Orde in de wanorde! Is het plannen en organiseren effectiever na het volgen van tien sessies timemanagement bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek?
Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2013-2014 Module Bachelorproef Promotor De heer Godfried Vandamme Ergotherapeut Student Stefanie Buyse
Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Orde in de wanorde! Is het plannen en organiseren effectiever na het volgen van tien sessies timemanagement bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek?
Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2013-2014 Module Bachelorproef Promotor De heer Godfried Vandamme Ergotherapeut Student Stefanie Buyse
Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Woord vooraf Graag wil ik mijn dank betuigen aan de mensen die geholpen hebben om deze bachelorproef te realiseren. Zonder hen was het niet gelukt om dit pronkstuk van mijn opleiding ergotherapie te schrijven. Vooreerst mijn oprechte dank aan de heer Godfried Vandamme, mijn promotor en stagebegeleider gedurende dit proces. Zijn kritisch en ervaren oog zorgde ervoor dat dit werk gerealiseerd werd. Door zijn steun en kennis heeft de bachelorproef de vorm gekregen die hij nu heeft. Het personeel van de afdeling ‘ontwenning’ in Kliniek Sint-Jozef Pittem verdienen een woord van dank. Hierbij wil ik de heer Paul Seynaeve, afdelingshoofd, extra bedanken. Hij zorgde ervoor dat mijn bachelorproef op de ontwenningskliniek uitgewerkt kon worden. Daarnaast wil ik ook mevrouw Siska Vandemaele bedanken, mijn interne begeleider van deze bachelorproef. Zij stond altijd klaar met raad en daad voor de vormgeving van deze bachelorproef. Zij zorgde tevens voor informatie over dit project en onderhield de contacten met mevrouw Suzanne White. Daaruit volgend wil ik natuurlijk mevrouw Suzanne White bedanken, professor in de ergotherapie (Verenigde Staten), door haar mag ik dit project hier in België gebruiken. Dankzij haar toestemming mag ik gebruik maken van het Assessment of Time Management Skills binnen deze bachelorproef. Aan mevrouw Karine Vandekerckhove, ergotherapeut Heilig Hartziekenhuis Ieper, een woord van dank. Ik kon bij haar terecht voor extra informatie omtrent timemanagement. Mariska Dhoore en Gaëlle Vanneste verdienen ook een dankbetuiging. Zij zorgden voor de hervertaling NL-EN van de ATMS. Mariska Dhoore krijgt een extra dankwoord, zij was bereid mijn bachelorproef te herlezen. Dankzij haar verbeterwerk en tips kon ik deze bachelorproef tot een goed einde brengen. Voor de uitvoering van mijn pilootstudie mocht ik beroep doen op de PAAZ van AZ Delta Campus Westlaan Roeselare, de ergotherapeuten en deelnemende patiënten mogen hierbij in de bloemetjes gezet worden, dankzij hun medewerking kon ik de ATMS in de praktijk gebruiken. Als laatste verdienen ook mijn ouders, familie en vrienden een dankbetuiging. Zij hebben mij gedurende de volledige opleiding gesteund. Mijn moeder heeft met veel geduld telkens de bachelorproef herlezen, bedankt hiervoor.
Stefanie Buyse Mei 2014
Abstract Titel Orde in de wanorde! Is het plannen en organiseren effectiever na het volgen van tien sessies timemanagement bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? Kernwoorden Afhankelijkheidsproblematiek – timemanagement – structuur – plannen – organiseren – Assessment of Time Management Skills Inleiding: Personen met een afhankelijkheidsproblematiek ervaren problemen met structuur en planning. De grootste oorzaken hiervan zijn het cognitief functieverlies en de verminderde participatie in de maatschappij. Het doel van deze bachelorproef is om na te gaan of sessies met betrekking tot timemanagement een meerwaarde bieden binnen de behandeling van deze doelgroep op vlak van structuur en planning. Methode: Om de effectiviteit van het plannen en organiseren na te gaan, wordt gebruik gemaakt van het Assessment of Time Management Skills als pre- en postmeting. Er wordt tevens gewerkt met een experimentele- en controlegroep om de effectiviteit beter te onderzoeken. De experimentele groep krijgt tien sessies omtrent timemanagement. Resultaat: De experimentgroep en de controlegroep kennen een positieve evolutie tijdens de postmeting aan de hand van het Assessment of Time Management Skills. Er zijn verschillen merkbaar wanneer de stellingen afzonderlijk met elkaar vergeleken worden. Discussie en conclusie: Sessies met betrekking tot timemanagement kunnen wellicht een meerwaarde bieden bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek. De sessies worden beter aangeboden op indicatie, want de ene patiënt ervaart meer moeilijkheden op vlak van timemanagement dan de andere.
6
Inhoudsopgave WOORD VOORAF ............................................................................................................................... 4 ABSTRACT ........................................................................................................................................... 5 INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................. 6 LIJST MET AFKORTINGEN .............................................................................................................. 8 VERKLARENDE WOORDENLIJST .................................................................................................. 9 1
INLEIDING ................................................................................................................................. 10
1.1
Korte inhoud ..................................................................................................................................... 10
1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
Literatuurstudie ................................................................................................................................ 11 Het probleem bij afhankelijkheidsproblematiek met betrekking tot plannen en structuur ................... 11 Timemanagement ................................................................................................................................... 12 De rol van de ergotherapeut bij timemanagement ................................................................................ 14 Verschillende modellen en technieken in functie van timemanagement .............................................. 16 Assessment of Time Management Skills ................................................................................................. 24
1.3
Onderzoeksvraag .............................................................................................................................. 27
2
METHODE ................................................................................................................................. 28
2.1
De doelgroep .................................................................................................................................... 28
2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3
Deel I: Assessment of Time Management Skills ................................................................................ 29 Vertaling van het Assessment of Time Management Skills .................................................................... 29 Pilootstudie ............................................................................................................................................. 29 Pre- en postmeting.................................................................................................................................. 32
2.3
Deel II: Ergotherapeutische interventies omtrent timemanagement ................................................ 33
3
RESULTAAT .............................................................................................................................. 35
3.1 3.1.1 3.1.2
Premeting ......................................................................................................................................... 35 Premeting experimentgroep ................................................................................................................... 36 Premeting controlegroep ........................................................................................................................ 37
3.2 3.2.1 3.2.2
Postmeting ....................................................................................................................................... 38 Postmeting experimentgroep ................................................................................................................. 38 Postmeting controlegroep ...................................................................................................................... 39
3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Vergelijking pre- en postmeting ........................................................................................................ 41 Experimentgroep .................................................................................................................................... 41 Controlegroep ......................................................................................................................................... 42 Experimentgroep ten opzichte van de controlegroep ............................................................................ 42
4
DISCUSSIE EN CONCLUSIE ................................................................................................... 43
4.1 4.1.1 4.1.2
Interpretatie van de resultaten van het Assessment of time management skills .............................. 44 Non-respons ............................................................................................................................................ 44 Premeting ten opzichte van postmeting ................................................................................................. 44
4.2 4.2.1
Reflectie over de sessies omtrent timemanagement ........................................................................ 46 Voordelen en nadelen van de sessies ..................................................................................................... 46
7 4.2.2
Meningen en ervaringen van de patiënten ............................................................................................. 48
4.3 4.3.1
Algemene conclusie .......................................................................................................................... 49 Is het Assessment of Time Management Skills een betrouwbaar assessment bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? ............................................................................................................... 49 Biedt de ergotherapeut een meerwaarde met betrekking tot timemanagement? ............................... 49 Is het plannen en organiseren effectiever na het volgen van tien sessies timemanagement bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? ................................................................................ 49
4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2
Discussie ........................................................................................................................................... 50 Valkuilen van dit onderzoek .................................................................................................................... 50 Toekomstperspectief en verder onderzoek ............................................................................................ 50
LIJST MET FIGUREN EN TABELLEN .......................................................................................... 51 REFERENTIELIJST .......................................................................................................................... 52 BIJLAGEN........................................................................................................................................... 54 Bijlage 1: Hervertaling Assessment of Time Management Skills Nederlands – Engels .................................... 55 Bijlage 2: Inleidende brief behorende tot het Assessment of Time Management Skills .................................. 57 Bijlage 3: Assessment of Time Management Skills ......................................................................................... 58
8
Lijst met afkortingen ATMS
Assessment of Time Management Skills
AZ
Algemeen ziekenhuis
CMCE
Canadian Model of Client-Centered Enablement
EFFECT
Essentie – Functies – Focus – Efficiënt – Creativiteit - Toolbox
EN
Engels
GROW
Goal – Reality – Options – Way forward
GTD
Getting Things Done
ICF
International Classification of Functioning, Disability and Health
NL
Nederlands
PAAZ
Psychiatrische afdeling algemeen ziekenhuis
SMART
Specifiek – Meetbaar – Acceptabel – Realiseerbaar - Tijdsgebonden
VS
Verenigde Staten
9
Verklarende woordenlijst Cronbachs alfa
De Cronbachs alfa geeft de maat van de interne consistentie weer. Daarnaast is het een hulpmiddel om de betrouwbaarheid in te schatten (Sijtsma, 2009)
Interne consistentie
De interne consistentie geeft aan dat verschillende elementen, die hetzelfde kenmerk meten, dit ook daadwerkelijk meten (Encyclo, z.j.)
Occupational engagement
De betrokkenheid die personen ervaren voor en tijdens het handelen (le Granse, van Hartingsveld & Kinébanian, 2012)
Occupational balance
De mate waarin mensen hun dagelijkse activiteiten organiseren en zo hun maatschappelijk handelen tot een harmonieus en samenhangend geheel ervaren (le Granse et al., 2012)
Pearson correlatiecoëfficiënt
Dit wordt gebruikt bij het nagaan van een correlatie tussen meerdere variabelen (Encyclo, z.j.)
Sociolect
De taal die een bepaalde groep/gemeenschap spreekt, bijvoorbeeld Nederlands, Engels, Dialect, … (Encyclo, z.j.)
10
1 Inleiding 1.1 Korte inhoud Binnen deze bachelorproef wordt de effectiviteit van het organiseren en plannen bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek nagegaan. Voordat dit kan worden onderzocht, moet er eerst een literatuuronderzoek met betrekking tot het onderwerp gebeuren. Aan de hand van deze literatuurstudie worden de problemen in verband met plannen en structureren in kaart gebracht. Daarnaast wordt er een beeld geschetst over timemanagement: waar haalt het zijn oorsprong en hoe is het in de tijd geëvolueerd? Deze bachelorproef is verbonden aan het behalen van het diploma ergotherapie, dus wordt de rol van de ergotherapeut met betrekking tot timemanagement besproken. Er bestaan verschillende methodes voor een beter timemanagement, hiervan worden vier belangrijke besproken. Deze methodes zijn: Let’s get organized, het tijdsbestedingsmodel, de GROWmethode en de EFFECT-methode. Dit gevarieerd aanbod wordt in een verder stadium gebruikt binnen verschillende sessies. Deze sessies worden bij de doelgroep personen met een afhankelijkheidsproblematiek toegepast. De effectiviteit moet natuurlijk gemeten worden, hiervoor wordt het Assessment of Time Management Skills gebruikt. Het is een assessment dat zijn oorsprong kent in de Verenigde Staten.
11
1.2 Literatuurstudie 1.2.1 Het probleem bij afhankelijkheidsproblematiek met betrekking tot plannen en structuur Personen met een afhankelijkheidsproblematiek ervaren problemen bij het plannen en structureren (White, Riley & Flom, 2013). Aan de hand van literatuur worden de oorzaken van dit probleem bekeken. Problematisch drinken kent vele gevolgen. De gevolgen die een verband hebben tot het plannen, situeren zich voornamelijk op intrapersoonlijk en interpersoonlijk vlak. Op intrapersoonlijk niveau ervaart deze doelgroep voornamelijk cognitief functieverlies (White et al., 2013; Kerssemakers et al., 2008). Cognitie omvat verschillende aspecten, zoals het denken en herinneren, het redeneervermogen, de mentale verwerking, het probleemoplossend gedrag en het plannen. Deze verschillende aspecten zijn essentieel in het dagelijks leven (Creek & Lougher, 2008). Het dagelijks leven vraagt veel van de cognitieve functies, meer bepaald de executieve functies (Weiner, Toglia & Berg, 2012). Executieve functies zijn de psychologische processen die het handelen coördineren en ons gedrag regelen (Smidts, 2003). Het zijn net deze functies die aangetast zijn bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek (Emmelkamp & Vedel, 2007). De executieve functies omvatten tal van vaardigheden die noodzakelijk zijn om zelfstandig te leven (Smidts, 2003; Weiner et al., 2012): het organiseren en plannen; het oplossingsvermogen; de selectieve en volgehouden aandacht; initiatiefname en tijdigheid; het bepalen en hanteren van verschillende strategieën. De gevolgen op interpersoonlijk vlak hebben voornamelijk betrekking tot het functioneren binnen de maatschappij. De oorzaak is voornamelijk te vinden bij het feit dat de doelgroep vaak in aanraking komt met financiële problemen. Daarnaast ervaren patiënten sociale verwaarlozing, ze ondervinden te weinig hulp en sociale steun. Deze vele aspecten zorgen ervoor dat er minder motivatie is tot participatie en zinvolle dagbesteding (Edgelow & Krupa, 2011). Als gevolg van overmatig alcoholgebruik hebben deze mensen vaker te maken met arbeidsverlies. Wanneer een persoon werkloos wordt, ondervindt hij minder structuur in zijn leven. De werkmomenten vervangen zich door meer slaap- en rustmomenten (Kerssemakers et al., 2008; Leufstadius, Erlandsson & Eklund, 2006). Lange slaapperiodes worden geassocieerd met een minder goede gezondheid, lager niveau van kennis, minimale levenskwaliteit en vermindering van de sociale interactie (Leufstadius & Eklund, 2008). Doordat deze personen een eerder passieve rol aannemen binnen de maatschappij, daalt hun productiviteit. Nochtans is productiviteit een belangrijk element binnen ons handelen, het zorgt namelijk voor occupational balance en structuur in het dagelijks leven (Leufstadius et al., 2006).
