.
Stressmanagement bij mensen met een depressie en/ of angststoornissen binnen een cliëntgerichte zorgvisie. Een koffer en handleiding voor de ergotherapeut. Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2013-2014 Module Bachelorproef Promotor Mevrouw Ann Van Hoorde Ergotherapeut Student Niki Verhelst Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Stressmanagement bij mensen met een depressie en/ of angststoornissen binnen een cliëntgerichte zorgvisie. Een koffer en handleiding voor de ergotherapeut. Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2013-2014 Module Bachelorproef Promotor Mevrouw Ann Van Hoorde Ergotherapeut Student Niki Verhelst Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Woord vooraf Graag had ik iedereen bedankt die geholpen heeft bij de realisatie van deze bachelorproef . Vooreerst gaat mijn oprechte dank uit naar Ann Van Hoorde, Ergotherapeut en promotor van deze bachelorproef. Ze gaf mij de vrijheid om zelfstandig te werken en mijn creativiteit te uiten. Ik wil haar ook bedanken voor het vele leeswerk en de goede raad die ze me gaf. Daarnaast wil ik niet alleen haar, maar iedereen binnen de afdeling ‘het Anker’ bedanken voor de steun en het vertrouwen die ze in me hadden. Graag wil ik ook mijn dank betuigen aan mijn interne begeleiders Bart Mistiaen en Frank Dejonghe voor het vele lees - en verbeterwerk. Een apart woord van dank gaat uit naar de opleidingscoördinator, Annabel Deneckere die de tijd nam om samen met mij de bachelorproef te overlopen en een goede titel te zoeken. Haar objectiviteit zorgde voor een verbetering in de samenhang van deze bachelorproef. Mijn ouders en Roger Hens ben ik zeer dankbaar voor het herhaaldelijk taalkundig nalezen van dit project. Vervolgens wil ik Fatima Storme bedanken voor de enthousiaste hulp bij het lamineren en het brainstormen over de praktijkkoffer. Als laatste nog een warm dankwoord aan mijn vriend, mijn familie en vriendinnen voor de steun en motivatie gedurende het voorbije jaar.
Niki Verhelst, januari 2014
I
Abstract Sleutelwoorden Stress , coping, depressie, angststoornissen, stressmanagement, ergotherapie, geestelijke gezondheidszorg Tekst Stress vormt voor iedereen een dagelijkse confrontatie. Wat als deze de overhand neemt? Literatuurstudies vermelden dat bij cliënten met een lage draagkracht, een depressie en/of een angststoornis wordt voorafgegaan door een ernstige stresssituatie. Hieruit groeide enerzijds de vraag hoe hoog het stressniveau bij deze cliënten is en welke symptomen ze het meest vertonen. Anderzijds rees de vraag of stressmanagement een meerwaarde zou kunnen bieden. Om op deze onderzoeksvragen een antwoord te verkrijgen werd maandelijks het stressniveau van de cliënten gemeten aan de hand van de Perceived Stress Scale (PSS). Een normaal stressniveau bedraagt een gemiddelde van 12, bij de cliënten lag dit gemiddelde op 21. Daarnaast werd er wekelijks een sessie stressmanagement georganiseerd. De therapie bestaat uit groepssessies waarbij cliëntgerichte zorg centraal staat, via discussie en gevarieerde oefeningen. De stresskoffer bevat 11 sessies, met een handleiding voor de ergotherapeut over hoe de sessies te organiseren en welk materiaal hiervoor nodig is. Iedere sessie bevat een vast patroon bestaande uit 5 terugkerende technieken: relaxatie, timemanagement, mindfulness, ademhalingsoefeningen en beweging. Deze technieken werden gekozen op basis van de geziene leerstof binnen de opleiding ergotherapie met keuzetraject wellnesscoaching en met uitbreiding van andere bronnen. Na afloop van iedere sessie werd door de cliënten een niet gestandaardiseerde vragenlijst ingevuld in verband met hun bevindingen. De cliënten ervaren de sessies als positief.
II
Inhoud Woord vooraf ........................................................................................................................................... I Abstract ................................................................................................................................................... II Verklarende woordenlijst ........................................................................................................................ 2 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 4 1.1.
1.2.
Probleemstelling...................................................................................................................... 4 Stress ........................................................................................................................................... 5
1.2.1
Wat is stress? ....................................................................................................................... 5
a.
Biologische/ fysiologische benadering .................................................................................... 5
a.
Psychologische benadering ..................................................................................................... 8
1.2.1.
Soorten stress .................................................................................................................... 17
a.
Positieve (gezonde) stress ..................................................................................................... 17
b.
Negatieve (ongezonde) stress ............................................................................................... 18
1.2.2.
Stress en de doelgroep ...................................................................................................... 19
1.2.3.
Stressmanagement ............................................................................................................ 20
a.
Technieken ............................................................................................................................ 20
1.3
Basisprincipes voor het uitwerken van de praktijk ............................................................... 24
1.4
Zorgvisie................................................................................................................................. 27
1.4.1
KOT ................................................................................................................................ 27
1.4.2
Algemene kenmerken ................................................................................................... 28
1.4.3
Toepassing binnen het Anker ........................................................................................ 31
1.4.4
KOT en ergotherapie ..................................................................................................... 32
Algemeen besluit inleiding .................................................................................................................... 33 2.
Methode ........................................................................................................................................ 35 2.1
Algemeen............................................................................................................................... 35
2.2
Waarom een ergotherapeut?................................................................................................ 37
3.
Resultaten...................................................................................................................................... 38
4.
Discussie + besluit.......................................................................................................................... 41
Lijst met figuren en tabellen ................................................................................................................. 43 Referentielijst ........................................................................................................................................ 43 Bijlage 1: Perceived Stress Scale............................................................................................................ 45 Bijlage 2: niet-gestandaardiseerde vragenlijsten .................................................................................. 46 1
Bijlage 3: affiche .................................................................................................................................... 54
Verklarende woordenlijst Antropologie: het bestuderen van de verschillende culturen. Atrofie: afname van weefsel en/of orgaanmassa Cardiovasculair: hart en bloedvaten Co-morbiditeit: het aanwezig zijn van meer dan 1 pathologie Cortisol: stresshormoon Levensfaseproblematiek: probleem die samenhangt met een bepaalde fase in het leven zonder het gevolg te zijn van een psychische stoornis. CRH: Corticotrophine releasing hormone, treedt op als neurotransmitter. Flow-chart: stroomdiagram dat het verloop van een proces schematisch weergeeft. GAS: General adaptation system (algemeen adaptatiesyndroom) Herpes simplex: koortsblaasjes Het Anker: een afdeling binnen PZ te Kortrijk waar cliënten met een depressie en/of angststoornis opgenomen zijn of in dagtherapie komen. Hypertensie: verhoogde bloeddruk Hypofyse: een belangrijk deel in de hersenen die instaat voor de hormoonproductie van verschillende klieren KOT: korte oplossingsgerichte therapie Myalgie: spierpijn Paranoia: geestesziekte gepaard met hallucinaties, grootheidswaan en ziekelijke achterdocht. PSS: Perceived stress scale, een gestandaardiseerde stresstest die stress meet van de voorbije maand. PZ: Psychiatrisch ziekenhuis Regressie: terugval Resources: familie, geloof,… positieve elementen uit het cliëntsysteem die helpen om een positieve invloed te hebben op de therapie. Respireren: ademhalen 2
Stressoren: factoren uit het cliëntsysteem die als belastend ervaren worden door de cliënt Thymus: zwezerik Tremor: beven
3
1 Inleiding 1.1.
Probleemstelling
Iedereen wordt wel eens met stress geconfronteerd gedurende een korte en/of langere periode tijdens zijn/haar leven. Als stress chronisch wordt, vormt dat een probleem waarbij het dagelijks handelen wordt beïnvloedt. Van hieruit rees de vraag hoe hoog het stressniveau is bij cliënten met een depressie en/of een angststoornis binnen een PZ1 en welke symptomen ze het meest vertonen. Verder onderzoek over stress en de doelgroep leidde tot de volgende hypothese:
Bij cliënten met een depressie en/of angststoornis gaat er vaak een ernstige stresssituatie aan vooraf. Dagelijkse handelingen uitvoeren gaat moeilijk of bijna niet. Ook gedurende de pathologie ervaart de cliënt op regelmatige basis stress.
Op basis van deze hypothese werd gezocht naar een werkbare oplossing voor de cliënten. Doordat in de westerse samenleving een hype heerst rond stressmanagement, kwam de vraag welke technieken binnen stressmanagement stress-reducerend zouden werken bij deze doelgroep. Vanuit deze onderzoeksvragen en het vele opzoekingswerk werden 11 groepssessies stressmanagement samengesteld en uitgewerkt binnen de afdeling ‘het Anker2’ van een PZ. Er werd gebruik gemaakt van 5 terugkerende technieken: relaxatie, beweging, mindfulness, ademhaling en timemanagement. Deze sessies werden gebundeld in een handleiding voor de ergotherapeut en een koffer met het te gebruiken materiaal. De technieken werden gekozen op basis van de geziene leerstof binnen de opleiding en bronnen die deze technieken aanraden. Om antwoord te krijgen op de verschillende onderzoeksvragen werd na iedere sessie een niet gestandaardiseerde vragenlijst ingevuld door de cliënten. Deze vragenlijsten toetsten de interesse en de bevindingen van de cliënten in verband met de sessies. Ook werd er maandelijks een PSS3 afgenomen. Deze test meet van de cliënt het stressniveau van de voorbije maand.
Overzicht onderzoeksvragen:
Hoe hoog is het stressniveau van mensen met een depressie en/of angststoornissen? - Welke symptomen vertonen de cliënten bij het ervaren van stress? Biedt stressmanagement een oplossing tegen stress bij cliënten met een depressie en/of een angststoornis? - Welke technieken binnen stressmanagement zijn stress reducerend bij mensen met een depressie en/of een angststoornis? Hoe reageren de cliënten op de sessies stressmanagement?
1
PZ: psychiatrisch ziekenhuis Het Anker: een afdeling binnen PZ te Kortrijk waar cliënten met een depressie en/of een angststoornis opgenomen zijn of in dagtherapie komen. 3 PSS: Perceived stress scale 2
4
1.2. Stress Dit onderdeel besteedt aandacht aan wat stress is, het verband tussen depressies en angststoornissen en in welke mate stress de cliënt beïnvloedt.
