jaargang 2006 nr
2
6
Q u a Pat e t O r b i s 18
46
63
78
IN DIT NUMMER O.A. Amfibisch trainen en oefenen nieuwe stijl Marinier Algemeen Selectie Test Geneeskundige Compagnie in Afghanistan en Pakistan Expeditie naar Patagonië Effectievere genieondersteuning voor marinierseenheden Mariniersmuseum blijft in Rotterdam!
Inhoud
Q u a Pat e t O r b i s jaargang 2006 nummer
2
Een uitgave van het Korps Mariniers Door de Commandant van het Korps Mariniers wordt een mededelingenblad uitgegeven genaamd ‘Qua Patet Orbis’, waarvan de inhoud bijdraagt tot het op peil houden van de professionele kennis van officieren en schepelingen van het Korps Mariniers en het vergroten van de saamhorigheid binnen het Korps Mariniers door het verstrekken van informatie in algemene zin. De samenstelling en uitgave van ‘Qua Patet Orbis’ wordt verzorgd door de redactiecommissie. Als correspondent treedt op een actief dienend officier of schepeling van het Korps Mariniers. ‘Qua Patet Orbis’ verschijnt in principe drie keer per jaar, te weten in de maanden april, juli en december. Aan de inzenders van in ‘Qua Patet Orbis’ geplaatste artikelen wordt geen honorarium toegekend. Advertenties worden niet geplaatst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
3 Voorwoord Commandant Korps Mariniers 6 Joint Caribbean Lion 2006: ‘May the Netherlands Maritime Force be with you’ 14 Unieke samenwerking onder water 18 Het Nederlandse Soldier Modernisation Programma 22 Amfibisch trainen en oefenen nieuwe stijl, een nieuwe impuls aan de core business van CZSK 26 Marinier Algemeen Selectie Test 28 De Commander Winter Warfare Course 30 Van Braam Houckgeestkazerne / Marine Training Command: Eerste Mariniersbataljon: Paratraining 11-Infcie 32 OVG-training, Oostdorp 11-Infcie 33 Tweede Mariniersbataljon: Commando overdracht 34 Medalparade 36 23-Infcie in Pakistan 40 Een onneembaar geacht fort in achttien minuten uitgeschakeld 42 Battlefield tour naar Walcheren 46 Gevechtssteunbataljon: Mountain Leader Verkenningspeloton, training Alpine Sprint 48 Eerste Mortiercompagnie, Opleiding tot Forward Observation Officer
67 Jungle Warfare Course Suriname 70 Expeditie naar Patagonië 74 SFT&S: nieuwe zwemonderwijzers en judoleraren B 75 Opleidings en Trainings Centrum Manouevre, Bureau Externe Ladingen 78 Commandement der Zeemacht in het Caribisch Gebied / Operaties / 31-Infcie: Jungle Warfare Course Suriname 82 Marinierskazerne Savaneta / Facilitair Steunpunt Savaneta: Caribe 2006 84 Van Boord: Kolonel der mariniers b.d. drs. J. Rijken MC 86 Ingezonden: Effectievere genieondersteuning voor marinierseenheden 89 Reünie Unmee 90 Mariniersmuseum: Mariniersmuseum blijft in Rotterdam! Mariniersmode Boek ‘De marinier en zijn uniform’ 91 Gezocht: ontbrekend camouflagetenue
50 Logistiek Bataljon: Inleiding commandant Geneeskundige compagnie in Afghanistan en Pakistan
Redactiecommissie:
Vormgeving:
MAJMARNS F.O. Boots MAJMARNS B. Brust KAPTMARNS A.L.J. de Wit C. Baardman
Rick Stadt, m.m.v. Bert-Jan Tjassens Keiser Studio Mercurius
Redactieadres:
Fotografie:
Van Ghentkazerne Redactie QPO t.a.v. C. Baardman Toepad 120 3063 NJ Rotterdam 010-4539278 E-mail:
[email protected]
AVDD Cees Baardman Particulier
Drukkerij: Boom Planeta Graphics, Haarlem
55 Amfibisch Ondersteuningsbataljon / Facilitair Steunpunt Texel: Inleiding commandant 56 2-Btcie: arctic drivers course 58 Stichting ‘KeepThem Landing’: De LCA L9521 terug in mariniershanden 60 Mariniers Opleidings Centrum: Nieuw anti-tankwapen, de Panzerfaust-3 62 Potom, The Amphibious Experience 63 Scout Sniper Advanced Course
Rectificatie: In de QPO-uitgave 2006-1 is bij een aantal artikelen de voornaam van de AVDD-fotograaf foutief weergegeven. De juiste naam is Ruud Mol. Sluitingsdatum inleveren kopij QPO 2006 nummer 3: 16 oktober 2006
Voorwoord Commandant Korps Mariniers
Als u dit voorwoord leest, hebben de meeste mariniers het welverdiende zomerverlof al weer achter de rug en zijn we het laatste gedeelte van het jaar 2006 ingegaan. Dat betekent voor de operationele marinierseenheden dat ze naar Noorwegen gaan voor een gecombineerde berg- en schiettraining of dat het personeel in de leslokalen zit voor de Nieuwe Mariniers Communicatie Systeem (Nimcis) conversie. En ongetwijfeld beginnen de nodige mensen op nieuwe functies, al dan niet in Den Helder. In de komende periode wordt een begin gemaakt met de uitvoering van het plan van aanpak voor de uitvoering van de ‘Marinestudie 2005’, waarin ook de resultaten van de studie ‘QPO 2005’ zijn verwerkt. Ook staat het laatste half jaar in het teken van de evaluatie van de CZSK-reorganisatie die we het afgelopen
Dit zijn ontwikkelingen die naar mijn mening positief zullen uitpakken voor de Koninklijke Marine en daarmee voor het Korps Mariniers. Toch wordt, zoals ik in de vorige QPO al memoreerde, niet elke ontwikkeling altijd en onmiddellijk positief ervaren. Deels wellicht omdat de naamgeving bureaucratisch klinkt, maar ook omdat er vaak nog kinderziektes zijn en de gevolgen van die ontwikkelingen nog niet goed zichtbaar zijn of de omvang niet volledig te overzien is. Vaak is ook het tijdpad waarbinnen bovengenoemde ontwikkelingen gerealiseerd worden langer dan door velen werd voorzien of verwacht. Een goed voorbeeld daarvan is de reorganisatie van het CZSK. Voordat die daadwerkelijk in alle geledingen is ingedaald en zijn vruchten gaat afwerpen, zijn we al snel een of twee jaar verder. Dat zoiets af en toe gemopper met zich meebrengt, begrijp ik volledig. Maar ik heb minder begrip voor echt negatieve uitlatingen en de negatieve grondhouding die ik soms waarneem. Ik wil graag deze gelegenheid te baat nemen om daar wat nader op in te gaan en een aantal onderwerpen bespreken die mij de afgelopen periode bezig hebben gehouden. Onderwerpen die ogenschijnlijk van elkaar verschillen, maar in essentie toch veel met elkaar gemeen hebben. Namelijk een actieve, positiefkritische houding in een veranderende omgeving als voorwaarde voor succes.
jaar hebben doorgevoerd. Dat houdt in dat we de tollen binWerkbezoeken nen het CZSK weer wat meer vast kunnen zetten.
Het afgelopen half jaar heb ik helaas minder werkbezoeken aan de operationele eenheden kunnen afleggen dan planmatig was voorzien. Zaken als de projectgroep ‘De Juiste Koers’, het plan van aanpak voor de uitvoering van de ‘Marinestudie 2005’ en uitdagingen op personeelgebied in het kader van het nieuwe P&O systeem, hebben een groot beslag gelegd op mijn agenda. Gelukkig heb ik wel de oefening Joint Caribean Lion (JCL06) kunnen bezoeken, die in mijn ogen zeer succesvol is geweest en die het CZSK, en in het bijzonder de Netherlands Maritime Force (Nlmarfor), als maritiemexpeditionaire component en joint enabler goed op de kaart heeft gezet. Daarnaast heb ik ook de mogelijkheid gehad projecten en evenementen te bezoeken waaraan individuele mariniers hun bijdragen leverden. Vaak betrof het mariniers die geplaatst waren bij een paars project of werkten in een interkrijgsmachtelijke omgeving. Zo heb ik onder andere de Nimcisconversie school geopend in Amsterdam. Ik heb al een aantal keer het belang aangehaald van de goede introductie van Nimcis voor het Korps Mariniers. Met dit nieuwe datacommunicatiesysteem maken we een enorme sprong voorwaarts. Ik was dan ook erg ver-
Nlmar for als joint enabler
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
3
heugd deze school te kunnen openen en daarbij te kunnen constateren dat de instructeurs vol enthousiasme aan het werk zijn gegaan. Ook ben ik aanwezig geweest bij de overdracht van het zogenaamde Advanced Fire Support Information System (Afsis), een geautomatiseerd vuurleidingssysteem voor onze mortieren 81 en 120 mm bij het Opleiding- en Trainingscentrum Vuursteun van de KL in ’t Harde. Ook hier heeft een aantal mariniers samen met KL-collega’s uitstekend werk verricht, waardoor de snelheid en accuratesse waarmee onze mortieren ondersteunend vuur kunnen uitbrengen enorm is toegenomen. Tevens ben ik in Bahrein aanwezig geweest bij de commando-overdracht van CTF-150 aan boord van Hr.Ms. Zeven Provinciën. Aan boord was ook een aantal mariniers van het Amfibisch Verkenningpeloton om als boarding team op te treden in de wateren rond de Hoorn van Afrika. Het team was prima geïntegreerd met de scheepsbemanning en ik heb met veel voldoening kennis genomen van de uitstekende wijze waarop invulling werd gegeven aan ons streven om als Navy-Marine Corps team op te treden. Dat geldt overigens ook voor de mannen en vrouwen bij het Provincional Reconstruction Team (PRT) in Pol-e-Khomri, die ik kort heb kunnen bezoeken. Ook daar werd, ondanks de dreiging en risico’s in het gebied, op enthousiaste wijze en in goede harmonie tussen vloot en Korps uitstekend werk geleverd. In dit soort situaties bestaat het risico dat er bij deze mariniers een gevoel van isolement ontstaat wanneer er onvoldoende contact is met de thuisbasis, bijvoorbeeld in Doorn. Daarmee kan bij hen ook het idee postvatten dat ze niet gewaardeerd worden voor het werk dat ze verrichten. Ik wil benadrukken dat daar natuurlijk geen sprake van is, maar wil hierbij toch een dringend beroep op de commandanten en kaderleden van operationele eenheden om op een actieve manier de ‘navelstreng’ met uitgezonden mensen intact te houden. Juist onze saamhorigheid en de gezamenlijke ‘korpsgeest’ is in dit soort situaties en in deze turbulente tijden van verandering van groot belang.
