Gemeente Den Haag
Retouradres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag
de gemeenteraad
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk
rm 2014.097 – BSW/2014.82 RIS 272920 Doorkiesnummer
070 - 353 2651 E-mailadres Aantal bijlagen Datum
3 juni 2014 Onderwerp
Voortgang Participatiewet
Inleiding Met deze brief informeer ik de raad over de huidige stand van zaken rondom de wetsvoorstellen ‘Wet maatregelen Wet werk en bijstand’ en de Participatiewet. De wetgevingstrajecten zijn nog niet afgerond, afhankelijk van de parlementaire behandeling en gemaakte afspraken in de Werkkamer zullen de uiteindelijke voorstellen worden geformuleerd en aan u worden voorgelegd. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2015, de Wet werk en bijstand zal op dat moment opgaan in de Participatiewet. In de uitwerking van de wetgeving wordt uiteraard samen opgetrokken met de andere decentralisaties (zie eerdere informatie hierover op 10 juni 2013 (RIS 259732) en 18 februari 2014 (RIS 270278) en RIS 272700, inzake de planning. De gedeelte uitgangspunten van de drie decentralisaties zijn: - Beroep op eigen kracht en gedeelde verantwoordelijkheid - Stimuleren zelfredzaamheid van burgers - Een solide en sociaal vangnet voor kwetsbare burgers - Iedereen doet mee aan de samenleving, door naar school te gaan, betaald werk te verrichten, vrijwilligerswerk te doen, via dagbesteding of andere vormen van participatie. De beleidsdoelstellingen van de drie decentralisaties liggen in elkaars verlengde en versterken elkaar. Het college ziet de decentralisaties als een unieke kans meer samenhang in het beleid en de dienstverlening binnen het sociaal domein te realiseren. In deze brief informeer ik u meer gedetailleerd over de Participatiewet. Stand van zaken wetgevingstraject Het kabinet wil met de invoering van de nieuwe wetgeving meer mensen aan werk helpen en de bijstand meer activerend maken, met strengere en uniformere regels voor de bijstandsgerechtigden.
Inlichtingen bij Postadres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon: 14070
BSW/2014.82
2
Daarnaast wil het kabinet in het kader van stroomlijning van regelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt de huidige Wsw en Wajong ingrijpend wijzigen. Hiervoor zijn twee wetsvoorstellen ingediend: het wetsvoorstel maatregelen Wwb en het wetsvoorstel Participatiewet. Deze wetsvoorstellen hebben tevens tot doel de sociale zekerheidsregelingen financieel houdbaar en toegankelijk te houden. De wetsvoorstellen geven vorm aan afspraken in het Regeerakkoord van het huidige kabinet, van het Sociaal Akkoord 2013 en van de Begrotingsafspraken 2014. De maatregelen zijn aangepast nadat nadere afspraken waren gemaakt met de fracties van D66, ChristenUnie en SGP. In februari heeft de Tweede Kamer ingestemd met beide voorstellen. De Eerste Kamer zal op 24 juni deze wetsvoorstellen geïntegreerd behandelen, omdat de huidige wet Wwb, als geheel wordt opgenomen in de Participatiewet. Het kabinet heeft in april 2013 afspraken gemaakt met de sociale partners in het Sociaal Akkoord. Werkgevers stellen jaarlijks duizenden banen beschikbaar voor mensen die vanwege een beperking niet in staat zijn zelf het wettelijk minimumloon te verdienen, oplopend tot 100.000 banen in 2025. Daar bovenop komen bij de overheid in dezelfde periode nog eens 25.000 banen. Deze afspraken zijn niet vrijblijvend, daarom heeft het kabinet in april 2014 het wetsvoorstel Quotumwet voor advies naar de Raad van State gezonden. In dat wetsvoorstel staat wie tot de doelgroep behoren en wat de sancties zijn als werkgevers zich niet houden aan de gemaakte afspraken om 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking te creëren. In 2016 zal een eerste beoordelingsmoment plaatsvinden of werkgevers voldoende garantiebanen ter beschikking stellen. Na de parlementaire besluitvorming van de Participatiewet zal het kabinet ook lagere regelgeving (Algemene maatregelen van Bestuur) bekendmaken, zoals met betrekking tot het regionaal Werkbedrijf en de