UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 – 2011
Citymarketing: de impact van studenten op een stad
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Griet Vandenhouweele onder leiding van Prof. Dirk van den Poel + Dries Benoit
Permission
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Vandenhouweele Griet
Woord vooraf
Als afsluiting van mijn studies toegepaste economische wetenschappen in de afstudeerrichting marketing schreef ik deze thesis over citymarketing. Citymarketing ligt in de lijn van mijn studies omdat het gebaseerd is op bedrijfsmarketing, waarover ik heel wat nuttige kennis heb gekregen in de lessen marketing. Ik wil graag de mensen bedanken die mij geholpen hebben om deze thesis tot stand te brengen. Allereerst mijn promotor Dries Benoit om me te adviseren bij het structureren van mijn thesis en me kritisch te laten nadenken over de inhoud. Vervolgens professor van den Poel die mij de kans gaf een eigen onderwerp uit te werken. Voor het inzicht in het opstellen van een vragenlijst en de juiste statistische verwerking wil ik graag professor Van Kenhove bedanken die me deze inzichten bijbracht tijdens mijn stage in het begin van het academiejaar. Ook mijn ouders, familie en vrienden hebben een bijdrage geleverd door de tijd te nemen om deze thesis na te lezen en me nieuwe ideeën te geven bij het discussiëren over een aantal onderwerpen. Ik wil graag Cyriel Van Tilborgh van de ‘City and sports marketing organisation’ bedanken om aanwezig te mogen zijn op het City- en regiomarketingcongres in Antwerpen. Mijn dank ook aan Marc Van Aelst om tijd te maken voor een interview over databases en social media omtrent citymarketing gericht naar studenten. Als laatste wil ik graag nog de faculteit economie en bedrijfskunde bedanken voor de mogelijkheid die ze mij geboden hebben om naar de lezing te gaan van de citymarketing expert Charles Landry.
I
Inhoudsopgave WOORD VOORAF .............................................................................................................................................. I INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ II GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN ...................................................................................................... III LIJST VAN TABELLEN, FIGUREN, KAARTEN ....................................................................................................... IV INLEIDING ........................................................................................................................................................ 1 I
LITERATUURSTUDIE .................................................................................................................................... 2 1. 2.
CITYMARKETING ............................................................................................................................................. 2 CITYMARKETING EN STUDENTEN......................................................................................................................... 7 2.1 Het belang om studenten aan te trekken en te behouden in een stad ............................................. 8 2.2 Citymarketing: ‘Hoe afgestudeerde studenten aanmoedigen om te ‘blijven plakken’? ................. 14 2.3 Welke stappen volgen studenten na het afstuderen? ..................................................................... 16 2.4 Waar willen studenten wonen? ....................................................................................................... 19
II EMPIRISCH ONDERZOEK ........................................................................................................................... 22 1. 2.
METHODOLOGIE ........................................................................................................................................... 22 RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK ................................................................................................................... 26
ALGEMEEN BESLUIT ....................................................................................................................................... 37 LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN ............................................................................................................ 40 BIJLAGEN ............................................................................................................................................................ BIJLAGE 1: VRAGENLIJST............................................................................................................................................. BIJLAGE 2: FLYER ....................................................................................................................................................... BIJLAGE 3: AANTAL RESPONDENTEN EN VERDELING OVER DE SUBGROEPEN............................................................................ BIJLAGE 4: BEREKENING GEMIDDELDE UITGAVEN VAN STUDENTEN IN HUN STUDENTENSTAD ..................................................... BIJLAGE 5: “HOE HEBT U UW STUDENTENSTAD GEKOZEN?” ............................................................................................... BIJLAGE 6: “HOEVEEL PROCENT VAN DE RESPONDENTEN WIL BLIJVEN WONEN IN ZIJN STUDENTENSTAD?” ................................... BIJLAGE 7: “WAT GA JE DOEN ALS JE AFGESTUDEERD BENT?” ............................................................................................. BIJLAGE 8: “ALS JE GAAT SOLLICITEREN, IN WELKE REGIO GA JE DAN SOLLICITEREN?”............................................................... BIJLAGE 9: “IN WELKE MATE BEPALEN VOLGENDE ASPECTEN JE WOONPLAATS?” .................................................................... BIJLAGE 10: WELK VAN VOLGENDE ACTIVITEITEN ZIJN BELANGRIJK BIJ HET KIEZEN VAN EEN WOONPLAATS? ................................. BIJLAGE 11: WELK VAN VOLGENDE INITIATIEVEN ZOU JE AANSPREKEN? ................................................................................ BIJLAGE 12 : SAMENVATTING VAN RESPONSPERCENTAGES PER STUDENTENSTAD ....................................................................
II
Gebruikte afkortingen en begrippen
Studenten Iedere persoon die ingeschreven is in een instelling van het hoger onderwijs Afgestudeerde studenten Iedere persoon die een diploma behaald heeft in het hoger onderwijs en geen intentie heeft om nog een verdere studie aan te gaan. Citymarketing “De communicatie tussen de autoriteiten (of dienstverleners) van een stad met hun klanten, de inwoners van de stad, als ook het aantrekken van exogene investeringen, werkgelegenheid en klanten, de toeristen.’ (Asworth & Kavaratzis, 2007) Corporate social responsibility “De economische, legale, ethische en menselijke verwachtingen van de maatschappij voor een bedrijf op een bepaald tijdstip.” (Crane & Matten, 2007) Social media “Technologieën en applicaties die efficiënte interactie tussen personen , inhoud en data mogelijk maken om zo (nieuwe) bedrijven te ondersteunen, nieuwe technologieën uit te werken en sociale structuren te creëren.” (Van Alphen, 2009)
III
Lijst van tabellen, figuren, kaarten
Lijst van figuren Figuur a: Citymarketing, logo’s en slogans van bekende steden ............................................................ 1 Figuur b: Anholt-GMI City Brands Index ................................................................................................. 6 Figuur c: Stad Gent: Aantal kotstudenten per 100 inwoners................................................................ 11 Figuur d: Percentage jongeren die via een bepaald kanaal hun eerste job vinden .............................. 17 Figuur e: Hoe lang duurt het voor jongeren een job vinden? ............................................................... 18 Figuur f: Als je na je studies zelfstandig gaat wonen, waaraan moet je woning zeker voldoen? ........ 19 Figuur g: Tevredenheid over woning en woonomgeving naargelang woonbuurt................................ 20 Figuur h: Evolutie van het totaal aantal studenten in het hoger onderwijs ......................................... 23 Figuur i: Gemiddelde jaarlijkse uitgaven van studenten ...................................................................... 27 Figuur j: Wie/wat heeft er WEL een invloed gehad bij het kiezen van je studentenstad? ................... 29 Figuur k: Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je solliciteren? ....................................................... 31 Figuur l: Percentage respondenten die in hun studentenstad gaan solliciteren ................................. 32 Figuur m: In welke mate bepalen volgende aspecten je toekomstige woonplaats?............................ 33 Figuur n: Welke van de volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats? ...... 35
Lijst van tabellen Tabel a: De economische omvang van de bestedingen in het hoger onderwijs per student................. 9 Tabel b: Percentage studenten tegenover aantal inwoners per stad................................................... 24
IV
Inleiding ‘Citymarketing is booming.’ ‘Cities are becoming more important than countries.’ Dit zijn titels van artikelen die verschijnen bij het zoeken naar de inhoud van het begrip ‘citymarketing’. De laatste jaren was het een trend voor steden om een marketingbureau bij de hand te nemen om een nieuwe huisstijl en een slogan te ontwerpen om zichzelf beter te profileren naar de buitenwereld.
Figuur a: Citymarketing, logo’s en slogans van bekende steden
Deze promotie van de stad is er in de eerste plaats om toeristen aan te trekken. Maar toeristen zijn niet de enige bron van inkomsten voor een stad, ook bewoners en bedrijven verschaffen steden inkomsten en zijn belangrijke doelgroepen in het citymarketingbeleid van een stad. Deze thesis wil een bijdrage leveren op het vlak van citymarketing door een nieuwe doelgroep toe te voegen aan het citymarketing beleid: studenten. In bruisende studentensteden zoals Antwerpen, Gent, Leuven, Brussel,… waar duizenden studenten leven, naar school gaan, uitgaan, en een groot deel van hen ook wonen wordt de sociale, ruimtelijke en economische impact van de studenten op de stad onderzocht. De vele voor- en nadelen van studenten én net afgestudeerde studenten worden getoetst aan recente literatuur, interviews met experten, congressen in verband met citymarketing en een empirisch onderzoek. In het empirisch onderzoek wordt onder andere nagegaan wat de effectieve economische impact is van studenten op een stad, hoe studenten kunnen worden aangetrokken naar een stad en welke initiatieven studenten kunnen overtuigen om in hun studentenstad te blijven wonen na het afstuderen. Deze thesis wil aantonen dat studenten ook een zeer belangrijke (economische) doelgroep zijn voor een stad en kan als basis dienen voor steden om een gepast citymarketingbeleid te voeren gericht op studenten. 1
I
Literatuurstudie
1. Citymarketing 1.1 Het belang van steden Recente ontwikkelingen hebben een invloed (gehad) op het economisch, politiek en cultureel belang van steden. Voor de jaren ’80 waren steden niet zo populair, de mensen die het zich konden veroorloven gingen buiten de stad wonen (Van Winden, 2008). Sinds de jaren ’80 kwam hierin verandering door de globalisatie. Het model van de ‘knowledge based city’ verspreidde zich over de wereld. Globalisatie heeft ervoor gezorgd dat sommige steden een snellere groei gekend hebben dan andere (Van Winden, 2008). Metropolen, hoofdsteden en ‘service hubs’ hebben door hun universiteiten, goed mobiliteitsbeleid en vaak ook door de aanwezigheid van de luchthaven, een opening gecreëerd naar de wereld. Door de aanwezigheid van hoog opgeleide mensen trokken ze buitenlands human capital aan, talent trekt talent aan, die dan opnieuw zorgden voor internationale scholen voor hun kinderen en zo voor toekomstig talent (Van Winden, 2008). Door de aanwezigheid van gespecialiseerde kenniswerkers, potentieel personeel, vestigden bedrijven zich in de stad en kon de stad ook buitenlandse investeringen aantrekken. De hierdoor ontstane groei zorgde voor een betere ‘quality of life’ in de stad. Ook neoliberalisme kwam in opmars in de jaren ’80 en is een politieke stroming die zijn basis vindt in de vrije markt (Vertommen, 2010). Handelsbarrières moeten afgebouwd worden en vrije wisselkoersen bepalen de sterkte van de munt. Competitie wordt gestimuleerd en hiervoor worden overheidsbedrijven geprivatiseerd om op termijn winstgevender te zijn. Omdat de nadruk wordt gelegd op de vrije markt en het bedrijfsleven, is het voor steden belangrijk om bedrijven en investeerders aan te trekken in hun stad door goede voorwaarden te geven op het vlak van belastingen, infrastructuur, mobiliteit… In de bespreking over de opkomst van neoliberalisme in Latijns-Amerika spreekt men over ‘entrepreneurial cities’ (Vertommen, 2010). In het neoliberaal model moeten steden zich competitief opstellen om buitenlandse investeringen aan te trekken en op die manier een speler te worden in de wereldeconomie. Als we op het niveau van Europa kijken zien we dat, samen met de globalisatie, ook de openmaking van de grenzen van de lidstaten van de Europese unie tot stand kwam alsook de politieke en monetaire unificatie (Russo & Sans, 2009).
2
Door de vrije toegang aan de landsgrenzen kwam er een snelle stroom van goederen, diensten, arbeidskrachten en financiële middelen op gang. Nu al deze middelen vrijkomen en gemakkelijk verplaatst kunnen worden van stad naar stad, moeten de steden zich proberen te onderscheiden van elkaar. Dit kunnen ze doen op vlak van kennis. Steden krijgen dus de rol toegewezen van kenniscentra. Op het niveau van België zien we dat in de (Belgische) politiek een aantal federale bevoegdheden op weg zijn te verschuiven naar de lagere niveaus zoals de provincies en de steden. Steden zullen in de toekomst meer bevoegdheden en financiële middelen krijgen. Hierdoor krijgen ze ook de uitdaging goed om te springen met deze middelen om een groeiende stad te worden en in hun eigen voortbestaan te voorzien (Bourgeois, Beleidsnota’s 2009 – 2014).
1.2 Citymarketing Een opkomende trend bij marketeers en openbare besturen is regiomarketing of citymarketing. Regio’s, steden en zelfs landen proberen zichzelf te promoten. Dit kan voor externe doelgroepen zijn zoals toeristen of pendelaars. Heel wat steden proberen via citymarketing potentiële bezoekers van de stad te overtuigen om naar de stad te komen én om er te overnachten. De inkomsten die een stad verwerft van bezoekers komen vooral van de lange verblijvers, in mindere mate van de ‘dagjestoeristen’ (Russo & Sans, 2009). Ook binnenin de stad zijn er doelgroepen voor citymarketing. De diversiteit binnen een stad is een belangrijke economische troef voor de stad (Florida, 2000). Diversiteit is “de mate van openheid in het systeem”. Economische en culturele diversiteit creëert interacties tussen mensen met andere interesses en meningen die zo creatiever worden en nieuwe ideeën genereren. Maar diversiteit zorgt ook voor strubbelingen. Via citymarketing kan er een soort ‘sociale cohesie’ gecreëerd worden waarbij elke bewoner zich goed voelt in de stad en een gevoel van eenheid heeft bij zijn stadsgenoten (Florida, 2000). Citymarketing is belangrijk want door de hedendaagse wetgeving, de moderne architectuur, gelijkaardige strategieën en de opkomst van multinationals is er standaardisatie van steden. Door de opkomst van een homogene globale cultuur (Behrends, 2007) beginnen de grote winkelstraten in belangrijke steden allemaal op elkaar te lijken. Naast de Mac Donalds is er een Starbucks, een Swarovski, een H&M,… .
3
Steden moeten dus proberen zich te onderscheiden van elkaar via differentiatie en exclusiviteit. De vraag of dit mogelijk is op nationaal niveau, via een ‘national umbrella brand’, kwam aan bod in vorig onderzoek. Het gebruik van een ‘national umbrella brand’ blijkt enkel nuttig te zijn op vlak van export en diplomatie (Caldwell & Freire, 2004). Steden, regio’s en landen verschillen teveel van elkaar om een overkoepelend imago te creëren. Landen hebben stabielere ‘brand images’ in tegenstelling tot steden die zich op een unieke manier willen positioneren. Een nationaal ‘brand image’ zou te breed zijn, waardoor het niemand aanspreekt, of te smal, waarbij het zich slechts op een aantal activiteiten richt (Caldwell & Freire, 2004). Net zoals bij productpositionering is ‘full market coverage’ via een nationaal brand bijna onmogelijk. Andere experten op het vlak van citymarketing zien hier wel mogelijkheden in. “Een nationaal initiatief waarbij de belangrijke Belgische steden samen proberen België op de kaart te zetten zou positief zijn voor ons land. Ik denk aan een campagne in Amerika die ‘Vlaanderen’ met al zijn belangrijke steden en specialiteiten (frieten, chocolade, cultuur…) promoot. België is een klein land maar heeft veel troeven die via nationale citymarketing goed in kaart kunnen gebracht worden. Dit heeft een positieve economische ‘return on investment’ als gevolg. Het probleem, naast het tijdelijk ontbreken van een regering, is dat het in tijden van crisis moeilijk is om hiervoor een budget vrij te maken. Niettemin zou deze investering de economie op lange termijn zeker een duwtje in de rug kunnen geven.” (Van Aelst, 2010) De vraag blijft dan waarom er na de openmaking van de grenzen direct wordt gesprongen naar het niveau van de steden. Kunnen regio’s ook niet aan citymarketing doen? Deze vraag beantwoordde Landry op een lezing voor het Economisch Wetenschappelijk congres in Gent. Hij zegt dat de toekomst van Europa bij de steden ligt, niet bij de lidstaten of regio’s. Steden ‘voelen de polsslag van de mensen’. Een stad staat dichter bij zijn inwoners en lokale handelszaken, en heeft er meer controle over dan een regio. Zo kan een stad ook op een efficiëntere manier middelen verzamelen en deze middelen gebruiken waar er een nood aan is (Landry, 2010). Naast de mogelijkheden voor nationale en regiomarketing is het ontzettend belangrijk dat steden zichzelf promoten. Dit kan gebeuren zoals een bedrijf zichzelf naar buiten toe voorstelt. Deze ‘corporate branding’ waarbij bedrijven hun identiteit naar buiten toe communiceren vertoont op veel punten gelijkenissen met ‘city branding’ (Balmer & Gray, 2003 ). Beiden hechten belang aan de ontwikkeling van lange termijn relaties met hun stakeholders. Bij deze relaties moeten ze de ‘corporate social responsibility’ in acht nemen. Een belangrijk punt bij het vormen van een stads- of bedrijfsimago is dat het een realistisch beeld moet geven van het bedrijf of de stad zodat het geloofwaardig overkomt. 4
Citymarketing kan gedefinieerd worden aan de hand van de definitie van corporate marketing. “Citymarketing gaat zowel om communicatie tussen de autoriteiten of dienstverleners van een stad met hun klanten, de inwoners van de stad, als om het aantrekken van exogene investeringen, werkgelegenheid en klanten, de toeristen.” (Asworth & Kavaratzis, 2007) Kotler ziet vier grote activiteiten als de basis van citymarketing. Een stad moet zichzelf positioneren, kiezen welke perceptie ze willen hebben in de ogen van de doelgroepen (Kotler, 1999). Daarbij is het belangrijk dat deze positionering attractief is. Zowel op esthetisch, cultureel en economisch vlak moeten mensen aangetrokken worden door de stad. Een tweede factor is het aanbod van goederen en diensten. Deze moeten makkelijk toegankelijk zijn. De stad zorgt ervoor dat er genoeg evenementen en infrastructuur is zodat het bedrijfsleven aangetrokken wordt tot de stad. De strategie van de stad en haar meerwaarden moeten gecommuniceerd worden zowel om de inwoners van de stad een goed gevoel te geven als om toeristen en bedrijven aan te trekken naar de stad. Als laatste moeten de bewoners vriendelijk en gastvrij zijn, zij bepalen mee de perceptie die mensen hebben over de stad (Kotler, Principles of marketing, 1999). Citymarketing kan geclassificeerd worden in drie grote categorieën (Jensen Ole, 2005). In de geografische terminologie wordt ‘een fysiek product vernoemd naar een geografische locatie’. Dit product is meestal voeding of drank zoals Leffe, Gouda,… . Bij co-branding worden de eigenschappen van een stad of streek toegewezen aan een product, Luikse wafels of spaghetti napolitaine. Een laatste categorie is het gebruik van branding als plaatsmanagement waarbij ‘men de manier waarop steden worden gezien door doelgroepen verandert’ (Jensen Ole, 2005). De grote moeilijkheid bij zowel city als corporate branding is dat de ‘assets’ complex en immaterieel zijn. City branding draait niet enkel rond het vinden van een gepaste slogan of logo. Het imago dat een stad zichzelf oplegt moet in alle aspecten doorgetrokken worden, gecommuniceerd worden naar de stakeholders en opgevolgd worden. Net zoals bij corporate branding moet er een corporate identity komen. De AC²ID1-test evalueert bedrijven op basis van 5 soorten identiteiten. Ook de identiteiten van steden kunnen via deze test geëvalueerd worden (Balmer & Greyser, 2002). De ‘actual identity’ zijn de huidige eigenschappen van een bedrijf en dus van een stad. Het bestuur en de managers hebben een visie over wat zij willen als identiteit voor het bedrijf of de stad, dit is de ‘desired identity’. De manier waarop het bedrijf of de stad zich probeert te positioneren in de markt is voor hen de ‘ideal identity’.
1
AC²ID : actual, communicated, conceived, ideal and desired identity
5
Via de communicatiestrategie creëert het bedrijf of de stad een ‘communicated identity’. De ‘conceived identity’ toont dan hoe de identiteit is overgekomen bij de relevante stakeholders (Balmer & Greyser, 2002). Corporate branding en city branding gaan om kiezen van een uniek ‘business model’. Dit model heeft volgens Kapferer zes dimensies: een fysieke dimensie, personaliteit, cultuur, relaties, reflecties en zelfbeeld (Kapferer, 1997). De efficiëntie van een city branding beleid hangt af van de scherpe visie en de doelen van het bestuur op lange termijn, een organisatiecultuur die gericht is op de stad als ‘brand’, goede coördinatie tussen departementen, consistente communicatie en sterke partnerships (Hankinson, 2007) . Steden kunnen de effectiviteit van hun ‘city branding activities’ testen aan de hand van het AnholtGMI City Brands index (Anholt, 2006). Simon Anholt, een beleidsadviseur die al meer dan 20 landen adviseerde kreeg in 2009 nog de ‘Nobels Colloquia prijs’ voor economisch leiderschap. De City Brands index meet de perceptie, van 20 000 mensen uit meer dan 20 steden, over 50 landen en 50 steden. Er worden een veertigtal vragen gesteld over de vertrouwdheid met de stad, de fysieke aspecten van de stad, de opportuniteiten die de stad voor zich heeft liggen, de levensstijl, de mensen, de accommodatie en de openbare voorzieningen van de stad (Anholt, 2006).
