Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail:
[email protected]
Richtlijnen milieueffectrapportage Project-MER ‘GEOTHERMISCH PROJECT JANSSEN PHARMACEUTICA TE BEERSE’
Initiatiefnemer: Janssen Pharmaceutica Turnhoutseweg 30 2340 Beerse
26 mei 2015 PRMER-2181-RL
1.
Inleiding
Janssen Pharmaceutica wenst op zijn terreinen, gelegen aan de Turnhoutseweg 30 te 2340 Beerse, twee geothermische boringen uit te voeren (een geothermisch doublet) tot een diepte van maximaal 3,5 km. Het doel van de boring is warm water uit de diepe ondergrond op te pompen en de warmte te gebruiken om een warmwaternet te voorzien, te gebruiken voor de productie van koelwater en om elektriciteit te produceren. Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:
Bijlage II rubriek 2 d) - Extractieve bedrijven - diepboringen Geothermische boringen vanaf een diepte van 500 m en Bijlage III, Rubriek 3a – Energiebedrijven Industriële installaties voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water met uitzondering van kernenergiecentrales (projecten die niet onder bijlage I of II vallen). Ondanks het feit dat de te vergunnen activiteiten onder bijlagen II en III van de vermelde wetgeving vallen, verkiest Janssen Pharmaceutica toch – in het kader van transparantie naar de omgeving – om een project-MER op te stellen. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document. De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 30 maart 2015. De terinzagelegging in de gemeenten Beerse en Vosselaar, liep telkens van 08 april tot 07 mei 2015. Parallel vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. De Dienst Mer stelde deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2, de ontvangen inspraakreacties (geen voor dit dossier), de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 11 mei 2015. Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen.
1
Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM).
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
2
2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming De Johnson & Johnson Healthy Future 2015 duurzaamheidsdoelstellingen hebben een belangrijk milieuluik. Naast de ontwikkelingsdoelstelling inzake groene productieprocessen (Earthwards™), werden operationele doelstellingen geformuleerd inzake energieverbruik en -opwekking, waterverbruik en afvalreductie. Tegen 2020 wil Johnson & Johnson haar absolute CO2-uitstoot reduceren met 20%. Tegen 2015 is er een engagement om een hernieuwbare energieproductiecapaciteit van 50MW geïnstalleerd te hebben. Nieuwe, meer verregaande doelstellingen zijn in ontwikkeling voor de periode na 2015. Bij Janssen Pharmaceutica in Beerse zijn reeds diverse maatregelen genomen met het oog op energiebesparing en CO2-emissiereductie. Bovenop de standaardmaatregelen werkte Janssen de voorbije jaren heel wat extra energiebesparende initiatieven uit. Om verdere verduurzaming te bekomen ambieert Janssen een ommekeer van de energievoorziening op basis van aardwarmte. Globaal genomen zijn daarbij twee opties mogelijk: - valorisatie van aardwarmte (Dinantiaan, 2 à 2,5 km, 90°C) voor verwarming en koeling, met een geraamde CO2-emissiereductie van 12.500 ton/jaar; - valorisatie van aardwarmte (Devoon, 3 à 3,5 km, 120°C) voor verwarming, koeling en elektriciteitsproductie, met een geraamde CO2-emissiereductie van 24.400 ton/jaar. Janssen Pharmaceutica heeft daarop VITO een indicatief onderzoek laten uitvoeren naar de specifieke en lokale mogelijkheden van diepe geothermie. Deze studie besluit op basis van de beschikbare informatie dat een succesvol project kan worden opgezet met als doel het Dinantiaan (2 à 2,5 km diep). Met betrekking tot het Devoon (3 à 3,5 km diep) verwacht men veel hogere temperaturen, maar de beschikbare informatie voor deze diepte is schaars en de onzekerheden zijn daarom ook groot. Janssen Pharmaceutica heeft de ambitie om beide opties te onderzoeken, waarbij verkennend geboord wordt tot in het Devoon, maar waarbij het traject is aangepast voor een eventueel terugvalscenario ter hoogte van het Carboon. Indien de testen voor het Devoon positief zijn, zal geopteerd worden voor productie in deze laag (optie 1). Indien de resultaten tegenvallen, kan men terugplooien op productie in het Carboon (optie 2). Het project past binnen de duurzaamheidsstrategie van Janssen Pharmaceutica NV. Voor de exploitatie van de geothermische boringen en de elektriciteitsproductie zal een milieuvergunningsaanvraag worden ingediend bij de Deputatie van de provincie Antwerpen. Het MER is een bijlage bij deze milieuvergunningsaanvraag. Naast de milieuvergunning zal eveneens een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk zijn voor de bouw van de tijdelijke werfinrichting en het nieuwe energiegebouw. Het MER zal een overzicht bevatten van de bestaande en aan te vragen vergunningstoestand. Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Het MER dient bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