12 Uit een studie van vijf psychiatrische ziekenhuizen in Vlaanderen (2005) blijkt dat het grootste deel van de patiënten die opgenomen zijn in de ontwenningskliniek (Kliniek Sint-Jozef Pittem) hun vrije tijd alleen doorbrengen. De meeste patiënten zijn eveneens ontevreden over hun dag- en vrijetijdsbesteding (tabel 1) (Vanderplasschen et al., 2005). Tabel 1: Dag- en vrijetijdsbesteding patiënten ontwenningskliniek (Vanderplasschen et al., 2005)
Totaal (n=249)
Ontwenningskliniek (n=49)
Vrijetijdsbesteding Familie Vrienden Alleen
28,1% 32,1% 39,8%
18,4% 28,6% 53,1%
Tevreden vrijetijdsbesteding Neen Niet tevreden, niet ontevreden Ja
57% 13,3% 29,7%
75,5% 10,2% 14,3%
Tevreden daginvulling Neen Niet tevreden, niet ontevreden Ja
55,4% 14,5% 30,1%
75,3% 10,2% 16,3%
De tijdsindeling wordt gelinkt aan het handelen, want tijd is fundamenteel voor het organiseren en structureren van het dagelijks leven (Edgelow et al., 2011). Uit het onderzoek van Leufstadius en Eklund (2008) blijkt tevens dat het brengen van structuur in ons dagelijks leven een positieve invloed heeft op de gezondheid en het welzijn van de mens.
1.2.2 Timemanagement Het definiëren van timemanagement Hieronder worden enkele definities van timemanagement weergegeven: Deze definities werden geselecteerd op basis van de problemen die de doelgroep ervaart; namelijk plannen, organiseren en structuur. Onrechtstreeks sprak Meyer (1922), één van de grondleggers van de ergotherapie, over timemanagement. Hij ging ervan uit dat patiënten tijd leren organiseren wanneer ze iets doen. Dit toont het belang van tijdsgebruik aan binnen onze participatie (Law, 2002). McCay (1959) ontwikkelde een timemanagement trainingsprogramma. Dit programma wordt nu nog steeds gebruikt. Hij beschreef timemanagement als een veranderend proces van tijdsbesteding dat inzicht geeft op tijdrovende activiteiten. Via dit proces leren mensen hun dag te plannen en prioriteiten te stellen. Gedurende dit proces leren ze tevens met onverwachte taken om te gaan (Claessens et al., 2007). Lakein (1973) ging ervan uit dat timemanagement het proces beïnvloedt waarbij behoeftes worden bepaald en doelen opgesteld. Gedurende dit proces worden plannen en prioriteiten opgesteld om deze doelen te bereiken (Claessens et al., 2007).
13 Macan (1994) spreekt niet over timemanagement op zich, maar bespreekt verschillende timemanagement gedragingen. Deze gedragingen zijn: gericht op de bewustwording van het hier en nu; het opstellen van doelen en hierbij prioriteiten stellen; het plannen van de verschillende taken; opstellen van takenlijsten; het groeperen van de verschillende taken. Deze gedragingen zijn gericht op het effectief en efficiënt besteden van tijd (Claessens et al., 2007). Claessens et al. (2007) beschrijven timemanagement als gedragingen die streven naar het bereiken van een doeltreffend gebruik van tijd, terwijl bepaalde doelgerichte activiteiten worden uitgevoerd. White (2013) omschrijft timemanagement als het actief proces van het manipuleren van tijd, creëren van schema’s, gebruiken van middelen en strategieën en het continu evalueren van het handelen. Uit de verschillende definities kan geconcludeerd worden dat timemanagement eerder een containerbegrip is. De verschillende definities werden met elkaar vergeleken om tot één algemene definitie te komen. Deze definitie is: timemanagement is een actief en veranderend proces met betrekking tot het gedrag, het is een inzicht gevende manier van controle over de tijd. Plannen en prioriteiten worden opgesteld om doelen te bereiken, het leert de mens tevens omgaan met onverwachte zaken.
Het belang van timemanagement Volgens het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) heeft timemanagement een centrale rol in ons leven. Dit wordt aangetoond aan de hand van de elementen activiteit en participatie (White, 2013). Het is een fundamentele vaardigheid voor iedere persoon om zelfstandig te leven. Zoals eerder uitgelegd, ervaren personen met een afhankelijkheidsproblematiek cognitief functieverlies. Timemanagement is een belangrijk onderdeel van de cognitieve vaardigheden (White et al., 2013). Het vervullen van verschillende taken binnen een bepaalde tijd of het integreren van routines worden vaak als een bedreiging ervaren. Om doeltreffend de taken te verdelen, wordt er regelmatig gebruik gemaakt van hulpmiddelen. Daarnaast wordt het plannen van taken en activiteiten als een kernconcept binnen de cognitieve gedragstherapie beschreven. Vanuit een case studie van Lewinsohn et al. is geconcludeerd dat positieve versterking vele voordelen kent. Hierdoor is er een toename van maatschappelijke betrokkenheid zichtbaar (Riebe, Fan, Unützer & Vannoy, 2012). Om het goed welbevinden te realiseren, is het noodzakelijk dat de persoon zijn tijd evenwichtig kan verdelen over de verschillende handelingsgebieden die Llorens (1991) opstelde. Deze handelingsgebieden zijn wonen/zelfzorg, werk/school, vrije tijd/spel en rust/relaxatie. Ergotherapeuten werken binnen deze handelingsgebieden. Personen hebben normen en waarden, deze zorgen voor de invulling van de verschillende handelingsgebieden (Vandekerckhove, 2009).
14
1.2.3 De rol van de ergotherapeut bij timemanagement Het uitgangspunt bij ergotherapie is dat er een relatie bestaat tussen de gezondheid, het welzijn, de sociale interactie en het handelen van een persoon. Het doel van ergotherapeuten binnen de geestelijke gezondheidszorg is het helpen vinden van een betekenisvolle activiteit die aansluit bij de vaardigheden van de patiënt (Leufstadius, Erlandsson & Eklund, 2006). Ergotherapeuten streven naar een verbeterde levenskwaliteit bij patiënten. Dit kan tot stand komen wanneer ze verschillende mogelijkheden aanbieden, zodat de tevredenheid bij de patiënt verbetert (Bejerholm & Eklund, 2007). Het Canadian Model of Cliënt-Centered Enablement (CMCE) geeft de basiselementen van de ergotherapeut weer (le Granse et al., 2012). Aanpassen (adapt): het is de taak van de ergotherapeut om samen met de patiënt het handelen in zijn context aan te passen waardoor het handelen terug mogelijk wordt. Aanpassen wordt hierbij gezien in de zin van re-integratie. Er kunnen aanpassingen gebeuren aan de activiteit of aan de omgeving (le Granse et al., 2012). Pleiten (advocate) is erop gericht dat patiënten terug kunnen participeren binnen het dagelijks handelen. Het is gericht op de bewustwording ten opzichte van verschillende barrières binnen het handelen (le Granse et al., 2012). Coachen (coach) is het begeleiden van de patiënt zodat hij zelf acties onderneemt om zijn verlangens en doelen te realiseren (le Granse et al., 2012). Samenwerken (collaborate) is een centraal element binnen de interventies. Samenwerken met de patiënt betekent niet dat de therapeut de handelingen uitvoert, maar samen met de patiënt worden de doelen bereikt. (le Granse et al., 2012). Consulteren (consult) betekent dat de therapeut gaat luisteren naar de verschillende visies. Hij gaat informeren over verschillende opties om bepaalde elementen aan te passen. Deze elementen kunnen het handelen of de omgeving zijn (le Granse et al., 2012). Coördineren (coordinate) betekent dat de therapeut, patiënt en zijn omgeving tot een overeenstemming komen. De verschillende werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden, worden door de desbetreffende personen uitgevoerd (le Granse et al., 2012). Ontwerpen/vervaardigen (design/build) betekent dat de therapeut samen met de patiënt producten en omgevingsaanpassingen ontwikkelt. Dit kan op vlak van de thuissituatie of organisatie gebeuren (le Granse et al., 2012). Kennis overdragen (educate): de ergotherapeut geeft zijn kennis en ervaringen door aan de patiënt. Doordat de kennis wordt overgedragen, worden de veranderingen tot het handelen gestimuleerd. Patiënten leren door het zelf uit te voeren (le Granse et al., 2012). Betrokken zijn in (engage): zowel de ergotherapeut als de patiënt moeten betrokken zijn bij het handelen. Het is gericht op het participeren van de patiënt. De nadruk ligt hierbij niet op praten, maar op uitvoeren (le Granse et al., 2012). Specialiseren (Specialize): bij specialiseren ligt de visie op het hanteren van bepaalde technieken in een specifieke situatie. Specialiseren is enkel mogelijk als de therapeut kritisch reflecteert en de patiënt goed informeert (le Granse et al., 2012).
15 Deze verschillende basiselementen die het CMCE bespreekt, zijn opgenomen in het raamwerk van de beroepscompetenties van de ergotherapeut (figuur 1).
Figuur 1: Raamwerk beroepscompetenties ergotherapeut (le Granse et al., 2012)
De ergotherapeut is ‘expert in het mogelijk maken van het handelen’, dit is het centrale competentiegebied. Binnen dit competentiegebied vallen verschillende basiselementen, deze zijn: betrokken zijn, kennisoverdracht, specialiseren, aanpassen en ontwerpen. Het basiselement pleiten behoort onder pleiten voor participatie. Binnen communiceren behoren de basiselementen coachen en consulteren. Onder de beroepscompetentie ondernemen valt het coördineren. Het basiselement samenwerken behoort natuurlijk tot de beroepscompetentie samenwerken (le Granse et al., 2012). Daarnaast zijn er nog twee beroepscompetenties die niet besproken worden binnen de basiselementen. Deze zijn: ‘professioneel werken’ en ‘leven lang leren’. Professioneel werken richt zich op het feit dat ergotherapeuten gebruik maken van gepaste theorieën en modellen (evidencebased werken). De competentie ‘leven lang leren’ houdt in dat de ergotherapeut actief op zoek gaat naar nieuwe kennis. Dit is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zijn therapieprogramma (van Haringsveldt, Logister-Proost & Kinébanian, 2010). Binnen timemanagement zijn de verschillende basiselementen van de ergotherapeut van belang. De één wat meer uitgesproken dan de ander. De belangrijkste rol die de ergotherapeut zal aannemen is deze van ‘coach’. Het coachen streeft ernaar dat mensen met de uitdagingen omgaan en dat ze hun doelen bereiken. Hierdoor worden de prestaties verbeterd zodat de patiënten tot een betere levenskwaliteit komen. Het actief luisteren staat centraal binnen het coachen, hierdoor wordt het probleem of de patiënt beter begrepen (Bora, 2012). Hoe patiënten hun tijd indelen met betrekking tot participatie is een belangrijk gegeven voor de ergotherapeut (Law, 2002). De laatste jaren zijn ergotherapeuten volop bezig met het onderzoeken, observeren en gebruiken van middelen rond timemanagement, zoals dagboeken (White, 2013). In de VS werd een programma opgericht met betrekking tot timemanagement: “Occupational Therapy: Let’s Get Organized”. Tijdens dit programma werd vastgesteld dat timemanagement een grote meerwaarde biedt binnen het dagelijks leven (White, 2013).
16
1.2.4 Verschillende modellen en technieken in functie van timemanagement Er zijn enkele programma’s, modellen en technieken ontworpen om personen die problemen hebben met timemanagement, te helpen. Binnen dit hoofdstuk worden een aantal van deze technieken besproken. De besproken technieken komen terug aan bod tijdens de uitwerking (methode) van deze bachelorproef. Deze werkwijze wordt gebruikt tijdens de behandeling van patiënten met een afhankelijkheidsproblematiek.
Let’s Get Organized programma van S. White Het Let’s get organized programma werd opgericht door een ergotherapeut. Het programma richt zich op mensen met een comorbiditeit van middelengebruik en emotionele stoornissen. De interventies zijn ontworpen om de patiënten kennis te laten maken met timemanagement en organisatorische vaardigheden. Dit wordt gedaan via trial-and-error strategieën. De patiënten die deelnamen aan dit programma, waren personen met specifieke problemen omtrent het managen van hun dagelijkse routines (White, Meade & Hadar, 2007). Het programma richt zich voornamelijk op het verstrekken van praktische vaardigheden in verband met het organiseren van routines, het bijhouden van de tijd en het maken en organiseren van afspraken. Deze vaardigheden zijn nodig voor herstel en zijn niet te missen in het dagelijks leven. Dankzij deze interventies nemen de patiënten meer verantwoordelijkheid. Daarnaast ondersteunen en leren de patiënten van elkaar (White, 2007). Het Let’s get organized programma bestaat uit tien weken groepssessies die twee maal één uur per week worden gegeven. Iedere groepssessie bestaat uit zes fasen (White, 2007). Tijdens de eerste fase vullen de patiënten hun aanwezigheid in, hierbij vermelden ze de datum en tijd van hun aankomst. Daarna moeten ze de vraag “hoe voel je je nu?” beantwoorden. Elke patiënt krijgt een kaart waar ongeveer 100 gezichten met verschillende emoties opstaat, in het begin van elke sessie moeten ze deze kaart beoordelen. Tijdens de eerste fase wordt gereflecteerd op hun emoties. Ze krijgen een individuele map waar hun aanwezigheden en werkbladen in worden verzameld (White et al., 2007). In de tweede fase krijgen de patiënten een agenda. Deze agenda wordt tijdens deze sessie gepersonaliseerd. Hierbij kan allerlei materiaal gebruikt worden: kleurcodering, familiefoto’s, … Iedere volgende sessie worden de patiënten gevraagd hun agenda te herzien en nieuwe informatie toe te voegen. De ervaringen met betrekking tot het gebruik van een agenda worden besproken (White, 2007). Binnen de derde fase worden werkbladen van Percin’s Living Skills for Recovery Workbook gebruikt die betrekking hebben tot timemanagement en het organiseren van activiteiten. Mogelijke onderwerpen hierbij zijn: hoe stel ik mijn planning, op de meest efficiënte manier, op?, hoe leer ik?, herzien van het opgesteld schema, … Tijdens deze fase wordt dieper ingegaan op bepaalde activiteiten, mogelijke activiteiten zijn: efficiënt boodschappen doen en het gebruik maken van planningsinstrumenten zoals een horloge, notities, lijsten, … (White et al., 2007) In de vierde fase worden de ingevulde werkbladen of de activiteiten op een aanvaardbare manier gecorrigeerd. Dit was voor de patiënten een waardevol leermiddel. Door hun motto “Fouten zijn goed” is er veel respect voor elkaars inspanning. Dit moedigde de patiënten aan om nieuw gedrag uit te proberen (White, 2007).