Generaal Lamers zocht, samen met de toenmalige Marineleiding, naar een nieuwe rol voor het Korps bij voorkeur in een internationaal samenwerkingsverband. Hij vond die bereidheid tot samenwerking bij de UK Royal Marines wat niet alleen politiek een lifesaver voor het Korps is geweest, maar bovenal ons Korps in professionele en operationele zin een enorme impuls heeft gegeven. Na de oprichting van het UK/NL samenwerkingsverband, dat zeker in de beginperiode zijn kinderziektes heeft gekend en daardoor velen een onbestemd gevoel gaf, heeft het Korps gelukkig niet stil gestaan en ontwikkelt het zich voort tot op de dag van vandaag. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf: niet elke ontwikkeling wordt onmiddellijk positief ervaren, en is concreet en tastbaar zoals uiteindelijk het UK/NL samenwerkingsverband. Er zijn ontwikkelingen die meer abstract zijn, minder zichtbaar, waardoor ze mogelijk bij een aantal van u wederom een onbestemd gevoel oproepen. De strekking van het voorgaande is dat, net zoals generaal Lamers en zijn staf dat deden, wij gezamenlijk als mariniers dit ‘onbestemde gevoel’ het hoofd zullen moeten bieden, en moeten beseffen dat er ook in de huidige tijd veel ontwikkelingen zijn die wel degelijk positief, concreet én tastbaar zijn. Ik denk dan aan ons nieuwe materieel, de komende uitbreidingen en ontwikkelingen bij onze Special Forces. Maar al het nieuwe kent zijn kinderziektes, en het vereist van ons allen een actieve en positieve houding om die te overwinnen en aan die ontwikkelingen een verdere invulling en een positief vervolg te geven.
Positie P-CZSK versus Commandant Korps Mariniers Tijdens werkbezoeken wordt mij wel eens gevraagd of ik, gegeven mijn werkzaamheden als Plaatsvervangend Commandant Zeestrijdkrachten, nog voldoende tijd en gelegenheid heb om mij ook bezig te houden met de functie van Korpscommandant. Nu, zo’n anderhalf jaar na de verhuizing naar Den Helder en een jaar na de reorganisatie van het CZSK, kan ik daar het een en ander over zeggen. Met het verdwijnen van het hoofdkwartier en de staf van Ckmarns, en de integratie in het nieuwe CZSK, is de positie van de Commandant van het Korps Mariniers natuurlijk ingrijpend veranderd. Als Korpscommandant houd ik me nu vooral bezig met wat ik voor het gemak maar even de ‘regimentsaangelegenheden’ noem, en de Ckmarns moet meer worden gezien als Korpsoudste (of oneerbiedig de tribal chief). De aansturing van de operationele marinierseenheden en het MOC geschiedt langs de reguliere CZSK-kanalen via de Directie Operaties en de Directie Operationele ondersteuning. Als P-CZSK heb ik daarbij natuurlijk een stevige vinger in de pap. Maar de geïntegreerde aansturing vanuit het oude hoofdkwartier in Rotterdam, met korte lijnen en een gerichte focus op het Korps, heeft plaatsgemaakt voor een meer geïntegreerde aansturing vanuit Den Helder. En daarnaast is er ook een heel andere rol voor de Commandant (en dus ook zijn plaatsvervanger) in relatie tot de Commandant der Strijdkrachten dan
Voortdurende veranderingen en nieuwe ontwikkelingen In de nacht van 22 op 23 juli 2006 is oudKorpscommandant, generaal-majoor b.d. Lamers, overleden. Daags daarna heb ik mijn medeleven betuigd aan zijn echtgenote en de familie, en mede namens alle actief dienende mariniers een condoleancebrief geschreven. Daarin heb ik een aantal belangrijke zaken gememoreerd die generaal Lamers heeft gerealiseerd in zijn periode als Korpscommandant. Eén van die zaken is het samenwerkingsverband UK/NL dat tot op de dag van vandaag bestaat en invulling krijgt in de vorm van bilaterale uitwisselingen, gezamenlijke opleidingen en oefeningen. Ons Korps bevond zich in 1972 in ‘zwaar weer’ en opheffen ervan werd door de toenmalige politieke leiding als een reële optie gezien. Om die dreiging weg te nemen moest het Korps zijn bestaansrecht opnieuw bewijzen en nieuwe kansen creëren.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
4
ven dat dat geen reden mag zijn om passief achterover te leunen ten aanzien van ontwikkelingen zoals de reorganisatie van het CZSK of de uitvoering van de Marinestudie 2005. In deze aangelegenheden, en ook ten aanzien van normen en waarden, verwacht ik van onze leidinggevenden een actieve en positieve grondhouding. Daarbij is het belangrijk dat onze jongere (toekomstige) leidinggevenden goed worden geïnformeerd en gecoached. Het is van groot belang dat de oudere ervaren meerdere de jonge leidinggevende begeleidt, met raad en daad terzijde staat, en hem ‘de juiste koers’ wijst. Een laissez faire houding is in deze voor mij niet acceptabel.
ten tijde van de Bevelhebbers. Voor velen is die nieuwe situatie nog wennen en is, door die onwennigheid, de slagvaardigheid van onze organisatie soms wat verminderd. Dat is naar mijn idee tijdelijk en het geldt overigens niet alleen voor het Korps, maar ook de andere organisatiedelen van het CZSK zoals de onderzeedienst, de mijnendienst en het eskader. Toch ervaar ik de combinatie van mijn twee functies als een force multiplier voor mijn functie als Korpscommandant. In de huidige situatie ben ik beter dan voorheen in staat de korpsbelangen goed en evenwichtig te behartigen en er voor te zorgen dat bij de besluitvorming het Korps niet over het hoofd wordt gezien. Maar het kost natuurlijk tijd voordat dat ook op de werkvloer zichtbaar en tastbaar wordt. Dat vraagt geduld, een open en positieve houding en geloof in het uiteindelijke resultaat.
Positieve grondhouding Ik wil afsluiten met nogmaals te benadrukken dat naar mijn mening een positieve grondhouding een essentiële voorwaarde is voor elke succesvolle verandering. Een negatieve ervaring of boodschap wordt in de regel acht maal zo vaak doorverteld als een positieve ervaring. Dat kan het beeld ernstig vertroebelen. Juist daarom benadruk ik een actieve en positiefkritische houding in alle geledingen. Niemand is gebaat bij passiviteit of weerstand. Ik weet dat velen van u het druk hebben en dat de reorganisatie vooralsnog niet altijd het gewenste effect heeft gesorteerd waarop men had gehoopt. Desalniettemin zijn we er als Korps er het meest bij gebaat als we het glas half vol zien in plaats van half leeg. De uitdaging voor eenieder is om potentiële bedreigingen om te zetten in kansen. Het komende jaar wordt begonnen met de uitvoering van de Marinestudie 2005 met daarin verwerkt de resultaten van de studie QPO 2005. De mariniersbataljons worden versterkt, staven gecombineerd en wapensystemen beter ingebed in de organisatie. Ik vind dit een uitermate positieve ontwikkeling die uiteindelijk het gehele CZSK ten goede zal komen. Het is belangrijk om te beseffen dat dit alles het gevolg is van een oprechte waardering van onze omgeving. Het is een beloning voor jaren hard werken, uitzendingen in den vreemde en het tonen van onze expeditionaire kwaliteiten. Een positieve grondhouding en can-do mentaliteit hebben daar zeker toe bijgedragen. “Keep up th e good work”, ik hoop u snel te zien of te spreken!
Vol bord Dat neemt niet weg dat ik me er terdege van bewust ben dat door de grote en soms snelle veranderingen en de veelheid aan activiteiten, bij veel mariniers ‘het bord vol is’, en in sommige gevallen wellicht té vol. Overigens geldt dat niet alleen voor u, maar ook voor het vlootpersoneel. Tijdens werkbezoeken en bijeenkomsten vang ik die signalen wel eens op. Niet alleen de reorganisatieperikelen hebben de werkdruk doen toenemen. Ook de daarmee gepaard gaande toegenomen informatiebehoefte, een druk oefenprogramma, de nodige individuele uitzendingen die vacatures veroorzaken, en daarnaast de invoering van nieuw materieel zoals Nimcis, vergen veel van het personeel. En ook het nieuwe P&O systeem levert nog veel onvrede en extra werk op. Daarnaast hebben de PRT-missie en de oefening JCL06 een groter beslag gelegd op het personeel dan initieel werd voorzien. Dat komt deels door het lovenswaardige streven op alle niveaus om zo professioneel mogelijk werk te leveren. Zoals gezegd een goed en loffelijk streven, maar helaas leidt het soms tot overstretch. Mede daarom is in de Admiraliteitsraad besloten dat we ons operationeel ambitieniveau tijdelijk zullen bijstellen. Dat betekent ook dat we, meer dan voorheen, behoeftes en verzoeken van onder andere de Defensiestaf kritisch bekijken op haalbaarheid in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin, en de eventuele consequenties daarvan goed in kaart zullen brengen. Een resultante daarvan is dat de mariniersbataljons, in ieder geval als eenheid in zijn geheel, in principe tot en met medio 2007 planmatig niet beschikbaar zijn voor ernstoperaties of grootschalige internationale oefeningen.
De Commandant van het Korps Mariniers
Leiderschap Leiderschap is een onderwerp dat momenteel regelmatig de aandacht krijgt in de context van de projectgroep ‘De Juiste Koers’. Het is in mijn ogen een heel belangrijk onderwerp, omdat een leidinggevende in beginsel het juiste voorbeeld geeft; in woord én in daad. Ik heb zowel in de vorige QPO als ook in dit voorwoord aangegeven dat ik me realiseer dat we ons in ‘woelig water’ bevinden, maar daarbij ook aangege-
R.L. Zuiderwijk generaal-majoor der mariniers
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
5
Een toerist op Curaçao die het nieuws niet gevolgd had, zou zich van 23 mei tot 14 juni driemaal achter de oren krabben en zich afvragen wat er aan de hand is. Ligt hij nietsvermoedend op het strand, komt er ineens een landingsvaartuig richting het strand, waar een compleet peloton gewapende militairen uit rent. Als hij dan ook nog eens F-16’s ziet – en hoort – overvliegen en een complete vloot van Nederlandse, Amerikaanse, Belgische en Franse marineschepen voor de kust ziet, besluit hij toch zijn handdoek maar te pakken. Oorlog op Curaçao? Gelukkig niet! Maar wel op het eiland Samba, dat binnen het scenario van de grote internationale oefening Joint Caribbean Lion (JCL) geterroriseerd wordt en bevrijdt moet worden onder aanvoering van de Nederlandse Krijgsmacht.
Joint Caribbean Lion 06
‘May the Netherlands Ma van de landcomponent voor te bereiden. Niet alleen de veiligheid op het eiland, maar ook het opsporen van de militie, het bevrijden van de president en het verlenen van militaire hulp staan centraal. De oefening Joint Caribbean Lion was een door Nederland geleide grootschalige, internationale oefening met meer dan 4700 deelnemers, ver van huis en expeditionair. Uniek was bovendien dat alle vier de Nederlandse krijgsmachtsdelen deelnamen aan deze expeditionaire oefening.
