Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 www.mervlaanderen.be
Richtlijnen plan-milieueffectrapportage
PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
Provincie Limburg
11 Maart 2009 PLMER-0033-RL
1. Inleiding Het plan betreft het uitvoeren van de bindende bepaling die deel uitmaakt van het Provinciaal ruimtelijk structuurplan betreffende de opmaak van RUP voor nieuwe grootschalige toeristischrecreatieve infrastructuur in de toeristisch-recreatieve gemeenten type 1 en ook binnen de kleinstedelijke gebieden. Meer specifiek wordt een Provinciaal RUP (PRUP) opgemaakt voor de voormalige mijnterreinen Eisden-Lanklaar en het „ex-Center Parcs‟ gebied gelegen op het grondgebied van de gemeenten Maasmechelen en Dilsen-Stokkem. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt ongeveer 395 ha. Het PRUP zal duidelijkheid geven over de bestemming, invulling en schaal voor toekomstige projecten kaderend in de ruimtelijke visie, en voornamelijk gericht op leisure, toerisme, recreatie/sport, woongelegenheid, natuur en natuurbeleving, landschappelijke integratie, wegen- en openbaar vervoersinfrastructuur. Wat de ruimtelijke visie betreft, werd in de kennisgeving een 1ste ruimtelijke visie voorgesteld waarmee de deputatie op 20 december 2006 is akkoord gegaan . Een bijsturing van deze visie is nodig gebleken omwille van bijgestelde ontwikkelingen aangehaald op de ontwerp-richtlijnenvergadering van 21 maart 2008. Deze is weergegeven in de 2de ruimtelijke visie ( 30 april 2008). Op basis van o.a. de mobiliteitsproblematiek , waarbij de visies van de respectievelijke gemeenten nog wat kunnen verschillen, de visies van de verschillende partners en actoren over de kansen, mogelijkheden en haalbaarheden inzake ruimtebeslag voor de verschillende soorten verblijven, hotel(s), welness, verkoopsoppervlakte, aantallen parkings, woningen,.enz…is ondertussen een derde ruimtelijke visie (3deRV) ( 15 januari 2009 ) door de Bestendige deputatie goedgekeurd , geactualiseerde en bijgestuurd als nieuwe basis voor het vervolgproces voor het plan-mer en voorgenomenPRUP. Initiatiefnemer voor het plan-MER is Provincie Limburg, 3de Directie Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur, Sectie 3.2.2 Ruimtelijke Ordening- Planning en Beleid- Universiteitslaan 1, 3500 HASSELT. Het voorgenomen PRUP, is plan-m.e.r.-plichtig in het kader van het decreet van 27 april 20071 (hierna plan-m.e.r.-decreet)
aangezien het opgesteld wordt door de provincie om middels een
wetgevingsprocedure
definitief te worden vastgesteld, de opmaak van het PRUP op grond van
decretale of bestuursrechterlijke bepalingen is voorgeschreven, het PRUP kader kan vormen voor vergunningen van projecten van bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 1
Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007).
Dienst Mer - Richtlijnen
2 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
december 2004 „houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage‟ én er een passende beoordeling vereist is uit hoofde van artikel 36ter van het „decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu‟. Het voorgenomen plan kan het kader vormen voor projecten van rubriek 1d) van bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004, meer bepaald ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voor zover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt. Tevens vormt het voorgenomen plan het kader voor projecten van rubriek 10b van bijlage II, meer bepaald stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, m.b.t. de bouw van 1.000 of meer woongelegenheden of met een bruto vloeroppervlakte van 5.000 m2 handelsruimte of meer of met een verkeersgenerende werking van pieken van 1.000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur. Daarenboven vormt het voorgenomen plan ook het kader voor projecten die vervat zijn in rubriek 12a), meer specifiek: Vakantiedorpen, hotelcomplexen buiten stedelijke zones, permanente kampeeren caravanterreinen, themaparken, skihellingen, skiliften en kabelspoorwegen, met bijhorende voorzieningen, met een terreinoppervlakte van 5 ha of meer, of met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2uur. Een passende beoordeling is vereist in het kader van de impact op de natuurlijke kenmerken van het Habitatrichtlijngebied „Mechelse Heide en vallei van de Ziepbeek‟ (code BE2200035).
Het kennisgevingsdossier voor deze plan-MER is door de dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuuren Energiebeleid volledig verklaard op 20 december 2007. De terinzagelegging liep van 14 januari 2008 tot en met 13 februari 2008. Het kennisgevingsdossier was gedurende de terinzagelegging te raadplegen bij de gemeente Maasmechelen en Dilsen-Stokkem en op de websites van de dienst Mer en deze gemeenten. De dienst Mer heeft gezorgd voor een aankondiging in het Belang van Limburg op zaterdag 12 januari 2008. Parallel aan de terinzagelegging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn na overleg opgesteld door de dienst Mer en ze hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het op te stellen plan-MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen die relevant betrekking hebben op de doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen MER en plan worden hierin meegenomen (zie bijlage).
