3
jaargang 2009 nr
Qua Patet Orbis
8
60
106 86
90
106
IN DIT NUMMER O.A. Collegiaal Korps Netwerk Mariniers Fit voor COIN Africa Partnership Station Stadsmarinier maakt het verschil Comprehensive Approach in de Hybrid War Voorbereiding op stand-by EUBG Viering 400 jaar New York Pilot Marsoc-module in de West
Inhoud
Q u a Pa t e t O r b i s jaargang 2009 nummer 3 Een uitgave van het Korps Mariniers Door de Commandant van het Korps Mariniers wordt een magazine uitgegeven genaamd ‘Qua Patet Orbis’, waarvan de inhoud bijdraagt tot het op peil houden van de professionele kennis van officieren en schepelingen van het Korps Mariniers en het vergroten van de saamhorigheid binnen het Korps Mariniers door het verstrekken van informatie in algemene zin. De samenstelling en uitgave van ‘Qua Patet Orbis’ wordt verzorgd door de redactiecommissie. Als correspondent treedt op een actief dienend officier of schepeling van het Korps Mariniers. ‘Qua Patet Orbis’ verschijnt in principe drie keer per jaar, te weten in de maanden april, juli en december. Aan de inzenders van in ‘Qua Patet Orbis’ geplaatste artikelen wordt geen honorarium toegekend. Advertenties worden niet geplaatst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Eind- en beeldredactie: Cees Baardman
Redactiecommissie:
KOLMARNS R.A. Hardenbol, voorzitter Leden: LTKOLMARNS T. Buijs
MAJMARNS. H. Schonewille
LTKOLMARNS H. Engelsman
MAJMARNS A.L.J. de Wit
LTKOLMARNS W.J. Briggen
MAJMARNS M. den Hartog
LTKOLMARNS R.L. Poetiray
MAJMARNS J.W. van Dijk
LTKOLMARNS S.J.C. Nommensen
KAPTMARNS S.M. Mastenbroek
Redactieadres:
Lay-0ut:
Van Ghentkazerne Redactie QPO
t.a.v. Cees Baardman Toepad 120 3063 NJ Rotterdam 010-4539278 E-mail:
[email protected]
Wim Balyon [obt bv]
Lay-0ut druk:
3 Voorwoord Commandant Korps Mariniers 6 Column Korpsadjudant 8 Leidraad Amfibisch Optreden 16 Collegiaal Korps Netwerk 22 Mariniers SAPpen 26 Het materieel verwervingsproces 30 Comprehensive Approach in de Hybrid War 34 Stadsmarinier maakt het verschil Netherlands Maritime Force: 36 Van de Deputy Commander Hr. Ms. Johan de Witt: 38 African Partnership Station (APS) 45 45 46 47 48
52 53 55 56
KC MOX: Ontwikkelingen Berg en wintertraining ML3-opleiding I-JWAC Bureau Evaluatie/Lessons Learned MTC: Interviews Uruzgan
Eerste Mariniersbataljon:
Inleiding commandant Commando-overdracht 10-Vzgcie: Wereldhavendagen 11-Marnscie: Voorbereiding op stand-by fase EUBG 57 13-Marnscie: Opwerktraject TFE-12 60 Krav Maga, kennismaking
62 63 68 73
Tweede Mariniersbataljon:
Inleiding Commandant 21-Infcie: Bergtraining Bridgeport 22-Marnscie: Mariniers fit voor COIN 23-Marnscie: Krav Maga seminar
Amfibisch Gevechtsteunbataljon:
74 Inleiding commandant 76 Marsof: ‘The urge to submerge’
in de West Marsof binnen NATO Special Operations Forces Formering en opwerken TF55-III Hydra, een tussentijdse balans vanuit SF oogpunt MJEB: Fire Support Team 3 bereidt zich voor op een missie 1-Btcie: African Partnership Station in vogelvlucht Kikvorsmanreünie groot succes
78 81 82
OBT bv, Den Haag
86
Fotografie:
88
Cees Baardman
92
AVDD
Mariniers Training Commando:
Amfibisch Logistiek Bataljon: 94 Inleiding commandant 95 De workshop binnen het CSS Mariniers Opleidingscentrum: 98 Opleidingseenheid Specialistische
Eenheden Opleidingsgroep KKW Sniper instructiegroep KKW Heeresbergführer opleiding Voertuigtechniek binnen OE Specialistische Opleidingen 105 Herziening opleidingstraject EVO Marns 106 Final Nail 2009, de Potom in Wessex
98 100 101 104
Van Ghentkazerne: 110 Wereldhavendagen 2009 Marinierskapel en Tamboers & Pijpers:
112 400 jaar New York 116 Prinsjesdag, Operatie Market Garden,
Installatie Adelborsten Taptoe, Nederlandse Blaasmuziek Prijs voor oud-dirigent Marinierskapel 118 Ontwikkelingen bij de T&P
Commandement der Zeemacht Caribisch Gebied:
119 Bootpeloton Carib 120 Opwerkoefening Hr. Ms. Pelikaan
Marinierskazerne Savaneta: 121 32-Infcie en de pilot Marsoc module 123 Hurricane Exercise Van Boord: 126 AOOMARNALG E.R. Ebbinge Kort Nieuws: 128 Koninklijke Onderscheiding Rood Erekoord Bronzen Star Ties Rudolphie Prijs Rectificatie
Mariniersmuseum: 130 Onthulling Viper-schilderij
Gouden jubileum Stichting Historische Verzameling Korps Mariniers
Particulier
QPO op het internet: www.defensie.nl/marine/ korps_mariniers/magazine_qua_patet_orbis/
Sluitingsdatum inleveren kopij QPO 2010 nummer 1: 1 maart 2010
Voorwoord Commandant Korps Mariniers Zaterdagmorgen. Ik word wakker van een sms’je van het Marsitcen met de melding dat twee mariniers in Afghanistan gewond zijn geraakt. Tijdens een uitgestegen patrouille zijn ze op een IED gelopen. Met mijn werkbezoek aan Cop Tabar nog vers in het geheugen probeer ik me een beeld te vormen van de plaats waar het ongeveer moet zijn gebeurd. Een paar uur later blijken de verwondingen gelukkig mee te vallen, alhoewel het geen kwestie is van een pleister erop en klaar. Naast geluk en goed materieel betaalt het gedegen voorbereidingstraject zich hier uit. Later dat weekend bel ik met beide mariniers die in het rol 2-hospitaal in Tarin Kowt (TK) zijn opgenomen. Ze maken het goed en klinken monter. Het valt me op hoe gemotiveerd ze zijn om met hun maten van de 23e en het geniepeloton de uitzending af te maken. Ik prijs me gelukkig met zulke kerels en het feit dat de ‘korpsengel’ ook dit keer zijn werk heeft gedaan. Evenals een paar maanden daarvoor, toen twee mariniers van de 22e tijdens een uitgestegen patrouille op een bermbom stuitten. Ook zij hadden geluk, maar moesten vanwege hun verwondingen helaas wel worden gerepatrieerd. Tijdens een midtermcontactdag in Kalkar (Duitsland) spreek ik beide mariniers en hun achterban. Zo te zien gaat het goed met ze.
QU A P AT E T ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
3
de 2e rotatie net terug en de 3e rotatie in het missiegebied aangekomen. Ik wens de 3e rotatie veel succes bij de uitvoering van hun moeilijke taak. Ik heb alle vertrouwen in de kwaliteit en ervaring van onze mensen en hun collega’s. Alle aandacht voor Afghanistan zou ons bijna doen vergeten dat mariniers ook in de wateren rond de Hoorn van Afrika worden ingezet. Samen met collega’s van de vloot leveren zij daar aan boord van de fregatten een onmisbare capaciteit in de bestrijding van piraterij en de bescherming van koopvaardijschepen. Belangrijk werk, niet alleen omdat hiermee mensenlevens zijn gemoeid, maar ook omdat de vrije doorgang over zee – en daarmee de wereldhandel – hiermee gebaat is. Voor een handelsnatie als Nederland, maar ook voor andere landen, is dit van groot economisch belang. Naar het zich laat aanzien zullen ook het komende jaar teams van de UIM en de MSO aan boord van Nederlandse marineschepen voor de bestrijding van piraterij in deze regio worden ingezet.
Mijn bezoek aan de 22e, in september, staat me nog vers in het geheugen. Samen met brigade-generaal Grootendorst, die voor zo’n vier maanden zijn kantoor in Den Haag heeft verruild voor een ‘prefab’ in Kandahar, reis ik in een Amerikaanse Blackhawk naar ‘De Cop’ om bij duisternis in een zee van stof op de provisorische compound te landen. Na een inheemse maaltijd met de compagnie en een informatieve briefing door de CC, majoor Patrick van Rooij, brengen we onder een blote sterrenhemel de nacht door. De volgende dag rijden we met een deel van de compagnie in konvooi terug naar TK. Bij vertrek hoor ik een doffe knal en zie ik in de verte een rookpluim. Over de radio hoor ik dat een patrouille vanuit Cop Tabar op een IED is gelopen, gelukkig zonder slachtoffers dit keer. Onmiddellijk hangen er ook Apache helikopters in de lucht voor eventuele vuursteun. De reis naar TK duurt lang, niet vanwege de afstand, maar omdat regelmatig moet worden gestopt om op verdachte plaatsen te searchen. Ik krijg steeds meer respect voor de ‘Golfjes’, zoals de genisten worden genoemd, die telkens de kans op aanwezigheid van een IED langs de route moeten inschatten en vervolgens deze plek moeten onderzoeken. Later tijdens mijn bezoek spreek ik met deze mariniers en realiseer ik mij onder welke pressie zij moeten opereren. Indrukwekkend. Dat geldt ook voor het operationele tempo dat de 22e draait en dat wordt gekenmerkt door een intensieve patrouillegang, niet alleen bij dag maar vooral bij nacht. Van diverse kanten hoor ik dat het optreden van de mariniers en hun collega’s van de vloot bewondering oogst en dat de samenwerking binnen de Battlegroup (TFE) naar wens verloopt. Grote klasse. Tegelijkertijd realiseer ik mij dat resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst. Maar de toon is gezet.
Naast inzet zijn er natuurlijk ook de nodige activiteiten op het gebied van gereedstelling. Eén daarvan wil ik er uitlichten en dat is het opwerken van de 11e en aangehangen eenheden, waaronder een peloton 120 mm mortieren, voor de EU Battlegroup. In de eerste helft van 2010 staat 11-Infcie (+), als onderdeel van 42 Commando RM, stand-by om voor crisisbeheersingstaken in EU-verband te kunnen worden ingezet. Eind november is 42 Commando RM, inclusief de Nederlandse bijdrage, hiervoor gecertificeerd. Het is goed om te weten dat 11-Infcie (+) tijdens de certificeringsoefening op Salisbury Plains (VK) naadloos in 42 Commando integreerde, ondanks dat de samenwerking met de Royal Marines noodgedwongen recent op een wat lager pitje heeft gestaan door actuele operationele inzet in onder andere Afghanistan en Tsjaad. Meer dan 35 jaar nauwe samenwerking binnen de UK/NL Amphibious Force, waarin procedures en manier van optreden op elkaar zijn ingesleten, garandeert nog steeds een vlotte samensmelting indien dit nodig is, zoals nu bij de vorming van een UK/NL Battlegroup voor de EU. Een andere gereedstellingsactiviteit waarbij ik kort wil stilstaan, is de deelname van Hr. Ms. Johan de Witt (JWIT) met onder andere een geëmbarkeerde bootcompagnie (Btcie) aan het Africa Partnership Station (APS). Dit is een Amerikaans initiatief om de samenwerking met landen aan de Afrikaanse Westkust te zoeken en hen op deze manier te helpen bij het opzetten van een eigen (maritieme) veiligheidsstructuur. Ik denk dat dit concept toekomstbestendig is en prima past binnen de gedachte dat je proactief moet zijn, lokaal vertrouwen moet zien te winnen en moet proberen te voorkomen dat later met veel geweld in een uit de hand gelopen crisis dient te worden ingegrepen. Het is een vorm van forward deployed oefenen, waarbij handig en pragmatisch wordt ingespeeld op kansen die zich voordoen, variërend van een acute hulpvraag tot het opleiden en trainen van lokale militairen. Dit initiatief, dat goed aansluit bij de Korpsvisie 2015 (doorontwikkelen vier tactische rollen van de marinier en vergroten bijdrage aan comprehensive approach) en het Ideation-concept van Nlmarfor, is bij uitstek maritiem-expeditonair en vergt een hechte samenwerking tussen vloot en mariniers. Mee doorgaan dus. Ook op opleidinggebied staat het Korps bepaald niet stil. Het tekort aan onderofficieren en de effecten van het project ‘loopbaanlint’ dwingen ons tot een ingrijpende revisie van met name de loopbaanopleidingen voor manschappen en onderofficieren. Op de studiedagen heeft u daarover meer gehoord. Ik beschouw de ontwikkelingen op opleidingsgebied als een kans om zowel kwalitatief als kwantitatief een verbeterslag te maken, die aansluit bij de Korpsvisie 2015. Ik verwacht dat in een paar jaar tijd het tekort aan onderofficieren grotendeels is ingelopen en dat er dan balans
Inmiddels zijn de 22e en aangehangen eenheden terug in Nederland en begonnen aan een welverdiend verlof. Ik wens hun aflossers (de 23e, het Fire Support Team (FST) en de genie) alsmede de mariniers en het vlootpersoneel bij de staven van de TFU, de TFE en het Contco veel sterkte toe bij hun bijdrage aan deze uitdagende missie. Begin volgend jaar hoop ik majoor Emanuel Thomeer en zijn mannen in het operatiegebied te kunnen bezoeken. Tijdens mijn bezoek aan het missiegebied heb ik ook kort kunnen spreken met onze mensen bij TF 55. Niet alleen uit de gesprekken, maar ook uit beelden van het NOS-journaal op 27 en 28 november, blijkt dat deze eenheid bepaald niet stilzit en baanbrekend werk verzet. Dat dit eveneens niet zonder risico’s is, is evident. Dat beluister ik ook wel uit de verhalen van de mariniers bij TF 55, die kort voor mijn werkbezoek één van hun collega’s van het KCT tijdens een vuurgevecht met de insurgents hebben verloren. Dat heeft ze zichtbaar geraakt. Ik hecht er waarde aan dat het Korps ook aan deze taakeenheid deelneemt om ervaringen op te doen en te delen tijdens deze gezamenlijke inspanning met het KCT en andere partners. Op het moment dat deze QPO bij u op de deurmat valt, is
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
4
bestaat in de instroom, doorstroom en uitstroom van deze voor het Korps essentiële categorie personeel. Recente besluitvorming in de Admiraliteitsraad heeft hiervoor de weg vrijgemaakt. Totdat we die balans hebben bereikt, zullen we echter onze ambities qua gereedstelling moeten afstemmen op de beschikbare personele capaciteit, zeker zolang we in Afghanistan actief zijn. Naast inzet hebben daarom (loopbaan)opleidingen de komende jaren absoluut de prioriteit.
jubileumgeschenk ter gelegenheid van ons 69e lustrum. December is dit jaar ook bijzonder omdat we op 7 december afscheid hebben genomen van Roel Ebbinge, onze Korpsadjudant. Na 36 jaar bij het Korps, waarvan de laatste drie jaar als Korpsadjudant, ruilt hij definitief zijn ‘Barathea’ in voor een ‘burgerkloffie’. De Korpsadjudant is belangrijk omdat hij buiten de lijn om een brugfunctie heeft tussen de equipage en mij en het boegbeeld van de onderofficiersgemeenschap is. Dit helpt mij om tijdig op signalen vanuit het Korps in te spelen. Tegelijkertijd kan ik via de Korpsadjudant ideeën lanceren en polsen wat hiervoor het draagvlak is. Omdat dit ongefilterd gaat, werkt dit in sommige gevallen beter dan via de lijn. Kortom, de Korpsadjudant is voor u en mij onmisbaar. Daarom vind ik het een goede zaak dat we op 7 december op gepaste wijze aandacht hebben besteed aan de overdracht van de functie van Korpsadjudant van adjudant Roel Ebbinge aan adjudant Hans Veldhuis. Laatstgenoemde was speciaal hiervoor uit Afghanistan overgekomen, waar hij tot 10 maart 2010 de functie van Contingentsadjudant bij het Contco vervult. Langs deze weg wil ik adjudant Ebbinge nogmaals veel geluk wensen met zijn leven na het Korps (is dat er?) en adjudant Veldhuis veel sterkte en succes met de uitdagende functie van Korpsadjudant.
Ook op andere gebieden de Korpsvisie betreffende, zijn het afgelopen jaar meters gemaakt. De materie is evenwel complex omdat de verschillende ontwikkelpaden op elkaar ingrijpen. Een integrale benadering is daarom noodzakelijk. Vooral op het gebied van nauwere samenwerking tussen amfibische, lichte infanterie en maritieme SF worden resultaten geboekt. De Admiraliteitsraad heeft onlangs ingestemd met de intentie om de UIM en de MSO te bundelen teneinde de samenwerking tussen beide eenheden en daarmee de operationele output te verbeteren. Dit vergroot onder andere de mogelijkheden om intensiever met de infanteriecompagnieën op te werken teneinde binnen het Korps een Special Operations Capable (SOC) capaciteit te creëren. Hiermee kan nog beter en flexibeler worden ingespeeld op de operationele vraag. Met 13- en 32-Infcie zijn reeds de eerste ervaringen met dit concept opgedaan. De werkgroep die met de uitwerking van dit ontwikkelpad is belast, buigt zich thans over de benodigde skills-set voor deze capaciteit en de belegging hiervan in de opwerkcyclus. Maar ook een ander ontwikkelpad, het versterken van het kennismanagement, heeft een impuls gekregen. Onlangs was ik bij een zogeheten ‘pen-uit’ oefening van het Kenniscentrum Militaire Operaties onder Extreme Omstandigheden (KC MOX) in Doorn en het Maritime Warfare Centre (MWC) in Den Helder. Tijdens een aantal meerdaagse sessies stampten officieren en onderofficieren van beide organisaties een blauwdruk uit de grond voor de belegging van Mountain, Arctic & Jungle Warfare binnen het Korps. Hierbij werd geïdentificeerd op welk niveau welke functionarissen zijn benodigd en aan welk kwalificaties deze dienen te voldoen. Daarnaast is daadwerkelijk een start gemaakt met een Nederlandse ML3-opleiding als logische opstap naar de ML2- en ML1-opleiding. Bovendien is een taakverdeling met de Lichamelijke Oefening/ Sport (LO/S) organisatie van het CLAS overeengekomen, hetgeen meer opleidingscapaciteit genereert en de acceptatie van het KC MOX als het kenniscentrum op dit gebied binnen Defensie vergroot. Ik heb veel waardering voor dit grotendeels bottom-up initiatief van enkele officieren en onderofficieren. Naast andere zaken is dit volgens mij precies waar de Beleidsvisie onderofficieren op doelt.
Het jaar 2009 zit er inmiddels bijna op. Met tevredenheid kijk ik terug op hetgeen we ook dit jaar met een relatief klein korps hebben bereikt. Operationeel staan we op de kaart en ook conceptueel zijn we goed op weg. Dat verschaft ons een prima startpositie voor hetgeen het nieuwe jaar ons te bieden heeft. Wat de uitdagingen ook zullen zijn – never a dull moment – ik zie die met een Korps als het onze, verzekerd van uitstekend personeel, absoluut met vertrouwen tegemoet. Rest mij u en de uwen prettige feestdagen en een gelukkig Nieuwjaar toe te wensen. Het uitgezonden personeel wens ik daarbovenop veel sterkte met de missie en een behouden thuiskomst. We treffen elkaar in het nieuwe jaar, Qua Patet Orbis!
December is traditioneel een drukke maand voor het Korps met studiedagen, korpsconcerten, korpsdiners, de korpsverjaardag en natuurlijk de jaarlijkse herdenking op het Oostplein. Dit jaar is de maand december om twee redenen bijzonder. Allereerst is tijdens de korpsconcerten de DVD-box over het Korps Mariniers gelanceerd. Deze DVD-box, met de aansprekende titel ‘De Mariniers: een wereldkorps!’ bevat zo’n 7 uur beelden en interviews over het Korps Mariniers. Omdat ik op 3 december het eerste exemplaar in ontvangst mocht nemen, heb ik alvast kunnen kijken. Ik moet zeggen, het is even zitten, maar het is alleszins de moeite waard. Gelukkig is het verhaal niet compleet, dat lukt ook niet in 7 uur voor een Korps dat zo veelzijdig is en al 344 jaar aan de weg timmert, dus dat laat ruimte voor een vervolg. Zoals ik reeds heb aangegeven, hoeft u voor deze DVD-box niet naar de winkel, want alle actief dienende mariniers krijgen deze begin volgend jaar als
De Commandant van het Korps Mariniers
R. Verkerk Brigade-generaal der mariniers
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
5
Column
Korpsadjudant hoor, bevestigen dat we nog steeds uitstekende mariniers hebben die op meerdere fronten hun mannetje kunnen staan. Dit zit hem voornamelijk in de mentaliteit en dit wordt aangekweekt bij het MOC. Om deze kwaliteit te kunnen waarborgen, is het belangrijk dat we goede en bekwame instructeurs leveren aan het MOC om zo onze toekomst zeker te kunnen stellen. Op moment van schrijven zitten de 22e en 23e in de rotatiecyclus en heeft de laatstgenoemde compagnie al het één en ander om de oren gekregen. Ik hoop dat ik hen volgend jaar bij hun thuiskomst op Eindhoven allemaal weer de hand kan schudden.
Als u dit nummer leest, heb ik de functie van Korpsadjudant overgenomen van Adjudant Roel Ebbinge. Ik vind het een eer om voor deze functie gevraagd te zijn en ben er trots op dat ik deze functie mag gaan vervullen. Het mogen dienen bij het Korps is een eer, het worden van adjudant van de mariniers is de slagroom op de taart en dan zelfs uitgekozen worden voor Korpsadjudant is wel de bekende kers op het geheel. Als eerste wil ik mijn voorganger oprecht bedanken voor alle inspanning die hij heeft verricht om het Korps waar dan ook ter wereld te vertegenwoordigen. Maar zeker ook voor alle energie die hij er in heeft gestoken om deze functie het aanzien te geven die het verdiend. Roel was de tweede Korpsadjudant, alleen Adjudant Gerrit Rieke is hem voorgegaan. Roel heeft de positie van de onderofficier verstevigd al zijn we er nog niet helemaal. Zijn inspanningen voor het Korps zijn belangrijker geweest dan menigeen kan vermoeden. Hij heeft de richting bepaald die ik graag zal vervolgen. Onder de Krijgsmachtdeeladjudant en de Korpsadjudant heeft het stafadjudantenplan binnen het Korps kleur gekregen. Roel, namens alle leden van het Korps Mariniers, bedankt! Uitzendingen Afghanistan Op dit moment vervul ik de functie van Contingentsadjudant in Afghanistan en velen zullen denken; kan dat wel, de Korpsadjudant op uitzending? Maar het vervullen van deze functie brengt mij wel dichter bij het te leveren operationele product en dit geschiedt op het ogenblik voor een belangrijk deel in Uruzgan. Niet alleen zijn er mariniers actief bij de Battlegroup maar ook bij andere elementen van
Task Force Uruzgan, Region Command South en Task Force 55 leveren wij een essentiële bijdrage en dat doen we goed. Het MTC heeft een goede keuze gemaakt door het samenstellen van het MTG-U (Mariniers Training Groep - Uruzgan). Deze groep heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de prestaties die nu worden geleverd. Het geeft mij ook de mogelijkheid om de mariniers diep in de ogen te kijken. De verhalen die ik van de onderofficieren QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
6
Kadertekort Door het volledig optoppen van de compagnieën bestemd voor uitzendingen is het kadertekort bij het MTC nog meer zichtbaar geworden en ik denk dat al onze inspanningen er op gericht moeten zijn om deze tekorten in te lopen. Ik ben benieuwd wat de ervaringen zijn van de pilot om mariniers een bijscholing te geven en ze zo voor te bereiden voor een leidinggevende positie binnen de geweergroep. Zoals mijn voorganger in de vorige QPO schreef, is er een projectplan geschreven en hierin zijn diverse scenario’s opgenomen met betrekking tot het oplossen van dit probleem. Op dit moment is mij
nog niet bekend welk scenario gekozen is om dit op een verantwoorde manier op te lossen. De voortgezette vakopleiding (VVO) is in augustus met 83 mariniers begonnen en in april weten we hoeveel nieuwe korporaals we kunnen begroeten. Op dit moment zijn we ook druk bezig om door middel van voorlichtingsessies de mariniers de voordelen van het korporaal zijn op het netvlies te krijgen, om zodoende genoeg (geschikte) kandidaten te verkrijgen voor de onderofficiersopleiding. Jonge enthousiaste kaderleden zijn onontbeerlijk voor een gezond Korps Mariniers. Korpsdiner Na de geslaagde primeur van vorig jaar is er ook dit jaar wederom een Korpsdiner voor onderofficieren georganiseerd, met aanpassingen naar aanleiding van opmerkingen van collega’s. Helaas kon niet iedereen aanwezig zijn omdat we ook taken te vervullen hebben in het buitenland, maar ik hoop met velen van u, in de sfeer van kameraadschap, van een goed Korpsdiner heeft kunnen genieten. Ook wil ik de commissie bedanken, voor het weer tot in de puntjes georganiseerde diner. Feestdagen Op 10 december vierden we alweer de 344e verjaardag van ons Korps en ik hoop dat, waar u ook was en in welke omstan-
digheden u ook verkeerde, wederom een moment heeft gevonden om met Korpsgenoten deze dag te vieren. Rest mij nog om u vanaf deze plaats, bijzonder goede feestdagen en een voorspoedig, gezond 2010 toe te wensen. Qua Patet Orbis
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
7
Korpsadjudant Korps Mariniers J. Veldhuis Adjudant van de mariniers algemeen
Leidraad
Amfibisch Optreden
Door: luitenant-kolonel der mariniers dr. Marc Houben Foto’s: AVDD
Als de productie volgens planning verloopt, zal de korpscommandant, brigade-generaal Rob Verkerk op de studiedag in december het eerste exemplaar van de Leidraad Amfibisch Optreden (LAO) in ontvangst kunnen nemen. Onder leiding van het Maritiem Doctrine en Tactieken Centrum is, in samenwerking met het Kenniscentrum Amfibisch, het afgelopen jaar gewerkt aan de productie van dit richtinggevende boekwerk. Dit artikel gaat niet inhoudelijk in op de Leidraad maar gaat over de Leidraad, de aanleiding om te komen tot een Leidraad en de wijze waarop het ontwikkelpad ‘Consolidatie en uitbouw van onze amfibische expertise’ is ingevuld. Waarom een Leidraad Amfibisch Optreden?
De doelstellingen van de Leidraad Amfibisch Optreden zijn: c. het vergroten van de kennis van het amfibisch optreden binnen de Nederlandse krijgsmacht.
a. het bieden van operationele aanwijzingen en overwegingen voor de uitvoering van verschillende amfibische operaties in het gehele geweldsspectrum;
De primaire doelgroep voor deze publicatie zijn de officieren en onderofficieren van de Nederlandse krijgsmacht die op welke wijze dan ook betrokken zijn bij de voorbereiding, de planning of de uitvoering van maritieme operaties.
b. het bieden van een gemeenschappelijk referentiekader binnen de Nederlandse krijgsmacht voor de planning en uitvoering van amfibische operaties;
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
8
Is de NAVO-doctrine voor amfibisch optreden niet voldoende?
ach to Amphibious Operations, de Verenigde Staten hebben de Joint Doctrine for Amphibious Operations, Frankrijk heeft het Concept / Doctrine Nationale des Opérations Amfibie. De Leidraad Amfibisch Optreden is de verbijzondering van de ATP-8(B) naar de specifiek Nederlandse omstandigheden. Dergelijke nationale verbijzonderingen zijn dus niet ongebruikelijk. Van belang is wel dat die nationale verbijzonderingen de internationale samenwerking op basis van ATP-8(B) niet in de weg staan. Derhalve moeten de verschillende nationale interpretaties op elkaar (blijven) aansluiten. Dat betekent voor Nederland dat de Leidraad Amfibisch Optreden en de UK Approach to Amphibious Operations nauwkeurig op elkaar moeten aansluiten teneinde de hechte samenwerking binnen de UKNL Amphibious Force zeker te stellen.
Nederland hanteert ten aanzien van de productie van militaire doctrine een ‘NAVO-tenzij’ beleid. In principe zijn NAVO-publicaties onverkort voor de Nederlandse strijdkrachten van kracht. Daar waar een gegronde reden bestaat om af te wijken van de NAVOlijn wordt een Nederlandse aanvulling geschreven. De doctrine voor amfibisch optreden is binnen de NAVO neergelegd in de Allied Tactical Procedure 8(B) Doctrine for Amphibious Operations. In de afgelopen jaren is het echter steeds duidelijker geworden dat een Nederlandse verbijzondering of ‘invulling’ van het generieke model van amfibisch optreden uit de ATP-8(B) gewenst en zelfs noodzakelijk is. Veel NAVO-lidstaten hebben de ATP-8(B) verbijzonderd naar hun eigen situatie. Dit is voor het Verenigd Koninkrijk de UK Appro-
Overzicht van de nationale interpretaties van ATP-8(B)
USA Joint Doctrine for Ampibious Operations
NLD Leidraad Amfibisch Optreden
NAVO ATP-8(B) vol 2 Doctrine for Amphibious Operations
FRA Concept / Doctrine Nationale des Operations Amphibie
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
9
GBR UK Approach to Amphibious Operations
Enkele statistische gegevens van de kustgebieden: ‘The political, economic, and military importance of littorals has been steadily increased over the past few decades. Some 80 percent of all countries border the sea and approximately 95 percent of the world’s population lives within 600 miles from sea. About 60 percent of the politically significant urban areas around the world are located within some 60 miles from the coast and 70 percent live within 300 miles. About 80 percent of the world’s capitals lie within 345 miles from the shore. The world’s urban population is expected to double, from the present 2.5 billion to about 5.0 billion by 2025. By then, 60 percent of world’s total population will live in cities, most of which will be in a littoral area. Littorals are economically significant because all seaborne trade originates and ends there. The sea is still the main conduit for the world’s trade: 96 percent of all the word’s trade by weight is still carried by ships.’ (Bron: Milan Vego, Operational Warfare at Sea, 2009).
Waarom amfibisch optreden? Amfibische operaties kunnen plaatsvinden binnen het gehele scala van militaire operaties, variërend van humanitaire operaties tot operaties in het hoogste deel van het geweldsspectrum. Ze kunnen op veel manieren gebruikt worden om het operationele of campagneplan te volbrengen of te ondersteunen. Amfibische operaties kunnen alleen of in samenhang met andere militaire operaties worden uitgevoerd. Amfibische operaties kunnen de volgende doelen hebben: a. het verkrijgen van toegang (initial entry). Amfibische eenheden kunnen zich een toegang forceren tot een operatiegebied door te landen op plaatsen waar een tegenstander dat niet verwacht;
De belangrijkste redenen voor een Nederlandse publicatie zijn: a. Invulling van de rol kennisautoriteit amfibisch optreden. De Commandant Zeestrijdkrachten is de hoogste militaire adviseur op het gebied van maritieme operaties, inclusief amfibisch optreden. Dit betekent dat het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) verantwoordelijk is voor het opstellen van een amfibische doctrine die geldig is voor alle eenheden die een rol spelen in of betrokken zijn bij een amfibische operatie. Een gezamenlijk referentiekader is daarbij onontbeerlijk. De Leidraad Amfibisch Optreden beoogt dat gezamenlijke referentiekader te zijn. b. Uitvoering van beleid. In de visie op de ontwikkeling van het Korps Mariniers tot 2015 is de consolidatie en verdere uitbouw van de amfibische kennis tot beleidsprioriteit benoemd. De productie van de LAO geeft aan dat beleid mede invulling.
b. het binden van een tegenstander, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van een amfibische landing zo lang mogelijk open te houden zonder eenheden daadwerkelijk te committeren; c. de uitvoering van een precisieaanval (raid) als onderdeel van een militaire campagne als flankerende activiteit of ter ondersteuning van een landoperatie;
c. Vergroting van de amfibische capaciteit. In 1997 werd het eerste grote amfibische schip, Hr. Ms. Rotterdam, in dienst gesteld. Inmiddels is een tweede zogenaamde Landing Platform Dock (LPD), Hr. Ms. Johan de Witt, in dienst gesteld en zijn de plannen voor een Joint Support Ship (JSS) in een vergevorderd stadium. In 2005 werd de Netherlands Maritime Force (Nlmarfor) opgericht. Dit is de Nederlandse maritiem-amfibische staf. Ook neemt het gebruik van amfibische schepen door eenheden van land- en luchtmacht toe. Het is wenselijk om eenheden die van origine niet uit de maritieme of amfibische hoek afkomstig zijn, een Nederlandstalig boekwerk te kunnen aanbieden waarin het operationeel concept van amfibisch optreden wordt beschreven en uitgelegd.
d. de ondersteuning van een landoperatie, bijvoorbeeld door een nieuw front te openen, een maritieme flank te beveiligen, de tegenstander te misleiden, enz. Maar ook door het bieden van logistieke ondersteuning vanuit zee (Sea Basing) of door bevelvoering vanuit zee te faciliteren; e. humanitaire hulpverlening. Amfibische operaties kunnen worden gebruikt als evacuatieoperatie of voor het bieden van humanitaire hulp vanuit zee, dan wel om de civiele autoriteiten te assisteren bij bijvoorbeeld een binnenlandse crisis.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
10
Ontwikkelingen in het amfibisch optreden Een drietal samenhangende ontwikkelingen is van grote invloed op de uitvoering van amfibische operaties: a. Verstedelijkt kustgebied: kwetsbaar en belangrijk. De verstedelijking van de kustgebieden neemt in snel tempo toe. Steeds meer mensen wonen en werken aan de kust. De verstedelijkte kustgebieden behoren tot de snelst groeiende urbanisaties van de wereld. Dergelijke enorme concentraties van mensen maken deze gebieden enerzijds strategisch belangrijk, anderzijds vormt die concentratie ook een risico. Veel uitbreidingen geschieden zo snel dat enige vorm van stadsplanning onmogelijk is. De aanvoer van voeding, energie en drinkwater, sanitaire voorzieningen, openbare orde en veiligheid zijn bepaald niet vanzelfsprekend. Het verstedelijkte kustgebied is van strategisch belang, maar is ook kwetsbaar. a. Klimaatveranderingen. Inmiddels is klimaatverandering erkend als een van de grootste uitdagingen van de 21e eeuw. Voor sommige landen betekent het toegenomen risico van overstroming dat veel mensen op zoek moeten naar hoger gelegen land. De meest kwetsbare landen bevinden zich in een regio die wordt geplaagd door politieke instabiliteit. In de zuidelijke Pacific zal een kleine stijging van de zeespiegel resulteren in verzilting van de zoetwaterbronnen waardoor veel kleine eilandstaten nagenoeg onbewoonbaar worden. a. Een vrije, maar ook veilige zee. De traditionele rol van de marine is het leveren van veiligheid op en vanuit zee. Dat zal niet wijzigen. Alleen het oogmerk van de inzet van de marine zal veranderen. Het maritieme domein wordt in toenemende mate gebruikt voor het transport van goederen en energie, grondstofwinning, om te vissen, te wonen, te werken en te recreëren. En – in toenemende mate – om zoet water te maken. Maar het besef dat een vrije zee vooral ook een een (gecontroleerde) veilige zee betekent, wint aan belang en aan politieke kracht. Meehelpen zorgdragen dat de zeeën niet alleen vrij, maar ook veilig blijven, is een taak die de marine aankan: de marine is flexibel inzetbaar en snel ter plaatse. Opzet Leidraad Amfibisch Optreden De opzet van de leidraad is om een Nederlandse ‘vertaling’ te geven van het NAVO-beleid en amfibisch optreden te beschouwen in het licht van het Nederlandse defensiebeleid, de Nederlandse middelen en de Nederlandse ambities. In deze leidraad wordt beschreven hoe de Nederlandse strijdkrachten in gezamenlijke en/of multinationale context amfibische operaties uitvoeren. De Leidraad is
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
11
(SOPs)) en vaste instructies (Standard operating Instructions (SOIs)) van de bootcompagnieën (Btcie), Nlmarfor, de LPDs en de lagere orde tactische publicaties.
zo geschreven dat zij informeert, instrueert en richting geeft ten aanzien van de toepassing van de relevante NAVO-publicaties. De LAO vervult een brugfunctie tussen hogere maritieme doctrinepublicaties en de vaste procedures (Standard Operating Procedures
Overzicht en hiërarchie van de nationale amfibische publicaties
Grondslagen van het Maritieme Optreden (GMO)
LEIDRAAD AMFIBISCH OPTREDEN (LAO)
Handboek Amphibious Handboek Landing Craft Handbook dl.1 Amfibische Dienst (KC AMFIB) (NLMARFOR) (LPD 1 en 2)
Handboek Riverine Operations (KC AMFIB)
SOPs/SOIs
SOPs BTCIE
SOPs/SOIs dl. 2
SOPs/SOIs
Amfibische Experimenten 2009. Het denken over de uitvoering van amfibische operaties is in beweging. Belangrijke thema’s daarbij zijn de inzet van maritieme Special Forces en special operations capable eenheden, de schipstrandbeweging en rivieroperaties. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op de amfibische projectiecapaciteit en het voortzettingsvermogen van de Zeestrijdkrachten. Om een beter beeld te krijgen van de effecten en voorliggende keuzes is CZSK voornemens een aantal multinationale operationele experimenten uit te voeren in de tweede helft van 2009/begin 2010. Bij deze experimenten is het de bedoeling dat een samengesteld team van vloot en mariniers waaronder een LPD (Hr. Ms. Johan de Witt) en mogelijk Noorse en Zweedse combat boats, luchtkussen vaartuigen (waaronder de Zweedse LCAC-M), surface efffect vaartuigen (bijvoorbeeld een Brits Fast Landing Craft en het Noorse Skjöld-corvet) diverse representatieve scenario’s afwerken. Beproefd wordt onder andere de mate waarin deze eenheden met hoge vaart, over een grote afstand zwaar materieel kunnen vervoeren en aan land brengen. Ook de flexibiliteit waarmee kleine gespecialiseerde eenheden ‘overal’ aan land kunnen worden gezet, wordt getest. De belangrijkste functionele kenmerken die worden onderzocht zijn: de combat range, het voortzettingsvermogen, de organieke bescherming, de invloed van weersomstandigheden en het communicatiesensorenpakket. Deze experimenten moeten de aanvullende kennis opleveren die voor de doorontwikkeling van de amfibische doctrine nodig is.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
12
Drie generaties amfibische operaties
Veel mensen associëren amfibische operaties met de landingen in Normandië of de Amerikaanse Island Hopping Campaign in de Stille Oceaan: grote, bloedige veldslagen waarbij mariniers of landingstroepen een vijandelijk strand bestormden. Een bijna hopeloze maar niet onmogelijke opdracht! Hoewel deze beelden zich, mede door de invloed van de filmindustrie, in het collectieve bewustzijn hebben genesteld, behoren dergelijke massale amfibische operaties waarschijnlijk tot het verleden. Deze Leidraad beschrijft het amfibisch optreden van de Nederlandse krijgsmacht. In de LAO zijn de generieke taken van de eenheden van het CZSK neergelegd. Al deze eenheden kunnen worden betrokken bij de uitvoering van amfibische operaties, direct of indirect in een ondersteunende rol. Als uitgangspunt voor deze publicatie zal gelden dat amfibisch optreden door Nederlandse eenheden altijd joint is, dat wil zeggen dat eenheden van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS), het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en het Commando Diensten Centra (CDC) betrokken zullen zijn. De Defensie Materieel Organisatie (DMO) kan betrokken worden indien op korte termijn bijzondere middelen moeten worden aangeschaft. Het amfibisch optreden door de Nederlandse krijgsmacht zal per definitie combined, multinationaal zijn. Dit kan bilateraal (bijvoorbeeld in Engels/Nederlands (UKNL) kader) of multinationaal (bijvoorbeeld onder NAVO- of VN-auspiciën).
de Britse Falkland-campagne (eerste generatie), via het amfibisch optreden aan het begin van Operatie Enduring Freedom waarin de Ship to Objective Manoeuvre centraal stond (tweede generatie) tot het amfibisch optreden ‘nieuwe stijl’ (derde generatie). De ervaringen van deze amfibische operaties hebben hun weerslag gekregen in de amfibische doctrine, die als het ware is mee geëvolueerd. Uit de eerste generatie is het denken ontstaan dat is neergelegd in de ATP-8 die tot NAVO-doctrine is verheven; vervolgens de ‘UK approach to amphibious operations’ die voortbouwde op de ATP-8 en de Leidraad Amfibisch Optreden die in belangrijke mate weer voortbouwt op de ‘UK approach to amphibious operations’. Gesteld kan worden dat iedere generatie zijn eigen kenmerken heeft ten aanzien van de doctrine; de omvang en samenstelling van de staf; de samenstelling van de militaire formatie; en het gehanteerde planningsmodel.
Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft het amfibisch optreden zich in drie golven of generaties ontwikkeld: van het amfibisch optreden in de Tweede Wereldoorlog (Stille Zuidzee, Middellandse Zee) en
Eerste generatie De kern van het eerste generatie amfibisch optreden wordt gevormd door de (voornamelijk) Amerikaanse ‘Island hopping campaign’ in de Stille Zuidzee en de amfibische ervaringen in de Middellandse Zee, waaronder operatie Husky, de landingen op Sicilië. Deze operaties kenmerkten zich door de voortgezette campagne, de ruime voorbereidingstijd en de succesvolle integratie van combined arms (met name (scheeps)vuursteun, artillerie en landingseenheden). Deze operaties werden nagenoeg single service uitgevoerd (US Marine Corps). Hier ontstond ook de rationale voor een eigen ‘marine air component’. In operationeel opzicht is een belangrijk kenmerk het slaan van een bruggenhoofd en, zodra het bruggenhoofd geslagen was, de landing van de follow-on forces. Ook de Falkland-campagne is amfibisch optreden van de eerste generatie, want ook hier was nog sprake van campagneplanning, een ruime voorbereidingstijd en een vooroefening. Deze operatie was echter een joint operatie. Het denken over amfibische operaties zoals dat uit deze campagne is ontstaan, vormt de kern van de ATP-8. Dit is de huidige NAVO-doctrine. Deze aanpak, is door de jaren heen weliswaar aangepast aan de eisen van deze tijd maar de kern van de benadering staat nog overeind. De lessen van de Falklands zijn verwerkt in de ‘UK Approach to Amphibious Operations’. Tweede generatie Het kernvoorbeeld van het amfibisch optreden van de tweede generatie wordt gevormd door de amfibische operaties die werden uitgevoerd in het begin van operatie Enduring Freedom waarbij marinierseenheden vanaf vliegdekschepen met helikopters werden ingezet in Afghanistan. Kenmerkend was het beperkte (of zelfs ontbrekende) bruggenhoofd, de intrede van het Ship to Objective QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
13
Manoeuvre denken en de toepassing van de maritieme/amfibische manoeuvre. De planning voor deze operatie is gebaseerd op ATP-8 maar al gaandeweg bleek het format onvoldoende flexibel om in z’n geheel op deze omstandigheden te kunnen toepassen. Deze aanpak is neergelegd in enkele belangrijke documenten die verschenen zijn bij de Amerikaanse marine en het Amerikaanse Korps Mariniers ‘From the Sea’ (1992) en ‘Forward… From the Sea’ (1997).
De evacuatie van burgers uit Libanon (Opération BALISTE, 2006). In de zomer van 2006 vielen Israëlische troepen Libanon binnen. Als gevolg van de vijandelijkheden moesten vele tienduizenden mensen worden geëvacueerd. De Franse evacuatieoperatie is een goed voorbeeld van amfibisch optreden nieuwe stijl. Op 8 augustus kreeg admiraal Magne de opdracht op te stomen naar Libanon. Op 18 augustus waren de Fransen erin geslaagd om 14.500 mensen te evacueren en meer dan 1,600 ton aan hulpgoederen af te leveren. Deze evacuatie werd uitgevoerd met enkele amfibische schepen waaronder de Mistral en een flink aantal helikopters. Aan boord van Mistral werd een groot medisch element geplaatst. 24 uur nadat de opdracht werd ontvangen verlieten de eerste schepen de haven van Toulon. De sleutels tot succes: snelheid van handelen; inzet van de middelen die op dat moment aanwezig waren; integrale planning door een geïntegreerde staf onder éénhoofdige leiding.
Amfibisch optreden ‘nieuwe stijl’: compact en gefocussed Het amfibisch optreden ‘Nieuwe Stijl’ vormt de derde generatie amfibisch optreden. Kenmerkend van deze generatie is dat het een serie van éénmalige, ad hoc acties is, waarbij met een minimale voorbereidingstijd en een zeer korte planningcyclus, veelal zonder vooroefening een operatie moet worden uitgevoerd. Waarbij de taakgroep per definitie joint en interagency elementen bevat. Voorbeelden: evacuatieoperatie in Libanon (Frankrijk); de hulpoperatie Falawatra te Suriname (NLD). Kenmerkend van deze generatie amfibisch optreden is: ‘het moeten doen met de middelen die op dat moment beschikbaar zijn’; het gegeven dat de operatie tijdskritisch is, het veelal humanitaire oogmerk van de operatie. Nieuw in deze operaties is ook het ontbreken van een noodzaak voor de Commandant Landing Force om aan land te gaan. De aansturing van het landelement geschiedt vanaf het schip. De Leidraad Amfibisch Optreden beoogt een kader te bieden voor dit amfibisch optreden ‘nieuwe stijl’.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
14
De context waarin en waarvoor amfibische operaties worden uitgevoerd, is dus gewijzigd. De amfibische operaties die de Nederlandse krijgsmacht kan uitvoeren, zijn kleiner, gespecialiseerder en meer divers dan de ‘klassieke’ amfibische operaties. Ook de amfibische bijdrage aan de geïntegreerde aanpak (comprehensive approach) speelt een steeds nadrukkelijker rol. Daarbij is de nadruk verschoven van het massaal aan land zetten van grote eenheden naar kleinere eenheden, naar Maritieme Special Forces met bijzondere opdrachten en naar het landinwaarts opereren met landingsvaartuigen en helikopters. Deze vorm van amfibisch optreden sluit aan op het gedistribueerd landoptreden, terwijl de duur van de operationele inzet in de regel beperkt is. Ten slotte is de snelheid van handelen een onderscheidend criterium geworden. Daar waar de eerste generatie operaties door middel van een uitgebreide campaign planning kon worden voorbereid, is de derde generatie amfibisch optreden altijd een reactie op een crisis waarbij de factor tijd van doorslaggevend belang is. Ter afsluiting Met de publicatie van de Leidraad Amfibisch Optreden en de oprichting van een Kenniscentrum Amfibisch wordt (mede) invulling gegeven aan de aan het CZSK toebedeelde functie (en verantwoordelijkheid!) van kennisautoriteit amfibisch optreden voor de Nederlandse krijgsmacht. Deze twee ontwikkelingen dragen ook bij aan het vormen van een goede basis voor de introductie van de Frisc en de verdere ontwikkeling van het rivieroptreden. Lees dit boek.
De raid op Pebble Island (Falklandoorlog, 1982). Pebble Island, een door weer en wind geteisterd eiland, gelegen aan de noordkant van West Falkland, vormde in mei 1982 het decor voor een raid die de weg vrij moest maken voor de landing van Britse troepen die, een week later, voet aan wal zouden zetten. Het vliegveld van Pebble Island vormde een grote dreiging voor de Britse troepen aan land en daarom moest het vliegveld, inclusief de aanwezige vliegtuigen, het radarstation en het Argentijnse contingent, worden uitgeschakeld. Vanwege tijdgebrek werden deze doelstellingen later bijgesteld en werd prioriteit gegeven aan het vernietigen van de vliegtuigen. De resultaten van een verkenning in de nacht van 10 op 11 mei, door acht militairen van het Special Boat Squadron in vier Klepper kano’s, waren niet hoopgevend. Het aantal aanwezige Argentijnen kon niet worden vastgesteld en daarnaast bleken de geplande in en uit route zeer moeilijk begaanbaar. Toch werd besloten om op 14 mei de raid te laten plaatsvinden. 45 militairen van D Squadron van het Special Air Service regiment (SAS) landden op ongeveer zes kilometer van het vliegveld en bleken in staat om ongezien hun doel te bereiken. De vliegtuigen werden voorzien van springladingen en vernietigd en scheepsvuursteun vanaf HMS Glamorgan onderdrukte de vijand en vernietigde de munitie- en brandstofdepots. Pas op de terugweg werden de Britten onder vuur genomen. Na een korte schotenwisseling konden de troepen met helikopters geëvacueerd worden. De raid op Pebble Island was zeer succesvol. Naast het radarstation en het munitie- en brandstofdepot werden elf vliegtuigen vernietigd, daarnaast had de raid het leven gekost van een onbekend aantal Argentijnen. Aan Britse zijde waren slechts twee lichtgewonden gevallen. De raid had een grote dreiging weggenomen, waardoor de geplande landing doorgang kon vinden. Volgens de definitie is een raid een snelle invasie of korte bezetting van een operationeel doel (objective), gevolgd door een van te voren geplande terugtrekking. Gelet op deze definitie was de raid van de Britse SAS op Pebble Island een amfibische raid volgens het boekje.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
15
Foto: Onne de Vries
‘De kracht van Kameraadschap’ Het Collegiaal Korps Netwerk
Door: KLTZA A.M.C. Reiff-Kranenburg, coördinator Personeelszorg Foto’s: Archief AVDD. De afgebeelde personen op de foto’s hebben geen directe relatie met dit artikel.
In de vorige QPO heeft u, in de column van uw Korpscommandant en uw Korpsadjudant al een inleidende tekst kunnen lezen over de introductie van het ‘Collegiaal Korps Netwerk’ (CKN). In beide columns werd ook aangekondigd dat in de volgende QPO een uitgebreider artikel geweid zou worden aan dit onderwerp. Bij deze geef ik hier invulling aan. Ik zal u allereerst zo kort en bondig mogelijk vertellen wat het CKN inhoudt: wat is het, wat is het niet en wat is het doel. Daarna zal ik in het kort de historie schetsen van de ontwikkeling van het Zorgbeleid binnen ons Krijgsmachtdeel en met name de rol van het Korps in deze ontwikkeling. Vervolgens zal ik ingaan op de aanleiding om het CKN te ontwikkelen en u vertellen hoe die ontwikkeling vervolgens tot
stand is gekomen. Ten slotte geef ik u een update van de huidige stand van zaken.
