Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL
Richtlijnen milieueffectrapportage voor een nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo
07 april 2006 PRMER-0166-RL
10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 1 van 1
1. Inleiding. T-Power, dat een joint-venture is tussen Advanced Power AG, Tessenderlo Chemie NV (TC) en Siemens Project Ventures GmbH, wenst op de terreinen naast de site van TC een nieuwe, moderne met aardgas gestookte elektriciteitscentrale met een elektrisch vermogen van ongeveer 400 MW te bouwen en te exploiteren. Deze centrale zal enerzijds elektriciteit leveren aan TC en anderzijds het aanbod verruimen op de Belgische elektriciteitsmarkt die meer en meer afhankelijk wordt van invoer. T-Power wenst deze centrale in dienst te stellen tegen einde 2009. Gelet op het verwachte rendement van 57% zal het thermische vermogen van deze centrale meer dan 300 MW bedragen. Op basis van punt 2a van bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage is dit project bijgevolg MER-plichtig nl.: “ 2a) Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt.” De initiatiefnemer van het project is T-Power NV, Troonstraat 130 te 1050 Brussel. De Cel Mer heeft het kennisgevingsdossier volledig verklaard op 11 januari 2006. De gemeente Tessenderlo heeft dit volledigverklaarde kennisgevingsdossier ter inzage van het publiek gelegd van 27 januari 2006 tot en met 26 februari 2006 bij haar milieudienst. Tevens heeft de Cel Mer de adviezen gevraagd bij de betrokken administraties en andere relevante openbare besturen. Deze richtlijnen heeft de Cel Mer opgesteld, na overleg met alle betrokkenen op een vergadering te Hasselt gehouden op 07 maart 2006, met het oog op de inhoudsafbakening van het op te stellen MER. De inspraakreacties en adviezen, ontvangen hetzij schriftelijk, hetzij op voormelde vergadering, zijn hierin opgenomen.
2. Vorm en presentatie. Met betrekking tot de vorm en presentatie van het op te stellen MER vraagt de Cel Mer: -
in een voorwoord het doel en het verloop van de milieueffectrapportage te schetsen verzorgde figuren en recent kaartmateriaal (bij voorkeur minimum A4-formaat) te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende alsook een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst (inclusief de gebruikte bestaande studies en documenten) in het MER op te nemen. Door de keuze van het kaartmateriaal moeten de omringende activiteiten duidelijk zijn. Het is daarom aangewezen dat de omringende bedrijven met naam (en eventueel bedrijfsactiviteit) vermeld worden; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - een correct taalgebruik te hanteren, spellings- en tikfouten te vermijden en ervoor te zorgen dat de titel van elke alinea overeenstemt met de inhoud van deze alinea. 10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 2 van 2
3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming. Art. 4.3.7.§ 1,1°, a en b TC investeert momenteel in een nieuwe elektrolyse-eenheid die zeer energie-efficiënt is doch een grootverbruiker van elektriciteit zal zijn. Het nut van stroomafname in de eigen omgeving ligt dus voor de hand. Bovendien wordt de Belgische elektriciteitsmarkt hierdoor minder afhankelijk van elektriciteitsinvoer en kadert het project in het indicatief uitvoeringsprogramma voor elektriciteit van de CREG voor de periode 2005-2014. Voor het bouwen en exploiteren van de geplande elektriciteitscentrale zal zowel een stedenbouwkundige vergunning als een milieuvergunning aangevraagd worden. Het goedgekeurd MER dient een onderdeel te zijn van beide vergunningsaanvragen.
4. Voorgenomen project en alternatieven. Art. 4.3.7.§1, 1°, c, d en e De volledigverklaarde kennisgeving heeft reeds het voorgenomen project voldoende beschreven. Aanvullend dient de wijze van bevoorrading met aardgas te worden besproken. Ook dienen de verschillende werkingsregimes van de geplande installatie te worden besproken. Ondermeer het opstart- en stillegregime en een vollastscenario zijn relevant. Tevens dient vermeld te worden of dit vollastregime een realistisch regime is, anders dient een realistisch regime eveneens uitgewerkt te worden. Figuur 3.1 van de volledigverklaarde kennisgeving geeft de verschillende procesonderdelen aan. De locatie en oriëntatie van deze onderdelen op het bedrijventerrein dient op een figuur aangegeven te worden. Doelstellings- en locatiealternatieven zijn niet te beschouwen gelet op de bedoeling van het geplande project. Uitvoeringsalternatieven zijn te beschouwen o.m.bij de discipline water nl. onderzoeken of het koelwater toch niet terug kan geloosd worden in het Albertkanaal alsook, in de mate van het mogelijke, bij de discipline geluid nl. onderzoeken of de BBT-versie van een aërocondensor, zoals in bedrijf bij de STEG-centrale “Herdersbrug” van Electrabel te Brugge (Dudzele) toch geen milieuvriendelijker alternatief is voor koelcellen met kunstmatige trek. Indien relevante alternatieven voor chloorhoudende koelwateradditieven bestaan, dienen deze onderzocht te worden. Het nulalternatief is te sterk uitgedrukt in de volledigverklaarde kennisgeving en dient genuanceerd te worden. Bij de exploitatie van de STEG wordt de mogelijkheid voorzien om stoom te leveren indien hier vraag naar zou zijn vanuit de markt. De problematiek van het indampen van zouten in het 10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 3 van 3
kader van de lozingsvergunning van TC kan evenwel niet in dit kader besproken worden vermits zij in een afzonderlijke BBT-milieustudie aan bod zal komen.
