesproken hoeveelheid bloemkolen aangeboden van een overeengekomen kwaliteit. De coöperatie spreekt dan onderling af welke bloemkooltelers instaan om te voldoen aan de overeenkomst (Ameloot et al., 2003).
De groothandel kan vervolgens nog als tussenschakel dienen om de bloemkolen te leveren aan de distributie. De distributie zorgt er dan vervolgens voor dat de consument zijn bloemkolen in de winkels kan kopen via de detailhandel en de grootwinkelbedrijven. De consument kan ook bloemkolen nuttigen via catering of horeca (Ameloot et al., 2003).
De buitenlandse handel situeert zich voornamelijk in de EU (Ameloot et al., 2003).
1.4.2
Productieketen in de tuinbouwsector in Nederland
In figuur 1.4 is de productieketen in de Nederlandse tuinbouwsector schematisch weergegeven.
LITERATUURSTUDIE
12
Figuur 1. 4: Productieketen in de Nederlandse tuinbouwsector (Bondt et al., 2005)
Ondanks de enkele (lay-out)verschillen is deze productieketen gelijkaardig aan deze in de bloemkoolsector. In de schakel na de telers is er ook de keuze tussen de industrie en een coöperatieve veiling, kan een groothandelaar ook tussenpersoon zijn naar de distributie en zorgt vervolgens de detailhandel enerzijds en de foodservice (catering) anderzijds voor het bereiken van de consument. In dit schema komt de buitenlandse handel iets explicieter aan bod.
De telers, ook wel tuinders genoemd in Nederland, staan hier net als in andere voedingsketens in voor de productie en zijn afnemers van grondstoffen. Als reactie op slechte prijzen en onvoldoende belangenbehartiging van de zijde van de veiling werden heel wat telersverenigingen (± 40) opgericht waar tuinbouwers zich bij aansluiten. Deze telersverenigingen richten zich niet louter meer op één product maar werken aan verbreding van het assortiment en uitbreiding van het dienstenpakket. Marketing- en verkoopactiviteiten behoren dan ook al tot hun domein (Bondt et al., 2005).
LITERATUURSTUDIE
13
In Nederland is de veiling als marktplaats voor het grootwinkelbedrijf vrijwel uitgespeeld. De afzetcoöperaties daarentegen zorgen voor een intensieve samenwerking tussen producenten en handelsbedrijven om op die manier grootwinkelbedrijven gerichter te kunnen bedienen en transformeren zich zo zelf tot handelaar (Bondt et al., 2005).
In deze context is groothandelaar een verzamelnaam voor exporteur, importeur, logistieke dienstverlener, commissionair en ook voor verpakker (Bondt et al., 2005).
In Nederland speelt de conserven- en diepvriesindustrie in Europa een marginale rol. De industriële verwerkende groentenhandel, zijnde groentesnijderijen, zorgen daarentegen voor toevoer naar het grootwinkelbedrijf. Karakteristieken hiervan zijn een breed assortiment, klein verpakte producten en frequente levering (Bondt et al., 2005).
De detailhandel voor groenten bestaat vooral uit supermarktondernemingen en groentezaken. Ook horeca, catering en de ambulante handel (bijvoorbeeld verkoop van groenten op een openbare markt) brengen echter groenten bij de consument. Foodservice levert groenten aan de horeca en cateringbedrijven (Bondt et al., 2005).
De productieketens in de Nederlandse tuinbouw zijn gekend voor hechte, internationaal werkende ketens, zowel tussen telersverenigingen en handelbedrijven, als tussen handelbedrijven en retailers (Bondt et al., 2005).
LITERATUURSTUDIE
14
2 Prijs-kwantiteitsrelaties, handelsmarges en positie van de schakels in productieketens in de groentesector 2.1
Prijs-kwantiteitsrelaties en prijsvorming
Agrarische markten zijn onderhevig aan productie- en prijsonzekerheid, hetgeen te wijten is aan de biologische natuur van het productieproces, de grillen van het weer en de typische prijsinelastische aanbod- en vraagcurves op korte termijn.. Dit stelt de participanten op agrarische markten bloot aan een ongewone risicograad en geeft een voordeel aan hen met goede marktinformatie en goede voorspellingsmogelijkheden (bv. van de toekomstige prijs) (Myers et al., 2010).
Bij de verkoop van verse groenten op veilingen zoals we die gewoon zijn, bepaalt het vrije marktmechanisme voor een groot deel de prijs die zal betaald worden voor de groenten. Deze prijs komt dan tot stand door het traditionele spel van vraag en aanbod. Is de vraag naar een welbepaalde groente hoger dan de geleverde hoeveelheid van deze groente, dan zal de prijs hoog liggen. Is er echter een overaanbod aanwezig op de markt, dan zullen de prijzen zakken en kan het gebeuren dat die welbepaalde groente aan dumpingprijzen verkocht wordt (Ameloot et al., 2003).
Het is ook mogelijk dat, zelfs in een efficiënte markt, er een cyclisch prijsgedrag optreedt. Deze seizoenale verschillen in prijs zouden moeten nader verklaard kunnen worden door seizoenale verschillen in productie en/of vraag, samen met de kost van het houden van voorraden (voor zover dit mogelijk bij allerhande groentesoorten) (Myers et al., 2010).
Ondanks het feit dat de productie van groenten op korte termijn grotendeels prijsinelastisch is, kan de productie eventueel toch gedurende korte tijd uitgesteld worden bij een verwachte prijsstijging (Myers et al., 2010). Dit kan bijvoorbeeld bij spruiten door ze enkele dagen later te oogsten of door ze niet meer dan enkele dagen in goed gekoelde omstandigheden te bewaren.
Op lange termijn is de productie prijselastischer dan op korte termijn en kan het gebeuren dat een verandering in het aantal beteelde oppervlakte door de landbouwer het gevolg is van de (gemiddelde) prijs die de landbouwer kreeg voor zijn groenten. De prijs die twee jaar voor de
LITERATUURSTUDIE
15
oppervlakte-uitbreiding verkregen werd, is zelfs in vele gevallen nog van belang (Myers et al., 2010).
Het hangt van consument tot consument af of ze hun consumptiegewoontes op korte termijn vlug aanpassen aan de prijzen van groenten. Op lange termijn is de vraag naar groenten sowieso meer prijselastisch dan op korte termijn (Myers et al., 2010; Waugh, 1964).
Er dient ook nog opgemerkt te worden dat een enkele marktprijs de variatie in de prijzen verkregen voor verschillende partijen groenten (van dezelfde soort) maskeert. Hiervoor zorgen partijkarakteristieken zoals de aanwezigheid van mindere kwaliteit en andere voor (Myers et al., 2010). In het voorbeeld met de productieketen in de bloemkoolsector werd dit ook al aangehaald bij de verkoop op de veiling.
Zoals eerder beschreven wordt bij contractteelt van groenten de prijs die de landbouwer verkrijgt eenzijdig vastgelegd waardoor de telers de vastgelegde prijs ondergaan (http://www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/volt/14.pdf). Er is sprake van een ‘take-itor-leave-it’ contract (Myers et al., 2010).
2.2 2.2.1
Handelsmarges Algemeen
Een handelsmarge wordt in de ruime zin van het woord gedefinieerd als het verschil tussen de prijzen op verschillende niveau’s van de productieketen (Myers et al., 2010). In de enge zin van het woord wordt de handelsmarge gedefinieerd als het verschil tussen de prijs die consumenten betalen en de prijs die producenten ontvangen. Of ook: de prijs voor het geheel van marktdiensten die het resultaat is van de vraag en het aanbod van deze diensten (Tomek & Robinson, 1990).
In figuur 1.5 is de handelsmarge grafisch voorgesteld. Hierbij is in deze context de primaire vraag, de vraag van de consument naar het eindproduct en in zekere zin dus een samengestelde vraag naar alle inputfactoren (groente, verwerking, marketing, etc.) van het eindproduct. Het primaire aanbod is het aanbod aan groenten door de producent. De afgeleide vraag is dan vervolgens de vraag naar producten bij de producent en deze kan verkregen
LITERATUURSTUDIE
16
worden door de kosten van verwerking en marketing van de primaire vraag af te trekken. Het afgeleide aanbod is vervolgens de verwerkte groenten die de detailhandelaar aanbiedt in zijn winkels. De consumentenprijs wordt gevormd in het snijpunt van het afgeleide aanbod en de primaire vraag en de producentenprijs wordt gevormd in het snijpunt van het primaire aanbod en de afgeleide vraag. Het verschil tussen deze twee prijzen is dan de handelsmarge (Tomek & Robinson).
