STUDIE 95 OPLEIDINGSPROFIEL voedings- & dieetkunde
OPLEIDINGSPROFIEL voedings- & dieetkunde
studiegebied : gezondheidszorg basisopleiding : laboratorium- en voedingstechnologie optie : voedings- & dieetkunde
Sectorcommissie hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1998/6356/35 De leden van de sectorcommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De VLOR staat in voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS-
&
DIEETKUNDE
I N H O U D
HOOFDRUBRIEK 1
1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3 1.4
Identificatie van het opleidingsprofiel Opdracht Ontwikkelingsproces Legitimatie
HOOFDRUBRIEK 2
1 1 1 2
3
SITUERING VAN DE OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 2.1.2 2.1.3
2.2
Beroepenstructuur Lijst van de geraadpleegde beroepsprofielen Visie op het beroep
Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9 2.2.10
Studiegebied, opleidingen en opties Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties Diploma Evolutie in het aantal uitgereikte diploma’s voor de optie Gelijkaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Infrastructuur Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de optie Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de optie volgens de vooropleiding in het secundair onderwijs 2.2.11 Reële duur van de opleiding 2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland
2.3
Verantwoording van de opleiding
HOOFDRUBRIEK 3
3 3 4 4 5 5 5 6 6 7 8 8 8 8 9 9 9 10
11
HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1 3.2
Exacte benaming van de opleiding Globale beschrijving van de optie
11 11
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS-
3.3
DIEETKUNDE
Beroepsgericht opleidingsprofiel 3.3.1 3.3.2
3.3.3
3.4 3.5
&
Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen Concrete uitwerking 3.3.2.1 Taken uit het beroepsprofiel 3.3.2.2 Selectie van taken 3.3.2.3 Clustering van geselecteerde taken tot onderdelen en functionele gehelen 3.3.2.4 Formulering van de geselecteerde taken tot basiscompetenties Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie 3.3.3.1 Studiepunten van de verschillende vakkengroepen 3.3.3.2 Aandeel van de stagetijd 3.3.3.3 Opleidingsniveau
Sleutelkwalificaties De kern van het opleidingsprofiel
HOOFDRUBRIEK 4
12 12 12 12 12 13 13 28 28 28 29 29 30
32
DOELGROEPEN VAN HET OPLEIDINGSPROFIEL
HOOFDRUBRIEK 5
33
BIBLIOGRAFIE
HOOFDRUBRIEK 6
34
MEDEWERKERS
BIJLAGEN
Bijlage 1 : Lijst met gebruikte termen
36
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
1
HOOFDRUBRIEK 1 INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Opleidingsprofiel : Gegradueerde in voedings- en dieetkunde Sectorcommissie : Gezondheidszorg
1.2
Opdracht De opdrachtgevers zijn de heer Minister L. Van den Bossche, Minister van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). De opdracht bestaat erin het beroepsprofiel van de voedings- en dieetkundige te vertalen in een opleidingsprofiel aangepast aan het onderwijs. Het opleidingsprofiel beschrijft de basiscompetenties die elke student moet verwerven om inzetbaar te zijn als beginnende beroepsbeoefenaar. Basiscompetenties beschrijven vaardigheden, kennis, attitudes en contextgegevens (hulpmiddelen en werkomgeving). Inhoudelijk is de opleiding gericht op professionele vorming, persoonsvorming en maatschappelijke vorming.
1.3
Ontwikkelingsproces Het advies van de Vlaamse Onderwijsraad betreffende het Beroepsprofiel Voedings- en Dieetkundige van 1996 geeft aan dat de arbeidsanalyse in taken en de daaraan gekoppelde vereiste beroepscontext, ondersteunende kennis en houdingen onvoldoende gemaakt werd. Daarom zijn de taken opnieuw uitgeschreven. Nadien werden de taken getoetst op hun haalbaarheid voor de beginnende beroepsbeoefenaar alsook op hun haalbaarheid en relevantie voor het onderwijs. De taken specifiek voor collectiviteiten en de taken in de voedingsnijverheid zijn gestructureerd gescheiden gehouden van andere taken in functionele onderdelen. De gebruikte bronnen zijn vermeld onder de bibliografie. De ontwerptekst is opgesteld door de expert aangeduid door de Vlor. De tekst is besproken en goedgekeurd door een werkgroep met vertegenwoordigers van alle Vlaamse Hogescholen die de optie inrichten in het academiejaar 1997-1998. De samenstelling van de werkgroep is weergegeven in de lijst van medewerkers. De tekst werd besproken en aangepast door deze werkgroep op 24 september, 8 oktober, 12 november en 10 december 1997.
2
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Deze tekst wordt door de werkgroep gezien als een eerste versie die in de toekomst verder verfijnd zal moeten worden. Vooral over de kennisniveaus is de discussie niet af.
1.4
Legitimatie Het ontwerp van het opleidingsprofiel wordt voorgesteld aan een conferentie bestaande uit de leden van de sectorcommissie Gezondheidszorg, een vertegenwoordiging van de hogescholen die de opleiding aanbieden en het secretariaat van de Vlor. De vertegenwoordiging van de hogescholen bestaat uit een vertegenwoordiger aangeduid door de inrichtende macht en een vertegenwoordiger van de studenten. Elke hogeschool kan het ontwerp van opleidingsprofiel binnen de 30 dagen na de conferentie schriftelijk amenderen bij de voorzitter van de sectorcommissie Gezondheidszorg. De Raad voor het Hoger Onderwijs brengt een gemotiveerd advies uit aan de heer Minister van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs.
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
3
HOOFDRUBRIEK 2 SITUERING VAN DE OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur De beroepenstructuur van de voedings- en dieetkundige verwijst naar het paramedische beroep van diëtist en naar het beroep van voedingskundige. De werkgroep acht een geïntegreerde visie op het beroep van diëtist en voedingskundige noodzakelijk omwille van het gemeenschappelijke onderwerp, nl. de humane voeding. De diëtetische en voedingskundige aspecten zijn verweven bv. voor wat betreft de advisering aan individuen, de voeding van collectiviteiten en de kwaliteitsbewaking van het voedsel. Verschillende beroepen kunnen als volgt benoemd worden ♦ Diëtist Door het Koninklijk Besluit van 19 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van diëtist wordt dit beroep duidelijk afgelijnd. Hierin kunnen volgende beroepen onderscheiden worden : − diëtist − diëtist - voedingskundige − diëtist - hygiënist − diëtist - handelaar of verkoopsafgevaardigde van voedingsmiddelen voor bijzondere voeding ♦ Voedingskundige Het beroep van voedingskundige is wettelijk niet beschermd. Hierin kunnen volgende beroepen onderscheiden worden : − voedingskundige − voedingskundige - hygiënist − voedingsconsulent − nutrition manager − catering manager Advies in verband met de beroepenstructuur werd gevraagd aan het Verbond der Landbouw- en Voedingsnijverheden. Het advies van het Verbond der Landbouwen Voedingsnijverheden bevat de volgende gegevens: “Op basis van onze functieclassificatie voor bedienden van de voedingsindustrie… is de functie als diëtist niet opgenomen maar in menige kwaliteits- en productiefuncties geeft deze opleiding wel ingang tot de functie”. “Het lijkt ons geen prioriteit om de functie van diëtist apart te omschrijven voor de sector. Hiermee ontkennen wij niet de tewerkstellingsmogelijkheden binnen de sector, maar na consultatie van enkele bedrij-ven lijkt de tewerkstelling als diëtist gecombineerd te worden met een andere functie”. (Sectoriële functieclassificatie voor de bedienden van de voedingsindus-trie PC 220). Het Verbond der Verzorgingsinstellingen onderschrijft dit profiel.
4
2.1.2
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Lijst van geraadpleegde beroepsprofielen De volgende beroepsprofielen werden geraadpleegd : − Beroepsprofiel facilitair dienstverlener − Beroepsprofiel farmaceutisch-biologisch technoloog − Beroepsprofiel gegradueerde landbouw en biotechnologie − Beroepsprofiel industrieel ingenieur landbouw en biotechnologie − Beroepsprofiel medische laboratoriumtechnoloog − Beroepsprofiel voedings- en dieetkundige
2.1.3
Visie op het beroep De werkgroep ziet het beroep van voedings- en dieetkundige als één geheel. Dit standpunt is gekoppeld aan de noodzaak van een geïntegreerde aanpak van de humane voeding, zowel als voedings- en dieetkundige in de preventie, in de gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, in de diëtetiek, in de bewaking van de hygiëne en de kwaliteit van voedsel, als voedings- en dieetkundige in de voedingsnijverheid, in voeding en diëtetiek van collectiviteiten, in bijzondere voeding en in alle andere aspecten in verband met humane voeding en diëtetiek. Verschillende aspecten van het beroep kunnen uitgeoefend worden in diverse sectoren. Het Koninklijk Besluit betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van diëtist van 19 februari 1997 legt de vereisten vast voor de uitoefening van het beroep van diëtist. Het beroep van diëtist past in het kader van de paramedische beroepen van het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies. Door de beroepstitel is het beroep van diëtist bepaald. De EFAD (European Federation of the Associations of Dietitians) ziet voeding en dieet als één geheel. “A Dietitian is a person with legally recognised qualification (in nutrition and dietetics) who applies the science of nutrition to the feeding and education of groups of people and individuals in health and disease.” De International Labour Organization groepeert in haar classificatie “dieticians en nutritionist” als een unit group. (International Standard Classification of occupations, 1988) De voedings- en dieetkundige differentieert zich duidelijk van de gegradueerde in de landbouw en biotechnologie en van de industrieel ingenieur landbouw- en biotechnologie. Deze beiden zijn gespecialiseerd in alle aspecten van voedselproductie. De facilitair dienstverlener staat in voor de materiële voorzieningen van collectiviteiten en de serviceverlening aan mensen in hun woon- werk- of verblijfssitua-tie. Dit beroep situeert zich in het leidinggevend kader of middenkader van een onderneming of van een instelling. In verband met de voedselverstrekking van collectiviteiten zal de facilitair dienstverlener eerder instaan voor de logistieke organisatie van grootkeuken of cateringbedrijf. De voedings- en dieetkundige is bevoegd om in te staan voor de samenstelling, de bereiding en de kwaliteit van het voedsel.
