Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75
Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER – Omloop met trainingsfaciliteiten voor grondgebonden gemotoriseerde sporten “Heeserbergen” te Lommel
Initiatiefnemer: Provincie Limburg 3 directie: Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur Sectie Ruimtelijke Ordening – Planning en Beleid Universiteitslaan 1 3500 HASSELT de
13 mei 2011 PLMER-0106-RL
1 Inleiding Het planMER wordt opgesteld in het kader van de opmaak van een Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan ten behoeve van de herinrichting en uitbreiding van het bestaande circuit „Heeserbergen‟ te Lommel. Naast de bestaande activiteiten zal er plaats gecreëerd worden voor outdoor karting en een circuit voor rallycross. Met deze uitbreiding en herinrichting wordt gestreefd naar een betere inpassing van de activiteiten namelijke motorcross, oefenterreinen voor de jeugd, rallycross, karting, trial en 4x4. Het RUP zal de bestaande omloop en de uitbreiding herbestemmen naar “recreatiegebied – specifiek voor grondgebonden gemotoriseerde sporten”. De initiatiefnemer van dit plan is Provincie Limburg, 3de directie: Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur, Sectie Ruimtelijke Ordening – Planning en Beleid, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 6 december 2010. De ter inzage legging liep van 8 december 2010 tot en met 14 januari 2011. Het kennisgevingsdossier was gedurende de ter inzage legging te raadplegen op het gemeentehuis van Lommel, bij de initiatiefnemer, bij de Dienst Mer te Brussel en op de webstek van de Dienst Mer. Dit werd aangekondigd via de website van de Dienst Mer en via de krant „Het Belang van Limburg‟ op 7 december 2010. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De ontvangen adviezen en inspraakreacties zijn behandeld op de bespreking van de ontwerprichtlijnen op 1 maart 2011. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen).
2 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Art. 4. 2. 7. §1, 1°, a en b
In de kennisgeving (p.12) wordt aangegeven dat het plan-MER wordt opgesteld in het kader van de geplande herinrichting en uitbreiding van bestaande circuits, waarbij gestreefd wordt naar een betere inpassing van motorcross, oefenterreinen voor de jeugd, rallycross, karting, trial en 4x4. Hierbij is niet meteen duidelijk welke van deze activiteiten reeds aanwezig zijn op de site en welke nieuw zijn. Pas later in de nota wordt duidelijk dat de uitbreiding van het bestaande terrein in functie is van nieuwe outdoor karting en een nieuw circuit voor rallycross. Het is aangewezen de beknopte beschrijving van het plan aan te passen zodat de eigenlijke doelstelling van het plan vanaf het begin duidelijk is.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 2 van 18
Op p. 31 van de kennisgeving wordt om de doelstellingen van het plan te beschrijven verwezen naar een studie “Uitbreiding motorcrossterrein Balendijk”. In het MER dient verduidelijkt te worden wanneer deze studie is opgesteld en kan het nuttig zijn de inhoud nader toe te lichten. De verantwoording van het plan dient aangevuld te worden op basis van informatie uit eerdere studies zodat de verantwoording op Vlaams/provinciaal niveau en de synthese van de uitgevoerde studies voor het terrein Heeserbergen (kennisgeving p.27-29) een samenhangend verhaal vormt1en2. Het toevoegen van een kaart met aanduiding van andere geselecteerde gebieden3 kan nuttig zijn. Gezien de nabije ligging van de provincie Antwerpen kan het nuttig zijn de plannen mbt locaties voor vergelijkbare activiteiten aan te halen. De kennisgeving vermeldt bij de behoeftedetectie ook indoorkarting. Deze sporttak lijkt echter niet in het RUP en PlanMER voorzien te zijn. Dit dient verduidelijkt te worden. Ingevolge eerdere besluitvorming zijn in de provincie Limburg vier mogelijke locaties geselecteerd voor het beoefenen van gemotoriseerde sporten. Een van deze mogelijke locaties is de locatie Heeserbergen te Lommel. Het plan-MER heeft tot doel de besluitvorming over een PRUP te onderbouwen dat in geval van vaststelling en goedkeuring een bestemmingswijziging doorvoert om het inrichten van dergelijke sporten met hun randactiviteiten in overeenstemming te brengen met de stedenbouwkundige voorschriften en tevens bepalingen bevat over hoe de voorgestelde milderende maatregelen ruimtelijk kunnen uitgevoerd worden. In een latere fase, ter onderbouwing van de milieu/stedenbouwkundige vergunningsaanvragen dient een projectMER (of een goedgekeurd verzoek tot ontheffing van de projectMER-plicht) opgesteld te worden.
3 Voorgenomen plan en “alternatieven” Art. 4. 2. 7. §1, 1°, c en d
De Vlaamse regering besliste op 23 december 2005 het terrein Heeserbergen aan te duiden als permanente omloop met trainingsfaciliteiten voor gemotoriseerde sporten en deze via ruimtelijke uitvoeringsplannen op het gepaste niveau vast te leggen. De opmaak van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan in functie van een omloop met trainingsfaciliteiten voor 1
Betreffende de tekst “Gemotoriseerde sporten op Vlaams/provinciaal niveau” is het bijvoorbeeld niet duidelijk wat bedoeld wordt met de term „regio‟?, wat het onderscheid is tussen toeristisch-recreatieve knooppunten IIa en IIb, waarom de inventaris uit 2001 motorcross, enduro, trial, quad en 4x4 opneemt en dit niet overeen lijkt te komen met de huidige plannen, wordt niet dieper ingegaan op de zoekzonekaart, wat het afwegingskader is, wat de selectie en indicatieve criteria inhouden (zie beslissing Vlaamse Regering 2002), welke informatie opgenomen is in het dossier dat voor dit terrein is opgesteld, welke informatie te vinden is in hoofdstuk 3.3.1 daar dit hoofdstuk in de kennisgeving ontbreekt, …. 2 Betreffende de tekst “synthese dossier gemotoriseerde sporten: selectie permanente omlopen met trainingsfaciliteiten terrein Heeserbergen Lommel” is het bijvoorbeeld niet duidelijk of de weergegeven behoeften betrekking hebben op provinciaal niveau dan wel op het terrein zelf, in hoeverre de activiteiten opgesomd in de conclusie overeenkomen met de huidige geplande activiteiten, … 3 Bloso wenst te benadrukken dat de bestaande omloop voor motorvoertuigen in Lommel zeer belangrijk is voor de motorsport. Recent werd immers nog een PRUP voor een omloop in Neeroeteren vernietigd door de Raad van State. De uitbreiding van het terrein in Lommel is onder meer nodig voor de opvang van het circuit voor rally-cross in Opgrimbie. Dit terrein dient te herlokaliseren omdat het gelegen is vlakbij het Nationaal Park Hoge Kempen.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 3 van 18