2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer zoals meestal standaard wordt verwacht : Dienst Mer - Richtlijnen
3 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
-
recent kaartmateriaal te gebruiken, voorzien van een duidelijke bronvermelding, een correcte schaalaanduiding, noordpijl en legende. Het kaartmateriaal is van goede kwaliteit, overzichtelijk en op het gewenste detailniveau (schaal) naar bruikbaarheid toe;
-
de locatiealternatieven dienen cartografisch duidelijk gepresenteerd te zijn;
-
verwijzingen in de tekst naar deze kaarten op te nemen;
-
op de kaarten het studiegebied (het plangebied + de zone waarop mogelijke effecten kunnen plaatsgrijpen) af te bakenen;
-
de locatiegebonden effecten en milderende maatregelen waar mogelijk cartografisch te illustreren;
-
een afkortingenlijst, verklarende woordenlijst en literatuurlijst in het rapport op te nemen;
-
de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven;
-
achtergrondinformatie in bijlagen op te nemen;
-
nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden;
-
het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten;
-
dat de initiatiefnemer en alle deskundigen de eindversie van het MER ondertekenen.
Specifiek voor dit plan-MER vraagt de dienst Mer: -
om legendes duidelijk leesbaar weer te geven;
-
Om een groter stratenplan te vermelden.
3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming De doelstelling en de verantwoording van het voorgenomen plan kaderen in de doel- en taakstellingen bepaald door het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg ( zie inleiding) met de bedoeling een globale visie uit te werken voor het totale gebied van de voormalige mijnterreinen, zowel voor de terreinen in Eisden als in Lanklaar. Hierbij wordt rekening gehouden met de gezamenlijke mobiliteitsproblematiek, de natuurontwikkelingen ter plaatse versus de toeristische recreatieve en economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve hoofdtoegangspoort van het Nationaal Park Hoge Kempen. De gebiedsindeling vertaalt zich ruimtelijk in hoofdzaak in 3 onderdelen nl. een “bipolaire ontwikkeling nl. verblijfsrecreatie in Lanklaar en stedelijke ontwikkeling en dagrecreatie te EisdenMaasmechelen met tussenin een centraal groen-recreatieve corridor ( park en open rumte) als zowel bindend als scheidend element én als toegangsgebied voor het Nationaal Park Hoge Kempen. Het is de bedoeling dat het PRUP toekomstige projecten ruimtelijk-juridische rechtszekerheid wordt gegeven binnen de grenzen van de globale visie en geeft duidelijkheid over de bestemming, invulling en schaal voor projecten van leisure, toerisme, recreatie, woongelegenheid, natuur en natuurbeleving, ontsluiting en parkeren. In het MER dient de nodige informatie gegeven te worden over het draagvlak bij het tot stand komen van de 3de RV en is de evolutie van de 1ste , via de 2de naar de 3de RV van belang en waarom en hoe deze is tot stand gekomen.. De taakstelling, de verantwoording van de uitkomst van het behoeftenDienst Mer - Richtlijnen
4 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
aanbod-onderzoek i.f.v. woonbehoeften, toeristische ( verblijfs-)infrastructuur, retail en leisureoppervlakte en de andere programma-onderdelen worden verantwoord. In de inleiding van de 3de RV wordt benadrukt dat het “planningsproces wordt gekenmerkt door een constante en dynamische evolutie… Het betreft geen eindnota van het planningsproces maar een tussentijds werkdocument” . Immers er worden nog geen concrete projecten uitgewerkt wat later de verantwoordelijkheid is van private en/of publieke partijen. Er worden “enkele projectmatige uitwerkingen geleverd als input voor ontwerpend onderzoek” . De beoordelingen uit de plan-MER kunnen dus nog invloed hebben op de uiteindelijke doelstelling nl. de “planologische en /of de beleidssamenhangende vertaling in een PRUP-voorstel als juridisch kader voor latere projectuitvoering. Tevens zal het MER duidelijk aangeven welke de vervolgstappen zijn samenlopend met en na het plan-MER, vooraleer met de uitvoering van de projecten kan worden gestart. Ook zal aangegeven worden in welke fase nog inspraak mogelijk is en op welke wijze. Indicatief zal worden aangegeven welke het te verwachten tijdspad is. 4. Voorgenomen plan en alternatieven De in de kennisgeving eerste Ruimtelijke Visie werd dus intussen verwerkt en geactualiseerd tot een 3de RV( januari 2009 –zie bijlage). Het plangebied wordt hierin opgedeeld in een centrale groene corridor en twee complementaire gebieden ten noorden en ten zuiden ervan. In het deelgebied Lanklaar (N) wordt voornamelijk hoogwaardige verblijfsrecreatie voorzien terwijl in het deelgebied Eisden (Z) een intensieve stedelijke ontwikkeling wordt voorzien, zoals een retailzone, commerciële functies, bezoekerscentrum, leisure-zone en zone voor toeristisch-recreatieve ontwikkeling, parking en woningen. Belangrijk is dat onderzocht wordt of het