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Studiegebied, opleidingen en opties
5
Het Decreet betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994 geeft de volgende structuur aan de basisopleiding Laboratorium- en Voedingstechnologie in het studiegebied Gezondheidszorg. Het studiegebied Gezondheidszorg heeft enkel basisopleidingen van één cyclus (driejarige opleiding). De basisopleiding laboratorium- en voedingstechnologie heeft drie opties : − medische laboratoriumtechnologie − farmaceutische en biologische technieken − voedings- en dieetkunde De basisopleiding laboratorium- en voedingstechnologie, optie voedings- en dieetkunde werd tot en met het academiejaar 1996-1997 aangeboden in vier Nederlandstalige Hogescholen : − Erasmushogeschool Brussel, Departement Gezondheidszorg, Laarbeeklaan 121, 1090 Brussel − Hogeschool Gent, Departement Gezondheidszorg Vesalius, Keramiekstraat 80, 9000 Gent − Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Campus Hoger Technisch Instituut, Departement Gezondheidszorg, Spoorwegstraat 12, 8200 Brugge − Katholieke Hogeschool Leuven, Departement Regaschool, Sint-Maartensstraat 55 d, 3000 Leuven Vanaf het academiejaar 1997-1998 wordt de optie nieuw ingericht in de volgende hogescholen : − Katholieke Hogeschool Kempen, Campus Geel, Kleinhoefstraat 4, 2440 Geel − Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, Departement Gent, Campus Gildestraat, Gildestraat 17, 9000 Gent
2.2.2
Aanverwante studiegebieden, opleidingen en opties Er is verwantschap tussen de opties medische laboratoriumtechnologie, voedingsen dieetkunde en de optie farmaceutische en biologische technieken van de basisopleiding laboratorium- en voedingstechnologie (één cyclus). Opties van éénzelfde basisopleiding moeten decretaal een gemeenschappelijke stam van minstens 1/3 van de studiepunten en maximaal 2/3 van de studiepunten hebben. De gemeenschappelijkheid situeert zich vnl. in de basiswetenschappelijke onderwijsactiviteiten. Er is geen verwantschap binnen de basisopleiding voor wat betreft de specifieke opleiding tot diëtist. Er is ook geen verwantschap in de beroepsgerichte opleiding tot voedingskundige in de humane voeding.
6
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Er is enige verwantschap met de basisopleiding landbouw en biotechnologie van één cyclus en met de basisopleiding landbouw en biotechnologie van twee cycli meer specifiek de optie landbouw- en voedingsindustrieën (in het studiegebied biotechniek). De verwantschap ligt enkel op het vlak van de voedingskundige laboratoriumtechnologie. De beroepsgerichte opleiding tot voedingskundige van de humane voeding blijft specifiek voor de opleiding tot gegradueerde in voe-dingsen dieetkunde. De universitaire opleidingen tot Bio-ingenieur in de scheikunde hebben een majorprogramma van technologie van de voedingsnijverheden (Katholieke Universiteit Leuven) of keuzevakken in de voedingsleer, in de voedingsstoornissen en in de technologie van de voeding en voedingsprocessen. (Universiteit Gent).
2.2.3
Diploma De basisopleiding in de laboratorium- en voedingstechnologie, optie Voedings- en Dieetkunde wordt bekrachtigd met de graad van gegradueerde in voedings- en dieetkunde. Naast de opleiding tot gegradueerde bestaat de universitaire opleiding voedings- en dieetleer, bekrachtigd met het diploma van licentiaat in de voedings- en dieet-leer (Katholieke Universiteit Leuven en Universiteit Gent). Voor het bekomen van de beroepstitel moet de opleiding voldoen aan de vereisten van het Koninklijk Besluit van 19 februari 1997.
2.2.4
Evolutie in het aantal uitgereikte diploma’s voor de optie voedings- en dieetkunde Evolutie in het aantal uitgereikte diploma’s sinds 1984 Schooljaar Dieetleer 1983-1984 Dieetleer 1984-1985 Dieetleer 1985-1986 Dieetleer 1986-1987 Dieetleer 1987-1988 Dieetleer 1988-1989 Dieetleer 1989-1990 Voedings- en Dieetleer 1990-1991 Voedings- en Dieetleer 1991-1992 Voedings- en Dieetleer 1992-1993 Voedings- en Dieetleer 1993-1994 Voedings- en Dieetleer 1994-1995 Voedings- en Dieetkunde 1995-1996 Voedings- en Dieetkunde 1996-1997 Totaal 1984 -1997
Mannen 11 15 11 7 14 4 8 6 6 4 4 7 9 7 113
Vrouwen 117 95 104 105 76 87 95 66 75 78 83 85 113 117 1296
Totaal 128 110 115 112 90 91 103 72 81 82 87 92 122 124 1409
Bron: 1983-1995 Dienst voor Onderwijsontwikkeling; 1995-1996 en 1996-1997 Hogescholen die de optie Voedings- en Dieetkunde inrichten
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
7
Aantal uitgereikte diploma’s aan de verschillende Vlaamse Hogescholen Hogeschool
Periode
Brugge-Oostende HTI Gent Vesalius Brussel Erasmus Leuven Rega Totaal
1971-1997 1952-1960 1961-1997 1972-1997 1961-1995 1995-1997 1952-1997
Vrouw (%) 330 (86) / 769 (90) 209 (87) / 117 (95)
Man (%)
Totaal
53 (14) / 81 (10) 30 (13) / 6 (5)
383 68 850 239 1325 123 2988
/ : gegevens niet bekend. De percentages zijn tussen haakjes vermeld Bron : archief van de hogescholen
2.2.5
Gelijkaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland De EFAD (European Federation of the Associations of Dietitians) publiceert regelmatig rapporten over de opleidingsprogrammas’s voor diëtisten in de lidstaten van de EFAD. Het laatste rapport dateert van 1995. Het rapport behandelt de opleidingsprogramma’s voor voedingskundigen (nutritionists) niet. Een samenvatting van de duur van opleidingen tot diëtist en de graad (titel) die verleend wordt is uit het rapport van 1995 overgenomen in tabel 3. De duur van de opleiding zegt weinig over het niveau van de opleiding omdat basiskennis reeds kan verworven zijn in voorafgaande opleidingen (zoals verpleegkunde in Litouwen) en omdat de toegangsvoorwaarden hoger kunnen liggen bij korte programma’s. Volgens het EFAD rapport zijn de programma’s die leiden tot een graad van “Bachelor of Sciences” of equivalentie ervan meestal bedoeld voor een tewerkstelling in een klinisch werkveld. De programma’s die niet leiden tot een graad van “Bachelor of Sciences” of equivalentie zijn gericht naar beheer van grootkeukens. Dieetadvisering blijft ook in deze opleiding een deel van het programma. Volgens hetzelfde EFAD rapport is de vergelijking van de opleidingsprogramma’s moeilijk en niet sluitend voor het niveau van de verschillende opleidingen. Beroepstitel, duur van de opleiding, equivalentie met Bachelor of Sciences Land
Beroepstitel
België
Gradué en diétetique Gegradueerde in Voedings- en Dieetleer Økonoma Staatlich anerkannte Diätassistent(in) Brevet de technicien superieur en diététique of Diplomé universitaire de technologie biologie appliquée option diététique Dietikus Clinical Nutritonist/Dietitian Diploma Universitario in Dietologia e Dietetica
Denemarken Duitsland Frankrijk
Hongarije Ierland Italië
Duur en equivalentie met Bachelor of Sciences (BSc) 3 jaar, equivalent aan BSc
2 jaar, niet leidend tot BSc 3 jaar, niet leidend tot BSc 2 jaar, niet leidend tot BSc of 2 jaar Universiteit
4 jaar, equivalent aan BSc 4,5 jaar , equivalent aan BSc 3 jaar, equivalent aan BSc
8
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Litouwen
Dietologijos medicinos sesuo
Nederland Noorwegen Oostenrijk
B of Bc Kostøkonoom Diplomierte Diätassistentin und Ehrnährungsmed. Beraterin Bacharelado Dietista Diploma en Dietetica y Alimentacion Humano Diyetisyen State registered Dietitian
Portugal Spanje Turkije Verenigd Koninkrijk Zweden Zwitserland
Kostekonom (fil kand) Dietist (fil kand) Diplomierte Ernährungsberaterin
144 uur opleiding, niet leidend tot BSc 4 jaar, equivalent aan BSc 3 jaar, niet leidend tot BSc 3 jaar, equivalent aan BSc 3 jaar, equivalent aanBSc 4 jaar, equivalent aan BSc 3 jaar, equivalent aan BSc 3 jaar, equivalent aan BSc 3 jaar, niet leidend tot BSc
Bron : EFAD (1995) − De afkorting van B en Bc bij Nederland zijn niet verklaard in de oorspronkelijke tabellen. BSc is Bachelor of Sciences − Voor Frankrijk, Italië en Spanje is het diploma weergegeven in plaats van de beroepstitel − De beroepstitel voor België is sinds 1997: Diëtist. Het diploma is gegradu-eerde in voedings- en dieetkunde − Luxemburg en IJsland hebben geen specifieke opleiding voor diëtisten. Fin-land en Griekenland hebben niet geantwoord op de vragen
2.2.6
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen De geografische spreiding van werkgelegenheid van de voedings- en dieetkundige is niet bekend bij de SERV (Sociaal Economische Raad van Vlaanderen). De registratie gebeurt enkel regionaal en sectoraal.
