RIS22570_990929
rv 22 Bestuursdienst nr. BZ8001076 Den Haag, 2 februari 1999 Aan de gemeenteraad
Nota Internationale Samenwerking 1999-2002. Den Haag is een internationale en een multiculturele stad. Beide elementen hebben een prominente rol gespeeld in de discussie die onder de noemer "Den Haag 2025" recent is gevoerd over de toekomst van de stad. De internationale orientatie van Den Haag is een van haar sterke troeven en bepaalt mede haar specifieke eigen karakter binnen de grote steden van Nederland. Er zijn en worden veel initiatieven in Den Haag ontwikkeld die deze internationale orientatie verder kunnen versterken: bestuurlijke, economische, culturele, maatschappelijke en humanitaire. Soms gaan deze initiatieven uit van onze gemeente, vaak ook van anderen: andere overheden, bedrijven, kunstinstellingen, maatschappelijke organisaties en kerken. Deze internationale dimensie komt mede tot uitdrukking in internationale stedennetwerken zoals Eurocities, waarin steden uit verschillende Europese landen samenwerken om de problemen en de kansen van de grote steden op de Europese agenda te plaatsen en waarin zij gestructureerd kennis en expertise uitwisselen. Voor de zomer van 1999 zullen wij een notitie uitbrengen waarin al deze initiatieven in hun onderlinge samenhang worden beschreven en waarin wij een visie voor de komende vier a vijf jaar zullen geven op Den Haag als internationale stad. Een van de bouwstenen daarvoor is de nota Internationale Samenwerking 1999-2002, die thans voor u ligt. Het is inmiddels alweer enige jaren geleden dat voor het laatst een gemeentelijk ambitieniveau is geformuleerd voor het beleidsveld internationale samenwerking. Er hebben zich sindsdien zoveel ontwikkelingen op dit terrein voorgedaan dat er behoefte bestaat aan een herijking van het ter zake gevoerde beleid. Deze behoefte bleek behalve bij ons college ook en vooral te leven bij de diverse professionele en vrijwilligersorganisaties die zich in Den Haag bezighouden met internationale samenwerking. Verrassend en verheugend veel Hagenaars en Haagse organisaties zijn actief op dit terrein. Soms met, vaak ook zonder overheidssteun. Daar mogen wij als internationale stad trots op zijn. De betrokkenheid vanuit de stad bepaalt in hoge mate het succes en de vlieghoogte van het internationale samenwerkingsbeleid. Wat dat betreft zit het in Den Haag goed. Naast de relaties die al meerdere jaren bestaan, zoals de stedenbanden, blijven er ook steeds weer nieuwe initiatieven komen. Uit de contacten met deze organisaties is gebleken dat zij veel waarde hechten aan een beleidsvisie van de gemeente waaruit blijkt welk belang en welke functies aan internationale samenwerking worden toegekend, wat de ambities van de gemeente Den Haag op dit terrein zijn, waar haar inhoudelijke en financiele prioriteiten liggen en wat zij wel en niet tot haar taak in deze rekent. Deels om voor de middellange termijn helderheid te krijgen over waar men met de gemeente aan toe is, deels om aan de hand van een bestuurlijke discussie over de toekomstige richting van het internationale samenwerkingsbeleid weer nieuw elan te brengen in een beleidsveld waar naar het oordeel van een deel van het veld te veel routine en automatisme dreigt in te sluipen. De nu voorliggende nota beoogt op deze vragen een antwoord te geven. Zij is tot stand gekomen in een interactief proces. Gestart is met een reeks gesprekken met bij het internationale samenwerkingsbeleid betrokken instellingen en organisaties. Hieruit zijn tal van ideeen voortgekomen die zijn betrokken bij de opstelling van het eerste concept van de nota. Dit eerste concept is toegezonden aan de gesprekspartners en besproken in een vergadering van de Hawis. Voor het advies van de Hawis, de overige ontvangen commentaren en onze reactie daarop verwijzen wij kortheidshalve naar het bijgevoegde inspraakrapport. Wij spreken op deze plek onze waardering uit voor de constructieve en openhartige wijze waarop de instellingen en organisaties aan de totstandkoming van deze nota hebben meegewerkt. Dit goede samenspel heeft geleid tot een nota die op hoofdlijnen door de betrokken organisaties wordt gedragen. Op een aantal hoofdlijnen van de nota gaan wij hieronder kort in: onze taakopvatting, de wijze van raadsvoorstellen 1999
1
omgaan met het veld en nieuwe initiatieven. In onze opvatting is het maatschappelijk draagvlak voor internationale samenwerking richtinggevend en vaak zelfs bepalend voor de beantwoording van de vraag wat wij als gemeente op dit terrein wel en niet moeten doen. Wij scheppen voorwaarden en faciliteren initiatieven uit de stad. Het zwaartepunt ligt bij wat burgers en hun organisaties willen en kunnen trekken. Een substantieel maatschappelijk draagvlak is een noodzakelijke voorwaarde om internationale samenwerking succesvol gestalte te kunnen geven. Internationale samenwerking gaat immers primair om banden tussen mensen. Dit betekent overigens niet dat ons beleid enkel volgend is. Wij rekenen het uitdrukkelijk tot onze taak om initiatieven uit de stad met elkaar in verbinding te brengen en elkaar te laten versterken en om een wisselwerking tot stand te brengen tussen internationale samenwerking en andere beleidsvelden met internationale, economische, interculturele en emancipatoire dimensies. Dat moet leiden tot een hoger rendement van de samenwerking, in het belang van onze partners maar ook in ons eigen belang. Internationale samenwerking kan immers een belangrijke bijdrage leveren aan integratie-, emancipatie- en interculturalisatieprocessen in onze stad. In dit streven naar rendementsverhoging past ook dat wij met onze partners in Den Haag en in het buitenland praktische werkafspraken maken en elkaar op de juiste, tijdige en volledige uitvoering daarvan aanspreken. Internationale samenwerking is naar ons oordeel gediend met een zakelijke benadering, waarin partijen weten wat zij van elkaar mogen verwachten. Dat geldt voor de relatie tussen onze gemeente en het maatschappelijk middenveld, maar ook voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het gemeentelijk coordinatiepunt voor het internationale samenwerkingsbeleid en de bij de uitvoering van de diverse projecten en activiteiten betrokken vaksectoren. Concrete doelstellingen, duidelijke afspraken en meetbare prestaties zijn voor internationale samenwerking even belangrijk en horen binnen dit beleidsveld even vanzelfsprekend te zijn als binnen de overige gemeentelijke activiteiten. Tegen deze achtergrond wordt in de nota een toetsingskader gepresenteerd waaraan wij in samenspraak met de desbetreffende gesubsidieerde instellingen de stedenbanden gaan evalueren. Doel van die evaluaties is vast te stellen of we met de stedenbanden op de goede weg zijn en hoe het functioneren van deze stedenbanden (verder) kan worden verbeterd. In eerste instantie wordt daarbij gekeken naar de "Haagse" kant; conclusies en eventuele voorstellen tot verbetering worden vervolgens voorgelegd aan de buitenlandse samenwerkingspartner. De commissie AB/PB zal nauw bij deze evaluaties en de op basis daarvan te formuleren voorstellen worden betrokken. Mede als gevolg van de besluitvorming van de vorige gemeenteraad is de budgettaire ruimte voor nieuwe initiatieven op het terrein van internationale samenwerking zeer beperkt. Daarom kiezen wij voor het versterken en uitdiepen van de bestaande samenwerkingsrelaties. Uitbreiden van deze relaties is tegen de achtergrond van de beschikbare menskracht en middelen niet raadzaam: dit zou slechts tot versnippering en kwaliteitsverlies leiden. Tegen deze achtergrond stellen wij u, overeenkomstig het eenstemmige advies van de Commissies voor Algemene Bestuurlijke en Politie- en Brandweeraangelegenheden en voor Economie en Personeel, voor het volgende besluit te nemen: De raad van de gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, Besluit: in te stemmen met de hoofdlijnen voor het internationale samenwerkingsbeleid als vervat in de nota Internationale Samenwerking 1999-2002 en in het bijzonder met de volgende uitgangs- en actiepunten: a.
de stedenbanden met Warschau en Juigalpa worden in de loop van 1999 geevalueerd, in overleg met de SDW respectievelijk de SIS en met de partnersteden, aan de hand van de in de nota opgenomen ijkpunten;
b.
in samenspraak met de SDW respectievelijk de SIS, worden de samenwerkingsovereenkomsten met Warschau en Juigalpa uitgewerkt in jaarlijkse werkplannen die door gemeente en instellingen samen worden opgesteld en die meetbare doelstellingen en prestatie-afspraken bevatten;
2
raadsvoorstellen 1999
c.
