UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2010– 2011
Labelling van streekproducten: invloed op de economische performantie in de Belgische voedingssector.
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de bedrijfseconomie
Sarah De Winter en Annelies Stevens onder leiding van
Prof. X. Gellynck (+ dr. B. Kühne)
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2010– 2011
Labelling van streekproducten: invloed op de economische performantie in de Belgische voedingssector.
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de bedrijfseconomie
Sarah De Winter en Annelies Stevens onder leiding van
Prof. X. Gellynck (+dr. B. Kühne)
PERMISSION
Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Naam studenten
Sarah De Winter
Annelies Stevens
Voorwoord
Tegenwoordig wordt er steeds meer aandacht geschonken aan wat men eet. Één van de vele trends die men daarbij kan situeren in de voedingssector is deze van het streekgebonden voedsel. Mensen grijpen terug naar voedsel uit eigen streek of producten die kenmerkend zijn voor een bepaalde regio. Vaak worden deze producten ook erkend door een overheid of een instelling. In deze thesis trachten we dan ook in te spelen op deze trend. Gezien onze studierichting, master in de bedrijfseconomie, zullen we deze tendens vanuit een economische invalshoek gaan bekijken, namelijk nagaan of deze streeklabels de economische performantie van bedrijven al dan niet beïnvloedt. In dit woord vooraf kunnen we ook van de gelegenheid gebruik maken om enkele mensen te bedanken die een grote hulp zijn geweest bij het tot stand komen van deze thesis. Daarbij denken we in de eerste plaats aan Bianka Kühne, die ons gedurende het hele jaar met raad en daad heeft bijgestaan. En ook Miroslav Bozic, die bereid was om in te vallen voor Bianka Kühne, tijdens haar zwangerschap. Alsook Sara De Preter en Jo Van Caeneghem van VLAM, Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing vzw, willen we bedanken voor het ons ter beschikking stellen van cijfermateriaal.
I
Abstract
Er is een trend naar streekgebonden voedsel bij consumenten, steeds meer wil men producten met een eigen identiteit. Streeklabels bieden hierop een antwoord. Zij zijn immer gebonden aan een bepaalde regio en zijn vaak ook op een traditionele wijze geproduceerd. Deze trend wensen we echter vanuit een economische invalshoek te benaderen. Ondervindt een producent weldegelijk economische gevolgen van het verkrijgen van een streeklabel? En zijn deze dan positief of negatief? In dit onderzoek hebben we ons vooral gericht op de brutomarge en het personeelsaantal van de producenten om een eventuele economische invloed te onderzoeken. We willen dus kijken of de brutomarge en het gemiddeld aantal personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten een positieve invloed ondervonden na het bekomen van een streeklabel. Om dit te onderzoeken hebben we drie hypothesen opgesteld die we in dit onderzoek zullen toetsen. Deze bepalen dan ook de invalshoek van ons onderzoek. De gegevens om onze dataset op te stellen hebben we verkregen via de jaarrekeningen die gepubliceerd worden op de website van de Nationale Bank van België. Eveneens hebben we informatie verkregen van VLAM. Vooreerst zijn we nagegaan of de brutomarge van de producenten een invloed ondervond van het verkrijgen van een streeklabel. Dit bleek in het merendeel van de gevallen, namelijk 24 van de 34 onderzochte producenten, een stijging van de brutomarge te zijn. Deze uitkomst werd grotendeels bevestigd door het onderzoek naar de perceptie van de producenten betreffende hun omzet. Ook hier meende de meerderheid van de ondervraagden dat hun omzetcijfers een positieve invloed hadden ondervonden van het verkrijgen van het streeklabel. Daarnaast zijn we ook nagegaan of het personeelsbestand beïnvloed werd door het verkrijgen van een streeklabel. In tegenstelling tot de positieve gevolgen op het evolutie van de brutomarge bleef het personeelsaantal zo goed als stabiel bij alle producenten. Tenslotte hebben we onderzocht of er een verband kan gelegd worden tussen de bedrijfsgrootte en de invloed van een streeklabel. Ervaren kleine producenten meer invloed dan grote? Uit onze analyse gebaseerd op de dataset bleek dit grotendeels het geval te zijn.
II
Inhoudstafel
Voorwoord .............................................................................................................................................. I Abstract .................................................................................................................................................. II Inhoudstafel .......................................................................................................................................... III Lijst van gebruikte grafieken .................................................................................................................. IV Lijst van gebruikte tabellen ..................................................................................................................... V Lijst van gebruikte afkortingen ............................................................................................................... VI 1.
Inleiding .......................................................................................................................................... 1 1.1
Wat is een streekproduct? ....................................................................................................... 2
1.2
Historiek .................................................................................................................................. 3
1.3
Soorten streeklabels ................................................................................................................ 4
1.3.1 Europese labels ...................................................................................................................... 5 1.3.2 Belgische labels ...................................................................................................................... 7 1.3.3 Provinciale labels .................................................................................................................... 8 2.
Economische performantie van de Belgische voedingssector .......................................................... 9 2.1
Consumentenstudies ............................................................................................................... 9
2.2
Economische literatuur ...........................................................................................................13
2.3
Invloed van streeklabels .........................................................................................................17
3.
Methodes ......................................................................................................................................20
4.
Toetsing en discussie ......................................................................................................................25 4.1 Situering van de producenten per productcategorie en het jaar van erkenning ............................25 4.2 Evolutie van de brutomarge .........................................................................................................32 4.3 Perceptie van de economische gevolgen van het verkrijgen van een streeklabel door de producenten ......................................................................................................................................39 4.4 Evolutie van het gemiddeld personeelsaantal ...............................................................................41 4.5 De evolutie van de brutomarge gezien per personeelsaantal. .......................................................44
III
4.6 Tussentijdse bevindingen .............................................................................................................46 5.
Conclusie .......................................................................................................................................49 5.1 Algemeen besluit .........................................................................................................................49 5.2 Beperkingen van het onderzoek ...................................................................................................50 5.3 Mogelijkheden tot verder onderzoek ...........................................................................................52
6.
Lijst van geraadpleegde werken .....................................................................................................53
7.
Bijlagen ..........................................................................................................................................63 a.
Dataset ......................................................................................................................................63 7.1.1 Indeling van de gebruikte bedrijven in de analyse per productcategorie en de verkregen labels. ............................................................................................................................................63 7.1.2 Gebruikte bedrijven in de analyse en de daar bijhorende brutomarges per jaar .....................64 7.1.3 Gebruikte bedrijven in de analyse en het daar bijhorende gemiddeld personeelsaantal uitgedrukt in voltijdse equivalenten per jaar. .................................................................................66
7.2 Enquête VLAM i.v.m. streekproducten met een label .......................................................................67
Lijst van gebruikte grafieken
Figuur 1 - Aantal producenten geordend per productcategorie. (N=34), (bron: dataset).........................26 Figuur 2 - Producten met het label streekproduct.be geordend per productcategorie. (N=124), (bron: streekproduct.be) ..................................................................................................................................27 Figuur 3 - Jaar van erkenning streeklabel voor de producenten die betrokken zijn in onze analyse. (N=34), (bron: dataset) ..........................................................................................................................28 Figuur 4 - Aantal erkenningen van streekproduct.be in Vlaanderen per jaar sinds 2005 tot en met april 2011. (N=114), (bron: streekproduct.be) ................................................................................................30 Figuur 5 - Aantal erkenningen van streeklabels uitgereikt door de Europese Commissie. (N=1028), (Bron: Door) .....................................................................................................................................................31 Figuur 6 - Evolutie van de brutomarge na het verkrijgen van het streekproduct.be- label. (N=34), (bron: dataset) .................................................................................................................................................32
IV
Figuur 7 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie bier en water. (N=34), (bron: dataset) .34 Figuur 8 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie chocolade en koffie.(N=34), (bron: dataset) .................................................................................................................................................34 Figuur 9 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie gebak, koekjes en brood. (N=34), (bron: dataset) .................................................................................................................................................35 Figuur 10 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie vis, schaal- en schelpdieren. (N=34), (bron: dataset) .......................................................................................................................................36 Figuur 11 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie vlees en vleeswaren. (N=34), (bron: dataset) .................................................................................................................................................36 Figuur 12 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie wijn, jenever en fruitsap. (N=34), (bron: dataset) .................................................................................................................................................37 Figuur 13 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie zuivel. (N=34), (bron: dataset) ...........38 Figuur 14 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie olie, azijn, mosterd en pickles. (N=34), (bron: dataset) .......................................................................................................................................38 Figuur 15 - Perceptie van de economische gevolgen van het verkrijgen van een streeklabel door de producenten. (N=51), (Bron: VLAM) .......................................................................................................40 Figuur 16 Evolutie van het gemiddeld personeelsaantal na het verkrijgen van een streeklabel (N=34), (Bron: dataset) .......................................................................................................................................41 Figuur 17 Gemiddeld aantal werknemers per bedrijf (N=34), (Bron: dataset) .........................................41 Figuur 18 - Evolutie van de brutomarge na het verkrijgen van een streeklabel geordend per personeelsaantal. (N=34), (bron: dataset) ..............................................................................................44
Lijst van gebruikte tabellen
Tabel 1 - De sociale en economische dimensies van streeklabels. ...........................................................17 Tabel 2 - Indeling van de gebruikte bedrijven in de analyse per productcategorie en de verkregen labels. ..............................................................................................................................................................63 Tabel 3 - Gebruikte bedrijven in de analyse en de daar bijhorende brutomarges per jaar. ......................64 Tabel 4 - Gebruikte bedrijven in de analyse en het daar bijhorende gemiddeld personeelsaantal uitgedrukt in voltijdse equivalenten per jaar. .........................................................................................66
V
Lijst van gebruikte afkortingen
AOC:
Appelation D’Origine Controlée
BGA:
Beschermde geografische aanduiding
BM:
Brutomarge
BOB:
Beschermde oorsprongsbenaming
EU:
Europese Unie
FTE:
Gemiddeld personeelsaantal uitgedrukt in voltijdse equivalenten
GTS:
Gegarandeerde traditionele specialiteit
KMO:
Kleine tot middelgrote onderneming
OESO:
Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling
PDO:
Protected designation of origin
PGI:
Protected geographical indication
TSG:
Traditional speciality guaranteed
VI
1. Inleiding
Tegenwoordig kan je niet meer naast de cuberdon of “neuzeke” kijken. Er zijn verschillende soorten roomijs, jenever, desserts, sauzen, enzovoort, van het populaire snoepje verkrijgbaar. Bij de producent,
Geldof,
spreekt
men
van
een
verdubbeling van de omzet in 10 jaar tijd. Maar volgens de verkoopsverantwoordelijke van het bedrijf, Daniël Bernon, zit de verkoop van de cuberdon pas echt in de lift sinds het in 2009 werd erkend als streekproduct. “Sindsdien is the sky the limit.” Het neuzeke is nu ook klaar voor zijn verovering van het buitenland. (Telen S. en Claeys J., 2011)
Het labellen van voedingsproducten zit sterk in de lift. Meer en meer krijgen producten een streeklabel om aan te tonen dat ze specifiek tot een bepaald gebied of regio toebehoren. Een label wordt aan een product toegekend wanneer het aan een aantal voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden worden vastgelegd door de instantie die het label uitreikt. Het initiatief kan daarbij van verschillende overheden en/of organisaties komen, zowel lokale, nationale als ook internationale. We zullen dan ook trachten te verduidelijken welke labels men zoal in de Belgische en Europese voedingssector kan terugvinden. Hieronder vallen dus alle voedingswaren die in België worden geproduceerd. In deze thesis wensen we na te gaan of het streeklabel effectief de economische performantie van voedingsproducten en bedrijven die ze produceren zullen verhogen, zoals hierboven in het geval van de cuberdons wordt aangegeven. Met economische performantie bedoelen we meer bepaald de omzetcijfers, heeft een streeklabel een effect op de omzetcijfers van het desbetreffende product? We zullen gebruik maken van de database Belfirst om na te gaan hoe de omzet is in de bedrijven die streeklabels hebben voor hun producten. We zullen hier dan ook nagaan of het streeklabel een positieve of negatieve invloed heeft gehad op de economische performantie van de desbetreffende bedrijven.
1
Ook VLAM heeft ons een heel eind vooruit geholpen door de informatie die zij hebben verzameld bij een enquête onder de producenten met een streeklabel ons ter beschikking te stellen. Voor ons was het dan mogelijk om na te gaan hoe de producenten de impact van de erkenning hebben ervaren. Zagen zij hun omzet stijgen of gelijk blijven? De structuur van deze thesis zal er als volgt uitzien. Vooreerst wordt er een inleidend hoofdstuk voorzien waarin wordt verduidelijkt wat een streekproduct en een streeklabel zijn en welke soorten er bestaan. Eveneens wordt in dit onderdeel de historiek van de streeklabels geschetst. In het daaropvolgende hoofdstuk 2 wordt samengevat welke consumentenstudies reeds hebben plaats gevonden met betrekking tot het verkrijgen van een streeklabel voor een welbepaald product. Alsook wordt hier geresumeerd welke economische literatuur reeds over het onderwerp van streeklabels is verschenen. Hier worden ook de hypotheses van deze thesis uiteengezet. Een volgend hoofdstuk, namelijk hoofdstuk 3, handelt over de methodes die in deze thesis worden gehanteerd om het verzamelde cijfermateriaal te verwerken en te analyseren. De bekomen resultaten worden uiteengezet en gesitueerd in de context in hoofdstuk 4 en worden ook getoetst aan de eerder geformuleerde hypothesen. In hoofdstuk 5, het laatste hoofdstuk, komen onze conclusies aan bod, evenals de mogelijkheden tot verder onderzoek.
1.1 Wat is een streekproduct?
Allereerst moet er duidelijk gemaakt worden dat we in deze thesis een onderzoek voeren naar streekproducten, om onder deze categorie te kunnen vallen moet een product aan een aantal criteria voldoen en deze zijn op Europees niveau vastgelegd (PEU, 2006). Allereerst moet het product bereid worden met grondstoffen uit de streek, maar een traditionele bereiding met uitheemse ingrediënten voldoet ook aan deze eis. Ten tweede moet het product door het publiek erkend worden als een traditioneel streekeigen product. Het derde criterium stelt dat het product vervaardigd moet worden volgens de streektraditie, het kan zijn dat deze niet volledig volgens de traditie kan uitgevoerd worden maar bepaalde typische productiehandelingen moeten behouden worden. Bereiding van het product in de streek van oorsprong kan als vierde criterium beschouwd worden. Er kan ook nog een vijfde criterium onderscheiden worden, dit is niet noodzakelijk om als streekproduct erkend te worden maar wel als traditioneel streekproduct (Collen, 2002). Wanneer een product als dit laatste wil erkend worden moet het langdurige of historische bekendheid als streekspecialiteit hebben. Er is discussie over het
2
aantal jaar dat men deze bekendheid moet hebben maar men kan spreken over circa dertig jaar. Om als streekproduct erkend te worden moet men dus in Europa aan de eerste vier criteria voldoen, aan het vijfde criterium voldoen is nodig wanneer men als traditioneel streekproduct wil gezien worden. Deze criteria zijn opgesteld zodat men in heel Europa eenzelfde definitie zou hebben rond het concept streekproduct (Collen, 2002).
1.2 Historiek
Wanneer we de historiek van de streeklabels voor voedselproducten willen nagaan, kunnen we ver terug gaan in de tijd. Reeds in de vierde eeuw voor Christus werden er in Griekenland vermeldingen gemaakt van streekgebonden producten, zoals bijvoorbeeld de amandelen uit Paros en wijn uit Korinthe. Eveneens in het Romeinse Rijk werden bepaalde producten als streekgebonden gezien. Zo waren er bijvoorbeeld het marmer uit Carara en oesters uit Brindisi die zeer bekend waren. In een handelsverdrag uit het jaar 1712 werd er vermelding gemaakt van enkele producten die streekgebonden waren, namelijk de wijnen uit Bourgondië en leder uit Rusland (Bertozzi, 1995). Doorheen de tijd ontstonden meer verdragen waarin dergelijke vermeldingen werden gemaakt en dit als een gevolg van de groeiende productie en verdere expansie van de handel. Er werden verschillende regio’s aangedaan en men wou zijn eigen streek en producten profileren en beschermen. Deze vorm van producten toewijzen aan een bepaalde plek of regio werd eerst op lokaal en regionaal vlak toegepast (Bertozzi, 1995). Bij de aanvang van de twintigste eeuw veranderde heel wat op het vlak van vervaardigen van producten. Door de technische veranderingen als gevolg van de Industriële Revolutie kon men steeds sneller en meer produceren. De producenten die niet op de kar sprongen en hun goederen op een traditionele manier bleven vervaardigen dienden zich te beschermen en dit voornamelijk in hun afzetgebied buiten hun eigen regio. Dit was de ideale voedingsbodem voor streeklabels (Barjolle en Chappuis, 2000). Op nationaal vlak was Frankrijk één van de eerste landen om streekproducten een label te geven, namelijk in 1935 begon men met de Appelation D’Origine Controlée (AOC). Het label was een uitkomst van vele initiatieven en maatregelen die doorheen de negentiende eeuw waren genomen om de wijnen in Frankrijk te beschermen (Stanziani, 2004). Het doel van AOC was het beschermen van specifieke
3
wijnen in een regio. Het label was een groot succes en het werd verder uitgebreid naar andere landbouwproducten in de jaren negentig. Alsook Spanje voerde een nationaal label in dat betrekking had op wijn en voeding en dat in de jaren zeventig van de twintigste eeuw (Tammara Soma, 2010). De start voor overkoepelende labels voor streekproducten werd gegeven in 1951 toen verschillende West-Europese landen, namelijk België, Denemarken, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland, de “international convention on the use of designations for cheeses” in het leven riepen. Het doel van deze conventie was om regels te scheppen en het gebruik van de beschrijving van de oorsprong billijk te laten verlopen (Bertozzi, 1995). Hoewel er reeds enkele labels waren ingevoerd die betrekking hadden tot meerdere landen voerde ieder land zijn eigen beleid. En aangezien de markt groter werd en de handelsbarrières wegvielen voelde de Europese Unie zich genoodzaakt om daar voor een oplossing te zoeken (ECARD, 2007). In 1993 werd er een Europese wetgeving in het leven geroepen om de namen van voedingsproducten te beschermen en dat op basis van geografische locatie en traditie. Deze internationale vorm van streeklabels zette de toon voor heel Europa. Er werden drie labels opgericht, namelijk: Protected designation of origin (PDO), Protected geographical indication (PGI) en Traditional speciality guaranteed (TSG). Dit systeem was gebaseerd op labels die reeds bestonden, namelijk het Franse AOC en het Italiaanse Denominazione d’Origine Controllata (DOC) (ECARD, 2007).
1.3 Soorten streeklabels
Er kunnen verschillende soorten streeklabels op verschillende niveaus onderscheiden worden. Zowel op Europees, nationaal als op regionaal niveau ijvert men voor de bescherming van streekproducten. Deze verschillende niveaus zullen dan ook in deze bespreking aan bod komen, al dient er vooraf wel een opmerking gegeven te worden. Aangezien onze paper handelt over de Belgische voedingssector zal de bespreking van streeklabels op nationaal niveau minder evident zijn. In België is landbouw namelijk geen federale bevoegdheid maar wordt dit geregeld door de gewesten (Belgium, 2010a). België is een federale staat waarbij verschillende bevoegdheden worden gedelegeerd aan gemeenschappen en gewesten. Gemeenschappen worden gevormd op basis van de taal en de bijhorende cultuur, gewesten op basis van economische belangen. Een gewest omvat dus een bepaalde regio in België waarin men eenzelfde economisch belang nastreeft, er kunnen drie gewesten onderscheiden worden: het Vlaamse,
4
het Waalse en het Brussels hoofdstedelijk gewest (Belgium, 2010b). Er is dus ook geen nationaal beleid op vlak van streeklabels, bijgevolg zullen we dit per gewest bespreken. Bij de streeklabels op regionaal niveau zullen we even dieper ingaan op de inspanningen die worden geleverd in de verschillende provincies.