plan al dan niet in overeenstemming is met de ruimtelijke draagkracht en context van het gebied, en in lijn ligt met de visie, de ruimtelijke concepten en de gewenste ruimtelijke structuur volgens de geldende beleidsplannen. Er dient onderzocht te worden of de grootschalige en dynamische aard van de plannen een impact hebben op het karakter en de waarden van het Nationaal Park Hoge Kempen, en op de speciale beschermingszone „Mechelse Heide en vallei van de Ziepbeek‟ en VEN-gebied „De Hoge Kempen‟ en op de omliggende (residentiële) wijken. Hierbij is het ook van belang aan te geven waarom welke aard van “recreatieve activiteiten” gewenst, mogelijk of niet mogelijk is, als verantwoording en antwoord op de vraag van verschillende sportverenigingen n.a.v. de ter inzagelegging van de kennisgeving. Hierbij is de inplanting van de verschillende soorten en het aantal verblijven in Bos Teutelberg, op en rond de lange Terril en de respectievelijke plassen een onderzoekselement. Ook de relatie tussen de ontwikkelingen van de cluster Eisden, en (de visie op en draagkracht van) het kleinstedelijk gebied Dienst Mer - Richtlijnen
5 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
Maasmechelen dient bewaakt te worden, wat de toeristisch-recreatieve als de
residentiële- en
ontsluitingsopties betreft. Ook in relatie tot mogelijke cumulatieve effecten van geplande en/of bestaande ontwikkelingen, plannen of activiteiten in de omgeving van de afbakening van het voorgenomen PRUP is de interrelatie te bekijken en waar relevant te beoordelen vanuit en naar de elementen uit de afbakening Kleinstedelijk gebied Maasmechelen, de gemeente Dilsen-Stokkem , het netwerk Zuidelijk Maasland,… Zoals reeds eerder aangehaald kan het voorgenomen plan onderhevig zijn “ aan het ontwerpend onderzoek”. Wat het ruimtelijk concept betreft als voorstel van afbakening met daarbij de „grensstellende entiteiten „ moet verduidelijkt worden wat de grensstellende elementen kunnen zijn t.o.v. de verbindingslijn tussen ( zie fig.1 en 3 in 3de RV) de groene lijn „Nationaal park Hoge Kempen in het Westen en de paarse lijn van de industrie- en KMO-zone Lanklaar , nl. o.a. Natuur- en bosgebied,… Indien uit het meronderzoek blijkt dat aanpassingen vanuit milieuoogpunt nodig zijn, dienen deze als „plan-inrichtingsalternatieven‟ verder onderzocht te worden. Dit kan op deze manier leiden toto een voorstel van een meest milieuvriendelijk alternatief op planniveau. Met volgende opmerkingen dient rekening gehouden te worden : -
Er dient in het MER voor alle duidelijkheid aangegeven hoe de ruimtelijke visie ook qua voorstel van bestemmingen tot nu toe is gegroeid sinds de schorsing van de vorige gewestplanwijziging.
-
De afbakening vooral ook in functie van eventuele fasering van het plan-gebied dient verduidelijkt te worden, o.a. met het gebied de „Grote Molen‟ ; hierbij dienen de “conceptuele plannen” (voorstellen 1 en 2) als basis voor het “bijkomend programma“ tov het bestaande gewestplanbestemming „uitbreidingsgebied voor stedelijke functies‟ : hierbij gelden : -
de mogelijke verruiming van het gebied voor stedelijke functies in relatie met de ontwikkeling rond de Koninginnelaan;
-
de mogelijke alternatieve invullingen oa. park- of waterfrontwoningen, aangesloten of verspreide locaties voor parkeren, samenhang met de alternatieve tracés voor de lightrail en bijbehorende haltelocaties, inplanting van de leisure- en recreatie- gebouwen,…
-
de relatie met de formulering in het voorgenomen Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Maasmechelen is te beoordelen nl. dat voor de Grote Molen sprake is van de “ontwikkeling op lange termijn”.
-
De onderverdeling van het plangebied in verschillende ( toekomstige) zones en de functies daarvan dienen verduidelijkt te worden. Tevens dient verduidelijkt te worden in welke gewestplanbestemming(en) deze functies mogelijk zijn dan wel of specifiek voorschriften aan de orde zijn. Zie aanzet PRUP (fig. 20 in 3de RV)
-
Wat de centrale groen-recreatieve corridor betreft, zal zowel de inrichting van de corridor op het huidige terreinprofiel als een kunstmatig verdiepte „vallei‟ onderzocht worden in het MER doorheen de verschillende disciplines. In de conclusie dienen de effecten discipline overschrijdend ten opzichte van elkaar afgewogen te worden.
Dienst Mer - Richtlijnen
6 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
-
De meest gunstige inplanting- op basis van milieuargumenten, draagkracht en kwetsbaarheid- van een wellness-project , paviljoenen en verblijven op de terrils en plassen zal in het MER onderzocht worden.
-
De ontsluiting en ligging/grootte van de parkings, de mogelijke fasering en/of alleen gebruik bij piekmomenten , rekening houdende met de geformuleerde adviezen, zullen bij de relevante disciplines onderzocht en beoordeeld worden. Een aandachtspunt wat ontsluiting betreft, is het vermijden van menging van het toeristisch en industrieel verkeer.