Figuur 1.5: Grafische voorstelling handelsmarge. Pd = consumentenprijs; pp = productenprijs; M = marge (Ameloot et al., 2003)
Bij de handelsmarge van voedingsproducten duikt in het algemeen hetzelfde probleem op, namelijk dat in vele gevallen het grootste deel van de handelsmarge door de verwerkings- en distributiesectoren in beslag wordt genomen, terwijl het aandeel van de consumentuitgaven dat naar de landbouw gaat voortdurend afneemt. Er is duidelijk een verschillende invloed van de prijs van diensten en van landbouwproducten op de prijzen van voedingsmiddelen. De invloed van een gegeven prijsvariatie in diensten is immers zes keer groter dan die van dezelfde prijsvariatie in landbouwproducten (Ameloot et al., 2003; Viaene, 1998). Ook Myers et al. (2010) merken eenzelfde trend op. Volgens hen was het landbouwersdeel van de consumentenuitgaven aan voeding van 1955 tot 1980 relatief stabiel en was dit ongeveer 33%, maar is geleidelijk gedaald tot 19% in 2006.Een daling van het producentenaandeel in de consumentuitgaven is niet altijd een indicatie voor een daling van de gezondheid van de landbouwsector aangezien dit ook het gevolg kan zijn door bijvoorbeeld een toegevoegde verwerking of verpakking van het product.
LITERATUURSTUDIE
17
Veranderingen in marktprijzen kunnen een enorme invloed hebben op de verdeling van de ketenwinst. Ook de marktmacht heeft hierop een belangrijke invloed. Hoe meer marktmacht een schakel heeft, hoe groter zijn deel van de ketenwinst (Ameloot et al., 2003).
2.2.2
Voorbeelden
Hierboven werd in figuur 1.3 de economische organisatie van de markt voor bloemkolen in Vlaanderen schematisch voorgesteld. Hieruit kunnen we de productieketen A via de schakels teler-veiling-groothandel-grootdistributie-consument en de productieketen B via de schakels teler-verwerking-grootdistributie-consument
filtreren.
Voor
deze
2
productieketens
berekenden Ameloot et al. (2003) voor elke schakel de brutomarges (outputprijs – inputprijs), de kosten en de winst (brutomarge – kosten). Met deze gegevens berekenden ze dan de handelsmarge en het winstaandeel van elke schakel op de totale ketenwinst.
In tabel 1.3 zijn alle voorgaande gegevens zichtbaar voor de productieketen A. Tabel 1.3: Ketenresultaat van productieketen A (Ameloot et al., 2003) Productieketen teler-veiling-groothandel-grootdistributie-consument €
Teler
Veiling
Groothandel
Distributie
%
P0 (100 stuks)
4,19
Brutomarge
50,21-51,71
36,7-37,8
Kosten
23,17
33,3-34
Winst
27,04-28,54
39,4-42,5
P1 (100 stuks)
54,4-55,9
Brutomarge
2,94-4,41
2,1-3,2
Kosten
2,9-4,41
4,2-6,5
Winst
0
0
P2 (100 stuks)
58,8
Brutomarge
29,2
21,3
Kosten
14,5
20,8-21,3
Winst
14,7
21,4-21,9
P3 (100 stuks)
88
Brutomarge
53
38,7
Kosten
27,6
39,6-40,5
Winst
25,4
37-37,8
P4 (100 stuks)
141
Handelsmarge
136,81
100
Totale kosten
68,21-69,68
100
Totale winst
67,14-68,64
100
LITERATUURSTUDIE
18
In tabel 1.4 zijn alle voorgaande gegevens zichtbaar voor de productieketen B. Tabel 1.4: Ketenresultaat van productieketen B (Ameloot et al., 2003) Productieketen teler-verwerking-grootdistributie-consument €
Teler
Verwerking
Distributie
%
P0 (100 stuks)
5
Brutomarge
26
16,3
Kosten
21,2
20
Winst
4,8
8,9
P1 (100 stuks)
31
Brutomarge
55,1
34,4
Kosten
51
48
Winst
4,1
7,6
P2 (100 stuks)
86,1
Brutomarge
78,9
49,3
Kosten
33,9
32
Winst
45
83,5
P3 (100 stuks)
165
Handelsmarge
160
100
Totale kosten
106,1
100
Totale winst
53,9
100
In productieketen A is de handelsmarge gelijk aan 136,81 euro. De bloemkoolteler heeft een winst van ongeveer 40% van de totale productieketenwinst. Ook de distributie haalt bijna deze waarde. De winst van de groothandel ligt veel lager en de veiling maakt geen winst aangezien deze optreedt als een soort commissionair.
In productieketen B is de handelsmarge 160 waarbij de verwerking het grootste deel van deze marge voor zijn rekening neemt. Daarenboven strijkt hij 83,5% van de totale ketenwinst op terwijl dit bij de teler slechts 8,9% is.
Bij deze gegevens moet wel rekening gehouden worden met het feit dat het een momentopname betreft. Er werd gerekend met prijzen en kosten van eind augustus 2002. Bijvoorbeeld prijzen kunnen in de veiling van dag tot dag wijzigen (Ameloot et al., 2003).
LITERATUURSTUDIE
2.3
19
Marktpositie van de schakels in de productieketen
Om dit van naderbij te bekijken gaan we stroomopwaarts de productieketen overlopen en de positie binnen de productieketen van enkele belangrijke schakels toelichten.
2.3.1
Consument
De hedendaagse consument toont een groeiende belangstelling in de kwaliteit van voedingsmiddelen en het verloop van het productieproces. Hierbij nemen de waarden voedselveiligheid, hygiëne, kwaliteit, gemak, dierenwelzijn en milieuvervuiling een belangrijke plaats in. Productdifferentiatie zorgt zodoende voor mogelijkheden om nieuwe producten aan te bieden die overeenkomen met de verlangens van de consument. Een veranderde voorkeur moet daarom doorgegeven worden aan alle schakels van de keten om op die manier te voldoen aan de wensen van de consument (Ameloot et al., 2003; Schluter et al., 1998).
Productieketens
in
de
voedingsindustrie
zijn
getransformeerd
van
een
producentgedreven vorm naar een consumentgedreven vorm (Burch & Lawrence, 2007). Strengere kwaliteitseisen, lastenboeken en andere brengen wel extra kosten met zich mee voor de landbouwer.
Het kan gebeuren dat de consument in bepaalde productieketens teveel betaalt voor zijn groenten ten gevolge van oligopolistisch gedrag in de vorige schakel(s) (Myers et al., 2010).
2.3.2
Detailhandel (retail)
Grote supermarkten zijn machtige internationale ondernemingen en hebben een significante invloed op de levens van een stijgend aantal consumenten en producenten over de gehele wereld. Supermarkten worden wereldwijd bekritiseerd voor hun gedrag ten opzichte van productleveranciers en de voortdurende neiging om de prijs te reduceren die zij moeten betalen voor hun producten. Ook kregen ze reeds kritiek voor het toepassen van onder andere overdadige en dure verpakkingsactiviteiten (Burch & Lawrence, 2007).
In voedingsketens ligt vaak de grootste marktmacht bij de retailer. Redenen hiervoor zijn de ‘information power’ en de ‘expert power’. Hun ‘information power’ bekomen ze door de vele consumenteninformatie waarover de retailers beschikken. Ze staan namelijk heel dicht bij de consument. Door deze kennis kunnen ze op de voorkeuren van de consument inspelen en worden ze een expert in het samenstellen van een marketingmix van producten die aanslaan
LITERATUURSTUDIE
20
bij de consument. Dus vandaar ook hun ‘expert power’. Daardoor is de retailsector in staat het grootste deel van de toegevoegde waarde naar zich toe te trekken waardoor voor andere schakels dan minder overblijft (Visser et al., 2000).
Er wordt ook gesteld dat de toename van de concentratie van retailers een belangrijke rol speelt in de relatie tussen de af-boerderijprijzen en consumentenprijzen doordat ze macht kunnen uitoefenen op hun leveranciers en afnemers. Onder deze veronderstelling worden producenten gedwongen om hun prijzen grotendeels op basis van hun gemaakt kosten te zetten en zo hebben ze de mogelijkheid niet om deze afhankelijk te maken van de consumentenvraag. Voor het uitvoeren van marktmacht is de concentratie een noodzakelijke voorwaarde maar marktmacht is ook gebaseerd op andere factoren (Ameloot et al., 2003; de Bont et al., 2000).