Wat is het Collegiaal Korps Netwerk (CKN)
Het Collegiaal Korps Netwerk is een netwerk van collega-mariniers. Zij werken verspreid over de werklocaties in Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba en zijn tevens aanwezig tijdens missies. De netwerkers tijdens de missies worden ‘functie-netwerkers’ genoemd. Het onderscheid is dat de netwerkers zichzelf hebben aangemeld om deel uit te maken van het netwerk, terwijl de functie-netwerkers worden aangewezen op grond van de sleutelfunctie die zij vervullen tijdens de missie. Uiteraard is het van belang dat ook de functie-netwerker gemotiveerd is om deze QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
16
bijrol te vervullen, alleen als hij voldoende gemotiveerd is volgt hij de training. In het vervolg van dit artikel spreek ik voor het gemak over netwerkers. De netwerkers vormen in de eerste plaats een laagdrempelig aanspreekpunt als een collega behoefte heeft aan een vertrouwelijk gesprek over werk-/missiegerelateerde ervaringen. Zij bieden een luisterend oor en zullen zo mogelijk adviseren en ondersteunen in contacten met de zorgdisciplines als daar aanleiding toe is. In de tweede plaats zullen de netwerkers nadat zich een incident/calamiteit heeft voorgedaan dat als zeer intens wordt ervaren, een zogenaamde ingrijpende of traumatische ervaring, in gesprek gaan met de collega’s die bij het incident betrokken zijn geweest. Zij doen dit
volgens het zogenaamde ‘Trauma Risico Management (TRiM)-model’, ontwikkeld door de Royal Marines. Dit betekent dat er zo kort mogelijk na het incident/calamiteit een kort gesprek wordt gehouden met de betrokkenen, het zogenaamde diffusing gesprek. In dit gesprek wordt kort stil gestaan bij de ervaring en vooral ondersteuning geboden. Tevens wordt de afspraak gemaakt voor een TRiMgesprek na 72 uur. In dit gesprek worden belangrijke thema’s besproken, thema’s die aanwijsbaar een rol spelen bij het ontwikkelen van stressreacties. Denk daarbij aan ‘gevoel van onmacht ervaren’, ‘gevoel van controleverlies’, ‘schaamte over eigen rol tijdens incident’. Van iedere deelnemer aan het TRiM-gesprek wordt in kaart gebracht in welke mate de diverse thema’s een rol spelen en of er sprake is van psychosociale reacties als gevolg van de ingrijpende gebeurtenis. Er wordt collegiale ondersteuning geboden door stil te staan bij de reacties en hierover wordt informatie en advies gegeven. Er wordt een vervolgafspraak gemaakt na 28 dagen. Deze periode is gekozen omdat over het algemeen de psychosociale reacties in de periode van 28 dagen door de persoon zelf goed worden verwerkt. In het gesprek na 28 dagen wordt van eenieder opnieuw in kaart gebracht hoe ze ‘erbij zitten’. Als blijkt dat er nog steeds sprake is van een overmatige psychoso-
ciale reactie dan gaat de netwerker met deze collega/of collega’s in gesprek en adviseert/ondersteunt inzake vervolgcontact met de professionele zorgdisciplines zoals de arts, de bedrijfsmaatschappelijk werker, de geestelijk verzorger of de psycholoog. De kracht van deze TRiM-structuur ligt allereerst in het feit dat het gesprek door een naaste collega wordt gevoerd. In dit gesprek worden vervolgens overmatige/ ongewenste psychologische gevolgen snel onderkend en de persoon die het overkomt wordt geholpen om dit te erkennen en vervolgens hiervoor de juiste zorg te krijgen. Door de snelheid van handelen kan stagnerende verwerking van traumatische ervaringen worden voorkomen. Dit is van belang omdat stagnerende verwerking kan bij-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
17
dragen aan de ontwikkeling van PTSS. Eigenlijk doen we niet anders dan voortborduren op datgene wat al van nature in het Korps aanwezig is. Bij iedere eenheid is wel een collega of wellicht zijn er zelfs meerdere collega’s, waarvan men weet dat je bij hen terecht kunt voor een luisterend oor en advies. Het zijn veelal deze collega’s die zich opgeven voor het netwerk en die we voorzien van extra kennis en vaardigheden om deze rol beter te vervullen. Kortom het professionaliseren van kameraadschap.
Wat is het CKN niet
De netwerkers zijn géén hulpverleners. Netwerkers zijn gemotiveerde collega’s die getraind zijn om collegiale zorg te bieden. In de training zijn ze getraind in gesprekstechnieken en hebben ze onder andere kennis gekregen van stresstheorie en de mogelijkheden van de diverse zorgdisciplines.
Wat is het doel van het Collegiaal Korps Netwerk
Het doel is om een bijdrage te leveren aan het welzijn van het personeel van het Korps Mariniers. Met deze collegiale zorg hopen we uitval van mariniers als gevolg van stressreacties zoveel als mogelijk te voorkomen en wordt een bijdrage geleverd aan het voortzettingsvermogen van het Korps Mariniers.
De historie van de ontwikkeling van het Zorgbeleid CZSK
Met de inzet van het Korps Mariniers, begin jaren negentig, in achtereenvolgens Noord-Irak en Cambodja, groeide binnen het Korps het besef dat deze missies niet alleen hoge eisen stelden aan materieel, maar ook en misschien wel vooral aan het personeel. Naast specifieke opleiding en training werd daarom ook een aanvang
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
18
gemaakt met de ontwikkeling van operationele personeelszorg. Er werd onder andere een aanvang gemaakt met stressvoorlichting voorafgaande aan de missie en de ontwikkeling van een adaptatiemodel om zorg te bieden na de missie. Deze zorg werd in eerste instantie beschreven in het Zorgbeleid Korps Mariniers. Daarna werd ook voor de vlooteenheden een Zorgbeleid ontwikkeld en uiteindelijk werden het Zorgbeleid Korps Mariniers en het Zorgbeleid Vloot samengevoegd en beschreven in het Zorgbeleid CZSK. In het huidige Zorgbeleid CZSK wordt in de eerste plaats uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid om voor zichzelf te zorgen en heeft vervolgens de lijnmanager een hele belangrijke rol. Daarnaast wordt ook uitgegaan van de zorg voor elkaar als collega’s, gebaseerd op het belangrijke gevoel van saamhorigheid. Deze primaire vormen van zorg worden aangevuld met specifieke operationele personeelszorg door de diverse zorgdisciplines zoals Geneeskundige Dienst, Diensten CentrumBedrijfs Maatschappelijk Werk en Diensten Centrum Geestelijke Verzorging en vanuit de bureaus Operationele Perso-
neelszorg en Bijzondere Personeelszorg. In de loop der jaren is dit Zorgbeleid verder uitgebreid en geprofessionaliseerd en momenteel is de zorg voorafgaande, tijdens en na een missie binnen CZSK goed geborgd. De inzichten over de operationele personeelszorg blijven zich echter ontwikkelen onder invloed van de snel veranderende operationele omstandigheden en de (internationale) ervaringen op het gebied van traumazorg.
De aanleiding en de ontwikkeling van het Collegiaal Korps Netwerk De aanleiding In 2007 werd door zowel de toenmalige Commandant Gevechtssteunbataljon (C-Gevstbat) als de toenmalige Commandant Mariniers Training Commando (C-MTC) nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de intensivering van de (gevechts) ervaringen tijdens de missies. De ervaringen van Viper, OMLT en MJEOG spraken voor zich. Deze ervaringen waren dermate intens dat de kans op stagnerende verwerking van deze ervaringen en ontwikkeling van negatieve reacties toenam. Zowel C-Gevstbat als C-MTC brachten dit onder mijn aandacht met de vraag: Bieden wij op dit moment voldoende zorg en met name op die momenten dat een marinier niet geplaatst is bij een eenheid van het Korps ? Het Korps Mariniers kent een cultuur waarin ruimte bestaat om op een geheel eigen wijze ervaringen te delen. Zolang de marinier binnen een Korps gedomineerde eenheid geplaatst is, is hij daarmee verzekerd van een ‘vangnet’. Dit vangnet valt echter weg op het moment dat de marinier verplaatst wordt, met name als dit naar een omgeving is buiten het Korps waar niet vanzelfsprekend oog en oor is voor zijn missie-ervaringen. De nazorg na een missie is weliswaar geborgd, maar kent tegelijkertijd een beperkte tijdsduur. De verplichte nazorgmomenten vinden plaats in de eerste vier maanden na terugkeer. Daarna is er geen sprake meer van verplichte zorgmomenten. De teruggekeerde marinier is vervolgens aangewezen op zijn eigen initiatief indien hij behoefte heeft aan zorg. Tijdens het adaptatieprogramma is er voorlichting gegeven over de persoonlijke aanpassings- en verwerkingsprocessen die plaatsvinden bij de overgang van missiegebied naar de thuissituatie. Tevens heeft hij/zij informatie gekregen over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van zorg. Echter, de cultuur bij het Korps Mariniers maakt
het herkennen en erkennen van de eigen zorgbehoefte niet altijd even gemakkelijk.
De ontwikkeling Met de vraag van C-MTC en C-Gevstbat ben ik vervolgens om de tafel gaan zitten met een aantal ervaren collega’s van het Korps, waarmee we een werkgroep hebben gevormd. Aan deze werkgroep werd onder andere deelgenomen door, inmiddels, kaptmarns Willem de Lange, die nu een belangrijke rol speelt als coördinator en hoofdtrainer van de netwerktrainingen. Al pratende kwamen we tot de conclusie dat er naast de vraag van C-MTC en CGevstbat nog een aandachtspunt bestond, te weten de zorg direct na een ingrijpende gebeurtenis. In het Zorgbeleid wordt de zorg na een ingrijpende gebeurtenis in belangrijke mate belegd bij leidinggevenden en het Sociaal Medisch Team (SMT). In
Nederland bestaat het SMT uit de Eerste officier/opvolgend compagniescommandant, de arts, de geestelijk verzorger en de bedrijfsmaatschappelijk werker. Tijdens een missie bestaat het SMT in ieder geval uit de EO/OCC, de arts en de geestelijk verzorger en bij een landmissie wordt afhankelijk van de aard en omvang van de missie een bedrijfsmaatschappelijk werker toegevoegd. Ook de toevoeging van een psycholoog aan een landmissie wordt situatieafhankelijk bepaald. Na ingrijpende incidenten van traumatische aard vindt de eerste opvang van de betreffende militairen plaats onder verantwoordelijkheid van de betreffende leidinggevende. In de voorbereiding op de missie worden kaderleden hierop voorbereid door voorlichting over stressmanagement. Indien het incident daartoe QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
19
aanleiding geeft en de omstandigheden dit toelaten, wordt vervolgens zorg geboden door de leden van het SMT, die indien nodig een beroep kunnen doen op de psycholoog. Ten slotte kan het Special Psychological Rapid Intervention Team (Sprint) op verzoek van de commandant van de eenheid worden ingezet bij zeer heftige/grootschalige gebeurtenissen/calamiteiten. Dit team is binnen 24 uur inzetbaar en de samenstelling van dit team is ook afhankelijk van de omstandigheden. Uit de verschillende zorgdisciplines staan hiervoor een psychiater, psycholoog, bedrijfsmaatschappelijk werker en een geestelijk verzorger gereed. Daarmee is de zorg na ingrijpende incidenten in beginsel geregeld en geborgd, maar de kwaliteit van de zorg is in sterke mate afhankelijk van de persoon van de leidinggevende en tijdens een missie ook van de mate waarin professionele zorgverlening
toegevoegd is. Ten slotte is er sprake van een zekere mate van vrijblijvendheid, in die zin dat er geen sprake is van verplichte deelname aan de zorgelementen.
Het plan De werkgroep heeft vervolgens een conceptplan ontwikkeld voor de oprichting van een Collegiaal Korps Netwerk (CKN). Met dit CKN zou moeten worden voorzien in: a: gestructureerde collegiale zorg direct na een ingrijpend incident met behulp van TRiM; b: aanvullende laagdrempelige collegiale zorg en ondersteuning door een luisterend oor te bieden als een collega behoefte heeft aan een gesprek naar aanleiding van missie-ervaringen en/of taakgebonden incidenten/ervaringen.
Voor wat betreft de TRiM-structuur is aansluiting gezocht bij een ontwikkeling die heeft plaatsgevonden bij de Royal Marines. Major Cameron March MBE (Royal Marines, retired) heeft dit collegiale zorgmodel ontwikkeld. Met dit zorgmodel kunnen overmatige psychosociale gevolgen van ingrijpende incidenten snel gesignaleerd worden. Op collegiaal niveau wordt met behulp van het TRiM-model een risico-inschatting gemaakt na een ingrijpend incident. De risico-inschatting kan aanleiding geven om een collega te adviseren een gesprek aan te gaan met een professionele zorgverlener. Het model sluit aan bij één van de uitgangspunten van het Zorgbeleid CZSK, de zorg voor elkaar als collega’s. Het model is dermate succesvol gebleken bij de Royal Marines, dat het recent doorgevoerd is bij de Royal Navy. Het model wordt inmiddels sinds enkele jaren ingezet bij de Koninklijke Marechaussee onder de noemer COG, Collegiale Opvang Groep, binnen Nederland en bij inzet van de BSB in missiegebieden. De ervaringen met het collegiale zorgmodel zijn zeer positief en het model blijkt goed aan te sluiten bij onze Korpscultuur.
CKMARNS
Al in april 2008 werd het plan besproken met de Commandant van het Korps Mariniers, Brigadegeneraal Verkerk. De generaal reageerde zeer positief en gaf zijn toestemming om het conceptplan verder uit te werken. Het streven was om het plan voor het zomerverlof 2008 gereed te hebben. De praktijk bleek weerbarstiger, het conceptplan was pas in het najaar van
2008 gereed en werd opnieuw besproken met de generaal. Hij gaf toestemming voor de uitwerking van het plan en gaf tevens aan dat hij graag wilde dat het CKN ingezet zou kunnen worden bij de eerste TFE-eenheid die in de zomer van 2009 zou vertrekken naar Afghanistan.
De uitwerking
We hebben vervolgens de hulp ingeroepen van het Opleidingscentrum van de KMar, dat inmiddels veel ervaring heeft met het trainen van de COG en BSB. Zij hebben ons ondersteund om de training op te zetten voor het Korps Mariniers en het trainingsmateriaal te ontwikkelen. Tevens werd de grondlegger van het TRiM, Major Cameron March, bereid gevonden om naar Nederland te komen voor de introductie. Op 8 juni 2009 vond dan eindelijk de introductie van het CKN plaats tijdens een bijeenkomst waarvoor naast de Commandant van het Korps Mariniers ook zoveel als mogelijk sleutelfunctionarissen van het Korps werden uitgenodigd alsmede vertegenwoordigers van de diverse Zorg-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
20
disciplines. Het was toen al te merken dat dit collegiaal zorgmodel op brede belangstelling en aandacht kon rekenen. Bijna alle genodigden waren op 8 juni aanwezig, zodat de zaal gevuld was met ruim honderd gasten. De introductie van Cameron March en zijn demonstratie van een TRiM-gesprek waren zeer aansprekend en leverden zeer positieve reacties op uit het publiek. Generaal Verkerk sloot de bijeenkomst af met de woorden dat “het CKN goed aansluit bij de cultuur van het Korps Mariniers en in ieder geval op mijn ondersteuning kan rekenen”.
De huidige stand van zaken
Direct na de introductiedag op 8 juni zijn we gestart met de eerste trainingweek. Indachtig de wens van CKM, werd deze training een gecombineerde ‘Train de trainer/Netwerktraining’. Dat wil zeggen dat niet alleen de trainers werden opgeleid, maar gedurende twee dagen ook de inmiddels aangewezen functienetwerkers van TFE-10. Geen ideale situatie, maar het opwerkschema van TFE-10 liet geen andere mogelijkheid. Ook wisten we van meet af
aan dat twee functienetwerkers voor een dergelijke eenheid/missie te weinig zou zijn. In de praktijk werd dit ook bevestigd. Inmiddels hebben we drie trainingen gedraaid. Aan het eind van dit artikel vindt u een overzicht van de netwerkers en de functienetwerkers. We hebben gelukkig voor zowel de missie TFE-11 als TF-55 meerdere functienetwerkers kunnen trainen en voor TFE-12 zullen we in week 3 van 2010 naar verwachting tien functienetwerkers trainen. Als bijzonderheid bij de training van TFE-11 heeft op verzoek van de eenheid een vrouwelijke sgtldgd aan de training deelgenomen, omdat bij de betreffende eenheid ook vrouwelijke collega’s zijn geplaatst. De planning is om in 2010 in totaal vier trainingen te draaien, waarbij de training van functienetwerkers voor de geplande missies voorrang heeft op de training van netwerkers in Nederland. Besluitvorming en overleg met betrekking tot het CKN is belegd bij een Coördinatieteam. Dit team, onder leiding van C-MTC kolonel der mariniers Springer, is samengesteld uit sleutelfunctionarissen van het Korps en vertegenwoordigers van de zorgdisciplines. Expertise op het gebied van psychotrauma wordt gewaarborgd door een vertegenwoordiger van de Militair Geestelijke Gezondheidszorg.
Ten slotte
Het is goed om te merken dat het CKN leeft onder de leden van het Korps. Regelmatig worden kapitein Willem de Lange en ik benaderd met vragen en inmiddels hebben we een behoorlijke lijst met kandidaten voor het CKN die zich veelal spontaan hebben gemeld, of in eerste instantie aanbevolen zijn door lijnfunctionarissen. Het zal naar mijn verwachting nog tot eind 2010 duren voordat we kunnen zeggen dat het CKN volledig is uitgerold. Er ligt nog een berg werk aan training, voorlichting en evaluatie. Er zal zeker nog sprake zijn van bijstelling en aanvulling van het CKN, maar de basis is goed. We hopen allemaal dat incidenten, calamiteiten en ingrijpende gebeurtenissen niet zullen plaatsvinden, maar de realiteit is anders! Ook zullen we nooit volledig kunnen voorkomen dat een lid van het Korps Mariniers het mentaal moeilijk krijgt als gevolg van een ingrijpende gebeurtenis. Maar als dan de kracht van de kameraadschap binnen het Korps benut wordt voor collegiale ondersteuning, kunnen de gevolgen beperkt blijven doordat snel de weg naar herstel ingeslagen wordt.
Overzicht netwerkers en functie-netwerkers Naam
Bruyn, MEA de
Damen, P
Snaauw, S
Daalen, MJ van
Haan, J de
Kroon, J de
Lange, WP de
Meer, A van der
Ruiter, J de
Schmitz, JC
Rang
SGTMARNALG
MAJMARNS
SMJRMARNALG
AOOMARNALG
SGTMARNALG
SMJRMARNALG
ELNTMARNS
SMJRMARNVB
SMJRMARNALG
AOOMARNALG
Slootweg, JA
Kris, WR van der
Overeem, B
Valk, PMJ de
Batenburg, JHN van
Bergman, EG
Driessen, LJJ
ELNTMARNS
SMJRMARNALG
AOOMARNALG
AOOMARNALG
SMJRMARNALG
AOOMARNALG
SGTMARNALG
Groot, PG de
SMJRMARNALG
Hofstede, H
SMJRMARNALG
Kooiman, C
ELNTMARNS
Meijer, J
SGTMARNALG
Standplaats/Regio
Aruba
Aruba
Aruba
Den Helder
Den Helder
Den Helder
Den Helder
Den Helder
Den Helder
Den Helder
Den Helder
Doorn
Doorn
Doorn
Rotterdam
Rotterdam
Rotterdam
Rotterdam
Rotterdam
Rotterdam
Rotterdam
Homoet, PJ van
SMJRMARNALG
Vught
Berg, PP van den
SMJRMARNALG
Functie
Bleker, JF
Bornebroek, G
Buitendijk, AJ
Eldik, RAMJG van
Flaskamp, MR
Franken, LH
Groot, PG de
ELNTMARNS
SMJRMARNALG
AOOMARNALG
KPLMARNALG
SGTMARNALG
AOOMARNALG
SGTMARNALG
Hardeman, J
Hendrikse, MA
Hoek, JHW
Hoogenraad, WHJ
Juric, A
Koning, W de
Langenberg, S
Leeuwen, RO van
Rouw, JAG de
Schoonderwaldt, D
Stobbe, R
Taekema, Y (v)
Terbeek, D
Veldhuis, J
AOOMARNALG
AOOMARNALG
SMJRMARNALG
SMJRMARNALG
KPLMARNALG
SMJRMARNALG
SGTMARNALG
AOOMARNALG
SMJRMARNALG
SMJRMARNALG
AOOMARNALG
SGTLDGD
SMJRMARNALG
AOOMARNALG
Verschoor, R
AOOMARNALG
Verwoert, GJ
Vondelen, MJ van
SMJRMARNALG
SMJRMARNALG
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
21
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Functie
Mariniers SAPpen Gezellig! Nee, dit is geen verhaal over stappen in het buitenland. Geen ophalen van warme herinneringen maar een doorkijk naar de toekomst. Het moment waarop het dagelijkse werk, niet alleen voor de logistiekelingen onder ons, gaat veranderen. Deze verandering komt door het bij heel Defensie invoeren van het bedrijfsvoeringspakket van de firma SAP. Als mariniers zijn we niet de enige eenheid maar wel een van de eerste die dit Duits (dus gründliche lees degelijke) administratiepakket gaan gebruiken. De wereld om ons heen verandert en wij veranderen met haar mee.
ken. Binnen en buiten het project moet nog van alles gebeuren om met zijn allen (in 2011) bij het Mariniers Training Commando met SAP aan de slag te kunnen.
Door: LTKOLMARNS F.H.M.J. Gubbels Een leuke dooddoener overste maar waarom vertelt u dit en wat weet u ervan? Ja, als oude rot in de marinierslogistiek mag ik ervoor zorgen dat de nieuwe werkwijze ‘zacht’ gaat landen. Zacht betekent dat het systeem de juiste informatie bevat, dat jullie weten wat je wanneer moet ‘inkloppen’, dat je weet welke informatie je er ook weer uit kunt halen maar vooral ook dat jullie dat willen doen. Jullie en jullie collega’s, de ‘klanten’ bij de eenheden, moeten de voordelen van het nieuwe werken gaan zien. En dat is een hele opgave voor mij als projectleider van het project ‘Implementatie ERP Mariniers’. Ik besef immers dat het “geeft acht, uitvoeren mars” bij ERP niet gaat werken. Wel verwacht ik dat jullie uiteindelijk wel gaan ‘luisteren’ en het ‘gaan’ begrijpen.
En ja hoor, ik hoor jullie wel…ERP, SAP, Speer... praat toch normaal. Oordeel niet te snel. Bedenk bij al die afkortingen dat elk groot project bij Defensie zijn eigen vaktaaltje of jargon maakt. In plaats van ‘een aanvraag inschieten’ spreken SAP-gebruikers van ‘even aatebeëen’. Straks gaan velen van jullie dat ook eigen maken. Oké, kom ter zake, waar ga je het in dit artikel over hebben? Ik heb wel een idee waarom u dit schrijft…u bent slecht in bukken…Ho! Ho! De waarheid is toch wat anders. Het invoeren van een nieuwe bedrijfsvoering is een interessante materie, zeker voor nieuwsgierige mariniers (waartoe ik me zelf reken). Ik kan jullie van harte aanbevelen om die nieuwe wereld te leren kennen. Dat geldt zeker voor hen die nog een hele toekomst voor zich hebben bij Defensie. In dit artikel zal ik jullie daartoe wat eerste informatie aanreiken. Een geïnformeerde medewerker is immers een betrokken medewerker.
Dan moet u eindelijk eens goed uw best gaan doen. …grapje. Nee, aan jullie of mij ligt het niet. Ik zit er zelf inmiddels wel al helemaal in, omdat het programma Speer mij al bijna vier jaar bezig houdt. Binnenkort hoop ik ook jullie hierbij te kunnen betrek-
Een leuke dooddoener. Ja en dus…? Dus vertel ik jullie eerst iets over de achtergrond bij het invoeren van SAP. Daarna geef ik wat kenmerken van zo’n ERP-pakket weer. Vervolgens sta ik stil bij het programma Speer die voor de invoer ervan zorgt. Tot slot geef ik aan wat jullie er mogelijk van gaan merken. In de afzonderlijke stukken leg ik de begrippen waarmee ik tot nu toe lustig heb gestrooid één voor één uit. Mijn doel is dat jullie het allen S(N) APPEN. Lekker flauw. Waarom dan met zijn allen SAPpen? De organisatie van Defensie is sinds enige jaren nieuw ingericht. De defensieonderdelen Koninklijke Marine, - Landmacht en - Luchtmacht zijn
Jullie gaan uiteindelijk ‘luisteren’, SAP begrijpen en gebruiken…
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
22
Ja maar hoe gaan we dat dan doen? Een ‘handig’ bedrijfsvoeringspakket gaat ons helpen om onze zaken beter, professioneler te registreren. Na een eindstrijd tussen het Nederlandse BAAN en het Duitse SAP, is de keuze op het pakket van het laatste bedrijf gevallen. Dit bedrijf leek het beste de voortdurende veranderingen van Defensie aan te kunnen. SAP is de naam van de leverancier én zijn op de klant af te stemmen softwarepakket, ‘de oplossing’. Die afkorting SAP staat voor ‘Systemen, Applikationen und Produkten in der Datenverarbeitung’. SAP is de op twee na grootste onafhankelijke overall software leverancier ter wereld. Bedrijven als Shell, Rabobank, de Efteling, Sony en KLM gebruiken pakketten van SAP dat inmiddels wereldwijd meer dan tien miljoen gebruikers heeft. Het pakket voldoet.
opgeheven. De OPCO’s CZSK, CLAS, CLSK en KMar zorgen voor inzetgerede eenheden waarbij de DMO en CDC ondersteunen. De bestuurstaf maakt het beleid. De Commandant der Strijdkrachten is de baas en zet zijn eenheden in. Voor een goede planning van die inzet en de aansturing daarvan moet hij beschikken over de juiste informatie. De afzonderlijke informatiesystemen van de ‘oude’ krijgsmachtdelen voorzien daar echter niet in. Ze bieden slechts deelinformatie over deelprocessen binnen slechts een deel van de organisatie. Veel informatie is op zijn zachtst gezegd niet geheel betrouwbaar, veel systemen zijn technisch gezien oud, hangen met houtjes en touwtjes aan elkaar en het aantal mensen met kennis ervan is schaars. Kosteninzicht ontbreekt. Er moest dus iets nieuws komen, iets wat direct bruikbare informatie oplevert. Maar er was nog iets dat de CDS als de nieuwe baas dwars zat. Iedereen deed zijn zaakjes op zijn eigen manier in zijn eigen hokje om uiteindelijk tot ‘hetzelfde’ resultaat te komen. Bij het met die ander samenwerken, keek men nauwelijks over de schutting. Dit leidde tot een voortdurend verspillen van energie en missen van gezamenlijke kansen. Er moest een nieuwe standaard manier van werken komen. Een standaard registratiesysteem moest die werkwijze gaan ondersteunen. Deze gelijkvormigheid zou ook de uitwisselbaarheid van militairen en ambtenaren van de krijgsmacht vergroten. Glazen wanden, transparantie was vereist.
Stop maar met je verkooppraatje. Wat is het? SAP is een overkoepelend pakket dat alle financiële en materieellogistieke informatie koppelt. We spreken in zo’n geval van een Enterprise Resource Planning oftewel ERP-pakket. Zo’n systeem bestaat meestal uit kleinere deelprogramma of modules. Deze ondersteunen allemaal een specifieke taak zoals het verwerven, het begroten, het bevoorraden, het registreren van personeel of het onderhouden. Ze zijn los te gebruiken maar ook aan elkaar te koppelen. De modules maken dan gebruik van elkaars gegevens. Een gevolg is dat een gebruiker de gegevens slechts eenmaal hoeft in te voeren. Die eenmalige invoer zorgt voor eenduidige informatie, leidt tot efficiënter werken en vermindert de kans op fouten aanzienlijk.
Fig. 2 Onze huidige informatiesystemen zijn houtjes-touwtjes oplossingen...
Ja, leuk verteld overste. Was het niet gewoon zo dat de top van Defensie was opgesard omdat wij voor Unmee auto’s kochten die de Landmacht wel had staan maar ons niet aanbood? Natuurlijk is het zo dat veel motieven meespeelden bij de beslissing om de zaken bij de krijgsmacht radicaal anders aan te pakken. Maar ik hoop dat ook wij zelf zien dat we over betere informatie over onze logistieke situatie en inspanningen moeten gaan beschikken. Kunnen we ons keiharde werken, net zo hard op papier aantonen? Hoeveel voertuigen zijn beschikbaar? Hoe lang duurt de gemiddelde bestelling? Wat is de bezettingsgraad van een magazijn? Wat zijn de doorlooptijden van een beurt? Wat kost een oefening nu echt? Dat weten we nu niet. Zijn we echter verantwoording over onze kosten ook niet naar de belastingbetaler verplicht?
SAP bestaat uit te koppelen (informatie-)modules
Ja maar dan ligt het nog steeds eraan wie die gegevens invoert! Ja, je hebt gelijk ware het niet dat een ERP-systeem heel precies is in te regelen. Het totale traject van het kenbaar maken van een behoefte aan bijvoorbeeld een nieuwe accu tot het daadwerkelijk afleveren ervan is opgedeeld in vele opeenvolgende stappen. Dat is niet willekeurig bepaald. In het pakket zijn de best practices van bedrijven keurig ‘ingebakken’. Iedere specialist levert zijn eigen bijdrage in het doorlopen van de keten. Hij kan daarbij slechts die velden in het systeem vullen of bewerken die bij zijn taak of rol horen. Zo zal de magazijn-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
23
U streelt me en probeert me te paaien, overste. Dat opknippen van onze totale logistiek en financiën en bij iedereen bij Defensie een stukje nieuwigheid neerleggen, is toch een gigantisch karwei? Alles wat bij de Marine, Landmacht, Luchtmacht, Marechaussee en de logistieke bedrijven kenden,’ ieders manier van doen’ moet op de schop! Ja, Defensie heeft onderkend dat het hier om een gigantische klus gaat. Daartoe hebben de secretaris-generaal van Defensie en de CDS als opdrachtgevers het programma Speer opgericht. Programma? ‘Programma’ is de term die bedrijfskundigen toekennen aan een langlopend en ingewikkeld project dat uit vele deelprojecten bestaat. Daarbij valt te denken aan het instellen van de SAP-modules conform onze eisen, het beheren ervan, het bouwen van koppelingen met de bestaande systemen die immers nog even blijven bestaan, het op schrift zetten van de te doorlopen handelingen, het opleiden en het daadwerkelijk invoeren van de nieuwe werkwijze bij de eindgebruikers. De afkorting Speer, Strategic Proces & ERP Enabled Reengineering, geeft doeltreffend aan waar het programma voor staat: het met SAP opnieuw inrichten van de bedrijfsvoering bij Defensie. Uiteindelijk moet deze nieuwe ruggengraat leiden tot het bereiken van vier hoofddoelstellingen:
meester de bestelling voor de accu niet zelf kunnen plaatsen en zal de verwerver de rekening voor de levering van de accu pas betaalbaar kunnen stellen als het magazijn de ontvangst ervan heeft bevestigd. Dat gebeurt allemaal in één systeem. En morgen is die magazijnmeester ziek. Je moet inderdaad alles invullen anders gebeurt er niks, er is precies bepaald wat jij mag doen en inderdaad moet je elke processtap netjes aflopen. Het invoeren van ERP lijkt zo tot starheid te leiden maar het heeft een goede reden. Standaardisatie zorgt voor een stuk zekerheid en betrouwbaarheid. Voorts ligt elke met elkaar afgesproken handeling vast waardoor er zicht is op de voortgang. Ook nu worden mensen ziek maar dan ontbreekt elk inzicht. Wanneer komt die - voor de inzetbaarheid van die overmorgen te beladen Viking benodigde accu? Is de bestelling wel geplaatst? In SAP is direct de status van die bestelling te achterhalen en zijn op basis van die informatie gerichte stappen mogelijk. Voorts wordt na verloop van tijd de gemiddelde doorlooptijd van die accu zichtbaar. Op
• het beter logistiek ondersteunen van het operationeel optreden; • het besparen op personeel en de exploitatie; • het beter beheren van de informatiesystemen; • een betere inzage krijgen in de bedrijfsvoering. Enterprise Resource Planning: alle bedrijfshandelingen in een systeem
Logisch! Open deuren! Dat wil toch iedereen? En gaan we dat ook bereiken? Gaat alles nu goed? Ze zijn toch al een hele tijd bezig? Toch heb ik bijna niks daarover gehoord! Natuurlijk zou ik bijna zeggen, kent ook het giga-programma Speer zijn tegenvallers. Zwart-wit gezegd: een project is bijna altijd duurder dan verwacht, heeft steeds vertraging en levert minder dan beloofd. Zelfs de ingehuurde consultants, door sommigen de ‘Armani- en Boss-brigade’ genoemd, hebben met al hun kennis en ervaring Defensie niet voor de vele en diepe valkuilen weten te behoeden.
basis daarvan kan de bevoegde medewerker in het magazijn beslissen om de automatische besteladviezen aan te passen. ERP koppelt dus allerlei informatie stap voor stap aan elkaar en genereert op basis daarvan overzichten. Deze kun je gebruiken om zaken bij te sturen. In het voorbeeld dus het bestelniveau om zo ‘misgrijpen’ te voorkomen. Leuk dat werken in zo’n procesketen. En ik begrijp dus dat de informatie die je toevoegt weer de basis voor de handeling van iemand anders in de Defensie-organisatie vormt. Waar die zich ook moge bevinden. Je begint het al behoorlijk te snappen. In het voorbeeld ken je de inkoper van accu’s en zijn assortimentmanager bij de DMO niet maar komt de juiste bestelling zonder er voortdurend ‘achteraan te moeten bellen’ gewoon op tijd binnen. Door de vaste stappen, is er sprake van een voorspelbare tijdsduur. Maar elke individuele schakel in de logistieke keten is van invloed op het eindresultaat. Jij bepaalt dus het succes van de nieuwe bedrijfsvoering.
En dan wel gewoon ‘vangen’? Bedenk dat de omvang van de uitrol van ERP bij Defensie in Nederland van een ongekende grootte is. En weet dat ons voortdurend reorganiseren niet echt bevorderlijk voor de invoer van een ERP-pakket is. Toch is Speer steeds weer uit de kuilen gekrabbeld. Inmiddels gebruikt de hele financiële wereld van Defensie al ruim een jaar SAP. Sinds deze zomer registreren de bevoorraders en onderhouders aan boord van Hr. Ms. Van Speijk hun handelingen in SAP. Hr. Ms. Van Amstel is vervolgens als haar zusterschip hierin gevolgd. In het eerste kwartaal van 2010 zal het systeem de nieuwe defensiehelikopter, de NH90, ondersteunen. Daarna volgen de grondgebonden eenheden waaronder MTC. Defensie is begonnen lokaal haar eerste ervaring met het nieuwe werken op te doen. We leren voorzichtig de vele mogelijkheden en eisen van ERP kennen. Dat is een moeilijke weg. Dus er komt nog heel wat op ons af in Doorn en Den Helder? Wat dan? Wat ga ik merken? Wanneer dan? Zoals zo vaak lopen we als mariniers voorop. Ja, om klappen op te vangen. Inderdaad staan we voor uitdagingen om als eerste operationele eenheden met SAP te gaan werken. Anderzijds betekent dit dat we veel aandacht krijgen. Bedenk dat de handtekeningen onder het contract om ons bij de SAP-invoer professioneel te ondersteunen al een tijdje gezet zijn. Begin 2011 moeten de SAP-schermen een feit zijn en moeten jullie weten welke activiteiten je in SAP moet plannen, registreren én waarom je dat doet.
We gaan werken in een procesketen…de eilandautomatisering is voorbij....
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
24
overbrengen. Dit is de gelegenheid om onze stallen eens goed uit te mesten. We moeten onze magazijnen opschonen en de ‘lekker handig voor nooit meer’ eindelijk afvoeren. Leuk maar daar zit ik niet op te wachten! Bedenk daarbij wel dat in elk systeem de regel geldt: “shit in, is shit out…”. Je bespaart jezelf in de toekomst veel tijd door de zaken nu eens goed op te lijnen. Uiteraard zal in 2011 ook de informatie uit onze huidige ‘boekjes pienter’ en lokale systemen als het PIT in SAP zichtbaar zijn. Dat betekent dat een beperkt aantal van jullie hun kennis daarvan moet overdragen. Een groot karwei is het (opnieuw) nummeren van magazijnen, het tellen en controleren van de voorraden en mogelijk het opnieuw etiketteren daarvan. Voor een deel zaken die je ook nu zou moeten uitvoeren. Ja en dan? Dan gebruik je SAP. Zoals ik al gezegd heb verloopt het logistieke proces bij het gebruik van SAP volgens vaste handelingen. Bochten afsnijden, bureaus passeren of even ritselen is er niet meer bij. Onze Can-Do of ‘lees voor kip-konijn’ lijkt dan ook haaks te staan op de Duitse ‘gründlichkeit’ van SAP. Dit pakket vereist discipline, geen doorgaan als Ma Flodder. Wat bedoelt u daar weer mee? Het eten komt op tafel maar vraag niet hoe. Oftewel de korpslogistiek levert dagelijks zijn hoogstandjes maar teert op termijn in. Een strakker aantrekken van de touwtjes in de dienstverlening kan volgens mij geen kwaad. Logistiek is dienend maar vereist orde en tucht. En overigens…discipline is toch zeker een militair begrip?
Deze foto als bewijs: de handtekening is gezet…MTC is onderweg
Dus terug naar de schoolbanken en weer de zoveelste voorlichtingssessie aflopen? Ja, zoals ik steeds benadruk zijn jullie de sleutel tot succes. Jullie verdienen aandacht en een goede opleiding. Anderzijds eist Defensie van jou dat als je SAP gebruikt daarvoor ‘afgetest’ bent. Het Opleidingscentrum Logistiek (OTC LOG) zal vanaf komende zomer een soort bedrijfsvoeringsacademie zijn. Hier leer je welke rol je in het totale onderhouds- of bevoorradingsproces speelt. Daar brengt men jou de meest belangrijke handelingen bij. Vervolgens zul je op je eigen werkplek een training krijgen die zich toespitst op je dagelijkse werk.
Wat een gefilosofeer! Kunt u niet wat concreter zijn? Nee stop maar even…u lijkt wel een apostel! Ik merk dat ik een behoorlijke emmer aan informatie over jullie heen heb gestort. Laten we afspreken dat ik in een volgend nummer van de QPO wat meer vertel over de veranderingen die op onze monteurs en bevoorraders afkomen. Op basis van dit artikel weten jullie Procesmatig werken of het ‘Lees voor kipdat Defensie met het konijn’ als devies? programma Speer een nieuwe bedrijfsvoering invoert. In 2011 bij het MTC. Bij ons werk in werkplaats, magazijn, inkoopbureau of betaalkantoor maken we straks allen gebruik van het ERP-pakket van de Duitse firma SAP. Dat softwarepakket legt slimme koppelingen tussen de informatie. Hierdoor is er bij Defensie steeds een actueel inzicht in bijvoorbeeld voorraden of bestellingen. De gebruikers, jullie, staan met jullie discipline en kennis bij het invoeren van SAP centraal. Jullie bepalen of Defensie de vele verbeterkansen die SAP de organisatie biedt, ook echt gaat realiseren.
Dat is dus niet in een achtermiddagje gepiept! Heb ik daar tijd voor dan? Ik weet dat de groep logistiekelingen in Doorn en Den Helder dunner is dan ooit tevoren en dat het werk niet is afgenomen. Integendeel. Toch zullen we ondanks alle operationele verplichtingen tijd voor SAP moeten maken. 2011, dat is bijna overmorgen.... De nieuwe werkwijze wordt de standaard bij Defensie, niet alleen in Doorn of Den Helder. Dus van een investering in jezelf, zal je gedurende je hele loopbaan baat hebben. Maar SAP vereist meer dan je mensen motiveren, trainen en opleiden. We zullen voor de invoer kritisch moeten kijken of we ons materieelpakket en voorraden wel in zijn geheel in het nieuwe systeem willen
PS. Een IGK zei tegen mij toen hij in Doorn op bezoek was: “Mariniers zijn niet van de logistiek”. Laten we als variant op de kop van het artikel tegen hem zeggen: Nee, “Mariniers s(n)appen het”.
Uitrol SAP in 2011
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
25
Het materieel verwervingsproces Door: KAPTMARNS T. Stobbe
In de vorige QPO werd door kaptmarns H.W. de Blaauw een oproep gedaan om het materieel verwervingsproces in ‘Jip en Janneke taal’ te omschrijven zodat dit proces voor een ieder te begrijpen is. Met dit stuk wil ik duidelijkheid scheppen omtrent het materieel verwervingsproces.
Ik zal niet diep op ieder specifiek deel van de verschillende processen ingaan. Ook haal ik niet alle soorten en mogelijke processen aan maar alleen de meest voorkomende en de meest gangbare voor het Korps Mariniers. Dit omdat het een leesbaar stuk moet zijn voor alle rangen en standen binnen ons Korps. Degene die meer informatie willen over alle processen, adviseer ik om de aanwijzing CZSK (ACZSK) DP&C 603 te lezen. Onderwerpen: 1 Behoeftestellingsproces intern CZSK. 2 Inzicht geven behoefte verwervingsproces intern DMO. 3 Fast Track Procurement (FTP). 4 Soorten financieringen. 5 Afsluiting.
Behoeftestellingsproces intern CZSK Binnen het CZSK kan iedereen een tekortkoming constateren en een behoeftestelling initiëren. Echter niet iedereen kan een behoeftestelling indienen bij de Directie Planning en Control van het CZSK. Een stapsgewijs voorbeeld. • Marinier Uit de ketting vindt tijdens de wintertraining dat de laplander niet meer voldoet. • Uit de ketting meldt dit aan de geweergroepscommandant. Deze is het met hem eens en zet een stuk op papier wat
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
26
er dan niet voldoet aan de laplander. Hiervoor is het format Rapport Ondeugdelijk materieel (ROM) ontwikkeld. • Dit stuk papier gaat, door tussenkomst van de OPC, naar de OCC. • De OCC neemt contact op met bureau evaluatie / lessons learned van het MTC en/of het kenniscentrum Militair Optreden onder eXtreme Omstandigheden (KC MOX). • Wanneer KC MOX de mening deelt, gaat deze functioneel de kwalitatieve en kwantitatieve eisen voor de vervangende laplander omschrijven. Dit gaat in nauw overleg met de stafofficier logistiek van
realisatieopdracht in opdracht te geven bij de DMO (Defensie Materieel Organisatie). Vooraf is de behoefte al informeel doorgesproken met het account bij de DMO dat de behoeftestelling gaat realiseren. Het voordeel hiervan is dat er voor de DMO geen onduidelijkheden of verrassingen zijn als de behoeftestelling formeel in opdracht gegeven wordt.
het MTC. Hiervoor wordt het behoeftestellingsformulier, eventueel in overleg met Planning en Control, Management Control, Materieel en Faciliteren (P&C/ MC/M&F), conform de ACZSK 603 ingevuld. • Nadat het behoeftestellingsformulier volledig is ingevuld, wordt een aanbiedingsnota geschreven. Beide formulieren worden voorgelegd aan C- MTC en deze dient de behoeftestelling formeel in bij P&C/ MC/M&F. • Bij M&F wordt de behoeftestelling geregistreerd en wordt beoordeeld door een dossierhouder of de behoefte duidelijk en volledig is ingediend. De behoefte wordt hier ook voorbereid voor behandeling in het ABC (Afstem-
men Behoeftestellingen CZSK) overleg. • In het ABC overleg wordt vastgesteld of de behoefte valide is, welk investeringsproces er gevolgd gaat worden en welke prioriteit er aan de behoeftestelling wordt gesteld. Prioriteit is onderverdeeld in: - hoog (veiligheid en wet- en regel geving, toekomstige inzet c.q. operatie); - middel (gereedstelling); - laag (bedrijfsvoering). • Wanneer er in het ABC overleg, dat iedere maand gehouden wordt, wordt bepaald dat de behoefte aan de voorwaarden voldoet, gaat de dossierhouder de behoeftestelling gereed maken om deze door middel van een
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
27
Het mag duidelijk zijn dat de lijn zoals deze hierboven beschreven is, vertrekpunt bij de marinier 1, niet de meest waarschijnlijke is. Ik heb dit aangehaald om aan te geven dat iedereen een tekortkoming kan constateren. Er wordt gestreefd om de afhandeling van de behoefte bij M&F te realiseren in maximaal twaalf weken. Een en ander is afhankelijk van de volledigheid van de kwalitatieve en kwantitatieve functionele omschrijving van de behoefte. Met andere woorden, hoe specifieker en duidelijker het behoeftestellingsformulier is ingevuld, des te sneller wordt de behoefte in opdracht gegeven aan DMO. Daarom is het verstandig bij het opstellen van de behoefte bureau M&F te betrekken.
Voorbeeld: De laplander moet voorzien zijn van een telemark binding die voldoet aan bepaalde specificaties. Het is niet de bedoeling dat een bepaald merk telemark binding wordt genoemd. Het is wettelijk bepaald dat de DMO niet mag verwerven aan de hand van merken maar alleen op basis van functionele specificaties waarop fabrikanten kunnen inschrijven. DMO zoekt op basis van de door het CZSK geformuleerde eisen (binnen de gestelde kaders levertijd, beschikbaar budget en de producteisen) het beste product dat er te koop is. Wanneer de behoeftestelling naar één artikel toeschrijft, bestaat het risico dat een nieuwer artikel of een onbekend artikel dat mogelijk beter aan de eisen voldoet niet inschrijft op de behoeftestelling. Het is de taak van de behoeftesteller (CZSK) om de eisen en wensen nauwkeurig, functioneel te omschrijven en het is de taak van DMO om deze om te zetten naar kwalificeerbare eisen en daar het juiste artikel bij te verwerven.
aanbesteding geldt een langer aanbestedingstraject. • Verschillende producenten dienen een offerte in. Deze worden beoordeeld op prijs/kwaliteit verhouding. • De opdracht wordt gegund aan de producent met de meest gunstige offerte (dit hoeft niet per definitie de goedkoopste te zijn). • Producent gaat produceren. • Producten worden geleverd en gemuteerd in het VAS ‘materiaal database’ van het CZSK. • Producten worden uitgeleverd aan de eenheden.
Fast Track Procurement (FTP)
Er zijn zoals altijd uitzonderingen. Voor operaties zijn er manieren om een deelproces te versnellen. Het zogenaamde Fast Track Procurement (FTP). • Uit te zenden eenheid onderkent een behoefte, geeft deze via de normale lijnen en via het normale formulier aan, dus een nota van C-MTC aan HM&F. • Deze behoefte wordt ingeschoten als FTP, hier wordt meteen een functionaris van M&F aangekoppeld. Deze verzamelt de nodige informatie. • Belangrijk is dat in de behoeftestelling staat, in facts and figures, wat de eenheid
Defensie Materieel Organisatie (DMO)
• Realisatieopdracht wordt ontvangen door DMO management control. • Opdracht wordt uitgezet binnen het desbetreffende account van DMO. • Door middel van een ‘blauwe map’ die rouleert, wordt iedereen op de hoogte gebracht die van de behoefte op de hoogte moet zijn. Denk aan de accountmanager, projectleider, financiële controller, verwerver, enzovoort. • Door zorg van de accountmanagers binnen DMO wordt gezocht en aangedrongen op de meest snelle wijze van vervulling van de behoefte. • Doordat de behoefte in een eerder stadium is afgestemd, is de behoefte bekend binnen de DMO en dit versoepelt de behandeling van de behoefte binnen de DMO. Nadat de behoeftestelling is geaccepteerd binnen de desbetreffende afdeling van de DMO wordt er een acceptatienota met daarin een projectplanning verstuurd naar CZSK. • Aan de hand van het financieel volume van de behoeftestelling wordt er een verwervingstraject ingeslagen. Dit kan zijn Europees aanbesteden (volume > 163K€ inclusief BTW) of een normaal aanbestedingstraject. Europees aanbesteden houdt in dat de gestelde kwantitatieve en kwalitatieve functionele eisen bekend worden gesteld aan de Europese industrie. Dit geldt overigens niet alleen voor militair materieel maar ook voor de burgermaatschappij. Voor Europese
Dit is het DMO proces in a nutshell. Dit proces duurt ongeveer een jaar(!). Dit is onder andere te verklaren door het niet functioneel genoeg omschrijven van kwalitatieve en kwantitatieve eisen en de beperkte (verwervings)capaciteit, voornamelijk in personele zin bij de DMO. Tevens spelen de productietijd en levertijden van de verschillende fabrikanten/leveranciers een belangrijke rol. Uiteraard is het ook afhankelijk of het te verwerven product al gevoerd wordt binnen defensie of dat het een totaal onbekend product is. Door nauwe banden te onderhouden met de verschillende accountmanagers van DMO probeert M&F en ook Matlog de belangen van het CZSK te behartigen bij de projectleiders en waar mogelijk het proces te versnellen. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
28
niet kan wanneer ze niet de beschikking heeft over het benodigde uitrustingstuk. • M&F bespreekt de behoefte voor met DMO. • M&F legt de behoefte voor aan de Directeur Operaties (D-OPS) van het CZSK, deze bepaalt of de behoefte daadwerkelijk het FTP traject in gaat. • Positief oordeel D-OPS dan dient M&F de behoefte in bij de J-4 van de Bestuursstaf (BS). • De behoefte wordt ingediend bij de DMO en deze versnellen het traject binnen de DMO. Dit is het laatste deel in het proces dat versneld wordt. • De DMO gunt vervolgens de realisatieopdracht. De fabrikanten hebben (standaard) levertijden, en deze kunnen over het algemeen niet versneld worden. • Het materieel komt binnen bij de DMO
en gaat direct naar de uit te zenden of reeds uitgezonden eenheid. Bij een FTP is het streven om de behoeftestelling zo snel mogelijk (in ieder geval binnen één week) af te stemmen met D-OPS en in opdracht te geven bij de DMO. Bij de DMO wordt ook met de ‘map onder de arm’ alle handtekeningen gehaald om zo snel mogelijk ook over te gaan tot verwerving. Het proces intern CZSK en DMO wordt dus versneld. Bij hoge uitzondering kan toestemming verleend worden om de aanbestedingsprocedure te omzeilen waardoor ook hier kostbare tijdswinst gehaald kan worden.
Soorten financieringen van behoeftestelling
Alle behoeften zijn grofweg te onderscheiden in drie soorten. Te weten DIP, bandbreedte CZSK en materieelexploitatie.
DIP (Defensie Investerings Plan): Vanuit het beleid dat gemaakt wordt door de Bestuursstaf komen (materiaal) behoeften voort. De DOBBP (Directie Operationeel Beleid Behoeftestellingen en Plannen) is hier verantwoordelijk voor. Het gaat dan om projecten die beleidsrijk zijn en/of een financieel volume hebben van meer of gelijk aan vijf miljoen euro en waarvoor het Defensie Materieel Proces (DMP) gevolgd moet worden. Dit houdt in dat wanneer deze projecten gerealiseerd worden de eenheden extra capaciteit krijgen. Specifieke voorbeelden voor het Korps zijn: BVS10 Viking, Nimcis verbindingsapparatuur en in de toekomst Frisc (kleine snelle vaartuigen). Krijgsmachtbreed zijn voorbeelden: Operationele Aanpassingen Diemaco (OAD) en defensie brede vervanging operationele wielvoertuigen (DVOW). Doordat dit soort projecten veel ‘haken en ogen’ hebben door het maken van nieuw beleid maar ook investeren van veel belastinggeld en soms toestemming van de Tweede Kamer (> 25 miljoen euro) kunnen dit soort projecten meerdere jaren in beslag nemen. Vanuit CZSK wordt bij DIP-projecten voornamelijk de voortgang bewaakt en waar mogelijk neemt er personeel van CZSK zitting in werkgroepen onder andere om de belangen van CZSK te behartigen en te bewaken.
smeerolie voor de krijgsmachtsdelen. De krijgsmachtonderdelen mogen deze bandbreedte gebruiken om de bedrijfsvoering te bevorderen. Voor de behoeftestelling die relatief snel (binnen een jaar) gerealiseerd kan worden, niet beleidsrijk is en niet meer kost dan 5 miljoen euro heeft ieder krijgsmachtdeel zijn eigen bandbreedte. Voorbeeld van het gebruiken van de bandbreedte ten behoeve van de bedrijfsvoering is het eerder verwerven, dan het DIP-project, van OAD- en SRIM-artikelen ten behoeve van eenheden voor TFE. Behoeftestellingen tussen de 1 en de 5 miljoen euro worden wel aangeboden aan de DOBBP om deze te toetsen aan de beleidstoets en/of verder uit te werken. Het jaarlijkse bandbreedtebudget voor CZSK is voor de komende jaren gesteld op ongeveer 22 miljoen euro.