het accent wordt gelegd op versterking en uitdieping van de bestaande samenwerkingsrelaties; er worden geen nieuwe stedenbanden aangegaan;
d.
voor het zomerreces 1999 leggen burgemeester en wethouders een voorstel aan de commissie voor Algemene Bestuurlijke en Politie- en Brandweeraangelegenheden voor waarin zal worden aangegeven of en zo ja op welke wijze voortzetting wordt gegeven aan de samenwerkingsrelatie met Wattville/Greater Benoni;
e.
de gemeentelijke bijdrage voor bewustmakingsactiviteiten wordt gemaximeerd op f 1500,00 (EUR 680,67) per activiteit, met de mogelijkheid een uitzondering te maken voor grootschalige activiteiten met een brede uitstraling;
f.
het maximale bedrag dat de gemeente toevoegt aan door de SIS ingezamelde middelen wordt gefaseerd verlaagd van f 55.000,00 (EUR 24957,91) nu naar f 35.000,00 (EUR 15882,31) in het jaar 2001, om daardoor meer ruimte te scheppen voor andere, vergelijkbare initiatieven, een en ander met dien verstande dat eventueel resterende middelen alsnog ten goede kunnen komen van de SIS.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van ¹) De secretaris,
De voorzitter,
De Nota Internationale Samenwerking 1999 - 2002 is bijgevoegd. Het inspraakrapport ligt voor de raadsleden in de leeskamer (map no. 27) en voor een ieder in het Gemeentelijk Informatiecentrum aan het Spui 70 ter inzage. Burgemeester en wethouders van Den Haag, De secretaris, J.A.M. KROESE-DUIJSTERS.
De burgemeester, W.J. DEETMAN.
¹) 11 februari 1999
raadsvoorstellen 1999
3
4
raadsvoorstellen 1999
NOTA INTERNATIONALE SAMENWERKING 1999-2002. 1. Inleiding. De internationale verhoudingen zijn de afgelopen tien à vijftien jaar sterk veranderd: economisch, politiek en cultureel. Die veranderingen zijn niet alleen "macro" van belang, maar ook voor de positionering van Den Haag, als multiculturele en als internationale stad. -
In de economie zien we een steeds verder voortschrijdende globalisering. Afzetmarkten breiden zich uit en bedrijven zijn niet meer op voorhand aan een bepaalde plek gebonden, maar kiezen voor de plek met het gunstigste vestigingsklimaat.
-
De verschillen tussen het rijke en het arme deel van de wereld worden steeds scherper. Economische voor- of tegenspoed in andere delen van de wereld werkt door in onze economie, maar ook in migratiestromen naar Nederland/Europa.
-
De Europese Unie is in beweging. Steeds meer bevoegdheden worden op Europees niveau gelegd. De toekomstige uitbreiding van de Europese Unie met Midden en Oost-Europese landen zal de complexiteit van beslissings- en onderhandelingsprocessen verder vergroten. Steden uit verschillende Europese landen trekken steeds vaker gezamenlijk op om de grote steden stevig op de Europese politieke agenda te zetten. Ook groeit de behoefte aan samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaringen. Netwerken als Eurocities spelen daarin een prominente rol. Om in dit soort verbanden effectief te kunnen opereren is het belangrijk zich te verdiepen in de culturen, communicatie- en onderhandelingsmethoden en samenwerkingswijzen van "oude" en "nieuwe" Europese partners.
-
Het "ijzeren gordijn" is gevallen, evenals het apartheidsregime in Zuid-Afrika. De landkaart van Oost-Europa is ingrijpend gewijzigd door het uiteenvallen van de voormalige Sovjet Unie en van Joegoslavie. Middellandse Zee zien we een toenemende spanning tussen een op de westerse wereld gericht deel en opkomend religieus fundamentalisme. Meer inzicht daarin is van belang voor de positie van Den Haag als internationale stad, maar ook voor het vorm geven aan een multiculturele samenleving.
-
Etnische of religieuze conflicten in en tussen landen in Afrika, Azie en Zuid-Oost Europa zorgen voor een aanhoudende vluchtelingenstroom. De brandhaarden in deze gebieden vormen een voortdurende bedreiging voor de vrede en de veiligheid en vormen een grote belemmering voor de economische en de maatschappelijke ontwikkeling van deze gebieden. Niet investeren in de ontwikkeling van herkomstlanden betekent een verdere verstoring van het evenwicht en in wezen het stimuleren van verdere immigratie naar Europa, waardoor de achterstand van de herkomstlanden steeds groter en bestendiger wordt.
-
Door de instroom van vluchtelingen en asielzoekers en andere vormen van migratie worden in West-Europa de (grotere) steden in snel tempo multiculturele gemeenschappen. Multicultureel samenleven blijkt een weerbarstig proces, waarbij goede voornemens alleen niet voldoende blijken. Er is veel behoefte aan (gerichte) kennis en expertise over sociale en culturele achtergronden van in Nederland verblijvende etnische minderheidsgroepen.
-
De leefwereld van individuele burgers is enorm verruimd. Dank zij de voortschrijdende informatietechnologie hebben we de wereld letterlijk in onze huiskamer. In multiculturele steden komen mensen voortdurend in aanraking met andere gewoonten, leef- en denkwijzen. De belangstelling voor mondiale vraagstukken onder de bevolking wordt steeds groter, evenals het besef dat multiculturaliteit uit onze samenleving niet meer weg te denken valt. De ontwikkelingen van de technologie leiden overigens ook weer tot een nieuwe scheidslijn, tussen mensen die wel en die geen toegang tot de 'electronische snelweg' en de andere moderne media en communicatiemiddelen hebben.
-
Een groot aantal mensen en organisaties houdt zich (soms met, vaak zonder subsidie) bezig met allerlei aspecten van de hierboven aangegeven verschijnselen. Soms met internationale samenwerking als invalshoek, soms vanuit andere, verwante doelstellingen, zoals het bevorderen van multicultureel samenleven, het tegengaan van racisme en discriminatie, het bevorderen van vrede en veiligheid, de bescherming van het milieu of het bestrijden van onderdrukking. De
raadsvoorstellen 1999
5
inzet van al deze mensen en groepen is van eminent belang voor het maatschappelijk draagvlak van internationale samenwerking, ontwikkelingshulp, milieubewustzijn en de multiculturele samenleving. En niet in de laatste plaats voor de bewustmaking van brede groepen in de samenleving van mondiale en interculturele vraagstukken. Het besef dat deze ontwikkelingen direct invloed hebben op een multiculturele en internationale stad als Den Haag rechtvaardigt een lokaal internationaal beleid. Internationale samenwerking, ook wel internationale solidariteit genoemd, is één van de elementen die de positie van Den Haag als internationale stad bepalen en versterken. In het eerste kwartaal van 1999 presenteren wij een kadernotitie "Den Haag internationale stad". Hierin wordt een relatie gelegd tussen de inspanningen die Den Haag vanuit verschillende invalshoeken (economie, internationale solidariteit, multiculturele stad, strategiëen richting Europese Commissie, internationale samenwerking via stedennetwerken als Eurocities en ELAINE, internationaal relatiebeheer) onderneemt om tot een sterk profiel te komen van Den Haag als internationale stad. Binnen dat grotere geheel past deze notitie, die het engere terrein van internationale samenwerking/solidariteit behandelt. Internationale solidariteit, in deze notitie verder internationale samenwerking genoemd, heeft last van een imago-probleem. Ruim twee derde van alle Nederlandse gemeenten doet er iets aan, maar toch wordt vaak gesteld dat het geen gemeentelijke kerntaak is. Internationale samenwerking wordt vaak in de sfeer van liefdadigheid getrokken: geld pompen in een ver weg gelegen oord zonder dat daarmee werkelijk iets blijvends tot stand wordt gebracht en zonder dat de gemeente daar zelf iets aan heeft. Gemeentelijke diensten beschouwen het niet als een activiteit die medebepalend is voor hun succes, maar als een extraatje dat erbij gedaan kan worden mits dat niet ten koste gaat van hun "echte" werk. Dit doet onrecht aan