Door: Wiedeke Borgsteede / Foto’s: AVDD
Het scenario is niet zomaar uit de lucht komen vallen: het is gebaseerd op VN hoofdstuk 7, crisisbestrijding. Het eiland Samba is het grootste eiland van de Samba Antillen en wordt al een tijd geterroriseerd door de zogeheten ‘Gil-militie’ onder leiding van de beruchte Ramon Gil en zijn rechterhand Hugo Degrance. President Leo Draaibaar (bekend als ‘Flexible Leo’) is gevlucht naar het nabij gelegen Puerto Major, voorheen wel bekend als St. Maarten. Omdat de situatie dreigt te escaleren, is de Verenigde Naties om hulp gevraagd. Zij hebben vervolgens de ‘Multinationale Taakgroep’ ingezet. Hierbij heeft de Netherlands Maritime Force (Nlmarfor) de opdracht gekregen om een aantal gebieden op ‘Samba’ veilig te stellen om zo de komst
Fases Omdat het zo’n grote oefening betrof waar veel bij kwam kijken, was Joint Caribbean Lion opgebouwd in fases. In de eerste fase kregen de verschillende eenheden de kans om aan elkaar en aan het tropische klimaat te wennen. Ze hielden diverse trainingen en leerden, indien van toepassing, om met elkaars materiaal te werken en om procedures af te stemmen. Dit allemaal om in de volgende fase met de ‘multinationale taakgroep’ één geheel te vormen.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
6
ritime Force be with you’ Live fire battle run
Amfibische landingsoperatie
Tijdens de live fire battle run op de schietrange Wacao te Curacao werden, als afsluiting van de Combat Enhancement Training/Force Integration Training fase (CET/FIT), de puntjes nog eens op de operationele ‘i’ gezet. Tijdens deze battle run, waarbij gebruikt werd gemaakt van mortieren en anti-tankwapens, werd ook luchtsteun aangevraagd. Om de gevechtsvliegtuigen naar het doel te leiden kregen de Special Forces van het Korps Mariniers op hun geheime locatie een on call binnen: er moest een Time Sensitive Target uitgevoerd worden op een vijandelijk object te Wacao. Om de gevechtsvliegtuigen naar de exacte locatie te dirigeren moesten zij een Forward Air Controller (FAC) achter vijandelijke linies droppen. Er was maar één manier om in het gebied te komen en dat was vanuit de lucht. Met een tandemsprong werd de FAC’er bij het vallen van de duisternis in het gebied gedropt. Eenmaal in positie werden de F-16’s door hem aangestuurd en schakelden zij met hun boordgeschut de laatste vijandelijke voertuigen en bunker uit.
Na deze gewenningsperiode, beoefenden zij een amfibische landingsoperatie op ‘Samba’ (Curaçao). Het was de bedoeling dat de multinationale taakgroep de controle over het zeegebied rond de eilanden kreeg. Eenheden van Nlmarfor bereidden daarbij de komst van de landeenheden voor en moesten onder andere de haven en het vliegveld Hato op Curaçao veiligstellen. Vervolgens konden de troepen van de 43e Gemechaniseerde Brigade (43-Mechbrig) op het eiland komen. Inmiddels was de inzet van Nlmarfor op ‘Puerto Major’ (Sint Maarten) dringend nodig, dus werd het bevel op Samba overgegeven aan de KL-eenheden, zodat de maritieme taakgroep zich met spoed naar de Bovenwindse Eilanden kon begeven.
Ideaal oefengebied Nog voor de oefening begon, berichtte zowel de binnenlandse als de buitenlandse media volop dat deze grootschalige oefening een stukje machtsvertoon richting Venezuela zou zijn.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
7
Commandeur Ort kan zich hier niet druk over maken. “Ik heb van het begin af aan steeds benadrukt dat we hier geoefend hebben, omdat het een ideaal oefengebied is voor ons. Volgens mij is in de loop van de oefening de ophef ook enigszins verstomd. We hebben de gehele periode ook twee Venezolaanse waarnemers aan boord gehad. Zij konden het verloop van de oefening precies volgen. Ik denk dat dit absoluut vertrouwen heeft gewekt”, meent Ort. “Echter, het ging ons meer om onze verbondenheid met de Nederlandse Antillen en Aruba. De Koninklijke Marine zit daar al jarenlang, maar niet eerder hebben we als krijgsmacht ons vermogen op deze schaal gedemonstreerd. En de reactie van de Antilliaanse bevolking is erg positief. Op de open dag was veel belangstelling en als je kijkt naar de vele berichten in de kranten op Curaçao, dan kunnen we erg tevreden zijn!” vindt de commandeur.
re krijgsmachtdelen. “Naar mijn idee zijn wij in de manier van omgaan met elkaar wat minder ranggebonden dan bijvoorbeeld de marine. Wij gaan wat amicaler met elkaar om”, vindt hij. “Niet dat het enorm opvalt, maar ik merk het wel.”
Grootscheepse operatie Op de zondagochtend voor aanvang van de oefenfase, komt in alle vroegte het grote materiaal van de diverse krijgsmachtdelen aan met twee enorme containerschepen, de Vegaland en de Hoburgen, die hiervoor speciaal zijn ingehuurd. Het zijn roll on, roll off (roro)-schepen met een lengte van 120 meter en zo’n 21 meter breed. Op de schepen staat ongeveer 3600 ton aan materieel; van gepantserde Fenneks (verkenningswielvoertuigen) tot YPR’s, bussen, jeeps en containers met materiaal voor de luchtmacht, zoals trappen en grondapparatuur voor de F-16’s. Als het materieel van het schip ‘off gerold’ is, wordt het gecheckt door de eenheden die het materieel gaan gebruiken en gaat het naar de diverse oefenlocaties. Als je al het materiaal achter elkaar opstelt, haal je met gemak een lengte van 3,2 kilometer. Sergeant-majoor Jacques Hamoen (KLu) houdt de ‘roll off’ van het materieel nauwlettend in de gaten. “Normaal ben ik verantwoordelijk voor het transport op Vliegbasis Volkel in Noord-Brabant”, vertelt hij, “Maar voor de oefening ben ik hier ingezet. Mooi hoor, om zo met zijn allen aan één oefening mee te werken. Je merkt ook echt dat je hier met hetzelfde doel bent en dat werkt prettig samen.” Toch merkt de sergeant-majoor ook wel enkele verschillen tussen ‘zijn’ luchtmacht en de ande-
Veelzijdig vervoerswerk Luitenant-ter-zee 1 Bop Velberg is projectofficier Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) bij het Bureau Verplaatsings Coördinatie in Soesterberg. Tijdens de oefening regelt hij met een joint team alle zaken met betrekking tot vervoer en logistiek. “Normaal gesproken wordt DVVO vooral voor strategische verplaatsingen ingezet. Bijvoorbeeld van homebase naar zee of van de kazerne naar luchthaven. Voor deze oefening gelden bijzondere omstandigheden en daarom doen we nu ook de rechtstreekse verplaatsing”, vertelt Velberg. “Bij zo’n grote oefening komt op het gebied van transport heel wat kijken. Ruim van tevoren moeten we veel regelen en een idee hebben van wat er vervoerd moet worden. Vervolgens hebben we ‘roro’s’ en burgervliegtuigen ingehuurd om alle deelnemende Nederlandse militairen en het materieel naar Curaçao te krijgen. Ook tijdens de oefening moest er natuurlijk van alles op het gebied van vervoer geregeld worden, zowel over de weg als via de lucht. Zo waren we verantwoordelijk voor de inzet van de Fokker bij het coördineren van de administratieve verplaatsing. Eigenlijk kun je wel zeggen dat we gewoon een klein DVVO-kan-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
8
het takenpakket.” Ook in het hoofdkwartier stond het thema ‘joint’ voorop. “De samenwerking tussen de KL en de KM verliep naar mijn idee erg prettig. Neem bijvoorbeeld de cellen excercise control en de directing staff. We zaten hier echt met een joint en combined team, dat ging prima. Iedereen zette zich voor hetzelfde doel in: een goede oefening voor de deelnemende eenheden. Naast de Nederlandse marine, landmacht en de marechaussee, zaten er ook een Canadees, een Amerikaan, een Belg en een Fransman in het team. “Samen streef je een doel na, dus alle neuzen wijzen in dezelfde richting. Als zich een probleem voordeed, losten we dat direct met elkaar op. De mentaliteit bleek hetzelfde, welk uniform je draagt, maakt niet uit. Natuurlijk waren er ook verschillen in werkwijze en vooral in de cultuur”, vervolgt Springer. “Maar het mooie van zo’n oefening is, dat je door langere tijd intensief samen te werken, steeds meer begrip voor elkaar krijgt. Iedereen beseft dat we in deze sporthal zitten opgesloten en dat we het samen moeten doen.”
toor waren”, legt de projectofficier uit. “Een ander onderdeel van onze ‘kantoorwerkzaamheden’ was het coördineren van de post en het regelen van compassionate leave. Dat laatste vinden wij erg belangrijk. Dat de militair in geval van ernstige ziekte of overlijden bij het thuisfront zo snel mogelijk naar huis kan. Daaraan besteedden we ook extra aandacht. We hadden hiervoor speciale regelingen met de luchthaven en de douane.” Als het gros van de Nederlandse krijgsmacht van het eiland is vertrokken, blijft het DVVO-team nog achter om het laatste transport te regelen. “Voor ons ligt er nog wel wat werk. De marine mag dan van huis uit wel behoorlijk selfsupporting zijn, maar nu met het joint, combined en expeditionair karakter van deze oefening, komt er met betrekking tot het transport en vervoer een stuk meer bij kijken. Begin juli gaan wij weer richting Nederland. First in, last out!” aldus de projectofficier.
Hoofdkwartier Voor de sportliefhebbers van Marinebasis Parera was het tijdelijk afzien. Zij moesten hun heil tijdens de oefening elders zoeken, want de sporthal op Parera was tot 14 juni namelijk het Command & Control centrum van de oefening. De grote ruimte was opgedeeld in zogeheten cellen, waarin 150 mannen en vrouwen onderverdeeld waren. Ze waren verantwoordelijk voor het scenario, de planning van de oefening, het aansturen van de eenheden, het vervoer en transport enzovoort. Kolonel der mariniers Rolf Springer bivakkeerde nog nooit zoveel uur achter elkaar in een sporthal. Als deputy van de exercise director, commandeur Frans van den Berg, was hij het grootste deel in de excercise control-cell aanwezig. “Onze hoofdtaak was om ervoor te zorgen dat de oefendoelstellingen van JCL en van alle afzonderlijke spelers zo veel mogelijk werden gerealiseerd”, licht hij toe. “Daarnaast zorgden we voor vergunningen en toestemming om op bepaalde terreinen te kunnen oefenen. Of wat dacht je van het inlichten van de lokale bevolking via de formele kanalen en via de pers? Dat was ook een onderdeel van
Spelbepalers Dat de oefening nauwlettend gestuurd werd, dat mag duidelijk zijn. Immers, de eenheden moesten wel getraind en getriggerd worden. In de cel achter kolonel Springer, zit de higher controlcell. “Wij bepaalden letterlijk het hogere niveau voor de spelers”, vertelt luitenant-kolonel Henk van Rijssen (KL). “We deden de commandovoering naar de spelers toe en we ontvingen de rapportages van de spelers over de stand van zaken. Het scenario moet je zien als het oefenverloop in gedachten, maar daar stuur je de eenheden niet mee aan. Wij vertaalden het scenario als het ware in opdrachten naar de eenheden en gaven de landcomponent onder aanvoering van generaal Van Loon (KL) rechtstreekse opdrachten. Nlmarfor kreeg van ons een richtlijn, die ze zelf nog konden invullen”, legt van Rijssen uit. “Ik moet zeggen dat deze joint setting me uitstekend bevallen is. Zowel de marine als de landmacht zijn in staat adequaat te reageren op situaties.” Wel moest de landmacht overste weer heel wat
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
9
nieuwe afkortingen leren. “Hier zijn alle krijgsmachtdelen geloof ik dol op”, lacht hij. “We verzinnen allemaal andere afkortingen! Deze moesten we dan ook regelmatig even bij elkaar checken.”
