RIS017899_991203
rv 69 Gemeentelijke Kredietbank nr. 940263 Den Haag, 5 maart 1996 Aan de gemeenteraad
Reglement Personeelshypotheken 1995. In de vergadering van 2 juni 1988 heeft u het 'Financieringsreglement huisvesting gemeenteambtenaren 1987' vastgesteld (rv 246/88). Bij raadsvoorstel d.d. 3 januari 1989 is het gebied, waarin de te bezwaren onderpanden gelegen dienen te zijn, vergroot van het grondgebied van de toenmalige Gewest 's-Gravenhage-gemeenten tot het grondgebied van de gemeenten, behorend tot het woongebied voor Haagse gemeenteambtenaren. Nu er zeven jaar met dit reglement gewerkt is, dient dit te worden aangepast aan de eisen des tijds, zowel als aan de wensen van de cliënt, uiteraard op een voor de gemeente aanvaardbare wijze. De praktijkervaring alsmede de opkomst van Stadsgewest Haaglanden geven hiertoe aanleiding. Bij het opstellen van het 'Reglement Personeelshypotheken 1995' is gekozen voor aansluiting bij de systematiek van het Bankreglement 1992, zoals dit op 25 maart 1993 door uw raad is vastgesteld. Dit heeft ertoe geleid, dat de Algemene Voorwaarden, zoals deze bestaan in de huidige systematiek, in het ontwerp-reglement zijn geïncorporeerd. Daarnaast wordt de duidelijkheid bevorderd door een aantal zaken meer expliciet dan voorheen in het reglement vast te leggen. Zo is bijvoorbeeld in het ontwerp vastgelegd, dat verhoging van het uitstaand saldo tijdens de looptijd niet meer mogelijk is: kosten van verbouwing kunnen alleen meegefinancierd worden bij financiering van de koopsom of bij herfinanciering (oversluiting) van de bestaande hypotheek bij de Gemeentelijke Kredietbank (GKB), uiteraard slechts bij voldoende waarde van het onderpand. In de financieringsbehoefte op een ander moment t.b.v. verbouwing kan voorzien worden door middel van een tweede hypotheek op reguliere GKB-condities, mits deze verstrekking uiteraard bancair verantwoord is. Gezien het feit dat het hier om een personeelsfaciliteit gaat, is de rentemarge erg krap. Deze bestaat uit het verschil tussen het nominale percentage dat de Bank aan de Centrale Treasury vergoedt en het effectieve percentage dat de cliënt aan de GKB betaalt. Het gaat hier gemiddeld om ± 0,3% van de uitstaande portefeuille op jaarbasis. Aangezien er eerst een aanzienlijke portefeuille opgebouwd moest worden om de jaarlijkse kosten verbonden aan het voeren van deze faciliteit te betalen, is er in de eerste jaren een aanloopverlies ontstaan, waarop inmiddels, zij het in bescheiden mate, wordt afgelost. Per 31 december 1994 bedroeg dit tekort nog f 1.016.000,00. Het break-even-point voor deze portefeuille, die per laatstgenoemde datum f 185 miljoen groot was, lag bij f 130 miljoen. Deze faciliteit kan slechts kostendekkend in stand gehouden worden als de klantenkring op peil blijft, en bij voorkeur wordt uitgebreid. Dit heeft ons doen besluiten u voor te stellen de kring van werkne-mers,die een personeelshypotheek kunnen aanvragen, uit te breiden. Naast de werknemers, die hier-voor reeds in aanmerking komen op grond van de huidige regelgeving, komen er de volgende categorieën bij: werknemers van het Stadsgewest Haaglanden; werknemers van de gemeenten, die deel uit (zullen) maken van het Stadsgewest Haaglanden; werknemers van de Regiopolitie en -Brandweer Haaglanden. Voor de geprivatiseerde zelfstandige (onderdelen) van diensten van de gemeente geldt dat de lopende hypotheken onder dezelfde condities voortgezet mogen worden. Nieuwe hypotheken kunnen er na de privatisering niet meer op personeelscondities worden afgesloten door de werknemers van hogervermelde instellingen, tenzij het College van burgemeester en wethouders anders bepaalt. Als het bovenstaande voorstel doorgang vindt, acht de GKB aannemelijk dat de omvang van de portefeuille jaarlijks met f 20 miljoen toe kan nemen. Eén en ander is uiteraard sterk afhankelijk van enerzijds de rente-ontwikkeling, omdat bij een hoge rentestand slechts weinig cliënten hun bij een andere bank lopende hypotheek naar de GKB over zullen sluiten en anderzijds van de rentepercentages die de Centrale Treasury vaststelt. Immers als deze hoog liggen ten opzichte van de markt-rente, dan zal de animo bij de potentiële cliënten om een personeelshypotheek bij de GKB te nemen, niet groot zijn. Rekening-houdend met bovenstaande kanttekeningen, zou dit tot het volgende beeld kunnen leiden:
raadsvoorstellen 1996
1
jaar bedrag 1994 1995 1996 1997 1998
(bedragen x ƒ 1 mln.) rentemarge
Uitstaand saldo bedrag
gem.