3
3. Beschrijving project en alternatieven Het nulalternatief omschrijft de ontwikkelingen indien het project of enig ander alternatief niet zou worden uitgevoerd. De duurzaamheidsdoelstellingen die Janssen Pharmaceutica zich voor ogen heeft gesteld – en die kaderen binnen de 20/20 doelstellingen van Europa – kunnen op deze wijze nooit worden bereikt. Het nulalternatief wordt bijgevolg niet mee bekeken in het MER tenzij aanzienlijk negatieve milieu-effecten niet meer te milderen zijn. Gezien de opzet van het project (vooral eigen gebruik) is een locatiealternatief buiten het bedrijfsterrein niet aan de orde. Binnen het bedrijfsterrein van Beerse I is er geen alternatief voor de locatie van de boring en de geothermiecentrale. De belangrijkste factoren hiervoor zijn: - de reeds aanwezige bebouwing; - de noodzaak tot voldoende grote open oppervlakte; - de technische uitvoerbaarheid van het project (connectie met bestaande nutssystemen zoals het bestaande koelwaternet); - de minste invloed op de verstoring van het omgevingsgeluid (op basis van een voorstudie); - het feit dat de boringen gesitueerd dienen te worden buiten de verontreinigingspluim. Gelet op bovenstaande paragrafen werd de voorgestelde locatie als enige mogelijke locatie geselecteerd. Dieptealternatief : Geothermie is ook mogelijk op geringe diepte (<1.000m-MV of zelfs <100mMV), maar deze zijn met het beoogde doel (warm/heet water i.f.v. verwarming maar liever nog productie van elektriciteit) niet aan de orde. Een definitieve keuze tussen Carboon of Devoon als warmwater reservoir kan pas gebeuren na de eerste boring en wordt dus niet gezien als een alternatief voor het project, wel als een uitvoeringsalternatief (zie verder). Doelstellingsalternatief : Het doel van deze aanvraag kadert binnen de duurzaamheidsdoelstellingen van Johnson & Johnson, waarin onder meer opgenomen is dat Johnson & Johnson een reductie van haar CO2-uitstoot en een verhoging van hernieuwbare energieproductiecapaciteit wil gerealiseerd zien tegen 2020. Janssen Pharmaceutica heeft in het verleden reeds diverse maatregelen en initiatieven genomen om de CO2-emissies te reduceren. Daarnaast wordt in Beerse sinds 2010 groene stroom opgewekt door middel van zonnepanelen en sinds 2013 door warmtekracht koppeling. De optie geothermie is voor de site te Beerse de volgende techniek voor het opwekken van hernieuwbare energie met de beste technische en economische haalbaarheid. Doelstellingsalternatieven worden daarom niet onderzocht. Uitvoeringsalternatief : Dit alternatief voorziet methodische of technische keuzes. - bouw van een bijkomende WKK. - valorisatie van warmte uit de aarde (2,4 km, 90 °C), voor verwarming en koeling - valorisatie van warmte uit de aarde (3,5 km, 120 °c), voor verwarming, koeling en elektriciteitsproductie waarbij de mogelijkheid bestaat voor valorisatie van de restwarmte (70 °C) voor de maatschappij. Het potentieel beschikbaar vermogen ligt in lijn met het jaarverbruik van 16.000 gezinnen. Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen na of er relevante BBT-studies of BREFnota’s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen.
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
4
4. Juridische en beleidsmatige context De volledig verklaarde kennisgeving doet opgave van het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden.
5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied met effecten moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. Cumulatieve effecten dienen onderzocht te worden. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant en op voldoende wijze te gebeuren. De dienst Mer vraagt om bij de beschrijving van de bestaande toestand en milieueffecten, als aanvulling op de volledig verklaarde kennisgeving, voldoende aandacht te besteden aan het volgende:
Met betrekking tot de discipline water: Bij de pompproeven op de eerste put kan het water niet worden geherinjecteerd en moet het dus worden opgevangen aan het oppervlak. De opties daartoe moeten beschreven worden, ook als er nog geen keuze is gemaakt. Gezien de aanwezigheid van een grondwaterverontreiniging lokaal tot 50m-mv, wordt de boring in de bovenste watervoerende lagen best begeleid door een bodemsaneringsdeskundige (vraag van OVAM). Dit was reeds opgenomen in het MER. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de "Watertoets" uit het Decreet Integraal Waterbeheer dienen te worden opgenomen
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
5
Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen: Er wordt in de Niet-technische samenvatting (NTS) en de discipline Geluid verwezen naar de milieukwaliteitsnorm van 50 dB in de ons omringende landen. Gezien de nabijheid van een woonwijk moet er tijdens de boorfase toch gestreefd worden naar de nachtelijke VLAREMgrenswaarde van 45 dB(A) als dit technisch mogelijk is. Paragraaf in NTS verduidelijken.
