Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75
Richtlijnen milieueffectrapportage Vergunning OPTARA-project voor TOTAL Raffinaderij Antwerpen
Initiatiefnemer: Total Raffinaderij Antwerpen Scheldelaan 16 – Haven 447 B – 2030 Antwerpen
25 april 2012 PRMER-0634-RL
1. Inleiding Het voorliggende project wordt uitgevoerd in het kader van een uitbreiding door de bouw van een nieuwe eenheid voor de verwerking van vacuüm residu tot hoogwaardige oliecomponenten voor het bedrijf Total Raffinaderij Antwerpen (= uitbreiding met OPTARA-project (OPTimalisatie AntwerpRotterdam Area). Het bedrijf is momenteel vergund tot 10 juli 2022. De initiatiefnemer wenst de bouw van een nieuwe eenheid, solvent deasfaltering (SDA) eenheid, met een capaciteit van 2.8 Mt/jaar voor de verwerking van vacuüm residu. Daarnaast zullen er nog verschillende andere zaken wijzigen in de bestaande installaties waaronder de aanpassing van trein 2 van de bestaande atmosferische residu ontzwavelingseenheid tot een mild hydrocracking eenheid voor de verwerking van de gedeasfalteerde olie van de SDA eenheid, de hydraulische debottlenecking van de bestaande trein 1 van de atmosferische residu ontzwavelingseenheid, de aanpassing van een laadarm, een bijkomende cogeneratie-installatie, een nieuwe bijkomende zuurwaterstripper en het oprichten van enkele technische gebouwen. Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens rubriek 1 van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005) met name: ‘Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 ton steenkool of bitumineuze schisten per dag.’ Het kennisgevingsdossier is door de dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 18 januari 2012. De terinzagelegging bij het stadsbestuur van Antwerpen liep van 9 februari 2012 tot en met 9 maart 2012. Er werden geen inspraakreacties ontvangen. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen stelt de Dienst Mer op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met de ontvangen inspraakreacties en adviezen (zie bijlagen) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op 2 april 2012 (te Antwerpen).
2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aan te geven en door het kaartmateriaal ook duidelijk te maken welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten; - na te gaan of de in het MER vermelde gegevensbronnen nog steeds de meest actuele zijn; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden; - de teksten van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting volledig op elkaar af te stemmen; - alle ingediende eindversies van het rapport door de initiatiefnemer, de coördinator en door alle deskundigen te laten ondertekenen. De definitieve versie van het MER bestaat uit volgende documenten die als een geheel moeten worden ingediend bij de dienst Mer: twee gedrukte (1 losbladig en 1 vast) exemplaren van het definitieve MER; een digitale versie van dit definitieve MER; Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 2 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
een digitale versie van de niet-technische samenvatting van het MER (inclusief figuren in 1 pdf).
Aanvullend op het kennisgevingsdossier kunnen hierbij volgende zaken aangegeven worden: - Figuren 1.1, 1.2, 1.4, 7.5 en 7.6 dienen duidelijker te worden afgedrukt. - Doorheen de kennisgeving wordt er gesproken over ton, 1000xton, kton, Mton. Dit moet eenduidig worden aangepast. Ook het gebruik van punten en komma’s voor hoeveelheden wordt door elkaar gebruikt. Het officiële SI-stelsel zal worden toegepast op het MER. - Voor de nieuwe WKK worden verschillende termen door elkaar gebruikt (Co-generatie, COGEN, STEG, WKK, …). Deze moeten doorheen het MER eenduidig worden aangepast. - Op p. 53 onder 3.4 dient plantte vervangen te worden door plande, bubble emissie door bubble emissie concentratie en 350 mg/Nm² door 350 mg/Nm³. Electriciteit dient overal vervangen te worden door elektriciteit. - Titel van tabel 4.2 dient aangepast te worden (legende van figuur 4.2). In deze tabel moeten de nummers van de eenheden in overeenstemming zijn met deze in figuur 4.2. - De achtergrond in figuur 4.2 moet duidelijker zijn. - De Europese richtlijn werd gecodificeerd (2011/92/EU). Aanpassen in punt 1.4, pagina 33. - Inzake m.e.r.-plicht, categorie 1 dient verwezen te worden naar het MER-besluit in plaats van naar artikel 4.3.2.§1 van het decreet. - Bij de erkende deskundigen moeten de juiste deeldomeinen waarin ze erkend zijn vermeld worden. Inzake discipline mens ook de juiste deeldomeinen volgens het VLAREL vermelden en motiveren voor elk deeldomein waarom er geen erkend deskundige wordt toegevoegd.