1.3.1 Europese labels
Op Europees niveau zien we dat vanaf 1993 er een wetgeving is die het specifieke geografisch karakter van landbouwproducten wil beschermen. Wanneer er een link kan gevonden worden tussen de karakteristieken van het product en de geografische oorsprong ervan kunnen twee soorten labels toegekend worden aan de producten, namelijk de PDO en de PGI (ESL, 2010a). Een derde label dat kan gegeven worden aan streekproducten is de TSG, dit geldt voor landbouwproducten met een traditionele samenstelling of traditionele productiemethode (ESL, 2010b). Deze drie kwaliteitslabels zijn onderdeel van het Europese Common agriculture policy en dienen dus om de specifieke aard of kwaliteit gerelateerd aan het productiegebied of –methode van het product te benadrukken (ECARD, 2011a). Enkel producten die door de Europese Unie erkend zijn mogen deze labels op het verpakking vermelden (VOLV, 2011). Om erkend te worden als Europees streekproduct moet men een lange procedure doorlopen. Wanneer men lid is van de Europese Unie moet men eerst een aanvraag indienen bij de nationale autoriteit die de aanvraag analyseert. Daarna wordt de aanvraag doorgestuurd naar het Europese niveau waar men de aanvraag verder onderzoekt (ECARD, 2011b). Op basis hiervan zal men al dan niet overgaan tot een bekendmakingsmoment in het publicatieblad van de Europese Unie (VOLV, 2011). Een andere procedure is aan de orde wanneer men geen lid is van de EU. Eigenlijk kan er gesteld worden dat de streeklabels verschillende doelstellingen voor uiteenlopende partners willen verwezenlijken. Allereerst wil men de belangen van de producenten verdedigen door de bescherming van de productnaam tegen misbruik en namaak. Daarnaast wil men eveneens voor een beter inkomen voor de producenten zorgen. Ook de belangen van de landbouw zelf worden hoog in het vaandel gedragen, men wil streven naar een diversificatie van de productie en naar meer plattelandsontwikkeling. Het kwaliteitsaspect speelt eveneens een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de Europese streeklabels, een onafhankelijk controleorgaan kijkt immers de naleving in het productdossier na. Consumentenbescherming wordt ook als een belangrijke doelstelling gezien, men wil bekomen dat de consument zowel het productiegebied als de traditionele productiewijze van het
5
streekproduct leert kennen. Als laatste poogt de Europese wetgeving rond streeklabels een harmonisatie van verschillende nationale wetgevingen op dit vlak na te streven (VOLV,2011). Allereerst zien we dat de Europese wetgeving twee soorten labels voorziet voor producten waarbij er een link kan gevonden worden tussen bepaalde karakteristieken van het product en de geografische oorsprong ervan. Deze labels zijn de PDO en de PGI. Een eerste categorie die we kunnen onderscheiden bij de Europese streeklabels is de PDO, protected designation of origin. Deze omvatten de landbouwproducten die geproduceerd, verwerkt en bereid zijn in een bepaald geografisch gebied en gebruik maken van een erkende know-how (ECARD, 2011b). Het product is dus sterk verbonden met het gebied waarvan de naam ook in de productbenaming kan teruggevonden worden. Het is immers zo dat een bepaalde kwaliteit of specifieke kenmerken van het product tot stand zijn gekomen door het geografische milieu in het desbetreffende gebied. De Nederlandse vertaling van dit label is BOB, beschermde oorsprongsbenaming, en een voorbeeld daarvan is de Vlaams-Brabantse tafeldruif (Streekproduct, BOB, 2011). Een tweede categorie die we kunnen terugvinden op Europees niveau is de PGI, protected geographical indication. Hieronder kunnen we landbouwproducten terugvinden die een nauwe link vertonen met een geografisch gebied, ten minste één van de productie-, verwerkings- of bereidingsfasen moet plaatsvinden in dat specifieke gebied (ECARD, 2011b). Opnieuw kunnen we de naam van het gebied terugvinden in de productaanduiding maar de link met de streek is kleiner dan dat het geval is bij een PDO-label. Het is immers niet noodzakelijk dat alle productie-, verwerkings- en bereidingsfasen in het specifieke gebied plaatsvinden. BGA, beschermde geografische aanduiding, is de Nederlandstalige variant van dit label en de Geraardbergse mattentaart kunnen we als een voorbeeld hiervan beschouwen (Streekproduct, BGA, 2011). TSG, traditional speciality guaranteed, is een derde en laatste categorie die op Europees niveau kan gesitueerd worden. Dit label benadrukt het traditionele karakter van de landbouwproducten in kwestie, dit karakter kan zowel in de samenstelling als in de productiewijze teruggevonden worden (ECARD, 2011b). Het is dus niet zozeer de herkomst van het product die zorgt voor het typische van het landbouwproduct maar eerder een unieke samenstelling of
6
productiewijze, de Belgische lambiekbieren zijn hier een voorbeeld van. De Nederlandse benaming voor dit label is GTS, gegarandeerde traditionele specialiteit (Streekroduct, GTS, 2011).
1.3.2 Belgische labels
Zoals eerder aangegeven is er in België zelf geen federale bevoegdheid voor landbouw, dit wordt geregeld door de gewesten. In Vlaanderen wordt het landbouwbeleid bepaald door de Vlaamse overheid-Landbouw en visserij (VOLV,2011), in Wallonië is dat de Direction Générale agriculture, resources naturelles et environment (DGARNE, 2011a). Streekproducten vormen eveneens een onderdeel in het gewestelijk landbouwbeleid, men wil ook op dit niveau inspanningen leveren om het karakter van bepaalde producten te promoten. In Vlaanderen heeft men het label Streekproduct.be hiervoor opgericht, in Wallonië kent men de Appellation d’origine Walonne. Het Steunpunt Streekproducten organiseert de erkenningen op Vlaams niveau en ondersteunt de aanvragen voor Europese erkenning. Het vertrekt vanuit een piramide waarbij men start bij het gamma Vlaamse streekproducten, hieruit worden dan bepaalde producten erkend door het Steunpunt Streekproduct en in de top van de piramide heeft men dan de Europese erkenningen (Streekproduct, visie, 2011). Het is namelijk zo dat er in Vlaanderen een beoordelingscommissie is die de aanvragen tot streekproduct bekijkt of deze voldoen aan de vier noodzakelijke criteria om erkend te worden. Op basis hiervan geven ze advies aan de stuurgroep Streekproduct, het advies bevat de streekaanduiding die later op het toegekende label zal terugkeren maar ook de criteria waaraan men moet voldoen zullen in dit advies terug te vinden zijn. Na dit advies volgt al dan niet de erkenning tot streekproduct in de vorm van een diploma (Streekproduct, beoordelingscommissie, 2011). Men wil met het label Streekproduct.be dat sinds 2003 bestaat vooral traditionele streekproducten op Vlaams niveau herkenbaar maken en erkennen. Op deze manier wil men dat de consument de producten makkelijk kan herkennen en men wil hen eveneens van voldoende informatie voorzien. Voor de producenten zorgt men dan dat zij erkend worden en dat hun product in de kijker wordt gezet (Streekproduct, streekproduct.be, 2011). Wanneer je het label Streekproduct.be op het product wil laten plaatsen moet men een licentieovereenkomst afsluiten, dit is een contract met VLAM (Vlaams
7
centrum voor agro- en visserijmarketing) voor het gebruik van het label. Men moet als producent eveneens een jaarlijkse bijdrage betalen (Streekproduct, producenten, 2011). In Wallonië is er minder duidelijkheid rond streeklabels. Vanaf 1989 is er een label van Waalse kwaliteit en een ‘appellation d’origine local ou wallonne’ (DGARNE, 2011b). Deze werden in leven geroepen om de kwaliteit van de producten te waarborgen. Er is echter geen reglementering, harmonisatie of controle (OIVO, 2007). Vanaf 2003 werd er een nieuw label ontworpen: EQWALIS. Dit label had een onderscheidende functie, het diende duidelijk te maken dat het desbetreffende product een gedifferentieerde kwaliteit bezat. Producten die het label wilden dragen dienden aan twee criteria te voldoen. Allereerst moest het product een specifieke gedifferentieerde kwaliteit bezitten, ten tweede moest het product significante productie- of ontwikkelingsfasen kennen die op het Waalse grondgebied plaatsvonden. De reguleringen werden opgesteld door de Conseils De Filières en gecontroleerd door de APAQ-W (l’agence wallone pour la promotion d’une agriculture de qualité) (PAW, 2006). In 2005 heeft de toenmalige Waalse minister van landbouw Benoît Lutgen echter besloten om de financiering van dit label stop te zetten, uit marktonderzoek bleek immers dat het label onvoldoende bekend was bij de consument (VILT, 2007). Momenteel past men dus in Wallonië enkel het principe van de Appellation d’origine wallon en de Europese streeklabels toe.
1.3.3 Provinciale labels
Wanneer we verder kijken zien we dat er zelfs op provinciaal niveau inspanningen ter bevordering van streekproducten worden geleverd. Zo is er bijvoorbeeld in Oost-Vlaanderen het Groot Vleeshuis. Dit gebouw dat in 2002 door de EROV (Economische raad provincie Oost-Vlaanderen) werd opengesteld voor het publiek dient ter promotie van Oost-Vlaamse streekproducten, men kan er proeven, aankopen en informatie verkrijgen. Een streekproduct wordt in Oost-Vlaanderen erkend wanneer het aan drie criteria voldoet. Allereerst moet er een aanvoelen of een bekendheid zijn als streekgebonden product. Daarnaast moet het product eigen aan de streek zijn, het moet door de bewoners aanvaard worden als traditioneel product. En als laatste dient het product op een ambachtelijke wijze vervaardigd te worden (CSGV, 2011). Er is eveneens een subsidiereglement ter ondersteuning van verenigingen die OostVlaamse streekproducten promoten of in de kijker zetten (EROV,2011). In andere provincies worden gelijkaardige initiatieven opgericht, eveneens ter promotie van hun lokale streekproducten. Maar men gaat zelfs verder dan het provinciaal niveau, men gaat binnen de provincie nog verder differentiëren. In
8
West-Vlaanderen1 bijvoorbeeld maakt men het onderscheid tussen streekproducten uit de verschillende lokale regio’s. Zo zijn er bijvoorbeeld de Westhoek2, de Leiestreek3, het Brugse ommeland4, enzovoort. waarin men specifieke lokale streekproducten onderscheidt.
2. Economische performantie van de Belgische voedingssector
Zoals eerder aangegeven heeft men het gebruik van streeklabels ingevoerd om diverse redenen. Men wil namelijk de betreffende producten beschermen tegen misbruik en namaak, men wil diversificatie van de landbouwproductie nastreven, meer plattelandsontwikkeling, enzovoort. In deze thesis willen we onderzoeken wat de specifieke economische impact van een streeklabel is. Halen de producten namelijk meer brutomarge omwille van een erkenning als streekproduct? Neemt het personeelsbestand toe na het bekomen van een streeklabel? Als inleiding op het eigenlijke onderzoek zal er eerst aangehaald worden wat er eerder al over dit onderwerp in de wetenschappelijke literatuur is verschenen.
2.1 Consumentenstudies
Allereerst kan opgemerkt worden dat er vooral al veel onderzoek is gebeurd op basis van consumentenstudies. Men onderzoekt welke factoren een invloed kunnen uitoefenen op het aankoopgedrag van de consument. Op deze manier kan men zich al een eerste beeld vormen van wat de eventuele economische impact van een streeklabel is. Na dit onderdeel volgt een overzicht van de wetenschappelijke literatuur die is verschenen rond de eigenlijke economische impact van streekproducten. Een eerste belangrijke factor die een invloed heeft op het koopgedrag van consumenten op vlak van streekproducten is de algemene ingesteldheid van de consument zelf (Pieniak et al., 2009). De algemene 1
http://www.streekproductenwestvlaanderen.be/ http://www.westhoekstreekproduct.be/ 3 http://www.toerisme-leiestreek.be/leiestreek/eten2.aspx?id=18358&cat=Streekproducten 4 http://www.brugseommeland.be/bol/eten2.aspx?id=22929&cat=Streekproducten 2
9
houding tegenover traditionele voeding, de vertrouwdheid en het belang van de natuurlijke componenten kunnen als drijfveren voor consumptie van streekproducten gezien worden. De invloed die uitgaat van de houding van een consument wordt eveneens aangehaald bij het onderzoek van Van Ittersum et al. (2007). Uit hun onderzoek blijkt namelijk dat het kwaliteitsniveau dat consumenten toeschrijven aan PDO-labels een belangrijke invloed kan hebben. Zo zal men door een PDO-label het product zelf ook als kwalitatief percipiëren. Deze conclusie wordt genuanceerd door een studie die werd uitgevoerd door Bonnet en Simioni (2001). Zij stellen immers dat men niet automatisch kan aannemen dat consumenten altijd de kwaliteit van een streeklabel, in dit specifieke geval een PDO-label, erkennen. De associatie van lokale en traditionele voeding met hogere kwaliteit kan dus als een belangrijke invloedsfactor gezien worden (Chambers et al., 2007; Fandos en Flavian, 2006). De oorsprongsregio die op een streeklabel wordt vermeld geeft immers een indicatie van een bepaald kwaliteitsniveau (Van der Lans et al., 2001; Van Ittersum et al., 2003). De consument percipieert zo een zekere kwaliteit bij het zien van een product met een streeklabel, wat dan weer een impact kan hebben op het koopgedrag. Ook de associatie met duurzaamheid zorgt voor een hogere vraag naar onder meer streekproducten (Asebo et al., 2007; Risku-Norja et al., 2008). De houding van de consument tegenover de oorsprongsregio zelf van het betreffende product speelt eveneens een belangrijke rol. Hoe de consument tegenover deze regio staat kan immers invloed hebben op de perceptie die men van het betreffende product heeft(Van Ittersum et al., 2007). Uit dit onderzoek is namelijk gebleken dat de algemene houding van de consument tegenover een beschermd regionaal product een positieve invloed heeft op de uiteindelijke bereidheid tot kopen. De eerder aangehaalde factoren die de perceptie van een consument tegenover een streekproduct kunnen beïnvloeden, kunnen dus ook als drijfveren voor de eigenlijke aankoop gezien worden. Wanneer men dus positief tegenover de streeklabels staat, zal dit een positief effect hebben op de aankoopbereidheid (Van Ittersum et al., 2007). Een andere belangrijke conclusie die men in consumentenstudies kan terugvinden is de nood van de consumenten aan culturele identiteit en etnocentrisme (Chambers et al., 2007; Chryssochoidis et al., 2007; Vermeir en Verbeke, 2008). Ook Steiner (2004) stelt dat streekproducten een unieke identiteit kunnen creëren omwille van het regionale karakter dat ze met zich meedragen. Dit zorgt immers voor een toegevoegde waarde voor de producten. Trichopoulou et al. (2007) halen eveneens het culturele aspect aan. Zij stellen immers dat streekproducten een culture erfenis weerspiegelen en een historische invloed hebben gehad op het eetpatroon van een bevolking. De vertrouwdheid met het product speelt ook een belangrijke rol. Vaak gaat het bij streekproducten om frequent geconsumeerde producten die van generatie op generatie zijn doorgegeven (Guerrero et al.,
10
2009). Ook Trichopoulou et al. (2006) zien streekproducten als een jarenlange erfenis die is doorgegeven via de voorouders. Omwille van de huidige levensstijl van de consumenten worden deze nationale erfenissen echter steeds minder in acht genomen. Daarom moeten labels consumenten terug vertrouwd maken met deze streekproducten (Trichopoulou, 2006), dit kan dan weer een rol spelen bij de aankoop van deze producten. Alsook de authenticiteit van deze producten kan een niet te onderschatten invloed hebben op de koopintentie. Consumenten zouden namelijk positief staan tegenover regionale labels omdat deze hen meedelen dat het streekproduct op deze manier beschermd is en dat het om een authentiek product gaat (Brouwer, 1991). De Europese Commissie stelt eveneens dat een Europees streeklabel niet enkel een indicatie van kwaliteit is, maar eveneens van authenticiteit. Het label verzekert namelijk dat de consument iets uniek aankoopt en geen imitatie (ECARD, 2007). De voorgaande besproken factoren kunnen dus gezien worden als drijfveren voor de aankoop van een streekproduct. Het onderzoek van Carpenter en Larceneux (2008) heeft echter een bedenking rond deze factoren. Zij concludeerden namelijk dat deze drijfveren enkel een invloed kunnen uitoefenen wanneer het streeklabel zelf wordt uitgelegd aan de consument. Om deze stelling te staven werd er een experiment verricht met twee Franse PGI-labels. Daaruit werd duidelijk dat het betreffende label vaak niet werd herkend door de consument en bijgevolg geen invloed had op het koopgedrag. Wanneer men verdere uitleg had verkregen over het label kon men opmerken dat de consument bepaalde kenmerken aan het product toeschreef zoals bijvoorbeeld een bepaald kwaliteitsniveau. Een Griekse studie over de Zagora appels met een PDO-label toonde een vergelijkbaar resultaat. Slechts een klein aantal van de onderzochte consumenten was vertrouwd met het streeklabel. Nadat er informatie over het label was verstrekt kon er in het algemeen een positieve attitude tegenover het label vastgesteld worden. Op basis hiervan kan men besluiten dat er toch wat schort met de publieke bekendheid van de Europese streeklabels (Fotopoulos en Krystallis, 2003). Uit een onderzoek van Van der Lans et al.(2001) bleek zelfs dat in Italië de PDO-labels geen direct effect op de productpreferentie vertoonden. Bijgevolg richtten de consumenten die het regionaal karakter van zulke producten niet apprecieerden zich vooral op aspecten als prijs, kleur en voorkomen. Carpenter en Larceneux (2008) komen tot het besluit dat wanneer het label gemakkelijk herkend wordt en als betrouwbaar wordt geacht deze kenmerken dan ook bij het product zelf worden gepercipieerd. Deze conclusie verklaart de houding van de consument zelf tegenover het product. In dit onderzoek maakt men gebruik van de term label equity. Daarmee doelt men op de mogelijkheid van het label om waarden en representaties voort te brengen die dan een invloed hebben op de koopintentie van de consument. Men komt tot de conclusie dat hoe sterker deze label-equity is, hoe sterker de impact van het label zelf zal zijn.