loonkostensubsidie. Een deel van deze lagere regelgeving komt tot stand op basis van adviezen van de Werkkamer. Onderdeel van het Sociaal Akkoord is dat de VNG en Stichting van de Arbeid samen in de Werkkamer afspraken maken over verbeterde samenwerking tussen gemeenten en sociale partners in 35 arbeidsmarktregio’s ten behoeve van de plaatsing van 125.000 mensen met een arbeidsbeperking op de 'garantiebanen'. De Werkkamer adviseert het kabinet over de nadere vormgeving en werkwijze van de 35 regionale Werkbedrijven, de invulling van de garantiebanen, voorzieningen en activiteiten en de vormgeving van Beschut Werk. Alhoewel de Participatiewet onderdeel is van de drie grote decentralisaties van het kabinet, komt dit in de wetsvoorstellen nauwelijks tot uiting en zeker niet bij de voorstellen met betrekking tot de bijstand. Juist in het wetsvoorstel maatregelen Wwb is eerder sprake van een vermindering van de gemeentelijke bevoegdheden, waarbij gemeenten meer uitvoeringsorganisaties worden. In de uitwerking van de wetgeving wordt uiteraard samen opgetrokken met de andere decentralisaties (zie eerdere informatie hierover op 10 juni 2013 (RIS 259732) en 18 februari 2014 (RIS 270278). Wat houdt de nieuwe wetgeving in? De wetsvoorstellen rond de Wet maatregelen Wet werk en bijstand (Wwb) worden tegelijkertijd met de Participatiewet ingevoerd per 1 januari 2015, de Wwb gaat dan op in de Participatiewet. Hieronder worden de onderwerpen beschreven die vallen onder de Wet maatregelen Wet werk en bijstand. Die van de Participatiewet, vooral gericht op werk en re-integratie, volgen daarna.
A. Wet maatregelen Wet werk en bijstand Het wetsvoorstel ‘Wet maatregelen Wet werk en bijstand’ bevat een aantal ingrijpende maatregelen: -
Invoering van de kostendelersnorm, waarbij de hoogte van de bijstand afhankelijk wordt van het aantal bewoners op het zelfde woonadres Normwijziging alleenstaande ouders
BSW/2014.82
-
3
Uniformering en uitbreiding van de arbeidsverplichtingen gekoppeld aan een minimale korting van 100% op de uitkering Uitbreiding van de algemene verplichtingen met tegenprestatie en onthouding agressie Invoering individuele inkomenstoeslag
Kostendelersnorm Afhankelijk van de specifieke woonsituatie vindt er een korting plaats op de uitkering. Deze kostendelersnorm zal gevolgen hebben voor circa 2.500 huidige Haagse bijstandsgerechtigden. De nieuwe norm zal voor de bestaande bijstandsgerechtigden per 1 juli 2015 ingaan. Nieuwe gevallen zullen per 1 januari 2015 met deze maatregel geconfronteerd worden. Concreet betekent dit voor deze situaties dat er een inkomensachteruitgang plaatsvindt. De invoering van de kostendelersnorm heeft een grote impact op de automatiseringsondersteuning om het recht op en de hoogte van de bijstandsuitkering te kunnen vaststellen. De ICT ondersteuning op het terrein van werk en inkomen wordt voor de G4 verzorgd door de gezamenlijke organisatie Wigo4it. Daarom is ten behoeve van de implementatie van de maatregelen Wwb een G4 programmastructuur ontwikkeld. Doelstellingen hiervan zijn om de noodzakelijke automatiseringsaanpassingen tijdig gereed te hebben en afstemming te bereiken op onderdelen. De automatiseringsondersteuning moet worden aangepast, er moet een automatische koppeling gebouwd worden met de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Ook op andere terreinen heeft de kostendelersnorm invloed, zoals bestaande schuldhulpverleningstrajecten, doorbetalingsregelingen voor de bijstandsgerechtigden, terugvorderingsmogelijkheden en bijzonder bijstand. Normwijziging alleenstaande ouders Den Haag verstrekt aan ongeveer 4.700 alleenstaande ouders een bijstandsuitkering. Ook voor deze groep verandert de uitkeringsnorm, namelijk dat vanaf 1 januari 2015 de toeslag van 20% zal vervallen. De bijstandsnorm wordt dan gelijk aan de bijstandsnorm van een alleenstaande. Ter compensatie van deze wijziging wordt er een ‘alleenstaande ouder-kop’ geïntroduceerd in de fiscale kindregelingen van de Belastingdienst. Voor de bestaande bijstandsgerechtigden