Marktmacht beïnvloedt ook de graad van prijstransmissie tussen de landbouwproducent en de detailhandel. Er is de waarneming dat de daling van prijzen die landbouwers verkrijgen niet altijd tot uiting komt in de supermarktprijzen waardoor de eindconsument niet kan profiteren van de prijsdaling op producentenniveau. Een verklaring hiervoor, naast marktmacht, zou kunnen zijn dat de supermarktprijzen op korte termijn niet kunnen aangepast worden door de kosten van het veelvuldig wijzigen van prijzen en de onzekerheid of de daling permanent is. Op lange termijn moet een prijsdaling op producentenniveau dan wel weerspiegeld worden in de supermarktprijzen (Ameloot et al., 2003; McCorriston et al., 2001).
Het algemene patroon bij dominantie van de retail tov de leveranciers is een enkelvoudige monopsonie of een veel-één monopsonie (zie figuur 1.6) (Burch & Lawrence, 2007).
Figuur 1.6: Enkelvoudige en veel-één monopsonie (links: leverancier, rechts: retailer)
Dominantie van de retail tov de consument is van oligopolistische aard (Burch & Lawrence, 2007).
LITERATUURSTUDIE
21
De supermarkten (buurtsupermarkten en hard discounts) hadden in België in 2007 bijna 81% van de verkoop van verse groenten en fruit in handen. Dit aandeel blijft stabiel maar er is wel een verschuiving binnen het supermarktkanaal zichtbaar van buurtsupermarkt naar hard discount.
2.3.3
Verwerkende industrie
De verwerkende industrie bij groenten zoals we die kennen in 1.3.2, stelt éénzijdig een basisprijs, leveringsvoorwaarden en de te leveren hoeveelheid vast. Alle verwerkende bedrijven van het Vegebe kunnen zelf de vorm en inhoud van deze contracten aanpassen naar eigen wil en behoeften. Bij een contractteelt staat de verwerker in een sterkere machtspositie dan de producent. Door het ondertekenen van het contract, onderwerpt de landbouwer zich aan een ganse waaier eisen. Bovendien luidt de kritiek vaak dat de fabrikant gaat inspelen op de schommelingen van de marktprijs, waardoor ze zich door strengere controles gaan indekken tegen overaanbod (http://www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/volt/14.pdf).
Door de risicoreductie bekomen de landbouwers ook een lagere prijs voor hun producten en in vele gevallen gaat het om een ‘take-it-or-leave-it contract’ (Myers et al., 2010).
2.3.4
Teler
Hierboven werd de positie van de teler ten opzichte van de verwerkende industrie, de consument en de retail reeds aangehaald.
Om tegenwicht te bieden tegen markmacht van andere schakels in de productieketen zouden landbouwers collectief moeten optreden. Dit is in vele gevallen moeilijk door het niet tot een akkoord komen en door ‘free-riders’ die enkel maar van de deugden van zo’n collectieve actie zouden profiteren (Myers et al., 2010).
Een voorbeeld van zo’n collectieve actie werd reeds geïllustreerd in 1.4.2. Daar was sprake van de oprichting van telersverenigingen in Nederland als reactie op de marktpositie van andere schakels.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
22
DEEL 2: Methodologie, resultaten en bespreking 1 Algemene inleiding: spruitkool In de literatuurstudie werd de economische organisatie van markten in de groentesector van naderbij bekeken. In deze studie is het nu belangrijk meer te weten te komen over de organisatie van de spruitkoolmarkt. Hierbij zal de nadruk vooral op de transactie tussen de spruitkoolteler en zijn afnemer liggen.
Deze studie wordt in 2 delen opgesplitst. Eerst wordt er gewerkt met algemene gegevens. Een voorbeeld hiervan is de 2-maandelijkse gemiddelde prijs en aanvoer op de REO veiling. Dit zegt iets over de algemene prijsvorming, maar zegt bijvoorbeeld wel niets over dagelijkse of wekelijkse prijsverschillen of over de invloed van sorteringsmaten en kwaliteit op de prijsvorming. In het tweede deel wordt er gewerkt met gegevens van één bedrijf bekomen via facturen. Op die manier kon exact achterhaald worden welke prijs die spruitkoolteler op die dag voor die klasse spruiten had gekregen en via welke afzetkanalen hij die had verkregen (gedetailleerde gegevens waren op andere manieren niet openbaar te raadplegen).
Spruitkool behoort tot de kruisbloemigen en kan op bijna alle landbouwgronden geteeld worden. De spruitkoolplantjes, die aangekocht worden bij een plantenkweekbedrijf, worden eind mei, begin juni geplant. Bij de teelt speelt gewasbescherming een belangrijke rol. De duur van de oogst is afhankelijk van het afzetkanaal. Bij de afzet aan diepvries- en conservenbedrijven wordt er meestal slechts geoogst van half oktober tot eind december. Voor de versmarkt wordt meestal geoogst van september tot eind maart, begin april. Bij de oogst worden de okselknoppen machinaal geplukt. De meeste spruiten worden geteeld in West-Vlaanderen, daarnaast worden ook spruiten geteeld rond het Mechelse en in Limburg. Een ha levert zo’n 20 ton op, maar dit kan hoger of lager liggen naargelang de rijpheid, kwaliteit, afnemer etc. (http://www.plattelandswijzer.be/default.aspx?PageId=558). In 2005 zijn 27771are spruiten voor de versmarkt geteeld en 183099are voor de industriële verwerking (FOD Economie-Algemene Directie Statistiek, Landbouwstatistieken).
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
23
2 Analyse op sectorniveau 2.1 2.1.1
Evolutie producentenprijzen Inleiding
In 2.3.2 en 2.3.3 (literatuurstudie) was er sprake van het feit dat de telers het tegen schakels moeten opnemen met meer marktmacht en was er ook sprake van af-boerderijprijzen. We zullen hier dan ook kijken naar de evolutie van de producentenprijzen bij 2 afzetkanalen: de REO-veiling in Roeselare en de diepvries- en conservenindustrie op contractbasis.
2.1.2
Methode
2-maandelijks geeft de REO-veiling een tijdschrift uit. Dit heet REO Actueel en is ook online te vinden op www.reo.be. In dit tijdschrift worden telkens ook de aanvoergegevens (prijs en aanvoerhoeveeldheid) van de voorbije 2 maanden voor alle producten weergegeven. In ons geval betreft het de gemiddelde prijs/kg spruiten die aangeleverd werden. Er wordt dus een algemeen gemiddelde genomen en geen onderscheid gemaakt tussen verschillende klassen.
Voor de gegevens in de diepvries- en conservenindustrie op contractbasis werd gebruik gemaakt
van
de
gegevens
verkregen
op
de
site
http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf. Aangezien het hier om een contractteelt gaat is er sowieso slechts één prijs per jaar (onafgezien van eventuele negatieve prijsinvloeden ten gevolge van tarrering).
Eerst zal de evolutie van beiden grafisch voorgesteld worden via excel en vervolgens zal gekeken worden of voor beiden een positieve of negatieve significante evolutie is waar te nemen via SPSS. Hiervoor maken we gebruik van lineair regression.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
2.1.3
24
Resultaten en bespreking
In tabel 2.1 zie je de bekomen prijzen per teeltjaar. Voor teeltjaar ’10-’11 hebben we reeds de contractprijs aangezien die al vastligt.
Tabel 2.1: Evolutie producentenprijzen van spruitkool bij de 2 afzetkanalen Teeltjaar
Prijs REO veiling (€/ton)
'98-'99
755
'99-'00
489
'00-'01
601
'01-'02
631
'02-'03
703
'03-'04
416
'04-'05
361
310
'05-'06
768
290
'06-'07
742
310
'07-'08
634
330
'08-'09
516
350
'09-'10
525
337
'10-'11
Prijs contractteelt (€/ton)
310
300
In figuur 2.1 zie je de evolutie grafisch van de producentenprijzen bij de 2 afzetkanalen. Bij de producentenprijzen via de REO-veiling is er op het eerste zicht geen lijn in te brengen. De teeltjaren ’98-’99, ’02-’03, ’05-’06 en ’06-’07 overstijgen een gemiddelde prijs van 0,7€/kg. De jaren ’03-’04 en ’04-’05 waren dan weer de magere jaren. Opvallend is ook de daling sedert ’05-’06. Enkel het laatste teeltjaar is er een zeer lichte stijging in de gemiddelde prijs. Via lineaire regressie werd ook een trendlijn bekomen. Deze heeft de volgende vergelijking: y = -4,759 + 626,015. Dit wijst dus op een licht negatief verband, maar dit verband is echter niet significant aangezien bij deze lineaire regressie een p-waarde van 0,694 werd bekomen (F-waarde = 0,164).