11
In een ander onderzoek naar PDO-producten heeft men kunnen concluderen dat de tevredenheid van de consument ook een positief effect heeft op de consumentenloyaliteit. De tevredenheid is afhankelijk van het verschil tussen de gepercipieerde en de ervaren kwaliteit van het product. Wanneer deze positief is zal de consument geneigd zijn om herhalingsaankopen te doen en dus met andere woorden het betreffende streekproduct meermaals aan te kopen. Bijgevolg ontstaat er een zekere loyaliteit tegenover het product(Espejel et al., 2007). Europese streeklabels werden ingevoerd om voordelen te bieden aan zowel producenten als consumenten. Men ondervond dat consumenten steeds meer geïnteresseerd waren in de geografische oorsprong van voeding en andere onderscheidende kenmerken (ECARD, 2007), producenten zouden dan van deze trend kunnen meegenieten. Een rapport van het Directoraat-generaal Gezondheid- en Consumentenbescherming van de Europese Commissie heeft echter aangetoond dat wegens marktgebreken het potentieel van labelling niet altijd wordt vervuld (ECHCD, 2006). Ten eerste is de consument zich vaak niet bewust van de labels, want men let niet altijd op labels bij de aankoop van voeding. Maar ook vanuit het label zelf schort er wat, de communicatie verloopt immers niet op een effectieve manier. Consumenten vinden dat er te veel informatie op het label wordt gezet en men begrijpt vaak ook niet alle vermelde informatie (ECHCD, 2006). De Europese Commissie erkent de problemen die optreden bij de streeklabels en stelt hier dan ook enkele acties rond voor. Ten eerste zou men de marketingnormen willen vereenvoudigen en regels ontwikkelen voor de labelling van de productkwaliteit. Men zou eveneens het schema voor geografische labels zoals PDO en PGI willen verbeteren. Het schema voor TSG-labels zou men willen vervangen en men wil ook dat de kwaliteitsschema’s binnen een coherent framewerk zouden kunnen werken. Als laatste zou men ook richtlijnen willen ontwikkelen waardoor de transparantie en effectiviteit van private en nationale labels zouden kunnen verzekerd worden. Deze voorstellen houden geen veranderingen aan de bestaande regels in, maar vormen aandachtspunten waaraan men later zeker aandacht zal schenken (ECARD, 2009a). Op deze manier wil de Commissie bekomen dat de producenten een eerlijke omzet kunnen genereren die een weerspiegeling is van hun geproduceerde kwaliteit. Eveneens willen ze dat de consument over voldoende informatie beschikt bij de aankoop van voedsel (ECARD, 2009a). Uit deze studies blijkt dat verschillende factoren een invloed kunnen hebben op de intentie van consumenten om een streekproduct aan te kopen. Het is echter vaak zo dat bepaalde kenmerken niet aan streekproducten worden toegeschreven wegens een gebrek aan informatie. Consumenten weten immers niet altijd wat de verschillende streeklabels uitdrukken. Op vlak van naambekendheid schiet men dus tekort en dit kan belangrijke gevolgen hebben voor het aankoopgedrag van consumenten.
12
Als afsluiter bekijken we de consumentenstudies toegepast op de Belgische voedingssector van naderbij. Zo was er bijvoorbeeld een consumentenstudie in opdracht van VLAM om te achterhalen wat de mening van de Vlaming is op vlak van streekproducten. Daaruit bleek dat men in het algemeen positief staat tegenover het label Streekproduct.be en de meerwaarde die het biedt. De consument weet namelijk dankzij het label over welk product het gaat, de producent wordt erkend, enzovoort. Er worden ook enkele belangrijke punten aangegeven waar VLAM en het Steunpunt Streekproducten verder aan kunnen werken. Zo zouden de traditionele teelten zoals aardbeien uit het Pajottenland meer mogen vertegenwoordigd worden. Eveneens zou de consument liever hebben dat er aparte labels worden gecreëerd voor streekproducten en streekgerechten. En tenslotte moet VLAM nog meer communiceren en het initiatief bekender maken (VLAM, 2010).
2.2 Economische literatuur
De factoren die een invloed hebben op de intentie van consumenten om streekproducten te kopen werden reeds hierboven aangehaald. In dit volgende onderdeel zullen de conclusies van economische studies aan bod komen. Daarbij zal gekeken worden naar wat de eigenlijke economische impact van een erkenning als streekproduct is. Voor producenten is het belangrijk dat de erkenning tot streekproduct tot een hogere prijs leidt dan gelijkaardige producten. Er moet namelijk een incentive zijn om een erkenningsdossier in te dienen. Er zijn reeds verschillende voorbeelden die aantonen dat de erkenning tot een succesvol/geslaagd resultaat heeft geleid. In het geval van de Franse Comté kaas met een PDO-label bijvoorbeeld. Deze kaas kan al over een periode van tien jaar een hogere marktprijs aanhouden ten opzichte van andere kazen. De producenten genieten op deze manier dus van de erkenning als PDO. Ook de Parmigiano Reggiano kaas kan op grote prijsvoordelen rekenen, deze komen eveneens weer terecht bij de producenten. Op deze manier kan men dus een bijdrage leveren tot de heropleving van het platteland. Het zijn immers lokale ingrediënten die worden gebruikt, lokale producenten die genieten van de voordelen, de rurale diversiteit wordt ondersteund, er worden nieuwe opportuniteiten gecreëerd, enzovoort (ECARD, 2007). Het succes van erkende Europese streekproducten werd bevestigd in een nieuwsbrief van de Europese Commissie (ECARD, 2010). Hierin werd de omzet van de landbouwproducten met een PDO of PGI label voor het jaar 2007 bekend gemaakt. De totale omzet zou toen zo’n 14,2 miljard euro bedraagd hebben.
13
Bovendien schat men dat 30% van deze landbouwproducten geëxporteerd zijn naar gebieden buiten de Europese Unie, dit voor een waarde van ongeveer 700 miljoen euro. Vooral erkende kazen vormen een belangrijke component in deze omzetcijfers, zij zorgen voor ongeveer een derde van de totale omzet van Europese streekproducten met een PDO- of PGI-label. Maar ook vlees, groenten, fruit, broodwaren en vis kunnen we terugvinden onder deze producten. Wanneer men kijkt naar de landen die het grootste aandeel hebben door hun productie, dan kunnen we vooral Italië, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië vermelden. Opmerkelijk is dat een groot aantal erkende producten in een land niet altijd garant staat voor een grote omzet. Portugal heeft bijvoorbeeld veel producten met een PDO- of PGI-label maar deze zijn van lage economische waarde (ECARD, 2010). Winstgevendheid vereist dus hogere prijzen voor streekproducten in vergelijking met andere producten. Om deze hogere prijs te kunnen vragen aan de consument dient de kwaliteit van het betreffende product gegarandeerd te worden (De Vlieger, 1999). Deze garantie wordt op Europees niveau geboden door de strenge kwaliteitscontroles die de erkende producten moeten ondergaan. Mattiacci en Vignali (2004) merken in hun onderzoek op dat Italië een steeds grotere omzet kent op vlak van streekproducten. Zo’n 20 procent stijging in het volume van de verkoop is er vastgesteld, wat overeenkomt met 7,6 miljard euro per jaar. Dit zou het gevolg zijn van het feit dat streekproducten een zekere typiciteit bezitten waardoor ze in een hoge prijsklasse kunnen geplaatst worden. Hierdoor kan het betreffende product zich differentiëren van de rest en kan het ook een hogere winstmarge genereren. Globalisering vergroot dan ook nog eens de mogelijkheden om de markt voor streekproducten te verbreden. Er ontstaat namelijk meer vraag naar de producten doordat de positieve houding tegenover streekproducten wordt uitgebreid naar andere geografische gebieden en door toerisme (Mattiacci en Vignali, 2004). Globalisering zorgt wel voor belangrijke uitdagingen zoals communicatie, wettelijke bescherming, kwaliteitsverzekering en innovatie van de streekproducten. Volgens Jordana (2000) kunnen deze het best volbracht worden indien men over effectieve en gemeenschappelijk georganiseerde instellingen beschikt. Jordana (2000) stelt net als Mattiacci en Vignali (2004) vast dat er een groeiende vraag naar streekproducten is. Niet omdat ze veiliger zouden zijn dan hun industriële substituten maar ze omvatten wel de veiligheid van het gekende, de consument kan terugkeren naar de roots van een cultuur. Men koopt streekproducten op basis van oorsprong, klimaat en know-how van het geografische gebied en op deze manier heeft men een betere perceptie van de voedselkwaliteit en veiligheid. Dit uit zich dan ook in een hogere vraag naar bijvoorbeeld producten met een PDO-label (Espejel et al., 2008). In een studie van Barjolle en Sylvander (2002) werd onderzoek gedaan naar zowel het economisch als het sociaal succes van streekproducten. Om economisch succesvol te zijn moest een product aan vier
14
criteria voldoen, zijnde een opvallende omzet, een groot groeicijfer, naambekendheid en een positief prijsverschil in vergelijking met substituten. Uit hun onderzoek bleek dat de specificiteit van het product, de marktrelevantie en coördinatie het succes van een streekproduct konden bepalen. De specificiteit wordt bevorderd door de verschillende criteria waaraan een streekproduct moet voldoen wanneer het een Europees streeklabel wil verwerven. Marktrelevantie omvat de aantrekkingskracht van het product, de aankoopbereidheid van de consument en een distributiesysteem dat direct gericht is op de consument. Deze relevantie bepaalt dan ook het aankoopgedrag van consumenten. Een coördinatie van de markt waarbij verschillende producenten samenwerken kan als derde succesfactor voor streekproducten gezien worden. Barjolle en Sylvander (2002) kwamen tot de conclusie dat bij het merendeel van de onderzochte streekproducten de sociale impact groter was dan de economische. Met de sociale impact bedoelt men in deze studie het in stand houden of promoten van de lokale ontwikkeling. Wanneer men de sociale impact onderzoekt zal men bijgevolg eerder kijken naar het effect op de regionale welvaart, tewerkstelling, enzovoort. De auteurs stellen dus vast dat de onderzochte streekproducten met een PDO- of PGI-label eerder sociale effecten zullen hebben in plaats van een opvallende omzet, een groot groeicijfer, naambekendheid en een positief prijsverschil in vergelijking met substituten. In deze thesis zullen we de aandacht vooral richten op het economisch aspect van een streeklabel. Deze invulling van de economische dimensie zal bij ons echter wel op een andere manier aangepakt worden dan bij het voorgaande onderzoek. In onze analyse zullen we onderzoeken of de erkenning tot streekproduct een invloed heeft gehad op de brutomarge en het personeelsbestand van het bedrijf. We zullen ons dus louter concentreren op een verbetering in de economische toestand van de onderzochte bedrijven zelf en dus geen vergelijking maken met substituten. Om een eerste zicht te krijgen op de economische toestand van de producenten na het verkrijgen van een streeklabel kunnen we kijken naar de studies die al in opdracht van de Europese Commissie zijn gebeurd. Deze voert immers op regelmatige basis evaluaties uit om na te gaan of de gewenste effecten bereikt worden door hun beleid, ook op vlak van de streekproducten. Men ging bijvoorbeeld ook na wat het economisch effect van de streeklabels was, wat de prijzen en kosten voor de producent waren. Op basis van de case-study’s die uitgevoerd werden in ondermeer België kwam men tot de conclusie dat dankzij de streeklabels een meerderheid van de producenten een hogere prijs kon vragen voor hun producten. Dit prijsvoordeel varieerde van 5 tot 300 procent. Men merkt ook wel op dat in de meeste gevallen de kosten hoger liggen dan bij substituten, dit nadeel ligt dan weer tussen de 3 en 150 procent. De hogere kosten zijn te wijten aan hogere productiekosten en aan certificeringskosten. De hogere prijs die de producent dus kan vragen aan consumenten kan dus niet automatisch vertaald worden in een hogere winstmarge. Men heeft wel in meer dan de helft van de case-study’s ontdekt dat daar toch
15
sprake is van een hogere winstmarge, van 2 tot 150 procent. Bovendien zouden producenten in verafgelegen regio’s het meest voordelen ondervinden op vlak van winstgevendheid en bedrijfsreputatie maar in het algemeen kan men stellen dat de streeklabels vooral een effect hebben op de reputatie van de producent(ECARD, 2008). In de evaluatie van de Europese Commissie wordt ook duidelijk dat landbouwers niet altijd kunnen meegenieten van de winstgevendheid van de streeklabels. Ze garanderen namelijk niet automatisch dat het marktaandeel in binnen- of buitenland stijgt. Dit marktaandeel stijgt wanneer er ook marktgroei wordt gecreëerd door de producenten, wanneer er belangstelling vanuit de consument is en wanneer men de streeklabels combineert met een handelsmerk en aanbiedt in een nichemarkt (ECARD, 2008). Aangezien de aanvraag tot streeklabels op vrijwillige wijze gebeurt en verschillende kosten zoals aanvraag, controle, enzovoort met zich meebrengt, kan men aan de hand van het bijkomend aantal erkenningen per jaar concluderen dat de voordelen toch talrijk aanwezig zijn. De voordelen wegen namelijk meer door dan de kosten, want elk jaar stromen er immers nieuwe aanvragen tot zowel Belgische als Europese streeklabels binnen. De voordelen komen misschien niet altijd rechtstreeks tot uiting door een hogere verkoopsprijs maar eerder door een betere toegang tot de markt (ECARD, 2009b). Tabel 1 vormt een korte samenvatting van wat er in bovenstaande economische studies is aangehaald. Zowel de invloedsfactoren als de impact van een streeklabel worden in deze tabel vermeld. Onder de invloedsfactoren worden de product- en labelaspecten bedoeld die de impact van een streeklabel kunnen bevorderen. Naarmate deze aspecten op een positieve manier worden ingevuld zal het betreffende streeklabel ook een positieve impact hebben op zowel de sociale als economische dimensie van streekproducten. Deze dimensies worden in de rechterhelft van de tabel weergegeven waarin wordt gespecificeerd wat men volgens de bovenvermelde literatuur onder beide kan verstaan. Allereerst kan men opmerken dat er nog niet veel economische studies zijn gebeurd op vlak van streekproducten. Van de studies die wel hebben plaatsgevonden is het merendeel in opdracht van de Europese Commissie voor landbouw en plattelandsontwikkeling gebeurd. Eveneens kan men zien dat er wel degelijk positieve effecten van de streeklabels uitgaan, ook op economisch vlak. Al hangt dit laatste af van verschillende factoren zoals de bekendheid van het label, de specifieke productcategorie, hogere productiekosten, enzovoort. De studies hebben wel te kampen met beperkingen zoals bijvoorbeeld een tekort aan informatie waardoor de resultaten niet noodzakelijk de werkelijkheid weerspiegelen. Men moet dan ook rekening houden met deze beperkingen bij het overnemen van conclusies. Alsook bij ons onderzoek zullen beperkingen een vertekend beeld kunnen geven.
16
Tabel 1 - De sociale en economische dimensies van streeklabels.
Invloedsfactoren
Impact van het streeklabel
bekendheid van het label
productiekosten
Lokale ontwikkeling
kwaliteit
tewerkstelling
typiciteit
regionale welvaart
oorsprong
productcategorie
Sociaal:
Economisch:
hogere omzet
prijsverschil t.o.v. substituten
groeicijfer
naambekendheid
2.3 Invloed van streeklabels
Op basis van de economische literatuur, die reeds aan bod is gekomen in het vorige onderdeel, kunnen we opmerken dat de economische studies rond streeklabels vooral op initiatief van de Europese Commissie zijn gebeurd ofwel enkel gericht zijn op de PDO-, PGI- en TSG-labels. Op Belgisch niveau hebben we zoals eerder al werd vermeld ook een nationaal streeklabel, met name Streekproduct.be. Dit label bestaat reeds enkele jaren maar een onderzoek naar de economische invloed die hiervan uitgaat, heeft nog niet plaatsgevonden. Met deze thesis zullen wij een eerste poging ondernemen om deze lacune in economische studies rond Belgische streekproducten op te vullen. Het is immers noodzakelijk om te weten of het initiatief de vooropgestelde missie en doelstellingen haalt. Zo wil men namelijk niet alleen de consument informeren en Vlaams cultureel erfgoed bewaren maar ook het economisch potentieel van de streekproducten verhogen (Streekproduct.be, missie-visie-doelstellingen, 2011). Meer specifiek hebben we gekozen om de evolutie van de brutomarge en het personeelsbestand te onderzoeken. We willen namelijk kijken of er een significant verschil is tussen de jaren voor de erkenning en de jaren erna. Om onze analyse op een adequate manier te kunnen uitvoeren, hebben we een aantal hypothesen ontworpen die we zullen toetsen. Deze hebben betrekking op de economische
17
performantie die men in verband kan brengen met de onderzochte streeklabels en producenten. Aan de hand van de verschenen literatuur die we eerder in deze thesis al hebben besproken en onze eigen bevindingen zullen we onderzoeken of onze hypothesen kunnen bevestigd worden.
Hypothese 1: Economische performantie van de onderzochte bedrijven is gestegen na de introductie van een streeklabel. Deze eerste hypothese verwijst naar onze algemene probleemstelling, namelijk of er een economische invloed vanuit de streeklabels op de producenten kan teruggevonden worden. Onder deze economische invloed kan men omzetcijfers, brutomarge, bedrijfswinst, enzovoort begrijpen. Zoals reeds eerder aangehaald zullen we ons in dit onderzoek vooral richten op de brutomarge en het gemiddeld aantal personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten om de economische performantie van de bedrijven na het verkrijgen van een streeklabel te testen. In onze thesis werd ook al vermeld dat het ondermeer de bedoeling is van een streeklabel om de producenten van een beter inkomen te voorzien. Dit laatste kan onderzocht te worden door te toetsen hoe groot de economische performantie van de onderzochte bedrijven is na de introductie van een streeklabel. Zoals Mattiaci en Vignali (2004) eerder al aantoonden, kunnen streekproducten in een hogere prijsklasse worden geplaatst omwille van hun specificiteit. Hun onderzoek toonde aan dat men dan ook meer omzet kon halen. De omzet kan in verband gebracht worden met de brutomarge die wij zullen onderzoeken, de brutomarge is immers gelijk aan de omzet min de kosten ervan (Laten, 2007). Maar een hoge omzet betekent niet noodzakelijk een hoge brutomarge. Daarom willen we nagaan of streekproducten ook een positieve invloed hebben op de brutomarge van de producent. Het personeelsbestand kan eveneens een belangrijke indicator zijn en wordt samen met de brutomarge in dit onderzoek als economische performantie gezien.
Hypothese 2: De invloed op de economische performantie door een streeklabel is afhankelijk van de productcategorie waarin het streekproduct zich bevindt. Met deze tweede hypothese willen we op zoek gaan naar de invloed die uitgaat van de productcategorie waarin het streekproduct zich bevindt. We willen onderzoeken of er een verschil in de economische performantie merkbaar is door het toebehoren aan een bepaalde productcategorie. Het is immers mogelijk dat streekproducten in een bepaalde categorie meer aanslaan bij de consumenten en dus ook een hogere performantie kunnen verwezenlijken dan andere. Zoals eerder al werd aangehaald was op Europees niveau de productcategorie kaas de belangrijkste component in de omzetcijfers van streekproducten met een Europees label in 2007 (ECARD, 2010). De brutomarge en het gemiddeld
18
aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten vormen dan weer andere economische indicatoren. We willen echter onderzoeken of men de positieve vaststelling bij de omzetcijfers ook kan doortrekken naar de brutomarge en het personeelsbestand.
Hypothese 3: De economische invloed van een streeklabel valt vooral op te merken bij kleinere bedrijven. Naast een indeling qua productcategorie kunnen we ook een indeling maken naargelang de bedrijfsgrootte waartoe de onderzochte bedrijven behoren. De grootte van het onderzochte bedrijf zou namelijk ook een rol kunnen spelen bij het onderzoek naar de economische performantie. Zo is het mogelijk dat het meer kleine bedrijven zijn die een sterke economische invloed van streeklabels ervaren dan dat het geval is bij de grotere ondernemingen. Kleinere bedrijven kunnen namelijk sneller inspelen op de hedendaagse markttrend rond streekproducten door de snelle besluitvorming die bij hen mogelijk is. Dit als gevolg van hun eenvoudige organisatiestructuur en hun beperkte omvang. Hierdoor kan men flexibeler dan grote ondernemingen zijn en dus ook snel nieuwe markttrends volgen. Men kan namelijk de wensen van de consument van naderbij volgen. Dit is een voordeel wanneer een onderneming zich op een nichemarkt begeeft. Men kan snel een antwoord bieden op de behoeften van de consument en hoogstaande kwaliteit leveren (Delmotte et al., 2002). Om deze stelling op een adequate manier te kunnen nagaan zullen we gebruik maken van de bovenvermelde hypothese. Het toetsen van deze drie hypothesen zal ons al een eerste zicht kunnen bieden op de invloed van een erkenning als streekproduct op de economische performantie van de onderzochte bedrijven. De hypothesen die we hier vooropstellen bepalen immers de invalshoek van ons onderzoek, want we zullen ons voornamelijk concentreren op deze specifieke aspecten.