%
185 205 225 245 265
153.0 195.0 215.0 235.0 255.0
0.26 0.30 0.30 0.30 0.30
0.398 0.585 0.645 0.705 0.765
De marge verbetert van 0.26% naar 0.30%, omdat door de nieuwe verordening er wat onvolkomenheden met betrekking tot de depôtbepalingen, die de bank nu geld kosten, worden weggenomen. Bovendien zal het relatieve aandeel van de spaarhypotheken in de portefeuille, waarvoor een produktopslag van 0.3% geldt, toenemen, waardoor de gemiddelde marge zal verbeteren. verwachte exploitatie
(bedragen x ƒ 1.000,00) 1994
1995
1996
1997
1998
Baten: rentemarge
398
585
645
705
765
overige baten
47
48
49
50
51
Totaal baten
445
633
694
755
816
Lasten: - personeelslasten
152
157
161
166
171
- kapitaallasten
12
11
11
12
12
- goederen en diensten
48
58
68
78
88
- overhead
163
166
169
172
175
Totaal lasten
375
392
409
428
446
Resultaat
70
241
285
327
370
Voor het aanlooptekort betekent dit de volgende ontwikkeling: Saldo per 31-12-94
-1.016
Rente 1995 7.35% Aflossing Saldo per 31-12-95
- 75 241 - 850
Rente 1996 7.35% Aflossing Saldo per 31-12-96
- 62 285 - 627
2
raadsvoorstellen 1996
Rente 1997 7.35% Aflossing Saldo per 31-12-97
- 67 327 - 346
Rente 1998 7.35% Aflossing Saldo per 31-12-98
- 25 370 1
Kortom, de verwachting is dat het probleem van het aanlooptekort in 1998 opgelost kan zijn. Mocht er echter voor worden gekozen om de verordening niet op deze nieuwe categorieën werknemers van toepassing te verklaren, ontstaat er een negatievere situatie. De GKB hoopt alsdan in staat te zijn de portefeuille qua omvang op het huidige niveau te kunnen houden, waarna het volgende beeld ontstaat:
jaar bedrag 1994 1995 1996 1997 1998
(bedragen x ƒ 1 mln.) rentemarge
Uitstaand saldo bedrag
gem.
%
185 185 185 185 185
153.0 185.0 185.0 185.0 185.0
0.26 0.30 0.30 0.30 0.30
verwachte exploitatie
0.398 0.555 0.555 0.555 0.555 (bedragen x ƒ 1.000,00)
1994
1995
1996
1997
1998
Baten: rentemarge
398
555
555
555
555
overige baten
47
48
48
48
48
Totaal baten
445
603
603
603
603
Lasten: - personeelslasten
152
150
148
146
144
- kapitaallasten
12
11
11
12
12
- goederen en diensten
48
58
58
58
58
- overhead
163
166
166
166
166
Totaal lasten
375
385
383
382
380
Resultaat
70
218
220
221
223
Dit betekent voor de ontwikkeling van het aanloopverlies het volgende: Saldo per 31-12-94 Rente 1995
-1.016 7.35%
raadsvoorstellen 1996
- 75
3
Aflossing Saldo per 31-12-95
218 - 873
7.35% Rente 1996 Aflossing Saldo per 31-12-96
- 64 220 - 717
7.35% Rente 1997 Aflossing Saldo per 31-12-97
- 53 221 - 549
7.35% Rente 1998 Aflossing Saldo per 31-12-98
- 40 223 - 366
Conclusie is dat in 1998 het aanlooptekort nog ƒ 366.000,00 bedraagt, terwijl het bij de uitbreiding van de categorieën werknemers die van deze faciliteit gebruik kunnen maken, waarschijnlijk alsdan verdwenen zal zijn. Een dergelijke uitbreiding leidt niet tot verhoging van de bancaire risico's, nu ook bij deze werknemers de te betalen termijnverplichting rechtstreeks op het salaris dient te worden ingehouden. Het rentepercentage dat de GKB aan de Centrale Treasury dient te betalen is voor de cliënt opge-hoogd met 0,2%, dat wordt afgescheiden en in de risicovoorziening personeelshypotheken wordt gestort. Deze voorziening dient om eventuele déconfitures uit te betalen. Gedurende de zeven jaar dat de GKB deze regeling uitvoert, is er gelukkig nog geen aanspraak gemaakt op deze voorziening en heeft de bank ook nog geen pand behoeven te veilen. Dit is onder meer het gevolg van het zorg-vuldige verstrekkingsbeleid van de bank in combinatie met de zekerheid van de inhouding op het salaris. De nieuwe categorieën werknemers zijn voor het ene deel voormalige werknemers van de gemeente Den Haag en voor het andere deel werknemers die qua bancaire risico's gelijk te stellen zijn met de kring van personen die nu reeds voor de personeelshypotheek in aanmerking komt. Er is immers sprake van een vast dienstverband bij een soortgelijke werkgever, die eveneens bereid moet zijn in te houden op het salaris van cliënt. Bij eventuele problemen is de risicovoorziening van de GKB voldoende gevuld om de financiële consequenties ervan op te kunnen vangen. Ter vergelijking kan er naar de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) worden gekeken, die de regeling Nationale Hypotheek Garantie (NHG), die in plaats van de gemeentegarantieregeling is getreden, uitvoert. Deze Stichting WEW vormt, net als de GKB doet, een voorziening in de vorm van een fonds, waaruit aan-spraken op de garanties door hypotheekbanken worden betaald. De hypotheekgever dient hiervoor éénmalig 0,36% van de hypotheeksom te storten in het fonds. Men heeft op basis van ervaringen in het verleden berekend dat dit voldoende moet zijn om dit fonds aan haar