Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75
Richtlijnen milieueffectrapportage Noordelijke ontsluiting van de luchthaven van Zaventem
4 juni 2004 PRMER-0036RL
Inleiding Om de problematische ontsluiting van de luchthaven van Zaventem te verbeteren zijn als infrastructuurwerken een spoor- en een wegenisproject gepland. Hiervoor is telkens een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk. Het spoorproject bestaat uit: - de uitbreiding van het bestaande station Brussel-Nationaal-Luchthaven; - nieuw aan te leggen spoorweg in de middenberm van de E19 tussen Schaarbeek en Mechelen met aansluiting op de nieuwe spoorlijnen met bypass rond Mechelen - verbinding van de stationsuitbreiding Zaventem met de nieuw aan te leggen spoorweg richting middenberm en richting Brussel-Schaarbeek. Het wegenisproject bestaat uit: - vervollediging van het op- en afrittencomplex van de E19 te Steenokkerzeel - omvorming van de Luchthavenlaan (N211) tot primaire weg I Bij de aansluiting van het spoortraject ter hoogte van het complex RO-E19 richting Brussels gewest zal ter hoogte van de kruising met de Woluwelaan ermee moeten rekening gehouden worden dat er geen hypotheek wordt gelegd op de mogelijke nieuwe aansluiting(en) van die Woluwelaan op dat complex ; dit wordt op dit ogenblik onderzocht in de streefbeeldstudie van die Woluwelaan ( in opdracht van AWV-Vlaams-Brabant waar ter hoogte van Machelen ook verschillende ruimtelijke ontwikkelingen in het vooruitzicht worden gesteld. Volgens de huidige lijsten met m.e.r.-plichtige activiteiten opgenomen in de besluiten van 23 maart 1989 geldt de MER-plicht voor: - aanleg van spoorwegtrajecten over lange afstanden (spoorproject); - aanleg en/of ingrijpende wijzigingen van autosnelwegen; - omvorming van primaire wegen volgens de inrichtingsprincipes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Met het oog op het bekomen van de stedenbouwkundige vergunningen en mede het gegeven van het decreet inzake mer/VR van 18.12.2002, wordt een MER opgesteld. Initiatiefnemers zijn: - NMBS, Stafdienst Strategie & Ontwikkeling, Beheer van Grote Projecten, Frankrijkstraat 52/54, 1060 Brussel - Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastuctuur, Administratie Wegen en Verkeer, Afdeling Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant, Luchthavenlaan 4, 1800 Vilvoorde. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 13 januari 2004. De terinzagelegging gebeurde op de volgende plaatsen: - Bij de gemeente Machelen. Deze liep van 12 februari 2004 tot 12 maart 2004. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking. - Bij de stad Mechelen. Deze liep van 24 februari 2004 tot 24 maart 2004. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking, op de
Cel Mer
4/06/2004
2
-
-
webstek van de stad, via teletekst, via de plaatselijke pers, via een info-avond en door een brief naar de omwonenden van de wijk van de Rietstraat. Bij de gemeente Steenokkerzeel. Deze liep van 12 februari 2004 tot 14 maart 2004. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking op het gemeentehuis en op de plaats van de exploitatie. Bij de stad Vilvoorde. Deze liep van 10 februari 2004 tot 10 maart 2004. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking aan het NMBS station en het Stedelijk aanplakbord, door aankondiging in een lokale krant en de plaatsing op de webstek. Bij de gemeente Zaventem. Deze liep van 12 februari 2004 tot 12 maart 2004. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking. Bij de gemeente Zemst. Deze liep van 3 februari 2004 tot en met 3 maart 2004. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking.
Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen (zie bijlagen) worden hierin meegenomen, voor zover ze relevant zijn voor deze MER.
Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende; - de voorstelling en het onderscheid tussen project- en studiegebied is nodig - daarenboven moet al naargelang de specificiteit van het projectonderdeel , de nood aan detailleringsgraad , de kwetsbaarheid van de locatie ook de kaartschaal aangepast worden met de nodige doorsnedes , schetsen , uitvoeringsalternatieven, enz…; dit zal bijv. het geval zijn voor - het wegenis- en spoorproject ter hoogte van de Woluwelaan met de lokale ontsluiting en ruimtelijke ontwikkeling te Machelen en de wegenisaanpassing LuchthavenlaanHaachtsesteenweg- op- en afrit E19; - het deeltracé waar het spoor de E19-middenberm verlaat tot aan de aansluiting en de doorgang te Mechelen ( vergelijking van de mogelijke haalbare alternatieven ter hoogte van de Rietstraat, Geerdegemstraat, Jubellaan en omgeving; -
aansluiting op het Bypass-spoor Mechelen;
-
-
de te onteigenen zones ( onder voorbehoud -die weerhouden worden bij de vergunningverlening – rekening houden met milieumilderende maatregelen) ; een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; dat de inhoud van een paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, incl. een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen.