17 Tijdens de vijfde fase kregen de patiënten huiswerk. Dit huiswerk was dat ze dagelijks hun agenda moeten gebruiken, deze gewoonte moet hierdoor versterkt worden. Het maken van huiswerk werd ook al gestimuleerd door de werkbladen of activiteiten die patiënten meekregen (White, 2007). De laatste fase omvatte een globale afsluiting van de sessies. Tijdens deze fase werden de werkbladen gebundeld tot een groot bestand. De patiënten krijgen uitleg over de volgende sessie en hebben de mogelijkheid een blad in te vullen met hun verwachtingen voor de volgende sessie (White et al, 2007).
Het tijdsbestedingsmodel van K. Vandekerckhove Een handig model dat kan gebruikt worden bij tijdsindeling, is het tijdsbestedingsmodel. Dit model biedt de mogelijkheid om de persoonlijke tijdsbesteding te bepalen, uit te voeren, te onderhouden en te evalueren. Het is tevens een model dat ontworpen is door en voor ergotherapeuten. Het tijdsbestedingsmodel (figuur 2) wordt opgesteld aan de hand van de persoonlijke doelen of rollen die de patiënt wil bereiken. Hierbij wordt rekening gehouden met het willen, kunnen, mogen, doen, kiezen en open kijken naar de activiteit van de patiënt (Vandekerckhove, 2009). Willen: de motivatie die aanwezig is bij de patiënt. Kunnen: de aanwezige benodigdheden en de vaardigheden van de patiënt. Mogen: rekening houden met de normen, waarden en verwachtingen van de patiënt en zijn omgeving. Kiezen: het nemen van beslissingen. Doen: de bewuste uitvoer van de activiteit. Open kijken: het reflecteren op de activiteit.
Figuur 2: Schematische voorstelling van het tijdsbestedingsmodel (Vandekerckhove, 2009)
Pijler 1: de planning opstellen Deze pijler verloopt in drie verschillende stappen. Een eerste stap is het invullen van activiteiten die een vaste plaats innemen in het schema. Deze activiteiten zijn eten, slapen en bewegen. Daarna worden alle andere vaste tijdstippen ingevuld. Deze zijn de zelfzorg, huishoudelijke taken en werk of school. Als laatste vult de patiënt de overige tijd in zoals bijvoorbeeld ontspanning en maakt hij een takenlijst voor de komende dag of week. Het is belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de activiteiten, deze moeten zinvol en betekenisvol zijn voor de patiënt (Vandekerckhove, 2009). Een belangrijk aandachtspunt bij het opstellen van de planning is het evenwicht tussen de verschillende activiteiten. Zo moeten er zowel prestatieactiviteiten als ontspannende activiteiten op het schema staan (Vandekerckhove, 2009).
18 Pijler 1 is voornamelijk gericht op de werkwoorden: ‘willen, kunnen en mogen’ (Vandekerckhove, 2009). Pijler 2: evalueren van de planning Binnen deze pijler wordt de opgestelde planning geëvalueerd. De patiënt gaat na of hij de planning haalbaar ziet of niet. Kan deze planning hem voldoening bieden? Hij kiest er tevens voor om de voor- en nadelen van de activiteiten te dragen. Wanneer de nadelen zwaarder worden dan de voordelen, zal de activiteit lastig of misschien onhaalbaar worden. Indien de voordelen zwaarder doorwegen dan de nadelen, zal de patiënt voldoening uit zijn activiteit halen (Vandekerckhove, 2009). Tijdens de uitvoering van pijler 2 staat het werkwoord ‘kiezen’ centraal. De patiënt leert zijn eigen keuzes maken (Vandekerckhove, 2009). Pijler 3: de uitvoering van de opgestelde planning Tijdens de derde pijler voert de patiënt zijn opgestelde planning uit. De goedgekeurde planning is eerder een houvast en leidraad zodat de dag op een zinvolle en bevredigende manier wordt ingevuld. Indien er door omstandigheden, of uit eigen wil, wijzigingen aan de planning moeten worden doorgevoerd, kan de patiënt dit zelfstandig doen. De patiënt mag zichzelf ook belonen wanneer hij een moeilijke activiteit succesvol heeft uitgevoerd (Vandekerckhove, 2009). Binnen deze pijler is het centrale werkwoord ‘doen’. De patiënt gaat over tot actie (Vandekerckhove, 2009). Pijler 4: evalueren van uitgevoerde planning Bij de laatste pijler evalueert de patiënt de uitgevoerde planning. Hij heeft een kritische terugblik op zijn occupatie. Dankzij deze evaluatie krijgt hij zicht op zijn tijdsindeling in zijn totaliteit. Dankzij het bijhouden van een agenda kan hij reflecteren op zijn denken en handelen (Vandekerckhove, 2009). Het werkwoord ‘open kijken’ staat binnen deze pijler centraal. De patiënt wordt gestimuleerd om kritisch te reflecteren bij (probleem)situaties. Hij gaat oplossingsgericht te werk om zijn volgende activiteiten op een waardevolle manier uit te voeren (Vandekerckhove, 2009).
19
GROW-methode van J. Whitmore Voordat men aan de slag gaat met planningsinstrumenten, kan men aan de hand van de GROWmethode het probleem en het doel van de patiënt in kaart brengen. De GROW-methode wordt gehanteerd binnen het recovery model. Het recovery model wordt toegepast binnen Kliniek SintJozef Pittem. GROW staat voor: Goal, Reality, Options en Way forward (Bora, 2012). Eerst wordt nagegaan wat het doel (goal) is dat de patiënt wil bereiken. Dit kan nagegaan worden aan de hand van een aantal vragen: waarom wil hij dit doel bereiken?, wat kunnen de positieve of negatieve effecten hierbij zijn?, … De realiteit (reality): hierbij wordt de situatie verkend door de patiënt. Wat gebeurt er? en welke acties onderneemt de patiënt? zijn hierbij belangrijke vragen. De derde stap binnen de GROW-methode zijn de verschillende opties (options) bekijken, hierbij gaat de patiënt strategieën en acties opstellen die gebruikt kunnen worden. Daarnaast worden ook de voor- en nadelen van deze acties onderzocht. Na het analyseren van de situatie en de verschillende opties wordt er een stap vooruit (way forward) gewerkt. Hierbij gaat de patiënt zijn actie plannen. Hij houdt hierbij rekening met ‘wie’, ‘wat’, ‘waar’, ‘wanneer’ en het ‘hoe’ van de situatie.
EFFECT-methode van T. Christiaens Christiaens (2011) publiceerde een boek omtrent de EFFECT-methode. Deze methode bestaat uit vijf stappen, bij iedere stap hoort een toolbox waarmee de personen zelf aan de slag kunnen gaan. Dit model wordt niet specifiek in de gezondheidszorg gebruikt. Het is een model dat zich richt naar de algemene bevolking. Stap 1: de zoektocht naar de essentie. Christiaens (2011) verdeelde deze stap in drie opeenvolgende actiepunten, deze zijn: 1. Het formuleren van doelen: Het opstellen van doelen is heel belangrijk. Wanneer doelen worden geformuleerd, wordt er een duidelijk beeld gegeven van het eigen kunnen. Om na te gaan wat specifieke doelen zijn, is het noodzakelijk om eerst over zichzelf te reflecteren: wat wil bereikt worden en wat zijn de interesses? 2. Het omzetten van de doelen in doelstellingen: Nadat de doelen zijn opgesteld, is het noodzakelijk om de doelen als duidelijke doelstellingen te omschrijven. Bij het omschrijven van doelstellingen is het SMART-principe een handig hulpmiddel. Dit principe heeft de volgende kenmerken. Specifiek: Hetgeen bereikt wil worden, moet helder en duidelijk omschreven worden. Meetbaar: Om na te gaan of het doel behaald werd, moet het meetbaar zijn. Welke normen zijn van toepassing om na te gaan wanneer het doel behaald is? Acceptabel en haalbaar: Is het doel haalbaar? Is er motivatie om het doel te bereiken? Realiseerbaar: Is het opgestelde doel realistisch? Kan het behaald worden? Tijdsgebonden: Wanneer wil het resultaat bereikt worden? Hiervoor moet een termijn opgesteld worden.
20 3. Vanuit doelen worden prioriteiten gesteld: Vanuit de doelen moeten prioriteiten worden gesteld. Om gemakkelijk taken te ordenen kan het Eisenhowerschema (figuur 3) gebruikt worden. Hierbij worden de taken ingedeeld volgens twee factoren, nl. enerzijds de belangrijkheid van de taak en anderzijds de urgentie (dringendheid).
Figuur 3: Het Eisenhowerschema (Christiaens, 2011)
In het Eisenhowerschema zijn vier verschillende acties te onderscheiden: Het niet uitvoeren van de taak: als een taak niet dringend en niet belangrijk is, kan worden kiezen om deze taak niet uit te voeren. Het inplannen van de taak: dit gebeurt wanneer het een belangrijke taak is, maar niet heel dringend uitgevoerd moet worden. Het delegeren: als een taak heel dringend is, maar minder van belang kan de taak worden gedelegeerd. Het is soms beter om anderen iets te laten uitvoeren. Hierdoor verminderen de stressmomenten. Direct uitvoeren: indien een taak belangrijk en dringend is, is het noodzakelijk om deze direct uit te voeren. Die taak wordt als prioriteit gezien. Covey (2006) maakt ook gebruik van een schema van belangrijkheid. Volgens hem kunnen de verschillende taken ook onderverdeeld worden naar belangrijkheid en urgentie. Dit schema wordt de timemanagementmatrix (figuur 4) genoemd (Covey, 2006). De matrix wordt ingedeeld volgens vier kwadranten: Kwadrant I: deze zaken zijn zowel belangrijk als dringend. Kwadrant II: in dit kwadrant worden zaken geklasseerd die belangrijk, maar niet dringend zijn. Kwadrant III: deze zaken zijn dringend, maar niet belangrijk. Kwadrant IV: dit zijn activiteiten die niet belangrijk, maar ook niet dringend zijn. Dit kwadrant wordt vaak ‘verspilling’ genoemd.
21 Onderstaande figuur geeft de timemanagementmatrix weer, per kwadrant worden enkele voorbeelden gegeven.
Figuur 4: Timemanagementmatrix (Covey, 2006)
Stap 2: functies afbakenen. Christiaens (2011) bespreekt deze stap in zijn boek aan de hand van drie situaties: het werk, thuis en het verenigingsleven. Hij werkt voornamelijk aan de hand van voorbeelden (bediende/verkoper/…) Aangezien ieder individu verschillend is, wordt hier een globaal beeld van de tweede stap geschetst. Bij stap twee is het van belang om na te gaan welke rollen worden vervuld. Deze rollen zijn in allerlei situaties verschillend. Bijvoorbeeld thuis is iemand een ouder, op het werk verkoper en wanneer hij naar de tennisclub gaat, is hij lid van die club. Bij deze stap is het belangrijk om de balans te vinden tussen werk en rust. De verschillende rollen moeten van elkaar kunnen onderscheiden worden. De rol die wordt vervuld op het werk, zal niet dezelfde zijn als de rol thuis. Stap 3: de focus leggen op doelstellingen. Er zijn heel veel storingen aanwezig in ons leven, denk maar aan de telefoon. Sinds de intrede van het internet en de mobiele telefoon hebben we minder rust. Het is noodzakelijk om even rustmomenten in te plannen. Christiaens (2011) beschrijft ook dat het noodzakelijk is om systematisch bepaalde activiteiten te schrappen. Hetgeen minder van belang is, wordt aan de kant gelegd. De focus moet gelegd worden bij de relevante zaken. De vraag ‘wat wil men bereiken’ staat bij deze stap op de voorgrond. Stap 4: de taken efficiënt uitvoeren. Bij deze stap staat het dagelijks plannen centraal. Dagelijks de planning opstellen zorgt ervoor dat er efficiënter wordt gewerkt. Het is belangrijk dat mensen voor bepaalde zaken een vast moment organiseren, bijvoorbeeld koken. Wanneer de planning wordt opgesteld, moet er tevens rekening worden gehouden met eventuele storingen of onverwachte omstandigheden. Christiaens (2011) bespreekt in zijn boek de GTD-methode van David Allen. De Getting Things Done methode gaat ervan uit dat wanneer personen hun taken noteren, ze niet over hun taken moeten
22 nadenken. Zo moet de persoon niet telkens zijn taken onthouden en kan hij zich concentreren op het uitvoeren van de taken. De GTD-methode is een stappenplan bestaande uit vier stappen. De eerste stap is ‘het verzamelen’: alles wat uitgevoerd moet worden of wat men wenst te onthouden, wordt op een centrale plaats verzameld, bijvoorbeeld in een notitieboekje. Na het verzamelen volgt de verwerking ervan. Indien de plannen zijn om er iets mee te doen, worden concrete actiestappen bepaald. Als men er niets wil mee aanvangen, wordt er geselecteerd: houden of weggooien. Als derde stap volgt het organiseren. Indien de taak niet veel tijd in beslag neemt, wordt deze meteen uitgevoerd. Indien het een grotere tijdsduur vraagt, wordt deze taak gepland in de agenda. Als laatste stap is het noodzakelijk de verschillende lijsten regelmatig door te nemen. Er komen telkens taken bij die deze selectie ook moeten doormaken. Stap 5: creativiteit. Mensen moeten creatief zijn. De omgeving en eigen toestand verandert constant, door deze veranderingen moeten mensen creatief omspringen met de doelen en rollen. Er bestaan verschillende technieken om de tijdsbesteding in kaart te brengen, Christiaens (2011) bespreekt in zijn boek de mindmap, een tool om creatief de tijdsbesteding te schetsen. Daarnaast bestaan er ook nog verschillende applicaties op het internet om de tijd te beheren, denk maar aan doodle, texter en rescuetime. Extra: toolbox. Christiaens (2011) voorziet per stap een toolbox. Het is een kleine handleiding om zelf aan de slag te gaan en een zelfreflectie te maken met betrekking tot het eigen tijdbeheer.