verplichtingen te kunnen laten blijven voldoen. Gezien het feit dat de verstrekkingsnormen bij de personeelshypotheken en bij de NHG veelal met elkaar overeenkomen, moet de voorziening van de GKB, die jaarlijks met 0,2% van het uitstaand saldo van de hypotheek gevuld wordt, voldoende zekerheid bieden om problemen bij hypotheekgevers op te vangen. De bank zal overigens in haar Ondernemingsplan II ingaan op de gewenste hoogte van haar risicovoorziening personeelshypotheken, die ten opzichte van de nu geldende norm van 10% van het uitstaand kredietsaldo genuanceerd zal worden. Een aanscherping van de voorwaarden voor deze nieuwe categorieën werknemers acht de bank gerechtvaardigd. Zij zal dan ook bij aanvragen van deze groepen kredietnemers een afsluitprovisie van 3/4% van het hypotheekbedrag vragen. De werknemers van de gemeente Den Haag betalen geen afsluitprovisie. Zodra deze verordening in werking is getreden, zal de GKB contact opnemen met de diverse werkgevers van de nieuwe categorieën werknemers en de inhouding, alsmede de overige relevante zaken, zoals bijvoorbeeld publiciteit, bespreken en regelen. Uitbreiding van 'de gemeente' naar (Stadsgewest) Haaglanden is overeenkomstig de wens van de commissie WESP en O, zoals uitgesproken tijdens de behandeling van het ondernemingsplan van de GKB op 9 maart 1994. Artikelsgewijze toelichting:
4
raadsvoorstellen 1996
art. 1: Er is naar analogie aan het Bankreglement 1992 (BR'92) voor gekozen zoveel mogelijk begrippen reeds te definiëren, waardoor deze in de volgende artikelen zonder verdere uitleg kunnen worden gebruikt. Een aantal begrippen is letterlijk overgenomen uit de tekst van het BR'92. Zie verder ook art. 1 van de 'Algemene Voorwaarden' Financieringsregeling Huisvesting ten behoeve van ambtenaren in vaste dienst der gemeente 's-Gravenhage (A.V.). Voorts is van belang dat, zoals hiervoor ook reeds is opgemerkt, de kring van werknemers die in aanmerking komen voor een personeelshypotheek is vergroot, als gevolg van het streven de omvang van de portefeuille te laten toenemen om meer inkomsten hieruit te genereren. art. 2: Zie art. 1 van de 'Financieringsreglement huisvesting gemeente-ambtenaren' (oude reglement). art. 3: Zie art. 5 van het BR'92. art. 4: Zie art. 6 van het BR'92. art. 5: Zie art. 7 eerste en derde lid BR'92. art. 6: Zie art. 8 BR'92. art. 7: Zie art. 9 BR'92. art. 8: Zie art. 1 en 2 van het oude reglement. De tekst van het oude reglement is onduidelijk op een aantal punten, terwijl in dit artikel van het ontwerp-reglement helder wordt weergegeven hoeveel er voor welk doel geleend kan worden. Verder is van belang dat de maximale looptijd van 25 jaar (zie art. 2 AV) naar 30 jaar is gebracht, conform de bancaire praktijk. art. 9: Zie art. 10 BR'92. De voorwaarden voor afwijzing van een aanvraag voor een personeelshypotheek zijn t.a.v. gemeld artikel van het BR'92 uitgebreid met de bepaling van het eerste lid sub d. De onderhoudstoestand van het aangeboden onderpand is bij een hypotheekaanvraag van essentieel belang, omdat een slecht onderhouden pand minder waard is en renovatie en onderhoud vaak een verdere belasting van het budget van de kredietnemer zullen betekenen. art. 10: Zie art. 12 BR'92. art. 11: Zie art. 13 BR'92 en art. 3 oude reglement. art. 12, eerste lid: Zie art. 14, eerste lid BR'92. art. 12, tweede lid: Zie art. 10 AV. Er wordt over de in depôt gehouden gelden nu een beschikbaarheidscourtage gerekend van 1%, omdat de GKB op het moment van verstrekken het gehele bedrag dient aan te trekken. Het depôtbedrag wordt op haar rekening-courant-verhouding met de Centrale Treasury geplaatst, waarop zij een percentage dat gelijk is aan het tienjaarstarief voor personeelshypotheken vergoed krijgt. Gezien het feit dat er zodoende bij een dalende rente risico's worden gelopen en het bovendien zo is dat de GKB ook voor langere rentevastperioden geld aantrekt, waarvoor zij meer moet betalen dan het tienjaarstarief dat ze op haar rekening-courant ontvangt, is een dergelijke beschikbaarheidscourtage noodzakelijk om dit
raadsvoorstellen 1996
5