Materieelexploitatie: Onder materieelexploitatie worden de uitgaven verstaan die verband houden met de afschrijving, opslag, onderhoud, reparatie, technische verbetering, inzet en afstoting van (wapen)systemen, persoonlijke- en groepsuitrusting, voertuigen, infrastructuur of informatievoorziening. Voorbeelden van materiaalexploitatie projecten voor het Korps zijn de vervanging van de groene paratas voor de zwarte tas maar ook de winterwant, en de dump pouche voor lege patroonhouders.
Overige investeringen: Investeringen waar ik niet verder op in ga zijn specifiek voor infrastructuur, infor-
Bandbreedte CZSK: Omdat DIP-projecten op langere termijn de gestelde behoefte vervullen maar op korte termijn vaak niet, kan er alsnog de noodzaak bestaan voor een korte termijn oplossing. De bandbreedte is bedoeld als QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
29
matievoorziening en munitie. Informatie hierover kunt u vinden in ACZSK DP&C 603.
Afsluiting
Met dit stuk hoop ik duidelijkheid te hebben gegeven en frustratie te hebben weggenomen. Het materieel verwervingsproces voor onder andere wapens en uitrusting kan lang duren. Houd rekening met minimaal een jaar na indienen van de behoefte bij M&F in het geval van een bandbreedte behoefte. Deze looptijd is een gegeven waar we mee om moeten gaan. Dit neemt niet weg dat M&F en Matlog maar ook de mensen bij DMO met betrekking tot bandbreedte projecten en materieelexploitatie constant bezig zijn om de verschillende processen te verbeteren. Vanuit de eenheden kan ook het een en ander worden ondernomen om het proces te verbeteren, onder andere door behoeftestellingen te schrijven gebaseerd op facts and figures en niet op ‘emoties’ en de behoefte goed functioneel te omschrijven zowel kwantitatief en kwalitatief. Voor de duidelijkheid, dit is geen volledige omschrijving van het opstellen en behandelen van behoeftestellingen binnen het CZSK. De volledige omschrijving staat omschreven in de ACZSK DP&C 603. Dit stuk is informatief bedoeld voor diegene die niet regelmatig te maken hebben met het behoeftestellingsproces en die met bovenstaande globale omschrijving zich een goed beeld kunnen vormen van het behoeftestellingsproces.
De comprehensive approach in de “The first, the supreme, the most far-reaching act of judgment that the statesman and commander have to make is to establish… the kind of war on which they are embarking… This is the first of all strategic questions and the most comprehensive”1
Door: KAPTMARNS S.M. Mastenbroek Foto’s: AVDD, Jan-Kees de Meester
Inleiding
Nederland voert in Uruzgan een 3D beleid; Defence, Diplomacy en Development, de zogenaamde comprehensive approach.2 Deze aanpak blijkt in Afghanistan goed te werken3, maar in hoeverre is de comprehensive approach ook toepasbaar op conflicten buiten Afghanistan? Het doel van dit artikel is deze vraag te beantwoorden. Hiertoe zal ik in de tweede paragraaf het belang van definities van dreiging, conflict en tegenstander voor politici en militairen verklaren. In de derde paragraaf zal ik
Hybrid War
de veranderende strategische omgeving schetsen en vervolgens in de vierde paragraaf beschrijven welke dreiging uit deze omgeving voortkomt om zo het ‘nieuwe’ conflict te definiëren. In paragraaf vijf zal ik een definitie geven van de comprehensive approach4 om in de conclusie de comprehensive approach te koppelen aan het ‘nieuwe’ conflict.
Belang van definitie
In militaire publicaties, doctrines en wetenschappelijke artikelen worden door de schrijvers een veelvoud aan benamingen en definities gebruikt om conflictvormen te definiëren. Het definiëren van conflictQU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
30
vormen is in de militaire maatschappij belangrijk, omdat alleen met een goede omschrijving van een conflict er een adequate militaire tegenactie kan worden opgezet. Daarnaast is deze definitie ook voor de politiek van belang. Militaire inzet is immers het bedrijven van politiek met andere middelen5. Voor het succesvol uitvoeren van een militaire operatie is het dus noodzakelijk dat politici en militairen praten over dezelfde dreiging en hetzelfde gezamenlijke ‘vijandsbeeld’ hanteren. Dit om de militair-strategische en operationele doelstellingen af te stemmen op de Grand Strategy6 van de nationale en/of internationale politiek.
Wanneer politici en militairen deze doelstellingen niet op elkaar afstemmen is de militaire operatie gedoemd te mislukken en worden de politieke doelen niet gehaald7.
De veranderende Strategische Omgeving8
Na de aanslagen van 11 september 2001 zijn de opvattingen over de strategische omgeving bij civiele en militaire beleidsmakers veranderd. Deze omgeving en de (f)actoren die hier een rol in spelen dienen door dezelfde beleidsmakers gedefinieerd te worden om een politiek en militair antwoord te geven op de dreigingen die deze veranderde strategische omgeving veroorzaakt. Vijf ontwikkelingen van de afgelopen decennia hebben bijgedragen tot de veranderende strategische omgeving. • De wereldbevolking neemt snel toe. Meer dan de helft van de bevolking woont in verstedelijkte gebieden en de voornaamste groei van de bevolking vindt plaats in de ontwikkelingslanden. • Door de globalisering zijn landen nauwer met elkaar verbonden. • Landen zijn, door de schaarste van natuurlijke bronnen, meer afhankelijk van elkaar geworden. Deze bronnen bevinden zich voornamelijk in ontwikkelingslanden en dienen onder andere om de Westerse levenstandaard op peil te houden. • Deze Westerse levenstandaard is voor een groot gedeelte van de bevolking van ontwikkelingslanden onbereikbaar, maar is wel zichtbaar via de media en door Westerse multinationals die grondstoffen delven in deze landen. • De loyaliteit van de bevolking aan de staat neemt af, zowel in het Westen als in de ontwikkelingslanden9. Deze ontwikkelingen leiden tot frictie tussen het Westen en de bevolking van ontwikkelingslanden. Dit biedt een voedingsbodem voor idealistische en religieus georiënteerde groeperingen die de Westerse samenleving als de voornaamste vijand zien. Daarnaast zijn er ook nog internationale criminele organisaties die geweld gebruiken om hun doelstellingen te behalen10. Hierbij komt dat er samenwerkingsverbanden zijn tussen deze idealistische, religieuze en criminele organisaties en groeperingen11. Een gedeelte van de
groeperingen en organisaties is wereldwijd actief en wordt, openlijk of heimelijk, gesteund door één of meerdere staten12 of opereert los van staten; de violent non-state actors13.14
Herdefiniëring van de dreiging
Naar aanleiding van de veranderende strategische omgeving en een hernieuwde appreciatie van de dreiging is door het ministerie van defensie van de Verenigde Staten in de National Defence Strategy 2005 de dreiging onderverdeeld in vier vormen. Het gaat hierbij om de traditionele of conventionele, catastrofale, gezagsondermijnende en irreguliere dreiging.15 Deze vier dreigingenvormen zijn als volgt te omschrijven:
gingsvormen bevatten. Daarnaast maakt de tegenstander gebruik van moderne middelen zoals internet. Hiermee gebruikt hij de internationale gemeenschap en voert zo een informatie oorlog. Het is belangrijk te concluderen dat de huidige en toekomstige dreiging veel complexer is dan alleen een insurgency of terrorisme. De nieuwe dreiging bevat elementen hiervan, maar is breder en veel omvattender. Het toekomstige conflict bestaat uit vele verschillende vormen van oorlogsvoering alsmede uit terroristische en criminele activiteiten die tegelijkertijd wereldwijd kunnen plaatsvinden. De United States Marine Corps (USMC) noemt dit nieuwe conflict de Hybrid War 20.
De comprehensive approach
• Traditionele of conventionele dreiging is de inzet van militaire middelen door staten, in duidelijk herkenbare vorm, tegen de militaire middelen van een andere staat.
De comprehensive approach is een manier van denken binnen een raamwerk waarin verschillende instrumenten van nationale macht 21 en andere relevante nationale en internationale actoren (bijvoorbeeld NGO’s)
• Catastrofale dreiging betreft het verkrijgen en de inzet van Weapons of Mass destruction of daarop lijkende middelen.16
1 Clausewitz, C., On War, Howard, M. & Paret, P. (eds), (Princeton,
• Gezagsondermijnende dreiging is de inzet van hoogwaardige technologische middelen om het gezag van een staat te ondermijnen.17 • Irreguliere dreiging komt van tegenstanders die onconventionele middelen zoals terrorisme, criminaliteit en insurgency 18 gebruiken om de conventionele voordelen van hun tegenstander te bestrijden 19. De onderverdeling in deze vier dreigingsvormen is handig om een conflict en de daarbij behorende tegenstander en dreiging te definiëren. Hedendaagse en toekomstige tegenstanders zullen capaciteiten ontwikkelen om uitvoering te geven aan twee of meerdere van deze dreigingsvormen. Het is voor de tegenstander noodzakelijk om zijn heil in andere middelen en capaciteiten te zoeken omdat de conventionele strijd met Westerse mogendheden op het slagveld simpelweg niet te winnen is. Deze middelen en capaciteiten worden tijd-, situatie- en plaatsgebonden ingezet door de tegenstander. Doordat de tegenstander bepaalt wanneer en waar hij welke capaciteiten inzet, zowel op het slagveld als bij het thuisfront van de Westerse mogendheden, ontstaat er een diffuse dreiging die sterk kan variëren naar tijd en plaats. Deze dreiging kan aspecten uit alle vier de dreiQU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
31
1976), op.cit.,100 2 Soldaat, e.a, Observaties rond operaties in Afghanistan, in: Militaire Spectator, no.5 2009, 258 3 Idem. 4 De comprehensive approach is een mogelijke benaming van het principe van een alomvattende aanpak van een conflict. Deze aanpak staat ook bekend als de “whole of government approach” . 5 Clausewitz, 99 6 Grand Strategy of politiek strategie is de gecoördineerde, systematische ontwikkeling en aanwending van de economische, diplomatieke, psychologische, militaire en andere politieke machtsmiddelen van een staat of bondgenootschap om nationale of bondgenootschappelijke belangen zeker te stellen. Zie ook: Koninklijke Landmacht, Militaire Doctrine, (Den Haag, 1996), 12. 7 Smith, R., The Utility of Force, The Art of War in the Modern World, (Londen, 2005), 403 8 Marine Corps Combat Development Command, Marine Corps Operating Concepts for a Changing Security Environment, Second Edition (Quantico, 2007) 9 UK Army Development, Concept & Doctrine Centre, Countering Irregular Activity Within A Comprehensive Approach, Joint Doctrine Note 2/07, (Swindon, 2007), 1-5. 10 Bijvoorbeeld Drugskartels of de Maffia. 11 “Al Qaeda Urges Somalis To Attack Ships” in: http://www. cbsnews.com/blogs/2009/04/16/world/worldwatch/entry4949488. shtml geraadpleegd op 03-05-09. 12 Bijvoorbeeld Hezbollah, Hamas. 13 Bijvoorbeeld Al-Qa’eda, Laskhar-e-Tayyaba of internationale georganiseerde misdaad. Zie ook: Williams, P., Violant Non-State Actors and National and International Security, (Zurich, 2008) in: http://www.isn.ethz.ch/isn/Digital-Library/Publications/ Detail/?id=93880&lng=en. 14 De groeperingen en organisaties zijn moeilijk in één definitie te vangen. Naast ideologisch en religieus georiënteerde groeperingen zijn er ook internationale criminele organisaties die een financieel oogmerk hebben. In de rest van dit artikel wordt het woord “tegenstander” gebruikt voor de beschrijving in deze alinea. 15 Rumsfeld,D., The National Defence Strategy of the United States of America, Washington D.C., Maart 2005, 2-4. 16 Bijvoorbeeld het gebruik van chemische, biologische of nucleaire wapens of aanslagen met vliegtuigen (9/11). 17 Bijvoorbeeld Cyber-Attacks en Anti-satelliet raketten. 18 An organized movement aimed at the overthrow of a constituted government through use of subversion and armed conflict. Uit: DOD, USA, Irregular Warfare, Joint Operating Concept, 2007. 19 UK Army Development, Concept & Doctrine Centre, Countering Irregular Activity Within A Comprehensive Approach, Joint Doctrine Note 2/07, (Swindon, 2007), 1-7 20 Hoffman, F.G., Conflict in the 21st Century: The Rise of Hybrid Wars, (Arlington, 2007). 21 Diplomatieke, Militaire en Economische macht. Informatie is geen machtsmiddel van een staat alleen meer gezien de toegenomen beschikbaarheid van interactieve media door de burger en dus ook door de irreguliere tegenstander.
inzet. De tegenstander heeft ideologische, religieuze en financiële doelstellingen. Daarnaast zal de voedingsbodem waaruit de tegenstander in de Hybrid War rekruteert, groeien door de groter wordende tegenstellingen tussen het Westen en de ontwikkelingslanden en de individualisering van de internationale maatschappij.
gecombineerd worden. Het doel hiervan is om gezamenlijk een gunstige, blijvende oplossing voor een bepaald conflict te vinden. De comprehensive approach dient uit vijf aspecten te bestaan: het economische-, veiligheids-, informatie- en politieke-aspect. Het vijfde aspect control is overkoepelend.22 De ‘control’ zorgt voor een duidelijke en heldere formulering van de gunstige en blijvende oplossing voor het conflict door de politiek. De oplossing wordt vertaald in de opdracht of End-State voor de militaire commandant en civiele commandanten 22 United States Government Interagency Counterinsurgency Initiative, U.S. Government Counterinsurgency Guide, (Washington,2009) in: http://www.state.gov/t/pm/ppa/pmppt.
en/ of beleidsbepalers. Gedurende de operatie zorgt de ‘control’ voor een continue afstemming van de activiteiten die worden ontplooid om de End-State te bereiken. De comprehensive approach richt zich niet alleen op militaire aspecten van een tegenstander maar op alle aspecten die van toepassing zijn op een tegenstander en een conflict.
Conclusie
De toekomstige conflicten worden alleen maar complexer doordat de tegenstander gebruik zal gaan maken van vele uiteenlopende middelen om zijn doelstellingen te bereiken en deze middelen wereldwijd
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
32
Om de comprehensive approach toe te passen op conflicten buiten Afghanistan moet worden voldaan aan twee voorwaarden. Ten eerste is het aan de militaire en civiele beleidsbepalers om de achtergrond en context van ieder conflict en tegenstander te begrijpen en de comprehensive approach aan de hand van de vijf aspecten (Economie, Veiligheid, Politiek, Informatie, Control) hierop af te stemmen. Het model van de comprehensive approach dat nu in Afghanistan wordt gehanteerd, is dus niet één op één toepasbaar op andere conflicten in de Hybrid War. Het model dient door civiele en militaire beleidsbepalers aangepast te worden aan de achtergrond en context van het conflict. Dit is een voorwaarde om de comprehensive approach van toepassing te laten zijn op conflicten buiten Afghanistan. Ten tweede is het, gezien de complexiteit van de conflicten in de Hybrid War, noodzakelijk dat de (inter) nationale politiek een duidelijke en heldere Grand Strategy formuleert. Deze Grand Strategy dient door de civiele beleidsbepalers en militaire commandanten vertaald te worden naar een comprehensive approach op militair-strategisch en operationeel niveau. Alleen op die manier is een comprehensive approach toepasbaar op conflicten in de Hybrid War.
Literatuuropgave: Clausewitz, C., On War, Howard, M. & Paret, P. eds, (Princeton,
Smith, R., The Utility of Force, The Art of War in the Modern
1976);
World, (Londen, 2006);
Department of Defence, United States of America, Irregular
Soeters, S., Geweld en conflict,
Warfare, Joint
Het ontstaan en verloop van burgeroor-
Operating Concept, 2007;
logen, etnische strijd en terrorisme,
Hammes, T.X., The Sling and The Stone, On war in the 21st Cen-
(Amsterdam, 2004);
tury,
Soldaat, e.a, Observaties rond operaties in Afghanistan, in: Mili-
(St Paul, 2006);
taire Spectator, no.5 2009;
Hoffman, F.G., Conflict in the 21st Century: The Rise of Hybrid
Thruelsen, P.D., Counterinsurgency and a Comprehensive Appro-
Wars, (Arlington, 2007);
ach: Helmand Province, Afghanistan.
Kilcullen, D., Countering Global Insurgency, in:The journal of
In: http://www.smallwarsjournal.com;
Strategic Studies, Vol. 28, No.4, 2005.
UK Army Development, Concept & Doctrine Centre, Countering
Koninklijke Landmacht, Militaire
Irregular Activity Within A Comprehensive Approach,
Doctrine, (Den Haag, 1996).
Joint Doctrine Note 2/07, (Swindon, 2007);
Marine Corps Combat Development Command, Countering Ir-
United States Government Interagency Counterinsurgency
regular Threats, A Comprehensive Approach, (Quantico, 2006) in:
Initiative, U.S. Government Counterinsurgency Guide,
http://www.fas.org/irp/doddir/usmc/irreg.pdf
(Washington, 2009) in:
Marine Corps Combat Development Command, Marine Corps
http://www.state.gov/t/pm/ppa/pmppt
Operating Concepts for a Changing Security Environment, Se-
Williams, P., Violent Non-State Actors and National and Internati-
cond Edition (Quantico, 2007) in:
onal Security, (Zurich, 2008) in:
www.quantico.usmc.mil
http://www.isn.ethz.ch/isn/Digital-Library/Publications/
Rumsfeld,D., The National Defence Strategy of the United States
Detail/?id=93880&lng=en.
of America, (Washington D.C., 2005) in: http:// www.defenselink.mil/news/Mar2005/d20050318nds1.pdf
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
33
Vormalig majoor der mariniers verzet marinierwaardig werk in Rotterdam
Stadsmarinier
maakt het verschil
ROTTERDAM – Stadsmarinier. Menigeen associeert die term met de krijgsmacht, maar in feite heeft die daar niets mee te maken. Heel toevallig is er nu wel een klein linkje, want Michiel van der Pols is er een. Hij verliet bijna twee jaar geleden het Korps Mariniers als majoor, solliciteerde op de functie van stadsmarinier en werd door Ton Quadt, de toenmalige directeur
Van der Pols voor zijn huidige kantoor: “Ik leer hier nog van alles. Bijvoorbeeld dat je niet altijd alles recht voor zijn raap kunt zeggen. Mensen ervaren dat alsof ik ze orders geef.”
Veiligheid van de gemeente Rotterdam, aangenomen. Als één van de zeven stadsmariniers die Rotterdam
voor deze stad gevochten”, voegt hij er aan toe. Wat dat betreft hebben de mariniers en Rotterdam wel wat met elkaar. Van der Pols zelf, maar ook voormalige collega’s bij het korps hadden eerst wel wat moeite met de term stadsmarinier. “Ze vonden hem maar raar, er is immers maar één marinier en die zit bij het korps”, legt de majoor b.d. uit. Inmiddels kijkt hij er iets genuanceerder tegen aan.
telt, werkt ook hij aan een betere stad. Want veiligheid en leefbaarheid in de zogenoemde onveilige- en probleemwijken opschroeven, daar draait het allemaal om in deze baan.
Verloedering
De veiligheidssituatie in Rotterdam liet in bepaalde wijken, van de totaal 62, te wensen over. Handel in drugs, in mensen en in malafide vastgoed, illegaliteit, andere criminaliteit en buurtoverlast door lawaai en verloedering moesten maar eens drastisch worden aangepakt. Dus werd zeven jaar geleden, ten tijde van burgemeester Ivo Opstelten het fenomeen stadsmarinier opgericht. Van der Pols zat in die tijd bij het Korps Mariniers. Na een opleiding aan het
Tekst: Monique van Rijen-Bos “De beste mensen stuur je naar het front. Dat zijn dus mariniers”, geeft de voormalige militair als verklaring voor de benaming van zijn huidige functie, bedacht door het college. “Daarnaast biedt Rotterdam de mariniers onderdak en hebben zij in de oorlogsjaren
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
34
“In mijn begindagen domineerden overlastgevende Antillianen en verslaafden het straatbeeld”, licht Van der Pols toe aan de hand van ongezien gemaakte camerabeelden met allerlei kwesties die het daglicht niet kunnen verdragen. Verder analyseerde hij zijn probleem en stelde aan de hand van aangiften en meldingen een top 10 op van de meest problematische straten.“Duidelijk werd dat alles zich concentreerde in één derde van Oud-Charlois. Daar bleken vier maatschappelijke opvangvoorzieningen te zitten voor drugsverslaafden en psychisch gestoorden. Verder bevatte het gebied ruim twintig adressen voor begeleid wonen, waren er drugspanden van zowel huisjesmelkers als van woningcorporaties, een Turkse moskee en een koffieshop.” Door de situatie in kaart te brengen, bleek de voormalig marinier beter in staat de problemen aan te pakken. Tijdens een van zijn eerste bijeenkomsten met de stuurgroep, presenteerde hij zijn in kaart gebrachte overzicht. Men was dusdanig onder de indruk van zijn aanpak dat de andere stadsmariniers deze werkwijze overnamen. Toch valt niet alles op te lossen. “Drugs bijvoorbeeld krijg je nooit helemaal uit de wijken, maar zo openlijk als hier werd geblowd en gedeald, dat kan niet. Daar hebben omwonenden last van. Natuurlijk moeten drugs het liefst weg, maar op zijn minst beheersbaar blijven”.
Michiel van der Pols (li) in Irak waar hij voor SFIR op Ar Rumaytah zat. Door de nodige ervaringen is hij niet snel van zijn stuk te brengen. “Ik heb hier en bij de Special Forces wel voor ergere dingen gestaan.”
KIM, was hij onder meer geplaatst in Aruba, uitgezonden naar Irak en zat bij de Special Forces. Wat hij bij de krijgsmacht zocht, had hij er gevonden: avontuur, wat meer van de wereld zien, hij kon er sporten en operationeel leiding geven. “Na bijna dertien jaar had ik alles wat leuk was wel gedaan. Toen dacht ik tjee, ik heb nog zeker dertig jaar voor de boeg. Ik wilde wel eens weten wat ik waard zou zijn in de burgermaatschappij, dus ging me oriënteren op de arbeidsmarkt. De nadruk lag op nationale veiligheid, dat was mijn ding.” Wat wil het geval. Michiel van der Pols’ oog viel op de advertentie waarin een stadsmarinier werd gezocht. Eerst vroeg ik me af wie het in zijn hoofd had gehaald het woord marinier op die manier te misbruiken, maar het gevraagde profiel sloot perfect aan op dat van mij. Je kent dat wel, een goed ontwikkeld analytisch vermogen, doelgericht, daadkrachtig en meer van dat soort terminologie. Ik ging op gesprek en bleek de man te zijn die ze zochten. November 2007 verliet ik het korps en een maand later was ik aan de slag. Het idee was eerst een jaar mee te lopen met een stadsmarinier van het eerste uur, maar net vóór ik begon, nam hij ontslag.”
Michiel van der Pols ziet zichzelf als smeerolie. “Door hier wat te duwen en daar te trekken, mijn vinger op de zere plek te leggen, krijg je dingen voor elkaar. Daar komt bij dat ik toegang heb tot alle diensten en terecht kan tot op het hoogste niveau. Dat maakt deze functie echt uniek. Er is niks mooiers dan dat mensen zeggen dat de wijk waar je stadsmarinier bent veiliger is geworden. In Oud Charlois zeiden ze zelfs hun woonomgeving niet meer terug te kennen, dat het bijna saai is. Het naoorlogse Pendrecht is op zijn maximum wat veiligheid betreft. Daar liggen de problemen vooral op sociaal gebied door onder meer veel werkloosheid onder kansarmen.” Dus ligt zijn focus nu op Tarwewijk waar op zijn aanwijzing net weer een drugspand is dichtgetimmerd en huizen, bewoond door vervuilende Polen, zijn ontruimd. De eigenaar voelt dat in zijn portemonnee. Dat valt te voorkomen door de boel niet te laten verloederen. Van der Pols: “Dit is een prachtbaan waarbij je echt het verschil maakt en mensen helpt. Al met al is het resultaat van wat ik doe marinierwaardig. Als het korps dit allemaal zou weten, zouden ze geen moeite hebben met de term stadsmarinier.”
Camerabeelden
Dat jaar werd gereduceerd tot één week. Toen mocht Van der Pols het uitzoeken in de deelgemeente Charlois waar hij de wijken Oud Charlois, Pendrecht en Tarwewijk kreeg toebedeeld met in totaal 36.000 inwoners. “Ik viel terug op wat ik geleerd had als marinier en besloot met mijn kantoor te gaan zitten in Oud-Charlois, een wijk met een stevig veiligheidsprobleem. Het is een goed signaal naar de omwonenden, ik zie constant wat er gebeurt en mijn info is dus top. Bewoners vinden het prachtig dat ik hier zit. Dat is ook de kracht van de stadsmarinier. Mensen van de gemeente zitten vaak ik het gemeentehuis of in een ander groot pand en ik zit midden in mijn probleem”, lacht hij, eraan toevoegend dat dit nou wordt bedoeld met frontlijnsturende arbeid. Natuurlijk zijn politie en de deelgemeente er om ellende en mistoestanden aan te pakken, maar de vormalig majoor is toegankelijker. Hij pakt de problemen niet persoonlijk aan, maar wijst her en der met enige regelmaat op ieders verantwoordelijkheden. Van der Pols beschikt daardoor over een omvattend netwerk. Bovendien valt hij rechtstreeks onder de burgemeester, die natuurlijk deel uitmaakt van de wekelijks bijeenkomende stuurgroep Veiligheid. Daarin hebben ook de korpschef van politie, de hoofdofficier van Justitie, de directeur Veiligheid en indien noodzakelijk wethouders zitting.
De directie Veiligheid maakt jaarlijks een veiligheidsindex. Alle 62 wijken krijgen een cijfer dat minstens een 5,5 moet zijn. Er zijn momenteel één onveilige- en drie probleemwijken waaronder de Tarwewijk die een 4,6 scoort. Deze zooi is met de komst van Van der Pols verleden tijd.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
35
Netherlands Maritime Force Commandant: CDR P.J. Bindt Opvolgend Commandant: KOLMARNS M.J.M.S. Hekkens
Met het vertrek van Hr. Ms. Evertsen op 4 augustus naar de Golf van Aden (Operation Atalanta) werd het even wat stiller in gebouw Zilvermeeuw. Deze stilte werd ten dele verklaard door ook het vertrek van CDR Bindt en het merendeel van de ‘blauwe staf’ van Nlmarfor geëmbarkeerd aan boord van de Evertsen: CDR Bindt treedt tot 13 december op als CTF 465, en is als zodanig belast met onder andere de bescherming van voedseltransporten over zee in het kader van het World Food Program Shipping; de bescherming van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en het westelijk deel van de Indische Oceaan; en ten slotte en zeker niet als laatste, het afschrikken en tegengaan van piraterij in dit immens grote operatiegebied. Verder werd ‘deze stilte’ ook veroorzaakt door de (inmiddels) langdurige bijdrage vanuit staf Nlmarfor aan de Nederlandse bijdrage aan de ISAF operatie door ondermeer het beschikbaar stellen van ‘groene staf’ voor de komende TFU en TFE rotaties, evenals het ondersteunen van de staf van het MTC.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
36
gebracht aan de Nederlandse ambassadeur bij de EU en de staf van de Permanente Militaire Vertegenwoordiging (PMV) in Brussel. Tevens werd in deze periode, en vergezeld door de Britse collega’s aansluitend een bezoek gebracht aan de Britse PMV en de EU Military Staff. Een waardevol bezoek met de nodige inzichten in potentiële inzetopties in zeer uitdagende inzetgebieden! De eerste proef op de som ten aanzien van het gereedstellen voor inzet onder EU-vlag was de integratie oefening van het Brits-Nederlandse Force Headquarters (FHQ). Dit vond plaats in Northwood en het oefengebied te Bramcote (VK). Nederland levert negen stafofficieren en onderofficieren voor het FHQ, en dit personeel had de gelegenheid zich ‘in de looppas te oriënteren’ in het reilen en zeilen van een ontplooid HQ te velde. De Britten hebben deze oefening feitelijk gebruikt om hun nationale, deployable Joint (Task) Force Headquarters (at medium scale) te valideren voor inzet onder nationale vlag. Maar het is ook dit HQ dat, tijdens daadwerkelijke inzet van de EUBG, het FHQ levert en als zodanig kreeg de Nederlandse staf een aardige ‘workout’! Deze oefening bood ook de gelegenheid om de zogenaamde Senior National Representative (SNR) Grouping te testen onder ‘veldomstandigheden’. Het bleek de eerste keer dat een Nederlands SNR team zich op deze wijze heeft voorbereid op inzet. Ook hier werden de nodige Lessons Identified opgedaan.
Door KOLMARNS M.J.M.S. Hekkens Direct na het zomerverlof stortte ‘het restant’ van de CLF staf zich op de reeds in gang gezette voorbereidingen in het kader van de UK/NL EU Battlegroup Rotatie 2010/1. Dit begon met het doorlopen van de zogenaamde Estimate Week in de Van Braam Houckgeestkazerne. Oogmerk was het zo zorgvuldig mogelijk in kaart brengen van de personele en materiële bijdrage van het CZSK aan de EUBG taakstelling. Daarna was het in een rap tempo deelnemen aan meerdere planning bijeenkomsten in Nederland en het VK teneinde onze bijdrage zo zuiver mogelijk, en vanuit tactisch perspectief af te stemmen met de Britse bijdrage aan de EUBG commitment.
Persoonlijk kijk ik met veel genoegen terug op deze zeer leerzame oefening. In het bijzonder omdat de Britse commandant tot drie dagen voor Endex afwezig was als gevolg van een plotselinge nationale commitment in de Verenigde Arabische Emiraten, waardoor ik als Deputy Commander de eer kreeg een aanzienlijke Britse joint strijdmacht van ruim 4500 man aan te voeren, zonder dat ik – in de oefening – te maken kreeg met allerlei ‘Britse caveats’. Een uitstekend voorbeeld van UK/NL samenwerking en wederzijds vertrouwen.
Op het ‘strategisch/politiek’ niveau heb ik, samen met mijn ‘EUBG Polad’ een bezoek
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
37
Hr. Ms. Johan de Witt Commandant: KTZ B.W.J. Bekkering Eerste officier: KLTZ A. Tas Chef d’Equipage: AOOWDE M.C.M. van Dijke Foto’s: SM CLSK G.A. van Es en LTZ2 J.H. van Wingerden.
Don’t worry: Inleiding commandant
Wat moesten we in West-Afrika? Nu, op de weg terug is het antwoord overduidelijk: ’veel’. Aan het begin van de reis was dat niet helemaal, of helemaal niet duidelijk. En daarin ligt nu juist het mooie van de najaarsreis van de JWIT verscholen. ‘Zoek naar mogelijkheden, vindt synergie’. Deze bijdrage laat dat overduidelijk zien. Afrika staat bekend om uitbundige culturen, vrolijke kleuren en extraverte mensen, maar helaas ook om de armoede en de fragiele overheden. Het is echter een continent met enorme hoeveelheden grondstoffen. Een mix die veel potentieel biedt, maar ook risico’s oplevert. Neem de olievondst in Ghana. Een ontdekking die het land stukken verder kan brengen, maar ook een speelbal kan maken. Ze kijken daar met angst naar Nigeria. Een balans vinden tussen traditionele vissers, opkomend toerisme, een ontwikkeld milieubesef en de eisen van de olie-industrie wordt nog knap lastig voor de overheid. Bekijk de krijgsmacht van Sierra Leone, die haar rijke visgronden leeggevist ziet worden door Aziatische en Europese vissers zonder vergunning en geen middelen heeft om te controleren, laat staan in te grijpen. Dan Guinee Bissau, Afrika’s eerste narco-staat, waar de internationale markt georganiseerd is neergestreken en het bestuur heeft overgenomen. Als laatste voorbeeld Guinee, waar de evacuatie van Europeanen enkele weken geleden toch een mogelijkheid was. In deze context vond deze reis plaats. Hieronder een selectie van ons avontuur. We vonden mogelijkheden, we creëerden kansen en kregen er veel voor terug, een geweldige reis, inclusief uitstekende oefenwaarde.
mogelijkheden zoeken en kansen creëren
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
38
Een grote stekkerdoos geen overbodige luxe. Burgeroorlogen en gebrek aan middelen hebben er toe geleid dat havens bezaaid liggen met wrakken en tevens op vele plaatsen verzanden. In de haven van Greenville blokkeert de gezonken ex-Oost Vlieland de enige steiger voor een groot deel. Opnames moeten dan uitwijzen of en voor welk deel de steiger nog bruikbaar is. Indien de steiger nog bruikbaar is, wil Unmil (United Nations Mission in Liberia) de haven van Greenville gebruiken om met eigen schepen personeel en voertuigen te transporteren naar Monrovia. Dit scheelt aanzienlijk veel geld, omdat het alternatief bestaat uit het inhuren van dure helikoptercapaciteit. Ook heeft de Ghanese marine gevraagd de aanloop naar de haven van Sekondi op te nemen. Daar leiden de recente olievondsten op zee tot een enorme toename in scheepvaart en dus een vraag om meer ruimte.
Door: MAJMARNS C.A.M. Buter ‘Interagency operations’, de ‘comprehensive approach’, DIME en 3D-benadering zijn veel gehoorde modekreten van de afgelopen jaren. Defensie moet niet alleen meer opereren vanuit een joint/ combined gedachte, maar tevens samenwerken met overige ministeries en diverse civiele organisaties, zoals bijvoorbeeld Non Governmental Organisations (NGO’s). Tijdens de uitvoering van African Partnership Station (APS) vervulde de JWIT deze rol. Het schip fungeerde als een grote stekkerdoos waarin tal van stekkers werden geplugd. Tekenend voor deze reis, is de zoektocht naar kansen die we direct aangrepen om gebruik te maken van vaak unieke mogelijkheden, seeking oppurtunities, creating synergy. Dit heeft geresulteerd in een heel gevarieerd, maar ook waardevol programma, vol met unieke trainingsmogelijkheden. Aan boord van de JWIT zijn Amerikaanse trainingteams geëmbarkeerd die tal van lessen verzorgden aan studenten uit onder andere Senegal, Sierra Leone en Ghana. Tevens hebben we hydrografische teams uit Nederland en Amerika geëmbarkeerd en heeft het schip een Cimic-eenheid van het CLAS Cimic-bataljon aan boord dat gebruikt wordt om veel lokale kennis en ervaring op te doen. Kortom, een andere reis met dit keer weinig embarked militairy forces, maar wel een unieke wijze om een LPD in te zetten. Uiteraard ontbreekt de Eerste Bootcompagnie (1-Btcie) met 2x LCU’s, 4x LCVP’s (waaronder 2x LCVP MK5C) en een compleet Amphibious Beach Unit (ABU) niet. Zonder hun aanwezigheid immers geen LPD-operaties. Welke unieke eenheden er ook aan boord komen, ondersteuning van de Bootcompagnie is essentieel. APS beoogt een bijdrage te leveren aan de verbetering van de maritieme veiligheid. De activiteiten die op en vanaf het schip worden uitgevoerd, variëren van het trainen van Afrikaanse professionals tot gezamenlijke oefeningen met Afrikaanse marines en kustwachten. Een Nederlands Rapid Environmental Assesment (REA)-team en een Amerikaanse Fleet Survey Team (FST)-team verrichten opnames in diverse havens (Monrovia, Buchanan, Greenville (Liberia), Sekondi (Ghana)). In deze Afrikaanse havens zijn hydrografische opnames
JWIT is het eerste Europese en Nederlandse schip dat de leiding heeft over een African Partnership Station-deployment. APS is twee jaar geleden van start gegaan en wordt georganiseerd door de Commander, US Naval Forces Africa. Inmiddels hebben twintig Afrikaanse, negen Europese en een Zuid-Amerikaans land deelgenomen. De JWIT vult haar APS-reis in met bezoeken aan Senegal, Sierra Leone, Liberia, Ghana en Kaapverdië en heeft tijdens deze bezoeken vele kansen tot samenwerking gevonden. Met elk van de landen wordt een gericht oefenprogramma opgezet dat invulling geeft aan de wensen van het thuisland. Daarnaast ondersteunt
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
39
het schip een aantal kleinere NGO’s die in de regio werkzaam zijn. Op verzoek van deze NGO’s is het schip beladen met tal van hulpgoederen. Variërend van kleding tot computers, ziekenhuisbedden, rolstoelen, civiele voertuigen en zelfs een ambulance en brandweerauto. Ook hebben kinderen van het personeel van de JWIT schoenendozen met speelgoed ingezameld die het personeel vervolgens heeft uitgedeeld aan tal van schoolkinderen. Een unieke ervaring voor het personeel om op meer dan enthousiaste wijze onthaald te worden en het speelgoed uit te delen. Aan boord van het schip kregen studenten uit Ghana, Sierra Leone en Senegal les in onder andere maritieme veiligheid, het uitvoeren van operaties met kleine vaartuigen, het onderhouden van kleine vaartuigen, lessen op het gebied van navigatie, medische lessen, computerlessen en lessen in het zogenaamde maritieme law enforcement. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan illegale vispraktijken, piraterij en bijvoorbeeld smokkel. De lessen worden verzorgd door een team van internationale maritieme experts uit Nederland, België, Portugal en voor het grootste gedeelte uit de Verenigde Staten. Naast het opleiden van studenten is ook een eenheid van de Amerikaanse Seabees (Genisten) in Rota, Spanje, geëmbarkeerd. De Seabees brachten tal van zwaar materiaal aan boord, bestaande uit kranen, bulldozers en soortgelijke grote voertuigen. Altijd weer een leuke uitdaging om dit soort materiaal aan boord te krijgen. Een andere kleine Amerikaanse eenheid die in Rota werd opgehaald en afgezet, was een Amerikaanse scheepsband. Deze band verzorgde in meerdere havens diverse optredens en uiteraard werden de OS&O activiteiten aan boord opgeluisterd. Goed voor de sfeer zo’n band en goed om via informele wijze contacten aan te boren door mensen aan te trekken!
Verloop van de reis
Na het verlaten van de haven van Den Helder, werd tijdens de eerste periode de bemanning intern opgewerkt. Daarom werd in de nabijheid van de Solent (zuid-Engeland) onder coördinatie van kaptmarns Jaap van den Hoed (tijdelijk waarnemend amfibisch operatie officier aan boord) een amfibisch waderprogramma uitgevoerd. Deze oefening werd gecombineerd met een amfibische training van de Royal Marines Potom (een mooie voorbode van mogelijkheden zoeken en kansen creëren). Na het embarkeren van de Amerikaanse eenheden in Rota, bezocht de JWIT de haven van Lissabon. Daar kreeg het LPD de beschikking over de LCVP MKC L9569. Dit nieuwe vaartuig was net afgeleverd door scheepswerf Visser en kwam op een dieplader aan in Portugal. Het vaartuig heeft zich, op enkele restpunten na, prima gehouden gedurende haar eerste warmweer trials. Echt een aanwinst voor het Korps Mariniers voor de komende vijftien jaar. APS ging pas echt van start na aankomst van de JWIT nabij St. Louis, Senegal. Rijkswaterstaat schonk twee van haar vaartuigen aan de Organisation de la Mise en Valeur du Fleuve Sénegal (OMVS) tijdens een ceremoniële overdracht op 7 oktober. Deze organisatie werkt samen met de overheden van Senegal, Guinea Bessau, Mali en Mauritanië. De vaartuigen zullen worden gebruikt om de Senegal rivier te surveyen om te bepalen of de rivier bevaarbaar is tot in Mali. Hoe groter de toegankelijkheid van de rivier, hoe meer de regio zal profiteren van economische ontwikkeling. Naast de vaartuigen werden ook nog twee pallets met boeken gedoneerd door de familie van de overleden professor Gerti Hesseling uit Leiden. Naast een bezoek aan St. Louis, liep het schip ook Dakar binnen.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
40
De Bootcompagnie heeft hier, ter ondersteuning van Emerald Move 2010, diverse strandverkenningen uitgevoerd. Tevens heeft het schip een Senegalese medische oefening (medical outreach) ondersteund. Tijdens de oefening landden we op het strand bij Guerno, dat vervolgens werd beveiligd door een Senegalese eenheid. Medisch Senegalees personeel aan werd land gebracht en vervoerd naar het dorpje Popenguine. Terwijl de medisch specialisten een spreekuur organiseerden, gingen scheepstechneuten aan de slag om conform de Distex-SOP lokale water-, elektriciteit- en andere infrastructurele voorzieningen in kaart te brengen. De geëmbarkeerde Cimic-eenheid ondersteunde het team hierbij. Met het bezoek aan Freetown van 14 tot 16 september, ging APS verder. Wie had vijf jaar geleden gedacht dat we hier ooit zouden afmeren? Maar wat een prachtig land. Niet iedereen vond Freetown een top haven, maar de directe omgeving van Freetown bestaat uit de mooiste zandstranden van heel West-Afrika. In Freetown vond een hereniging met oudgedienden plaats. Het schip ondersteunde een aantal projecten met medewerking van ltkolmarns (bd) D. Keus en ktz (bd) Ruurd van Rooyen. Vanuit Freetown werd een team van de JWIT met LCVP’s overgebracht naar Lungi hospital. Meer dan dertig bemanningsleden, aangevuld met vijf Amerikaanse Seabees hebben in Lungi, onder de bezielende leiding van kltz Jan Willem Hartman, diverse werkzaamheden in en rondom het ziekenhuis uitgevoerd. Na een initiële verkenning, buffelden zij gedurende anderhalve dag om een generator te repareren, het elektrische systeem op te knappen, tal van loodgieterwerkzaamheden uit te voeren en het dak te repareren. Hierna gaven ze onderricht aan het lokale personeel in het gebruik en onderhoud aan apparatuur en infrastructuur, zodat ze dit in de toekomst zelfstandig kunnen doen. Ook schonken zij medische uitrusting, meubels, honderdtachtig medische bedden en twee voertuigen. Al deze donaties werden verspreid over drie ziekenhuizen in Sierra Leone, Bai Burch Hospital in Lungi, Government hospital in Port Loko QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
41
EO en boardingteam JWIT (de kapitein van MV Catherina (Monrovia) wordt door de EO ondervraagd)
en het Tunguma ziekenhuis. De techneuten van het schip complementeerden het werk met de reparatie van een lokale HIAB-truck. Vervolgens ging de reis verder richting Liberia, waar we de Amerikaanse Seabees hebben ontladen. Deze Amerikaanse genisten leverden een wezenlijke bijdrage tijdens het uitvoeren van diverse constructieprojecten. Ook zullen ze het kustwachtcentrum in Monrovia helpen opbouwen, waar ze zijn ontladen. Voor velen aan boord een mooi moment omdat Hr. Ms. Rotterdam in 2004, tijdens Unmil, ook voor de kust van Monrovia heeft gelegen en een groot deel van de huidige bemanning van de JWIT daar toen aan boord zat. Daarbij was de verbetering van de veiligheidsituatie iets wat meteen opviel. Ook de John Massey school of ‘Hr. Ms.Rotterdam building’ stond er nog steeds en was in goede staat. Tijdens een van de volgende reizen zullen we proberen om de school te voorzien van tafels, stoelen, banken en andere voorzieningen. Naast het ontladen van de Seabees kreeg het boardingteam van de JWIT de mogelijkheid geboden een boarding uit te voeren op
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
42
Voetbalteam JWIT met Ghanees marine-elftal na voetbal wedstrijd te Accra.
een schip in het bezit van Unmil. Een unieke mogelijkheid om alle procedures te beoefenen. Nadat we Liberia hadden verlaten, zetten we koers richting Ghana. Ghana wordt gezien als voorbeeld voor de overige landen in de regio, omdat de ontwikkelingen hier redelijk goed zijn. Bij aankomst in de haven van Tema werd dit beeld bevestigd. Een ruime, schone en redelijk moderne haven, waarbij vele koopvaardijschepen voor de haven lagen te wachten om te beladen, dan wel te ontladen. Een goed teken, omdat er dus veel gehandeld wordt! Ook in Ghana hebben we een NGO ondersteund, door in Tema onder andere een ambulance en een brandweerauto te ontladen.
en worden door de gemeente aangeboden aan de gemeente van Emina een klein dorpje tussen Sekondi en Tema. Een Nederlandse NGO verricht al zes jaar werkzaamheden in Emina en boekt langzaam maar zeker vooruitgang. Deze NGO heeft er voor gezorgd dat er een goede vuilverwerking is ontstaan en dat alle straten zijn schoongemaakt. Zo hebben ze in een aantal maanden tijd ruim zeshonderd vrachtauto’s met vuilnis afgevoerd. Ongelooflijk hoe deze mensen zich blijven inzetten, zeer bewonderenswaardig. Wat ook veel bewondering oogstte was de prestatie van het voetbalelftal van de JWIT. Dit team speelde in een klein stadion, zowaar op kunstgras, een klein toernooitje tegen het Ghanese marine-elftal en een jeugdelftal van de Feyenoord-school. Ons team won met 3-0 van de Ghanezen, een unieke prestatie, omdat voetbal heel erg populair is in Ghana. Het resultaat tegen de Feyenoord-school is niet belangrijk…
Daarnaast werden computers, ingezameld door personeel van de JWIT, aangeboden aan een school. De voertuigen komen uit Gouda
In de tussentijd voerde het Nederlandse REA-team weer een survey uit in de haven van Sekondi en voerde de Bootcompagnie een zelfstandige oefening uit. Op het moment van schrijven hebben we net tien Pakistaanse Armoured Personnel Carriers (APC’s) opgehaald vanuit Greenville (Liberia). Een mooi voorbeeld van kansen zoeken en mogelijkheden benutten! Wij hebben prachtige trainingswaarde en Unmil is erg geholpen met het transport. We zullen de voertuigen in Monrovia afzetten, waarbij de verwachting is dat het afzetten onder toeziend oog van enkele hoogwaardigheidsbekleders van Unmil zal gebeuren. We zullen er een fraaie demonstratie van maken. Daarna zullen we langzaam maar zeker weer richting het noorden varen om uiteindelijk onze activiteiten voort te zetten via Freetown, Dakar, Praya en Rota. Na een laatste havenbezoek in Malaga zal het schip op 26 november terug te keren in Den Helder. Deze reis zal een schat aan ervaring opleveren; prestaties van de LCVP MK5C, strandverkenningen, POC’s (ambassades, scholen, ziekenhuizen, verenigingen, NGO’s, GO’s) en oefenterreinen et cetera. Al deze informatie kunnen we goed gebruiken omdat we de komende jaren waarschijnlijk nog veelvuldig zullen terugkomen. Keep the momentum!!!
Ontladen brandweerauto in Tema (Ghana)
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
43
Mariniers Training Commando Commandant: KOLMARNS R. Springer Chef Staf: LNTKOLMARNS W.J. Briggen Chef d’Equipage/RSM: AOOMARNALG J. Veldhuis
KC MOX
(Kenniscentrum Militair Optreden onder Extreme Omstandigheden)
‘Het defensiebrede kenniscentrum voor optreden in de jungle, de bergen en onder arctische omstandigheden’.
Door: MAJMARNS J.W. van Dijk Foto’s: Cees Baardman
Personeel van het KC MOX is de afgelopen periode druk geweest met het ondersteunen van trainingen en opleidingen. De International Jungle Warfare Advisors Course (I-JWAC)-opleiding en de ML-3 opleiding waren hiervan in het najaar de belangrijkste. De I-JWAC die door onze Britse collega’s werd georganiseerd in Belize is uiteindelijk door enkel Nederlandse jungle-instructeurs en supervisors ondersteund. De ML-3 opleiding is geheel in eigen beheer ontwikkeld en is op tweederde van de opleiding. Een hele prestatie van het kader, aangezien er tot juni van dit jaar nog geen lessen, leerplannen of examenreglementen waren en de ondersteuning minimaal was gezien de prioriteiten die bij de inzet en voorbereiding voor ISAF lagen. De werken op hoogte (WOH) en de mountain module van de ML-3 opleiding zijn inmiddels afgerond en de overgeble-
ven dertien cursisten wacht alleen nog de vierweekse arctic module in Zweden. Naast de opleidingen in het buitenland is er in Nederland hard gewerkt om het kenniscentrum verder op de kaart te zetten. In overleg met LOsport, Luchtmobiele Brigade (LMB), staf CLAS en ten dele met
het Korps Commandotroepen (KCT) zijn afspraken gemaakt om te komen tot één opleiding werken op hoogte binnen heel defensie. In het vervolg van dit stuk ga ik verder in op deze ontwikkelingen, de ML-3 opleiding en de I-JWAC. Ik sluit af met een vooruitblik naar 2010 en 2015.
Ontwikkelingen KC MOX LD MOX en voorschriften
De concept LeiDraad Militair Optreden onder eXtreme omstandigheden is inmiddels door de andere krijgsmachtdelen van commentaar voorzien. Door het overleg dat is ontstaan naar aanleiding van dit commentaar is er besloten om een gemeenschappelijk hoofdstuk te schrijven in de leidraad waarin de joint verantwoordelijkheden eenduidig worden belegd. Onderliggend aan de leidraad wordt een voorschrift ontwikkeld wat de taken en verantwoordelijkheden van instructeurs (ML, IWOH, cordulet, HBF, et cetera) beschrijft. Zowel de leidraad als het voorschrift zijn in de eindfase van ontwikkeling. Het ziet ernaar uit dat we op korte termijn in de basis nog maar met één systematiek gaan werken binnen defensie.
De Jaune opleiding wordt in onze eigen sportopleiding opgenomen. Daarnaast kunnen sportinstructeurs indien gewenst de IWOH opleiding volgen.
opleiding. Ook volgend jaar is dit de insteek. LMB wil eigen instructiecapaciteit opbouwen en de LOsport organisatie gaat de ML-3 onder supervisie inzetten voor grensverleggende activiteiten en het ondersteunen van bijvoorbeeld mountain of arctic survival cursussen.
ML-3 doelgroep
Overlegorganen
ding ligt de nadruk naast het optreden onder extreme omstandigheden ook voor een deel op het instructie geven tot op pelotonsniveau. Dit jaar neemt personeel van LMB en de LOsport organisatie deel aan de ML-3
tweemaal per jaar een kwaliteitsbewakersoverleg, een algemeen stakeholdersoverleg en een MOX materieelsoverleg. Het KC MOX kan hierdoor een nog betere invulling geven aan de rol van defensiebrede normsteller en kwaliteitsbewaker.