grondgebonden gemotoriseerde sporten „Heeserbergen‟ in Lommel is onder meer door deze selectie aanvaardbaar. In haar beslissing van 23 december gaf de Vlaamse regering ook aan dat de nodige flankerende maatregelen moeten worden ingebouwd met betrekking tot mobiliteit, geluidshinder, veiligheid, lucht-, water- en bodemverontreiniging. Er dient ook aandacht gegeven worden aan aspecten van landbouw, landschappelijke en ecologische doelstellingen. Het is dan ook van belang dat in het planMER de nodige aandacht wordt besteed aan deze aspecten. Terminologie: “plangebied” en “planalternatief” De kennisgeving is opgebouwd op het “plangebied” en het “planalternatief”. Met “plangebied” wordt verwezen naar het huidige recreatiegebied met uitbreiding in noordelijke en zuidwestelijke uitbreiding. Met het “planalternatief” wordt het huidige recreatiegebied met uitbreiding in zuidelijke richting benoemd. Om onduidelijkheden te vermijden, werd op de richtlijnenvergadering voorgesteld om beide alternatieven te benoemen (bijvoorbeeld (plan)alternatief 1 en alternatief 2). Wanneer in deze richtlijnen wordt verwezen naar het “plangebied” omvat dit beide alternatieven (maw het huidige recreatiegebied en alle voorgestelde uitbreidingsmogelijkheden). Wanneer slechts een van beide alternatieven wordt bedoeld zal dit ook steeds zo vermeld worden. Ruimtelijke situering en bestemming De ruimtelijke situering zoals beschreven in de kennisgeving dient grondig aangevuld en verduidelijkt te worden. Zowel voor de terreinen binnen het plangebied als in de onmiddellijke omgeving dient de historiek weergegeven te worden van de opeenvolgende gewestplanwijzigingen, BPA‟s en RUP‟s4. In de ruimtelijke situering dient tevens bijzondere aandacht te gaan naar de ontwikkeling van de industrieterreinen Balendijk /Kristalpark5.
4
Inspraakreacties bevatten onder andere volgende informatie; in het MER dienen deze gegevens opgenomen en geverifieerd te worden: - Bij het besluit van de Vlaamse Regering 28.07.1995 werd het gewestplan Neerpelt-Bree gewijzigd: een agrarische zone werd aangeduid als reservatiegebied voor industriële uitbreiding en het motorcrossterrein kreeg de bestemming dagrecreatie. Het is deze toestand die overeenkomt met naar wat aangehaald wordt op de p. 38, 44 en zoals is weergegeven op p. 53 van de kennisgeving: het betreft hier een afbeelding uit de “Geluidsstudie P06078” uitgevoerd in 2006. De omzetting van het reservatiegebied voor industriële uitbreiding naar effectief reservegebied werd goedgekeurd bij Min. Besluit 10.06.1997 middels het BPA “Uitbreiding Balendijk”. Met het Min. Besluit 19.05.2005 werd de goedkeuring van de herziening van het BPA “Uitbreiding Balendijk” vastgesteld. De bedoeling van deze herziening was het BPA “Uitbreiding Balendijk” aan de westelijke grens uit te breiden met een smalle strook voor de plaatsing van windturbines. Volgens de memorie van toelichting bij het BPA werd gesteld dat de herziening van het BPA eveneens noodzakelijk was voor de wijziging van de stedenbouwkundige voorschriften, de versoepeling van de verplichte bouwlijn op de rooilijn naar een flexibele bouwlijn langsheen de “groene boulevard” of centrale wegontsluiting, het uitvoeren van bepaalde wegverbredingen en doortrekken van de wegenis onder het motorcrossterrein door. Wat het doortrekken van de wegenis zuidelijk onder het crossterrein betreft willen we erop wijzen dat dit reeds eerder deel uitmaakte van een MER (uitbreiding industrieterrein Balendijk Lommel fase II) en daaraan verbonden openbaar onderzoek (12/01 tem 22.08.2004). Met de herziening werd op het plan het sterretje, symbool voor dagrecreatie, weggelaten. 5 Inspraakreacties bevatten onder andere volgende informatie; in het MER dienen deze gegevens opgenomen en geverifieerd te worden: - Het plangebied wordt omgeven door de industrieterreinen Balendijk: een in ontwikkeling zijnde KMO-zone (gelegen in Kristalpark I) ten westen, een nog niet ingenomen spoorweggebonden bedrijvenpark (Kristalpark I) ten zuiden. Ten noorden ten dele door zowel dezelfde KMO-zone (Kristalpark I) als een industriezone (Kristalpark II), hetwelk zich ook ten oosten van het plangebied uitstrekt. Het oostelijk van het plangebied gelegen industrieterrein is infrastructureel ontwikkeld maar er hebben zich nog geen bedrijven gevestigd. Voor de woongebieden gelegen ten noorden en ten oosten van EMGO is een Vlarem II – afstandsregel van 500 m van toepassing.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 4 van 18
Het MER dient duidelijk aan te geven wat de huidige bestemmingen zijn binnen het plangebied en in de omgeving. De terreinen die ingenomen worden door het zuidelijk gelegen uitbreidingsalternatief zouden gebieden gereserveerd voor een spoorweggebonden bedrijvenpark zijn. In het MER dient onderbouwd te worden waarom de bestemming van spoorweggebonden bedrijventerrein achterhaald is en dient herbestemd te worden naar recreatiezone. Het MER dient tevens een gedetailleerde inventarisatie te bevatten over de inname van de industriegronden, afzonderlijk voor Kristalpark I zowel als voor kristalpark II en dit volgens de toestand op 01.01.2011. deze inventarisatie dient voor kristalpark I uitgesplitst te worden naargelang het type van industrieterrein, nl. hoogwaardig bedrijventerrein, modern bedrijvenpark, KMO-zone, spoorweggebonden bedrijvenpark, zone voor megaprojecten. Voor elk type zone dient apart vermeld te worden : de ingenomen oppervlakte , de optie voor bijkomende oppervlakte voor bestaande bedrijventerreinen, de aan nieuwe bedrijven reeds verleende maar nog niet ingenomen oppervlakte op 01.01.2011. Op dezelfde wijze dient een inventarisatie te worden uitgevoerd voor Kristalpark II. Voor Kristalpark I dient bovendien apart aangegeven te worden welke wijzigingen zich hebben voorgedaan met de herziening BPA “Uitbreiding Balendijk” (Min Besl 19.05.2005) ten opzicht van BPA “Uitbreiding Balendijk” (Min Besl. 10.06.1997). Specifiek de vertaling in oppervlakte van de doorgevoerde wijziging van de omzetting van het ene type industrieterrein naar het andere type industrieterrein. De orthofoto gebruikt in de kennisgeving dateert van 2003 (kaart 3) Er dient nagegaan te worden of er geen recentere versie beschikbaar is. Om de feitelijke bestaande toestand duidelijk voor te stellen kunnen eventueel aanvullende aanwijzingen op een orthofoto worden ingetekend. Alternatieven Het MER dient de noodzaak tot uitbreiding te motiveren. In deze onderbouwing dient naast aspecten zoals clustering van verschillende activiteiten, multifunctionaliteit6, nood aan bufferzones en nood aan parkeerplaatsen ook dieper ingegaan te worden op duurzaam ruimtegebruik. Er zullen in het planMER twee alternatieven worden onderzocht voor de uitbreiding. De oppervlakte van deze twee alternatieven verschilt enorm: 2,3 ha in het ene alternatief en 9,37 in het andere alternatief. Het is niet duidelijk waarom de uitbreiding in het tweede alternatief veel groter is. Het is noodzakelijk dat de reële behoefte aan bijkomende oppervlakte