kostendekkend te kunnen doen. art. 12, derde lid: Zie art. 3, eerste lid AV. art. 12, vierde lid: Deze mogelijke rentevastperioden worden nu ook al aangeboden. art. 12, vijfde lid: Zie art. 3, tweede lid van de AV. Deze regeling is gewijzigd, omdat een boeterente van 3% bij een restant-rentevastperiode langer dan 10 jaar tot hoge boetes leidt, waardoor een aantal kredietnemers, vanwege het feit dat er toch boetevrij vervroegd afgelost mag worden, naar een andere bank overstapt. Dit wordt als een niet wenselijke gang van zaken beschouwd. Om dit nu te voor-komen is er gekozen voor de in de bancaire wereld niet ongebruikelijke 2% boete bij de rente-conversie. art. 12, zesde, zevende en achtste lid: Zie art. 4 AV. art. 12, negende lid: Voor de genoemde categorieën werknemers geldt dat zij als niet-werknemer van de gemeente Den Haag een afsluitprovisie van 3/4% moeten betalen. art. 13: Zie laatste zin art. 2 van de AV en art. 15 BR'92. Deze bepaling is ten opzichte van de versie in de AV uitgebreid met de bepaling dat door een beroep op dit artikel niet de in art. 12, vijfde lid, bedoelde boete bij renteconversie kan worden vermeden. E.e.a. staat nu niet duidelijk in de AV en kan tot interpretatiemoeilijkheden leiden. art. 14, eerste lid: Zie art. 4 van het oude reglement. Nieuw is dat, ingeval van echtscheiding, waarbij degene die in aanmerking kwam voor de personeelshypotheek, de voormalige echtelijke woning verlaat, de personeelshypotheek opeisbaar wordt. Dit is een situatie, die in de praktijk enige malen heeft gespeeld en waarin de AV en het oude reglement niet voorzien. Een tweede noviteit is dat ambtenaren, die op eigen verzoek de (gemeente)dienst verlaten, hun hypotheek tot het einde van de rentevastperiode mogen houden, zij het met een rente-percentage, dat met 0,5% wordt verhoogd. De motivering hiervoor is tweeërlei. Op de eerste plaats is in deze tijd van inkrimping van het ambtelijk apparaat noodzakelijk, dat de mobiliteit van de personeelsleden niet beperkt wordt door de dreiging van de opeising van de personeelshypotheek. Verder is deze verplichte inlossing bij vertrek bij de huidige werkgever voor veel potentiële cliënten aanleiding om hun hypotheek elders af te sluiten. Dit is een ongunstige ontwikkeling, omdat een grote portefeuille noodzakelijk is voor een rendabele exploitatie. Om aan deze twee bezwaren tegemoet te komen, is er gekozen voor de mogelijkheid om tot het einde van de rentevastperiode de personeelshypotheek te handhaven bij het op eigen verzoek verlaten van de (gemeente)dienst. art. 14, tweede lid: Zie art. 4, tweede lid van het oude reglement. De bevoegdheid om van onmiddellijke invordering af te zien is van het Bevoegd Gezag naar de (directeur van de) Bank verplaatst, omdat laatstgenoemde goed in staat wordt geacht e.e.a. te beoordelen. art. 14, derde lid: Zie art. 13, eerste lid sub a. van de AV. Deze bepaling is aangevuld met de bepaling met betrekking tot de overlijdensrisicoverzekering. Dit is een weergave van de bestaande praktijk en noodzakelijk om de bancaire risico's in bepaalde gevallen tot een verantwoord niveau terug te brengen. art. 14, vierde lid: De 'Randstad' als het gebied waar binnen het pand van de kredietnemer moet zijn gelegen dient ter vervanging van de gebiedsbepaling zoals is aangegeven in rv 7/89. Deze wijziging is conform het
6
raadsvoorstellen 1996
bepaalde in art. 19, vierde lid van het BR'92. De bereidheid om enige tijd te reizen naar het werk is groter geworden en er bestaat dan ook behoefte aan uitbreiding van de omvang van het gebied. Bij vestiging buiten de Randstad is goedkeuring van het Bevoegd Gezag nodig. In de AV en het oude reglement worden voor het laatste punt geen regels gegeven. Verder is het gestelde sub c. een weergave van een aantal logische bepalingen, die wel uit de geest van de AV en het oude reglement voortvloeien, maar nergens expliciet vermeld staan. Op deze wijze worden verdere discussies terzake vermeden. art. 14, vijfde en zesde lid: Zie art. 19, vijfde en zesde lid van het BR'92. art. 15: Zie art. 47, eerste en tweede lid van het BR'92. art. 16: Zie art. 49 BR'92, aangepast aan de Algemene Wet Bestuursrecht. art. 17: Zie art. 50 van het BR'92. art. 18: Zie art. 51 van het BR'92. art. 19: Zie art. 6 oude reglement. art. 20: De bepalingen van dit ontwerp-reglement gelden alleen voor na de inwerkingtreding ervan verstrekte personeelshypotheken, met dien verstande dat als de bepalingen ervan gunstiger zijn dan die van het oude reglement en de AV, ook de kredietnemers met een 'oude' personeelshypotheek zich hierop kunnen beroepen. Hiervoor is gekozen omdat dit ontwerp-reglement in een aantal behoeften voorziet die ook gelden voor al afgesloten personeelshypotheken, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid de (gemeente)dienst te verlaten zonder direct de hypotheek in te hoeven lossen en een milder boeterenteregime bij renteconversies. De Bankcommissie stemt met dit voorstel in. Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, gelet op het advies van de commissies voor Economisch structuurbeleid, Marketing en Personeelszaken (VVD, CDA, PvdA, SGP/GPV/RPF: vóór; D66: tegen; GROENLINKS, SP en CD: afwezig), het volgende besluit te nemen: De raad van de Gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders, Besluit: I.