2.2.7
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen − − − − −
2.2.8
Infrastructuur − − − −
2.2.9
Antwerpen: 1 opleiding in Geel (vanaf 1997-1998) Brussel: 1 opleiding in Brussel Vlaams-Brabant: 1 opleiding in Leuven Oost-Vlaanderen: 2 opleidingen in Gent (1 opleiding vanaf 1997-1998) West-Vlaanderen: 1 opleiding in Brugge
Klassieke infrastructuur Wetenschappelijke mediatheek, computerlokalen Laboratoria voor chemie, fysica en microbiologie Didactische keuken
Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de optie Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding Aantal studenten per studiejaar Schooljaar 1ste jaar m v tot. 1995-1996 33 167 200 1996-1997 20 190 210 1997-1998 36 221 257
m 14 14 11
2de jaar v tot. 145 159 109 123 127 138
m 9 8 12
3de jaar v tot. 116 125 120 129 81 93
m 56 42 59
Totaal v 428 419 429
tot. 484 461 488
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
9
Bron: 1995-1996 Dienst voor Onderwijsontwikkeling − 1996-1997 Hogescholen die de optie Voedings- en Dieetkunde inrichten − 1997 -1998 Hogescholen die de optie Voedings- en Dieetkunde inrichten (gegevens van 01-10-97). − De Katholieke Hogeschool Kempen en de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven hebben enkel eerstejaarsstudenten.
2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de optie volgens de vooropleiding in het secundair onderwijs Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de optie volgens vooropleiding in het secundair onderwijs Secundair onderwijsvorm Algemeen Secundair Onderwijs Technisch Secundair Onderwijs Kunst Secundair Onderwijs Beroepssecundair Onderwijs Bijzondere Opleiding Buitenlands Diploma TOTAAL
Aantal 1995-1996 81 111 2 4 1 1 200
Bron: Dienst voor Onderwijsontwikkeling (registratie op 01-02-1996) Onderwijsniveau in het voorgaande jaar van de opleiding van de generatie- en niet-generatiestudenten Onderwijsniveau Secundair Onderwijs HOBU Universitair Onderwijs Andere TOTAAL
Generatie-studenten 1995-1996 139
1 140
Niet-generatiestudenten 1995-1996 2 39 19 60
Bron: 1995-1996 Dienst voor Onderwijsontwikkeling (registratie op 01-02-1996)
2.2.11 Reële duur van de opleiding De minimale duur van de opleiding is drie jaar. In deeltijds onderwijs kan elk studiejaar gesplitst worden in twee delen. De gemiddelde duur is niet bekend vermits het aantal studenten dat twee of meer jaren over één studiejaar doet niet gekend is.
2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland De EFAD heeft een vergelijkende studie gemaakt van de opleiding tot diëtist in Europa binnen het kader van de richtlijnen van de Europese Commissie voor de erkenning van de opleidingen. Deze vergelijking blijkt moeilijk te zijn. De vergelijkende gegevens van de inhoudelijke profilering zijn daarom niet overgenomen. De belangrijkste problemen liggen in het vergelijken van de verschillende niveaus van de opleidingen.
10
2.3
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Verantwoording van de optie voedings- en dieetkunde De optie voedings- en dieetkunde is een beroepsgerichte opleiding van één cyclus (driejarige opleiding). Het werkveld vraagt afgestudeerden inzetbaar als beginnend beroepsbeoefenaar met de nodige competentie in alle aspecten van de humane voeding. De gegradueerde in voedings- en dieetkunde wordt aangeworven omwille van de combinatie van de kennis van de humane voeding in zijn normale en zijn pathologische functie en van de technologische kennis van voedsel. De gegradueerde in voedings- en dieetkunde is in staat om de commerciële producten te beoordelen en aan te wenden in recepten en menu's zowel voor individuele voeding en diëten als voor voeding en diëten in collectiviteiten. De gegradueerde in voedings- en dieetkunde kan ingezet worden in de uitwerking van de hygiëne en de kwaliteit van voedsel en in de eetwareninspectie. Door de wetenschappelijke basis van de opleiding en het verwerven van kritisch denken over de mens en zijn voeding moet de gegradueerde in staat zijn om de snelle evolutie zowel in de klinische context als in de voedingstechnologie aan te kunnen. Door de praktijkgerichte opleiding en door het doorlopen van stages is de gegradueerde in de voedings- en dieetkunde direct inzetbaar als beginnende beroepsbeoefenaar. Het Koninklijk Besluit van 19 februari 1997 bepaalt de criteria voor het bekomen van de beroepstitel van diëtist. De opleidingen moeten aan alle studenten de kans geven om te voldoen aan de criteria.
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
11
HOOFDRUBRIEK 3 HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
Exacte benaming van de optie Hoger Onderwijs van één cyclus Studiegebied : Gezondheidszorg Basisopleiding : Laboratorium- en Voedingstechnologie Optie : Voedings- en Dieetkunde
3.2
Globale beschrijving van de optie De optie voedings- en dieetkunde is een veelzijdige opleiding in verband met de mens en zijn voeding. De opleiding is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten in menselijk functioneren en in menselijke voeding. Basiswetenschappen vormen een belangrijk onderdeel van de opleiding, met de chemische basis als belangrijke ondersteuning. Biomedische wetenschappen geven onderbouw in verband met het fysiologische en pathologische functioneren. Kennis van de microbiologie geeft de noodzakelijke onderbouw in verband met de hygiënische kwaliteitszorg van het voedsel. Voedingswetenschappen hebben het grootste gewicht in de opleiding : voedingswarentechnologie, voedingswarenanalyse, regelgeving, goede kennis van voedselbereiding zowel voor het individu als voor collectiviteiten, grondige kennis van de voedings- en dieetleer toegepast op verschillende leeftijden en leefomstandigheden. Tijdens de opleiding worden de therapeutische vaardigheden van een toekomstige diëtist aangeleerd. Belangrijk in dit verband is inzicht in het gedrag en meer specifiek in het voedingsgedrag van de mens. Sociale vaardigheden worden geoefend. De principes van deontologisch handelen worden aangeleerd. Een correcte beroepshouding moet verworven worden. Vanaf het begin van de opleiding wordt gewerkt met praktische toepassingen zowel laboratorium-technologisch als in verband met voedsel- en dieetbereidingen en met toepassingen van voeding en diëten. Het gebruik van geïnformatiseerde programma’s wordt ingepast in de opleiding. Beginselen van beheer van collectiviteiten worden in de programma’s ingeschakeld.
12
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
De student moet vertrouwd zijn met de wetenschappelijke literatuur en met de methodiek voor het opzoeken en verwerken ervan. Het passief kennen van de Engels taal is noodzakelijk. Door het maken van een eindwerk in verband met voeding of diëtetiek moet de student bewijzen dat hij in staat is om zelfstandig wetenschappelijke literatuur te verwerken en eigen onderzoeksgegevens te rapporteren en te interpreteren onder begeleiding van een promotor. Stages in het werkveld zijn zeer belangrijk in de opleiding.
3.3
Beroepsgericht opleidingsprofiel
3.3.1
Bijeenbrengen van relevante beroepsprofielen Tot op heden is het beroepsprofiel van de voedings- en dieetkundige als één samenhangend geheel geschreven. Er is dus een 1/1 relatie tussen beroepsprofiel en opleidingsprofiel. In de toekomst zouden conform de beroepenstructuur meerdere beroepsprofielen kunnen uitgeschreven worden, gekoppeld aan één of meer opleidingsprofielen.