19
3. Methodes
Voor onze analyse van de performantie van producenten met een streeklabel maken we gebruik van 34 bedrijven. In volgend hoofdstuk wensen we dan ook een beeld te schetsen van hoe we tot dit aantal zijn gekomen en hoe de analyse tot stand is gekomen. Vooreerst
hebben
we
de
lijst
met
streekproducten
op
streekproduct.be
geraadpleegd
(Streekproduct.be, 2011). Daarop worden de Belgische producten met een Europees of een regionaal streeklabel gepubliceerd. Deze hebben we dan ingevoerd in de databank Belfirst om zo de bedrijfsnummers te verkrijgen van een zeventigtal bedrijven. Deze nummers zijn een soort identificatiecode en zorgen ervoor dat men op deze manier steeds de juiste informatie aan het juiste bedrijf kan linken. Nadat we de bedrijfnummers hadden terug gevonden konden we van start gaan met de eigenlijke opzoeking van cijfermateriaal. Daarbij maakten we gebruik van de jaarrekeningen die neergelegd werden bij de Nationale Bank van België. Jaarlijks worden deze opgemaakt en gepubliceerd op de site. Er zijn echter geen verplichtingen met betrekking tot de gegevens die een bedrijf dient te vermelden in de jaarrekeningen. Zo kan men er voor kiezen om bijvoorbeeld enkel omzetcijfers te publiceren maar geen brutomarges en vice versa. Ook worden er niet altijd personeelsgegevens vermeld. Als gevolg hiervan hebben we het aantal bedrijven die we kunnen gebruiken in deze thesis moeten terugschroeven tot 54. Immers, om de volledigheid van onze analyse te verhogen maken we enkel gebruik van bedrijven waarvan zowel de cijfers met betrekking tot de brutomarge en het gemiddeld aantal personeelsleden beschikbaar zijn. Het aantal bedrijven die kunnen worden opgenomen in onze analyse hebben we dan verder moeten terugschroeven van 54 tot 34 bedrijven. Om na te gaan of er effectief een verschil is voor het bedrijf als ze een streeklabel krijgen, moeten we de periode ervoor en erna kunnen vergelijken. Echter is dit voor sommige producten niet mogelijk aangezien ze het streeklabel recent hebben verkregen en dus nog geen jaarrekeningen voor de desbetreffende boekjaren. De jaarrekeningen van 2010 zijn op dit moment nog niet gepubliceerd en dus ook nog niet raadpleegbaar op de website van de Nationale Bank van België. Aan de hand van deze verzamelde informatie hebben we een dataset kunnen opstellen. (zie bijlage 7.1) We maken gebruik van de indicatoren brutomarge en gemiddeld aantal personeelsleden omdat deze op een adequate manier de economische impact kunnen weerspiegelen. De brutomarge stelt immers de omzet min de kosten ervan voor (Laten, 2007), op deze manier houden we bij de analyse ook al rekening met de meerkost die men moet leveren wanneer men een streeklabel heeft verworven. Dit kan dus als
20
een adequate indicator beschouwd worden, aangezien men niet enkel naar de omzet op zich kijkt. Het personeelsaantal hebben we als tweede indicator gekozen omdat deze eventuele bedrijfsuitbreidingen of –inkrimpingen kan weergeven na het bekomen van een streeklabel. We hebben meer bepaald geopteerd om te kijken naar het gemiddeld aantal personeelsleden in een bedrijf. De voedingssector is namelijk een sector waar men vaak seizoensgebonden productie heeft en dus ook een seizoensgebonden tewerkstelling. Het gemiddeld aantal personeelsleden geeft het gemiddelde van het gehele boekjaar in voltijdse equivalenten weer en geeft dus een duidelijker beeld, terwijl bijvoorbeeld het aantal werknemers op het einde van het boekjaar een vertekend beeld kan geven. Dit kan immers juist een drukke of kalme periode zijn. De brutomarge van een bedrijf bekomt men door de omzet te verminderen met de kosten van de omzet. Het is de toegevoegde waarde van het productieproces (Laten, 2007). Gezien we niet beschikken over specifieke gegevens per product afzonderlijk, lijkt het ons interessant om te werken via productcategorieën. Zo is het toch mogelijk om enkele indicaties te geven. Het leek ons best om productcategorieën die gehanteerd worden op de site streeklabel.be over te nemen. Ze verduidelijken immers goed welke producten onder deze categorie vallen en er is een duidelijk onderscheid tussen de verschillende categorieën. In totaal zullen we gebruik maken van tien verschillende classificaties, namelijk: bier en water; vlees en vleeswaren; confituur, suiker en suikergoed; chocolade en koffie; gebak, koekjes en brood; olie,azijn, mosterd en pickles; wijn,jenever en fruitsap; zuivel; vis, schaal- en schelpdieren; groenten en fruit. We maken ook een indeling van de bedrijven die we zullen gebruiken in onze analyse per productcategorie. Zo wordt duidelijk hoeveel producenten bij welke categorieën aanwezig zijn. Er zijn immers grote verschillen in de productiewijzen van de categorieën. Dit bepaalt ook hoe snel men kan inspelen op een stijgende vraag komende van de consumenten. Er zijn tot slot van rekening veel exogene factoren die een belangrijke rol spelen in de productie van voeding. Zo is er bijvoorbeeld de seizoensgebondenheid waarmee de producenten in de groenten- en fruitsector vanzelfsprekend mee geconfronteerd worden. Maar ook de afhankelijkheid van het weer, de gebondenheid aan grond, enzovoort, oefenen een significante invloed uit bij voedselproductie in deze sector. Vervolgens hebben we ook een ordening gemaakt per productcategorie van alle producten met het label streekproduct.be, ook deze die niet zijn opgenomen in onze analyse. Enkele producten hebben we niet kunnen opnemen daar er niet voor voldoende aantal jaren informatie beschikbaar was met betrekking tot de brutomarge of het gemiddeld personeelsaantal, of beiden, van de bedrijven. Het leek ons daarom billijk om deze producenten niet in de analyse te betrekken. Deze tabel wensen we dan te vergelijken met de Europese streeklabels die reeds uitgereikt zijn. Daarbij trachten we te bekijken of
21
verhoudingen per productcategorie overeenstemmen tussen de Europese en Vlaamse labels, of deze representatief zijn. Daarna hebben we ook gekeken in welke jaren de producenten die we hebben opgenomen in onze analyse, hun streeklabel hebben verkregen. Indien een bedrijf voor verschillende producten een erkenning kreeg zullen we daarbij gebruik maken van het streeklabel dat ze als eerste hebben verkregen. Ook dient er opgemerkt te worden dat deze lijst voor 2011 niet volledig is. Er zijn namelijk verschillende bekendmakingmomenten per jaar. Voor deze lijst hebben we ons dan ook gebaseerd op de producten die reeds een streeklabel hadden verkregen op het einde van april 2011. Naast een grafiek waarop de erkenningen voor het streekproduct.be-label per jaar worden geordend, hebben we eenzelfde staafdiagram gemaakt voor de Europese erkenningen. Daarbij hebben we ons gebaseerd op de DOOR-database. Hierin worden alle streeklabels die door de Europese commissie worden uitgereikt opgesomd (ECARD, 2011b). Deze staafdiagram beslaat de jaren 1996 tot 2011. Het jaar 2011 is echter niet volledig, gezien niet alle erkenningen reeds bekend zijn. We beschikken echter wel over de gegevens tot eind april 2011. Het doel van deze thesis is nagaan of een product met een streeklabel positieve of negatieve economische gevolgen heeft voor een bedrijf. Dit wensen we dan ook te verifiëren aan de hand van de brutomarge en het gemiddeld aantal personeelsleden. Vooreerst bekijken we de evolutie van de brutomarge van de bedrijven. Daarbij berekenen we allereerst de gemiddelden van de periode voor het verkrijgen van het streeklabel en deze erna. We laten het jaar waarin ze erkend zijn weg uit de analyse om diverse redenen. Ten eerste omdat het moeilijk is om na te gaan wat de precieze brutomarge is voor en na het verkrijgen van het streeklabel in dat specifieke boekjaar. In de jaarrekening wordt daar immers geen onderscheid in gemaakt. En ten tweede moeten de bedrijven een bijdrage betalen, afhankelijk van het aantal werknemers dat men in dienst heeft, om een streeklabel te verkrijgen (VLAM, bijdragesysteem voor streekproducten, 2011). Wanneer we dus het jaar van de erkenning in de analyse zouden betrekken, kan dit de analyse per slot van rekening verstoren. De uitkomst van deze bewerking stellen we voor in een staafdiagram en daarbij maken we gebruik van drie categorieën. Deze zijn namelijk: bedrijven die een stijging, daling of een stagnatie van de brutomarge hebben doorgemaakt na het verkrijgen van een streeklabel. Onder de categorie gestagneerde brutomarge vallen de bedrijven waarbij het verschil tussen de periode voor het verkrijgen van het streeklabel en de periode erna, minder dan 5000 euro bedraagt. Immers, bedrijven zijn steeds onderhevig aan verschillende factoren en het lijkt ons dan ook billijk om een zekere marge in te bouwen. Donkers et al. (2006) stellen dat de brutomarge van afzetpartijen kan gevonden worden door de omzet van het bedrijf te verminderen met de kosten van de aankopen. Wanneer een onderneming een
22
erkenning voor een streekproduct krijgt wordt het met extra kosten geconfronteerd. Ten eerste moet er geld op tafel gelegd worden om de erkenning zelf te kunnen bekomen (VLAM, 2011a). Vanaf het moment dat men deze erkenning heeft bekomen moet men daarenboven ook nog eens een jaarlijkse bijdrage leveren, afhankelijk van het aantal erkende streekproducten en werknemers dat men in dienst heeft (VLAM, 2011b). Bovendien moet men aan de vereisten van het streekproduct voldoen, dit kan eveneens voor een verhoging van de kosten van de onderneming zorgen (PEU, 2006). Rekening houdend met de extra kosten waarmee producenten van streekproducten worden geconfronteerd stellen we dus een marge van 5000 euro in bij het bekijken van de brutomarge. Deze extra kosten hebben namelijk niks te maken met de eigenlijke economische invloed die van een streeklabel op de performantie van een bedrijf uitgaat. Naast deze algemene analyse van de producenten en hun brutomarge hebben we ook de verschillende productcategorieën apart van naderbij bekeken. Dit door van elk jaar afzonderlijk de brutomarge van de producenten op te tellen en daarvan het gemiddelde te nemen. Zo kunnen we nagaan welke categorie het meeste veranderingen heeft doorgemaakt en welke het meeste geleden heeft onder exogene factoren zoals bijvoorbeeld inflatie. Toch moeten we opmerken dat deze analyses niet helemaal representatief zijn voor de sector, aangezien we niet over cijfermateriaal beschikken voor alle producenten die zich in de verschillende productcategorieën bevinden. Echter kan deze analyse een indicatie bieden. Naast het gebruik van concreet cijfermateriaal dat we hebben teruggevonden op de website van de Nationale Bank van België, zullen we ook abstracter materiaal aanwenden. VLAM, het Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing, heeft namelijk een enquête rondgestuurd naar alle producenten met een Streekproduct.be-label. De resultaten van deze enquête kunnen teruggevonden worden in de bijlage (7.2). In de enquête peilde men naar de omzet van de producenten na het verkrijgen van het Streekproduct.be-label. Bij het bepalen van de evolutie van de omzet hadden de respondenten de mogelijkheid om uit drie opties te kiezen: “Ik draai nu evenveel omzet op dit streekproduct dan voor de erkenning”, “Ik draai nu een iets hogere omzet op dit streekproduct dan voor de erkenning” of “Ik draai nu een veel hogere omzet op dit streekproduct dan voor de erkenning” (zie bijlage 7.2). Per classificatie konden de antwoorden ook ingedeeld per productcategorie en bedrijfscategorie. De uitkomsten van deze onderdelen hebben we dan in een staafdiagram gegoten. Daarbij hebben we dezelfde drie vragen behouden die VLAM stelde aan de producenten. Om de evolutie van de brutomarge per productcategorie zo accuraat mogelijk te onderzoeken hebben we per categorie een referentiejaar gekozen. Daarmee vergelijken we de voorgaande brutomarge met
23
de brutomarge van de daaropvolgende jaren. Dit referentiejaar hebben we bepaald op basis van het aantal erkenningen per jaar per productcategorie. Zo kunnen we in onze dataset bijvoorbeeld zes streekproducten in de categorie van bier en water situeren. Één product werd erkend in 2005, drie in 2006, één in 2007 en één in 2008. 2006 is dus het jaar waarin er het meest producten uit deze categorie werden erkend, dit gebruiken we dan ook als referentiejaar om de brutomarge van bier en water te analyseren. Deze methodiek passen we consequent toe bij de overige aanwezige productcategorieën. Voor de gemiddelde personeelsaantallen hebben we eenzelfde analyse uitgevoerd als voor de brutomarge. We hebben het gemiddelde genomen van de jaren voor de erkenning en van de jaren erna en deze getallen werden dan met elkaar verminderd. Zo kunnen we constateren of er een daling of stijging in het gemiddeld personeelsaantal heeft plaatsgevonden. Opnieuw hebben we het jaar waarin de erkenning plaats vond uit de berekening gelaten. Dit omdat we niet precies weten wanneer men in dat jaar het personeelsaantal zou verhoogd hebben. Eveneens is het vergroten of verkleinen van het personeelsbestand een beslissing waaraan enigszins langere tijd over gaat. De uitkomst van deze bewerking zullen we, net zoals de analyse van de brutomarge, weergeven in een staafdiagram. En ook hier maken we gebruik van categorieën om de uitkomsten van deze calculatie in te delen. Naar analogie met de analyse van de brutomarge zullen we hier ook gebruik maken van de categorieën gestagneerd, gestegen en gedaald. Bij de classificatie gelijk gebleven bouwen we een marge in van 0,5. Dit is immers nog minder dan een halve voltijdse equivalent, dus met andere woorden, een deeltijdse werknemer. Voorts hebben we ook nader bekeken hoeveel werknemers er gemiddeld tewerkgesteld zijn per bedrijf. Nadat we de gemiddelden van het gemiddeld aantal werknemers in voltijdse equivalenten per boekjaar hebben berekend hebben we deze in vier verschillende categorieën ingedeeld. Dit zijn de categorieën: gemiddeld 0 tot en met 5 werknemers, 6 tot en met 10 werknemers, 11 tot en met 20 werknemers en gemiddeld meer dan 20 werknemers. Uit het gemiddeld aantal werknemers valt af te leiden hoe groot de bedrijven ongeveer zijn. Hieruit kunnen we afleiden met welke soorten bedrijven we te maken hebben. Kleine tot middelgrote ondernemingen gedragen zich immers anders tegenover hun personeel en het personeelsbeleid, dan grote bedrijven. De indeling van het gemiddeld aantal personeelsleden in de bovenvermelde categorieën wordt eveneens gebruikt om te berekenen hoeveel een producent dient bij te dragen om het label te verkrijgen en ook jaarlijks zal moeten bijdragen om het te behouden. Als men over meer personeelsleden beschikt zal men een hoger bedrag moeten betalen. Om consistent te zijn hebben we dan ook dezelfde categorieën gehanteerd als VLAM (VLAM, 2011b). Nadat we de brutomarge en het gemiddeld aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten van de producenten apart hebben geanalyseerd, leek het ook interessant om deze samen te voegen. We hebben dezelfde indeling van figuur 17 gehanteerd (zie hoofdstuk 4.4), namelijk: gemiddeld 0 tot en met
24
5 werknemers, 6 tot en met 10 werknemers, 11 tot en met 20 werknemers en gemiddeld meer dan 20 werknemers. Bij elke producent die is onderverdeeld in deze categorieën hebben we dan ook nagegaan of hun brutomarge is gestegen, gedaald of gelijk gebleven na het verkrijgen van een streeklabel. Zo hebben we een grafiek trachten te bekomen die toont of er wel degelijk een verband is tussen de omvang van het bedrijf, met andere woorden het gemiddeld aantal werknemers en de impact van het verkrijgen van een streeklabel op de evolutie van de brutomarge.
4. Toetsing en discussie
In het hierop volgende hoofdstuk trachten we grafisch weer te geven welke onze bevindingen zijn met betrekking tot de economische performantie van bedrijven waarvan één product of meerdere een streeklabel hebben verkregen. Vooreerst wensen we na te gaan tot welke productcategorieën de producenten behoren en in welke jaren er voornamelijk streeklabels werden uitgereikt. In de daaropvolgende hoofdstukken zullen we dan ook dieper ingaan op de evolutie van de brutomarges en het gemiddeld aantal personeelsleden. Dit om na te gaan of er wel degelijk positieve, economische gevolgen verbonden zijn aan het verkrijgen van een streeklabel. Deze grafieken zullen samen met wetenschappelijke literatuur gecombineerd worden om de voorgestelde hypothesen te toetsen en te bediscussiëren.
4.1 Situering van de producenten per productcategorie en het jaar van erkenning
In de hierop volgende figuren trachten we de producenten en hun producten die we gebruiken in onze analyse te situeren in verschillende productcategorieën. Op dezelfde manier zullen we dit doen voor alle Belgische producten die een streeklabel hebben verkregen. Eveneens nemen we in deze passage de jaren van erkenning onder de loep. Dit zowel voor de producenten die opgenomen zijn in onze analyse als voor alle Belgische producten met een streeklabel.
25
Groenten en fruit Zuivel Wijn, jenever en fruitsap Vlees en vleeswaren
Vis, schaal- en schelpdieren
Aantal producenten
Olie, azijn, mosterd en pickles Gebak, koekjes en brood Chocolade en koffie Bier en Water 0
2
4
6
8
10
Figuur 1 - Aantal producenten geordend per productcategorie. (N=34), (bron: dataset)
Het aantal bedrijven per productiecategorie indelen kan een belangrijke indicatie zijn. De verschillende categorieën die we hanteren hebben immers een sterk contrasterende productiemethode. Voorts kan men er ook uit afleiden welke productcategorieën het meest doorwegen in het totaal van de verkregen labels. Daarenboven is het ook mogelijk om onze analyse te situeren in een groter geheel, namelijk alle producten met het Streekproduct.be-label (zie figuur 2), en te kijken of deze representatief is. Wanneer we beiden met elkaar vergelijken valt op te merken dat de productcategorieën die het sterkst vertegenwoordigd zijn in onze analyse, vlees en vleeswaren; gebak, koekjes en brood; chocolade en koffie; en bier en water; eveneens sterk naar voor komen in de classificatie per productcategorie van alle producten met het streekproduct.be-label.