In de contractteelt is er slechts een kleine schommeling waarneembaar. Opvallend is wel dat in de jaren dat de gemiddelde prijzen op de versmarkt daalden deze bij de contractteelt lichtjes stegen. Ondanks deze lichte stijging van toen zal de contractprijs in ’10-’11 lager liggen dan in het jaar ’00-’01. De vergelijking van de trendlijn bij lin. regressie is y = 2,171 + 301,656. Dit is dus zeer ligt stijgend, maar opnieuw niet significant (p=0,404).
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
25
Gemiddelde prijs/ton spruiten
Evolutie prijzen REO Veiling en Contractprijzen voor spruiten 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 '98'99
'99'00
'00- '01'01 '02
'02'03
'03'04
'04- '05'05 '06
'06'07
'07- '08'08 '09
'09'10
'10'11
Teeltjaar Figuur 2.1: Evolutie producentenprijzen van spruitkool bij de 2 afzetkanalen (donkerblauwe lijn: REO veiling; roze lijn: diepvries- en conservenindustrie; lichtblauwe lijn: trendlijn REO veiling)
Dit betekent op variatie na dat voor beide afzetkanalen de verkregen prijzen voor spruitkooltelers over 13 jaar gelijk is gebleven. Diverse kosten daarentegen zijn voor de teler gestegen. Dit is te zien in figuur2.2.
Figuur 2.2: Evolutie diverse kosten sinds 2000 (http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf)
Men kan dus stellen dat op basis van deze gegevens het inkomen, die voortkomt uit de teelt van spruiten voor zowel de REO veiling als op contractbasis, gedaald is voor de teler.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
2.2 2.2.1
26
REO-veiling vs Contractteelt: prijs en risico Inleiding
In 1.3 (literatuurstudie) zagen we dat de optie voor contractteelt een risicoreductie met zich meebrengt, maar dat in ruil voor deze reductie een lage contractprijs wordt vastgelegd. Met onze algemene gegevens van daarjuist zullen we nu heel kort kijken of er inderdaad een substantieel prijsverschil is, hoe groot dit is en hoe men dit verschil moet interpreteren. Het prijsrisico over de jaren zal vergeleken worden door de schommelingen (variantie) in prijs doorheen de jaren te vergelijken. Hierbij moeten we wel opmerken dat dit slechts een idee zal geven over de verhoudingen aangezien prijsschommelingen tijdens het seizoen hier niet in opgenomen zijn. Onder het deel met gegevens op bedrijfsniveau zal hier nader en nauwkeuriger op ingegaan worden.
2.2.2
Methode
Om geen onnodige factoren erbij te betrekken die invloed kunnen hebben op de gemiddelde prijs en de prijsvariantie zullen enkel de jaren in de toets gebruikt worden waarvan zowel gegevens voor de REO-veiling zijn als voor de contractteelt. Hierdoor blijven echter nog slechts 6 herhalingen over, maar desondanks kan ons dit misschien iets wijzer maken.
Om de gemiddelden te vergelijken wordt eerst via een Kolmogorov-Smirnovtoets gekeken of beide reeksen gegevens normaal verdeeld zijn. Zoja, wordt een Levene’s test uitgevoerd om te kijken of er homoscedasticiteit (gelijke varianties) is tussen beide behandeling. Indien dit het geval is kunnen we een variantie-analyse toepassen met één factor (One-Way ANOVA). Indien één van de twee eerste toetsen significant is, moeten we de parametrische MannWhitney U-test toepassen. Er wordt niet gekozen voor een gepaarde test (want je zou de prijzen per jaar gepaard kunnen nemen) omdat het niet om dezelfde kwaliteit, sortering, etc… gaat.
2.2.3
Resultaten en bespreking
In tabel 2.2 is de gemiddelde producentenprijs/ton spruiten en de standaardafwijking terug te vinden voor de laatste 5 teeltjaren. Aan hun p-waarden (<0,05) te zien verschillen beiden significant tussen de 2 afzetkanalen.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
27
Tabel 2.2: Gemiddelde prijs en de standaardafwijking voor de 5 laatste jaar bij 2 afzetkanalen
Afzetkanaal
Gem. prijs(€)/ton over 5 jaar Standaardafwijking
REO veiling
591,0
Contractteelt 321,2 p = 0,004<0.05
154,2 21,8 p = 0,006<0.05
Het verschil in standaardafwijking is gemakkelijk te verklaren aangezien een contractprijs nooit veel afwijking vertoont met de contractprijs van het vorig jaar. Dat is dan ook een reden om te telen op contractbasis. Als de teler investeert, weet hij dat hij bij contractteelt voor de volgende jaren aan een stabiele (lagere) prijs kan produceren wat het prijsrisico over de jaren heen fors vermindert (http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf).
De prijs die een spruitkoolteler voor zijn spruiten krijgt over de laatste 5 jaren heen is significant hoger bij afzet op de REO veiling dan bij afzet bij de diepvries- en conservenindustrie. Op dit resultaat mag men zich echter niet blindstaren. In de gemiddelde veilingsprijs zitten alle prijzen voor alle klassen. Zo heb je de hoogste klassen waarbij elke spruit handgeschoond wordt (het voetje van de spruit snijden). Logischerwijs wordt het meest betaald voor zo’n klassen en drijven die de gemiddelde veilingsprijs naar boven. De loonkosten voor deze klasse is dan ook aanzienlijk hoger dan voor de bereiding van spruiten onder contract. Ook voor andere klassen op de veiling zijn de kosten meestal hoger in vergelijking met die voor contractteelt. In de diepvries- en conservenindustrie laat men ook maar bepaalde groottes toe bij spruiten (de ene grootte kan meer opbrengen op de veiling dan de andere). En aangezien over het algemeen men in de dievriesindustrie ook minder veeleisend is op kwaliteit, wordt er minder afval weggegooid en is er een hogere productie per ha. Daarenboven kan men slecht een bepaalde periode spruiten leveren aan de diepvries- en conservenindustrie terwijl men dat in principe een jaar lang kan bij de veiling . Dit kan van belang zijn bij eventueel seizoenale effecten op de prijs. Deze opmerkingen zijn dan ook de reden waarom gezocht werd naar gegevens op bedrijfsniveau om dieper te kunnen ingaan op deze materie (zie verder).
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
2.3 2.3.1
28
Seizoenale verschillen Inleiding
In 2.1 (literatuurstudie) werd vermeld dat seizoenale verschillen in de prijs kunnen voorkomen en indien dit het geval is, productieverschillen en verschillen in vraag hiermee te maken kunnen hebben. Daarom gaan we na of er een patroon te bespeuren valt over de seizoenen heen voor zowel de veilingprijs als voor de aangevoerde hoeveelheid.
2.3.2
Methode
We zetten de 2-maandelijkse gemiddelde veilingsprijs sedert ’98-’99 uiteen tegen de tijd en kijken of er eventueel een terugkerend patroon in deze grafiek te bespeuren valt.. Vervolgens wordt dit ook gedaan met de 2-maandelijkse aanvoer spruiten op de veiling voor dezelfde periode en ook nu weer wordt gekeken naar een eventueel terugkerend patroon.
Om een al dan niet cyclisch terugkomend patroon te onkrachten of bekrachtigen kunnen we gebruik maken van SPSS waarbij de maanden juli-augustus, september-oktober, novemberdecember, januari-februari, maart-april en mei-juni onderling zullen vergeleken worden aan de hand van de periode ’98-’99 tot ’09-’10. Om gemiddelden te vergelijken gaan we in SPSS op dezelfde manier tewerk zoals aangegeven in 2.2.2 (Methodologie, resultaten en bespreking). Bij het vergelijken van meerdere gemiddelen onderling wordt Tukey bij homoscedasticiteit gebruikt en Tamhane’s T2 bij heteroscedasticiteit.
2.3.3
Resultaten en bespreking
Figuur 2.3 geeft grafisch de evolutie weer van de 2-maandelijkse gemiddelde veilingprijs en de aanvoerhoeveelheid spruiten van juli-augustus ’98 tot de periode januari-februari ’10.
In ongeveer elk teeltseizoen maakt de prijs een dal in het midden. Enkel in het teeltseizoen ’06-’07 heeft de curve een atypische vorm in vergelijking met de andere jaren. Ook in het jaar ’99-’00 stijgt de prijs niet veel meer naar het einde toe.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
29
Ook bij de aanvoercurven lijkt een vast patroon te zitten. In de periode november tot februari worden de meeste spruiten aangevoerd. Op het begin en het einde van het teeltseizoen is dat al
Evolutie gemiddelde prijs en aanvoer voor spruiten op de REO veiling 3 2,5 2
Periode
Figuur 2.3: Evolutie 2-maandelijkse gemiddelde prijs en aanvoer voor spruiten op de REO veiling (roze: aanvoer; blauw: gemiddelde prijs)
In tabel 2.3 zie je dat de hoogste prijs zich voordoet in het begin van het jaar en significant verschilt van de gemiddelde prijs in september-oktober en in november-december. In januarifebruari stijgt de gemiddelde prijs weer (en is net niet significant verschillend met de gemiddelde prijs in juli-augustus) om vervolgens in maart-april weer hoog te eindigen. De gemiddelde prijs in maart-april is significant verschillend met deze in november-december. Aan de hand van deze significanties wordt het seizoenaal patroon van een dal dus bevestigd.