De ML-3 opleiding is bedoeld om kaderleden en mariniers op te leiden tot specialist in het optreden onder bergachtige en arctische omstandigheden. In de oplei-
Er is met de zogenaamde primaire MOXstakeholders (Marns, KCT, LMB, LOsport) afgesproken dat het Hoofd KC MOX een drietal overlegorganen voorzit. Er komt
IWOH opleiding & omscholing
De opleiding tot (Instructeur) Werken Op Hoogte die dit jaar als pilot heeft plaatsgevonden is joint geëvalueerd. De preciese uitkomst laat nog op zich wachten. De IWOH wordt naast de Jaune opleiding (klimtoren instructeur) de nieuwe standaard binnen defensie. De volgende paarse IWOH opleiding start na het zomerverlof van 2010. De IWOH module kan als zelfstandige module worden doorlopen, maar is ook de eerste module van de ML-3 opleiding. De IWOH module wordt in zeer nauwe samenwerking met LOsport ontwikkeld. In het voorjaar van 2010 staan twee omscholingsmodules voor instructeurs van het CLAS (cordulet rouges) en het CZSK (ML’ers) gepland.
Berg & wintertraining (door: Kaptmarns Littel) De basis berg- en wintertraining heten vanaf 1 januari 2010 de Mountain Movement and Survival Course (MMSC) en respectievelijk de Arctic Movement and Survival Course (AMSC). Deze opleidingen duren elk drie weken. Na deze periode behaalt men de peoplesoftcode berg- of wintergetraind. Omdat er een opleidingscode aan de MMSC en AMSC is gehangen, is er weinig vrijheid voor commandanten om inhoudelijk aan deze periodes te sleutelen. De opleidingen staan onder supervisie van een ML supervisor en worden ondersteund
door ML-teachers (ML-2’s) en ML-instructors (ML-3’s) en voor de AMSC ook door MSI’s. Na de MMSC en AMSC kan een eenheid afhankelijk van de wensen en beschikbare tijd verder gaan met Mountain of Arctic Warfare Training. Deze wordt verzorgd door de eigen eenheidscommandant. Op deze wijze kan elke operationele gevechtseenheid zich concentreren op het militair optreden onder deze extreme omstandigheden met de eigen beschikbare middelen. Als afsluiting kan bijvoorbeeld een FTX worden gedraaid. Het is mogelijk om de warfare training en de FTX periode te combineren met schiettraining. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
45
MMSC In de MMSC krijgt de novice een opleiding in overleven, leven en vechten onder extreme bergachtige omstandigheden. Gedurende de MMSC ligt de nadruk de eerste twee weken op het veilig optreden onder bergachtige omstandigheden. In de laatste week ligt de nadruk op het militair optreden onder extreme omstandigheden. De militair zal dan organiek militaire opdrachten uitvoeren. Gedurende deze week doorloopt de militair de noodzakelijke minor tactics om te kunnen vechten in een bergachtige omgeving. Het grote verschil met de oude systematiek
is dat er minder nadruk wordt gelegd op survival en meer op het niveau 1 en 2 tactisch werken in de bergen.
AMSC De militair volgt eerst de AMSC course van drie weken. Gedurende deze opleiding krijgt de novice een opleiding in overleven, leven en vechten onder extreme arctische omstandigheden. Gedurende de eerste twee weken van de opleiding ligt de nadruk op operationele inzetbaarheid van de militair onder de arctische omstandigheden. Zo ligt niet meer de nadruk bij het ski-examen en het maken van keurige bochten, maar bij het operationeel verplaatsen met organieke militaire uitrusting. In de derde week van de AMSC wordt een pure ‘groene’ week georganiseerd. De militair zal organiek optreden en werken met systemen en middelen die hij normaliter ook gebruikt. Deze week wordt de militair opgeleid om te kunnen vechten onder arctische omstandigheden. Naast tactische verplaatsingen krijgt de novice lessen minor infantry tactics, zoals: de les patrol harbour, camouflage and concealment, het hanteren van een sporenplan, bullet penetration, sneeuw- en ijsverdedigingen. Tevens worden de schiethoudingen doorgenomen en worden technieken aangeleerd zoals bijvoorbeeld de diverse ski crawls.
Mountain Survival Course & Arctic Survival Course Voor het personeel dat de berg- en wintertraining ondersteunt, wordt een Mountain Survival Course (MSC) en een Arctic Survival Course (ASC) georganiseerd van drie dagen. In deze periode leert het ondersteunende personeel een aantal basisvaardigheden. Bijvoorbeeld in het geval van het stranden van een voertuig, dient ook het ondersteunend personeel over de noodzakelijke kennis te beschikken om te kunnen overleven onder extreme omstandigheden. Het personeel leert onder andere een veiligheidspakket samen te stellen en te gebruiken, om in noodsituaties te kunnen overleven.
ML-3 opleiding: mountain module
De mountain module omvat twee fases. Tijdens de eerste fase in Wales ligt de nadruk op het aanleren van persoonlijke-, instructeurs- en taakspecifieke Werken Op Hoogte (WOH) vaardigheden. De eindoefening van de fase Wales is gedoopt tot Exercise Strong Haul en wordt ook in de toekomst gedraaid volgens hetzelfde concept. Bij deze tussentijdse eindoefening ligt
de nadruk op het aftesten van basisvaardigheden die nodig zijn om te kunnen opereren onder extreme omstandigheden in de bergen, maar ook op het kunnen fungeren als leider, coach en adviseur in deze omstandigheden. Exercise Strong Haul (door: smjrmarnalg Beckers) Over een afstand van meer dan 45 kilometer van west naar oost door de bergen van Snowdonia National Park, wordt de cursist non-stop verrast met een aantal opdrachten. De eerste (groeps)opdracht is het voorbereiden en uitvoeren van een aantal zogenaamde highlines, waarmee een compagnie infanteristen met volledige uitrusting, zo snel en efficiënt mogelijk een verticaal obstakel dient te overwinnen. De rotsformatie aan de zuidwest zijde van Mount Snowdon is hiervoor de ideale locatie. De cursisten hebben binnen korte tijd de gehele stellage opgebouwd. De te gidsen eenheid stond binnen korte tijd een kleine 250 meter hoger op de berg. Gedurende de nachtelijke uren die volgen moet de ridgeline Crib Goch overwonnen worden. De beslissing om vaste touwen aan te leggen ligt volledig bij de cursist. De cursisten kunnen er afhankelijk van de omstandigheden ook voor kiezen om ‘vrij’ te verplaatsen. Uiteindelijk bleken de omstandigheden dusdanig extreem, dat er besloten moest worden om via de ontsnappingsroute de opdracht te vervolgen. Midden in de nacht krijgt de cursus de melding over de radio (for exercise) dat er twee gewonde en verdwaalde klimmers vast zitten op de berg. De cursus is op dat moment de meest geschikte bergreddingseenheid. De klimmers werden snel gelokaliseerd, gestabiliseerd en door middel van de UT2000 gewondenafvoerstretcher, richting het dal gebracht. Hier werden de slachtoffers op professionele wijze overgedragen aan het gereedstaande ambulancepersoneel. De route werd verder vervolgd in westelijke richting. Een volgend obstakel dat overwonnen wordt, is een snel stromende rivier. De cursisten zijn specialist en instructeur op het gebied van het oversteken van rivieren. Al snel stond eenieder ‘droog’ aan de overkant. Na een last push zaten alle aspirant Mountain Leaders voldaan aan een welverdiende pizza. De tweede fase vond plaats in Schotland in de omgeving van Garlocheah en Fort William. In Garlochead had de cursus de beschikking over een peloton van 11 INFCIE. Alle aangeleerde skills op het gebied van instructie, het voorbereiden QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
46
en begeleiden van bergmarsen en het uitvoeren van standdagen konden met de gasteenheid worden beoefend. De aanwezigheid van deze gasteenheid was van grote waarde voor de cursisten omdat ze daardoor een indruk kregen van hoe het werkelijk is om instructie te geven aan novices. De Schotland periode werd afgesloten met de oefening Nevis Crusader. Exercise Nevis Crusader (door: smjrmarnalg Beckers) De eindoefening heeft tot doel om de aspirant Mountain Leader te testen op het zelfstandig opereren en verplaatsen in de extreme omstandigheden van de Schotse bergen. Daarbij wordt bepaald of hij over het vermogen beschikt om te herstellen in deze omstandigheden, na zware inspanning. De cursus krijgt een eenvoudige opdracht: “Verplaats per team met volledige bepakking (3e lijn) van drop off point naar pick up point”. Na bestudering van de opgedragen route blijkt dat dit minimaal drie dagen gaat duren en dat er onderweg meerdere natuurlijke obstakels overwonnen moeten worden. De route loopt van noord naar zuid over de Schotse Highlands in buurt van Fort William. De dagelijkse focus ligt op het beklimmen van een aantal Munro’s (een bergtop hoger dan 3000 feet) die allemaal hun eigen technische karakter hebben. De teams moeten zelf beslissen hoe moeilijkheden op de route overwonnen kunnen worden. Op dag 1 ligt de focus op de ridgeline overschrijding van de Ben Nevis, dag 2 de overschrijding van Mamores en dag 3 de Aonach Eagach ridgeline of de Three Sisters. De twee tussenliggende bivakperiodes zijn bedoeld om kort te herstellen en energie op te doen voor de dag erna. Na drie zeer lange en natte dagen kwam de cursus aan op het pick up point waar ze werden opgewacht door de gehele trainingsstaf. Ruim drie uur na het invallen van de duisternis kon de mountain module met een korte ceremonie worden beëindigd.
I-JWAC (door: opleidingskader jungle) De International Jungle Warfare Advisors Course in Belize is in het najaar gehouden met ondersteuning vanuit het UK Land Warfare Centre en het KC MOX. Cursisten worden in de I-JWAC opgeleid tot jungle warfare adviseur op compagnies niveau. Na het ondersteunen van één of meerdere JWC’s kunnen de adviseurs ook worden ingezet als volwaardige jungle warfare instructeurs. De I-JWAC zou in eerste instantie worden gegeven door twee Nederlandse en vier Britse instructeurs. Uiteindelijk is de opleiding door vier Nederlandse instructeurs en één supervisor gegeven en is het aantal cursisten bijgesteld naar vierendertig. Gezien eerdere ervaringen met de I-JWAC en de kwaliteit van de cursisten die uit de vorige I-JWAC kwamen is er goed aan gedaan om de kwaliteit van de opleiding te bewaken met onze eigen instructeurs. Naast de commandant en de HID ondersteunde de UK Army de opleiding met: vier medics, acht verbindelaars, drie tracker honden-
2010 teams, een oobevo, zes bootbestuurders, zes schietinstructeurs, een demolist en zes chauffeurs. Overige ondersteuning vanuit de UK en de BDF (Belizean Defence Forces): twaalf pax burgerpersoneel, drie helikopters en twee artsen. Het verzorgen van een dergelijke opleiding vergt dus een grote inspanning! De opleiding startte met vierendertig deelnemers waarvan vijf mariniers. Uiteindelijk haalden drie mariniers en dertien man van ‘luchtmobiel’ de eindstreep. De hoge uitval was vooral te wijten aan een onvoldoende fysieke voorbereiding en wellicht een onderschatting van de invloed die de jungle op de prestaties kan hebben. Er zijn blessures en mutaties ontstaan door infecties, verzwikte enkels, overbelasting, warmte letsel en algemene onervarenheid met opereren onder extreme omstandigheden. De leefwijze in de jungle, waaronder een aaneengesloten veldperiode van negenendertig dagen, is velen zwaar gevallen, maar heeft van de overgebleven zestien cursisten volwaardige I-JWAC’s gemaakt.
Het jaar 2010 ziet er voor het KC MOX ook weer uitdagend uit. Op jungle gebied ondersteunt personeel van het KC MOX tweemaal een JWC in Suriname. Daarnaast staat het jaar in het teken van het opleiden van instructeurs. In februari en augustus start de JWAC vanuit Brunei en in augustus start de I-JWAC vanuit Belize. Voor de mannen van mountain en arctic staat de afronding en evaluatie van de ML-3 opleiding op het programma, de ondersteuning van trainingen zoals joint winter in Zweden en de bergtraining, opleidingen zoals de MV opleiding, de pré ML, de SF klimmodule en zoals eerder aangehaald de omscholingen tot IWOH. Daarnaast wordt er in 2010 ook een start gemaakt met de jaarlijkse currency check en indien nodig bijscholing. In het najaar staat wederom de ML-3 opleiding gepland. Zoals reeds geïllustreerd met de I-JWAC vergen met name de instructeuropleidingen veel ondersteuning. De steeds verdergaande samenwerking met CLAS zorgt hier voor enige verlichting, maar de investering in de toekomst van het kennisdomein blijft ook op het gebied van logistieke en opleidingsondersteuning zwaar drukken.
2010-2015
Het KC MOX werkt momenteel volledig in lijn met de visie van CKM op de ontwikkeling van het Korps Mariniers tot 2015. Als kenniscentrum wordt bijgedragen aan het kennismanagement binnen het Korps en wordt invulling gegeven aan een aantal specifieke kenmerken van het Korps Mariniers. Optreden onder extreme omstandigheden staat open voor de gehele krijgsmacht, maar de manier waarop het Korps hierin een kwalitatief leidende rol speelt, kenmerkt onze organisatie. De komende twee tot drie jaar zal de nadruk blijven liggen op het opleiden van instructeurs. Zowel op jungle, maar met name op mountain- en arctic-gebied moet een inhaalslag gemaakt worden om de leidende rol op deze kennisgebieden te behouden. Een aantal specifieke kenniscentrum activiteiten komt hierdoor op het tweede plan. Dit is echter een bewuste keuze. Vooralsnog worden de belangrijkste verantwoordelijkheden van het kenniscentrum, die van normsteller en kwaliteitsbewaker, volwaardig ingevuld. Het kenniscentrum gaat een zeer interessante en uitdagende periode tegemoet. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
47
Door: KAPTMARNS H.W. de Blaauw Foto’s: AVDD
rond 06.30 de volgende dag werd de landing op Kamp Holland in TK ingezet. Hier werd het reisgezelschap opgevangen en gewezen op hun slaapplaats. Na het ontbijt in de eetzaal was ik al snel geïnstalleerd en begon met de interviews van personen die niet ‘uit’ waren.
Inleiding
In QPO II van dit jaar eindigde ik mijn artikel met de opmerking dat 22-Marnscie al on the ground zou zijn in Uruzgan en informatie met betrekking tot Lessons Identified/Learned zou zijn teruggekoppeld. Dit was geen loze kreet, want medio juli arriveerde personeel van deze eenheid in het missiegebied. Enige weken later werden door de compagniescommandant (CC) 22-Marnscie de Lessons Identified opgestuurd met betrekking tot de inzet in Uruzgan. Tevens had ik de afspraak met de CC dat ik halverwege de term data zou ophalen in het missiegebied. Daarom was ik van 23 t/m 28 september in Kamp Holland te Tarin Kowt, om personeel te interviewen en zo uit eerste hand relevante data/ informatie over LI/LL te krijgen.
Gedurende de daarop volgende vier dagen nam ik bij een doorsnee van de bemanning van de compagnie interviews af. Zowel met de CC als de marinier 1 en alle functionarissen daartussen werd gesproken waarbij, zoals ik al meldde, een scala aan lessen werd gemeld. Iedere dag werden interviews afgenomen, waarbij na enige gesprekken bleek dat meerdere zaken vaker genoemd werden. Hieruit kan men concluderen dat deze structureel zijn en dus als LI benoemd kunnen worden. Aangezien na verwerken van de aantekeningen er in totaal zeventien ‘nette’ pagina’s overbleven, zijn het er teveel om hier te noemen. Direct na de eerste dag waren al zaken genoemd die aan de staf van het MTC/MTG gemeld werden. Immers 13-Marnscie zou in de weken 41, 42 en 43 in de voorbereiding op TFU een schiettraining te Grafenwöhr (GTA) uitvoeren. Hierbij zouden suggesties ter verbetering die in TK werden opgeschreven worden toegepast. Ik zal deze in de volgende paragraaf weergeven.
Net zoals vermeld na het bezoek aan Tsjaad (zie QPO II) bleek dat een dienstreis naar het missiegebied de beste methode is om data te verzamelen. Iedere geïnterviewde marinier was bereid om zeer open te communiceren, waardoor veel informatie beschikbaar kwam. Na terugkeer in Nederland diende deze verkregen informatie verwerkt te worden. Hieruit is een selectie gemaakt omdat niet alle LL/LI in dit artikel kunnen worden besproken. Ik heb hierover een korte uitleg gegeven in de QPO I van 2009. In de navolgende paragrafen zal ik allereerst het door mij gevolgde ‘programma’ van interviews schetsen. Vervolgens geef ik een selectie van de Lessons Identified met betrekking tot het optreden in Uruzgan. Daarna beschrijf ik de uit de LI voortkomende acties, die kunnen resulteren in een LL. Ik sluit af met een vooruitblijkt op een verwachte ontwikkeling van het Bureau Evaluatie/LL.
Interviews Uruzgan
De heenreis naar Tarin Kowt in Uruzgan verliep prima: ik vertrok op maandagmorgen om 11.00 uur vanaf vliegveld Eindhoven naar vliegveld ‘Mirage’ in de Verenigde Arabische Emiraten. Daar stapte ik, na een tussenstop van vijf uur, over in een C-130 en
Bureau Evaluatie/Lessons Learned
Mariniers Training Commando QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
48
Lessons Identified
Mijns inziens is de belangrijkste les die in Uruzgan geleerd is, dat de basics in orde dienen te zijn. ‘Back to the basics’ is een uitspraak van CC 22-Marnscie die de spijker op zijn kop slaat. Daarom staat deze belangrijke LI bovenaan. Zoals in de vorige paragraaf vermeld, werd al snel informatie richting de MTG gestuurd. Enkele worden hierna genoemd: • Beheersen van de ‘basics’ is de beste voorwaarde om tijdens een incident de grootste overlevingskans te hebben. Als in de voorbereiding de TTP’s (Tactics, Techniques en Procedures) ofwel de drills vaak (tot in den treuren) beoefend/getraind worden, is dat de beste voorbereiding op een ernstoperatie. Als men de drills goed beheerst, is adequaat reageren op iedere situatie zeer goed mogelijk. • Voortbordurend op het vorige punt blijkt dat een en ander goed getraind dient te zijn, gezien de diversiteit aan incidenten tijdens operaties. De meest voorkomende incidenten, waar uitgestegen personeel mee werd geconfronteerd, waren Indirect Fire (IDF), Improvised Explosive Device (IED)-finds en IED-strikes, Zoals blijkt uit de relatief beperkte gevolgen van de incidenten (‘slechts’ een aantal WIA) is dit mede te danken aan goede beheersing van de ‘basics’.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
49
• Train ook met teams die de grootte van een geweergroep (of zelfs kleiner) niet overstijgen. • Zorg ervoor dat iedere marinier uit het peloton weet hoe ieder infanteriewapen in gebruik bij het peloton bediend moet worden. Laden, vuren en storingsreactie. • Beoefen, met alle enablers, het doorzoeken (searchen) van een quala. Zorg dat de Assault Engineers erbij betrokken zijn, leg een cordon voor de 360, wees op elkaar ingespeeld, enzovoort. Deze acties komen geregeld voor. • Blijf trainen in het shooting house (baan 309 op GTA). Het zelfvertrouwen van de mariniers wordt hierdoor enorm verhoogd en men raakt vertrouwd met het vuren in kleine ruimtes. • Train de mariniers om een AMV/CLS-er te ondersteunen tijdens het behandelen van gewonden. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het prepareren van een infuus. • Iedereen dient in noodgevallen een Viking te kunnen verplaatsen. • Aangezien veel operaties ‘s nachts plaatsvinden, dient getraind te worden in gebruik van de Night Vision Goggles (NVG). Laat de mannen ervaren hoe het is om bij duisternis een uitdagend parcours te lopen, met gebruik van een NVG. • De fysieke gesteldheid van iedereen die te voet opereert is belangrijk; het gewicht van de uitrusting die men draagt is aanzienlijk. Indien men niet gewend is met dit gewicht om te gaan (men niet ‘fit’ is), wordt de inzetbaarheid negatief beïnvloed.
Deze background activities bestonden uit wapenlessen van alle wapens in gebruik bij het peloton, verbindingslessen met name gericht op gebruik van de radio’s binnen het peloton, lessen ZHKH en eenieder werd geïnstrueerd in het voor nood verplaatsen van een Viking. Ook baan STX-H werd dagelijks gebruikt door een peloton met Vikings om zoveel mogelijk op elkaar ingespeeld te raken. Verplaatsingen per Viking, uitstijgdrills, actions on, inrichten Rest Overnight (RON), enzovoort kwamen aan de orde waarbij rekening werd gehouden met de LI van 22-Marnscie uit Uruzgan.
Toepassen LI in GTA
Tijdens de schietoefeningen werd zoveel mogelijk aandacht besteed aan de basics met betrekking tot optreden te voet, waarbij samengewerkt werd met de Vikings. Net als de voorgaande trainingen was het shooting house ook besproken en deze mogelijkheid werd opnieuw enthousiast gebruikt.
Aangezien de training in GTA de ‘laatste’ mogelijkheid was om als compagnie zelfstandig te trainen, was het zaak dat hier die zaken werden toegepast, die als LI in het missiegebied zijn gesignaleerd. Hoewel de schietbanen al ver van te voren besproken en de schietoefeningen al vastgesteld waren, was er voldoende gelegenheid om tijdens het schietprogramma background activities te ontplooien.
Tijdens de laatste drie dagen werd op baan 201 een uitdagend scenario met scherpe munitie gepresenteerd. Hierbij werden die zaken behandeld die in de voorgaande twee weken werden beoe-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
50
Afsluiting
fend en in Afghanistan voorkomen: contact maken met recce-elementen, inrichten overwatch, actions on, uitgestegen operaties. In feite onderwerpen die tijdens de oefeningen op STX-H getraind werden.
In de bovenstaande paragrafen heeft u kunnen lezen dat lessen die geconstateerd worden, zo snel mogelijk dienen te worden doorgegeven. Dan kunnen opvolgende eenheden daaruit leren, zoals tijdens de training van 13-Marnscie in GTA is gebleken. De ervaringen van 22-Marnscie zijn, zo goed als mogelijk, verwerkt in het schietprogramma op GTA. Ik heb hiervan enige voorbeelden gegeven. Van belang is nu dat deze lessen daadwerkelijk genoteerd worden in een op- en naslagmogelijkheid. Momenteel is bij de N7 van het Maritiem Situatie Centrum (MSC) een (computer)site in ontwikkeling waartoe het Bureau Evaluatie/Lessons Learned van het MTC toegang zal krijgen om LL op te slaan. Deze zijn dan door een ieder, die toegang heeft tot de site, na te lezen. Ik verwacht dat ik u in de eerste of tweede QPO van 2010 daarover nader kan berichten.
Om de staf van de compagnie te trainen was op baan 201 een inlichtingenbron aanwezig die de PC van informatie kon voorzien, die hij diende door te spelen naar zijn CC. Hiermee werd de CC geconfronteerd met een nieuwe opdracht voor zijn Quick Reaction Force (QRF) en hij diende op dat moment twee acties te monitoren. De QRF diende, na het compromitteren van de inlichtingen, naar baan 301 te gaan om onverwachte acties uit te voeren. Hierbij waren door de trainingsstaf zo realistisch mogelijk scenario’s geschetst, waarbij de nadruk lag op inzet in een lager geweldspectrum dan men de voorgaande weken had getraind.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
51
Eerste Mariniersbataljon Commandant: LTKOLMARNS J.P.O. de Jong Chef d’Equipage: AOOMARNALG M. de Jong
Bij het ter perse gaan van deze QPO ben ik pas drie maanden commandant van het Eerste Mariniersbataljon, het voelt echter aan als een jaar. Als je niet zelf in Doorn geplaatst bent, kun je je nauwelijks voorstellen wat een enorm tempo hier wordt gedraaid, en hoe hard er door iedereen wordt gewerkt. Door de enorme krachtsinspanning die er wordt geleverd om de compagnieën op te werken en gereed te stellen voor hun missie in Afghanistan zou je bijna vergeten dat er ook nog andere eenheden hier in Doorn zijn. Ik kan mij voorstellen dat deze compagnieën soms het gevoel krijgen het vijfde wiel aan de wagen te zijn. Naast een eigen opwerk en trainingsschema zijn zij namelijk ook verantwoordelijk voor alle steunverlening van P-infodagen, Vrede en Veiligheid tot ceremoniële ondersteuning en bijdragen in het kader van ICMS (intensivering civiel militaire samenwerking). Al met al niet iets waar de gemiddelde marinier voor bij het korps is gekomen. Tel daarbij op het tekort aan kaderleden en u begrijpt het tempo en de werkdruk. In deze QPO vindt u bijdrages van 10-Vzgcie (Wereldhavendagen), 11-Infcie (European Union Battlegroup), 13-Infcie (Krav Maga en TFE 12) en de Batstaf (commando-overdracht). Ik wens u veel leesplezier.
Zekerheden bestaan niet in Doorn en iedere dag is dan ook weer een nieuwe verassing. Ik wil hier dan ook mijn waardering en bewondering uitspreken voor al diegenen, kader en mariniers die toch iedere dag weer al die uitdagingen en verassingen aangaan.
Commando Eerste Mariniersbataljon met volle agenda overgedragen
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
52
“Achteraf kan ik zelfs stellen dat het commando nog beter heeft gevoeld, omdat het een prachtige ervaring was om al die uitdagingen met u samen aan te gaan.”, aldus luitenant-kolonel der mariniers Frank van Sprang. Op vrijdag 28 augustus 2009 droeg hij zijn commando over het Eerste Mariniersbataljon over aan collega luitenant-kolonel der mariniers Jarst de Jong. Uitdagingen op het vlak van de personele bezetting en een goed gevuld oefen- en inzetschema liepen als een rode draad door hun toespraken. Komend jaar zal de 13e Marinierscompagnie collega’s van het Tweede Mariniersbataljon aflossen in Uruzgan, terwijl de 11e in de komende maanden opwerkt om gedurende de eerste helft van 2010 stand-by te staan voor de EU Battle Group.
de komende jaren groot blijven. De situatie met het beperkte aantal beschikbare kaderleden blijft vooralsnog bestaan. Dit maakt het voor de kaderleden die er wel zijn extra lastig en uitdagend. Er wordt veel van hun inzet en leiderschap gevraagd. Tijd voor rust en bezinning zal er dan ook niet veel zijn.”, aldus overste De Jong. Hij benadrukte tegelijk dat de Korpsleiding veel aandacht besteedt aan het terugdringen van het tekort aan kaderleden bij de bataljons: “Er worden extra kaderopleidingen gedraaid om de tekorten zo snel mogelijk terug te dringen. Om deze extra opleidingen te draaien, zal echter nog meer druk komen te staan op beschikbare capaciteit bij de bataljons. Dit en de operationele inzet in Afghanistan draagt er toe bij dat deze uitdagende situatie het komende jaar niet wezenlijk zal veranderen. De werkdruk voor kaderleden blijft onveranderd hoog. Ik vraag daarvoor uw begrip.” De nieuwe commandant van 1-Bat voegde daar als persoonlijke noot aan toe: “Ik heb er begrip voor dat dat lastig is en soms ronduit ontmoedigend. Ik heb respect voor u en ik wil u allen op voorhand vragen mij net zo te steunen als dat u dat met mijn voorganger gedaan heeft. Zonder u kan deze klus niet geklaard worden.”
“Met een minimale bezetting is een pittig oefenprogramma uitgevoerd en er is volledig voldaan aan de operationele verplichtingen, inclusief uitzendingen” deelde overste Van Sprang de aanwezigen mee. En met een blik over de schouder naar zijn opvolger: “Mariniers willen een uitdagend programma en dat vraagt om voldoende personeel om alle activiteiten te ondersteunen. Tel daarbij op dat de ambities ten aanzien van oefen- en operationele verplichtingen niet neerwaarts werden bijgesteld en de uitdaging wordt alleen maar groter.” Integendeel, de operationele verplichtingen namen juist toe, zo is gebleken. Overste Van Sprang: “Dit betrof ten eerste het leveren van personeel aan het OMLT en diverse individuele uitzendingen naar Afghanistan. Als klap op de vuurpijl kwam tijdens de winterdeployment de gereedstellingsopdracht om een versterkt verkenningspeloton te leveren voor de EU-missie in Tsjaad. (…) De missie in Tsjaad was echter een goede gelegenheid om de Viking in te voeren en operationeel te testen. Dit alles om gereed te zijn voor de inzet van deze voertuigen als onderdeel van de missie in Uruzgan dit jaar en volgend jaar.” Vanaf 2 november wordt de 13e Marinierscompagnie ondergebracht bij een eenheid van het Commando Landstrijdkrachten waarmee zij vanaf maart 2010 in Afghanistan, Uruzgan, zal gaan opereren. Overste De Jong: “Ik heb zelf zeven maanden in Afghanistan in het zuiden gediend en weet uit eigen ervaring hoe uitdagend uw taak daar zal zijn.”
Vertrouwen in iedere marinier
Behalve de komende inzet van de 13e ligt een tweede actuele operationele uitdaging in het opwerken en inzetten van de 11e Compagniestaakgroep ten behoeve van de European Union Battle Group. Een standby-eenheid die vanaf januari als onderdeel van 42 Commando Royal Marines waar ook ter wereld binnen vijf dagen ingezet kan worden. Overste De Jong: “Een uitgebreid opwerkprogramma staat voor de 11e compagnie voor de deur met als een van de hoogtepunten de oefening Orange Marauder in Engeland. Veel werk zal nog verzet moeten worden om aan alle eisen te voldoen.” Ondanks de druk die op zijn organisatie staat, begint de nieuwe commandant van het Eerste Mariniersbataljon met een zeer goed gevoel aan zijn nieuwe functie. Overste De Jong: “Ik heb er het volste vertrouwen in dat de bemanning van 1-Bat zich zowel door de individuele kwaliteiten van de mariniers als de uitstekende opwerkschema’s zal onderscheiden en in samenwerking met onze Nederlandse en buitenlandse collega’s prima prestaties zal neerzetten. De eerste berichten over het optreden in Afghanistan van onze collega’s van de 22e Marinierscompagnie zijn wat dat betreft zeer bemoedigend.”
Terugdringen kadertekort
Overste Jarst de Jong, die tijdens zijn carrière al eerder bij het Eerste Mariniersbataljon heeft gediend, weet waar hij aan begint. Een belangrijk punt van zorg betreft de personele bezetting van zijn bataljon. “Ik kan u vertellen dat de uitdagingen op dit vlak
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
53
Foto: Cees Baardman
Missie Uruzgan: Afghanen helpen op eigen benen te gaan staan Tijdens de commando-overdracht van het Eerste Mariniersbataljon sprak overste Frank van Sprang over zijn eigen ervaringen in Afghanistan. Hij benadrukte hoezeer de missie in zijn visie is gericht op de emancipatie van het Afghaanse volk. Van Sprang: “Ik ben afgelopen jaar in de gelegenheid geweest om de situatie in Afghanistan te overzien vanaf het landelijke niveau, vanaf het ISAF HQ niveau. Dat beeld strookte niet altijd met het beeld in de Nederlandse media dat zich veelal beperkt tot het zuiden en voornamelijk Uruzgan. En soms heb ik de indruk dat alleen slecht nieuws nieuwswaarde heeft. Het valt niet te ontkennen dat de situatie in het zuiden van Afghanistan lastig tot zeer lastig is in vergelijking met andere delen van het land. Maar we kunnen ook zo denken: mariniers zijn niet op aarde voor de makkelijke klusjes. Ik wil u wel een paar dingen meegeven. Ten eerste is het belangrijk om te beseffen waarom u daar bent en voor wie. Natuurlijk doet u het een beetje voor uzelf omdat niemand deze missie en professionele ervaring wil missen. Ten tweede bent u een vertegenwoordiging van Nederland. Het belangrijkste echter is dat u er bent voor de Afghanen. De Afghaan die op eigen benen moet gaan staan na dertig jaar oorlog en conflicten. Alles wat u daar doet moet in het teken staan van de Afghaan. Dat klinkt eenvoudig maar is moeilijker dan gedacht. De situatie in Afghanistan is dusdanig complex dat de Afghanen zelf moeite hebben om de gebeurtenissen te doorgronden. En in die complexe omgeving komen wij Nederlanders voor een korte periode van vier tot zes maanden opereren.”
Door: MAJMARNS J. Westerwal, CC 10-Vzgcie Foto’s: AVDD Het Eerste Mariniersbataljon heeft dit jaar wederom de Wereldhavendagen in Rotterdam ondersteund. De Wereldhavendagen worden na de Marinedagen in Den Helder door de CZSK-organisatie gebruikt om het Nederlandse publiek kennis te laten maken met het werken op en vanuit zee. Naast het varende gedeelte was ook het Korps Mariniers weer goed vertegenwoordigd met diverse stands en demonstraties. Dat het Korps Mariniers juist in Rotterdam goed is vertegenwoordigd is vanzelfsprekend gezien de banden die wij met de stad hebben. Niet alleen doordat een groot deel van onze opleidingen in de Van Ghentkazerne in Rotterdam worden gegeven, maar ook vanuit onze rol in de Tweede Wereldoorlog bij de verdediging van de stad, zijn wij voor altijd en eeuwig verbonden met Rotterdam. Als mariniers willen wij dus ons beste beentje vóór zetten en ons goed presenteren. Anders dan in Den Helder waar de Marinedagen plaatsvinden op het terrein van de Nieuwe Haven, vinden de Wereldhavendagen in het centrum van de stad plaats. De Wereldhavendagen zijn ook voor de stad Rotterdam een ideale gelegenheid om zich aan het Nederlandse volk te presenteren. Naast de Marine presenteren zich vele bedrijven die gevestigd zijn in de stad. Het terrein rond
Bestuur en rechtssysteem
Op basis van zijn eigen ervaringen en de inzet van collega-mariniers in de afgelopen twee en een half jaar, maakt de overste de volgende balans op: “Personeel onder u dat al is uitgezonden met het OMLT zal kunnen bevestigen dat de Afghaan echt wel weet hoe hij moet vechten. De opbouw van het Nationale Leger verloopt goed en hopelijk gaat dat ook gelden voor de politie. Voor wat betreft veiligheid zal de Afghaan steeds zelfstandiger worden. De grote uitdaging is echter goed bestuur en daaraan gekoppeld een goed rechtssysteem. Zolang dat niet gerealiseerd is, zullen de insurgents in staat zijn om de bevolking te blijven beïnvloeden en zal de ontwikkeling van het land worden belemmerd. Veel Afghanen zitten op het zogenaamde hek en nemen nog geen beslissing of men de gekozen regering ondersteunt of de insurgents (…). De verkiezingen zijn net gehouden en ondanks de geuite dreigingen van de Taliban zijn deze goed verlopen. Het is nu te hopen dat de winnaar van de verkiezingen doorpakt en in staat is om een goed bestuur neer te zetten op landelijk, provinciaal en districtsniveau.”
Samenwerken tweede natuur
De 22e Marinierscompagnie is sinds juli actief in het missiegebied in navolging van de tientallen mariniers die sinds het begin van de operatie naar Uruzgan zijn uitgezonden. Volgens overste Van Sprang begint joint samenwerken en opereren steeds meer een tweede natuur te worden. “Maar de missie in Uruzgan zal u een stap verder brengen”, hield hij de mannen van de 13e Marinierscompagnie voor en andere collega’s die in de toekomst naar Uruzgan zullen worden uitgezonden. “U zult merken dat onze CLAS collega’s een dijk aan ervaring hebben opgebouwd voor wat betreft de missie in Afghanistan en dat ze u wat kunnen leren. Sta daar voor open en leer van hun ervaringen.”
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
54
10e Verzorgingscompagnie
Wereldhavendagen Rotterdam 2009
de ingang van de Maastunnel, vlakbij de Euromast, was speciaal voor het CZSK gereserveerd. Ons terreinvak is niet echt geschikt om groots uit te pakken maar met een beetje vindingrijkheid en improvisatie konden we toch veel aspecten van het Korps Mariniers aan het Rotterdamse plubliek laten zien. En je weet als organisatie dat het in het weekend druk gaat worden, want er worden dan toch rond de 300.000 bezoekers verwacht. De uitvoering lag dit jaar wederom bij de 10e Vzgcie. Het geheel brengt altijd veel werk met zich mee. Naast de planningsfase heb je voor de uitvoering (opbouwen) een aantal dagen nodig. Voor dit evenement zijn zo’n honderd man benodigd voor de opbouw en de uitvoering. Met alle andere commitments waar we als Korps voor staan een hele uitdaging! Het personeel werd geleverd door zowel de 10e Vzgcie en de 11e Infcie. Door de enorme opleidingsinspanning die momenteel op de Van Ghentkazerne wordt geleverd was legering een probleem. De sporthal moest er uiteindelijk aan
te pas komen om iedereen de eerste twee dagen van een slaapplaats te voorzien. De resterende dagen konden wij gebruik maken van de accommodatie aan boord van Hr. Ms. Johan de Witt. Het grote voordeel hiervan is dat de eenheden niet meer heen en weer hoeven te reizen tussen de Van Ghentkazerne en het terrein van Wereldhavendagen. Van maandag tot en met de donderdag was iedereen druk in de weer om de diverse stands op te bouwen. Dit jaar was er een schietstand, een hindernisbaan, een static display, een voertuigpark en een BV 206 parcours. Vooral de zogenaamde ‘doe’stands blijken in de praktijk een grote publiekstrekker te zijn. Met name de jeugd heeft zich in het weekend uitstekend vermaakt op onder andere de hindernisbaan. Op dit onderdeel valt het op hoe goed de interactie is tussen onze mariniers en het publiek en hoe de jeugd zich amuseert. Door een drilmatige strakke aanpak konden we veel kleine groepen vermaken. Ook de schietstand blijkt een grote plubliekstrekker te zijn, ook hier zie je hoe belangrijk de communicatie over en weer is tussen onze mariniers en het plubliek. Het is dus van het grootste belang dat onze mariniers begrijpen dat houding en uitstraling naar het plubliek toe van het grootste belang is. Om te zorgen dat alle mariniers continu ‘sharp’ bleven hebben we alle stands dubbel bezet met personeel. Elke twee uur werden de mannen afgelost. Dit had als extra voordeel dat ook iedereen de kans had om rondom de Maaskade de diverse andere bedrijven te bezoeken. Ook het punt veiligheid is van het grootste belang. De veiligheid van de bezoekers staat altijd voorop, er moet een goede balans zijn tussen uitdagend en veilig. Wij zijn nog altijd geneigd om onze standaard te projecteren op de bezoekers, het is dus van het grootste belang dit goed te doseren en te monitoren. Afsluitend kunnen we vaststellen dat de Wereldhavendagen te Rotterdam een succes waren en dat onze eigen mariniers zich uitstekend hebben vermaakt. Dit laatste moet zeker niet onderschat worden want als mariniers het naar hun zin hebben gaan de prestaties omhoog.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
55
11-Marnscie:
voorbereiding op
stand-by fase EUBG
Na een gereedstellingsopdracht is de 11de Marinierscompagnie begonnen met het opwerken en gereedstellen voor deelname aan de European Union Battlegroup (EUBG).
De EUBG is een Rapid Response element van de Europese Unie die, binnen een straal van zesduizend kilometer van Brussel, gebruikt kan worden voor snelle interventie ten tijde van crisis. Het concept is in 1999 tijdens besprekingen in Helsinki bedacht. Resultaat hiervan is dat door de in 2003 opgestelde Helsinki Headline Goal (HLG) directieven, de deelnemende staten eenheden beschikbaar hebben gesteld voor deze Rapid Response Force. Uiteindelijk worden in HLG 2010 twee van dit soort Rapid Response elementen voor de eerste helft van 2010 gereed
gesteld. De 11de Marinierscompagnie zal geïntegreerd met 42cdo RM verantwoordelijk zijn voor de eerste EUBG. Litouwen, Duitsland, Polen en Letland zijn verantwoordelijk voor de tweede EUBG. Beide BG’s staan in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 stand-by voor mogelijke inzet en moeten de volgende taken dertig dagen zelfstandig kunnen uitvoeren: • Humanitaire missies (Non-combattant Evacuatie Operaties (NEO)) • Peacekeeping • Crisis management operaties, inclusief Peacemaking • Ontwapening • Ondersteuning van derden in het bestrijden van terrorisme • Security Sector Reform
De stand-by periode kan uitlopen tot oktober 2010 omdat we eventueel voor vier maanden ingezet kunnen worden. Momenteel bestaat de deelname van Nederland uit het leveren van één infanteriecompagnie op voertuigen, een Basis Medische Eenheid, logistieke ondersteuning, blauwe KMar QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
56
Foto: Cees Baardman
en een gedeelte van de Marine Joint Effect Battery (MJEB). Het opwerken van de 11de Marinierscompagnie verloopt gestaag, waarbij er vooral wordt gefocust op het aanscherpen van de enkele man skills en drills, het opwerken tot en met niveau 3 (pelotonsniveau), NEO en voertuigoperaties. Het voorbereiden en opwerken van de compagnie moet uiteindelijk resulteren in een goede integratie binnen 42cdo RM en het goed uitvoeren van de verschillende opdrachten tijdens een certificeringfase. De certificering wordt tijdens de oefening Orange Marauder gedaan en vindt plaats van 16 t/m 27 november op Salisbury Plains in Groot-Brittannië. Voorafgaand aan deze oefening wordt de Battlegroup staf getraind met behulp van een Combined Arms Staff Training (CAST). Tevens zal de CAST een basis vormen voor het begin van de oefening Orange Marauder. Na deze oefening zullen we weten in hoeverre de gevormde BG van 42cdo en 11de Marinierscompagnie gereed is voor inzet.
13-Marnscie:
Grafenwöhr Training Area Door: ELNTMARNS A.H.M. Kemerink op Schiphorst en SGTLDGD S. van der Reep Van 5 tot 20 september heeft de 13e Marnscie getraind op de Grafenwöhr Training Area (GTA) te Duitsland nabij Neurenberg. Deze oefening stond in het teken van het opwerktraject van de 13e Marnscie voor TFE-12, Uruzgan. Het was tevens de laatste gelegenheid om te trainen voordat de compagnie overgedragen werd aan de Battlegroup geleid door het Bataljon Limburgse Jagers (42 BLJ, CLAS). De 13e is deze oefening begonnen met de basis, enkele man, en geëindigd met pelotonsplus werk: een Live Fire Combined Arms Team (CAT) run. Er zijn op GTA veel mogelijkheden, meer dan op elk willekeurig Nederlands oefenterrein. Faciliteiten zoals een Shooting house, een medisch Skills lab, grote dry training area’s en live fire ranges voor praktisch elk wapensysteem dat de versterkte marinierscompagnie tot zijn beschikking heeft. Van al deze
faciliteiten is maximaal gebruik gemaakt door de trainende eenheden. De faciliteiten boden namelijk ook de mogelijkheid om te trainen met uitrusting of assets die ‘nieuw’ zijn voor het grote deel van de eenheid. Deze ‘nieuwe’ uitrusting of assets zijn grotendeels niet daadwerkelijk nieuw maar onbekend, voor het eerst beschik-
baar of voor het eerst aanwezig in grotere hoeveelheden. Denk hierbij aan de nieuwe aimpoint kijker, mono night vision goggles, Sniper teams als asset voor een peloton, FM9000 radio’s en een pelotons AMV’er (Algemeen Militair Verpleegkundige).
Enkele man drills en geweergroepsniveau
De eerste helft van het trainingsprogramma stond in het teken van enkele man drills opwerkend naar geweergroepsniveau. Op het niveau van de enkele man is er, waar mogelijk, extra tijd besteed aan de individuele specialisaties. Binnen de infanteriepelotons zijn vooral de Combat Life Savers (CLS’s) aan hun trekken gekomen. Zoals eerder aangehaald is er ook kennis gemaakt met missiegerichte uitrusting die nieuwe of onbekend is, zoals de aimpoint en het tourniquet. De eerste ervaringen met de aimpoint zijn
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
57
positief en leiden tot een letterlijke en figuurlijke eyeopener. Het aimpoint systeem dwingt tot een andere manier van schieten dan met de Elcan kijker. De aimpoint geeft de mogelijkheid om twee ogen open te houden, hetgeen tot een verhoogde Situational Awareness (SA) van elke marinier lijdt. De aimpoint is zeer geschikt voor het nabij gevecht en vergemakkelijkt de Enhanced Marksmanship Programme (EMP) drills. Een ander onderdeel van enkele man training is het ongewapend vechten. Bij 13-Marnscie wordt dit sinds een jaar uitgevoerd in de vorm van het Israëlische Krav Maga. Speciaal voor deze training kwam een civiele kerninstructeur over vanuit Nederland. Deze training zorgt voor de juiste mindset en voldoende zelfvertrouwen bij de mariniers. Vervolgens zijn de infanterie-eenheden gedurende een aantal dagen op geweergroepsniveau gaan trainen met de Vikings. Elke dag met een andere focus: medische scenario’s, search scenario’s en mounted / dismounted contact drills. Het optreden met de Viking is initieel lastig en het duurde even voordat de voordelen van de Viking maximaal benut werden. Een geïdentificeerde valkuil is dat de kaderleden, met een infanterie mindset, zodra uitgestegen de Viking als asset vergeten. De medische scenario’s waren ook de eerste gelegenheid voor de AMV’ers om op te treden in hun medische rol binnen een infanterie-eenheid. Ondanks dat de ervaringen positief zijn, is het aan te raden hier, ook binnen de vredesorganisatie, meer aandacht aan te besteden: het gaat hier immers om marinepersoneel zonder infanterie gevechtsopleiding.
Pelotonsniveau
Terwijl er overdag op geweergroepsniveau getraind werd, is er in de avond uren een begin gemaakt met het pelotonsoptreden. Het betrekken van Patrol Harbours en Rest Over Nights zijn vooral beoefend, dit zijn de eerste stappen naar tactisch optreden
bij duisternis, hetgeen later in de training aan bod kwam. Gedurende de training zijn de verschillende specialisaties en assets steeds vaker gecombineerd en werden de scenario’s complexer en het CAT fysiek groter. Het infanteriepeloton werd per dag groter: allereerst kwamen de Assault Engineers erbij gevolgd door delen van het Vuursteunpeloton (Vustpel). Zo werd er naar het einddoel toegewerkt van een Live Fire CAT run, hoog in het geweldsspectrum. Tijdens deze CAT run is de infanterie PC verantwoordelijk voor een eenheid van ongeveer vijfenzeventig man en vijftien voertuigen, met de beschikking over vuursteun assets die traditioneel op compagnies- of bataljonsniveau liggen. Dit zijn behoorlijk wat balletjes die omhoog gehouden moeten worden door de pelotonscommandant. Tijdens dit optreden betaalt de investering die gedaan is op niveau 1 zich dan ook dubbel en dwars uit: Wanneer iedereen on the ball is, neemt dit kaderleden werk uit de handen. Wanneer er minder tijd besteed behoeft worden aan sturende taken is er meer tijd over voor coördinerende taken voor kaderleden. Het gevolg is dan dat acties sneller en soepeler verlopen. Dit is slechts te bereiken door voldoende training, zodat er een blindelings vertrouwen ontstaat binnen de eenheid, door alle rangen heen. Wat dat betreft is er in deze training zeker een stap in de goede richting gezet. Afsluitend was er een tweede scenario waarbij een sociale patrouille de opdracht was. Dit scenario had twee doelstellingen: leren omgaan met de andere cultuur van Local Nationals (LN’s) en opereren bij duisternis. Het scenario was niet geheel realistisch maar had zeker trainingswaarde. Met name het sociale deel van deze patrouille leidde tot lessons identified.
Assault Engineers
De eerste training in samenwerking met de Assault Engineers (AE) sectie - gericht QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
58
op TFE-12 - vond ook plaats gedurende deze periode. Het is voor de infanterieeenheden van belang om inzicht te hebben in het werk van de AE sectie. Daarnaast dient de AE sectie en het infanteriepeloton, dat gezamenlijk optreedt, een onderling vertrouwen op te bouwen: er is immers een uitwisseling van het verzorgen van veiligheid. De AE zijn ook een goede ondersteuning voor het trainen van de basic search capaciteiten die iedere marinier dient te hebben. Bij de uitvoering van de basic search drills blijkt een Ground Sign Awareness module, verzorgt door Combat Trackers, een goede aanvulling. De GSA module biedt niet alleen nieuwe inzichten met betrekking tot search zaken maar is een goede aanvulling op de tactische mindset en het niveau van bush craft.
Mediatraining
Het belang van de media wordt steeds meer onderkend binnen het Korps. Toch heerst er nog een terughoudendheid op de werkvloer wanneer er een cameraploeg verschijnt. Om de eenheid te laten wennen en trainen in de omgang met media is er tijdens de laatste week van de training een mediateam ingezet. Dit team bestond uit een cameraploeg en een combatfotograaf van de CLAS. Dit team trad zowel op als embedded journalist, alsmede als de onverwacht opduikende en meer kritische journalist. Deze training geeft de mogelijkheid om na afloop van een scenario jezelf terug te zien in bijvoorbeeld een reportage van een actualiteitenprogramma. Hieruit bleek dat extra aandacht aan de omgang met media geen overbodige luxe is. Dit geldt ongeacht rang of stand: een journalist zoekt immers naar een antwoord met nieuwswaarde en dat is niet altijd te vinden bij de voorlichters of het volledig mediagetrainde personeel. Daarnaast heeft iedereen baat bij het goed presenteren van zijn eenheid en daarmee het Korps.
Medische training
Zoals eerder aangehaald, is er veel aandacht besteed aan de medische capaciteiten van de eenheid. Binnen de infanterieeenheden beschikt elke geweergroep over twee mariniers met minimaal de CLS specialisatie. Om de medische specialis-
ten te trainen, is er een driedaagse pilot opgestart met het Amerikaanse Medische Skills lab. Deze training is opgezet om de CLS extra voor te bereiden op zijn taken in het uitzendgebied. De CLS heeft naast zijn gevechtstaken de functie van de eerste medische opvang. Na de care under fire is het de bedoeling dat de patiënt overgedragen wordt aan de AMV’er. De training in het skills lab is gericht op deze eerste medische opvang onder verzwaarde gevechtsomstandigheden. De drie dagen zijn gevuld met een afwisseling van theorie en praktijk. De cursus wordt gegeven door Amerikaanse instructeurs, die hun eigen drills toepassen. Tijdens de theorie momenten kwamen zeker nieuwe ontwikkelingen naar voren. De tweede en derde dag stonden in het teken van casussen. De casussen werden de tweede dag langzaam in intensiteit en complexiteit opgebouwd. Gedurende de casussen werd er gewerkt met geavanceerde poppen. Deze poppen blijven bij de juiste behandeling in leven, als dit niet het geval is sterven ze daadwerkelijk. Uiteindelijk werden aan deze casussen fysieke prikkels, duisternis en achtergrondruis toegevoegd om een zo realistisch mogelijke training te verzorgen. Uit evaluaties met de Amerikaanse instructeurs bleek dat de gemiddelde marinier CLS een hoog niveau heeft. De com-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
59
plimenten waren gericht op de medische vakkennis en het handelingsvermogen onder stresssituaties.
Afsluitend
Ondanks dat de compagnie gedurende de training onderbezet is geweest, heeft de eenheid een goede training gehad en heeft deze oefening positief bijgedragen aan de unit cohesion. Allereerst heeft de training een positieve bijdrage geleverd aan de basis gevechtsdrills van de compagnie. Ten tweede hebben de verschillende scenario’s het niveau van het planningsproces binnen de pelotons en de compagnie op een hoger niveau gebracht. Het Vuursteunpeloton had tot een hoger niveau kunnen komen wanneer het minder vaak ondersteunend aan de infanterie had kunnen trainen. Een specifieke training voor de verschillende teams van het Vuursteunpeloton is noodzakelijk, ook binnen de vredesorganisatie. Vooruitblikkend zal de compagnie verder gaan met het opwerktraject en vanaf maart 2010 inroteren in het inzetgebied. De 13e Marnscie valt sinds 2 november 2009 onder de Battle Group en staat het onder bevel van het Bataljon Limburgse Jagers. Op moment van schrijven is de 13e Marnscie aan het trainen in Bergen Hohne en dient het keukenpersoneel aanwezig in GTA gecomplimenteerd te worden voor hun geleverde diensten.