3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7.§ 1,1°, a en b
Het OPTARA-project betreft onder andere de bouw van een nieuwe eenheid voor de verwerking van vacuüm residu tot meer hoogwaardige oliecomponenten in de olieraffinaderij Total Raffinaderij Antwerpen gelegen aan de Scheldelaan 16, haven 447 te Antwerpen. Het goedgekeurde MER zal deel uitmaken van een milieuvergunning voor de activiteiten van Total Raffinaderij Antwerpen. Voor dit project is tevens een stedenbouwkundige vergunning vereist. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het decreet moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. Een overzicht van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand (zowel bouw- als milieuvergunning) zal opgenomen worden. Relevante vorige bijzondere vergunningsvoorwaarden dienen opgesomd te worden en er zal aangegeven worden hoe dit MER hierop een antwoord kan geven. Relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages (ook andere dan m.e.r.’s – alle relevante milieustudies) zullen opgenomen worden in het MER. Met betrekking tot de voorgaande geluidsstudies dient duidelijker aangegeven te worden of er overschrijdingen waren of niet en welke maatregelen getroffen of onderzocht werden.
4. Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7.§ 1,1°, f
Het MER heeft voldoende opgave gedaan van het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is, in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. De Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 3 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component dienen cartografisch gepresenteerd te worden. Volgende relevante randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: - De randvoorwaarden inzake Vlarea en in verband met de watertoets moeten geactualiseerd worden. - Het Mina-plan 4 is ondertussen definitief vastgelegd. - De NEP-richtlijn gaat ook over VOS. Deze moeten dan ook opgenomen worden. - Inzake energieplanning dient toegevoegd te worden dat het energieplan momenteel nog lopende is.
5. Beschrijving project en alternatieven art.4.3.7.§ 1,1°, c, d en e
Het dossier beschrijft het voorgenomen project op een voldoende wijze. Indien men delen confidentieel wenst te houden in de toekomst,1 kan de ontwerptekst uitwerkt worden met deze delen in bijlage. Op basis van een motivatie voor dergelijk confidentieel gedeelte, zal de dienst Mer de werkwijze goedkeuren tijdens de volgende fase van het m.e.r.-proces. Om de projectbeschrijving vollediger te maken, moeten nog volgende zaken verduidelijkt worden: - Er dient duidelijker aangegeven te worden dat het OPTARA-project een uitbreiding betreft (van bij de algemene inlichtingen – punt 1.1). Ook moet vermeld worden dat er geen capaciteitsuitbreidingen zullen plaatsvinden naar aanleiding van het project. Het vacuümresidu zal namelijk het atmosferisch residu op termijn vervangen. - De delen ‘Overzicht activiteiten en onderlinge samenhang’ en ‘Procesbeschrijving per eenheid’ dienen beter geïntegreerd te worden zodoende herhalingen te vermijden. - Er dient opgenomen te worden dat de VBU-eenheid (visbreaker) in de toekomst zal vervangen worden door een SDA-eenheid. Vanaf dan heeft de VBU geen nut meer. Een nieuwe toepassing voor de VBU-eenheid wordt momenteel nog onderzocht (buiten scope van dit MER). Hierover moet dieper ingegaan worden in het MER. - Er dient vermeld te worden dat er voor de MHC een bijkomende oven zal geïnstalleerd worden en waar deze zal komen. - De relevantie van de isotopenbron en ioniserende stralingen (zoals aangegeven in tabel 2.1 - matrix met randvoorwaarden) dient beter omschreven te worden in de projectomschrijving. - Er dient voor de fakkels aangegeven te worden dat het affakkelen tijdelijk is en slechts een paar minuten duurt. Als voetnoot bij tabel 4.1 dient verduidelijkt te worden dat de aangegeven waarden ultieme maxima zijn. - Er dient duidelijker aangegeven te worden waarom de fakkelemissies van max. 570 ton/u niet in aanmerking komen als alternatief voor warmtevoorziening. - Er dient een toelichting gegeven te worden bij lozing aan het ‘Fort Filip’ (p.83). Dit buffersysteem moet duidelijk beschreven worden. - Voor de verladingen werden de cijfers van 2006 gebruikt omdat dit een topjaar was. Dit moet ook zo aangegeven worden. - Het aspect verlading dient meer gekwantificeerd te worden. Ter volledigheid moet ook aangevuld worden dat er aanvoer is van HF via het spoor en dit om de 3 maanden. - De beschrijving van de geplande situatie moet vervolledigd worden met oa. de beschrijving van de nieuwe laadarm Z489 en de nieuwe technische gebouwen. De nieuwe zuurwaterstripper dient ook beschreven te worden. Hierbij dient ook aangegeven te worden waarom niet gekozen werd voor een tweetrapsstripeenheid. Deze keuze zal gemotiveerd worden op basis van een toetsing aan de BREF
1
Hiervan was sprake op de richtlijnenvergadering. In het bijzonder de specifieke delen die betrekking hebben op de technische aspecten van het OPTARA-project.
Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 4 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
-
Mineral Oil Refineries dd. 2003.2 De voor- en nadelen van beide opties dienen uitgewerkt te worden waarbij rekening wordt gehouden met maximale kringloopsluiting. Er dient vermeld te worden dat de nieuwe WKK identiek is aan de bestaande WKK’s. Er dient aangegeven te worden hoeveel solventverliezen (butaan) er te verwachten zijn in de productstromen bij de SDA-eenheid (punt 4.7.2) . Onder punt 4.3.18.2 moet nagegaan worden of er correct gesproken wordt van (zeer) zeer hoge druk stoom. Er dient vermeld te worden waarom er op de ARDS geen warmterecuperatie mogelijk is in het reactieproces (p. 94).
De beschrijving van de alternatieven zal rekening houden met het feit dat het MER het meest milieuvriendelijke alternatief zal genereren op basis van de meest relevante negatieve en positieve milieueffecten. Het MER dient opgave te doen van doelstellingsalternatieven, locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven. Ook het nulalternatief dient onderzocht te worden. - De omschrijving van het nulalternatief dient te worden aangevuld met de einddatum van de huidige vergunning (10/07/2022). - Bij doelstellingsalternatief moet verduidelijkt worden waarom niet zal geopteerd worden voor de hete olie oven bij de SDA-eenheid. Bij de verdere bespreking van de milieueffecten mag de hete olie oven geschrapt worden. Ook de keuze voor de WKK (42 MW of 47 MW) moet gemotiveerd worden. - Inzake uitvoeringsalternatieven, zal een BBT-toetsing gebeuren die overzichtelijk zal worden weergegeven. De meest recente BBT- en BREF-documenten zullen hiervoor gebruikt worden.
6. Bestaande toestand van het milieu en milieueffecten art.4.3.7.§ 1,1°, g en art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c
Als referentiesituatie dient het gebied met zijn omgeving zoals het er momenteel uitziet te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. 2010 wordt als referentiejaar gekozen aangezien er in 2011 een zesmaandenlange stilstand heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een algemeen onderhoud van de raffinaderij. Dit moet consequent weergegeven worden doorheen het MER, ook bij de projectbeschrijving. De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen voorgesteld en uitgewerkt worden. De afbakening van het studiegebied dient telkens gemotiveerd te worden. In de tekst van het MER zal voor elke onderzochte effectgroep de gebruikte methodologie beknopt worden uiteengezet en gestreefd worden naar een maximale kwantitatieve beschrijving van deze effecten. Algemeen dienen over de verschillende disciplines heen de significantiekaders te worden afgestemd (aantal categorieën, benaming ervan) om de vergelijkbaarheid en de eindintegratie zo transparant mogelijk te maken. Indien wordt afgeweken van de significantiekaders die in de kennisgeving zijn opgenomen, dient dit te worden gemotiveerd. Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, dienen milderende maatregelen te worden geëvalueerd. In ieder geval dienen alle milderende maatregelen die BBT zijn te worden opgelijst en geëvalueerd. Hierbij dient kwantitatief te worden ingeschat wat de effectieve reductie zou zijn indien deze maatregel wordt toegepast en hoe dit de significantie van de effecten beïnvloedt. Relevante ontwikkelingsscenario’s dienen te worden uitgewerkt. Zo ook dienen discipline overschrijdende ontwikkelingsscenario’s weergegeven te worden. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Daarnaast zal het MER ook de autonome ontwikkeling beschrijven. 2
Opmerking VMM, AET: voor een tweetrapsstripper zou een zuiverdere hergebruiksstroom bekomen worden. Bijkomend voordeel is dat de afgevangen ammoniak kan hergebruikt worden ter reductie van NOx en dat naar het behalen van de stikstofnorm in het afvalwater deze techniek een vervanging kan zijn voor nageschakelde denitrificatie.
Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 5 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
Cumulatieve effecten dienen onderzocht te worden. Aanvullend vraagt de dienst Mer bijzondere aandacht voor volgende punten: Lucht - Discipline lucht moet afgestemd worden met het geactualiseerd richtlijnenboek bijvoorbeeld inzake significantiekader en link met milderende maatregelen. - Inzake geur dient een inschatting gemaakt te worden of er al dan niet hinder kan optreden. Hierbij dienen de mogelijke geurbronnen en –componenten voor TRA opgesomd te worden. - Er dient verduidelijkt te worden of er al dan niet geurklachten geweest zijn, welke deze waren en hoe er mee omgesprongen is. - De emissies in tabel 7.2 dienen opgesplitst te worden per soort waaronder diffuse, fugitieve, tanken overslagemissies en deze van de WZI. De bijkomende emissiepunten naar aanleiding van het OPTARA-project dienen aangegeven te worden in de tabel. Ook de abnormale emissies dienen toegelicht te worden. - Indien er emissiepunten wegvallen, moet dit ook duidelijk vermeld worden. - Er dient nagekeken te worden of er mogelijks diffuse lekemissies kunnen ontstaan in de procesinstallaties van de SDA-eenheid. Deze moeten aangegeven worden, alsook voor de MHCeenheid. - Per emissiepunt dient vermeld te worden welke stoffen zullen voorkomen en hun hoeveelheden. - Bij de modellering dient de impact van het OPTARA-project bepaald te worden. De analyse dient te gebeuren op basis van de referentiesituatie (2010) en de situatie van de exploitatie met de OPTARA-uitbreiding. De resultaten zullen ook vergeleken worden met de emissies sinds de hervergunning. - Er dient indien mogelijk voor totaal stof een opsplitsing gemaakt te worden in TSP, PM10, PM2.5, PM1.0 en PM0.1.3 Oppervlaktewater - Er dient verduidelijkt te worden dat de lozing in de Schelde niet rechtstreeks maar via het lozingsbekken in Fort Filip verloopt. Hierbij kan dan ook aangetoond worden dat er geen rekening moet gehouden worden met het feit dat er per dag 2 kritische kenteringen (van eb naar vloed, duurtijd per kentering ongeveer een half uur) zijn waardoor er geen stroming op de Schelde is. - Naast de impact van de lozing op de Schelde dient ook de impact van de lozing op de (water)bodem van het lozingsbekken in Fort Filip bestudeerd te worden. - Er dient verduidelijkt te worden in welke mate de debietstroom kan verhogen in de geplande situatie. - Naast een toetsing aan de huidige lozingsnormen zal ook getoetst worden aan de nieuwe aan te vragen en toekomstige lozingsnormen. Vanaf 2015 wijzigen de sectorale lozingsvoorwaarden raffinaderijen bijgevolg dient een opsomming van de pistes die kunnen/zullen gevolgd worden om hieraan (= maximale emissiegrenswaarden) te voldoen, opgenomen te worden in het MER. - In tabel 7.5 dienen naast de gemiddelde concentraties ook de 98 percentiel waarden vermeld te worden. - Er dient toegelicht te worden waarom er geen lozing was in lozingspunt 4 in 2010 en of dit naar de toekomst ook zo zal blijven. - Er dient een plan toegevoegd te worden met alle lozingspunten. - Er dient aangegeven te worden of er projecten lopen of gepland zijn om warmte van geloosd koelwater te valoriseren.4 Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een studie van het Havenbedrijf. - Er dient gemotiveerd te worden waarom er geen modellering zal uitgevoerd worden naar de thermische pluim van de lozing en er geen impactbepaling op de dokken uitgevoerd wordt. - Voor het significantiekader werd gebruik gemaakt van een grens van 20%. Deze mag echter enkel gebruikt worden als de huidige immissieconcentratie lager is dan de helft van de toetsingswaarde 3
vermits deze parameters tegenwoordig veel relevanter zijn in de hot-spotproblematiek. Ook in recente vergunningsdossiers zou de focus verlegd zijn van totaal stof naar fijn stof. 4 Vraag VMM, AET, bijvoorbeeld voorverwarming make up waterstroomproductie en andere …
Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 6 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
cfr. richtlijnenboek Water. Als dit niet het geval is, is de grens 10%. Dit moet herbekeken worden. Bodem en Grondwater - Er dient aangegeven te worden dat er tijdens de aanlegfase grondverzet zal optreden en wat er met de afgegraven grond zal gebeuren. - Er moet verduidelijkt worden of er al dan niet bemaling nodig zal zijn en wat er met het bemalingswater zal gebeuren. - VMM geeft aan dat de percelen gedeeltelijk effectief overstromingsgevoelig, infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstroming. Mogelijke schadelijke effecten kunnen ontstaan als gevolg van veranderingen in infiltratie van hemelwater, kwaliteitsverlies van grondwater en de wijziging in grondwaterstroming. - VMM merkt op dat zowel naar grondwater als met betrekking tot het omgaan met hemelwater het project getoetst moet worden aan de principes die zijn opgenomen in een studie opgesteld door het gemeentelijk Havenbedrijf, namelijk onderzoek over de toepassing van het hemelwaterbesluit in het Antwerps havengebied op de rechteroever, in het bijzonder de mogelijke rol van infiltratie in het tegengaan van verzilting van het grondwater. - OVAM merkt op dat indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, er zo snel mogelijk nodige acties dienen ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. De nodige aandacht dient ook te worden geschonken aan de regels van het grondverzet. Geluid en trillingen - Voor de geplande situatie dienen de bijkomende geluidsbronnen geduid te worden. De bijkomende WKK wordt als relevant beschouwd. In de kennisgeving wordt deze vergeten. Voor de andere bijkomende bronnen dient duidelijk gemotiveerd te worden waarom deze niet relevant zijn. - Het geluid van de uitbreiding dient gekaderd te worden aan de metingen van de omgeving als referentie, wat het geluid van de volledige site inhoudt. Het effect van de uitbreiding moet gekaderd worden binnen het effect van de hele site. - Indien mogelijk dient teruggekoppeld te worden met de lopende studie van het gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen inzake geluidskaarten. Mens - Voor de discipline Mens moeten de deeldomeinen conform Vlarel worden onderzocht. In het bijzonder het deeldomein toxicologie (mogelijke gezondheidsaspecten) moet deskundig uitgewerkt worden en vraagt bijzondere aandacht. - Inzake het aspect gezondheid zal gebruik gemaakt worden van het bestaande richtlijnenboek Discipline ‘Mens-Gezondheid’ Praktisch opgesteld in 2002 door de voormalige Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg (huidig Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid) in samenwerking met de dienst Mer. - Het eventueel gebruik van een isotopenbron dient in deze discipline verwerkt te worden. - Er dient toegelicht te worden of er reeds klachten zijn binnengekomen en hoe daarop gereageerd is. Er moet geduid worden wat met ‘er zijn quasi geen klachten’ wordt bedoeld. - Niet alleen de hinder- en gezondheidseffecten maar ook de mobiliteit en de (verkeers)leefbaarheid zijn te behandelen. - In verband met mobiliteit dient de transportweg aangeduid te worden op de kaart en kan een eerdere studie gebruikt worden over de mobiliteit in de Antwerpse haven. - Het MER zal aangeven wat het OPTARA-project betekent naar transport toe en hoe de verdeling over de diverse modi gebeurt. Hierbij dienen de bestaande verkeerswegen aangeduid te worden en moet hun (bijkomende) belasting getoetst worden aan hun verkeerscapaciteit. Bestaande knelpunten dienen omschreven te worden. - Het aspect veiligheid dient ook uitgewerkt te worden. Hier kan de link met het OVR gelegd worden met bijzondere aandacht voor de afstemming van beiden (zonder tegenstrijdige projectbeschrijving).
Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 7 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
Fauna en Flora - Impact van de koel- en afvalwaterlozingen dienen zowel op de dokken als op de Schelde beschreven te worden indien relevant. Deze impactberekeningen dienen mee te steunen op visstandgegevens voor de Schelde (INBO) en voor de dokken (ANB). - Er dient nagegaan te worden of er door het project waterkwaliteitsproblemen dreigen en daarmee ook mogelijke vissterfte (of anderszins, extra ontwikkelingskansen voor exoten). - Er moet nagegaan worden of er naast SO2 en NOx ook andere parameters (VOS/dioxines/zware metalen/benzeen) relevant zijn om te bestuderen in het MER. - Indien negatieve effecten op SBZ verwacht worden, is een passende beoordeling noodzakelijk binnen het MER. De kennisgeving meldt dat een voortoets Passende beoordeling wordt opgenomen in het MER. Advies van ANB in deze is noodzakelijk.
7.
Vergelijking van de alternatieven
art.4.3.7.§ 1,2°, e
De alternatieven zoals voorgesteld in het MER zullen op een objectieve manier worden afgewogen. De methodologie ter vergelijking van de verschillende alternatieven zal beschreven worden. In het MER worden alle mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar het milieu besproken en getoetst aan de stand van zaken met betrekking tot de Beste Beschikbare Techniek (BBT). Op basis van het onderzoek kan men alternatieven aanvoeren om de mogelijke effecten op de omgeving verder te beperken en de milieuvriendelijke werking van het bedrijf te optimaliseren. Als aan de hand van de resultaten van het effectenonderzoek de noodzaak blijkt om bijkomende alternatieven te onderzoeken, moet dit in het MER ook gebeuren.
8.
Leemten in de kennis
art.4.3.7.§ 1,4°
Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
9.
Monitoring en evaluatie
art.4.3.7.§ 1,2°,d
In het MER zal per discipline/thema aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.
10.
Integratie en eindsynthese
art.4.3.7.§ 1,2°,e
In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De ‘elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets’ uit het Decreet Integraal Waterbeleid en de passende beoordeling volgens het Natuurdecreet moeten Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 8 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
hierin opgenomen worden (voor verdere disciplinespecifieke richtlijnenboeken).
informatie
hieromtrent
zie
het
betreffende
Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.
11.
Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen
art.4.3.7.§ 1,3°
In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.
12.
Niet-technische samenvatting
art.4.3.7.§ 1,5°
De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten worden ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen.
Brussel, 25 april 2012
Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB
Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 9 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen
Bijlagen Bijlage 1: Lijst van inspraakreacties tijdens de terinzagelegging: geen Bijlage 2: Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden (of aanwezig op vergadering) en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: - Stad Antwerpen (Brenda Mariën) - OVAM (Natalie Hoffmann) - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (Bram Vogels) - VMM, Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie (Myriam Rosier) - VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht (Filip Decrick) - Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (Liesbet Van Rooy) - ANB Antwerpen (Mario De Block) - LNE, Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen (Vicky De Meyer) - LNE, Dienst VR (Erwin Mariën) - Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (Johan Hoeben) Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: - Fluxys Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden (deze zullen ook geen ontwerptekst meer ontvangen tenzij zij aan de Dienst Mer verzoeken om deze toch te ontvangen): - LNE, Dienst Lucht en Klimaat - LNE, Dienst Hinder en Risicobeheer - Onroerend Erfgoed Antwerpen - Ruimtelijke Ordening Antwerpen - Provinciebestuur Antwerpen Ontvangen wel een ontwerptekst: - Provincie Antwerpen Op basis van het bovenstaande zullen er 14 (waarvan deel eventueel digitaal) ontwerpteksten (inclusief 2 voor de Dienst Mer) noodzakelijk zijn.
Dienst Mer – Richtlijnen PR0634
Pagina 10 van 10 Total Raffinaderij Antwerpen