Gezien dit MER het spoor- ( zowel goederen- personen- en HSL-lijnen aanduiden ) en wegenisproject gezamenlijk behandelt dienen deze ook telkens de respectievelijke lijnen op de kaarten aangeduid te zijn. Cel Mer
4/06/2004
3
De reservatiezone op het Gewestplan is niet duidelijk op de schaal zoals die in de kennisgeving zit. In de zone van Mechelen moet hiervoor een andere schaal gebruikt worden.
Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7.§ 1,1°, a en b
De verantwoording toegelicht in de kennisgeving geeft aan dat stedenbouwkundige vergunningen nodig zijn voor de voorgestelde projecten. Door deze projecten wordt de verbetering van de ontsluiting van de luchthaven en de afname van de verkeerscongestie beoogd.. In het RSV is tevens melding gemaakt van langeafstandsparkings voor de luchthaven. De mogelijkheid dat deze uitgevoerd worden dient meegenomen te worden in het MER. De verbeterde spoorontsluiting van de luchthaven vanuit het noorden van het land kan tot gevolg hebben dat bepaalde locaties in de regio Mechelen gebruikt zullen worden als langeafstandsparking. De mogelijke effecten hiervan dienen ook bestudeerd te worden. Er dient tevens aangegeven te worden of en hoe deze projecten verband houden met het GEN. Aangegeven moet worden welke de linken ( kunnen –dit plan heeft geen wettelijk statuut) zijn met het Strategisch Plan Regionaal Openbaar vervoer. Het betreft immers een enorme investering voor de verbetering van de ontsluiting van de luchthaven van Zaventem , maar waar mogelijk en nuttig moet de werk met werk doelstelling gehanteerd worden evenals de optimalisatie van de finaliteit van ontsluiting nl. het personenen goederenstation Brucargo , de vraag naar de haalbaarheid van een halte te Elewijt (zie inspraak) ,…de ontsluiting en bereikbaarheid van kantoren en bedrijvenzone rond de luchthaven, … De voorgestelde oplossingen worden verondersteld te passen in het “duurzaam mobiliteitsplan Vlaanderen” waarbij ook de duiding nodig is naar de inpassing in het globale Hoge Snelheidslijn verhaal specifiek van de jaren ’89-’90 en dat van vandaag ( link naar de vragen en opmerkingen over onteigeningen o.a. ter hoogte van de Rietstraat en omgeving) . De doelstellingen t.a.v. de respectievelijke regelgeving, normen en beleidsmatige randvoorwaarden worden aangegeven voor de respectievelijke beleidsdomeinen. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook “doorwerken in de besluitvorming “ volgens art. 4.1.7. van het decreet nl. dat “bij de beslissing van de overheid over het voorgenomen project o.a. in het kader van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag en bij de uitwerking ervan rekening wordt gehouden met de goedgekeurde rapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht”.
Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7.§ 1,1°,c, d en e
Het MER dient duidelijk aan te geven waar de eigenlijke redenen voor het MER liggen met name voor welke vergunningen het een vereiste is (stedenbouwkundige vergunningen, …). Er zijn geen doelstellingsalternatieven te onderzoeken.
Cel Mer
4/06/2004
4
Locatiealternatieven zijn voor het wegenisproject niet relevant omdat op voor de afwerking van het complex aan de Luchthavenlaan de inrichtingsprincipes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vooropstaan. Voor het spoorproject zijn de locatiealternatieven grotendeels onderzocht in het voorafgaande planMER. De locatiekeuze die hieruit naar voor kwam dient kort en bondig gemotiveerd te worden. Voor de zone vanaf het verlaten van de middenberm van de E19 tot in Mechelen zijn alternatieven nog niet onderzocht. Uit de inspraakreacties van de terinzagelegging van het kennisgevingsdossier kwamen de volgende voorstellen naar voor: - het traject van de E19 later verlaten en aansluiten via de N1 - tussen lijn 25 en 27 i.p.v. er naast. Dit met de opties om bij de kruising van lijn 25 en 27 een tunnel of brug te gebruiken of om de lijnen 25 en 27 recht te trekken; dit laatste wordt o.a. voorgesteld door bewoners van ter plaatse (tevens ex-NMBS-werknemers) ; zij