Krav Maga
bij 13-Marnscie
Duitsland, Grafenwöhr 19 oktober 2009. De ochtenddauw hangt nog over de training area waar het derde peloton van 13-Marnscie zich in het zweet werkt. Terwijl de andere twee pelotons zich bezig houden met CAT-training (Combined Arms Team), krijgt het derde peloton de eerste kennismaking met Krav Maga. Tijdens de warming-up komt iedereen in de sfeer van de les. Dit is geen sport. Dit is een militair zelfverdedigingssysteem dat nauw aansluit op de taakstelling en drills van het Korps Mariniers. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
60
FT&S op de Van Ghentkazerne. Gedurende drie maanden worden instructeurs getraind om militairen beter te kunnen voorbereiden op CQB (Close Quarter Battle) gevechten, gewapend of ongewapend. Deze opleiding wordt gegeven onder auspiciën van de IKMF (International Krav Maga Federation). De opleiding wordt gegeven door Franklin Hartkamp (Directeur IKMF Nederland), terwijl de eindtest wordt afgenomen door een high-level instructor uit Israël. Terug naar Grafenwöhr. Na de warming-up krijgen de mannen van het derde peloton de 360 defense against outside attacks aangeleerd, een situatie die veelvuldig voorkomt tijdens geweldsincidenten. Situaties uit de harde praktijk worden gebruikt om de mariniers technieken aan te leren die in alle niveaus van het geweldsspectrum kunnen worden toegepast. Zowel de-escalerend optreden als bijvoorbeeld het uitschakelen van vijandelijke wachtposten komt aan bod. De mariniers zijn leergierig en er wordt fanatiek gevochten. En inderdaad; als je niet scherp bent, krijg je af en toe rake klappen!
Door: KPLMARNALG J.J. van Santen, Military Krav Maga Instructor Foto’s: AVDD Imi (Imrich) Sde-Or (Lichtenfeld), grondlegger van Krav Maga, werd in 1910 te Boedapest geboren. Hij groeide op in Bratislava, de hoofdstad van Slowakije, binnen een gezin dat sport en menselijkheid een grote waarde toekende. Met name deze twee aspecten van zijn opvoeding vormden zijn opmerkelijke karakter. Halverwege de jaren dertig begon het leven in Bratislava te veranderen. Aangestuurd door bepaalde bewegingen in Centraal Europa verschenen fascistische en antisemitische bolwerken die tot doel hadden chaos teweeg te brengen en de joodse gemeenschap van de stad te verdrijven. Imrich is toen gevlucht en via een omweg kwam hij in dienst bij het Tsjechische legioen dat gedurende de Tweede Wereldoorlog onder bevel stond van het Britse leger. Hij diende circa anderhalf jaar in diverse plaatsen in het Midden Oosten, waaronder Libië, Egypte, Syrië en Libanon. Toen hij in 1942 afzwaaide kreeg Imi toestemming om zich in Israël te vestigen. In Israël is Lichtenfeld Krav Maga verder gaan ontwikkelen en is het een essentieel onderdeel geworden van de opleiding van alle eenheden binnen de IDF (Israeli Defence Forces). Inmiddels is Krav Maga hèt zelfverdedigingssysteem geworden van vooraanstaande speciale eenheden zoals de U.S. Navy Seals, CAG (Delta Force), de Israëlische geheime dienst Mossad en de Duitse KSK. Krav Maga (letterlijk ‘Contact gevecht’) heeft vijf basisprincipes: 1 2 3 4 5
Tijdens de training wordt duidelijk dat er zich situaties kunnen voordoen waarbij niet gevuurd kan worden. Dit kan het gevolg zijn van een storing, maar ook de Rules Of Engagement (ROEs) kunnen bepalend zijn voor de mate van geweld die toegepast mag worden. Krav Maga biedt de marinier een pakket technieken en vaardigheden die hem het zelfvertrouwen geven om een geweldsincident op te lossen met gebruikmaking van het wapen, zonder meteen te schieten. Dat na een vier uur lange training, met af en toe een korte pauze voor een bekertje lem, iedereen lichamelijk geprikkeld is, moge duidelijk zijn. Na drie dagen, waarbij alle drie de pelotons van 13-Marnscie intensief bezig zijn geweest, kan worden teruggekeken op een succesvolle en waardevolle training waarbij de individuele marinier zichzelf ontwikkeld heeft, zowel fysiek als mentaal.
Easy to learn. Efficient. Street and battle tested. Effective. Based on natural movements of the body.
Krav Maga en het Korps Mariniers zijn een gouden combinatie gebleken. Niet alleen de initialen sluiten aan!
Sinds enkele jaren heeft het Korps Mariniers een tiental Military Krav Maga Instructors. Deze worden opgeleid in Rotterdam bij
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
61
Tweede Mariniersbataljon Commandant: LTKOLMARNS M. Brinkman Chef d’Equipage: AOOMARNALG F.J. Smiet
Op het moment dat deze uitgave van de QPO wordt bezorgd, is de 22ste Marinierscompagnie inmiddels terug uit Afghanistan. De compagnie heeft op een voortreffelijke wijze het Korps Mariniers vertegenwoordigd in het operatiegebied door op een uistekende wijze op te treden. De ervaringen van de compagnie kunt u in deze uitgave van de QPO lezen. Momenteel is de 23ste Marinierscompagnie in het operatiegebied en wordt de 21ste compagnie gevuld ten behoeve van de Redeployment Task Force (RDTF). In 2010 volgt de 21ste compagnie een druk opwerkprogramma om medio 2010 ingezet te worden in Afghanistan. Kortom, het Tweede Mariniersbataljon is momenteel hoofdleverancier voor de marinierscompagnieën die naar Afghanistan uitgezonden worden. In deze uitgave kunt u ook kennisnemen van de ervaringen van de 21ste compagnie tijdens de bergtraining in Bridgeport, Verenigde Staten.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
62
Van 7 september t/m 6 oktober heeft 21-Infcie een bergtraining doorlopen in Bridgeport in de Verenigde Staten. De training vond plaats vanuit het Marine Mountain Warfare Training Centre (MMWTC) in Pickle Meadow, gelegen in Nevada, nabij het befaamde Yosemite National Park. Het trainingsgebied bestaat uit zeer uitdagend terrein, waarbij het basiskamp op 2100 meter hoogte ligt, een ideale uitvalsbasis om de bergen in te gaan. De bergtraining was gepland door de sectie 3 (operaties) van 2-Marnsbat en werd ondersteund door diverse (extern betrokken) mountain leaders. De novice trainingsgroep van de 21e was aangevuld met diverse novices vanuit het MTC, Texel en het KIM.
BerBridgeport, gtraining
USA 2009
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
63
Door: staf 21e en pelotonscommandanten De training bestaat uit drie delen. Ten eerste een technische fase, om alle technische facetten van het opereren in de bergen onder de knie te krijgen. Het tweede gedeelte betreft een tactische fase waarin middels het Force on Force principe de aangeleerde skills and drills worden verfijnd. In het derde gedeelte, de eindoefening wordt het tactisch opereren als compagnieseenheid in bergachtig terrein, met daarin alle mogelijke facetten beoefend. De eindoefening is geschreven rond een ‘Afghanistan’ scenario, variërend van sociale patrouilles, vehicle checkpoints, het clearen van een gebied, een Cordon and Search, tot en met een deliberate Company attack. Gedurende de eindoefening moet er door de mariniers flink worden ‘geschakeld’ in mindset, zoals verwoord in de Korpsvisie 2015. Bij de ene actie is de marinier hulpverlener, bij de andere onderhandelaar en diplomaat, trainer, maar bovenal een getrainde professional van een gevechtseenheid.
de ijle lucht op deze hoogte. Elke groep loopt clockwise of counterclockwise en bij de volgende dagmarsen wordt er door twee trainingsgroepen eerst de route Charlie gelopen en vervolgens route Bravo, terwijl dit andersom gebeurt door de twee andere trainingsgroepen. Zo wordt voorkomen, dat je meteen een groep voor je in het vizier krijgt en eigenlijk achter elkaar gaat lopen, hetgeen niet de bedoeling is, want elke groep moet navigeren op eigengemaakte routekaarten. Het terrein verschilt nogal; van onverharde tracks, tot laagbeboste bergen met zeer taaie, sterke bosjes en van screeruns tot grote fields. De hoogste top die tijdens deze marsen wordt ‘aangetikt’ ligt op 3383 meter, tijdens route Charlie.
Deel 1: Technische fase
Na een vertraging van 6,5 uur op Eindhoven, komen we uiteindelijk ’s avonds laat in Bridgeport aan. Voor een aantal een weerzien, voor het grootste deel de eerste ontmoeting met het Marine Corps Mountain Warfare Training Centre (MMWTC). Na een korte nachtrust beginnen we eerste dag met briefings en voorbereidingen voor de eerste mars; een zogenaamde gewenningsmars (Route Alpha). De compagnie is opgedeeld in vier pelotons-/trainingsgroepen waarbij de novices evenredig worden verdeeld.
Na de eerste twee dagmarsen, is er een quarry, oftewel een standdag, waarbij klimmen en klauteren de rode draad vormen. Dit gebeurt op een stuk terrein buiten het basiskamp. Tijdens de quarry worden diverse onderdelen zoals een rundown, een abseil met crusader, een klettersteig, een tokkel en diverse klimroutes over de rotsen beoefend. Een zeer geslaagde dag, waarbij alle mogelijke facetten van ‘klimmen’ in de bergen aan bod komen. Alle mariniers zijn enthousiast over deze dag. Na de quarry dag volgt een tweedaagse mars in Hawthorne, in de Ryan Canyon. Dit terrein, op zo’n drie uur rijden vanaf het basis-
De eerste mars staat in het teken van acclimatiseren en wordt met 2e lijn en zonder wapen gelopen. Er zullen in totaal drie eendaagse marsen volgen. De weersomstandigheden zijn eigenlijk constant goed en het is zeker tijdens de technische fase zonnig en warm. Voor velen is de eerste mars ook meteen de zwaarste vanwege
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
64
iedereen weer maximaal het verloren vocht optopt en zijn rust neemt. Met de hitte in het achterhoofd starten we bij de tweede mars wat vroeger om zo de hoge temperaturen zoveel mogelijk te mijden. Routeselectie ‘on the spot’ blijkt voor deze tweede dag belangrijker dan voorgaande marsen. Een aantal pelotons worden ingehaald omdat de routeselectie van een ander peloton beter is. Bij de tweedaagse mars is goed te zien dat de navigatie skills, waaronder kaart, kompas en routeselectie aan het toenemen zijn. Het navigeren en de kaart met het terrein vergelijken en daaruit een route selecteren gaan sneller dan voorgaande marsen. Oefening baart immers kunst. In dit oefengebied zijn de verschillende aspecten van marsen in bergachtig terrein goed beoefend en draagt de hitte en de omgeving bij aan de mindset voor de inzet in Afghanistan medio 2010.
kamp is een exacte kopie van het terrein in Afghanistan, en zelfs de zeer hoge temperatuur wordt geëvenaard. De omgeving is daardoor dor, droog en er ligt veel los gesteente. Gedurende deze tweedaagse wordt er voor het eerst gebruik gemaakt van het Arctic Ration.
Cultureel programma
Midden in de bergtraining is een vrij weekend ingepland waarin personeel de gelegenheid krijgt om wat cultuur op te snuiven. Een groep gaat naar Reno, het befaamde ‘klein Las Vegas’, de andere groep brengt een bezoek aan San Francisco, en neemt daar onder andere een kijkje bij Alcatraz en de Golden Gate Bridge.
Door de combinatie van een kaart uit 1980, hoogtes weergegeven in feet en het terrein zelf is het een aardige klus om de routekaarten volledig kloppend te maken. Door de extra effort die in deze routekaarten wordt gestoken is dit een goede training voor kaartstudie en navigatie. Hoewel de hoogte waarop we van start gaan lager is dan het gebied van MMWTC zijn de hoogteverschillen die overwonnen worden vrijwel hetzelfde. Omdat de acclimatisatiemars en de daarop volgende marsen goed zijn verlopen - en met weinig blessures - is het tijd om de belasting op te voeren. Met 3e lijn en twee dagen achter elkaar lopen voor de boeg gaan de verschillende pelotons voorwaarts. Allemaal dezelfde route en een tussenpauze van dertig minuten. Omdat de eerste mars in de middag wordt afgelegd is vooral door de hitte een grote ‘tegenstander’. De route voor deze mars is tijdens de voorbereiding goed uitgestippeld en routeselectie on the spot komt daarom weinig voor. Vanwege de hitte is het belangrijk dat
Force on force periode
De beëindiging van de driedaagse op woensdagochtend vormt de afsluiting van de technische fase van de bergtraining en start de tactische fase. Er is slechts beperkt tijd om in het basiskamp voorbereidingen te treffen, omdat de gehele compagnie zich vrijdagochtend al in het veld zal begeven. De beide resterende dagen worden gebruikt voor debriefs van de technische fase, het regelen van de uitrusting en communicatie, het inslaan van voeding en water en het maken van caches. Met de heersende droogte, de beperkte kwaliteit van het nog aanwezige omgevingswater en de veelvuldige verplaatsingen moet er een dusdanig grote hoeveelheid drinkwater worden meegenomen, dat niet alle benodigde uitrusting mee kan. Ieder peloton staat daarom voor de uitdaging
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
65
succes, maar soms kan het niet anders. Vanaf de kaart kiezen we twee locaties, maar eenmaal in het gebied wijst een korte verkenning uit dat de eerste optie afvalt wegens het droogstaan van een beek, noodzakelijk om in drinkwater te voorzien. Gelukkig bevindt zich in de tweede beek wel degelijk water en kiezen we voor optie twee, een laag beboste helling, met genoeg zichtdekking, want we willen uiteraard niet door de andere pelotons worden ontdekt. Tevens zal deze plek door de vijand, zowel vanaf de kaart als in het terrein, niet zo snel worden aangemerkt als mogelijke PH locatie. Uiteindelijk vindt elk peloton een geschikte PH locatie om verdere operaties voor te bereiden.
een juiste balans te vinden tussen het meenemen van belangrijke uitrusting en bewapening en het laten opvoeren van materiaal dat benodigd is voor een specifieke opdracht of bij veranderend weer. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit, dat de pelotons de eerste drie dagen zelfvoorzienend zullen zijn en de opvoer beperkt is door de onbegaanbaarheid van bepaalde delen van het terrein voor de voertuigen. De force on force duurt drie dagen, waarin ieder peloton zich afzonderlijk tactisch ophoudt in een patrol harbour (PH) en van daaruit verkenningen uitvoert, observation posts betrekt en deliberate attacks en ambushes uitvoert op de andere pelotons. De coördinatie is in handen van de compagniesstaf en per peloton is een scheidsrechter aanwezig die de gang van zaken beoordeelt. Gedurende de force on force worden er acties op zowel sectie- als pelotonsniveau uitgevoerd en specifiek gericht om de beginselen van mountain warfare toe te passen. Dit geeft de pelotonscommandant (PC) de mogelijkheid om zijn mannen zoveel mogelijk in kleine groepen te laten opereren en skills & drills niveau 1 en 2 te testen en te trainen. Daarnaast kan hij zichzelf en zijn IC’s bekwamen in het geven van een order en het hanteren van een juiste timeline. Daar de eenheid grotendeels pas sinds enkele weken bij elkaar is, benutte ieder peloton de beperkte tijd om rehearsals uit te voeren van de meeste basic drills om tactisch enigszins op elkaar ingespeeld te raken. Het blijkt al snel dat het vereiste niveau met betrekking tot de elementaire skills & drills aanwezig zijn. Maar deze kunnen niet genoeg getraind worden!
Nog dezelfde nacht gaan er per peloton twee verkenningspatrouilles uit. Helaas is er geen duidelijke intell over mogelijke vijandlocaties, waardoor het meer lijkt op zoeken naar een speld in een hooiberg. Met enig geluk wordt een vijandelijke patrouille waargenomen en belangrijke informatie verzameld. Ondertussen hanteert men in de PH’s een goede geluids- en lichtdiscipline waardoor deze niet kunnen worden ontdekt door de vijand. De volgende ochtend, nog voor het eerste licht, worden observation posts (OP) in positie gebracht. Deze moeten gedurende de volgende 24 uur een vijandelijke locatie observeren, waarna een pelotonsaanval zal volgen. Niet alleen zenden we gegevens over de vijand door, ook opties voor mogelijke startlijn en vuursteunlocaties werken we uit. Ondanks dat de radio’s ons regelmatig in de steek dreigen te laten, weten de RTF-er ons vakkundig in de comms te houden. Door met scattijden te werken worden bovendien batterijen gespaard. Op basis van alle verzamelde info wordt de vijandlocatie de volgende dag met succes uitgeschakeld. Na de pelotonsacties gaan de pelotons via een tactische verplaatsing naar een company assembly area (CAA), waar nadere orders volgen voor de eindoefening.
Op vrijdagochtend ontvangt iedere PC de eerste orders. Elk peloton krijgt een aantal kaartvierkanten toegewezen, waarbinnen nog in dezelfde dag een PH moet zijn ingericht. Door de korte tijd wordt in de bus een snap pelotonsorder gegeven. Lastig, onder tijdsdruk en alleen plannen op kaartgegevens is niet altijd het recept voor
Alle pelotons vinden de force on force periode leerzaam maar veel te kort. Deze periode dwingt eenieder om zijn skills & drills te blijven toepassen om detectie te voorkomen. Het is tevens motiverend om elkaar op te sporen. Per peloton zijn er diverse lessons learned opgedaan, veel hebben betrekking op het voortdurend en gedetailleerd geïnformeerd blijven houden van de compagniesstaf. De staf is voor zijn situational awareness immers in grote mate afhankelijk van de waarnemingen en acties van de eigen pelotons.
Eindoefening Afghan Push
Na de force on force fase is iedereen goed opgewarmd voor de oefening Afghan Push. Een oefening waarin met de komende uitzending naar Afghanistan in het achterhoofd kennisgemaakt wordt met de uitdaging van counter insurgency (COIN). Constant schakelen tussen warfighter en peace keaper/enforcer. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
66
Het scenario wordt door de S2 uitgelegd. Allereerst het algemene plaatje van Afghanistan, daarna in detail over de fictieve provincie Zakhal. Dit landelijke, afgelegen en vooral bergachtige terrein in het oostelijke deel van Afghanistan is van alle zuidelijke de rustigste provincie. Maar insurgents lijken steeds actiever te worden in de provincie waardoor de veiligheidssituatie in de provincie verslechterd. De 21e Infcie heeft de opdracht om deze situatie te verbeteren.
den. Het derde peloton zorgt hierna samen met het eerste peloton voor het clearen van de laatste terreindelen. Vervolgens krijgt de compagnie de opdracht om een cordon and search uit te voeren in een nabij gelegen dorpje. Een concept dat theoretisch al behandeld is in de lessen voorafgaand aan de oefening, maar nu dus in de praktijk moet worden gebracht. Het eerste en tweede peloton zorgen voor de inner and outer cordon, terwijl het derde peloton de entry and search uitvoert onder zicht- en vuurdekking van het vuursteunpeloton. Ondanks personele onderbezetting en korte voorbereiding is voor eenieder nu duidelijk hoe complex een cordon and search is en vooral hoe weinig er fout hoeft te gaan om de operatie te laten mislukken. Voor het echte Afghanistan gevoel bestaat het dorpje uit ‘echte’ Quala huisjes en zijn er Afghaans geklede role players die hun rol met verve spelen.
Het scenario start met het verzamelen van de drie infanteriepelotons en het vuursteunpeloton op een CAA. In de CAA worden de pelotons bevoorraad en krijgen we nieuwe orders, nadruk ligt op het gecombineerd optreden van infanterie met het vuursteunpeloton in bergachtig terrein. De eerste opdracht die de 21e krijgt is het schoonvegen van een vallei. Routes in deze vallei zijn mogelijk ondermijnd met IED’s. Het eerste peloton krijgt de opdracht om zo snel en veilig mogelijk de weg en het terrein rondom de weg schoon te vegen zodat de compagnie ongehinderd de vallei kan binnendringen. Hierbij mogen we niet uit het oog verliezen dat de bevolking ons goed gezind is, en dat we te allen tijde moeten verkomen dat er onschuldige slachtoffers vallen. De opmars is dan ook robuust maar niet agressief, wat niet betekent dat wij de kogelwerende vesten thuis hebben gelaten. Na het veiligstellen van de route betrekken we aan het begin van de vallei wederom een CAA. De avond gebruiken we om de opmars van de volgende dag voor te bereiden, het tweede peloton moet het eerste peloton doorschreiden om zo de hun toegewezen terreindelen te kunnen clearen. Het tweede peloton begint ‘s ochtends met het veiligstellen van het toegewezen gebied en betrekt blocking positions waarop het derde peloton hun gebied kan doorschrij-
De laatste twee van de in totaal negen dagen durende oefening staan in het teken van de klassieke deliberated attack. De OMF heeft zich verschanst enkele kilometers ten zuiden van ons laatste doel. Na een tactische verplaatsing, voorbereidingen en de final orders wordt bij first light het laatste vijandelijke bolwerk van de insurgents genomen. Wij kijken terug op een geslaagde oefening waarbij is geprobeerd een bergtraining te combineren met een scenariotraining als voorbereiding op een uitzending. Door klimaat en hoogte is de bergtraining als zeer zwaar ervaren, maar ondanks dit waren er weinig tot geen uitvallers binnen de compagnie. Onze dank gaat uit naar de trainingsstaf en last but not least de logistieke ondersteuning.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
67
‘Mariniers fit voor COIN!’
Sinds begin juli dit jaar is er een versterkte marinierscompagnie
actief in Uruzgan - Afghanistan.
De samenstelling van de eenheid is goed doordacht en heeft een aantal innovatieve elementen in zich.
Zo beschikt de marinierscompagnie over extra waarnemers capaciteit,
een sniperteam, tevens opgeleid in military tracking, een fire support
sectie, grotere inlichtingencapaciteit en de BVS10 ‘Viking’. Dit ge-
combineerd met de nodige out of
the box mentality, enorme drive en
enthousiasme op alle niveaus, is tot op heden zeer succesvol gebleken.
‘Know the people, the topography, economy, history and culture. Know every village, road, field, population group, tribal leader
and ancient grievance. Your task is to become the world expert on your particular district. Neglect this knowledge, and it will kill you’. Dr David Kilcullen 2006
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
68
Door: CC 22-Marnscie Mariniers zijn fit voor counterinsurgency (COIN) vanwege de flexibele instelling waardoor we in staat zijn om ons snel aan te passen aan een situatie of omgeving. Of het nu Noorwegen is met zijn arctische uitdagingen, de jungle van Belize of Suriname, de woestijn in Irak of de ruige rotskusten van de Middellandse Zee, mariniers passen zich aan en zijn in staat om snel effectief te opereren en verschil te maken. Samenwerken of partnering met Afghan National Security Forces (ANSF) is de marinier op het lijf geschreven. Mariniers zijn zowel mentaal en fysiek sterk en beschikken over een groot doorzettings- en improvisatievermogen. Dit alles gecombineerd met de juiste training, middelen maar vooral ook core values waarbij denken in oplossingen in plaats van problemen centraal staat, maakt mariniers uitermate geschikt voor het uitvoeren van COIN operaties.
Wat is COIN?
COIN is niet moeilijk -fullstop-. Veel van de COIN tactieken en ideeën die we als marinierscompagnie hebben toegepast staan gewoon beschreven in verschillende boekwerken. Nu is er de laatste jaren vreselijk veel geschreven over COIN en spreken sommige boekwerken elkaar ook tegen. Tegelijkertijd is er een groot verschil tussen COIN in Noord of Zuid Afghanistan en zelfs tussen de verschillende provincies in het zuiden. Een aantal must reads tot op het niveau van sergeant; • Small unit Leaders Guide to Counterinsurgency, USMC. • Counterinsurgency in Helmand companylevel tactics March 2009. • Twenty-eight articles, Dr David Kilcullen. • Counterinsurgency Field Manual 3-24.
Innovatief
In Uruzgan is de 22e Marinierscompagnie vernieuwend geweest. Dit wordt bevestigd
gegaan naar mensen in het gebied die ons informatie willen geven, zogenaamde snitches en hebben we een 24/7 hotline ingesteld waar ze naartoe kunnen bellen om informatie te geven. Het is dankzij deze informatie dat we in staat zijn geweest om vele wapen/IED opslagplaatsen te vinden. Alle uitgevoerde operaties in de Deh Rashan hebben we gepland op basis van eigen verkregen inlichtingen. Daarnaast zijn er door de assault engineers (AE) die in direct support (DS) waren van de compagnie, een aantal simpele offensieve C-IED methoden bedacht. Resultaat; 50% minder beweging in de onbestreken ruimtes rondom combat outpost (COP) Tabar en dus minder kans op IED’s. Daarnaast hebben we middels de zogenaamde bait and lure tactics geprobeerd om IED leggers uit te schakelen. Helaas heeft dit alles niet geleid tot een ‘hit’.
Lessons Identified Command
We hebben prima leiders bij het Korps Mariniers maar het kan nog veel beter. Leadership by example altijd en overal, is vreselijk belangrijk. Junior leaders moeten het juiste voorbeeld blijven geven. Dit is een sterk punt van ons Korps. Leeftijd en ervaring zijn hierbij heel belangrijk en ik ben daarom van mening dat we de huidige leeftijd van bijvoorbeeld korporaals en sergeanten niet verder moeten verlagen. Het mogelijk maken van mission command is ook een belangrijke factor. Om mission command te laten slagen moet je allereerst durven delegeren en vertrouwen hebben in je kaderleden, daarnaast moet je wel over kaderleden beschikken die de kennis en ervaring hebben om mission command uit te kunnen uitvoeren.
In onderstaand stuk wil ik mij vooral toeleggen op hoe een innovatieve en verfrissende mindset van een relatief kleine eenheid snel een positieve invloed kan hebben op de missie in Uruzgan. Wat zijn die verfrissende ideeën dan en hoe worden deze ten uitvoer gebracht? Zijn er beperkingen zo ja, welke? Wat moet het Korps Mariniers doen om zichzelf op een toekomstige inzet in soortgelijk gebied voor te bereiden? Aan de hand van de six functions in combat zal ik de belangrijkste lessons identified (LI’s) aangeven. Ik laat daarbij de samenstelling van de overige Nederlandse eenheden, staven en werkwijze buiten beschouwing.
door enablers, zoals PRT, PSE maar ook de AH-64 piloten. Zo heeft de marinierscompagnie meer uitgestegen opgetreden met kleine eenheden (vanaf zes pax), in de zogenaamde greenzone, daar waar de bevolking woont (people centric). Dit zowel bij dag maar vooral ook bij nacht en zowel overt als covert. Mariniers hebben meer dan eens gecamoufleerd in een maïsveld gelegen en daarmee menig insurgent (INS) de schrik van hun leven bezorgd. Als gevolg hiervan werd er door de AH-64 piloten veel meer verdachte beweging gezien waardoor er ook weer meer informatie verzameld werd. Direct na aankomst zijn we op zoek QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
69
We hebben uitstekende mariniers bij het Korps Mariniers en daar mogen we ontzettend trots op zijn. Ik ben er dan ook achter dat er geen slechte mariniers zijn. Het niveau van kaderleden is zeer belangrijk en we moeten dan ook blijven investeren in opleidingen en training. Leer jonge officieren in de Potom werken met enablers en omgaan met de middelen zoals die tijdens een inzet ook beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld het plannen en gebruik van ISR middelen, werken met een Marine Joint Effect Observer Group (MJEOG) et cetera. Het hebben van een goede kaderopleiding voor elke afzonderlijke onderofficiersrang is belangrijk, waarbij we de OPC vooral niet moeten vergeten. Investeer in taal,
zeker met het oog op toekomstige conflicten en de afhankelijkheid van tolken. Zo zouden kaderleden cursussen Frans moeten kunnen volgen en naar Amerikaans model financieel beloond kunnen worden wanneer ze een bepaald niveau hebben en houden. Alle kaderopleidingen moeten standaard in het Engels worden gegeven. We denken allemaal vreselijk goed Engels te spreken maar een biertje bestellen in de kroeg is even iets anders dan operationeel Engels tijdens een operatie in een internationale omgeving. Training met voldoende middelen zodat kaderleden van de trainende eenheid ook zelf getraind worden en train as you fight, altijd en overal.
Intelligence
Alles valt of staat met een goede voorbereiding, zeker op het gebied van inlichtingen. Inlezen is een must voor alle kaderleden en de mariniers geplaatst bij een Team Intell Cel (TIC). Wanneer je dit nalaat, loop je te lang achter de feiten aan, worden er kansen gemist en fouten gemaakt. De meerwaarde van een TIC bij de compagnie is groot aangezien bijna alle inlichtingen in een COIN operatie bottom up komen. Daarnaast is er een enorme database met inlichtingen waar de TIC’ers voor elke operatie een inlichtingenpakket uit moeten samenstellen voor de on scene commander (OSC). Relaties opbouwen in het gebied is essentieel om inlichtingen te verkrijgen. Dit is lastig aangezien de eenheid slechts vier maanden in het gebied aanwezig is. Ik pleit dan ook voor een uitzendtermijn van zes of acht maanden (conform onze Angelsaksische collega’s). In elke HOTO periode, hoe goed gepland ook, gaat er vreselijk veel informatie verloren. We moeten blij-
ven investeren in inlichtingenfuncties op bataljonsniveau en lager. Inlichtingen is een specialisme wat niet met een opblaasconstructie vergroot kan worden voor een uitzending.
Manoeuvre
Manoeuvre is moeilijk in het huidige Afghanistan maar absoluut mogelijk. Houd je niet vast aan de voertuigen al is dit soms verleidelijk. Er is absoluut een hoofdrol weggelegd voor lichte (amfibische) infanterie. Voertuigoptreden is in een paar maanden aan te leren maar de skills, drills en mindset die benodigd is om bij nacht en ontij in vijandelijk gebied en uitdagend terrein, te voet voorwaarts te gaan, is niet zomaar even bijgebracht. Het toevoegen van een Vikingpeloton aan de eenheid is van grote meerwaarde geweest aangezien hierdoor chauffeurs en boordschutters niet uit de organieke geweergroepen afkomstig zijn en dus in de
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
70
organieke samenstelling uitgestegen kon opereren. Daarnaast had de PC een extra geweergroep, aangezien de Vikingsectie ook als infanterie-geweergroep dienst kon doen. Bij elke operatie moet de eenheidscommandant een afweging maken tussen protection versus mobility en soms concessies doen aan het één of het ander. Tijdens sommige OP operaties heeft mobility de voorkeur gehad boven protection. Ook hebben we de basic load (BL) bijgesteld en zijn we minder munitie mee gaan nemen teneinde mobieler te blijven en het waterverbruik te verminderen. Het is meer dan eens voorgekomen dat mariniers aan een glucose infuus moesten om even ‘bij te tanken’ na een dag te voet optreden in de greenzone. Alles wat je doet als eenheid moet effect hebben! Wees creatief en efficiënt in het gebruik van de schaarse middelen. Je hebt weinig aan acht mariniers in een Viking, laat ze uitstijgen en contact maken met de LN’s
en combineer ingestegen en uitgestegen patrouilles.
Firepower
Door toedoen van de nieuwe tactical directive van COM ISAF (juli 09) is het gebruik van indirect vuur tijdens troops in contact (TIC), met name in bebouwde gebieden, behoorlijk aan banden gelegd. Dat neemt niet weg dat er voldoende werk ligt voor de FAC’ers en waarnemers. We moeten dan ook blijven investeren in deze kwaliteiten waarbij op het gebied van waarnemers meer coördinatie moet plaatsvinden met de CLAS in het kader van de interoperabiliteit. We moeten onze 81mm mortieren flexibeler kunnen inzetten en het single mortar concept beoefenen. Hierbij wordt één mortierstuk ingezet ter ondersteuning van een kleinere eenheid. Het MJEOG concept werkt en is een force multiplier voor een eenheid ter grootte van een compagnie maar is overqualified voor een kleinere eenheid. MFC teams voldoen hier beter voor maar zouden daarnaast ook bedreven moeten worden in Close Combat Attack (CCA) procedures met gevechtshelikopters. Information Operations (IO) maakt onderdeel uit van Fires en is nog steeds een ondergeschoven kindje in COIN operaties. Het nut en noodzaak van goed
opgeleide IO officieren wordt nog altijd onderschat waardoor we een kans laten liggen. IO is meer dan met een roeptoeter door het gebied lopen of rijden en een gesprekje voeren met de malik, mullah of mirau. IO moet binnen de sectie operaties van een BG/BN geïntegreerd zijn en tot op compagniesniveau praktische tips and tools kunnen geven. Het IO opleiden van de trainingsofficieren binnen de sectie operaties kan al veel winst opleveren.
Protection
Op dit moment zijn IED’s de grootste dreiging in Uruzgan, in sommige gebieden zelfs de enige dreiging. De genie die in direct support is van de eenheid heeft een belangrijk aandeel in de besluitvorming. De huidige hoeveelheid genie en de aan hun opgelegde beperkingen in wijze van opereren werkt begrenzend op het uitvoeren van COIN operaties. Het vergroten van de geniekennis van de infanterist kan hierin verlichting brengen. Look good! Zorg voor een professionele uitstraling ook omdat je daarmee een signaal afgeeft aan zowel de INS als de LN. Dat betekent eenheid van tenue, lange mouwen met alles erop en eraan, ook als het 40 graden is, dwing dat af! Tijdens verschillende operaties zijn mariniers gecamoufleerd voorwaarts gegaan om daarmee een bepaald signaal af te geven. Het plaatsen van een bajonet kan zelfs overwogen worden wanneer er in een INS threat staging area (TSA) geopereerd wordt. Onze Engelse collega’s deden dit al in Helmand. Intensief en goed contact met de key leaders, lokale bevolking zowel jong als oud is ook essentieel. Behandel eenieder zoals je zelf ook behandeld zou willen worden en je krijgt er inlichtingen voor terug. Niet altijd direct en meteen maar er komt een dag dat het kind waar je altijd een dolletje mee maakt en af en toe iets toestopt, een signaal geeft dat er gevaar dreigt.
Combat service support
Helikopters zijn schaars en het is vaak niet wenselijk of mogelijk dat er snel een herbevoorrading via de weg plaatsvindt. Tijdens de zomer is het een absolute uitdaging om tijdens uitgestegen operaties QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
71
in de greenzone voldoende water mee te nemen. Gebruik maken van lokale waterbronnen is een mogelijkheid om inzetbaar te blijven. Wanneer hadex wordt toegevoegd of wanneer water wordt gefilterd, levert dit geen gevaar op voor de gezondheid van het personeel. Op het gebied van individuele uitrusting heeft het Korps het tijdens deze uitzending zeer goed voor elkaar maar het kan en moet nog beter. Zo zijn de desert gevechtspakken van de CLAS van mindere kwaliteit dan ons eigen US desert tenue, is het onbegrijpelijk dat niet ieder individu kan beschikken over nachtzicht en is het huidige kogelwerende vest niet meer van deze tijd. De Algemeen Militair Verpleegkundige (AMV) capaciteit welke door het CZSK geleverd werd, was van goede kwaliteit en essentieel tijdens uitvoeren van operaties. Het functioneren van een AMV’er binnen het CZSK lijkt echter in de verste verte niet op de AMV ondersteuning die benodigd is voor een lichte infanterie-eenheid. De CLAS heeft hiervoor vaste op elkaar ingespeelde teams, die zowel vanuit een voertuig als te voet ingezet kunnen worden. Het Korps
moet gaan kijken naar een soortgelijke constructie.
Toekomst
COIN is momenteel het toverwoord voor een bepaalde wijze van optreden door coalition forces (CF) in Afghanistan. Er zijn echter vele (toekomstige) conflictgebieden waar een COIN aanpak of people centric approach noodzakelijk is. Om voorbereid te zijn op het conflict van de toekomst moeten we het COIN optreden omarmen, onze eenheden beter en flexibel, task organised inrichten en er smerig goed in worden. We moeten gaan nadenken over de eenheid van de toekomst en nieuwe specialiteiten goed beleggen. Sleutelbegrippen als junior leadership, flexibiliteit en can do blijven hierbij essentieel. Er is dus geen ruimte voor zelfgenoegzaamheid! We zullen als Korps Mariniers moeten blijven werken aan het op de juiste wijze trainen van personeel op alle niveaus en blijven hameren op onze core values om verschil te kunnen blijven maken.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
72
KRAV MAGA
Op vijdag 29 mei 2009 heeft er een Krav Maga seminar plaats gevonden voor de mariniers van de 23e Marnscie in Doorn. Deze dag werd verzorgd door Mario Schouten, Gabriel Greenstein en Marn1 Politon en werd geleid door Itay Gill uit Israël. Krav Maga is een verdedigingssport en is in Israël ontwikkeld speciaal voor militaire eenheden, politie eenheden en voor (VIP) beveiligngseenheden et cetera. Daarnaast wordt de sport steeds populairder als ‘burger-zelfverdediging-systeem’. Dit omdat het gemakkelijk in een zeer korte tijd is aan te leren en zeer effectief is omdat er gebruikt gemaakt wordt van instinctieve reacties van de mens. Itay Gil is een voormalig lid van de Yammam, een Israëlische antiterreur eenheid en hij heeft ook gediend bij een speciale eenheid van de Israelische Paracommando’s (Sayeret Tzanhanim). Tegenwoordig heeft hij zijn eigen sportschool en traint hij wereldwijd eenheden op een doelgerichte manier. Daarnaast is hij bekend van het TV-programma Human Weapon op Discovery Channel. Hij is naar Nederland gekomen om een antiterreur seminar te geven bij Protect Invest, de sportschool van Mario Schouten. In samenwerking met kaptmarns Odding, smjrmarnalg Hoogenraad en marinier 1 Politon is hem gevraagd om een doelgericht seminar aan de 23e Marnscie te geven. 23-Marnscie is medio november 2009 naar Afghanistan vertrokken om daar de 22e Marnscie af te lossen. De aangehaalde tactieken tijdens dit se-
minar waren vooral toegespitst op deze taak. Uit de vele positieve reacties is gebleken dat dit soort dagen zeer nuttig zijn. Er zijn vele nieuwe en andere manieren van handelen getoond waarop men kan voortborduren of kan combineren met eigen skills en drills. Mario Schouten, Gabriel Greenstein en Itay Gill wensten na afloop van het seminar de 23e Marnscie een succesvolle en veilige uitzending toe.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
73
Amfibisch Gevechtssteunbataljon Commandant: LNTKOLMARNS R.L. Poetiray Chef d’Equipage: AOOMARNALG M.J. van Daalen
Inleiding commandant
Never a dull moment! Mijn bataljon is volop in beweging! Zijn we niet fysiek ergens in de wereld bezig met de uitoefening van onze expertise, dan zijn we wel in voorbereiding daarop. Tegelijkertijd breken we ons het hoofd over allerlei ontwikkelingen die enerzijds te maken hebben met de invulling van onze specialismen en anderzijds met de toekomst van mijn bataljon. Toekomst? Ja, want ook al riep ik onlangs met trots dat we al één jaar bestaan en kunnen pronken met een wapenschild met logo, we staan niet stil. De dagelijkse praktijk wijst immers uit dat een bataljon met zoveel uiteenlopende specialismen de nodige uitdagingen kent die op een veel efficiëntere en effectievere manier kunnen worden gemanaged. In lijn met en in navolging op de Lange Termijn Visie (LTV) van CKM heeft de uitwerking van een aantal ontwikkelpaden ertoe geleid dat de inbedding en aansturing van de afzonderlijke specialismen binnen mijn bataljon tegen het licht zijn gehouden. Er gaat wat veranderen en u wordt op de hoogte gehouden! Er is in ieder geval al één belangrijke beslissing genomen. Het werkverband Marsof (UIM en MSO) wordt geformaliseerd. Dat betekent dat we binnenkort een Marsof onder eenhoofdige leiding tegemoet kunnen zien. Een werkgroep houdt zich met de uitwerking bezig. Intussen gaan we met veel enthousiasme en op professionele wijze als bataljon gewoon door. De Eerste Bootcompagnie (1-Btcie) is op deployment met Hr. Ms. Johan de Witt en neemt deel aan African Partnership (APS). In dat kader varen zij in de omgeving van de Westkust van Afrika en doen daarbij verschillende landen aan. Zij voeren diverse activiteiten uit met lokale troepen en VNeenheden. Elders in de QPO leest u daarover de eerste indrukken. De commandant van 1-Btcie, kaptmarns Henk Buijs, maakt u deelgenoot van zijn ervaringen. Zoals u weet, is 2-Btcie nog steeds ‘uit’. Het merendeel van het kader ondersteunt de inspanningen van het MOC om de kadertekorten binnen ons Korps op te lossen. Het restant van 2-Btcie vult de ‘gaten’ bij 1-Btcie en OC Amphib. Zo wordt ook de invoering van de MK5-C en de Frisc’s mede door
personeel van 2-Btcie begeleid. Kaptmarns Tim van Wijk is vrij gespeeld om deel te zijn van de respectievelijke introductiecommissies. Daarnaast houdt hij zich bezig met de uitwerking van ons kennisdomein riverine operations. Intussen is ook een aantal officieren aangewezen om op missie te gaan. Majmarns Peter en de elntmarns Johan vervullen functies in de staf van RC-S te Afghanistan. De Marine Joint Effect Battery (MJEB) is nog steeds druk bezig met
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
74
het FOC-traject. Door personele en materiële perikelen gaan wij waarschijnlijk de status van Full Operational Capable (FOC) niet halen. Alles wordt in het werk gesteld om deze problemen op te lossen en op tijd gereed te zijn voor de standby periode voor de EUBG. Intussen staan ook hier de ontwikkelingen niet stil. Er wordt nagedacht over Joint Fires in het algemeen en de vervanging van de huidige vuursteunmiddelen in het bijzonder. Dit zijn krijgsmachtbrede uitdagingen en wij hebben in de persoon van majmarns Emanuel Thomeer een waardige vertegenwoordiger in de diverse paarse werkgroepen weten af te vaardigen. Inmiddels zijn de meeste activiteiten op dit gebied afgerond en staat Thomeer voor een andere uitdaging. C-MJEB, majmarns Geoffrey van Rellum bewaakt de voortgang. Tevens houdt hij zich bezig met de invoer van de UAV, de Raven. De MSO is, zodra u deze QPO leest, in Afghanistan en vormt de nucleus van TF55. Het zeer drukke opwerkprogramma is net afgerond en de vele uitdagingen zijn zij niet uit de weg gegaan. Ondanks een aantal hobbels in de voorbereidingsfase hebben zij zich goed staande weten te houden en ik heb er alle vertrouwen in dat zij gereed zijn voor de taken die hun te wachten staan. Zij treden op onder bevel van de commandant ISAF SOF. Ondanks de drukke werkzaamheden tijdens de voorbereidingsfase heeft
CMSO toch een aantal stukjes voor de QPO weten te produceren. Dit toont zijn grote betrokkenheid en hart voor de QPO als medium waarin u deelgenoot wordt gemaakt van de kennis en ervaring van anderen. Met name zijn hartekreet over het Hydraconcept verdient aandacht. Hij constateert terecht dat er nog met enig cynisme wordt gereageerd op dit concept en de invulling ervan, terwijl nut en noodzaak niet meer ter discussie staan. Ik kan u vertellen dat dit onze way ahead is en verder wordt uitgewerkt in het ontwikkelpad ‘Intensivering samenwerking Marsof en marinierseenheden’! Intussen wordt op Aruba al driftig getraind en geoefend en elders in deze QPO leest u de bevindingen. PC1 van de 32e Infcie, elntmarns P. Brinkman, deelt met u zijn ervaringen en deze zijn bijzonder positief. Dit ligt aan de instelling van het personeel van de 32e Infcie en de inzet van het Marsof-team dat deze periode begeleidde. Zonder deze twee randvoorwaarden (juiste instelling en grote inzet) komt geen enkel initiatief van de grond. Het 1e peloton van de 32e Infcie kan zich overigens nu met recht Special Operations Capable (SOC) noemen! U leest wel waarom. In de volgende QPO wordt u nader over dit initiatief geïnformeerd.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
75
‘The urge to submerge’
in de West Door: C-MSO Foto’s: MSO Sinds een paar jaar is de West voor de MSO een regelmatige terugkerende trainingslocatie geworden. Eerder werd meestal gebruik gemaakt van de Britse marinelocatie op Gibraltar om onder, min of meer, dezelfde omstandigheden te kunnen trainen. De faciliteiten waar Marsof, voornamelijk kikvorsmannen, gebruik van kan maken in de West zijn goed. Naast het veelzijdige maritiem georiënteerde werk op, naast, in en onder water, zijn er ook andere goede en unieke trainingsmogelijkheden in de West. Deze mogelijkheden zijn ook CKM niet ongemerkt voorbij gegaan en in zijn voorwoord in de vorige QPO schreef hij dat hij het in overweging nam om in de West het Hydraconcept verder te laten uitwerken. Dit vooral gedreven door alle operationele real time ontwikkelingen voor het Korps Mariniers in Nederland.
Een aantal jaar geleden werd nog met een opgetrokken wenkbrauw gekeken als het verzoek vanuit de West kwam om de stranden weer eens allemaal opnieuw in kaart te brengen maar tegenwoordig wordt hier met andere ‘professionelere’ ogen naar gekeken. Toch moet elke keer weer worden verteld over het hoe en
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
76
waarom we onze trainingen hier willen doen. De helderheid en temperatuur van het water spelen hierin een grote rol. Door het zicht kunnen TTP’s op een zeer goede wijze worden opgestart en verder worden ontwikkeld. Alle MSO kikvorsmannen zijn nu dan ook heer en meester op de DPD (Diver Propulsion Devices). Gebruik
van dit apparaat in onervaren handen kan leiden tot zeer gevaarlijke situaties. Zeker in water met beperkt zicht waar de kans op onderwater botsingen met kades en andere objecten levensgevaarlijk kunnen zijn. Het heldere water geeft de kikvorsmannen meer referentiepunten om de DPDs goed te leren varen. De temperatuur in de West stelt ons in staat dit langer te doen, want het hangen aan een onder water varend object geeft een zeer snelle afkoeling. Afgelopen maart en april reisden de kikvorsmannen van de MSO af naar Curaçao om daar hun specialisatie maximaal te beoefenen. In deze periode was de MSO
in zijn geheel met al zijn diverse specialisaties bezig. Dezelfde periode werd door de ML getrainde teams gebruikt om hun alpine vaardigheden uit te breiden en een aantal teams steunde Nlmarfor in hun programma en werkte hierbij nauw met een SOF-eenheid uit Albanië. Deze ervaringen van de MSO kunt u in de andere artikelen van deze QPO lezen. Naast het vele varen met de DPD’s op Curaçao om de capaciteiten, en zeker ook de beperkingen te leren kennen, bleef er ook voldoende tijd en ruimte om het ‘gewone’ zwemwerk te beoefenen. Groot voordeel van het duiken met medicinale zuurstof is dat er geen stikstofopbouw in het lichaam
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
77
plaatsvindt hetgeen een beperkende lichamelijke factor zou zijn voor de inzet van een kikvorsman. Dit samen met de watertemperatuur geven de kikvorsmannen een groter rendement tijdens de trainingen. Voor de training konden de kikvorsmannen gebruik maken van de faciliteiten van de kazerne op Suffisant. Deze locatie leent zich goed om te dienen als uitvalsbasis. Tevens werd de eenheid gesteund door een aantal kikvorsmannen die momenteel bij de reguliere eenheden van het Korps Mariniers op Curaçao zijn geplaatst. Ook deze local knowledge bewijst zijn meerwaarde tijdens de trainingen die ook zeker in de toekomst zullen blijven plaatsvinden.
ieder zijn gedachte hier over is. Eén ding staat als een paal boven water en dat is dat Marsof niet meer weg te denken is binnen het Korps Mariniers. Om dit enigszins kracht bij te zetten heb ik een artikel vertaald uit een uitgave van het NSCC (NATO Special Operations Coordination Centre). Het artikel, Specifics of Maritime Special Operations Forces, is geschreven door Commander Thorsten Mathesius van de Duitse Marine en bedoeld om geïnteresseerden in SOF basis informatie te geven over Marsof. Betrokkene vervult momenteel een functie binnen J5 Plans and Policy bij het NSCC en was onlangs NSCC LNO bij ISAF SOF in Afghanistan.
Door: C-MSO, vertaald uit artikel Specifics of Maritime Special Operations Forces Foto’s: MSO In de hedendaagse krijgsmachten nemen Special Operations Forces (SOF) een steeds belangrijkere rol in en zijn ze niet meer weg te denken. Op politiek niveau ziet men ook steeds beter in wat SOF te bieden heeft in de huidige en mogelijk toekomstige conflicten. Uit diverse opmerkingen, reacties en eigen waarnemingen moet ik constateren dat SOF bij veel collega mariniers helaas soms wrevel veroorzaakt. Naar mijn idee heeft dit nog steeds te maken met een stukje onbekendheid met Marsof.
Het NSCC is binnen NATO de organisatie die ondermeer SOF trainingen en opleidingen verzorgt. Thans is het NSCC in een reorganisatie naar het NSHQ (NATO Special Operations HQ) en zal op korte termijn de certificerende autoriteit zijn in het toekennen van de
Special Operations Forces
Het doel van dit artikel is dan ook om meer bekendheid te verschaffen over Marsof binnen het Korps Mariniers ongeacht wat een
MARSOF binnen NATO
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
78
met name dicht bij de kust, aan rivieren of bij andere inlandse binnenwateren. De belangrijkste industriële en economische centra van de wereld kunnen via waterwegen worden bereikt. Het zal daarom weinig verbazing opleveren dat naast de drie hoofdtaken van SOF, te weten Special Reconnaisance (SR), Military Assistance (MA) en Direct Action (DA), dat SOF in zijn algemeenheid de mogelijkheid moet hebben om zich over water te kunnen verplaatsen om hun doelen te kunnen bereiken. Alle internationale SOF worden getraind in het gebruik van allerlei soorten vaartuigen ongeacht of deze SOF maritiem of land georiënteerd is. Land SOF wordt op deze wijze in staat gesteld om onafhankelijk over korte afstanden over het water te verplaatsen. Wanneer de afstanden groter worden, zijn zij in grotere mate afhankelijk van helikopters en grotere varende assets van mariniers c.q. soortgelijke eenheden. Deze varende assets zijn dan bijvoorbeeld grotere Rhib’s (Rigid Hull Inflatable Boats) die zijn uitgerust met speciale uitrusting en special getraind personeel2 om deze grotere afstanden te kunnen overbruggen. Dit geeft de Land SOF de mogelijkheid dicht bij de kust of zelfs op de kust te worden afgezet. Veelal wordt dit dan in een dergelijke operatie ondersteund door Marsof die dan al vaak ter plaatse zijn.