geldt in 2015 een overgangstermijn. Het uiteindelijke gevolg van deze wijziging is dat het netto-inkomen van een alleenstaande ouder met circa 40 euro per maand afneemt. Een gevolg van deze wetswijziging is dat de gemeentelijke verordening toeslagen en verlagingen komt te vervallen en ingetrokken moet worden. Uniformering arbeidsverplichtingen en maatregelen Het wetsvoorstel scherpt de arbeidsverplichtingen aan. Naast de algemene arbeidsverplichting wordt de wet uitgebreid met een aantal specifieke verplichtingen, waaraan bijstandsgerechtigden moeten voldoen. Indien blijkt dat de bijstandsgerechtigde hier niet aan voldoet, wordt de gemeente verplicht om minimaal één maand 100% te korten op de uitkering. De voorgestelde maatregelen sluiten aan bij het bestaand maatregelbeleid van de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag kent nu ook al een systeem waarbij bij een aantal specifieke gedragingen overgegaan wordt tot een 100% korting. Uitbreiding van de algemene verplichtingen met tegenprestatie en onthouding agressie Het wetsvoorstel voegt een aantal specifieke zaken toe, zoals de inschrijvingsplicht bij uitzendbureaus, geen belemmeringen door kleding, gedrag of persoonlijke verzorging in het vinden van werk en een bereidheid tot verhuizing als dit leidt tot aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid. Omdat de gemeente Den Haag al een redelijk stringent maatregelbeleid kent, wordt niet verwacht dat het aantal opgelegde maatregelen zal toenemen.
BSW/2014.82
4
Het wetsvoorstel geeft ruimte aan gemeenten door het college de bevoegdheid te geven om in het geval van bijzondere persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld in het kader van schuldhulpverlening of dreigende huisuitzetting af te zien van de korting, of de korting te verlagen. Tevens is in het wetsvoorstel een algemeen artikel opgenomen dat mogelijk maakt om bij agressief gedrag de uitkering te korten. De achtergrond hiervan is dat gemeenten vanuit jurisprudentie steeds minder ruimte kregen om bij agressief gedrag van bijstandsgerechtigden maatregelen te treffen. Dit zal een onderdeel zijn van de maatregelverordening. Het gevolg van het wetsvoorstel is dat de bestaande maatregelverordening aangepast moet worden en dat een deel van het maatregelbeleid niet meer onder de gemeentelijke beleidsvrijheid valt. Daarentegen blijft er ruimte voor de gemeente op andere verplichtingen een eigen maatregelbeleid te voeren; hiervoor is de gemeente ook verordeningsplichtig. Tegenprestatie wordt als algemene verplichting in de wet opgenomen. In de wet wordt onder tegenprestatie verstaan: het naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Verder is als bepaling opgenomen dat de werkzaamheden begrensd dienen te zijn wat betreft omvang en duur en dat ze aan moeten sluiten bij de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde. Achtergrond van de tegenprestatie is dat iedereen met een bijstandsuitkering naar vermogen een bijdrage levert aan de samenleving. Dit sluit aan bij het bestaande Haagse beleid: van alle burgers met een uitkering, die niet actief zijn met re-integratie, vraagt de gemeente dat zij maatschappelijk participeren en een bijdrage leveren in de vorm van vrijwilligerswerk of ander maatschappelijk nuttig werk. Daarbij is het belangrijk dat de uitkeringsgerechtigde zelf invloed heeft op de keuze wat hij of zij als tegenprestatie gaat doen. Dit sluit aan bij de eigen verantwoordelijkheid die de gemeente van uitkeringsgerechtigden vraagt. En bij de participatie in de samenleving, die de gemeente van al haar burgers verwacht. Als de uitkeringsgerechtigde niet meewerkt, draagt de gemeente alsnog werkzaamheden op. Hiermee wordt gewaarborgd dat niemand verplicht kan worden vrijwilligerswerk te doen. Dit is ook een uitgangspunt van het bestaande Haagse beleid. Voor tegenprestatie krijgt de gemeenteraad de verplichting om bij verordening regels op te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan bijstandsgerechtigden. Daarbij bestaat beleidsvrijheid om de