Figuur b: Anholt-GMI City Brands Index: brand hexagon (Anholt, 2006)
6
2. Citymarketing en studenten
Het belang van steden stijgt door globalisatie, neoliberalisering en politieke factoren. Daardoor moeten steden zich proberen te onderscheiden van elkaar via citymarketing, vooral om investeerders aan te trekken. Bedrijven worden aangetrokken door goede infrastructuur, fiscale voordelen maar ook door het aanwezige human capital. Omdat de lage lonen industrie al sinds de jaren 1970 wegtrekt uit de grote steden zijn de bedrijven op zoek naar kenniswerkers. Net afgestudeerden aan het hoger onderwijs zijn dus een heel belangrijke groep voor een stad. Het bestuur van de stad moet deze mensen proberen te overtuigen om te blijven wonen in de stad. Een mogelijke stap om het human capital op te bouwen is het aantrekken van studenten. Na een meerjarige opleiding leren deze studenten de stad kennen en heeft de stad de mogelijkheid om ze te overtuigen van de geweldige capaciteiten van de stad. In de meeste onderzoeken naar citymarketing focussen de auteurs zich slechts op drie stakeholders: de bedrijven, de bezoekers en de bewoners. Daarna werden de pendelaars aan de doelgroepen toegevoegd (Braun, 2008). Maar steden hebben ook nood aan studenten om later human capital te kunnen opbouwen. Studenten behoren dus ook tot de belangrijkste doelgroepen van een stad (Russo & Sans, 2009). Studenten en pendelaars hebben veel met elkaar gemeen (Russo & Sans, 2009). Het zijn beide groepen die niet officieel in de stad wonen en er dus geen domicilie hebben, geen belastingen betalen en niet stemmen in die stad. Maar beide groepen consumeren wel in de stad en via hun uitgaven in de lokale economie heeft de stad extra inkomsten. De keuze om naar een bepaalde stad te gaan kan voor beide groepen een vrije keuze zijn maar het kan ook zijn omdat er geen alternatieven waren om te werken of studeren in een andere stad. Heel wat opleidingen worden slechts in een beperkt aantal steden aangeboden, net zoals er niet in alle steden hetzelfde aanbod aan jobs is. Qua consumptiegedrag zijn er wel duidelijke verschillen. De studenten consumeren op alle tijdstippen en op allerlei plaatsen terwijl de pendelaars dagelijks een aantal vaste routes doorlopen op een aantal vaste tijdstippen (Russo & Sans, 2009). Allison deed een onderzoek naar de impact van studenten op steden (Allison, 2006). Hij stelde vast dat het hoger onderwijs in een constante evolutie is, het percentage 18-19-jarigen dat aan een hogere opleiding begint stijgt jaarlijks. Wat blijkt is dat de meerderheid van de studenten dan ook een verblijfplaats zoekt in de buurt van zijn school.
7
Een van de belangrijkste redenen van de grote stijging van het aantal studenten is de internationale mobiliteit. Er zijn heel wat programma’s waarbij studenten beurzen krijgen om te gaan studeren in een andere stad (in het buitenland) (Russo & Sans, 2009). Heel wat universiteiten trekken terug naar het centrum van de stad, deze reurbanisatie zorgt voor een stijging van het aantal studenten ín de steden en voor een verandering van de levensstijl in de stad (Russo & Sans, 2009). Zoals aangehaald werd toen we het belang van citymarketing besproken kiezen heel wat steden een slogan als beginpunt van de marketingcampagne van hun stad. Dat kennis, scholing en human capital een grote rol spelen in de positionering van een stad blijkt uit slogans zoals bijvoorbeeld ‘Delft, kennisstad’ (DelftKennis). 2.1 Het belang om studenten aan te trekken en te behouden in een stad Aangezien het aantal studenten in steden jaarlijks blijft stijgen is dit een groeiende doelgroep voor steden. Het grootste voordeel om studenten te hebben in een stad is dat deze tijdens hun opleiding overtuigd kunnen worden om te blijven wonen in de stad; hierop kan ingespeeld worden met verschillende projecten. Door dit human capital creëert een stad een meerwaarde om investeerders aan te trekken. Ook de studenten die nog volop bezig zijn aan hun studie brengen extra inkomsten mee voor een stad. Deze inkomsten komen er van zowel studenten die hun tijdelijke verblijfplaats in de stad hebben als studenten die pendelen. Een eerste economisch effect dat studenten met zich meebrengen is een stijging van de werkgelegenheid in de stad waar ze gaan studeren. De aanwezigheid van de studenten in een stad creëert directe jobs zoals onderwijs-, technische- en administratieve functies direct gerelateerd met de opleiding. Maar om aan de behoeften van studenten te voldoen ontstaan er ook nieuwe supermarkten, vrijetijdscentrum, uitgangscentra,… . Dit zorgt voor de creatie van indirecte jobs. Een empirisch onderzoek bekeek het effect van de aanwezigheid van een universiteit op de werkgelegenheid in een stad (Felsenstein, 1995). Via een “counterfactual research” werden de verschillen in werkgelegenheid mét en zonder aanwezigheid van de universiteit in kaart gebracht. Er bleek dat de onderwijsinstelling zorgde voor twee soorten werkgelegenheid. De ‘non-exempt staff’ zijn lager geschoolden die al woonden in de stad en werken in de technische dienst, bij het onderhoudspersoneel, in het secretariaat,… . De ‘exempt staff’ zijn hoger opgeleiden die vaak migreerden naar de stad en er werken als managers, professoren, verantwoordelijken voor administratie,… . 8
Deze studie werd uitgevoerd in een middelgrote stad met iets meer dan 70 000 inwoners. De universiteit zorgde voor het meeste inkomen en genereerde de meeste werkgelegenheid in de volledige stad. Universiteiten en andere opleidingscentra kunnen dus gezien worden als grote bedrijven die instaan voor opleiding van toekomstig human capital, onderzoek, huizencomplexen, sport en cultuur. Deze ‘bedrijven’ staan in voor heel veel werkgelegenheid (Felsenstein, 1995). Het onderzoeksbureau TNO voerde een studie uit in Nederland om de totale bestedingen (kosten) voor het hoger onderwijs uit te drukken per student (Manshanden W. J., 2009). Hieruit bleek dat de bestedingen voor het hoger onderwijs per student over de gehele carrière gelijk waren aan ongeveer 25 000 euro. Voor deze berekening werd de totale economische omvang van de werkgelegenheid gedeeld door het totaal aantal studenten. Zowel in heel Nederland als in de 13 uitgekozen ‘studentensteden’ kwam men aan dit bedrag per student (Manshanden W. J., 2009). Nederland
13 steden
Eenheid
Aantal personen die werken in hoger onderwijs
288 700
210 751
Economische omvang van de werkgelegenheid
14,5 miljard
10,9 miljard
Aantal studenten
573 335
436 168
(absoluut aantal)
Gemiddelde bestedingen per student
25 291
24 990
(euro)
(absoluut aantal) (euro)
Tabel a: Berekening van de economische omvang van de bestedingen in het hoger onderwijs per student
Ook de lokale economie heeft baat bij de aanwezigheid van de studenten. De aanwezigheid van hogescholen, universiteiten en onderzoekscentra zorgt niet enkel voor directe werkgelegenheid maar ook voor afgeleide banen. “Werknemers en studenten zorgen voor afgeleide banen. Denk aan barkeepers, boekhandelaren en kruideniers. Negen banen in het hoger onderwijs en research and development leveren de lokale economie gemiddeld twee afgeleide banen op. In sommige steden is dat effect sterker dan in andere. Maar het belangrijkste product van hoger onderwijs is human capital: een hoogopgeleide bevolking. Het effect daarvan is niet gemakkelijk te meten (Belleman, 2009).” Niet enkel de studenten maar ook de werknemers die aanwezig zijn in de stad om te werken voor het centrum van hoger onderwijs zorgen voor inkomsten voor de stad. Studenten brengen ook hun omkadering mee naar de stad. Familie en vrienden komen af en toe op bezoek om uit eten te gaan, te winkelen, het kot in te richten, uit te gaan,… . Al deze mensen zijn extra bezoekers die naar de stad komen, die zorgen voor inkomsten voor de stad en die zo ook de stad leren kennen.
9
Een volgend economisch effect is de verkoop en verhuur van verblijfsplaatsen voor de studenten. De vastgoedsector vaart ook wel bij de toevloed van studenten naar een stad. Meer huizen worden gekocht om om te bouwen naar koten en onroerende voorheffing wordt betaald aan stad. Groeiende studentensteden hebben vaak een huizenmarkt die in de lift zit. Niet alleen de vastgoedhandelaren verdienen hier goed aan, ook de huidige bewoners zien hun huizen meer waard worden. Door de stijging van het aantal koten komen er heel wat organisaties die instaan voor de reglementering van koten. Door deze stijgende controle verbetert de kwaliteit van de huisvesting. Ook wordt het probleem van kraakpanden opgelost. De grote vraag naar koten zorgt voor heel wat verkopen van huizen, die anders lange tijden zouden leeg blijven staan. Als steden een grote vraag hebben naar studentenkoten en er een stijging van de prijzen en huurprijzen van huizen komt, brengt dit ook negatieve effecten met zich mee. Hoge huur- en koopprijzen maken het minder aantrekkelijk voor potentiële inwoners om naar de stad te komen wonen. Ook de concentratie van verblijfsplaatsen van studenten in bepaalde buurten zorgt vaak voor problemen. De toevloed van een groot aantal studenten in een bepaalde buurt kan voor radicale veranderingen zorgen. Studenten hebben een andere levensstijl dan jonge gezinnen of senioren. Als de diversiteit tussen de leeftijdsgroepen niet behouden blijft kan dit ervoor zorgen dat huidige inwoners overwegen om te verhuizen (Allison, 2006). We nemen als voorbeeld de verspreiding van de kotstudenten over Gent (Gent in cijfers, 2009). Gent heeft quasi 240 000 inwoners en 20 000 kotstudenten. Dit is 1 student per 12 inwoners en zou voor een gediversifieerde populatie kunnen zorgen. Maar als we kijken naar de verspreiding van het aantal inwoners in Gent zien we dat sommige buurten een te grote concentratie studenten hebben. De meeste studenten wonen in de binnenstad (1 student per 2 inwoners), rond de Papegaaistraat (1 student per 3 inwoners), rond het station (ongeveer 1 op 5 bewoners) en rond de watersportbaan en Ekkergem (1 student per 4 bewoners).
10
35 26
23 17
0
1
Wondelgem
Zwijnaarde
Watersportbaan - Ekkergem
Stationsbuurt Zuid
Stationsbuurt Noord
0 Sint Denijs Westrem
4 0 Sint Amandsberg
Rabot - Blaisantvest
Muide - Meulestede -…
0
2 Oud Gentbrugge
Moscou - Vogelhoek
6
Oostakker
0
Nieuw Gent - UZ
0
1
Mariakerke
Macharius - Heirnis
3
Ledeberg
0 Kanaaldorpen en -zone
Drongen
0 Gentbrugge
0 Elisabethbegijnhof - Papegaai
1 Dampoort
3 Brugse Poort - Rooigem
Bloemekenswijk
1
Sluizeken - Tolhuis - Ham
9
7
Binnenstad
Aantal kotstudenten per 100 inwoners
47
Figuur c: Stad Gent: Aantal kotstudenten (in absolute cijfers) per 100 inwoners
Een oplossing om deze wijziging in de diversiteit van de populatie aan te pakken is door de bewoners en de studenten samen te betrekken in activiteiten. Zo kan een buurtfeest een evenement zijn waarbij studenten samen met jonge gezinnen en senioren plezier maken en waar alle partijen elkaar leren appreciëren. Ook initiatieven vanuit de stad zelf kunnen de verdraagzaamheid tussen de leeftijdsgroepen verhogen. De aanwezigheid van studenten in een stad heeft ook heel wat sociale effecten. Allereerst brengen studenten een soort ‘lifestyle’ met zich mee. Vaak engageren studenten zich in studentenbewegingen die zorgen voor sportieve en culturele evenementen. De levensstijl van een groep mensen is niet enkel het resultaat van economische groei maar ook de input van die groei (Allison, 2006). Als voorbeeld van de sociale en economische impact van de lifestyle van studenten op een stad bespreken we de evolutie in Venetië. Door de inplanting van universiteiten in het centrum van Venetië is de stad, die op sterven lag, terug tot leven gebracht (Russo & Sans, 2009). In de jaren 1990 had Venetië te maken met een dalende economische groei door een dalende populatie. Niemand wilde in de stad wonen en mensen die toch voor hun werk in de stad moesten zijn pendelden op en af. Tegenover de afname van vaste bewoners was er wel een enorme stijging in het toerisme. Het stadsbestuur zag zichzelf verplicht om radicale herstructureringen uit te voeren in de stad. 11
Naast het relokaliseren van de vier grote universiteiten naar het stadscentrum heeft ze ook de huurwet veranderd zodat studenten makkelijker aan koten kunnen geraken. Alle herstructureringen werden doorgevoerd met als doel het creëren van een ‘studentscape’ (Russo & Sans, 2009). Studenten die in de stad kwamen wonen brachten een nieuwe levensstijl met zich mee. Vóór de herstructurering was er enkel overdag iets te doen in Venetië, pendelaars en toeristen gingen ’s avonds meestal terug naar huis. Met de komst van de studenten werden er culturele evenementen georganiseerd en kwam er nieuwe consumptie op gang. De restaurants die zich vestigden gericht op studenten (snel, goedkoop en grote porties) trokken ook toeristen aan die op zoek waren naar een gezellige hap (Russo & Sans, 2009). De nieuwe studentenlevensstijl was een herademing voor de minoriteit van de toeristen die niet op bezoek kwamen naar Venetië om het culturele erfgoed te bezoeken maar die wilde proeven van het authentieke Venetiaanse stadsleven. Deze toeristen mengden zich in de studentengebieden en – activiteiten en bleven meerdere dagen omdat er ’s avonds heel wat activiteiten waren. Studenten kunnen dus een impuls geven aan een stad om terug levendig te worden en een specifieke groep toeristen aan te trekken, de posttoeristen (Russo & Sans, 2009). De posttoeristen zijn een minoriteit van toeristen die niet op citytrip gaan om cultureel erfgoed te bezoeken maar die willen in interactie gaan met de stad die ze bezoeken (Russo & Sans, 2009). Dit zijn meestal jonge koppels en singles die verblijven in goedkopere hotels of jeugdherbergen of die verblijven bij vrienden in de stad. Voor hen is het hét belangrijkste om de lokale creativiteit en gastronomie te ontdekken. Posttoeristen zoeken interactie met de lokale ‘sociale fabriek’. Studentensteden geven steden een extra troef om meer bezoekers aan te trekken (Allison, 2006). Een ander sociaal effect van de aanwezigheid van studenten in een stad is het (gepercipieerde) verhoogde veiligheidsgevoel. In studentensteden is er vaak ’s nachts ook nog veel ‘passage’ in heel wat gebieden waardoor de mensen zich minder vlug onveilig voelen. Hoewel als negatief punt toch ook vermeld moet worden dat een studentenpopulatie ook zorgt voor overlast en verhoogde criminaliteit. Uit onderzoek blijkt dat er in steden met hogere concentraties studenten ook meer inbraken gebeuren (Allison, 2006). Dit komt door het temporeel verblijfskarakter van de studenten. Vaak zijn studenten niet op kot in de weekends en in de zomermaanden. Door deze transparantere onbewoonde periodes worden inbrekers vaak verleid om laptops, tv’s, … te stelen. Een laatste sociaal effect van een ‘studentenstad’ is het positieve imago dat het vaak met zich meebrengt. Een grote reden voor heel wat studenten om een stad te kiezen om te studeren is de perceptie die ze hebben via vrienden en familie over een stad (Manshanden W. J., 2009). 12
Conclusie Studenten brengen positieve en negatieve effecten teweeg in een stad, maar de positieve aspecten wegen toch het zwaarste door. Een stad moet dus beginnen met het aantrekken van studenten om ze uiteindelijk te overtuigen om te blijven wonen in de stad. Want pas als de studenten ‘blijven plakken’ kan de stad zijn grootste troef uitspelen om investeerders aan te trekken, het aanbod van human capital. Op het congres van citymarketing in Gent debatteerden de burgemeesters van Antwerpen, Gent en de afgevaardigde van de burgemeester van Brugge over hoe ze zichzelf willen positioneren op vlak van citymarketing. De belangrijkste opdracht voor een stad om inkomsten te verwerven bleek te zijn om investeerders te overtuigen om in samenwerking te gaan of zich te vestigen in de stad (Termont, 2010). Een studentenstad die een groot potentieel aan (jong) afgestudeerden kan bieden aan bedrijven heeft een meerwaarde als bedrijven op zoek gaan naar nieuwe investeringen of vestigingen. Termont (2010) benadrukte dat de stad hierop nog eens kan inspelen door de bedrijven via directe wegen te helpen aan de juiste arbeidskrachten. “De stad Gent helpt bedrijven die zich in Gent willen settelen bij het zoeken naar de juiste werkkrachten. Een bedrijf dat arbeidskrachten nodig heeft wordt door een specifieke dienst geholpen. Deze dienst doet een voorselectie en stuurt dan de kandidaten door naar het bedrijf” (Termont, 2010). Een stad die universiteiten of hogescholen huisvest heeft dus een zeer groot voordeel bij het aantrekken van investeerders. Van Winden (2008) legt ook de link tussen de aanwezigheid van kenniscentra in de stad en de aantrek van bedrijven. Hij onderzocht waarom sommige steden een vluggere groei gekend hebben dan andere. Klassieke economisten beschouwden arbeid als de belangrijkste productiefactor. In tijden van industrialisatie werd dit het fysiek kapitaal en nu is kennis de troef om productiviteit te verhogen. Kennis kan worden ingedeeld in drie categorieën. Eerst is er ‘informatie’ of kennis die verwerkt zit in databases, dit is louter een verzameling van gegevens zonder verdere verwerking. Als deze kennis verwerkt wordt en er theorieën over opgeschreven worden in boeken of patenten wordt dit ‘gecodeerde kennis’. Als laatste is er de ‘tacit kennis’ of kennis die nog in het hoofd van mensen zit en nergens kan teruggevonden worden. Deze laatste soort van kennis is het belangrijkst en geeft bedrijven een competitief voordeel. Deze kenniscreatie wordt vooral in universiteiten en hogescholen gecreëerd. Studenten zijn een frisse bron van creatieve technologie. Daarom zijn hogere opleidingscentra een belangrijke troef voor steden om bedrijven aan te trekken. De output van deze opleidingscentra, het human capital, moet dan ook overtuigd worden om in de stad te blijven zodat de investeringen in deze centra niet verloren gaan (Van Winden, 2008). 13
2.2 Citymarketing: ‘Hoe afgestudeerde studenten aanmoedigen om te ‘blijven plakken’?
In de 21e eeuw zijn er heel wat nieuwe mogelijkheden om aan citymarketing te doen. Van Aelst (2010), gastspreker op het tweede nationaal congres van city- en regiomarketing, stelt dat citymarketing gebaseerd moet zijn op relaties tussen de stad en de ‘klanten’. 1. Via een database kan een stad alle relevante gegevens bijhouden. Relevante gegevens betreffen de interesses van mensen op vlak van cultuur, sport, evenementen en shopping. Van Aelst baseerde zich in het congres op de ‘bezoekers’ van een stad. Een stad moet proberen bij te houden wie interesse heeft in de stad, wat er bezocht wordt tijdens het uitstapje naar de stad en kan proberen feedback te verkrijgen van de bezoeker. Hierdoor kan er een herhalingsbezoek komen en kunnen de toeristen ‘ambassadeurs’ worden van de stad. Ambassadeurs zijn mensen die een goed woordje doen over de stad. We kunnen dit ook veralgemenen naar de studenten in een stad. Zo kan een stad bijhouden welke studenten interesse tonen om te komen studeren in de stad, wat ze doen tijdens hun studieperiode in de stad (sport, events, cultuur, shopping…) en de stappen die ze volgen na de studieperiode (zoeken van werk, woonplaats,…). De stad kan ook jongeren betrekken in hun citymarketingbeleid. Om te weten wat er speelt bij de studenten en om de stad te helpen ‘marketen’ bij hun ‘peers’. Zo kunnen jongeren ‘ambassadeurs’ of ‘superpromotors’ worden van een stad. “Deze ‘superpromotors’ zijn enthousiast over de stad en dragen hun
enthousiasme over op anderen waardoor ze de anderen
beïnvloeden. Ze doen
aanbevelingen en worden door anderen gekopieerd. (Vogelaar, 2009)” Een voorbeeld van een bedrijf dat werkt met ‘superpromotors’ is de Kinepolis groep. Zij hebben in elke studentenstad (Antwerpen, Gent, Brussel, Leuven, Kortrijk en Hasselt) een ‘student brand manager’. “Deze studenten zijn de ogen en oren van de studentenstad. Ze gaan brainstormen over nieuwe initiatieven en organiseren events en party’s in hun studentenstad (Kinepolis, 2011). Steden kunnen op dezelfde manier een samenwerking aangaan met studenten. 2. Op vlak van ‘social media’ is het belangrijk om ‘two-way-communication’ methoden te gebruiken. Tot nu toe gebruiken steden te veel ‘one-way-communication’ zegt Mark van Aelst op het congres. Steden zouden moeten een ‘community manager’ aanstellen om aan de ene kant publicaties te plaatsen op ‘social media’, maar ook om te reageren op (negatieve) posts over de stad.