1.2.1 Wat is stress? In de volksmond wordt algemeen aanvaard dat stress alle spanningen omvat uit het dagelijks leven. In de literatuur zijn echter veel verschillende definities en modellen van stress te vinden. Deze zijn het gevolg van onderzoek dat wordt verricht naar stress vanuit verschillende disciplines (de fysiologie, psychologie, antropologie4, sociologie,..). (Compernolle. T, 2006) Deze bachelorproef behandelt enkel de biologische/ fysiologische benadering van Selye en de psychologische benadering van Kleber. (Cuyvers, z.j) Dit omdat enkel deze twee benaderingen aangeleerd worden in de opleiding ergotherapie en ze een duidelijk beeld weergeven over wat er met het individu gebeurt bij het ervaren van stress. a. Biologische/ fysiologische benadering -
Algemeen adaptatiesyndroom
Selye H. was een fysioloog die als eerste onderzoek deed naar stress en dit uitwerkte binnen de fysiologie. Hij deed experimenten met ratten op zoek naar een nieuw hormoon. Al snel merkte hij dat de ratten uit hun kooi halen, stress veroorzaakte en ze bepaalde symptomen vertoonden zoals: een atrofie5 van de thymus6, een vergrote bijnier en maagzweren. Dit was het begin van het fysiologisch onderzoek naar stress. Na lang onderzoek kwam hij op GAS7 of het algemeen adaptatiesyndroom. (Lehrer, Woolfolk & Sime, 2007; Gabriel, 2013)
4
Antropologie: het bestuderen van de verschillende culturen. Atrofie: afname van weefsel en/of orgaanmassa. 6 Thymus: zwezerik. 7 GAS: General adaptation system (algemeen adaptatiesyndroom) 5
5
GAS bestaat uit 3 stadia: (Cuyvers, z.j.)
Alarmfase: Deze fase houdt in dat wanneer het lichaam een stressor gewaar wordt die gevaarlijk zou kunnen zijn, het hierop reageert. In het lichaam komen dan verschillende fysiologische processen op gang, namelijk: hypertensie8, hormoonafscheiding (cortisol9 en adrenaline), fight-flight reactie.
Afweerfase: In deze fase keert het lichaam terug naar zijn normale toestand, maar blijft de weerstandfase tegen de stressor behouden. Wanneer deze laatste aanhoudt, kan de weerstand van het lichaam verminderen ten gevolge van uitputting.
Uitputtingsfase: De voorraden van het lichaam zijn opgebruikt. Hierdoor kan het een stressor niet meer afweren en raakt het uitgeput. In deze fase komen de meeste lichamelijke klachten voor. Wanneer deze signalen genegeerd worden kan dit leiden tot cardiovasculaire10 problemen, met uiteindelijk de dood tot gevolg.
Selye gebruikt de term aanpassingssyndroom, omdat het lichaam zich aanpast aan een binnenkomende stressor. Wanneer het lichaam zich in de afweerfase bevindt, probeert het dit stadium te behouden. Hierdoor ontstaat een overmaat aan fight- en/of flightreacties en die resulteren in hoge bloeddruk, hart- en bloedvaatziekten. (Cuyvers, z.j.) Fysiologie Wanneer het lichaam onder de loep wordt genomen, zijn verschillende fasen terug te vinden. Deze beginnen in de hypothalamus, die het regelcentrum van de hersenen is en 3 systemen beïnvloedt. Met name:
Het autonome zenuwstelsel :
Een onderdeel van het autonome zenuwstelsel is het sympathische zenuwstelsel. Wanneer het lichaam een bedreigende prikkel ervaart, brengt het de fight-flight-freeze reactie op gang. Deze reactie vormt de basis van een snelle stressreactie nodig om te overleven. Er zijn 3 mogelijkheden: vechten, vluchten of bevriezen. Er wordt in het onderzoek Hersenen op de vlucht: het angstige brein in actie,2012 vermeldt dat bepaalde pathologieën, zoals angststoornis en depressie chronisch last hebben van deze reactie zonder dat er sprake is van een acute bedreiging. (Roelofs, 2012) Bijv. : ‘Cliënten met een angststoornis hebben de reactie om de situaties waar ze bang voor zijn ofwel te vermijden door te vluchten, ofwel te bevriezen als ze oog in oog staan met datgene waar ze bang voor zijn.’ (Roelofs, 2012) 8
Hypertensie: verhoogde bloeddruk Cortisol: stresshormoon 10 Cardiovasculair: hart- en bloedvaten 9
6
Het endocriene stelsel
Na de eerste basale reactie van de fight-flight-freeze reactie, wordt een volgend systeem geactiveerd. De hypothalamus ontvangt de prikkel en activeert het endocriene stelsel, dat instaat voor de hormoonproductie. Deze activeert het CRH 11(corticotrophine releasing hormone)in de hypofyse12. Door de activatie van dit hormoon krijgen de bijnieren de opdracht van de hypofyse om grote hoeveelheden cortisol en adrenaline aan te maken. (De Jongh, 2010) Adrenaline is in kleine hoeveelheden niet schadelijk en zelfs nodig om alert te blijven voor gevaar. Het hart gaat sneller kloppen en de bloedvaten vernauwen zich. Het lichaam maakt zich klaar om te vluchten of te vechten. Een lage dosis gedurende een korte duur geeft het lichaam meer energie en een kick. Bij chronische stress maakt het lichaam op regelmatige basis adrenaline aan. Dit is schadelijk voor hart en bloedvaten. Cortisol daarentegen laat de bloedsuikerspiegel stijgen, waardoor er energie vrijkomt om weerstand te kunnen bieden aan de bedreiging. Tijdens dit proces gaat het lichaam in een weerstandfase. (De Jongh, 2010)
Het immuunsysteem
De hypothalamus staat in contact met het limbisch systeem dat helpt instaan voor het immuunsysteem. Zoals eerder vermeld zorgt cortisol ervoor dat er meer energie vrijkomt. Wanneer het lichaam wordt blootgesteld aan chronische stress, blijft het cortisolniveau zeer hoog en put dit het lichaam uit. Aangezien het lichaam dan vooral bezig is met de weerstand, verzwakt het immuunsysteem, met als gevolg ziekte en uiteindelijk de uitputtingsfase. (De Jongh, 2010) Besluit Hieruit kan besloten worden dat stress positief kan zijn, daar het ons laat reageren op een bedreiging en zo ons leven kan redden. Wanneer stress echter chronisch wordt, is er sprake van ongezonde stress en dit is schadelijk voor het lichaam.
11 12
CRH: dient als neurotransmitter Hypofyse: een belangrijk deel in de hersenen die instaat voor de hormoonproductie van verschillende klieren
7
a.
Psychologische benadering
De psychologische benadering van stress is deze van Kleber. De definitie van stress volgens Kleber: “Stress is een proces waarin factoren uit de omgeving of gebeurtenissen het bestaan of het welbevinden van de persoon verstoren, en waarin de persoon op 1 of andere wijze reageert op de bedreiging.
Situatie
Stressoren Stresssignalen / alarmsignalen
Persoonlijkheid: veerkracht, stijl en zelfcontrole
Sociale steun
Betekenisgeving
Coping
Oplossing of negatieve gevolgen
Figuur 1: stressmodel (Cuyvers, z.j.)
De verschillende onderdelen van het stressmodel worden nu nader besproken. Behalve de situatie en de oplossing of negatieve gevolgen, omdat deze voor elk individu anders zijn.
8
-
Betekenisgeving (zie schema blz. 8)
Wanneer een bepaalde situatie zich voordoet, wordt daar een positieve of een negatieve connotatie aan gegeven, al naar gelang wat voor de cliënt van betekenis is. Op 3 momenten tijdens de stresssituatie is de betekenisgeving van belang. (cuyvers, z.j)
Primaire appraisal: (Cuyvers, z.j)
Dit is de eerste evaluatie van de situatie. Hier wordt een snelle conclusie getrokken. De situatie wordt onderverdeeld in 3 delen: -
Aangenaam: De situatie vormt geen gevaar voor de persoon.
Bijv.: Wanneer een cliënt graag kookt en voor de eerste keer kooktherapie volgt, gaat deze in eerste instantie de situatie als positief ervaren.
-
Uitdaging: De situatie wordt als een kick ervaren. De cliënt vindt het aantrekkelijk en verwacht de situatie te kunnen bedwingen.
Bijv.: Tijdens een groepssessie muziektherapie probeert een cliënt de taak van de therapeut over te nemen en de therapie naar zijn/haar hand te zetten. Wanneer dit lukt is dit een aantrekkelijke situatie voor de cliënt en ervaart hij/zij deze als een kick.
-
Bedreiging: De situatie wordt aanzien als een gevaar.
Bijv.: Een cliënt komt een afspraak voor een groepssessie niet na wegens faalangst. De angst om tijdens de therapie geen succeservaring te hebben is voor deze cliënt zo groot dat hij/zij dit als een bedreiging ervaart.
Secundaire appraisal (Cuyvers, z.j)
Nadat de situatie geëvalueerd is, worden de kansen om iets aan de situatie te veranderen ingeschat. Dit wordt bepaald door het zelfbeeld en de vroegere ervaringen van de cliënt.
Reappreisal
In dit stadium gaat de cliënt de situatie opnieuw interpreteren, op basis van de gevolgen die teweeg zijn gebracht bij de secundaire appraisal en de reactie van de omgeving hierop. Dit houdt in dat de betekenisgeving en coping13 met elkaar verbonden zijn. (Cuyvers, z.j) 13
Coping wordt op blz. 15-16 uitgebreid besproken
9
-
Stressoren (zie schema blz. 8)
De negatieve betekenisgeving van een situatie wordt ervaren als een stressor14. Deze wordt aanzien als de oorzaak van stress. Er zijn verschillende soorten, die worden opgedeeld in externe en interne stressoren. Externe stressoren: (Van Kampen, 2008)
Belangrijke levensgebeurtenissen die stress met zich meebrengen: - huwelijk en/of echtscheiding - over - of onderbelasting op het werk - economische en/of politieke veranderingen in het leven - traumatische gebeurtenissen - een te hoge werkdruk - sterfgeval Dagelijkse irritaties: - eenzaamheid - verkeersdrukte - lawaaioverlast - slaapgebrek - ruzie - een job die geen voldoening schenkt - tijdsdruk
Interne stressoren
perfectionisme laag zelfbeeld negatieve gedachten schuldgevoelens
Wanneer de cliënt de stressor als een belasting ervaart, wordt dit draaglast genoemd. -
Sociale steun (zie schema blz. 8)
Hoe met stresssituaties wordt omgegaan en de betekenis die hieraan wordt gegeven, wordt voor een groot deel bepaald door de sociale steun van de cliënt.(Cuyvers,z.j.) De mens heeft nu eenmaal nood aan sociale contacten. Iedereen voelt de behoefte om na een stressvolle dag werken even uit te rusten en te praten met het gezin of de partner. Het blijkt dat steun van de partner of het gezin bijdraagt tot betere prestaties op het werk en beter omgaan met stress, omdat het stresshormoon minder lang hoog blijft. (Compernolle, 2006)
14
Stressoren: factoren uit het cliëntsysteem die als belastend ervaren worden door de cliënt
10
-
Persoonlijkheid: veerkracht (zie schema blz. 8)
De veerkracht wordt gelijkgesteld aan de draagkracht van een persoon (stressbestendigheid). Ideaal is, als de belasting (stressor) die de cliënt ervaart evenredig is aan zijn/haar draagkracht. Meestal is dit niet het geval, waardoor de belasting problematisch wordt. De draagkracht van de cliënt verandert gedurende zijn/haar leven (naargelang de fysieke conditie en ervaringen). (Cuyvers, z.j.) De 4 vormen: verhouding draaglast en draagkracht (Cuyvers, z.j.)