-
Zoals tevens verderop in de richtlijnen wordt aangehaald, dient de relatie met het Spartacusplan bekeken te worden. De laatste stand van zaken van dit plan dient opgenomen te worden in het MER. Tevens dient bekeken te worden of de verschillende tracévarianten met verschillende halteplaatsen voor de sneltramlijn niet gehypothekeerd worden door het voorgenomen plan en wat de impact ervan is bij de relevante disciplines. De inplanting van de halteplaatsen hangt uiteraard samen met de locaties die het meeste volk genereren.
-
Er dient bekeken te worden waar de leidingstraat tgv de geplande aardgasvervoerleiding DN600 Dilsen (Stokkem-Boslaan) (waarvoor momenteel een GRUP wordt opgesteld) gepland wordt en of voorliggende plannen de aanwezigheid van deze leidingstraat zouden hypothekeren dan wel hoe ze afgestemd worden.
-
Er dient een schatting gemaakt te worden van de fasering van de ontwikkeling van de zones waarmee bij de effectbespreking dient rekening gehouden te worden.
Het nulalternatief (niet omzetten van de voorgestelde gewestplanwijzigingen) dient besproken te worden. Tevens dient verantwoord te worden waarom doelstellingsalternatieven niet relevant zouden kunnen zijn, rekening houdende met de geformuleerde adviezen. Met volgende opmerkingen i.v.m. het alternatievenonderzoek dient tevens rekening gehouden te worden: -
zoals hoger vermeld dient onderzocht te worden of de grootschalige en dynamische aard van het voorgenomen plan in voldoende mate rekening houdt met de ruimtelijke en ecologische situatie en context van het gebied en de geldende beleidsplannen. Indien uit het MER-onderzoek blijkt dat aanpassingen nodig zijn (bv. andere verdeling en invulling van de hoogdynamische activiteiten, aantal en ligging van de verblijven,…), dienen deze als plan-inrichtingsalternatieven onderzocht te worden. Op deze manier dient het plan-MER te komen tot een voorstel voor een meest milieuvriendelijke inrichting op planniveau. De voorgestelde aantallen in de 3de RV zijn maxima; het is dus niet verboden om vorken min.-max. te hanteren.
-
Er dient bekeken te worden of het gebied voor stedelijke functies verruimd kan worden, gezien het plangebied grenst aan een hoog-dynamisch stedelijk gebied en in principe de schakel vormt tussen de ontwikkelingen aan de Koninginnelaan en de ontwikkelingen op het mijnterrein.
-
De ontsluiting is een te onderzoeken onderwerp waarbij planalternatieven onderzocht zullen worden wat de N75 betreft. Andere alternatieven die voorgesteld worden in de kennisgeving
Dienst Mer - Richtlijnen
7 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
(§4.4) hebben betrekking op een zone
voor residentiële woongelegenheden, aantal
verblijfseenheden, de parking en een eco-golfterrein. -
Bij het planalternatief met een kleiner aantal verblijven dient ook rekening gehouden te worden met een optimaler ruimtegebruik door een indeling in kleinere bouwpercelen, minder spreiding,…zoveel mogelijk oostelijk in het gebied ingeplant; eventueel te onderzoeken meer aan de Vulex dan aan de Grote Plas, enz….
-
De adviezen en inspraakreacties vanuit „natuurbeschermingshoek‟ vragen een onderzoek naar een alternatief natuurbehoudscenario of toch minstens een “afgewogen
omdat omwille van de
gekende inventarisatiegegevens van ecotopen en soorten ( fauna- en flora) dit gebied “reservaatVEN-waardig” is en dus ook geen bebouwing op en bij de terrils ook te beschouwen, geen waterverblijven ( of verplaatsing ervan) , kleinschalig project… en een volwaardige toegangspoort die onmiddellijk aansluit op een volwaardig natuurgebied met SBZ en VEN-status; zie ook verder de te onderzoeken elementen bij de respectievelijke disciplines die hiermee verband houden. -
Er dient onderzocht te worden bij de relevante disciplines wat de impact is van een 9 holes ecogolfterrein , en welke locatie kan aangewezen zijn , wellicht ook met het oog op een specifiek bestemmingsvoorschrift
5. Juridische en beleidsmatige context De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is, in een beknopte matrix, en dit in functie van mogelijke ontwikkelingsscenario‟s en toetsingskaders voor de ingeschatte effecten. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend (bijv. t.b.v. een toetsingskader) kan zijn dan wel procedurebepalend (bijv. t.b.v. het schetsen van het besluitvormingsproces) of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van het beleid en de wetgeving op te volgen. Volgende relevante randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: -
Er dient duidelijk aangegeven te worden welke bestemmingen in het plangebied momenteel van kracht zijn, en welke bestemmingswijzigingen in het vooruitzicht worden gesteld
-
De stand van zaken n.a.v. een leidingstraat voor een aardgasvervoerleiding DN600 Dilsen.
-
In verband met de wetgeving rond grondwater dient gespecificeerd te worden in welke beschermingszone welk deel van het studiegebied ligt. Tevens dienen de wettelijke bepalingen die gelden binnen deze beschermingszone gespecifieerd te worden.
-
De afstand tot gevoelige gebieden zoals SBZ, VEN-gebieden, natuurreservaten, beschermde landschappen etc. dient verduidelijkt te worden en cartografisch aangegeven te worden.