14
Ook om studenten aan te trekken naar een stad en te behouden kan het ‘social media’-kanaal gebruikt worden. Via facebook, linkedIn, twitter, youtube,… kan men toekomstige studenten en toekomstige afgestudeerde studenten aanspreken én reageren op hun posts. “'Social media zijn zeker heel interessant op vlak van citymarketing voor studenten omdat ze er al zeer vertrouwd mee zijn. De ideale manier zou zijn om een studentenforum te ontwikkelen voor een stad en dit te promoten. Zo kan bijvoorbeeld een forum ‘StudentsLoveAntwerp’ opgericht worden. Een community manager kan dit forum dan beheren door posts te plaatsen maar ook te reageren op posts van studenten zodat er een goede tweerichtingscommunicatie komt. (Van Aelst, 2010)” 3. Internationale en nationale partnerships zijn een goede bron van citymarketing. Zo werd op het congres van city- en regiomarketing het voorbeeld gegeven van de opening van een nieuwe winkel in een stad. De stad zou dit moeten aangrijpen als een mogelijkheid om de stad te promoten. Zo kan de stad de reclame rond de opening sponsoren in ruil voor het plaatsen van een logo in de advertentie. “Ook op vlak van studenten kunnen partnerships aangegaan worden. Deze partnerships kunnen met bedrijven zijn waarbij de bedrijven dan laten weten aan de stad wat het profiel is van de studenten waarnaar ze op zoek zijn. De stad kan dan via databases alle studenten per richting terugvinden. Vb. Als BASF in Antwerpen 20 studenten Chemie nodig heeft dan kan ze dit laten weten aan de stad Antwerpen die dan de gegevens van potentiële studenten kan doorgeven aan BASF. Zo spaart BASF kosten in het selectieproces (advertenties, reclame, …). De stad wordt hierdoor een aantrekkelijke plaats om je als bedrijf te gaan vestigen2. Ook voor internationale partnerships zijn er mogelijkheden. Steden kunnen verbroederen met steden overheen de hele wereld en zo het ‘Erasmus-programma’ verbreden. Nu zijn er enkel collaboraties over de grenzen heen tussen universiteiten en hogescholen onderling. Deze samenwerking zou ook vanuit het initiatief van de stad kunnen komen (Van Aelst, 2010).” 4. Nieuwe technologieën zijn de toekomst voor steden om zichzelf te promoten. Via de databases met voor-, tijdens- en na-informatie omtrent het stadsbezoek kunnen nieuwe technologieën inspelen op de specifieke interesses en preferenties van toeristen. Deze nieuwe technologieën zijn zowel google, als de iPhone en smartphones,… . Zo kunnen op een iPhone specifieke applicaties gedownload worden die de bezoeker kan begeleiden tijdens het stadsbezoek.
2
Een opmerking hierbij kan gemaakt worden omtrent ‘privacy’. Gegevens mogen niet zomaar verspreid worden, maar universiteiten kunnen studenten wel toestemming vragen om hun gegevens door te geven aan bedrijven om zo te helpen bij de zoektocht naar een job.
15
Een voorbeeld hiervan is de Nederlandse winkelketen Albert Heijn. Zij introduceerden een iPhone applicatie die hun klanten helpt om een boodschappenlijstje te maken en die een specifieke route in de winkel uitstippelt aan de hand van dit lijstje. “Steden die aan citymarketing willen doen naar studenten toe kunnen voor hun stad een specifieke applicatie maken waarin je alles kan terug vinden wat je maar nodig hebt als student in die stad. De applicatie zou kunnen worden gedownload op de Iphone en kan de studenten wegwijs maken van goedkope restaurantjes, tot boekenverkopen, kotenverhuur, sportactiviteiten, … . Een soort digitale guidogids maar vanuit initiatief van de stad (Van Aelst, 2010).” 5. Samenwerking is het laatste belangrijk aspect om nieuwe technologieën te implementeren bij citymarketing. Interne samenwerking kan gebeuren met musea, diensten, horeca, … . Externe samenwerking kan gebeuren met andere steden. Het volgende voorbeeld werd aangehaald op het congres citymarketing: na een citytrip in Brugge wordt via het databaseprofiel een suggestie gedaan. “U hebt deze musea, dit restaurant, … in Brugge bezocht. In Roeselare zou u dit museum, … waarschijnlijk ook leuk vinden.” Ook studentensteden kunnen wederzijds baat hebben bij samenwerking. Zo kan een student die een opleiding niet kan volgen in de ene stad doorverwezen worden naar een andere stad. De andere stad wordt op de hoogte gebracht van de interesse van de potentiële student. Ook interne samenwerking is belangrijk. Een studentenstad kan samenwerken met winkels, musea, restaurant, cinema, … . De studenten krijgen dan voordelen in deze locaties en de stad kan zich promoten als ‘stad met voordelen voor studenten’. Nu al gebeurt deze promotie via samenwerking maar niet via de stad, via de guidogids. De stad zou dus bijvoorbeeld kunnen samenwerken met de guidogids.
2.3 Welke stappen volgen studenten na het afstuderen?
Afgestudeerde studenten uit het hoger onderwijs kunnen overtuigen om in de stad te blijven wonen is een grote troef van een stad om inkomsten te verwerven. Door de aanwezigheid van human capital kunnen ze investeerders overtuigen om te investeren in hún stad. Het verhaal begint bij het aantrekken van studenten naar de stad om ze tijdens hun studententijd de schoonheid van de stad, de activiteiten, de cultuur, … bij te brengen. Om een beter inzicht te krijgen in hoe de studenten kunnen bereikt worden nadat ze afstuderen, kijken we hoe ze hun eerste job vinden en hoe lang het duurt voor ze beginnen te werken. Ook wordt nagegaan wat de wensen van jongeren en studenten zijn voor hun toekomstige woonomgeving. 16
In de volgende grafiek wordt besproken langs welk kanaal de afgestudeerde studenten uit het hoger onderwijs hun eerste betrekking van minimum drie maanden vonden (FOD Economie, 2009). We zien dat meer dan ¼ van de jongeren, die afgestudeerd zijn in het hoger onderwijs, intreedt tot de arbeidsmarkt via een spontane sollicitatie. Ongeveer 15% van de afgestudeerde studenten vindt een job via persartikels of online, en nog eens 15% gaat in een onderwijsinstelling werken. Iets meer dan 1 op 10 afgestudeerde studenten dankt hun job aan familie of vrienden. Veertien procent van de afgestudeerde studenten gaan aan de slag op de arbeidsmarkt via een openbare dienst voor arbeidsbemiddeling of via een uitzend-, wervings-, of selectiebureau. Iets meer dan 1 op 20 studenten begonnen hun carrière op de plaats waar ze een stage of studentenjob gedaan hadden. Drie procent van de afgestudeerden begon een eigen bedrijf, een andere 3% van de studenten werden zelf gecontacteerd door de werkgever en namen het aanbod aan. Toegang van jongeren (15-34) tot de arbeidsmarkt (2e kwartaal 2009) 28,0%
15,7%
14,6%
12,4% 7,0%
7,0%
6,3% 2,7%
3,3%
3,1%
Figuur d: Percentage jongeren die via een bepaald kanaal hun eerste job (na het afstuderen) vinden (FOD Economie, 2009)
Veel van de kanalen waarlangs de jongeren een job vinden zijn beïnvloedbaar door steden. Zo zien we dat meer dan een vierde van de jongeren spontaan solliciteert bij een specifieke werkgever. Als studenten overtuigd zijn dat ze willen blijven wonen in hun studentenstad kan de stad hen helpen bij het solliciteren bij bedrijven in de stad. 17
Iets meer dan 15% van de jongeren solliciteert via advertenties in de pers of op het internet. Ook dit kanaal kan een stad gebruiken om de vacatures in hun stad in de verf te zetten. Via de kanalen waardoor jongeren een eerste betrekking vinden kan ingespeeld worden door een stad. Maar niet alle studenten gaan direct op zoek naar een job nadat ze hun diploma in handen hebben. In de volgende grafiek zien we hoe lang het duurt voor studenten een job zoeken en vinden (FOD Economie, 2009). Meer dan de helft van de afgestudeerden was na het verlaten van het onderwijs direct actief werkzoekende. Een derde van de afgestudeerden had korte betrekkingen van minder dan 3 maanden, en 8,4% was niet werkzoekende omwille van andere redenen. Die andere redenen worden onderzocht in het empirisch onderzoek van deze thesis.
58,8%
30,5%
8,4% 2,3% Één of meer betrekkingen gehad korter dan 3 maanden
Geen betrekking gehad, maar was wel actief werkzoekend
Geen betrekking gehad en Geen betrekking gehad en was niet actief was niet actief werkzoekend omwille van werkzoekend omwille van familiale redenen andere redenen
Figuur e: Hoe lang duurt het voor jongeren een job vinden? Interpretatie: Percentage jongeren die 1 of meer betrekkingen gehad heeft < 3 maanden, percentage jongeren die geen betrekking gehad heeft, … (FOD Economie, 2009)
18
2.4 Waar willen studenten wonen? Het is van belang voor steden om studenten naar de stad te trekken, om hen de mooie kanten van de stad te leren kennen, maar vooral om ze te overtuigen om na hun studies te blijven wonen in de stad. Steden kunnen hiervoor bijvoorbeeld inspelen op de behoeften van afgestudeerde studenten door hen op het juiste moment bij te staan bij het zoeken naar een job. Een andere vraag die gesteld wordt bij het vraagstuk van citymarketing naar (afgestudeerde) studenten toe is wat ze verlangen van hun toekomstige woonplaats. Wat zijn voor hen de belangrijkste elementen bij het beslissen waar ze gaan wonen? De woonpreferenties van 12- en 18-jarigen blijken significant te verschillen op bepaalde vlakken (Tierens et al., 2003). Voor de helft van de geïnterviewde 18-jarigen moet hun toekomstige woning zeker voldoen aan veel comfort en moet ze een tuin hebben. Steden kunnen via citymarketing op deze eis inspelen. Als het mogelijk is kunnen steden ruimte maken voor woningen met een tuin, maar een andere mogelijkheid is om een campagne op te starten die de parken van de stad in de verf zet en ze voorstelt als ‘de tuin van de stedelingen’. Zo kan de behoefte aan een tuin op een alternatieve manier ingevuld worden (Tierens et al., 2003). 60% 50% 40% 30% 20%
ASO
10%
Niet-ASO
0%
Figuur f: "Wanneer je na je studies zelfstandig gaat wonen, waaraan moet je woning zeker voldoen?" Verschilpunten volgens onderwijsvorm. (Tierens et al., 2003)
Een andere opmerkelijke bevinding is dat de 18-jarigen meer prijsbewust zijn en dat een ééngezinswoning in mindere mate vereist wordt, een appartement voldoet ook, dan bij de 12jarigen.
19
Bereikbaarheid wordt een belangrijke voorwaarde voor de toekomstige woning. Achttienjarigen willen dicht bij het centrum, winkels, uitgaansgelegenheden,… wonen en willen graag ook goede verbindingen van openbaar vervoer ter beschikking hebben (Tierens et al., 2003). Ontspanningsmogelijkheden en speelruimte zijn kenmerken van hun huidige woonplaats die ze graag ook in hun toekomstige woonplaats willen. De jongeren willen in een “rustige, groene, landelijke, (verkeers)veilige en propere omgeving wonen waar voldoende sociaal contact is. Slechts 11% van hen wil in een stad gaan wonen.” Uit deze bevindingen kunnen city marketeers in hun marketingcampagne de veiligheid en properheid van de stad naar voor brengen. Dit kan een troef zijn om de perceptie van jongeren over de stad te veranderen en hen te verleiden in de stad te komen wonen waar er een overvloed aan sociaal contact en ontspanningsmogelijkheden is (Tierens, et al., 2003). Het onderzoek onderscheidt 6 soorten woonbuurten. Bij de vraag naar de tevredenheid over de woning en de woonomgeving blijkt dat de jongeren die in de stadskern of in de (19 e-eeuwse) wijken in Antwerpen, Gent en Brussel wonen noch tevreden zijn over hun woning noch over hun woonomgeving. Dit komt waarschijnlijk door hun voorkeur voor grote ééngezinswoningen met een tuin in een landelijke, rustige omgeving. Indien hierop wordt ingespeeld via citymarketing kan de tevredenheid bij deze groep sterk verhogen (Tierens et al., 2003). 0,3 0,2 0,1 0 -0,1
Woning
-0,2
Woonomgeving
-0,3 -0,4 -0,5 -0,6 Figuur g: Tevredenheid over woning en woonomgeving naargelang woonbuurt (Tierens et al., 2003) y-as: tevredenheid waarbij 1 het maximum en -1 het minimum is
20
De punten waar door steden aan gewerkt moet worden om 18-jarigen tevreden te stellen zijn dus natuur (veel groen en parken) in de stad, de bereikbaarheid verbeteren (parkeerplaatsen en openbaar vervoer) en het creëren van een veilig en proper gevoel in de stad (Tierens et al., 2003). Hiernaast vragen jongeren ook om ontspanningsmogelijkheden. In de vragenlijst werd de tevredenheid over een heel aantal ontspanningsmogelijkheden onder de loep genomen: buiten sporten, academie (muziek, dans), groen, concertzaal, sporthal, bibliotheek, openbaar vervoer, jeugdbeweging, speelplein, open terrein, zwembad, café, uitgaan, jeugdhuis, winkels en bioscoop. De invalshoek van deze thesis is niet om de tevredenheid te testen over deze mogelijkheden maar om te polsen welke ontspanningsmogelijkheden de hoogste prioriteit toegewezen krijgen bij het zoeken naar een woonplaats en –omgeving en om te onderzoeken of hierin vaste patronen te ontdekken zijn. We kijken in het onderzoek ook of de woonpreferenties (ééngezinswoning met tuin, veilig en propere omgeving, veel sociaal contact) stabiel blijven en op welke vlakken ze veranderen bij studenten in het hoger onderwijs en net afgestudeerde studenten.
21
II Empirisch onderzoek 1. Methodologie
Een vragenlijst (zie bijlage 1) werd opgesteld en afgenomen aan de hand van een quotasteekproef. De quota bepaalden een minimum aantal respondenten uit elk van de drie geselecteerde studentensteden; Gent, Leuven en Antwerpen. De vragenlijst werd opgesteld aan de hand van het boek ‘Marktonderzoek’ (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2007). Bij het opstellen van de probleemstelling was er één grote onderzoeksvraag “Hoe kunnen steden en gemeenten studenten aantrekken én behouden in de stad?”. Op voorhand werd er een lijst van informatiebehoeften opgesteld. 1.
Allereerst moest gemeten worden hoe groot de economische impact van studenten is op de
lokale economie. Dit kan vergeleken worden met vorig onderzoek waarin de economische bestedingen, via de werkgelegenheid, in het hoger onderwijs uiteengezet worden per student. (Manshanden W. J., 2009). Zo kan aangetoond worden dat studenten, economisch gezien, een belangrijke doelgroep zijn voor een stad. Via secundaire bronnen wordt er informatie verzameld om de vragenlijst zo volledig mogelijk op te stellen. We zien een evolutie van het aantal studenten in België. Sinds het academisch jaar 19931994 is er een stijgende trend in zowel het aantal universitaire studenten als het aantal hogeschoolstudenten (Onderwijsstatistieken, 2009-2010). Al deze studenten en hun families hebben een inbreng in de lokale economie. Heel wat studenten huren een kot of studio en via de kotbazen krijgt de stad hier (fiscale) inkomsten door. Ook moeten ze zich kunnen verplaatsen in de stad en daarvoor huren ze een fiets of betalen ze lijntickets. Er wordt gegeten, uitgegaan en gewinkeld in de stad. Inschrijvingsgeld wordt betaald voor de studie, boeken en schoolmateriaal wordt gekocht in lokale handelszaken.
22
200000 180000 160000 140000 120000 100000 80000 60000 40000 20000 0
Universiteiten Totaal hoger onderwijs
Figuur h: Evolutie van het totaal aantal studenten in het hoger onderwijs en het aantal studenten in universiteiten (y-as: absolute aantal studenten) (Onderwijsstatistieken, 2009-2010)
2. Een volgende informatiebehoefte was om te weten welke kanalen het meeste effect hebben om studenten aan te trekken. Om studenten aan te trekken naar een studentenstad worden er onder andere SID-in beurzen georganiseerd waar universiteiten en hogescholen laatstejaars uit het middelbaar onderwijs informeren over de mogelijke studierichtingen. Op die manier kan een universiteit of hogeschool zich een positief imago aanmeten bij deze toekomstige studenten. Ook vrienden, familie, de partner, het imago van de stad en de beperkte beschikbaarheid van bepaalde studierichtingen kunnen een invloed hebben op het kiezen van een studentenstad. 3. “Hoeveel studenten willen in hun studentenstad wonen en waarom?” Hiermee wordt onderzocht hoeveel studenten de intentie hebben om (misschien) te blijven wonen in de stad. Zo kan een stad ontdekken in welke mate ze een citymarketingbeleid moeten voeren op vlak van het behouden van net afgestudeerde studenten. 4. Om te weten hoe je studenten kan overtuigen om te blijven wonen in de stad moet er nagegaan worden hoe de studenten kunnen bereikt worden na het afstuderen. Met andere woorden, welke stappen volgen studenten na het afstuderen? Deze stappen worden vergeleken met de al bestaande overheidsgegevens (FOD Economie, 2009) (zie literatuurstudie: 2.3) .
23
5. Als men weet waar men studenten kan bereiken na het afstuderen, is het interessant om te onderzoeken op welke manier de campagne moet opgebouwd worden. Er wordt gekeken wat studenten zoeken in een toekomstige woning. De input voor deze vraag komt onder andere uit een onderzoek bij 12- en 18-jarigen waarin men nagaat wat belangrijk is bij het kiezen van een toekomstige woonplaats (Tierens, Verhetsel, & Witlox, 2003) (zie literatuurstudie: 2.4). 6. Als de preferenties van studenten over hun toekomstige woonplaats duidelijk zijn dan kan de stad hierop inspelen en nieuwe initiatieven aanbrengen. Al bestaande initiatieven worden getest, zoals de A-kaart, dit is een kaart voor de inwoners van Antwerpen waarmee ze korting krijgen bij culturele en sportactiviteiten. Ook nieuwe ideeën worden toegevoegd, zoals gratis WI-FI op openbare plaatsen in de stad (dit voorstel werd aangekaart door de verantwoordelijke van citymarketing van de stad Gent). 7. Studenten zijn een almaar belangrijkere groep in steden en in centrumsteden. In België hebben bijna alle belangrijke steden hogescholen en universiteiten (Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven, Hasselt, Kortrijk, Oostende). Drie steden, Antwerpen, Gent en Leuven, worden op basis van hun verschillend imago als ‘studentenstad’ uitgekozen voor dit onderzoek. Aangezien deze 3 steden volledig andere verdeling hebben van inwoners en studenten zal de onderzoeksvraag vermoedelijk op een andere manier benaderd moeten worden. Onder andere het aantal studenten in vergelijking met het aantal inwoners verschilt in deze studentensteden. Gent is een studentenstad maar heeft daarbuiten ook nog heel wat vaste bewoners. Antwerpen heeft relatief veel meer bewoners dan studenten. Leuven is een echte studentenstad waar het aantal studenten gelijk is aan één derde is van het aantal inwoners. Inwoners
Studenten
% Studenten
Gent
244.000
53071
21,8%
Antwerpen
494.009
32738
6,6%
Leuven
96.231
36148
37,6%
Tabel b: Percentage studenten tegenover aantal inwoners per stad (Gent in cijfers, 2009) (Onderwijsstatistieken, 2009-2010) (Statistieken bevolking, 2010)
Het onderzoeksuniversum of de populatie wordt bepaald door studenten uit Antwerpen, Gent en Leuven. Hierbij maken we een populatiespecificatiefout omdat we enkel studenten uit drie geselecteerde studentensteden vragen terwijl er nog andere studentensteden zijn in België (Brussel, Kortrijk, Brugge, Hasselt,…).