Onderbelasting: De draagkracht is gemiddeld en de draaglast zeer laag. De cliënt wordt niet gestimuleerd en krijgt geen uitdagingen, waardoor hij/zij zich verveelt.
Ideale belasting: De draagkracht is gemiddeld tot zeer hoog en de draaglast gemiddeld. De cliënt wordt gestimuleerd en uitgedaagd. Hij/zij ervaart dit als aangenaam.
Hoge belasting: De draagkracht is hoog tot gemiddeld en de draaglast gemiddeld tot hoog. De cliënt ervaart een steeds hogere belasting. Hier ontstaan vaak stresssignalen, omdat de verhouding tussen de belasting en de draagkracht niet meer in evenwicht is.
Overbelasting: De draagkracht is gemiddeld tot laag en de draaglast zeer hoog. Hierdoor ervaart de cliënt de situatie als een bedreiging. Het functioneren is verstoord en de cliënt gaat alarmsignalen vertonen.
Een lage veerkracht kan verbeteren via copingtechnieken. DeRycke (2012) formuleert als volgt: “(…)de veerkracht kan men verhogen door studie, training, ervaring, een positieve teamdynamiek, een goede vriendenkring, sport, voldoende lichaamsbeweging en een gezonde levenswijze met tijd voor ontspanning.”
11
-
Symptomen/ stresssignalen (zie schema blz. 8)
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen stresssignalen en alarmsignalen. (Compernolle, 2006)
Stresssignalen: Bij een stressreactie15 vertoont het lichaam bepaalde symptomen die zowel fysiek, psychisch als gedragsmatig zijn en in rusttoestand verdwijnen. Wanneer deze chronisch worden is er sprake van stresssignalen.
De fysieke en psychische tekortkomingen van de cliënt bepalen de symptomen die hij/zij vertoont. (Compernolle, 2006) Fysiek vlak: transpiratie hartkloppingen myalgie16 buikpijn hoofdpijn overmatig urineren17 tremor18 spanning in de schouders herpes simplex19 (bij besmetting vergroot de kans op aanvallen) gewichtsverlies gewichtstoename duizeligheid darmklachten druk op de borst hyperventilatie hypertensie verhoging van het stresshormoon cortisol verwijde pupillen (Compernolle, 2006)(Swinnen, 2009)
15
Zie deel fysiologie blz. 4 en 5 Myalgie: spierpijn 17 Overmatig urineren met uitblijven van ziektes 18 Tremor: beven 19 Herpes simplex: koortsblaasjes 16
12
Psychisch vlak:
emotionele labiliteit agressie schuldgevoelens desinteresse onzekerheid prikkelbaarheid seksuele desinteresse hulpeloosheid nervositeit concentratieproblemen piekeren verstrooidheid perfectionisme, wanneer dit voordien niet zo was
(Compernolle, 2006) (Swinnen, 2009) Gedrag: sociale isolatie roken alcoholmisbruik gebruik van verdovende middelen huilen nagelbijten onderpresteren slordigheid gebrek aan creativiteit gebrek aan doorzettingsvermogen slecht luisteren
(Compernolle, 2006) (Swinnen, 2009) Stresssignalen kunnen ook stress veroorzaken. (Compernolle, 2006) Bijv.: De cliënt maakt zich zorgen om zijn/haar slapeloosheid ten gevolge van stress. Dit piekeren veroorzaakt vaak nog meer stress waardoor de klacht verergert.
13
Alarmsignalen: Anders dan stresssignalen tonen alarmsignalen aan dat zowel het psychisch als het fysiek functioneren ernstig wordt bedreigd. Alarmsignalen komen het meest voor bij chronische negatieve stress20. (Compernolle, 2006)
Fysiek vlak: chronische hypertensie darmklachten hyperventilatie hartinfarct (Compernolle, 2006) Psychisch vlak: depressie angst paranoia21 labiliteit apathisch gedrag (Compernolle, 2006) Gedrag: werkverzuim alcoholverslaving obsessies (Compernolle, 2006)
20 21
Zie blz. 18 voor meer uitleg over negatieve stress. Paranoia: geestesziekte gepaard met hallucinaties, grootheidswaan en ziekelijke achterdocht.
14
-
Coping (zie schema blz. 8)
Coping is een actieve poging om stress aan te pakken. Lazarus onderscheidde probleemgerichte en emotioneel gerichte coping: (Verhulst, 2005)
Probleemgerichte coping Bij deze vorm wordt de stressor aangepakt. Het is een actieve manier van ontsnappen door te vechten of te vluchten.
Bijv.: vechten Hans (30) is zeer angstig om in groep te praten. Hij wordt telkens zeer zenuwachtig waardoor hij stamelt en schaamt zich hiervoor. De angst om zich belachelijk te maken weerhoudt hem ervan onbekenden aan te spreken. Ademhalingsoefeningen zorgen voor de rust die hij nodig heeft om iets te durven zeggen tijdens groepssessies.
Bijv.: vluchten Laura (45) is depressief. Haar man is overleden en door een ruzie heeft ze geen contact meer met haar dochter. Elke vraag in verband met haar dochter, negeert ze.
15
Emotioneel gerichte coping Bij deze vorm wordt geprobeerd om de emotionele spanning los te laten of om de informatie te verwerken en de situatie daardoor anders te bekijken.
Bijv.: emotionele spanning los laten Bart(63) is op pensioen en verveelt zich. Dit veroorzaakt zeer veel stress en hij wordt depressief. Tijdens de muziektherapie merkt hij dat hij alles los kan laten en kan genieten van dit moment. Hij beslist om een instrument te leren bespelen en creëert zo een nieuw doel in zijn leven. Wanneer hij stress of spanning ervaart, speelt hij op zijn muziekinstrument.
Bijv. : anders bekijken Laura (22) heeft een auto-ongeval overleefd, maar een beenamputatie moeten ondergaan. Ze raakt in een lichte depressie. Door steeds te herhalen dat het nog veel erger had kunnen zijn, gooit ze een last overboord. Dit zorgt ervoor dat ze niet in een negatieve spiraal van hulpeloosheid terechtkomt en zo de motivatie houdt om te blijven handelen.
Besluit: Stress- en alarmsignalen herkennen is belangrijk, omdat ze de psychische en fysieke gezondheid ernstig schaden.
16
1.2.1. Soorten stress De soorten stress kunnen worden teruggebracht tot de fysiologische benadering van stress22. Op basis hiervan kan een onderscheid worden gemaakt worden tussen gezonde en ongezonde stress. Bij beide komt de fight-flight-freezereactie voor en de aanmaak van adrenaline en cortisol. Toch is er een groot verschil. a. Positieve (gezonde) stress Een stressreactie is nodig, omdat die zorgt voor activatie en bescherming tegen gevaar. Bijv. : Een cliënt heeft een deadline op het werk. Stress zorgt ervoor dat er hard wordt doorgewerkt om de deadline te halen. Dit geeft een kick en een gevoel van voldoening wanneer deze behaald wordt. Bij de positieve stress stijgen de adrenaline en cortisol in het bloed snel, waardoor er meer energie vrij komt om taken af te werken. Deze vorm vergt veel energie van het lichaam, zodat de cliënt na voltooiing van de taak moet uitrusten om het immuunsysteem terug optimaal te krijgen en uitputting te voorkomen. Voorbeelden van positieve stress: verhuizen, huwelijk, sollicitatie, nieuwe job, examens, reactie op gevaar, geboorte, sportprestaties, supporteren bij een sport, verliefdheid, iets nieuw leren, gevaarlijke attracties in een pretpark, op reis gaan, afstuderen, … Typerend voor deze vorm van stress is de korte duur en het uitblijven van alarmsignalen (mits het inlassen van regelmatige rustpauzes). Kenmerken van positieve stress (Move Europe, z.j.):
22
succeservaringen sterk uithoudingsvermogen hogere productiviteit hoge tolerantie
Zie blz. 4 en 5 voor de fysiologische benadering van stress.
17
b. Negatieve (ongezonde) stress Wanneer bij chronische stress de cliënt in de uitputtingsfase terechtkomt en alarmsignalen gaat vertonen, is er sprake van negatieve stress. Bijv. : Wanneer de cliënt een deadline van enkele dagen heeft om 5 grote taken te maken, krijgt hij/zij eerst positieve stress die hem/haar activeert. Na enkele uren hard werken voelt deze deadline niet langer aan als een uitdaging, maar als een last. Hierdoor verliest hij/zij de moed en raakt uitgeput. Het niet halen van de deadline wordt ervaren als een mislukking. Ook bij deze cliënt is er een stijging van de hormonen. Die zorgen in eerste instantie voor het activeren. Bij deze cliënt verandert de positieve stress in negatieve stress omdat de stressoren te lang aanhouden en er weinig tot geen rust wordt genomen om te herstellen. Er gaan zich verschillende stresssignalen manifesteren, waardoor de taken een last worden. Dit zorgt voor hinder bij het handelen en uitputting. Het niet halen van de deadline wordt als een mislukking ervaren en resulteert in schuldgevoelens en gepieker. Dit heeft als gevolg dat het uitrusten wordt belemmerd en de cliënt in de uitputtingsfase terecht komt en eventueel alarmsignalen gaat vertonen. Voorbeelden van negatieve stress: te hoge werkdruk, financiële moeilijkheden, ziekte, werkloosheid, scheiding, sterfgeval, trauma’s, overbezorgd zijn, eenzaamheid, ruzie, verkeersagressie, huiselijk geweld, faalangst, … Kenmerken van negatieve stress: (Move Europe, z.j.)