tegenprestatie in te vullen, inclusief het maatregelbeleid met betrekking tot tegenprestatie. In de verordening kan vrijwilligerswerk aangemerkt worden als tegenprestatie. Het college is bevoegd om bij mantelzorg de verplichting van tegenprestatie niet op te leggen. Individuele inkomenstoeslag Per 2015 worden de mogelijkheden tot categoriale ondersteuning beperkt en komt er een grotere focus op individueel maatwerk via de individuele bijzondere bijstand. De huidige langdurigheidstoeslag wordt vervangen door een individuele inkomenstoeslag voor personen tot de Aow gerechtigde leeftijd die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen en gelet op hun individuele omstandigheden geen zicht hebben op verbetering van het inkomen. Met de afschaffing van de categoriale bijzondere bijstand krijgt de individuele bijzondere bijstand weer het oorspronkelijke maatwerkkarakter terug. Maatwerk vereist een meetlat. De wet biedt mogelijkheden om een efficiënte en effectieve meetlat te maken, zowel inhoudelijk als procedureel.
BSW/2014.82
5
De invoering hiervan heeft gevolgen voor de bestaande Haagse voorzieningen, waarvan een aantal zal verdwijnen: -
De Schoolkostenregeling Gemeentelijke tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten De langdurigheidstoeslag wordt per 1-1-2015 vervangen door een individuele inkomenstoeslag
Ten aanzien van de bestaande schoolkostenregeling wordt onderzocht of Stichting Leergeld een alternatief kan bieden. Voordelen hiervan zouden zijn dat Leergeld een totaalpakket kan bieden aan kinderen uit minimagezinnen, en in de dienstverlening zeer dicht bij de burgers staat. Bijkomend voordeel is dat Leergeld met leveranciers die maatschappelijk verantwoord willen ondernemen ook kortingen op schoolspullen kan bedingen. De gemeenteraad heeft een verordeningsplicht voor de nieuwe individuele inkomenstoeslag. Een belangrijk onderdeel hiervan is de objectieve en eenvoudig te verifiëren criteria. Het college krijgt de bevoegdheid om uitsluitend nog categoriale bijzondere bijstand verlenen voor een collectieve aanvullende zorgverzekering of een tegemoetkoming in de kosten van de premie van zo'n verzekering. B. Participatiewet Kenmerken van de Participatiewet zijn dat de Wajong alleen nog toegankelijk zal zijn voor mensen zonder arbeidsvermogen, dat de huidige Wajong groep met arbeidsvermogen bij het UWV blijft, dat er een instroomstop komt voor de Wsw en dat gemeenten de beschikking krijgen over nieuwe instrumenten om mensen met een beperking aan het werk te krijgen. De voorstellen van de Participatiewet voor wat betreft de verruiming van de instrumenten van gemeenten betrekking op de volgende onderdelen: -
Garantiebanen Loonkostensubsidie Beschut Werk Werkvoorzieningen Regionaal Werkbedrijf
Garantiebanen De invulling van de 125.000 garantiebanen gebeurt zowel door plaatsing van mensen die een Wwb uitkering van de gemeente ontvangen, maar ook door plaatsing van mensen met een Wajong uitkering, of degenen op de Wsw wachtlijst. Naar verwachting zullen per jaar in Den Haag 400 – 500 mensen uit de Haagse gemeentelijke doelgroep worden geplaatst op een garantiebaan. Loonkostensubsidie Met de invoering van de Participatiewet krijgen gemeenten meer mogelijkheden om mensen die (tijdelijk) niet in staat zijn (zelfstandig) het Wettelijk Minimum Loon (WML) te verdienen, met behulp van een loonkostensubsidie bij een werkgever te plaatsen. Voor de financiering van de loonkostensubsidie kan het Inkomensbudget worden aangewend. Om te bepalen of iemand met loonkostensubsidie bij een werkgever kan worden geplaatst, wordt zijn loonwaarde in samenwerking met de werkgever op de werkvloer vastgesteld. De vastgestelde loonwaarde wordt met loonkostensubsidie uit het I-deel aan de werkgever aangevuld tot 100% van het minimumloon. De loonwaarde wordt door een objectieve methode van loonwaardemeting vastgesteld. Gestreefd wordt naar het hanteren van eenzelfde methode van loonwaardemeting in alle gemeenten in de arbeidsmarktregio’s Haaglanden en Zuid Holland Centraal.