26
Zuivel Confituur, suiker en suikerwaren Groenten en fruit Vis, schaal- en schelpdieren Wijn, jenever en fruitsap Aantal producten
Olie, azijn, mosterd en pickles Gebak, koekjes en brood Chocolade en koffie Vlees en vleeswaren Bier en water 0
20
40
60
Figuur 2 - Producten met het label streekproduct.be geordend per productcategorie. (N=124), (bron: streekproduct.be)
Bij figuur 2 hebben we gebruik gemaakt van alle producten die het label streekproduct.be dragen in België. Hierbij kunnen we een vergelijking maken met de streeklabels die uitgereikt zijn door de Europese Unie. Deze zijn immers ook in overeenkomstige productcategorieën ingedeeld, waardoor het mogelijk is om eventueel parallellen te trekken. Voor het nader onderzoeken van de Europese streeklabels hebben we ons gebaseerd op een dossier dat werd vrijgegeven door de Europese Commissie ter gelegenheid van het duizendste streekproduct dat een Europees label werd toegekend (ECARD, 2011c). Wanneer we kijken naar de productcategorieën met het hoogste aantal streeklabels op Europees niveau zien we enkele verschillen. Allereerst moet duidelijk gemaakt worden dat we het totaal van de Europese streeklabels nemen voor deze vergelijking, het totale aantal PDO-, PGI- en TSG-labels per productcategorie wordt vergeleken met het totale aantal Streekproduct.be-labels per productcategorie. Voor een volledig overzicht van alle producten die een Europees streeklabel hebben verkregen, kunnen we verwijzen naar de DOOR-database (ECARD, 2011b). Daarin wordt ook vermeld tot welke categorie de producten behoren. Op basis van figuur 2 kunnen we opmerken dat vooral de productcategorie vlees en vleeswaren sterk vertegenwoordigd is bij het Streekproduct.be-label. Daarna volgt de categorie bier en water. De andere categorieën liggen dicht bij elkaar qua aantal en volgen op ruime afstand. Bij het uitkiezen van kandidaten om het Streekproduct.be-label te verkrijgen, streeft de selectiecommissie een gelijke spreiding over de verschillende productcategorieën na (VLAM jaarverslag, 2009). Uit de grafiek kunnen
27
we opmaken dat het evenwichtig spreiden hen ook grotendeels lukt, met uitzondering van de productcategorieën vlees en vleeswaren en bier en water. Met moet natuurlijk ook rekening houden met het feit dat de selectiecommissie sterk afhankelijk is van het aantal producenten dat zich aanbiedt en van het productlandschap. Op Europees vlak zien we dat vooral fruit, groenten en granen de productcategorie is die het meest aantal streeklabels heeft verworven. In dalende volgorde krijgen we daarna de categorieën vlees en vleeswaren, kaas, olie en vethoudende materies, bier en water, enzovoort (ECARD, 2011c). Vlees en vleeswaren zijn dus in beide gevallen een productcategorie met een groot aantal streeklabels. In de productcategorie zuivel kunnen we dan weer een heel andere situatie opmerken. Er is wel een verschil in de benaming van de productcategorie, op Belgisch niveau spreekt men van de categorie zuivel, op Europees niveau wordt er een onderscheid gemaakt tussen de categorie kaas en de categorie vis, eieren, honing en melkproducten. In de Belgische categorie zuivel wordt de helft ingenomen door kazen, men kan dus opmerken dat er een groot verschil is tussen het aantal erkende kazen op Belgisch niveau en op Europees niveau, waar dit de derde best vertegenwoordigde categorie is (ECARD, 2011c). Wanneer we dieper ingaan op het verschil tussen Belgische streekproducten met een Streekproduct.belabel en deze met een Europees label zien we eveneens een contrast. Zo zijn er slechts dertien streekproducten in België die het PDO-, PGI- of TSG-label mogen dragen. Dit in vergelijking met 125 Belgische producten die het Streekproduct.be-label mogen dragen. Een verklaring hiervoor kan de Europese aanvraagprocedure zijn, deze neemt immers meer tijd in beslag in vergelijking met de aanvraagprocedure voor een Vlaams streeklabel. Bijgevolg zal deze dus ook meer geld kosten dan een aanvraag op nationaal niveau (ECARD, 2009b).
2008 2007 Aantal producenten 2006 2005 0
5
10
15
Figuur 3 - Jaar van erkenning streeklabel voor de producenten die betrokken zijn in onze analyse. (N=34), (bron: dataset)
28
Uit figuur 3 blijkt dat de toekenning van streeklabels aan de producenten die we voor deze analyse gebruiken voornamelijk een verschijnsel is van de laatste jaren. Dit is waarschijnlijk een gevolg van een heersende trend in de voedingsindustrie. Er wordt immers meer en meer belang gehecht aan de tradities en de authenticiteit van producten. Eveneens wordt er vaker nadruk gelegd op de regio waarvan de voedingsproducten afkomstig zijn. Dit kan eventueel een tegenbeweging zijn van de steeds globaler wordende voedingsmarkt. Figuur 3 maakt het ook mogelijk om onze analyse te kunnen plaatsen in het grotere geheel, dit zijnde alle tijdstippen waarop het label Streekproduct.be werd uitgereikt aan de producten. Net zoals figuur 4 hebben er in de jaren 2005 en 2008 verhoudingsgewijs minder erkenningen plaats gevonden in vergelijking tot de jaren 2006 en 2007. Een mogelijke verklaring voor de discrepantie in aantal erkenningen tussen de verschillende jaren kan gezocht worden in het aantal promotiecampagnes dat men voert. Zo heeft VLAM in 2007 verschillende acties ondernomen om de bekendheid van het label te verhogen, zoals bijvoorbeeld de deelname aan de Week van de Smaak en de Hobbykokwedstrijd van het magazine WeekendKnack (VLAM jaarverslag, 2007). De producenten kregen daarbij vele positieve commentaren van zowel de pers als van de consumenten. Eveneens bleek het aantal bezoekers op de site sterk te zijn gestegen (VLAM jaarverslag, 2007). Ook in de daaropvolgende jaren werden verschillende initiatieven ondernomen om de naambekendheid van Streekproduct.be te verhogen. Zo ondernam VLAM In 2009 een actie met handdoeken. Wanneer men in datzelfde jaar de logobekendheid naging bleek deze met 39% gestegen te zijn bij de personen die instaan voor de inkopen van een gezin (VLAM jaarverslag, 2009). In 2010 spitsten de acties van VLAM zich toe op drie verschillende deelgebieden, namelijk: vakbladen; toerisme, horeca en gemeenten en promotiemateriaal voor beurzen. In dat jaar bleek ook het bezoekersaantal van de website Streekproduct.be met 25% te zijn gestegen (VLAM jaarverslag, 2010). Wanneer we dit alles in overweging nemen is het eventueel mogelijk dat producenten door de positieve berichtgeving en de groeiende naambekendheid van het label ook erkend willen worden. Wellicht horen producenten van anderen die het Streekproduct.be-label hebben verkregen positieve commentaar en willen ze daarom ook een aanvraag indienen. Men kan ook een verklaring vinden bij de inspanningen van VLAM in 2007 om meer lokale en regionale overheden te betrekken bij de erkenning van streekproducten. Zo haalde men de voordelen van toerisme, duurzaamheid, enzovoort voor deze overheden aan. Alsook de media, de producenten zelf en VLAM werden in deze campagne aangespoord om meer bijdrage te leveren tot de naambekendheid van
29
streekproducten. Het groter aantal erkenningen dat werd aangevraagd in deze periode kan dus ook eventueel hierdoor deels verklaard worden (VLAM, 2007). Het valt dus op te merken dat het toegenomen aantal erkenningen in de periode 2006-2007 verklaard kan worden door een verscheidenheid aan factoren. Hierboven zijn een aantal opgelijst maar natuurlijk kunnen deze nog verder aangevuld worden.
2005 2006 2007 2008
Aantal producenten
2009 2010 2011 0
5
10
15
20
25
Figuur 4 - Aantal erkenningen van streekproduct.be in Vlaanderen per jaar sinds 2005 tot en met april 2011. (N=114), (bron: streekproduct.be)
Met deze staafdiagram (figuur 4) wensen we een algemeen beeld te scheppen van het aantal erkenningen van Streekproduct.be er hebben plaatsgevonden per jaar sinds 2005. We nemen het jaar 2005 als start van deze analyse omdat we pas vanaf dan erkenningdata van producten kunnen terugvinden. Streekproduct.be kende immers zijn oorsprong pas in 2004 en dit vooreerst als een communicatiemiddel (VLAM, 2011a). Zoals eerder in hoofdstuk 3 werd vermeld, hebben we niet alle producenten kunnen opnemen in deze grafiek. Er was immers enige onduidelijkheid over hun erkenningsmoment. Het aantal producenten opgenomen in figuur 4 is dus beperkt tot 114. Uit deze aantallen kunnen we afleiden dat er grote inspanningen geleverd worden om producten een streeklabel te geven. Eveneens kan het er op wijzen dat er vanuit de producenten ook een grote interesse is om het label te verkrijgen. Als dit niet het geval zou zijn, zouden ze niet bereid zijn om de geldsom te betalen die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een erkenning. We kunnen dus concluderen dat streekgebonden voedsel terug in de lift zit. Er dient ook opgemerkt te worden dat het aantal erkenningen voor het jaar 2011 nog niet volledig is. In deze grafiek (figuur 4) maken we gebruik van alle
30
erkenningen door streekproduct.be tot en met eind april 2011. Zoals eerder vermeld worden er immers op verschillende tijdstippen in het jaar de labels van streekproduct.be uitgereikt. Uit deze analyse kunnen we afleiden dat de erkenningen door Streekproduct.be zich voornamelijk in de periode 2005 tot nu situeren. Dit kunnen we plaatsen in een recente trend in de voedingssector. Er wordt meer en meer belang gehecht aan de tradities en de authenticiteit van producten. Eveneens wordt er vaker de nadruk gelegd op de regio waarvan de voedingsproducten afkomstig zijn. Dit kan eventueel een tegenbeweging zijn van de steeds globaler wordende voedingsmarkt. Het labellen van producten kan daarbij een grote rol spelen. Er wordt namelijk meer ruchtbaarheid gegeven aan een product. Het label Streekproduct.be probeert immers een informatiepunt te zijn (Streekproduct.be, Steunpunt streekproducten, 2011) Alsook krijgt het product een zekere bescherming.
2010 2008 2006 2004
Aantal erkenningen
2002 2000 1998 1996 0
100
200
300
400
Figuur 5 - Aantal erkenningen van streeklabels uitgereikt door de Europese Commissie. (N=1028), (Bron: Door)
In bovenstaande figuur 5, worden alle erkenningen van streeklabels die reeds door de Europese Commissie zijn uitgereikt, geordend volgens jaar van uitreiking. Er dient wel opgemerkt te worden dat we voor het jaar 2011 niet over alle gegevens beschikken, namelijk maar tot en met eind april 2011. Bij het bekijken van deze staafdiagram wordt meteen duidelijk dat het eerste jaar dat er streeklabels werden uitgereikt, namelijk 1996, meteen een goede start kende. Maar liefst 319 producten werden erkend.
De vergelijking tussen de erkenningsdata van Streekproduct.be en de Europese streeklabels kan maar van start gaan vanaf 2005. Dit omdat Streekproduct.be dan pas van start is gegaan en streeklabels
31
uitreikte. Uit figuur 5 kunnen we opmaken dat 2006 een dieptepunt was voor het aantal streeklabels die door de Europese Commissie werden uitgereikt. Het is ook het laagste aantal sinds men startte met de streeklabels.
4.2 Evolutie van de brutomarge
Gezien het doel van deze thesis is om nader te bekijken of het verkrijgen van een streeklabel, een positieve dan wel negatieve invloed heeft op de producenten zullen we in dit onderdeel hun brutomarges onder de loep nemen. Dit doen we door de evolutie van de brutomarge van de betreffende bedrijven na het verkrijgen van een streeklabel te analyseren. In deze analyse zijn enkel producenten betrokken die een product het Streekproduct.be-label vervaardigen.
gestegen Aantal producenten
gelijk gebleven
gedaald 0
10
20
30
Figuur 6 - Evolutie van de brutomarge na het verkrijgen van het streekproduct.be- label. (N=34), (bron: dataset)
Uit bovenstaande figuur (figuur 6) kunnen we afleiden hoe het de bedrijven is vergaan na het verkrijgen van het label Streekproduct.be en dit in vergelijking met de periode vooraleer de product het streeklabel werd toegereikt. Omwille van het beperkt aantal bedrijven dat we konden onderzoeken, wegens een gebrek aan gegevens, kan deze figuur wel een vertekend beeld geven. Deze constatering mag dus niet veralgemeend worden en geldt enkel voor de onderzochte bedrijven die men in de bijlage 7.1 kan terugvinden. Op de grafiek valt duidelijk te zien dat de meerderheid van de onderzochte bedrijven een stijging in de brutomarge kon optekenen na het verkrijgen van een streeklabel. Evenwel dient er opgemerkt te
32
worden dat de dalingen van de brutomarges waarschijnlijk in het perspectief van de economische crisis kunnen geplaatst worden. Deze vond plaats op het einde van het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, waarvan het hoogtepunt zich situeerde in het jaar 2009. De brutomarges voor deze jaren zijn per slot van rekening ook betrokken in onze analyse. Het lijkt ons dan ook aannemelijk dat ook deze bedrijven gevolgen zullen hebben ondervonden van deze crisis, met mindere resultaten als gevolg. We kunnen immers zien in de statistieken van de OESO dat de consumentenprijzen voor voedsel in België tijdens de financiële crisis sterk gestegen zijn (OESO, 2011a). Dit zou eventueel de koopkracht kunnen afgeremd hebben en een verklaring kunnen bieden voor de daling van de brutomarge bij een aantal onderzochte bedrijven. De jaarlijkse inflatiecijfers voor voedsel die op de websites van de OESO en de Nationale bank van België worden gepubliceerd, bevestigen deze stijging in de voedselprijzen ten tijde van de economische crisis (OESO, 2011b en NBB, 2011). Vooral in 2008 zou dit cijfer heel hoog geweest zijn. In 2009 zou er dan weer sprake geweest zijn van deflatie, een prijsdaling in plaats van een prijsstijging. De inflatie van 2008 zou reeds zijn aanvang hebben gehad in het najaar van 2007 en dit ten gevolge van de gestegen prijzen van voedingsgrondstoffen (FOD economie, 2008). Nu nog steeds zouden de prijzen voor grondstofgevoelige voedingsproducten zoals brood en granen; melk, kaas en eieren; oliën en vetten en confituur, suikerwaren en chocolade nog steeds 18% hoger liggen dan vier jaar geleden. Dit dankzij de grondstoffencrisis die rond 2008 plaatsvond (FOD economie, 2011). Bij figuur 13 bijvoorbeeld zou de daling in de brutomarge mogelijk door deze crisis kunnen verklaard worden. Wanneer we deze constateringen vergelijken met de weinige economische literatuur die we rond streekproducten hebben gevonden, merken we dergelijke vaststellingen op. De Europese Commissie voor landbouw en regionale ontwikkeling (ECARD 2007 en 2010) hebben vastgesteld dat er een invloed van de streeklabels op de economische performantie van de bedrijven waarneembaar is. Bij de studie van 2007 ging het over de hogere marktprijs die men kon vragen, bij die van 2010 ging het over een hogere omzet bij de verkoop van streekproducten in 2007. Beiden belichten elk een ander aspect dan de brutomarge die in ons onderzoek wordt geanalyseerd, maar er valt enige parallelliteit op te merken. We kunnen de evolutie van de brutomarge van de producenten ook per productcategorie van naderbij bekijken. Zoals eerder uitgelegd bij de methodes kiezen we op basis van het aantal erkenningen per jaar per productcategorie voor het jaar met het meeste aantal erkenningen als referentiepunt. Na het bepalen van dit specifieke jaar, bekijken we hoe de gemiddelde brutomarge zich heeft gedragen voor de erkenning en de jaren erna. Men dient wel in gedachte te houden dat deze analyse slechts een steekproef is en dus niet noodzakelijk mag veralgemeend worden naar alle Belgische streekproducten met het Streekproduct.be-label.
33
800000 700000 Brutomarge
600000 500000 400000 300000 200000 100000 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Figuur 7 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie bier en water. (N=34), (bron: dataset)
Figuur 7 stelt de brutomarge van de productcategorie bier en water voor. 2006 vormde het jaar met het meeste aantal erkenningen voor deze categorie en werd dan ook als referentiejaar gekozen bij deze analyse. We zien op de grafiek dat de brutomarge van de jaren na 2006 aanzienlijk lager is dan de jaren ervoor. We zien zelfs dat er vanaf 2006 sprake is van een stagnatie in de brutomarge. De erkenning als streekproduct heeft dus duidelijk geen stijging in de brutomarge teweeg gebracht. Men dient wel op te merken dat deze vaststelling voor de productcategorie in het algemeen is, wanneer men per individueel bedrijf gaat kijken kan men andere, uiteenlopende vaststellingen doen.
320000 310000 Brutomarge
300000 290000 280000 270000 260000 250000 240000 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Figuur 8 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie chocolade en koffie.(N=34), (bron: dataset)
34
In de categorie chocolade en koffie vormt 2007 het referentiejaar voor deze analyse. Figuur 8 toont ons een grillig verloop van de brutomarge doorheen de jaren in deze categorie. We zien wel duidelijk dat men in 2007 de hoogste brutomarge heeft kunnen verwezenlijken. Dit getal heeft men in de jaren erna niet meer kunnen bereiken, al kan men wel stellen dat men gemiddeld een hogere brutomarge heeft gehaald na de erkenning als ervoor. De lagere brutomarge die men na 2007 haalt kan misschien wel verklaard worden door de grondstoffencrisis die opkwam in 2008 waardoor ook de voedingsgroep confituur, suikerwaren en chocolade werd getroffen (FOD economie, 2011). De producent heeft namelijk meer kosten moeten spenderen bij de aankoop van de grondstoffen en heeft daarom moeten inboeten in zijn brutomarge.
160000 140000 Brutomarge
120000 100000 80000 60000 40000 20000 0
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Figuur 9 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie gebak, koekjes en brood. (N=34), (bron: dataset)
In de categorie gebak, koekjes en brood was het bepalen van het referentiejaar uitermate eenvoudig, aangezien alle erkenningen die opgenomen zijn in onze dataset in het jaar 2007 plaatsvonden. Figuur 8 toont ons dat men in deze categorie een duidelijke positieve trend kan waarnemen. Dit zou eventueel verklaard kunnen worden door het bekomen van een streeklabel. We zien dat in 2008, toen de grondstoffencrisis opkwam (FOD economie, 2011), de hoogste brutomarge wordt verwezenlijkt. Daarna volgt een kleine daling, maar de gemiddelde brutomarge na de erkenning als streekproduct ligt beduidend hoger dan daarvoor het geval was.
35
Brutomarge
900000 800000 700000 600000 500000 400000 300000 200000 100000 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Figuur 10 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie vis, schaal- en schelpdieren. (N=34), (bron: dataset)
Figuur 10 geeft ons een voorstelling van de brutomarge in de categorie vis, schaal- en schelpdieren. Het bepalen van het referentiejaar viel hier wat moeilijker uit, aangezien er in 2007 en 2008 telkens één erkenning plaatsvond. Beide jaren kunnen we dus als referentiepunt beschouwen in deze analyse. Wanneer we de periode ervoor vergelijken met die erna zien we een duidelijk verschil, men zou kunnen stellen dat het bekomen van een streeklabel hier wel degelijk een positieve invloed heeft gehad op de brutomarge.
600000
Brutomarge
500000 400000 300000 200000 100000 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Figuur 11 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie vlees en vleeswaren. (N=34), (bron: dataset)
Het grootste aantal erkenningen, zes van de tien in totaal, voor de productcategorie vlees en vleeswaren vinden we terug in het jaar 2006. Figuur 11 toont ons dat men opnieuw een positieve invloed op de
36
brutomarge kan terugvinden. Men kan immers een hogere gemiddelde brutomarge terugvinden na de erkenning als streekproduct. In 2007 wordt zelfs de hoogste brutomarge in jaren verwezenlijkt, daarna
Brutomarge
volgt een kleine daling die in 2009 al gauw weer wordt goedgemaakt.
100000 90000 80000 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Figuur 12 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie wijn, jenever en fruitsap. (N=34), (bron: dataset)
Aangezien onze dataset slechts één streekproduct bevat die in de categorie wijn, jenever en fruitsap kan gesitueerd worden, kan deze analyse een vertekend beeld geven. De producent verwierf een erkenning als streekproduct in 2007 en we zien in figuur 12 dat dit wel degelijk een positieve invloed heeft gehad op de brutomarge. Men moet echter in acht nemen dat deze stijging in de brutomarge misschien niet enkel te wijten is aan het streeklabel dat men heeft verworven. Er kunnen ook bedrijfsspecifieke omstandigheden een rol spelen in deze stijging.