weinig tolerantie mislukking burn-out / uitputting problemen raken niet opgelost laag uithoudingsvermogen
18
1.2.2. Stress en de doelgroep Een depressie wordt regelmatig veroorzaakt door een levensfaseproblematiek23 die stress met zich mee brengt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: -
een depressie door een acute verliessituatie die gepaard gaat met stress; een depressie als gevolg van chronische stress. (Keller e.a, 2007) (Claeys, 2009) (Payne & Donaghy, 2010)
Stress blijft gedurende de pathologie steeds aanwezig. Onderzoek toont aan dat mensen die lijden aan een depressie een toename van cortisol in het bloed en de urine hebben. Zo zijn bij mensen met een depressie 21 dagen in een maand de cortisolwaarden hoger dan normaal. Terwijl dit bij anderen, die regelmatig stress ondergaan, maar 4 tot 5 dagen het geval is. (Gold & Chrousos 2002) (Claeys, 2009) (Payne & Donaghy, 2010) Wanneer iemand chronische stress ervaart die gelinkt wordt aan een levensbedreigende situatie raakt het handelen verstoort. Deze stress veroorzaakt een angstreactie die als deze blijft duren kan uitmonden in een paniekstoornis. Wanneer het lichaam zo uitgeput is door een constante angstervaring kan dit overgaan in een depressie. (Claeys, 2009) (Payne & Donaghy, 2010) Bij angststoornissen is er vaak sprake van co-morbiditeit24, vooral met depressie. Een op de vier van de cliënten die aan een angststoornis lijden, vertonen symptomen van een depressie. (Payne & Donaghy, 2010)
23
Levensfaseproblematiek: probleem die samenhangt met een bepaalde fase in het leven zonder het gevolg te zijn van een psychische stoornis. 24 Co-morbiditeit: het hebben van meer dan 1 pathologie
19
1.2.3. Stressmanagement Cliënten met een depressie en/of angststoornissen ervaren stress. Daarom worden er toepasbare copingtechnieken gezocht. Het is de bedoeling om de slechte coping strategieën die de cliënt ontwikkelt heeft, te vervangen door een betere techniek aangepast aan de noden van de cliënt. Stressmanagement betekent stressreducerend werken. Het is de bedoeling te leren omgaan met stresssituaties en aan de hand van aangeleerde technieken, emotioneel en psychisch veranderingen te verkrijgen. De cliënt wordt aangespoord om zijn/haar stress aan te pakken. (Lehrer, Woolfolk & Sime, 2007) Stressmanagement bestaat uit 2 woorden: stress en management. Stress wordt op blz. 4-7 uitgebreid besproken. De beroepsrol van manager binnen de ergotherapie houdt in dat de therapeut instaat voor het optimaal functioneren van de dienst ergotherapie binnen de organisatie. De ergotherapeut neemt als manager beslissingen en organiseert activiteiten. Hierbij worden niet alleen de cliënten maar ook de leden van het team betrokken. (opleiding specifiek competentieprofiel, 2013) a. Technieken Dit stuk bespreekt via een korte bespreking de meest toegepaste copingtechnieken. Deze technieken komen deels uit de opleiding Ergotherapie met keuzetraject wellnesscoaching en deels uit verschillende bronnen (Payne & Donaghy, 2010) (Lehrer, Woolfolk, & Sime, 2007) (Compernolle, 2006) (Swinnen, 2009). De meest gebruikte technieken zijn: beweging, ademhalingsoefeningen, relaxatieoefeningen, mindfullness en timemanagement. Deze werden gekozen op basis van de herhaaldelijke aanbevelingen in de diverse bronnen en de basiskennis opgedaan in de opleiding. Ook wordt bij iedere techniek een link gelegd met de soorten coping van Lazarus.25
25
Zie blz.15 en 16 voor meer uitleg over coping
20
Relaxatietechnieken
Een goede relaxatietechniek voor cliënten met een depressie en/of angststoornissen is de progressieve relaxatie. Die bestaat uit een bewuste contractie en ontspanning van elke spiergroep. Dit zorgt voor een beter zelfbewustzijn en reduceert fysieke stresssignalen. Cliënten met een angststoornis hebben baat bij verbeeldingsoefeningen. Dit gebeurt aan de hand van een metafoor of een symbool en creëert een gevoel van veiligheid. Differentiële ontspanning is het enkel aanspannen van de spieren die nodig zijn om een handeling uit te voeren. De niet gebruikte spieren blijven ontspannen. Deze techniek kan gemakkelijk gerelateerd worden naar het dagelijkse handelen (in wonen, werken en vrije tijd). (Payne & Donaghy, 2010) De doelstellingen zijn: -
het tot rust komen; het ontspannen van de spieren.
Relaxatie vormt een emotioneel gerichte coping. Bij deze techniek wordt de stressor op een andere manier bekeken. Tijdens stresssituaties komt het lichaam onder hevige druk te staan en gaat het stresssignalen vertonen. Via relaxatie kan het lichaam tot ontspanning komen. De verbeeldingsoefeningen creëren voor de cliënt een vorm van veiligheid, waardoor emotionele spanning los komt.
Beweging
Bij mentale stress, zoals een te hoge werkdruk of een depressie, is lichaamsbeweging een aanrader. Als toevoeging op de medische behandeling zorgt dit voor een sneller herstel bij ondermeer depressie en angststoornissen met overbezorgdheid als kenmerk. (Biddle & Mutrie 2008)(Vandezande & Declerq, 2011) Tijdens het sporten maakt het lichaam endorfines en dopamine aan. Deze hormonen zijn een natuurlijke antidepressiva en zorgen dus voor een goed gevoel. Regelmatig sporten zorgt voor een gevoel van zelfvertrouwen, het verwerken van frustraties en het verminderen van vermoeidheid of depressie. (Biddle & Mutrie 2008)(Payne & Donaghy, 2010) Onderzoeken bewijzen dat lichaamsbeweging de ideale therapievorm is voor mensen met een depressie. (Blumenthal et al, 2007) (Mental Health Foundation, 2005). Elke vorm van lichaamsbeweging is aan te raden, want een eenvoudige wandeling is reeds voldoende om gelukshormonen aan te maken. De doelstellingen zijn: -
het loslaten van stress; tot ontspanning komen; het stimuleren van het psychologisch welzijn.
Beweging vormt een emotioneel gerichte coping. Hierbij wordt de stressor niet aangepakt maar worden emotionele spanningen en frustraties los gelaten en kan de cliënt zich hierin afreageren. 21
Dit is ideaal voor cliënten die de stressor niet uit hun leven kunnen of willen bannen26. Het vormt een uitlaatklep voor de emoties en de spanningen die zich opbouwen in het lichaam.
Ademhalingsoefeningen
Door ademhalingsoefeningen toe te passen in stresssituaties, vertraagt de ademhaling en komt de cliënt tot rust. De ademhaling is verbonden met de persoonlijke gemoedstoestand. Onder stress wordt er niet diep genoeg ingeademd, waardoor het zuurstofgehalte in het lichaam daalt. Cliënten die kampen met paniek, angst en stress hebben vaak een zeer oppervlakkige en snelle ademhaling. Dit kan leiden tot hyperventilatie. In een zakje in-en uitademen laat de CO2 waarden in het bloed terug stijgen. (Payne & Donaghy, 2010) (Van Dixhoorn, 2008) Ademhalingsoefeningen kunnen binnen iedere therapie worden toegepast. Diep en ontspannen ademhalen in een aangenaam ritme, voorkomt spanning ten gevolge van geforceerd respireren27. Ademhalingsoefeningen zijn geen alternatief voor een medische behandeling. (Payne & Donaghy, 2010) De doelstellingen zijn: -
de bewustwording van het lichaam; het bewust worden van de ademhaling; het tot rust komen.
Ademhalingsoefeningen zijn zowel een probleemgerichte als een emotioneel gerichte coping. De cliënt gaat aan de hand van ademhalingsoefeningen vechten tegen de stressor en deze aanpakken (zie bijv. op blz.14). Ook bieden ze een oplossing wanneer de cliënt emotioneel wordt. Hierbij wordt de focus van de emoties verlegt naar het lichaam en de ademhaling. Dit helpt de cliënt om tot rust te komen.
26 27
Bijv.: drukke job, gezin,…. Respireren: ademhalen
22
Mindfullness
Mindfullness is met een milde, open houding de aandacht op iets specifieks vestigen. Het leert de cliënt omgaan met negatieve en positieve stress. Bij een depressie bestaat de kans op regressie. Uit onderzoek blijkt, dat wanneer mindfulness wordt toegepast als toevoeging op de behandeling, dit positieve effecten teweegbrengt bij de cliënt. Aangezien deze laatste vooral met het verleden bezig is, vormt het een ideale methode om toe te passen. Deze therapievorm bestaat uit een programma met een duur van acht weken. Het doel bestaat uit leren te vertragen, alsook te genieten van het hier en nu. (Segal, Teasdale & Williams, 2004) Doelstellingen: -
het reduceren van stress; het aannemen van een mentale houding om onaangename gevoelens en gedachten te reduceren; de nadruk leggen op het hier en nu.
Mindfulness is een puur emotioneel gerichte coping. Deze techniek leert om situaties anders te bekijken. Er worden manieren gezocht om zeer bewust te handelen en op deze manier de gevoelens en gedachten die de stressor met zich meebrengt te veranderen.
Timemanagement
Tijdsgebrek is een algemeen voorkomende klacht. Daarom is de invulling van de tijd zo belangrijk. Een efficiënte manier is, om elke stap te laten gewennen alvorens naar de volgende over te gaan. Timemanagement is meer dan leren plannen en organiseren. Het is ook leren tijd maken voor zichzelf en assertiever worden. Cliënten met een depressie of een angststoornis hebben het moeilijk dagelijkse handelingen uit te voeren. Timemanagement helpt om orde en structuur te brengen in het leven van de cliënt. (Forsyth, 2013) Doel: -
het opnieuw leren uitvoeren van dagelijkse handelingen; het reduceren van stress; het leren organiseren.
Leren tijd juist in te vullen en tijd te maken voor zichzelf vormen een probleemgerichte coping. Met timemanagement kan de oorzaak van stress worden aangepakt, door assertiever te worden en taken te weigeren, of door to-do lijstjes op te maken die structuur bieden.
23
1.3
Basisprincipes voor het uitwerken van de praktijk
Deze bachelorproef werd uitgewerkt binnen een afdeling in het PZ, bij cliënten met een depressie en/of een angststoornis. Om stressmanagement om te zetten in de praktijk moet er rekening gehouden worden met verschillende aspecten. Enerzijds met de kernwaarden van het PZ en hun zorgvisie. Anderzijds met de beroepsrollen van de ergotherapeut. Het ziekenhuis is in 1950 opgericht door een kloostergemeenschap ‘Zusters Heilige Familie’. Hun kernwaarden over wat er van de hulpverleners wordt verwacht, worden nog steeds toegepast. (website PZ Heilige familie) Deze kernwaarden zijn: (studentenbundel Anker)
Professionaliteit, met name: wetenschappelijk onderzoek Voor een professional is wetenschappelijk onderzoek van groot belang. Want op basis van een bestaand model of referentiekader worden er beslissingen genomen en dit vereist een constante bijscholing. Het is eveneens belangrijk de cliënt bij het behandelingsproces te betrekken. Van een hulpverlener wordt een kritische, vernieuwende, onderzoekende en creatieve ingesteldheid verwacht. Maar ook een professionele houding die het respecteren van de privacy van zowel de cliënt als van de collega’s, waarborgt.
Respect, met name: professionele relatie en open communicatie. Deze waarde staat voor verschillende aspecten binnen de zorgverlening. De cliënt respecteren, het garanderen van het beroepsgeheim, het eerbiedigen van de diversiteit aan persoonlijkheden en verschillende meningen zijn enkele voorbeelden. Deze gelden zowel binnen teamverband als naar de cliënt toe. Deze laatste wordt niet behandelt als een problematiek, maar als een handelend wezen met een cliëntsysteem. Het respecteren van zowel de cliënt, het cliëntsysteem als het team waar mee wordt samengewerkt, stimuleert een open communicatie. Die resulteert dan weer in een professionele relatie. Want naar elkaar luisteren, problemen durven aankaarten en samen een probleemanalyse opmaken, kan tot een oplossing leiden.