Verschillende soorten planningsinstrumenten Bewust of onbewust wordt er gebruik gemaakt van planningsinstrumenten. Planningsinstrumenten helpen een beter overzicht te geven over tijd, ze helpen de tijd op een efficiënte manier in te delen. In allerlei literatuur met betrekking tot timemanagement, worden planningsinstrumenten vermeld. De meest frequent gebruikte planningsinstrumenten zijn: De agenda: als mensen gebruik maken van een agenda is het belangrijk dat deze praktisch en compact is. Een agenda is een instrument dat gebruikers meestal dagelijks bij zich hebben of het ligt op een vaste plaats. De kalender: indien er gebruik wordt gemaakt van een kalender, is het noodzakelijk dat deze op een zichtbare plaats hangt. Belangrijk is ook dat er voldoende plaats voorzien is om notities bij de desbetreffende dag te noteren. Een takenlijst: dit is een lijst waar de verschillende geplande taken opgesomd staan. Het aangename aan een takenlijst is dat men de uitgevoerde taken kan doorstrepen. Dankzij de mogelijkheid om de taken te doorstrepen, kan men hierdoor een positief gevoel ervaren. Het dagboek: bepaalde mensen geven de voorkeur aan het bijhouden van een dagboek. Een dagboek in deze context is eerder een mengeling van een agenda en takenlijst. De ervaringen met betrekking tot bepaalde taken worden hier ook neergeschreven. Binnen de psychiatrie wordt vaak gebruik gemaakt van een activiteitendagboek. Een weekschema: binnen de zorg wordt vaak gebruik gemaakt van een gepersonaliseerd weekschema van de patiënt. Op een weekschema staan voornamelijk de geplande therapiemomenten. De vrije momenten dient de patiënt zelf in te vullen.
23 Het uurwerk: een heel belangrijk planningsinstrument is het uurwerk. Dit is eerder een instrument waar onbewust gebruik wordt van gemaakt. Aan de hand van het uurwerk kan de tijd ideaal benut worden. De mindmap (figuur 5): het is een schematische voorstelling van een bepaald onderwerp (hier de tijdsindeling). Het kernbegrip wordt in het midden geplaatst. Vanuit dit begrip worden er lijnen en pijlen getrokken voor verdere indelingen.
Figuur 5: Mindmap tijdsbesteding (Seiwert, 2008)
Binnen de zakenwereld wordt vaak gebruik gemaakt van software voor de elektronische agenda. Dit biedt in de bedrijfswereld een grote meerwaarde, de personen en contacten worden rechtstreeks aan het project gekoppeld. De software neemt als het ware taken met betrekking tot tijdsbesteding over, onafgewerkte taken worden automatisch verplaatst naar de volgende dag (Seiwert, 2008). Sinds de komst van het internet is er een groot aanbod aan verschillende online planning tools. Voorbeelden hiervan zijn doodle, inbox2, texter, rescuetime en evernote (Christiaens, 2011). Aangezien binnen deze bachelorproef geen gebruik wordt gemaakt van software en internetapplicaties, worden deze tools niet verder beschreven.
24
1.2.5 Assessment of Time Management Skills Er bestaan verschillende zelftesten rond timemanagement die online te vinden zijn. Daarnaast bestaat the time structure questionnaire (Bond & Feather, 1988), the time management behaviour scale (Macan et al., 1990), the time management questionnaire (Britton & Tesser, 1991) en the occupational questionnaire (Smith, Kielhofner & Watts, 1986) waarmee de tijdsbesteding kan worden vastgesteld (Eklund, Leufstadius & Bejerholm, 2009; Claessens et al., 2007). Binnen deze bachelorproef wordt het Assessment of Time Management Skills gebruikt om de effectiviteit van het plannen en organiseren na te gaan. Er wordt gebruik gemaakt van de ATMS omdat dit een heel recent ergotherapeutisch assessment is. Het assessment werd ontwikkeld door een dokter in de ergotherapie, het is tevens het enige ergotherapeutisch assessment omtrent timemanagement. Daarnaast is het voor de patiënten een eenvoudig en snel in te vullen assessment (White, 2013).
Wat is het Assessment of Time Management Skills? De ATMS is een meetinstrument bestaande uit 30 stellingen. De persoon moet elke stelling beantwoorden op een 4-puntsschaal met nooit, soms, meestal of altijd. De scores variëren van 30 tot 120. Hogere scores duiden op betere prestaties van timemanagement vaardigheden en uitvoering. Acht stellingen worden omgekeerd gescoord. Hiermee wordt bedoeld dat score 4 gezien wordt als score 1, 3 als 2, … (White et al., 2013) De test gaat na hoe personen omgaan met timemanagement strategieën om te plannen, beheersen en voldoen aan de behoefte van het dagelijks leven (White et al., 2013). De ATMS scoort op drie aspecten van timemanagement. Deze zijn: de kennis die personen hebben om de tijd te beheersen; de vaardigheden die nodig zijn om actief deel te nemen aan timemanagement; een zelfbeoordeling van timemanagement vaardigheden (White et al., 2013). Daarnaast zijn er tien componenten van timemanagement gedragingen, deze componenten zijn verspreid over de 30 stellingen. Het assessment wordt als relevant beschouwd als deze tien componenten geïntroduceerd zijn (White et al., 2013). Deze componenten zijn: 1. Patronen van tijd: het inzicht en besef hebben van de tijd die nodig is om een bepaalde taak uit te voeren. 2. Bewustwording van de persoonlijke energie en de invloed hiervan op de aandacht. 3. Mogelijkheid hebben om de dag te organiseren met betrekking tot het optimaliseren van energie en capaciteiten. 4. Gebruik maken van cognitieve of externe hulmiddelen om de tijd te organiseren. 5. Het blijven leren: trial-and-error strategieën toepassen. 6. Het neutraliseren van de angst die verbonden is aan timemanagement. 7. Het ontwikkelen van gewoontes en routines. 8. Het gevoel hebben dat er beschikt wordt over de nodige competenties. 9. Het uitvoeren van taken op sociaal gebied. 10. Beschikken over zelfcontrole over de resultaten van het plannen en organiseren.
25 Tabel 2: Overzicht van de stellingen behorende tot de verschillende componenten van timemanagement gedragingen
Componenten timemanagement gedragingen Component 1: patronen van tijd Component 2: energie Component 3: organiseren van dag Component 4: hulpmiddelen Component 5: leren Component 6: neutraliseren Component 7: gewoontes en routines Component 8: competenties Component 9: sociale taken Component 10: zelfcontrole
Stellingen van de ATMS Stelling 5, 9, 20 Stelling 6, 7, 15, 17, 22, 24, 27 Stelling 5, 6, 7 Stelling 1, 2, 3, 23, 28, 29 Stelling 4, 11, 21, 26 Stelling 6, 8 Stelling 9, 10, 13 Stelling 18, 23, 25 Stelling 10, 19 Stelling 12, 14, 16, 30
Deze test is als betrouwbaar omschreven. Hiermee wordt bedoeld dat deze kan worden gebruikt om de timemanagement vaardigheden van patiënten te bepalen en de effectiviteit van timemanagement-interventies te evalueren. De psychometrische gegevens geven aan dat het assessment begrijpbaar, relevant en praktisch te gebruiken is, zelfs met behulp van een computer. De Cronbachs alfa betrouwbaarheid van de ATMS met 30 stellingen was 0.86, dit betekent dat het assessment over een goede interne consistentie beschikt. Daarnaast is de ATMS eveneens als posttest gebruikt na één week bij 109 testpersonen. Hieruit blijkt dat de Pearson correlatiecoëfficiënt tussen pretest en de posttest sterk samenhangend is. De correlatie waarde is 0.89, dit betekent dat de ATMS een goede stabiliteit heeft gedurende één week. Het assessment geeft een duidelijke relatie weer van de mens en zijn tijd dankzij de interne consistentie en test-hertest betrouwbaarheid. Verder onderzoek wordt aangewezen bij personen met een psychische aandoening, omdat resultaten kunnen beïnvloed worden door de aard van de aandoening, bijvoorbeeld verschillende soorten cognitieve stoornissen (White et al., 2013). De ATMS biedt een meerwaarde om de ergotherapeutische interventies te evalueren met betrekking tot timemanagement vaardigheden, sociale vaardigheden en Occupational engagement (White et al., 2013).
Hoe is het Assessment of Time Management Skills tot stand gekomen? In de VS werd het programma “Occupational Therapy: Let’s Get Organized” opgesteld voor mensen die problemen ervaren met het inplannen van hun dagelijkse routines (White et al., 2013). Dit was een groot succes en vervolgens hebben ze een assessment rond timemanagement opgesteld, namelijk het Assessment of Time Management Skills. Het is ontwikkeld om de behoefte van de patiënten vast te stellen en hun succes te evalueren gedurende een timemanagement interventie. Een eerste pilootstudie werd uitgevoerd bij een aantal personen die op professionele wijze betrokken zijn in de gezondheidszorg. Deze werden gevraagd hun positieve en negatieve opmerkingen op te schrijven. De deelnemers legden de test af in minder dan tien minuten en ze waren in staat om deze in groep uit te voeren (White et al., 2013).
26 Uit deze studie bleek dat de test aangepast moest worden van een 5-puntsschaal naar een 4puntsschaal. Daardoor kon het middelpunt uitgesloten worden en moesten de deelnemers een definitieve keuze maken. Waardoor ze zich moesten focussen op ‘nooit’, ‘soms’, ‘meestal’ en ‘altijd’ (White et al., 2013).
27
1.3 Onderzoeksvraag Het onderwerp van deze bachelorproef is ‘timemanagement bij afhankelijkheidsproblematiek’. Binnen de literatuurstudie werden enkele belangrijke punten besproken. Er werd een duidelijk beeld geschetst over het probleem bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek. Ze ervaren problemen met het structureren van hun dagindeling en het plannen van hun tijd. Timemanagement is een complex begrip, door de jaren heen zijn er veel verschillende visies en definities rond timemanagement gevormd. Het is eerder een containerbegrip, maar binnen deze bachelorproef wordt timemanagement gezien als een actief en veranderend proces met betrekking tot het gedrag, het is een inzicht gevende manier van controle over de tijd. Men stelt plannen en prioriteiten op om doelen te bereiken, het leert de mens tevens omgaan met onverwachte zaken. Een ergotherapeut hanteert verschillende beroepsrollen. Afhankelijk van de setting, de doelgroep en het onderwerp waarmee de ergotherapeut aan de slag gaat, neemt hij een andere beroepsrol aan. De rol van de ergotherapeut met betrekking tot timemanagement lijkt eerder een coachende rol te zijn. De ergotherapeut begeleidt de patiënten tot het ondernemen van acties om hun doel te bereiken. Hierdoor vergroot de levenskwaliteit van de patiënten. Binnen de literatuur bestaan verschillende modellen en technieken omtrent het beter beheren van de tijd. Het zal noodzakelijk zijn de verschillende modellen te combineren om aangepaste ergotherapeutische sessies te kunnen bieden aan personen met een afhankelijkheidsproblematiek. Daarnaast bestaat er een groot en gevarieerd aanbod aan planningsinstrumenten zoals een agenda. Bewust of onbewust gebruiken we deze technieken. Gedurende de uitwerking van de bachelorproef wordt gebruik gemaakt van een assessment. Uit het Amerikaans onderzoek rond het Assessment of Time Management Skills is gebleken dat dit assessment een duidelijk beeld creëert in verband met de tijdsbesteding van patiënten. Onderzoeksvraag Door therapeutische sessies te gaan bieden omtrent het plannen en organiseren, wordt gepoogd een beter timemanagement te verkrijgen bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek. Hieruit kan de volgende onderzoeksvraag worden opgesteld: Is het plannen en organiseren effectiever na het volgen van tien sessies timemanagement bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? Daaruit voortvloeiende onderzoeksvragen: Is het Assessment of Time Management Skills een betrouwbaar assessment bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? Hiermee wordt nagegaan of dit assessment ook gebruikt kan worden bij personen met een specifieke afhankelijkheidsproblematiek. Geeft dit assessment een duidelijk beeld in verband met hun tijdsindeling? Biedt de ergotherapeut een meerwaarde met betrekking tot timemanagement? Ook een tweede maal wordt de ATMS afgenomen. Bij een aantal patiënten worden sessies aangeboden in verband met timemanagement. Een tweede testafname geeft een beeld in verband met de verandering in hun tijdsindeling. Is hierin evolutie zichtbaar? Indien hier geen evolutie zichtbaar is, wat is de oorzaak hiervan?