3.3.2
Concrete uitwerking 3.3.2.1 Taken uit het beroepsprofiel Omdat de taken in het beroepsprofiel van voedings- en dieetkundige (1996) onvoldoende uitgeschreven waren, zijn de taken en de clustering in typefuncties en deelfuncties opnieuw besproken en geëvalueerd door de huidige werkgroep. 3.3.2.2 Selectie van taken De criteria die gebruikt werden om de taken uit het beroepsprofiel te selecteren en te weerhouden in het opleidingsprofiel zijn de volgende : − haalbaarheid voor een beginnend beroepsbeoefenaar − frequentie van uitvoering − belang in de huidige en toekomstige beroepsuitoefening − transferwaarde bij de uitoefening van andere, al of niet verwante beroepen − relevantie van de taak voor het onderwijs − haalbaarheid van de taak voor het onderwijs De volgende taken uit het beroepsprofiel werden niet weerhouden omdat de taken niet van toepassing zijn voor een beginnende beroepsbeoefenaar, omdat de frequentie zeer laag ligt of omdat de haalbaarheid in het onderwijs niet mogelijk is : − taken in verband met consumentenonderzoek en marktonderzoek − taken in verband met onderwijs en opleiding van studenten − taken in verband met doorstroomfuncties in beheer, procesbeheersing en collectiviteiten
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
13
3.3.2.3 Clustering van geselecteerde taken tot onderdelen en functionele gehelen in het opleidingsprofiel In de volgende tabel zijn de weerhouden taken gegroepeerd tot functionele gehe-len en onderdelen van het opleidingsprofiel. 3.3.2.4 Formulering van de geselecteerde taken tot basiscompetenties De tabel bevat de functionele gehelen en onderdelen. De vaardigheden, de kennis, de attitudes en de context (hulpmiddelen en werkomstandigheden) zijn weergegeven. De attitudes en de context zijn weergegeven per functioneel geheel. Bij de kennis wordt het verwerkingsniveau weergegeven door een score van 1 tot 4. niveau 1 : weten niveau 2 : inzien niveau 3 : toepassen niveau 4 : integreren Functioneel geheel en onderdeel
1 Toepassen van de wetenschappelijke basis van voedingsen dieetproblemen
Basiscompetenties Vaardigheid (per onderdeel)
Kennis (per onderdeel)
Attitude (per functioneel geheel)
1.1 De student kan de wetenschappelijke inzichten in het menselijk functioneren toepassen in de voedings- en dieetadviezen
De student kent het menselijk functioneren dat relevant is voor voedings- en dieetadvies (3)
− leergierigheid − kritische ingesteldheid − patiënt- en cliëntgerichtheid − zelfstandigheid
Hierbij wordt gedacht aan: Algemeen ondersteunend − functionele anatomie − celbiologie − fysiologie − fysiopathologie − psychologie − psychopathologie 1.2 De student kan Hiervoor is het nodig het verband leggen dat de student een tussen het functigoede kennis heeft van oneren van de de voeding, de behoefte mens en de beop verschillende hoefte aan voeleeftijd, de behoefte in ding relatie tot de bouw en het functioneren van de mens (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsleer − voedseltechnologie − receptenleer en menuleer − voedselbereiding Algemeen ondersteunende kennis van − chemie − biochemie
Context (hulpmiddelen en werkomstandigheden per functioneel geheel) − wetenschappelijke mediatheek − stageomgeving
14
Functioneel geheel en onderdeel
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Basiscompetenties Vaardigheid (per onderdeel)
1.3 De student is in staat om het verband te leggen tussen verschillende ziekten en voeding of dieet
Kennis (per onderdeel)
− fysiologie − fysica − microbiologie − psychologie − psychopathologie De student heeft een goede kennis van diëten in relatie tot de onderliggende pathologie (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − dieetleer − receptenleer en menuleer − bereiding van voedsel − klinische gevallen Algemeen ondersteunende kennis van − pathologie − psychopathologie − farmacologie
1.4 De student heeft een kritisch wetenschappelijke instelling bij de beoordeling van de vakliteratuur
− De student kent wetenschappelijke literatuur (3) − De student kent de kenmerken van het wetenschappelijk onderzoek − De student kent de verschillende technieken van opzoeken van bronnen − De student kent de verschillen in waarde van bronnen − De student moet vertrouwd zijn met het lezen en interpreteren van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek Hierbij wordt gedacht aan Algemeen ondersteunend − inleiding in de methodiek van wetenschappelijk onderzoek − statistiek − bronnenonderzoek − rapportering
Attitude (per functioneel geheel)
Context (hulpmiddelen en werkomstandigheden per functioneel geheel)
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
1.5 De student kan de resultaten van wetenschappelijke onderzoek vertalen in adviezen van voeding en dieet
De student kent de waarde van wetenschappelijke onderzoeksresultaten (3) Hiervoor wordt gedacht aan Beroepsspecifieke kennis van − de specifieke voedingsbehoeften in verband met leeftijdsfasen, geslacht, lichaamsbouw, activiteit, ziekte en socioculturele leefomstandigheden Algemeen ondersteunend − gebruik van bronnen − inleiding in wetenschappelijke onderzoeksmethodes
15
16
2 Rekening houden met een correcte beroepshouding
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
2.1 Rekening houden met de correcte beroepshouding van een diëtist
2.1 De student moet in staat zijn om de taken als diëtist uit te voeren vanuit de vereiste beroepshouding
Kennis van de deontologie van paramedische beroepen en meer specifiek van de diëtist (3) Hierbij wordt gedacht aan : Beroepsspecifiek − beroepsspecifieke deontologie
2.2 Rekening houden met de beroepshouding van een instelling of bedrijf
− De student moet kunnen handelen overeenkomstig het doel en het beleid van de instelling of het bedrijf − De student handelt volgens de afspraken in de organisatiestructuur van het bedrijf of de instelling
2.3 Rekening houden met de eigenheid van de verhouding tussen patiënt en therapeut
De student moet − De student kent de beschikken over ele-menten van een voldoende communigoede communicatie catieve vaardigheden (3) om met eigen gevoelens − De student kent de en de gevoelens van de communicatieleer cliënt/ patiënt te kunnen − De student kent omgaan communicatietechnieken
− dienstverlenende ingesteldheid − imagobewustzijn − loyauteit − zin voor samenwerking − communicatieve ingesteldheid
− stageomgeving
− kritische ingesteldheid − beslissingsvermogen − contactbereidheid − empathie − nauwkeurigheid
− geïnformatiseerd bureel met specifieke software − communicatiemiddelen − instrumentarium voor het uitvoeren van
Kennis van de deontologie van de werknemer in instellingen en bedrijven (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − deontologie van de werknemer − deontologie van de bedrijfsgeheimen
Hierbij wordt gedacht aan: Algemeen ondersteunend − psychologie − geoefende sociale vaardigheden − eigen functioneren in het werkveld 2.4 Intradisciplinair en interdisciplinair samenwerken
3 Uitvoeren van 3.1 Beoordelen van voedings- en de verwijzing diëtetisch onderzoek bij cliënt/ patiënt
− De student moet de grenzen van zijn eigen werkterrein kunnen onderkennen − De student is in staat om in een team van diëtisten samen te werken − De student moet kunnen samenwerken in een multidisciplinaire context
− De student kent de eigenheid van multidisciplinair samenwerken (3) − kennis van de specificiteit van het beroep − kennis van teamwerk
− De student kan de verwijzing interpreteren − De student moet de patiënt/diëtist relatie kunnen beginnen en opbouwen − De student moet de grenzen van zijn
− De student weet welke gegevens een verwijzing moet bevatten (3) − De student weet hoe hij verduidelijking moet vragen (3) − De student kent de onderliggende patho-
Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − deontologie
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
werkterrein kunnen onderkennen
17
logie (3) − De student kent de beroepsdeontologie van de diëtist (3) − De student kent de relatie tussen patiënt en diëtist (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek dieetleer − pathologie ontstaan door voedingsfouten − praktijkgevallen Algemeen ondersteunend − algemene pathologie − psychologie en psychopathologie − deontologie van het beroep
3.2 Specifiek voedings- en diëtetisch onderzoek uitvoeren
− De student kan de cliënt/ patiënt observeren − De student kan een voedingsanamnese afnemen volgens de meest geschikte methode − De student houdt rekening met de leef-, eet- en ontspanningsgewoonten en met de werkomstandigheden − De student kan de voedselinname berekenen zowel manueel als met geïnformatiseerde programma’s − De student kan klinisch-antropometrische bepalingen uitvoeren volgens verschillende methodes
− De student kent de pathologie om informatie te kunnen halen uit de observatie van de patiënt (3) − De student kent verschillende anamnesemethodes (3) − De student kent de specificiteit van de voedingsanamnese (3) − De student is geoefend in de afname van voedingsanamneses volgens verschillende methodes (3) − De student kent de factoren waarmee rekening gehouden moet worden bij het afnemen van een anamnese (3) − De student kent de huishoudelijke maten om ze om te zetten in kwantitatieve gegevens (4) − De student kent de werkwijze om gegevens zowel manueel als met geïnformatiseerde programma’s te registreren (3) − De student kent het manueel en via computerprogramma’s berekenen van de anamnese (4) − De student kent de belangrijkste kli-
− resultaatgerichtheid − flexibiliteit − dienstverlenende ingesteldheid
voedings- en dieetonderzoek − voedingsaanbevelingen − consensusrapporten − behandelingsprotocollen − voorlichtingsmateriaal − dieetlijsten − specifieke checklijsten (pathologie of behandeling) − voorgedrukte registatieformulieren − stageomgeving
18
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
nisch- antropometrische bepalingen (2) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − algemene voedingsleer − voedingsleer voor verschillende levensfasen − voedseltechnologie − productinformatie − recepten- en menuleer − voedselbereiding − antropometrische bepalingen − softwarepakketten − klinische praktijkgevallen Algemeen ondersteunend − psychologie 3.3 Formuleren van het probleem
− De student is in staat om de gegevens van het voedings- en diëtetisch onderzoek te interpreteren − De student kan het verband leggen tussen de gegevens van het voedings- en diëtetisch onderzoek en de individuele cliënt/ patiënt − De student kan het probleem van de cliënt/patiënt samenvatten