de praktijk van de internationale samenwerking, maar getuigt ook van kortzichtigheid en gebrek aan visie. Nederlandse gemeenten die zich voor internationale samenwerking inzetten kunnen daarmee ook concrete en legitieme eigen belangen dienen. Internationale samenwerking kan gemeenten helpen om een beter minderhedenbeleid te voeren en om zich sterker te kunnen profileren als een interessante vestigingsplaats voor buitenlandse c.q. internationale bedrijven en instellingen. Internationale kennisuitwisseling kan ons helpen om met een andere bril naar onze samenleving en ons eigen gemeentelijk functioneren daarin te kijken, afstand te nemen van ingesleten automatismen in ons denken en handelen en vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Die verbinding is tot nog toe weinig gelegd. Dat is een gemiste kans. Voor onszelf, maar ook voor onze samenwerkingspartners in het buitenland. Samenwerkingsverbanden zijn immers bestendiger en succesvoller naar mate zij er beter in slagen de belangen van beide partners te dienen. Minstens even belangrijk is dat over het voetlicht kan worden gebracht dat internationale samenwerking werkelijk ergens over gaat, reële veranderingsprocessen op gang brengt en een tastbaar rendement oplevert. Om dat te bereiken is een verzakelijkingsslag nodig: activiteiten op het gebied van internationale samenwerking moeten, net als andere met gemeenschapsgeld bekostigde activiteiten, worden beoordeeld en afgerekend op effectiviteit. Sympathie voor de nagestreefde doelstelling mag er niet toe leiden dat minder kritisch dan gebruikelijk wordt gekeken naar resultaat. Deze notitie beoogt aan te geven hoe we erin kunnen slagen internationale samenwerking meer dan tot nog toe tweerichtingsverkeer te laten zijn, en hoe "verzakelijking" van het internationale samenwerkingsbeleid de doeltreffendheid ervan aanmerkelijk kan vergroten, zowel daar als hier. Tegen de achtergrond van deze inzichten wordt een ambitieniveau geformuleerd voor het internationale samenwerkingsbeleid in de periode 1999-2002. Daar bestaat ook vanuit het veld veel behoefte aan. In deze nota ligt de nadruk op het functioneren van de gemeente zelf in relatie tot de gesubsidieerde instellingen. Daarbij mag echter niet worden vergeten dat er ook daarbuiten nog bijzonder veel gebeurt. Veel werk wordt verzet door organisaties die geen subsidie ontvangen en daar ook niet om vragen. Wij spreken onze waardering uit voor de belangrijke bijdrage die deze organisaties leveren aan het scheppen en instandhouden van een klimaat in deze stad dat aansluit bij en steun geeft aan onze ambities als internationale stad: openheid, verdraagzaamheid, multiculturaliteit, mondiaal bewustzijn, inzet voor vrede en veiligheid en solidariteit zijn daarin sleutelbegrippen. Ook al komen deze organisaties in de rest van deze nota slechts beperkt aan de orde, wij vinden het zeer belangrijk dat zij er zijn en stellen de dialoog met hen, onder meer in het verband van de Hawis, bijzonder op prijs. Belangrijke thema's die in deze notitie aan de orde komen zijn: 6
raadsvoorstellen 1999
-
-
de samenhang tussen enerzijds internationale samenwerking en mondiale vorming en anderzijds belangrijke Haagse beleidsprioriteiten als minderhedenbeleid, participatiebevordering, milieubewustzijn en de profilering van Den Haag als internationale stad internationale samenwerking als facetbeleid de relatie tussen de gemeente en "het veld" de wijze waarop doelmatigheid en doeltreffendheid van internationale samenwerkingsrelaties bevorderd kan worden de wijze waarop de bestuurlijke betrokkenheid bij het internationale samenwerkingsbeleid kan worden vergroot de wenselijkheid om meer gevarieerde structuren voor internationale samenwerkingsrelaties te kiezen.
Voordat we daarmee beginnen geven we eerst het historische kader aan waarbinnen de internationale samenwerking zoals wij die nu kennen zich ontwikkeld heeft. Dat is goed om in beeld te krijgen waarom we nu doen wat we doen, wat daarvan de waarde is, waar de kansen en waar de bedreigingen liggen.
2. Verschillende doelstellingen en vormen van internationale samenwerkingsrelaties in historisch kader. 2.1. Algemeen Lokaal internationale samenwerkingsbeleid kan verschillende invalshoeken en doelstellingen hebben. *
Soms wordt internationale samenwerking nagestreefd om de leefwereld van de eigen bevolking en het begrip voor andere culturen te vergroten, met het oog op de voortschrijdende internationalisering en globalisering. Vanuit die opzet zijn indertijd de jumelages voortgekomen.
*
Een andere invalshoek is het steunen van steden in andere landen bij democratiserings- en economische ontwikkelingsprocessen. In dat licht zijn b.v. stedenbanden met steden in de derde wereld, Oost-Europa en Zuid-Afrika ontstaan.
*
Internationale samenwerkingsbeleid kan een instrument zijn voor het eigen integratie- en antidiscriminatiebeleid. Een aantal Nederlandse steden heeft vanuit die optiek gekozen voor samenwerkingsrelaties met steden of regio's uit de herkomstlanden van etnische minderheidsgroepen.
*
Tenslotte kan het opbouwen van een internationaal netwerk een functie vervullen voor de profilering van een stad als vestigingsplaats voor internationale bedrijven en organisaties en/of voor het bevorderen van de belangen van lokale bedrijven die zich op de internationale markt begeven.
Deze doelstellingen en invalshoeken sluiten elkaar overigens niet uit: zij kunnen ook naast elkaar bestaan of elkaar versterken en bevruchten. Bij bijna alle vormen speelt de koppeling met de eigen samenleving in de vorm van voorlichtings- en bewustwordingsactiviteiten een belangrijke rol. De afgelopen decennia is in Nederland een bonte lappendeken ontstaan van internationale samenwerkingsverbanden. Ruim twee derde van alle Nederlandse gemeenten, waaronder praktisch alle grotere, hebben een of meer geformaliseerde samenwerkingsverbanden met steden in het buitenland (overigens met aanmerkelijke verschillen in doelstellingen, ambitieniveau en investeringen). In veel gevallen wordt nauw samengewerkt met maatschappelijke organisaties. 2.2. Jumelages De oudste van die samenwerkingsverbanden zijn de jumelages, die in de jaren na de Tweede Wereldoorlog zijn opgekomen. De jumelages richtten zich voornamelijk op steden uit West-Europese landen en hadden als voornaamste doel het wederzijds begrip te vergroten door burgers kennis te laten nemen van elkaars cultuur, met elkaar te laten sporten en elkaar te laten ontmoeten. Dat zou bevorderlijk moeten zijn voor een duurzame vrede en veiligheid, maar ook voor Europese eenwording. Jumelages werden doorgaans aangegaan tussen gemeenten die qua grootte, economische en culturele functies min of meer vergelijkbaar waren en die relatief eenvoudig en betaalbaar "bereisbaar" raadsvoorstellen 1999
7