BSW/2014.82
6
Beschut Werk Gemeenten krijgen, met de invoering van de Participatiewet, de mogelijkheid een voorziening Beschut Werk vorm te geven. De voorziening Beschut Werk is bedoeld voor burgers met een arbeidsbeperking die alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De mate van begeleiding is dermate groot dat niet van een reguliere werkgever verwacht mag worden dat hij deze persoon in dienst neemt. Gemeenten beslissen zelf wie in aanmerking komt voor een beschutte plek. Wel dienen gemeenten het UWV te laten toetsen of iemand daadwerkelijk tot de doelgroep behoort. Deze toets is niet bindend. Uiteindelijk maakt de gemeente zelf de keuze of deze persoon ook daadwerkelijk gebruik maakt van een beschutte plek. In november 2014 wordt een Algemene maatregel van Bestuur gepubliceerd waarin onder andere de toetsingscriteria van het UWV zijn opgenomen. Burgers die gebruik maken van de voorziening Beschut Werk krijgen een dienstverband en ontvangen een loon dat minimaal gelijk is aan het WML, via een gemeentelijke CAO of de CAO van een werkgever. Gemeenten zijn niet verplicht Beschut Werk vorm te geven. Wel ontvangen zij vanuit het Rijk extra geld voor de begeleiding van deze groep (€ 8.500 per plek in tegenstelling tot € 4.000 voor de begeleiding van mensen die regulier werken). Wanneer een gemeente besluit tot het vormgeven van deze voorziening, dan dient zij in een verordening vast te leggen hoe wordt bepaald welke personen hiervoor in aanmerking komen, welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden en de wijze waarop de omvang van het aanbod van de voorziening wordt vastgesteld. Burgers die op beschutte plekken werkzaam zijn, al dan niet via een werkgever, tellen niet mee in het aantal garantiebanen. Wel kan het nieuwe instrument loonkostensubsidie voor deze doelgroep worden ingezet omdat er, in tegenstelling tot dagbestedingsactiviteiten, sprake is van loonvormende arbeid. Het Rijk gaat ervan uit dat er structureel zo’n 30.000 beschutte werkplekken over heel Nederland gerealiseerd worden. Dit aantal komt geleidelijk tot stand en wordt pas over meerdere jaren bereikt. De gemeente Den Haag krijgt naar verwachting in 2015 geld voor de begeleiding van ongeveer 50 plekken. In de jaren die volgen neemt dit aantal met ongeveer 100 plekken per jaar toe naar zo’n 1.500 á 2.000 plekken structureel. Zoals bovenstaande laat zien hebben gemeenten ten aanzien van het vormgeven van de voorziening Beschut Werk beleidsvrijheid. Op dit moment worden de mogelijkheden geïnventariseerd en uitgewerkt. Nadere voorstellen over de Participatiewet zullen aan college en raad worden gepresenteerd en worden voorzien van een advies. Werkvoorzieningen Personen met een arbeidsbeperking hebben soms werkvoorzieningen nodig om te kunnen werken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om aanpassingen van de werkplek of een vervoermiddel, begeleiding door een jobcoach of het inhuren van een doventolk. Werkvoorzieningen die in de huidige situatie alleen door het UWV worden ingezet, vallen vanaf 1 januari 2015 ook onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Er zijn vier verschillende soorten werkvoorzieningen te onderscheiden: -
Intermediaire voorzieningen, waaronder vormen van persoonlijke ondersteuning op de werkvloer, voor personen die moeite hebben met horen, zien of bewegen Meeneembare voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een aangepast toetsenbord Vervoersvoorzieningen Jobcoach
Deze voorzieningen gaan onderdeel uitmaken van het ‘basisvoorzieningenpakket’, de regionale Toolbox voor werkgevers. In de Werkkamer is afgesproken dat de Werkbedrijven een regiefunctie krijgen bij het organiseren van dit ‘basispakket’.