vragen tevens de supprimering van de huidige tunnel die blijkbaar bij het in – en uitrijden van de treinen voor veel hinder zorgt – of is daar een andere technische oplossing mogelijk? - aan de andere kant van de berm ter hoogte van de woningen Rietstraat te rijden - eerder op lijn 25 aan te sluiten; - een tunnelconstructie te gebruiken bij het verlaten van de E19. Nagegaan moet worden in hoeverre bij de afbuiging vanuit de middenberm is rekening gehouden met de “mogelijke optie om de lijn eventueel later ter verlengen in de middenberm van de E19 verder richting Antwerpen. De redelijkerwijze te onderzoeken alternatieven dienen geëvalueerd te worden. Indien deze alternatieven technisch onmogelijk uitvoerbaar zijn zal dit duidelijk aangetoond worden. Voor het wegenisproject aan de Luchthavenlaan dienen minstens de twee voorgestelde uitvoeringsalternatieven onderzocht te worden. . Het voorstel van de gemeente Steenokkerzeel ( verlaging van de Haachtsesteenweg ) moet in de afweging betrokken worden. Voor het spoorproject dient wat betreft de wijziging van het ondergrondse station op de luchthaven het alternatief onderzocht te worden waarbij een verbreding van het huidige station i.p.v. een verlenging beoogd wordt, en tevens de ligging onder elkaar indien redelijkerwijze haalbaar. Voor de aansluitingen ter hoogte van de Woluwelaan , die mee onderwerp uitmaken van een streefbeeldstudie , en die ook moeten rekening houden met de RSV-inrichtings-principes van hoofdwegen en aansluitende primaire wegen wordt gevraagd dat de uitvoering van de spoortracés richting Brussel geen hypotheek legt op de later uit te voeren wegenisaansluitingen. Op beide locaties dient juist beschreven hoe de verbindingen voor fietsers en voetgangers zullen verbeterd worden .Voorstellen van fietsbruggen en –tunnels zijn aan de orde. In het MER moeten een aantal andere scenario’s onderzocht worden: -
Cel Mer
Gezien het Diabolo-project volgens de planning aangesloten zal worden op de spoorbypass te Mechelen maar dat de stand van dit project nog niet zo ver is, dient hiermee rekening gehouden te worden als scenario; wat op het ogenblik van de afronding van de ontwerptekst van het MER over dit project bekend is evenals over de stedenbouwkundige ontwikkelingen van de stad Mechelen ter hoogte van de voorliggende projecten moet op een open en doorzichtige wijze uit de doeken te worden gedaan in het MER, ook om de cumulatieve effecten in ruimte en tijd
4/06/2004
5
(fasering) te kunnen meenemen. Dit ook in samenhang met de (her-)aanleg van de Jubellaan. -
een goederen en personen- Brucargo-station ; gebeurt hierbij de aansluiting gelijkgronds of via een engelse vertakking ?
Bij de bespreking van de toekomstige situatie dient in het MER duidelijk bepaald te worden op welke gegevens de prognoses (trein-wegverkeer-modal-split,…) gebaseerd zijn en hoe groot de waarschijnlijkheid is van die prognose. Het voorgenomen project zal in al haar onderdelen op basis van de nodige detailgegevens waarvan de aanzet in de kennisgeving is terug te vinden, beschreven worden. Omdat het zo’n belangrijke ingreep betekent in het landschap en ten aanzien van de bestaande leefomgeving in de woonbuurten onmiddellijk naast de sporen, ten aanzien van kwetsbare groen- en bosgebieden, beekvalleien,… is het nodig op die relevante plaatsen de nodige schetsen, dwarsdoorsnedes , zichten (eventueel driedimensionaal) ,……..van de geplande situatie met de wijziging t.o.v. de bestaande situatie weer te geven. De keuze van de technische uitvoeringswijze van de nieuwe bouwwerken is in eerste instantie afhankelijk van de bestaande toestand van de ligging van de sporen, het reliëf, de aanwezigheid van bebouwing, wegenis, leidingen allerhande en mede daarom zijn o.a. de volgende basis principes gehanteerd : -
beperking van de grondinneming van particuliere eigendommen en zo weinig mogelijk onteigening; behoud van groen en zo mogelijk de versterking ervan; vermindering van de hinder door het spoorverkeer en wegverkeer t.o.v. de huidige situatie; beperking van de hinder tijdens de uitvoering van de werken