37
800000
700000 Brutomarge
600000 500000 400000 300000 200000 100000 0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Figuur 13 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie zuivel. (N=34), (bron: dataset)
In de productcategorie zuivel valt de erkenning van de meerderheid van de producten uit onze dataset in het jaar 2008. Opnieuw valt er een significante stijging in de brutomarge waar te nemen. Figuur 13 toont ons immers dat de brutomarge in 2009 een niveau haalt dat in voorgaande jaren nooit werd bereikt. Vanaf 2006 kan men een stijgende trend in de brutomarge waarnemen. Deze werd onderbroken in 2008, waarschijnlijk door de grondstoffencrisis (FOD economie, 2011), en werd opnieuw hernomen in 2009. De stijging in de brutomarge na de erkenning als streekproduct kan dus misschien niet enkel louter te wijten zijn aan het streeklabel zelf, maar kan verklaard worden als onderdeel in een eerder gestarte positieve trend.
100000 80000 Brutomarge
60000 40000 20000 0 -20000
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
-40000 Figuur 14 - Evolutie van de brutomarge van de productcategorie olie, azijn, mosterd en pickles. (N=34), (bron: dataset)
38
Voor de productcategorie olie, azijn, mosterd en pickles hebben we in onze dataset ook maar één producent kunnen opnemen. Dit maakt ons het bepalen van het referentiejaar een heel stuk gemakkelijker, al dient men wel voorzichtig om te gaan met de analyse van de brutomarge. Men ziet immers in figuur 14 dat er een hogere brutomarge werd verwezenlijkt na de verwerving van een streeklabel in 2007, maar in 2009 wordt deze abrupt negatief. Aangezien we in deze grafiek slechts één producent analyseren, is het waarschijnlijk een bedrijfsspecifieke oorzaak die aan de basis van deze plotse negatieve brutomarge ligt. Deze vaststelling mag men dus niet automatisch associëren met een negatieve impact van het streeklabel. Er zijn immers een tal van factoren die invloed op de brutomarge kunnen uitoefenen waarmee men ook rekening dient te houden. Op basis van bovenstaande grafieken met daarin de evolutie van de brutomarges van de verschillende productcategorieën kunnen we enkele conclusies maken. Allereerst dient wel opgemerkt te worden dat de evoluties niet eenduidig te verklaren vallen door het bekomen van een streeklabel. Er zijn andere interne en externe factoren zoals bijvoorbeeld de economische conjunctuur die eveneens een impact kunnen hebben op het verloop van de brutomarge doorheen de jaren. Onze gegevens waren niet toereikend genoeg om de precieze impact van deze andere factoren op de brutomarge te onderzoeken. In de categorieën bier en water en olie, azijn, mosterd en pickles zien we een daling in de brutomarge na de erkenning als streekproduct. De tweede categorie bevat in onze analyse slechts één producent, daarom moet men dus voorzichtig zijn met het stellen van algemene conclusies voor de gehele categorie. Alle andere productcategorieën in onze analyse konden een hogere brutomarge verwezenlijken na het verkrijgen van een streeklabel. Of dit geheel te wijten is aan de erkenning zelf valt moeilijk met zekerheid te zeggen. In elk geval kan men stellen dat een streeklabel geen duidelijke negatieve impact heeft gehad op de brutomarge van de producenten.
4.3 Perceptie van de economische gevolgen van het verkrijgen van een streeklabel door de producenten
Naast de puur economische gegevens, is het ook interessant om na te gaan wat de producenten zelf ondervinden van het verkrijgen van een streeklabel. Daarbij maken we gebruik van een enquête die VLAM, het Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing, heeft rond gestuurd naar alle Belgische producenten met een streeklabel. Onder deze streeklabels vallen zowel de Europese streeklabels als het
39
Streekproduct.be-label. Zoals eerder in hoofdstuk 3 werd vermeld, hebben niet alle producenten op de vraag van VLAM geantwoord, waardoor de resultaten van de enquête enigszins vertekend kunnen zijn.
Een veel hogere omzet
Een iets hogere omzet
Aantal producenten
Evenveel omzet 0
10
20
30
Figuur 15 - Perceptie van de economische gevolgen van het verkrijgen van een streeklabel door de producenten. (N=51), (Bron: VLAM)
Uit figuur 15 kunnen we besluiten dat meer dan de helft van de respondenten een hogere omzet draaide na het verkrijgen van een streeklabel. Slechts een klein aantal van hen, namelijk 7 producenten, hebben vermeld dat ze erna een veel hogere omzet draaiden. Een grondige vergelijking met voorgaand hoofdstuk (hoofdstuk 4.2) is echter moeilijk gezien er andere categorieën worden gehanteerd. Ook is het niet duidelijk welke marges de producenten hebben aangenomen om het verschil te onderscheiden tussen een veel hogere omzet en een iets hogere omzet en evenveel omzet. Iedere producent heeft daar immers verschillende percepties over. Ook is er de discrepantie tussen de indicator omzet die gebruikt werd in de VLAM-enquête en de indicator brutomarge die we hanteerden in onze analyse van de dataset. Toch is het mogelijk om in grote lijnen parallellen te trekken. Het merendeel van de respondenten van zowel de VLAM enquête als de producenten opgenomen in onze dataset kenden een groei na het verkrijgen van een streeklabel. De conclusies die men kan stellen op basis van deze enquête komen overeen met wat men in eerdere studies al kon besluiten. Zo kon men bijvoorbeeld eerder ook al een hogere omzet waarnemen bij de Comté-kaas en de Parmiggiano-Reggiano met een Europees PDO-label (ECARD, 2007). Een evaluatie van de Europese commissie in verband met de streeklabels die men op Europees niveau uitreikt kwam tot dezelfde conclusie. Men kon immers hogere winstmarges verwezenlijken na de erkenning als streekproduct. Mattiaci en Vignali (2004) kwamen in hun onderzoek rond streekproducten in Italië eveneens tot het besluit dat men door de streeklabels een hogere omzet kan realiseren. Men moet wel
40
in het achterhoofd houden dat een direct causaal verband tussen een streeklabel en een hogere omzet moeilijk te bewijzen valt. De resultaten dienen dus enigszins genuanceerd te worden. Al kan men wel stellen dat er duidelijk een positieve sfeer rond streekproducten valt te herkennen.
4.4 Evolutie van het gemiddeld personeelsaantal
Zoals we in hoofdstuk 4.2 reeds hebben vermeld, trachten we na te gaan of het verkrijgen van een streeklabel positieve of negatieve gevolgen heeft voor de economische performantie van de producent van dergelijke streekproducten. Naast de evolutie van de brutomarge kan ook de evolutie van het gemiddeld personeelsaantal uitgedrukt in voltijdse equivalenten een indicator zijn. Voor deze analyse maken we gebruik van twee grafieken. In figuur 16 wordt de evolutie van het gemiddeld personeelsaantal getoond na de erkenning als streekproduct. Figuur 17 toont dan weer het gemiddeld aantal werknemers per onderzocht bedrijf.
> 20 gedaald 11-20 aantal producenten
gelijk gebleven
Aantal producenten
6-10 0-5
gestegen 0
10
20
Figuur 16 Evolutie van het gemiddeld personeelsaantal na het verkrijgen van een streeklabel (N=34), (Bron: dataset)
0
10
20
Figuur 17 Gemiddeld aantal werknemers per bedrijf (N=34), (Bron: dataset)
Wanneer we figuur 16 bekijken blijkt dat de totalen van de verschillende categorieën dicht bij elkaar liggen. Daarenboven is de categorie met de bedrijven waar het gemiddeld aantal werknemers gelijk is gebleven het meest omvangrijk. Zoals in figuur 17 is aangeduid, zijn de producenten van streekproducten die in onze analyse zijn betrokken vaak kleine tot middelgrote bedrijven. Het
41
merendeel stelt zelfs minder dan 5 werknemers te werk. Zoals eerder vermeld speelt de omvang van het personeelsbestand ook een belangrijke rol in het berekenen van de bijdrages die een producent dient te betalen om het streeklabel te verkrijgen en te behouden (VLAM, 2010/2011) De onderzochte bedrijven kunnen we dus vooral plaatsen in de categorie van de KMO’s, kleine tot middelgrote ondernemingen. Om tot deze categorie te behoren dient men te voldoen aan voorwaarden rond het aantal werknemers dat men tewerkstelt en de omzetcijfers of het balanstotaal. Omdat wij in ons onderzoek geen omzetcijfers of balanstotaal hebben opgenomen zullen wij ons enkel richten op het aantal werknemers bij het bepalen van de bedrijfsgrootte. Volgens de Europese definitie rond KMO’s gaat het hier zelfs enkel om kleine bedrijven. De onderzochte ondernemingen stellen immers allemaal minder dan vijftig werknemers te werk (VLAO, 2005). Figuur 16 toont ons dat het personeelsbestand van de meeste onderzochte bedrijven gelijk is gebleven na het verkrijgen van een streeklabel. Deze stagnatie kan verklaard worden door zowel interne als externe factoren. Bij de interne factoren zijn allereerst de karakteristieken van de ondernemer van belang. Wanneer deze bijvoorbeeld niet bereid is om te delegeren zal er minder neiging zijn om bijkomend personeel aan te werven (Atkinson en Meager, 1994; Van Eeckhout, 1995). Daarnaast is het ook mogelijk dat men de voordelen die gepaard gaan met kleinschaligheid wil behouden en zal men om die reden niet overgaan tot personeelsaccumulatie. Zo zou men dan een informele managementstijl kunnen behouden in het betreffende bedrijf (Van Eeckhout, 1995). Van Eeckhout (1995) haalt in zijn onderzoek eveneens het belang van de winstgevendheid en de cashflow van de KMO aan. Maar ook de ouderdom, hoe lang een onderneming reeds bestaat, kan een belangrijke determinant zijn. In jonge ondernemingen zou het personeelsverloop immers veel lager liggen dan in de oude (Davidsson et al., 1998; Bangma & Verhoeven, 2000; Stiglbauer et al., 2003). Bij de producenten van streekproducten vinden we ook veel familiebedrijven terug. Het behoud van het familiekarakter door deze bedrijven zou volgens Van Eeckhout (1995) een rem kunnen betekenen op het aanwerven van bijkomend personeel. Het streven naar kostenefficiëntie zou eveneens een rol spelen in het beperken van het personeelsbestand. Wanneer een onderneming zich in een sterke concurrentie-omgeving bevindt, rust er druk op de onderneming om kostenefficiënt te opereren en dus ook voor een efficiënte personeelsbezetting te kiezen (Peeters en Gevers, 2004). Zoals eerder aangehaald kan men naast de interne verklarende factoren ook een aantal externe factoren terugvinden. Zo kan de ondernemer ook geremd zijn door het administratieve werk dat gepaard gaat met de aanwerving van een nieuw personeelslid. Dit is dan wel weer afhankelijk van de vertrouwdheid van de persoon in kwestie met de regelgeving en met zijn/haar opleidingniveau,
42
beroepsachtergrond, enzovoort (Niehof, 1999). In België zou zelfs 46% van de ondernemers de beslissing om tot aanwerven over te gaan sterk laten beïnvloeden door de administratieve lasten. Al zou dit laatste vooral zo gepercipieerd zijn door de ondernemers zelf, de lasten zelf zouden sinds 2002 sterk verminderd zijn (Beens, 2005). Hoge sociale lasten zouden ook een belangrijke remming zijn bij personeelsuitbreiding (Van Eeckhout, 1995). Deze vormen van sociale regelgeving en de complexiteit ervan kunnen er voor zorgen dat men niet meteen kan beantwoorden aan opleving en neergang van de economie. Er kan een vertraging optreden in de reactie. Aangezien we met een aantal producenten zitten in deze analyse die nog maar recent hun streeklabel hebben verkregen, is het mogelijk dat deze zich nog in een afwachtende periode bevinden en dat de reactie op een eventuele neergang of opleving van hun productie nog niet vertaald wordt in een stijging of daling van het personeelsbestand. Uiteraard kunnen de economische conjunctuur en situatie binnen de eigen markt eveneens als beslissende determinanten gezien worden (Eberts en Montgomery, 1994; Broersma en Gautier, 1997; Stiglbauer et al., 2003, Van Eeckhout, 1995, Kinnie et al., 1999). In het onderzoek van Beens (2005) wordt verwezen naar een studie rond de Vlaamse KMO’s en daaruit bleek dat de ondernemers vooral belemmerd werden door de complexiteit van wet- en regelgeving en de kosten ervan. Het overwegend constant blijven van de personeelsbestanden van de bestudeerde bedrijven zou dus kunnen verklaard worden aan de hand van bovenvermelde factoren. Dit moet men wel met enige omzichtigheid benaderen, eventuele bedrijfsspecifieke omstandigheden zouden ook een belangrijke rol in deze vaststelling kunnen spelen. Ook het aantal dalingen in het personeelsbestand van de onderzochte bedrijven dient van naderbij bekeken te worden. Er is immers eveneens een aanzienlijk aantal bedrijven dat een daling op vlak van het personeel heeft ervaren. Dit aantal ligt bovendien dicht bij het aantal bedrijven dat een stagnatie heeft doorgemaakt. Zoals eerder is aangehaald, valt de periode van onze analyse, middenin een economische recessie waarvan ondernemingen nu nog steeds aan het herstellen zijn. Hierdoor kunnen sommige bedrijven misschien gesnoeid hebben in hun personeelsbestand. Eberts en Montgomery (1994) stellen namelijk dat er in een economische recessie minder jobcreatie is en meer jobdestructie, wat overeen komt met het schrappen van banen in een onderneming. Naast de conjunctuur kan het streven naar kostenefficiëntie ook aangehaald worden als een verklarende factor voor de daling (Peeters en Gevers, 2004). Vanuit de omgeving van een onderneming is er immers druk om zo flexibel mogelijk te werken, dit heeft dan weer een hoger personeelsverloop als gevolg. Door het maximaliseren van de werknemersflexibiliteit wil men namelijk de arbeidskosten minimaliseren en dit kan een negatieve invloed op het personeelsbestand hebben.
43
Deze externe factoren, maar ook andere en interne factoren die eerder werden aangegeven bij de stagnatie van het aantal werknemers zoals bijvoorbeeld de karakteristieken van de ondernemer met bijhorende ondernemingsstrategie, kunnen de waargenomen daling in het aantal voltijdse equivalenten verklaren. Over het algemeen kan men stellen dat er geen duidelijke stijging in het personeelsbestand kan waargenomen worden na de erkenning als streekproduct. Het aantal ondernemingen met een stagnatie of daling is significant groter. Verschillende factoren kunnen aan de basis daarvan liggen, deze kan men opdelen in zowel interne als externe invloedsfactoren.
4.5 De evolutie van de brutomarge gezien per personeelsaantal.
In dit hoofdstuk zullen we onze twee indicatoren van economische performantie, de brutomarge en het gemiddeld personeelsaantal uitgedrukt in voltijdse equivalenten, met elkaar verweven. Daarbij maken we gebruik van informatie die we reeds eerder zijn bekomen.
Aantal producenten
12 10 8 6 4 2 Aantal producenten gelijk gebleven
gedaald
gestegen
gelijk gebleven
gedaald
gestegen
gelijk gebleven
gedaald
gestegen
gelijk gebleven
gedaald
gestegen
0
0-5 6 - 10 11 - 20 > 20 Evolutie van de brutomarge gezien per personeelsaantal
Figuur 18 - Evolutie van de brutomarge na het verkrijgen van een streeklabel geordend per personeelsaantal. (N=34), (bron: dataset)
44
Figuur 18 toont ons de evolutie van de brutomarge na het verkrijgen van een streeklabel per personeelsaantal. We hebben opnieuw dezelfde categorieën qua personeelsaantal gebruikt om het verschil te maken tussen de verschillende bedrijfsgroottes. Allereerst valt duidelijk op te merken dat de stijging van de brutomarge zich vooral situeert in de categorie van 0 tot 5 werknemers. Bij de andere categorieën kan men ook een stijging opmerken, al komt deze minder significant naar voor als bij de eerste categorie. Bij de producenten die met meer dan 10 personeelsleden werken, zien we zelfs dat de brutomarge alleszins is gewijzigd na het verkrijgen van een streeklabel. De producenten met een kleiner personeelsbestand konden nog een neutraal effect van de erkenning ervaren, namelijk een stagnatie van de brutomarge, terwijl men dat bij de grotere producenten niet meer kan opmerken. Men dient wel in het achterhoofd te houden dat het merendeel van de producenten die zijn opgenomen in onze dataset in de categorie van 0 tot 5 werknemers kunnen gesitueerd worden (zie figuur 17, hoofdstuk 4.4). Bijgevolg komen de verschillen tussen een stijging, daling of stagnatie van de brutomarge ook meer naar voor in deze categorie. Eveneens is het zo dat men hierdoor geen sluitende conclusie kan stellen over het verschil in invloed van een streeklabel naargelang de bedrijfsgrootte. We kunnen wel op basis van onze dataset stellen dat het vooral kleine bedrijven zijn die een erkenning als streekproduct als een opportuniteit beschouwen en dus ook het label zullen aanvragen. Op basis van het aantal onderzochte bedrijven in dit onderzoek kunnen we wel stellen dat men wel degelijk een verschil qua evolutie van de brutomarge kan waarnemen naargelang de bedrijfsgrootte. Op basis van de grafiek kunnen we stellen dat vooral kleine bedrijven een stijging in de brutomarge kunnen verwezenlijken na het bekomen van een streeklabel. Dit dient wel genuanceerd te worden doordat de meerderheid van de onderzochte bedrijven onder de noemer van kleine bedrijven kan geplaatst worden. Hierdoor kan een vertekend beeld worden gegeven. Onze derde hypothese: De economische invloed van een streeklabel valt vooral op te merken bij kleinere bedrijven kan dus niet volledig bewezen worden. Aangezien de meerderheid van de onderzochte bedrijven een klein bedrijf is kan men geen accurate vergelijking maken tussen de invloed van een streeklabel bij de verschillende bedrijfsgroottes.
45
4.6 Tussentijdse bevindingen
In dit hoofdstuk zullen we nagaan of we de hypotheses kunnen staven met onze eigen bevindingen. Voorgaande hoofdstukken toonden onze analyses en de daar bijhorende vaststellingen. Hierop zullen we dieper ingaan en kijken of onze vooropgestelde hypothesen overeenkomen met de conclusies die we hebben kunnen maken.