Informatie Waar het team van de higher control-cell tegenaan liep, was het verschil in informatiesystemen. “Er waren maar liefst vier informatiesystemen waarop we informatie en berichten ontvingen”, licht de overste toe. “Deze sloten niet goed op elkaar aan en dat is zeker iets waar we wat aan moeten doen.” Een ander onderdeel waarin de marine, wat Van Rijssen betreft, nog een inhaalslag kan maken, is bijvoorbeeld de invloed op de lokale bevolking. “Volgens het scenario stonden crisisbestrijding en humanitaire hulp centraal. Dan zou je ook veel meer aandacht moeten besteden aan zaken als het informeren van de bevolking en de invloed die de aanwezigheid van de militairen op het eiland heeft. Ook meer civiel militaire samenwerking, dat was erg beperkt. Die aspecten waren naar mijn mening absoluut onderbelicht tijdens de oefening. Daar zou je je bij ernstmissies ook meer op horen te focussen. Wij zijn daar bij de landmacht een stuk verder in.” Ook wat kolonel Springer betreft zijn er absoluut punten die als ware lessons learned gelden. “Zoals luitenant-kolonel Van Rijssen (KL) al noemde, de communicatiesystemen. Binnen een krijgsmachtdeel functioneren ze goed, maar niet met elkaar. Neem als voorbeeld een landmachteenheid die van een schip ondersteuning krijgt, bijvoorbeeld voor naval gunfire support. Zij kunnen dan niet of nauwelijks met elkaar communiceren, omdat de verbindingssystemen niet aansluiten. Een ander essentieel punt is dat in de toekomst een krijgsmachtbrede oefening een dek hoger moeten liggen. Het initiatief komt dan bij de Commandant der Strijdkrachten (CDS) te liggen. Dan kunnen er op het gebied van de joint samenwerking ook betere afspraken gemaakt worden.”
Paars aanlopen Wat Van Rijssen erg opviel, was dat in zijn ogen de vloot en mariniers een stuk hiërarchischer werken dan de landmacht en de luchtmacht. Ook vond hij dat de marine geneigd is meer zelfstandig beslissingen te nemen. “Wij overleggen echt meer met elkaar, dat viel me zeker op. Niet dat het een beter is dan het ander. Ik denk dat in beide werkwijzen wel een waarheid zit. Sommige dingen zijn een stukje cultuurverschil, dat moet je ook niet willen proberen te integreren. En wat ik ook merkte, is dat we met zijn allen een hekel hebben aan de politiek geliefde kreet ‘paars’. Gebruik dat alsjeblieft niet! Daar denken alle krijgsmachtdelen hetzelfde over en die uitdrukking doet iedere militair letterlijk paars aanlopen! Joint, daar geven we de voorkeur aan! Zo zie je maar over sommige zaken zijn we heel eensgezind!”
Tevreden Den Haag Ook voor het Ministerie van Defensie was JCL een belangrijke en baanbrekende oefening. Het is immers voor het eerst dat er zo’n grootschalige oefening plaatsvindt, waarbij alle krijgsmachtdelen ver van huis nauw samenwerken. “De opzet is dat we in de toekomst nog meer joint gaan opereren. Het is ook niet voor niets dat er op de Distinguished Visitors (DV) Day veel belangstelling was en dat de Plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten, luitenant-generaal Hans Sonneveld en Staatssecretaris Van der Knaap ons hebben bezocht”, denkt de kolonel hardop. Ook voor commandeur Hank Ort was de DV-dag een hoogtepunt. “Tijdens de indrukwekkende demonstratie kwamen alle elementen terug. Het liep gewoon zo gesmeerd, dat ik er zelf door werd gegrepen. Als gastheer zag ik ook de positieve impact terug op de gasten. Op papier werkte joint al, maar dat we in praktijk ook wat aan elkaar hebben, dat bleek!”
Trainen van Nlmarfor Naast de trainingsdoeleinden van de eenheden, was het trainen van de staf van Nlmarfor ook een belangrijk aspect van Joint Caribbean Lion. Om erop toe te zien dat Nlmarfor de juiste orders en procedures volgt en toepast, was er een team van Engelse waarnemers aan boord van de Rotterdam. Na afloop van de oefening stellen zij aan de hand van hun bevindingen een aanbevelingsrapport op met daarin strength and weaknesses. Met als doel om het product
Spannende slotfase
Nlmarfor te verbeteren en zo een nog capabelere staf te krijgen. Waar kan wat verbeteren? Waar ligt de expertise? Uiteindelijk moet Nlmarfor zelf bekijken wat ze met de aanbevelingen doen en wat ze kunnen en willen oppakken. En dat gaan ze zeker doen, als het aan commandeur Hank Ort ligt. “Een oefening houd je natuurlijk omdat je ervan wil leren. Daarom is Joint Caribbean Lion zo uitdagend opgezet en hebben we ook veel lessen geïdentificeerd.
Na de Transfer of Authority, zijn het de landeenheden die zich tijdens de laatste fase van JCL06 concentreren op de situatie op Samba. Het is hun taak om daar de militie op te sporen en de bevolking te helpen. Ondertussen verplaatst de maritieme component zich naar ‘Puerto Major’ – Sint Maarten – omdat de overheid om hulp heeft verzocht. De bevolking kampt namelijk met voedselnood en ook daar plegen de milities steeds meer aanslagen. Bovendien moeten er mensen geëvacueerd worden.
De komende periode staat voor ons in het teken van reflectie en evaluatie. Dat heeft tijd nodig, maar we zullen de resultaten zeker terugzien in de opzet en de werkwijzen van onze organisatie. We hebben het initiële vermogen van Nlmarfor gedemonstreerd, maar waar we vooral goed naar moeten kijken, is naar hoe we door kunnen groeien. We weten nu wat zo’n operatie vergt en hoeveel het kost. Nu moeten we kritisch kijken wat we langdurig aankunnen. Eén van de uitdagingen ligt absoluut op het gebied van teamwork. Het in praktijk werken met een staf van honderdvijftig mensen was voor de meeste nieuw. Velen werkten voor het eerst met elkaar en dat was wennen. Ook op het gebied van expertise ligt een groot aandachtspunt. We moeten heel wat mensen extra scholing geven. Daarnaast zijn we nog aan het zoeken naar de juiste balans in de staf, tussen mariniers en vloot. Voor een evenwichtige taakverdeling hebben we meer expertise vanuit het Korps nodig”, blikt de commandeur terug. “Wat me nog goed bijstaat, is een bezoek aan de USS Bataan. Ik zag daar hoe goed ‘joint en combined’ in praktijk tot uiting kwam. Aan boord van de Bataan zat namelijk een Frans bataljon, met daarin een compagnie van Nederlandse mariniers en een compagnie van de landmacht. Ik was er getuige van hoe zij in goede harmonie een planning aan het uitvoeren waren. En als je dan de soldaten en mariniers spreekt die oprecht enthousiast zijn, dan zie je dat het werkt. We hebben nu voor het eerst op zo’n grote schaal joint geopereerd. Door het daadwerkelijk samen te doen, leer je elkaar kennen en dan kan het vertrouwen groeien. Iedereen heeft nu zelf gezien dat het werkt. Dat maakt dit proces voor mij onomkeerbaar.”
Hr. Ms. Rotterdam, Zuiderkruis en De Ruyter varen samen met de USS Bataan richting de Bovenwinden. Op 6 juni werd er al melding gemaakt dat de conflicten steeds groter werden op het eiland en dat er meer strijd kwam. Bovendien zat president Draaibaar hier gevangen. Vier dagen later, op 10 juni vinden er in de avond amfibische landingen plaats. De 31e en 32e Infanteriecompagnie plus de 44e Brigade zitten in het westen van ‘Puerto Major’, op Mullet Bay. De milities zitten op twee delen van het eiland. Om het eiland veilig te stellen zullen de landing forces op diverse locaties blocking positions gaan innemen. Non-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) die op het eiland zaten, zoals het Rode Kruis, zijn al vertrokken vanwege de grote dreiging.
Evacuatie Als in het holst van de nacht van zaterdag op zondag 11 juni de eerste militairen van de Rotterdam met amfibische vaartuigen op Mullet Bay te ‘Puerto Major’ aan land worden gebracht, vallen ze direct in een hinderlaag van de militie. Alsof ze wisten dat ze kwamen… Maar gelukkig weten de militairen zich goed staande te houden en de militie te doen vluchten. Tijdens een eerdere militie-aanval zijn er veel slachtoffers gevallen, die dringend geëvacueerd moeten worden: het is een grote Non-combattant Evacuation Operation (NEO), een belangrijke oefening voor de bemanning van de Rotterdam. In de omgeving van Mullet Bay zijn zo’n veertig slachtoffers, waarvan dertig aanzienlijk gewond. Als addertje onder het gras, spreken ze alle-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
11
maal Frans en zijn er een aantal slachtoffers die niet aan boord mogen vanwege mogelijk gevaar, waaronder een man die is ‘geboobytrapped’. Aan het evacuatieteam van Hr.Ms Rotterdam om dit goed uit te zoeken... Maar het blijkt voor de NEO-experts van de Rotterdam geen probleem en zelfs tijdens de sniperattack van de militie vallen er geen extra slachtoffers. Het is nog in de ochtendschemering als de slachtoffers aan boord worden gebracht, waar ze eindelijk veilig zullen zijn tegen de onrust op land. Na de NEO komen er via de LCU’s nog meer voertuigen aan land, zodat er op het eiland blocking positions kunnen worden gemaakt, om zo het gebied op te delen en veilig te stellen. De militairen die op Puerto Major komen helpen, splitsen zich op en gaan de checkpoints bemannen.
Rellen op Samba Ondertussen neemt de onrust op Samba (Curacao) toe. Er ontstaan vele kleine relletjes tussen de bevolking en de Gil- en Degrance-militie. Uit alle macht wil de militie de hulp van de Multi-National Task Group (MNTG) teniet doen. Ze proberen de boel te frustreren en zorgen voor veel ophef. Sommige rellen escaleren behoorlijk... Zoals bij Tera Kora, waar een man zonder reden in elkaar wordt geslagen. De Crowd & Riot Control-eenheid van de KMar komt precies op tijd te hulp om de opgejaagde menigte te kalmeren en de zwaargewonde man met een geïmproviseerde brancard van schilden weg te voeren. Omdat de bevolking de Multinationale Taakgroep wil helpen, komt er een anonieme tip binnen: een oude school in Santa Rosa is vermoedelijk het hoofdkwartier van de militie en zou tevens dienen als wapenopslagplaats. Verkenningsfoto’s van de F-16 en de nodige intell bevestigen dit en actie volgt. Met vijf compagnieën wordt er een grote inval gedaan. De opgepakte militieleden worden overgedragen aan de KMar. Een grote vangst is Hugo Degrance, de rechterhand van Ramon Gil. De rol van de vijand wordt overtuigd gespeeld door de 23e Infanteriecompagnie. Als de rust is wedergekeerd, checken de genisten de gehele buurt nog op boobytraps. Van Ramon Gil is geen spoor meer gevonden. Geruchten gaan dat hij gevlucht is naar Afrika... Of misschien zelfs Australië...