Samen met het type treinen ( goederen-, diesel-, Thalys-,…)en het aantal ervan dat er zal rijden en de verdeling over dag, avond, nacht en de vervanging op termijn van oudere treinstellen moet de geluidssituatie verbeteren. Die timing en fasering moet goed verduidelijkt worden met de bijbehorende effecten naar geluid, trillingen,… Nagegaan moet worden of de maatregelen die nu in het projectvoorstel worden voorgesteld ter hoogte van viaducten, in ingraving of ophoging, inbegrepen de geluidswerende voorzieningen in de vorm van schermen, begroeide muren of groene terassen zullen voldoen aan de normen en/of beleidsdoelstellingen. Dit geldt ook voor de locaties waar wegenis en sporen elkaar cumulatief beïnvloeden. Het mag niet zijn dat het project een verslechtering van de leefsituatie, de ruimtelijke noch de verkeersorganisatie in de respectievelijke gemeenten met zich meebrengt. Integendeel, er zal dus moeten aangetoond worden hoe de voorgestelde maatregelen of nog de verbetering hiervan, negatieve effecten zullen opheffen, verminderen dan wel welk positief resultaat kan bekomen worden Uit de advisering en de reacties van terinzagelegging blijkt dat in alle onderdelen van het MER nodig zal zijn klaar en doorzichtig uit te leggen en te verantwoorden waarom wat waar wordt voorzien. Dit is verder specifiek nodig voor :
Cel Mer
4/06/2004
6
de fasering van de werken : voorbereiding van het terrein, werfinstallaties en aanvoer van materiaal , plaatselijke verkeersomleidingen al dan niet; grondwerken ,…… Hierbij moet een zo goed mogelijk zicht komen op de werfwegen ( of transportinfrastructuur). Dit moet duidelijk worden gemaakt in de afbakening van de perimeter van het projectgebied met daarbij het impactgebied dat tot het studiegebied behoort. het grondverzet nl. uitgraving en ophoging, waar en hoeveel : het nut en relevantie van de werken bijv. in functie van taluds, afwerking van de sleuven of de steunmuren, enz. ( het mag niet de indruk wekken dat constructies worden aangelegd om de ‘grond kwijt te geraken); de onderhoudsaspecten van de infrastructuur ; Ook de exploitatiekarakteristieken van de lijn met type treinen moeten verduidelijkt worden. waarom , waar onteigening : de afweging van volledige of gedeeltelijke onteigening t.o.v. het niet onteigenen met dan wel de ligging onmiddellijk naast een steunmuur, geluidsmuur of berm/terrassen met de bijbehorende effecten – de huidige berm ontneemt ook al zonlicht bij lage zonnestand ’s morgens en ’s avonds, wordt in de kennisgevingsreacties gemeld; Nog voor het geheel : verantwoording en evaluatie van de architecturale vormgeving ( advies van de Vlaamse Bouwmeester, andere instanties, deskundigen,…) van de infrastructuur, van balustrades van viaducten, van trapconstructies, specifiek meubilair…..Werd er een keuze gemaakt uit verschillende ideeënontwerpen? Evaluatie van maatregelen inzake veiligheid - ontsporing ( vooral bij de delen in ophoging) ongelukken, toegankelijkheid (kinderen, vandalisme,…), sociale veiligheid , inkijk vanuit de trein en vanop de berm , naastliggende dienstweg of andere constructie. Op basis van de eigen doelstellingen ter versterking van de actuele en potentiële milieukwaliteitswaarden op het gebied van landschap, natuur, cultuurhistorie en rekening houdend met de doelstellingen van integraal waterbeheer , geluidsklimaat, duurzaam energieen grondstoffenge-(ver-)bruik,… kan een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) verder ontwikkeld worden waardoor duidelijk wordt wat maximaal mogelijk is wanneer milieudoelstellingen vooropgesteld worden. Daarnaast kan ook een voorkeursalternatief geformuleerd worden. Wanneer dit voorkeursalternatief afwijkt van het MMA of andere accenten legt, dienen die afwijkingen in terugvalopties beschreven te worden, samen met de mogelijke verschillen in milieugevolgen ten opzichte van het MMA. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving, en die zo mogelijk samen met het voorgenomen project een cumulatief effect kunnen teweeg brengen.
Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7.§ 1,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ( met weergave van de meest actuele stand van zaken) met een duidelijk ruimtelijke component worden duidelijk cartografisch gepresenteerd (vb. de locatie van
Cel Mer
4/06/2004
7
beschermde ( of voorlopig-) monumenten binnen het studiegebied zoals het Arsenaal, bruggen,…), Er moet duidelijk aangegeven worden wanneer de gegevensverzameling, waarop de effectvoorspelling en –evaluatie wordt gebaseerd , wordt afgesloten in het MER. Het is verder overbodig uitleg te geven bij wetgeving die uiteindelijk niet van toepassing is voor het projectgebied. Best kan eerst in een matrix aangegeven worden wat al dan niet van toepassing is om daarna bij de projectrelevante regelgeving de specifieke aandachtspunten aan te geven. Specifieke aandacht dient besteed aan de toepassing van het bosdecreet, het natuurdecreet, bosbeheersplannen, de regelgeving inzake waterbeheersing en onbevaarbare waterlopen; de milieubeleidsplannen op de verschillende niveaus; het Breughelproject, project Groene Corridor,… Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Indien de reikwijdte van bepaalde directe en indirecte effectgroepen, zeker deze m.b.t. fauna en flora, invloed hebben op gebieden waarop artikel 36ter van het wijzigingsdecreet natuurbehoud van 19 juli 2002 (BS 31.08.2002) van toepassing is, dient in het MER de passende beoordeling te worden opgenomen. Voor de soorten waarop het wijzigingsdecreet natuurbehoud van 19 juli 2002 (BS 31.08.2002) van toepassing is, dienen de eventuele effecten te worden onderzocht. In het MER zal tevens onderzocht worden of het project strookt met de bepalingen uit de structuurplanning op verschillende niveaus (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, het Provinciale Ruimtelijk Structuurplan, Gemeentelijk Structuurplannen , elementen uit de “afbakening van het Stedelijk Gebied Mechelen”) en of de effecten niet een aantal bepalingen uit de gewestelijke, provinciale en/of gemeentelijke milieubeleidsplannen hypothekeren. Met betrekking tot de Gemeentelijke Structuurplannen en Mobiliteitsplannen met de inbegrepen actieplannen dient de huidige toestand vermeld te worden. Dit geldt ook voor de relevante bepalingen van het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid van 9 juli 2003 (watertoets). Bij de afbakening van het VEN dient verduidelijkt te worden dat dit de eerste fase van de afbakening betreft. De beleidsbrief Leefmilieu 2003 i.v.m. de reductie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen dient opgenomen te worden, alsook het ontwerp-Milieubeleidsplan 2004-2008 van de provincie Vlaams-Brabant (in het bijzonder de aspecten Duurzaam verkeer en Hinder) en de Tritel/CIEM-studie “Luchthaven Brussel-Nationaal. Toegankelijkheid per spoor: vracht- en personenvervoer” i.o.v. Biac , 2002. In het MER dient ook opgenomen te worden dat een streefbeeld voor de Woluwelaan in opmaak is, waarbij deze mogelijks aangesloten zal worden op de verkeerswisselaar “aansluiting E19 met R0”, en de wijze waarop hiermee rekening gehouden wordt. De afbakening van het Regionaal Stedelijk Gebied voor Mechelen en de bijkomende woonzone(s) en ruimtelijke ontwikkelingen volgens het Structuurplan Mechelen moeten meegenomen worden in de bespreking, evenals de ontwikkelingen te Machelen en Steenokkerzeel. De geplande RWZI te Huinhoven paalt aan de E19 en dient dus ook opgenomen te worden. De NMBS geeft aan dat de plaatsbeschrijving zal gebeuren net voor de start van de werken ( dit zal in het lastenboek voor de aannemers bepaald worden) . Onder de plaatsbeschrijving vallen alle woningen, de toegangswegen, werfwegen, riolering, tijdelijke werfinstallaties, enz. en dit binnen een afstand van 50m aan beide zijden van het spoor).
Cel Mer
4/06/2004
8
Bestaande toestand en milieueffecten Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario’s art.4.3.7.§ 1,1°, g
Als referentiesituatie dient de huidige toestand van het projectgebied met de bijhorende omgeving – als relevant studiegebied - te worden behandeld. Per discipline worden de relevante aspecten, zoals voorgesteld in deel 5 van het kennisgevingsdossier, duidelijk beschreven. Ook moet aangegeven worden hoe de huidige waarde, kwaliteit en/of kwetsbaarheid van het projecetgebied wordt ingeschat. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de gevolgen van de reeds genomen beslissingen en die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario’s op basis van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn o.a. de volledige realisatie van het Gewestplan, de mogelijke natuurontwikkeling in de groene bestemmingsgebieden in combinatie met de Europese beschermingen en het natuurstreefbeeld m.b.t. het grensoverschrijdend ecologisch basisplan, de aspecten m.b.t. het integrale waterbeheer en het behoud van de monumenten en landschappen (op basis van beschermingen en de visie in de landschapsatlas). Het Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Aanvullend wordt met het volgende rekening gehouden : met betrekking tot de discipline monumenten en landschappen: -
de beschermde bruggen en delen van het Arsenaal in Mechelen dienen aangeduid en in de evaluatie betrokken te worden alsook hun relatie met de omgevende nietbeschermde gebouwen; voor het kasteel Snoy te Melsbroek is de beschermingsprocedure opgestart. Eventuele effecten hierop dienen ook bekeken te worden; de gemeente Zemst draagt nu al een zware last inzake wegeninfrastructuur ; wat verdraagt het waardevol landschap nog extra ? rekening houden met de kleinschalige landschapselementen;
met betrekking tot de disciplines oppervlaktewater en bodem en grondwater: - Wat zijn al dan niet de problemen met de huidige afwateringstoestand? - Wat is de toestand van de spoorwegbermen ondanks ..of gezien het gebruik van bestrijdingsmiddelen? met betrekking tot de discipline fauna en flora: - Wordt specifieke aandacht gevraagd voor de fauna en flora van het Poelenbroek die moet geëvalueerd worden (vnl. naar aanwezigheid van amfibieën) evenals van de middenberm; met betrekking tot de discipline bodem: - gezien het de bedoeling is om de grondbalans neutraal te houden dient de kwaliteit van de bodem onderzocht te worden; - de exacte (hoogte) ligging van het gehele tracé dient duidelijk aangeduid te worden;
Cel Mer
4/06/2004
9
met betrekking tot mens : - zicht op de huidige hinderaspecten ( klachtenregistratie) in relatie tot de verdeling van de geluidsbronnen gedurende de verschillende periodes dag-avond-nacht, visuele hinder, bezonning, trillingshinder…. met betrekking tot de discipline geluid en trillingen: In bijlage wordt een overzicht gegeven van de vaste en ambulante meetpunten. De huidige geluidssituatie zal dus in eerste instantie goed in kaart moeten gebracht worden, waarbij duidelijk moet aangegeven worden waar en in welke mate het verkeersgeluid bepalend voor de geluidsbelasting . -
de huidige verdeling van treinen over de dag (aantal treinen, type treinen, goederen/passagiersvervoer) duidelijk opgeven met het oog op een inschatting van de huidige geluids- en trillingshinder. Standaard wordt berekend op hoogte van 2 en 5m. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie.