vast te stellen het Reglement Personeelshypotheken.
Artikel 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt verstaan onder: Bevoegd Gezag: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag; a. b. de bank: de Gemeentelijke Kredietbank te Den Haag; de directeur: degene, die door het Bevoegd Gezag is belast met de dagelijkse c leiding van de bank; de bankcommissie: de door het Bevoegd Gezag op grond van artikel 91 Gemeentewet d. ingestelde commissie van advies bij het beheer van de bank; hypothecair krediet: iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met e. de strekking dat door of vanwege de eerste partij (de kredietgever)
raadsvoorstellen 1996
7
f.
personeelshypotheek:
g.
de kredietsom:
h.
ambtenaar:
a. b. c. i.
makelaar:
aan de tweede partij (de kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de tweede partij aan de eerste partij één of meer betalingen doet en de tweede partij de eerste partij als zekerheid het recht van hypotheek, in welke vorm dan ook, op een register-goed verleent; hypothecair krediet onder de bijzondere condities vermeld in dit reglement; de netto geldsom die een kredietnemer in het kader van een krediet ter beschikking wordt gesteld; ambtenaren in vaste dienst van de Gemeente Den Haag en zij, die in dienst der gemeente werkzaam zijn op overeenkomst naar burgerlijk recht voor onbepaalde tijd. Daarnaast worden voor de uitvoering van dit reglement de volgende drie categorieën werknemers aan hen gelijkgesteld: werknemers van het Stadsgewest Haaglanden; werknemers van de gemeenten die gezamenlijk het Stadsgewest Haaglanden (zullen) gaan vormen; werknemers van de Regiopolitie en -Brandweer Haaglanden. Het Bevoegd Gezag kan deze categorieën verder uitbreiden. hij, die als zodanig beëdigd door de President van de Arrondissementsrechtbank, zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeen komsten met betrekking tot onroerende zaken in opdracht en op naam van personen tot welke hij niet in een vaste betrekking staat.
Artikel 2 Personeelshypotheken kunnen worden verstrekt aan ambtenaren. Artikel 3 1. Het Bevoegd Gezag draagt de uitvoering van de in artikel 2 genoemde taak aan de directeur over. In afwijking van het in het 1e lid bepaalde, behoeven goedkeuringen van aanvragen voor 2. personeels-hypotheken, die een door het Bevoegd Gezag vastgestelde bedrag te boven gaan, instemming van het Bevoegd Gezag. Daartoe legt de directeur de aanvraag met het advies van de Bankcommissie voor. 3. De directeur is bevoegd een werknemer van de bank schriftelijk machtiging te verlenen te beslissen op aanvragen, die een door hem vast te stellen bedrag niet te boven gaan, met inachtneming van het in het tweede lid gestelde. Artikel 4 De administratie van de bank strekt, onverminderd de bevoegdheid van de kredietnemer tot 1. het leveren van tegenbewijs, tot volledig bewijs van alle door haar aan, of voor rekening van de kredietnemer gedane betalingen, door of vanwege deze aan de bank gedane betalingen, alsmede van het saldo van de schuld van de kredietnemer. 2. De bank zal in rechte ten bewijs van haar vordering, kunnen volstaan met het produceren van door de directeur voor conform getekende uittreksels uit haar administratie. Artikel 5 De bank neemt deel aan een stelsel van kredietregistratie door aansluiting bij het Bureau 1. Kredietregistratie te Tiel, en/of diens rechtsopvolger. 2. De aanvrager dient zich op een naar het oordeel van de directeur deugdelijke wijze te legitimeren. Artikel 6 1. Personeelshypotheken kunnen mondeling of schriftelijk worden aangevraagd ten kantore van
8
raadsvoorstellen 1996
de bank, danwel via daartoe aangewezen derden. 2.