- In de kennisgeving wordt de vermelding “Kristalpark” (p. 16) en “Kristalpark Oost” (p. 20, 39) gebruikt. Kristalpark is een algemene benaming voor een uitgestrekt industriegebied bestaande uit meerdere terreinen. Naargelang de volgorde waarin deze terreinen werden uitgerust en tot ontwikkeling gebracht worden onderscheiden we Kristalpark I, II en III. Met Kristalpark Oost wordt Kristalpark II bedoeld, wat de meest courante benaming is voor dit terrein. 6 De gemeente Lommel vraagt na te gaan op welke manier de mogelijke integratie van een outdoor-kartingcircuit vormgegeven zal worden. Hierbij is het belangrijk de een rechtstreekse link met de indoor-karting mogelijk blijft in functie van dubbel gebruik van bestaande constructies en faciliteiten nodig voor het karting-gebeuren. De gemeente stelt dat het niet wenselijk is dat het bijkomend voorzien van een outdoor-kartingcircuit bijkomende constructies in de zin van opslagplaatsen e.d. zou vereisen aangezien door een weloverwogen inplanting van het outdoor-circuit een dubbel gebruik van de reeds aanwezige faciliteiten van de indoor-karting mogelijk zijn.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 5 van 18
(rallycross, karting, bijhorende parking, …) wordt aangegeven en dat twee gelijkwaardige alternatieven onderzocht worden. Beide alternatieven dienen even gedetailleerd uitgewerkt te worden zodat ze evenwaardig kunnen afgewogen worden. Vanuit de inspraak werd de vraag gesteld naar een andere locatie voor het terrein met name op de evenementenweide. Verder werd in de beginfase bij het uitdenken van dit plan ook een locatie ten oosten van het huidige motorcrossterrein overwogen. Op het richtlijnenoverleg werden beide alternatieven als minder kansrijk beschouwd. Dit zal onderbouwd worden in de het MER. Bij de inplanting van de verschillende functies is het raadzaam rekening te houden dat lawaaierige functies best zo ver mogelijk van kwetsbare locaties worden ingeplant. De nodige ruimte voor bufferzones/geluidsbermen7 dient voorzien te worden. Het nulalternatief moet eveneens worden beschreven. Parkeercapaciteit Zoals in de kennisgeving aangegeven zal de parkeercapaciteit een belangrijk aandachtspunt in het MER vormen. Op basis van de huidige nood aan parkeerplaatsen zal een inschatting gemaakt worden van de toekomstige noden. Bij deze inschatting zal rekening gehouden worden met een uitbreiding van het huidige recreatiegebied en dus rekening gehouden worden met de mogelijkheid van grotere evenementen als naar meerdere evenementen per jaar (want meerdere typen activiteiten mogelijk). De kennisgeving (p.31) geeft aan dat 10 ha parkeercapaciteit die nodig is voor bezoekers (bij evenementen?) elders zal moeten gezocht worden. Het MER zal hieromtrent meer duidelijkheid te geven en een motivatie van oppervlakte, locatie van terrein(en), …. De terreinen dienen op kaart aangeduid te worden. In een overzichtstabel kan een afweging gemaakt worden van de op termijn beschikbare parkeeroppervlakte en waar deze gerealiseerd zal worden. Bij de berekening van de parkeercapaciteit mogen de aangrenzende braakliggende bedrijventerreinen niet in rekening gebracht worden omdat er zich op termijn bedrijven kunnen vestigen. Er dient maximaal gestreefd te worden naar gebundeld parkeren binnen het plangebied. Hoewel in de 7
De gemeente Lommel vraagt een voldoende dichte visuele en geluidsbuffer te voorzien. Hiervoor kan gewerkt worden met een talud waarbij minstens de buitenflank van de talud groen aangeplant dient te worden. De binnenzijde kan eventueel ingericht worden als tribune. Het groene karakter van de buffer dient echter gegarandeerd te worden. Het voorzien van een tijdelijke tribune op de binnenzijde van de talud mag in geen geval hinder van inkijk en privacy op de omliggende terreinen voorzien. De bufferfunctie van de talud en groenbuffer dient maximaal gegarandeerd te worden. In dat opzicht kan het niet toegelaten worden de optie open te houden om in deze zones toekomstgericht een trial-circuit aan te leggen. Indien toekomstgericht men dergelijk circuit wenst aan te leggen dient dat voorzien te worden binnen de daartoe te voorziene zone binnen het plangebied. De bufferzone dient haar functie als buffer te blijven garanderen waardoor aanleg van dergelijk circuit binnen deze zone uit den boze is. In hetzelfde opzicht kunnen in de bufferzone en op de talud ook geen vaste constructies toegelaten worden. Enkel bij evenementen zou het eventueel mogelijk kunnen zijn om tijdelijke constructies toe te laten in de vorm van eet- en drankstanden. Dit echter op voorwaarde dat aan artikel 7.2 van het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, voldaan wordt. Na de evenementen dienen deze constructies onmiddellijk verwijderd te worden. Ook hier geldt bijkomend de voorwaarde dat deze tijdelijke constructies op geen enkel ogenblik hinder mogen veroorzaken wat betreft o.a. inkijk en lawaaioverlast naar de omliggende percelen en woonwijken.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 6 van 18