SOF status aan eenheden van NATO landen. Sinds een paar jaar zijn een luitenant-kolonel van het Korps Mariniers en van het KCT bij het NSCC geplaatst. Dit team is afgelopen zomer versterkt met een sergeant-majoor van de mariniers en een adjudant van het KCT, waarmee de Nederlandse bijdrage een aanzienlijke is geworden binnen het NSCC.1
Marsof is getraind en gekwalificeerd om opdrachten uit te voeren in en vanuit een maritieme omgeving. Deze opdrachten gaan verder dan alleen het transporteren van personeel en materieel in een
Specifics of Maritime Special Operations Forces (door Commander Thorsten Mathesius, DEU N)
1
Na de reorganisatie van het NSCC naar het NSHQ zal in een volgende QPO hierover een artikel verschijnen.
Meer dan 70% van de wereld wordt bedekt door water. Het grootste gedeelte van de wereldbevolking leeft in de buurt van water
2
Dit zal binnen het CZSK van 2010 door de zogenaamde FRISC’s worden uitgevoerd waarop eveneens speciaal opgeleidt personeel zit.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
79
projecteren. Het spectrum waar Marsof in moet kunnen opereren is daarmee op zijn minst indrukwekkend te noemen. Niet alleen kan een dergelijke SOTG oppervlakte operaties uitvoeren op volle zee, in de kustgebieden en in en op rivierengebieden en delta’s met specifieke wapensystemen maar kan die SOTG ook operaties op het land uitvoeren. Marsof is ook gekwalificeerd om doelen te naderen met behulp van onderzeeboten en onderwaterscooters. Hiernaast is Marsof ook in staat tot het uitvoeren van tactische duikoperaties in zowel kust- als binnenwateren. Door deze speciale capaciteit kunnen verkenningsmissies in de nabijheid van water covert worden uitgevoerd, ook in gebieden met een verhoogd risico. Soms zijn maritieme verkenningsoperaties nodig zodat follow on forces veilig aan land kunnen komen. Ook kunnen maritieme SOF eenheden, vlak voor grootschalige operaties strategische locaties veilig stellen totdat deze door andere eenheden worden over genomen. Dit zijn de klassiekere zogenaamde Advance Force Operaties.
maritieme omgeving. De zogenaamde kikvorsmannen, ‘Frogmen’, ‘Seals’, ‘Kampfschwimmer’, ‘Nageurs de Combat’, et cetera worden zeer specifiek geselecteerd, opgeleid en getraind voor hun missies. Het selectieproces voor Marsof focust zich normaal op het opereren in het maritieme domein waarbij de belangrijkste onderscheidende kwalificatie is het tactische kunnen duiken met persoonlijke uitrusting en extra materieel. Marsof verruimt hierdoor het capability spectrum van SOF aanzienlijk. Dit in het bijzonder door de mogelijkheid om doelen geheel ongezien (covert) te naderen vanuit het water. In de hedendaagse joint en combined operaties worden veelal maritieme SOTG (Special Operations Task Group) ingezet. Als regel kan worden gesteld dat een maritieme SOTG dezelfde capaciteiten heeft als een land SOTG.3 Maar dan met een extra mogelijkheid om deze capaciteiten vanuit een maritieme/amfibische omgeving te
Een ander voorbeeld voor een specifieke taak voor maritieme SOF eenheden is het uitvoeren van zogenaamde Opposed Boardings.4 Hierbij worden verdachte, en soms gekaapte, schepen door Marsof geïnspecteerd en/of veilig gesteld en kunnen gijzelingen worden beëindigd. Door de speciale vaardigheden en materialen van deze eenheden kunnen dit soort operaties op zowel varende als ten anker liggende schepen worden uitgevoerd, bij dag en bij nacht. Een van de meeste sterke punten van de maritieme mobility is dat als deze wordt gecombineerd met lucht mobility je dus bijna overal ter wereld kunt opereren. Het al eerder gestelde feit dat 70% van de wereld uit water bestaat draagt hieraan bij. Door de capaciteiten van SOF eenheden, onder andere parachute inzetbaar, kan op deze wijze gebruik worden gemaakt van de grootste en misschien wel veiligste parachute dropzone die er is, namelijk het water. Op deze wijze kunnen personeel en materiaal relatief veilig worden gedropt in de wateren van gebieden waar conflicten zijn of mogelijk komen. En naast de para inzet zijn er nog meer manieren voor Marsof om de ‘gebieden van interesse’ te bereiken. Marsof eenheden zeer goed in staat om zich in een vroeg stadium, indien noodzakelijk ongezien, in de buurt van deze gebieden op te houden en zich gereed te houden voor speciale (land)operaties. 3
Binnen Nederland is dit nu niets nieuws. De derde shift van TF55 zal door een mariniers, dus MARSOF, zware delegatie worden uitgevoerd waarbij de opdrachten niet verschillen van de LAND SOTG van het KCT. Echter gezien de capaciteiten conform NATO definities kan worden gesteld dat MARSOF juist een extra capaciteit in zich heeft. 4
ATP 71; Maritime Interdiction Operations
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
80
Formering en opwerken TF55 shift III,
Marine proof! Door: C-MSO
Op het moment dat u dit leest, bevindt zich een aanzienlijke club mariniers in Afghanistan. Naast de versterkte marinierscompagnie (23-Marnscie en een remainder van 22-Marnscie) bevindt zich ook een marinierszware TF55 in het gebied. Hiermee zal dit jaar een korpsverjaardag worden gevierd die groter is dan alle eerdere korpsverjaardagen die op Kamp Holland in Afghanistan hebben plaatsgevonden. Medio dit jaar heeft Defensie besloten om iets meer openheid te geven over het opereren van TF55 in de ISAF operatie.
De marinierszware shift zal rond het einde van het jaar de taak overnemen van de tweede shift die net als de eerste shift
Na de formering van de derde shift inclusief elementen van het Korps Commandotroepen (KCT) heeft de eenheid een intensief opwerkprogramma uitgevoerd waarin alle facetten van het uitvoeren van speciale de revue zijn gepasseerd. Hiervoor zijn diverse oefenfaciliteiten bezocht binnen en buiten Nederland. Voor de opwerkperiode heeft het KCT als formerende eenheid gefungeerd en de mariniers op een goede wijze gesteund in de voorbereiding. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
81
voornamelijk bestaat uit leden van het KCT, aangevuld met leden van Marsof.
Nu, na ruim een half jaar van kruipen met soms een stukje lopen (Crawl, walk and run principe) kan een tussentijdse balans worden opgemaakt en worden bekeken of we de juiste weg bewandelen. Na een drietal grotere oefeningen in de USA, Noorwegen (Cold Response) en Grafenwöhr (Desert Warrior) zijn de meeste facetten van het gezamenlijk optreden van SF en conventionele marinierseenheden de revue gepasseerd
Hydra,
en is het zwaartepunt van het Hydra concept nu naar de West verlegd voor verdere training en ontwikkeling. (Zie bijdrage 32-Infcie, red.)
een tussentijdse balans vanuit SF oogpunt
De wereld om ons heen Door: C-MSO Het Hydra concept heeft de afgelopen periode ook tot veel vragen en discussies geleidt waarbij het lijkt dat iedereen een mening heeft of er hierover een krijgt. Ook intern Marsof wordt dit concept soms heftig ter discussie gesteld. Helaas moet ik dan wel vaak constateren dat in beide gevallen mensen slechts een globaal idee van dit concept hebben en niet de meerwaarde kunnen of willen zien. Ik ben nu nog steeds van overtuigd dat het Hydra concept voor het Korps Mariniers van grote toegevoegde waarde kan zijn. Zeker in een operatie als ISAF kan een eenheid conform het Hydra concept het verschil betekenen. En als we dit concept projecteren op mogelijke toekomstige operaties in, waar dan ook in de wereld, dan zijn er veel mogelijkheden voor het Hydra concept binnen het Korps Mariniers.
We kunnen er nu eenmaal, gelukkig, niet om heen dat de wereld en daarmee het optreden van het Korps Mariniers veranderd is. Daar waar ongeveer tien jaar geleden alleen nog SF ’s nachts met nachtzichtapparatuur opereerde, wordt dit nu ook gedaan door conventionele eenheden. De gebieden waar eerst alleen SF eenheden zich op begaven worden tegenwoordig ook betreden door conventionele eenheden. Dit is in mijns inziens een goede ontwikkeling omdat de huidige operaties zich daar goed voor lenen en het Korps Mariniers zich hier goed voor leent vanwege het Light Infantery concept. De kunst hoort hierbij te zijn dat we niet in elkaars vaarwater zitten maar dat de manier van optreden complementair aan elkaar is. Hiernaast hebben sommige enablers zulke specifieke vaardigheden die simpelweg vanwege de specialistische aard niet nog eens extra aan SOF eenheden kunnen worden aangeleerd. Opmerking die ik QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
82
hierbij wil plaatsen is dat er nog steeds onderscheid moet worden gemaakt tussen speciale en conventionele operaties. Want ook hier dient te worden benadrukt dat SF eenheden nog steeds in staat moeten zijn om operaties alleen uit te voeren. Dit omdat ze hiervoor in de eerste plaats zijn opgeleid, met het juiste materiaal zijn uitgerust en daarvoor trainen. En niet in de laatste plaats omdat er altijd speciale operaties zullen zijn die alleen door kleine specialistische eenheden kunnen worden uitgevoerd. Het gezamenlijk opereren moet geen streven op zich worden. Ik wil hiermee zeggen dat Hydra een mogelijke manier van optreden is maar zeker niet waar elke speciale operatie mee kan worden uitgevoerd. Tijdens de planning en de uitvoer moet het dus ook geen streven worden dat er wordt samengewerkt. Tijdens de planning zal blijken of het Hydra concept een meerwaarde voor die specifieke operatie of niet. En indien zo niet dan moet er ook zonder emotie worden besloten dat SF die operatie alleen uitvoert of slechts met één of twee enablers in plaats van alle. En als blijkt
dat het geen speciale operatie is moet ook zonder twijfel de taak worden gegeven aan de niet SOF componenten van het Hydra concept. Als we nog even terug gaan hoe het de afgelopen tien jaar is ontwikkeld, geldt voor SF eenheden eigenlijk dat zij elke keer dreigen te worden ‘ingehaald’ door de infanterie indien zij zich niet verder specialiseren, onderscheiden of ontwikkelen. Gezien de huidige ontwikkelingen op SF gebied zal dit niet een zodanige vaart lopen maar het dient wel een constant aandachtspunt blijven. ‘Speciaal’ vereist nu eenmaal speciale aandacht zeker naar de toekomst gericht om het onderscheidende vermogen te behouden. Dit vereist vooruit kijken en aanpassen op mogelijke toekomstige operaties want je bent nu eenmaal zo goed als je laatste operatie was! De volgende operatie vereist wellicht een geheel andere aanpak en dit vereist flexibiliteit en een snel aanpassingsvermogen. Voor SOF eenheden moet hiernaast ook hoog in het vaandel blijven staan dat kwaliteit het moet winnen van de kwantiteit in welke verschijningsvorm dan ook.
En hiernaast moet een ieder goed in het oog houden dat speciaal niet betekent dat SOF beter is dan de infanterie. Neen, speciaal in deze betekent dat deze eenheden het significante verschil kunnen betekenen in de manier van opereren. In een artikel eerder dit jaar schreef ik waarom juist binnen het Korps Mariniers het Hydra concept zou moeten kunnen slagen. Ik gebruikte hierbij het onderstaande figuur waarbij ik stelde dat des te meer de drie gebieden overlappend zijn, des te beter de samenwerking mogelijk zou moeten zijn. Dat de gebieden van techniek en TTP’s steeds verder overlappen verbaast mij niets. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
83
Cultuur
TTP’s
Techniek
Hydra, the way ahead
Het is al meerdere jaren het geval dat SF pro-actief is op het gebied van verwerving van materiaal en de door ontwikkeling van specifieke TTP’s. Deze materialen en TTP’s worden door de infanterie gezien en overgenomen, hetgeen goed is. Ook het infanteriewerk is de afgelopen jaren veranderd en zeer zeker de middelen waarmee wordt gewerkt. Als we (MAR)SOF onderscheidend willen laten zijn, dan zal dit moeten gebeuren op de mentale component en dus de cultuur, conform het figuur. Op zich niets nieuws
want tijdens de opleidingen tot kikvorsman en ML-er wordt er geselecteerd en getraind op de mentale component. Dit onderdeel is dan ook een belangrijke factor in de selectie en opleiding van de maritieme SF-er deze dagen. Het is intern Korps al langer bekend dat de ‘grijze spier’ uiteindelijke de sterkste is en daarmee het onderscheid maakt. Dit moet ook goed op het netvlies staan van eenheden die deel gaan uitmaken van het Hydra concept waarbij de kracht moet gaan blijken uit de aanvullende capaciteiten en de mentale component.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
84
Nadat we begin dit jaar het Hydra concept binnen het Korps Mariniers hebben geïntroduceerd, kunnen we ons afvragen of Hydra een goed concept voor het Korps is en of het een concept is dat bij het Korps past. Eerder is al geschreven dat iedereen een mening heeft. Mij is het opgevallen dat de meningen voornamelijk verschillen tussen de ondersteunende eenheden en de MSO. De QPO is vanwege zijn open karakter niet het juiste medium om de lessons learned en identified te behandelen en zal ik hierin oppervlakkig blijven. Zoals eerder gesteld denk ik persoonlijk nog steeds dat het Hydra concept zeer goed binnen het Korps Mariniers past. Dit enerzijds vanwege onze manier van optreden (Light Infantry) en anderzijds dat we nu eenmaal bijna àlle enablers die bij het Hydra concept horen binnen ons eigen Korps hebben. Waar ik dan toch een aantekening wil maken is vooral de mentale component die hierin een sterke rol speelt. Om speciale operaties uit te voeren, waarbij ik speciale operaties definieer als alle operaties die anders zijn dan conventionele operaties, speelt deze mentale component een zeer belangrijke rol. Deze component moet dan ook goed op het netvlies staan van iedere eenheid die deel uit maakt van het Hydra concept. De mindset om deze operaties uit te voeren moet open en flexibel zijn, zeer flexibel. Hiermee wil ik proberen te zeggen dat als SOF wordt ondersteund door conventionele eenheden het vaak voor kan komen dat de Main Effort van een dergelijke operatie ligt bij de SOF eenheid die een bepaald effect moet bereiken. Alle andere eenheden zijn hierbij ondersteunend en dan moet de mindset open zijn om zodoende de
relativiteit van rangen hierbij in te zien. Concreet gezegd kan het dus bij speciale operaties voorkomen dat het zwaartepunt ligt bij een onderofficier van een Marsof eenheid, terwijl de grotere ondersteunende eenheid wordt geleidt door een officier. Dit is iets wat door de jaren heen als normaal wordt ervaren binnen SOF maar wat bij conventionele eenheden niet gewoon is en indruist tegen de normale militaire gang van zaken. De hoge mate van flexibiliteit gaat vaak ook in tegen onze drang om alles te plannen. Bij speciale operaties heb je eenvoudig weg soms de tijd niet zaken te plannen. Ik zeg hiermee niet dat SOF niets plannen. Nee, als de planningstijd er is, wordt het volledige planningsproces zeer secuur doorlopen. Maar als de tijd dringt dan zullen stappen bij dit planningsproces worden over geslagen en zal snel naar de operationele ervaring binnen een eenheid worden gekeken. Deze zaken als open mindset en een hoge mate van flexibiliteit geven eenheden die deelnemen aan het Hydra concept soms het gevoel van chaos en een ongestructureerde manier van opereren. De gemiddelde militair houdt hier niet van en het druist in tegen zijn militaire mindset om alles tot in de puntjes te plannen. Daar waar bij conventionele eenheden de hoogste in rang vaak alles bepaalt, krijgen onderofficieren bij SOF vaak een grote verantwoordelijkheid in de planning om zodoende op tijd een plan te hebben. Dit laatste betekent niet dat zij bepalen wat er gebeurt maar zij hebben een belangrijk aandeel omdat zij het plan ook meestal uitvoeren. Het staat nu eenmaal vast dat bij speciale operaties geldt ‘High risk, high pay off’. Met dit korte artikel heb ik u verteld hoe
ik Hydra zie vanuit een MSO/Marsof standpunt. Hierbij hoop ik dat u dit concept begrijpt en ondersteunt want het is één van de ingeslagen ontwikkelpaden van CKM. Wellicht dat het nog een aantal samenwerkingvormen vereist maar in de nabije toekomst zal dit concept in welke vorm en met welke naam dan ook een onderdeel gaan uitmaken van het Korps en de meerwaarde gaan bewijzen. Belangrijke zaken die we hierbij in het hoofd moeten
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
85
houden zijn kwaliteit versus kwantiteit, flexibiliteit, open mindset en respect voor elkaars vaardigheden. Uiteindelijk zijn we allemaal mariniers met een zelfde basis en onderlinge verstandhoudingen die soms tot ver terug gaan. Met deze zaken in het achterhoofd moet Hydra gemakkelijk te realiseren zijn. Ik hoop dat u net als ik persoonlijk benieuwd bent naar de ontwikkelingen in de West.
Fire Support Team 3
bereidt zich voor op een missie
air assets bij close air support en air-versus-air operations. In eerste instantie leek deelname aan deze oefening qua trainingswaarde vooral interessant voor de forward air controller (FAC) en laser target operator (LTO) binnen het FST. Door scenario’s op te stellen waarin (gesimuleerde) grondgebonden vuursteun een rol speelde, kon echter als compleet FST worden opgetreden. Niet alleen voor FAC en LTO, maar ook voor de rest van het team was dit een goede gelegenheid om de teamprocedures, communicatie en de flow
Door: ELNTMARNS Willem, Forward Air Controller FST-3 Sinds 2008 hebben meerdere Fire Support Teams (FSTs) geopereerd in Uruzgan in het kader van ISAF. Ook op het moment dat u dit artikel leest is er één FST actief in Afghanistan en in de nabije toekomst zullen meerdere FST’s volgen. Het FST is sinds enige tijd verankerd in onze organisatie en inmiddels kan men niet meer om de kracht van dit concept heen. In dit artikel wordt een beeld gegeven van een deel van het opwerktraject van FST-3 dat in 2010 wordt uitgezonden als onderdeel van TFE-12. Voor het zomerverlof 2009 is FST-3 begonnen met het opwerken voor de missie in Uruzgan. Het team was toen net geformeerd en nog niet op volledige sterkte. Op het moment van schrijven zijn wij een aantal maanden verder en staat er een sterk team.
Bold Avenger
In september is deelgenomen aan de Air Exercise Bold Avenger in Denemarken. Een internationale oefening gericht op de inzet van
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
86
bonden vuursteun en CAS-assets met betrekking tot de verplaatsingen (en acties) van de ‘eigen’ friendly forces op de grond. Een ander facet dat kan worden ontwikkeld door scenariotraining is het op elkaar ingespeeld raken op het gebied van information flow. Om nauwkeurig, veilig en daadkrachtig op te treden is de verwerking van een significante hoeveelheid data (coördinaten, richtingen, afstanden, hoogtes, et cetera.) en informatie (welke assets beschikbaar?, welke methode van deconflictie?) noodzakelijk. Om in TIC-situaties snel te kunnen handelen is het van essentieel belang dat de afzonderlijke specialisten binnen het team op tijd de juiste informatie tot hun beschikking hebben. De factor tijd wordt belangrijker naarmate de geweldsspiraal toeneemt; te late beslissingen kunnen uiteindelijk het verschil maken tussen leven en dood.
binnen het team te trainen zonder live rounds on the ground, maar met realtime air assets.
JFX Python
Kort na terugkomst uit Denemarken verplaatste FST-3 zich naar de Salisbury Plain Training Area (SPTA) in het Verenigd Koninkrijk om deel te nemen aan Joint Fires Exercise (JFX) Python met de eigen eenheid; de Marine Joint Effect Battery (MJEB). JFX Python is voor FST-3 een belangrijke oefening geweest omdat dit dé gelegenheid was om met het complete team te kunnen trainen met live rounds on the ground en met realtime air assets in de vorm van de L-39 Albatros (met piloot ‘Low level Jaap’). Voor FST-3 bestond een deel van JFX Python uit het volgen van de Joint Fires Module. Naast het aanreiken van theorie op het gebied van Joint Fires en het optreden als FST, wordt de basis van deze training gevormd door scenariotraining. Onder leiding van majmarns Emanuel, majmarns Geoffrey, kaptmarns Vincent en smjrmarnalg Dirk heeft het team verschillende scenario’s doorlopen. Deze werden opgebouwd in complexiteit.
Red Flag
Enkele dagen na terugkomst van JFX Python verplaatste het FOgedeelte van FST-3 naar de Grafenwöhr Training Area (GTA) voor een geïntegreerde oefening met 13-Marnscie. De FAC en LTO van het FST-3 vertrokken samen met de FAC-Supervisor en andere FACs naar Nellis Airforce Base gelegen bij Las Vegas in Nevada (USA) om daar deel te nemen aan de oefening Red Flag. Dit was een grootschalige air exercise, waarin ruim negentig vliegtuigen participeerden. Een bijzondere oefening waarin ruimschoots gelegenheid is geweest om te werken met unieke assets, zoals de F-15 en the ultimate CAS platform, de A-10 Thunderbold. Hiermee zijn diverse day en night runs met live ammunition gemaakt. Door het bijwonen van de planningsprocessen, de debriefs en evaluaties met de piloten (waarmee daadwerkelijk on the ground is samengewerkt) was dit een unieke en leerzame oefening voor de aanwezige FACs en LTO. Op moment van schrijven staat er nog live night CAS met A-10s en F-15s op het programma. Daarna zal het FAC/LTO-gezelschap naar Nederland verplaatsen, waar weer nieuwe trainingen op het programma staan. De rest van het FST maakt zich ondertussen op om te vertrekken naar Bergen-Hohne om deel te nemen aan de oefening Hunter Skills met de overige eenheden van TFE-12. To be continued…
In overeenstemming met het crawl-walk-run principe werd gestart met het doorlopen van scenario’s in de vorm van maquettetraining. Vervolgens werden daadwerkelijk patrouilles uitgevoerd in het terrein - in dit geval SPTA - en werden diverse situaties en scenario’s ‘gedraaid’, afgestemd op het huidige theater in Afghanistan. Hierbij kan worden gedacht aan Troops in Contact - situaties waarbij eigen troepen worden aangegrepen door insurgents met klein kaliber wapens en 82mm mortieren en/of 107s. Naast TIC-situaties kan worden gedacht aan situaties waarbij een positive identification (PID) wordt verkregen van spotter-locaties, IED emplacement en high value targets (HVT). Naast het reageren op deze situaties in overeenstemming met de ground commander’s intent door middel van Joint Fires werden enkele andere zaken in de scenario’s geïntegreerd, zoals medical evacuation per heli en het werken met unmanned aerial vehicles (UAVs), zoals de Reaper en de Predator. Naast het puur technische aangrijpen van de targets worden door de scenario’s diverse andere facetten getraind. Één daarvan is deconflictie, een zeer belangrijke taak van het FST. De acties van diverse assets dienen te worden gedeconflicteerd om negatieve effecten te voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn het deconflicteren van eigen laag inkomende vliegtuigen met de ‘shots’ van de actieve grondgebonden vuursteunmiddelen. Een ander voorbeeld is het deconflicteren van de effecten die bereikt worden door grondge-
Het Fire Support Team Een Fire Support Team (FST), voorheen MJEOG, bestaat organiek uit zes teamleden: • De FST Commander (kaptmarns), • Forward Observer (sgtmarnalg), • Observation Post assistent of OP-Ack (marn1alg), • Forward Air Controller (elntmarns) en de • Laser Target Operator (marn1alg) Een FST heeft als taak om in overeenstemming met de intenties van de maneuver arms commander (MAC) en de geldende rules of engagement effecten te bereiken (destruction, neutralisation, suppression, harrassment, reconnaisance, etcetera) tegen (potentiële) dreigingen middels grondgebonden vuursteunmiddelen, air assets en/of naval surface fire support.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
87
Eerste Bootcompagnie:
African Partnership Station in vogelvlucht
Levering Charlie
Aflevering vaartuigen
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
88
Door: KAPTMARNS H. Buijs Foto’s: Gerben van Es, AVDD Op 14 september is de Eerste Bootcompagnie (1-Btcie) geëmbarkeerd aan boord van Hr. Ms. Johan de Witt en vertrokken voor deelname aan African Partnership Station (APS). In dit artikel zal ik een korte impressie schetsen wat APS inhoudt. Het gebruik van de zee, inclusief de kustwateren, riviermondingen en havens is cruciaal voor de economische welvaart van een regio. Als we kijken naar West Afrika zijn diverse landen bezig om de maritieme veiligheid en beveiliging te verbe-
teren, wat mede ten goede zal komen aan de economische welvaart en dus stabiliteit van het land zelf. Daarnaast is stabiliteit en maritieme veiligheid in een gebied niet alleen een regionale maar een wereldwijde aangelegenheid omdat met deze stabiliteit en veiligheid uiteindelijk de wereldwijde handel en industrie gediend is. APS is een instrument waarmee de Verenigde Staten en Europa landen hulp kunnen bieden om gemeenschappelijke doelen te verwezenlijken door middel van samenwerking met NGO organisaties, ambassades en internationale vertegenwoordiging van marine - en landeenheden. De VS heeft aan Nederland ondersteuning gevraagd voor deze APS missie, waarvoor Hr. Ms. Johan de Witt tezamen met 1-Btcie werden getasked door CZSK. Voordat de officiële APS missie zou beginnen, hebben we eerst nog een
Charlie en kano (SAR)
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
89
aantal landen, waaronder Engeland (met een korte set/fit fase in Solent), Spanje, Marokko en Portugal, aangedaan. Tijdens deze bezoeken en de transits hebben we onze voorbereidingen kunnen treffen om als compleet opgewerkte eenheid, samen met Hr. Ms. Johan de Witt, aan deze missie deel te nemen. In Lissabon is de LCVP Charlie L69 gearriveerd voor de beproevingen onder extreem warme weersomstandigheden. Na vertrek uit Lissabon is de officiële APS missie van start gegaan. In St. Louis hebben we twee vaartuigen van Rijkswaterstaat afgeleverd. Door het ontbreken van up-to-date zeekaarten en dus ook eventuele ondieptes, bleek dit een aardige uitdaging te zijn. Allereerst het te water laten van de twee vaartuigen van Rijkswaterstaat. Deze stonden op een bok
op het helidek van Hr. Ms. Johan de Witt en moesten te water gelaten worden in combinatie met een swell van twee meter. Twee LCVP’s escorteerden uiteindelijk deze vaartuigen naar de haven van St. Louis voor de ceremoniële overdracht. De LCU 9529 voer mee met de bokken en enkele NGO goederen. De andere LCU (9527) voerde samen met het recce-team en de Amphibious Beach Unit (ABU) een eigen training uit op de noordelijke landtong van St Louis. Tijdens de route terug naar het schip vanuit de Senegal rivier, bleek de ingang van de rivier een aardig obstakel te vormen voor de LCU’s in combinatie met laag water en een swell. Naast het escorte van de vaartuigen van Rijkswaterstaat, hebben we nog een search and rescue (SAR) operatie uitgevoerd. Een lokale vissersboot, niet meer dan een grote houten kano met een buitenboordmotor, had motorproblemen. Door de sterke stroming en grondzeeën werd deze meegesleurd. Door tussenkomst van een LCVP Charlie, gecombineerd met goed zeemanschap werd de SAR uitgevoerd om te voorkomen dat uiteindelijk het vissersbootje op een zandbank terecht kwam en zou kapseizen.
Vanuit St. Louis hebben we koers gezet naar Dakar. Tijdens het havenbezoek aan Dakar, zijn er door twee LCVP’s, ABU-recce en ABU-control, twee dagen lang strandverkenningen uitgevoerd. Deze strandverkenningen worden verwerkt in een Beach survey report en zullen ter voorbereiding op de oefening Emerald Move, volgend najaar, worden gebruikt. Verder hebben we nog een medical outreach oefening gedraaid met de Senegalezen.
Hierbij verzorgde wij de ship-to-shore movement, beveiliging op het strand en transport naar het dorpje waar medische ondersteuning vereist was. Ons havenbezoek in het ten zuiden van Dakar gelegen Freetown stond in het teken van ondersteuning voor het goede doel in de vorm van water- en wegtransport. In Monrovia werd al het materiaal en voertuigen van de Seabees ontladen. Deze spullen zullen allemaal achter blijven en zijn bedoeld voor diverse projecten landinwaarts, onder leiding van de Amerikanen. Verder is er op het strand van Monrovia ter hoogte van het VN-kamp, voor drie
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
90
dagen, een compleet ABU opgebouwd. Voor sommigen was dit een rendez-vous aangezien zij met Hr. Ms. Rotterdam van november 2003 t/m februari 2004 een VNoperatie hebben uitgevoerd voor de kust van Liberia. Aangekomen op het strand bleek de situatie daar en in de omgeving behoorlijk veranderd te zijn. Het was er nu rustiger dan op het strand van Vlieland. Dit kwam mede doordat de weg naar het strand was afgesloten en alleen toegankelijk was via het VN-kamp. In de haven van Monrovia werd door het hydrografische team aan boord een survey uitgevoerd en tevens werden ook alle wrakken in kaart gebracht. De vaartuigen hebben, naast de verplichte vaarbewegingen voor official calls op het land en op Hr. Ms. Johan de Witt, een eigen training uitgevoerd. Dat het beoefenen van skills & drills essentieel is, heeft zich wel weer bewezen. Onze BARV (Beach Armoured Recovery Vehicle) wilde niet meer starten, waardoor we de BARV recovery drills moesten uitvoeren. Dit betekent kort gezegd dat we 43 ton staal vanaf het strand moesten ‘recoveren’ op een LCU. Een aardig uitdaging!
Na vertrek vanuit Monrovia hadden we een dag om de operatie af te wikkelen en ons voor te bereiden op de volgende operatie, Flying Fish. Tijdens deze operatie gaan we een Floating FOB (Forward Operation Base) uitvoeren. Hiervoor zijn twee bootgroepen samengesteld, met ieder eenLCU, twee LCVP’s en twee LCRM’s. Doelstelling voor deze operatie is het inzichtelijk
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
91
krijgen van de eventuele beperkingen om als floating FOB te opereren, onder extreem warm weer omstandigheden. Na deze operatie hebben we nog tijd om alles te fine tunen voor een eventuele tasking met Hr. Ms. Johan de Witt voor OP Atalanta. To be continued.
Kikvorsmanreünie
groot succes onderzoek naar hersentumoren. Deze prijs wordt uitgereikt door de stichting Hersentumor.nl die is opgericht door de zoon van de voormalige Korpscommandant en oud-marinier; de heer Michel Rudolphie. Binnen de werkgroep, onder de leiding van de toen nog luitenant-kolonel Frank van Sprang, was eenieder het er snel over eens om de stichting Hersentumor.nl als het goede doel te
Door: C-MSO Foto’s: D. Ambtman Op 8 juli jongstleden vierden de kikvorsmannen van het Korps Mariniers het feit dat deze specialisatie alweer vijftig jaar onderdeel uitmaakt van het Korps. Speciaal voor dit jubileum is het evenement groter aangepakt dan voorgaande reünies en was een werkgroep samengesteld van actief dienende kikvorsmannen en een aantal oudgedienden. Speciale gast op deze dag was de Commandant van het Korps Mariniers, die het mogelijk heeft gemaakt om het jubileum op een waardige manier te laten vieren door ruim 220 kikvorsmannen. Het evenementengebouw ‘De Dukdalf’ op de Oude Rijkswerf vormde het decor voor deze viering. Na ontvangst met koffie en de bekende plak cake volgde een aantal korte presentaties om in het bijzonder de kikkers van weleer te informeren over wat de huidige kikkers tegenwoordig uitvoeren en hoe de organisatie er nu uit ziet. Vijftig jaar geleden waren het kapitein Ties Rudolphie en luitenant Peters die als eerste mariniers het duikbedrijf van de Koninklijke Marine binnen stapten. Kapitein Rudolphie is na deze stap altijd de nestor van de kikvorsmannen gebleven en heeft zijn carrière binnen het Korps uiteindelijk afgesloten als Korpscommandant. Helaas is ‘onze’ nestor in 2000 overleden aan de gevolgen van een hersentumor. Min of meer bij toeval kwam de werkgroep er achter dat jaarlijks de ‘Ties Rudolphie prijs’ wordt uitgereikt aan een persoon of een instelling die zich op een bijzondere wijze heeft onderscheiden op het gebied van
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
92
bestempelen van deze unieke reünie. Dit om alle kikvorsmannen die ons in de afgelopen vijftig jaar zijn ontvallen, te eren. Aan het einde van de reünie, na een collecte en een donatie van de MSO, kon dan ook worden vastgesteld dat de beoogde € 3000,was samengebracht. Hiermee zijn de kikvorsmannen in staat gebleken het geldbedrag dat vastzit aan de Ties Rudolphie prijs voor het jaar 2009 bijeen te brengen. Tijdens de korte presentatie en toelichting van de heer Michel Rudolphie over de Stichting Hersentumor.nl en de Ties Rudolphie prijs werd de werkgroepleider, ltkolmarns Frank van Sprang van harte uitgenodigd om de prijs op 9 oktober dit jaar uit te reiken in Amsterdam. (Hiervan vindt u ook een kort verslag in deze QPO). Van de aanwezigheid van brigade-generaal der mariniers Verkerk, als Korpscommandant, werd gebruikt gemaakt om hemzelf en een aantal kikvorsmannen in het zonnetje te zetten. De generaal kreeg uit handen van de commandant van de MSO een kikvorsmanbeeld. Dit beeldje wordt normaliter alleen uitgereikt aan kikvorsmannen die zich op een bijzondere manier verdienstelijk hebben gemaakt binnen de Marsof van het Korps Mariniers. Echter, de kikvorsmannen waren eensgezind van mening dat de Korpscommandant, ook in zijn hoedanigheid als Directeur Operaties, zich op een bijzondere wijze heeft ingespannen voor de ontwikkeling van Marsof in het algemeen en de inzet van deze eenheid voor de lopende operatie van TF55 in Afghanistan in het bijzonder. Hiernaast werden nog twee mariniers in het zonnetje gezet en beloond met een functioneringsgratificatie die werd uitgereikt door CKM. Beide mariniers gaan binnenkort onder leiding van het KCT naar Afghanistan. Korporaal Bas heeft onlangs tijdens een ernstig verkeersongeval zijn kennis als SF-medic op een bijzondere wijze toegepast waarmee hij een zwaar gewond slachtoffer het leven heeft gered en bij een aantal anderen erger letsel heeft voorkomen door omstanders op een adequate wijze aan het werk te zetten. Zijn teamleader, sergeant Ed, is tijdens de opwerkperiode bij het KCT op een zeer positieve wijze opgevallen bij de compagniescommandant van het KCT en deze had hem voorgedragen voor een beloning.
herinneringen, met het kompas op de horizon’. Het boek is een verzameling herinneringen, geschreven door oud commandanten en hoofden van de kikvorsmanopleiding, gevisualiseerd door een grote hoeveelheid unieke foto’s en persoonlijke anekdotes. Ze beschrijven kort in het boek wat hun nog bijstaat van hun periode dat ze gediend hebben als kikvorsman bij het Korps Mariniers. Opvallend hierbij is dat een ieder zijn periode beschrijft als een zeer intensieve periode maar daarbij wel de mooiste periode binnen hun loopbaan bij het Korps. Na de formaliteiten werden de reünisten in staat gesteld om op een soort van marktplaats rond te kijken naar al het materiaal van de MSO. Centraal hierin waren het duiken, parachutespringen en alle soorten wapens van de MSO. Door de werkgroep was eveneens een schiettent geregeld waarin door een ieder zijn huidige schietkunsten nog eens konden worden getest en bevestigd. Het ‘oude leergoed’ kon hierbij zowel met elkaar als met de huidige kikkergeneratie gesprekken voeren onder het genot van een hapje en een drankje. De succesvolle dag werd afgesloten met een BBQ waarna nog menig kikvorsman een drankje haalde in down town Den Helder of de Frog Inn.
Aansluitend reikte de werkgroepleider aan CKM het eerste exemplaar uit van het herinneringsboek ‘50 jaar kikvorsman-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
93
Amfibisch Logistiek Bataljon Commandant: KLTZA S.M. Oost, EMSD Chef d’Equipage: AOOMARNALG P.M.J. de Valk
Inleiding commandant
Tijdens het schrijven van mijn inleiding voor de laatste QPO van 2009, het jaar overdenkend, besef ik dat ik nog steeds bijna dagelijks aan ‘derden’ moet uitleggen waar het Amfibisch Logistiek Bataljon (Amflogbat) mee bezig is; uit welke subeenheden het bestaat en waarom ‘we’ zijn gereorganiseerd. De groep ‘derden’ is naar mijn bescheiden mening nog veel te groot en wordt maar tergend langzaam en ongelooflijk moeizaam een heel klein beetje minder groot. Wanneer begint ‘men’ in te zien dat het oude Logbat niet meer bestaat
en dat het nieuwe Amflogbat toch wel iets meer is dan alleen een naamswijziging? Gelukkig kunnen we in diverse fora, gremia, periodieken en vakbladen aandacht blijven vragen voor het ‘nieuwe’ Amflogbat. Het eindproduct (de wereldwijde logistieke ondersteuning van de marinierseenheden in het gehele geweldsspectrum, in nationaal en internationaal verband) van het bataljon is weliswaar hetzelfde gebleven; echter de manier waarop we dit trachten te bereiken is, wezenlijk anders dan voorheen.
In eerdere uitgaven van de QPO is dit uitgebreid aan de orde geweest en in het kader van ‘wie-zijn-we’ en ‘waar-staan-wevoor’ wil ik in deze QPO inzoomen op een relatief klein, maar belangrijk onderdeel van het CSS, namelijk de workshop. Gevoegd vindt u een bijdrage van de ‘officier workshop’ van het CSS2, luitenant Heijmink. In zijn artikel beschrijft hij eerst de diverse werkzaamheden van het workshopelement van het CSS2, om vervolgens te komen tot zijn visie van de ‘way ahead’.
AMFLOGBAT
Staf
CSS1
Combat Supply Element
CSS2
Staf
VBD
Cfm. CSS1
Field Kitchen Element
Workshop Element
Transport Element
SSG
Staf
BEVO peleton
Onderhoud peloton
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
94
Verbindings peloton
Transport peloton
Geneeskundig element
In navolging op eerder verschenen artikelen over het Combat Service Support (CSS) in voorgaande QPO’s wil ik wat dieper ingaan op een specifiek onderdeel binnen het CSS: ‘Het Workshopelement’ De werkzaamheden van het Workshopelement worden verricht binnen het CSS. Het CSS is onderdeel van het Amfibisch Logistiek Bataljon (Amflogbat). Het workshopelement onderhoudt en herstelt materieel (onder andere voertuigen, verbindingen, aggregaten en wapens) en voert defect materieel van eigen en van het te ondersteunen bataljon af; klassen 2 & 9. Het workshopelement bestaat uit een staf (commandant en opvolgend commandant), een wapen herstel-, een verbindingen herstel-, een voertuig hersteleenheid en een technische dienst.
De wapen hersteleenheid
De wapen hersteleenheid is uitgerust met een reparatieshelter van waaruit te velde wordt gewerkt. Zij dragen zorg voor de reparaties aan de wapens, kijkers en toebe-
horen van zowel de eigen eenheid als dat van het bataljon. Elke compagnie beschikt over een geweermaker. Deze personen zijn uitgerust met een bescheiden gereedschapsrol en een minimum aan reservedelen. Als zij de defecte wapens niet in eigen
beheer kunnen herstellen, zullen de defecte wapens via de daarvoor bestemde procedure (logasreq/logasack) naar de bovenliggende eenheid, het CSS, worden afgevoerd. Hier zal de wapenhersteller de reparatie overnemen. Na reparatie zal het herstelde
De Workshop binnen het CSS Door: ELNTMARNS H.A.M. Heijmink, C-Workshop CSS-2
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
95
Technische dienst
Het personeel van de technische dienst bestaat uit zes personen. Deze zijn ingedeeld in drie teams. De teams verzorgen de watervoorziening, wasinstallaties (douche en wasmachines), toiletten, aggregaten en elektra. Op locatie zullen zij zich bezig houden met het tot stand brengen van een elektrotechnisch netwerk. Tevens verzorgen zij het onderhoud van al de beschikbaar gestelde installaties en machines van 1e t/m 3e lijns onderhoud en enkele apparaten tot 5e lijns onderhoud. Tevens verzorgen zij instructie aan de diverse gebruikers. Ondanks dat er bij de bataljons geen TD’ers zijn geplaatst, worden deze vakmensen zelden ter ondersteuning aangevraagd. wapen of een vervangend wapen wederom via de geldende procedure terug gaan naar de betreffende eenheid. De wapenhersteller zal zorg dragen voor de vervanging van afgekeurde wapens. Op aanvraag gaan de wapenherstellers mee naar de schietbaan, op oefening of met een uitzending om daar directe ondersteuning te verlenen.
De verbindingen hersteleenheid
De verbindingen hersteleenheid bestaat uit een IT-specialist en twee reparateurs. Deze werken vanuit een speciaal hiervoor ingerichte reparatieshelter, terwijl de IT-
specialist op locatie een eigen werkplek opbouwt. Vanuit de shelter is men belast met het preventief en correctief onderhoud van divers militair en niet-militair CIS-materieel (Communicatie en Informatie Systemen) zoals van het Nimcis, de VHF-radio, de headsets en PRR-materieel. Ook repareren zij IT-middelen, faxen en kopieermachines te velde. Defect materieel van het te ondersteunen bataljon zal via de geldende procedure ter reparatie aangeboden worden. De IT-specialist verzorgt de opbouw van het intra- en internetnetwerk en ondersteunt de gebruikers, tevens houdt hij het internetcafé draaiende.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
96
De voertuig hersteleenheid
De voertuig hersteleenheid bestaat uit zeventien personen, (sgtmarnalg, kplmarnalg, marn1alg.). Zij zijn belast met het verrichten van preventief, correctief en modicatief onderhoud aan voertuigen van zowel de eigen eenheid als de voertuigen van het bataljon, garageonderhoud en hoger, het zogenoemde 3e t/m 5e echelon onderhoud.
Voor het aanvragen van reserveonderdelen bij het autotechnische magazijn van de Seabased Support Group (SSG) en het beheren van de onderdelenvoorziening zijn twee personen binnen de workshop opgenomen. Zijn beschikken hiervoor over een DAF 2300, DAF 4442 en een flat rack. Deze tweespan wordt in de wandelgang ‘kastenwagen’ genoemd. Voor het beheer van de werkplaatsuitrusting en containers met speciaal gereedschap zijn eveneens twee personen aanwezig binnen de workshop. Zij zijn bekend met het gebruik van de diverse gereedschappen, zoals las-en draaiapparatuur en staan bekend als ‘het werkwagen team’. Aangevuld met twee bergingsteams garandeert de workshop de bergingscapaciteit voor de eigen eenheid en het bataljon. Verder beschikt de voertuig hersteleenheid over een doorsmeerwagen voor het uitgeven en ontvangen van diverse soorten olie, benodigd voor preventief onderhoud en een Land Rover Wegenwachtuitvoering (WW). In tegenstelling tot de monteureenheid binnen het bataljon beschikt de voertuig hersteleenheid over een Land Rover WW voor het A-echelon, een Unimog WW voor het B-echelon, aangevuld met twee Band Vagn BV-206D WW of BV S10 RRV. (Repair en Recovery Vehicle). De monteurs van het bataljon zullen zich in het A-echelon beperken tot een reparatietijd van maxi-
maal vijfenveertig minuten waarna het voertuig naar het B-echelon verplaatst zal worden. Hier geldt een reparatietijd van maximaal tweeënhalf uur, hierna zal het voertuig via de geldende procedure aangeboden worden voor verdere reparatie bij het CSS.
The way ahead
De afgelopen twee jaar zijn er diverse nieuwe types voertuigen ingestroomd bij het Korps Mariniers. Bijvoorbeeld de Scania met wissellaadsysteem (WLS), de BV S10 ‘Viking’ en de Mercedes Benz (MB) G280 CDI. Deze voertuigen beschikken over vernieuwde, moderne technieken zoals uitgebreide hydraulische systemen, complexe elektronicasystemen, sinds kort ook het CAN-bus systeem, en combinaties van deze technieken, waarvoor de nodige opleidingen vereist zijn. Deze opleidingen worden sporadisch aangeboden. Zowel in Nederland als in het buitenland kan er voor reparaties en onderhoud teruggegrepen worden naar lokale dealers middels een bestaand onderhoudscontract. In een steeds kleinere wereld, waarin we meer extreme oorden bezoeken, zullen er met name voor de monteurs binnen het CSS gepaste opleidingen moeten komen om door systeemkennis ook in oefen- en ernst inzetgebieden een eerste diagnose te kunnen stellen. Mede door de instroom van deze nieuwe QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
97
voertuigen, komen er steeds meer specifieke rijopleidingen. De opleidingsplaatsen voor CZSK worden ervaren als zeer gering. Door de huidige rijbewijstekorten en het gebrek aan opleidingsplaatsen zijn we nagenoeg niet meer in staat om ons eigen materiaal van de workshop te verplaatsen naar oefen- en ernst inzetgebieden. Het gevolg hiervan is dat we voor het verplaatsen van de workshop afhankelijk zijn van derden of noodgedwongen een deel van de workshop moeten achterlaten, en dus beschikken over minder reparatiemogelijkheden. Medio 2013 - 2018 wordt er een defensiebreed nieuw wagenpark verwacht; voertuigen met modernere technieken. De hiervoor beschreven technieken zullen dan verouderd zijn. Indien de opleidingen hierop niet tijdig aangepast worden, zal de monteur achter de feiten aan gaan lopen en door de moderne techniek ingehaald worden. Mede door een wisselend aantal vacatures is het werken binnen het workshopelement van het CSS telkens weer een uitdaging.
Mariniers Opleidingscentrum Commandant: LTKOLMARNS P.J. de Vin Opvolgend Commandant: MAJMARNS M. den Hartog Chef d’Equipage: AOOMARNALG E.G. Bergman
Specialistische Opleidingen Hoofd Opleidingseenheid: KAPTMARNS C.A. van der Wel Plaatsvervangend Hoofd: ELNTMARNS M. Stout Chef Opleidingseenheid: SMJRMARNALG T. Jacobs
MOC
marinierspecifieke opleidingen in het buitenland. Hieronder vallen de Platoon Weapons Courses in Engeland en de verschillende Scout Sniper Courses bij het USMC. Ook fungeert de Klein Kaliber Wapengroep (KKW-groep) van SO als een kenniscentrum binnen het CZSK. Zij leveren kennis op het gebied van alle klein kaliber wapens, schietinstructie, schietbaaninrichting, de verwerving van KKW en de krijgsmachtbrede regelgeving bij wapengebruik en schietbaanprocedures. In 2009 heeft SO een groot aantal opleidingen verzorgd en / of ondersteund. Hieronder een verslag.
De opleidingseenheid (OE) Specialistische Opleidingen (SO) van het Mariniers Opleidingscentrum (MOC) heeft als doelstelling om personeel van het Korps Mariniers op te leiden tot functioneel specialist. Er zijn opleidingen in de vakgebieden; Wapens, Extreme Terrain en Autotechniek. Tevens vervult SO de rol van opleidingsbegeleider voor een aantal
Opleidingsgroep KKW Praktische- en Schietinstructie (PSI) Door Senior Instructeur KKW: SMJRMARNALG J. Veerkamp Halverwege de jaren ’90 is bij de Voortgezette Vakopleiding (VVO) de Praktische- en Schietinstructie (PSI), beter bekend als de 1125 opleiding, ingevoerd. Deze opleiding heeft als doel de aankomende onderofficier een basis mee te geven in militaire instructie op wapen- en velddienstlessen. In het verleden lag de nadruk op instructie. Tegenwoordig is er een evenredige verdeling tussen instructie en schietcoaching. In de praktijk houdt dit in dat van de vijf opleidingsweken er tien werkdagen aan instructie en tien werkdagen aan schietcoaching wordt besteed. In de overige vijf werkdagen komen de onderdelen veiligheidsfunctionaris, sport en diverse wapentoetsen aan bod.
Gevechts- en Schietinstructeurs opleiding (GSI)
voor 2010 staan er grote opkomsten gepland waardoor de uitdaging van het leveren van kwaliteit aan grote groepen cursisten blijft bestaan. Begin 2009 heeft het CZSK een start gemaakt om bepaalde schietopleidingen te harmoniseren met de CLAS. Het belangrijkste onderdeel dat aan de PSI en de GSI is toegevoegd, is het onderdeel bedienaar van de Klein Kaliber Wapen Simulator (KKW SIM). Ook wordt de PSI-cursist nu gecertificeerd als schietinstructeur en coach op de C7A1, de LOAW, MAG, Glock 17, 40mm UGL en de Panzerfaust 3. Aan de hand van de (nieuwe) CZSK schiettabellen kan een PSI gecertificeerde instructeur personeel opleiden tot basis- en geoefend schutter op bovenstaande wapensystemen. De schiettabellen zijn in te zien via de website van de KKW-groep.
Dit jaar namen aanmerkelijk meer cursisten deel aan de VVO. Ook het PSI-instructieteam werd dus geconfronteerd met grotere groepen dan voorheen. Van 7 september t/m 9 oktober 2009 volgde de eerste groep van veertig man de PSI. Deze opleiding is inmiddels voltooid en slechts twee man hebben de opleiding niet met positief resultaat weten af te sluiten. Vanaf half oktober volgt de tweede groep van veertig man de PSI. Door een strak draaiboek te hanteren en met hulp van extra instructeurs vanuit het MTC was de Wapengroep in staat de kwaliteit te waarborgen. Ook
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
98
instructeurs, allen met een Platoon Weapons Instructor (PW) achtergrond. Vanaf die tijd zijn er, met korte onderbrekingen, met regelmaat Gevechts- en Schietinstructeurs opgeleid. De GSI-opleiding is een verbreding van de kennis en vaardigheden die zijn opgedaan in de PSI-opleiding. De GSI-opleiding is in de loop der jaren uitgegroeid tot een kwalitatief hoogstaand en Korpsbreed gewaardeerd product. De GSI kan, behalve zoals omschreven onder PSI ook optreden als hoofdschietinstructeur en/of baancommandant tijdens schietoefeningen. De eerste GSI-opleiding die begin 2009 gepland stond, ging helaas niet door. Er waren slechts twee personen ingeschreven terwijl er plaats is voor twaalf cursisten. De tweede ging wel door, dit keer zelfs met dertien cursisten. Allen zijn geslaagd waardoor het tekort aan schietinstructeurs bij de operationele eenheden en het opleidingscentrum weer wat is afgenomen. De groep was zeer enthousiast, werkte hard en professioneel. Dit resulteerde in een bovengemiddeld eindresultaat. Korporaal van de mariniers Erik de Ruiter werd uiteindelijk Best Man van de opleiding. Het was ook de eerste keer dat een marinier der eerste klasse deelnam en slaagde voor de opleiding. Normaliter staat deze opleiding alleen open voor kaderleden. Marinier 1 algemeen Maikel Neelen schreef hiermee een stukje Korpsgeschiedenis. Ook traden twee nazaten van oud-collega´s in de voetsporen van hun vader. De korporaals Wouter Koeten en Hans Ridderhof hebben met succes de opleiding afgerond.
Koninklijke Marine Schietinstructeur (KMSI)
Koninklijke Marine Schietinstructeur (KMSI)
Het ontbrak onze vloot aan opgeleide schietinstructeurs. Dit heeft er toe geleid dat eind 2008 de opleiding tot Koninklijke Marine Schietinstructeur (KMSI) is ontwikkeld. Zij worden opgeleid op de C7A1, LOAW en de Glock 17. De leerdoelen hebben veel overeenkomsten met de PSI. De opleiding duurt vier weken. In de periode maart-april 2009 vond op de Van Ghentkazerne de eerste KMSI opleiding plaats.