24
Een
niet-toevalsgewijze
quotasteekproef
wordt
uitgevoerd.
De
respondenten
worden
gecontacteerd via facebook, nieuwsbrieven van studentenverenigingen en mailings. Om aan een voldoende aantal respondenten te geraken worden er in Antwerpen en Leuven ook studenten in faculteiten aangesproken om schriftelijk de vragenlijst in te vullen. Als incentive werd er een overeenkomst gesloten met Health City België om elke respondent een gratis dagpas aan te bieden in één van hun fitnesscentra. Zowel op de vragenlijst als op de flyer, die op facebook en in de faculteiten verspreid werd om online respons te verhogen, kwam het logo van Health City België, net zoals de logo’s van de studentensteden (zie bijlage 2). De respondenten worden vrij gekozen maar er wordt gehouden aan voorziene subgroepen/quota bestaande uit een (ongeveer) gelijk aantal Antwerpse, Gentse en Leuvense studenten. Als statistische testen werden op de nominale variabelen chikwadraattesten gebruikt op een significantieniveau van 5%. De intervalgeschaalde variabelen, bij vragen met antwoordmogelijkheden zoals “helemaal niet, eerder niet, eerder wel, helemaal wel” werden categorisch nominaal gemaakt om ook chikwadraattesten te gebruiken mits deze voor het onderzoek relevanter geacht werden3 dan Mann Whitney (bij 2 klassen) of de Kruskal Wallis test (bij 3 klassen) (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2007). Als associatiemaat werd de Cramer’s V gebruikt om de mate van samenhang te testen. De significante verschillen op basis van geslacht bij interval/ratio variabelen, zoals de vragen over het budget van de studenten werden getoetst aan de hand van de t-toets. De ANOVA werd gebruikt om significante verschillen te toetsen tussen de steden (3 klassen) bij interval/ratio geschaalde variabelen.
3
De chikwadraattest, de Mann Whitney U en de Kruskal Wallis test hadden (min of meer) dezelfde significante resultaten. Er wordt gekozen om de chikwadraattest te gebruiken omdat deze het meeste informatie, in percentages, weergeeft en dit veel meer relevante en betere interpreteerbare informatie oplevert voor het onderzoek.
25
2. Resultaten van het onderzoek De resultaten en conclusies van het onderzoek worden in dezelfde volgorde behandeld als uitgewerkt in de methodologie. Eerst worden algemene resultaten besproken, daarna worden verschillen aangehaald op basis van geslacht en tussen de verschillende studentensteden. Naar het empirisch onderzoek uit deze thesis (zie de bijhorende vragenlijst in bijlage 1) wordt er verwezen door de vermelding van ‘het onderzoek Citymarketing’. Dit om verwarring met andere onderzoeken uit de literatuurstudie te vermijden, zoals het onderzoek naar de bestedingen in het hoger onderwijs door het onderzoeksbureau TNO. De vragenlijst werd ingevuld door 366 studenten, iets meer dan de helft van de studenten waren vrouwen (52%). De precieze subgroepen per geslacht en per stad kunnen teruggevonden worden in bijlage 3. 1. Uit het Citymarketing onderzoek blijkt dat de economische impact van studenten op de lokale economie van hun studentenstad nog veel groter is dan de resultaten van het TNO-onderzoek uit Nederland (Manshanden W. J., 2009). Belgische studenten (of ze nu al dan niet op kot zitten) geven in hun carrière gemiddeld 39 427 euro uit ín hun studentenstad4. Dit bedrag werd bekomen door de jaarlijkse uitgaven van de studenten te vermenigvuldigen met het aantal jaar dat ze (verwachten te) studeren. De jaarlijkse uitgaven werden bekomen door een optelsom van het inschrijvingsgeld voor de studies, de jaarlijkse kost van het schoolmateriaal, de (eventuele) jaarlijkse5 huurkosten en de toebehoren van een kot (zoals de aankoop van meubilair, keukengereedschap…). Hierbij wordt de jaarlijkse6 kost voor mobiliteit, culturele en sportactiviteiten en shopping en vrije tijd bijgeteld. De wekelijkse uitgaven bij het uitgaan en de dagelijkse consumptieuitgaven werden omgezet naar jaarlijkse uitgaven7 en worden ook toegevoegd.
4
Een opmerking hierbij is dat deze cijfers bekomen werden door ‘self-reporting’. Studenten vulden een online of schriftelijke vragenlijst in op eigen tempo, de onderzoeker nam de vragen niet af bij de respondenten. Er moet dus rekening mee gehouden worden dat sommige respondenten een vraag verkeerd interpreteerden, hoewel de vragen zo duidelijk mogelijk geëxpliceerd waren in de vragenlijst. De categorieën die de respondenten moeten invullen en de precieze berekening van dit getal kan teruggevonden worden in bijlage 4. 5 De kosten voor de huur van een kot worden berekend op basis van 12 maanden. 6 Met ‘jaarlijks’ bedoelen we hier de kost ervan tijdens een ‘academiejaar’. De bedragen worden dus omgezet naar 10 maanden omdat we ervan uitgaan dat, gemiddeld, studenten in juli en augustus niet in hun studentenstad zijn. 7 Ook hier bedoelen we met ‘jaarlijks’ de kosten op basis van een ‘academiejaar’ van 10 maanden. Ook berekenen we dit op basis van 5 dagen per week omdat we ervan uitgaan dat studenten in het weekend niet in hun studentenstad zijn.
26
Jaarlijks komt dit neer op een gemiddelde uitgave van 8 257 euro. Als we de correctie maken voor kot- en niet kotstudenten zien we dat kotstudenten jaarlijks gemiddeld 9 496 euro en nietkotstudenten jaarlijks gemiddeld 5 724 euro uitgeven. De precieze berekening van deze bedragen kan teruggevonden worden in bijlage 4. Hoewel er voorzichtig is omgesprongen met de berekening van de resultaten kan er toch nog een overschatting zijn van het bekomen bedrag. Uit het onderzoek weten we niet wat de gemiddelde verblijfsperiodes zijn van de studenten en we gaan uit van de veronderstelling dat studenten 10 maanden per jaar in hun studentenstad zijn van maandag tot vrijdag. Uit het rapport van het onderzoeksbureau TNO in Nederland bleek dat de bestedingen (kosten) in het hoger onderwijs, via berekening van de werkgelegenheid van het personeel in het hoger onderwijs, per student gelijk zijn aan 25 000 euro (Manshanden W. J., 2009). We zien dat er via de aanpak in het ‘citymarketing onderzoek’, die vertrekt van de consumptie in de stad, een nog een veel grotere economische impact vastgesteld wordt dan als we vertrekken van de werkgelegenheid in het hoger onderwijs en dit onderverdelen per stad en per student.
Dit zijn twee andere
berekeningsmethoden die macro economisch gezien gelijk zouden moeten zijn aan elkaar. Het verschil kan verklaard worden omdat niet alle soorten werkgelegenheid opgenomen zijn in het onderzoek van TNO; enkel de uitgaven in verband met de directe werkgelegenheid in het hoger onderwijs zijn berekend. Andere uitgaven die zouden moeten bijgeteld worden zijn onder andere de (indirecte) werkgelegenheid in de studentenstad, zoals het personeel dat broodjeszaken, winkels, … uitbaat8. In onderstaande tabel zien we de gemiddelde jaarlijkse uitgaven van studenten per geslacht, per woonplaats en per studentenstad. Uitgaven per jaar (euro) 9497 8257
8194
Significante verschillen 8991
8310
7475
8021
5723
Totaal
Mannen
Vrouwen
Kot
Niet kot
Antwerpen
Gent
Leuven
Figuur i: Gemiddelde jaarlijkse uitgaven van studenten per geslacht/per woonplaats/per studentenstad 8
Dit moet gecorrigeerd worden door de verhouding te nemen van het aantal klanten dat effectief student is.
27
De t-test geeft geen significante verschillen van de gemiddelde jaarlijkse uitgaven bij mannen en vrouwen. De ANOVA test toont aan dat er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde jaarlijkse uitgaven in Gent en Antwerpen. De varianties van de uitgaven in Gent en Antwerpen zijn gelijk (Levene’s test geeft geen significant verschil) waardoor we de Bonferroni test gebruiken. Met een p-waarde van 0.01 blijken er significante verschillen zijn tussen de gemiddelde jaarlijkse uitgaven in Gent en Antwerpen. Deze verschillen zijn er omdat de jaarlijkse uitgaven verschillen naarmate er meer of minder kotstudenten de vragenlijst ingevuld hebben. Tachtig procent van de respondenten die in Gent studeren zit op kot terwijl dit in Antwerpen slechts 47% is. Dit verklaart dus het gemiddeld jaarlijks verschil in de uitgaven. Ook tussen de kot- en niet-kotstudenten zijn er significante verschillen op een 5% significantieniveau volgens de t-test (p = 0.00). 2. Studenten vormen dus een belangrijke economische doelgroep voor steden want ze besteden veel in de stad waar ze studeren. De volgende stap is om te kijken hoe een studentenstad studenten kan aantrekken. Bij meer dan de helft van de ondervraagde studenten hebben het imago van de stad, de naambekendheid van de universiteit, de geografische ligging en de kwaliteit van de opleiding een grote rol gespeeld bij het kiezen van een studentenstad. Zoals verwacht zijn vrienden ook een belangrijke invloed. Bij bijna de helft van de studenten hebben hun vrienden een invloed gehad op hun keuze van een studentenstad. Studentensteden zullen volgens het citymarketing onderzoek het meeste resultaat hebben, bij het aantrekken van studenten, als ze de kwaliteit van de opleiding en de universiteit in de kijker zitten. De SID-in beurzen, die aan bod kwamen als bron van het aantrekken van studenten bij de methodologie, speelden bij iets minder dan een derde van de ondervraagde studenten een rol bij kiezen van een studentenstad. Dit is dus ook een goede gelegenheid om de stad en het hoger onderwijs te promoten naar studenten toe.
28
83,2% 74,3%
69,7% 59,1% 48,3% 48,2% 34,2% 30,8%
25,2% 24,9% 23,3% 22,7% 9,3% 8,7%
Figuur j: Wie/wat heeft er WEL een invloed gehad bij het kiezen van je studentenstad?” Interpretatie: bij 25% van de respondenten hebben de ouders een invloed gehad bij het kiezen van de studentenstad
Als we onderzoeken hoe elke stad op zich best het citymarketing beleid naar studenten toe uitvoert zien we een heel aantal significante verschillen. Zo hebben vrienden bij 70% van de Gentse studenten een invloed gehad terwijl dit bij Leuvense studenten slechts bij de helft zo was en bij de Antwerpse studenten minder dan een vierde. Gent kan dan ook in hun citymarketingcampagne de nadruk leggen op het ‘samen studeren’ met vrienden in een ‘coole stad’. Want bij bijna 84% van de Gentse studenten speelde het imago van Gent een rol bij het kiezen van een studentenstad. Antwerpen kan de nadruk kan leggen op de ‘unieke’ studierichtingen die ze aanbieden, en Leuven zich kan profileren als een studentenstad met een internationaal hoogstaande universiteit. De naambekendheid van de universiteit in Leuven speelde bij 88,5% van de ondervraagde Leuvense studenten een rol bij het kiezen van de stad. Ook in Gent heeft de universiteit bij 80% van de studenten geholpen bij de keuze van een studentenstad. Antwerpen moet het imago van de stad en de universiteit verbeteren want slechts de helft van de Antwerpse studenten kozen Antwerpen voor deze redenen. Voor meer gedetailleerde cijfers zie bijlage 5. 3. Eens de studenten aangetrokken zijn en studeren in de stad zijn ze een belangrijke bron van inkomsten voor de lokale handel. Na het afstuderen worden ze echter nog belangrijker als ‘human capital’. Als steden op dit moment studenten kunnen overtuigen om in de stad te blijven wonen is dit een belangrijke bron om bedrijven en investeerders te lokken naar de stad. Natuurlijk zijn er ook al een aantal studenten die geen citymarketing nodig hebben om overtuigd te zijn dat ze willen blijven wonen in de stad.
29
Uit het citymarketing onderzoek blijkt dat iets minder dan de helft van de Gentse studenten graag in de Gent zou blijven wonen (43,7%). Van de Antwerpse studenten wil 34,6% in Antwerpen blijven wonen en bij de Leuvense studenten ziet 14% een toekomst om te blijven wonen in Leuven, zie bijlage 6. Hieruit kan afgeleid worden in welke mate het van belang is voor elke stad om studenten via citymarketing te behouden in de stad. In alle steden is er nog een groot potentieel om studenten te behouden (rekening houdend dat niet alle studenten die zeggen dat ze graag willen gaan wonen in hun studentenstad dit ook effectief zullen doen). Het is wel interessant voor verder onderzoek om te bepalen hoeveel nieuwe bewoners (en dus afgestudeerde studenten) de steden kunnen behouden. Venhorst zegt hierover “Alle studenten vasthouden [in de stad na het afstuderen] is uiteraard niet haalbaar wanneer er niet genoeg banen beschikbaar zijn. In dat geval kan een arbeidsmigrant voor de ‘leverende’ studiestad een prachtig exportproduct zijn, zolang zich in die stad geen problemen met de arbeidsmarkt voordoen. (Venhorst, Edzes, Broersma, & Van Dijk, 2011).”
4. De studenten die niet spontaan beslissen om in hun studentenstad te blijven wonen of die nog twijfelen kunnen overtuigd worden via een gericht citymarketing beleid. Dit is een grote groep want ongeveer de helft van de Leuvense studenten (51,2%) duidde ‘misschien’ aan op de vraag of ze later in hun studentenstad willen blijven wonen, 37,8% van de Gentse respondenten wil ‘misschien’ in Gent blijven wonen, en 43% van de Antwerpse studenten wil ‘misschien’ in Antwerpen blijven wonen. De eerste vraag die opkomt bij het opstellen van een campagne is hoe de afgestudeerde studenten bereikt kunnen worden. Welke stappen volgen studenten na het afstuderen? Ongeveer de helft van de studenten (52,8%) is van plan om binnen het jaar een vaste job te zoeken. Hierop kunnen steden inspelen door hulp bij het zoeken naar job aan te bieden. Een andere dienst die steden kunnen aanbieden is helpen bij het opstarten van een eigen zaak, maar nog geen 3% van de respondenten is van plan om binnen het jaar een eigen zaak op te richten en slechts 11,2% is van plan om later een eigen zaak te beginnen. Dit zijn onverwachte lage cijfers maar aangezien ‘startersservices’ in de lift zitten kan dit al een oplossing zijn voor dit probleem. Het is natuurlijk belangrijk voor een stad om ook heel wat toekomstige ondernemers op te leiden met het oog op de toekomst (zie bijlage 7).
30
Ook is het belangrijk voor de campagne om te weten waar studenten nu net een job gaan zoeken. Bijna 60% van de studenten gaat onder andere in de regio waar zijn ouders wonen en hij/zij dus gedomicilieerd is gaan solliciteren. Interessant is dat 38,2% van de respondenten van plan is om ook in grote steden te gaan solliciteren. Dit is een grote potentiële doelgroep om in Antwerpen, Gent of Leuven te gaan wonen. Ongeveer één vijfde van de studenten gaat voor een specifiek bedrijf solliciteren, waarbij het niet uitmaakt waar het bedrijf gevestigd is. Dit is nog een belangrijke reden voor steden om economische welvarend te zijn en bedrijven aan te trekken naar de stad. Aangezien studenten voor specifieke bedrijven solliciteren wordt hier een vicieuze cirkel gecreëerd.
58,3% 38,2%
35,0%
28,3%
22,4%
21,3% 3,8%
Regio waar ik woon/ domicilie
In grote steden
Waar ik studeer
In buitenland
Overal in België
Specifiek bedrijf
Ik ga niet solliciteren
Figuur k: Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je solliciteren? Meerdere antwoordmogelijkheden waren mogelijk. Vb. 58,3% van de respondenten is van plan om te gaan solliciteren in de regio waar hij woont, waar hij zijn domicilie heeft
Als we kijken naar het aantal studenten die solliciteren waar ze gestudeerd hebben (35%) zien we hier een significant verschil tussen jongens en meisjes. Veertig procent van de meisjes gaat solliciteren waar ze gestudeerd hebben, terwijl dit bij jongens slechts bij 29% het geval is. Dit moet gecorrigeerd worden omdat er in Gent proportioneel meer meisjes geïnterviewd werden terwijl in Antwerpen relatief gezien meer jongens geïnterviewd werden. Tussen de studentensteden zijn er wel significant relevante verschillen. In Gent gaat bijna de helft van de studenten na het afstuderen ook in Gent solliciteren, terwijl in Leuven slechts een derde van de Leuvense studenten gaat solliciteren en in Antwerpen 22,2%. In de campagne van Antwerpen en Leuven moet er zeker aandacht gevestigd worden op de vele jobmogelijkheden in deze steden en eventueel zelfs hulp bij het solliciteren (zie bijlage 8).
31
48,5%
31% 22,2%
Gent
Leuven
Antwerpen
Figuur l: % Respondenten die in hun studentenstad gaan solliciteren Vb. 49% van de studenten die in Gent studeren zeggen dat ze onder andere in Gent gaan solliciteren
5. Heel wat studenten willen spontaan al in hun studentenstad blijven wonen, maar heel wat studenten zijn nog aan het twijfelen en kunnen via een gericht citymarketingbeleid over de streep getrokken worden. Om te weten wat de centrale ideeën in de citymarketing campagne moeten zijn werden de studenten gevraagd welke aspecten belangrijk zijn bij het kiezen van een toekomstige woonplaats. Hieruit bleek dat de partner een belangrijke rol speelt, maar ook de prijzen van de woningen zijn zeer bepalend voor de toekomstige woonplaats. Deze twee aspecten zijn bepalend bij de keuze van een woonplaats bij meer dan 80% van de respondenten. Een goedkoper woningaanbod gericht op deze doelgroep zou dus een goed initiatief zijn als onderdeel van citymarketing. Bij 85% van de respondenten is een ‘goedkoper woningaanbod’ een initiatief dat hen aanspreekt om te gaan wonen in een stad. Daarom moeten steden niet per se proberen om de prijzen van woningen te verlagen. Het is belangrijk om de juiste huurder/koper te linken met de juiste kwalitatieve woning voor hun budget. Ook is het heel belangrijk om de perceptie over de prijzen in de stad bij te stellen want bij het random zoeken naar een woning in een stad kan er als snel demotivatie ontstaan na het zien van een paar ongepaste of onbetaalbare woningen. De stad kan een ‘woondienst’ oprichten en kwalitatieve woningen aanbieden in het budget van de toekomstige huurder/koper. Na hun partner en de prijs van woningen bepalen voor 75% van de ondervraagde studenten vrienden, de gezelligheid van het centrum en dicht wonen bij het werk hun toekomstige woonplaats (zie bijlage 9). Studenten gaan dus op zoek naar een job en zoeken op basis van die locatie een woonplaats. Zoals eerder vermeld is het dus belangrijk om bedrijven naar de stad aan te trekken, zo worden ook de afgestudeerde studenten in de stad gehouden.
32
De hypothese “het is belangrijk om studenten na het afstuderen te behouden in de stad, om zo bedrijven aan te trekken” is dus ook omgekeerd bewezen want studenten gaan wonen waar bedrijven gevestigd zijn.