− De student kent de behoefte aan energie en voedingsstoffen bij gezonde personen (3) − De student kent de behoefte aan energie en voedingsstoffen bij patiënten met verschillende pathologie (3) − De student kent de voedselbehoefte van individuele patiënten om ze te koppelen aan de antropometrische gegevens, de activiteit, de onderliggende pathologie (3)
− De student is geoefend in het interpreteren van gegevens uit het voedingsonderzoek (3) − De student is geoefend in het schrijven van syntheserapporten (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsleer − dieetleer − praktijkgevallen Algemeen ondersteunend
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
19
− fysiopathologie 3.4 Opstellen van voedingsadvies of dieetbehandeling
− De student kan het doel van het voedingsadvies of de dieetbehandeling opstellen − De student kan rekening houden met het individu in het opstellen van het advies of de behandeling − De student kan een voedingsadvies of een dieetbehandeling opstellen zowel op korte als op lange termijn − De student kan een dieetadvies praktisch vertalen
− De student kent de factoren die het voedingsgedrag bepalen (3) − De student kent de aanbevolen hoeveelheden aangepast aan de patiënt (3) − De student kent de diëten aangepast aan bepaalde pathologie (3) − De student kent de praktische uitwerking van diëten (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsleer − dieetleer − voedingsgedrag − pathologie Algemeen ondersteunend − psychologie en psychopathologie
3.5 Informatie verstrekken
− De student is in staat om de patiënt te motiveren − De student kan het advies praktisch uitleggen op een aan de cliënt/patiënt aangepaste wijze en niveau − De student is in staat om de omgeving van de cliënt/patiënt te betrekken in de uitvoering van advies − De student is in staat om de praktische uitvoering van het dieet te demonstreren aan de patiënt en zijn omgeving
− De student kent de factoren die van belang zijn bij het communiceren met de cliënt/patiënt (3) − De student kent het belang van de socioculturele achtergrond van de cliënt/patiënt (2) − De student kent de producten, de recepten (3) − De student kent de weerstanden bij het aanpassen van het voedingsgedrag (2) − De student kent de hulpmiddelen die aangewend kunnen worden (3) Hierbij wordt gedacht aan : beroepsspecifiek − receptenleer − productinformatie − voedselbereiding en dieetbereiding − gezondheidsvoorlichting en -opvoeding
20
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
3.6 Opvolgen van de dieetbehandeling
3.7 Verslaggeving aan de verwijzer
3.8 Afsluiten van de behandeling
− De student moet in staat zijn de relatie met de patiënt te onderhouden en de patiënt te ondersteunen tijdens de behandeling − De student is in staat om tussentijdse evaluaties van de behandeling te maken in samenspraak met de patiënt − De student is in staat om de moeilijkheden tijdens de behandeling te ontdekken − De student is in staat de zelfredzaamheid van de patiënt te evalueren inzake het opvolgen van voedings- en dieetadvies − De student kan flexibel omgaan met de patiënt om de behandeling bij te sturen
− De student kent verschillende aspecten van de begeleiding van patiënten en hun omgeving tijdens de behandeling (2) − De student kent factoren die het gedrag van patiënten beïnvloeden (2) − De student kent factoren die de zelfredzaamheid van patiënten beïnvloeden inzake het opvolgen van voedings- en dieetadvies (2)
De student is in staat om schriftelijk te rapporteren aan de verwijzende arts over het voedingsonderzoek, het voedingsprobleem, het dieet, het verloop, de resultaten en de eindevaluatie
− De student kent de verschillende partners die betrokken zijn in het therapeutisch proces (3) − De student is geoefend in verslaggeving (3)
Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − psychologie en psychopathologie van het voedings-gedrag Algemeen ondersteunend − principes van communicatie − geoefende sociale vaardigheden
Hierbij wordt gedacht aan : Beroepsspecifiek − verslaggeving − praktijkgevallen De student moet in staat De student kent de zijn om de therapie af te techniek voor het sluiten afsluiten van een gesprek (3) Hierbij wordt gedacht aan: Algemeen ondersteunend − methodes van gespreksvoering
3.9 Registratie van patiëntengegevens in een dossier
De student is in staat om een bestaand registratiesysteem te hanteren
− De student kent de doelstellingen van registratie (2) − De student kent de wering van een registratiesysteem (2) − De student kent de wijze van invoeren van gegevens in een
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
21
registratiesysteem (2) Hierbij wordt gedacht aan: Algemeen ondersteunend − softwarepakketten 4 Geven van voorlichting in verband met voeding en dieet
4.1 Uitvoeren van − De student moet de preventieve zorg principes van preventieve zorg praktisch kunnen uitvoeren − De student moet rekening houden met de gezondheidsrisico’s in de preventieve zorg
− De student kent het belang van preventieve zorg (3) − De student heeft kennis van de gezondheidsrisico’s (2) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingstoestand − deficiënties − welvaartsziekten
Algemeen ondersteunend − fysiopathologie − epidemiologie − statistiek 4.2 Maken van materiaal en programma’s
− De student moet pro- − De student kent gramma’s kunnen verschillende vooropstellen voor het lichtingsmethodes (3) geven van voorlich− De student kent het ting voorlichtingsmateriaal − De student moet voordat gewoonlijk lichtingsmateriaal gebruikt wordt (3) kunnen opstellen − De student is − De student moet de geoefend in het bestaande voorlichopstellen van een tingsmodellen kunnen voorlichtingsprogebruiken gramma (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsvoorlichting en –opvoeding − voedselbereiding − receptenleer − productenleer Algemeen ondersteunend − psychologie
4.3 Voorlichting geven over voeding aan groepen
− De student moet de voorlichting in verband met voeding kunnen geven − De student moet de praktische uitwerking van gewone voeding kunnen demonstreren − De student moet de effecten van de voorlichting kunnen evalueren in functie van het beoogde doel
− De student is geoefend in het geven van voorlichting over voeding (3) − De student heeft geleerd gewone voeding te bereiden en te presenteren (4) − De student kent evaluatiemethodes (2) Hierbij wordt gedacht aan:
− nauwkeurigheid − assertiviteit − contactbereidheid − zelfstandigheid − zin voor initiatief − kwaliteitsbewustzijn − imagobewustzijn
− anamneseformulieren − voedingsmiddelentabellen − huidplooidiktemeter − voorlichtingsmateriaal − demonstratiemateriaal − stageomgeving
22
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Beroepsspecifiek − zie vorig punt
4.4 Meewerken aan patiëntengroepen of zelfhulpgroepen
5 Adviseren van voeding en diëten aan collectiviteiten
− De student moet
− De student kent de beschik-ken over de psychologie van een communicatievaargroep (2) digheden om de − De student kan diëten voeding of het dieet praktisch uitleggen en praktisch te kunnen demonstreren (4) aanleren aan patiënten of zelfhulpgroepen Hierbij wordt gedacht aan: Algemeen ondersteunend − psychologie
5.1 Verstrekken van − De student is in staat voedsel aan om informatie te collectiviteiten verstrekken over kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van voeding/dieet − De student is in staat om receptuur voor collectiviteiten te ontwikkelen − De student is in staat om menu’s op te stellen voor collectiviteiten
− De student kent de behoeften en de aanbevolen hoeveelheden van de doelgroep (3) − De student kent de specifieke aspecten van voedselverstrekking aan collectiviteiten (3) − De student kent de specifieke receptuur van de voedselbereiding voor collectiviteiten (3) − De student kent de werkwijze om meerdaagse menu’s voor collectiviteiten op te stellen (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsleer en dieetleer − voedseltechnologie en -bereiding − recepten en menuleer − voedsel voor collectiviteiten
5.2 Adviseren over voedselbereidingssystemen
− empathie − loyauteit − zin voor samenwerking − creativiteit
− De student is in staat om informatie te verzamelen over voedselbereidingssystemen − De student kan werken met voedselbereiding voor collectiviteiten − De student kan de verschillende voedselbereidingssystemen beoordelen
− De student kent de courante systemen van voedselbereiding in de grootkeuken (3) − De student kent de wetgeving inzake voedselveiligheid en hygiëne (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − wetgeving inzake voedselveiligheid en voedselhygiëne − voedseltechnologie en bereiding − voedsel voor collecti-
− creativiteit − veiligheids- en milieubewustzijn − zelfstandigheid − empatisch vermogen − assertiviteit − zin voor teamwerk − resultaatgerichtheid − beslissingsvermogen − zin voor intitiatief − kritische ingesteldheid − accuraatheid − kostprijsbewustzijn
− geïnformatiseerd bureel met speci-fieke software − communicatiemiddelen − instrumentarium voor het uitvoeren van voedings en dieetonderzoek − voedingsaanbevelingen − receptuur − stageomgeving
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
23
viteiten
5.3 Adviseren over voedseldistributiesystemen
− De student is in staat om de bestaande voedseldistributiesystemen te beoordelen − De student kan adviseren over het invoeren van voedseldistributiesystemen
Algemeen ondersteunend − microbiologie De student kent de courante voedseldistributiesystemen (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − organisatie van grootkeuken − voedselveiligheid en hygiëne − voedsel voor collectiviteiten Algemeen ondersteunend − microbiologie
5.4 Distributie van voedsel in collectiviteiten
5.5 Bewaking van de kwaliteit
− De student is in staat om de portionering van voedsel te adviseren − De student kan de portionering van voedsel controleren − De student is in staat om te adviseren over presentatie van voedsel − De student is in staat om de presentatie te beoordelen
− De student is geoefend in de portionering van voedsel (3) − De student is geoefend in de presentatie van voedsel (3)
− De student kan de kwaliteit van de grondstoffen en van de leveranciers bewaken − De student is in staat om de voeding voor collectiviteiten te beoordelen op voedingswaarde − De student is in staat om de voeding voor collectiviteiten te beoordelen op sensorische kwaliteit − De student is in staat om de voedselveiligheid te bewaken − De student kan het personeel opleiden inzake levensmiddelenhygiëne