Met betrekking tot de discipline bodem: De beschrijving en de tabel met de geologische lagen is te summier, bvb. de lithologie bij het Krijt vermeldt enkel Krijtgesteenten. Hier kunnen karstholtes voorkomen zodat verankering van de casing in deze formaties niet mogelijk is. Deze beschrijving moet overeenkomen met de andere informatie in het rapport (bvb. in het casingschema bij de technische uitvoering). Voor de overgang Carboon-Devoon geldt dezelfde opmerking als voor het Krijt. Er worden tegenstrijdige boorschema’s weergegeven. Het is niet duidelijk waar de verankering gebeurt, dit is van belang voor de stabiliteit van de put. Het blijkt niet de bedoeling dat er verankerd zou worden in verkarst gesteente, enkel in massieve kalksteen. Uit de tekst komt zulks echter nog niet altijd ondubbelzinnig naar voor. De tekst stemt niet overeen met de toegevoegde casingschema’s. Er zijn 3 casingschema’s, maar er wordt verwacht dat er maar één geschikt is (gelijk voor de 2 boringen). Het is onduidelijk waarom Figuur 2.7 (boring tot Carboon) toegevoegd is. Er wordt immers geboord tot het Devoon. Er zal geen boortraject uitgevoerd worden zoals in Figuur 2.7. Figuur 2.7 en bepaalde passages lijken te verwijzen naar een scenario dat inmiddels verlaten is. De beschrijving moet passen bij Figuur 2.9 (boring tot het Devoon). De correcte casingschema’s zullen worden toegevoegd. Er ontbreekt een beschrijving van het reservoirconcept : waar wordt er aangeboord, waar zijn meer permeabele zones...? Dit kan schematisch worden weergegeven. De informatie mbt het reservoirconcept is (deels) terug te vinden in de VITO studie. De studie zal worden samengevat in het MER. De rol van de breukzones is niet duidelijk uit de tekst. Wat voor breuken zijn het, zijn ze actief, wat zijn hun spanningscondities, hoe zullen ze werken? Dit zowel voor productie- als injectieput. In de tekst staat dat de einddiepte van de injectieput in een breukzone voorzien is, terwijl in figuur 2.4 van de breuken weg gedevieerd wordt. De veiligheidsaspecten moeten beschreven worden, niet alleen van het injecteren maar ook van het boren zelf. Zo is in de tekst sprake van injectie in een breukzone, wat seismiciteit kan uitlokken. Er zal, zo blijkt, niet worden geïnjecteerd in een breukzone. Dit moet echter duidelijker worden gesteld in de tekst. Sommige breuken doorsnijden het ganse Krijt, hier komen mogelijk ook losse gaspockets voor. Dit moet bekeken worden. Bij de vermelde modelleringen in het MER is niet duidelijk over welke breukzones het gaat (één of meerdere, of zijn er overal dezelfde effecten). De resultaten zijn aanvaardbaar, maar het is Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
6
niet duidelijk wat er als input in het model gebruikt is. Waarom wordt enkel met de ‘meest realistische scenario’s’ gewerkt? Het is niet altijd duidelijk wat er gemodelleerd is. De uitgangssituatie van het model moet worden beschreven om de resultaten ervan te kunnen beoordelen. Voorbeelden uit het buitenland kunnen niet dienen als input, de geologie ter hoogte van de site van Janssen Pharmaceutica is specifiek. De gegevens van de nabije put Beerse-Merksplas kunnen daarentegen wel als representatief gebruikt worden. Het lijkt er op dat er weinig effecten zijn van het doublet op de gasopslag op de ondergrondse gasopslag in Loenhout. De samenvatting van de studieresultaten komt echter niet overeen met de conclusie. De resultaten moeten beter verwoord worden. Aangaande zoutlagen (H4 P; 6/15) : er komen (voor zover bekend) geen zoutlagen in de ondergrond van Vlaanderen voor. Er wordt enkele keren gesproken over de Formatie van Kasterlee, daar waar uit de context blijkt dat het zou gaan over de Breuk van Kasterlee.
Met betrekking tot de discipline mobiliteit: MOW heeft geen bezwaren t.a.v. het project, maar wijst erop dat de cijfers van het Mober van 2012 (die in het MER zijn gehanteerd) niet meer actueel zijn. MOW en AWV beschikken over recentere telgegevens. De deskundige zal dit onderzoeken en aanpassen in het MER.