% Studenten 90 80 70 60 50 40 30 20 10
Eerder wel
Goedkoop logement
Politieke situatie
Belastingen
Stad helpt bij job zoeken
Fiets- en voetpaden
Veel parkeerplaatsen
uitgangsmogelijkheden
Culturele activiteiten
Natuur
Openbaar vervoer
Sportmogelijkheden
Snelst werk
Open ruimte
Familie
Tuin bij woning
Vrienden
Best werk
Dicht wonen bij werk
Gezelligheid centrum
Prijzen woningen
Partner
0
Helemaal wel
Figuur m: “In welke mate bepalen volgende aspecten je toekomstige woonplaats?” Vb. Bij 44,6% van de studenten bepaalde de partner ‘eerder wel’ de toekomstige woonplaats
Tussen de drie verschillende studentensteden zijn er statistisch gezien geen relevante significante verschillen tussen de variabelen die bepalend zijn bij het kiezen van een woonplaats. Deze worden daarom niet besproken. In de literatuurstudie werd een studie betrokken die naging wat de woonpreferenties en woonbehoeften bij 12- en 18-jarigen zijn als ze zelfstandig gaan wonen (Tierens, Verhetsel, & Witlox, 2003). Hieruit bleek dat de jongeren in een ‘“rustige, groene, landelijke, (verkeers)veilige en propere omgeving willen wonen waar voldoende sociaal contact is”. Ook een tuin was zeer belangrijk bij het kiezen van een toekomstige woning. Slechts 11% wilde later in een stad gaan wonen. 33
Natuur, de bereikbaarheid (parkeerplaatsen en openbaar vervoer), de veiligheid en properheid van de stad waren belangrijk voor de tieners bij het kiezen van een toekomstige woonplaats. Uit het citymarketing onderzoek bij de 18- tot 25-jarige studenten zijn deze preferenties er nog steeds maar wel in mindere mate. Van de ondervraagde studenten wil ongeveer 67% een tuin hebben bij zijn toekomstige woning. Voor drie vierde van de studenten is het belangrijk om veel groen te hebben in de stad (zie bijlage 10). Zoals in de literatuurstudie vermeld is het ruimtelijk gezien onmogelijk voor steden om bij iedere woning een ruime tuin te voorzien. Een oplossing hiervoor is wel om gebieden te concentreren en per gebied een grote weide of park in te richten dat kan dienen als ‘de tuin’ voor deze wijk. Via een marketingcampagne kan dan de perceptie van ‘mijn eigen tuintje voor mijn huis’ veranderd worden door een ‘de tuin van de wijk’ te presenteren als een groot stuk natuur waar kinderen kunnen spelen en alle doelgroepen samen kunnen genieten van ‘hun tuin’. Aangezien ongeveer 74% van de ondervraagde studenten ‘vrienden’ belangrijk vinden bij het kiezen van een toekomstige woonplaats kunnen deze ‘wijktuinen’ voorgesteld worden als ontmoetingsplaatsen die optimaal zijn voor sociale contacten. Naast natuur was ook de bereikbaarheid belangrijk bij de jongeren uit het secundair onderwijs. Openbaar vervoer is slechts bij 50% van de studenten een bepalende factor bij het kiezen van een toekomstige woonplaats. Initiatieven zoals kortingskaarten voor het openbaar vervoer spreken 57,3% van de respondenten aan (zie bijlage 11). Ook parkeerplaatsen vallen onder het concept ‘bereikbaarheid’. Bij de studenten uit het hoger onderwijs is ‘veel parkeerplaatsen in de stad’ slechts bij iets minder dan 40% een bepalende factor bij het kiezen van een woonplaats. Het initiatief van gratis parkeerplaatsen in de stad spreekt wel bijna 72% van de studenten aan. Naast natuur en properheid wilden de leerlingen uit het middelbaar onderwijs ook in een ‘veilige’ stad wonen (Tierens et al., 2003). Veiligheid kan gecreëerd worden via goede fiets- en voetpaden. Bij de studenten is dit minder belangrijk, slechts 32% van de respondenten vind dit belangrijk bij het kiezen van een woonplaats. Een initiatief dat kan uitgevoerd worden als deel van het citymarketingbeleid is het opstellen van een gids met ‘fiets- en wandelroutes’ doorheen de stad. Uit de vragenlijst blijkt dat dergelijk initiatief geen denderend succes zou zijn. Slechts 17% van de respondenten vind dit een leuk initiatief. Een ander voorstel was om een fietsenverhuur en– herstelservice aan te bieden aan de net afgestudeerde studenten die in de stad komen wonen. Ook dit initiatief zou slechts bij 37% van de respondenten populair zijn.
34
De 12- en 18-jarigen vonden het belangrijk om dicht bij het centrum, winkels en uitgangsgelegenheden te wonen (Tierens et al., 2003). Ook dit blijft zo bij de studenten, bij bijna 80% van de studenten speelt de ‘gezelligheid van het centrum’ een grote rol bij het kiezen van de toekomstige woonplaats. Ongeveer 80% van de studenten wil in de buurt van winkels wonen. Uitgangsmogelijkheden worden minder belangrijk, 61,9% van de studenten vindt dit belangrijk. Sportmogelijkheden waren ook een bepalende factor voor de leerlingen uit het secundair bij het kiezen van een woonplaats. Ongeveer vijftig procent van de studenten wil graag de mogelijkheid om buiten te sporten (zoals een voetbalpleintje, basketveld of loopparcours); dit blijkt ook uit de vraag naar open terreinen door 59,9% van de respondenten. Ook een zwembad is voor meer dan de helft van de studenten belangrijk, net als een cinema in de buurt (zie bijlage 10).
80 70 % Studenten
60 50 40 30 20 10
Helemaal wel Eerder wel
0
Figuur n: Welke van de volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats? y-as = % studenten
Bij de vraag ‘welke activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats’ zijn er geen significante verschillen tussen Antwerpen, Gent en Leuven. 6. Een aantal initiatieven die steden kunnen invoeren in het kader van een citymarketing beleid, dat zich richt op net afgestudeerde studenten, zoals een ‘tuin per wijk’, kortingskaarten voor het openbaar vervoer, gratis parkeerplaatsen, gidsen met fiets- en wandelroutes en fietsenverhuur en – herstelservice werden hierboven al besproken. In overleg met de dienst citymarketing van de stad Gent en de stad Antwerpen werden de voorkeuren voor een aantal andere initiatieven ook getest bij de respondenten.
35
Een goedkoper woningaanbod, dit spreekt aan bij 85,4% van de respondenten, en gratis parkeerplaatsen (71,8%) zijn het populairst en kunnen het grootste effect hebben om net afgestudeerde studenten aan te trekken om te komen wonen in een stad. Andere initiatieven die ook bij meer dan de helft van de respondenten in de smaak vallen zijn fiscale voordelen (64,8%), een kortingskaart voor sportactiviteiten (46,4%), een kortingskaart voor openbaar vervoer (57,3%) en gratis WI-FI op openbare plaatsen (50,7%)(zie bijlage 11). Andere initiatieven zijn minder populair maar dit komt omdat deze initiatieven een specifieke doelgroep aanspreken. Zo zijn shoppingzondagen meer gericht op vrouwelijke studenten; toch spreekt dit initiatief slechts 45% van de vrouwelijke respondenten aan. Kortingskaarten voor culturele evenementen zijn ook minder aantrekkelijk dan verwacht (33,7%). 7. Omdat deze thesis een leidraad wil zijn voor studentensteden, in het bijzonder Antwerpen, Gent en Leuven, om een gericht citymarketingbeleid te voeren naar afgestudeerde studenten toe, is er in bijlage 12 een volledig overzicht geplaatst van de responspercentages per stad. Dit kan als ondersteuning dienen voor deze steden om zichzelf gedifferentieerd te profileren. Al deze percentages bespreken zou ons te ver afleiden van de hypotheses in deze thesis en daarom werd enkel een schematisch overzicht in bijlage geplaatst. Per studentenstad worden er nu nog enkele significante verschillen besproken omtrent welke aspecten, activiteiten en initiatieven net afgestudeerde studenten aantrekken. Net zoals bij het kiezen van een studentenstad spelen vrienden een grote rol voor de Gentse studenten bij het kiezen van een woonplaats; 84,9% van de Gentse studenten zegt dat hun vrienden een invloed zullen hebben op het kiezen van een woonplaats (voor statistische cijfers, zie bijlage 9). Ook het initiatief van een kortingskaart voor sportactiviteiten is in deze studentenstad het populairst; 58% van de Gentse studenten zouden dit een leuk initiatief vinden. Ook bij de Leuvense studenten valt een kortingskaart voor sportactiviteiten bij ongeveer 55% van de studenten in de smaak (voor statistische cijfers, zie bijlage 11). De Antwerpse studenten zijn, van de Gentse, Antwerpse en Leuvense respondenten, het meest gesteld op het hebben van een tuin als ze zelfstandig gaan wonen; bij 72,2% van de Antwerpse studenten is een tuin een bepalende factor bij het kiezen van een studentenstad (voor statistische cijfers, zie bijlage 9). Voor verdere verschillen tussen de studentensteden wordt er verwezen naar bijlage 12.
36
Algemeen besluit
Een stad heeft vijf belangrijke doelgroepen bij het creëren van een citymarketingbeleid. Naast de vier traditionele doelgroepen, de bewoners, de bezoekers, de bedrijven en de pendelaars is de hypothese in deze thesis dat studenten ook een doelgroep zijn met een grote impact op de stad. Studenten hebben onder andere op economisch vlak een enorme impact, tijdens hun carrière spenderen studenten gemiddeld ongeveer 40 000 euro in hun studentenstad (zie figuur i). Naast deze economische impact zorgen studenten ook voor een verhoogde werkgelegenheid en een ‘boom’ in de vastgoedsector. De lifestyle van de studenten en de vele evenementen die ze organiseren trekken ‘posttoeristen’ aan die willen in interactie gaan met de stad die ze bezoeken. Om studenten te overtuigen om naar een bepaalde studentenstad te gaan studeren is het belangrijk dat steden zich vooral focussen op de kwaliteit van de opleiding, het imago van de stad en de naambekendheid van het hoger onderwijs. Deze factoren hebben bij meer dan 70% van de ondervraagde studenten een grote invloed gespeeld bij het kiezen van de studentenstad. Studenten zijn dus een belangrijke doelgroep voor een stad. Als ze afstuderen helpen ze om een tweede doelgroep aan te trekken, de bedrijven. In het verleden is gebleken dat sommige steden een vluggere groei gekend hebben omdat ze door de aanwezigheid van kenniscentra en human capital, hoogopgeleid personeel, makkelijker bedrijven en investeerders konden aantrekken. Uit het citymarketing onderzoek bleek dat dit een wederzijds versterkend effect heeft. Hoogopgeleid personeel is nodig om bedrijven aan te trekken, maar bedrijven trekken ook afgestudeerde studenten aan naar de stad. Twintig procent van de ondervraagde studenten gaat solliciteren voor een specifiek bedrijf, ongeacht de vestigingsplaats. Uit het onderzoek citymarketing bleek dat een heel aantal studenten graag in hun studentenstad willen blijven wonen. Maar naast deze groep is er ook nog een grote groep twijfelaars die misschien in hun studentenstad willen blijven wonen. Beide groepen kunnen overtuigd worden van de kwaliteiten van hun studentenstad als ‘woonstad’ via citymarketing. In een interview met de heer Van Aelst, partner bij Duval Guillaume, blijkt dat studenten kunnen aangemoedigd worden om te ‘blijven plakken’ in hun studentenstad door het gebruik van databases, ‘social media’, partnerships, nieuwe technologieën en samenwerking. Deze samenwerking kan intern zijn tussen de stad en bedrijven, maar ook extern met andere (studenten)steden.
37
In het onderzoek citymarketing bleek dat de helft van de studenten die afstuderen van plan zijn om binnen het jaar een vaste job te zoeken. Hierop kunnen steden inspelen via een citymarketing campagne, ze kunnen onder ander helpen bij het zoeken naar een job. Het aanbieden van een goedkoper woningaanbod spreekt 85% van de studenten aan bij het kiezen van een toekomstige woonplaats. Dit kan door subsidies te verlenen en meer kwalitatieve woningen aan te bieden tegen betaalbare prijzen, maar ook door gewoon de perceptie op de woonprijzen te veranderen. Via een ‘woondienst’ kan vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden waardoor potentiële kopers/huurders minder vlug ontmoedigd geraken. Andere initiatieven zijn fiscale voordelen voor net afgestudeerden, een kortingskaart voor sportactiviteiten of openbaar vervoer, het beschikbaar maken van gratis parkeerplaatsen en gratis WI-FI aanbieden op openbare plaatsen. Net zoals een tuin zeer belangrijk is bij leerlingen uit het secundair onderwijs blijft dit ook zo bij studenten. Dit probleem kan door steden opgelost worden door parken in te richten in de stad en deze te profileren als ‘de tuin in de wijk’. Dit komt niet enkel het natuurgevoel ten goede, ook sociale contacten worden hierdoor gestimuleerd. Gelijklopende woonpreferenties bij de 12- tot 18-jarigen en de studenten uit het hoger onderwijs zijn de gezelligheid van het centrum, de mogelijkheid om te sporten in openlucht, de mobiliteit in de stad en de aanwezigheid van winkels. Het is belangrijk dat Antwerpen, Gent en Leuven zich op een unieke manier differentiëren als studentensteden. De verschillende responspercentage per vraag kunnen teruggevonden worden in bijlage 12, dit schematisch overzicht kan als leidraad dienen om per stad een gericht citymarketingbeleid te voeren naar studenten en net afgestudeerde studenten toe. Beperkingen van het onderzoek Allereerst is er een geografische beperking aan het onderzoek omdat dit slechts uitgevoerd is in een paar studentensteden in België. Er moet dus voorzichtig omgegaan worden met veralgemening van de resultaten naar andere (studenten)steden in België of naar het buitenland. Vervolgens is er een kwantitatieve beperking omdat voor dit onderzoek, via quota, gemiddeld honderd respondenten verzameld zijn per studentenstad. Ook moet er opgelet worden voor over- of onderrepresentatie van bepaalde studierichtingen. De vragenlijst werd at random verspreid waardoor er geen gegevens zijn over de studierichting van de respondenten. Er moet dus rekening mee gehouden worden dat de studierichting een vertekenende factor kan zijn bij de interpretatie van bepaalde resultaten. 38
Richtlijnen voor verder onderzoek Na het richten van het citymarketingbeleid op net afgestudeerde studenten moet dit ook gericht worden op de volgende levensstap waarbij ‘young professionals’ een gezin vormen. Dit is ook een belangrijke doelgroep voor de stad aangezien dit ‘human capital’ na hun hogere opleiding ook al enkele jaren ervaring achter de rug hebben. Vaak gaan deze professionals bij het starten van een gezin verhuizen naar een rustige buurt buiten de stad met meer groen. Het citymarketingbeleid moet zich op deze mensen richten om deze belangrijke doelgroep te behouden in de stad. Een andere richtlijn voor verder onderzoek is er omtrent het opstarten van een eigen zaak. Steden hebben nood aan (jonge) ondernemers voor de creatie van werkgelegenheid en bedrijven in de stad. Uit het citymarketingonderzoek blijkt dat slechts 2,7% van de respondenten een eigen zaak wil opstarten binnen een jaar na het afstuderen en 11,2% denkt eraan om later een eigen zaak te starten (zie bijlage 7). Deze percentages kunnen zeker verhoogd worden, net afgestudeerden hebben een heleboel bagage meegekregen in hun studie en zijn na een aantal jaar werkervaring de geschikte personen om succesvolle bedrijven op te starten in de stad. Deze ondernemingszin moet dus zeker gestimuleerd worden in universiteiten en hogescholen en starters moeten begeleid worden door een stedelijke dienst. Dit is nu onder meer al het geval in Gent via het ‘starterscontract’. De stad Gent staat via dit contract in voor de oprichtingskosten bij het starten van een eigen zaak in de stad (Gratis Starten, 2009). “Brain drain or brain gain?” Studenten zijn een bron van economische inkomsten voor een stad, de stad moet studenten behouden maar is hier ook een limiet aan? Volgens onderzoeker Venhorst moet de stad strategische keuzes maken over welke studenten uit welke richtingen ze kan gebruiken in de arbeidsmarkt van de stad en welke richtingen er in overschot zijn en dus kunnen ‘geleverd’ worden aan andere steden als ‘arbeidsmigranten’ (Venhorst, Edzes, Broersma, & Van Dijk, 2011).
39
Lijst van geraadpleegde werken FOD Economie. (2009). Opgeroepen op 2010, van Statisitieken economie en onderwijs: http://statbel.fgov.be/ Gent in cijfers. (2009). Opgeroepen op 2011, van Stad Gent: http://www.gent.be/gentincijfers/ Gratis Starten. (2009). Opgehaald van Ondersteuningspunt Ondernemers Gent: www.investingent.be/ondernemers Onderwijsstatistieken. (2009-2010). Opgehaald van Onderwijs Vlaanderen: http://www.ond.vlaanderen.be/ Statistieken bevolking. (2010). Opgehaald van Algemene directie instellingen en bevolking: http://www.ibz.rrn.fgov.be/ Gemiddelde studieduur afgestudeerden WO-HBO. (2011). Opgehaald van Centraal bureau voor statistiek (Nederland): http://statline.cbs.nl/ Lijst van instellingen van het hogeronderwijsregister. (2011). Opgehaald van Het hogeronderwijsregister: www.hogeronderwijsregister.be Allison, J. (2006). Over-educated, over-exuberant and over here? The impact from students on cities. Planning, practice and research, Vol.21, No.1, pp.79-94. Anholt, S. (2006). The Anholt-GMI city brands index: how the world sees the world's cities . Place branding, Vol.2, No.1, pp.18-31. Asworth, G., & Kavaratzis, M. (2007). Beyond the logo: brand management for cities . Brand management , Vol.16, 8, 520-531. Balmer, J. T., & Gray, E. R. (2003 ). Corporate brands: what are they? What of them? . European journal of marketing . Balmer, J. T., & Greyser, S. A. (2002). Managing the multiple identities of the corporation. California management review , Vol. 44, No.3, pp.72-86. Behrends, C. (2007). How advertising and consumer culture are contributing to the creation of a homogeneous global culture. Grin. Belleman, B. (2009). Stad verdient 25000 euro per student . Rotterdam : Het hoger onderwijs persbureau (http://profielen.hro.nl/) . Bourgeois. (Beleidsnota’s 2009 – 2014). Interne staatshervorming. Opgehaald van Kenniscentrum Vlaamse steden: http://www.kenniscentrumvlaamsesteden.be/kennisbank Braun, E. (2008). Citymarketing: Towards an Integrated Approach. Rotterdam: Erasmus Research Institute of Management . Caldwell, N., & Freire, J. R. (2004). The difference between branding a country, a region and a city: applying the brand box model . Journal of brand management, Vol.13, No.1, pp.50-61. 40
Crane, A., & Matten, D. (2007). Business ethics: A European perspective . De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2007). Marktonderzoek, methoden en toepassingen. Amsterdam: Pearson Education. DelftKennis. (sd). Opgehaald van www.delftkennis.nl Felsenstein, D. (1995). Dealing with "induced migration" in university impact studies. Research in higher education, Vol.36, No.4. Florida, R. (2000). The Economic Geography of Talent. Hankinson, G. (2007). The management of destination brands: five guiding principles based on recent developments in corporate branding theory. Journal of brand management , Vol. 14, No.3, pp. 240-255. Jensen Ole, B. (2005). Branding the contemporary city: urban branding as regional growth agenda? Kapferer, J.-N. (1997). Strategic brand management (p.182). London: Kogan Page. Kinepolis. (2011). Vacature Student Brand Manager. Opgehaald van Kinepolis Group nv/sa: www.kinepolis.com Kotler, P. (1999). Principles of marketing. London: Prentice Hall. Kotler, P., Haider, D., & Rein, I. (1993). Marketing places: Attracting industry, investment and tourism to cities, states and nations. New York: The free press. Landry, C. (2010, November 17 ). City marketeer en gastpreker op het Economisch wetenschappelijk congres in Gent. Manshanden, W. J. (2009). Kennis als economische motor: onderzoek naar het ruimtelijk-economisch effect van hoger onderwijs . TNO Bouw en ondergrond (in opdracht van Kences). Manshanden, W. J. (2009). Kennis als economische motor: onderzoek naar het ruimtelijk-economisch effect van hoger onderwijs . TNO Bouw en ondergrond (in opdracht van Kences) . Russo, A. P., & Sans, A. A. (2009). Student Communities and Landscapes of Creativity: How Venice 'The world's most touristed city' - is changing. European Urban and regional studies, 16(2): 162-175. Termont, D. (2010, Oktober 13). Debat citymarketing (in universiteit van Gent). Gent. Tierens, N., Verhetsel, A., & Witlox, F. (2003). Jongeren en wonen in Vlaanderen: woonsituatie, woonwensen, woonbehoeften. Antwerpen: De Boeck. Van Aelst, M. (2010, Oktober 27). CEO Duval Guillaume . (G. Vandenhouweele, Interviewer) Van Alphen, R. (2009). Onderzoek naar de ontwikkeling van social media strategieën in corporate communication naar de consument. Brussel.