waren. Hun kracht was de laagdrempeligheid, de gelijkwaardigheid en de wederkerigheid hun zwakte de vrijblijvendheid van de samenwerking en het ontbreken van concrete gemeenschappelijke doelen. Den Haag heeft jumelage-achtige contacten gehad met Ottawa (in de vorm van een stedenband) en, op beperkter niveau en zonder dat daaraan een formele samenwerkingsrelatie ten grondslag lag, met Atlanta. Deze relaties worden de afgelopen jaren beperkt ingevuld, waarbij het zwaartepunt ligt op de economische betrekkingen. Een breed draagvlak bij de bevolking is moeilijk te realiseren, omdat beide steden ver weg liggen en frequente onderlinge contacten daardoor bewerkelijk en duur zijn. Problematisch is ook dat Hagenaars op zich weinig met deze steden hebben. 2.3. Internationale solidariteit In de jaren 70 groeide in veel gemeenten de betrokkenheid van burgers bij de Derde Wereld. Wereldwinkels verrezen en er ontstond verzet tegen militaire dictaturen in Latijns Amerika, de Vietnam-oorlog en de apartheid in Zuid-Afrika. Gemeentelijke internationale samenwerking met een meer "politiek" karakter is echter jarenlang geblokkeerd. Gemeenten mochten tot diep in de jaren zeventig geen eigen opvattingen hebben over internationale aangelegenheden. Wat op dit gebied ondernomen werd, werd in veel gevallen door de Kroon vernietigd. Pas in 1976 kreeg gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking de ruimte: gemeenten mochten geld uitgeven aan voorlichting en bewustwording én aan projecten overzee. De VNG reserveerde in 1980 voor het eerst geld voor op haar begroting voor relaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Deze samenwerkingsrelaties hebben een wezenlijk ander karakter dan jumelages: directe contacten tussen burgers "hier" en "daar" zijn nagenoeg onmogelijk; het accent ligt op hulpverlening en ondersteuning. Het enthousiasme dat teweeg werd gebracht door het omverwerpen van de Somoza-dictatuur in Nicaragua heeft ertoe geleid dat een relatief groot aantal Nederlandse gemeenten banden is aangegaan met gemeenten in dat land. Behalve om economische ontwikkelingssamenwerking gaat het in deze banden ook nadrukkelijk om het helpen opbouwen van democratische bestuursstructuren. Inmiddels bestaan veel van deze relaties al een jaar of vijftien. Dat geldt ook voor de relatie van Den Haag met Juigalpa, die is geformaliseerd in een stedenband. De stedenband met Juigalpa heeft zijn ups en downs gekend, maar is bestendig gebleken. Grote projecten als het herbebossingsproject Pro Verde, dat met subsidie uit het budget Gemeentelijke Samenwerking voor Ontwikkelingslanden (GSO) dat het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking beschikbaar stelt via de VNG, wordt uitgevoerd met inzet van Haagse expertise, leveren een daadwerkelijke bijdrage aan de ontwikkeling van Juigalpa en slagen erin ontwikkelings- en milieubelangen met elkaar te verenigen. De vele kleinere projecten die via de Stichting Invulling Stedenband Den HaagJuigalpa (SIS) worden ondersteund verbinden samenlevingsopbouw en economische ontwikkeling met elkaar. Via gerichte stages maken bestuurders, ambtenaren en bewonersvertegenwoordigers uit Juigalpa kennis met de bestuurspraktijk in Den Haag en leren zij anders tegen de relatie burgerbestuur en bestuur-ambtenarenapparaat aan te kijken dan zij van huis uit gewend waren. Dat leidt er niet toe dat het roer onmiddellijk omgaat, maar wel tot een verbreding van visie. Den Haag leert overigens ook van Juigalpa. De wijze waarop de samenleving in Juigalpa functioneert geeft ons nieuwe inzichten op het gebied van multicultureel samenleven. In het onderwijs kan daarmee worden gewerkt, maar ook op beleidsniveau. De wijze waarop actieve bewonersgroepen in Juigalpa worden betrokken bij concrete projecten ter verbetering van hun eigen woon- en leefsituaties kan ons eigen Haagse denken over bewonersparticipatie op een nieuw spoor zetten. Van deze mogelijkheid zal overigens in de toekomst veel meer, en vooral ook veel gerichter, gebruik moeten worden gemaakt. Na de val van het Sandinistische bestuur in 1990 was Nicaragua niet langer een land dat zich een geheel eigen weg probeert te banen in zijn regio tegen de verdrukking in, maar een "gewoon" Midden Amerikaans land met een regime en een bestuurscultuur die zich niet langer wezenlijk van die van de omliggende landen onderscheidt. De band die tussen Den Haag en Juigalpa is gegroeid, is echter bestendig gebleken. De SIS beschikt over een stabiele harde kern van vrijwilligers en donateurs en is nog steeds in staat voor activiteiten als de "Nacht van Juigalpa" forse aantallen mensen te mobiliseren. Dat en de hoeveelheid, verscheidenheid en potentie van de activiteiten maakt het toekomstperspectief voor deze relatie gunstig, al valt er beslist nog een kwaliteitsslag te maken door meer dan tot nog toe te gaan denken en werken in termen van te realiseren doelstellingen en prestaties. Zie hiervoor het volgende hoofdstuk. 2.4. Samenwerking met Oost-Europa De val van het ijzeren gordijn heeft ertoe geleid dat Nederlandse en Oost-Europese gemeenten samenwerkingsrelaties zijn aangegaan. Deze zijn anders van karakter dan de relaties met Nicaraguaanse of andere "derde wereld" steden. Oost-Europa heeft weliswaar economische en technologische 8
raadsvoorstellen 1999
achterstanden op West-Europa te overbruggen, maar deze zijn niet vergelijkbaar met die van "derde wereld landen". Kenmerkender voor het verschil tussen West- en Oost-Europa is dat Oost-Europa tot voor kort geen democratisch staatsbestel gekend heeft, met ruimte voor pluriformiteit in denken en handelen. Samenwerking tussen steden uit West- en Oost-Europa staat daarom vaak in het teken van de ondersteuning en de ontwikkeling van lokale democratische structuren. Een wezenlijk aspect van deze samenwerking is ook het bevorderen van een soepel verloop van de Europese eenwording. Er zijn in Nederland circa 250 samenwerkingsrelaties met gemeenten in Oost-Europa. De aard daarvan loopt sterk uiteen, varierend van overdracht van kennis en ervaring op bestuurlijk en economisch gebied tot samenwerking op het gebied van milieu en toerisme, culturele en sportieve uitwisseling. Den Haag heeft sinds 1991 een stedenband met Warschau. De invulling daarvan wordt gecoördineerd door de Stichting Stedenband Den Haag-Warschau (SDW). Accenten in deze stedenband hebben tot dusver gelegen bij de thema's lokale democratie, woon- en leefomgeving (Habitat), milieu (Lokale agenda 21), onderwijs en cultuur. Deze stedenband is van een wat andere orde dan die met Juigalpa: de partnersteden zijn meer gelijkwaardig, in die zin dat zij qua politieke, culturele en economische functies beter op één lijn te stellen zijn waardoor er een betere basis is voor een werkelijk tweezijdige relatie de stedenband staat dan ook minder in het teken van solidariteit en ontwikkelingssamenwerking, maar is meer gericht op overdracht en uitwisseling van kennis en expertise het accent ligt de laatste jaren op samenwerking op milieu-gebied (Lokale Agenda 21), waarmee nadrukkelijk ook een eigen Haags belang wordt gediend. Bij de verdere ontwikkeling van deze stedenband zal mede worden gekeken naar mogelijkheden om ook op economisch gebied tot een betere samenwerking te komen. 2.5. Samenwerking met Zuid-Afrika Naast de twee stedenbanden met Juigalpa en Warschau heeft Den Haag al enige tijd contact met Wattville/Greater Benoni in Zuid-Afrika. De relatie is gestart als uitvloeisel van het anti-apartheidsbeleid. Lossere contacten bestaan met East London. Daarmee wordt samengewerkt bij het opzetten van woningcorporaties. Het accent in de samenwerking met Zuid-Afrika heeft tot dusver vooral op empowerment en community development gelegen. De contacten zijn inmiddels wat verflauwd. Oorzaak daarvan is dat de Zuid-Afrikaanse samenwerkingspartners de afgelopen jaren prioriteit bij andere zaken hebben moeten leggen. De mogelijkheden worden onderzocht om de relatie met Zuid-Afrika nieuw leven in te blazen. Daarover vindt binnenkort overleg plaats tussen vertegenwoordigers van de Werkgroep Zuidelijk Afrika, het COS en de gemeente. Mede aan de hand van de uitkomsten van dit overleg zullen wij de commissie AB/PB een nader voorstel doen over de toekomst van de relatie met Zuid-Afrika. Bepalend is voor ons of er vanuit Zuid-Afrika concrete wensen en voorstellen komen. Onzerzijds bestaat uitdrukkelijk de bereidheid om positief daarop in te gaan. De afgelopen jaren hebben wij wel enige malen stagiaires uit Zuid-Afrika ontvangen. Met name het laatste bezoek (in 1998) is succesvol geweest en biedt openingen voor verdere samenwerking. 