Hypothese 1: Economische performantie van de onderzochte bedrijven is gestegen na de introductie van een streeklabel. Deze eerste hypothese verwijst naar de algemene probleemstelling die in deze thesis naar voor werd geschoven. Het opzet was namelijk om te onderzoeken of de erkenning als streekproduct een significante invloed had op de economische performantie van de onderzochte bedrijven. In dit specifieke geval hebben we ons gefocust op de brutomarge en het aanwezige personeelsbestand uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Bij de brutomarge kunnen we algemeen stellen dat de meeste onderzochte bedrijven een stijging hebben waargenomen. Dit komt overeen met de bevindingen van het VLAM-onderzoek waarin de meerderheid van de onderzochte producenten een stijging in de omzet kon waarnemen. Daar ging men weliswaar op zoek naar de perceptie rond de omzetcijfers, maar aangezien de brutomarge kan gezien worden als de omzet min kosten kunnen we een gelijkaardige conclusie vaststellen. Ook op vlak van het personeelsbestand kunnen we opmerken dat een aantal bedrijven een stijging kent. Al is dit aantal kleiner dan de bedrijven die een daling of stagnatie in hun aantal voltijdse equivalenten kennen. Men kan dus een divergerende trend waarnemen, tussen enerzijds de evolutie van de brutomarge en anderzijds de evolutie van het personeelsbestand na het verkrijgen van een streeklabel. Er zijn immers meer bedrijven die een stijging in hun brutomarge kunnen vaststellen dan een stijging in het personeelsbestand. Eerder werd al aangehaald dat het moeilijk na te gaan is om een direct causaal verband tussen een streeklabel en een economische impact ervan aan te duiden. Sommige producenten zien echter wel een direct verband tussen beide variabelen. Zo zijn er voorbeelden waarbij het bekomen van een streeklabel voor een verdubbelde verkoop heeft gezorgd. Al wordt er geopperd dat het succes van een label vooral afhangt van het product zelf. Een streeklabel zal enkel een positieve impact kunnen bewerkstelligen als het product op zich een toegevoegde waarde heeft. Bij streekproducten wordt deze toegevoegde
46
waarde geleverd door de ambachtelijke manier waarop het wordt bereid, de kwaliteit, enzovoort (VILT, 2007). Natuurlijk moet men bij het maken van conclusies op basis van onze analyse rekening houden met de marges die wij hebben ingebouwd. Het is immers noodzakelijk om een bepaalde marge in te bouwen, al is de keuze van de grootte van de marge eerder een subjectief gegeven. Dit moet men dus in het achterhoofd houden bij het stellen van conclusies bij dit onderzoek.
Hypothese 2: De invloed op de economische performantie door een streeklabel is afhankelijk van de productcategorie waarin het streekproduct zich bevindt. Op basis van ons onderzoek kunnen we wel degelijk vaststellen dat er significante verschillen zijn tussen de evolutie van de brutomarges van de verscheidene productcategorieën. Bij sommige categorieën kan men duidelijk een hogere brutomarge waarnemen in de jaren na de erkenning dan dat daarvoor het geval was. Dit kan dit men bijvoorbeeld zien bij de evolutie van de brutomarge van de categorieën vlees en vleeswaren. We dienen wel op te merken dat de veranderingen in de brutomarges bij alle categorieën niet enkel te wijten zijn aan het bekomen van een streeklabel. Er is immers een waaier aan factoren die een invloed kunnen uitoefenen op de brutomarge van een producent. We kunnen dus niet met zekerheid zeggen dat een streeklabel een positieve invloed heeft gehad op de brutomarge zoals men uit de meerderheid van onze grafieken kan afleiden. In elk geval kunnen we opmerken dat het bekomen van een streeklabel geen negatieve effecten heeft teweeggebracht aangezien men geen significante daling in de brutomarge van de verschillende categorieën kan terugvinden. Dit laatste dient genuanceerd te worden door de negatieve brutomarge in de categorie van olie, azijn, mosterd en pickles maar aangezien het daar om slechts één producent gaat zullen bedrijfsspecifieke oorzaken hier waarschijnlijk aan de basis liggen.
Hypothese 3: De economische invloed van een streeklabel valt vooral op te merken bij kleinere bedrijven. Allereerst kan opgemerkt worden dat er beduidend meer kleine bedrijven met een beperkt aantal werknemers in onze analyse aanwezig zijn. Dit kan de vaststelling van Delmotte (2002) bevestigen. Kleinere bedrijven kunnen snel inspelen op wijzigende markttrends en opereren optimaal in een nichemarkt zoals die van de streekproducten. Zoals in de inleiding op deze thesis werd aangehaald, komen streekproducten steeds meer aan bod in de media en ook op basis van de consumentenstudies
47
kunnen we een toenemende behoefte aan streekproducten bij de consument waarnemen. Er is namelijk een nood aan kwaliteit, duurzaamheid, culturele identiteit, authenticiteit, enzovoort. Kleine bedrijven zijn snel op de hoogte van deze ontwikkelingen in consumentenpreferenties. Men zal dus in vergelijking met grotere ondernemingen sneller overgaan tot een erkenning als streekproduct en dus bijgevolg ook sneller kunnen meegenieten van de mogelijke economische gevolgen die hiermee gepaard gaan. Al zien we wel dat deze economische gevolgen zich niet situeren op het vlak van het personeelsbestand, het merendeel van de bedrijven toont immers geen significante stijging in het aantal voltijdse equivalenten na het bekomen van het streeklabel. Aangezien we in deze analyse vooral te maken hebben met bedrijven die bij de kleine bedrijven kunnen gesitueerd worden, hebben we deze hypothese niet ten volle kunnen onderzoeken. Om een juiste conclusie te kunnen stellen, zou men het aantal grote bedrijven in de analyse moeten kunnen opvoeren. We kunnen wel opmerken dat het vooral kleine bedrijven zijn die de erkenning tot streekproduct aanvragen. Omwille van hun nauwe band met de consument kunnen ze sneller inspelen op hun behoeften en dan misschien ook meer genieten van de economische voordelen die hiermee gepaard gaan.
48
5. Conclusie 5.1 Algemeen besluit
Het doel van onze thesis was het nagaan of het verkrijgen van een streeklabel positieve of negatieve gevolgen heeft op de economische performantie van een onderneming met een streekproduct. Dit door middel van het bestuderen van de evoluties van de brutomarge en het gemiddeld aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Naast deze twee grote onderdelen zijn we de analyse begonnen met enkele onderzoeken naar streekproducten in het algemeen. In het eerste onderdeel van de analyse zijn we nagegaan hoe het geheel van alle producenten en producten met een streeklabel in elkaar zit, welke hun kenmerken zijn. Daarbij zijn we eerst dieper ingegaan op de verschillende productcategorieën. Bij de producenten die we hebben kunnen opnemen in onze dataset zijn er drie categorieën die overwegen, namelijk vlees en vleeswaren, bier en water en chocolade en koffie. Dit komt grotendeels overeen met de productcategorieën die het sterkst vertegenwoordigd zijn bij de verzameling van alle producten met het Streekproduct.be-label. Met de Europese streeklabels is er echter een verschil. Daar weegt de productcategorie zuivel het meest door. Dit werd gevolgd door een analyse van de jaren waarin de streeklabels werden uitgereikt, in welke jaren het meest streekproducten werden erkend. Zowel bij de producenten opgenomen in onze dataset, als bij de producten met het label streekproduct.be wogen dezelfde jaren sterk door, dit zijnde de jaren 2006, 2007 en 2010. Deze lijn kan doorgetrokken worden naar de erkenningen van streekproducten door de Europese Commissie. Enkel het jaar 2006 vormt daar een uitzondering. Dit was zelfs het jaar met het minste aantal erkenningen sinds men startte met de labels. Daarna volgde de analyse van de brutomarges van de producenten. Er werd daarbij onderzocht hoe de brutomarge evolueerde na het verkrijgen van het streeklabel. Bijna twee derden van de bestudeerde bedrijven kende een stijging van hun brutomarge. Naast deze analyse per producent hebben we ook een analyse gemaakt per productcategorie. Daarbij zijn we nagegaan of de brutomarge is gestegen in verhouding tot de jaren voor het referentiejaar. In nagenoeg alle productcategorieën had dit een positieve uitkomst. Enkel de productcategorie olie, azijn, mosterd en pickles viel er tussen uit. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid te maken met het feit dat deze categorie slechts uit één bedrijf bestaat. Er kunnen zich dan ook bedrijfsspecifieke factoren hebben voorgedaan waardoor het resultaat hier negatief is. Voorts hebben we ook de resultaten van de VLAM-enquête in deze thesis verwerkt. Daarbij werden indicatieve vragen gesteld aan alle producenten in België met een streeklabel. Uit de analyse van deze
49
gegevens bleek dat de producenten een stijging van de omzet ervaarden. Dit staaft dus de voorgaande analyses, namelijk deze van de brutomarge van de producenten en de brutomarges per productcategorie, waarbij ook een toename werd waargenomen. Na de brutomarge te hebben behandeld, hebben we gekeken naar de gevolgen van het verkrijgen van een streeklabel op de evolutie van het personeelsbestand. En hier lijkt het alsof we ons een andere vraag moeten stellen, namelijk: Heeft het verkrijgen van een streeklabel wel een effect op het gemiddeld aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten? Uit de analyse blijkt immers dat slecht zeer weinig producenten enige veranderingen hebben ondergaan op dit vlak. Het overgrote deel had zelfs geen wijziging doorgemaakt. Zoals hierboven wordt vermeld zijn er verschillende oorzaken hiervoor, die zowel extern als intern zijn. Onder interne oorzaken wordt verstaan de karakteristieken van de producent zelf, zoals daar is de ouderdom, de structuur en de aard van de ondernemer zelf. De externe factoren zijn zeer divers. Dit gaat namelijk over administratieve en sociale lasten tot economische conjunctuur en de situatie van de markt waarin de producenten zich in bevinden. Zoals hierboven reeds werd vermeld, moet er ook rekening gehouden worden met de economische crisis. Deze crisis beslaat immers vele jaren die we hebben opgenomen in onze analyse. In een poging onze derde hypothese te staven hebben we de evolutie van de brutomarge na het verkrijgen van een streeklabel en het gemiddeld aantal personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten samengevoegd in één grafiek. We poogden na te gaan of de evolutie van de brutomarge van producenten na het verkrijgen van een streeklabel ook afhankelijk is van de bedrijfsgrootte. Op het eerste zicht lijken we te slagen in ons opzet. De categorie van de kleinste bedrijven kent een groot aantal producenten met een stijging van de brutomarge. Echter dient dit genuanceerd te worden. Om een vollediger en correcter beeld te krijgen dient men over een omvangrijkere dataset te beschikken.
5.2 Beperkingen van het onderzoek
Bij het opzoeken van de nodige literatuur en gegevens voor deze analyse werden we geconfronteerd met een aantal beperkingen. Deze zijn bijvoorbeeld het kleine aantal producenten waarvan we relevante informatie hebben kunnen terug vinden. Of dat we niet specifiek beschikten over economische informatie betreffende het product dat het streeklabel had verkregen, maar dat we enkel informatie over het gehele bedrijf konden raadplegen, enzovoort. We hebben gepoogd om zo goed
50
mogelijk om te gaan met deze restricties. Op basis van de beschikbare informatie hebben we dan een aantal conclusies kunnen stellen. Maar door de aanwezigheid van deze beperkingen is het echter moeilijk om sluitende conclusies te stellen over dit onderwerp. Men dient dus voorzichtig te zijn met het veralgemenen van de conclusies die konden gesteld worden. Niet alle producenten die men op de lijst van Streekproduct.be (Streekproduct.be, producenten, 2011) kan raadplegen dienen verplicht hun jaarrekening in de balanscentrale van de Nationale bank van België neer te leggen. Dit is afhankelijk van de rechtsvorm die de onderneming heeft (NBB, 2011b). Bovendien zijn de meeste bedrijven op de producentenlijst niet-beursgenoteerde kleine ondernemingen. Zij moeten een verkort model van de jaarrekening indienen in plaats van een volledig, waardoor bepaalde economische informatie ook niet wordt vermeld (NBB, 2011b). Zo kon men bijvoorbeeld vrij kiezen om ofwel de omzet, de brutomarge of beide te geven. Aangezien niet alle bedrijven dezelfde keuze maakten, vernauwde onze onderzoeksscope hierdoor. Eveneens een beperking bij dit onderzoek was het ontbreken van de boekhoudkundige cijfers voor het jaar 2010. Dit valt te verklaren door het tijdstip waarin ons onderzoek heeft plaatsgevonden. Op het moment dat we de jaarrekeningen via de Balanscentrale van de Nationale bank raadpleegden, waren de boekhoudingen van het boekjaar 2010 nog niet vrijgegeven. Ten eerste betekende dit dat we minder goed de invloed op de economische performantie van de recentelijk erkende producten konden nagaan. Een tweede gevolg van deze beperking was dat we de gevolgen van de economische crisis voor de streekproducten minder adequaat konden inschatten. Het jaar 2010 is namelijk een hersteljaar voor de Belgische economie geweest (NBB, 2011c). Een volgende beperking was het geringe aantal economische studies die reeds verschenen zijn over het toereiken van een streeklabel aan voedingsproducten. Dit voornamelijk in vergelijking met het grote aantal publicaties van consumentenstudies die reeds verschenen zijn met betrekking tot dit onderwerp. Meer specifiek valt er een lacune op te merken op vlak van Belgische economische studies die zijn verschenen rond streekproducten. Dit is een gemiste kans om de consequenties van streeklabels in de verf te zetten. Wanneer men op basis van economische studies positieve resultaten van de labels kan opmerken, kan dit helpen bij het versterken van de naambekendheid. Eveneens zou men als overheid beter op de hoogte zijn van de effectiviteit van zo’n streeklabel en kan men onderzoeken wat de pijnpunten zijn waaraan men nog kan werken.
51
5.3 Mogelijkheden tot verder onderzoek
Vaak is het zo, dat wanneer men een vraag beantwoordt of tracht te beantwoorden, er nieuwe vragen de kop op steken. Dit is ook het geval met deze thesis. Door na te gaan of het verkrijgen van een streeklabel de economische performantie van een bedrijf beïnvloedt op een positieve of negatieve wijze, zijn er nog andere vragen ontstaan. Hier zijn we dat nagegaan door te werken met de brutomarge en gemiddeld aantal werknemers. Eventueel is het ook mogelijk om andere indicatoren te gebruiken zoals bijvoorbeeld omzetcijfers. Zoals in het voorgaande onderdeel werd vermeld zijn er enkele beperkingen aan onze thesis. Echter kunnen deze worden omgebogen in kansen om verder onderzoek te starten. Vooreerst is het mogelijk om binnen enkele jaren een volledigere analyse te kunnen maken van alle bedrijven die tot dusver een streeklabel hebben verkregen. De boekhoudingen van de ondernemingen verschijnen pas enige tijd na datum. Over enkele jaren zal het dan ook mogelijk zijn om meer producenten in een dataset op te nemen. Anderzijds kan het eventueel ook interessant zijn om na te gaan waarom bepaalde bedrijven gevolgen hebben ondervonden van de economische crisis die zijn take-off kende in 2008 en waarom anderen niet. In onze analyse verwijzen we immers vaak naar deze crisis en de mogelijke impact ervan op de producenten opgenomen in onze dataset en analyse. Een volgende suggestie voor verder onderzoek is de impact van verschillende promotiecampagnes meten. Men kan nagaan welke campagnes het meest effectief zijn om de naambekendheid te verhogen. Welke het meest stimulerend zijn voor de verkoop, enzovoort. Zo is er bijvoorbeeld het programma “Dagelijkse kost” op de tv-zender één waar men vaak gebruik maakt van streekproducten en ze ook in de kijker zet. Ook op de website van het programma maakt men vermelding van producten Streekproduct.be-label. Het lijkt dan ook logisch dat de naambekendheid van het label verhoogt, maar dit dient nader onderzocht te worden (Streekproduct.be, weetjes, 2011).
52
6. Lijst van geraadpleegde werken
Asebo (K.) et al. (2007) “Farmer and consumer attitudes at farmers markets in Norway” In: Journal of Sustainable Agriculture. Vol. 30, nr. 74, blz. 67-93
Atkinson (J.) en Meager (N.) (1994) “Running to stand still: the small firm in the labour market. In: Atkinson (J.) en Storey (D.). Employment, the small firm and the labour market. Blz 28-102
Bangma (K.L.) en Verhoeven (W.H.J.) (2000) Bangma, K.L. & Verhoeven, W.H.J. (2000). Groeipatronen van bedrijven: continuïteit van groei in de periode 1989/1997.
geraadpleegd op 25/04/2011
Barjolle (D.) en Chappuis( J. ).(2000), "Transaction costs and artisanal food products", paper presented at the 4th Annual Conference of the International Society for New Institutional Economics geraadpleegd op 08/02/2011
Barjolle (D.) en Sylvander (B.) (2002) Some factors of success for origin labelled products in agrifood supply chains in Europe: market, internal resources and institutions. geraadpleegd op 03/04/2011
Beens (E.) (2005) De tewerkstellingsdynamiek in familiebedrijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. < http://www.svobrussel.be/eCache/SVO/14/306.bD1O.html> geraadpleegd op 23/04/2011
Bertozzi (L.) “Designation of origin: quality and specification” In: Food quality and preference. 1995, vol. 6, nr. 3, blz. 143-147
Bonnet (C.) en Simioni (M.) (2001) “Assessing consumer response to protected designation of origin labelling: a mixed multinomial logit approach” In: European Review of Agricultural Economics. Vol. 28, nr. 4, blz. 433–449
53
Broersma (L.) en Gautier (P.) (1997) “ Job creation and job destruction by small firms: an empirical investigation for the Dutch manufacturing sector” In: Small Business Economics. Vol. 9, nr. 3, blz. 211-224
Brouwer (O.) (1991) “Community protection of geographic indications and specific character as a means of enhancing foodstuffs quality” In: Law Review. Vol. 28, blz. 615-646
Carpenter (M.) en Larceneux (F.) (2008) “Label equity and the effectiveness of values-based labels : an experiment with two French Protected Geographical Indication labels” In: International Journal of consumer studies. Vol. 32, nr. 5, blz. 499-507
(CSGV) Centrum streekproducten Groot vleeshuis, provincie Oost-Vlaanderen. (2011) geraadpleegd op 09/02/2011
Chambers(S.) et al. (2007) “ Local, national and imported foods: A qualitative study” In: Appetite. Vol. 49, nr. 1, blz. 208-313
Chryssochoidis (G.) et al. (2007) “Ethnocentric beliefs and country-of-origin (COO) effect: Impact of country, product and product attributes on Greek consumers’ evaluation of food products” In: European Journal of Marketing. Vol. 41, nr. 11, blz. 1518-1544
Collen J. (juni 2002) Wat zijn streekproducten? geraadpleegd op 02/02/2011
Davidsson( P.) et al. (1998) “The extent of overestimation of small firm job creation. An empirical examination of the regression bias” In: Small Business Economics. Vol. 11, nr. 1, blz. 87-100.