5. Juridische en beleidsmatige context. Art. 4.3.7.§1, f Op basis van een zo volledig mogelijke opsomming van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zal het MER nauwkeurig aangeven in hoeverre dit juridisch en beleidsmatig kader relevant is voor het beschreven project. Binnen de verschillende disciplines zal het gebruikt worden als toetsingskader voor de beoordeling van de te verwachten (milieu)effecten. De tabel met de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dient -voor de duidelijkheidhet best volgens thema of discipline geordend te worden. In het overzicht dient ook het Vlaamse NEC-reductieprogramma (met aandacht voor de doelstellingen voor de elektriciteitssector) toegevoegd te worden alsook de IPPC-richtlijn met haar toepassing op dit project. Tevens moet de nodige aandacht besteed worden aan het Besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 inzake energieplanning (tot wijziging van Vlarem II) en de MBO, die de elektriciteitsector afsloot met de Vlaamse Regering en overgedragen is naar de nieuw opgerichte federatie FEBEG. Bovendien is het Provinciaal Milieubeleidsplan Limburg wel relevant en moet ook de passende beoordeling worden vermeld bij het Natuurbeheersrecht. Wat het decreet betreffende het natuurbehoud betreft, is artikel 36 ter van toepassing voor wat de SBZ-gebieden in het studiegebied betreft. Artikel 26 bis is van toepassing op de relevante VEN-gebieden. Alle relevante studies en rapporten i.v.m. elektriciteitscentrales dienen vermeld en gebruikt te worden, o.m. de Vlaamse BBT-studie stookinstallaties en de sectorstudie “Reductiepotentieel voor elektriciteitsproductie in Vlaanderen”.
6. Bestaande toestand en milieueffecten. 6.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario’s Art. 4.3.7.§1,1, 1°, g Als referentiesituatie moet het projectgebied met zijn omgeving worden beschreven zoals het in de huidige toestand bestaat. Per discipline moet aangegeven worden welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie moet verder aangevuld worden in functie van de beslissingen die worden verwacht uitgevoerd te zijn vooraleer het in het MER behandelde project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario’s dienen te worden uitgewerkt. 10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 4 van 4
Bij de beschrijving van de referentietoestand kan gebruik gemaakt worden van eerder uitgevoerde onderzoeken indien deze nog relevant zijn. Wel dient de gebruikte meet- of onderzoeksmethode gespecificeerd te worden. Richtlijnenboek MER deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van voormelde begrippen en de invulling ervan. De volledigverklaarde kennisgeving geeft reeds een voldoende beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven, van de bestaande gegevens die daarvoor zullen gebruikt worden en van de in het raam van het op te stellen MER noodzakelijke bijkomende inventaris. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van ofwel het uit 1997 daterende ofwel het nieuwe op de webstek www.mervlaanderen.be beschikbare Richtlijnenboek m.e.r.. Bij de discipline lucht zal verduidelijkt en gemotiveerd worden waarom sommige parameters berekend werden op basis van emissiefactoren en waarom andere via meetgegevens zijn bekomen. Voor de discipline bodem en grondwater zijn er bodemonderzoeken beschikbaar waaruit blijkt dat het grondwater in de nabijgelegen terreinen van TC en LVM verontreinigd is met VOCl doch dat er nog geen zekerheid bestaat over de kwaliteit van het grondwater ter hoogte van het terrein van T-Power vermits nog niet alle beschrijvende bodemonderzoeken afgerond zijn. Dit is dus verder op te volgen tijdens de milieueffectrapportage van het project door het boren van enkele peilputten op het terrein. Wat de discipline fauna en flora betreft, dient één studiegebied afgebakend te worden waarbinnen mogelijke effecten te verwachten zijn. Dit studiegebied kan meerdere aandachtsgebieden bevatten. Het studiegebied wordt bepaald door de invloedssferen van de disciplines lucht, oppervlaktewater, geluid, energie en warmtelozingen,… .