2.6. Overige landen Vanuit de gemeentelijke organisatie en vanuit de landen zelf bereiken ons van tijd tot tijd verzoeken en voorstellen om samenwerkingsrelaties aan te gaan met steden en regio's in landen als Vietnam, voormalig Joegoslavie en Burkina Faso. Om versnippering van menskracht en middelen te voorkomen staan wij daar terughoudend tegenover. Nieuwe initiatieven moeten passen in het gemeentelijk beleid en bij de draagkracht en de deskundigheid die wij hebben. Duidelijk moet ook zijn dat wij, als wij een samenwerkingsrelatie starten, ook bereid en in staat zijn de daarmee beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Dit betekent onder meer dat continuiteit garandeerd moet worden, ook als de oorspronkelijke initiatiefnemer om welke reden dan ook wegvalt. Een samenwerkingsrelatie zal derhalve altijd breed binnen de gemeente moeten worden gedragen, bestuurlijk en ambtelijk, waarbij zowel het gemeentebestuur als de leiding van de desbetreffende gemeentelijke dienst(en) zich hard maken voor kwaliteit en continuiteit van de Haagse inzet. Over concrete samenwerking met Ouagadougou (Burkina Faso) rondom een specifiek, qua tijd en reikwijdte begrensd project, worden met de Dienst Stadsbeheer afspraken gemaakt, tegen de achtergrond van het hiervoor vermelde. Op cultureel gebied wordt samengewerkt met de gemeente Tuzla (Bosnië). Hierbij is de dienst OCW de trekker (m.n. de directeur van de Koninklijke Schouwburg). Ten aanzien van beide initiatieven is de Bestuursdienst c.q. de coördinatie van het internationaal solidariteitsbeleid (dat is ondergebracht bij de afdeling MBA van de directie Bestuurszaken) slechts in raadsvoorstellen 1999
9
beeld indien en voor zover wordt besloten voor de ondersteuning van deze initiatieven een beroep te doen op het reeds genoemde budget Gemeentelijke Samenwerking voor Ontwikkelingslanden (GSO) van de VNG. Tenslotte bereiken onze gemeente regelmatig verzoeken om financiële steun voor bepaalde projecten, o.a. naar aanleiding van rampen. Hiermee wordt naar bevind van zaken omgesprongen. Uitgangspunt is daarbij overigens wel dat het bij internationale samenwerking in beginsel om duurzame relaties gaat die gericht zijn op blijvende resultaten. Puur humanitaire acties, die in wezen geen ander doel nastreven dan het eenmalig lenigen van acute noden via het inzamelen van geld, passen in beginsel niet binnen het internationale samenwerkingsbeleid. 3. Een toetsingskader voor stedenbanden. 3.1. Bestaande stedenbanden worden geëvalueerd De afgelopen raadsperiodes is het gemeentelijk beleid met betrekking tot internationale samenwerking sterk gericht geweest op de twee stedenbanden. De invulling daarvan heeft vooral plaatsgevonden rondom een beperkt aantal grote projecten (Pro Verde met Juigalpa en Lokale Agenda 21 met Warschau). De gemeente had en heeft een sterke betrokkenheid bij deze projecten. Het project Pro Verde wordt materieel aangestuurd door de Dienst Stadsbeheer. De Bestuursdienst vervult een kaderstellende en faciliterende rol, die onder meer bestaat uit het aanvragen en afwikkelen van subsidie via de VNG. De SIS vervult hierbij een ondersteunende en aanvullende rol: advisering, contactlegging, schakel tussen de bij de samenwerkende partijen levende "vraag" en "aanbod". Het project Lokale Agenda 21 wordt aangestuurd door een gemengd projectteam, waarin de SDW (voorzitter), de Haagse Lokale Agenda 21, het Haags Milieucentrum en de gemeente zitting hebben. In het kader van beide stedenbanden worden naast deze grotere projecten ook tal van kleinere c.q. kortdurender activiteiten uitgevoerd. Daarbij heeft de SIS resp. de SDW de trekkersrol. De Bestuursdienst schept voorwaarden, ondersteunt en bemiddelt in de contacten tussen stichting en gemeentelijk apparaat. Ten aanzien van beide stedenbanden is voorzien in een doorlichting. Voor de stedenband Warschau loopt deze al (het eindverslag zal in het eerste kwart van 1999 aan de commissie AB/PB worden aangeboden), voor de stedenband Juigalpa zal deze in de eerste helft van 1999 plaatsvinden. Bij deze doorlichtingen gaat het er primair om in kaart te brengen hoe doelmatig en doeltreffend de stedenbanden zijn. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar het functioneren van de SDW resp. de SIS, maar ook naar de eigen inzet van de gemeente. De evaluaties zullen zich mede richten op het zoeken naar mogelijkheden om tot een verbreding en verdieping van de bestaande samenwerkingsrelaties te komen, onder meer door -naast de bestaande- nieuwe terreinen waarop kan worden samengewerkt in beeld te brengen. Daarbij zal onder meer worden gekeken naar de mogelijkheden om tot (meer) economische samenwerking te komen. De opzet en uitvoering van de beide doorlichtingen vindt in overleg met de beide stichtingen plaats, waarbij het streven gericht is op gezamenlijk gedragen conclusies. Op de uitkomsten van deze evaluaties kan thans natuurlijk niet vooruit worden gelopen. Wel vinden wij het zinvol thans ons referentiekader te expliciteren. 3.2. IJkpunten Stedenbanden in het kader van internationale samenwerking (te onderscheiden van banden waaraan andere hoofdmotieven ten grondslag liggen, zoals de klassieke jumelages of bindingen waarbij culturele, sportieve of economische contacten voorop staan) moeten in onze opvatting aan een aantal randvoorwaarden voldoen. Kort samengevat moeten stedenbanden: 1.
breed zijn, d.w.z. verder reiken dan een of twee concrete projecten op een specifiek terrein; er moet sprake zijn van een samenhangend programma
2.
voldoende inhoud hebben, dwz leiden tot daadwerkelijke en duurzame verbeteringen daar en leiden tot nieuwe inzichten voor de eigen lokale beleidspraktijk en meer mondiaal besef hier
3.
tweezijdig zijn, in die zin dat er een realistische verhouding bestaat tussen de inzet van de ene en van de andere stad bij het realiseren van de gezamenlijk overeengekomen doelstellingen; er moet een gezamenlijke wil zijn om zich voor de verwezenlijking van die doelstellingen naar beste vermogen in te spannen
4.
concrete, meetbare en binnen een overzichtelijke periode bereikbare doelstellingen hebben, die zich richten op te bereiken doelen in beide steden; stedenbanden zijn geen
10
raadsvoorstellen 1999
vrijblijvende "doelen op zich", maar instrumenten om bepaalde, van te voren overeengekomen concrete doelen te realiseren; belangrijk is dat regelmatig berichtgeving plaatsvindt over de mate waarin die doelstellingen daadwerkelijk zijn gerealiseerd 5.
continuiteit hebben: ervaring wijst uit dat ontwikkelingsprocessen langer lopen dan een college-periode, een goed ontwikkelingsproces dat kan beklijven kan wel 10 à 20 jaar duren; er moet dan ook een principe-bereidheid bestaan bij de samenwerkingspartners zich voor een langere periode vast te leggen; belangrijk punt in deze is ook dat de samenwerkingspartners garanderen dat zij de wederzijds overeengekomen prestaties blijven leveren ook als er b.v. personele wisselingen van de wacht plaatsvinden
6.
evaluatiemomenten bevatten, waarop beide steden vaststellen of de stedenband (op deze of een andere wijze) moet worden voortgezet
7.
gericht zijn op en mogelijkheden bieden voor actieve inbreng van burgers en maatschappelijke organisaties, daar en hier: stedenbanden moeten niet uitsluitend gericht zijn op het leggen en versterken van relaties tussen bestuurders en ambtenaren, maar vooral strekken tot empowerment en community development
8.
zowel "daar" als "hier" bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak hebben: bestuurders moeten de stedenband niet slechts "gedogen" maar werkelijk willen en er ook in willen investeren; burgers en maatschappelijke organisaties moeten de drijvende kracht achter de stedenband zijn, een stedenband die alleen door de gemeente wordt getrokken heeft geen bestaansrecht
9.
voorlichtingselementen bevatten om het mondiaal bewustzijn van de eigen samenleving te vergroten en het genoemde draagvlak te verbreden.