− De student kent de verschillende kwaliteitsnormen waaraan levensmiddelen en bereid voedsel moeten voldoen (2) − De student kent de techniek van controle van voedselveiligheid (3) − De student kent de wetgeving inzake levensmiddelen en voedselveiligheid (3)
Hierbij wordt gedacht aan: Beroepspecifiek − voedselbereiding − voedselpresentatie − voedsel voor collectiviteiten
Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − wetgeving in verband met levensmiddelen en voedselveiligheid − voedingswarenanalyse − voedseltechnologie Algemeen ondersteunend − chemie − microbiologie
24
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
5.6 Verstrekken van − De student is in staat kiemarme voeom het belang van ding kiemarme voeding in te schatten − De student kan de informatie over kiemarme voeding beoordelen − De student kan de kiemarme voeding voorbereiden − De student kan de kiemarme voeding evalueren − De student kan de kiemarme voeding aanpassen
− De student kent de bete-kenis van kiemarme voeding (2) − De student kent de belangrijkste toepassingen van kiemarme voeding (2) − De student kent het uitwerken van een individuele kiemarme voeding (3) − De student kent de voorbereiding en uitvoering van een kiemarme voeding (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsleer − dieetleer − hygiëne van de grootkeuken − praktijkgevallen Algemeen ondersteunend − microbiologie − pathologie
5.7 Verstrekken van − De student kan de enterale voeding informatie over enterale voeding beoordelen − De student kan adviseren inzake enterale voeding − De student kan de enterale voeding voorbereiden − De student kan de enterale voeding evalueren − De student kan de enterale voeding aanpassen
− De student kent de betekenis van enterale voeding (2) − De student kent de belangrijkste toepassingen van enterale voeding (2) − De student kent het uitwerken van een individuele enterale voeding (2) − De student is geoefend in de voorbereiding van een enterale voeding (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsleer − dieetleer − hygiëne van de grootkeuken − praktijkgevallen
5.8 Beheer van voe- − De student is in staat ding /dieet voor om budgetbewust te collectiviteiten handelen − De student is in staat om de aankoop van voedsel te plannen − De student is in staat om de voorraad te
Algemeen ondersteunend − microbiologie − pathologie De student kent principes van kostprijsberekening (2) Hierbij wordt gedacht aan: Algemeen ondersteunend
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
beheren
6 Kwaliteitsbepaling van voedsel
6.1 Voedingswaren- − De student kan analyse voedingswaren analyseren − De student kan een representatief monster nemen − De student kan de aangepaste monstervoorbereiding uitvoeren − De student kan de voedselanalyse uitvoeren met behulp van − fysische bepalingen − chemische bepalingen − microbiologische bepalingen − organoleptische bepalingen − De student kan resultaten berekenen − De student kan resultaten beoordelen − De student kan resultaten rapporteren
25
− elementaire begrippen van economie en boekhouden − De student kent systemen en technieken omtrent − monstername (3) − monstervoorbereiding (2) − De student kent technieken voor fysische, chemische, microbiologische en organoleptische analyse van voedsel (2) − De student kent methodes voor het verwerken van gegevens en berekenen van resultaten (3) − De student kent rapportering (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingswarenanalyse − voedingsleer − wetgeving in verband met voedingsmiddelen Algemeen ondersteunend − fysica − chemie − microbiologie − softwarepakketten − statistiek − rapportering
6.2 Beheersing van hygiëne
− De student is in staat om stappen in een productieproces of in de handel van voedsel vast te stellen − De student is in staat om de gevaren voor de voedselveiligheid en de hygiëne te analyseren en te identificeren − De student kan de kritische punten bepalen − De student kan de controle- en bewakingsmaatregelen omschrijven en uitvoeren − De student kan een documentatiesysteem opstellen en beheren
− De student kent de wetgeving inzake voedingsmiddelen en voedingsmiddelenhygiëne (3) − De student kent de methode gebaseerd op het systeem voor de analyse van risico’s en van de kritische controlepunten (2) − De student kent de goede hygiënische praktijken (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − wetgeving i.v.m. voedingsmiddelen − systemen voor de beheersing van voedselveiligheid
− organisatievermogen − nauwkeurigheid − kritisch inzicht − gezondheidsbewustzijn − beslissingsvermogen − resultaatsgerichtheid − veiligheids- en milieubewustzijn − zin voor initiatief − zelfstandigheid − communicatieve ingesteldheid − leergierigheid − loyauteit
− laboratoria en instrumentarium voor het uivoeren van bepalingen − didactische keuken − procedures voor bepalingen − handleidingen voor veiligheid en milieuzorg − Europese en Belgische wettelijke bepalingen omtrent levensmiddelenhygiëne − handleiding met methodiek voor hygiënecontroles en risicoanalyse van voedsel − infrastructuur voor hygiënecontrole en voor controle van kritische punten − literatuur over kwaliteitssystemen en systemen voor beheersing van voedselveiligheid − stageomgeving
26
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Algemeen ondersteunend − chemie − microbiologie − softwarepakketten − rapportering 6.3 Integratie in kwaliteitssysteem
De student kan de resultaten van de analyse en de beheersing van hygiëne toepassen in een kwaliteitssysteem
− De student kent de normen voor evaluatie van voedselkwaliteit (3) − De student kent integrale kwaliteitssystemen (2) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedingsleer − voedingswarenanalyse − levensmiddelenhygiëne Algemeen ondersteunend − kennis van kwaliteitssystemen
7 Producten in verband met voeding toepassen
7.1 Productinformatie verzamelen
− De student is in staat om op een objectieve manier informatie te verzamelen over producten − De student is in staat om de recente tendensen in productontwikkeling te volgen
− De student kent de technieken om productinformatie op te zoeken (3) − De student kent de elementen die een goede productinformatie moet vermelden (3) − De student kent de wettelijke reglementering (3) − De student kent de reglementering in verband met etikettering (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − wetgeving in verband met voeding − productenleer − voedseltechnologie − voedselbereidingstechnologie
7.2 Producten evalueren
− De student kan de producten evalueren op ingrediënten, voedingswaarde en kostprijs − De student kan producten organoleptisch beoordelen − De student kan producten beoordelen in functie van de Belgische en Europe-
− De student kent de criteria voor het beoordelen van producten (3) − De student kent de organoleptische beoordeling van producten (2) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek
− kritische ingesteldheid − beslissingsvermogen − creativiteit − resultaatgerichtheid
− Europese en Belgische Warenwetgeving − voedingsmiddelentabellen − productinformatie − kookboeken, receptenbundels − keuken of praktijklokaal voor voedselbereiding en voedselbeoordeling − stageomgeving
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
se regelgeving
27
− wetgeving in verband met voeding − productenleer − voedseltechnologie − voedselbereidingstechnologie − voedings- en dieetleer Algemeen ondersteunend − chemie − microbiologie
7.3 Producten gebruiken
− De student kan de producten op een verantwoorde wijze inschakelen, verwerken in voeding of in dieet − De student kan adviezen geven voor het gebruik van producten
− De student kent het gebruik van producten in de uitwerking van voeding en dieet (3) − De student is geoefend in het gebruik van producten in de voeding en in diëten (3) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − voedseltechnologie − productenleer − recepten- en menuleer − praktijkgevallen − voedsel voor collectivi-teiten
8 Toegepast wetenschappelijk onderzoek helpen opzetten en uitvoeren
− De student is in staat om deel te nemen aan een voedingsonderzoek − De student kan een voedingsonderzoek praktisch uitvoeren − De student is in staat om de gegevens uit het onderzoek te verwerken − De student is in staat om de resultaten te formuleren
− De student kent procedures voor het voorbereiden van onderzoek (2) − De student kent procedures voor het uitvoeren van een onderzoek (2) − De student kent de procedures voor het verwerken van gegevens (2) − De student kent de technieken om resultaten van het onderzoek te presenteren en toe te passen (2) Hierbij wordt gedacht aan: Beroepsspecifiek − eindwerk Algemeen ondersteunend − elementen van onderzoeksmethodiek − statistiek − verslaggeving − presentatievoorbeelden
− creativiteit − leergierigheid − kritische ingesteldheid − organisatievermogen − zin voor samenwerking − resultaatgerichtheid
− vakliteratuur
28
3.3.3
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Aanvullende gegevens met betrekking tot de optie 3.3.3.1 Studiepunten van de verschillende vakkengroepen De vakkengroepen zijn als volgt samengesteld (de benaming komt uit de verschillende opleidingsprogramma’s): − Basiswetenschappen: chemie, fysica, wiskunde, statistiek − Biomedische wetenschappen: biochemie, biologie, anatomie, fysiologie, microbiologie, pathologie, farmacologie, farmacodynamie, toxicologie − Humane wetenschappen en talen: filosofie, ethiek, godsdienst, psychologie, agogiek, organisatie gezondheidszorg, communicatie, sociale (of communicatieve) vaardigheden, talen − Voedingswetenschappen: industriële voedselproductie, voedingswarenanalyse, instrumentele analyse, voedingswarentechnologie, technologie, voedselbereiding, dieetbereiding, voedingsleer, dieetleer, voeding van collectiviteiten (gemeenschapsrestauratie), management, praktijkgevallen, voedingsvoorlichting, wetgeving, toegepaste informatica, wetenschappelijke literatuur, deontologie Eindwerk en stages De vergelijking tussen de verschillende hogescholen is uitgedrukt in het procent studiepunten toegekend aan groepen van vakken. De percentages zijn voor de verschillende hogescholen vergelijkbaar. De indeling in theorie en praktijk is niet weergegeven omdat dit onderscheid niet steeds terug te vinden is in de opleidingsprogramma’s. De integratie van theorie en praktijk (bv. oefeningen) maakt het opdelen te onnauwkeurig. Procent studiepunten toegekend aan vakkengroepen
Vakgroep
Erasmushogeschool % studiepunten 23 23
Hogeschool Gent % studiepunten 17 19
K.H.B.O.