kennisgeving gestreefd wordt naar de verschillende functies/activiteiten binnen de site autonoom te laten functioneren, is het vanuit duurzaam ruimtegebruik aangewezen de parkeervoorzieningen te bundelen en op die manier de ruimte zo efficiënt mogelijk in te richten en een dubbel gebruik mogelijk te maken. Aardgasvervoerinstallaties Fluxys nv meldt de aanwezigheid van volgende aardgasvervoerinstallaties in het plangebied: glasvezelkabel Dilsen-Lommel, 600 HD Dilsen-Stokkem (Lanklaar)–Lommel en 150 HD Lommel–Houthalen. Er dient rekening gehouden te worden met de erfdienstbaarheid en specifieke veiligheidsvoorschriften. Fluxys vraagt aandacht voor de invulling van de bestemming van de voorbehouden zone. Het inrichten van deze zone als parkeerterrein stelt geen probleem. Het benutten van deze zone als rennerspark, meer bepaald de plaatsing van tenten, is in deze zone niet toegelaten. Het MER dient de ligging en de breedte van de voorbehouden zone weer te geven. Een inspraakreactie melde tevens de ligging van een gasdrukregelstation in de nabije omgeving. De relevantie voor dit plan zal nagegaan worden. Verder dienen nog volgende elementen verduidelijkt of aangevuld te worden: Voor het begrip “paddock” dient te worden uitgelegd wat het verschil is tussen paddock en het circuit paddock en tussen paddock en parking. Te verwachten wedstrijdgroottes, frequenties, spreiding, … e.d. dienen aangegeven te worden. De spreiding van de wedstrijden dienen duidelijker te worden omgeschreven. Hierbij is het nuttig rekening te houden de andere geselecteerde (of reeds vergunde) omlopen in de omgeving. Wedstrijden zijn belangrijk voor het gegenereerde verkeer op het wegennetwerk, maar ook is het cumulatief geluidseffect van de verschillende activiteiten belangrijk. Het gelijktijdige toelaten van motorcross en rallycross zal vermoedelijk een hoger geluidsoverlast met zich meebrengen. Op woensdag 12 oktober 2005 werd aangaande de uitbreiding van het motorcrossterrein, een hoorzitting gehouden in de kantine van het motorcrossterrein, gelegen aan de Balendijk. Conclusies/ aanbevelingen die toen geformuleerd werden, kunnen nuttig zijn voor het MER. De gemeente Lommel meldt dat momenteel een aanvraag lopende is voor de vestiging van een bedrijf (oppervlakte 1,5 ha) in het oostelijk gedeelte van het zuidelijke uitbreidingsalternatief.
4 Juridische en beleidsmatige context Art. 4. 2. 7. §1, 1°, e
De volledig verklaarde kennisgeving heeft reeds een kader met juridisch/ beleidsmatige randvoorwaarden voorgesteld dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig de relevantie van elke voorwaarde weergeven en ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 7 van 18
combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van het beleid en de wetgeving op te volgen. Volgende relevante randvoorwaarden moeten evenwel bijkomend worden vermeld of aangepast: Het aspect “ruimtelijke veiligheid” , refererend naar hoofdstuk IV van titel IV van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het besluit van de Vlaamse regering van 26 januari 2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage. Op 750 m ten zuiden van de spoorweg is bevindt er zich een natuurinrichtingsproject. Voor het archeologische aspect zijn de juridische randvoorwaarden archeologie op p 22 van de kennisgeving foutief, archeologische toevalsvondsten zijn niet voldoende voor dit dossier. Ook de informatie bij “bestemming en milieukwaliteitsnormen oppervlaktewater” en bij “Landschapsatlas” dient aangepast; in de kennisgeving wordt een foutieve locatie beschreven. In de rij “Hernieuwing mobiliteitsplan Lommel” wordt gesteld dat heden het mobiltietsplan aan de hand van de resultaten van een sneltoets gedeeltelijk wordt herzien. Dit is niet correct; het mobiliteitsplan van Lommel wordt volledig vernieuwd omwille van de omvangrijke ruimtelijke ontwikkelingen zowel in het centrum als daarbuiten en de aanzienlijk gewijzigde plancontext. Dit resulteerde in oktober 2010 in een nota: vernieuwing mobiliteitsplan.
5 Bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen Art. 4. 2. 7. §1, 1°, f en art. 4. 2. 7. §1, 2°, a, b, c
Als referentiejaar voor dit planMER wordt de huidige situatie aangenomen. De kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven, welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het raam van het MER, bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. De afbakening van het studiegebied dient voldoende gemotiveerd te worden per discipline rekening houdende met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk voorgesteld te worden op figuur of kaart. Het MER zal een overzicht bieden van alle ontwikkelingsscenario‟s die in het plan-MER in rekening gebracht zullen worden. Relevante ontwikkelingsscenario‟s op basis van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen behandeld te worden in de relevante disciplines. De ontwikkelingsscenario‟s worden bij voorkeur na de effectbespreking ook als beoordelingskader voor de verschillende effectgroepen gebruikt. In het plan-MER dienen, Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 8 van 18
waar relevant, de ontwikkelingsscenario‟s op figuur of op kaart gesitueerd te worden, afhankelijk van de beschikbare informatie dient de geplande timing (grootte-orde) inzake de realisatie van de ontwikkelingsscenario‟s aangegeven te worden. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario‟s naar voor zouden komen, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de kennisgeving kan hierbij nog aangegeven worden dat: Bodem - In de discipline bodem wordt gesproken over windverstuiving; belangrijk gezien de locatie is dan om zowel voor de disciplines bodem, lucht als mens de parameter zware metalen uit te werken. In de effectdiscipline mens kan men zo een inschatting maken naar de impact op de gezondheid, rekening houdende met de gevonden concentraties - de blootstellingsduur (acuut/intermediair voor bezoekers, chronisch voor omwonenden) en blootstellingsroute (directe inhalatie, depositie op groenten in de omgeving en dus orale inname, ...). Voor de discipline bodem zal het belangrijk zijn dat indien er verhoogde Cdwaarden (ev. As) worden teruggevonden, deze niet verspreid worden door de activiteiten op het beoogde terrein: dit zowel voor de fase van inrichting (cf. het document van OVAM dat het omschrijft hoe men omgaat met werkzaamheden in de bodem - bv. bij wegwerkzaamheden, saneringen van Zn-assen, ...) als voor de uiteindelijke exploitatiefase. - Er dient ook aandacht te gaan naar watererosie. Erosie kan plangrensoverschrijdend zijn. Bodemerosie treedt zeer plaatselijk op maar de effecten zoals modderstromen, sedimenten in de waterlopen en afzettingen van sedimenten, kunnen de plangrens overschrijden. Hierbij kan verwezen worden naar de Potentiële en Actuele Erosiegevoeligheidskaarten van Vlaanderen. - In deze discipline zal dieper ingegaan worden op de informatie beschikbaar in de Databank Waardevolle Bodems8 en met de Bodemgeschiktheidskaarten9. - Nodige aandacht zal gaan naar de standaardopmerkingen van OVAM met betrekking tot de bepalingen van het bodemdecreet, de regels van het grondverzet, de nodige acties in geval van calamiteiten en de nodige aandacht zal gaan naar de gevolgen van reeds vastgestelde bodemverontreiniging op het plan.