Is hiervan niet of in onvoldoende mate sprake dan kan wellicht beter voor een andere vorm van samenwerking worden gekozen of de relatie (al dan niet gefaseerd) worden beeindigd. Een besluit daartoe wordt uiteraard niet genomen zonder overleg met onze partnerstad. Daarbij zal in eerste instantie worden gekeken naar de mate waarin er reele mogelijkheden zien om een eventueel bij ons hierboven geformuleerde ambitieniveau achterblijvende stedenband alsnog op het door ons nagestreefde niveau te brengen. 3.3. Heldere taakverdeling tussen gemeente en p.i. en tussen gemeentelijk coordinatiepunt en vakdiensten De stedenbanden zijn beide gebaseerd op een formele samenwerkingsovereenkomst die in beide partnersteden bestuurlijk is bekrachtigd. Vastgesteld kan worden dat het ambitieniveau in deze samenwerkingsovereenkomsten hoog is, maar dat slechts in zeer globale termen is beschreven welke inspanningen de partners zullen leveren en tot welke prestaties zij zich tot elkaar verbinden. Dat bergt het risico in zich dat de wederzijdse verwachtingen van gemeente en particulier initiatief nogal van elkaar kunnen verschillen. In de visie van de gemeente zijn de "dagelijkse werkzaamheden" verbonden aan de stedenbanden in belangrijke mate uitbesteed aan de SIS en de SDW en is de rol van de gemeente primair coördinerend en faciliterend (met uitzondering van die situaties waarin gemeentelijke vakdeskundigheid centraal staat bij de uitvoering van projecten). De instellingen verwachten van het gemeentelijk coördinatiepunt voor internationale samenwerking echter een meer pro-actieve rol, maar ook praktische hand-en-spandiensten bij de uitvoering van concrete activiteiten. Hierdoorheen speelt de meer principiële discussie of stedenbanden nu voornamelijk door het gemeentelijk apparaat getrokken en onderhouden moeten worden of dat de taak van de gemeente primair het stimuleren, faciliteren en ondersteunen van initiatieven uit de samenleving is. In het kader van de evaluaties en de follow-up daarvan proberen wij samen met de SDW resp. de SIS de wederzijdse verwachtingen te herijken en deze te vertalen in zo concreet mogelijke werkafspraken voor de komende drie à vier jaar. In dat verband wordt aan de stichtingen via een meerjarige subsidieraamafspraak duidelijkheid gegeven over de budgetten waarop zij kunnen rekenen, maar ook over de prestaties die van hen worden verwacht en waarop zij zullen worden afgerekend. Ook zullen afspraken worden gemaakt over de wijze waarop en de mate waarin de stichtingen ondersteuning kunnen vragen aan de beleidsmedewerker internationale samenwerking. Onze inzet daarbij is een substantiële inspanning te blijven leveren, maar wel duidelijke scheidslijnen te trekken tussen wat gemeentelijke raadsvoorstellen 1999
11
taken zijn en wat taken van "het veld" zijn. Wij kiezen daarin uitdrukkelijk voor een coördinerende, faciliterende en regisserende rol voor het gemeentelijk coördinatiepunt. Het inhoudelijk invullen van de stedenbanden en het uitvoeren van de daaraan verbonden activiteiten is in eerste instantie een taak van de instellingen. Daar zit immers ook de deskundigheid. De gemeente adviseert hen daarbij, maar neemt hun rol en inhoudelijke verantwoordelijkheid niet over. Faciliteren betekent in onze visie dat de gemeente instellingen in staat stelt hun activiteiten naar behoren uit te voeren. Een van de instrumenten die daarbij kan worden ingezet is kadertraining. Een andere heldere lijn die moet worden getrokken is tussen de rol van het coördinatiepunt voor internationale samenwerking en de rol van de vakdiensten bij wie het inhoudelijk zwaartepunt voor de uitvoering van projecten in het kader van de stedenbanden ligt. Bij deze projecten staat vaak zeer specifieke vakinhoudelijke kennis voorop. Dit speelt bijvoorbeeld uitdrukkelijk een rol bij het Pro Verde project in Juigalpa. De Dienst Stadsbeheer stuurt dit project materieel aan. Daar ligt immers de kennis en de expertise, alleen daar kan beoordeeld worden of het project inderdaad de beoogde resultaten afwerpt. Om de rol van de Dienst Stadsbeheer ten opzichte van de samenwerkingspartners in Juigalpa en in Den Haag (m.n. de SIS) te verhelderen is hetvolgende afgesproken: De Dienst Stadsbeheer is vanuit haar specifieke deskundigheid volledig verantwoordelijk voor alle inhoudelijke beslissingen in het kader van dit project, binnen het door de Bestuursdienst aangegeven raamwerk. De Bestuursdienst faciliteert: zij vraagt subsidie aan bij de VNG, verantwoordt deze en toetst of de met de Dienst Stadsbeheer gemaakte afspraken ook daadwerkelijk worden nagekomen. In dit verband ziet de Bestuursdienst er onder meer op toe dat de portefeuillehouder juist, tijdig en volledig wordt geinformeerd over alle relevante ontwikkelingen binnen het project en in relatie tot de stedenband in bredere zin. Als gevolg van deze afspraken is duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Er wordt recht gedaan aan de inzet en deskundigheid van de uitvoerende vakdienst, wat ongetwijfeld een motivatieverhogend effect zal hebben. Ook wordt hiermee voorkomen dat generalisten een specifieke vakinhoudelijke verantwoordelijkheid moeten dragen waarvoor zij niet zijn toegerust. De mogelijkheden worden bezien om een soortgelijke weg te bewandelen ten aanzien van het project Lokale Agenda 21 in het kader van de stedenband met Warschau. In dat geval zal de verantwoordelijkheid van de vakdeskundige (wederom de Dienst Stadsbeheer) via een schriftelijke afspraak tussen de directeuren Stadsbeheer en Bestuurszaken worden afgebakend. Een dergelijke verantwoordelijkheidsverdeling streven wij na ten aanzien van alle tegenwoordige en toekomstige projecten in het kader van de internationale samenwerking, waarbij vakinhoudelijke expertise een zwaarwegende rol speelt. Uiteraard zal over de te maken afspraken overleg worden gepleegd met de stadsbesturen van Warschau en Juigalpa en met de stedenbandstichtingen. 3.4. Jaarlijkse werkplannen met bestuurlijk toetsbare prestatie-afspraken Deze afspraken moeten leiden tot jaarlijkse werkplannen, die worden aangeboden aan de besturen van de instellingen en vervolgens voorgelegd aan de commissie AB/PB. Van eminent belang is dat deze werkplannen door beide partijen, gemeente en instellingen, worden gedragen. Het hoeven geen uitvoerige verhalen te zijn, maar korte weergaven van de gemaakte afspraken en de door partijen te leveren prestaties. Daarmee wordt de commissie AB/PB in staat gesteld directer dan tot nog toe de voortgang van de activiteiten, die in het kader van de stedenbanden worden ontwikkeld te volgen. Door een intensievere betrokkenheid zal zij zich een betere mening kunnen vormen over de juistheid van de gestelde doelen en prioriteiten, over de effectiviteit van de invulling van de stedenband en over de wenselijkheid van voortzetting en op termijn wellicht intensivering daarvan. Zowel de stedenbanden zelf als onze subsidierelaties met de stichtingen SIS en SDW zijn aangegaan "voor onbepaalde tijd", hetgeen het risico in zich bergt dat zij tot automatismes worden. Samenwerkingsrelaties zijn er echter om dingen tot stand te brengen en subsidies om prestaties mogelijk te maken. Een verzakelijking van zowel de stedenbanden als de subsidierelaties in die zin dat zo helder mogelijk wordt aangegeven welke doelen worden nagestreefd, welke inzet door de diverse betrokken actoren zal worden gepleegd om die doelen daadwerkelijk te realiseren en wanneer en op welke wijze door de gemeentelijke en niet-gemeentelijke partners wordt vastgesteld of die resultaten ook bereikt zijn, brengt naar ons oordeel nieuw elan in de stedenbanden en kan leiden tot een grotere bestuurlijke betrokkenheid.