Engagement, met name: attitude en spiritualiteit. Verantwoordelijkheid binnen de organisatie opnemen en samenwerken met andere disciplines om gezamenlijke doelen te bereiken, is belangrijk. Het engageren is sterk verbonden met de attitude van de hulpverlener tegenover de cliënt enerzijds, het team waar mee wordt samengewerkt en de organisatie anderzijds. Het is belangrijk om de spiritualiteit van de instelling te respecteren, omdat dit ziekenhuis vanuit christelijke overtuigingen is ontstaan en deze als basis dienen voor de waarden en normen binnen het PZ.
24
Teamwork, met name: participatie. De eigen kwaliteiten en die van de groep op elkaar afstemmen en samenwerken met andere disciplines binnen het team, resulteert in het bekomen van een gezamenlijk doel. Teamwork is participeren en staat voor luisteren naar elkaar, ideeën aanbrengen om problemen op te lossen en elkaar helpen.
Opvallend hier is, dat iedere kernwaarde met andere waarden verbonden is en zo een volledige opdrachtsverklaring vormt die richting geeft aan het handelen. Deze kernwaarden kunnen worden gelinkt aan de beroepsrollen van de ergotherapeut. (Opleidingsspecifiek competentieprofiel, 2013)
Gezondheidswerker Deze beroepsrol wordt gelinkt aan de kernwaarde teamwork. De ergotherapeut kent de taken van het multidisciplinair team en werkt mee aan een gezamenlijk doel. Er wordt geluisterd naar elkaar en indien nodig informatie uitgewisseld. De rol van gezondheidswerker is ook verbonden met engagement. De ergotherapeut neemt een professionele houding aan tegenover zowel cliënten als andere disciplines. Hij/zij kent zijn/haar kwaliteiten en zwaktes en probeert hier aan te werken. Ook kan deze rol gelinkt worden aan respect. Er wordt gestreefd naar een open communicatie met zowel de cliënt als het team waarbij professionaliteit centraal staat.
Handelingsdiagnosticus Deze beroepsrol wordt gelinkt aan professionaliteit. Bij beide is het belangrijk de cliënt te betrekken in het behandelproces en in samenspraak met de cliënt een heldere hulpvraag op te maken. Er wordt ook op een professionele manier omgegaan met materiaal en testafnames.
Behandelaar De ergotherapeut kan gepaste doelstellingen opmaken en op een methodische wijze een behandeling uitvoeren. Hij/zij kiest de juiste cliëntgerichte interventies en past deze indien nodig, aan. Deze rol wordt gelinkt aan de kernwaarde respect. De cliënt wordt gezien als een handelend wezen met een cliëntsysteem en wordt gestimuleerd in het handelen. Er wordt nauw met de cliënt samengewerkt.
Adviseur en coach De ergotherapeut gaat op een professionele manier gegevens rapporteren, zowel mondeling als schriftelijk, aan het multidisciplinair team en naar de cliënt. De ergotherapeut kan verantwoordelijkheid opnemen binnen de organisatie en op een gepaste manier advies geven aan de cliënt. Deze beroepsrol wordt gelinkt aan professionaliteit, engagement en respect.
25
Manager De ergotherapeut houdt zich aan de afspraken en werkt gestructureerd. Voor het uitwerken van een project worden de nodige contacten gelegd. Dit wordt gelinkt aan engagement. De ergotherapeut neemt verantwoordelijkheid op binnen de organisatie en werkt nauw samen met andere disciplines.
Onderzoeker De ergotherapeut gaat op zoek naar wetenschappelijke bronnen die van belang kunnen zijn binnen de setting. Ook binnen het PZ is wetenschappelijk onderzoek van groot belang en wordt er een constante bijscholing geëist. Er wordt een kritische en creatieve ingesteldheid verwacht bij zowel de beroepsrol als bij de kernwaarden van de instelling.
26
1.4
Zorgvisie
Om de verschillende therapieën binnen de afdeling te kunnen plaatsen, wordt er gewerkt met een zorgvisie. Dit hoofdstuk bevat meer informatie over de zorgvisie die binnen de afdeling ‘Het Anker’ wordt toegepast. Het is belangrijk te weten dat deze afdeling staat voor het tot rust komen. Cliënten worden hier niet verplicht, maar gemotiveerd om deel te nemen aan de therapie. De zorgvisie van waaruit ze werken is KOT28. Deze wordt kort besproken. Ook wordt er dieper ingegaan op de link met ergotherapie in het algemeen en hoe deze wordt toegepast binnen de setting. 1.4.1
KOT
In 1974 gingen Watzlawick, Weakland en Fisch ervan uit dat er soms oplossingen worden toegepast die het probleem in stand houden in plaats van het op te lossen. Zij vinden het niet nodig om steeds te weten hoe en waar het probleem is ontstaan. Op basis hiervan ontwikkelden De Shazer en Berg (VS) in 1985, de korte oplossingsgerichte therapie. Kenmerkend voor deze kortdurende psychotherapie is dat er weinig of geen aandacht wordt besteed aan het verleden. Er wordt enkel gekeken naar de toekomst en naar wat de cliënt wil bereiken. De hulpverlener gaat samen met de cliënt doelen opstellen en hem/haar stap voor stap begeleiden in het behandelproces en het verwerven van ziekte-inzicht. Op deze manier wordt geprobeerd het probleem in zijn geheel te overzien. Hierbij wordt niet enkel naar de oorzaken en gevolgen van de problematiek gezocht, maar ook naar het cliëntsysteem gekeken dat onrechtstreeks invloed heeft op de cliënt zoals: status, sociale contacten, maatschappelijke eisen, religie, … (Bakker & Bannink, 2008) (Bannink, 2010)
28
KOT: korte oplossingsgerichte therapie
27
1.4.2
Algemene kenmerken
De volgende basisprincipes verduidelijken wat KOT inhoudt: (Bakker & Bannink, 2008) (Bannink, 2010)
aandacht voor het heden en de toekomst; client- centerd werken; het zoeken naar oplossingen; het zoeken naar de kwaliteiten van de cliënt.
Tijdens het intakegesprek gaat de hulpverlener samen met de cliënt op zoek naar de positieve elementen uit het cliëntsysteem en zijn/haar kwaliteiten. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat iedere cliënt uniek is en eigen waarden, normen en interesses heeft. Deze worden tijdens de behandeling in aanmerking genomen. In samenwerking met de hulpverleners worden vervolgens de doelstellingen en het verloop van de behandeling bepaalt. Op deze manier wordt de cliënt in de rol van expert geplaatst. (Bannink, 2010) Kanttekening: In de praktijk blijkt dat niet iedere cliënt de rol van expert aanneemt. Hij/zij beschikt over ziekteinzicht, maar legt de verantwoordelijkheid bij de hulpverlener. Zelf wordt er geen initiatief genomen om de problemen aan te pakken.
Gedurende dit gesprek is het mogelijk de samenwerkingsrelatie met de cliënt in te schatten aan de hand van een beslissingsboom of Flow- chart29. De Flow-chart is een schema, dat wordt gebruikt aan de hand van de hulpvraag en het al dan niet aanwezig zijn van Resources30, om de cliënt onder te verdelen in 4 types (voorbijganger, zoeker, klant en co-therapeut). Elk type biedt uitgangspunten tot een specifieke interventie. (korte oplossingsgerichte therapie, 2005)
29
Flow-chart: stroomdiagram dat het verloop van een proces schematisch weergeeft. Resources: familie, geloof,… positieve elementen uit het cliëntsysteem die helpen om een positieve invloed te hebben op de therapie. 30
28
Hieronder volgt een voorbeeld van de flow-chart: Figuur 2: eigen bewerking van de flow-chart Oplossingen mogelijk?
Ja
Nee
Probleem
Beperking
Is er een hulpvraag?
Ja
Nee
Voorbijganger
Is de hulpvraag werkbaar?
Nee
Ja
Zoeker
zijn er resources?
Ja
Nee
Klant
Co- therapeut
29
Toelichting van de 4 types: (korte oplossingsgerichte therapie, 2005)
Voorbijganger: Dit is de cliënt zonder ziekte-inzicht. De omgeving merkt de problemen op en vraagt om professionele hulp. Hier bestaat de interventie erin om met de cliënt te bespreken wat er volgens hem/ haar moet veranderen om terug naar huis te kunnen.
Zoeker: De cliënt heeft zelf een hulpvraag, maar heeft geen ziekte-inzicht. De interventie is hier vooral gericht op het inzicht geven in de aandoening en samen met de cliënt tot een werkbare hulpvraag te komen. Dit gebeurt door met de cliënt te bespreken wat goed gaat en wat men wil bereiken.
Klant: Dit is de cliënt met een hulpvraag en die weet waar hij/zij naar toe wil, maar niet de resources heeft om de gewenste doelstellingen te bereiken. Door samen met de cliënt te observeren wat voor hem/ haar belangrijk is, wordt een manier gecreëerd om de resources op te sporen.
Co-therapeut: De cliënt kent zijn/haar eigen mogelijkheden en kwaliteiten en gebruikt deze om de problemen op te lossen.