President veilig Kolonel der mariniers Van Geijtenbeek, Commander Landing Force, is in alle vroegte op het strand geland en wacht tot de rest van het materieel waaronder Laro’s, twee Fenneks, een Unimog en een medische ambulance met een Franse dokter, een paar BV’s en twee trucks aan land is gezet. Van Geijtenbeek blikt tevreden terug op de nacht en de vroege ochtend. “De NEO is veel sneller verlopen dan in eerste instantie gedacht was. Het ging ontzettend vlot. Ja, er was wel wat tegenstand van de vijand, maar dat was te verwachten. Ze deden dat goed, maar wij konden er prima op anticiperen. Er waren ongeveer dertig mensen gewond, waaronder twee á drie vrouwen, onder wie een zwangere vrouw. Ze werden opgevangen en verzorgd en kregen voeding en medische bijstand. Terwijl we hiermee bezig waren, werden we drie keer aangevallen, waaronder één keer door een sniper. Ook is de LCU door vier rubberboten aangevallen. Vanaf het landingsstrand moesten we een flinke afstand afleggen naar het dorp, voor de slachtoffers gevonden waren. Nu de NEO erop zit, gaan we aan land om posities in te nemen om zo een scheiding te maken in gebied tussen vijand en bevolking. Wij gaan pas wat tegen de vijand doen, als president Leo Draaibaar safe is. Dat is de prio. Daarna bepalen we onze eigen line of action.” Later op de ochtend krijgt kolonel Van Geijtenbeek goed nieuws te horen: president Draaibaar is veilig! “De milities hadden hem naar ‘Arie Golore’ (Marie Galante) meegevoerd. Nlmarfor had al een team Special Forces die kant opgestuurd, en ook De Ruyter en De Zuiderkruis waren daar. Nu de president veilig is, kunnen we ‘Puerto Major’ verder veilig stellen”, aldus Van Geijtenbeek.
Inmiddels is de rust op de Samba Antillen weer teruggekeerd. Of er een vervolg op Joint Caribbean Lion komt? Als het aan kolonel der mariniers Rolf Springer ligt, zijn er nog genoeg zaken die tijdens een Joint African Lion of een Joint Tasmanian Lion opgepikt kunnen worden. “Het is gezien de huidige missies en de samenstelling van de Nederlandse eenheden niet alleen nuttig, maar zelfs noodzakelijk om met alle krijgsmachtdelen te trainen. Echter, je moet wel goed blijven kijken naar de doelstellingen. Wat willen we bereiken? Bij een volgende oefening zouden we vanaf de marinezijde seabasing meer naar voren kunnen laten komen. Zit je bijvoorbeeld in Afrika - voor een oefening of voor een daadwerkelijke ernstoperatie - dan heb je de voorzieningen van onze kazernes op Curaçao en Aruba niet. Wat mij betreft valt er genoeg te leren, genoeg op te pakken en genoeg te
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
12
verbeteren. Aan de andere kant, laten we ook niet vergeten dat dit voor het eerst was dat we als Nederlandse defensie de leiding hadden over zo’n grote oefening. In dat opzicht was Joint Caribbean Lion absoluut uniek! Maar of er een vervolg komt? Dat is aan de CDS om te bepalen.”
Mocht u (nog) meer willen weten en zien (foto’s en filmpjes) van deze internationale oefening, bezoek dan de website www.jointcaribbeanlion.com
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
13
Twee weken voor de officiële start van de oefening Joint Caribbean Lion 2006 (JCL06) op Curaçao, zaten de Special Forces (SF) van het Korps Mariniers al op het eiland voor hun Combat Enhancement Training/Force Integration Training (CET/FIT) fase, de gewenningsfase. In deze fase vormde het trainen met Hr. Ms. Zeeleeuw een belangrijk onderdeel. Op het moment dat voor de rest de gewenningsfase van de oefening begon, voerden de Special Forces al hun eerste opdrachten uit in het kader van deze grote internationale oefening.
Joint Caribbean Lion 06
Unieke samenwerking onder water, spectaculaire training van Special Forces en Hr.Ms. Zeeleeuw Door: Wiedeke Borgsteede / Foto’s: John van Lent (AVDD)
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
14
“Wij zijn al eerder aangekomen, omdat de CET/FIT voor ons eerder begint dan voor de rest”, vertelt de stafofficier Special Forces (SF)*. “Wij worden tijdens de oefening namelijk al operationeel ingezet als de rest nog middenin hun gewenningsfase zit. Wat dat betreft is het net als in de praktijk.” De SF maken binnen de oefening Joint Caribbean Lion deel uit van de Special Operations Task Group (SOTG). Deze bestaat uit een stafelement, een mountain leader (ML)-team, twee amfibische verkenningsteams en het Rigid Hull Inflatable Boat (RHIB)-detachement van het Korps Commando Troepen (KCT) van de Koninklijke Landmacht. Aan boord van Hr.Ms. Rotterdam zitten ten slotte nog twee SF-stafleden bij de Netherlands Maritime Force (Nlmarfor). Zij maken deel uit van het Special Operations Command and Control Element. “Via hen kregen wij tijdens de oefening - direct dus van Nlmarfor - de opdrachten”, legt de stafofficier uit.
time counter terrorism te trainen”, aldus de trainingsofficier SF. De samenwerking met Hr.Ms. Zeeleeuw vormde toch wel een hoogtepunt in de CET/FIT-fase van de Special Forces. Twee amfibische verkenningsteams en één mountain leader team oefenden uitgebreid diverse ontsnappingsprocedures uit de onderzeeër. Voor de amfibische sectie van de SF ging het voornamelijk om het onder water verlaten van de onderzeeboot om aan land een opdracht uit te voeren, zoals een verkenning. Omdat het belangrijk is dat dit ongezien gebeurt, is de onderzeeër een ideaal inzetmiddel.
Ontsnappen Bij zo’n ontsnappingsprocedure van een amfibisch verkenningsteam uit de onderzeeër komen heel wat (veiligheids)procedures kijken die de nodige tijd in beslag nemen. Via een single tower escape verlaat een team één voor één de onderzeeboot. Als iedereen veilig in het water is, gaan ze in buddyteams te werk. Aangelijnd laten ze een nog opgevouwen Medium Inflatable Boat (MIB) naar de oppervlakte stijgen , alwaar het pakketje onherkenbaar rond dobbert. Terwijl het eerste team de boot gereed maakt, zorgt het volgende team ervoor dat de benodigde apparatuur, zoals de buitenboordmotor, een waterdichte zak waarin de radio opgeborgen is, extra wapens et cetera ook aan de
Van onder naar boven “Tijdens onze twee CET/FIT weken hebben wij diverse onderdelen getraind, waarbij de nadruk lag op de samenwerking met de onderzeeër. Daarnaast stonden live firing, een crosstraining met de RHIB’s van het KCT op het programma en hebben we diverse schepen die in de haven lagen geboard, om zo het mari-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
15
vouspunt aan de oppervlakte, alwaar de onderzeeër ze weer oppikt. Uiteraard ligt dit punt ver genoeg uit de kust in verband met mogelijke radardetectie. Als het niet mogelijk is om boven opgepikt te worden, dan duiken ze de diepte weer in om onder water weer terug aan boord te gaan, hetgeen weer de nodige tijd in beslag neemt. Mogelijkheden om dit in de toekomst sneller te kunnen uitvoeren worden onderzocht volgens de trainingsofficier.
oppervlakte komt. Ondertussen is het laatste team ook uit de onderzeeboot en neemt de eventuele laatste benodigdheden mee. Als het team boven water compleet in de MIB zit, varen ze onder dekking van de duisternis naar het land om daar hun opdracht uit te voeren.
Effectiever en efficiënter trainen “Als we vanuit een sub aan land gaan, onderhoudt de staf de contacten met de onderzeeboot. Er gaan ook altijd twee á drie stafmensen mee aan boord om het geheel te coördineren”, legt de stafofficier SF uit. “Voor ons is het trainen met de sub onder deze Caribische omstandigheden uniek, omdat we door de gunstige omstandigheden langer effectiever en efficiënter kunnen trainen. We hebben ook altijd een veiligheidsteam boven water bij ons. Voor hen is het hier ook een stuk beter uit te houden, zeker als ze langere tijd moeten wachten totdat de teams boven komen. In Noorwegen is dat op het water wat minder aangenaam. Normaal trainen we veel in koude omstandigheden, zoals in Noorwegen, en dat is wel een heel verschil met het opereren onder deze warme condities.” De SF-trainingsofficier is het hier volkomen mee eens, maar merkt op dat trainen onder tropische omstandigheden weer andere aspecten met zich mee brengt. “We lopen nu dan ook tegen hele andere dingen aan. Praktische zaken, zoals ons duikpak. Dat is hier eigenlijk veel te warm. Maar ook het goede zicht onder water zorgt voor afleiding tijdens de navigatie. Daar hebben we in de donkere wateren in Nederland en Noorwegen geen last van.”
‘Mountain frogs’ “De nadruk van onze CET/FIT-fase lag op het trainen van alle eenheden binnen de SF met een onderzeeboot”, benadrukt de stafofficier SF. “Normaal werken alleen de kikkers, van het Amfibisch Verkenningspeloton, met de sub. Met deze training willen we het breder maken, dus ook de ‘mountainleaders’ trainen, zodat ook zij op deze wijze ingezet kunnen worden. Omdat het onder water ontsnappen vanuit een sub specifieke trainingsskills vereist, hoefden ze dat niet te doen. Wel hebben ze inzet vanuit de onderzeeboot aan de oppervlakte getraind. De sub komt hierbij net boven en laat de MIB eruit. Vervolgens glijden de ML’ers van de sub af en varen ze richting land. Voor deze procedure hoef je geen kikker te zijn.” De onderzeeboot is voor de Special Forces een ideaal transportmiddel. “Het kan je heimelijk naar een gebied brengen”, vervolgt de stafofficier. “Of dat nu onder- of boven water is, waarna het team met de MIB verder gaat. Bij het lanceren van een MIB boven water is vooral de sea state een bepalende factor, omdat bij een te woeste zee de MIB niet goed gelanceerd kan worden.
Heimelijk havenbezoek Uit zee, te land
Niet alleen het ontsnappen uit de Zeeleeuw, maar ook het heimelijk uitvoeren van een havenverkenning is een belangrijk trainingsonderdeel. Na de verkenning gaan ze naar het rendez-
“Als ze hun opdracht aan land voltooid hebben, kijken we hoe we ze weer terug brengen”, legt de stafofficier SF verder uit.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
16
vertelt de KCT- adjudant. “Zoals in Irak en Afghanistan. Wij werken al zo’n dertig jaar samen, maar de laatste jaren is het veel intensiever. Voor ons is het erg interessant om tijdens JCL maritiem bezig te zijn. Normaal treden we binnen de geografische grenzen van het land op. We gebruiken de kust wel, maar de zee in principe niet. Nu wel, zoals tijdens de uitvoering van boardings. Zo worden onze mannen en boten optimaal getest. We leren er veel van. Houdt het materiaal zich goed? En hoe is onze vaardigheid op ruwe zee? Wat dat betreft zijn wij ook goed getest! Ik hoop dan ook dat zo’n uitwisseling in de toekomst vaker gaat plaatsvinden”, aldus de KCT-adjudant.