K. H. Leuven
K.H.Kempen
K.H. StLieven
% studiepunten 18 20
% studiepunten 20 20
% studiepunten 18 16
% studiepunten 18 21
7
8
9
36
41
35
17 100
17 100
16 100
Basiswetenschappen Biomedische wetenschappen Humane wetenschap4 3 7 pen en talen Voedingswetenschap28 41 35 pen Eindwerk en stages 22 20 20 TOTAAL 100SUM 100 100 Bron : Hogescholen. Gegevens academiejaar 1997-1998
3.3.3.2 Aandeel van de stagetijd Het Koninklijk Besluit van 19 februari 1997 betreffende de beroepstitel vermeldt dat het beroep van diëtist slechts mag uitgeoefend worden door personen die “met vrucht een stage doorlopen hebben van minstens 600 uren in de klinische diëtetiek en diëtetiek voor collectiviteiten”. Het betreft hier 600 uur effectieve stage in de vernoemde werkvelden. Er kan ook stage gelopen worden in functie van de voedingskundige aspecten van het beroep. De totale stagetijd ligt rond 1/9 à 1/6 van de totale studiebelasting.
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
29
3.3.3.3 Opleidingsniveau Volgens de structuur van de opleidingsniveaus bepaald in artikel 2, lid 2 van het Besluit van de Europese Raad van 16 juli 1985 inzake vergelijkbaarheid van getuigschriften tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap kan de opleiding tot gegradueerde in voedings- en dieetkunde gesitueerd worden op niveau 5. Volgens dit Besluit geeft secundair onderwijs met een volledige hogere opleiding toegang tot dit niveau 5. Voor de bepaling van de niveaus worden drie criteria gehanteerd: verantwoordelijkheid, complexiteit en transferwaarde. De kwalificatie van gegradueerde in voedings- en dieetkunde maakt het mogelijk het takenpakket op een autonome wijze uit te voeren met beheersing van de wetenschappelijke achtergronden en de verantwoordelijkheid te nemen voor planning, leiding en beheer van de taken. Naast het uitvoeren van geautomatiseerde routines en standaardprocedures moet de gegradueerde in de voedings- en dieetkunde nieuwe procedures kunnen ontwikkelen en uitvoeren. Zowel voor de diëtist als voor de voedingskundige zijn er belangrijke beroepsgebonden vaardigheden bv. op het vlak van technologische vaardigheden in verband met voedsel. Ook beroepsonafhankelijke vaardigheden zijn aanwezig bv. op het vlak van patiëntenzorg, van teamwerk, van interdisciplinair werken en op het vlak van kwaliteitszorg
3.4
Sleutelkwalificaties Een sleutelkwalificatie is een cognitieve, psychomotorische of affectieve vaardigheid die bijdraagt tot de persoonsvorming en die ruimer inzetbaar is dan in het beroep waarvoor wordt opgeleid. Sleutelkwalificaties worden afgeleid uit onderzoek naar optimaal sociaal, professioneel en individueel functioneren. Sleutelkwalificaties moeten voortvloeien uit de vastgelegde basiscompetenties. De sleutelkwalificaties werden opgenomen als de opleiding ertoe bijdraagt. De frequentie van voorkomen werd eveneens gescoord. De meest frequent voorkomende sleutelkwalificaties zijn: contactbereidheid (communicatieve ingesteldheid), dienstverlenende ingesteldheid, een werkplan kunnen maken (organisatievermogen), empathie, kritische ingesteldheid, kunnen omgaan met informatie, kwaliteitsbewustzijn, loyauteit, nauwkeurigheid, problemen onderkennen en oplossen, veiligheids- gezondheids- en milieubewustzijn, zelfstandigheid, zin voor samenwerking. Minder frequent komen de volgende sleutelkwalificaties voor: assertiviteit, beslissingsvermogen, creativiteit, flexibiliteit, imagobewustzijn, inzicht in arbeidsorganisatie, leergierigheid, planmatig denken, productieve taalvaardigheid Neder-lands, resultaatgerichtheid, zin voor initiatief. Contactbereidheid, (Communicatieve vaardigheden): informatie op een gepaste wijze overdragen aan individuen en groepen. Bereid zijn om met patiënten te werken ook bij weerstand van de patiënt. Dienstverlenende ingesteldheid: vanuit een zorgverlenende ingesteldheid een bijdrage leveren tot verbetering van de gezondheid van bevolking en individuen.
30
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Een werkplan kunnen maken (organisatievermogen): systematisch een behandelplan kunnen opzetten. De verschillende stappen kunnen opstellen en ontwerpen bij bv. het uitvoeren van analyses, bij kwaliteitszorg. Empathie: zich kunnen inleven in de situatie van de cliënt/patiënt om de begeleiding en overdracht van informatie af te stellen op de noden en wensen van het individu. Kritische ingesteldheid: bereid zijn om de voeding en de diëten in vraag te stellen en te beoordelen op een wetenschappelijke basis. Kunnen omgaan met informatie: informatie kunnen verzamelen en vanuit een kritisch wetenschappelijke instelling informatie en onderzoeksgegevens kunnen verwerken en gebruiken. Kwaliteitsbewustzijn: over genoeg organisatietalent beschikken om op alle niveaus bij te dragen tot een kwaliteitsvol eindproduct en door toetsing van eigen handelen aan dat van collega’s verdere groei in het beroep mogelijk maken. Loyauteit: betrokkenheid tegenover cliënt/patiënt, collega’s en andere zorgverstrekkers; zich aan afspraken houden. Nauwkeurigheid: taken binnen de voorgeschreven tijd correct uitvoeren. Problemen onderkennen en oplossen: problemen en aandachtspunten herkennen en een gepast behandelplan opstellen. Veiligheids-, gezondheids- en milieubewustzijn: preventieve aandacht voor het voorkomen van omstandigheden die schaden. Zelfstandigheid : in staat zijn om zonder hulp te werken. Zin voor samenwerking: bereid zijn om te werken in samenwerkingsverbanden onder verschillende omstandigheden.
3.5
De kern van het opleidingsprofiel ♦ Kenmerken van de opleiding tot voedings- en dieetkundige Bij het uitwerken van het opleidingsprofiel is geopteerd voor de geïntegreerde opleiding tot gegradueerde in voedings- en dieetkunde zoals bepaald in de structuur van het Hoger Onderwijs vastgelegd in het Decreet betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 1994. De geïntegreerde opleiding vereist een gediversifieerd programma dat gericht is op de humane voeding zowel van het individu, van een populatie en van collectiviteiten, op de klinische diëtetiek en op de technologie van het voedsel. Aandacht wordt besteed aan het verwerven van competenties noodzakelijk in de zorgverlening en daarmee samengaande communicatieve vaardigheden. Belang-rijk is de wetenschappelijke basis als verantwoording van het handelen. De zorg voor de kwaliteit van de voedselverstrekking in alle aspecten moet verworven worden tijdens de opleiding.
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
31
Eén van de voorwaarden voor erkenning als diëtist bepaald in artikel 3 § 2 van het Koninklijk Besluit van 19 februari 1997 is het “met vrucht doorlopen hebben van een stage van minstens 600 uren in de klinische diëtetiek en in de diëtetiek van collectiviteiten” De werkgroep is overtuigd dat de diëtetiek in collectiviteiten ook stages in microbiologie kan inhouden in het kader van de kwaliteitsbewaking. In de toekomst zouden keuzepakketten kunnen voorzien worden die accenten leggen op andere sectoren van de tewerkstelling dan de klinische diëtetiek. ♦
Verwantschap tussen de opties van de basisopleiding laboratorium- en voedingstechnologie De vergelijking van de drie opleidingsprofielen laat toe volgende gemeenschappelijkheid/equivalentie vast te stellen. Op het niveau van de functionele gehelen/onderdelen/basiscompetenties: − − − −
uitvoeren van elementaire chemische en microbiologische analyses verzamelen, verwerken en rapporteren van gegevens meewerken aan integrale kwaliteitszorg uitvoeren van routineonderhoud, dagelijkse controle en kleine herstellingen aan apparatuur − meewerken aan het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek − kunnen samenwerken met anderen − actualiseren van de verworven kennis en vaardigheden Op het niveau van de algemeen ondersteunende kennis: − exacte wetenschappen zoals chemie, biologie, wiskunde, fysica, statistiek, informatica − medische wetenschappen zoals anatomie, fysiologie, pathologie
32
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
HOOFDRUBRIEK 4 DOELGROEPEN VAN HET OPLEIDINGSPROFIEL
Het opleidingsprofiel is een eerste versie van een basisdocument voor : − − −
de hogescholen bij de formulering van hun opleidingsprogramma’s de werkgroep die de bestaande kwalificatiestructuur moet evalueren studenten en toekomstige studenten
Het opleidingsprofiel kan een basisdocument zijn voor : − − −
de visitatiecommissies van het Hoger Onderwijs de directie en de lectoren van de hogescholen de planning van navorming
Het opleidingsprofiel kan een bron van informatie en oriëntering zijn voor toekomstige studenten (bv. PMS-centra, informatiebeurzen ) Het opleidingsprofiel kan informatie geven over de vorming van de voedings- en dieetkundige aan toekomstige werkgevers en personeelsverantwoordelijken .