Tabel 2.3: 2-maandelijkse gemiddelde veilingprijs en gemiddelde aanvoer over de jaren heen Periode
Gemiddelde veilingprijs (€)
Gemiddelde aanvoer (kg)
juli-augustus
1,16 ±0,16a*
4067,9±858,8a
september-oktober
0,58±0,03bc
405428,8±27937,8b
november-december
0,48±0,05b
665382,1±42980,62c
januari-februari
0,65±0,06ab
683272,2±43370,63c
Maart-april
0,94±0,11ac
139161,8±24957,1d
*gemiddelden ± se; waarden in éénzelfde kolom gevolgd door dezelfde letter zijn niet significant verschillend (P > 0,05)
jan-feb 2010
juli-aug 2009
jan-feb 2009
juli-aug 2008
jan-feb 2008
juli-aug 2007
jan-feb 2007
juli-aug 2006
jan-feb 2006
juli-aug 2005
jan-feb 2005
juli-aug 2004
jan-feb 2004
juli-aug 2003
jan-feb 2003
juli-aug 2002
jan-feb 2002
juli-aug 2001
jan-feb 2001
juli-aug 2000
jan-feb 2000
juli-aug 1999
jan-feb 1999
1,5 1 0,5 0 juli-aug 1998
Gemiddelde prijs (in €)/Aanvoerhoeveelheid (in 50 ton)
een stuk minder en in mei-juni werd op geen enkel ogenblik ook maar één spruit aangevoerd.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
30
Bij de gemiddelde aanvoer zijn alle gemiddelde aanvoerhoeveelheden per periode significant verschillend met uitzondering van november-december tov januari-februari. Dit duidt dus op een patroon van een berg, maar met een top die naar rechts neigt.
De hoge prijzen op het begin van het seizoen kunnen verklaard worden door de lage aanvoerhoeveelheden in deze periode en de lagere prijzen in het midden van het seizoen door de hoge aanvoerhoeveelheden in deze periode. Toch moet er ook opgemerkt worden dat in januari-februari de hoogste aanvoer opgetekend wordt en er op dit moment ook een hoge prijs (die niet significant verschilt van de prijs op het einde van het seizoen) is. Aanvoer zal dus een rol spelen, maar dus ook andere factoren (bv. de vraag die zou kunnen hoger zijn op dat moment aangezien spruitkool bij uitstek een wintergroente blijft).
3 Analyse op bedrijfsniveau 3.1
Productieketen
Het tuinbouwbedrijf waarvan gegevens werden verzameld (via facturen) bevindt zich in West-Vlaanderen. In figuur 2.4 zie je welke mogelijke afzetkanalen dit bedrijf heeft.
Figuur 2.4: Productieketen in de spruitkoolsector
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
31
Dit bedrijf richt zich vooral op de versmarkt. Oorspronkelijk ging bij het bedrijf alle spruitkool, bedoeld voor de versmarkt, naar de REO veiling in Roeselare. Ondertussen gaat slechts maar een deel voor de versmarkt naar de veiling terwijl het overgrote deel naar een verpakkingsbedrijf uit Nederland gaat. Daarnaast wordt ook altijd een contract voor een bepaalde hoeveelheid gemaakt om wat zekerheid in te bouwen voor periodes met slechte prijzen in het midden van het seizoen en om minder kwalitatieve spruiten gemakkelijker te kunnen afzetten. Heel sporadisch worden spruiten eens thuis verkocht.
Via een gesprek met een vertegenwoordiger van het verpakkingsbedrijf werd duidelijk dat dit bedrijf zijn verpakte producten rechtstreeks aan de detailhandel levert. In de veiling kunnen op verkoopdagen handelaars en detailhandelaars bieden op de spruiten om ze te kopen.
Spruiten voor de industrie worden ongeveer geleverd tussen half oktober en eind december. Ze worden in houten of plastic containers geleverd. Enkel spruiten met een diameter van minder dan 33mm worden getolereerd. In sommige gevallen mag 10% van de geleverde spruiten groter zijn.
Spruiten voor de veiling worden in bakjes van 5kg geleverd. Er zijn verschillende klassen naargelang de grootte, de kwaliteit; of ze al dan niet handgeschoond zijn en of de teler het Eurepgap (nu Globalgap) certificaat heeft. Op basis van grootte zijn er 4 onderverdelingen: -27mm, -35mm, +33mm, +40mm. Op basis van kwaliteit heb je B1, A1, E, EE en EE+. In deze laatste klasse kunnen enkel spruiten geplaatst worden die handgeschoond zijn. En dan heb je vervolgens ook nog de onderverdeling G (geschoond) en H (handgeschoond). SPR.FL.EG. -35 EEG en SPR.FL.EG. +33 EEG zijn de klassen waaronder dit bedrijf de meeste hoeveelheden levert.
Voor het verpakkingsbedrijf worden spruiten in bakken van 15kg geleverd. Hier heb je naargelang de omstandigheden 3 of 4 onderverdelingen op basis van grootte, nl D (-23mm), M (27-33mm), A (23-30mm) en B(30/33-40mm). Op basis van kwaliteit zijn er 2 klassen, maar bij een te lage kwaliteit mag er niet geleverd worden.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
3.2
32
Evolutie van de verkregen producentenprijzen
3.2.1
Inleiding
Net als in 2.1 (Methodologie, resultaten en bespreking) zullen we kijken naar de evolutie van de prijzen die de teler krijgt voor z’n spruiten. We zullen dit doen voor elk afzetkanaal voor dit specifieke bedrijf en we zullen de verspreiding van de hoeveelheid afzet over de verschillende kanalen van naderbij bekijken.
3.2.2
Methodologie
Aan de hand van alle facturen en aankoopborderellen van het bedrijf kan de verkregen gemiddelde prijs/kg berekend worden voor elk afzetkanaal en elk seizoen afzonderlijk. Ook de hoeveelheid die aan elke afnemer in een teeltseizoen werd geleverd kan aan de hand daarvan berekend worden. Vervolgens kan dan met deze waarden de evolutie over de laatste jaren van naderbij beschouwd worden.
3.2.3
Resultaten en bespreking
In tabel 2.4 is te zien dat oorspronkelijk enkel spruiten geleverd werden aan de veiling en de industrie. In ’01-’02 werden nog 37,2% van de spruiten geleverd aan de industrie en in ’08’09 slechts 9,9%. Deze daling ging ten voordele van de versmarkt. Eerst door een groter aandeel van de spruiten die op de veiling werden afgezet maar nadien werd het verpakkingsbedrijf de belangrijkste afnemer van dit tuinbouwbedrijf.
Vergelijking algemene veilingprijs en verkregen prijs door teler 1000 Prijs/ton
800 600 400 200 0 20012002
20022003
20032004
20042005
20052006
20062007
20072008
20082009
Seizoen
Figuur 2.5: Vergelijking algemene veilingprijs en verkregen prijs (blauw: veilingprijs; roze: telersprijs)
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
33
In figuur 2.5 merk je op dat de algemene veilingprijs goed overeenkomt met de prijs die dit bedrijf elk jaar voor zijn product kreeg op de veiling. Een verklaring voor het feit dat de ‘telerscurve’ eerst boven de ‘veilingcurve’ ligt en dan eronder zou kunnen te wijten zijn aan de klasse van de handgeschoonde spruiten. Dit bedrijf levert nooit deze klasse, maar vroeger werd het onderscheid niet gemaakt tussen geschoonde en handgeschoonde spruiten en kon dus wel de hoogste klasse gehaald worden.
Tabel 2.4: Aanvoer en gemiddelde prijs per afzetkanaal en per jaar REO veiling
Verpakkingsbedrijf
Totale
Industrie
Aanvoer
Aandeel
Gem.
Aanvoer
Aandeel
Gem.