“Dit kan via een rendez-vous met de onderzeeër, waarbij het team met de MIB naar een afgesproken punt vaart. Of ze worden opgepikt door de RHIB van het Korps Commando Troepen (KCT), of door een heli. Dat is altijd afhankelijk van de omstandigheden. Echter, in deze CET/FIT hebben we, behalve met de sub’s, ook specifiek met de RHIB’s van het KCT getraind.” Voor de adjudant van het Korps Commando Troepen van de landmacht, is de samenwerking nuttig en aangenaam verlopen. “Jammer dat we er alleen tijdens de CET/FITfase en de eerste tactische fase op Curaçao waren”, betreurt hij. “Als het aan ons gelegen had, waren we ook ingezet tijdens de tactische fase op de Bovenwinden. Wij zitten met een vrij kleine groep in deze oefening. Als team maken wij deel uit van de ‘Special Operations Task Group’ (SOTG). We hebben hier veel elementen samen getraind die we normaal ook trainen. Denk aan het vervoeren en oppikken van de SF, resupplies en Maritime Counter Terrorism, het boarden van een schip.” De samenwerking tussen de commando’s en mariniers is zeker niet nieuw voor beide partijen. “Wij hebben al veel vaker samengewerkt met de SF-jongens van het Korps Mariniers”,
Terwijl de rest van de eenheden net de gewenningsfase ingingen, kregen de Special Forces al een Warning Order om de tactische fase in te gaan. “ We voerden tactische strandverkenningen uit en zetten een team al duikend vanaf de Zeeleeuw in voor verkenningsmissies. Ook zetten we een parateam in om vanuit de Fokker 60 een Forward Air Controller van de landmacht te begeleiden. Met behulp van de FAC-er, die de F16 aanstuurde, werd een vijandelijke commandopost uitgeschakeld. Vervolgens gingen we naar St. Maarten met de Franse Francis Garnier (een Landing Ship Tank) om daar in de volgende tactische fase meer speciale operaties uit te voeren, zoals het observeren van vijandelijke locaties. Als ‘finale’ van de oefening waren we op Marie Galante, een eiland ten zuiden van Guadeloupe, ingezet om de gevangen genomen president te bevrijden. Wat ons betreft was JCL een oefening met veel nuttige trainingsonderdelen”, besluit de stafofficier. * In verband met veiligheidsvoorschriften worden de mannen van de Special Forces niet bij naam genoemd.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
17
Inleiding Op basis van lessons learned van mariniers, en andere Nederlandse militairen, die aan het einde van de vorige- en begin van deze eeuw hebben deelgenomen aan verschillende uitzendingen kun je de vraag stellen of de uitrusting en kleding van de Nederlandse militair, wel toereikend is en of deze niet ingrijpend moet worden aangepast. Het antwoord op deze vraag is wat mij betreft met ‘ja’ te beantwoorden. In de afgelopen vijftig jaar hebben spectaculaire militaire en technologische ontwikkelingen in het middelpunt van de belangstelling gestaan: een multifunctioneel landings- en transportschip, sterk verbeterde tanks, geavanceerde gevechtsvliegtuigen voorzien van ‘slimme bommen’, gevechtshelikopters, hightech fregatten, et cetera. Probleem is echter dat bij al die geweldige ontwikkelingen de aandacht voor een verbetering van de uitrusting van die ‘eenvoudige’ gevechtssoldaat achter bleef. Het Nederlandse Soldier Modernisation Programma (SMP) heeft de opdracht daar verandering in te brengen.
Het Nederlandse Soldier Modernisation Programma Door: Lkol KL H.J. Wendrich, programmaleider SMP
Deze tekst stond een aantal jaren in de Nederlandse Defensienota en slaat de spijker op de kop. De Nederlandse regering en ook de legerleiding zag toen al in dat het haar plicht was om de militairen zo goed mogelijk uitgerust de wijde wereld in te sturen. Dit is in de loop der tijd alleen nog maar versterkt. Soldaten van alle krijgsmachtdelen worden met een grote verscheidenheid aan taken en opdrachten in alle lagen van het geweldspectrum en onder sterk wisselende klimatologische omstandigheden uitgezonden en als werkgever moet je er voor zorgen dat je werknemers het werk optimaal beschermd en zo effectief mogelijk kunnen uitvoeren. Zoals gezegd; bescherming is daarbij het belangrijkste aandachtspunt. Het stukje tekst uit de Defensienota is dan ook eigenlijk de basis voor het huidige Nederlandse SMP dat als opdracht heeft gekregen de effectiviteit en bescherming, en daarmee dus direct de overlevingskans, van alle Nederlandse militairen te verbeteren. Een ‘normaal’ materieelproject heeft een begin en een eind en levert een duidelijk eindproduct op. Bij het SMP ligt dat een tikje anders. Het Nederlandse SMP heeft weliswaar een begin maar het einde is nog lang niet in zicht en ook is er geen sprake van één eindproduct.
De hele defensieorganisatie is volop in beweging. Ingrijpende reorganisaties, ‘verpaarsing’ met als gevolg een andere aansturing, inbedding en aangepaste doelstellingen veroorzaken een grote verandering binnen onze defensieorganisatie en dus ook binnen het Nederlandse SMP. Met dit artikel zal ik een tipje van de SMP-sluier oplichten. Een aantal zaken die ik in dit artikel beschrijf is nog onderwerp van discussie. De Bestuursstaf en in sommige gevallen zelfs de Tweede Kamer moeten hierover nog beslissen en je weet maar nooit hoe dat uitpakt. Het is dus mogelijk dat de uitvoering zoals beschreven in dit artikel anders zal worden ingevuld. Eén ding staat gelukkig vast; het belang van de individuele militair en de verplichting die we hebben als werkgever om hem of haar zo goed mogelijke uitgerust de moeilijke taken te laten uitvoeren staat niet ter discussie. Ik ben er dan ook van overtuigd dat onze beslissers met dat gegeven in het achterhoofd de juiste besluiten zullen nemen.
In de loop der jaren is SMP uitgegroeid tot een krijgsmachtbreed en overkoepelend programma dat uit vele samenhangende deelprojecten bestaat. Het programma is daarom ook niet eindig. Omdat onze militairen met steeds weer nieuwe taken, nieuwe tegenstanders, nieuwe inzetgebieden (‘Qua Patet Orbis’) worden geconfronteerd en er ook steeds weer nieuwe technologische ontwikkelingen zullen zijn zal de bescherming en de effectiviteit van de marinier continue kunnen en moeten worden verbetert. In het begin was het Nederlandse SMP vooral gericht op de gevechtssoldaat, met andere woorden, de luchtmobiele en/of pantserinfanterist, de verkenner, de marinier maar ook de object grondverdediger van de luchtmacht. Deze militairen zijn dan ook nog steeds de belangrijkste doelgroep voor het SMP. Omdat een groot aantal andere militairen hun werk doen in vergelijkbare geografische en klimatologische omgeving en onder dezelfde druk en soms zelfs in de directe nabijheid van deze gevechtssoldaat zijn we echter tot de conclusie gekomen dat ook die
Dit artikel is het begin van een serie van SMP-artikelen waarin per artikel meer gedetailleerd zal worden ingegaan op de verschillende aspecten van de uitrusting van de marinier en wat deze groep militairen in de toekomst van SMP mag verwachten. Artikelen over kleding, uitrusting, C4I, wapens en energieproblematiek zullen u informeren over de verschillende lopende (en voorgenomen) materieelprojecten en welke gevolgen dat zal hebben voor het Korps Mariniers.
Opdracht van het Nederlandse SMP ‘Een welvarend land als Nederland is in staat zijn militairen het modernste materieel te geven dat nodig is om de eigen risico's te verkleinen en de effectiviteit te vergroten. Bij nieuwe aanschaffingen krijgen de veiligheid van het eigen personeel, het vermogen om nevenschade aan burgerdoelen zoveel mogelijk te beperken en het optreden rondom de klok prioriteit’.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
18
Modulaire Gevechtsvest. Al snel zochten ook de mariniers en de luchtmacht toenadering en medio 2001 was er sprake van een informele ‘paarse’ sectie SMP. Majoors van het Korps Mariniers, van de Koninklijke Landmacht (KL) en Koninklijke Luchtmacht (KLu) werkten als Projectleiders, onder leiding van een Programmaleider van de KL, vanuit de Bernhardkazerne in Amersfoort gezamenlijk aan de verbetering van de effectiviteit en bescherming van de Nederlandse militair. Intussen nam de politieke belangstelling voor het Programma steeds meer toe en werd Defensie, naar aanleiding van de behandeling van de Defensiebegroting 2004, verzocht een actualisatie van het beleidsraamwerk SMP op te stellen. Begin 2005 werd besloten dat de aansturing van het programma zou worden overgenomen door de zojuist opgerichte Bestuursstaf. De overdracht van het ‘estafette stokje SMP’ door de Bevelhebber van de Landstrijdkrachten aan de nieuwe Commandant Der Strijdkrachten was daarmee een feit en het SMP is daardoor uitgegroeid tot een formeel ‘paars’ programma.
andere militairen moeten kunnen meeprofiteren van de producten die binnen het SMP worden ontwikkeld. De doelgroep van het Nederlandse SMP is dan aangepast naar alle Nederlandse militairen, waar per militair of groep militairen zal worden gekeken op welke manier en met welke middelen de effectiviteit en bescherming kan worden verbetert.
Geschiedenis In 1997 begon het Nederlandse SMP. Het doel was aan te sluiten bij de Soldier Modernisation ontwikkelingen van onze bondgenoten binnen NATO. Na politieke goedkeuring begin 1998 werd in eerste instantie alleen binnen de Koninklijke Landmacht structureel nagedacht over soldier modernisation. Als aparte sectie van de Landmachtstaf Afdeling Operationeel Beleid, werden verschillende initiatieven ontplooid en werden een aantal kleinere materieelprojecten gestart. Voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van het
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
19
operationele scenario’s worden beproefd. Hoe de eerste prototypes er uit zullen zien weten we nog niet in detail. Vast staat dat de inbreng van operationele mariniers (en van gevechtssoldaten van de KL en de KLu) gedurende het hele ontwikkelproces hard nodig zal zijn om aan het einde met een product te komen waar iedereen ook echt wat aan heeft. Na de eerste operationele beproeving volgt een aanpassing en wordt een grotere serie van circa driehonderd prototypes opgeleverd. Het is de bedoeling dat deze op een hoger niveau (peloton, compagnie) worden beproefd. Uiteindelijk is het streven om de eerste soldaatsystemen begin 2012 bij de operationele gevechtseenheden (en opleidingseenheden) te laten instromen.
Op dit moment wordt hard gewerkt aan de afronding van de actualisatie van het krijgsmachtbrede beleidsraamwerk SMP. Door gebruik te maken van ‘regelknoppen’ als bijvoorbeeld ambitie in de vorm van korte en lange termijn doelstellingen, doelgroep, aansturing en inbedding en, niet onbelangrijk, het benodigde budget om dit alles uit te kunnen voeren, wordt een transparant, en voor alle krijgsmachtdelen begrijpelijk, beleidsraamwerk opgezet. Instemming door het Beraad Operationele Commandanten (BOC) heeft ondertussen plaatsgevonden en dus kunnen de andere afgeleide documenten worden ingediend. Al met al een belangrijke en noodzakelijke stap om vol gas voorwaarts te kunnen blijven gaan met het Nederlandse SMP.