Gedurende de behandeling staat de cliënt centraal, niet zijn/haar problematiek. Fouten uit het verleden zijn niet belangrijk, want de nadruk ligt op het komen tot een oplossing. Hier wordt duidelijk dat elke kleine verandering de eerste stap naar een grote verandering is. Kenmerkend voor KOT is dat de hulpverlener niet op zoek gaat naar de oorzaken van een probleem, maar naar de oplossingen. Dit gebeurt in samenwerking met de cliënt. Hierbij wordt rekening gehouden met de individualiteit van de cliënt, want een bepaalde oplossing is niet bij iedereen met dezelfde problematiek toepasbaar. (Bannink, 2010)
30
1.4.3
Toepassing binnen het Anker
Binnen ‘het Anker’ worden de basisprincipes van KOT toegepast. Het multidisciplinaire team werkt op een cliëntgerichte manier (teamvisie). Ieder teamlid overtuigt de cliënt van zijn/haar eigen kunnen en nodigt hem/haar uit om zelf dingen te doen, zowel binnen als buiten de therapiesessies. Hoewel binnen ‘het Anker’ het tot rust komen centraal staat, is het van belang dat de cliënt terug wordt geactiveerd in het dagelijks handelen. Dit gebeurt door ondersteuning van de psychiater, de verpleegkundigen, de psycholoog, de sociale dienst en het volgen van de verschillende therapieën bij de ergotherapeut. Het team focust zich enkel op de toekomst van de cliënt, door gezamenlijk te overleggen en te proberen tot oplossingen te komen. De re-integratie in de maatschappij staat dan ook centraal. Bij deze doelgroep is regressie31 aanwezig. Daarom is het bij een aantal cliënten belangrijk dat er na ontslag uit het ziekenhuis een follow-up wordt gedaan en ze eventueel enkele dagen in de week dagtherapie volgen. Dit om de stap naar het opnieuw goed functioneren in de maatschappij vlotter te laten verlopen. Er wordt niet constant met de flow-chart gewerkt. Het komt voor dat wanneer men moeilijkheden ondervindt met een cliënt, deze in team besproken worden en eventueel in de flow-chart wordt geplaatst. De ergotherapeuten maken gebruik van een vragenlijst die de cliënt zelf moet invullen inzake zijn/haar interesses en resources, wat zijn/haar hulpvraag is, enz… Deze vragenlijst is gelinkt aan de basisprincipes van KOT. Deze is niet geijkt en dient enkel als extra hulpmiddel. Deze bachelorproef maakt geen gebruik van deze vragenlijst, omdat ze binnen het onderzoek niet relevant is. Elke cliënt binnen het Anker is zich bewust van het feit dat hij/zij zelf keuzes moet maken en dat de hulpverlening er is als steun en motivatie. De cliënt werkt samen met de hulpverlening en helpt mee beslissen over het behandelplan. (stagebundel Anker)
31
Regressie: terugval
31
1.4.4
KOT en ergotherapie
De zorgvisie binnen ‘het Anker’ is de korte oplossingsgerichte therapie. De vraag wordt gesteld of KOT een meerwaarde kan bieden aan het ergotherapeutisch handelen? Binnen het jaarboek ergotherapie (Vlaams ergotherapeutenverbond & Van Handenhoven. W, 2010) wordt beschreven hoe KOT is toe te passen binnen ergotherapie (Kerkaert, 2010). Dit artikel beschrijft het interventieschema dat binnen het Anker wordt gebruikt (de Flow-Chart). Zoals eerder vermelt, is deze Flow-chart een schema dat ontworpen is om inzicht te krijgen in welke interventie op dat moment nodig is. Het maakt het voor de hulpverlener duidelijk om te weten in welke fase de cliënt zich bevindt. Dit zorgt ervoor dat er cliënt-centered wordt gewerkt en er enkel met de positieve punten van de cliënt rekening wordt gehouden. Eén van de kerndomeinen van ergotherapie is het handelen. Wanneer dit verstoord raakt, wordt het moeilijk dagelijkse handelingen uit te voeren. Met KOT als zorgvisie wordt er nauw met de cliënt samen gewerkt en gezocht naar de krachten en hulpbronnen. Dit is een client-centered manier van werken die nauw aansluit bij de waarden van de ergotherapeut, omdat de cliënt wordt gezien als een uniek individu met eigen waarden, normen en interesses. Binnen de ergotherapeutische praktijk is het belangrijk om de doelstellingen samen met de cliënt te bespreken. Dit sluit nauw aan met de visie van KOT.
32
Algemeen besluit inleiding Stress kan zowel positief als negatief zijn. Positieve stress is nodig om tot actie over te gaan bij gevaar. Er is pas sprake van negatieve stress wanneer stress chronisch wordt en schadelijk is voor het lichaam. Wanneer deze laatste gedurende een lange periode onder hevige stress staat raakt het uitgeput. Selye H. onderzocht dit en kwam tot 3 fasen:
De alarmfase die het lichaam waarschuwt voor de stressor. De afweerfase die na de stressor terug in een rustpositie terecht komt, maar de weerstand tegen de stressor blijft behouden. Bij langdurige afweer treden hier de stresssignalen op. De uitputtingsfase: hier raakt het lichaam uitgeput door de lange strijd tijdens de afweerfase. Hier treden de alarmsignalen op. Het lichaam en het immuunsysteem kunnen de langdurige stress niet meer aan. Op lange termijn heeft dit de dood tot gevolg.
Angststoornissen en depressie worden regelmatig voorafgegaan door chronische stress situaties die vaak verband houden met een levensfaseproblematiek. Ook gedurende de pathologie vertoont de cliënt stress. Meestal is deze de oorzaak van de problematiek, maar soms ook een gevolg. Daarom kan het geven van stressmanagement bij deze cliënten een hulp bieden. De volgende 5 technieken worden bij cliënten met een depressie en/of een angstproblematiek aangeraden:
relaxatie beweging ademhaling mindfulness timemanagement
Deze technieken zijn gelinkt aan de probleem gerichte of emotioneel gerichte coping van Lazarus. De probleem gerichte coping pakt de stressor aan. De technieken die hier bij aansluiten zijn: ademhaling en timemanagement. De emotioneel gerichte coping is gefocust op het loslaten van spanningen het op een andere manier bekijken van de stresssignalen. De technieken die hierbij aansluiten zijn: relaxatie, beweging, ademhaling en mindfulness. Vooraleer stressmanagement aan te bieden bij deze doelgroep moest er met verschillende aspecten worden rekening gehouden. Deze bachelorproef werd uitgewerkt binnen een PZ. En daarom moest er rekening worden gehouden met de algemene kernwaarden van het ziekenhuis en met de zorgvisie van de afdeling ‘het Anker’ waar de praktijk werd uitgewerkt. Ook de beroepsrollen van de ergotherapeut moesten in aanmerking worden genomen.
33
De zorgvisie binnen de afdeling ‘het Anker’ is de korte oplossingsgerichte therapie. Hier worden enkel de basisprincipes toegepast. Deze zijn:
aandacht voor het heden en de toekomst; client- centerd werken; het zoeken naar oplossingen; het zoeken naar de kwaliteiten van de cliënt.
Binnen de afdeling wordt enkel in uitzonderlijke gevallen door het team beslist om een cliënt in de flow-chart te plaatsen. Deze Flow-chart is een stroomdiagram dat aantoont op welk niveau de cliënt zich bevindt. Deze zorgvisie sluit nauw aan bij het ergotherapeutisch handelen, waarbij de cliënt centraal staat en er wordt gezocht naar zijn/haar kwaliteiten. Het stressmodel van Kleber eindigt met oplossing of negatieve gevolgen, daar waar de flow-chart begint ermee. Toch kunnen beide niet verbonden worden met elkaar. Het stressmodel geeft systematisch weer hoe stress verloopt. Hier kan geen cliënt in geplaatst worden. De flow-chart geeft het proces van de cliënt schematisch weer. Vaak blijven de cliënten steken bij de fase van voorbijganger.
34
2. Methode 2.1
Algemeen
De 5 technieken32 werden verder uitgediept en in 11 groepssessies gegoten. Er is een openingssessie, meerdere verdiepende sessies en een herhalingssessie. Binnen de therapie werd rekening gehouden met de doelgroep. Er is iedere sessie een vaste structuur die de cliënten een gevoel van veiligheid en herkenning geeft. Deze vaste structuur is het steeds terugkeren van de 5 technieken. Iedere techniek is verbonden aan een kleur.
relaxatie – rood beweging – Blauw ademhalingsoefeningen – geel timemanagement – groen mindfullness - paars
Deze kleuren bieden de cliënten een herkenningspunt. Om de sessies visueler te maken werden van de 5 technieken en de daarbij horende oefeningen kaarten gemaakt die kunnen worden opgehangen. Bepaalde oefeningen werden om dezelfde reden op A4 formaat uit gedrukt33. Deze werden als ondersteuning gegeven omdat de cliënten een verminderde concentratie hebben. Felle en vrolijke kleuren leggen de nadruk op het speelse en het vrolijke van de sessie. Aangezien deze doelgroep moeilijk keuzes kan maken werd een dobbelsteen met de kleuren van de kaarten gebruikt. Dit werkte stimulerend voor de concentratie omdat de gekleurde kleuren moesten worden bijgehouden. Dit zorgde ervoor dat de sessies interactiever werden. Een kort overzicht van de sessies:
32 33
Sessie 1: openingssessie - Psycho-educatie aan de hand van een quiz. - Het maken van een stressbal.
Sessie 2: verdiepende sessie - Uitvoeren van de themakaarten via de dobbelsteen. - Extra uitleg over de oefeningenbundel.
Sessie 3 – 10: verdiepende sessies - Het bevragen van het huiswerk. - Uitvoeren van de themakaarten via de dobbelsteen. - Een interessante techniek aanduiden op de oefeningenbundel. - De cliënt aansporen deze oefening buiten de sessie uit te proberen.
Zie blz. 19-21 Zie aparte handleiding
35
Sessie 11: herhalingssessie - Een bordspel met magneten en een gewone dobbelsteen, spelen.
Binnen ‘het Anker’ staat rust centraal. De cliënten zijn niet verplicht om de sessies bij te wonen. Dit zorgde ervoor dat er geen vaste cliënten worden omschreven en er geen opbouw van de sessies mogelijk was. De oefeningen vormen tips waarbij de volgorde niet van belang is. Op deze manier kunnen nieuwe cliënten deelnemen zonder de vorige sessies te hebben bijgewoond. Er werd gekozen om de cliënten huiswerk te geven. Dit gebeurde door op het einde van iedere sessie een bundel met de gedane oefeningen en een invulblad34 mee te geven. Er werd beslist de term ‘huiswerk’ niet te gebruiken, om zo een negatieve connotatie te vermijden. Het doel is om de cliënten aan te sporen de technieken die aanspreken, toe te passen in het dagelijks handelen. Iedere oefening werd tijdens de sessie besproken en uitgeprobeerd. Op basis daarvan kon iedere cliënt een oefening uitkiezen die hem/haar beviel. Hierdoor kon er op een cliëntgerichte manier worden gewerkt. De sessies werden gebundeld in een aparte handleiding met extra uitleg. Al het te gebruiken materiaal werd verzameld in een koffer. Om te kunnen antwoorden op de verschillende onderzoeksvragen35 werd er gekozen om gebruik te maken van de PSS36om het stressniveau van de cliënten te meten. Er werd gebruik gemaakt van de verkorte versie: de PSS-10, omdat deze wordt aangeraden boven de PSS met 14 items. (E-H.Lee, 2012) (Bowman.J, 2005) Het was de bedoeling om een pre- en post meting te doen bij iedere sessie. Maar omdat de PSS het stressniveau van de voorbije maand meet, was dit onmogelijk. Er werd gezocht naar een andere test, maar enkel de PSS bleek een passende gestandaardiseerde test te zijn. Dus werd het stressniveau van de cliënten maandelijks gemeten, gedurende 3 maanden. De bevindingen van de cliënten werden bevraagd aan de hand van niet-gestandaardiseerde vragenlijsten37. Deze vragenlijsten toetsten de ervaringen van de cliënten in verband met de therapiesessies en het al dan niet uitproberen van verschillende oefeningen aan de hand van meerkeuzevragen. Deze vragenlijst werd na iedere sessie afgenomen. Binnen deze bachelorproef werd de vragenlijst die de ergotherapeut gebruikt, niet toegepast. Dit omdat het geen meerwaarde biedt binnen de sessies.
34
De bundel met gedane oefeningen en het invulblad is terug te vinden in de aparte handleiding Zie probleemstelling 36 Zie bijlage 1 37 Zie bijlage 2 35
36
2.2
Waarom een ergotherapeut?