Wapen Groep maart
Gevechts- en -Schietinstructeurs opleiding (GSI)
In 1991 werd de eerste opleiding tot Gevechts- en Schietinstructeur (GSI), beter bekend als de 1025 opleiding gegeven. Het toenmalige opleidingskader bestond uit Nederlandse- en Britse
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
99
Sniper instructiegroep KKW Marksman NL
Door: KAPTMARNS Caspar en SMJRMARNALG Ed
In 2009 stond een drietal Marksman NL opleidingen gepland (februari, juni en oktober) en een sniperopleiding (augustus). De Marksman NL opleiding vindt normaliter plaats op het ISKH. In Nederland beschikt alleen het ISKH over geschikte schietfaciliteiten voor deze opleiding. Helaas gaf het ISKH begin 2009, kort voor aanvang van de opleiding, aan dat de benodigde schietbanen in langdurig onderhoud gingen. Om deze reden werd besloten om de rest van het jaar uit te wijken naar Grafenwöhr in Duistland. Helaas was dit vanwege organisatorische redenen niet mogelijk voor de eerste opleiding. In samenwerking met de UIM is nog gezocht naar andere mogelijkheden in Duitsland of België. Door de duur van de opleiding, zes weken, was dit helaas niet succesvol. Het MOC zag zich gedwongen om deze opleiding te cancelen. De tweede Marksman NL opleiding stond gepland in juni 2009. Hoewel voor deze opleiding alle randvoorwaarden waren ingevuld, ging het ook deze keer uiteindelijk niet door. De benodigde .338 munitie voor het geweer Accuracy kon niet geleverd worden. Ondertussen bleef de operationele vraag staan, zeker met het oog op de komende uitzendingen. De marksmen zijn force multipliers die een commandant graag binnen zijn eenheid ter beschikking heeft. Begin oktober is de laatst geplande Marksman NL opleiding toch van start gegaan, hoewel ook nu het ontbreken van voldoende beschikbare munitie zorgde voor de nodige uitdagingen. Bij het schrijven van dit artikel nemen tien cursisten (acht MTC en twee Heligroep) deel aan de opleiding. Helaas bestaat de mogelijkheid dat gebrek aan voldoende munitie zich vertaalt in een lager slagingspercentage. De tijd zal het leren. Vast staat dat er niet wordt getornd aan de kwaliteit van de afgeleverde schutter. Behalve voor de opleiding is voldoende munitie ook van ‘levensbelang’ voor het vaardig houden van de marksman bij de operationele eenheden. Voor 2010 liggen er dus nog wel wat uitdagingen op dit gebied. Behalve meer opleidingen en voldoende munitie hopen we ook de beschikking te krijgen over goede nachtzichtapparatuur voor
de geweren Accuracy en Barrett. Het is ons voornemen om de eerstvolgende opleiding weer gewoon op het ISKH te laten plaatsvinden. Er is ook positief nieuws vanuit de sniperwereld te melden. Vanaf 2010 krijgen marksman en snipers op regelnummer een persoonlijk zogenaamd ‘sniper-pakket’ uitgereikt. Dit pakket bestaat uit diverse kledingstukken (sniperjas en -broek), diverse camouflagetoebehoren (in de patronen woodland en desert) zoals een bushrack, een windmeter en ‘ballistisch’ horloge. Deze middelen stellen de marksman en sniper beter in staat om onder alle omstandigheden en in extreem terrein hun taak uit te voeren.
Heckler & Koch 417
Het MOC test in samenwerking met de MSO en het MTC de Heckler & Koch 417 (HK 417). Dit wapensysteem wordt gevoerd in verschillende uitvoeringen. De MSO heeft de behoefte gesteld voor zowel een 5.56 versie (HK 416) als een 7.62 versie (HK 417). De HK 417 (met 20 inch barrell (maximaal effectief bereik 920 meter) is een perfect wapen voor de spotter van een sniperteam. De spotter is met de HK 417 in staat om effectief te spotten en kan wanneer er meerdere doelen in het voorterrein aanwezig zijn de sniper ondersteunen in multiple target engagement. Tevens is het wapen zeer geschikt voor de patrouillegang. Het heeft nagenoeg dezelfde eigenschappen als de C7 en C8 (uitschuifbare kolf, semi-automatisch). De scope is gemakkelijk te verwijderen en te herplaatsen zonder dat daarbij de instellingen verloren gaan. De marksman of sniper is minder gemakkelijk herkenbaar als zodanig waardoor hij minder snel als High Value Target aangezien zal worden. Het testrapport wordt medio 2010 verwacht maar het ziet er naar uit dat de HK 417 (20 inch barrell) door de marksmen en snipers binnen het Korps Mariniers met open armen wordt ontvangen.
Marksman & Sniper High Angle Shooting Course
Sinds 2008 worden door de Sniperinstructiegroep in samenwerking met het MTC en het USMC High Angle Shooting Courses verzorgd in Hawthorne, USA. Deze opleiding stelt de marksman of
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
100
sniper in staat om onder verschillende hoeken op verschillende afstanden doelen uit te schakelen. In de QPO 2008-3 is hieraan een artikel gewijd. Tijdens de bergtraining van 2-Marnsbat, afgelopen september hebben een aantal marksmen en snipers zich bekwaamd in deze tak van schieten. Voor de komende uitzendingen van eenheden van het MTC naar Afghanistan is deze vaardigheid zeer gewenst. Behalve de opleidingsmogelijkheden biedt deze samenwerking met het USMC de mogelijkheid om kennis en ervaringen uit te wisselen met onze counterparts. Begin 2010 staat er weer een High Angle Course gepland voor MTC eenheden die op uitzending gaan.
Platoon Weapons 3 (Royal Marines Sniper course)
Op dit moment volgen twee mariniers van het MTC de uitdagende PW-3 Sniperopleiding bij het Commando Training Center Royal Marines in Lympstone. Beide cursisten hebben tot nu toe goede resultaten behaald in deze internationaal hoog aangeschreven sniperopleiding. Mogelijk maken zij in de toekomst, na ook het behalen van de korporaalsopleiding, deel uit van het sniperinstructieteam op het MOC.
Scout Sniper Team-Leaders Course (SSTLC) USMC
In het verleden stond deze opleiding bekend als de Scout Sniper Advanced Course. Tijdens die opleiding, bedoeld voor de junior onderofficieren, werd voornamelijk aandacht besteed aan de verbreding van de kennis en competenties van een sniper op het gevechtsveld. Het USMC heeft deze opleiding in 2008, vooral naar aanleiding van de lessons learned in Irak en Afghanistan,
aangepast en voorzien van een nieuwe naam. Nu ligt de nadruk meer op leadership en mission planning. De jonge onderofficier leert naast de verbreding van de algemene sniperskills hoe hij sniperops kan plannen en een sniperteam effectief kan leiden tijdens verschillende gevechtsoperaties. In 2009 heeft slechts één korporaal van het MTC deze opleiding doorlopen, hopelijk volgen er volgend jaar meer.
Opleidingsgroep Extreme Terrain Specialistische opleidingen / KC-MOX
Pré Mountain Leader Deelname aan de Mountain Leader-2 opleiding bij de Royal Marines in het Verenigd Koninkrijk is pas mogelijk nadat een cursist zich heeft geselecteerd tijdens de zogenaamde Pré ML opleiding. De Pré ML wordt verzorgd door instructeurs van de Extreme Terrain groep van Specialistische Opleidingen en KC MOX. De instructeurs brengen na zes weken een advies uit over de cursisten. Het advies bestaat uit een overzicht van hun fysieke capaciteiten, attitude en het klimniveau waarover zij moeten beschikken om een redelijke kans van slagen te hebben voor de ML-2 opleiding. De Pre-ML begon in juni 2009 met slechts zes cursisten. Dit hadden er op zijn minst tien moeten zijn. Tijdens de Pré ML ligt de nadruk op de fysieke opbouw en het aanleren van klimtechnische aspecten. Deze zijn van groot belang tijdens de eerste fase van de ML-2 opleiding die plaatsvindt in Cornwall UK. Helaas wisten slechts twee cursisten zich uiteindelijk te kwalificeren voor deelname aan de daadwerkelijke ML-2 opleiding.
Heersbergführer HBF opleiding (sommerteil)
Door: KPLMARNALG Johan
Het Korps Mariniers neemt sinds 1994 deel aan de HBF-opleiding. De opleiding wordt in de Duitse taal gegeven, duurt ongeveer negen maanden en is in de klimwereld een ‘begrip’. De opleiding is onderverdeeld in twee periodes, een sommerteil en winterteil. De opleiding is gericht op de technische aspecten van het verplaatsten in hoog alpien terrein en alle daarbij behorende facetten.
Vorig jaar was het de vijftigste verjaardag van de Heeresbergführer opleiding. In de Engelse Mountain Leader-2 opleiding worden cursisten opgeleid tot (tactisch) lange afstandsverkenner en instructeur in bergachtig terrein, onder ‘normale’ en onder arctische omstandigheden. In de HBF komt vooral de technische kant van
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
101
het optreden in bergachtig gebied aan bod. Onze Duitse collegae zijn specialisten op dit gebied en lopen voorop qua technieken in bergredding en het verplaatsen in hoog alpien terrein. Deze technieken zijn ook voor ons, het Korps Mariniers, uiterst bruik- en toepasbaar. Bijkomend voordeel is dat het een civiel erkende en gecertificeerde opleiding is. Om binnen de Nederlandse krijgsmacht en ook daarbuiten het aanspreekpunt en kenniscentrum op het gebied van Mountain Warfare te kunnen blijven, ben ik van mening dat er jaarlijks cursisten vanuit het Korps moeten blijven deelnemen aan de HBF-opleiding. Alleen op die manier en in combinatie met het volgen van de ML-2 opleiding, behouden we de benodigde expertise. Ik heb op het moment van schrijven het sommerteil afgerond. Hierna volgt een overzicht van mijn belevingen tot zover. De opleiding verblijft meestal circa twee weken op één locatie.
Frankenjura
Voor de daadwerkelijke aanvang van de opleiding start de cursus met een testweek.
Gedurende deze week wordt de potentiële Anwärter getest op de onderdelen afdaaltechnieken op de ski’s en diverse routes indoorklimmen. Ook moet hij zijn CV presenteren waarbij de nadruk ligt op eerder opgedane alpiene ervaringen. Daarna volgen een aantal rotsklimroutes in de 5de graat en uiteraard een conditieproef. Cursisten die deze week goed doorlopen, vertrekken daarna voor twee weken naar de Frankenjura. Daar komen de verschillende klim- en geïmproviseerde bergreddingstechnieken uitgebreid aan bod. Je moet als HBF’er namelijk op elk moment en in elke denkbare situatie een reddingsactie kunnen uitvoeren. Overdag druk bezig in de praktijk, ’s avonds wordt er lesgegeven in verschillende onderwerpen zoals weerkunde, medische aspecten en gletsjerkunde. Als HBF’er in de bergen moet je de juiste beslissing nemen als bijvoorbeeld het weer omslaat.
Mittenwald
Na twee weken verplaatste de opleiding zich naar Mittenwald, tegen de Oostenrijkse grens. Twee weken staan volledig in het teken van de eerste ‘hoogtoeren’. Hier moet de HBF cursist laten zien hoe hij een touwgroep door de bergen leidt. Ook wordt er gekeken naar de orderuitgifte, de planning en in wat voor tempo je de geführte voert. ‘Geschwindigkeit ist sicherheit’, is de slogan. Uiteraard moet het ook weer niet zo snel zijn dat de touwgroep niet meer fit for further tasking is. Ook is de eerste kennismaking met voorbereide bergredding in deze twee weken ondergebracht. Bergredding is een van de belangrijkste taken van de Gebirgsjäger tijdens een inzet. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld geïmproviseerde kabelbanen, kraansystemen en stretchers. Hierbij wordt gebruik gemaakt van materiaal dat ook bij het Korps Mariniers wordt gebruikt.
Kaunertal, Oostenrijk
Een gletsjer is een ijsrivier die bepaalde gevaren met zich meebrengt. Het meest gevaarlijk zijn de breuken die ontstaan door stroming van de rivier. Als er sneeuw op deze breuken ligt, zijn ze niet zichtbaar en vormen dus een potentieel groot gevaar. In Kaunertal wordt uitgebreid aandacht besteed aan het verplaatsen op gletsjers, ijsklimmen en het redden uit gletsjerspleten. Als gids moet je in staat zijn zowel jezelf als je collegae te redden. Snelheid is hierbij van cruciaal belang. De kans op hypothermie (onderkoeling) en verschillende verwondingen zoals hängetrauma (trauma door te lang hangen in een gordel waardoor afvalstoffen zich in de extremiteiten ophopen) zijn niet te onderschatten gevaren.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
102
dat leiden tot hoogteziekte. Hoogteziekte komt in verschillende gradaties voor. De frase ‘immer Ruhe im Gebirge’ is hier dan ook zeker van toepassing. Dit betekent overigens niet dat je het rustig aan kunt doen, want de condities op de berg en de weersomstandigheden veranderen constant. Steen- en ijsslag zijn ook gevaren waar je voortdurend rekening mee moet houden. Doordat het in de loop van de dag warmer wordt, smelt het ijs. Stenen komen hierdoor los en vallen naar beneden.
Reiteralpe/Mittenwald, Duitsland
In deze periode wordt er voortgeborduurd op bergreddingstechnieken. Hier wordt zelfs gebruik gemaakt van de helikopter om vanuit de meest benarde posities reddingsacties uit te voeren. We hebben onder andere met gebruikmaking van een helikopter een no play casevac uitgevoerd vanaf de Viererspitze (2054 meter). Behalve het beoefenen van deze technieken wordt veel aandacht besteed aan het werken met civiel materiaal en het testen van touwen en carabiners.
Sella, Italië
Chamonix, Frankrijk
Een van de mooiste en bekendste gebieden van de Alpen is Chamonix. Het is vooral bekend omdat de hoogste berg van de Alpen, de Mont Blanc, 4808 meter, zich hier bevindt. In de L’ecole de Haute Montagne, de alpineschool van het Franse leger, waren we drie weken gelegerd. In deze fase worden de cursisten getest op hun kwaliteiten als leider over ijsroutes of gemixte routes van ijs en rots. Alles geschiedt op een hoogte vanaf 3000 meter of hoger. De meeste last wordt ondervonden door het drukverschil als gevolg van de hoogte. Omdat wij ons als Flachlander soms zelfs onder het zeeniveau bevinden, leven wij onder een andere druk dan de mensen in de Alpen. Ons lichaam moet harder werken wanneer wij ons in hogere gebieden bevinden. Het is geen probleem als je maar voldoende acclimatiseert. Doe je dit niet, dan kan
De Dolomieten vormen een waar klimparadijs voor de meer ervaren klimmers. De echte sportklimmers kunnen hier enkele touwlengtes klimmen of gaan boulderen in de Steingarten. Ook harde alpineroutes van meer dan twintig touwlengtes zijn hier voorhanden. Waren de routes in Duitsland en Frankrijk allemaal gezekerd met boorhaken, in de Dolomieten moeten de zekeringen voornamelijk zelf geplaatst worden. Ook in deze fase is het weer keihard werken en gebruik maken van alle technieken die in de Frankenjura zijn aangeleerd. De inspanningen worden beloond met fantastische vergezichten en schitterende, soms waanzinnig mooie ‘stomptochten’. Het Sommerteil wordt afgesloten met periode van een aantal weken in Mittenwald en Ingolstadt waarin het tactisch optreden aan bod komt. Ook wordt dan gewerkt met explosieven. Dit laatste gebeurt met het oog op het winterteil van de opleiding waarin het springen van lawines met gebruikmaking van explosieven wordt beoefend. Het zomergedeelte zit er op, wachten op de sneeuw! Wordt vervolgd….
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
103
Voertuigtechniek Door: SGTMARNALG L.H. Verduin (Hoofd instructiegroep voertuigtechniek)
binnen de Opleidingseenheid Specialistische Opleidingen Mariniers
meer stageplaatsen bij ‘Maartensdijk’ is al eens onderzocht maar tot op heden niet gerealiseerd.
Gelet op de oplopende behoefte aan goed opgeleid technisch (onderhouds)personeel bestaat bij het CZSK jaarlijks een behoefte aan circa vierendertig opleidingsplaatsen in de Civiele Vakopleiding (CVO) tot Bedrijfswagentechnicus en Eerste-bedrijfswagentechnicus (BAT/EBAT). Dit betekent jaarlijks vijftien manschappen in de stand van marn/matr als cursist BAT en twee onderofficieren in de rang van sgtmarnalg als kandidaat EBAT opleiding. Het opleidingtraject voor BAT duurt circa 2,5 jaar, de EBAT 1,5 tot 2 jaar. De praktijkbegeleiding gedurende deze opleidingen wordt vanuit het MOC verzorgd door de instructiegroep Voertuigtechniek. Erkende leermeesters en geaccrediteerde stageplaatsen staan garant voor de gecertificeerde opleidingen op WEB niveau MBO2 en MBO3. Momenteel volgen vanuit het Korps Mariniers vijftien BAT en twee EBAT cursisten de opleiding. Dit is slechts 50% van de bestaande behoefte, maar wel 100% van onze stagecapaciteit. Er bestaat al geruime tijd een dringende behoefte aan extra stageplaatsen. De optie tot het creëren van een extra locatie die voorziet in
Om personeel te werven dat geïnteresseerd is in dit soort functies werk ik als Hoofd Instructiegroep Voertuigtechniek nauw samen met Selectie & Werving (Amsterdam). Ik geef vaak voorlichtingen en verzorg displays op ROC’s, VMBO scholen in het gehele land en bij onze eigen eenheden. Door de aanwezigheid op de scholen wordt de potentiële kandidaat al in een vroeg stadium bereikt. Behalve het opwekken van interesse voor het Korps Mariniers wordt ook bekendheid gegeven aan dit specifieke vakgebied binnen ons Korps. Gelet op de huidige tekorten in de civiele sector verwacht ik dat de vulling van onze totale behoefte aan deze specialisten een uitdaging blijft. Een van de wervingsinstrumenten die wordt ingezet door Defensie is het zogenaamde Project Loopbaanlint. Dit project voorziet in een intensieve samenwerking tussen Defensie en de Regionale Opleidingscentra. Er wordt getracht leerlingen al in een vroeg stadium ‘warm te laten lopen’ voor een baan bij de krijgsmacht. In de volgende editie van de QPO wordt dit project nader toegelicht.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
104
Herziening opleidingstraject Elementaire Vakopleiding Mariniers (EVO Marns) Door: B.F. Smedes, senior medewerker Onderwijs, DPERS/Perslog
Het was tot voor kort vanzelfsprekend dat iedere ‘spijkerbroeker’ die bij het MOC binnenkwam de hele Elementaire Vakopleiding Mariniers doorliep en vervolgens bevorderd werd tot Marinier der eerste klasse Algemeen. Vanaf augustus dit jaar is deze lijn doorbroken. In de nieuwe opzet is de EVO Marns opgesplitst in de initiële opleiding tot respectievelijk Marinier Algemeen, Marinier Monteur en Marinier Tamboer of Pijper. Het voordeel hiervan is dat er een betere afstemming ontstaat tussen de initiële opleiding en de benodigde kennis en vaardigheden. Je leidt mensen niet meer dan nodig is op voor de eerste functie binnen het Korps. De splitsing zal ook zeker een bijdrage leveren aan het verminderen van uitval en ‘watervallers’ (overgang naar onder andere vlootfuncties).
Het traject ziet er op hoofdlijnen als volgt uit
Iedere kandidaat wordt aangesteld als Marinier der derde klasse (dus niet meer als Marinier der derde klasse Algemeen) en doorloopt de Elementaire Militaire Vorming Mariniers (EMV Marns) van 22 weken. Deze EMV leidt op tot niveau 1, buddysysteem. Om de afronding van de EMV extra te markeren en de marinier een stimulans te geven ook het tweede deel te halen, wordt de marinier bevorderd tot Marinier der tweede klasse Algemeen, Monteur of Tamboer of Pijper. Hierna lopen de sporen uiteen.
De Marinier Algemeen volgt de Eerste Vakopleiding Mariniers Algemeen met een duur van 11 weken. Hierin wordt hij opgeleid tot niveau 2, optreden binnen de geweergroep. Na succesvolle afronding wordt hij beëdigd en bevorderd tot Marinier der eerste klasse Algemeen. De Marinier Algemeen gaat vervolgens naar zijn startfunctie. Kandidaten die het traject Monteur/Tamboer of Pijper volgen, gaan vervolgens naar het Opleidings- en trainingscentrum Rijden in Oirschot voor de module Motortransportdienst (duur 11 weken). In deze module haalt hij het militair rijbewijs B en vrachtwagenrijbewijs C. Na succesvolle afronding hiervan wordt de marinier bevorderd tot Marinier der eerste klasse Monteur/Tamboer of Pijper (tegelijkertijd met de bevordering van de Marinier der eerste klasse Algemeen). Aansluitend wordt de functieopleiding gevolgd met een opleidingsduur van respectievelijk circa 24 maanden (Monteur) en 40 weken (Tamboer of Pijper). Bij het niet behalen van de functieopleiding Tamboer/Pijper of Monteur kan worden bezien of de kandidaat een passende functie kan worden aangeboden door te watervallen naar Matroos Bijzondere Dienst Motortransportdienst. Bij het niet behalen van de Eerste Vakopleiding Mariniers Algemeen kan worden bezien of de kandidaat in eerste instantie een passende functie kan worden aangeboden door te watervallen naar andere vlootfuncties.
EVO
Schematisch ziet het herziene opleidingstraject er als volgt uit:
EMV Marns Duur 22 weken
EVO Marn Alg Duur 11 weken
Startfunctie Marinier Algemeen
Module Motortransportdienst Duur 11 weken
Functieopleiding Tamboer Duur ca 40 weken
Startfunctie Marinier Tamboer of Marinier Pijper
Functieopleiding Monteur Duur ca 24 maanden
Startfunctie Marinier Monteur
Conversie oa. MATR BDMTD of Vlootfuncties
Marinier der derde klasse
Marinier der tweede klasse Algemeen, Monteur, Tamboer of Pijper
Marinier der eerste klasse Algemeen, Monteur, Tamboer of Pijper
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
105
Inmiddels zijn alle randvoorwaarden die het herziene traject mogelijk moeten maken, ingevuld. In Peoplesoft zijn de nieuwe categorieën Monteur en Tamboer en Pijper ingevoerd. Voor de werving zijn wervingsprofielen Marinier Algemeen, Marinier Monteur en Marinier Tamboer & Pijper opgesteld. In de aanstellingsopdracht CZSK voor 2010 is de personele behoefte aan de nieuwe categorieën eveneens zichtbaar gemaakt. Op rechtspositioneel gebied is de Marinier der tweede klasse formeel ingevoerd en is de beleidsregel aanstelling, functietoewijzing en bevordering van het AMAR hierop aangepast.
Salisbury Plain Training Area sits in the country of Wessex, it has been a region of intense conflict over many hundreds of year. The radical regime in power was content to sell off the country’s riches to the highest bidder but did not wish to share their nation’s wealth with the rest of the population, resulting in mass protests against the Regime. Over the year the Regime became a significant sponsor of international terrorism, escalating in violent acts by the Regime’s military against the population of Wessex. This led to the assembly of an international coalition under NATO command, which invaded Wessex and removed the Regime. NATO forces still remain in place, supporting the newly elected government. The Regime continues to operate from neighboring countries, conducting insurgency throughout Wessex. The NATO forces and insurgents are on the whole extremely unpopular with the Local Nationals, tradition dictates that they will align themselves with the group that is most likely to win.
Final Nail 2009,
de Potom in Wessex
Door: KADBM T. Bosman Foto’s: Potom, KPLMARNALG De Wolf en Jo Bradford
Zo luidde het inleidende scenario van de Britse oefening Final Nail 2009, de eindoefening van de Engelse Potom. Deze twee weken durende oefening, die geheel in het teken van Counter Insurgency staat, sluiten de cursisten (Young Officers) hun anderhalf jaar durende opleiding af. In tegenstelling tot onze eigen Potom is het afgelopen jaren voorgekomen dat Young Officers een maand na de Final Nail oefening zich al in een uitzendgebied bevonden. Met dit in het achterhoofd is door de Britse kaderleden een grote en realistische oefening opgezet, met soortgelijk assets welke nu in Afghanistan worden gebruikt. Voorafgaand aan de oefening Final Nail QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
106
2009, heeft de Potom hun live-fire runs op sectieniveau gedaan in Barry Budden, Schotland.
was daarentegen iets geheel nieuws. De les over de Rules of Engagement was zeer uitgebreid en zou zeker terugkomen.
De eenheid waarin wij opereerden, Bravo Company, bestond uit vierenveertig Young Officers, elementen uit C-Company, 1-Rifles, en zeventien Potom cursisten ingedeeld in drie pelotons (Troops). Na het betrekken van een reeds beveiligde company FOB (Forward Operating Base), werd 1-Troop geselecteerd om verkenningen en een Observation Post (OP) uit te voeren op een nieuw te betrekken FOB: Beaches Barn (Nelson). Na terugkomst in de FOB stond de dinsdag in het teken van een stations training: Riot Control, Rules Of Engagement (ROE), radioprocedures, mijndetectie en het werken met honden. De radioprocedures waren voor ons niet onbekend en werden al snel geschrapt, Riot Control
Final Nail 2009 is in zijn geheel toegespitst op hoe de Britten momenteel werken in Afghanistan; dezelfde ROE, dezelfde dreiging en dezelfde assets. Gedurende de hele oefening konden wij gebruik maken van drie Protection- en één Bomb-dog, Vikings en allerlei IED detectiemateriaal. Niet geheel onbelangrijk: gedurende de hele oefening zouden studenten van een master Journalistiek bij ons embedded zijn, hetgeen het scenario helemaal compleet maakte. Op woensdagmorgen vroeg vertrokken 1- en 2-Troop om een cordon om FOB Nelson heen te leggen, de compound zou hermetisch moeten worden afgesloten om 3-Troop de kans te geven om de Local Nationals (LN) op een veilige manier te laten QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
107
vertrekken. 3-Troop stuitte echter op hevig verzet en de situatie escaleerde snel. Maar door middel van de aangeleerde Riot Control en show of force van één fixed wing en één rotary wing werd de situatie gestabiliseerd waarna de Local Nationals afdropen. 1-Troop werd verantwoordelijk voor de beveiliging van de FOB, terwijl COY HQ de Operations Room inrichtte en 2- en 3-Troop zich voorbereidde op de verkenning van hun in te richten Patrol Bases (PB’s). Voor het eerst kwam er ook een nieuwe Order of Battle (Orbat) en korporaal adelborst mariniers Nagel had als eerste de eer om als pelotonscommandant van 2-Troop te gaan fungeren. In de middag gaf hij zijn Quick Battle Orders om de Patrol Base te gaan verkennen. De routine op de FOB bestond voornamelijk uit: stand-by als Quick Reaction Force (QRF), wacht op de
Sangars, patrouilles en rust. Door diverse Shoot and Scoot acties, stand-to en nachtelijk mortierinslagen was er van echte routine geen sprake. Donderdagavond vond de orderuitgifte van Nagel plaats om de nieuwe Patrol Base van 2-Troop, tegelijkertijd met 3 Troop, te betrekken. Het niveau van de order was voor veel Britten toch een openbaring, de ‘Cloggies’ hadden toch wel verstand van zaken! Nadat 2- en 3-Troop hun Patrol Bases hadden ingenomen kwam de patrouillegang pas echt van de grond. Elke Troop zond sociale patrouilles en Vehicle Check Points (VCP) uit. Op vrijdagmorgen arriveerden de drie Vikings die tot zondag ter beschikking van de oefening stonden. Deze Vikings werden meteen gebruikt om de Patrol Bases te bevoorraden. Ondertussen werd bij een van
VCP’s ‘Wally’ en zijn hitman, de lokale militieleider met zijn ‘rechterhand’, in een taxi aangehouden. De taxichauffeur wist tevens te vertellen dat er in de nacht een mogelijk wapendeal zou plaatsvinden in een bosperceel anderhalve kilometer ten zuiden van FOB Nelson. Toen dat bericht doorkwam was net de Orbat opnieuw veranderd, korporaal adelborst mariniers Bosman was nu pelotonscommandant (PC) en zou met 1-Troop de Ambush uitvoeren. Meteen een logistieke uitdaging, er moesten secties uit beide PB’s worden weggetrokken om de Coy FOB te beveiligen. De orderuitgifte was voor de Britten opnieuw verbazend, zij hadden verwacht dat het niveau van de Nederlanders ver beneden die van hen zou liggen: maar alle Potom cursisten konden op alle fronten bijblijven of waren zelfs beter! QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
108
Na drie uur in de stromende regen te hebben gelegen, arriveerde één voertuig in de killing zone, één verdachte liep bijna regelrecht de HQ positie in; waarop de Ambush werd gesprongen. Op de weg terug naar de FOB liep het hele peloton in een Ambush, waarbij drie gewonden vielen. Direct werd de Quick Reaction Force, bestaande uit de drie Vikings, opgeroepen. Na de initiële chaos werden de gewonden onder dekking van een aangevraagde Fire Mission in de Vikings ‘geladen’, waarop de rest van 1-Troop zich terug naar de FOB haastte. Binnen de compagniestaf moest aardig met de ROE’s worden gestoeid om het ontbreken van een echte wapendeal op te kunnen lossen. De volgende dagen stonden voornamelijk in het teken van VCP’s, QRF, social and cleareance patrols en een counter attack op
een Shoot and Scoot. Zelfs een heuse zelfmoordterrorist zorgde voor wat rondspattende ‘zaken’. Op zondag kwam informatie binnen over een mogelijk vijandelijk trainingskamp verdeeld over twee in het zuiden gelegen bospercelen. 2- en 3-Troop verzorgden opnieuw verkenningen naar deze bospercelen, met als plan om maandagavond een Company Deliberate Attack uit te voeren. Deze aanval werd uitgevoerd over twee assen: beiden bospercelen zouden worden schoongeveegd door middel van de Fiwaf (Fighting In Woods And Forests) methode. Mede door gebrek aan voldoende mankracht verliep de operatie niet geheel vlekkeloos. De CC ‘liet het leven’, wat de OCC (één van de YO’s) nu CC maakte. Binnen het scenario waren de NAVO eenheden helaas verslagen en werd er uitgeweken naar een nieuw operatiegebied rond Plymouth. Na afloop van de aanval vloog en voer 1-Troop naar HMS Albion (LPD) waar zij een Operational Dry-Out ondergingen, om vervolgens twee uur later er achter te komen dat tot dondermiddag niemand meer op of van het schip kon door het slechte weer. Maar niets te klagen want 2- en 3-Troop bevonden zich in een FOB in de buurt van Plymouth. Daar voegde zich ook een enigszins afgematte Recruit Troop bij, die met ons als 4-Troop hun Finex zou afsluiten. De nieuwe vijand in het gebied,
de Gingers, waren geconcentreerd in en rond Scraesdon Fort: een hooggelegen fort en tunnelcomplex met erg veel kamertjes! 2-, 3- en 4-Troop voerden diverse verkenningen en OP’s uit, mede door de steeds vernieuwende intell stroom bleef het aanvalsplan met het uur veranderen. Het basisplan was om 2-, 3-, 4-Troop bij elk punt van het Fort een doorbraak te laten forceren. 1-Troop zou per heli naar een Landing Site (LS) worden gebracht om vanuit daaruit een link-up met de Brigade Reconnaissance Force, geleverd door de huidige ML-opleiding. Er zou dan moeten worden afgedaald in de gracht, om aan de andere kant door middel van een speleoladder een Fire Support in te richten. Door het slechte weer ging de helilift niet door en werd 1-Troop met een LCVP aan land gebracht om met een bus vijf minuten na H-Hour bij het Fort te arriveren. 2-Troop had de Fire Support overgenomen en 1-Troop kon meteen beginnen met het zuiveren van alle vertrekken aan de noordzijde. Met drie entrypoints was command and control voor de CC een aardige uitdaging. Na ongeveer een uur en met ‘slechts’ vier gewonden, was het hele fort gezuiverd en werd het Fort verlicht door de talloze breaklights die op helmen, muren en verdachten waren geplakt! De oefening Final Nail heeft er vooral voor gezorgd dat wij een actueel beeld hebben
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
109
gekregen hoe wij er met de Potom voor staan. Op het gebied van denken op compagniesniveau zijn de Britten al verder, zij fungeren ook tijdens de opleiding al als OCC of Intelligence Officer. Wij richten ons meer op het werken als pelotonscommandant. Daarnaast weten de Young Officers de kreet: ‘Tactics and manoeuvres, bin bags and hoovers’ beter toe te passen. Zij weten net als wij prima wat hun taken zijn als PC maar op het gebied van de taken als OPC hebben zij nog een lichte voorsprong. Bovendien was het werken met assets die nu beschikbaar waren, Vikings, honden, heli’s en de pers, geheel nieuw. Vooral de pers was af een toe een aardige uitdaging om die tijdens gevechtsacties mee te slepen, of dat ze tijdens ongemakkelijk situaties opeens met een camera voor je neus stonden! Toen de Engelse Mentor in zijn afsluitende praatje ons bedankte met de woorden: ‘You are good enough to play with us!’ werd dit door alle Nederlanders ervaren als de omgekeerde wereld, met nog ruim 3,5 maand Potom te gaan: waren wij nu al meer dan gelijkwaardig aan onze Britse collega’s die al eind november operationeel gaan. Maar er is één kwaliteit waar beide landen het over eens zijn, aldus een Britse officier: ‘The morale is always high with the crazy Dutchies!!’
Van Ghentkazerne Commandant: KOLMARNS R.A. Hardenbol Chef Staf: KLTZ A.H.J.V. van Oorschot Kazerne Adjudant: AOOMARNALG P. A. Pijcke Foto’s: AVDD
Wereldhavendagen Rotterdam 2009 Op 4, 5 en 6 september vonden voor de 32e keer de Wereldhavendagen plaats in het centrum van Rotterdam. Deze editie die zo’n 400.000 mensen op de been wist te brengen, droeg het thema ‘Rotterdamse haven, nieuwe energie’ en richtte zich daarmee niet alleen op de nieuwe energiebronnen maar ook op jongeren in het kader van Rotterdam Jongerenhoofdstad van Europa in 2009. Door: LTZ 2 OC E.W. van den Berg Zoals ieder jaar speelde de Koninklijke Marine een grote rol in zowel de organisatie als het daadwerkelijk uitstallen van materieel. Als grote publiekstrekker gold Hr. Ms. Johan de Witt. Het massieve schip was een gezichtsbepalend element van de moderne Koninklijke Marine aan de Parkkade. Maar ook de onderzeeboot Hr. Ms. Zeeleeuw, het torpedowerkschip Hr. Ms. Mercuur, het duikvaartuig Hr. Ms. Nautilus en de sleepboot de Rotte konden rekenen op belangstelling van het publiek. Met name de sleepboot Rotte manifesteerde zich als een waarlijk werkpaard van de Koninklijke Marine. Op de kade demonstreerde het Korps Mariniers, met een uitgebreid mariniersdorp, dat zij sinds jaar en dag bij Rotterdam en de Wereldhavendagen horen. Menig jeugdig bezoeker kon zich hier, onder leiding van enthousiaste leden van het Korps Mariniers, helemaal uitleven op de geïmproviseerde stormbaan en een ‘wilde’ rit maken in een Band Vagn. Op de Parkkade presenteerden zich ook de Duik en Demonteer
Groep met een duiktank, de Roadshow van het Korps Mariniers met onder andere een klimtoren en Marinevoorlichting met een heuse brugsimulator van een marineschip. Op de oostzijde van
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
110
de Parkkade hadden zich diverse (vrijwilligers)organisaties uitgestald zoals onder andere het Mariniersmuseum en het Contact Oud Mariniers (COM). Gedurende de drie dagen presenteerde de Koninklijke Marine zich door middel van diverse demonstraties op en rond het water. Zo kon het publiek van dichtbij zien hoe de slogan ‘Veiligheid op en vanuit zee’ middels levensecht nagespeelde reddings-, counterdrug en boardingoperaties in de praktijk gebracht werden. Dat deze drie dagen van spektakel tot zo’n succes gemaakt worden gaat natuurlijk niet vanzelf. Spil in het organisatorische web is het Bureau Coördinatie Scheepsbezoeken (BCS) op de Van Ghentkazerne. Dit bureau wordt bemand door ltz 2 oc Ed van den Berg en aooodvb Oscar van den Berg. Al in februari beginnen zij met de voorbereidingen van het evenement. Samen met de Stichting Wereldhavendagen wordt het programma bepaald, leveranciers en ondersteunende diensten worden aangeschreven en in samenwerking met CZSK worden de deelnemende eenheden bepaald. In een vroeg stadium wordt een ploeg van Koninklijke Marine Reservisten, onder leiding van ltz1kmr Ton Streefkerk, bijeengezocht. Ieder jaar zijn zij een onmisbare steun bij het opbouwen en onderhouden van het hele demonstratieterrein. Al met al groeit de lijst met deelnemers, uitgezonderd de bemanning van de schepen, gedurende het jaar tot zo’n 250 man. Deze mensen dienen natuurlijk ook gevoed en gehuisvest te worden.
De logistieke dienst van het FSP Rotterdam weet dit altijd weer in goede banen te leiden. Ondanks het chronische ruimtegebrek op de Van Ghentkazerne heeft toch iedereen weer een slaapplaats, ook al moet hiervoor de sportschool gedurende een aantal dagen ’s avonds omgebouwd worden. Tijdens het opbouwen en de havendagen zelf werd, naast de reservisten, het BCS uitgebreid met smjrodnd Gerrit van der Geest en stagiere matrodvb Laura Visser. Vooral de nautische kennis van schipper Van der Geest komt bijzonder van pas. Hij assisteert bij het aan- en afmeren van de schepen en dient als aanspreekpunt voor een ieder die ‘extra handjes’ en zeemanschappelijk advies nodig heeft. Vanuit de coördinatie- en commandopost zorgde het MBK voor de 24-uurs beveiliging, de parkeer- en verkeersregeling van het hele terrein en de distributie van lunchpakketten. Al met al een hele organisatie waarvan het grootste gedeelte van de activiteiten, het hele jaar door, achter de schermen plaatsvindt. De Wereldhavendagen van Rotterdam zijn ieder jaar weer een uitstekend platform voor het demonstreren van het materieel en vaardigheden van de defensie organisatie en de Koninklijke Marine in het bijzonder. Met gemiddeld 400.000 bezoekers, elk jaar opnieuw, kan dit evenement niet ontbreken op de agenda van de Koninklijke Marine.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
111
Marinierskapel der Koninklijke Marine en de Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers Directeur: MAJMARNS T. Ippel Dirigent: LTZMARKAP 1 H. Cnossen Tamboer Maître: AOOMARNALG M. van der Stelt
Marinierskapel en Tamboers & Pijpers Door: SMJRBDMZKT Bart van Tienen, met dank aan SMJRMARNALG Theo Jetten en KPLMARNALG Martijn Vogelaar Foto’s: Cees Baardman
voornaamste gasten van een grote delegatie van hoogwaardigheidsbekleders die deelnamen aan de culturele en economische activiteiten.
400 jaar New York
De Marinierskapel was voor het laatst tijdens de tournee van 1982 in deze groot-
Van 6-13 september hebben de Marinierskapel en de Tamboers & Pijpers in New York de muzikale omlijsting verzorgd rondom de festiviteiten ter gelegenheid van de viering van 400 jaar gemeenschappelijke banden tussen Nederland en Amerika. In september 1609 voer de VOC kapitein Henry Hudson met zijn schip ‘de Halve Maen’ de monding van een rivier op en stuitte op het eiland ‘Manna Hatta’. Vanwege de gunstige ligging en omstandigheden werd hier vervolgens de handelspost ‘Nieuw Amsterdam’ gesticht, het latere Manhattan. Dit jubileum was de reden om via de speciaal opgerichte stichting NY400 de samenwerking tussen beide landen nog eens te benadrukken en van start te laten gaan met een Nederlandse promotieweek in the Big Apple. De Prins van Oranje, WillemAlexander en Prinses Máxima waren de
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
112
ste stad van Amerika geweest en voor de meeste muzikanten was dit dan ook een eerste (en prettige) kennismaking. Omdat de DC10 van de Koninklijke Luchtmacht niet beschikbaar was, werd in verschillende shifts met diverse luchtvaartmaatschappijen naar ‘de overkant’ gereisd. Dit
betekende dus dat sommige collega’s via een tussenstop op Londen vlogen, anderen via Parijs, Zurich of Frankfurt. Daarnaast reisden een aantal Tamboers & Pijpers via de Nederlandse Antillen omdat daar eerst nog muzikale ondersteuning werd verleend aan het ceremonieel van de opening van de Zitting der Staten op Curaçao. Maandag 7 september - onze acclimatisatiedag bleek het Labour Day te zijn. Zeker met het prachtige weer was het voor New Yorkse begrippen vrij rustig in de stad. Ideaal dus om de stad te verkennen. Wat is het daar allemaal gigantisch groot en hoog!
Welkomstceremonie
Op dinsdagochtend vond de officiële welkomstceremonie plaats aan boord van het
enorme museumvliegdekschip USS Intrepid. Na de nodige veiligheidsmaatregelen en bomchecks stonden de kapel en T & P, gekleed in het ‘Toetoep’ (wit tenue met hoge boord) opgesteld op het achterdek, waarvanaf ook een prachtig uitzicht over de Hudson-rivier en de skyline van New York te bewonderen was. Naast de genodigden was er een enorme hoeveelheid camera’s van de Nederlandse en Amerikaanse pers, van CNN, ABC tot SBS6. Bij de aankomst van de Prins en Prinses, burgemeester Bloomberg van New York en minister Hillary Clinton werden onder leiding van onze dirigent, Harmen Cnossen, de voorgeschreven eerbewijzen gespeeld. Waarschijnlijk weet de doorsnee Amerikaan niet wie Willem-Alexander en Máxima
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
113
zijn, maar bij het woord Royals gaan ze helemaal uit hun dak! Na toespraken, waarin veelvuldig verwezen werd naar nog steeds gangbare Nederlandse benamingen (Harlem/Haarlem -Brooklyn/Breukelen - New Amsterdam -Peter Stuyvesant et cetera), volgden de volksliederen en werden vanaf het fregat Hr. Ms. Tromp als groet 21 saluutschoten afgevuurd. Een gevarieerde stoet van schepen, van Friese platbodems tot een replica van ‘de Halve Maen’ nam vervolgens deel aan de vlootschouw.
Onthulling Paviljoen
Een dag later werd door de Koninklijke gasten, deze reis begeleid door de staatssecretaris van buitenlandse zaken Timmermans,
een (klein) design paviljoen onthuld, een geschenk van Nederland. Dit vond downtown plaats op het ‘New Amsterdam Plein’, nabij het Battery Park waar vroeger de kanonnen van de eerste vesting stonden. Hierna marcheerden we af naar de waterkant waar ‘de Halve Maen’ afgemeerd lag. Terwijl de Marinierskapel ‘Tulpen uit Amsterdam’ speelde, werd door Prinses Máxima een nieuwe tulpensoort gedoopt: de ‘Henry Hudson Tulp’, waarvan er vervolgens ruim 120.000 exemplaren symbolisch aan New York werden aangeboden. Er waren deze week verschillende optredens van onder andere de Steelband in het ‘New Amsterdam Village’, een speciaal aangelegd (nep)straatje met Hollandse trapgeveltjes vol met typische traditionele presentaties, van klompenmaker, tulpenbollen tot natuurlijk een windmolen. Op de New York Stock Exchange op Wall Street stonden de T&P aangetreden toen een Nederlands/Amerikaanse delegatie van captains of industry, met in hun midden de ‘Royals’ hier een bezoek brachten. Uiteraard een bijzondere gebeurtenis, want waarschijnlijk zullen de mariniers hier nooit meer een voet op deze magische financiële vloer zetten! Het Strijkje verzorgde de achtergrondmuziek tijdens een diner in het Bridgewaters restaurant, waar de Prins en Prinses aanwezig waren in het kader van een Water Gala en watermanagement.
Concert Brooklyn
Donderdagavond werd een showconcert gespeeld op het Stadhuisplein van Brooklyn, het stadsdeel aan de overkant van de rivier. De burgemeester van Brooklyn had zijn collega van het Nederlandse Breuke-
len uitgenodigd en natuurlijk moesten zij elkaar hier ook toespreken. Zo vertelde de Amerikaanse burgemeester dat hij ‘stinkend jaloers’ was op de fraaie zilveren ambtsketen van zijn Nederlandse collega en dat het heel wat problemen zou geven
als de Brooklynbridge, net als de brug van Breukelen, regelmatig voor de scheepvaart geopend zou moeten worden. Helaas hadden ze zoveel spreektijd nodig dat het regenachtige weer dreigde uit te monden in ‘wolkbreukelen’ en het concert voortijdig beëindigd moest worden.
Herdenkingen
De dienst op 11 september in een Nederlands Hervormde Kerk was zeker memorabel. Het Prinselijk paar kwam binnen op een fanfare van Henry Purcell gespeeld door het Koperkwintet. De Marinierskapel begeleidde hierna een klein, maar goed zingend, typisch Amerikaans kerkkoor in koralen en samenzang. De dominee verwees in een indrukwekkende preek naar herdenken (aanslagen op het WTC en gesneuvelde Nederlandse militairen in Afghanistan) en het vieren van het jubileum. Aan de overzijde van Manhattan, op een pier in Brooklyn, hield de NAVO aan boord van een Deens fregat van het permanente NAVO mijnenbestrijdingsflottielje SNMCMG1 haar herdenkingsceremonie. Aan QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
114
boord was onder andere de Commandant Zeestrijdkrachten, luitenant-generaal der mariniers Zuiderwijk. Precies op zonsondergang, op het moment dat op Ground Zero grote schijnwerpers de Twin Towers suggereren, vond een vlaggenparade en overdenking van de aalmoezenier plaats. Trompettist smjrbdmzkt Peter van Dinther speelde hierbij het buitenlandse signaal Last Post.
kader van een Frieslanddag. Het Klarinetkwartet speelde in het Seaport Museum bij de opening van een tentoonstelling van het Nederlands Nationaal Archief. Naast 17e eeuwse kaarten ook de originele brief uit 1612 van Pieter Schaghen, welke beschouwd wordt als het ‘geboortebewijs’ van New York.
Frieslanddag
Galadiner
Andere optredens deze week kwamen van de Steelband op Governers Island in het
Aan boord van Hr. Ms. Tromp vond een koninklijk galadiner plaats. De T&P stonden
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
115
achterop het helidek aangetreden om de hooggeplaatste gasten hun eerbewijzen te geven. Als laatste kwamen de Kroonprins en Prinses Máxima aan boord, ontvangen door de Commandant Zeestrijdkrachten. Tijdens het galadiner werd de muziek verzorgd door het Dansorkest van de Marinierskapel, waarbij na de openingsdans door het prinselijk paar het voltallige gezelschap aan hoogwaardigheidsbekleders de dansvloer bezette.
Harbor Day
Het laatste gezamenlijke optreden vond plaats op zondagmorgen aan de oever van de Hudson rivier, waarmee de Harbor Day werd geopend. Het prinselijk paar kwam met gevolg hierbij op oranje Batavus fietsen door het Battery Park aanrijden. Deze zelfde middag moest iedereen de instrumentenbagage aanleveren, uitchecken uit
het hotel om weer in verschillende shifts terug naar Nederland te vliegen, aankomst maandagavond 14 september.
Prinsjesdag
De dag erna, de 3e dinsdag van september, was iedereen (met een flinke jetlag) om 9.15 uur op de Van Ghentkazerne aangetreden in ‘pikapak’, het Galatenue. Het was immers
Prinsjesdag en dan is er niets op de wereld belangrijker dan met de Marinierskapel, Tamboers & Pijpers, het Vaandel en de Gewapende Wacht aan te treden op het Binnenhof om het eerbewijs af te geven aan Hare Majesteit de Koningin. De kapel stond deze dienst onder leiding van Eerste luitenant Peter Bongaerts. Gelukkig was het goed weer en dat maakte de lange staande dienst een stuk draaglijker.
Operatie Market Garden
Op 17 september werd herdacht dat 65 jaar geleden de operatie Market Garden van start ging. In de omgeving van Eindhoven, Grave, Nijmegen en Arnhem, werden destijds duizenden para´s gedropt om het bezette Nederland van de Nazi’s te bevrijden. Hoewel het Korps niet direct betrokken was bij deze operatie, werd er wel een verzoek gedaan of een hoornblazer van het Korps Mariniers de herdenking muzikaal zou kunnen ondersteunen. Smjrmarnalg Theo Jetten van de Tamboers en Pijpers is daarom afgereisd QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
116
naar Groesbeek en Kranenburg alwaar de herdenkingen plaats vonden. In het bijzijn van mr. Carl Paul (een van de nog in leven zijnde para’s van de 82nd Airborne Division die nog boven Groesbeek is afgesprongen) en een afvaardiging van de 82nd Airborne Division uit Fort Benning, werden bij een viertal monumenten kransen gelegd. Als Liaison Officier trad de in Doorn geplaatste Capt USMC Ben Michals op en begeleidde zo de Amerikaanse Militaire Attaché kolonel Jeff Stimson. In Kranenburg (Duitsland) werd de laatste krans gelegd en speelde smjr Jetten de ‘Taps’ (het Amerikaanse taptoesignaal) als eerbetoon aan de Amerikaanse bevrijders die hier hun leven lieten voor onze vrijheid.
Installatie adelborsten
Vrijdag 18 september vond de laatste dienst in deze periode voor de Markap en T&P plaats. In Den Helder werd de grootste lichting Adelborsten sinds 1946 op ceremoniële wijze geïnstalleerd. Daarnaast vond tijdens dezelfde dienst een commandowis-
militaire orkesten kwamen uit Duitsland, Oostenrijk, Finland en (heel bijzonder) uit Zuid-Korea! Onder leiding van chef-dirigent majoor der marinierskapel Harmen Cnossen werd een eerbetoon gebracht aan een aantal grote Russische componisten: ‘Great Russians’. Bekende melodieën van Tchaikovsky, Khachaturian, Rimsky-Korsakov en Mussorgsky werden in de zes voorstellingen met de kenmerkende volle en warme Marinierskapelklank gespeeld. Met de majestueuze ‘Grote poort van Kiev’ uit ‘Schilderijen van een tentoonstelling’ aan het eind van de show werd nog even gerefereerd aan het succesvolle openingsconcert van de Hermitage in Amsterdam, waar Koningin Beatrix en de Russische president Medvedev van
Nederlandse Blaasmuziek Prijs voor oud-dirigent Marinierskapel Op het Wereld Muziek Concours in Kerkrade heeft Gert Buitenhuis de Nederlandse Blaasmuziek Prijs ontvangen. Deze prijs is toegekend vanwege zijn grote verdiensten voor de Nederlandse blaasmuziek. Na een succesvolle carrière bij de Marinierskapel der Koninklijke Marine, achtereenvolgens als klarinettist, concertmeester, arrangeur en dirigent heeft dhr. Buitenhuis zich met tal van andere werkzaamheden in de muziek bezig gehouden en daardoor een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling en vernieuwing van de Nederlandse blaasmuziek. Zo is hij een veelgevraagd internationaal dirigent, gastdocent, jurylid, adviseur van het WMC en verzorgt publicaties van bewerkingen voor harmonieorkest. Eerdere laureaten van deze prijs waren de ouddirigenten van de Marinierskapel Henk van Lijnschooten (2003) en Jaap Koops (2005) en componist Johan de Meij (2007).
seling plaats van de Vlagofficier die bij het KIM belast is met de officiersvorming. Na deze lange en vooral warme staande dienst volgde, tot vreugde van de ‘Nieuwediepers’, een traditionele mars door de stelling. Hiermee worden van oudsher de nieuwe Adelborsten aan de bevolking voorgesteld.
dezelfde muziek hebben kunnen genieten. In de gezamenlijke finalepresentatie, met ruim 750 deelnemers op het speelveld, werd onder leiding van de Inspecteur Militaire Muziek Krijgsmacht, luitenant kolonel der mariniers Pieter Jansen (oud-dirigent van de Marinierskapel) gemusiceerd.