Projecten ‘Nederlands Soldaat Systeem’ De marinier als een Systeem
Zoals aangegeven is het de planning om in 2012 te kunnen beschikken over een eerste serie van operationele NSS’n. Om niet te veel tijd te verliezen en omdat niet kan worden gewacht tot er een Systeem Integrator is gecontracteerd zijn al een aantal materieel- en of onderzoeksprojecten gestart. Uiteindelijk zullen de resultaten van deze projecten aan de Integrator worden gegeven, waarna deze de opdracht heeft ze in het systeem te integreren. Projecten op het gebied van communicatie en situational awareness, modulaire ballistische bescherming, een nieuwe helm in de vorm van de geïntegreerde hoofdbescherming, een nieuwe gelaagde kledinglijn inclusief een ander gevechtspak (en mogelijk zelfs een nieuw camouflagepatroon), verschillende aanpassingen van de Diemaco (zoals bijvoorbeeld een snelrichtmiddel, licht- en lasermodules, handgrepen, een meerdere keren verstelbare kolf et cetera), nachtzichtapparatuur en de ontwikkeling van een nieuwe draagbare energiebron in de vorm van de Soldier E-lighter zijn daarvan de meest aansprekende voorbeelden. Deze projecten zullen in de volgende uitgaven van de QPO uitvoerig worden toegelicht.
Vraag het aan een willekeurige marinier met een paar dienstjaren, die overal op de wereld in oefensituaties, maar ook voor ernstoperaties, zijn werk heeft gedaan en je krijgt steevast hetzelfde antwoord; de uitrusting is te zwaar en de componenten zijn niet optimaal op elkaar afgestemd. Daar moet verandering in komen. Om de effectiviteit, de bescherming maar ook het comfort van de gevechtssoldaat, en dus uiteraard ook de marinier, zo optimaal mogelijk te verbeteren wordt deze soldaat in de internationale SMP-wereld beschouwt als ‘Systeem’. Net als bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld een gevechtstank wordt gekeken naar alle functionaliteiten van de soldaat. Tot nu toe krijgt de marinier steeds een nieuw uitrustingsstuk die een oud uitrustingsstuk (waarvan bijvoorbeeld de zogeheten End Life Of Type (ELOT) is bereikt)) vervangt. Daarbij wordt lang niet altijd voldoende aandacht besteedt aan aspecten als volume, gewicht, energieverbruik en de mogelijkheid om componenten samen te voegen of beter met elkaar te laten samenwerken. Hierdoor kan het gebeuren dat met te veel gewicht wordt rondgelopen of dat uitrustingsstukken elkaar in de weg zitten, wat niet echt comfortabel is en waardoor de militair dus minder effectief kan optreden. Het benaderen van de marinier als een systeem moet hiervoor in de toekomst een oplossing bieden. De ontwikkeling van een ‘Geïntegreerd Mariniers Systeem’ is een bijzonder ingewikkeld proces. Er zijn (op dit moment) in de wereld nog geen soldaat systemen ‘van de plank’ te koop.
SMP doelgroep Uiteraard zal niet elke Nederlandse militair een volledig soldaatsysteem krijgen. Dat is ook niet nodig. Onder leiding van de Bestuursstaf wordt momenteel, als belangrijk regelknop van de actualisatie van het beleidsraamwerk SMP, in kaart gebracht welke Nederlandse militair uiteindelijk de beschikking over een NSS krijgt. Ook wordt heel nauwkeurig bekeken welke militairen kunnen meeprofiteren van de ontwikkelingen van bepaalde delen van het soldaat systeem, de zogeheten spin-off. Zo is het denkbaar dat een grote groep militairen niet een compleet NSS krijgen, maar wel delen daarvan. Voorbeelden daarvan zijn de modulaire ballistische bescherming, een verbeterde persoonlijke radio met de mogelijkheid data te versturen, individuele en wapen gerelateerde uitrustingsstukken et cetera. Op dit moment wordt de primaire SMP-doelgroep omschreven als; de te voet en/of uitgestegen, in (groeps)verband optredende gevechtssoldaat. De exacte samenstelling van deze doelgroep dient in overleg met de CLAS, CLSK en het CZSK in detail te worden vastgesteld.
Figuur 1 geeft een idee van de componenten die deel uit zouden kunnen maken van een soldaatsysteem en die dus maximaal op elkaar zouden moeten worden afgestemd of worden samengevoegd. Zeg nu zelf; wie wil er nu niet liever rondlopen met een GPSchip van een paar gram in plaats van een ‘Plugger’ van een paar kilo (inclusief batterijen)? Het is dan ook noodzakelijk om goed in kaart te brengen wat de marinier uiteindelijk met het systeem moet kunnen en dit te verwoorden in heldere gebruikerseisen (in materieelprojecten taal user requirements). De volgende stap is het systeem, in al zijn complexiteit, vervolgens ook echt gaan maken. Als voorbeeld geldt hierbij de aanpak van de ‘grote vier’ SMP-landen; Amerika, Engeland, Frankrijk en Duitsland. Deze zijn allemaal een aantal jaren geleden begonnen en zijn voor het bouwen van hun soldaatsysteem een ‘partnerschap’ aangegaan met een grote industriële partner. Dit bedrijf vervult de rol van Systeem Integrator (SI). In nauwe samenwerking tussen opdrachtgever en het bedrijf wordt het soldaatsysteem stukje bij beetje ontworpen en gebouwd. Ook Nederland denkt aan zo’n aanpak. Als alles volgens de planning verloopt, hebben wij in 2009 de beschikking over de eerste 85 prototypes van een eigen Nederlands Soldaat Systeem. Deze zullen op geweergroepsniveau binnen het Korps Mariniers, maar ook bij diverse eenheden van de Koninklijke Landmacht en door object grondverdedigers van de Koninklijke Luchtmacht in verschillende
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
20
SMP voor de korte termijn
zijn belangrijke projecten om het leven van een gevechtssoldaat te veraangenamen om hem zo in staat te stellen de taken nog beter te kunnen uitvoeren.
Het Nederlandse SMP is niet alleen maar het slim samenvoegen van verschillende componenten van de soldaatuitrusting of een aaneenschakeling van technologische hoogstandjes, met als resultaat een geavanceerd super-dooper soldaatsysteem. Natuurlijk is dat belangrijk voor de toekomst, maar ‘simpele’, voor de soldaat tastbare en dus op dit moment erg noodzakelijke materieelprojecten vormen ook een belangrijk aandachtsgebied van het Nederlandse SMP. Dagelijks worden militairen uitgezonden naar alle uithoeken van de aarde. Ook de uitrusting van deze militairen moet worden bekeken. We kunnen niet tegen deze mannen en vrouwen zeggen; “wacht maar tot 2012 want dan krijg je een geweldig soldaatsysteem, in de tussentijd moet je je maar eventjes zien te redden…”. Daarom is het ook een taak van de medewerkers van de sectie SMP om deze eenheden te assisteren bij de samenstelling van het uitrustingspakket wat nodig is voor het uitvoeren van die specifieke missie. Voorbeelden hiervan zijn een verbeteringen aan het huidige ballistisch beschermend kogelwerend vest, ballistische oogbescherming, een nieuwe
Wat we binnen het Nederlandse SMP steeds weer doen is het vaststellen van de eventuele levensvatbaarheid of operationele toepasbaarheid van een nieuwe ontwikkeling. Dat kan zijn omdat gebruik van een uitrustingsstuk door militairen van andere landen wordt geobserveerd, of omdat de industrie met nieuwe ontwikkelingen bij ons komt of omdat onze eigen mariniers zelf op grote schaal uitrusting gaan kopen en er dus kennelijk behoefte aan een dergelijk artikel bestaat. Gelukkig heeft de Programmaleider SMP van de Bestuursstaf hiervoor een beperkt budget gekregen waarmee kleine testseries van een bepaald product kunnen worden gekocht. Voorbeelden van testseries zijn een Snel Richt Middel (SRIM) voor de Diemaco, ballistisch beschermende (zonne)brillen of de aankoop van een aantal Breeze-vesten. Deze laatste vesten kunnen (als de situatie dit toelaat) worden gedragen onder het kogelwerende vest en voeren de warme lucht af terwijl tegelijk koelere lucht wordt ingeblazen. Door de aankoop van een beperkt aantal van verschillende typen en deze kortstondig en intensief door de gebruiker onder operationele omstandigheden te laten beproeven wordt de meerwaarde van een uitrustingsstuk vastgesteld. Uw hulp is daarbij van groot belang. Omdat u uiteindelijk wel misschien één van de gebruikers wordt is het erg belangrijk dat u deze testen (en het invullen van de vragenlijst) zorgvuldig uitvoert. Na vaststelling van de meerwaarde en de operationele toepasbaarheid en na een goedgekeurde behoeftestelling wordt vervolgens het reguliere verwervingstraject gestart. Zoals gezegd, ook eenheden van het Korps Mariniers worden bij deze beproevingen ingezet. In de volgende SMPartikelen in de QPO zal worden toegelicht welke korte termijn SMP-projecten worden uitgevoerd en wat daarvan merkbaar zal zijn bij het Korps Mariniers.
Figuur 1
Afsluiting Het Nederlandse SMP heeft de wind vol in de zeilen. Het staat hoog op de agenda van de nationale militaire top en politiek en ook internationaal hebben de soldier modernisation programma’s een hoge prioriteit gekregen. Gezien de opdrachten die wij op dit moment aan onze mariniers en soldaten geven en de klimatologische omstandigheden waaronder die opdrachten moet worden uitgevoerd moeten wij er voor zorgen dat deze jongeman of jonge vrouw zo optimaal mogelijk uitgerust naar het uitzendgebied vertrekt. Het maakt daarbij niet uit of het een marinier, een genist, een object grondverdediger, een genezerik, een kok, een infanterist, een matroos, een vrachtwagenchauffeur of een kanonnier is. Elke Nederlandse militair of hij nu van de Marine, de Luchtmacht, de Landmacht of van de Marechaussee is, heeft recht op de beste uitrusting en de beste bescherming. De medewerkers van het Nederlandse SMP werken daaraan.
rugzak met een verbetert en comfortabel draagsysteem, een handschoenenconcept, nieuwe sokken en andere gevechtslaarzen, maar ook vochtregulerend en sneldrogend ondergoed
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
21
Inleiding Zoals in de Leidraad Maritiem Optreden valt te lezen gaat het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) zich meer concentreren op operaties, waarmee vanuit de maritieme dimensie gebeurtenissen op land kunnen worden beïnvloed. Mede daarom gaat het CZSK geleidelijk beschikken over een core capaciteit voor het uitvoeren van amfibische operaties die rond 2010 materieeltechnisch gestalte zal krijgen. Op dat moment beschikt CZSK over twee Landing Platform Docks (LPD’s), (de geplande overdrachtsdatum LPD-2 aan CZSK is 21 september 2006, red.), een Joint Support Ship en diverse middelen om daadwerkelijk effecten op de wal te bewerkstelligen, als de Tactical Tomahawk (Tactom) en scheepsgeschut op de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF’en). Ook is dan de aanpassing van de beschikbare amfibische assets een feit en zijn er (gemodificeerde) Landing Craft Utilities (LCU’s), nieuwe Landing Craft Vehicle Personnel (LCVP’s), twee Amphibious Beach Units (ABU’s) en Maritieme Tactische Transporthelikopters (NH90 MTTH). In de training en oefening voor amfibische operaties is echter momenteel geen dramatische wending te bespeuren die vorm geeft aan deze nieuw verworven capaciteit. Aan de hand van wat we nu doen, afgezet tegen wat we mijns inziens zouden moeten doen, wil ik de lezer graag duiden op de versnellende werking die de vorming van het CZSK voor het Korps zou kunnen bieden in de training en oefening voor wat de core business van het CZSK zou moeten zijn: het uitvoeren van littoral manoeuvre in de vorm van amfibische operaties.