8
In deze kennisgevingsnota is nergens sprake van de Databank Waardevolle Bodems, ook niet bij §9.1.2 Beschrijving van de referentiesituatie. Deze databank werd opgesteld in het kader van het onderzoeksproject „Nadere uitwerking van de bescherming van waardevolle erfgoedbodems in Vlaanderen‟ (zie „Geactualiseerd MER-richtlijnenboek Discipline Bodem). Deze gegevens zijn voor het volledige Vlaamse grondgebied raadpleegbaar op de DOV-website (Databank Ondergrond Vlaanderen). Het doel van de studie “Waardevolle bodems in Vlaanderen” is de uitbouw van een referentiekader voor waardevolle bodems in Vlaanderen met het oog op de mogelijkheid hen te beschermen tegen verstoring. Aanbevelingen worden geformuleerd over het behoud en het beschermen van waardevolle bodems.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 9 van 18
Water Oppervlaktewater - Er dient duidelijk aangegeven te worden of en waar er huishoudelijk afvalwater en/of bedrijfsafvalwater ontstaat en waar dat dan geloosd wordt na eventuele zuivering. - Omtrent de waterkwaliteit dient de lozing van afvalwater te worden getoetst aan de Vlarem-bepalingen. Het afvalwater van het crossterrein aan Balendijk is volgens het zoneringsplan reeds aangesloten op de riolering. Dit werd door het stadsbestuur Lommel bevestigd dd. 15/12/2010 aan de VMM. Het terrein zou uitgerust zijn met een gescheiden stelsel en het hemelwater kan infiltreren. In dat aspect wordt erop gewezen dat alle bestaande en nieuwe gebouwen of installaties voorzien te worden van een gescheiden rioleringsstelsels waarbij het afvalwater aansluit op de riolering in Balendijk en het hemelwater kan infiltreren. - De afvoer van sanitair en huishoudelijk afvalwater bij grote wedstrijden (bijvoorbeeld 20 000 toeschouwers?) dient beschreven te worden. Grondwater - De grondwaterwinning moet in kaart gebracht worden en in overeenstemming gebracht worden met de geldende regelgeving10. - Er dient een evaluatie gemaakt te worden mbt de wenselijkheid om hoogwaardig grondwater te gebruiken voor laagwaardige doeleinden zoals het besproeien van de piste. Fauna en flora - Het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos meldt dat het recreatiegebied samen met het aangrenzende industrieterrein en reservegebied voor industriële uitbreiding een ecologische barrière vormt tussen de natuurgebieden in het zuiden (Kattenbosserheide) en het noorden (Lommel Werkplaatsen). Lommel Werkplaatsen vormt als gebied zelf een stapsteen richting Lommelse heidegebieden (Sahara). De vallei van de Molse Nete (GEN-gebied 345 – De vallei van de Grote Nete bovenstrooms) en de noordelijke heidegebieden (GEN-gebied 403- De Lommelse heide en Sahara) maken deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk. De heidegebieden zijn tevens aangewezen als speciale beschermingszone in uitvoering van de Habitatrichtlijn (BE2100026 Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden). Het voorliggend planningsalternatief (zuidelijke uitbreiding) kan op vlak van cumulatieve effecten niet los gezien worden van de economische ontwikkelingen thv de aangrenzende industriegebieden. De bestaande bospercelen vormen de laatste corridor tussen de ruimtelijke kwetsbare gebieden ten zuiden en ten noorden van de N7111. 9
Bij de discipline bodem wordt er niet verwezen naar de Bodemgeschiktheidskaarten die op het Geoloket Bodem van AGIV raadpleegbaar zijn. Op basis van de fysische bodemgesteldheid werden bodemgeschiktheidsklassen afgeleid die zeer waardevol kunnen zijn bij het afwegen van zoekzones en alternatieven. 10 Op basis van de informatie op p 18 blijkt dat er reeds grondwaterwinningen aanwezig zijn die nog niet vergund zijn. De grondwaterwinningen dienen voor het eerste aftappunt elk voorzien te zijn van een teller die de opgesomde hoeveelheden grondwater registreert. Gezien de te vergunnen hoeveelheden dient jaarlijks een aangifte gedaan te worden voor de heffing op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en voor de heffing op de winning van grondwater.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 10 van 18
-
-
Binnen de uitwerking van het RUP dient dan ook de nodige aandacht uit te gaan naar deze corridorfunctie. De perimeter van het RUP dient men zo te kiezen dat een ecologisch verantwoorde migratie mogelijk blijft. Het ANB stelt voor om de aangrenzende zones thv de Gerard Mercatorstraat, de Jan Palfijnstraat, Balendijk, en tussenliggende straten richting N71 in het onderzoek van voorliggend RUP mee te nemen en eventuele potenties binnen deze gebieden duidelijk in kaart te brengen. De migratieproblematiek is als prioritair onderdeel ook meegenomen in het goedgekeurde ARP-project binnen Bosland waarin een ontsnipperingsstudie voorop staat. De verbindingsfunctie werd ook als prioritair overwegingskader meegenomen in de planningsfase van „Ontwikkeling industrieterrein Balendijk Kristalpark fase III te Lommel en Balen‟. Onderzoek naar de effecten en milderende maatregelen dienen zowel op perceelsniveau als op macroniveau bekeken te worden. Landschapsecologisch kan worden geconcludeerd dat projectrealisatie geen betekenisvol effect heeft op de dichtheid van het netwerk van leefgebieden voor heide en schraal grasland gebonden vogelsoorten in de gemeente Lommel. Het totaal aan bestaande en te ontwikkelen infrastructuren scheid noordelijk en zuidelijk gelegen gebieden met natuurwaarden en heeft een barrièrevormend effect. Een ecologische corridor zoals gevraagd in het Ruimtelijk Structuurplan Limburg, dient beschouwd te worden als een mitigerende maatregel in een netwerkconcept in het algemeen en in een barrièrecontext in het bijzonder. Voor vogels die van de natuurverbinding gebruik maken (als ecologische corridor sensu strictu of als leefgebied) kan enige verstoring ten gevolge van activiteiten in de omgeving niet bij voorbaat worden uitgesloten. Het ANB vraagt dan ook om het migratieknelpunt als significant negatief effect aan de discipline „fauna en flora‟ toe te voegen en milderende maatregelen voor te stellen. De stad Lommel meldt de aanwezigheid van het VEN-gebied “Vallei van de grote Nete bovenstrooms” ten zuiden van het plangebied. Op Eynderheide, gelegen in dit VENgebied, net onder de spoorlijn en bijgevolg zeer kort bij het zuidelijk uitbreidingsalternatief, heeft de stad de laatste jaren in het kader van het landinrichtingsproject “Grote Nete” van de VLM grote inspanningen geleverd voor heideherstel. Dit herstel kadert o.a. in het herstel van leefgebieden voor de boomleeuwerik, de adoptiesoort van de stad. De effecten tgv het plan op de boomleeuwerik of andere voor het gebied typerende soorten zal beschreven worden. In de onmiddellijke omgeving van het zuidelijke uitbreidingsalternatief is de provinciale natuurverbinding 1 ingetekend. In het MER zal het voorstel van natuurverbinding12 opgenomen worden en de impact van het plan hierop beschreven worden.