Gem prijs
Aanvoer
Aandeel
Gem.
aanvoer
(kg)
totale
prijs
(kg)
totale
prijs
(€)
(kg)
totale
prijs
(kg)
aanvoer
(€)
aanvoer
(€)
aanvoer
(€)
(%) ’01-
Versmarkt
(%)
(%)
140275
62,8
0,71
0,71
83097
37,2
0,31
223372
98770
60,6
0,72
0,72
64204
39,4
0,31
162974
186010
77,1
0,43
0,43
55288
22,9
0,3
241298
159175
82,2
0,25
0,25
34446
17,8
0,3
193621
121245
28,1
0,76
234240
54,2
0,63
0,67
76501
17,7
0,28
431986
78555
17
0,63
330435
71,5
0,52
0,54
53292
11,5
0,3
462282
31795
7
0,46
398200
87,7
0,44
0,44
23956
5,3
0,34
453951
156825
29,1
0,47
328280
61
0,30
0,36
53296
9,9
0,36
538401
‘02 ’02‘03 ’03‘04 ’04‘05 ’05‘06 ’06‘07 ’07‘08 ’08‘09
In figuur 2.6 is de evolutie van zowel de verkregen contractprijzen door de teler als de verkregen op de versmarkt duidelijk te zien. Voor beiden is er net als bij de algemene analyse geen significantie te bespeuren bij de lineaire regressie. Met andere woorden, de prijs kende in beide gevallen over de jaren heen geen negatieve trend. Hierbij kunnen echter dezelfde opmerkingen als daarjuist gemaakt worden zoals het feit dat de kosten in die tijd wel gestegen zijn voor de spruitkooltelers en dus ook voor deze spruitkoolteler. We maken enkel nog de opsplitsing versmarkt–contractteelt omdat het moeilijk is op basis van de bedrijfsgegevens de prijzen tussen de veiling en het verpakkingsbedrijf te vergelijken aangezien op een dag altijd naar de één of de ander werd geleverd en zo geen directe prijsvergelijking kan plaatsvinden.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
34
Prijs (€)
Evolutie van prijzen verkregen op de versmarkt en van contractprijzen 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 20012002
20022003
20032004
20042005
20052006
20062007
20072008
20082009
Seizoen
Figuur 2.6: Evolutie verkregen prijzen op de versmarkt en op contractbasis (roze: industrie; blauw: versmarkt)
3.3
Versmarkt vs contractteelt: prijs en risico
3.3.1
Inleiding
Net als bij de algemene analyse zal voor de volledigheid de gemiddelde prijs en de standaardafwijking voor beide gevallen nog eens vergeleken worden over de 8 jaar en zullen nog enkele andere puntjes aangehaald worden die ook van belang zijn bij de keuze tussen versmarkt en industrie.
3.3.2
Methode
Zoals in 2.2.2 (Methode, resultaten en bespreking).
3.3.3
Resultaten en bespreking
In figuur 2.7 is de gemiddelde prijs/kg gegeven die dit bedrijf verkreeg over 8 jaar (tot ’08’09) op de versmarkt en bij de industrie.
Tabel 2.5 : gemiddelde prijs over 8 jaar: versmarkt vs contractteelt
Afzetkanaal
Gem. prijs(€) over 8 jaar Standaardafwijking
Versmarkt
0,52
Contractteelt 0,31 p = 0,013<0.05
0,17 0,001 p = 0,006<0.05
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
35
Zoals voorheen is de standaardafwijking bij een contractteelt significant lager dan bij de prijsvorming op de versmarkt en is de gemiddelde prijs die de teler verkegen heeft in die 8 jaar hoger op de versmarkt.
In deze context mag ook opgemerkt worden dat in ’04-’05 de gemiddelde prijs op de versmarkt lager lag dan deze op contractbasis. En in ’08-’09 waren beiden gelijk. Hierbij dient ook gezegd te worden dat de kosten/kg bij de spruitkoolteelt voor de versmarkt hoger liggen dan bij de contractteelt. Omdat over het algemeen aan strengere kwaliteitsvereisten moet voldaan worden bij de versmarkt, is er enerzijds meer werk en zorg nodig om die kwaliteit te waarborgen en anderzijds meer afval per ha wat de kosten/kg laat toenemen. Ook het bereiden van de kistjes vergt meer werk in de versmarkt.
Daarnaast is de keuze tussen versmarkt en contractteelt niet louter te reduceren tot een simpele prijsvergelijking. Andere voorwaarden (zoals de kosten daarjuist, maar dit niet alleen) dienen ook in rekening gebracht te worden. Indien een teler enkel contractteelt heeft, moet die al zijn spruiten oogsten in zo’n acht weken. Dit wil zeggen dat hij z’n dure investeringen in acht weken per jaar moet terugverdienen, terwijl spruitkooltelers voor de versmarkt zo’n 6 maanden hebben om te oogsten. Bij vele verwerkende industriebedrijven mag geen of max 10% groter zijn dan een bepaalde diameter (in vele gevallen 33mm). Indien je tijdig plukt om niet teveel +33mm spruiten te hebben kan je gewicht mislopen en indien je ze te laat plukt, kan je teveel afval hebben of vrij product die tegen een lage som wordt opgekocht. Daartegenover heb je wel prijszekerheid en kunnen de +33mm bijvoorbeeld een extra’tje opleveren door deze op de versmarkt aan te bieden. Een contractteelt kan ook nuttig zijn voor telers die op de versmarkt werkzaam zijn, maar die toch voor een deel het risico willen beperken. Zakt de prijs onder deze op de versmarkt kan er de mogelijkheid zijn spruiten te leveren tegen contractprijs en kan het zijn dat na het voldoen van je contract de prijzen op de versmarkt ondertussen weer gestegen zijn.
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
3.4 3.4.1
36
Seizoenale verschillen Inleiding
Bij de algemene analyse met de 2-maandelijkse prijzen werd een soort patroon waargenomen gedurende het seizoen. De vraag is hoe prijsschommelingen zich voltrekken over kortere termijnen.
3.4.2
Methode
Op iedere dag dat de spruitkoolteler spruiten heeft geleverd aan ofwel de veiling of het verpakkingsbedrijf (en in feite ook de industrie) is de marktprijs bij dat welbepaald afzetkanaal geweten door een aankoopborderel. Indien de teler een dag niet geleverd heeft, kan ook de marktprijs niet uit de facturen en aankoopborderellen gehaald worden. Tot het seizoen ’04-’05 vallen de hiaten goed mee, maar vanaf de komst van het verpakkingsbedrijf als nieuw afzetkanaal (waardoor minder geleverd werd aan de veiling) zijn de gegevens van de veiling schaarser geworden. De marktprijzen die zodoende bekomen zijn, worden nu tegen de tijd uitgezet (per jaar) in figuur 2.7.
3.4.3
Resultaten en bespreking
Het mooi afgelijnde dal uit de analyse op sectorniveau is moeilijk te bespeuren. Dit is logisch aangezien op korte termijn de prijsschommelingen veel duidelijker zijn. Deze figuur is vooral illustratief en niet zozeer om zware conclusies uit te trekken. De lagere prijzen in het midden van het seizoen zijn tot ’04-’05 (het laatste jaar voordat het verpakkingsbedrijf als afnemer erbij kwam) wel te bespeuren (uitgezonderd in het seizoen ’02-’03). Vanaf dan wordt het chaotischer. Uit de laatste jaren blijkt wel dat het bedrijf vooral nog op het einde of het begin van het seizoen spruiten levert aan de veiling, wanneer de prijzen op peil zijn, terwijl het midden van het oogstseizoen gedomineerd wordt door het verpakkingsbedrijf als afnemer. Uit deze grafieken blijkt ook de korte leveringsduur bij de industrie.