28
2 Methode 2.1 De doelgroep De doelgroep voor de uitwerking van deze bachelorproef zijn personen tussen 18 en 60 jaar met een misbruik- of afhankelijkheidsproblematiek van alcohol, medicatie, nicotine en cannabis (Kliniek SintJozef vzw, 2013). Binnen Kliniek Sint-Jozef Pittem wordt de eenheid ontwenning onderverdeeld in vijf verschillende groepen. Binnen deze groepen bestaat een opnamegroep (A), een heropnamegroep (B) en drie behandelingsgroepen (C, D en E). De A groep: hierbij behoren de nieuwe opnames. Wanneer ze een drietal weken op de afdeling verblijven, wordt er in team bepaald naar welke behandelgroep deze patiënten doorverwezen worden (groep C, D of E). De B groep: hiertoe behoren de patiënten die te maken hebben met een herval. Deze patiënten hebben in het verleden al een behandeling op de afdeling gevolgd. De gemiddelde verblijfsduur is twee tot vier weken. Er kan in team, of op indicatie van de patiënt, beslist worden voor een langere opname. De patiënt gaat dan over naar een behandelgroep (groep C, D of E). De C groep: binnen deze groep ligt de nadruk voornamelijk op de structuur en de versterking van de motivatie. Bij deze doelgroep wordt concreet aan het verslavingsprobleem gewerkt. Gemiddeld verblijven de patiënten vier tot acht weken binnen deze groep. De D groep: de nadruk binnen deze groep ligt voornamelijk op het intrapersoonlijk aspect en het verbeteren van de sociale vaardigheden. Net als bij groep C is de gemiddelde duur vier tot acht weken. De E groep: binnen deze groep behoren patiënten waarvan er onderliggende problematieken aanwezig zijn voor hun misbruik/afhankelijkheid van middelen (meestal persoonlijkheidsstoornissen). De verblijfsduur is vier tot acht weken. Bij alle groepen wordt er zowel een pre- als postmeting aan de hand van de ATMS gedaan. De verschillende sessies in verband met timemanagement worden enkel aan groep C gegeven, dit komt doordat de structuur eveneens een centraal begrip is binnen hun behandeling. Nadat de sessies gegeven zijn, kan aan de hand van de verschillende metingen nagegaan worden of plannen en organiseren effectief werkt.
29
2.2 Deel I: Assessment of Time Management Skills 2.2.1 Vertaling van het Assessment of Time Management Skills Bij de vertaling van een tekst moet er rekening worden gehouden met één groot aandachtspunt, namelijk de vertaalde tekst moet functioneel gelijkwaardig zijn aan de originele tekst (Vandeweghe, 2005). De beide teksten moeten equivalent aan elkaar zijn, zowel op inhoudelijk vlak, woord- als zinsniveau. De tekst mag niet letterlijk vertaald worden, want dan klopt de zinsstructuur niet meer. Een voorbeeld hierbij is: EN I feel I manage my time well – NL (letterlijke vertaling) Ik voel dat ik beheer mijn tijd goed; NL (correcte vertaling) Ik vind dat ik mijn tijd goed beheers. Koller (1987) geeft een overzicht met vijf criteria om de vertaalequivalentie te beoordelen, deze criteria werden herzien door Vandeweghe (2005): Denotatieve equivalentie: dit houdt in dat de vertaalde tekst de informatie over de werkelijkheid weergeeft zoals deze in de originele tekst. Connotatieve equivalentie: hierbij wordt de stijl van de tekst, het sociolect, … gerespecteerd. Tekstnormatieve equivalentie: dit heeft betrekking tot de tekstspecifieke kenmerken, hierbij moet de vertaling overeenkomsten vertonen met het tekstgenre van de oorspronkelijke tekst. Pragmatische equivalentie: dit wijst op het niveau van de communicatie, de vertaling moet aangepast worden aan het niveau en de kennis van de lezer. Formele of esthetische equivalentie: dit equivalent moet garanderen dat de vertaling hetzelfde esthetisch effect bereikt als de originele tekst. Vertaling Engels – Nederlands Het originele assessment werd vertaald naar het Nederlands. Deze werd nagelezen ter controle op spellingfouten, zinsconstructie en begrip. Vertaling Nederlands – Engels Om de validiteit van de Nederlandse vertaling na te gaan werd de Nederlandse test tweemaal hervertaald naar het Engels (bijlage 1). Deze hervertaling gaf de gelijkenissen weer tussen het origineel en vertaald assessment. Hieruit kan besloten worden dat het Nederlands assessment valide is aan het origineel, Engelstalig assessment.
2.2.2 Pilootstudie Om de begrijpbaarheid bij patiënten van het vertaalde Assessment of Time Management Skills na te gaan, werd een pilootstudie uitgevoerd. Deze pilootstudie ging door op twee verschillende data in de PAAZ van AZ Delta Heilig Hartziekenhuis campus Westlaan. Hiervoor werden random vijf patiënten geselecteerd die het assessment invulden. Tijdens het invullen van deze assessment werd de nodige tijd geregistreerd en de vlotheid van het invullen geobserveerd. De patiënten werden tevens gevraagd om er de nodige commentaar en hun bevindingen bij te schrijven.
30 Om een correct beeld te creëren, moesten de patiënten nog een aantal vragen omtrent het assessment beantwoorden. Deze vragen werden ook gebruikt tijdens de pilootstudie van White et al. (2013) omtrent de ATMS. Vind je de opmaak in orde? Werden alle woorden en zinnen begrepen? Heb je over de verschillende stellingen nagedacht? Geeft het assessment een duidelijker beeld in verband met jouw tijdsbesteding?
Bevindingen Patiënt 1 is een vrouw met een alcoholproblematiek. Ze heeft een hoog opleidingsniveau. Door fysieke omstandigheden was het voor mevrouw niet mogelijk om zelfstandig de test in te vullen. Datum testafname: 10 december 2013. Patiënt 2 is een vrouw met een ernstige alcoholproblematiek en geen ziekte-inzicht. Ze heeft een lager opleidingsniveau. Datum testafname: 10 december 2013. Patiënt 3 is een man met een polymiddelengebruik van alcohol en cannabis. Hij heeft een gemiddeld opleidingsniveau. Datum testafname: 20 december 2013. Patiënt 4 is een man met een multipathologie met hoofddiagnose alcoholverslaving. Hij heeft een gemiddeld opleidingsniveau. Datum testafname: 20 december 2013. Deze man had verschillende opmerkingen bij de test. Hij vindt de test niet relevant om binnen de psychiatrie af te nemen. Daarnaast vindt hij van zichzelf dat hij weet wat hij wel/niet goed doet. “Testen zijn overbodig en enkel tijdsverspilling.” Patiënt 5 is een man met een alcoholproblematiek, voornamelijk sterke dranken. Hij heeft een gemiddeld opleidingsniveau. Datum testafname: 20 december 2013. Deze man vond het moeilijk om het assessment in te vullen, zijn werk- en thuissituatie zijn verschillend. Op het werk is hij heel punctueel en thuis weet hij niet hoe hij zijn dag moet invullen.
31 De patiënten moesten na het invullen van het assessment, een aantal vragen beantwoorden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gegeven antwoorden weer. Tabel 3: Overzicht pilootstudie
Tijdsduur
Opmaak in orde?
Begrijpen van woorden/zinnen
Nagedacht over de stellingen?
Patiënt 1
10 min. Vlot
Overzichtelijk
Alles
Ja, motiveerde score
Patiënt 2
7 min. Vlot 8 min. Vlot
Overzichtelijk
Uitleg nodig bij stelling 9 en 22 Uitleg nodig bij stelling 9 en 15
Ja
Patiënt 4
10 min. Vlot
Overzichtelijk
Alles
Ja
Patiënt 5
10 min. Vlot
Overzichtelijk
Alles
Ja
Patiënt 3
Overzichtelijk
Ja
Duidelijk beeld op tijdsbesteding? Ja, geeft goed gevoel en zelfbevestiging Ja, maar in negatievere zin Ja, sommige goed, andere niet Ja/nee, sommige stellingen Moeilijk in te vullen: werk en thuis zijn verschillend
Conclusie De tijdsduur die de patiënten nodig hadden om het assessment te vervolledigen, was maximaal 10 minuten. Het invullen verliep van iedere patiënt vlot. Alle patiënten vonden de opmaak overzichtelijk. Het assessment wordt best nog eens nagelezen; twee patiënten vonden stelling 9 ‘ik vind dat mijn dagelijkse routine me overweldigt’ niet duidelijk. Patiënt twee begreep stelling 22 ‘ik ben in staat om mijn tijd te beheren wanneer ik mijn afspraken noteer’ niet goed. Patiënt drie wist niet wat ‘to do’lijsten zijn. Vier patiënten vonden dat het assessment een duidelijk beeld gaf op hun tijdsbesteding. Dit beeld was zowel in positieve als in negatieve zin. Patiënt 5 liet weten dat hij de test moeilijk kon invullen omdat zijn woon- en werksituatie verschillend zijn. Algemeen kan worden gesteld dat het assessment vlot in te vullen is door de patiënten. Stelling 9 moet nogmaals herzien worden, zodat hij voor iedereen te begrijpen is. Het assessment geeft een duidelijk beeld over de patiënt zijn tijdsbesteding en laat de patiënt nadenken over zijn gedrag met betrekking tot tijdsbesteding.
32
2.2.3 Pre- en postmeting De inleidende brief en het Assessment of Time Management Skills zijn terug te vinden in bijlage (bijlage 2 en 3).
Premeting Tussen 10 en 19 februari 2014 kregen alle patiënten een assessment die moest worden ingevuld. Iedere patiënt die later vanuit groep A overstapte naar groep C kreeg eveneens een exemplaar om in te vullen.
Postmeting De postmeting wordt afgenomen met een minimum van drie weken tussen de metingen. Indien patiënten binnen drie weken na invulling premeting op ontslag mochten, werden deze geen tweede maal getest. Dit doordat er wellicht geen evolutie zichtbaar zou zijn. De ingevulde exemplaren van de ATMS zijn te vinden in de extra map: ‘Orde in de wanorde! – Extra map met de Assessment of Time Management Skills: pre- en postmeting’.1
1
Deze map bevindt zich binnen de opleiding ergotherapie – Hogeschool West-Vlaanderen, departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
33
2.3 Deel II: Ergotherapeutische interventies omtrent timemanagement Er worden tien verschillende sessies gegeven rond timemanagement. Elke sessie wordt opgedeeld in een theoretisch en een praktisch luik. Binnen de theorie worden voornamelijk tips meegedeeld, waaraan een opdracht gekoppeld wordt. Deze opdracht dient voornamelijk om de patiënten inzicht te geven in en het bewust worden van de tijd. Algemene doelstellingen van de sessies De patiënten hanteren verschillende timemanagement vaardigheden. De patiënten implementeren orde en structuur in het dagelijks leven. De patiënt plannen hun tijdsinvulling. De patiënten ervaren minder stress. Tabel 4: Overzicht van de sessies
Sessie 1: de tijd indelen Theorie Praktijk Korte omschrijving begrip ‘timemanagement’ Oefenblad ‘mijn tijdsindeling’ Algemene tips omtrent timemanagement De algemene tijdsindeling Doelstellingen: De patiënten zijn zich bewust van tijd en de tijdsindeling. De patiënten worden zich bewust van hun eigen tijdsindeling. Sessie 2: doelbepaling en prioriteren Theorie Praktijk Opstellen van doelen Collage maken Prioriteiten stellen Doelstellingen: De patiënten bepalen hun doelen en verlangens. De patiënten stellen hun prioriteiten. De patiënten hebben zelfdiscipline. De patiënten hebben zelfmotivatie. Sessie 3: planning opstellen Theorie Praktijk Plannen: tips Weekschema tijdens opname / Weekschema na ontslag opmaken Doelstellingen: De patiënten stellen hun weekschema op. De patiënten werken op een gestructureerde manier. De patiënten gaan op een efficiënte manier om met ‘lege momenten’. Sessie 4: uitstelgedrag Theorie Praktijk Uitstelgedrag: wat is het? Interactie / meningen delen hoe ga je ermee om? Doelstellingen: De patiënten krijgen inzicht in het uitstelgedrag dat ze hanteren. De patiënten gaan actief op zoek naar mogelijke oplossingen om hun uitstelgedrag te vermijden.
34 Sessie 5: organiseren Theorie Praktijk Organiseer jezelf en de omgeving: gewoontes, Invullen vragenlijst: gewoontes, mogelijkheden, ordenen van spullen … Doelstellingen: De patiënten worden zich bewust van hun goede en minder goede gewoontes. Sessie 6: mindmapping Theorie Praktijk Wat is een mindmap? Eigen mindmap maken Wat zijn de kenmerken? Doelstellingen: De patiënten maken kennis met de mindmap-methode. De patiënten maken hun persoonlijke mindmap. De patiënten worden zich bewust van de taken en rollen die ze opnemen. Sessie 7: doelbepaling – concrete actiestappen Theorie Praktijk Terugkoppeling naar het opstellen van Kaartjes met doelstellingen: welke actiestappen doelstellingen: concrete actiestappen kunnen ondernomen worden? Doelstellingen: De patiënten bedenken concrete actiestappen om hun doelen te bereiken. De patiënten ondernemen concrete actiestappen om hun doelen te bereiken. Sessie 8: planning opstellen Theorie Praktijk Terugkoppeling naar het plannen Opstellen van planning na ontslag Doelstellingen: De patiënten maken eigen keuzes. De patiënten stellen zelfstandig hun planning op. De patiënten maken gebruik van een planningsinstrument. De patiënten werken op een gestructureerde manier. Sessie 9: productiviteit Theorie Praktijk Hoe word ik productiever? “Wat betekent productiviteit voor mij?”brainstorm Doelstellingen: De patiënten hebben inzicht in de oorzaken van hun passieve levensstijl. De patiënten verwerven kennis over de aanpak om productiever te worden. De patiënten staan stil bij wat productiviteit voor hen betekent. Sessie 10: overkoepeling van vorige sessies Theorie Praktijk Herhalingssessie Gezelschapsspel in groepsgebeuren omtrent verschillende sessies Doelstellingen: Alle doelstellingen van vorige sessies zijn hierbij van toepassing. De patiënten vormen het geleerde om naar de praktijk. Deze sessies, zowel theorie als praktijk, zijn volledig uitgeschreven in de bijhorende bundel: ‘Orde in de wanorde! – Uitwerking van tien timemanagement sessies’.