-
De oppervlakte die ontbost zal worden dient verduidelijkt te worden, en er dient aangegeven te worden op welke manier dit zal „gecompenseerd‟ worden.
Dienst Mer - Richtlijnen
8 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
-
De laatste stand van zaken van het gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Maasmechelen dient opgenomen te worden in het MER.
-
Het streefbeeld van de N75 dient de nodige inputs te leveren.
-
De meest actuele informatie ivm het milieubeleidsplan (Minaplan 3+) dient vermeld te worden.
-
Het oppervlaktedelfstoffendecreet, het grinddecreet en hun uitvoeringsbesluiten dienen vermeld te worden in de matrix.
-
Vermits een zone in het plangebied momenteel de bestemming ontginningsgebied heeft, dient
nagegaan te
worden
of
deze
ontginningsgebieden
en
uitbreiding van
ontginningsgebieden optimaal ontgonnen werden. Tevens dienen de bevoegdheden en resterende verplichtingen inzake afwerking van de ontginningsgebieden aangegeven te worden. Er dient nagegaan te worden welke nabestemming en afwerking het meest geschikt is binnen de visie. Info hierover is te verkrijgen bij LNE, Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen. -
De wetgeving betreffende het transport van gasachtige producten d.m.v. leidingen dient vermeld te worden, met de vermelding van de relevante elementen.
De doelstelling moet zijn om de relevante regelgeving en beleidsrandvoorwaarden niet simpel te vermelden maar te toetsen in de respectievelijke disciplines en uiteindelijk in de synthese en disiplineoverschrijdend. Om dubbelgebruik en/of –tekst te vermijden kan die relevantie en toetsing specifiek aan bod komen in de respectievelijke disciplines i.p.v. ook eerst in een apart hoofdstuk.
Dienst Mer - Richtlijnen
9 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
6. Bestaande toestand en milieueffecten De kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven, welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het raam van het MER, bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. Als (basis)referentiesituatie dient de huidige toestand – juist te definiëren- van het gebied met de onmiddellijke omgeving te worden behandeld. Er zal in het MER duidelijk aangegeven en gemotiveerd worden welk referentiejaar ( al naar gelang de bron-inventarisatiegegevens) gebruikt wordt voor de bespreking van elke discipline en de bespreking van de discipline en het gehanteerde cijfermateriaal zal hier al dan niet disciplineoverschrijdend op afgestemd worden. Bij de bepaling van het studiegebied dient rekening gehouden te worden met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te omvatten. De afbakening van het studiegebied dient voor elke discipline zo mogelijk en indien relevant als perimeter op kaart gesitueerd te worden. Relevante gestuurde ontwikkelingsscenario‟s, m.n. de mogelijke evoluties die het studiegebied zou kunnen doormaken op basis van juridische en beleidsmatige randvoorwaarden (zonder uitvoering van het plan) en de adviezen en inspraakreacties dienen te worden uitgewerkt. Het betreft hier o.a. de mogelijke ontwikkelingen onder invloed van de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen, de geldende BPA‟s, de afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen, mobiliteitsplannen, streefbeeld van de N75, het masterplan voor het Nationaal Park Hoge Kempen, het Spartacusplan, het oppervlaktedelfstoffendecreet en het grinddecreet, het Golfmemorandum, het integraal waterbeheer, de natuurontwikkelingsregelgeving en de mogelijke ontwikkelingen onder invloed van de regelgeving m.b.t. het onroerend erfgoed. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario‟s naar voor zouden komen, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Daarnaast zal het MER ook de autonome ontwikkeling van het studiegebied (indien geen van bovenstaande randvoorwaarden invloed zou hebben op de evoluties) beschrijven. Het Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. In het plan-MER zullen de disciplines “bodem”, “water” (grond- en oppervlaktewater), „geluid en trillingen‟, “fauna & flora”, “landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie”, “mens” (incl. mobiliteitseffecten en hindereffecten) en “lucht” alsook de relaties tussen deze disciplines behandeld worden door een erkend deskundige.
Tevens zal de coördinator de discipline “energie- en
grondstoffenvoorraden” en de link “lucht-geluid-gezondheid” behandelen. Tijdens het opstellen van het MER dient men gebruik te maken van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. Dienst Mer - Richtlijnen
10 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
Aanvullend op de Kennisgeving kan hierbij nog aangegeven worden: *Met betrekking tot de discipline bodem: -
Er dient recent bronmateriaal gebruikt te worden voor de beschrijving van de referentiesituatie met huidig bodemgebruik aangezien grote delen van het gebied sterk gewijzigd zijn door menselijke activiteit.