Tijd
1-4-2009
18-3-2009
4-3-2009
18-2-2009
4-2-2009
21-1-2009
Tijd
14-3-2008
29-2-2008
15-2-2008
1-2-2008
18-1-2008
4-1-2008
Tijd
7-1-2009
15-3-2006
1-3-2006
15-2-2006
1-2-2006
18-1-2006
4-1-2006
21-12-2005
7-12-2005
23-11-2005
9-11-2005
26-10-2005
Tijd
21-12-2007
7-12-2007
23-11-2007
9-11-2007
12-10-2005
5-9-2003
19-3-2004
5-3-2004
20-2-2004
6-2-2004
23-1-2004
9-1-2004
26-12-2003
12-12-2003
28-11-2003
14-11-2003
31-10-2003
17-10-2003
3-10-2003
19-9-2003
Tijd
24-12-2008
10-12-2008
26-11-2008
12-11-2008
29-10-2008
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
26-10-2007
28-9-2005
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
15-10-2008
Figuur 2.7: Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie voor de laatste jaren (geel: industrie; donkerblauw: veiling -35mm; paars: veiling +33mm; lichtblauw: verpakkingsbedr -33mm; donkerpaars: verpakkingsbedr +33mm)
28-9-2007
Prijs (in €)
1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0
12-10-2007
1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Prijs (in €)
12-2-2003
29-1-2003
15-1-2003
1-1-2003
18-12-2002
4-12-2002
20-11-2002
6-11-2002
23-10-2002
9-10-2002
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
1-10-2008
1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Prijs (in €)
14-3-2005
28-2-2005
14-2-2005
31-1-2005
17-1-2005
3-1-2005
20-12-2004
6-12-2004
22-11-2004
8-11-2004
25-10-2004
25-9-2002
11-9-2002
Prijs (in €)
15-3-2002
1-3-2002
15-2-2002
1-2-2002
18-1-2002
4-1-2002
21-12-2001
7-12-2001
23-11-2001
9-11-2001
26-10-2001
12-10-2001
28-9-2001
7-3-2001
21-2-2001
7-2-2001
24-1-2001
10-1-2001
27-12-2000
13-12-2000
29-11-2000
15-11-2000
1-11-2000
18-10-2000
4-10-2000
20-9-2000
Prijs (in €)
Prijs (in €)
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
17-9-2008
26-3-2007
12-3-2007
26-2-2007
12-2-2007
29-1-2007
15-1-2007
1-1-2007
18-12-2006
4-12-2006
20-11-2006
6-11-2006
27-9-2004 11-10-2004
Prijs (in €) 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0
Prijs (in €)
9-10-2006
23-10-2006
Prijs (in €)
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING 37
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
1,5
2
0,5
1
0
Tijd
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
1,5
2
0,5
1
0
Tijd
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
2,5 2 1,5 1 0,5 0
Tijd
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0
Tijd
Evolutie spruitenprijzen voor de versmarkt en industrie
1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
3.5
38
Prijsverschil sorteringsmaten
3.5.1
Inleiding
In de literatuur wordt veel gesproken over gemiddelde en algemene prijzen van groenten, maar hier vragen we ons af of bepaalde afnemers bepaalde voorkeuren hebben voor de grootte (de diameter) van de spruiten. Verkiezen ze kleine of grote? Deze vraag kan afhangen van de bestemming van de spruitjes in de volgende schakel.
3.5.2
Methode
Op de veiling worden spruitjes met een diameter 27-35mm (-35mm) en 33-40mm (+33mm) veruit het meest geleverd tov van de andere sorteringsmaten. Daarom houden we de vergelijking bij deze twee. Voor deze vergelijking nemen we alle marktprijzen van deze sorteringsklassen (en van dezelfde kwaliteitsklasse) die we gefiltreerd hebben uit de aankoopborderellen gedurende de laatste tien jaar met als enige voorwaarde dat beide sorteringsmaten telkens op dezelfde dag moeten geleverd zijn. Heeft de teler bijvoorbeeld een dag enkel spruitjes van 27-35mm aangevoerd dan verdwijnt deze prijs uit de data. Op die manier hebben we per dag telkens een paar en kunnen we een parametrische, gepaarde toets uitvoeren om een eventueel prijsverschil tussen beiden over de jaren heen waar te nemen.
Voor de maten A (23-30mm) en B (30-40mm) bij het verpakkingsbedrijf doen we net hetzelfde.
3.5.3
Resultaten en bespreking
Uit tabel 2.6 volgt dat er geen voorkeur is via het verpakkingsbedrijf voor de sorteringsmaat A of B aangezien doorheen de laatste jaren geen significant prijsverschil tussen beiden tot uiting is gekomen.
Tabel 2.6: onderzoek naar voorkeur voor een sorteringsmaat van spruiten bij de veiling
Gemiddelde
van
A (23-30mm)
B(30-40mm)
0,481a*
0,465a
alle
overgebleven gepaarde data (in €)
*gemiddelden; waarden in éénzelfde rij gevolgd door dezelfde letter zijn niet significant verschillend (P > 0,05)
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
39
In tabel 2.7 is doorheen de tijd de sorteringsmaat +33mm significant duurder verkocht dan de sorteringsmaat -35mm op de veiling wat op een voorkeur voor de maat +33mm duidt.
Tabel 2.7: onderzoek naar voorkeur voor een sorteringsmaat van spruiten bij het verpakkingsbedrijf
Gemiddelde
van
alle
overgebleven data (in €)
-35mm (27-35mm)
+33mm (33-40mm)
0,511a*
0,667b
*gemiddelden; waarden in éénzelfde rij gevolgd door dezelfde letter zijn niet significant verschillend (P > 0,05)
Bij de industrie is er een voorkeursneiging naar -33mm aangezien ze deze maat bijna uitsluitend contracteren (zie boven).
4 Handelsmarge 4.1.1
Inleiding
Deze studie richtte zich tot nu toe volledig op de relatie tussen de landbouwer en zijn afnemer. Om toch enige notie van de handelsmarge binnen de productieketen van spruiten te verkrijgen worden nog kort enkele verkoopscijfers van een supermarktketen, die gekend staat laaggeprijsde producten te verkopen, vergeleken met producentenprijzen in dezelfde periode.
4.1.2
Methode
Er worden verkoopsprijzen en producentencijfers uit eenzelfde periode met elkaar vergeleken. De producentenprijzen zijn de 2-maandelijkse gemiddelde veilingprijzen uit REO-actueel. Om de 2-maandelijkse gemiddelde verkoopsprijzen te bepalen wordt een gewogen gemiddeld genomen aan de hand van het aantal dagen dat een prijs constant bleef.
4.1.3
Resultaten en bespreking
Het is belangrijk te beseffen dat het volgende cijfermateriaal puur illustratief is en enkel een indicatie kan geven naar de handelsmarge. Niets wijst er immers op dat de spruiten die afgenomen werden via de REO veiling een welbepaalde voedingsketen volgde tot in de supermarktketen waarvan de verkoopscijfers voor een periode gekend zijn. Toch kan het ons een idee geven over de handelsmarge. Het betreft immers 2-maandelijkse gemiddelden,
METHODOLOGIE, RESULTATEN EN BESPREKING
40
waardoor deze waarschijnlijk niet veel zullen afwijken van andere spruitenafnemers dan de REO veiling.
Tabel 2.8: Indicatie handelsmarge Gem. prijs/kg
Gem. prijs/kg
Indicatie
Veilingprijs/
REO veiling (€)
supermarktketen (€)
handelsmarge (€)
Winkelprijs (%)
januari-februari ‘09
0,703
1,67
0,967
42,1
september –oktober ‘09
0,461
0,88
0,419
52,3
november-december ‘09
0,36
0,65
0,29
55,3
Aan de hand van deze indicatie zouden we kunnen veronderstellen dat bij verse spruiten de producentenprijs ongeveer verdubbeld wordt tegen dat deze de winkelketens bereiken. Verder zien we ook dat de daling van de gemiddelde veilingprijs in november-december tot uiting komt
in
de
winkelprijs.
ALGEMEEN BESLUIT
41
ALGEMEEN BESLUIT Een productieketen in de agro-voedingssector en zodoende ook in de groentesector, bestaat uit schakels die allerhande relaties en transacties met elkaar kunnen aangaan. Deze relaties kunnen gaan van een korte interactie op een spotmarkt tot het in mekaar opgaan via verticale integratie.
Belangrijke schakels die vaak terugkomen in de tuinbouw zijn uiteraard de teler (en soms telersverenigingen), de afnemers waaronder de veiling, de verwerkende industrie en een commissionair. Een veel voorkomend gegeven bij één van deze afnemers is de teelt op contractbasis. Hierbij wordt een akkoord gesloten tussen de teler en de verwerkende industrie om tegen een door de industrie vastgelegde contractprijs een bepaalde hoeveelheid van de groente te produceren. De risicoreductie die het met zich meebrengt voor de teler vertaalt zich in een prijsreductie.
Vervolgens bevat een productieketen vaak nog een groothandelaar als tussenpersoon met de detailhandel en foodservice. De detailhandelaars nemen vaak een sterke machtspositie in ten koste van de producent en soms zelfs de consument. Daartegenover zorgen zij wel voor een aangepaste mix op maat van de consumentenbehoeften. Productieketens zijn tegenwoordig getransformeerd tot consumentengedreven vormen.
De prijs die de spruitkoolteler ontvangt van zijn afnemers voor zijn product is de laatste tien jaar op hetzelfde peil blijven hangen, zowel op de versmarkt als bij de verwerkende industrie. Dit terwijl verscheidene kosten voor de teler in deze periode serieus gestegen zijn.