35
3 Resultaat De gegevenswerking van de ATMS zijn terug te vinden in de extra map behorende tot deze bachelorproef: ‘Orde in de wanorde! – Extra map met de Assessment of Time Management Skills: pre- en postmeting’.2
3.1 Premeting Er werden 50 assessments uitgedeeld waarvan er 41 exemplaren werden terugbezorgd. Dit betekent dat er een non-respons is van 18% (9 patiënten). Aantal ingevulde assessments vanuit groep C: 20 exemplaren. Aantal ingevulde assessments vanuit de overige groepen (B, D en E): 21 exemplaren. Groep A wordt hier niet vermeld. Dit komt doordat de patiënten slechts drie weken in de opnamegroep zitten, daarna worden ze doorverwezen naar één van de behandelgroepen C, D of E. De geteste patiënten vanuit groep A worden rechtstreeks binnen de C, D of E groep geplaatst. In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van de deelnemende patiënten bij de premeting. Tabel 5: Overzicht deelnemende patiënten premeting
2
Mannen Secundaire studies Hogere studies School niet afgewerkt
Experimentgroep (n = 20) 15 12 3 0
Controlegroep (n = 21) 11 8 3 0
Vrouwen Secundaire studies Hogere studies School niet afgewerkt
5 1 3 1
10 2 6 2
Deze map bevindt zich binnen de opleiding ergotherapie – Hogeschool West-Vlaanderen, departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
36
3.1.1 Premeting experimentgroep In de onderstaande figuur worden de resultaten van de premeting van de experimentgroep weergegeven. Deze resultaten zijn verdeeld volgens geslacht: vijftien mannen en vijf vrouwen. Uit de eerste cijfers is te merken dat de meeste patiënten (25%) een score halen van 80 – 84/120.
Figuur 6: Premeting experimentgroep - volgens geslacht
In figuur 7 zijn de resultaten van de experimentgroep weergegeven volgens opleidingsniveau. Er zijn geen opvallende verschillen te merken tussen de verschillende opleidingsniveaus.
Figuur 7: Premeting experimentgroep - volgens opleidingsniveau
37
3.1.2 Premeting controlegroep In figuur 8 worden de resultaten van de controlegroep weergegeven. Deze resultaten zijn ingedeeld volgens het geslacht: elf mannen en tien vrouwen. Op de grafiek is te merken dat de meerderheid (28,6%) van de patiënten een score behalen van 70 – 74/120.
Figuur 8: Premeting controlegroep - volgens geslacht
In figuur 9 zijn de resultaten ingedeeld volgens het opleidingsniveau van de patiënten. Er zijn hier, net als bij de experimentgroep, geen grote verschillen te merken tussen de verschillende opleidingsniveaus.
Figuur 9: Premeting controlegroep - volgens opleidingsniveau
38
3.2 Postmeting Aantal ingevulde assessments vanuit groep C: 14 exemplaren. Aantal ingevulde assessments vanuit de overige groepen (B, D en E): 14 exemplaren. Tabel 6 geeft een overzicht van de deelnemende patiënten aan de postmeting. Tabel 6: Overzicht deelnemende patiënten postmeting
Mannen Secundaire studies Hogere studies School niet afgewerkt
Experimentgroep (n = 14) 10 8 2 0
Controlegroep (n = 14) 7 5 2 0
Vrouwen Secundaire studies Hogere studies School niet afgewerkt
4 1 3 0
7 0 5 2
3.2.1 Postmeting experimentgroep In figuur 10 worden de resultaten van de postmeting weergegeven. Deze resultaten zijn weergegeven volgens het geslacht van de patiënten: tien mannen ten opzichte van vier vrouwen. Op de grafiek is te merken dat de meeste patiënten (35,71%) een score behalen tussen 85 – 89/120.
Figuur 10: Postmeting experimentgroep - volgens geslacht
39 In figuur 11 worden de resultaten van de postmeting volgens opleidingsniveau weergegeven. Er zijn geen grote verschillen te merken tussen de verschillende opleidingsniveaus.
Figuur 11: Postmeting experimentgroep - volgens opleidingsniveau
3.2.2 Postmeting controlegroep In figuur 12 worden de resultaten van de postmeting weergegeven. Deze resultaten zijn ingedeeld volgens het geslacht, namelijk zeven mannen en zeven vrouwen. Op de grafiek is te merken dat de meeste patiënten (50%) een score behalen tussen 80 – 84/120.
Figuur 12: Postmeting controlegroep - volgens geslacht
40 In onderstaande figuur zijn de resultaten van de postmeting weergegeven volgens opleidingsniveau. Op de grafiek zijn geen opvallende verschillen te merken tussen de verschillende opleidingsniveaus.
Figuur 13: Postmeting controlegroep - volgens opleidingsniveau
41
3.3 Vergelijking pre- en postmeting 3.3.1 Experimentgroep In figuur 14 wordt de pre- en postmeting van de experimentgroep schematisch voorgesteld. Op de grafiek is te merken dat er bij de postmeting een positieve evolutie is. Tijdens de premeting scoorden de meeste patiënten tussen de 80 – 84/120. Bij de postmeting behaalden de meesten een score tussen 85 – 89/120.
Figuur 14: Overzicht pre- en postmeting experimentgroep
Onderstaande tabel geeft de patiënten weer met het aantal gevolgde sessies. 30% van de patiënten ondergingen geen postmeting. 5% heeft dezelfde score bij de pre- en postmeting. 20% van de patiënten hebben een negatieve postmeting. De meeste patiënten (45%) kennen een positieve postmeting. Tabel 7: Overzicht van de patiënten en de gevolgde sessies
Gevolgde sessies Enkel sessie 1 Sessie 1 tot 3 Sessie 1 tot 5 Sessie 1 tot 6 Sessie 1 tot 7
Aantal patiënten (n=20) 2 2 1 1 1
Sessie 1 tot 8
3
Sessie 1 tot 9
2
Sessie 2 tot 10
2
Sessie 4 tot 10 Sessie 6 tot 10 Sessie 8 tot 9
1 1 1
Sessie 8 tot 10
3
Opmerkingen Geen postmeting Geen postmeting Positieve postmeting Negatieve postmeting Geen postmeting 2x positieve postmeting 1x pre- en postmeting idem Positieve postmeting 1x positieve postmeting 1x negatieve postmeting Positieve postmeting Negatieve postmeting Geen postmeting 2x positieve postmeting 1x negatieve postmeting
42 In totaal ondergingen 14 patiënten zowel de pre- als postmeting. Hiervan kennen 64,29% een positieve evolutie, 28,57% van de patiënten kennen een achteruitgang in score. Bij 7,14% van de patiënten is de pre- en postscore dezelfde gebleven.
3.3.2 Controlegroep In onderstaande figuur zijn de pre- en postmetingen van de controlegroep weergegeven. Op de grafiek is te merken dat er een positieve evolutie is bij de postmeting. Bij de premeting scoorden de meeste patiënten tussen 70 – 74/120. Bij de postmeting behalen de meeste patiënten een score tussen 80 – 84/120.
Figuur 15: Overzicht pre- en postmeting controlegroep
33,33% van de controlegroep ondergingen geen postmeting. De meeste patiënten (42,86%) hebben een positieve score bij de postmeting, 23,81% kennen een verminderde score bij de postmeting. Net zoals bij de experimentgroep ondergingen in totaal 14 patiënten beide metingen. Van deze patiënten kennen 64,29% een positieve evolutie en 35,71% van de patiënten behaalden een lagere score bij de postmeting.
3.3.3 Experimentgroep ten opzichte van de controlegroep Zowel de experimentgroep als de controlegroep kennen een positieve evolutie. Doordat er bij beide groepen een positieve evolutie merkbaar is, werden de stellingen van de postmetingen met elkaar vergeleken. Bij de experimentgroep kennen volgende stellingen een positieve evolutie: stelling 4, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 17, 18, 19, 21, 26, 29 en 30. Als de stellingen vergeleken worden met de behorende componenten tot timemanagement, kennen een aantal componenten een positieve evolutie bij de experimentgroep. Deze componenten zijn: component 2, 4, 5, 9 en 10. Om de mening van de patiënten omtrent de sessies na te gaan, is een korte vragenlijst opgesteld. Alle patiënten schreven dat ze de sessies nuttig vonden. Deze ingevulde vragenlijsten zijn terug te vinden in de extra map behorende tot deze bachelorproef: ‘Orde in de wanorde! – Extra map met de Assessment of Time Management Skills: pre- en postmeting’.3 3
Deze map bevindt zich binnen de opleiding ergotherapie – Hogeschool West-Vlaanderen, departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
43
4 Discussie en conclusie Vanuit de literatuurstudie blijkt dat personen met een afhankelijkheidsproblematiek problemen ervaren met structuur, plannen en tijdsindeling. Tijdens de uitwerking van deze bachelorproef werden tien sessies omtrent timemanagement gegeven. De basis van deze sessies is terug te vinden binnen de verschillende besproken modellen en technieken in functie van timemanagement. Naast het geven van verschillende sessies, werd er gebruik gemaakt van een assessment, namelijk de ATMS. Dit assessment creëert een duidelijk beeld in verband met de tijdsbesteding van de patiënten. Het werd tevens gebruikt als pre- en postmeting om de evolutie van de patiënten na te gaan. Er werden enkele onderzoeksvragen gesteld, op deze vragen dient er nog een antwoord geformuleerd te worden. Hoofdonderzoeksvraag: Is het plannen en organiseren effectiever na het volgen van tien sessies timemanagement bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? Vanuit deze vraag kunnen nog twee belangrijke subvragen gesteld worden, namelijk: Is het Assessment of Time Management Skills een betrouwbaar assessment bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? Biedt de ergotherapeut een meerwaarde met betrekking tot timemanagement?
44
4.1 Interpretatie van de resultaten van het Assessment of time management skills 4.1.1 Non-respons Tijdens de premeting is er een non-respons van 18%. Mogelijke oorzaken van dit groot percentage kunnen zijn: de patiënten weigerden deelname aan het onderzoek of ze vergaten het assessment in te vullen. In totaal ondergingen 41 patiënten een premeting, verspreid over twee verschillende groepen: de experimentgroep (n=20) en de controlegroep (n=21). Beide groepen ondergingen eveneens een postmeting, enkel de experimentgroep kreeg extra sessies omtrent timemanagement. In totaal ondergingen, van de 41 patiënten, 28 patiënten een postmeting: 14 patiënten van de experimentgroep en 14 patiënten van de controlegroep. Bij de postmeting treedt er een non-respons op van 31,71%. De grootste oorzaak hiervan is dat een aantal patiënten binnen drie weken na hun premeting op ontslag gingen. Daarnaast zijn er een aantal patiënten die vrijwillig hun opname beëindigden en een aantal die onverwachts op ontslag gingen waardoor er geen tijd meer was voor een postmeting.
4.1.2 Premeting ten opzichte van postmeting De meeste patiënten binnen de experimentgroep behaalden een score tussen 80 – 84/120 tijdens de premeting. Bij de controlgroep behaalden de meeste patiënten een score tussen 70 – 74/120. De patiënten ondergingen een postmeting bij ontslag, na de sessies of na afloop van de stageperiode. Bij de postmeting is bij beide groepen een positieve evolutie zichtbaar. De meeste patiënten bij de experimentgroep behalen een score tussen 85 – 89/120. Bij de controlegroep behalen de meeste patiënten een score tussen 80 – 84/120. Zowel de experimentgroep als de controlegroep ervaren een positieve evolutie tijdens de postmeting, er zijn enkele mogelijke oorzaken die dit fenomeen kunnen beïnvloeden. Binnen Kliniek Sint-Jozef Pittem – ontwenningskliniek, wordt bewust en onbewust gewerkt aan het aanbrengen van structuur en planning. Eerst en vooral gelden er algemene regels op de afdeling. Deze regels hebben betrekking op structuur en planning. Een ochtend op de afdeling ziet er als volgt uit: 6u30: opstaan 7u: ophalen medicatie 7u20: ontbijt 8u10: ochtendvergadering Vanaf 8u30: therapieprogramma Therapiemomenten, pauzes en eetmomenten gebeuren altijd op hetzelfde tijdstip. Dit zorgt voor de dagelijkse routine en structuur in het leven van de patiënten. Er wordt van elke patiënt verwacht dat ze de gemaakte afspraken naleven en op tijd aanwezig zijn tijdens deze vastgelegde momenten. Daarnaast heeft iedere patiënt zijn of haar individuele begeleider. De begeleiders zorgen ervoor dat de weekplanning wordt opgemaakt. Meestal maken de begeleiders ook tijd om samen met de patiënt te overlopen wat de plannen voor het weekend zijn. Naast de algemene regels en de individuele opvolging, zijn er nog therapeuten die extra aandacht schenken aan structuur, plannen, orde en netheid.
45 Als eerste is er de vrije tijdstherapeut, deze therapeut doet de opvolging van de vrije tijd-momenten. De patiënten moeten bij aanvang van de week doorgeven wat ze in hun vrije momenten doen. Tijdens hun vrije momenten mogen de patiënten de afdeling verlaten en op uitstap gaan, maar dit moet doorgegeven worden aan de desbetreffende personen. Daarnaast zijn er nog doe-therapiemomenten, hierbij behoort ook de ergotherapie. Tijdens ergotherapie momenten ligt de focus op het handelen. Binnen de ergotherapie wordt er tevens gewerkt aan orde, netheid en het adequaat omspringen met materiaal. Dit zijn ook belangrijke elementen die voor een betere structuur zorgen. Naast de mogelijke invloeden vanop de afdeling, kan eventueel het Hawthorne-effect opgetreden zijn. Dit effect ontstaat wanneer er aandacht wordt besteed aan een bepaald onderwerp en hierdoor het gedrag van de testpersonen verandert. Het is dus mogelijk dat de patiënten hun gedrag bewust gaan aanpassen nadat ze de ATMS ingevuld hebben. Daarnaast bestaat er ook nog het Pygmalioneffect, dit effect ontstaat wanneer testpersonen hun gedrag aanpassen aan de verwachtingen die de onderzoeker heeft. Deze bachelorproef is te minimalistisch uitgewerkt om deze effecten zwart op wit te verklaren. Toch is het noodzakelijk dat er rekening wordt gehouden met mogelijke effecten op het onderzoek. De ATMS bevat de tien componenten van timemanagement gedragingen. Binnen deze componenten is er eveneens evolutie op te merken bij de experimentgroep. Er is een positieve evolutie merkbaar bij component 2, 4, 5, 9 en 10. Component 2 hanteert de bewustwording van de energie en de invloed hiervan op de aandacht. Het is mogelijk dat, dankzij de sessies, de patiënten bewuster zijn van hun energie. Component 4 beschrijft het gebruik maken van hulpmiddelen om de tijd te organiseren. Tijdens de verschillende sessies werd er gebruik gemaakt van planningsinstrumenten, zoals een weekschema, takenlijsten, … Het is dus mogelijk dat de patiënten hierdoor meer gebruik maken van hulpmiddelen. Component 5 bespreekt het belang van blijven leren. Tijdens de sessies werden er terugkoppelingen gemaakt en kregen de patiënten de nodige feedback, hierdoor bleven de patiënten leren. De sessies kunnen een invloed hebben op de positieve evolutie van dit component. Component 9 beschrijft het uitvoeren van taken op sociaal vlak. De sessies werden telkens in groepsgebeuren gegeven, dit kan mogelijks een positieve invloed gehad hebben. Component 10 beschrijft het beschikken over zelfcontrole over resultaten van plannen en organiseren. Mogelijks heeft ‘het stilstaan bij zichzelf’ een indruk nagelaten, waardoor er een positieve evolutie zichtbaar is. De meeste patiënten kennen een positieve evolutie tijdens de postmeting, toch zijn er een aantal patiënten die een achteruitgang van score hebben. Wat de invloed hiervan is, is moeilijker te achterhalen. Het is mogelijk dat de patiënt kort geleden een herval kende of hij heeft een moeilijke periode achter de rug (bijvoorbeeld: thuis- of werksituatie).