12
raadsvoorstellen 1999
3.5. Aandacht voor continuiteit Dit afsprakensysteem kan ook een basis bieden voor een interne herbezinning op de prestaties die wij als gemeente in redelijkheid kunnen leveren. Veel hangt op dit moment af van de inzet, het enthousiasme en de specifieke deskundigheid van enkele bevlogen en op specifieke terreinen deskundige individuele ambtenaren. Zij bepalen de kracht van de stedenbanden. De afhankelijkheid van zo weinigen maakt projecten echter ook kwetsbaar. Bij het aangaan van verplichtingen voor meerdere jaren zullen we ons dan ook terdege rekenschap ervan moeten geven dat we als gemeente garant moeten staan voor continuiteit, ook als de oorspronkelijke trekker om welke reden dan ook tussentijds mocht uitvallen. Stedenbanden zijn in onze opvatting contracten met wederzijdse rechten en plichten waarop anderen ons kunnen aanspreken, geen vage en vrijblijvende intentieverklaringen. Diensten moeten zich er daarom van bewust zijn dat het niet om een "extraatje" gaat, maar om een wezenlijk onderdeel van het takenpakket van een gemeente die zich met recht en reden het predikaat internationale stad toekent. Voorts zal beseft moeten worden dat alleen enthousiasme en betrokkenheid niet voldoende zijn om Haagse ambtelijke vak-deskundigheid elders in de wereld van nut te laten zijn. Betrokken ambtenaren moeten niet alleen materie-deskundigheid hebben, maar ook ervaring als adviseur of trainer om die kennis over te dragen en een "ontwikkelingssamenwerkingsattitude" (ontvankelijk zijn voor andere cultuur, inlevingsvermogen en respect hebben voor het andere, verstandhouding kunnen opbouwen, flexibel zijn). Dit brengt met zich mee dat er in voorkomende gevallen binnen projectbudgetten rekening moet worden gehouden met vorming en opleiding van uit te zenden ambtenaren. De subsidieregelingen waarop wij via de VNG een beroep kunnen doen bieden de mogelijkheid om een vergoeding te vragen voor de kosten verbonden aan de inzet van ambtelijke deskundigen voor projecten in de sfeer van internationale samenwerking. Hierdoor worden vakdiensten, die deskundigheid beschikbaar stellen voor internationale samenwerkingsprojecten, in staat gesteld dat te doen zonder dat dit ten koste gaat van hun inzet voor de Haagse bevolking. Uit de jaarlijks aan de commissie AB/PB te presenteren werkplannen zal voortaan blijken in hoeverre van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. 3.6. Tripartisering van stedenbanden Het NEWS-programma biedt mogelijkheden om samenwerkingsprojecten te ondersteunen waarin Den Haag, Warschau en Juigalpa alle drie samenwerken. Doel van dit programma is het scheppen van een draagvlak voor gemeentelijke internationale samenwerking in Oost-Europa en het versterken van het lokaal bestuur in ontwikkelingslanden door concrete projectsamenwerking van gemeenten. Een gezamenlijk belang zou kunnen worden gevonden in de sfeer van het milieubeleid (lokale agenda 21). Den Haag en Warschau werken al samen in dit verband, bij de samenwerking tussen Den Haag en Juigalpa is milieu een belangrijk aandachtspunt. Afgetast zal worden in hoeverre er mogelijkheden zijn om de samenwerking in het kader van de Lokale Agenda 21 uit te breiden met Juigalpa als derde partner. Voor de zomer van 1999 wordt hierover gerapporteerd. 3.7. Vervolgtraject Aan de hand van de uitkomsten van beide evaluaties zullen wij u nadere voorstellen doen ten aanzien van de samenwerkingsrelatie met Juigalpa en Warschau. Indien wordt besloten deze relaties voort te zetten zullen in het licht van het hierboven gestelde voorstellen worden gedaan om tot nadere aanscherping en concretisering van de door betrokken partijen te leveren prestaties te komen. 4. Geen nieuwe stedenbanden. Verzoeken van andere steden en regio's om samenwerkingsverbanden met Den Haag aan te gaan zijn in het verleden afgehouden onder verwijzing naar de twee reeds bestaande stedenbanden. Dit terughoudende standpunt is mede ingegeven door de beperkte menskracht (24 uur per week) en afnemende middelen die voor internationale samenwerking beschikbaar zijn. In Den Haag was in 1998 f 500.000,00 beschikbaar voor de stedenbanden, het COS en bewustwordingsactiviteiten, in 1999 zal dit f 30.000,00 minder zijn). Gelet op deze beperkingen kiezen wij voor intensivering en kwaliteitsverbetering van de bestaande relaties. Nieuwe stedenbanden zijn derhalve thans niet aan de orde. Wij nemen het voorstel dat in het voorbereidingstraject van deze nota is gedaan om een samenwerkingsrelatie, al dan niet in het kader van een stedenband, aan te gaan met een stad of regio raadsvoorstellen 1999
13
in Marokko, dan ook niet over. 5. Internationale samenwerking als facetbeleid Dit betekent overigens niet dat er verder niets meer zou mogen of kunnen. De in het vorige hoofdstuk geschetste restrictieve benadering heeft uitsluitend betrekking op de besteding van de begrotingspost internationale samenwerking in het kader van deze nota. Internationale contacten kunnen echter ook andere dan de in deze nota genoemde beleidsdoelen dienen. Het aanknopen van betrekkingen met (steden of organisaties in) andere landen kan bijvoorbeeld zinvol zijn in het kader van het economisch beleid of het integratiebeleid. Als met het aangaan van zo'n betrekking andere doelstellingen dan die welke in deze nota worden geformuleerd voorop staan, ligt het voor de hand de inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid daarvoor bij de desbetreffende vakportefeuille te leggen. De vakportefeuillehouder zal moeten aangeven wat met het aangaan van dat internationale contact wordt nagestreefd, wat de duur van het contact is, hoe het wordt ingevuld en hoe het wordt bekostigd. In het verlengde hiervan zal inhoudelijke discussie over dergelijke functionele internationale contacten moeten plaatsvinden in de desbetreffende vakcommissie. Daarmee wordt bevorderd dat het in dat verband aangegane internationale contact stevig in het desbetreffende beleidsveld is ingebed. Dat hoort zo in een internationale stad. Tevens wordt op deze wijze voorkomen dat de - zoals gezegd zeer beperkte - financiële middelen en ambtelijke capaciteit voor het internationale samenwerkingsbeleid zoals gepresenteerd in deze nota te zwaar onder druk worden gezet. In de kadernotitie "Den Haag internationale stad" die wij in het eerste hoofdstuk van deze nota in het vooruitzicht hebben gesteld, zullen wij nader uitwerken op welke wijze wij met functionele internationale contacten omgaan. 6. Bewustmakingsactiviteiten en inzamelingsacties Veel, relatief kleinschalige, initiatieven in onze stad richten zich op andere steden en gebieden dan Warschau en Juigalpa. Wij hebben daar waardering voor en willen daaraan ook tastbare ondersteuning (blijven) geven, zij het vanuit een opstelling die primair volgend is. Acties van Haagse organisaties en scholen met een doelstelling in het verlengde van deze nota worden door ons ondersteund. Voorwaarden zijn dat er sprake is van een aantoonbaar maatschappelijk draagvlak en dat de actie gericht is op bewustmaking van de Haagse bevolking van mondiale vraagstukken. De gemeentelijke bijdrage voor bewustwordingsactiviteiten stellen wij vast op maximaal f 1.500,00 per activiteit. Voor grote manifestaties waaraan meerdere instellingen en organisaties deelnemen en waarvan een extra grote uitstraling wordt verwacht, kunnen wij in afwijking hiervan een hoger bedrag beschikbaar stellen. Activiteiten die uitsluitend of in hoofdzaak beogen de Haagse publieke opinie te beinvloeden met betrekking tot de politiek of de staatsvorm van een land en oproepen om morele, financiële of andere steun te geven aan een van de strijdende partijen in landen die gewikkeld zijn in interne dan wel externe gewapende conflicten, komen niet voor gemeentelijke ondersteuning in aanmerking. Per jaar is een bedrag van maximaal f 55.000,00 beschikbaar voor de verdubbeling van ingezameld geld t.b.v projecten in derde wereld landen. Tot nu toe komt dit bedrag geheel ten goede aan de SIS, en daarmee aan verschillende projecten in Juigalpa. Dit legt een groot beslag op het budget en laat geen ruimte voor nieuwe initiatieven. Om ook andere organisaties in aanmerking te laten komen voor de verdubbelingsregeling, stellen wij voor het maximum verbonden aan de verdubbeling van SIS-gelden komende jaren gefaseerd te verlagen via f 45.000,00 in 1999 en f 40.000,00 in 2000 naar f 35.000,00 als vast bedrag vanaf 2001. Het maximale bedrag van de verdubbelingsregeling blijft f 55.000,00 . Indien mocht blijken dat andere organisaties het hierdoor vrijvallende bedrag niet (volledig) aanspreken kan het verschil alsnog worden aangewend ten behoeve van de SIS. De verlaging van het maximum voor de SIS heeft geen financiële gevolgen voor het herbebossingsproject Pro Verde. 7. Stages Een belangrijk onderdeel van het internationale samenwerkingsbeleid wordt gevormd door stages die bestuurders, ambtenaren en vertegenwoordigers van basisgroepen uit Oost-Europese en derde wereld-landen in Nederland volgen. Deze stages worden doorgaans georganiseerd door de VNG, die een beroep doet op gemeenten om medewerking te verlenen en gedurende een bepaalde periode (één à twee weken) een "programma op maat" te verzorgen voor delegaties of leden daarvan. Het stagebeleid is mede gericht op empowerment: ook (en vooral) kaders van maatschappelijke organisaties moeten daaraan kunnen deelnemen, zodat zij betere en gelijkwaardiger partners voor de lokale overheid worden. Daarbij denken wij vooral aan vrouwenorganisaties en vakbonden. Het organiseren van stages kost naar verhouding veel tijd en inzet van het ambtelijk apparaat en van organisaties. In 14