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
33
HOOFDRUBRIEK 5 BIBLIOGRAFIE
♦
Decreet betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. 13 juli 1994.
♦
Dienst voor Onderwijsontwikkeling. Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het Hogeschoolonderwijs. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Departement Onderwijs. November 1996.
♦
Eindtermen voor de opleiding voeding en diëtetiek. Project Ontwikkeling Eindtermen HBO. Concept eindversie. EJ Consultancy. Almelo, juni 1996.
♦
EFAD (European Federation of the Associations of Dietitians) Education programmes for dietetians in the memberstates of EFAD. 1995
♦
ILO (International Labour Organization). International Standard Classification of occupations. ISCO-88. Genève. 1988.
♦
Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies.
♦
Koninklijk Besluit van 19 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van diëtist en houdende vaststelling van de lijst van technische prestaties en van de lijst van handelingen waarmee de diëtist door een arts kan belast worden. (Belgisch Staatsblad 4 juni 1997).
♦
Sectoriële functieclassificatie voor de bedienden van de voedingsindustrie (PC 220)
♦
SERV. Regionale en Sectorale analyse van de Vlaamse Werkgelegenheid. Brussel. 10 april 1996.
♦
Vlaamse Onderwijsraad. Beroepsprofiel voedings- en dieetkundige. Studie 7. Werkgroep beroepsprofiel van de voedings- en dieetkundige in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad. 1996.
♦
Vlaamse Onderwijsraad. Beroepsprofiel Facilitair Dienstverlener. Studie 22. Werkgroep beroepsprofiel van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad. 1997.
♦
Vlaamse Onderwijsraad. Beroepsopleidingsprofiel Landbouw en Biotechnologie (één cyclus). Studie 33. 1997.
34
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
HOOFDRUBRIEK 6 MEDEWERKERS
Voorzitter ♦
Anne-Marie Van Damme Expert aangesteld door de VLOR Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Campus Hoger Technisch Instituut Spoorwegstraat 12, Tel 050 40 51 20 8200 Sint-Michiels – Brugge, Fax 050 40 51 30
Voor de hogescholen ♦
Erasmushogeschool Brussel. Departement Gezondheidszorg Laarbeeklaan 121, Tel 02 479 18 90 1090 Brussel Fax 02 479 71 02 Erna Derijcke Christine Schippers
♦
Hogeschool Gent - Vesalius. Departement Gezondheidszorg Keramiekstraat, 80, Tel 09 221 77 51 9000 Gent, Fax 09 220 17 26 Martine Kints
♦
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende. Campus Hoger Technisch Instituut. Spoorwegstraat 12, Tel 050 40 51 20 8200 Sint-Michiels – Brugge, Fax 050 40 51 30 Luitgard Billiet Kristin De Buyser
♦
Katholieke Hogeschool Kempen. Campus HIKempen Kleinhoefstraat 4, Tel 014 56 23 10 2440 Geel, Fax 014 58 48 59 Hans Baeyens Marleen Van Loo
♦
Katholieke Hogeschool Leuven. Departement Regaschool Sint-Maartensstraat 55 d, Tel 016 29 85 11 3000 Leuven Fax 016 20 44 17 Anne Evenepoel Frans Snauwaert Lies Verdonck Simonne Wilmssen
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
♦
35
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven. Departement Gent. Campus Gildestraat Gildestraat 17 Tel 09 223 20 57 9000 Gent, Fax 09 233 49 75 Johan Veeckman Kathleen Van Landeghem
Voor de verenigingen ♦
Verbond der Landbouw- en Voedingsnijverheden (adviserend over de beroepenstructuur) Kortenberglaan 172/7, Tel 02 743 08 00 1000 Brussel, Fax 02 733 94 26 Pascale Hermans
♦
Vlaamse Vereniging van Voedingskundigen en Diëtisten (VVVD) Voorzitter : De Heer D De Ridder Algemeen Secretariaat Gabriëllestraat 39/3, Tel 02 380 80 98 1640 Sint-Genesius-Rode, Fax 02 380 83 60 Dolf De Ridder
♦
Nationale Raad van Paramedische Beroepen, Technische Commissie voor Paramedische Beroepen en Unilever België, divisie Hartog-Union Humaniteitslaan 292, Tel 02 333 64 25 1190 Brussel Fax 02 333 63 75 Herman Claesen
36
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
BIJLAGE 1
Lijst met gebruikte termen Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid of ADH De hoeveelheid van een nutriënt die door een normaal persoon gemiddeld dagelijks zou moeten verbruikt worden. (Uit: Koninklijk Besluit van 08.01.1992 betreffende de voedingswaarde-etikettering van voedingsmiddelen) Behandelplan Het geheel van de aan de cliënt/patiënt aangepaste richtlijnen voor hulpverlening bij het oplossen van voedingsproblemen. De technische prestaties en de handelingen van de dië-tist die hier kunnen gebruikt worden zijn vervat in de bijlagen van het Koninklijk Besluit van 19.02.1997 omtrent de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van diëtist. Bijzondere voeding De voeding die voldoet aan de bijzondere voedingsbehoeften: a van bepaalde categorieën personen wier assimilatieproces of stofwisseling is verstoord, of b van bepaalde categorieën personen, die zich in bijzondere fysiologische omstandigheden bevinden en die daarom bijzonder gebaat kunnen zijn bij een gecontroleerde ingestie van sommige voedingsstoffen in voedingsmiddelen, of c van zuigelingen of kleuters in goede gezondheid (Uit: Koninklijk Besluit van 18.02.1991 betreffende voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding) Collectiviteit De voedselverstrekking en voedingszorg in al zijn aspecten voor de voeding van een groep personen. Dieet Een voeding die om medische redenen aan specifieke eisen moet voldoen ten behoeve van een individu.
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
37
Dieetvoedingsmiddel De voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding bepaald in a en b. (Uit: Koninklijk Besluit van 18.02.1991 betreffende voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding) Diëtist Paramedicus in de zin van artikel 22bis van het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 novem-ber 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de parame-dische beroepen en de geneeskundige commissies. De kwalificatievereisten en de lijst van de technische prestaties en de lijst van handelingen waarmee de diëtist door een arts kan worden belast zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit van 19.02.1997 omtrent de beroepstitel van diëtist. Hygiëne Zie voedingsmiddelenhygiëne. Nutriënten De voedingsstoffen die het menselijk organisme nodig heeft en normaal niet zelf kan opbouwen en waarvan een voldoende hoeveelheid langs de voedingsmiddelen in het organisme dienen te worden ingebracht, namelijk: vitamines, mineralen en oligo-elementen, aminozuren en vetzuren. (Uit: Koninklijk Besluit van 03.03.1992 betreffende het in de handel brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten werden toegevoegd) Verwijzer Beoefenaar van de geneeskunst, zoals aangegeven in het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies. Voeding Het proces van het kiezen en het nuttigen van voedsel, het verwerken daarvan door het menselijk lichaam en het effect daarvan op de gezondheid; het voeden of gevoed worden. Voedingskundige Is een gegradueerde in de voedings- en dieetkunde of een andere hooggeschoolde in de menselijke voeding die handelingen verricht omtrent aspecten van de menselijke voeding die niet behoren tot de paramedische beroepsuitoefening van de diëtist .
38
OPLEIDINGSPROFIEL VOEDINGS- & DIEETKUNDE
Voedingsmiddel Ieder product of zelfstandigheid bestemd voor de menselijke voeding, daarin begrepen genotmiddelen, zout, toekruiden. (Uit: Wet van 24.01.1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere producten) Voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding De voedingsmiddelen, die zich door hun bijzondere samenstelling of door een bijzondere fabricagewijze duidelijk onderscheiden van de overeenkomende gewone voedingsmiddelen, die daarenboven geschikt zijn voor een aangegeven bijzondere voeding en die zodanig in de handel worden gebracht, dat wordt aangegeven, dat zij voor dit doel geschikt zijn. (Uit: Koninklijk Besluit van 18.02.1991 betreffende voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding) Voedingsmiddelenhygiëne Hierna hygiëne genoemd : alle maatregelen die noodzakelijk zijn om de veiligheid en de salubriteit van voedingsmiddelen te waarborgen. Met “veiligheid en salubriteit” wordt bedoeld : de afwezigheid van contaminatie en bederf. (Uit: Koninklijk Besluit van 07.02.1997 inzake algemene voedingsmiddelenhygiëne) Voedsel Alles wat tot voeding kan dienen. Een combinatie van voedingsmiddelen.