Aanvragen dienen te worden vastgelegd op een daartoe strekkend formulier.
Artikel 7 De bank dient, alvorens een personeelshypotheek gegeven wordt, te beschikken over 1. genoegzame inlichtingen met betrekking tot de kredietwaardigheid van de aanvrager. De bank houdt aantekening van deze inlichtingen in haar administratie. De bank vraagt, alvorens een personeelshypotheek gegeven wordt, bij het Bureau 2. Kredietregistratie te Tiel, en/of haar rechtsopvolger, de daar geregistreerde gegevens van de aanvrager op. De bank houdt aantekening van deze verkregen gegevens in haar administratie. Artikel 8 1. Een krediet onder verband van eerste hypotheek met een maximale looptijd van 30 jaar onder door de bank te stellen voorwaarden, kan worden verstrekt als een kredietnemer een registergoed wenst te laten bouwen, te kopen en eventueel te verbouwen, danwel een reeds op het registergoed rustende hypothecaire lening, al dan niet met een verbouwing, wil (her)financieren. Bij aankoop van een bestaand registergoed is het maximaal te verstrekken bedrag gelijk aan 2. 100% van de door een makelaar O.G. getaxeerde onderhands vrije verkoopwaarde, vermeerderd met de volgende kosten: notariskosten voor de eigendomsakte; notariskosten voor de hypotheekakte; overdrachtsbelasting; taxatiekosten; makelaarskosten. Bij aankoop van een nieuw te bouwen registergoed is het maximaal te verstrekken bedrag 3. gelijk aan 100% van de koop- en aanneemsom, vermeerderd met de volgende kosten: notariskosten voor de hypotheekakte; de verschuldigde rente tijdens de bouwperiode; eventueel meerwerk. Bij aankoop van een bestaand registergoed, waarbij de kredietnemer de kosten van een 4. verbouwing mee wil financieren, is het maximaal te verstrekken bedrag gelijk aan 100% van de door een makelaar O.G. getaxeerde onderhandsvrije verkoopwaarde na verbouwing, vermeerderd met de in het tweede lid genoemde kosten. 5. Bij herfinanciering van een reeds op het registergoed rustende hypothecaire lening, is het maximaal te verstrekken bedrag gelijk aan 100% van de door een makelaar O.G. getaxeerde onderhands vrije verkoopwaar-de, danwel als de restant-hoofdsom lager is dan deze waarde gelijk aan deze restanthoofdsom, vermeerderd met de volgende kosten: eventuele boete in verband met vervroegde aflossing; taxatiekosten; notariskosten voor de hypotheekakte. 6. Bij herfinanciering van een reeds op het registergoed rustende hypothecaire lening, waarbij de kredietnemer de kosten van een verbouwing mee wil financieren, is het maximaal te verstrekken bedrag gelijk aan 100% van de door een makelaar O.G. getaxeerde onderhands vrije verkoop waarde na de verbouwing, danwel als de restant-hoofdsom vermeerderd met de verbouwingskosten lager is dan deze waarde gelijk aan deze restant-hoofdsom vermeerderd met de verbouwingskosten en de in het vijfde lid genoemde kosten. Artikel 9 1. a. b. c.
Een personeelshypotheek wordt niet verstrekt indien: de aanvrager de ter beoordeling van zijn aanvraag verlangde gegevens niet verstrekt; de aanvrager onjuiste gegevens verstrekt; naar het oordeel van de bank niet voldoende zekerheid bestaat dat de aanvrager zijn uit de
raadsvoorstellen 1996
9
d.
kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen zal en/of kan nakomen; het als onderpand aangeboden registergoed door de bank als onvoldoende zekerheid wordt beoordeeld.
2. Indien de bank besluit de aanvraag niet in te willigen, doet zij de aanvrager hiervan schriftelijk mededeling onder opgaaf van redenen. Artikel 10 Na het sluiten van de kredietovereenkomst wordt de kredietsom, die bij de overeenkomst is bepaald, door de bank op de wijze zoals bepaald in de offerte aan de kredietnemer ter beschikking gesteld. Artikel 11 1. Bij de vaststelling van de betalingsregeling van personeelshypotheken wordt rekening gehouden met de draagkracht van de kredietnemer. De draagkracht wordt bepaald aan de hand van de in het maatschappelijk en bancair verkeer aanvaarde normen. 2. Indien omstandigheden met betrekking tot de kredietnemer, danwel het doel van de kredietverlening dit rechtvaardigen, kan de directeur verlangen, dat aanvullende zakelijke of persoonlijke zekerheden worden gesteld. Artikel 12 Indien een personeelshypotheek met een van te voren vastgelegde kredietsom is 1. overeengekomen, kunnen door de bank vergoedingen in rekening gebracht worden: a. voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie; b. indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de transactie. 2. De leningsgelden kunnen geheel of ten dele in bewaring worden gehouden. Over het in bewaring zijnde bedrag wordt door de bank een rente vergoed die gelijk is aan het percentage dat de cliënt op zijn personeelshypotheek moet betalen, verminderd met één procent beschikbaarheidscourtage. De verschuldigde rente bij het sluiten van de personeelshypotheken danwel bij het opnieuw 3. bepalen daarvan aan het einde van de rentevastperiode, is gelijk aan de laagste rente, welke de Centrale Treasury zelf verschuldigd is of zou zijn in het kwartaal voorafgaande aan het tijdstip van de kredietovereenkomst voor door haar te sluiten geldleningen met eenzelfde looptijd; de periode waarvoor de rente wordt gefixeerd (rentevastperiode) is in dit verband bepalend voor de vaststelling van het percentage. Terzake van de vorming van een fonds voor dekking van betalingsrisico's zal een rente-opslag van 0,2% worden geheven. 4.