11
In dit verband wordt ook verwezen naar de “Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten” met signaalkaarten voor ecotoopverlies, verdroging, verzuring, vermesting, barrière en ontsnippering. De kaart geeft migratieproblemen aan voor bvb de ree (kaartmateriaal beschikbaar in het schriftelijke advies van ANB). 12 Een inspraakreacties bevatte onder andere volgende informatie; in het MER dienen deze gegevens opgenomen en geverifieerd te worden: “Met de gewestplanwijziging Neerpelt-Bree (besl Vl Reg 28.07.1995) werd de problematiek in beschouwing genomen van een aanvaardbare natuurverbinding tussen de uitgestrekte bos- en heidegebieden van Kattenbosserheide, Pijnven, militaire domeinen en de bos- en heidegebieden van Mol-Postel naar overeenkomstige vegetatietypes in Nederland. In het MER werd hiervoor een verbinding voorzien ten zuiden van, en buiten de uitgevoerde
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 11 van 18
-
-
Indien voor het zuidelijke uitbreidingsalternatief wordt gekozen zal er een ontbossing plaatsvinden. Het MER dient in te gaan op mogelijke boscompensaties. Op projectniveau kan mogelijks rubriek 1d13 van bijlage II van het projectMER-besluit (10/12/2004) van toepassing zijn. Op het richtlijnenoverleg melde de initiatiefnemer dat in kader van het BPA Balendijk reeds een boscompensatie plaatsvond voor Kristalpark 3. In het MER zal dit gegeven nagegaan worden en de relatie met het voorliggende plan verduidelijkt worden.
Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie - Voor de beschrijving van de referentiesituatie dient een link gelegd te worden met de discipline bodem en dienen tevens de gegevens van de CAI en de recente ontdekkingen in Lommel Balendijk vermeld en geanalyseerd te worden in combinatie met de mogelijke effecten die het huidige gebruik al teweeg gebracht heeft op het archief. - Bij de effectbeoordeling en de voorspelling dient de wijziging van erfgoedwaarden uitgebreid te worden met de mogelijke aantastingen van het archeologische erfgoed en hierbij moeten de verschillende effecten bekeken worden. De milderende maatregelen moeten uitgebreid te worden met het reduceren van de negatieve effecten zoals het verdwijnen van archeologisch erfgoed en tevens dient aangegeven te worden met welk onderzoek dit dient te gebeuren. - De landschappelijke impact van eventuele geluidsbermen dient behandeld te worden. Geluid - Op pagina 53 van de kennisgeving wordt aangehaald dat er gemeten wordt op dezelfde plaatsen als in een rapport van 2006. De ligging van deze meetpunten14 zal onderbouwd
wijziging gelegen. Hiermede werd geen rekening gehouden in deze voorziene verbinding werd een brug gebouwd zonder dat daarvoor, en tot nu toe, een stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd. Voor het gebied ten westen van het BPA “Uitbreiding Balendijk” werd een beslissing genomendoor het Schepencollege om een groengebied te voorzien voor deze verbinding. Deze beslissing is niet uitgevoerd , de definitie van “groengebied” werd omgezet naar een evenementenweide. De uiteindelijke zeer belangrijke natuurverbinding werd gereduceerd tot een smalle strook variëren van 25 tot 100 m breedte. De voorziene interne en externe verstoringen zijn zo groot dat het functioneren zeer gering zal zijn. Van in het begin van de negentiger jaren was de ruimtelijke ordening van het gebied (motorcrossterreinen, industriegebieden, natuurverbinding) acceptabel indien de kansen voor de natuurverbinding gegarandeerd zouden geweest zijn. Voor industrieterreinen , motorcrossterreinen had dit naar oppervlakte , structuur ligging en kwaliteit geen afbreuk gedaan.” 13 Rubriek 1d stelt dat: “Ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voorzover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt en voorzover artikel 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is.” 14 Uit de inspraak kwamen o.a volgende opmerkingen naar voor mbt de ligging van de meetpunten: - De noordelijker gelegen woningen lijken dichter te liggen, zeker als de voorziene uitbreiding naar het noorden er komt. - Een meetpunt ten zuidoosten van het circuit ontbreekt. - De vermelding van meetpunt 2 in de Duinenstraat (9.4.2) als meest nabij gelegen woongebied ( 9.4.1), lijkt niet correct, dat is namelijk de Fazantstraat, zeker indien men dit berekent vanaf de geplande uitbreidingen (9.7.3). O.a herberekening van de 500mtr grens wordt, mede daarom, ten zeerste aanbevolen. De gemeten geluidsniveaus in de Duinenstraat kunnen niet als maatgevend worden gezien voor genoemde Fazantstraat inclusief o.a de gehele woonwijk “Balendijk-West”, daar zich tussen het crossterrein, resp. de geluidsbron, en het meetpunt 2 in de Duinenstraat, de hoogste gebouwen van de glasfabriek bevinden, welke, mede door de 90 graden positie ten opzichte van de geluidsbron, een weerkaatsende/geluiddempende invloed hebben op de geluidsgolven. De gemeten geluidswaarden in de Duinenstraat kunnen daardoor niet als gelijkwaardig worden gesteld als die in de Fazantstraat, gelegen in woonwijk “Balendijk-West”. Een geluidsmeting in de Balendijk, op een punt aan de achterzijde van de woningen welke gelegen zijn in de Fazantstraat, en een meting op het speelterrein van de woonwijk “Balendijk-West”, welke als middelpunt van genoemde woonwijk mag worden gezien, zullen correctere meetresultaten geven, en word dus geadviseerd. - Er dient minimum 1 meetpunt voorzien te zijn op de dichtstbijzijnde hoek van het woongebied Westwijk. - Er dient ook rekening gehouden te worden met de conciërgewoningen die in de omgeving liggen.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 12 van 18
-
-
-