Vanuit de methode kan de vraag worden gesteld waarom een ergotherapeut deze sessies moet leiden en geen andere disciplines zoals, verpleegkundigen, psycholoog, kinesist,… De ergotherapeut houdt rekening met het ergonomisch handelen tijdens het uitvoeren van de oefeningen. Dit zorgt ervoor dat de cliënten geen bewegingen maken die fysiek belastend zijn. Hierbij kan de ergotherapeut oefeningen aanpassen voor bijv. rugklachten en andere fysieke beperkingen. De ergotherapeut houdt het dagelijks handelen van de cliënt steeds in het achterhoofd. Dit maakt het onderscheid met andere disciplines. Hij/zij probeert de oefeningen dan ook steeds te relateren naar het dagelijks handelen binnen wonen, werken en vrije tijd. Dit geeft dat de cliënten duidelijke voorbeelden om toe te passen in het dagelijkse leven.
37
3. Resultaten Verdeeld over 9 sessies waren er 89 cliënten, waarvan de helft trouw elke week de sessies bij woonden. Het aantal cliënten wisselde iedere sessie, met een gemiddelde van 9 a 10 cliënten per sessie. De PSS werd 3 maal afgenomen PSS 1ste meeting: 10 cliënten 2de meeting: 9 cliënten 3de meeting: 9 cliënten Gemiddelde van 21
Resultaten 18.7 20 24.3
Na iedere sessie vulden de cliënten een niet-gestandaardiseerde vragenlijst in. De eerste sessie bevatte 2 belangrijke vragen die de verdere sessies bepaalden:
Wat heb je liever: praktijk, theorie of beide? - Hierop antwoorden 60% liever praktijk te hebben - 40% koos voor zowel theorie als praktijk
Wat vind je van het gebruik van de dobbelsteen? - 60% vond de dobbelsteen leuk - 30% vond de dobbelsteen origineel - 10% vond de dobbelsteen overbodig
Er werd 1 maal gevraagd welke symptomen de cliënten ervaren bij stress. Hier konden meerdere antwoorden worden aangekruist, zodat een totaal van meer dan 100% wordt bekomen. 20 verschillende cliënten werden bevraagd. -
60% begint te zweten, krijgt hartkloppingen of begint te piekeren 55% voelt zich onzeker 35% krijgt gespannen schouders en nek, kan zich niet concentreren of rookt 25% wordt misselijk of duizelig, begint te huilen of wordt prikkelbaar 20% ervaart hoofdpijn 15% voelt zich schuldig of drinkt alcohol 5% ervaart buikpijn 0% wordt agressief of bijt op de nagels
38
Verspreid over de 9 sessies werd aan 69 cliënten gevraagd wat ze van de sessie stressmanagement vonden. Ook hier mochten de cliënten meerdere antwoorden aanduiden. Dit zijn de resultaten: -
65,2% vond de sessies interessant 47,8% vond de sessies leuk 27,5% vond de sessies leerrijk 4,3% vond de sessies vermoeiend 1,4% vond de sessies vervelend
Verspreid over 8 sessies werd aan 79 cliënten gevraagd welke techniek het meest aansprak. Meerdere antwoorden aanduiden was mogelijk. -
51,9% verkoos ademhalingsoefeningen 48,1% verkoos relaxatie 44,3% verkoos beweging 31,6% verkoos mindfulness 25,3% verkoos timemanagement
Bij diezelfde 79 cliënten werd gevraagd welke oefening per techniek ze het leukst vonden. Ook hier waren meerdere antwoorden mogelijk.
Binnen ademhaling was dit: - het leren aanvoelen van de natuurlijke ademhaling in zit; - het leren aanvoelen van de borstademhaling + de ademfontein; - de hartbloem - het aanvoelen van het ademritme Binnen relaxatie was dit: - de differentiële relaxatie - de zachte beklopping van het lichaam Binnen beweging was dit: - het losmaken van de gewrichten; - het stretchen van de spieren aan de hand van yogahoudingen; - het aanleren van correcte lichaamshoudingen. Binnen mindfulness was dit: - met aandacht naar de omgeving luisteren; - met aandacht naar muziek luisteren; - gedachten zijn geen feiten. Binnen timemanagement was dit: - aanleren van klasseringssystemen; - het leren opmaken van een to-do lijst; - informatie over de tijdsvreters.
39
Iedere week werd elke cliënt gevraagd of ze oefeningen buiten de therapie hadden uitgeprobeerd. -
65,2% vermelde oefeningen te hebben uitgeprobeerd 34,8% vermelde geen oefeningen te hebben uitgeprobeerd
Bij de laatste sessie werden 2 extra vragen gesteld:
Waren deze sessies voor u van nut? - 100% antwoorde hierop ja Is het zinvol dat deze therapie blijft gegeven worden binnen het therapieprogramma? - 100% antwoorde hierop ja
40
4. Discussie + besluit
Deze basisprincipes van KOT en beroepsrollen gelinkt aan de kernwaarden van het PZ werden tijdens de sessies toegepast: -
-
-
Tijdens de sessies werd enkel aandacht besteed aan het heden en de toekomst. De oefeningen die per techniek werden aangeboden bieden een oplossing om met stress om te gaan. Er werd cliënt-centerd gewerkt via de verscheidenheid aan oefeningen die werden aangeboden. De cliënten konden zelf kiezen welke oefeningen ze relevant vonden om zelf toe te passen. Voor de meeste problemen werd naar oplossingen gezocht, dit ofwel via de oefeningen ofwel via discussie. Voorbeelden van problemen: vrijetijdsbesteding, omgaan met emotie, structuur brengen in chaos, assertiever worden, …. De kwaliteiten van de cliënten kwamen naar voor bij deze groepssessie, aan de hand van discussie en uitvoeren van oefeningen De verschillende oefeningen werden deels zelf opgemaakt en komen deels uit bronnen. Dit zorgt ervoor dat de cliënten een aanbod kregen van gevarieerde oefeningen. De vragenlijsten die de cliënten na iedere sessie invulden werden in achting genomen en indien nodig werden bij bepaalde technieken oefeningen aangepast. Tijdens de sessies werden de cliënten actief betrokken bij de oefeningen. Zo was er ruimte voor het delen van eigen bevindingen en het uitproberen van oefeningen. De re-integratie in de maatschappij was gedurende deze sessies van zeer groot belang. De oefeningen werden dan ook steeds gelinkt aan het dagelijks handelen.
Om op de eerste onderzoeksvraag een antwoord te verkrijgen werd een PSS afgenomen. De afname van deze PSS was zeer kleinschalig en bleek vaak een momentopname te zijn. Het gemiddelde ligt zeer hoog omdat het de ene maand beter ging met de cliënten dan de andere. Ook nieuwe cliënten die de sessies bijgewoond hadden doen het gemiddelde stijgen. Bij nieuwe cliënten was het stressniveau veel hoger dan bij de cliënten die gedurende een langere tijd opgenomen waren of cliënten die in dagtherapie kwamen. Toch waren er zelden cliënten met een gemiddelde van 12 of 13, dat een normaal stressniveau aantoont. De meeste cliënten scoorden een gemiddelde van 20. Het cijfer 20 staat binnen de PSS voor een hoog stressgehalte. Hiermee wordt de hypothese die in de probleemstelling werd geformuleerd bevestigd. Een deelvraag was welke symptomen de cliënten het meest vertonen. Via een anonieme vragenlijst konden de cliënten aanduiden welke symptomen ze vertonen bij stress. Deze antwoorden kwamen sterk overeen met de bevindingen uit de literatuur. De meest voorkomende symptomen zijn: zweten, piekeren, hartkloppingen, onzekerheid, roken, zich niet kunnen concentreren en gespannen schouders en nek. Opvallend was, dat enkele punten die terug gevonden worden in de literatuur niet aanwezig waren bij deze groep: agressie, nagelbijten, alcoholmisbruik en schuldgevoelens.
41
Deze resultaten zijn relatief, omdat iedere cliënt uniek is en slechts 89 mensen de vragenlijst hebben ingevuld. Op de vraag welke technieken binnen stressmanagement stress reducerend zijn bij mensen met een depressie en/of angststoornis, bleken de meningen verdeeld. Ademhalingsoefeningen, relaxatie en beweging werden gezien als het meest stressreducerend. Mindfulness en timemanagement bleken voor een aantal cliënten ook een belangrijk anti-stressmiddel te zijn. Deze cijfers zijn afhankelijk van de groep mensen. Dit toont aan dat elke techniek binnen stressmanagement van nut is. Dit kan gelinkt worden aan de verschillende literatuur die deze technieken aanraden. De eerste 2 sessies werden door weinig cliënten bijgewoond. Daarom werd er een affiche38 gemaakt en aan het ergotherapielokaal gehangen om cliënten te lokken. Deze affiche werkte en een groep van ongeveer 10 cliënten woonde wekelijks de sessie bij.. De cliënten reageerde unaniem positief op de sessies en vonden het interessant en leuk. Via observatie bleek dat de helft van de cliënten trouw iedere week terugkwamen. Het huiswerk dat de cliënten meekregen werd nooit ingevuld, maar uit bevraging en uit de vragenlijsten blijkt wel dat de meerderheid van de cliënten de oefeningen buiten de therapie uitprobeerden. Het invullen van het oefenblad werd altijd vergeten. Alle cliënten vonden dat de therapie moet blijven bestaan binnen het therapieprogramma. Dit toont aan dat stressmanagement een meerwaarde biedt voor cliënten met een depressie en/of angststoornissen. Gemaakte fouten tijdens het proces:
De vragenlijsten werden niet op voorhand gemaakt en goedgekeurd, met als gevolg dat deze regelmatig werden aangepast. Dit heeft een invloed op de resultaten. Het invulblad (huiswerk) werd nooit ingevuld. Dit deels omdat een kleine groep ze vergat in te vullen, maar ook omdat de bundels vaak werden achtergelaten in het lokaal. Een tip naar de toekomst toe is om de bundels op een openbare plaats te leggen en de cliënten tijdens een vrij moment aan te sporen deze eens door te nemen. Na iedere sessie stressmanagement kunnen de bundels worden vernieuwd.
Aanbevelingen voor verder onderzoek zijn:
38
Toepassen van stressmanagement bij mensen met depressie en/of angststoornissen binnen verschillende PZ. Toepassen van stressmanagement bij de hulpverleners en de cliënten. Beide groepen kunnen worden vergeleken. Toepassen van stressmanagement bij verschillende doelgroepen en deze dan onderling vergelijken.