Milieueffecten en milderende maatregelen art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c
De kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep wel duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet. Met betrekking tot de te verwachten situatie dient duidelijk aangegeven te worden op welke wijze het toekomstige spoor- en weggebruik bepaald werd (naar aantallen, frequentie, type voertuig, … Dit zowel op de nieuw aan te leggen delen als op de reeds bestaande.) en wat de betrouwbaarheid is van deze schattingen. Alle soorten effecten (cfr. de opsomming in het decreet en het Richtlijnenboek) die relevant zijn en waarschijnlijk kunnen voorkomen worden, moeten aan bod komen. Algemeen voor alle disciplines moet de gebruikte methodologie voor effectvoorspelling, effectuitdrukking (kwantitatief of kwalitatief) en effectbeoordeling goed doorzichtig uitgelegd worden. Hoe zal hun effectuitdrukking zijn ? kwantitatief (meetbare grootheid) of kwalitatief (veel/weinig, meer/minder, hoger/lager, stijgen/dalen…) met opgave van de reikwijdte voor de verschillende effecten /effectgroepen :hoe zullen de effectgroepen worden beoordeeld ? Aanvullend kan hierbij nog aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline water: er dient nagegaan te worden op welke manier het afstromend hemelwater gebufferd wordt en indien dit vervuild is tevens of dit enige bedreiging voor oppervlakte- en grondwater kan betekenen. Indien dit het geval is dienen milderende maatregelen voorgesteld te worden
Cel Mer
4/06/2004
10
teneinde vervuiling te voorkomen. Tevens dient aangegeven te worden of hiervoor een monitoring voorzien is. In het bijzonder aan de beekvalleien dient aandacht besteed te worden aan de voorkoming van verstoring van de waterhuishouding.
Cel Mer
4/06/2004
11
Met betrekking tot de discipline bodem: verdichting van de bodem dient zoveel mogelijk vermeden te worden en indien dit onmogelijk is moeten milderende maatregelen voorgesteld worden. Met betrekking tot de discipline lucht: de aanleg van het op- en afrittencomplex zal vermoedelijk een invloed hebben op de emissies van het wegverkeer. Om deze te berekenen kan gebruik gemaakt worden van het model MIMOSA dat door VITO ontwikkeld werd in opdracht van Aminal om op basis van multimodale verkeersmodellen de emissies te kunnen berekenen. Met betrekking tot de discipline licht: lichthinder dient vermeden en die zin besproken te worden. Met betrekking tot de discipline fauna en flora: de aanleg van de spoorweg in de middenberm van de E19 verstevigt mogelijks de barrièrewerking van de verkeersinfrastructuur. Indien dit het geval is dienen milderende maatregelen (bijv. ecotunnels of ter hoogte van beekonderdoorgangen, duikers,…) voorgesteld te worden. Ook al is reeds een barriere aanwezig, wil dit niet zeggen dat voor de respectievelijke partijen de zorgplicht geldt. Versnippering en isolatie van het gebied Poelenbroek dienen vermeden of minstens maximaal gemilderd te worden. Tevens dient hier in het bijzonder gekeken te worden naar de mogelijke invloed van een eventuele vervuiling door bestrijdingsmiddelen. Er zijn verschillende locaties waar aandacht aan buffering en verbetering van ecologische overgangen mogelijk kan gemaakt worden zoals ter hoogte van Floordambos, Weybeemd, Geuzenhoek, Vriezenbroek, Galgenberg, Gulderij ,… Ter hoogte van de klaverbladen moet ook aandacht naar buffering gaan. Als compensatie voor het Witte Kinderbos ( zoveel mogelijk in de onmiddellijke omgeving) dient zo vlug mogelijk een plan uitgewerkt te worden dat niet enkel de oppervlakte compenseert maar tevens de symboolwaarde van het bos. Milieueffecten van het nieuw te planten bos dienen tevens bestudeerd te worden. Met betrekking tot de discipline monumenten en landschappen: bij het bouwen van nieuwe bruggen etc dient nagegaan te worden wat de impact hiervan is op de omgeving en de reeds aanwezige monumenten en dient een voorstel geformuleerd