-
De conclusies uit voorgaande onderzoeken van terrils en omgeving , slibbekken, (sanering, stabilisering, drink- grondwaterbescherming,..i.f.v. de voorgenomen plannen en activiteiten en hun interrelatie leveren specifieke input
-
Er dient nagegaan te worden in hoeverre de reeds vastgestelde bodemverontreiniging het plan en de effecten ervan kan beïnvloeden. Voor de beschrijving van de bodemkwaliteit kan o.a. gebruik worden gemaakt
van
de informatie
die bij OVAM (www.ovam.be) ,de relevante
gemeentebesturen, LRM/NV. Mijnen,… beschikbaar is. *Met betrekking tot de discipline grond- en oppervlaktewater: -
De gegevens uit wateranalyses, welke ter beschikking zouden komen in de loop van het m.e.r.proces, dienen gebruikt te worden om de bestaande toestand (bijv. inzake waterkwaliteit) te beschrijven.
-
Overstromingsgevoelige zones in het plangebied en in de omgeving van het plangebied worden duidelijk in beeld gebracht.
-
Hoe en waar situeert zich de “gecontroleerde afvoer en bufferbekkens” in navolging van de sanering,…?
*Met betrekking tot de discipline geluid en trillingen: -
De resultaten uit de geluidsmetingen ( o.a. MER-centerparcs 2003, )dienen beoordeeld te worden op bruikbaarheid en ook ter beoordeling van de geluidskwaliteitsevolutie tot vandaag. De nodige gegevens moeten beschikbaar zijn om geluidsbelasting (-indicatoren) in te schatten gezien de ligging van planelementen en hoofdwegenontsluiting en mogelijke invloed op de SBZ-gebieden en woonwijken ; zonodig worden nieuwe metingen uitgevoerd.
-
Aangeven waar „trillingen‟ op planniveau kunnen van tel zijn.
*Met betrekking tot de discipline fauna en flora: -
Bijkomende inventarisaties in het studiegebied zijn noodzakelijk indien de beschikbare informatie ontoereikend, verouderd of achterhaald zou zijn om een goede relevante effectinschatting van grootte en ernst van effecten in te schatten. Hiervoor zijn contacten met INBO en ANB nodig.
-
Er dient gebruik gemaakt van de geactualiseerde BWK en .
-
Gegevens uit het advies van Natuurpunt en Milieukoepel, uit GNOP‟s dienen gebruikt en beoordeeld te worden.
-
De huidige waarde van de Vulexplas dient nagegaan te worden; de vermelding in de kennisgeving dat de habitatwaarde gering is, lijkt niet door iedereen gedeeld.
Dienst Mer - Richtlijnen
11 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
*Met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: -
Gegevens voor archeologie te bevragen bij het VIOE. Informatie uit de discipline bodem dient uiteraard in samenhang ook bekeken te worden,
*Met betrekking tot mens – sociaal-organisatorische aspecten en mens - gezondheid: -
Het studiegebied dient afgebakend te worden, niet enkel gebaseerd op de zone waar een significante verhoging van het omgevingsgeluid of impact van luchtverontreiniging te verwachten valt, maar ook gebaseerd op de invloed op landbouw of de invloed op recreatie en op het recreatieve verkeer (wandel- en fietsroutes). Ook de visuele reikwijdte van het toekomstige plan zullen bepalend zijn voor de afbakening van het studiegebied.
*Met betrekking tot mens - mobiliteit: Bij de afbakening van het studiegebied dient ook rekening gehouden te worden met de zones waar verkeershinder (vooral naar de zwakke weggebruiker,…) en sluipverkeer kan verwacht worden. Openbare vervoerroutes en fietsroutes dienen beschreven worden. Gegevens uit het MOBER dienen gebruikt te worden. De conclusies uit de reeds uitgevoerde streefbeeldstudie van de N75 dienen opgenomen te worden in het MER. Milieueffecten en milderende maatregelen Op basis van de methodiek in de kennisgeving is het dus belangrijk dat in de tekst van het plan-MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de verder uitgewerkte methodologie voor de effectvoorspelling „doorzichtig‟ wordt uiteengezet en dat er ook gestreefd wordt naar een maximale kwantitatieve beschrijving van de effecten omdat die ook het meest tastbaar en navolgbaar is, uiteraard met eerst het planniveau voorogen als onderbouwing voor het PRUP en nog niet in functie van projectuitvoering. Vermits de ernst en grootte van effecten duidelijk beoordeeld dienen te worden, dienen significantiebeoordelingskaders gebruikt te worden waarin duidelijk gemaakt wordt wanneer een effect als significant of als niet-significant beschouwd kan worden in eerste instantie op planniveau. In het MER zal daarom voor elke discipline de omzetting van de beschreven kwantitatieve of kwalitatieve effecten per effectgroep naar een mogelijke beoordelingsschaal verduidelijkt worden. Een degelijk uitgewerkt ingreep-effectschema kan in een MER ook de functie hebben om een “leidraad” te zijn voor de lectuur van de effectbeschrijving en –beoordeling. De tabel wordt dus in de loop van het onderzoek iteratief aangepast. Het effect „verstoring erfgoedwaarde‟ moet, wat archeologie betreft, vermeld worden in het schema. Aanvullend op de Kennisgeving kan hierbij nog aangegeven worden dat: *Met betrekking tot de discipline bodem: Dienst Mer - Richtlijnen
12 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
-
Er dient nagegaan te worden of bij uitvoering van het plan de aanwezige bodemverontreinigingen kunnen vrijkomen en/of verspreid kunnen worden.