BSW/2014.82
7
Regionaal Werkbedrijf Als uitvloeisel van het Sociaal Akkoord krijgen de 35 arbeidsmarktregio’s de opdracht om een Werkbedrijf in te richten, zoveel mogelijk aansluitend bij bestaande, goed werkende regionale initiatieven. De Werkbedrijven gaan de verbinding maken tussen mensen met een arbeidsbeperking en de banen waarvoor werkgevers baangaranties hebben afgegeven. Het Werkbedrijf is een bestuurlijk regionaal samenwerkingsverband en krijgt vorm vanuit de huidige organisaties, waar de Werkgeversservicepunten, de Sociale Werkvoorzieningsbedrijven en het UWV samenwerken. Deelnemers zijn gemeenten, werkgevers, werknemersorganisaties en het UWV (gemeenten hebben de lead). Afspraken tussen gemeenten, werkgeversorganisaties en vakbonden moeten worden vastgelegd in een regionaal marktbewerkingsplan. De bedoeling is dat de Werkbedrijven in 2015 operationeel zijn. Het Werkbedrijf heeft de rol van aanjagen, elkaar aanspreken en monitoren van voortgang van gemaakte afspraken. Het Werkbedrijf is onderwerp van gesprek in de Werkkamer. Nadat de Participatiewet door de Eerste Kamer is aangenomen zal er nadere regelgeving plaatsvinden in een AmvB Werkbedrijven. Vooruitlopend op de afronding van de besluitvorming worden verkennende gesprekken gevoerd met sociale partners. Stand van zaken voorbereidingen Hoewel het wetgevingstraject nog niet is afgerond heeft de gemeente Den Haag de voorbereiding van de Participatiewet ter hand genomen en wordt nauw samengewerkt met partners om deze succesvol te kunnen uitvoeren. Naast de invulling van de garantiebanen blijven gemeenten uiteraard verantwoordelijk voor de huidige dienstverlening , zoals aan jongeren. We zullen deze dienstverlening zodanig moeten ontwikkelen en uitvoeren dat er geen concurrentie tussen doelgroepen gaat ontstaan. Er is een gezamenlijk regionaal programma, waarbinnen alle elementen en onderdelen door de gezamenlijke gemeenten en UWV worden opgepakt en uitgewerkt. Gemeente Den Haag als werkgever Ook de gemeente Den Haag zelf heeft als werkgever de opdracht om een aantal mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De Participatiewet richt zich op mensen met een afstand tot werk en stelt beperkingen aan wat en hoe lang mensen met behoud van uitkering kunnen doen. De Participatiewet schept tevens voorwaarden waardoor mensen met verminderde loonwaarde betaald kunnen werken. De gemeente compenseert daarbij het verschil tussen het WML en de loonwaarde in de vorm van een loonwaardesubsidie aan de werkgever. De gevolgen van de invoering van de Participatiewet voor leerwerkplekken bij het Haags Werkbedrijf zijn dat werkzoekende kandidaten straks niet meer, zoals nu het geval is, langdurig met behoud van uitkering in een Buurtserviceteam kunnen werken voordat zij bemiddeld kunnen worden naar betaald werk. Zij komen eerder in aanmerking voor een arbeidsovereenkomst (met loonkostensubsidie). Daarnaast fungeert de gemeente daarmee als voorbeeld van goed werkgeverschap voor andere werkgevers in de markt, lokaal en regionaal, maar ook naar de (Rijks)overheid. Dat stimuleert enerzijds werkgevers die zich in het Sociaal Akkoord aan deze opgave hebben verbonden. Er vindt nu ambtelijk overleg plaats op welke wijze de gemeente deze voorbeeldfunctie in kan vullen. Werkgevers De gemeente maakt zowel lokaal, maar ook in regionaal verband afspraken met (lokale en regionale) werkgevers, zowel rond de invulling van de garantiebanen voor mensen met arbeidsbeperkingen, maar ook breder voor de gehele doelgroep Wwb. Ook op landelijke niveau worden afspraken met landelijke werkgevers gemaakt in het kader van de afspraken rond invulling van de garantiebanen. In de regio hebben we afspraken met werkgevers gemaakt in het Regionaal Sociaal Akkoord (RSA), waarbij werkgevers in proeftuinen reeds experimenteren met het in dienst nemen van mensen met arbeidsbeperkingen.