46
4.2 Reflectie over de sessies omtrent timemanagement 4.2.1 Voordelen en nadelen van de sessies Sessie 1: de tijd indelen Voordeel Er worden verschillende nuttige tips meegegeven aan de patiënten. De opdracht die hieraan verbonden is, geeft een duidelijk beeld van de tijdsindeling van de patiënten. Dankzij deze opdracht worden de patiënten bewuster van hun tijdsindeling: ben ik hier tevreden over of niet?, wat zou er moeten veranderen?... Nadeel Deze sessie heeft nood aan meer concrete voorbeelden vanuit het werkveld (gelinkt aan de problematiek).
Sessie 2: doelbepaling en prioriteren Voordeel Het opstellen van doelen wordt verwerkt aan de hand van een creatieve opdracht. Er wordt duidelijk gemaakt aan de patiënten dat er nood is aan het concreet opstellen van doelen. Nadeel Een uur is te kort om een afgewerkte collage te maken. Tip: sessie 2 samen nemen met sessie 7 (doelbepaling- concrete actiestappen).
Sessie 3: planning opstellen Voordeel De verschillende stappen om een planning op te stellen, worden aan de patiënten meegegeven. Aan de hand van deze richtlijnen moeten de patiënten zelf aan de slag gaan met het opstellen van hun planning. Nadeel Enkel een weekplanning komt aan bod. Tip: doe een combinatie van verschillende planningsinstrumenten (agenda, takenlijst, weekplanning, notitieblok, prikbord, …)
Sessie 4: uitstelgedrag Voordeel Dit is een hele goede uitgewerkte sessie. Uitstelgedrag komt vaak voor. Tijdens deze sessie wordt stilgestaan bij het uitstelgedrag van de patiënten. Daarnaast wordt er ook tijd vrijgemaakt om tips mee te geven hoe uitstelgedrag aan te pakken. Er is tevens optimale interactie tussen de patiënten: elk spreekt uit zijn eigen ervaringen. Nadeel Het stuk rond ‘soorten uitstelgedrag’ is voor sommige patiënten te moeilijk. Het is beter om concrete voorbeelden te geven. Aan de hand van deze concrete voorbeelden moeten de patiënten redeneren om welk soort uitstelgedrag het gaat.
Sessie 5: organiseren Voordeel Dankzij de vragenlijst wordt er stilgestaan bij de goede en minder goede/slechte gewoontes van de patiënten.
47 Nadeel Dit is eerder een overbodige sessie, de patiënten vonden alles vanzelfsprekend.
Sessie 6: mindmapping Voordeel De patiënten maken kennis met een eerder nieuwe techniek om te plannen. Het is een creatieve techniek. Er werd gebruik gemaakt van verschillende concrete voorbeelden van mindmaps. Nadeel Het was voor de patiënten moeilijk om met de mindmap-techniek te werken. Hoe een mindmap precies gemaakt wordt, moest meermaals uitgelegd worden. Alle patiënten zeggen dat ze deze techniek nooit zullen gebruiken. Tip: geen aparte sessie meer rond het maken van een mindmap. Het is beter om deze sessie te integreren binnen een andere sessie, bijvoorbeeld ‘planning opstellen’.
Sessie 7: doelbepaling – concrete actiestappen Voordeel De patiënten moeten stap voor stap vertellen hoe ze het doel kunnen bereiken. Nadeel Het zijn vooropgestelde doelstellingen. Het was wellicht beter geweest om doelstellingen van de patiënten te nemen en hierbij concrete actiestappen op te sommen. Tip: sessie 2 en 7 samenvoegen.
Sessie 8: planning opstellen Voordeel De patiënten moeten zelf hun planning opstellen, ze hebben tijdens deze sessie geen houvast meer (weekplanning van de afdeling). Alle richtlijnen met betrekking tot het opstellen van een planning worden opgefrist. Nadeel Alle patiënten maken zelf terug een weekschema (net zoals sessie 3). Deze sessie zou waarschijnlijk anders verlopen zijn als er in sessie 3 gebruik werd gemaakt van verschillende planningsinstrumenten.
Sessie 9: productiviteit Voordeel Deze sessie is heel goed uitgewerkt. Er worden specifieke linken gelegd tussen het middelengebruik en de productiviteit. Nadeel Deze sessie hanteert eveneens een stuk rond stress, tijdens andere therapiesessies op de afdeling komt stress ook aan bod.
Sessie 10: overkoepeling van vorige sessies Voordeel De patiënten worden op een actieve manier betrokken tijdens de sessie. De patiënten die niet de volledige reeks konden volgen, komen met de verschillende onderwerpen in aanraking. Alle theorie wordt nogmaals herhaald. Nadeel Een uur is nogal kort. Verhouding theorie – praktijk: soms waren er te veel theorievragen.
48
4.2.2 Meningen en ervaringen van de patiënten Om na te gaan hoe de patiënten de sessies hebben ervaren, werd een korte vragenlijst opgesteld. Alle patiënten vinden de sessies nuttig en reageren positief. Het opmaken van een planning of gebruik maken van een agenda, willen de patiënten in de toekomst verder gebruiken. Daarnaast hebben de patiënten geleerd om hun doelen en planning op te stellen, maar ook om deze effectief uit te voeren of te bereiken. Een groot deel van de patiënten vindt dat deze sessies mogen worden hervat. Sommige patiënten gaven enkele aandachtspunten mee; namelijk: vaak een te grote groep; meer gebruik maken van praktijkvoorbeelden; als de sessies hervat worden, mag er meer in detail worden getreden. Uit gesprek met de psycholoog bleek dat de sessies een positieve indruk hebben nagelaten bij de patiënten. Sommige patiënten brachten bepaalde onderwerpen aan bod tijdens individuele gesprekken.
49
4.3 Algemene conclusie Binnen de conclusie wordt een antwoord geformuleerd op de vooropgestelde onderzoeksvragen.
4.3.1 Is het Assessment of Time Management Skills een betrouwbaar assessment bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? Het Assessment of Time Management Skills geeft een duidelijk beeld van de timemanagement vaardigheden bij patiënten met een afhankelijkheidsproblematiek. Het assessment kan gebruikt worden als screening omtrent de tijdsindeling van de patiënt. Daarnaast kan het assessment ook gebruikt worden om de evolutie van de patiënt weer te geven. Verder wordt specifiek onderzoek omtrent de ATMS aangeraden. Dit wordt besproken binnen de ‘discussie’.
4.3.2 Biedt de ergotherapeut een meerwaarde met betrekking tot timemanagement? Aan de hand van een postmeting werd de evolutie van de patiënten omtrent time management weergegeven. Zowel de experimentgroep als controlegroep kenden over het algemeen een positieve evolutie. Er zijn enkele componenten van timemanagement gedragingen waarop de experimentgroep betere scores halen. Een ergotherapeut werkt op drie verschillende handelingsgebieden; namelijk wonen, werken en vrije tijd. Op elk van deze handelingsgebieden is timemanagement belangrijk. Wanneer patiënten hun tijd evenwichtig verdelen over deze handelingsgebieden, kan men een goed welbevinden realiseren. Een ergotherapeut beschikt over een aantal specifieke beroepscompetenties. Door het geven van specifieke sessies omtrent timemanagement, geeft de ergotherapeut zijn kennis over aan de patiënten. Dankzij deze lessen wordt er gepoogd om het gedrag van de patiënten aan te passen zodat re-integratie gemakkelijker verloopt. Gedurende de sessies neemt de ergotherapeut voornamelijk de rol van coach aan, hij begeleidt de patiënt wanneer deze acties onderneemt om zijn doelen te bereiken. De ergotherapeut legt de nadruk op het uitvoeren van taken, waardoor veel doeactiviteiten aangeboden worden. Als besluit kan gesteld worden dat de ergotherapeut met zijn nodige kennis een meerwaarde biedt binnen het coachen van de patiënt. De ergotherapeut betrekt de patiënt optimaal binnen zijn interventies en het handelen.
4.3.3 Is het plannen en organiseren effectiever na het volgen van tien sessies timemanagement bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek? Sessies omtrent timemanagement kunnen wellicht een positieve invloed hebben op het plannen, organiseren en structureren van de tijd bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek. Indien de sessies hervat worden, zijn er enkele belangrijke aandachtspunten. Dit wordt besproken binnen de ‘discussie’.
50
4.4 Discussie 4.4.1 Valkuilen van dit onderzoek Zoals ieder onderzoek zijn positieve kanten kent, heeft het ook zijn valkuilen.
Valkuilen met betrekking tot het Assessment of Time Management Skills Het positieve en sterke punt aan de ATMS is dat het een ideaal instrument is om het gedrag met betrekking tot tijdsindeling te screenen. Daarnaast kampt de ATMS met een enorme valkuil. Wanneer het assessment gebruikt wordt bij personen met een afhankelijkheidsproblematiek, kunnen de resultaten beïnvloed worden door de gevoelswaarde die de patiënt op dat moment heeft. Daarom mag er niet enkel van de score worden uitgegaan, maar deze score kan wel een richtlijn bieden voor het vaststellen van problemen en nodige interventies. Wanneer het assessment als postmeting gebruikt wordt, mag er niet automatisch aangenomen worden dat de patiënt een positieve of negatieve evolutie heeft doorgemaakt. Net zoals bij de screening van de patiënten, kan bij de postmeting de emotionele toestand van de patiënt een grote invloed hebben op de resultaten. Dit onderzoek werd gedaan bij een kleine steekproef, waardoor het moeilijk is om opvallende verschillen tussen geslacht en opleidingsniveau vast te stellen. Om na te gaan of het geslacht/opleidingsniveau een invloed heeft op de resultaten, wordt er doorverwezen naar verder onderzoek bij een grotere steekproef.
Valkuilen met betrekking tot de sessies omtrent timemanagement De sessies werden aan één behandelgroep aangeboden, namelijk de C groep. Centraal binnen deze behandeling staat het aanbieden van structuur. Deze groep leek de beste groep om sessies omtrent timemanagement aan te bieden. Het nadeel van deze groep is dat het een open groep is. Niet alle patiënten hebben alle sessies gevolgd. Daarom is het beter om de sessies aan te bieden aan een gesloten groep. Het voordeel bij een gesloten groep is dat iedere patiënt de volledige reeks volgt. Als laatste discussiepunt wordt de nadruk gelegd op het belang van de sessies. De sessies worden beter op indicatie gegeven of volgens een bepaalde score van de ATMS, bijvoorbeeld < 70/120. Tijdens dit onderzoek was er vraag van bepaalde patiënten uit de controlegroep om de sessies mee te volgen. Anderzijds waren er patiënten uit de experimentgroep die geen specifieke nood hadden aan de sessies omtrent timemanagement.
4.4.2 Toekomstperspectief en verder onderzoek Hopelijk biedt deze bachelorproef de start naar verder onderzoek omtrent het belang van timemanagement binnen de geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast wordt verder onderzoek omtrent de ATMS aangeraden. Variabelen zoals geslacht en opleidingsniveau kunnen een invloed hebben op de scores. Om deze invloeden hiervan na te gaan, is het beter om onderzoek te doen bij een grotere steekproef. Eventueel kan onderzoek gedaan worden omtrent mogelijke effecten op de resultaten van de postmeting, zoals bijvoorbeeld het Hawthorne-effect.