-
De impact inzake erosie en
stabiliteit van de terrils door de realisatie van infrastructuren,
verblijfseenheden en de recreatieve druk dient beoordeeld te worden. -
De wijziging van de bodemgeschiktheid dient besproken te worden. Door de impact van de ingrepen kunnen de bodemeigenschappen in die mate gewijzigd worden, dat de mogelijkheid om één of meerdere van de verschillende bodemfuncties uit te oefenen aangetast wordt; de relatie naar grondwater is hier uiteraard van belang.
-
Er dient onderzocht te worden welke infrastructuur gepland worden op het slibbekken en wat de impact hiervan is.
-
Het grondverzet (grondbalans , nuttig gebruik,…)dat mogelijk gepaard gaat met de geplande infrastructuurwerken zal bekeken worden. Dit ondermeer voor de inrichting van de groenrecreatieve corridor op verlaagd niveau in vergelijking met het alternatief van de inrichting op maaiveld niveau.
-
Er dient nagegaan te worden welke mogelijkheden aangegrepen kunnen worden om een efficiënt en duurzaam voorraadbeheer te stimuleren.
*Met betrekking tot de discipline grond- en oppervlaktewaterwater: -
Door de aanwezigheid van mijnterrils dient de impact van het plan (o.a. bouw van infrastructuren op terrils) op uitloging en waterverontreiniging (door ondermeer pyrietoxidatie en de daaraan gekoppelde sulfaatvorming) bekeken te worden.
-
Er zal aangegeven worden of er aangesloten kan worden op het rioleringsnet of dat er en of er aanpassingen op het rioleringsnet nodig zijn, en of de geplande uitbreiding van het RWZI de extra vuilvracht aan zal kunnen.
-
de aansluiting van afstromend hemelwater op de infrastructuur (DWA-RWA) behandeld zal worden;
-
de mogelijke impact op de grondwaterpeilen dient besproken te worden indien een gedeelte van de Vulexplas zou opgevuld worden;
-
Er dient besproken te worden welke grondwateronttrekkingen gepland worden (situering, diepte, debiet) en welke peilveranderingen zullen voorkomen. Indien de formule van Theis onvoldoende zal zijn, dient een modelmatige benadering uitgevoerd te worden cf. advies VMM.
-
Tevens dient de mogelijke impact op de bestaande waterwinningen in het studiegebied onderzocht te worden, waaronder de drinkwaterwinning in Eisden (grondwaterpeilen en kwaliteit). De VMW exploiteert in het plangebied tevens een „grijswater‟-winning aan de noordzijde van het Maasmechelen village outlet shopping center, waarmee het planMER ook rekening moet houden.
-
De impact op grondwater door de aanleg en exploitatie van een golfterrein dient bekeken te worden.
-
Aandacht zal besteed worden aan de principes van het decreet integraal waterbeheer, de provinciale en gemeentelijke wetgeving terzake;
-
de elementen voor het uitvoeren van de watertoets dienen aangereikt te worden.
Dienst Mer - Richtlijnen
13 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
*Met betrekking tot fauna en flora: -
Omdat het plangebied grenst aan- en voor een kleine zone overlapt met- de speciale beschermingszone „Mechelse Heide en vallei van de Ziepbeek‟ zal een passende beoordeling opgesteld worden.
-
Vermits een inspraakreactie meldt dat uit veldwaarnemingen en onderzoek blijkt dat het plangebied VEN-waardig is, zal dit beoordeeld worden in het MER , waarbij dus ook zicht geboden wordt op „potentiële waarden” van het gebied.
-
Naast een beoordeling van de impact van het plangebied op basis van de huidige situatie, dient onderzocht te worden of zones een belangrijke potentiële waarde voor de ontwikkeling van fauna en flora bezitten, en dient hiermee rekening gehouden te worden.
-
Zowel de impact van ruimtebeslag, erosie, versnippering en barrière effect, recreatiedruk …zijn te onderzoeken onderwerpen.
-
De impact door aanleg en exploitatie van een golfterrein dient bekeken te worden (beregening, uitspoeling,..)
*Met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: -
De landschappelijke impact van bebouwing aan de voet en op de flanken van de terril en op en bij het water is een te onderzoeken aandachtspunt.
-
De historische betekenis van de kegelterrils II en III wordt belangrijk geacht.
-
Er dient bekeken te worden hoe en waar de hoofdtoegangspoort best wordt ingeplant, onmiddellijk aansluitend op een volwaardig natuurgebied, gelet op de geformuleerde inspraakreacties of elders gezien ruimtelijk, ecologische draagkracht …
-
De mogelijke impact op het bouwkundig-cultuurhistorisch erfgoed dient besproken te worden;
-
Voor het archeologisch erfgoed dient de impact afgewogen te worden ten opzichte van gekend erfgoed, maar ook op basis van een vermoedelijke potentie.