41
Van Winden, W. (2008). Urban governance in the knowledge-based economy: challenges for different city types . Innovation: management, policy and practice, 10: 197-210. Venhorst, V., Edzes, A., Broersma, L., & Van Dijk, J. (2011). Brain drain of brain gain? Hoger opgeleiden in grote steden in Nederland. Groningen: Nicis Institute. Vertommen, S. (2010). Neoliberal urbanisatie in Latijns-Amerika. Gent : Universiteit Gent . Vogelaar, R. (2009). De superpromotor: over de kracht van enthousiasme. Van Duuren Management.
42
Bijlagen Bijlage 1: Vragenlijst Beoordeel je studentenstad nu en krijg een gratis VIP-dagpas bij Health City België! "Beoordeel je studentenstad en krijg een gratis VIP-dagpas bij Health City België! Duurt slecht 10 min! Je krijgt de dagpas door je emailadres in te vullen.
1.
Wat is uw geslacht? 0 Man 0 Vrouw
2.
Bent u op dit moment student aan een hogeschool / universiteit? 0 Neen 0 Ja
3.
In welke stad studeert u? 0 Gent 0 Leuven 0 Antwerpen 0 Ander: ………………………..
4.
Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?
Bijlage 1
5.
Wat wil je doen als je afgestudeerd bent?
6.
Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je dan solliciteren? 0 Ik ga niet solliciteren 0 Regio waar ik woon/domicilie 0 Regio waar ik studeer 0 Overal in België 0 In het buitenland 0 In grote steden (Antwerpen, Brussel, Gent , Mechelen, Leuven) 0 Ik solliciteer voor een specifiek bedrijf (het maakt niet uit waar de vestigingsplaats is)
7.
Als je afgestudeerd bent, zou je graag in de stad waar je gestudeerd hebt gaan wonen? 0 Ja 0 Neen 0 Misschien
Bijlage 1
8.
In welke mate bepalen volgende aspecten je toekomstige woonplaats (als je afgestudeerd bent)? Zeker niet
Eerder niet
Eerder wel
Zeker wel
Vrienden Familie Partner Waar ik snelst werk vind Waar ik best werk vind Waar de stad me helpt een job te zoeken Belastingen Uitgangsmogelijkheden Natuur Sportmogelijkheden Gezelligheid van het centrum Open ruimte Culturele activiteiten Prijzen van woningen Dicht wonen bij werk Fiets- en voetpaden Openbaar vervoer Veel parkeerplaatsen Aanwezigheid van tuin bij woning Politieke situatie in stad/gemeente Goedkoop logement bij familie Ander: ….
9.
Welk van de volgende activiteiten zijn belangrijk voor je bij het kiezen van een woonplaats? Helemaal niet
Eerder niet
Eerder wel
Helemaal wel
Buiten sporten (basketplein, grasveld…) Sporthal Bibliotheek Academie (muziek/dans) Openbaar vervoer Jeugdbeweging Groen Open terrein Concertzaal Zwembad Uitgangsmogelijkheden Jeugdhuis Winkels Cinema
Bijlage 1
10. Welk van deze initiatieven zou je aanspreken om in een stad te gaan wonen? Zeker niet
Eerder niet
Eerder wel
Zeker wel
Fiscale voordelen Goedkoper woningaanbod Working parties Kortingskaart voor culturele evenementen Kortingskaart voor sportactiviteiten Kortingskaart voor openbaar vervoer Gids met fiets- en wandelroutes Hulp bij zoeken naar een job Begeleiding bij starten eigen zaak Shoppingzondagen Gratis wifi op openbare plaatsen Gratis parkeerplaats Fietensverhuur- en herstel Ander: ….
11. Wat spendeert u IN uw studentstad? (Enkel opschrijven wat u in de stad waar u studeert gekocht hebt) 1. Inschrijvingsgeld voor studies 2. Kost schoolmateriaal (boeken, cursus, printpapier,printkaart…) 3. Huur kot (inclusief alle kosten) 4. Toebehoren kot (meubilair, keuken, matras, laptop…) 5. Mobiliteit (huren fiets, lijntickets, parkeertickets, tanken ín stad..) 6. Culturele activiteiten (cinema, optreden, festival, theater,..) 7. Sportactiviteiten 8. Shopping en vrije tijd (kledij, dvds,games, boeken … ) 9. Uitgaan (drank op kot, in café, toegangsticket fuif…) 10. Dagelijkse consumptie (ontbijt, middagmaal, avondmaal, tussendoortjes) 11. Heeft u nog andere uitgaven die u doet in de stad?
…………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… ……………
Per jaar Per jaar Per maand Per jaar Per maand Per maand Per maand Per maand Per week Per dag Per ………..
12. Hoeveel jaar zal u in totaal in uw studentstad studeren?
……………..
Jaar
13. Vul hier uw emailadres in als u een VIP-dagticket wil ontvangen bij Health city België! ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Bedankt om deze vragenlijst in te vullen!
Bijlage 1
Bijlage 2: Flyer
"Beoordeel je studentenstad nu en krijg een gratis VIP-dagpas bij Health City België! Duurt slecht 10 min! Je krijgt de dagpas door je emailadres in te vullen http://ghentmarketing.qualtrics.com/SE/?SID=SV_1RYzshu7N6FL3YE
Niet op de openbare weg gooien
Bijlage 2
Bijlage 3: Aantal respondenten en verdeling over de subgroepen Studenten (Absoluut aantal)
366 Man
Vrouw
(Absoluut aantal)
176
190
(Percentage studenten)
48,1%
51,9%
Gent
Antwerpen
Leuven
Ander
(Absoluut aantal)
151
111
90
13
(Percentage studenten)
41,4%
30,4%
24,7%
3,6%
Kot (Absoluut aantal)
94
Niet op kot 23
Kot 46
Niet op kot 52
Kot 54
Niet op kot 25
Bijlage3
Bijlage 4: Berekening gemiddelde uitgaven van studenten in hun studentenstad A) Vragen uit de vragenlijst: I) Wat spendeert u IN uw studentstad? (Enkel wat u ín de stad waar u studeert gekocht hebt) V1. Inschrijvingsgeld voor studies V2. Kost schoolmateriaal (boeken, cursus, printpapier,printkaart…) V3. Huur kot (inclusief alle kosten) V4. Toebehoren kot (meubilair, keuken, matras, laptop…) V5. Mobiliteit (huren fiets, lijntickets, parkeertickets, tanken ín stad..) V6. Culturele activiteiten (cinema, optreden, festival, theater,..) V7. Sportactiviteiten V8. Shopping en vrije tijd (kledij, dvds,games, boeken … ) V9. Uitgaan (drank op kot, in café, toegangsticket fuif…) V10. Dagelijkse consumptie (ontbijt, middagmaal, avondmaal,..) V11. Heeft u nog andere uitgaven die u doet in de stad?
…………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… …………… ……………
Per jaar Per jaar Per maand Per jaar Per maand Per maand Per maand Per maand Per week Per dag Per …
II) Hoeveel jaar zal u in totaal in uw studentenstad studeren?
……………
Jaar
B) Volgende berekening werd hierop toegepast: + V1 + V2 + [V3 x 12 maanden (1) ] + V4 + [V5 x 10 maanden (2) ] + [V6 x 10 maanden (2) ] + [V7 x 10 maanden (2) ] + [V8 x 10 maanden (2) ] + [V9 x ( 52 – 10 )weken (3) ] + [V10 x ( 52 – 10) weken x 5 dagen (4) (5) ] x V11 = Totale uitgaven overheen de carrière van een student (1) Assumptie: koten worden verhuurd op basis van jaarcontract, dus 12 maanden (2) Assumptie: studenten zijn in juli-augustus niet in hun studentenstad Waarschijnlijk zijn een aantal studenten wel in hun studentenstad in de zomermaanden, door herexamens en dergelijke, maar we verkiezen het totaal budget te onderschatten in plaats van te overschatten. (3) Assumptie: studenten zijn gemiddeld 10 weken per jaar niet in hun studentenstad (zomermaanden, vakanties..) We nemen aan dat sommige studenten er wel altijd zijn en andere bijna nooit, daarom zal 10 weken een goed gemiddelde zijn (4) Assumptie: studenten consumeren slechts van maandag tot vrijdag in hun studentenstad. Dit valt helemaal niet te veralgemenen maar opnieuw worden de gemiddelde jaarlijkse uitgaven liever onderschat om zeker een wetenschappelijk correct resultaat te verkrijgen. (5) De vraag of studenten nog andere uitgaven hebben werd verwerkt in een categorie die dezelfde periode in beslag nam en moet dus niet meer opgenomen worden in de berekening.
Bijlage 4
Bijlage 5: “Hoe hebt u uw studentenstad gekozen?”
Beschrijvende statistiek via frequenties:
Invloed van ouders Invloed van vrienden Lief/partner SID-in Imago van de stad Naambekendheid universiteit Geografisch dichtste ligging Grootte stad Voorzieningen stad Studierichting enkel in stad Ver ouders Zeker kot Kwaliteit opleiding Ander
Helemaal wel Eerder + helemaal wel 4,9% 25,2% 9,6% 48,3% 2,0% 8,7% 5,0% 30,8% 20,9% 69,7% 25,5% 74,3% 35,8% 59,1% 8,4% 34,2% 8,5% 48,2% 19,5% 22,7% 2% 9,3% 7,8% 24,9% 33,2% 83,2% 20% 23,3%
Significante verschillen op basis van studentenstad 9 : Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Voorwaarden:
Er zijn geen verschillen tussen studenten uit Antwerpen, Gent en Leuven Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) p = 0.00 of 0.01 Significant verschil tussen de steden Minimum expected count moet groter zijn dan 5 (Indien hieraan niet voldaan was zijn cellen samen genomen)
Invloed van vrienden Imago van de stad Naambekendheid universiteit Geografisch dichtste ligging Studierichting enkel in de stad Zeker op kot
Antwerpen Absoluut 24 52 59 58 65 17
% 22,9% 49,5% 55,7% 55,2% 59,6% 16,0%
Gent Absoluut 99 118 114 99 24 43
% 70,2% 83,7% 80,9% 70,2% 17,0% 30,5%
Leuven Absoluut 42 68 77 42 20 23
% 48,3% 78,2% 88,5% 48,2% 23,0% 26,4%
Significantie χ²:p-waarde 0.00 0.00 0.00 0.01 0.00 0.01
Interpretatie: De absolute getallen en percentages geven weer bij hoeveel respondenten de variabele in de eerste kolom een invloed gehad hebben bij het kiezen van hun studentenstad.
9
De categorieën “eerder wel” en “helemaal wel” worden samen genomen om rekening te houden met subjectieve percepties. Beide categorieën betekenen dat de variabele “een” invloed gehad heeft bij het kiezen van de studentenstad.
Bijlage 5
Bijlage 6: “Hoeveel procent van de respondenten wil blijven wonen in zijn studentenstad?”
Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V:
Er zijn geen verschillen tussen studenten uit Antwerpen, Gent en Leuven Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) p = 0.00 Significant verschil tussen de steden p = 0.00 Cramer’s V waarde = 0.18
Antwerpen Absoluut “Ja, ik zou graag in mijn studentenstad blijven wonen” “Ik wil misschien in mijn studentenstad blijven wonen” “Ik wil niet in mijn studentenstad blijven wonen”
%
Gent Absoluut
%
Leuven Absoluut
%
37
34,6%
59
43,7%
12
14,0%
46
43,0%
51
37,8%
44
51,2%
24
22,4%
25
18,5%
30
34,9%
Bijlage 6
Bijlage 7: “Wat ga je doen als je afgestudeerd bent?”
Descriptieve beschrijving aan de hand van frequenties
Vaste job zoeken Reizen Sabatjaar Verder studeren Job zoeken in buitenland Stage in buitenland Stage in België Registratie werkzoekende Registratie als zelfstandige Interimjobs doen Zomerjob Opstarten eigen zaak Gezin starten Trouwen
Helemaal niet Misschien Ja (binnen jaar) Ja (later) % % % % 7,5 20,0 52,8 19,7 8,9 37,0 42,6 11,5 73,2 19,9 5,7 1,2 27,1 51,2 17,6 4,1 35,8 43,2 7,4 13,6 40,9 42,6 12,4 4,1 42,9 44,4 11,2 1,5 27,4 34,2 33,9 4,5 59,3 31,8 3,6 5,3 46,9 43,0 9,5 0,6 25,7 45,3 28,4 0,6 59,8 26,3 2,7 11,2 40,7 23,1 2,7 33,5 44,6 21,4 3,3 30,7
80 70 60 50 40 30 20 10 0
Ja - binnen jaar
Ja - later
Figuur: “Wat wil je doen als je afgestudeerd bent?” y-as =aantal studenten in percentages
Bijlage 7
Significante verschillen bij het oprichten van een “eigen zaak” op basis van stad
Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V: Voorwaarden:
Er zijn geen verschillen tussen studenten uit Antwerpen, Gent en Leuven Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) p = 0.00 Significant verschil tussen de steden p = 0.00 Cramer’s V waarde = 0.16 Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5. Daarom zijn de categorieën “ja, binnen het jaar” en “ja, maar later” samen genomen.
Wil je een eigen zaak oprichten? Helemaal niet Misschien Ja (binnen het jaar of later)
Anwerpen Absoluut 53 31 22
Gent % Absoluut 50% 83 29,2% 37 20,7% 15
Leuven % Absoluut 61,5% 61 27,4% 18 11,1% 7
% 70,9% 20,9% 8,1%
Interpretatie: Het aantal studenten dat van plan is om binnen het jaar of later een eigen zaak te beginnen verschilt significant tussen de studentensteden. Ongeveer één vijfde van de Antwerpse studenten wil later een zaak beginnen terwijl dit in Gent maar 11% is en in Leuven slechts 8%.
Bijlage 7
Bijlage 8: “Als je gaat solliciteren, in welke regio ga je dan solliciteren?”
Beschrijvende statistiek via frequenties: %
Ik ga niet solliciteren Regio waar ik woon/domicilie Waar ik studeer Overal in België In buitenland In grote steden Specifiek bedrijf
3,8 58,3 35,0 22,4 28,3 38,2 21,3
Significante verschillen op basis van geslacht Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V: Voorwaarden:
Er zijn geen verschillen mannelijke en vrouwelijke studenten Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) p = 0.03 Significant verschil tussen mannen en vrouwen p = 0.03 Cramer’s V waarde = 0.12 Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Mannen Absoluut Ik ga solliciteren in de regio waar ik studeer
Vrouwen Absoluut
%
47
29%
%
73
40,3%
Interpretatie van de percentages: 29% van de mannelijke respondenten is van plan om te gaan solliciteren waar ze gestudeerd hebben tegenover 40,3% van de vrouwelijke studenten.
Significante verschillen op basis van studentenstad Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V: Voorwaarden:
Er zijn geen verschillen Antwerpse, Gentse en Leuvense studenten Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) p = 0.00 Significant verschil tussen de steden p = 0.00 Cramer’s V waarde = 0.24 Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Antwerpen Absoluut Ik ga solliciteren in de regio waar ik studeer
24
Gent % 22,2%
Leuven
Absoluut 66
% 48,5%
Absoluut 27
% 31,0%
Interpretatie: Van de Antwerpse studenten gaat slechts 1 op 5 gaan solliciteren in de stad Antwerpen, van de Gentste studenten gaat de helft solliciteren in Gent en in Leuven gaat 1 op 3 die daar gestudeerd heeft er ook werk zoeken.
Bijlage 8
Bijlage 9: “In welke mate bepalen volgende aspecten je woonplaats?”
Descriptieve verwerking via frequenties (in percentages) Helemaal niet
Eerder niet Eerder wel Helemaal wel
%
%
%
%
Partner
4,3
7,3
44,6
43,7
Prijzen woningen
3,1
13,5
58,3
25,2
Gezelligheid centrum
3,1
17,5
60,6
18,8
Dicht wonen bij werk
1,5
19, 6
60,7
18,1
Best werk
3,1
18,8
62,5
15,7
Vrienden
5,2
21,1
53,8
19,9
Tuin bij woning
7,1
25,5
48,9
18,5
Familie
7,7
28,8
48,5
15
Open ruimte
5,2
37,8
48,9
8
Snelst werk
7,1
38,9
46,9
7,1
Sportmogelijkheden
10,2
37,2
44,3
8,4
12
38,3
42
7,7
Natuur
11,8
41,2
40,9
6,2
Culturele activiteiten
12,3
41,7
40,8
5,2
Uitgangsmogelijkheden
15,1
42,3
38,6
4
Veel parkeerplaatsen
15,4
45,7
33,3
5,6
Fiets- en voetpaden
19,1
48,9
28,6
3,4
Stad helpt bij job zoeken
20,9
55,7
21,2
2,2
Belastingen
25,6
55,9
15,4
3,1
Politieke situatie
36,8
52,1
10,4
0,6
Ander
79,6
9,9
6,6
3,9
Goedkoop logement
45,5
44
8,6
1,8
Openbaar vervoer
‘WEL’ een invloed10 % 88,3 83,5 79,4 78,8 78,2 73,7 67,4 63,5 56,9 54 52,7 49,7 47,1 46 42,6 38,9 32 23,4 18,5 11 10,5 10,4
Interpretatie: De partner heeft bij 43,7% van de studenten een grote invloed bij het bepalen van de woonplaats. Bij 4,3% van de studenten heeft de partner helemaal geen invloed bij het kiezen van een woonplaats. 10
De kolommen ‘eerder wel en helemaal wel’ worden samen gekomen om tot de kolom ‘WEL een invloed’ te komen. In de thesis wordt altijd gesproken over de kolom ‘WEL een invloed’ tenzij specifiek vermeld is dat het om ‘eerder wel’ of ‘helemaal wel’ gaat.
Bijlage 9
Significante verschillen op basis van geslacht
Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V: Voorwaarden:
Er zijn geen verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) Zie onderstaande tabel Significant: verschillen tussen mannen en vrouwen Zie onderstaande tabel Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Variabelen die invloed11 hebben bij het bepalen van de toekomstige woonplaats: Familie Snel werk vinden Sportmogelijkheden Openbaar vervoer Gezellig centrum Prijzen van woningen
Mannen Absoluut 82 75 87 62 112 121
% 53.2 49.7 58 40,5 73,7 79,1
Vrouwen Absoluut 125 100 83 100 145 151
% 72,7 57,8 48 57,8 84,4 87,3
Sign. χ² P= 0.00 0.01 0.01 0.01 0.02 0.03
Cramer’s V Waarde = 0.24 0.18 0.19 0.20 0.18 0.17
Interpretatie: Voor 53,2% van de mannen en voor 72,7% van de vrouwen bepaalt de familie (eerder of helemaal wel) de toekomstige woonplaats.
Significante verschillen op basis van stad
Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V: Voorwaarden: Variabelen die invloed12 hebben bij het bepalen van de toekomstige woonplaats: Familie Tuin Vrienden Partner
Er zijn geen verschillen tussen Antwerpse, Leuvense en Gentse studenten Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) Zie onderstaande tabel Significant: er zijn verschillen tussen de steden Zie onderstaande tabel Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Antwerpen Absoluut 65 78 73 93
Gent % Absoluut 60.2 85 72.2 74 67 104 85.4 107
Leuven % Absoluut % 69.2 52 61.2 60.2 59 70.2 84.9 57 67 87 81 95,3
Sign. χ² P= 0.04 0.01 0.00 0.02
Cramer’s V Waarde = 0.14 0.17 0.18 0.16
11
We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats. 12 We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats.
Bijlage 9
Bijlage 10: Welk van volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats?