BSW/2014.82
8
Regio De uitvoering van de Participatiewet, met name rond het vervullen van de garantiebanen, die de werkgevers in het Sociaal Akkoord hebben afgesproken, zal vorm krijgen binnen het regionale Werkbedrijf. Binnen de regio komt er één set van instrumenten (de regionale Toolbox) die werkgevers en werkzoekenden kunnen ondersteunen bij de plaatsingen op werk. De regionale werkgeversbenadering wordt verder versterkt. Momenteel worden gesprekken gevoerd tussen werkgevers, bonden, gemeenten en UWV om de contouren van dit Werkbedrijf te verkennen en de invulling vorm te geven. G4 en UWV In samenwerking tussen de G4 wordt afstemming gezocht rond een aantal belangrijke thema’s binnen de Participatiewet, zoals ICT, loonwaardemeting en inzet van loonkostensubsidie en expertise rond de doelgroep die voorheen Wajong zou ontvangen maar nu tot de gemeentelijke doelgroep gaat behoren. Aangezien de mensen met arbeidsvermogen die een Wajong uitkering van het UWV ontvangen ook een belangrijke doelgroep is voor de garantiebanen, wordt ook het UWV in de samenwerking met gemeenten betrokken. De G4 en het UWV hebben het initiatief genomen om oplossingen te vinden voor verschillen in instrumenten en voorzieningen die het UWV heeft en die gemeenten kunnen aanbieden. Doelstellingen hiervan zijn concurrentie tussen deze instrumenten te voorkomen en werkgevers een vergelijkbaar instrumentarium aan te bieden. Onderwijs De jongeren die worden opgeleid binnen de scholen voor Praktijkonderwijs (PrO) en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) en die arbeidsvermogen hebben, zullen met ingang van 2015 – wanneer zij niet aansluitend op het PrO of VSO werk vinden of kunnen deelnemen aan vervolgonderwijs – behoren tot de gemeentelijke doelgroep. Zij komen niet meer voor Wajong in aanmerking, maar kunnen een beroep doen op de gemeente voor ondersteuning bij het vinden van werk. Met de scholen wordt overlegd om deze jongeren adequate hulp en begeleiding te bieden. Daarnaast is er intensief overleg met het ROC over de inzet van scholing bij re-integratie van kandidaten en over de (gevolgen van de) invoering van de entreeopleidingen (voorheen Mbo 1 en AKA), in het bijzonder met betrekking tot de intake en het bindend studieadvies bij deze opleidingen. Financiën Gemeenten ontvangen twee budgetten van de rijksoverheid voor de bekostiging van de bijstand en reintegratie. Met het eerste budget, het inkomensdeel (Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten, wet BUIG ), betalen gemeenten de uitkeringen en de loonkostensubsidies voor arbeidsbeperkten op basis van de loonwaarde. Er komt een nieuw landelijk verdeelmodel voor dit budget per 2015, de verwachting is dat dit verdeelmodel voor Den Haag een beperkt verschil zal betekenen. De hoogte van het budget wordt vooral bepaald door prognoses van het CPB over de werkloosheidsontwikkeling. Eventuele tekorten moeten uit de eigen middelen worden aangevuld en eventuele overschotten mogen worden toegevoegd aan de eigen middelen. Op deze wijze worden gemeenten geprikkeld om uitkeringsgerechtigden te re-integreren. Het tweede budget is het Participatiebudget. Dit geld kunnen gemeenten gebruiken om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, uitgangspunt voor de verdeling van dit budget is de behoeften van gemeenten; wanneer een gemeente een grotere arbeidsmarktproblematiek heeft, zou dit moeten leiden tot een groter gemeentelijk budget. Ook voor het Participatiebudget komt er een nieuw verdeelmodel en naar verwachting zal vanaf 2015 dit budget op macroniveau uit drie deelbudgetten bestaan met elk een eigen verdeelsleutel (zie tabel 1): -
Het huidige Werkdeel van het Participatiebudget. Op dit budget wordt fors bezuinigd (van 636 mln. euro in 2014 naar 495 mln. in 2014). Voor Den Haag gaat het om een bezuiniging van 9 mln. op een budget van 41 mln.