Zie bijlage
42
Lijst met figuren en tabellen Figuur 2: stressmodel (Cuyvers, z.j.) ........................................................................................................ 8 Figuur 1: eigen bewerking van de flow-chart ........................................................................................ 29
Referentielijst American Psychiatric Association. (2003). DSM-IV-TR (vertaald door G.A.S. K. Van Groos). Lisse: Zwets & Zeitlinger B.V. Bakker, J.M. & Bannink, F.P. (2008). Oplossingsgerichte therapie in de psychiatrische praktijk. Tijdschrift voor psychiatrie, 1, nr. 50, pp.55-59. Bannink, F.P. (2010). Oplossingsgerichte therapie. GZ-psychologie, 3, pp.10-15. Bowman,J. (2005). Perceived Stress Scale: General Information Summary. UWS. Via Science Direct. Compernolle, T. (2006). Stress vriend en vijand: de aanpak van stress, thuis en op het werk. Tielt: Lannoo nv. Cuyvers, G. (z.j.). Psychopathologie. Mechelen: Platyn nv. De Jongh, R. (2010). Wat doet stress met ons lichaam en brein?. Psychologie magazine. Geraadpleegd op 3/06/2013 via http://www.psychologiemagazine.nl/web/Artikelpagina/Wat-doetstress-met-ons-lichaam-en-brein.htm. De Rycke, K. (2012). Stress en veerkracht. Amelior, centre for excellence. Geraadpleegd op 3 juni 2013 via google scolar. http://www.amelior.be/ndl/artikels/artikel.asp?a=407&tc=1. Eun-Hyun. L. (2012). Review of the psychometric evidence of the perceived stress scale. Asian nursing research,6, pp. 121-127. Via Science Direct. Forsyth, P. (2013). Succesful Time management. (3de dr.). Kogan Page publishers. Gabriel, G. (2013). Hans Selye: the discovery off stress. Geraadpleegd op 29 mei 2013 via google scolar. http://brainconnection.positscience.com/hans-selye-the-discovery-of-stress/. Kerkaert, K. (2010). Oplossingsgerichte therapie, een verrijking van ons ergotherapeutisch denken? In: Vlaams ergotherapeutenverbond & Van Handenhoven. M., Jaarboek ergotherapie, pp. 157-174. Leuven: Acco. Korte oplossingsgerichte therapie. (2005). Kortrijk: PZ Heilige Familie. Lehrer, P.M., Woolfolk, R.L. & Sime W.E. (2007). Principles and Practice of Stress Management.(3de druk). New York: The Guilford Press. Move Europe. (z.j.). positieve stress en negatieve stress. Geraadpleegd op 3 juni 2013 via google scolar. http://www.move-europe.be/p/6801B71D7D597880C1257624003CF18E. 43
Opleiding specifiek competentieprofiel. (2013) Kortrijk: Howest. Payne, R.A. & Donaghy, M. (2011). Panye’s handbook of relaxation techniques. (4de druk) (vertaald door N. Vandezande & D. Declerq). Elsevier Limited. pp. 298-323. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. PZ Heilige Familie. (z.j.). http://www.pzhfamilie.be/over_PZ_H_Familie/opdrachtsverklaring.html. Geraadpleegd op 8 april 2013. PZ Heilige Familie. (z.j.). http://www.pzhfamilie.be/zorgprogrammas/kinderen%20%20jongeren/algemeen.html. en http://www.pzhfamilie.be/zorgprogrammas/volwassenen/index.html. Geraadpleegd op 6 april & 17 juli 2013. Roelofs, K. (2012). Hersenen op de vlucht: het angstige brein in actie. Nijmegen: Radboud univerity. Segal, Z.V., Teasdale, J.D. & Williams, J.M.G. (2004). Aandachtgerichte cognitieve therapie bij depressie. Een nieuwe methode om terugval te voorkomen. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Stagebundel Anker. (z.j.). geraadpleegd op 10 april 2013 via http://www.pzhfamilie.be/vacatures/stagebundels.html. Swinnen, L. (2009). Stress is geen probleem. Leuven: Van Halewyck. Van Kampen, M. (2008). Stress preventie, reductie en ontspanning. Twaalf methoden. Leuven: Acco. Verhulst, J. (2005). Stress onder controle. (2de druk). Houten: Bohn stafleu van loghum. Vlaams ergotherapeutenverbond & Van Handenhoven. M. (2010). Jaarboek ergotherapie. Leuven: Acco.
44
Bijlage 1: Perceived Stress Scale
Datum:
De vragen in deze vragenlijst zijn gericht op je gevoelens en gedachten in de afgelopen maand. Bij elke vraag kunt u aanduiden hoe vaak u op een bepaalde manier gedacht of zich gevoeld hebt. U kunt een cirkeltje plaatsen rond het cijfer dat het beste bij u past.
0=
1=
2=
3=
4=
Nooit
Bijna
Soms
Tame
Zeer
lijk
vaak
nooit
vaak
1. Hoe vaak bent u tijdens de afgelopen maand overstuur
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
0
1
2
3
4
geweest door iets dat onverwacht gebeurde? 2. Hoe vaak hebt u tijdens de afgelopen maand het gevoel gehad dat u niet in staat was de belangrijke dingen in uw leven onder controle te houden? 3. Hoe vaak hebt u zich tijdens de afgelopen maand zenuwachtig en gespannen gevoeld? 4. Hoe vaak hebt u zich tijdens de afgelopen maand zelfverzekerd gevoeld over uw vermogen om uw persoonlijke problemen aan te pakken? 5. Hoe vaak hebt u tijdens de afgelopen maand het gevoel gehad dat de dingen u meezaten? 6.Hoe vaak hebt u tijdens de afgelopen maand het gevoel gehad dat u niet opgewassen was tegen al de dingen die u moest doen? 7. Hoe vaak bent u tijdens de afgelopen maand in staat geweest om irritaties in uw leven onder controle te houden? 8. Hoe vaak hebt u tijdens de afgelopen maand het gevoel gehad dat u de dingen de baas bleef? 9. Hoe vaak hebt u zich tijdens de afgelopen maand boos gemaakt om dingen die buiten uw controle om gebeurden? 10. Hoe vaak hebt u tijdens de afgelopen maand het gevoel gehad dat de moeilijkheden zich zo hoog opstapelden dat u ze niet te boven kon komen?
http://smile-research.unimaas.nl/SMILE-CMS/1261-SMILE.html 45
Bijlage 2: niet-gestandaardiseerde vragenlijsten
Vragenlijst stresspreventie In kader van mijn eindwerk rond stresspreventie had ik graag uw mening gehad over bepaalde zaken rond de therapiesessies zodat ik indien nodig aanpassingen kan aanbrengen. 1. Wat vind je van deze therapie? Leuk Interessant Vervelend Saai Leerrijk Vermoeiend Te veel informatie Te weinig informatie Moeilijk Andere: ……………………………………………………………………………………………………………………………………….... 2. Wat vind je van de dobbelsteen om de volgorde van de thema’s aan te geven? Leuk Vervelend Niet nodig origineel 3. Welk thema spreekt jou het meest aan? Relaxatie Beweging Ademhalingsoefeningen Mindfulness Timemanagement 4. Welke oefeningen vond je interessant? Quiz Informatie over de tijdsvreters Buikademhaling: oprichten in zit In en uit de knoop Losmaken van de gewrichten Mindfull eten in praktijk Buikademhaling: op de stoel neerploffen Dodemanshouding yoga 46
Stressballetjes maken Bespreking van de sporten
5. Wat heb je het liefst? praktijk oefeningen Theorie Beiden 6. Heb je 1 of meerdere oefeningen al eens uitgeprobeerd buiten deze therapie? Ja Nee (indien ja, ga naar vraag 7, indien nee ga naar vraag 8)
7. Indien ja: welke oefening(en)? En verlaagde het uw stress? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..... 8. Indien nee: wat is de reden dat je nog geen oefeningen uitgeprobeerd hebt? Geen interesse Vergeten Moeilijk toe te passen Andere: …………………………………………………………………………………………………………………………….
Bedankt!!
47
Vragenlijst stresspreventie In kader van mijn eindwerk rond stresspreventie had ik graag uw mening gehad over bepaalde zaken rond de therapiesessies zodat ik indien nodig aanpassingen kan aanbrengen. 9. Wat vind je van deze therapiesessie? Leuk Interessant Vervelend Saai Leerrijk Vermoeiend Te veel informatie Te weinig informatie Moeilijk Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………………………....
10. Welk thema spreekt jou het meest aan? Relaxatie Beweging Ademhalingsoefeningen Mindfulness Timemanagement 11. Welke oefeningen vond je nuttig om zelf toe te passen? Bovenste ademhaling (hartbloem) Progressieve relaxatie Boomhouding (yoga) Gun jezelf een pauze Mindfull muziek luisteren
12. Heb je 1 of meerdere oefeningen al eens uitgeprobeerd buiten deze therapie? Ja Nee (indien ja, ga naar vraag 5, indien nee ga naar vraag 7)
48
13. Indien ja: welke oefening(en)? Mindfull eten In en uit de knoop (relaxatie) Losmaken van de gewrichten Informatie over de tijdvreters Buikademhaling (oprichten in zit) 14. Waren deze oefeningen van nut voor jou? Ja Nee 15. Indien nee: wat is de reden dat je nog geen oefeningen uitgeprobeerd hebt? Geen interesse Vergeten Moeilijk toe te passen Andere: …………………………………………………………………………………………………………………………….
Danku!!
49
Vragenlijst stresspreventie In kader van mijn eindwerk rond stresspreventie had ik graag uw mening gehad over bepaalde zaken rond de therapiesessies zodat ik indien nodig aanpassingen kan aanbrengen. 16. Wat vind je van deze therapiesessie? Leuk Interessant Vervelend Saai Leerrijk Vermoeiend Te veel informatie Te weinig informatie Moeilijk Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………………………....
17. Welke oefeningen vond je nuttig om zelf toe te passen? Borstademhaling (fontein) Beweging: Pace To-do lijstjes opmaken Mindfulness: gedachten zijn geen feiten Relaxatie: zelfmassage van de handen en schouders
18. Heb je 1 of meerdere oefeningen al eens uitgeprobeerd buiten deze therapie? Ja Nee (indien ja, ga naar vraag 4, indien nee ga naar vraag 6)
19. Indien ja: welke oefening(en)? Met aandacht naar muziek luisteren Bewust opspannen en ontspannen van de spieren Borstademhaling Gun jezelf een pauze 20. Waren deze oefeningen van nut voor jou? Ja Nee 50
21. Indien nee: wat is de reden dat je nog geen oefeningen uitgeprobeerd hebt? Geen interesse Vergeten Moeilijk toe te passen Andere: …………………………………………………………………………………………………………………………….
Danku!!
51
Vragenlijst stresspreventie In kader van mijn eindwerk rond stresspreventie had ik graag uw mening gehad over bepaalde zaken rond de therapiesessies zodat ik indien nodig aanpassingen kan aanbrengen. Meerdere antwoorden aanduiden is mogelijk.
22. Waren deze sessies van nut voor jou? Ja Nee 23. Welk thema is niets voor jou? Relaxatie Mindfulness Beweging Ademhaling Timemanagement 24. Heb je 1 of meerdere oefeningen al eens uitgeprobeerd buiten deze therapie? Ja Nee 25. indien nee: wat is de reden dat je nog geen oefeningen uitgeprobeerd hebt? Geen interesse Vergeten Moeilijk toe te passen Andere: ……………………………………………………………………………………………………………………………. 26. Hebben 1 of meerdere technieken je geholpen om stress te reduceren? Ja Nee 27. Indien ja, welke technieken? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………
52
28. Vind je het zinvol dat deze therapie blijft gegeven worden in het ziekenhuis? Ja Waarom wel: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Nee
Waarom niet: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Dank u!!
53
Bijlage 3: affiche
54