Met betrekking tot de discipline fauna en flora: Er is geen betekenisvolle aantasting van de IHD van speciale beschermingszones, dus een passende beoordeling is niet vereist. Verscherpte natuurtoets: er is geen vermijdbare of onherstelbare schade aan VEN-gebieden te verwachten (ANB). Enkele onvolledigheden en fouten moeten gecorrigeerd worden: opsomming beschermde habitats en soorten in habitatrichtlijngebieden is onvolledig VEN-gebied 307 ‘Kempense Kleiputten’ ontbreekt Natuurpunt is de beheerder van het natuurreservaat De Schrieken i.p.v. Afdeling Bos en Groen.
6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
7
Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
7.
Monitoring en evaluatie
Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.
8.
Integratie en eindsynthese
Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, leesbare samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.
9.
Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen
In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.
10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Bij het schrijven van de niet-technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding “niet-technische samenvatting” zoals gepubliceerd op www.mervlaanderen.be. Deze niet-technische samenvatting zal in het project-MER als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden en zal tevens in digitale vorm aangeleverd worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen.
11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: -
recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het terrein
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
8
-
duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; Het definitieve project-MER evenals de niet technische samenvatting wordt digitaal aan de dienst Mer bezorgd.
12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: grondwater, bodem, geluid en trillingen. De optiedisciplines lucht, water, mens-hinder, mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora zullen door de coördinator van het MER opgesteld worden. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. De beslissing over deze wijzigingen zal per brief meegedeeld worden aan de initiatiefnemer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER.
Digitaal getekend Door Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
9
Bijlage Lijst van inspraakreacties tijdens de terinzagelegging bij: -
Gemeente Beerse : geen Gemeente Vosselaar : geen
Lijst van de instanties die werden aangeschreven Aan het College van Burgemeester en Schepenen van Vosselaar Aan het College van Burgemeester en Schepenen van Beerse Agentschap Natuur en Bos buitendienst Antwerpen Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht Volksgezondheid Antwerpen Departement MOW Fluxys Infoworks Agentschap Ondernemen Entiteit Ruimtelijke Economie Vlaams Energieagentschap VMM Afdeling Ecologisch Toezicht - Milieureglementering OVAM Afdeling Bodembeheer Dienst Databeheer VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer Ruimte Vlaanderen APL Antwerpen Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen VMM Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie Vergunningenadvisering luchtemissie Onroerend Erfgoed Antwerpen Departement LNE Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Dienst Natuurlijke rijkdommen - Brussel De gouverneur van de Provincie Antwerpen
Cingel 7
2350 Vosselaar
Bisschopslaan 56 Lange Kievitstraat 111113 bus 63 Lange Kievitstraat 111113 bus 31 Koning Albert IIlaan 20 bus 2 Kunstlaan 31 Koning Albert IIlaan 35 bus 12 Koning Albert IIlaan 20 bus 17 Dr. De Moorstraat 2426 Stationsstraat 110 Koning Albert IIlaan 20 bus 16 Lange Kievitstraat 111113 bus 52 Lange Kievitstraat 111113 bus 61 Dr. De Moorstraat 2426 Lange Kievitstraat 111113 Koning Albert IIlaan
2340 Beerse
Koningin Elisabethlei 22
2018 Antwerpen
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
2018 Antwerpen 2018 Antwerpen 1000 Brussel 1040 Brussel 1030 Brussel 1000 Brussel 9300 Aalst 2800 Mechelen 1000 Brussel 2018 Antwerpen 2018 Antwerpen 9300 Aalst 2018 Antwerpen 1000
10
Lijst van de instanties die gereageerd hebben : Aan het College van Burgemeester en Schepenen van Vosselaar Aan het College van Burgemeester en Schepenen van Beerse Agentschap Natuur en Bos buitendienst Antwerpen Departement MOW Agentschap Ondernemen Entiteit Ruimtelijke Economie OVAM Afdeling Bodembeheer Dienst Databeheer VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen VMM Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie Vergunningenadvisering luchtemissie Departement LNE Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Dienst Natuurlijke rijkdommen - Brussel
Cingel 7
2350 Vosselaar
Bisschopslaan 56 Lange Kievitstraat 111113 bus 63 Koning Albert IIlaan 20 bus 2 Koning Albert IIlaan 35 bus 12 Stationsstraat 110 Koning Albert IIlaan 20 bus 16 Lange Kievitstraat 111113 bus 61 Dr. De Moorstraat 2426 Koning Albert IIlaan
2340 Beerse
Dienst Mer – Richtlijnen PR2181 Geothermisch Project Janssen Pharmaceutica Beerse
2018 Antwerpen 1000 Brussel 1030 Brussel 2800 Mechelen 1000 Brussel 2018 Antwerpen 9300 Aalst 1000
11