Delmotte (J.) et al. (2002) Cahier 1, Wat weten we over KMO’s en over personeelsbeleid in KMO’s? geraadpleegd op 11/05/2011
De Vlieger (J.J.) et al. (1999) Streekproducten: van consument tot producent geraadpleegd op 03/04/2011
54
(DGARNE) Direction générale agriculture, ressources naturelles et environnement. (2011a) Missions. geraadpleegd op 09/02/2011
(DGARNE) Direction générale agriculture, ressources naturelles et environnement. (2011b) AOPIGP-STG geraadpleegd op 09/02/2011
Donkers et al. (2006) Met elke hap een beter landschap. Een businessplan voor een regionale marketingorganisatie in het Overijsselse Vechtdal. geraadpleegd op 03/05/2011
Eberts (R.W.) en Montgomery (E.B.) (1994). Employment creation and destruction: an analytical review geraadpleegd op 25/04/2011
(EROV) Economische raad provincie Oost-Vlaanderen (2011) Promotie Oost-Vlaamse streekproducten: voeding geraadpleegd op 09/02/2011
Espejel (J.) et al. (2008) “Consumer satisfaction: a key factor of consumer loyalty and buying intention of a PDO food product” In: British food journal. Vol. 110, nr. 9, blz. 865-881
Espejel (J.) et al. (2007) “Spanish’s air-cured ham with protected designation of origin (PDO): a study of intrinsic and extrinsic attributes influence on customer satisfaction and loyalty” In: Journal of international food & agribusiness. Vol. 19, nr. 4, blz. 5-30
(ESL) Europa, Summaries of EU legislation. (2010a) Protection of geographical indications and designations of origin. geraadpleegd op 05/02/2011
55
(ESL) Europa, Summaries of EU legislation. (2010b) Agricultural products and foodstuffs as traditional specialties guaranteed. geraadpleegd op 05/02/2011
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development. (2007) Fact sheet: European policy for quality agricultural products. geraadpleegd op 05/02/2011
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development. (2008) Evaluatie van het in het kader van het GLB gevoerde beleid op het gebied van beschermde oorsprongsbenamingen (BOB) en beschermde geografische aanduidingen (BGA), Korte samenvatting < http://ec.europa.eu/agriculture/eval/reports/pdopgi/short_sum_nl.pdf> geraadpleegd op 18/04/2011
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development. (2009a) Communication on agricultural product quality policy, citizen’s summary. < http://ec.europa.eu/agriculture/quality/policy/com2009_234/citizensum_en.pdf> geraadpleegd op 18/04/2011
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development. (2009b) Impact assessment report for a communication on agricultural product quality policy. < http://ec.europa.eu/agriculture/quality/policy/com2009_234/ia_en.pdf> geraadpleegd op 26/04/2011
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development. (2010) PDO and PGI agriculture products: a 14.2 billion euro turnover for over 800 products. < http://ec.europa.eu/agriculture/quality/schemes/newsletter-2010_en.pdf> geraadpleegd op 01/04/2011
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development. (2011a) Quality is a key to success. geraadpleegd op 05/02/2011
56
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development.(2011b) Geographical indications and traditional specialties. geraadpleegd op 05/02/2011
(ECARD) European Commission, Agriculture and rural development. (2011c) Background note: 1000th quality food name registered. geraadpleegd op 20/04/2011
(ECHCD) European Commission, Health and consumer protection directorate-general. (2006) Labelling: competitiveness, consumer information and better regulation for the EU. geraadpleegd op 06/04/2011
Fandos (C.) en Flavian (C.) (2006) “Intrinsic and extrinsic quality attributes, loyalty and buying intention : an analysis for a PDO product ” In: British Food Journal. Vol. 108, nr. 8, blz. 646-662
(FOD economie) Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie (2008) Kerncijfers 2008. geraadpleegd op 04/05/2011
(FOD economie) Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (2011) Analyse van de inflatie, januari 2011. geraadpleegd op 04/05/2011
Fotopoulos (C.) en Krystallis (A.) (2003) “Quality labels as a marketing advantage: the case of the ‘PDO Zagora’ apples in the Greek market” In: European Journal of Marketing. Vol. 37, nr. 10, blz. 1350-1374
Guerrero (L.) et al. (2009) “Consumer-driven definition of traditional food products and innovation in traditional foods. A qualitative cross-cultural study ” In: Appetite. Vol. 52, nr. 2, blz. 345-354
57
Het Brugse ommeland. Lekkers uit het Brugse ommeland. geraadpleegd op 09/02/2011
Jordana (J.) (2000) “Tradtional foods: challenges facing the European food industry” In: Food research international. Vol. 33, nr. 3-4, blz. 147-152
Kinnie (N.) et al. (1999). “Employment relations in SMEs: market-driven or customer-shaped?” In: Employee Relations. Vol. 21, nr. 3, blz. 218-236
Laten (R.), OR en financiële begrippen: alle begrippen op een rij, Kluwen, Alphen aan den Rijn, 2007, p. 203
Mattiacci (A.) en Vignali (C.) (2004) “The typical products within food “glocalisaton”: The makings of twenty-first-century industry” In: British food journal. Vol. 106, nr. 10, blz. 703-713
(NBB) Nationale bank van België. (2011a) Balanscentrale. geraadpleegd op 07/05/2011
(NBB) Nationale bank van België. (2011b) Inflatie: geharmoniseerde consumptieprijsindex. geraadpleegd op 27/04/2011
(NBB) Nationale bank van België, Belgostat online (2011c) Economische indicatoren voor België: Synthesetabel van de realisaties. geraadpleegd op 18/05/2011
Niehof (J.) (1999) Barriers for hiring personnel: What barriers do Dutch small-business owners perceive in the decision-making process with respect to the hiring of personnel? geraadpleegd op 24/04/2011
(OIVO) Onderzoeks- en infocentrum van de verbruikersorganisaties. (2007) Gezond kopen: de kwaliteitssymbolen. geraadpleegd op 06/02/2011
58
(OESO) Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. (2011a) Consumer prices (MEI) geraadpleegd op 27/04/2011
(OESO) Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. (2011b) Consumer prices (MEI) Consumer prices – annual inflation, food. geraadpleegd op 27/04/2011
Peeters( A.) en Gevers (A.) (2004) Dynamiek op de Vlaamse arbeidsmarkt. geraadpleegd op 25/04/2011
Pieniak (Z.) et al. (2009) “Association between traditional food consumption and motives for food choice in six European countries” In: Appetite. Vol. 53, nr. 1, blz. 101-108
(Belgium) Portaal Belgium.be. (2010a) België, een federale staat. geraadpleegd op 09/02/2011
(Belgium) Portaal Belgium.be.(2010b) Bevoegdheden van de gewesten. geraadpleegd op 22/02/2011
(PAW) Portail de la Wallonie. (2006) Produits agroalimentaires wallons garantis par la marque Eqwalis. geraadpleegd op 10/02/2011
(PEU) Publicatieblad van de Europese Unie. (2006) Verordening (EG) nr. 510/2006 van de raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen.
59
Risku-Norja (H.) et al. (2008) “Localisation of primary food production in Finland: production potential and environmental impacts of food consumption patterns” In: Agricultural and food science. Vol. 17, nr.2, blz. 127-145
Stanziani (A.) (2004) “Wine reputation and quality controls: the origin of the AOC’s in 19th century France” In: European journal of law and economics. vol. 18, nr. 2, blz. 149-167
Steiner (B.) (2004) “French wines on the decline? Econometric evidence from Britain” In: Journal of Agricultural Economics. Vol. 55, nr. 2, blz. 267-288
Stiglbauer (A.) et al. (2003) “Job creation and job destruction in a regulated labour market: the case of Austria” In: Empirica. Vol. 30, nr. 2, blz. 127-148
Streekproduct.be: regio en traditie geraadpleegd op 05/02/2011
Streekproducten Westhoek geraadpleegd op 10/02/2011
Streekproducten West-Vlaanderen geraadpleegd op 10/02/2011
Tammara Soma (2010) Protected designation of origin labelling. geraadpleegd op 05/02/2011
Telen S. en Claeys J.(2011, 31 januari). Producten met smaak van cuberdons veroveren ons land en de wereld: Neuzekes worden hype. Het Nieuwsblad, p.12.
Toerisme Leiestreek. Streekproducten. geraadpleegd op 10/02/2011
Trichopoulou (A.) et al. (2006) “Traditional foods: why and how to sustain them” In: Trends in Food Science and Technology. Vol. 17, nr. 9, blz. 498-504
60
Van der Lans (I.A.) et al. (2001) “The role of the region of origin and EU certificates of origin in consumer evaluation of food products” In: European Review of Agricultural Economics. Vol. 28, nr. 4, blz.451–477.
Van Eeckhout (E.) (1995). De tewerkstellingsdynamiek in enkele typische kmo-sectoren. Leuven. K.U. Leuven, 168 blz
Van Ittersum (K.) et al. (2007) “Consumers’s appreciation of regional certification labels: a panEuropean study” In: Journal of Agricultural Economics. Vol. 58, nr. 1, blz. 1-23
Vermeir (I.) et al. (2008) “Sustainable food consumption among young adults in Belgium: Theory of planned behaviour and the role of confidence and values” In: Ecological economics. Vol. 64, nr. 3, blz. 542-553
(VLAM) Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing vzw( 2007) Activiteitenverslag. geraadpleegd op 16/05/2011
(VLAM) Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing (2007) Streekproducten voor overheden. geraadpleegd op 19/05/2011
(VLAM) Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing vzw (2009) Activiteitenverslag. geraadpleegd op 16/05/2011
(VLAM) Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing vzw (2010) De houding van Vlamingen tegenover streekproducten. geraadpleegd op 18/04/2011
(VLAM) Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing vzw (2010) Jaarverslag, streekproducten. , geraadpleegd op 16/05/2011
61
(VLAM) Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing vzw (2011a) Het verhaal achter streekproduct.be. , geraadpleegd op 3/05/2011
(VLAM) Vlaams centrum voor agro- en visserijmarketing vzw (2011b) Bijdragesysteem sector streekproducten. , geraadpleegd op 22/04/2011
(VILT) Vlaams infocentrum land- en tuinbouw. (2005) Lutgen stopt financiering Waals keurmerk Eqwalis. geraadpleegd op 09/02/2011
(VILT) Vlaams infocentrum land- en tuinbouw (2007) “Succes van label staat of valt met het product zelf” geraadpleegd op 19/05/2011
(VLAO) Vlaamse overheid, Agentschap ondernemen. (2005) EU definitie KMO. geraadpleegd op 12/05/2011
(VOLV) Vlaamse overheid, landbouw en visserij. (2011) Europese kwaliteitssystemen. geraadpleegd op 05/02/2011
62
7. Bijlagen a. Dataset 7.1.1 Indeling van de gebruikte bedrijven in de analyse per productcategorie en de verkregen labels.
Tabel 2 - Indeling van de gebruikte bedrijven in de analyse per productcategorie en de verkregen labels.
Jaar van
Streek
erkenning
- label
Identificatie
Productcategorie
Bedrijf A
Bier en Water
2006
1
1
-
-
Bedrijf B
Bier en Water
2006
1
1
-
-
Bedrijf C
Vlees en vleeswaren
2005
1
-
-
-
Bedrijf D
Zuivel
2005
1
-
-
-
Bedrijf E
Chocolade en koffie
2005
1
-
-
-
Bedrijf F
Vlees en vleeswaren
2005
1
-
-
-
Bedrijf G
Bier en Water
2005
1
-
-
-
Bedrijf H
Chocolade en koffie
2006
1
-
-
-
Bedrijf I
Vlees en vleeswaren
2006
1
-
-
-
Bedrijf J
Vlees en vleeswaren
2006
1
-
-
-
Bedrijf K
Chocolade en koffie
2006
1
-
-
-
Bedrijf L
Vlees en vleeswaren
2006
1
-
-
-
Bedrijf M
Vlees en vleeswaren
1
-
-
-
Bedrijf N
Bier en Water
1
-
-
-
Bedrijf O
Vlees en vleeswaren
1
-
-
-
Bedrijf P
Vlees en vleeswaren
2006
1
-
-
-
Bedrijf Q
Olie, azijn, mosterd en pickles
2007
1
-
-
-
Bedrijf R
Chocolade en koffie
2007
1
-
-
-
Bedrijf S
Gebak, koekjes en brood
2007
1
-
-
-
Bedrijf T
Gebak, koekjes en brood
2007
1
-
-
-
Bedrijf U
Gebak, koekjes en brood
2007
1
-
-
-
Bedrijf V
Gebak, koekjes en brood
2007
1
-
-
-
Bedrijf W
Vis, schaal- en schelpdieren
2007
1
-
-
-
Bedrijf X
Bier en Water
2007
1
-
-
-
Bedrijf Y
Wijn, jenever en fruitsap
2007
1
-
-
-
2006/2007 2006 2006/2009
TSG PDO PDI
63
Bedrijf Z
Chocolade en koffie
2007
1
-
-
-
Bedrijf AA
Chocolade en koffie
2007
1
-
-
-
Bedrijf AB
Gebak, koekjes en brood
2007
1
-
-
-
Bedrijf AC
Vlees en vleeswaren
2008
1
-
-
-
Bedrijf AD
Zuivel
2008
1
-
-
-
Bedrijf AE
Vis, schaal- en schelpdieren
2008
1
-
-
-
Bedrijf AF
Bier en Water
2008
1
-
-
-
Bedrijf AG
Vlees en vleeswaren
2008
1
-
-
-
Bedrijf AH
Zuivel
2008
1
-
-
-
7.1.2 Gebruikte bedrijven in de analyse en de daar bijhorende brutomarges per jaar
Tabel 3 - Gebruikte bedrijven in de analyse en de daar bijhorende brutomarges per jaar.
Identificatie BM 2009 BM 2008 BM 2007 BM 2006 BM 2005 BM 2004 BM 2003 Bedrijf A
153897
61100
98235
96343
62692
64828
64758
Bedrijf B
83767
94406
80680
131172
99114
73542
133314
Bedrijf C
1342024
1148042
1208944
978145
952191
760093
726787
Bedrijf D
221533
217590
229229
135666
134787
105861
112256
Bedrijf E
443206
451645
544634
421042
455947
415682
363561
Bedrijf F
45003
64540
86257
81617
76976
100472
129681
Bedrijf G
1685676
1494603
1495548
1560296
1613467
1592398
1637960
Bedrijf H
192468
220416
115974
106557
145576
101765
113482
Bedrijf I
1236639
1105237
1273990
1085012
738730
773358
941983
Bedrijf J
205755
192993
212036
187761
184752
170457
170767
Bedrijf K
411772
359026
346035
346467
363962
376752
354723
Bedrijf L
702999
608035
738942
187599
141345
107026 -
Bedrijf M
77974
110523
109614
153714
188584
180920
188139
Bedrijf N
566756
564761
591028
590475
662575
495282
381431
Bedrijf O
407718
421604
411176
435886
424800
362709
317801
Bedrijf P
461115
493076
501584
446408
409570
245706
261985
79586
51536
31840
26458
41134
43264
Bedrijf Q
–17680
64
Bedrijf R
53361
74394
60111
91930
93884
88174
97060
Bedrijf S
293852
315805
266800
230073
216258
223231
195236
Bedrijf T
110393
91790
105220
108767
98882
92354
81673
Bedrijf U
89393
108894
129222
102690
96892
84589
62907
Bedrijf V
113224
127407
100770
77337
60424
71817
71993
Bedrijf W
1376039
1224579
1202590
933878
932135
1235935
701287
Bedrijf X
1510114
1540220
1542969
1210650
999594
552660
357871
Bedrijf Y
90238
84264
27971
18337
38559
14101
18461
Bedrijf Z
575898
571722
679771
561013
642767
554965
494439
Bedrijf AA
91718
100215
104194
164806
92704
131304
155684
Bedrijf AB
41832
42984
25624
26547
14061
42779
13358
Bedrijf AC
220059
238586
264736
250004
245958
232394
258084
Bedrijf AD
1152126
784996
924296
511591
758694
758695
406858
Bedrijf AE
202058
185353
206160
185560
263080
265130
241927
Bedrijf AF
111597
106087
79847
Bedrijf AG
135019
116213
113611
Bedrijf AH
819860
642304
601117 -
102333 177728
176754
-
173006
-
171436 -
65
7.1.3 Gebruikte bedrijven in de analyse en het daar bijhorende gemiddeld personeelsaantal uitgedrukt in voltijdse equivalenten per jaar.
Tabel 4 - Gebruikte bedrijven in de analyse en het daar bijhorende gemiddeld personeelsaantal uitgedrukt in voltijdse equivalenten per jaar.
Identificatie FTE 2009 FTE 2008 FTE 2007 FTE 2006 FTE 2005 FTE 2004 FTE 2003 Bedrijf A
1,9
1,6
0,9
0,2 -
Bedrijf B
2
2,7
2,7
2,5
2,5
3,2
3,5
Bedrijf C
18,4
19,4
19,4
18,7
13,8
11,8
10,9
Bedrijf D
2,2
2,3
1,9
1,4
0,8
0,95
1
Bedrijf E
7,3
7,3
8,3
8,8
8,6
8,8
8,1
0,2
2,2
2,2
2,1
2,1
Bedrijf F
-
-
-
-
Bedrijf G
26,9
24,4
24,3
24,8
25,9 -
Bedrijf H
3,7
1,8
1,8
1,8
3,4
3,4
3,3
22
21,5
21
21,35
21,1
21,7
Bedrijf I
-
-
Bedrijf J
3,5
3
3,2
3,5
3,9
4
3,2
Bedrijf K
6,3
5,8
5,9
6,1
5,1
5
7
Bedrijf L
13
10
12
3
2 -
-
Bedrijf M
1
1
1
1
1,2 -
-
Bedrijf N
8,4
8
9,4
7,9
8,6
7,9
9,8
Bedrijf O
12,4
13,2
12,6
13
13,6
11,7
10,2
Bedrijf P
8,9
9,3
8,2
8,4
7,2
5,1
5
Bedrijf Q
1
1
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
Bedrijf R
1,4
1,6
0,9
1,4
2,1
2,7
1,6
Bedrijf S
8,8
9,7
8
7,6
6,4
5,1
5,2
Bedrijf T
3,3
3,3
3,4
3,5
2,9
2,5
2,3
Bedrijf U
1,6
1,7
2,7
2,5
2,5
2,5
2,3
Bedrijf V
3,2
3,7
2,3
1,2
1
1,4
2,2
Bedrijf W
26
25,1
24,5
24,3
23,8
25
28,7
Bedrijf X
15,6
17,3
11,2
7
6
7
6
Bedrijf Y
1,6
Bedrijf Z
12,9
12,7
12,6
12,6
13,3
14
12,4
1,7
2
2
3
3
3
3
Bedrijf AA
0,8 -
-
-
-
-
66
Bedrijf AB
0,7
0,7
0,7
0,7
Bedrijf AC
4,4
5,1
6,5
5,5 5,5
Bedrijf AD
18,8
15,1
13,3
10
7,6
5,3 -
Bedrijf AE
4,1
3,8
4,2
5,3
5,4
5,7
Bedrijf AF
1
1
1
Bedrijf AG
3,3
4
3,7
Bedrijf AH
11,1
11,5
10,4 -
0,7
1 5,5
0,7
5,8
6,4
5,5
-
0,7
4,2 -
5,5 -
5,5 -
7.2 Enquête VLAM i.v.m. streekproducten met een label
Overzicht enquête
Totaal aantal Aantal verstuurd GEMIDDELDE
51 110 46,36%
Streekproducten met Vlaams label (Europese tussen haakjes) per productcategorie:
Andere: 1 Bier, water: 20 (5) Chocolade, koffie: 9 Gebak, koekjes, brood: 14 (1)
67
Groenten, fruit: 5 (2) Honing: Confituur, suiker, suikergoed: 10 Olie, azijn, mosterd, pickles: 3 Vis, schaal-, schelpdieren: 3 Vlees, vleeswaren: 45 Wijn, jenever, fruitsap: 8 Zuivel: 6 Sierbloemen en planten: - (1)
Omzet per productcategorie: Ik draai nu evenveel omzet op dit streekproduct dan voor de erkenning Vlees en vleeswaren
6
Olie, azijn, mosterd, pickles Gebak, koekjes, brood Wijn, jenever, fruitsap
2
Groenten en fruit
1
Chocolade, koffie
1
Zuivel
1
Bier, water
6
Confituur, suiker, suikergoed
1
Onbekend
3
TOTAAL
21
68
Ik draai nu een iets hogere omzet op dit streekproduct dan voor de erkenning Vlees en vleeswaren
7
Olie, azijn, mosterd, pickles
2
Gebak, koekjes, brood
4
Wijn, jenever, fruitsap
2
Groenten en fruit
1
Chocolade, koffie
2
Zuivel
1
Bier, water
1
Confituur, suiker, suikergoed
1
Onbekend
2
TOTAAL
23
69
Ik draai nu een veel hogere omzet op dit streekproduct dan voor de erkenning Vlees en vleeswaren
4
Olie, azijn, mosterd, pickles Gebak, koekjes, brood
1
Wijn, jenever, fruitsap
1
Groenten en fruit Chocolade, koffie Zuivel Bier, water Confituur, suiker, suikergoed
1
Onbekend TOTAAL
7
Opmerking: de eerste verdeling over de productcategorieën is per product. De verdeling over de productcategorieën bij omzet is per producent. Sommige producenten hebben meer dan 1 product met het label STREEKPRODUCT.BE. Dus er kan vertekening optreden.
70