Spruitkool voor de versmarkt biedt een significant hogere prijs aan de teler. Er doen zich natuurlijk veel meer prijsschommelingen voor doorheen de tijd, maar het is maar de vraag of je als teler die éénzijdig vastgelegde lage basisprijs over hebt voor een risicoreductie. Het oogstseizoen bij contractteelt duurt maar zo’n 8 weken, de tijd die je krijgt om jaarlijks je grote investeringen te laten opbrengen. Daarentegen is de spruitkoolteelt over het algemeen duurder voor de versmarkt dan bij contractteelt.
ALGEMEEN BESLUIT
42
Voor spruitkool wordt over het algemeen in juli en augustus, op het begin van het seizoen, op de veiling een hoge prijs betaald (> 1€). De laatste tien jaar zakte die prijs dan meestal vanaf september-oktober om pas tegen januari-februari te stijgen om uiteindelijk weer op een hoog peil te staan op het einde van het seizoen. Dit cyclisch patroon die kon opgemerkt worden de laatste tien jaren kan gedeeltelijk verklaard worden door de aanvoer die op het begin van het seizoen traag op gang komt. Toch moet ook opgemerkt worden dat in januari-februari de aanvoer op de veiling vaak op een hoogtepunt staat terwijl de prijs doorgaans ook goed blijft. Naast aanvoer kan misschien de vraag hier zijn rol in hebben aangezien spruitkool een echte wintergroente blijft.
Spruitkool heeft vier sorteringsmaten, maar de meest courante zijn deze met een diameter tussen 33-40mm en tussen 23/27-30/33mm (naargelang de opdelingscriteria). Naargelang de afnemer is er een voorkeur voor één van de twee of geen. De verwerkende industrie verkiest -33mm spruiten, terwijl op de veiling de +33mm spruiten worden verkozen. Het verpakkingsbedrijf dat afnemer was bij het bestudeerde bedrijf leek geen voorkeur te hebben (of althans zijn volgende schakel).
In deze thesis werd ook even gekeken naar cijfermateriaal over winkelprijzen, maar deze kunnen ten hoogste een indicatie zijn voor het feit dat de producentenprijs ongeveer de helft zou uitmaken van de latere winkelprijs.
Onder andere door gebrek aan gegevens of hiaten in de gegevens bleef de focus vooral op de relatie tussen spruitkoolteler en mogelijke afnemers, waardoor ik andere mogelijkheden en bedreigingen in de productieketens binnen de groentesector niet duidelijk heb kunnen waarnemen. Telersverenigingen en betere (gunstigere) relaties met hun afnemers kan de positie van de tuinbouwer in ieder geval versterken, maar verder in de keten moeten zeker ook nog mogelijkheden liggen.
LITERATUURLIJST
43
LITERATUURLIJST AMELOOT, N., GELLYNCK, X., VAN HUYLENBROECK, G. & VIAENE, J. (2003). Integrle ketenprijsvorming in de biologische landbouw. Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische wetenschappen, Universiteit Gent, 298p.
BOERENBOND (2010). http://www.agecon.ugent.be/landbouwstudiedag/meulemeester.pdf
BONDT, N., DENEUX, S.D.C., VAN DER ROEST, J., SPLINTER, G.M., TROMP, S.O. & DE VLIEGER, J.J. (2005). Nederlandse levensmiddelenketens. LEI, Den Haag.
DE BONT, C.J.A.M., BOLHUIS, J., BUNTE, F.H.J. 1 VAN LEEUWEN, M.G.A. (2000). Prijzenswaardig: Prijzen en prijsopbouw in de agrokolom, mei 2000, LEI, Den Haag.
CLARO, D.P., HAGELAAR, G. & OMTA, S.W.F. (2004). How to manage a relationship and be succesful: a study of the network and buyer-supplier relationship in the Dutch potted flower and plant industry, in Bremmer, H.J., Omta, S.W.F., Trienekens, J.H. and Wubben, E.F.M. (Eds), Dynamics in Chains and Networks. Proceedings of the Sixth International Conference on Chain and Network Management in Agribusiness and the Food Industry, Ede, 27-28 May, Wageningen Academic Publishers, Wageningen, p. 203-210.
GABRIËLS, P. & VAN GIJSEGHEM, D. (2003). Productiecontracten in land- en tuinbouw. Ministerie
van
de
Vlaamse
Gemeenschap,
Brussel.
http://www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/volt/14.pdf.
GARDNER, J.T., COOPER, M.C. & NOORDEWIER, T. (1994). Understanding shippercarrier and shipper-warehouser relationships: partnerships revisited, Journal of Business Logistics, Vol. 15 No. 2, p. 121-143.
GRANDORI, A. (1997). Govenance structures, coordination mechanisms and cognitive models, Journal of Management and Governance, Vol. 1 No. 1, p. 29-47.
LITERATUURLIJST
44
GELLYNCK, X. & MOLNÁR, A. (2009). Chain governance structures: the European traditional food sector, Universiteit Gent.
GEREFFI, G. (2005). The governance of global value chains, Revieuw of International Political Economy, Vol. 12 No. 1, p 78-104.
GIJSBRECHTS, E. & CAMPO, K. Chapter 10: Pricing, blz. 1-36, www.oup.co.uk/pdf/0-19877576-8alt.pdf.
GULATI, R. & SINGH, H. (1998). The architecture of cooperation: managing coordination costs and appropriation concerns in strategic alliances, Administrative Science Quarterly, Vol. 43 No. 4, p 781-814.
HUETH, B. & LIGON, E. (1999). Producer Price Risk and Quality Measurement. Amer.J. Agr. Econ. 81, p.512-524.
JAGDEV, H.S. & THOBEN, K.D. (2001). Anatomy of enterprise collaborations, Production Planning & Control, Vol. 12 No. 5, p 437-451.
LU, H., TRIENEKENS, J.H. & OMTA, S.W.F. (2006). Does guanxi matter for vegetable supply chains in China? A case study approach, paper presented at 7th International Conference on Management in AgriFood Chains and Networks, Ede, 31 May-2 June.
MACNEIL, I.R. (1978), Contracts: adjustement of long term relations under classical, neoclassical, and relational contract law, Northwestern University Law Review of Agricultural Economics, Vol. 72, p 854-905.
MCCORRISTON, S., MORGAN, C.W. & RAYNER, A.J. (2001). Price transmission: the interaction between market power and returns to scale. European Review of Agricultural Economics, vol. 28 nr. 2, juni 2001.
MYERS, R.J., SEXTON, R.J. & TOMEK,W.G. (2010). A Century of Research on Agricultural Markets, Amer. J. Agr. Econ. 92(2): 376-402.
LITERATUURLIJST
45
NOORDEWIER, T.G., JOHN, G. & NEVIN, J.R. (1990). Performance outcomes of purchaising arrangements in industrial buyer-vendor relationships, Journal of Marketing, Vol. 54 No. 4, p 80-93.
RAYNAUD, E., SAUVE, L. & VALCESCHINI, E. (2005). Alignement between quality enforcement devices and governance structures in the agro-food vertical chains, Journal of Management & Governance, Vol. 9 No. 1, p 47-77.
PETERSON, H.C., WYSOCKI, A. & HARSH, S.B. (2001), Strategic choice along the vertical coordination continuum, International Food and Agribusiness Management Review, Vol. 4, p. 149-166.
SCHLUTER, G., LEE, C. & LEBLANC, M. (1998). The weakening relationships between farm and food prices. American Journal of Agricultural Economics. 1998 (5), blz 1134-1138.
SZABÓ, G.G. & BÁRDOS, K. (2006). Contracts in agribusiness: a survey in th Hungarian dairy sector, paper presented at 7th International Conference on Management in Agrifood Chains and Networks, Ede, 31 May-2 June.
TRENT, R.J. (2005). Why relationships matter, Supply Chain Management Review, Vol. 9 No. 8, p. 53-60.
VEGEBE. http://www.vegebe.be/nl
VISSER, J.J., VLAAR, P.W.L. & FAVA NEVES, M. (2000). The Concept of Power Illustrated With The Dutch Pork Chain. In J.H. TRIENEKENS & P.J.P. ZUURBIER: Chain Management in Agribusiness and the Food Industry, Proceedings of the fourth international Conference on: Management Studies Group, Wageningen Agricultural University, blz. 379387.
WAUGH, F.V. (1964). Demand and Price Analysis: Some examples from Agriculture. USDA Technical Bulletin 1316.
LITERATUURLIJST
46
WEBSTER, J.F.E. (1992). The changing role of marketing in the corporation, Journal of Marketing, Vol. 56 No. 4, p. 1.
WYSOCKI, A.F. Major Alternate Marketing Channels in the US Food System, Department of Food and Resource Economics, Florida Cooperative Extension Service, Institute of Food and
Agricultural
Sciences,
University
www.edis.ifas.ufl.edu/BODY_RM002.
of
Florida,
Gainesville,
2000,