worden mede op basis van de geplande uitbreidingen, de landschapskenmerken, reliëf15 en de ligging tov woningen en kwetsbare natuurzones. Indien nodig dienen bijkomende metingen te gebeuren en/of dient het studiegebied uitgebreid te worden. Metingen dienen te gebeuren op representatieve dagen16. De 500-meter grens op de kaarten dient duidelijk en correct ingetekend te worden. In de kennisgeving (p. 54) wordt gesteld dat “Het effect van mogelijke uitbreiding van activiteiten zoals rallycross zal bepaald worden aan de hand van literatuurstudie en metingen aan gelijkaardige situaties, zoals aan het circuit Duivelsberg. Ook het effect van een mogelijke uitbreiding van de motorcross zal geëvalueerd worden.” Hierbij dient rekening gehouden te worden met de specifieke kenmerken van het landschap in Lommel. Is de omgeving van het circuit Duivelsberg vergelijkbaar met dat van Lommel Heeserbergen (o.a rekening houden met de open vlakte ten oosten van het circuit)? De efficiëntie van de aardenwal om geluid te dempen wordt bekeken en geëvalueerd ten opzichte van de bulthoogtes (hoogte van de geluidsbron)17 en 18. Toezicht Volksgezondheid stelt voor om in de post-evaluatie een klachtenbeheerssysteem te ontwikkelen, en in functie hiervan eventuele geluidmonitoring te voorzien. In de planningsfase is het misschien belangrijk om de bufferruimte te laten bepalen door de geluidsdeskundige - hier zou dan ruimte moeten zijn om indien nodig nog extra geluidsbarrières mogelijk te maken. De in de kennisgeving vermelde “organisatorische redenen” (p. 54) dienen verduidelijk te worden. Welke bronmaatregelen vallen onder deze noemer?
Mens Mobiliteit - De ontsluiting bij evenementen vanaf de N71 dient aangeduid te worden op kaart evenals de evacuatieroute voor hulpdiensten - De mobiliteitseffecten bij maximale verkeerslast dienen onderzocht te worden. Er dient vooral nagegaan of het tijdstip van evenementen samenvalt met de industriële activiteiten aangezien hinder verwacht wordt aan de ontsluiting met de N71. De capaciteit van de rotonde N71/Gerard Mercatorstraat dient te worden berekend op piekmomenten. - De benaming „Ondernemersstraat‟ op de kaart p63 komt niet overeen met de straat namen op de figuren in bijlage. Dit zorgt voor verwarring mbt de ontsluitingsroute. - Er dient een inschatting gemaakt te worden van de rustverstoring in de woonwijk Heeserbergen (tussen Kempensestraat en Molsekeizel) en natuurgebied Sahara. 15 Ook een doorsnedeprofiel van de terreinen in noordzuid- en oostwestrichting kan nuttig zijn. Verder ook aandacht voor de omgeving bvb inplanting bedrijfsgebouwen, hoogte van deze gebouwen, bebossing,… Bij de metingen dient de hoogte van de meetpunten vermeld te worden. 16 Er dient rekening gehouden te worden met het aantal actieve sporters, in verhouding tot de volledige capaciteit van het circuit, met de windrichting op het moment van de meting, meteocondities, type en aantal motoren die zich op de omloop bevinden, de geluidssterkte van de luidsprekersinstallatie, het gegeven of het een wedstrijd of trainingsritten betreft,…. Uit de inspraakreacties blijkt dat er soms ook ‟s avonds en ‟s nachts hinder is ten gevolge van openluchtmuziekinstallaties, feesttenten, …. 17 In de adviezen werd oa het volgende opgemerkt: “In de tekst is sprake van een aardenwal „Het geheel is omgeven door een begroeide aarden wal met hoogte van 6 m. Deze wal heeft als belangrijkste functie geluidsafscherming (pagina 29).‟ Op pagina 32 wordt gezegd dat de bestaande dijk tussen het extra deel en het huidige motorcrossterrein wordt behouden en deel uit maakt van het circuit. Wil dit zeggen dat de aarden wal daar zal verdwijnen? Bij de milderende maatregelen zou dan zeker een doortrekking van de wal rond het nieuwe terrein moeten voorzien worden.” 18 In een inspraakreactie wordt gevraagd naar de mogelijkheid om het terrein deels in te graven en te omringen met geluidswallen (bulthoogtes zijn dan lager ten opzichte van hoogte geluidswal).
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 13 van 18
Externe veiligheid - Het plangebied van dit motorcrossterrein ligt nabij een Sevesobedrijf, Tigro Industries; de onderlinge afstand is ongeveer 150 m, maar in het planalternatief (zuidelijke uitbreiding) zou dit nog minder worden. In het verleden is voor Tigro Industries een veiligheidsstudie opgesteld waaruit besloten werd dat de inplanting te verzoenen was met de omgeving en dus ook met het motorcrossterrein. Indien echter het terrein zou uitgebreid worden naar het bedrijf toe, zou dit wel eens een aandachtspunt kunnen worden. Temeer omdat ook rekening moet gehouden worden met uitbreidingsplannen van het bedrijf, waardoor er meer gevaarlijke stoffen op de site aanwezig zouden zijn, en daardoor zouden de conclusies uit de veiligheidsstudie allicht herzien moeten worden. T.z.t. zal de dienst VR bij de procedure van het RUP beslissen of er een ruimtelijk veiligheidsrapport nodig zal zijn. Landbouw - De Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het departement Landbouw en Visserij meldt dat binnen het plangebied geen professioneel landbouwgebruik gekend is en het plan geen negatieve bijkomende milieueffecten zal genereren voor de dicht bijgelegen landbouwgebruikspercelen op voorwaarde dat de compensatie voor een mogelijke ontbossing niet wordt gerealiseerd in een gebied met een agrarische bestemming. Gezondheid en hinder - Effecten op de gezondheid ten gevolge van het verspreiden van zware metalen in de bodem door stofvorming (zie opmerkingen bij discipline bodem). - Bij de beoordeling van de effecten tgv geluidsverstoring voor omwonenden, wandelaars, fietsers,… dient rekening gehouden te worden met de specifieke hinder veroorzaakt door het geluid van crossmotoren en dergelijke (geluid ten gevolge van wegverkeer of industriële activiteiten is eerder monotoom). Lucht - De dienst Lucht en Klimaat (LNE) beveelt aan om qua modelleringen inzake luchtkwaliteit de huidige en toekomstige situatie door te rekenen met CAR VL 2.0 voor de wegen waarlangs bebouwing aanwezig is en met IFDM traffic voor de wegen in open gebied. - Het aspect geur zal kwalitatief besproken worden. - Het opwaaien van stof zal behandeld worden in deze discipline.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 14 van 18
6 Leemten in de kennis en opvolging Art. 4. 2. 7. §1, 3° en 2°, d
Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen ingedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid kan gemaakt worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met betrekking tot de inventaris en met betrekking tot methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
7 Monitoring en evaluatie art.4.2.7.§ 1,2°, d
In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn. Verder zal opgave worden gedaan van een monitoringprogramma voor die elementen waarvoor dit - vanuit de leemten in de kennis noodzakelijk wordt geacht.