De rentevastperiode kan worden vastgesteld op 10, 15, 20, of 25 jaar.
Op verzoek van de kredietnemer kan de rente worden herzien. In dat geval is een boeterente 5. verschuldigd van 2% van het uitstaand saldo van de afgesloten personeelshypotheek. 6. De betaling van rente dan wel rente en aflossing dient te geschieden in gelijke maandelijkse termijnen. 7. De eerste termijn is verschuldigd op de eerste van de maand volgend op de maand van verlijden van de hypotheekakte en vervolgens maandelijks gelijk met de salarisbetaling. Bij nieuwbouwfinanciering kan anders overeengekomen worden. 8. De ambtenaar dient toe te staan dat de termijnen maandelijks op zijn inkomsten worden ingehouden. De volgende drie categorieën kredietnemers zijn 3/4% afsluitprovisie over de kredietsom 9. verschuldigd:
10
raadsvoorstellen 1996
-
werknemers van het Stadsgewest Haaglanden; werknemers van de gemeenten die gezamenlijk het Stadsgewest Haaglanden (zullen) gaan vormen; werknemers van de Regiopolitie en -brandweer Haaglanden.
Artikel 13 De kredietnemer is te allen tijde bevoegd tot gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing. De bank brengt hiervoor geen kosten in rekening. Het is niet mogelijk de personeelshypotheek bij de bank in te lossen met een nieuwe personeelshypotheek op hetzelfde pand bij de bank, zonder de in artikel 12 vijfde lid bedoelde boete te betalen. Artikel 14 1. De bank heeft de bevoegdheid tot vervroegde algehele opeising van het door de kredietnemer op grond van de kredietovereenkomst verschuldigde hypothecair krediet zonder voorafgaande opzegging of ingebrekestelling over te gaan: a. bij overtreding of niet nakoming van het in dit reglement gestelde en/of het gestelde in de overeenkomst van geldlening en/of in de hypotheekakte gemaakte bedingen; b. bij overlijden of onder curatelestelling van de ambtenaar, tenzij de echtgenote/ echtgenoot/levenspartner van de onder curatele gestelde c.q. overleden ambtenaar de reeds aangegane geldlening wil en kan overnemen; als levenspartner wordt in dit verband beschouwd degene die met de debiteur een gemeenschappelijke huishouding voert met het wederzijdse oogmerk duurzaam samen te wonen, blijkende uit een door beide partners ondertekende verklaring, welke naar vorm en inhoud voldoet aan nader door de directeur te stellen eisen; c. indien de kredietnemer in staat van faillissement wordt verklaard, surséance van betaling heeft aangevraagd, boedelafstand doet of wanneer executoriaal beslag op het verbonden registergoed is gelegd; d. bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van het verbonden registergoed, onteigening hierbij inbegrepen, of tenietgaan van het geheel of gedeelte daarvan; e. indien de kredietnemer het registergoed in waarde heeft doen verminderen, of, zonder schriftelijke toestemming van de directeur heeft veranderd of, zonder schriftelijke toestemming van de directeur, geheel of gedeeltelijk heeft verhuurd; f. de ambtenaar na een echtscheiding het registergoed heeft verlaten; g. bij ontslag van de ambtenaar, anders dan met toekenning van ouderdoms- of invaliditeitspensioen of een uitkering wegens vervroegd uittreden, dan wel toekenning van wachtgeld of FLO, zolang dit wachtgeld wordt genoten. Indien dit ontslag op verzoek van de ambtenaar geschiedt, niet eerder dan op het moment van verstrijken van de overeengekomen rentevast-periode. De bank is gerechtigd een rente-opslag van 0,5% op het oorspronkelijke percentage te heffen vanaf de eerste van de maand volgend op de datum van ontslag tot aan het eind van de rentevastperiode. 2. De bank kan in de gevallen als bedoeld in het vorige lid, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, afzien van onmiddellijke invordering van het nog verschuldigde bedrag. De bank verplicht de kredietnemer het verbonden registergoed te verzekeren en verzekerd te 3. houden tegen opstalschade bij een solide verzekeraar op in Nederland gebruikelijke condities. Tevens is de bank bevoegd de kredietnemer te verplichten één of meer overlijdensrisicoverzekeringen af te sluiten en te continueren bij een solide verzekeraar op in Nederland gebruikelijke condities. 4.