Descriptieve verwerking via frequenties (in percentages) Helemaal niet Eerder niet
Eerder wel
Helemaal wel
‘WEL’ een invloed13 %
%
%
%
%
Winkels
4,4
16,3
60,9
18,4
Groen
5,3
18,7
62,9
13,1
Openbaar vervoer
8,7
28
46,1
17,1
Uitgangsmogelijkheden
8,1
30
48,8
13,1
Open terrein
6,3
33,9
51,4
8,5
Zwembad
11,3
32,5
45,3
10,9
Cinema
12,5
36,1
40,1
11,3
Buiten sporten
11,6
38,1
40,9
9,4
Sporthal
12,2
38,8
40,9
8,1
Bibliotheek
14,3
42,1
38
5,6
Concertzaal
19,3
49,2
26,5
5
Jeugdbeweging
29,7
39,1
24,1
7,2
Academie
21,9
51,9
23,1
3,1
Jeugdhuis
30,6
48,4
17,5
3,4
79,3 76 63,2 61,9 59,9 56,2 51,4 50,3 49 43,6 31,5 31,3 26,2 20,9
Interpretatie: Winkels zijn voor 60,9% van de ondervraagde studenten belangrijk en voor 18,4% zelfst heel belangrijk bij het kiezen van een toekomstige woonplaats.
13
De kolommen ‘eerder wel en helemaal wel’ worden samen gekomen om tot de kolom ‘WEL een invloed’ te komen. In de thesis wordt altijd gesproken over de kolom ‘WEL een invloed’ tenzij specifiek vermeld is dat het om ‘eerder wel’ of ‘helemaal wel’ gaat.
Bijlage 10
Bijlage 11: Welk van volgende initiatieven zou je aanspreken?
Descriptieve verwerking via frequenties (in percentages) Zeker niet
Eerder niet
Eerder wel
Zeker wel
‘WEL’ een invloed14 %
%
%
%
%
Goedkoper woningaanbod
2,9
11,7
61
24,4
Gratis parkeerplaats
8,1
20,1
47,1
24,7
Fiscale voordelen
8,8
26,4
53,4
11,4
Kortingskaart openbaar vervoer
11,1
31,5
46,2
11,1
Gratis wifi op openbare plaatsen
16,3
33
35,3
15,4
Kortingskaart sportactiviteiten
12,4
41,2
36,3
10,1
Begeleiding starten eigen zaak
23,9
36,6
34,3
5,2
Hulp bij zoeken job
16,6
45,6
34,9
2,9
Fietsenverhuur en -herstel
19,6
43,5
30,1
6,9
Kortingsk. cult. Evenementen
17,5
48,7
29,2
4,5
Shoppingzondagen
25,3
41,2
24,7
8,8
Working parties
16,7
54,5
25,1
3,7
Gids fiets- en wandelroutes
28,4
54,6
15,7
1,3
85,4 71,8 64,8 57,3 50,7 46,4 39,5 37,8 37 33,7 33,5 28,8 17
Buurtfeesten (1) Goedkope en gezonde eetgelegenheden (1)
Ander
Indoorsurfpool (1) Scholen (1) Straatperformances (1)
Interpretatie: Een goedkoper woningaanbod spreekt ongeveer 85 % van de respondenten aan.
14
De kolommen ‘eerder wel en helemaal wel’ worden samen gekomen om tot de kolom ‘WEL een invloed’ te komen. In de thesis wordt altijd gesproken over de kolom ‘WEL een invloed’ tenzij specifiek vermeld is dat het om ‘eerder wel’ of ‘helemaal wel’ gaat.
Bijlage 11
Significante verschillen op basis van geslacht
Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V: Voorwaarden:
Er zijn geen verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) Zie onderstaande tabel Significant: verschillen tussen mannen en vrouwen Zie onderstaande tabel Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Vrouwen Sign. χ² Cramer’s V Initiatieven die aanspreken15 bij het bepalen Mannen van de toekomstige woonplaats: Absoluut % Absoluut % P= Waarde = Goedkoper woningaanbod 114 80.3% 149 89,7% 0.00 0.20 Shoppingzondagen 27 19% 76 45,7% 0.00 0.30
Interpretatie: Shoppingzondagen invoeren is een initiatief dat 45,7% van de vrouwelijke respondenten aanspreekt.
Significante verschillen op basis van stad
Nulhypothese: Gebruikte test: Resultaat χ²: Cramer’s V: Voorwaarden:
Er zijn geen verschillen tussen Antwerpse, Leuvense en Gentse studenten Chikwadraattest (significantieniveau = 5%) Zie onderstaande tabel Significant: er zijn verschillen tussen de steden Zie onderstaande tabel Minimum expected count per cel moet groter zijn dan 5: dit is voldaan.
Initiatieven die Gent Leuven Sign. χ² Cramer’s V aanspreken16 bij bepalen Antwerpen toekomstige woonplaats: Absoluut % Absoluut % Absoluut % P= Waarde = Sportactiviteiten 34 33,3% 68 58,1% 34 43,1% 0.01 0.18
Interpretatie: Het initiatief ‘sportactiviteiten’ spreekt aan bij bijna 60% van de Gentste respondenten, terwijl dit slechts bij 43,1% van de Leuvense en een derde van de Antwerpse respondenten zo is.
15
We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats. 16 We nemen de categorieën “eerder wel en helemaal wel” samen en komen zo tot het percentage studenten die zeggen dat de variabele een invloed heeft bij het bepalen van de woonplaats.
Bijlage 11
Bijlage 12 : Samenvatting van responspercentages per studentenstad 1. Descriptives Antwerpen Absoluut Percentages Aantal respondenten? Aantal mannelijke respondenten? Aantal vrouwelijke respondenten? Aantal kotstudenten? Aantal nietkotstudenten?
Gent Absoluut Percentages
Leuven Absoluut Percentages
111
100%
151
100%
90
100%
69
62,2%
51
33,8%
50
55,6%
42
37,8%
100
66,2%
40
44,4%
17
46
46,9%
94
80,3%
54
68,4%
52
53,1%
23
19,7%
25
31,6%
2. Hoe hebt u uw studentenstad gekoze n? 1. Invloed van ouders Crosstab Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Invloed van ouders Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
55
23
21
52,4%
21,9%
20,0%
71
37
25
50,4%
26,2%
17,7%
34
30
21
39,1%
34,5%
24,1%
160
90
67
48,0%
27,0%
20,1%
Total
6
105
5,7% 100,0% 8
141
5,7% 100,0% 2
87
2,3% 100,0% 16
333
4,8% 100,0%
17
Het totale aantal kot- en niet-kot studenten is kleiner dan het totaal aantal respondenten in Leuven omdat niet elke respondent de vraag over het budget ingevuld heeft.
Bijlage 12
2. Omwille van vrienden Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Omwille van vrienden Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
21 20,0%
15
27
78
10,6%
19,1%
55,3%
27
18
33
31,0%
20,7%
37,9%
102
66
132
30,6%
19,8%
39,6%
Count % within In welke stad studeert u?
Total
21 20,0%
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
60 57,1%
Count % within In welke stad studeert u?
Total
3
105
2,9% 100,0% 21
141
14,9% 100,0% 9
87
10,3% 100,0% 33
333
9,9% 100,0%
3. Omwille van lief/partner Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Omwille van lief/partner Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
83
15
4
79,8%
14,4%
3,8%
102
22
14
72,3%
15,6%
9,9%
68
12
4
79,1%
14,0%
4,7%
253
49
22
76,4%
14,8%
6,6%
Total
2
104
1,9% 100,0% 3
141
2,1% 100,0% 2
86
2,3% 100,0% 7
331
2,1% 100,0%
Bijlage 12
4. Interesse vanop SID-in beurs Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Interesse vanop SID-in beurs Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
49
13
36
47,6%
12,6%
35,0%
76
29
29
53,9%
20,6%
20,6%
37
25
20
43,0%
29,1%
23,3%
162
67
85
49,1%
20,3%
25,8%
Total
5
103
4,9% 100,0% 7
141
5,0% 100,0% 4
86
4,7% 100,0% 16
330
4,8% 100,0%
5. Imago van de stad Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Imago van de stad Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
25
28
39
23,8%
26,7%
37,1%
11
12
79
7,8%
8,5%
56,0%
9
10
48
10,3%
11,5%
55,2%
45
50
166
13,5%
15,0%
49,8%
Total
13
105
12,4% 100,0% 39
141
27,7% 100,0% 20
87
23,0% 100,0% 72
333
21,6% 100,0%
6. Naambekendheid universiteit/hogeschool Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Naambekendheid universiteit/hogeschool Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
19
28
46
17,9%
26,4%
43,4%
12
15
75
8,5%
10,6%
53,2%
2
8
42
2,3%
9,2%
48,3%
33
51
163
9,9%
15,3%
48,8%
Total
13
106
12,3% 100,0% 39
141
27,7% 100,0% 35
87
40,2% 100,0% 87
334
26,0% 100,0%
Bijlage 12
7. Geografisch dichtste universiteit/hogeschool Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Geografisch dichtste universiteit/hogeschool Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
34
13
18
32,4%
12,4%
17,1%
24
18
37
17,0%
12,8%
26,2%
28
17
21
32,2%
19,5%
24,1%
86
48
76
25,8%
14,4%
22,8%
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Total
40
105
38,1% 100,0% 62
141
44,0% 100,0% 21
87
24,1% 100,0% 123
333
36,9% 100,0%
8. Grootte van de stad Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Grootte van de stad Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
37
28
28
34,9%
26,4%
26,4%
36
54
41
25,5%
38,3%
29,1%
25
38
18
28,7%
43,7%
20,7%
98
120
87
29,3%
35,9%
26,0%
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Total
13
106
12,3% 100,0% 10
141
7,1% 100,0% 6
87
6,9% 100,0% 29
334
8,7% 100,0%
9. Voorzieningen van de stad Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Voorzieningen van de stad Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
29
25
41
27,6%
23,8%
39,0%
27
46
53
19,1%
32,6%
37,6%
20
24
38
23,3%
27,9%
44,2%
76
95
132
22,9%
28,6%
39,8%
Total
10
105
9,5% 100,0% 15
141
10,6% 100,0% 4
86
4,7% 100,0% 29
332
8,7% 100,0%
Bijlage 12
10. Studierichting was enkel mogelijk in de stad Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Studierichting was enkel mogelijk in die stad Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
29
15
18
26,6%
13,8%
16,5%
96
21
14
68,1%
14,9%
9,9%
52
15
12
59,8%
17,2%
13,8%
177
51
44
52,5%
15,1%
13,1%
Total
47
109
43,1% 100,0% 10
141
7,1% 100,0% 8
87
9,2% 100,0% 65
337
19,3% 100,0%
11. Om ver van ouders te zitten Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Om ver van ouders te zitten Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
68
28
7
64,8%
26,7%
6,7%
88
39
11
62,4%
27,7%
7,8%
55
24
6
63,2%
27,6%
6,9%
211
91
24
63,4%
27,3%
7,2%
Total
2
105
1,9% 100,0% 3
141
2,1% 100,0% 2
87
2,3% 100,0% 7
333
2,1% 100,0%
12. Zeker op kot te kunnen Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Om zeker op kot te kunnen Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
73
16
12
68,9%
15,1%
11,3%
60
38
29
42,6%
27,0%
20,6%
40
24
15
46,0%
27,6%
17,2%
173
78
56
51,8%
23,4%
16,8%
Total
5
106
4,7% 100,0% 14
141
9,9% 100,0% 8
87
9,2% 100,0% 27
334
8,1% 100,0%
Bijlage 12
13. Kwaliteit van de opleiding Hoe hebt u uw studentenstad gekozen? Kwaliteit van de opleiding Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
57
5,6%
8,4%
53,3%
8
20
77
5,7%
14,2%
54,6%
5
8
34
5,7%
9,2%
39,1%
Count % within In welke stad studeert u?
Total
9
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
6
Count %
19
37
168
5,7%
11,0%
50,1%
Total
35
107
32,7% 100,0% 36
141
25,5% 100,0% 40
87
46,0% 100,0% 111
335
33,1% 100,0%
3. Wat wil je doen als je afgestudeerd bent? 1. Een zomerjob Een zomerjob Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Ja (binnen het jaar) Ja (maar later)
32
50
16
32,3%
50,5%
16,2%
23
51
60
17,0%
37,8%
44,4%
28
46
12
32,6%
53,5%
14,0%
83
147
88
25,9%
45,9%
27,5%
Total
1
99
1,0% 100,0% 1
135
,7% 100,0% 0
86
,0% 100,0% 2
320
,6% 100,0%
Bijlage 12
2. Een vaste job zoeken Een vaste job zoeken Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
6
18
60
5,8%
17,5%
58,3%
14
30
69
10,4%
22,2%
51,1%
4
18
43
4,7%
20,9%
50,0%
24
66
172
7,4%
20,4%
53,1%
Ja (maar later)
Total
19
103
18,4% 100,0% 22
135
16,3% 100,0% 21
86
24,4% 100,0% 62
324
19,1% 100,0%
3. Reizen Reizen Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
6
38
44
5,7%
35,8%
41,5%
16
44
62
11,9%
32,6%
45,9%
8
39
33
9,3%
45,3%
38,4%
30
121
139
9,2%
37,0%
42,5%
Ja (maar later)
Total
18
106
17,0% 100,0% 13
135
9,6% 100,0% 6
86
7,0% 100,0% 37
327
11,3% 100,0%
4. Een sabbatjaar houden Een sabbatjaar houden Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
74
24
4
71,2%
23,1%
3,8%
96
28
9
71,1%
20,7%
6,7%
68
14
4
79,1%
16,3%
4,7%
238
66
17
73,2%
20,3%
5,2%
2
Total 104
1,9% 100,0% 2
135
1,5% 100,0% 0
86
,0% 100,0% 4
325
1,2% 100,0%
Bijlage 12
5. Verder studeren Verder studeren Ja (binnen het jaar)
Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (maar later)
29
63
13
26,9%
58,3%
12,0%
37
65
30
27,4%
48,1%
22,2%
24
38
16
27,9%
44,2%
18,6%
90
166
59
27,4%
50,5%
17,9%
Total
3
108
2,8% 100,0% 3
135
2,2% 100,0% 8
86
9,3% 100,0% 14
329
4,3% 100,0%
6. Een job zoeken in het buitenland Een job zoeken in het buitenland Ja (binnen het jaar)
Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (maar later)
29
51
8
27,1%
47,7%
7,5%
52
55
13
38,5%
40,7%
9,6%
35
37
2
41,2%
43,5%
2,4%
116
143
23
35,5%
43,7%
7,0%
Total
19
107
17,8% 100,0% 15
135
11,1% 100,0% 11
85
12,9% 100,0% 45
327
13,8% 100,0%
7. Stage doen in het buitenland Stage doen in het buitenland Helemaal niet In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Misschien
Ja (binnen het jaar)
27
57
17
25,0%
52,8%
15,7%
68
43
20
50,4%
31,9%
14,8%
37
42
4
43,0%
48,8%
4,7%
132
142
41
40,1%
43,2%
12,5%
Ja (maar later)
Total
7
108
6,5% 100,0% 4
135
3,0% 100,0% 3
86
3,5% 100,0% 14
329
4,3% 100,0%
Bijlage 12
8. Stage doen in België Stage doen in België Helemaal niet In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Leuven
Total
60
9
34,9%
56,6%
8,5%
74
48
11
54,8%
35,6%
8,1%
30
37
16
34,9%
43,0%
18,6%
141
145
36
43,1%
44,3%
11,0%
Count % within In welke stad studeert u? Count %
Ja (binnen het jaar)
37
Count % within In welke stad studeert u?
Misschien
Ja (maar later)
Total
0
106
,0% 100,0% 2
135
1,5% 100,0% 3
86
3,5% 100,0% 5
327
1,5% 100,0%
9. Registratie als werkzoekende Registratie als werkzoekende Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Ja (binnen het jaar)
25
35
42
24,0%
33,7%
40,4%
38
46
44
28,1%
34,1%
32,6%
27
31
22
31,4%
36,0%
25,6%
90
112
108
27,7%
34,5%
33,2%
Ja (maar later) 2
Total 104
1,9% 100,0% 7
135
5,2% 100,0% 6
86
7,0% 100,0% 15
325
4,6% 100,0%
10. Registratie als zelfstandige Registratie als zelfstandige Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
54
37
6
51,4%
35,2%
5,7%
86
40
2
63,7%
29,6%
1,5%
56
26
2
65,1%
30,2%
2,3%
196
103
10
60,1%
31,6%
3,1%
Ja (maar later) 8
Total 105
7,6% 100,0% 7
135
5,2% 100,0% 2
86
2,3% 100,0% 17
326
5,2% 100,0%
Bijlage 12
11. Opstarten eigen zaak Opstarten eigen zaak Helemaal niet In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
Misschien
53
31
5
50,0%
29,2%
4,7%
83
37
0
61,5%
27,4%
,0%
61
18
2
70,9%
20,9%
2,3%
197
86
7
60,2%
26,3%
2,1%
Ja (maar later)
Total
17
106
16,0% 100,0% 15
135
11,1% 100,0% 5
86
5,8% 100,0% 37
327
11,3% 100,0%
12. Interimjobs doen Interimjobs doen Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
57
37
10
53,8%
34,9%
9,4%
56
63
16
41,5%
46,7%
11,9%
42
38
5
49,4%
44,7%
5,9%
155
138
31
47,5%
42,3%
9,5%
Ja (maar later)
Total
2
106
1,9% 100,0% 0
135
,0% 100,0% 0
85
,0% 100,0% 2
326
,6% 100,0%
13. Een gezin starten Een gezin starten Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u? Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
40
28
6
38,1%
26,7%
5,7%
66
30
1
48,9%
22,2%
,7%
28
16
1
32,6%
18,6%
1,2%
134
74
8
41,1%
22,7%
2,5%
Ja (maar later) 31
Total 105
29,5% 100,0% 38
135
28,1% 100,0% 41
86
47,7% 100,0% 110
326
33,7% 100,0%
Bijlage 12
14. Trouwen Trouwen Helemaal niet Misschien In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Ja (binnen het jaar)
Ja (maar later)
42
24
7
40,4%
23,1%
6,7%
75
26
1
55,6%
19,3%
,7%
29
19
1
33,7%
22,1%
1,2%
146
69
9
44,9%
21,2%
2,8%
Total
31
104
29,8% 100,0% 33
135
24,4% 100,0% 37
86
43,0% 100,0% 101
325
31,1% 100,0%
4. Als je gaat solliciteren, in welke regio wil je dan solliciteren? 1. Ik ga niet solliciteren Niet solliciteren Ja In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Leuven
Total
105
108
2,8%
97,2%
100,0%
7
129
136
5,1%
94,9%
100,0%
2
84
86
2,3%
97,7%
100,0%
Count % within In welke stad studeert u? Count %
Total
3
Count % within In welke stad studeert u?
Neen
12
318
330
3,6%
96,4%
100,0%
2. Regio waar ik woon/domicilie Solliciteren2 Ja In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Neen
Total
57
51
108
52,8%
47,2%
100,0%
85
51
136
62,5%
37,5%
100,0%
52
34
86
60,5%
39,5%
100,0%
194
136
330
58,8%
41,2%
100,0%
Bijlage 12
3. Regio waar ik studeer Regio waar ik studeer Ja In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Leuven
Total
84
108
22,2%
77,8%
100,0%
66
70
136
48,5%
51,5%
100,0%
27
59
86
31,4%
68,6%
100,0%
Count % within In welke stad studeert u? Count %
Total
24
Count % within In welke stad studeert u?
Neen
117
213
330
35,5%
64,5%
100,0%
4. Overal in België Overal in België Ja In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Leuven
Total
108
26,9%
73,1%
100,0%
23
113
136
16,9%
83,1%
100,0%
22
64
86
25,6%
74,4%
100,0%
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Total 79
Count % within In welke stad studeert u?
Neen 29
74
256
330
22,4%
77,6%
100,0%
5. In het buitenland Buitenland Ja In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Neen
Total
35
73
108
32,4%
67,6%
100,0%
40
96
136
29,4%
70,6%
100,0%
20
66
86
23,3%
76,7%
100,0%
95
235
330
28,8%
71,2%
100,0%
Bijlage 12
6. In grote steden In grote steden Ja In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Leuven
Total
108
33,3%
66,7%
100,0%
56
80
136
41,2%
58,8%
100,0%
33
53
86
38,4%
61,6%
100,0%
125
205
330
37,9%
62,1%
100,0%
Count % within In welke stad studeert u? Count %
Total 72
Count % within In welke stad studeert u?