te worden om dit indien nodig en relevant te milderen. Het Poelenbroek is door zijn KLE’s (kleine landschapselementen) voor de gemeente Zemst een bijzonder aandachtspunt. Er dient duidelijk geformuleerd te worden in hoeverre dit landschap bewaard kan blijven. Bijkomende visuele hinder door de verkeersinfrastructuur dient zoveel mogelijk gemilderd te worden. Met betrekking tot de discipline geluid en trillingen: bij de beoordeling van de te verwachten geluidshinder moet het MER de cumulatieve effecten van spoor- en wegverkeer in acht nemen. Hinder moet zoveel mogelijk beperkt worden ( nagaan toename van mogelijk aantal (ernstig gehinderden) zeker in relatie tot mogelijke slaapstoornissen en milderende maatregelen moeten voorgesteld worden. Voor het gebruik van begroeide wanden etc dient tevens aangegeven te worden wie deze zal onderhouden en wanneer dit zal gebeuren. Voor het
Cel Mer
4/06/2004
12
gebruik van schroefpalen ipv heipalen moet in rekening gebracht worden dat het verplaatsen van deze machines tevens een bron van trillingen en geluid is. Met betrekking tot de disciplines mens-verkeer en mens-gezondheid: met betrekking tot de heraanleg van de Jubellaan dient nagegaan te worden in hoeverre dit cumulerende hinder geeft met dit project ( aangeven van uitvoeringstermijn). Indien dit een kleiner negatief effect zou opleveren moet gestreefd worden naar een al dan niet gelijktijdige realisatie van de twee projecten. Fietsverkeer, alsook de toegankelijkheid van de kern Melsbroek voor lokaal verkeer, dient mogelijk te blijven en initiatieven om de fietsverbindingen te verbeteren, zoals de plannen van AWV om een fietsersbrug aan te leggen, mogen niet gehypothekeerd worden. Ook aan de verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers dient voldoende aandacht besteed te worden evenals aan het herstel van landbouwwegen ( Zemstesteenweg naar Vriezenbroek o.a.). Een algemene “leefbaarheid” van de woningen dient aangegeven te worden op basis waarvan eventuele vrijwillige verwerving van woningen zou kunnen gebeuren. Deze leefbaarheid dient o.a. rekening te houden met geluid, trillingen, tuinoppervlakte, bezonning en privacy. Beschadiging van bestaande wegen dient vermeden te worden en milderende maatregelen dienen voorgesteld te worden. Naast onteigeningen van tuinen bij het spoorproject dienen voor het wegenisproject volledige woningen en een bedrijf onteigend te worden. De effecten hiervan en de leefbaarheidseisen moeten voor de verschillende alternatieven duidelijk bepaald en duidelijk op kaart aangegeven worden. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie.
Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7.§ 1,2°, e
Er zijn op Vlaams grondgebied geen tracé/locatiealternatieven voor het spoorwegproject in het kennisgevingsdossier opgegeven. Zie ook hoger in de vorige delen van deze richtlijnen. Voor het grootste deel van het tracé zijn deze reeds onderzocht in het voorafgaande planMER. Omwille van de vraag naar tracévarianten in Mechelen die in de inspraakreacties gevraagd werden zullen tracéalternatieven in dit MER verder onderzocht en geëvalueerd worden. Naast de tracéalternatieven zijn nog verschillende uitvoeringsalternatieven (hogere of lagere aanleg van de nieuwe spoorlijn) mogelijk waarbij de balans tussen geluidshinder, visuele hinder en te onteigenen oppervlakte anders kan liggen. Om te kunnen stellen dat de in de kennisgeving voorgestelde uitvoeringswijze de meest milieuvriendelijke is moeten enkele redelijkerwijze te bestuderen alternatieven vergeleken worden. In het MER dient heel duidelijk de methodologie te worden beschreven hoe alternatieven op basis van hun milieueffecten t.o.v. elkaar zullen worden afgewogen. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project het best haalbare project is voor het milieu.
Cel Mer
4/06/2004
13
Leemten in de kennis art.4.3.7.§ 1,4°
Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming.