b.
c.
a. Het te verbinden registergoed dient in eigendom te zijn bij de ambtenaar en gelegen te zijn in de 'Randstad'. Als de ' Randstad' wordt in dit verband bedoeld het gebied begrensd door de kustlijn, de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Rotterdam, met inbegrip van deze gemeenten. Van het gestelde in het vierde lid, sub a, kan afgeweken worden indien aanvrager schriftelijke toestemming heeft van het Bevoegd Gezag om zich buiten het in het eerste lid bedoelde gebied te vestigen; Het te verbinden registergoed: mag niet geheel of gedeeltelijk zijn of worden verhuurd; dient uitsluitend als woning gebruikt te worden voor de huisvesting van kredietnemer
raadsvoorstellen 1996
11
5.
b. c.
en de tot zijn huishouden behorende personen; mag niet gebruikt worden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf.
a.
Van ieder te verstrekken hypothecair krediet wordt een akte van schuldbekentenis opgemaakt waarin ten minste wordt vermeld: 1. de volledige naam van kredietgever, 2. de volledige naam van de kredietnemer, 3. de kredietsom in cijfers en letters, 4. bedingen t.a.v. - de rente over hoofdsom of het restant daarvan; de betalingsverplichting; de rentevastperiode; 5. de van toepassing zijnde reglementen, algemene en bijzondere voorwaarden. De kredietnemer dient de akte van schuldbekentenis te voorzien van een handgeschreven goedschrift. De akte van schuldbekentenis kan in de hypotheekakte opgenomen worden.
6. Van elke hypothecaire kredietovereenkomst wordt een notariële akte opgemaakt, waarin ten minste wordt vermeld: a. de volledige naam en adres van kredietgever; b. de volledige naam en adres van kredietnemer; c. een omschrijving van het onderpand; d. het bedrag, waarvoor de hypotheek wordt gevestigd; e. de algemene en bijzondere bedingen; f. plaats en datum van ondertekening; g. naam van de notaris waar de hypotheekakte passeert. Artikel 15 1. Bij het vaststellen van de begroting stelt de Raad tevens het maximale bedrag vast, tot welk bedrag de bank de in dit reglement genoemde personeelshypotheken kan verstrekken in het bedoelde begrotingsjaar. De Raad machtigt het Bevoegd Gezag om de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde 2. besluit op te dragen aan de directeur. Artikel 16 Een ieder, die in contact komt of is met de bank, is bevoegd een klacht in te dienen over een handelen of nalaten ten aanzien van zijn of haar persoon door de bank en/of haar personeel. De klacht wordt behandeld overeenkomstig het gestelde in de 'Klachtenprocedure Gemeentelijke Kredietbank'. Artikel 17 1. De tijden waarop de bank voor het publiek is geopend worden door de directeur vastgesteld, rekening houdende met de gemeentelijke bepalingen terzake en ter openbare kennis gebracht. De kantoren van de bank zijn gesloten op zater- en zondagen en op algemene erkende 2. nationale en/of christelijke feestdagen. Artikel 18 Van personen die kennelijk de leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt en van personen, die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren of kennelijk onder invloed verkeren van middelen waarvoor bij of krachtens de Opiumwet (Wet van 12 mei 1928 stb 167) verbodsbepalingen zijn vastgesteld of van daaraan verwante middelen, kunnen gelden ter aflossing worden geweigerd; aan bedoelde personen worden voorts geen personeelshypotheken verstrekt. Artikel 19 Dit reglement kan worden aangehaald als 'Reglement Personeelshypotheken 1995'. Artikel 20 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag volgende op die, waarop het door de Raad is vastgesteld, met dien verstande, dat de voor bedoelde dag geldende rentetarieven en voorwaarden op grond van de 'Financieringsregeling huisvesting gemeente-ambtenaren' van kracht
12
raadsvoorstellen 1996
blijven ten aanzien van de voor bedoelde datum verleende personeelshypotheken en ten aanzien van reeds uitgebrachte offertes. Indien blijkt, dat de voorwaarden op grond van dit reglement voor kredietnemer uit hoofde van 2. een hypotheekovereenkomst, tot stand gekomen voor de dag van inwerkingtreding van dit reglement, gunstiger zijn dan de voorwaarden op grond van het 'Financieringsreglement Huisvesting Gemeenteambtenaren 1987' en de bijbehorende Algemene Voorwaarden, dan zijn de voorwaarden van dit reglement van toepassing.
II.
in te trekken het 'Financieringsreglement Huisvesting Gemeenteambtenaren 1987' zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 2 juni 1988 (rb 246), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit nr. 7 van 12 januari 1989.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van De secretaris,
De voorzitter,
Burgemeester en wethouders van Den Haag. De secretaris, R. VAN DER BRUG, lo
raadsvoorstellen 1996
De burgemeester, A.J.E. HAVERMANS
13