51
Lijst met figuren en tabellen Figuur 1: Raamwerk beroepscompetenties ergotherapeut (le Granse et al., 2012) ............................ 15 Figuur 2: Schematische voorstelling van het tijdsbestedingsmodel (Vandekerckhove, 2009) ............. 17 Figuur 3: Het Eisenhowerschema (Christiaens, 2011)........................................................................... 20 Figuur 4: Timemanagementmatrix (Covey, 2006)................................................................................. 21 Figuur 5: Mindmap tijdsbesteding (Seiwert, 2008) ............................................................................... 23 Figuur 6: Premeting experimentgroep - volgens geslacht .................................................................... 36 Figuur 7: Premeting experimentgroep - volgens opleidingsniveau ...................................................... 36 Figuur 8: Premeting controlegroep - volgens geslacht ......................................................................... 37 Figuur 9: Premeting controlegroep - volgens opleidingsniveau ........................................................... 37 Figuur 10: Postmeting experimentgroep - volgens geslacht ................................................................. 38 Figuur 11: Postmeting experimentgroep - volgens opleidingsniveau ................................................... 39 Figuur 12: Postmeting controlegroep - volgens geslacht ...................................................................... 39 Figuur 13: Postmeting controlegroep - volgens opleidingsniveau ........................................................ 40 Figuur 14: Overzicht pre- en postmeting experimentgroep ................................................................. 41 Figuur 15: Overzicht pre- en postmeting controlegroep ...................................................................... 42 Tabel 1: Dag- en vrijetijdsbesteding patiënten ontwenningskliniek (Vanderplasschen et al., 2005) ... 12 Tabel 2: Overzicht van de stellingen behorende tot de verschillende componenten van timemanagement gedragingen ............................................................................................................. 25 Tabel 3: Overzicht pilootstudie ............................................................................................................. 31 Tabel 4: Overzicht van de sessies .......................................................................................................... 33 Tabel 5: Overzicht deelnemende patiënten premeting ........................................................................ 35 Tabel 6: Overzicht deelnemende patiënten postmeting ...................................................................... 38 Tabel 7: Overzicht van de patiënten en de gevolgde sessies ................................................................ 41
52
Referentielijst Bejerholm, U. & Eklund, M.(2007). Occupational engagement in persons with schizophrenia: relationships to self-related variables, psychopathology and quality of life. The American Journal of Occupational Therapy, 61, nr. 1, pp. 21-32. Bora, R.(2012). Empowering people: coaching for mental health recovery. London: Rethink Mental Illness. Christiaens, T.(2011). Win tijd op jouw manier: ontdek de beproefde EFFECT-methode. Tielt: Lannoo. Claessens, B., van Eerde, W., Rutte, C. & Roe, R.(2007). A review of time management literature. Personnel review, 32, nr. 2, pp. 255-276. Covey, S.R.(2006). Prioriteiten: effectieve keuzes in leven en werk. (11de dr.). Amsterdam: Business Contact. Creek, J. & Lougher, L.(2008). Occupational therapy and mental health: fourth edition. Churchill Livingstone: Elsevier. Edgelow, M. & Krupa, T.(2011). Randomized Controlled Pilot Study of an Occupational Time-Use Intervention for People With Serious Mental Illness. The American Journal of Occupational Therapy, 65, nr. 3, pp. 267-276. Eklund, M., Leufstadius, C. & Bejerholm, U.(2009). Time use among people with psychiatric disabilities: implications for practice. Psychiatric Rehabilitation Journal, 32, nr. 3, pp. 177-191. Emmelkamp, P. & Vedel, E.(2007). Alcohol- en drugsverslaving: een gids voor effectief gebleken behandelingen. Amsterdam: uitgeverij Nieuwezijds. Encyclo.(z.j.). Encyclo online woordenboek: opzoeken interne consistentie. Geraadpleegd op 19 april 2014 via http://www.encyclo.nl/begrip/Interne%20consistentie. Encyclo.(z.j.). Encyclo online woordenboek: opzoeken Pearson’s correlatiecoëfficiënt. Geraadpleegd op 19 april 2014 via http://www.encyclo.nl/begrip/Pearson's%20correlatieco%C3%ABffici%C3%ABnt. Encyclo.(z.j.). Encyclo online woordenboek: opzoeken sociolect. Geraadpleegd op 18 november 2013 via http://www.encyclo.nl/begrip/sociolect. Kerssemakers, R., van Meerten, R., Noorlander, E. & Vervaeke, H.(2008). Drugs en alcohol: gebruik, misbruik en verslaving. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kliniek Sint-Jozef vzw.(2013). Zorgprogramma verslaving: eenheid voor ontwenning aan alcohol, medicatie, tabak, cannabis. Open venster magazine Kliniek Sint-Jozef Pittem, 4, nr. 16, p. 14. Law, M. (2002). Participation in the Occupations of Everyday Life. American Journal of Occupational Therapy, 56, nr. 6, pp. 640-649. le Granse, M., van Hartingsveldt, M. & Kinébanian, A.(2012). Grondslagen van de ergotherapie. (3de dr.). Amsterdam: Reed business.
53 Leufstadius, C., Erlandsson, L. & Eklund, M.(2006). Time use and daily activities in people with persistent mental illness. Occupational Therapy International, 13, nr. 3, pp. 123-141. Leufstadius, C. & Eklund, M.(2008). Time use among individuals with persistent mental illness: identifying risk factors for imbalance in daily activities. Scandinavian Journal of Occupational Therapy, 15, nr. 1, pp. 23-33. Macan, T.H.(1994). Time management: test of a process model. Journal of Applied Psychology, 79, nr. 3, pp. 381-391. Riebe, G., Fan, M-Y., Unützer, J. & Vannoy, S.(2012). Activity scheduling as a core component of effective care management for late-life depression. International Journal of Geriatric Psychiatry, 27, nr. 12, pp. 1298-1304. Seiwert, L.(2008). Time management. Oosterhout: Deltas centrale uitgeverij. Sijtsma, K.(2009). Over misverstanden rond Cronbachs alfa en de wenselijkheid van alternatieven. De Psycholoog, 44, nr. 11, pp. 561-567. Smidts, D.(2003). Executieve functies van geboorte tot adolescentie: een literatuuroverzicht. Neuropraxis, 7, nr. 5, pp. 113-119. Van Dale.(2013). Van Dale online. Geraadpleegd op 30 december 2013 via http://vowb.vandale.nl/zoeken/zoeken.do. Vandekerckhove, K.(2009). Het tijdsbestedingsmodel: Een instrument om de cliënt te begeleiden in het opbouwen en onderhouden van een kwaliteitsvolle tijdsbesteding. Jaarboek ergotherapie 2009, pp. 221-232. Vanderplasschen, W., Lobbens, P., Messely, J., Meul, J., Seynaeve, P., Vermeiren, D. & Colpaert, K.(2005). Evaluatie van de behandeling van alcoholafhankelijkheid is een aantal psychiatrische ziekenhuizen: ontwikkeling van een instrument en procedure. Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Orthopedagogiek. Vandeweghe, W.(2008). Duoteksten: inleiding tot vertaling en vertaalstudie. (3de dr.). Gent: Academia Press. van Hartingsveldt, M., Logister-Proost, I. & Kinébanian, A.(2010). Beroepsprofiel ergotherapeut. Utrecht: Boom Lemma. Weiner, N.W., Toglia, J. & Berg, C. (2012). Weekly Calendar Planning Activity (WCPA): a performancebased assessment of executive function piloted with at-risk adolescents. The American Journal of Occupational Therapy, 66, nr. 6, pp. 699-708. White, S.(2007). Let’s get organized: An intervention for persons with co-occurring disorders. Psychiatric services, 58, nr. 5, p. 713. White, S.M., Meade, S-A. & Hadar, L.(2007). OT cognitive adaptation: An intervention in time management for persons with co-occurring conditions. OT Practice, 12, pp. 9-14. White, S.M., Riley, A. & Flom, P.(2013). Assessment of Time Management Skills (ATMS): A PracticeBased Outcome Questionnaire. Occupational Therapy in Mental Health, 29, nr. 3, pp. 215-231.
54
Bijlagen Bijlage 1: Hervertaling Assessment of Time Management Skills Nederlands - Engels Bijlage 2: Inleidende brief behorende tot het Assessment of Time Management Skills Bijlage 3: Assessment of Time Management Skills
55
Bijlage 1: Hervertaling Assessment of Time Management Skills Nederlands – Engels Eerste vertaling NL – EN Assessment of Time Management Skills 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
I find that I manage my time well. I use a calendar or an agenda to keep up with my daily tasks. During the day I look at my calendar or agenda to stick to my schedule. I have an agenda. I stop and plan the next moves before starting something new. I plan my daily activities. I rush while doing my job. I tackle the hardest job at the moment when my energy level is at its highest. I find my daily routine overwhelming. Although I want to be on time, I often find myself being late. Although I may not like doing a certain task, I make sure I finish it on time. I am not well organized when it comes to my tasks. I clean my workstation before starting my task. I finish the task on my schedule or calendar to my satisfaction. I make ‘to-do’ lists. I wait until I’m feeling better, before resuming important tasks. I reward myself for doing a good job. I postpone things I dread until the last minute. I’m good at estimating the time needed for my task. I learn from my mistakes. I make sure I get a good night’s rest. I feel authorized to manage my time when writing down my appointments. My mood influences my ability to manage my time. I feel self-assured that I can complete my daily routine. I make more of an effort to stick to my schedule when I see others sticking to theirs. I run out of time before finishing important tasks. I carry around a pen or pencil on a daily basis. I have a watch or cell phone to keep track of time. I put my things back where they belong or where I found them. I don’t find that I manage my time well.
56
Tweede vertaling NL - EN Assessment of Time Management Skills 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
I think I control my time well. I use a calendar or agenda to keep track of my daily tasks. During the day I check my calendar or agenda to abide with my schedule. I keep an agenda. I stop and plan the following steps before I start something new. I plan my daily activities. I rush while I am working. I do the most difficult work when I've got the most energy. I think my daily routine overwhelms me. However I want to be on time, I think I am often late. However I dislike doing something, I like to finish in time. I am not organized with my tasks. I clean up my workplace before I commence my task. I finish the task on the schedule or agenda at my satisfaction. I make to-do lists. I wait until I feel better before resuming important tasks. I reward myself on doing a good job. I postpone tasks I dislike until the last minute. I can estimate the proper time needed to do my task. I learn from my mistakes. I make sure I have got a good night's sleep. I feel competent to control my time when noting my appointments. My mood influences my ability to control my time. I feel confident I can fulfill my daily routine. I do more effort to follow my schedule when I see others following theirs. I run out of time before finishing important tasks. Everyday I've got a pen or pencil with me. I carry a watch or mobile phone to keep track of time. I put my things back where they belong or where I have got them from. I don't think I control my time well.
57
Bijlage 2: Inleidende brief behorende tot het Assessment of Time Management Skills Kortrijk, 17/01/2014
Beste, Ik ben Stefanie Buyse, studente ergotherapie aan de Hogeschool West-Vlaanderen. In het kader van deze opleiding moet een bachelorproef worden geschreven. Het onderwerp van mijn bachelorproef is ‘timemanagement bij afhankelijkheidsproblematiek’. Hierbij maak ik gebruik van het Assessment of Time Management Skills. Dit assessment wil ik introduceren in de praktijk. Graag had ik beroep gedaan op uw medewerking aan deze test. Deze test bestaat uit 30 stellingen. Deze stellingen dient u tweemaal te beoordelen volgens uw ervaringen. Het is de bedoeling dat ik aan de hand van deze test uw evolutie met betrekking tot tijdsindeling kan opvolgen. Als student ben ik verbonden aan mijn beroepsgeheim. Dit wil zeggen dat ik geen persoonlijke gegevens mag gebruiken binnen mijn bachelorproef. Het invullen van uw naam is noodzakelijk om de verschillende resultaten van de afnames met elkaar te vergelijken. Ik geef u hierbij mee dat deze resultaten anoniem zullen verwerkt worden. Ik garandeer u dat in de bachelorproef geen persoonlijke gegevens kunnen worden achterhaald. Indien u graag de resultaten van uw ingevulde test weet, is er de mogelijkheid om deze met mij te bespreken en zo uw evolutie zichtbaar te maken. Bedankt voor uw medewerking,
Stefanie Buyse (student ergotherapie) Godfried Vandamme – ergotherapeut Kliniek Sint-Jozef Pittem (promotor bachelorproef) Siska Vandemaele – praktijklector geestelijke gezondheidszorg Howest Kortrijk (interne begeleider bachelorproef)
58
Bijlage 3: Assessment of Time Management Skills ASSESSMENT OF TIME MANAGEMENT SKILLS (ATMS) Naam: ………………………………………………………… Datum: ………………………………………………………… Voor elke onderstaande stelling; omcirkel het getal dat aangeeft hoe vaak de uitspraak op u van toepassing is. (Nooit = 1, Soms = 2, Meestal = 3, Altijd = 4)
1.
Ik vind dat ik mijn tijd goed beheers.
2.
Ik gebruik een kalender of een agenda om mijn dagelijkse taken bij te houden. Ik kijk gedurende de dag naar de kalender of mijn agenda om me aan mijn schema te houden. Ik houd een agenda bij.
3.
4. 5. 6.
Ik stop en plan de volgende stappen vooraleer ik aan iets nieuws begin. Ik plan mijn dagelijkse activiteiten.
7.
Ik haast me terwijl ik mijn werk uitvoer.
(OS)
8. 9. (OS)
10. (OS)
11. 12.
Ik doe het moeilijkste werk op het moment dat ik de meeste energie heb. Ik vind dat mijn dagelijkse routine me overheerst. Hoewel ik op tijd wil zijn, vind ik dat ik vaak te laat kom. Hoewel ik iets niet graag doe, toch heb ik het op tijd af. Ik ben niet georganiseerd in mijn taken.
(OS)
13. 14. 15. 16. 17.
Ik ruim mijn werkplaats op voordat ik aan mijn taak begin. Ik beëindig de taak op mijn schema of agenda naar mijn tevredenheid. Ik maak takenlijsten. Ik wacht totdat ik me beter voel, voordat ik belangrijke taken herneem. Ik beloon mezelf omdat ik goed werk lever.
Nooit
Soms
Meestal
Altijd
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
59
18. (OS)
19. 20. 21. 22. 23. (OS)
24. 25.
26. (OS)
27. 28. 29. 30.
Ik stel zaken die ik niet graag doe uit tot de laatste minuut. Ik kan goed de nodige tijd voor mijn taak inschatten. Ik leer van mijn fouten. Ik zorg ervoor dat ik een goede nachtrust heb. Als ik mijn afspraken noteer, kan ik mijn tijd beheren. Mijn stemming beïnvloedt mijn vermogen om mijn tijd te beheren. Ik voel me zelfverzekerd omdat ik mijn dagelijkse routine kan vervolledigen. Ik doe meer moeite om mijn schema te volgen als ik anderen hun schema zie bijhouden. Ik raak in tijdsnood voordat ik belangrijke taken beëindigd heb. Ik heb dagelijks een pen of potlood bij me. Ik draag een horloge of een GSM om op de hoogte te blijven van de tijd. Ik plaats mijn spullen terug waar ze horen of waar ik ze vandaan heb. Ik vind dat ik mijn tijd niet goed beheers.
(OS) Opmerking: OS verwijst naar ‘omgekeerde score’
Nooit
Soms
Meestal
Altijd
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4