Taptoe
Begin november hebben de Marinierskapel en de Tamboers en Pijpers met hetzelfde programma ook deelgenomen aan het 15e Berliner Militär Musikfest in Berlijn.
In de hierna volgende periode werd het vizier gericht op de voorbereidingen en afwerking van de Nationale Taptoe in Ahoy, Rotterdam. De Taptoe is een demonstratie van internationale militaire orkesten die zichzelf met een muzikale show op een gevarieerde wijze presenteren aan het grote publiek. Deelnemende buitenlandse
Orde geslagen kapitein Marco Kroon en de Inspecteur der Veteranen, Vice-admiraal Van Maanen. Ook de vijf overige voorstellingen en de Streetparade door het centrum van Rotterdam werden door het grote publiek bijzonder gewaardeerd.
Veteranenvoorstelling
Op 1 oktober vond een speciale Veteranenvoorstelling plaats, onder andere bijgewoond door de tot Ridder Militaire Willems QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
117
In een uitverkochte Rodahal in Kerkrade begeleidde de Marinierskapel op 15 juli de drie finalisten van de Internationale Dirigenten Wedstrijd. Na een intensieve selectie konden de kandidaten middels de Marinierskapel hun kunnen laten zien met een verplicht- en een eigen keuze muziekwerk. Uiteindelijk werd de 35 jarige Spaanse dirigent Manuel Mondejar Criado uit Alicante tot winnaar uitgeroepen. De prijs bestaat uit een gouden dirigeerstok, een geldbedrag en een gastdirectie bij de Marinierskapel. Aan het eind van de avond liet dirigent-majoor der marinierskapel Harmen Cnossen met zijn orkest een ‘verpletterde’ indruk achter met de uitvoering van ‘Schilderijen van een Tentoonstelling’ van Moussorgsky.
Ontwikkelingen bij de Tamboers & Pijpers van het
Door: AOOMARNALG M. van der Stelt, Tamboer Maître In een voorgaande editie van dit blad heb ik proberen aan te geven waarom de Tamboers en Pijpers (T&P) nog zo slecht zichtbaar waren binnen de operationele eenheden. Ter opfrissing; een groot personeelstekort ligt hieraan ten grondslag. Om dit grote tekort, waar meerdere specialismen binnen het korps last van hebben, op te lossen heeft CMOC het initiatief genomen om baanbrekend werk te verrichten. In het kort komt het hier op neer dat onder andere de T&P binnen de Elementaire Vorming Mariniers (EMV Marns)1 de eerste 22 weken meedraaien. Hierna volgt een splitsing van de marinier algemeen, die de 11 weken durende gevechtsopleiding zal gaan volgen, en de ‘specialisten’ (T&P, monteurs) in hetzelfde tijdsbestek binnen het OTC RIJ een uitgebreide rijopleiding zullen gaan volgen. Na afsluiting van deze periode komen alle groepen weer bij elkaar en zullen gezamenlijk beëdigd worden onder gelijktijdige bevordering tot marinier 1 algemeen of marinier tamboer/ pijper. De marinier algemeen zal vervolgens geplaatst gaan worden binnen de organisatie terwijl de marinier tamboer/ pijper het vervolgtraject in zal gaan voor zijn EVO tamboer/pijper gedurende 42 1 Zie ook artikel ‘Herziening opleidingstraject EVO Marns’ in deze uitgave onder MOC.
weken. Geheel nieuw is de aanpak om in die 42 weken ook de militaire vaardigheden gedegen bij te houden en dus niet alleen maar bezig te zijn met muzikale zaken. Hier wordt ook opgewerkt naar het niveau van geoefend schutter. Tevens zijn aan deze opleiding ook lessen toegevoegd welke betrekking hebben op militair ceremonieel en protocol, want ook daar dreigt een heleboel kennis binnen het korps verloren te gaan door de sterke operationele druk. Deze maatregel houdt in dat de T&P weer een apart dienstvak zullen gaan worden binnen het Korps Mariniers met als groot voordeel dat er ook specifiek voor dit dienstvak een wervingstraject opgezet mag worden wat voorheen niet was toegestaan omdat er simpelweg maar een dienstvak was en dat was marinier algemeen. Dit in combinatie met de actieve werving van onze instructeurgroep binnen de EMV Marns (uiteraard in nauw overleg met het MOC) gedurende de eerste 22 weken moet er uiteindelijk toe leiden dat ook de T&P weer op een acceptabele bezettingsgraad uit gaan komen met als gevolg dat er een overflow ontstaat binnen de 25 functies die er momenteel als T&P gemarkeerd zijn. Als dat moment is aangebroken, en het lijkt er op dat dit gaat lukken binnen twee á drie jaar, zal je weer heel snel jonge mensen vanuit het dienstvak T&P binnen het MTC zien rondlopen binnen bijvoorQU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
118
Korps Mariniers
beeld de transportgroep waar een enorme behoefte is aan mensen met de bevoegdheid om op WLS trucks of anderszins bijzondere voertuigen te mogen rijden. Ook nu al gaat het actieve wervingsbeleid zijn vruchten afwerpen. Sinds een paar maanden zijn er respectievelijk een tamboer en een pijper afgeleverd door onze eigen instructeurs en momenteel draait er voor het eerst sinds vijftien jaar weer een klas(je) van vier mariniers (twee tamboers en twee pijpers). Onmiddellijk is er een positieve spin-off. De twee eerst genoemde T&P’ers hebben deelgenomen aan de TMPT (Tweedaagse Militaire Prestatie Tocht) en zijn er in geslaagd deze toch lastige proeven met goed gevolg te doorstaan. En ook de huidige opleidingsklas T&P met de al actief dienende T&P-ers zijn weer te vinden op de diverse sportaccommodaties op de Van Ghentkazerne en nemen de NSF proeven op in hun opleidingstraject. Verder heeft de korpsleiding heel goed begrepen dat ook de hardwerkende jonge manschappen en onderofficieren van T&P nog steeds graag de zo specifieke opleidingen binnen het korps willen volgen en uitvoeren. Sterker nog; de huidige generatie geeft zelf aan een voorkeur te hebben aan operationele inzet naast het vak van tamboer of pijper. Er zijn dan ook toezeggingen gedaan dat, ondanks de hoge werkdruk op ceremonieel gebied, er weer T&P de paraopleiding mogen gaan volgen net zoals de berg- en wintertraining. Er zullen concessies gedaan moeten worden aan de kwantiteit van de T&P gedurende die periodes, maar in de volle overtuiging dat dit op lange termijn zeker zijn vruchten afwerpt om mensen binnen onze gelederen te houden.
Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied Bootpeloton Carib Commandant: ELNTMARNS A. Klompmaker Opvolgend commandant: SMJRMARNALG C. Rijff
Velen van u weten van het bestaan van het Bootpeloton (Btpel) in de West; die ‘club’ met de Boston Whalers. Sommigen spreken nog steeds over het 44-Ostpel, maar dat is al wel heel lang geleden. Het Bootpeloton heeft zich onder de huidige naam inmiddels aardig op de kaart gezet. Wij hebben als taak om amfibische capaciteit te trainen, te beoefenen en te leveren ten behoeve van operationele eenheden (32-Infcie, Antmil en Arumil en inmiddels ook de compagnie van de CLAS). Wij doen dat met verschillende vaartuigen zoals de Ridged Raiding Craft (RRC) Boston Whaler 19”, Landing Craft Rubber Motorized (LCRM), Landing Craft Rubber (LCR) en Fast Assault Craft (FAC). En in de nabije toekomst de Frisc (Fast Raiding Interception Special Forces Craft). Het Bootpeloton bestaat uit twee identieke Bootgroepen met ieder een bootgroepscommandant, chef monteur met burgermonteur (op Curacao inmiddels ondergebracht bij Matlog), drie sectiecommandanten, zes marinier bestuurders. Hierboven staat de staf bestaande uit; pelotonscommandant, opvolgend pelotonscommandant, verbindelaar en een combat life saver. Het bootpeloton Carib valt formeel direct onder het hoofd afdeling operaties Czmcarib. Het Bootpeloton is opgedeeld in Bootgroep Aruba en Bootgroep Curaçao. Door deze fysieke scheiding is de opvolgend pelotonscommandant belast met de directe dagelijkse aansturing van de Bootgroep Aruba (sinds juli 2009). Een bootgroep moet voornamelijk zelfstandig kunnen functioneren. De compagnie (32-Infcie op Aruba, CLAS CIE op Curaçao) wordt door de PC en de OPC geadviseerd betreffende de inzet van een bootgroep. De staf van het Bootpeloton waarborgt de amfibische kwaliteit en kwantiteit voor wat betreft omscholing, training, oefening,
materieelsgereedheid, operationele inzet, personele beschikbaarheid en amfibische ontwikkelingen. Indien een van de Bootgroepen (of als peloton in zijn geheel) is gedetacheerd en ingescheept aan boord van Hr. Ms. Pelikaan, staat de Bootgroep onder operationeel bevel van de commandant van het schip. Tijdens de onder bevel stelling zal de PC en/of de OPC als Amphibious Operation Officer (AOO) actief zijn in de Amphibious Operation Room (AOR) en geeft leiding aan een uit te voeren amfibische operatie. Het Bootpeloton Carib bewaakt tevens, op het vakgebied amfibische operaties, in overleg met het Kenniscentrum KIK (Kennis, Innovatie en Kwaliteit) op Texel, met name de ATP8, ATP36, ATP38, BR6600, BR9400, Amphibious Notes & Orders, SOP MTC / Amfostbat / Btpel Czmcarib. In het komende jaar zal er een grote verandering plaatsvinden. Vooral door de komst van de Frisc. Het zal de Bootgroepen nog meer mogelijkheden bieden. Veel uitdagingen staan ons daarin nog te wachten; maar wij kijken er naar uit.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
119
Opwerkoefening
Van 7 september tot en met 6 november is de eerste pilot van de Marsoc module (Maritime
Hr. Ms. Pelikaan
Special Operations Capable) uitgevoerd door het 1e peloton van de 32e Infcie op Aruba. Gedurende deze periode hebben infanterieeenheden in het kader van het ‘Ontwikkelpad Intensivering samenwerking SF en
Door: KPLMARNALG M.L.J. Griesdoorn Ten behoeve van de commando-overdracht aan boord van Hr. Ms. Pelikaan werd van 12 t/m 24 augustus 2009 een opwerkoefening voor de nieuwe commandant en de nieuw geplaatste bemanningsleden uitgevoerd. Ook het Bootpeloton Carib werd verzocht hieraan deel te nemen. Met een club van twaalf man verdeeld over Curaçao en Aruba vertrokken we samen met de bemanning van Hr. Ms. Pelikaan richting Saba. Onze eerste stop betekende meteen het bieden van noodhulp door het verstrekken van pallets met drinkwater (ongeveer 60000 liter) aan het ziekenhuis van Saba. Door te droog weer in deze tijd van het jaar waren de watervoorzieningen op het eiland volledig opgedroogd. Zelfs de media heeft er aandacht aan besteed. “Sinds eind oktober 2008 kent Saba een periode van relatieve droogte. Omdat veel inwoners afhankelijk zijn van regenwater voor hun watervoorziening, leidde dit grote tekorten. Zelfs de watertanks van het ziekenhuis waren nagenoeg opgedroogd. Geld voor aankoop voor water was er niet. De gezaghebber van Saba dhr. Jonathan Johnson diende hierop een verzoek tot assistentie in bij de Commandant der Zeemacht. Daar de Hr. Ms. Pelikaan gepland stond voor een bezoek aan de Bovenwindse eilanden, werd het schip volledig beladen met vierton vrachtwagens en waterwagens.” (bron Amigo.com) Na deze korte stop ging de reis verder richting St. Croix. Gedurende de transit hebben we de diverse amfibische drills, zoals hijsen en strijken, pacen en tevens de drills van Hr. Ms. Pelikaan zelf uitgevoerd. Bij de man-over-boord-drill op open zee namen de mariniers het heft in handen bij het welbekende ‘boeitje pikken’. Na enige tijd kwamen we aan in de haven van St. Croix, op een van de mooie Virgin Islands. Hier konden we even de wal op om de beentjes te strekken of om te genieten van een mooie duik. De volgende dag vertrokken we weer vol goede zin naar de volgende bestemming: Colombia. Het duurde een aantal dagen voor we in de laatste haven van deze opwerkperiode aankwamen en deze dagen werden weer benut voor het uitvoeren van diverse drills. Aankomst in de haven van Cartagena, Colombia. Het binnenvaren van deze haven was nog een spannende aangelegenheid vanwege de smalle vaargeul waarin enkele kleine vissersbootjes links en rechts voorbij Hr. Ms. Pelikaan probeerden te varen. Zelfs op enkele meters voor de boeg langs. Maar desondanks zijn we netjes afgemeerd in de haven. De laatste stop voor de commandant. Hier hebben we genoten van een vrij weekend. Zondagochtend stond in het teken van het vertrek richting Aruba, waar de mannen van Bootpeloton Aruba zouden worden afgezet. Vervolgens voer Hr. Ms. Pelikaan door naar Curaçao. Hier was de officiële commando-overdracht gepland, waarbij de scheidende commandant een peddel ontving van Bootpeloton Carib als dank voor de goede samenwerking.
conventionele eenheden’ nauw samengewerkt en getraind om uiteindelijk gezamenlijk te kunnen opereren bij een veelvoud aan operaties. Omdat het hier ging om een pilot is er gedurende de training een aantal Lessons Learned en - Identified geconstateerd en direct verwerkt in de opzet van de volgende module, die voor begin volgend jaar op het programma staat voor wederom een peloton van 32-Infcie en een team van de Maritime Special Operations Forces (Marsof). Uiteindelijk is het de bedoeling dat de infanterie-eenheden een vijf weken durende pré SOC-module doorlopen alvorens de negen weken durende
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
120
Marsoc module te volgen.
Marinierskazerne Savaneta Commandant: LTKOLMARNS E. Hofma EMSD Plaatsvervangend Commandant: MAJMARNS P.P. Engles Kazerneadjudant: AOOMARNALG P.A. Schoof
32-Infcie en de pilot Marsoc module Door: ELNTMARNS P.J.J. Brinkman, PC 1-pel, 32-Infcie
Aanleiding
Eind 2008 is er een werkverband opgestart tussen C-Squadron Marsof (MSO) en de 13e Infcie. Onder de noemer van het Hydra concept, waarover eerder is bericht in de QPO, hebben de eenheden een aantal gezamenlijke trainingen en oefeningen ondernomen. Het doel van deze samenwerking berustte op twee gedachten: Ten eerste invulling geven aan de supporting role van de infanterie aan de SF-eenheden. Ten tweede werd het Hydra concept gebruikt om een aantal vaardigheden (Tactics, Technics and Procedures) bij te brengen aan de infanterie die bijdragen aan de status van SOC (Special Operations Capable). Door diverse factoren (waaronder de voorbereiding voor een ernstmissie) is dit destijds niet goed genoeg tot zijn recht gekomen. Op basis van de Lessons Learned, die tijdens het Hydra concept zijn onderkend, is er besloten tot samenwerking tussen Marsof en de 32e Infcie op Aruba. De operationele en personele omstandigheden op Aruba bleken uitermate geschikt om het Marsoc concept vanuit de Marinierskazerne Savaneta op Aruba in te kleden.
Marsoc module
In de Marsoc module zijn vier niveaus`s van optreden te onderscheiden: • Enkele man niveau 1 • Geweergroep niveau 2 • Peloton niveau 3 • Integratie infanteriepeloton met Marsof niveau 4 De volgende trainingsdoelen golden verder als uitgangspunt voor het Marsoc programma: • Basic Infantry Skills and Drills • SR (Special Reconnaissance) • Direct Actions, waaronder Cordon and Search, Raids en Hostage Rescue Operations • Close Quarter Combat procedures • Schietvaardigheden (EMP) Enhanced Marksmanship Programme. • Boating drills (onder andere amphibious raids) • Mobility drills • Boarding drills • Militaire zelfverdediging • Fysieke training • Combat Life Saver training • MDMP planningsproces
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
121
van het infanteriepeloton ook geleerd hoe ze een (opposed) boarding moeten uitvoeren. De complexiteit hiervan ligt niet alleen aan het behouden van snelheid, momentum en initiatief, maar ook bij het kunnen switchen tussen geweldniveaus. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk als blijkt dat er gegijzelde personen aanwezig zijn op een verdacht schip. Door het doorlopen van de Marsoc module is het infanteriepeloton in staat gebleken om alle hierboven trainingsdoelen zelfstandig dan wel in samenwerking met SF uit te kunnen voeren. Voor meer complexere (SF) operaties is het peloton inzetbaar in de supporting role, ter ondersteuning van SOF.
Afsluitend
Het is een goede keuze geweest om het Marsoc concept op Aruba te trialen. Aruba beschikt over de juiste omstandigheden om een goede invulling te geven aan deze trainingen. De eerste pilot op Aruba heeft veel waardevolle trainings- en leermomenten opgeleverd, die direct worden verwerkt in de opzet van de volgende Marsoc training die in januari, ook op Aruba, zal plaatsvinden. Tijdens de eindoefening is getracht om alle behandelde trainingsdoelen terug te laten komen, in het bijzonder het opereren op en vanuit zee, om het maritieme aspect van Marsoc te benadrukken. Doordat Aruba omringd is door water zijn er legio mogelijkheden om dit onderscheidend vermogen te trainen. Dit komt terug in tal van amfibische operaties die tijdens de module zijn uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld een amfibische raid met daarin een Direct Action op een vervallen hotel aan de kust. Dat de kracht van de zee ook in de stilte ervan zit, hebben de mariniers ervaren door OP`s te betrekken waarvoor ze eerst een paar honderd meter in zee moesten zwemmen om aan land te kunnen komen (beaching drill). Door gebruik te maken van de zee als cover en concealment is een stille en heimelijke nadering bijna gegarandeerd. Naast operaties die starten op of vanuit zee hebben de mariniers
Indien er voor wordt gekozen om het Marsoc concept verder uit te bouwen en om op Aruba verder invulling te geven aan het ontwikkelpad Intensivering Samenwerking SF en Infanterieeenheden, is een aantal logistieke en materiële hindernissen nog te nemen; bijvoorbeeld het verschepen van Land Rovers met ringmounts, voldoende verbindings- en HV-apparatuur en het creëren van extra legeringscapaciteit op Msksav voor bezoekende eenheden indien ervoor gekozen wordt om ook pelotons vanuit Nederland van het MTC deze training te laten doorlopen. Bovendien is gebleken dat er behoefte is aan een kleine trainingsstaf (trainingswing) om zeker te stellen dat het gehele infanteriepeloton als ook het SF team getraind worden. Een trainingswing kan daarbij tevens de kwaliteit van de trainingen bewaken. Al met al kan gesteld worden dat de basis voor de verdere intensivering van de samenwerking tussen SF (Marsof) en de reguliere infanterie eenheden bij het Korps Mariniers is verbreed en voldoende perspectief biedt om de Marsoc status op Aruba verder uit te bouwen. Wordt vervolgd.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
122
Hurricane Exercise
Door: ELNTMARNS D. Cazemier, PC 3 32-Infcie Om de mariniers van de 32e Infanteriecompagnie van Aruba voor te bereiden op een ernstinzet in geval van een orkaanpassage op de Bovenwindse eilanden wordt er jaarlijks een Hurricane Exercise (Hurex) gehouden op Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius. Tijdens deze oefening komen de verschillende fasen van een orkaanpassage aan
de orde: de periode vóór, tijdens en na de passage van een orkaan. De mariniers leren wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn in geval van een orkaanpassage. Om dit zo goed mogelijk te beoefenen worden er verschillende realistische scenario’s uitgevoerd. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de lokale hulpdiensten, brandweer, Rode Kruis en het Vrijwilligers Korps Sint Maarten. De mariniers worden gedurende de oefening verspreid over de verschillende eilan-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
123
den. Op St. Maarten wordt de mainbody van de compagnie ingezet. Op St. Eustasius en Saba elk een geweergroep. Op 26 augustus kwam de compagnie aan op St. Maarten. Vanaf St. Maarten vertrokken de volgende morgen de twee geweergroepen die gestationeerd werden op de andere eilanden. Op St. Maarten werden die morgen de door de lokale overheid als shelter aangemerkte gebouwen verkend door de mariniers.
Terwijl op St. Maarten de damage assessment aan de gang was, verkenden de mariniers op St. Eustasius de verschillende key objecten. Dit zijn de objecten die van belang zijn om het dagelijks leven op het eiland weer op gang te krijgen na de orkaanpassage, zoals het Water- en Energiebedrijf en het hospitaal. De brandweer verzorgde die middag een display met het materieel dat door de brandweer gebruikt wordt (stutmateriaal, kettingzagen, diverse brandblusmiddelen en een apparaat om beknelde personen uit voertuigen te knippen). Dit gebeurde door middel van verschillende scenario’s waarbij de mariniers te maken kregen met omstanders, een ongeval met beknelling en gewonden door omgevallen bomen. Alle leerdoelen van de scenario’s werden getest en behaald tijdens een allesomvattende oefening.
Dit heeft als doel om het eiland te leren kennen en de snelste weg naar de verschillende shelters te vinden. Een shelter is een hurricaneproof gebouw, bijvoorbeeld een school of een kerk, waar de hulpbehoevende bevolking kan schuilen in afwachting van de orkaanpassage. De mariniers van de geweergroepen op Saba en Sint Eustatius zijn hiermee gestart zodra ze geland waren. De volgende dag stond in het teken van lessen in Beteugelen van Woelingen (BvW) en verbindingsoefeningen. Vooral na de orkaan kan een beroep op ons worden gedaan om de lokale autoriteiten te ondersteunen in het herstellen van de openbare orde. Dit kan zijn op basis van zachte dan wel harde militaire bijstand. Bij inzet van de BvW taak is er sprake van harde militaire bijstand. Na de diverse lessen en refreshers werd begonnen met fase 1: de periode voor de orkaanpassage. De mariniers werden per geweergroep verdeeld over vier shelters. Bij deze shelters speelden zich de hele avond verschillende scenario’s af die zich zouden kunnen voordoen als de bevolking een veilig onderkomen zoekt. Dit is belangrijk, omdat tijdens een ernstinzet er niet altijd kaderleden aanwezig zullen zijn bij elke shelter. Gedurende de 2e fase, tijdens de orkaanpassage, is het ook voor de mariniers zaak dat oom zij blijven schuilen in de shelters. De zaterdag stond in het teken van de 3e fase, na de orkaanpassage. Ons peloton kreeg de opdracht om van een bepaald ‘getroffen’ gebied een damage assessment te maken. Elke geweergroep kreeg een area toegewezen die ze in kaart moesten brengen. De mariniers leerden waar ze op moesten letten en wat belangrijke informatie is voor de wederopbouw van de wijk. Bijvoorbeeld, is er stromend water of elektriciteit en zijn de huizen nog bewoonbaar. Wat is noodzakelijk voor het eerste levensonderhoud et cetera.
Terug op het basiskamp op Sint Maarten kreeg het peloton de opdracht om als BvW eenheid op te treden tegen een opstandige menigte. Het BvW peloton was snel inzetgereed om te vertrekken naar de hoofdstraat in Philipsburg (de hoofdstad van het Nederlandse gedeelte van Sint Maarten). Er zou daar sprake zijn van plunderingen. De mariniers werden hier ingezet om de menigte te verdrijven en om de lokale politie te assisteren om de openbare orde te herstellen. Op de andere eilanden werden de mariniers ingezet om key objecten te beveiligen tegen opstandelingen. Op St. Maarten escaleerde de situatie en wederom werd een beroep gedaan op de BvW capaciteit van het peloton. Deze inzet bestond
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
124
uit het verdedigen van een voedseldistributiecentrum. Het peloton stond hier tegenover een grote menigte die zich had verzameld op een groot plein. De situatie was geëscaleerd toen het peloton arriveerde. Het duurde even voordat de situatie onder controle was en de menigte met succes werd verdreven. ‘s Avonds voegden de andere geweergroepen uit Saba en Sint Eustatius zich ook weer bij de compagnie. De maandag was er tijd om te debriefen en om de wal op te gaan en te shoppen. De laatste dag op het eiland werd een sportcompetitie georganiseerd op het strand. Dit was een mooie dag voor de unit cohesion binnen de gehele compagnie. Al met al was het een zeer geslaagde oefening voor de gehele compagnie. De mariniers en kaderleden van 32-Infcie van Aruba hebben veel geleerd en zijn gereed voor een eventuele ernstinzet op de Bovenwindse eilanden in geval van een orkaanpassage.
IS C R E EX
E
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
125
Van Boord
AOOMARNALG E.R. Ebbinge Door: Willem Geneste Foto’s: Roel Ebbinge
Korpsadjudant met FLO
Aoomarnalg Roel Ebbinge was vanaf 2006 Korpsadjudant en ging op 30 november na 36 jaar met FLO. Een dag na de Korpsverjaardag, op 11 december 1973 trad hij aan bij het Korps. “En dat was te merken want de kaderleden hadden het nog wat moeilijk”, zegt Roel in een eerste reactie. Zijn ouders waren er de oorzaak van dat Roel naar het Korps ging. Hij was nog al een rakker en zijn vader vond dat hem wat discipline en structuur moest worden bijgebracht. “Ik was toen 16 jaar en had het al snel naar mijn zin. Vandaag de dag zou men dit een kindsoldaat noemen.”
Korpsadjudant
Een Korpsadjudant is een soort super chef d’equipage. Hij is een belangrijke schakel tussen de onderofficieren en de Korpscommandant. Knelpunten probeert hij in eerste instantie zelf op te lossen, mocht dat echter niet lukken dan legt hij deze voor aan de Korpscommandant. Tijdens de bevelsperiode van de (toenmalige) generaal-majoor der mariniers R.L. Zuiderwijk, als Korpscommandant, is deze functie naar voorbeeld van de andere krijgsmachtdelen tot stand gekomen. Hij had behoefte aan korte lijnen met zijn onderofficieren. Een aantal jaren geleden is voor onderofficieren een beleidsstuk geschreven dat is geaccordeerd door de C-ZSK, de beleidsvisie onderofficieren KM. Daarmee kwam een handvest voor deze categorie tot stand. De commandant der strijdkrachten (CDS) en alle operationele commandanten (OPCO’s) hebben allen een adjudant ter beschikking en die moet niet worden verward met de aloude functie van de adjudant van een vlagofficier, want die wordt tegenwoordig hoofd officier toegevoegd (HOT) genoemd. Een Korpsadjudant moet van vele markten thuis zijn. Hij moet goede kennis van het krijgsmachtdeel hebben en over goede contactuele eigenschappen beschikken. “Men moet vertrouwen in je hebben waarbij integriteit het sleutelwoord is”, voegt Roel Ebbinge er aan toe.
Van 12e Infcie tot 12e Infcie
Roel Ebbinge begon zijn operationele carrière bij de 12e Infcie in 1974 en eindigde, met onderbreking van een groot aantal andere plaatsingen, begin van deze eeuw bij dezelfde eenheid. In 1974 maakte deze compagnie nog deel uit van de kort daarvoor opgerichte Eerste Amfibische Gevechtsgroep (1AGGP) en beleefde Roel als piepjong marinier zijn eerste berg- en wintertrainingen in Schotland en Noorwegen. Twee jaar later wordt hij als marinier 1 voor negen maanden uitgezonden naar de Marinierskazerne Savaneta op Aruba. “Een heerlijke tijd. Met dertig korporaals en mariniers op een slaapzaal zonder airco. We hadden alleen luiken die je een beetje open kon zetten en sliepen onder klamboe’s”, zegt Roel over zijn eerste uitzending.
Na zijn terugkeer in Nederland gaat hij in de Voortgezette Vakopleiding (VVO) in de Van Ghentkazerne. “Hier werden de duimschroeven aangedraaid en werd je gedwongen om daar slim mee om te gaan. Mijn klasgenoten waren allemaal afkomstig van diverse disciplines en dat gaf een enorme cohesie. Het was hard werken maar na een nacht dooroefenen stond je om acht uur weer fris op baksgewijs. Onze klascommandant was Harry Luiten, een prachtkerel die je alle ruimte gaf maar ook op z’n tijd op zijn eigen manier duidelijk wist te maken als je over de schreef was gegaan. Dan volgde er een ‘verrassing’. In 1980 trouwt Roel en gaat hij met zijn kersverse echtgenote voor een jaar naar Aruba. Daarvan teruggekeerd volgt een aantal plaatsingen met berg- en koudweer trainingen. Eind jaren tachtig wordt hij voor drie jaar geplaatst als groepsonderofficier bij de School voor Eerste Maritieme Militaire Vorming (EMMV) in Den Helder.
Stinger team
In 1991, toen de dreigingen in het Midden-Oosten toenamen, werd de inmiddels tot sergeant bevorderde Roel Ebbinge met zijn Stinger team geplaatst aan boord van het Belgische mijnenbestrijdingsvaartuig Iris om in de Perzische Golf mijnen te gaan ruimen. Het team was ingezet om de mijnenjager te beschermen tegen luchtaanvallen. “Aanvankelijk maakte ik mij wat zorgen over de professionaliteit van de Belgen, maar dat was na twee dagen over en voelde ik me veilig. We werden warm onthaald. Het schip was stampvol met bemanningsleden, want naast de bemanning en wij was er ook nog een Belgisch Milan team aan boord dat was uitgerust met draadgeleide anti-tankwapens. Samen met de commandant was ik de enige met een eigen hut. Hij sliep in de kajuit, ik in de decompressietank op het achterdek. Het interessante was dat de ene helft van de bemanning Nederlands en de andere helft Frans sprak. Het was in ieder geval de moeite waard om je Frans een beetje op te halen maar het zorgde ook regelmatig voor spraakverwarring. Zo zei een van de Fransen bij een bezoek aan de haven dat hij hout ging kopen voor thuis. Ik was wat verbaasd maar later bleek dat hij goud bedoelde. Doorgaans waren we tien dagen op zee om naar mijnen te speu-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
126
ren. De dreiging daarvan was moeilijk waarneembaar, vooral de drijvende mijnen. Voor de kust van Koeweit was het een waar mijnenveld en zijn we druk bezig geweest met het onschadelijk maken daarvan. Tijdens de vier dagen rust in een of andere haven hield ik me bezig met museumbezoek en een beetje cultuur opsnuiven van lokale bevolking. Cultuur, kunst en natuur zijn mijn interessegebieden en ook daarvoor zit je bij het korps goed! ” Na drie maanden keerde Roel met zijn team terug naar Nederland.
Cambodja
Zijn verblijf in Nederland was niet van lange duur want in 1992 werd hij met Cambo 1 uitgezonden naar Cambodja voor de Nederlandse bijdrage aan United Nations Transitional Authority for Cambodia (Untac). Voornaamste doel was het realiseren van vrije verkiezingen met een staakt-het-vuren tussen de strijdende partijen in een land dat geteisterd werd door genocide, oorlog en burgeroorlog. Voor Roel begon hier het echte werk, “hier was ik voor opgeleid”. Hij was mede verantwoordelijk voor de logistieke verzorging van het bataljon, dat onder bevel stond van ltkolmarns Herman Dukers. “De bevoorrading was geen sinecure want de hele kade stond vol met containers en bijna niemand wist wat waar in zat. We hadden slechts één laptop ter beschikking, dus dat schoot niet echt op! Met keihard werken konden we uiteindelijk de konvooien bevoorraden. Wat het dubbel zo spannend maakte, was de mijnendreiging in en om Sisophon, waar we uiteindelijk gelegerd waren.”
Specialiseren
In 1994 gaat Roel de cursus Platoon Weapon Instructor (2) in Lympstone (VK) volgen. “Dit was een interessante cursus waar je veel discipline en een andere wijze van instructie werd bijgebracht.” De aldaar opgedane ervaringen bracht hij in praktijk bij het Mariniers Opleiding Centrum in de Van Ghentkazerne bij de
afdeling specialistische opleiding. In eerste instantie als instructeur en na zijn bevordering tot sjmrmarnalg als hoofdinstructeur van de sectie gevechts- en schietopleiding. Een paar jaar later keert hij terug naar Lympstone voor de vervolgcursus Platoon Weapon Instructor (1). “Ik ben daar toen veel mee bezig geweest en leerde de cursisten de juiste manier van gevechtsschieten en instructie.” Met de collega platoon weaponinstructors konden we het niveau van gevechtsschieten bij het korps een flinke impuls geven”. In die tijd was het Korps overgestapt van het FAL geweer naar de C7. “Ik ben toen een jaar met collega’s van de Koninklijke Landmacht bezig geweest met het schrijven van voorschriften en schietinstructies voor het nieuwe wapen.”
Irak
In 2001 wordt hij (weer) geplaatst bij de 12e Infcie en wordt met deze eenheid als opvolgend pelotonscommandant uitgezonden naar Irak met als bataljonscommandant de toenmalige ltkolmarns Dick Swijgman. Gedurende de missie werd hij voor deze eenheid compagnies sergeant majoor (CSM) “Ook dit was weer een hoogtepunt in mijn carrière omdat je al hetgeen je had geleerd daar in de praktijk kon toepassen. We moesten constant scherp zijn want het verslappen van de aandacht kon vervelende gevolgen hebben. Wij zaten met een kleine eenheid in Al Khidr. Het was een spannende, intensieve en leerzame tijd.” Na zijn terugkeer werd hij aangesteld als chef d’equipage in Doorn en maakte hij de overgang mee van de Groep Operationele Eenheden Mariniers (GOEM) naar het Mariniers Training Commando (MTC).
Tot slot
In 2006 volgt dan zijn aanstelling als Korpsadjudant en noemt dit: “Absoluut de kroon op mijn carrière”. Hij nam deze functie over van de toenmalige aoomarnalg Gerrit Rieken, die toen nog Onderofficier Toegevoegd Mariniers werd genoemd. Roel Ebbinge kijkt terug op een, naar zijn zeggen “fantastische tijd met een enorm scala aan kleine en grote hoogtepunten ver buiten de landsgrenzen. Naast discipline heb je bij het Korps ook veel vrijheid. Ik heb altijd met verschillende mensen moeten werken en ook dat sprak mij aan. Als je een job krijgt waar je tegen op ziet of die je niet aanstaat dan hangt er veel van af wat je er zelf van maakt. De vaak zware opleidingen, trainingen en missies zijn een bindend element en hebben onze Korpsgeest bepaald. Een stabiel, loyaal en flexibel thuisfront is bepalend geweest voor het positieve gevoel wat ik aan deze 36 jaar Korps Mariniers heb overgehouden” besluit hij. Als Korpsadjudant is hij is opgevolgd door aoomarnalg Hans Veldhuis. Roel Ebbinge is getrouwd met Mildred en woont met dochter Dieke en zoon Bart in Haarlem. QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
127
Kort nieuws
Koninklijke onderscheiding
Rode Erekoord
Voor het redden van een Afghaanse jongen, ontving marinier der eerste klasse Robin op 20 september het Rode Erekoord. Tijdens een speciaal appel op Kamp Holland reikte de commandant van de Battle Group, luitenantkolonel Doense dit bijzondere waarderingsteken aan hem uit.
Eerste luitenant (tijdelijk kapitein) der mariniers J.G. Buwalda is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, met de zwaarden. De onderscheiding, die werd uitgereikt door de minister van Defensie is toegekend op basis van dienstverrichtingen en functioneren tijdens meerdere uitzendingen in crisisgebieden en andere ernstinzetten en werd als volgt gemotiveerd: “De eerste luitenant Buwalda is een buitengewoon integer militair die zich kenmerkt door zijn enorme gedrevenheid, loyaliteit en uitzon-
derlijke inzet. Door zijn vele internationale uitzendingen, waarbij hij zich ook inzette voor de bevolking in de crisisgebieden, vergaarde hij veel kennis die hij als coach en mentor van de jongere generatie mariniers op een professionele wijze aan hen weet over te dragen. Door het overbrengen van zijn ervaring en enorme kennis op zijn vakgebied heeft hij het niveau van het Korps Mariniers op een zeer hoog peil weten te brengen. Zijn leiderschapskwaliteiten gekoppeld aan een professionele instelling vormen de basis van een goed functionerende militair binnen de Defensieorganisatie”.
Het levensreddend optreden vond op 11 augustus plaats in het dorp Khorma. Tijdens een patrouille zag de marinier het kind plotseling op de grond vallen. Vermoedelijk als gevolg van een epileptische aanval dreigde de jongen in zijn eigen tong en lichaamsvloeistoffen te stikken. Robin, die ook combat life saver is, paste enkele ‘zelfhulp-kameradenhulp-technieken’ toe en redde daarmee het leven van het Afghaanse kind. Doense prees Robins professionele optreden, dat volgens hem zonder twijfel ook de hearts and minds van de plaatselijke bevolking positief heeft beïnvloed.
Rectificatie In QPO uitgave 2009-2 zijn in het schema op pagina 49 (artikel van majmarns W.A. de Jong, Albanië, land in transitie) een aantal storende fouten geslopen. Hiernaast treft u de juiste invulling van dit schema aan.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
128
Bronze Star with Valor Op 26 augustus 2009 kreeg sergeant der eerste klasse van de Koninklijke Luchtmacht Paul Raymann de Bronze Star with Valor uitgereikt voor zijn moedige optreden tijdens zijn missie in Irak waar hij als sergeant van de mariniers de persoonlijke beveiliger was van de Nederlandse politieke adviseur voor de provincie Al Muthanna. Een zeer bijzondere dapperheidsonderscheiding als erkenning voor een zeer moedige daad. In de nacht van 3 december 2003 slaagde Paul Raymann erin een Amerikaans-Irakese familie en twee collegae van de US Rangers te bevrijden uit een zeer hachelijke situatie. Een situatie die evenzo goed in een drama had kunnen aflopen als Paul Raymann niet met gevaar voor eigen leven en met een bewonderenswaardige koelbloedigheid de belagers tegemoet had getreden. Een zeer bijzondere uitreiking omdat de Bronze Star eigenlijk zelden aan buitenlanders wordt uitgereikt. En nog zeldzamer met de toevoeging with Valor (met moed). De ceremoniële uitreiking vond plaats op de luchtmachtbasis Volkel. Naast de commandant Luchtstrijdkrachten generaal Jansen waren ook de Chef D’Affaire van de Amerikaanse ambassade en de militaire
attaché van de US Air Force aanwezig. De plaatsvervangend commandant Korps Mariniers Kolonel der mariniers Hardenbol nam met een forse mariniersdelegatie de honneurs waar voor het Korps Mariniers. De honneurs gingen uiteraard richting de decorandus maar ook richting het Korps Mariniers. Zowel in de formele beschikking, de mooie woorden van de vertegenwoordiger van de Amerikaanse Ambassade als in de speeches na afloop van het ceremonieel, kwam nadrukkelijk tot uiting en zelfs specifiek aangehaald dat het vooraleerst Paul Raymann is die de onderscheiding verdient maar dat de onderscheiding ook bedoeld is als eer- en dankbetoon aan het Korps Mariniers.
in zijn leven. Bij terugkomst uit Irak heeft hij eigenlijk via een achterdeur het Korps moeten verlaten vanwege een onherstelbare knieblessure. Na een lang en moeizaam re-integratietraject kon hij uiteindelijk bij de Koninklijke Luchtmacht aan de slag als hondengeleider. Als opstapfunctie omdat hij graag meer wil. Wellicht dat het hem lukt een lang gekoesterde wens in vervulling te laten gaan om load master te worden op een helikopter. Hopelijk kan de ‘Bronze Star with Valor’ hieraan bijdragen.
Paul Raymann zelf is er nuchter onder, en vooral bescheiden. Hij heeft naar eigen zeggen gewoon zijn werk gedaan; iedere marinier in zijn situatie zou hetzelfde hebben gedaan. Dat kan zijn maar dan nog blijft het uiterst bijzonder en lovenswaardig dat je in een levensbedreigende situatie ervoor kiest om desnoods je eigen leven op te offeren om anderen te laten leven. Anderen die je eigenlijk niet of nauwelijks kent. Voor Paul Raymann is het ook een waardige afsluiting van een lange nare periode
Prijsuitreiking Ties Rudolphie stimuleringsprijs Elders in deze uitgave van de QPO heeft u een kort verslag kunnen lezen over de 50 jarige kikvorsmannenreünie. Hier wordt vermeld dat de kikkers tijdens de reünie een inzamelingsactie hebben gehouden om de Ties Rudolphieprijs dit jaar te sponsoren.
alistische werk dat door de medici wordt gedaan en dankte hen voor hun inzet. De reacties uit het publiek waren zeer enthousiast en door de stichting Hersentumor.nl werd benadrukt dat het fantastisch was dat de mariniers op deze manier hun betrokkenheid toonden. Op deze wijze kwamen twee totaal verschillende specialistische werelden op een unieke wijze bij elkaar.
Op vrijdag 9 oktober jongstleden heeft de Stichting Hersentumor.nl voor de derde maal de Ties Rudolphie stimuleringsprijs uitgereikt. Deze keer viel de eer aan mevrouw Judith de Bont. Mevrouw de Bont kreeg de prijs naar aanleiding van haar onderzoek naar de betere behandelbaarheid van hersentumoren bij kinderen. Hersentumoren zijn bij kinderen, na leukemie, de meest voorkomende kankervorm. Door de sponsoring van de kikvorsmannen werden Kolonel der mariniers Frank van Sprang en Majoor der mariniers Eric uitgenodigd om de prijsuitreiking uit te voeren. Tijdens de uitreiking lichtte Kolonel Frank van Sprang kort de motivatie van de kikvorsmannen toe aan de het grotendeels uit medici bestaande publiek. Hiernaast vertelde hij ook zijn persoonlijke ervaringen die hij heeft gehad met de overleden Generaal-majoor der mariniers Ties Rudolphie. Hierbij vulde hij aan dat hij een groot respect en waardering heeft voor het speci-
VLNR: C-MSO, Professor Martin van den Bent, Mevrouw Judith de Bont, Kolonel Frank van Sprang en de heer Michel Rudolphie.
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
129
Mariniersmuseum Directeur: Mw. M.F. Groen Conservator: Mw. A. Visser
Viering gouden jubileum in aanwezigheid van baron van Ghent
Monumentaal Viper schilderij
Een manshoge operator van het Korps Mariniers met daarachter een Afghaanse militant, herkenbaar aan het rood witte lint, kijken je indringend aan in de hal van het museum. Op de achtergrond een impressie van een nachtelijke huisdoorzoeking (quala search). Dit is te zien op het monumentale schilderij dat herinnert aan de inzet van de Vipers die van december 2006 – december 2007 zijn ingezet. Deze Viper eenheid was samengesteld uit operators van het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers. Het was een bijzondere missie waarvoor de bijzondere kwaliteiten van de commando´s en de special forces van de mariniers nodig waren. De Commandant van het Korps Mariniers heeft op 9 oktober 2009 in aanwezigheid van ruim veertig operators van het Korps Mariniers en een deputatie van het Korps Commandotroepen, waaronder de Commandant, Kolonel Querido, dit schilderij onthuld. Het imponerende olieverfschilderij is in nauwe samenspraak met de SF-mariniers gemaakt door de Haagse kunstenaar Casper Warmoeskerken.
Op 29 oktober vond in het Mariniersmuseum de viering van het gouden jubileum van de Stichting Historische Verzameling Korps Mariniers (SHVKM) plaats. Bijzondere gast was de eerste commandant van het Korps, Willem Joseph Baron van Ghent. Hij gaf aan dat hij gestreeld was dat het Korps hem na al die eeuwen niet vergeten was en zelfs een kazerne naar hem had vernoemd. Na een reis door de tijd, van Chatham tot Afghanistan, zoomde hij in op de ontstaansgeschiedenis van het museum. De grondlegger van het museum, de latere Korpscommandant C.J.O. Dorren, had het juist gezien: het bewaren en presenteren van het erfgoed is een belangrijke zaak. De huidige voorzitter van de Stichting, kolonel der mariniers R. Hardenbol, heette vervolgens de gasten, waaronder een aantal oud Korpscommandanten, de oud chef defensiestaf H. van den Breemen en niet te vergeten oud bestuursleden en (oud)medewerkers, van harte welkom. Vervolgens nam de huidige Korpscommandant, brigadegeneraal R. Verkerk, het woord en feliciteerde hij de Stichting met het gouden jubileum. Hij bedankte de Stichting voor de inzet gedurende een halve eeuw om de geschiedenis van het Korps vast te leggen en uit te dragen. De voorzitter van de Vrienden van het Mariniersmuseum, generaal-majoor der mariniers b.d. R. Spiekerman van Weezelenburg gaf, na het inzetten en gezamelijk zingen van het verjaardagslied, aan bezorgd te zijn over de toekomst van het museum in het kader van de reorganisatie van de defensiemusea. Met het aanhalen van de goede band tussen de stad Rotterdam en het Korps Mariniers gaf hij aan dat als het aan de Vrienden ligt het Mariniersmuseum gewoon in Rotterdam thuishoort. Hij besloot zijn toespraak met de overhandiging van een cadeau aan de voorzitter van de SHVKM. Als laatste spreker blikte Marjan Groen terug en zij maakte via het heden een stap naar de toekomst, waarbij continuïteit en ver-
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
130
andering de steekwoorden zijn. Continuïteit op het gebied van collectievorming, behoud en beheer èn in de relatie met de stad Rotterdam. En het meeste belangrijke: het hebben van een visie! Verandering van huisvesting en personeel vond zij de meest in het oogspringende. Grotere veranderingen waren mogelijk omdat er werd ingespeeld op en het meegaan met de tijd. Ter afsluiting schetste zij een beeld voor de toekomst waar de allernieuwste technische hoogstandjes gecombineerd worden met het zien van het echte voorwerp. Voordat deze droom werkelijkheid kan worden moet er nog een lange weg worden afgelegd waarbij samenwerken, participeren en innoveren de steekwoorden zullen zijn. Zij hoopt dat het Mariniersmuseum het eerste museum zal zijn dat die vernieuwing en authenticiteit heeft weten te koppelen op een betekenisvolle manier. En dat alles onder de titel; ‘Zo wijd de wereld strekt.’ Bijna aan het eind van het officiële gedeelte nog een verrassing voor de Stichting. De voorzitter van de officiersvereniging Willem Joseph baron van Ghent, Bob van Lierop, overhandigde kolonel Hardenbol een cheque voor de jarige Stichting. Hierna werden de benen gestrekt en volgde een rondgang door het museum, dat Van Ghent aangaf met: “Omhangen en volgen”. De genodigden konden nader kennis maken met de ‘kikkers’, wapens uit de 17e eeuw en wapens van nu en kon er onder leiding van een tamboer trommelen worden geleerd. Kunstschilder Casper Warmoeskerken vertelde over het cadeau van de Vrienden voor de Stichting waarmee hij nu bezig is: een schilderij over Afghanistan. Aan de hand van een grote schets vertelde hij over de wordingsgeschiedenis. De sfeervolle jubileumviering werd afgesloten met een gezellig samenzijn.
Hoe gaat het in Uruzgan? Mariniers aan het woord en in beeld
Een bijzondere coproductie tussen het Korps en het Mariniersmuseum is vanaf december 2009 te zien, waarbij de persoonlijke beleving van mariniers op missie centraal staan. Zoals bekend, vertelt het museum het verhaal van de mariniers. Zo’n twee jaar geleden is met het Tweede Mariniersbataljon het idee ontstaan om de mariniers zelf een meer actieve rol te geven bij het beschrijven van de Korpsgeschiedenis. Toen eenmaal bekend was dat zij naar Afghanistan zouden gaan, is besloten om gezamenlijk een tentoonstelling te maken. Uitgangspunt voor ‘Hoe gaat het in Uruzgan’ is dat mariniers zelf aan het woord en in beeld zijn. Welke indringende belevenissen maken onze mannen mee in Uruzgan en wat horen wij er van? Zij laten de bezoeker zien, horen en lezen hoe indringend hun belevenissen zijn. Speciaal voor deze tentoonstelling worden door mariniers op missie logboeken bijgehouden. Gedurende één etmaal beschrijven zij ieder uur in enkele regels waar ze mee bezig zijn. Vergelijkbaar met twitter. Die teksten worden ongewijzigd getoond. Ze geven een authentiek beeld van het dagelijks leven. Filmbeelden geven een indruk bij de logboeken en daarmee een authentieke indruk van de gezamenlijke missie. De meeste beelden zijn door mariniers zelf
gemaakt. Ook is er gebruik gemaakt van materiaal van de Audio Visuele Dienst Defensie. Ook op dit moment houden mariniers logboeken bij en wordt er gefilmd. Iedere maand krijgt de tentoonstelling dan ook een update.
Hakkenberg ontmoeting
Traditiegetrouw vond er ook dit jaar weer de Hakkenberg ontmoeting plaats. Op 24 oktober werd in aanwezigheid van de heer en mevrouw Hakkenberg ingezoomd op Nieuw Guinea. Een bijzondere ontmoeting met bijzondere gasten die kleur geven aan de Korpsgeschiedenis.
Eerste Korpsdiner al in 1665?
Op 24 december 1665 kwamen twaalf mariniersofficieren voor het eerst bij elkaar in Den Haag. Gedacht zou kunnen worden aan een Kerstdiner of een verlate viering van de oprichting. Niets van dit alles is helaas waar. De heren waren naar Den Haag geroepen om de om de eed van ‘getrouwigheyt’ (officierseed) en de eed van ‘suyveringe’ (zonder last of ruggespraak) af te leggen.
Adres Mariniersmuseum Wijnhaven 7 – 13 3011 WH Rotterdam www.mariniersmuseum.nl
QU A P ATET ORBIS - d ecemb er 2 0 0 9
131
De Mariniers: een Wereldkorps Uniek overzicht van de geschiedenis van het Korps Mariniers Het Korps Mariniers van de Koninklijke Marine heeft een zeer lange geschiedenis. Opgericht in 1665, dient het korps al bijna drie-en-een-halve eeuw de Nederlandse samenleving. Hun opdrachten voeren de mariniers overal ter wereld uit, meestal opererend op het snijvlak van land en water. Veelzijdig en wereldwijd inzetbaar: een wereldkorps! De drie dvd’s in deze box, met een speelduur van meer dan 7 uur, brengen de geschiedenis van de Nederlandse mariniers vanuit zoveel mogelijk invalshoeken in beeld en is geproduceerd door Tijdsbeeld Media in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.
Voorpagina: Om de actieve presentie te versterken kwam majmarns Patrick van Rooij met het plan een fietspatrouille in Tarin Kowt uit te voeren. Aan plaatselijke belangstelling geen gebrek en met drie main events, twee lekke banden en een luitenant die over de kop ging, was dit initiatief succesvol. De mariniers hebben zich laten zien en de band met de bevolking, vooral met de kinderen, aangehaald. Foto: Korps Mariniers