Monitoring en evaluatie art.4.3.7.§ 1,2°, d
In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemten in de kennis.
Integratie en eindsynthese art.4.3.7.§ 1,2°, e
In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Tevens zal men hier aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is en welke maatregelen minimaal nodig zijn om het project haalbaar te maken indien dit niet het geval zou zijn. Gezien de aard en de ligging van het project zal in de eindsynthese rekening gehouden worden met de gewestgrensoverschrijdende effecten.
Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7.§ 5,3°
In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest zal in dit hoofdstuk tevens aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt.
Cel Mer
4/06/2004
14
Niet-technische samenvatting art.4.3.7.§ 1,5°
De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. De niet-technische samenvatting wordt tevens digitaal aan de Cel Mer bezorgd.
Cel Mer
4/06/2004
15
Bijlagen Bijlage O : meetpunten geluid ( vaste en ambulante) Bijlage 1: Bekendmaking en terinzagelegging gemeentes Bijlage 2: Lijst van inspraakreacties Mechelen: 44 inspraakreacties van burgers (waarvan 12-tal in meer dan 1 exemplaar) Zemst: Natuurpunt Afdeling Zemst Overige: geen Bijlage 3: Lijst van schriftelijke reacties en/of mondelinge reacties op de bespreking van de ontwerp-richtlijnen, vanwege administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen -
A.R.O.H.M., Afdeling Vlaams-Brabant, t.a.v. de Heer Wim Coppens, Blijde Inkomstraat 105, 3000 LEUVEN LIN, Mobiliteitscel, Koning Albert II laan 20, 11de verdieping, 1000 BRUSSEL College van Burgemeester en Schepenen en Gecoro van de gemeente Steenokkerzeel, Fuérisonplaats 18, 1820. Steenokkerzeel College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Zemst, De Griet 1, 1980. Zemst AMINAL, Afdeling Bos en Groen Vlaams-Brabant, Waaistraat 1, 3000 LEUVEN Provincie Vlaams-Brabant, Dienst Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Provincieplein 1, 3010 LEUVEN Gemeentebestuur Mechelen, Grote Markt 21, 2800. Mechelen
De volgende instanties hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: -
AMINAL, Afdeling Milieuvergunningen Vlaams-Brabant, Georges HUAU, Hoofdinspecteurdirecteur, Waaistraat 1, 3000 LEUVEN IAP/AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen, Phoenix-gebouw, K.Albert II-laan 19, 1210 BRUSSEL Provincie Antwerpen, Dienst Waterbeleid, Koningin Elisabethlei 22, 2018 ANTWERPEN
Bijlage 4: Lijst van aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op het kennisgevingsdossier: -
Cel Mer
A.R.O.H.M., Afdeling Antwerpen, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1 bus 19, 2018 ANTWERPEN A.R.O.H.M. Afdeling Monumenten en Landschappen Vlaams-Brabant, t.a.v. de heer Karel ROBIJNS, Waaistraat 1, 3000 LEUVEN A.R.O.H.M. Afdeling Monumenten en Landschappen Antwerpen, Copernicuslaan 1 bus 6, 2018 ANTWERPEN AROHM, Afdeling Ruimtelijk Planning, Graaf de Ferrarisgebouw, Koning Albert II-laan 20, 1000 Brussel AMINAL, Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1 bus 8, 2018 ANTWERPEN AMINAL, Afdeling Natuur Vlaams-Brabant, t.a.v. de heer Frank SAEY, Waaistraat 1, 3000 LEUVEN AMINAL, Afdeling Natuur Antwerpen, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1 bus 7, 2018 ANTWERPEN AMINAL, Afdeling Land Vlaams-Brabant, Waaistraat 1, 3000 LEUVEN
4/06/2004
16
-
Cel Mer
AMINAL, Afdeling Land Antwerpen, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1 bus 2, 2018 ANTWERPEN AMINAL, Afdeling Bos en Groen Antwerpen, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1 bus 7, 2018 ANTWERPEN Provincie Vlaams-Brabant, Directie Infrastructuur, Dienst Waterlopen, t.a.v. mevr. Hilde TORFS, Provincieplein 1, 3010 LEUVEN (KESSEL-LO) Provincie Antwerpen, Dienst Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Koningin Elisabethlei 22, 2018 ANTWERPEN De gouverneur van de Provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven De gouverneur van de Provincie Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen Gemeentebestuur Zaventem, Diegemstraat 37, 1930. Zaventem Gemeentebestuur Machelen, Woluwestraat 1, 1830. Machelen Gemeentebestuur Vilvoorde, Grote Markt, 1800. Vilvoorde Brussels Hoofdstedelijk Gewest, BIM, t.a.v. Michel Derouck, Gulledelle 100, 1200 Brussel
4/06/2004
17