BSW/2014.82
-
9
Daaraan wordt toegevoegd de Wsw middelen voor de huidige Wsw-ers. Ook op dit budget wordt bezuinigd door de instroomstop in de Wsw en een verlaging van de vergoeding per Wsw-er Een nieuw budget voor de nieuwe doelgroepen (vanwege het beperken van de toegang tot de Wajong tot mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en het beëindigen van de instroom in de Wsw wordt de groep mensen die aangewezen is op re-integratieondersteuning door gemeenten groter) en begeleidingskosten voor de garantiebanen en Beschut Werk banen. Dit budget zal waarschijnlijk verdeelt worden op basis van de instroom in de Wajong en Wsw wachtlijst vanaf 2010.
Elke gemeente krijgt uit deze drie deelbudgeten een bedrag dat als één bedrag aan de gemeente wordt toegekend. Het is een ongedeeld budget: gemeenten mogen zelf bepalen welke ondersteuning zij willen inzetten en welke middelen uit dit budget daarvoor worden aangewend. De middelen voor het participatiebudget worden per 2015 opgenomen in het deelfonds Sociaal Domein binnen het gemeentefonds (samen met middelen voor de Wmo en de Jeugdzorg) in het kader van de Decentralisaties Sociaal Domein. Het is de bedoeling om deze na drie jaar volledig te integreren in het gemeentefonds. Tabel 1 Gebundeld re-integratiebudget gemeenten (in miljoenen euro’s) Onderdeel 2014 2015 2016 2017 2018 Struct. Macrobudget Wsw 2.360 2.256 2.084 1.915 1.759 0 Participatiebudget Werkdeel 636 585 545 507 495 495 Nieuw budget: 24 64 104 140 654 - Begeleidingen nieuwe doelgroep regulier 5 17 31 43 243 - Begeleiding nieuwe doelgroep beschut 7 23 37 49 260 - Overheveling re-integratie Wajong 10 20 30 40 111 - Overheveling no-riskpolis 2 4 6 8 40 Totaal 2.996 2.865 2.692 2.526 2.393 1.149 Bron: Ministerie van SZW, wetsvoorstel invoering Participatiewet en brief TK van 3 februari 2014
Vervolg besluitvorming / Raadsvoorstel en Verordening Participatiewet Binnen de gemeente wordt de implementatie van de Participatiewet voorbereid. Na besluitvorming van de Eerste Kamer zal een verdere vertaling plaatsvinden van de Participatiewet en de gevolgen voor de gemeente. Dan is ook duidelijk welke bevoegdheden de gemeente zal krijgen en zullen de contouren van het regionaal Werkbedrijf getekend zijn. De planning is om na de zomer de nadere voorstellen aan de cliëntenraad voor te leggen en deze, evenals de verordening(en) met betrekking tot de Participatiewet aan de in oktober gemeenteraad aan te kunnen bieden. Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester, mw. A.W.H. Bertram
J.J. van Aartsen