6.2. Milieueffecten en milderende maatregelen Art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c Bij de bespreking van de milieueffecten worden de scenario’s “vollast” en “stilleggen en terug opstarten” in aanmerking genomen. De kennisgeving geeft reeds een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden. Er dient op gewezen te worden dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen voorgesteld en uitgewerkt worden. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van ofwel het uit 1997 daterende ofwel het nieuwe op de webstek www.mervlaanderen.be beschikbare Richtlijnenboek m.e.r.. Aanvullend wordt nog gevraagd dat:
Cel Mer
10
PRMER-0166-RL
Pagina 5 van 5
- het ingreep-effectenschema nagekeken wordt op zijn juistheid en zo nodig aangepast wordt; - in de relevante disciplines de invloed van schommelingen in de productie van elektriciteit op de emissies besproken wordt; - Er zal aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als nietsignificant beoordeeld wordt en dat door middel van een puntensysteem de relatie van de scores met de mogelijke effecten wordt aangegeven. De beoordeling van de effecten dient te gebeuren door toetsing aan de norm enerzijds en aan de omgevingskwaliteit anderzijds. Dit puntensysteem dient bij alle disciplines gebruikt te worden; - de relevante waterlopen op een kaart aangeduid worden ter verduidelijking van de effectbespreking; - De cumulatieve effecten van omringende bedrijven voor de gemeenschappelijke parameters mee in rekening worden gebracht; - In een afzonderlijk onderdeel de elementen ten behoeve van de watertoets samengevat worden. Meer informatie hierover kan gevonden worden in het geactualiseerde richtlijnenboek water op www.mervlaanderen.be . In de discipline lucht moet geen meetcampagne voor NOx worden uitgevoerd doch moeten wel de beschikbare gegevens hierover van gelijkaardige projecten worden opgenomen. De te hanteren emissiegrenswaarde voor aardgasturbines is in dit geval 50(en niet 75) mg/m³(n). Wat de bespreking van de impact van de emissies op de omgeving betreft zijn er voor de componenten CO en NOx geen meetwaarden beschikbaar in de ruime omgeving rond Tessenderlo, daarom dient er gezocht te worden naar meetgegevens van vergelijkbare industriegebieden met een elektriciteitscentrale (vb. Gentse Kanaalzone). Tevens hoeft er, gelet op de aard van de gebruikte brandstof, geen toetsingskader voor SO2 en PM10 opgenomen te worden in het MER. In de discipline geluid moeten nieuwe metingen van het oorspronkelijk omgevingsgeluid uitgevoerd worden indien dit noodzakelijk is door het bijplaatsen van andere geluidsbronnen dan deze die aanwezig waren tijdens de meetcampagne van 2004 uitgevoerd door dB(A)-Plan. Beschikbare meetresultaten aan gelijkaardige installaties moeten worden aangewend en speciale aandacht moet aan tonale componenten worden geschonken. In de discipline water zal bij lozing van proces- en koelwater in de Winterbeek ook de invloed van het debiet besproken en met cijfermateriaal onderbouwd worden. Ook de optie zuivering moet worden bekeken alsook alternatieven voor deze lozing (o.m. in het Albertkanaal). De waterkwaliteit moet minstens benaderend ingeschat worden. Tevens zal de lozingswijze en eventuele zuivering van het huishoudelijk afvalwater duidelijk worden beschreven. Tenslotte dienen zo mogelijk alternatieven voor chloorhoudende additieven in het koelwater ter bestrijding van legionella te worden bekeken en dient anders nagegaan te worden in welke mate de polluent AOX in het koelwater verwacht wordt. De keuze van koelcellen met kunstmatige trek dient grondig gemotiveerd te worden en afgewogen te worden tegen een stille BBT-aërocondensor (zie hoger). Wat de discipline fauna en flora betreft, dient voor het noodzakelijk aantal te verwijderen bomen (deze ontbossing is evenwel niet MER-plichtig) een compensatievoorstel geformuleerd te worden. Zie verder ook de opmerkingen van de Afdeling Bos en Groen in bijlage. 10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 6 van 6
Bij de bespreking van lozing in de Winterbeek moet de invloed van de thermische vrachten en de effecten door verandering van de waterkwaliteit en -kwantiteit worden besproken. Indien lozing in de Laak een optie is, dienen deze effecten eveneens onderzocht te worden. Tevens kan verwezen worden naar de opmerkingen van de Afdeling Natuur in bijlage. In het kader van artikel 36ter van het decreet betreffende het natuurbehoud dienen de mogelijke effecten op het habitatrichtlijngebied “Demervallei” besproken te worden. Tevens dient de ecologische impact op de VEN-gebieden besproken te worden. Er dient aangetoond te worden dat er al dan niet onvermijdbare en onherstelbare schade wordt aangericht aan de VEN-gebieden in het studiegebied (cfr. art. 