8 Globale evaluatie van voorgenomen plan Art. 4. 2. 7. §1, 2°, e
In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De synthese zal duidelijk over de verschillende disciplines heen aangeven wat het resultaat van de afweging van de verschillende disciplines t.o.v. elkaar is om tot een voor het milieu best haalbare voorstel of combinatie van voorstellen te komen. Het rapport zal aantonen welk van de “alternatieven”, bedoeld in punt 4 van deze richtlijnen het meest haalbare is voor het milieu en de natuurwaarden, ook op lange termijn.
9 Niet-technische samenvatting Art. 4.2.7. §1,4°
De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden. Deze niet-technische samenvatting wordt tevens in digitale vorm aangeleverd.
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 15 van 18
10 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer om: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk, duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige; aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen de tekst, de figuren en de legende; alle relevante straatnamen en waterlopen op kaart te situeren; de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; Aanvullend op de kennisgeving kan hierbij aangegeven worden: Er dient in de tekst een onderscheids gemaakt te worden tussen het gebruik van de term “figuur” en “kaart” omdat in de nota beide voorkomen met ieder een eigen nummering; Er dient kaartmateriaal toegevoegd te worden zodat het mogelijk is het plangebied te situeren binnen een ruimere omgeving; maw een kaart toevoegen die een groter gebied toont; De tekst op p. 15 dient aangepast: het voorliggend plan handelt niet over een gemeentelijk RUP voor een stadsontwikkeling;
Brussel, 13 mei 2011
Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 16 van 18
Bijlage Lijst van inspraakreacties tijdens terinzagelegging in de gemeente Lommel en bij de dienst Mer: 3 burgers + Limburgse Milieukoepel
Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden (schriftelijk of op de vergadering) en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: LNE
LNE
LNE
LNE
ANB
VMM OVAM Agentschap Ruimte en Erfgoed RWO
Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Milieu-, Natuuren Energiebeleid Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Buitendienst Limburg
Afdeling Operationeel Waterbeheer Stationsstraat 110 Buitendienst Limburg
Afdeling Ruimtelijke Planning
Agentschap Limburg Wegen en Verkeer Agentschap Zorg en Gezondheid Departement Landbouw en Visserij Aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente BLOSO Fluxys NV
Afdeling Toezicht Volksgezondheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Lommel
Dienst Lucht en Graaf de Klimaat Ferrarisgebouw Dienst Hinder Graaf de en Risicobeheer Ferrarisgebouw Dienst VR Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert 1210 Brussel II-laan 20, bus 20
7de verdieping
7de verdieping
3de verdieping
VAC
Koningin 3500 Astridlaan 50 – HASSELT bus 6 Graaf de 2de verdieping t.a.v. Bram Ferrarisgebouw Vogels 2800 Mechelen Onroerend VAC Koningin Erfgoed Astridlaan 50 bus 5 t.a.v. dhr. Hans Phoenixgebou Koning Albert Leinfelder w – 2de II-laan 19 bus Afdelingshoofd verdieping 11 Koningin 3500 Hasselt Astridlaan 50 bus 4 Koning Albert II 1030 Brussel -laan 35 Ellipsgebouw Koning Albert 1030 Brussel II-laan 35, bus 40 Hertog 3920 Lommel Janplein 1
Afdeling Infrastructuur en t.a.v. Francis Logistiek Pepermans T.a.v. Infoworks Kunstlaan, 31
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
3500 HASSELT 1210 Brussel
Arenbergstraat 5 1000 Brussel 1040 Brussel
Pagina 17 van 18
Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie of die zich verontschuldigden: MOW - Dep. Algemeen Beleid Mobiliteit en Openbare Werken Toerisme t.a.v. Peter De Wilde Vlaanderen
Graaf de Koning Albert Ferrarisgebouw II-laan 20
11de verdieping 1000 Brussel
Administrateur- Grasmarkt 61 generaal
1000 Brussel
Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening werd gehouden in deze richtlijnen (deze zullen dan ook geen ontwerptekst meer ontvangen tenzij zij aan de Dienst Mer verzoeken om deze toch te ontvangen): LNE
Afdeling Milieuvergunningen
ANB
Centrale Diensten
VAC
Graaf de Ferrarisgebouw VMM Afdeling Lucht, Milieu en t.a.v. Myriam Communicatie Rosier Vlaams Koning Albert Energieagentschap II-laan 20, bus 17 VLM tav Jeroen Reyniers Guldenvlieslaan 72 Agentschap Onroerend Erfgoed, t.a.v. Phoenixgebou Ruimte en Mira Van Olmen w Erfgoed RWO Afdeling Phoenixgebou Stedenbouwkundig Beleid w en Onroerend Erfgoedbeleid Agentschap Entiteit Ruimtelijke Elipsgebouw Economie Economie Agentschap Graaf de Ferrarisgebouw Wegen en Verkeer ELIA t.a.v. Johan Mortier Infrabel Sectie 90 Afdeling I CP.142
Koningin Astridlaan 50 bus 5 4de verdieping
3500 HASSELT
A. Van de Maelestraat 96 1000 Brussel
9320 Erembodegem
1060 Brussel
1030 Brussel
Koning Albert 1210 Brussel II-laan 19 bus 3 Koning Albert II-laan 19 bus 10
1210 Brussel
Koning Albert II-laan 35, bus 12 1000 Brussel
1030 Brussel
Koning Albert II-laan 20, bus 4 Keizerslaan 20 1000 Brussel t.a.v. mevr. Barastraat 110 Aurélie Traube
1070 Brussel
Op basis van het bovenstaande zullen er 19 (waarvan deel eventueel digitaal) ontwerpteksten (inclusief 2 exemplaren voor de Dienst Mer) nodig zijn
Richtlijnen milieueffectrapportage – PL-MER-0106
Pagina 18 van 18