raadsvoorstellen 1999
een aantal gevallen bestaat er ook twijfel aan het nut ervan, b.v. als het programma onvoldoende op de maat van de bezoekers is gesneden of als er geen banden bestaan tussen de woonplaatsen van de stagiaires en Den Haag, waardoor het contact een eenmalig incident blijft en de stage een heldere inbedding mist. Daartegenover staan positieve ervaringen met succesvol verlopen stages, die voor gasten en gastheren inspirerend waren. Wij kiezen als beleidslijn dat uitsluitend medewerking wordt verleend aan stages voor basisgroepen, met daarbinnen voorrang voor vrouwenorganisaties en vakbonden, die voortvloeien uit of samenhangen met een stedenband of een andere structurele samenwerkingsrelatie. Hieronder valt b.v. ook het participeren in stages of werkbezoeken in Nederland van landelijk samengestelde delegaties uit Nicaragua, Zuid-Afrika of Polen als daaraan tenminste wordt deelgenomen door mensen uit de steden met wie wij structureel samenwerken. Dat garandeert dat de stage een maximaal resultaat heeft. 8. COS en meer synergie door bundeling van krachten Het Centrum voor internationale samenwerking (COS) Haaglanden & West Holland is een regionaal centrum voor informatie, voorlichting en educatie over internationale vraagstukken en samenwerking. Het COS ondersteunt lokale en regionale instellingen (d.m.v. serviceverlening, advisering en begeleiding, bemiddeling en stimulering) en ontwikkelt daarnaast eigen activiteiten op dit terrein. Het COS wordt gesubsidieerd door het NCDO en de gemeente Den Haag en maakt deel uit van een landelijk netwerk van 16 centra. Het COS legt in de mondiale vorming prioriteiten bij de volgende thema's: internationale samenwerking en uitwisseling, duurzame ontwikkeling, migratie, vluchtelingen en de multiculturele samenleving. Naast het COS zijn de stedenbandorganisaties, elk op haar eigen terrein, actief op het gebied van bewustwording. Incidenteel wordt door het COS, de SIS en de SDW samengewerkt. Een voorbeeld daarvan is de grote tentoonstelling in het kader van Habitat, die in oktober 1996 in het Atrium van het stadhuis plaatsvond. Bewustwordingsactiviteiten zijn in onze opvatting van groot belang. Zij dragen in wezenlijke mate bij aan het maatschappelijk draagvlak voor internationale samenwerking en voor de multiculturele samenleving. In het verlengde van de doorlichtingen van de stedenbanden gaan wij in gesprek met de beide stedenbandorganisaties en het COS om te bezien op welke wijze de synenergie tussen deze drie instellingen kan worden versterkt door een structurelere samenwerking, waarbij de drie organisaties onder één dak, maar vanuit onderscheiden "desks" hun deskundigheden bundelen. Een van de opties die daarbij in onze opvatting zou moeten worden onderzocht is een fusie. Ook andere constructies die een vergelijkbare meerwaarde opleveren zijn overigens bespreekbaar. Met een dergelijke samenwerking staat ons primair voor ogen tot een steviger fundament voor de stedenbandorganisaties te komen. Mede gezien de betrekkelijk geringe budgetten waar het om gaat willen wij een samenwerkingsdiscussie niet belasten met een bezuinigingstaakstelling: de drie betrokken instellingen kunnen wat ons betreft, overigens onder het voorbehoud dat de doorlichtingen geen contra-indicaties bieden, hun huidige budget behouden en eventuele efficiency-winst als gevolg van een intensivering van de samenwerking en van gezamenlijke huisvesting inzetten voor nieuwe initiatieven. 9. Samenwerking en overleg met het p.i. Sinds 1991 is in Den Haag de Hawis actief als platform van organisaties die zich bezig houden met internationale solidariteit, mondiale vorming, vredesvraagstukken, mensenrechten en aanverwante thema's. De Hawis is opgericht op initiatief van de toenmalige burgemeester Havermans en was aanvankelijk beoogd als adviesorgaan voor de gemeente. De adviesfunctie heeft tot dusver slechts in beperkte mate vorm gekregen. Dat ligt vooral aan de grote verscheidenheid van belangen, taakopvattingen en invalshoeken. De actieve deelnemers hechten vooral waarde aan de platform/netwerkfunctie. De Hawis biedt een waardevolle mogelijkheid aan de deelnemende organisaties om informatie en ervaringen uit te wisselen, elkaar bij elkaars activiteiten te betrekken en elkaar support te bieden. Ook al zijn de resultaten vaak moeilijk meetbaar, de leden van de Hawis hechten er zeer aan deze functie te behouden. Naast deze (primaire) platform-functie ziet de Hawis in voorkomende gevallen ook een rol voor zichzelf als gemeentelijk adviesorgaan. Die rol heeft zij onder meer vervuld in het traject dat tot de totstandkoming van deze nota heeft geleid. Wij vinden het belangrijk om het contact met de organisaties in de Hawis, waarmee wij in veel gevallen geen subsidierelatie hebben, in stand te houden. Om nieuwe ideeen op te doen en om op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen. Ook hechten wij waarde aan de klankbordfunctie van de Hawis. Daarom zal een gemeentelijk vertegenwoordiger aan de vergaderingen van de Hawis blijven deelneraadsvoorstellen 1999
15
men. Met het COS vindt overleg plaats over de facilitering van de Hawis. Om meer bekendheid te geven aan de activiteiten van de bij de Hawis aangesloten organisaties wordt een informatief boekje uitgegeven, op basis van de teksten van interviews die in het kader van een Radio West-programma met vertegenwoordigers van deze organisaties zijn afgenomen. De hieraan verbonden kosten (circa f 15.000,00 ) komen ten laste van het gemeentelijk budget voor internationale solidariteit. 10. Coördinatie en publiciteit Een veel gesignaleerd knelpunt is dat de ambtelijke coördinatie van het internationale samenwerkingsbeleid onvoldoende herkenbaar is. Dit knelpunt is in belangrijke mate te herleiden tot uiteenlopende verwachtingen over en weer. Daarover hebben we het in paragraaf 3.3. gehad. De in paragraaf 3.4. geschetste werkwijze, die ook voor andere relaties dan de stedenbanden zal worden gehanteerd, biedt hiervoor de oplossing. De activiteiten zullen meer dan tot nog toe projectmatig worden benaderd en behandeld aan de hand van jaarlijkse, bestuurlijk goed te keuren werkplannen. Ook het verhelderen van de relatie vakdienst / coördinatiepunt op de wijze uiteengezet in paragraaf 3.3. zal bijdragen tot een grotere herkenbaarheid van de coördinatiefunctie. De formatie voor internationale samenwerkingstaken is beperkt. Daarom is het belangrijk dat die formatie optimaal wordt benut. In onze opvatting betekent coördineren: het aangeven van kaders en structuren; het verder ontwikkelen en operationaliseren van de visie die in deze notitie is neergelegd; het formuleren en bewaken van werkafspraken met vakdiensten en particuliere instellingen; het bevorderen en begeleiden van processen gericht op kwaliteitsverbetering en inhoudelijke vernieuwing van het beleid, in relatie tot onder meer het integratiebeleid en het bredere internationale beleid waarvan internationale samenwerking een onderdeel vormt. In dit verband zijn belangrijke taken van de coördinator onder meer: het in stand houden en verder verbreden van het draagvlak voor het internationale samenwerkingbeleid, binnen de gemeente maar ook daarbuiten (b.v. bij maatschappelijke organisaties, scholen en het bedrijfsleven) het bevorderen van een goede communicatie en samenwerking tussen de diverse bij het internationale samenwerkingsbeleid betrokken partners; het stimuleren van nieuwe initiatieven binnen het raamwerk van deze notitie. De coördinator van het gemeentelijk internationale samenwerking-beleid is aangehaakt bij de afdeling Management Bijzondere Activiteiten (MBA) van de directie Bestuurszaken. Dat is geen toevallige keuze. Bij deze afdeling bestaat expertise in projectmatig en resultaatgericht werken, waardoor effectief gestalte kan worden gegeven aan de voorgestelde verandering van een beleid gericht op het instandhouden van instellingen naar een beleid gericht op het tot stand brengen van prestaties en produkten. Tevens kan door deze aanhaking synergie ontstaan met eveneens vanuit de afdeling MBA behartigde, verwante beleidsvelden als integratie-, anti-discriminatie-, emancipatie- en internationaal beleid. Om de successen van het internationale samenwerking-beleid meer bekendheid te geven, de betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties te vergroten en tot uitdrukking te brengen dat dit college internationale samenwerking wel degelijk tot de gemeentelijke kerntaken rekent, zullen publiciteit en communicatie een belangrijker plaats in het beleid krijgen. In paragraaf 8 berichtten wij al dat de activiteiten van de Hawis-organisaties via een boekje dat op zijn beurt weer voortborduurt op een serie radio-uitzendingen onder de aandacht van een breder publiek worden gebracht. In het kader van de evaluaties van de stedenbanden wordt bezien of het zinvol is via een brochure of een boekje de hiermee opgedane ervaringen onder de aandacht van een breder (Haags en niet-Haags) publiek te brengen. Verder zullen wij bevorderen dat regelmatig in de Stadskrant aandacht wordt geschonken aan het thema internationale samenwerking, onder meer door columns van bij (aspecten van) het beleid betrokken bestuurders en ambtenaren, gemeenteraadsleden, vertegenwoordigers van instellingen en zo mogelijk partners uit Warschau en Juigalpa. De gemeente Warschau geeft een Engelstalig infoblad uit. Den Haag zal gebruik maken van het aanbod hierin een katern te vullen met informatie over Den Haag en over de wijze waarop Den Haag met andere steden samenwerkt.
16
raadsvoorstellen 1999