26bis van het decreet betreffende het natuurbehoud). In de discipline bodem en grondwater zal aandacht geschonken worden aan de VLAREBOregels betreffende het grondverzet en zal nagegaan worden of een zuivering van het bemalingswater noodzakelijk is. Tevens zal de mogelijke invloed van bemaling op de grondwaterverontreiniging in de omgeving besproken worden. In de discipline monumenten en landschappen dient, vermits bij de nivellering van het terrein een verstoring van het archeologisch bodemarchief wordt verwacht, nagegaan te worden welke (deel)effecten er mogelijk negatief zijn voor het archeologisch erfgoed en hoe deze kunnen gemilderd worden. Het archeologiedecreet is hierbij relevant en hiertoe moet contact opgenomen worden met de Afdeling Monumenten en Landschappen. De visuele effecten door de bouw van de elektriciteitscentrale dienen onderzocht te worden. In de discipline mens moeten de gezondheidsaspecten van het alternatief “lozing in het Albertkanaal” besproken worden. 6.3 Vergelijking van de alternatieven. Art.4.3.7.§ 1,2°, e In het volledigverklaarde kennisgevingsdossier werden geen doestellings- en locatiealternatieven relevant geacht gelet op de aard en het doel van het voorgenomen project. In het op te stellen MER hoeven zij dus ook niet onderzocht te worden. Uivoeringsalternatieven zoals geformuleerd in het volledigverklaarde kennisgevingsdossier moeten in het MER wel vergeleken worden en de uiteindelijke keuze moet grondig gemotiveerd worden. In functie van de resultaten van het effectenonderzoek kunnen bijkomende alternatieven geformuleerd worden, eventueel onder de vorm van milderende maatregelen (bv. de stille BBT-aërocondensor; toch lozen in het Albertkanaal, zie hoger).
7. Leemten in de kennis. Art.4.3.7.§ 1,4° Het MER zal in dit deel de leemten in kennis weergeven die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen ingedeeld worden naar hun aard waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 7 van 7
10
Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
8. Monitoring en evaluatie. Art.4.3.7.§ 1,2°, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de milieuvergunningsreglementering.
9. Integratie en eindsynthese. Art.4.3.7.§ 1,2°, e In dit deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen.
10. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen. Art.4.3.7.§ 1,3° In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Voor zover zij niet reeds behandeld zijn bij de projectbeschrijving, worden hier ook de gebruikte materialen besproken.
11. Niet-technische samenvatting. Art.4.3.7.§ 1,5° De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het MER dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen.
10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 8 van 8
12. Team van deskundigen. Het door T-Power NV in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt door de Cel Mer aanvaard.
Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de Cel Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking in het MER van hun adviezen. Wanneer bij het opstellen van het MER contact wordt opgenomen met één van de adviserende administraties, wordt er ten stelligste op aangedrongen de Cel MER telkens schriftelijk (brief, e-mail of fax) op de hoogte te brengen van de verduidelijkingen die werden verkregen en van eventuele afspraken die werden gemaakt. Dit teneinde misverstanden over deze afspraken bij de beoordeling van het uiteindelijke MER te vermijden.
Brussel, 07 april 2006
Het afdelingshoofd,
ir. M. CHERRETTE
10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 9 van 9
Bijlagen * Lijst van inspraakreacties bij de terinzagelegging in de gemeente Tessenderlo of bij de Cel Mer: -
Bond Beter Leefmilieu
* Lijst van administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden op de volledigverklaarde kennisgeving, hetzij schriftelijk, hetzij op de vergadering van 07 maart 2006 te Hasselt: -
OVAM VMM, buitendienst Leuven en hoofdbestuur Erembodegem (Aalst) AMINAL, Afdeling Natuur Vlaams-Brabant AMINAL, Afdeling Bos en Groen Limburg AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Cel Lucht AMINAL, Afdeling Milieuvergunningen Limburg AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen Brussel en Limburg Provinciebestuur Limburg Milieudienst gemeente Tessenderlo Gezondheidsinspectie Limburg
* De volgende instanties hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: -
ANRE Brussel
* De volgende instanties hebben niet gereageerd op de volledigverklaarde kennisgeving, noch schriftelijk, noch op de vergadering van 07 maart 2006 te Hasselt: -
AMINAL, Afdeling Natuur Limburg AMINAL, Afdeling Water Limburg AROHM, Afdeling ROHM Limburg, Cel Ruimtelijke Ordening AROHM, Afdeling Ruimtelijke Planning Brussel
10
Cel Mer
PRMER-0166-RL
Pagina 10 van 10