Neen 36
7. Ik solliciteer voor een specifiek bedrijf Specifiek bedrijf Ja In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
Neen
Total
23
85
108
21,3%
78,7%
100,0%
32
104
136
23,5%
76,5%
100,0%
16
70
86
18,6%
81,4%
100,0%
71
259
330
21,5%
78,5%
100,0%
5. In welke mate bepalen volgende aspecten je woonplaats? 1. Vrienden Crosstab Vrienden Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
8
28
58
7,3%
25,7%
53,2%
1
18
68
,8%
14,6%
55,3%
8
20
45
9,4%
23,5%
52,9%
17
66
171
5,4%
20,8%
53,9%
Total
15
109
13,8% 100,0% 36
123
29,3% 100,0% 12
85
14,1% 100,0% 63
317
19,9% 100,0%
Bijlage 12
2. Familie Familie Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
14
29
51
13,0%
26,9%
47,2%
7
31
58
5,7%
25,2%
47,2%
4
29
44
4,7%
34,1%
51,8%
25
89
153
7,9%
28,2%
48,4%
Total
14
108
13,0% 100,0% 27
123
22,0% 100,0% 8
85
9,4% 100,0% 49
316
15,5% 100,0%
3. Partner Partner Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
6
10
55
5,5%
9,2%
50,5%
5
11
41
4,1%
8,9%
33,3%
3
1
43
3,5%
1,2%
50,6%
14
22
139
4,4%
6,9%
43,8%
Total
38
109
34,9% 100,0% 66
123
53,7% 100,0% 38
85
44,7% 100,0% 142
317
44,8% 100,0%
4. Waar ik snelst werk vind Waar ik snelst werk vind Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count %
5
44
53
4,7%
41,5%
50,0%
10
50
52
8,1%
40,7%
42,3%
8
30
39
9,4%
35,3%
45,9%
23
124
144
7,3%
39,5%
45,9%
Total
4
106
3,8% 100,0% 11
123
8,9% 100,0% 8
85
9,4% 100,0% 23
314
7,3% 100,0%
Bijlage 12
5. Waar ik beste werk vind Waar ik beste werk vind Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
2
17
75
1,9%
15,7%
69,4%
4
30
64
3,3%
24,4%
52,0%
4
13
56
4,8%
15,5%
66,7%
10
60
195
3,2%
19,0%
61,9%
Total
14
108
13,0% 100,0% 25
123
20,3% 100,0% 11
84
13,1% 100,0% 50
315
15,9% 100,0%
6. Waar de stad me helpt een job te vinden Waar de stad me helpt een job te zoeken Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
20
63
22
18,5%
58,3%
20,4%
30
66
24
24,4%
53,7%
19,5%
17
48
18
20,2%
57,1%
21,4%
67
177
64
21,3%
56,2%
20,3%
3
Total 108
2,8% 100,0% 3
123
2,4% 100,0% 1
84
1,2% 100,0% 7
315
2,2% 100,0%
7. Belastingen Crosstab Belastingen Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
23
60
16
7
106
21,7%
56,6%
15,1%
6,6%
100,0%
37
68
16
2
123
30,1%
55,3%
13,0%
1,6%
100,0%
21
48
15
1
85
24,7%
56,5%
17,6%
1,2%
100,0%
81
176
47
10
314
25,8%
56,1%
15,0%
3,2%
100,0%
Bijlage 12
8. Uitgangsmogelijkheden Uitgangsmogelijkheden Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
16
41
44
6
107
15,0%
38,3%
41,1%
5,6%
100,0%
19
54
45
5
123
15,4%
43,9%
36,6%
4,1%
100,0%
14
38
30
2
84
16,7%
45,2%
35,7%
2,4%
100,0%
49
133
119
13
314
15,6%
42,4%
37,9%
4,1%
100,0%
9. Natuur Natuur Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
13
38
47
8
106
12,3%
35,8%
44,3%
7,5%
100,0%
16
50
50
7
123
13,0%
40,7%
40,7%
5,7%
100,0%
8
37
34
5
84
9,5%
44,0%
40,5%
6,0%
100,0%
37
125
131
20
313
11,8%
39,9%
41,9%
6,4%
100,0%
10. Sportmogelijkheden Sportmogelijkheden Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
14
41
47
5
107
13,1%
38,3%
43,9%
4,7%
100,0%
11
44
54
14
123
8,9%
35,8%
43,9%
11,4%
100,0%
8
32
36
7
83
9,6%
38,6%
43,4%
8,4%
100,0%
33
117
137
26
313
10,5%
37,4%
43,8%
8,3%
100,0%
Bijlage 12
11. Gezelligheid centrum Gezelligheid van centrum Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
4
23
63
18
108
3,7%
21,3%
58,3%
16,7%
100,0%
4
18
74
27
123
3,3%
14,6%
60,2%
22,0%
100,0%
2
16
54
12
84
2,4%
19,0%
64,3%
14,3%
100,0%
10
57
191
57
315
3,2%
18,1%
60,6%
18,1%
100,0%
12. Open ruimte Open ruimte Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
7
39
52
10
108
6,5%
36,1%
48,1%
9,3%
100,0%
8
50
59
6
123
6,5%
40,7%
48,0%
4,9%
100,0%
2
30
42
10
84
2,4%
35,7%
50,0%
11,9%
100,0%
17
119
153
26
315
5,4%
37,8%
48,6%
8,3%
100,0%
13. Culturele activiteiten Culturele activiteiten Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
13
43
48
5
109
11,9%
39,4%
44,0%
4,6%
100,0%
14
53
51
5
123
11,4%
43,1%
41,5%
4,1%
100,0%
12
37
29
6
84
14,3%
44,0%
34,5%
7,1%
100,0%
39
133
128
16
316
12,3%
42,1%
40,5%
5,1%
100,0%
Bijlage 12
14. Prijzen woningen Prijzen van woningen Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
5
13
64
4,6%
11,9%
58,7%
5
23
69
4,1%
18,7%
56,1%
0
8
49
,0%
9,5%
58,3%
10
44
182
3,2%
13,9%
57,6%
27
Total 109
24,8% 100,0% 26
123
21,1% 100,0% 27
84
32,1% 100,0% 80
316
25,3% 100,0%
15. Dicht wonen bij werk Dicht wonen bij werk Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
3
20
65
2,8%
18,3%
59,6%
1
25
73
,8%
20,3%
59,3%
1
16
55
1,2%
19,0%
65,5%
5
61
193
1,6%
19,3%
61,1%
21
Total 109
19,3% 100,0% 24
123
19,5% 100,0% 12
84
14,3% 100,0% 57
316
18,0% 100,0%
16. Fiets- en voetpaden Fiets- en voetpaden Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
22
52
26
20,4%
48,1%
24,1%
24
65
33
19,5%
52,8%
26,8%
16
36
30
19,0%
42,9%
35,7%
62
153
89
19,7%
48,6%
28,3%
8
Total 108
7,4% 100,0% 1
123
,8% 100,0% 2
84
2,4% 100,0% 11
315
3,5% 100,0%
Bijlage 12
17. Openbaar vervoer Openbaar vervoer Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
10
41
48
10
109
9,2%
37,6%
44,0%
9,2%
100,0%
22
45
50
6
123
17,9%
36,6%
40,7%
4,9%
100,0%
7
33
35
9
84
8,3%
39,3%
41,7%
10,7%
100,0%
39
119
133
25
316
12,3%
37,7%
42,1%
7,9%
100,0%
18. Veel parkeerplaatsen Veel parkeerplaatsen Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
18
53
30
6
107
16,8%
49,5%
28,0%
5,6%
100,0%
23
53
42
5
123
18,7%
43,1%
34,1%
4,1%
100,0%
9
39
29
7
84
10,7%
46,4%
34,5%
8,3%
100,0%
50
145
101
18
314
15,9%
46,2%
32,2%
5,7%
100,0%
19. Aanwezigheid van tuin bij woning Aanwezigheid van tuin bij woning Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
13
17
58
20
108
12,0%
15,7%
53,7%
18,5%
100,0%
7
42
58
16
123
5,7%
34,1%
47,2%
13,0%
100,0%
3
22
37
22
84
3,6%
26,2%
44,0%
26,2%
100,0%
23
81
153
58
315
7,3%
25,7%
48,6%
18,4%
100,0%
Bijlage 12
20. Politieke situatie in stad/gemeente Politieke situatie in stad/gemeente Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen Count % within In welke stad studeert u? Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
35
57
16
32,1%
52,3%
14,7%
54
60
8
43,9%
48,8%
6,5%
30
46
8
35,7%
54,8%
9,5%
119
163
32
37,7%
51,6%
10,1%
1
Total 109
,9% 100,0%
1
123
,8% 100,0%
0
84
,0% 100,0%
2
316
,6% 100,0%
21. Goedkoop logement bij familie Goedkoop logement bij familie Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel In welke stad studeert u?
Antwerpen
Count % within In welke stad studeert u?
Gent
Count % within In welke stad studeert u?
Leuven
Count % within In welke stad studeert u?
Total
Count % within In welke stad studeert u?
Total
48
46
11
3
108
44,4%
42,6%
10,2%
2,8%
100,0%
57
54
11
1
123
46,3%
43,9%
8,9%
,8%
100,0%
42
35
5
2
84
50,0%
41,7%
6,0%
2,4%
100,0%
147
135
27
6
315
46,7%
42,9%
8,6%
1,9%
100,0%
Bijlage 12
6. Welke van de volgende activiteiten zijn belangrijk bij het kiezen van een woonplaats? 1. Buiten sporten
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Buiten sporten (basketplein, grasveld) Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel 14 37 49 8 13,0% 34,3% 45,4% 7,4%
Total 108 100,0%
13 10,7%
46 38,0%
49 40,5%
13 10,7%
121 100,0%
10 12,2%
35 42,7%
28 34,1%
9 11,0%
82 100,0%
37 11,9%
118 37,9%
126 40,5%
30 9,6%
311 100,0%
2. Sporthal
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Sporthal Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel 19 48 39 2 17,6% 44,4% 36,1% 1,9%
Total 108 100,0%
13 10,7%
41 33,9%
52 43,0%
15 12,4%
121 100,0%
7 8,5%
30 36,6%
37 45,1%
8 9,8%
82 100,0%
39 12,5%
119 38,3%
128 41,2%
25 8,0%
311 100,0%
3. Bibliotheek
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Bibliotheek Helemaal niet Eerder niet Eerder wel Helemaal wel 19 48 36 6 17,4% 44,0% 33,0% 5,5%
Total 109 100,0%
22 18,2%
47 38,8%
46 38,0%
6 5,0%
121 100,0%
5 6,1%
37 45,1%
35 42,7%
5 6,1%
82 100,0%
46 14,7%
132 42,3%
117 37,5%
17 5,4%
312 100,0%
Bijlage 12
4. Academie (dans, muziek)
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Academie (muziek/dans) Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 31 46 27 28,7% 42,6% 25,0%
Helemaal wel 4 3,7%
Total 108 100,0%
27 22,3%
70 57,9%
21 17,4%
3 2,5%
121 100,0%
11 13,4%
43 52,4%
25 30,5%
3 3,7%
82 100,0%
69 22,2%
159 51,1%
73 23,5%
10 3,2%
311 100,0%
Helemaal wel 19 17,4%
Total 109 100,0%
5. Openbaar vervoer Openbaar vervoer
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 11 30 49 10,1% 27,5% 45,0% 13 10,7%
30 24,8%
60 49,6%
18 14,9%
121 100,0%
4 4,9%
27 32,9%
33 40,2%
18 22,0%
82 100,0%
28 9,0%
87 27,9%
142 45,5%
55 17,6%
312 100,0%
Jeugdbeweging Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 38 36 25 35,2% 33,3% 23,1%
Helemaal wel 9 8,3%
Total 108 100,0%
6. Jeugdbeweging
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
33 27,3%
49 40,5%
35 28,9%
4 3,3%
121 100,0%
23 28,0%
35 42,7%
15 18,3%
9 11,0%
82 100,0%
94 30,2%
120 38,6%
75 24,1%
22 7,1%
311 100,0%
Bijlage 12
7. Groen
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Groen Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 6 20 65 5,5% 18,3% 59,6%
Helemaal wel 18 16,5%
Total 109 100,0%
7 5,8%
22 18,2%
83 68,6%
9 7,4%
121 100,0%
3 3,7%
14 17,1%
50 61,0%
15 18,3%
82 100,0%
16 5,1%
56 17,9%
198 63,5%
42 13,5%
312 100,0%
Open terrein Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 7 26 62 6,5% 24,1% 57,4%
Helemaal wel 13 12,0%
Total 108 100,0%
8. Open terrein
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
9 7,4%
42 34,7%
65 53,7%
5 4,1%
121 100,0%
4 4,9%
33 40,7%
35 43,2%
9 11,1%
81 100,0%
20 6,5%
101 32,6%
162 52,3%
27 8,7%
310 100,0%
Concertzaal Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 24 51 28 22,0% 46,8% 25,7%
Helemaal wel 6 5,5%
Total 109 100,0%
9. Concertzaal
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
25 20,7%
60 49,6%
34 28,1%
2 1,7%
121 100,0%
13 15,9%
40 48,8%
21 25,6%
8 9,8%
82 100,0%
62 19,9%
151 48,4%
83 26,6%
16 5,1%
312 100,0%
Bijlage 12
10. Zwembad
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Zwembad Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 14 39 46 13,0% 36,1% 42,6%
Helemaal wel 9 8,3%
Total 108 100,0%
13 10,7%
33 27,3%
57 47,1%
18 14,9%
121 100,0%
9 11,0%
30 36,6%
37 45,1%
6 7,3%
82 100,0%
36 11,6%
102 32,8%
140 45,0%
33 10,6%
311 100,0%
11. Uitgangsmogelijkheden
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Uitgangsmogelijkheden Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 11 30 55 10,1% 27,5% 50,5%
Helemaal wel 13 11,9%
Total 109 100,0%
11 9,1%
35 28,9%
56 46,3%
19 15,7%
121 100,0%
4 4,9%
28 34,6%
41 50,6%
8 9,9%
81 100,0%
26 8,4%
93 29,9%
152 48,9%
40 12,9%
311 100,0%
Jeugdhuis Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 33 50 22 30,6% 46,3% 20,4%
Helemaal wel 3 2,8%
Total 108 100,0%
12. Jeugdhuis
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
36 29,8%
61 50,4%
22 18,2%
2 1,7%
121 100,0%
29 35,4%
37 45,1%
10 12,2%
6 7,3%
82 100,0%
98 31,5%
148 47,6%
54 17,4%
11 3,5%
311 100,0%
Bijlage 12
13. Winkels
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Winkels Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 4 19 67 3,7% 17,6% 62,0%
Helemaal wel 18 16,7%
Total 108 100,0%
5 4,1%
13 10,7%
76 62,8%
27 22,3%
121 100,0%
5 6,1%
17 20,7%
48 58,5%
12 14,6%
82 100,0%
14 4,5%
49 15,8%
191 61,4%
57 18,3%
311 100,0%
Cinema Helemaal niet Eerder niet Eerder wel 15 39 42 13,9% 36,1% 38,9%
Helemaal wel 12 11,1%
Total 108 100,0%
14. Cinema
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
16 13,2%
43 35,5%
47 38,8%
15 12,4%
121 100,0%
9 11,1%
30 37,0%
34 42,0%
8 9,9%
81 100,0%
40 12,9%
112 36,1%
123 39,7%
35 11,3%
310 100,0%
Fiscale voordelen Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 11 26 59 7 10,7% 25,2% 57,3% 6,8%
Total 103 100,0%
7. Welk van volgende initiatieven zou je aanspreken? 1. Fiscale voordelen
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
9 7,7%
33 28,2%
56 47,9%
19 16,2%
117 100,0%
7 8,9%
20 25,3%
43 54,4%
9 11,4%
79 100,0%
27 9,0%
79 26,4%
158 52,8%
35 11,7%
299 100,0%
Bijlage 12
2. Goedkoper woningaanbod
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Goedkoper woningaanbod Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 3 11 71 19 2,9% 10,6% 68,3% 18,3%
Total 104 100,0%
5 4,3%
13 11,1%
63 53,8%
36 30,8%
117 100,0%
1 1,3%
12 15,2%
47 59,5%
19 24,1%
79 100,0%
9 3,0%
36 12,0%
181 60,3%
74 24,7%
300 100,0%
3. Working parties Working parties In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 16 52 26 2 16,7% 54,2% 27,1% 2,1%
Total 96 100,0%
15 12,8%
68 58,1%
27 23,1%
7 6,0%
117 100,0%
19 24,4%
38 48,7%
20 25,6%
1 1,3%
78 100,0%
50 17,2%
158 54,3%
73 25,1%
10 3,4%
291 100,0%
Kortingskaart voor culturele evenementen Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 19 52 31 2 18,3% 50,0% 29,8% 1,9%
Total 104 100,0%
4. Kortingskaart culturele evenementen
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
19 16,2%
57 48,7%
33 28,2%
8 6,8%
117 100,0%
16 20,3%
37 46,8%
22 27,8%
4 5,1%
79 100,0%
54 18,0%
146 48,7%
86 28,7%
14 4,7%
300 100,0%
Bijlage 12
5. Kortingskaart sportactiviteiten
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Kortingskaart voor sportactiviteiten Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 15 53 31 3 14,7% 52,0% 30,4% 2,9%
Total 102 100,0%
12 10,3%
37 31,6%
49 41,9%
19 16,2%
117 100,0%
11 13,9%
34 43,0%
27 34,2%
7 8,9%
79 100,0%
38 12,8%
124 41,6%
107 35,9%
29 9,7%
298 100,0%
6. Kortingskaart openbaar vervoer
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Kortingskaart voor openbaar vervoer Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 12 43 38 8 11,9% 42,6% 37,6% 7,9%
Total 101 100,0%
14 12,0%
26 22,2%
60 51,3%
17 14,5%
117 100,0%
8 10,1%
24 30,4%
39 49,4%
8 10,1%
79 100,0%
34 11,4%
93 31,3%
137 46,1%
33 11,1%
297 100,0%
7. Gids met fiets- en wandelroutes
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Gids met fiets- en wandelroutes Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 32 51 15 4 31,4% 50,0% 14,7% 3,9%
Total 102 100,0%
34 29,1%
65 55,6%
18 15,4%
0 ,0%
117 100,0%
21 26,6%
45 57,0%
13 16,5%
0 ,0%
79 100,0%
87 29,2%
161 54,0%
46 15,4%
4 1,3%
298 100,0%
Bijlage 12
8. Hulp bij het zoeken naar een job
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Hulp bij zoeken naar een job Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 18 45 39 1 17,5% 43,7% 37,9% 1,0%
Total 103 100,0%
19 16,2%
55 47,0%
38 32,5%
5 4,3%
117 100,0%
14 17,7%
34 43,0%
28 35,4%
3 3,8%
79 100,0%
51 17,1%
134 44,8%
105 35,1%
9 3,0%
299 100,0%
9. Begeleiding bij starten eigen zaak
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Begeleiding bij starten eigen zaak Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 19 38 42 3 18,6% 37,3% 41,2% 2,9%
Total 102 100,0%
26 22,2%
45 38,5%
37 31,6%
9 7,7%
117 100,0%
28 35,4%
24 30,4%
23 29,1%
4 5,1%
79 100,0%
73 24,5%
107 35,9%
102 34,2%
16 5,4%
298 100,0%
Shoppingzondagen Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 28 44 19 13 26,9% 42,3% 18,3% 12,5%
Total 104 100,0%
10. Shoppingzondagen
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
28 23,9%
46 39,3%
33 28,2%
10 8,5%
117 100,0%
21 26,6%
34 43,0%
21 26,6%
3 3,8%
79 100,0%
77 25,7%
124 41,3%
73 24,3%
26 8,7%
300 100,0%
Bijlage 12
11. Gratis WI-FI op openbare plaatsen
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Gratis wifi op openbare plaatsen Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 19 32 32 19 18,6% 31,4% 31,4% 18,6%
Total 102 100,0%
17 14,5%
40 34,2%
42 35,9%
18 15,4%
117 100,0%
13 16,5%
27 34,2%
29 36,7%
10 12,7%
79 100,0%
49 16,4%
99 33,2%
103 34,6%
47 15,8%
298 100,0%
12. Gratis parkeerplaats
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Gratis parkeerplaats Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 13 22 44 25 12,5% 21,2% 42,3% 24,0%
Total 104 100,0%
7 6,0%
22 18,8%
55 47,0%
33 28,2%
117 100,0%
5 6,3%
17 21,5%
41 51,9%
16 20,3%
79 100,0%
25 8,3%
61 20,3%
140 46,7%
74 24,7%
300 100,0%
13. Fietsenverhuur en –herstel
In welke stad studeert u?
Antwerpen
Gent
Leuven
Total
Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u? Count % within In welke stad studeert u?
Fietsenverhuur en - herstel Zeker niet Eerder niet Eerder wel Zeker wel 22 46 26 9 21,4% 44,7% 25,2% 8,7%
Total 103 100,0%
20 17,1%
55 47,0%
34 29,1%
8 6,8%
117 100,0%
18 23,1%
28 35,9%
28 35,9%
4 5,1%
78 100,0%
60 20,1%
129 43,3%
88 29,5%
21 7,0%
298 100,0%
Bijlage 12