Dienst Mer - Richtlijnen
14 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
*Met betrekking tot mens sociaal-organisatorische aspecten en mens - gezondheid: -
Naar aanleiding van de inspraakmogelijkheid binnen deze mer-procedure, ontving de dienst MER verscheidene inspraakadviezen m.b.t. de recreatieve mogelijkheden na realisatie van voorliggend plan, vermits verscheidene er momenteel al georganiseerd worden. In het MER dient aangegeven wat zou kunnen of niet als antwoord op de inspraakreacties: o.a. schoolsportdagen; de organisatie van triathlon , of oriëntatielopen, de waterski (met inbegrip van een kabelbaan), duikmogelijkheden en zeil- en surfmogelijkheden op de Vulex-plas en Grindplassen .
Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria en (analyse van de) Geplande situatie. Voor significant negatief beoordeelde effecten worden milderende en/of compenserende maatregelen uitgewerkt. Indien er significant negatief beoordeelde effecten, al dan niet na mildering, overblijven, moeten de deskundigen aangeven of het plan voor de aspecten binnen hun discipline haalbaar is. De efficiëntie van de milderende en/of compenserende maatregelen wordt waar mogelijk kwantitatief aangetoond. Tevens dient besproken te worden of en hoe de milderende maatregelen in het RUP kunnen opgenomen worden. Het MER dient immers een link te leggen tussen de resultaten van de effectbesprekingen en daarmee samenhangend, de voorstellen van milderende maatregelen, en de ruimtelijke aspecten ten behoeve van het toekomstige PRUP. 7. Grensoverschrijdende effecten Gezien de rol en uitstraling die de bipool wordt toegemeten in euregionaal verband op het snijpunt van grensoverschrijdende (toeristische )netwerken , de grensoverschrijdende E314 en later lightrail als ontsluitingsmogelijkheid,
en
de
potentiële
aantrekkingsradius,
is
de
inschatting
van
grensoverschrijdende effecten van belang. 8. Leemten in de kennis Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan , betreffende inventarisatie en aangaande methodologie en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
Dienst Mer - Richtlijnen
15 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
9. Monitoring en evaluatie In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de diverse reglementeringen of vanuit de leemte in de kennis Binnen het plan-MER kan in een dergelijk deel ook best aangegeven worden welke informatie er reeds dient verzameld te worden (of zelfs al aanwezig kan zijn ) in functie van een later op te stellen projectMER (of een verzoek tot ontheffing) om bijvoorbeeld een deel van de leemte in de kennis in te vullen. 10. Globale evaluatie van voorgenomen plan en alternatieven In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De synthese zal duidelijk over de verschillende disciplines heen aangeven wat het resultaat van de afweging van de verschillende disciplines t.o.v. elkaar is om tot een voor het milieu best haalbare voorstel of combinatie van voorstellen te komen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit verschillende disciplines zullen discipline overschrijdend t.o.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te worden waar deze zullen/kunnen doorwerken (vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP, van de toelichtingsnota of later op het niveau van de stedenbouwkundige of milieuvergunning,…). De elementen welke noodzakelijk zijn voor de "Watertoets" uit het Decreet Integraal Waterbeheer opgenomen worden. 11. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde burger. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Deze niet-technische samenvatting wordt bij het indienen van de definitieve versie tevens in digitale vorm geleverd. Brussel, 11 maart 2009, Het afdelingshoofd,
Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Dienst Mer - Richtlijnen
16 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar
Bijlage - 6 inspraakreacties namens sportverenigingen of -federaties : Schoolsport-Limburg; Waterski-Vlaanderen; AED-duikersvereniging; Limburgse zeilfederatie; Limburgse triahtlon-federatie; Vlaams verbond oriënteringssporten. Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen, openbare besturen die reageerden (schriftelijk of op de richtlijnenvergadering) en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: o Agentschap voor Natuur en Bos, buitendienst Limburg o Departement LNE, Dienst Veiligheidsrapportering o MOW, afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid o LNE, Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen, Dienst Natuurlijke Rijkdommen-Limburg o Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Limburg, Ruimtelijke Ordening o Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Limburg, Onroerend Erfgoed o LNE, Afdeling lucht, hinder, risicobeheer, milieu en gezondheid, dienst hinder en risicobeheer o Het College van Burgemeester en Schepenen van Maasmechelen en Dilsen-Stokkem o Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening o Agentschap voor Natuur en Bos, Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud o Departement RWO, Ruimtelijke Planning o Provinciebestuur Limburg, departement Ruimtelijke Ordening , Milieu en Natuur o De LIJN Limburg o Fluxys NV o LRM/NV Mijnen o Via BBL – Natuurpunt en Limburgse Milieukoepel Andere aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op het kennisgevingdossier o o o o o o o o o o
VMM hoofdbestuur en VMM, afdeling Water, Buitendienst Limburg RWO, Woonbeleid LNE, afdeling Milieuvergunningen, Buitendienst Limburg VLM , INBO, Boerenbond, ABVV, ACV ,ACVLBV, Unizo, VEV, SERV Agentschap RO-Vlaanderen, buitendienst Limburg, cel ruimtelijke ordening Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, buitendienst Limburg LV, Afdeling Duurzame Landbouw Limburg EWI, Entiteit Ruimtelijke Economie LNE, Vlaams Energieagentschap Vlaamse Hoge Jachtraad, Bosraad en Raad voor de riviervisserij
Dienst Mer - Richtlijnen
17 PL0033 PRUP Bipool Eisden-Lanklaar