Amphibious operations are not the old cry: “ramp down, last man ashore pays for the beer at endex”. They are an intricate orchestration of naval, marine and joint effec ts, aimed at dramatically changing events ashore. LtCol Huddleston, USMC at Amphib War fare Plan Course MWC, Por tsmouth
Amfibisch trainen en oefenen nieuwe stijl: Een nieuwe impuls aan de core business van CZSK Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
22
amfibisch opereren wordt gevormd door verschillende delen van het CZSK, waarvoor het moeilijk is gezamenlijke trainingsmogelijkheden te scheppen. Het betreft bijvoorbeeld de Netherlands Maritime Force (Nlmarfor) als Commander Amphibious Task Force/Commander Landing Force (CATF/CLF) staf, de LPDs als platform, de fregatten, onderzeeboten en mijnenjagers/vegers voor onder andere de force protection role, de landingsvaartuigen en maritieme heli’s voor de amphibious manoeuvre door de LF en natuurlijk de LF zelf, waarvoor mariniersbataljons de meest aangewezen eenheden zijn. Ieder van deze delen moet goed onderlegd zijn in de uitvoering van zijn
taak in het grote geheel, maar elk van deze delen moet vooral inpasbaar zijn in de grote puzzel die een amfibische operatie is. De in de laatste defensienota gememoreerde hoge mate van expeditionaire inzetbaarheid van defensie eenheden zou, met het oog op de in de Leidraad verwoorde ambitie voor het CZSK, moeten worden ingevuld als snel in een amfibische taakgroep inpasbare inzetgerede eenheden. Hier ligt dan ook de taak voor amfibische training en oefening voor marinierseenheden. Om inpasbaar te zijn in een amfibische taakgroep betekent dit dat ze op alle niveaus voorbereid moeten zijn op inzet vanaf een Nederlandse LPD met United Kingdom/Netherlands (UK/NL) middelen. De vereiste level of competence zou zo moeten zijn dat zij dit zonder uitvoering van een CET kunnen en zelfs zonder rehearsal een eenvoudige low-threat amfibische operatie met UK/NL middelen kunnen uitvoeren. Hiertoe dienen mariniersbataljons niet alleen getraind te zijn in het opereren met hun organieke middelen en voertuigen, maar dienen ze compleet thuis te zijn op de LPDs, UK/NL amfibische middelen en in de amfibische (plannings-) procedures. Waar we dus naartoe moeten is een gezamenlijke training in de amphibious manoeuvre taak van zo mogelijk alle delen die in die taak een rol hebben.
Door: MAJMARNS J. de Wolf, S-3, 2-Marnsbat
Huidige trainingsmodel De huidige training van infanterie-eenheden van het Korps behelsde tot voor kort jaarlijks een trainingsweek vanuit de Joost Dourleinkazerne te Texel. Hier werd een aantal oefeningen gehouden op de amfibische hindernisbaan, de beschikbare landingsvaartuigen en de mock-up helikopter. Het geheel werd meestal afgesloten met een amfibische cross, die veel deed voor het testen van de fysieke vermogens van mariniers, maar weinig bijdroeg aan het amfibische eenheidsvermogen van mariniersbataljons. Kortom: het was een herhalingsweek voor de gehele bemanning van datgene wat in de Elementaire Vakopleiding (EVO) en Praktische Opleiding Tot Officier der Mariniers (Potom) was aangereikt. Recente ontwikkelingen op Texel hebben bovendien geleid tot het verdwijnen van legeringcapaciteit voor een trainende eenheid, waardoor werken vanuit een logistiek intensief tentenkamp wordt vereist. Pas bij aanvang van een amfibische oefening kan in de huidige setting de Combat Enhancement Training (CET) / Forces Integration Training (FIT) fase worden gebruikt om landing force (LF) eenheden effectief te laten trainen vanaf een amfibisch platform. Het spreekt voor zich dat het behalen van een hoogwaardig resultaat in een dergelijke opzet geen sinecure is.
De trainingsbehoefte van de LF behelst de volgende categorieën
Het gewenste trainingsmodel
Ten eerste zal al het personeel goed wegwijs moeten zijn aan boord van de Nederlandse LPDs en bekend moeten zijn met de regels en gewoonten aan boord, de te gebruiken veiligheidsmiddelen, maar ook met
De intricate orchestration waar de quote boven dit artikel op duidt, geeft gelijk een van de moeilijkheden van een amfibische operatie aan: de core function van
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
23
de amfibische documentatie kunnen we spreken over snelle inpasbaarheid van LF eenheden in een amfibische taakgroep. Deze kennis dient tenminste two levels up aanwezig te zijn, zodat zij in staat zijn op het naast hogere niveau in te spelen op de intent van de (hogere) commandant. Het is vooral dit kennisniveau dat het amfibische vermogen van een eenheid bepaalt en waaraan nog de nodige aandacht zal moeten worden besteed.
de te volgen amfibische assault routines. Hoewel we na een enkele rehearsal tijdens een CET al snel tevreden zijn met het resultaat, is het eerlijk te bekennen dat het doorlopen hiervan een vaste drill moet zijn waarin een ieder regelmatige training behoeft. Vooral daar waar we tegelijk werken met zowel helikopters, als Texelse en LF organieke landingsmiddelen. Ten tweede zullen de door de LF te leveren Ships appointments (SAPPs) zeer goed op de hoogte moeten zijn van hun taak en de mogelijkheden die aan boord te creëren zijn voor training van de LF. Potentiële SAPPs moeten daarom bij voorkeur hun rol, na een uitgebreide briefing aan boord, daadwerkelijk gaan uitvoeren in een amfibisch scenario.
De eerste stap: gezamenlijk amfibisch trainen, gedifferentieerd naar taakstelling In een poging een eerste stap in de goede richting te maken heeft 2-Marnsbat in de weken 14 en 15 een tweetal weekprogramma's doorlopen, die waren samengesteld in samenspraak met het Amfibisch Ondersteuningsbataljon (Amfostbat), Hr. Ms. Rotterdam en de docent amfibische operaties van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM). Vanaf de Rotterdam, die aan de steiger te Den Helder lag, werd een programma verzorgd, gericht op een gedifferentieerd trainingspakket voor elk van bovengenoemde doelgroepen. Chauffeurs en LCRM-bestuurders doorliepen op maandag door zorg van personeel van Amfostbat een op hen gericht programma waarin zij gedegen en diepgaand hun taak in een amfibisch scenario konden beoefenen. Oók op maandag werden amfibische planners voorgelicht over hun rol in een amfibische operatie en kregen ze de kans (op compagniesniveau) te ‘stoeien’ met de thans gehanteerde amfibische documentatie en een amfibische planning voor een door henzelf op donderdagnacht uit te voeren compagniesoperatie. In de loop van de dinsdag arriveerde de Mainbody van de te trainen eenheid en werd een programma doorlopen met een rondleiding aan boord, voorlichting over veiligheidsmiddelen, landingsvaartuigen en, uiteraard, de assault routine, die in extenso kon worden beoefend. In een rehear-
Ten derde de chauffeurs. Zij zullen duidelijk onderricht moeten krijgen op de voertuigspecifieke aanvullende maatregelen aan hun voertuig in een amfibische operatie en ervaring moeten opdoen met het werken vanaf een beach en het voertuigdek aan boord. De komst van meer verschillende en gecompliceerde voertuigen bij het korps (zoals de Patria, de Nederlandse uitvoering van de Viking en het Wissellaadsysteem) benadrukken deze behoefte nog meer. Ten vierde de bestuurders van de organieke landingsmiddelen van de eenheid: de Landing Craft Rubber Motorized (LCRM’s). Zij moeten niet alleen ter zake kundig zijn in het opereren met hun vaartuig, maar deze tevens kunnen inzetten vanuit het dock, vaak in onderlinge samenhang met Texelse en Britse gespecialiseerde landingsvaartuigen. Ten vijfde, de laatste categorie, betreft de amfibische planners, zowel op compagnies- als bataljonsniveau. Pas als zij beschikken over een gedegen kennis van de amfibische planningsprocedures en de gehanteer-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
24
sal op donderdag (overdag) werden de laatste plooien gladgestreken en kon op het gebied van de amfibische operatie gesproken worden over een succesvolle actie op donderdagnacht.
nen concluderen dat de amfibische training is geborgd als bovenstaand model in de toekomst verder wordt uitgewerkt, blijkt de praktijk iets weerbarstiger. Komend jaar zal reeds in de NOST (Naval Officers Sea Training) door de Rotterdam en aansluitend ook door de Johan de Witt (LPD-2) moeten worden aangetoond dat het schip in staat is met een LF, aan de hand van bestaande procedures, amfibische operaties uit te voeren. Het blijkt echter dat een deel van de procedures alleen bekend is bij hen die zich intensief met het metier bezighouden. Er is dus nogal wat werk te verrichten voordat deze schepen met vastgestelde procedures in de NOST aan de bak kunnen. Ook blijkt dat LF eenheden nog onvoldoende in staat zijn om zonder problemen met weinig voorbereiding een amfibische planning te doorlopen. Als laatste heeft de invoering het model van de gereedstellingsmatrix voor de Marine Training Command (MTC) eenheden verregaande gevolgen in de samenstelling van de trainingsmethodieken die moeten leiden tot geheel verifieerbare operationeel gerede eenheden. Er valt dus nogal wat papierwerk te verrichten voordat een en ander geheel is geborgd in een werkbaar model. Toch heeft de komst van het CZSK ook duidelijke voordelen met zich meegebracht voor het scheppen van gezamenlijke trainingsmogelijkheden op het gebied van Amphibious Manoeuvre. In eenvoudig geïntegreerde planning voor het Operationeel Jaarplan (OJP) kan een regelmatige programmering van bovenbeschreven training duidelijk aanzet zijn voor het opdoen van ervaring en het vastleggen van amfibische procedures. Deze zouden de grondbeginselen kunnen vormen van een CZSK-brede amfibische doctrine, gebaseerd op de nieuwe uitgave van ATP 8B. Hoewel ik me terdege besef dat in de huidige opvatting de doctrine uit ATP 8B het niveau van Operationeel Commando overstijgt.
Tussentijdse conclusie Ten eerste bleek dat het werken vanaf de Rotterdam aan de steiger eerder tot aanbeveling strekt, dan dat het een belemmering is voor amfibisch trainen. Dit omdat de bemanning van de amfibische dienst zich geheel kan richten op de ondersteuning van de LFactiviteiten, zonder al te veel te worden afgeleid door additionele taken aan boord. De onderlinge samenwerking geeft bovendien extra input om bepaalde ongerijmdheden in procedures tussen landingsmiddelen, de LF en de amfibische dienst vast te stellen en te verhelpen. Voor de LF is deze oplossing bovendien logistiek eenvoudig (hoewel de extra last voor het schip moet worden ingecalculeerd). Enige echte nadeel is dat de beperkingen voor het uitvoeren van helikopteroperaties in deze setting ertoe leiden dat de handelingen ook onder andere omstandigheden zullen moeten worden getraind. Dat lijkt een kleine prijs voor veel oefenwaarde. Ten tweede bleek dat door deze opzet een ieder goed aan training voor zijn/haar specifieke taak toekwam. Hierdoor kan worden gesteld dat in een korte periode een zeer hoge oefenwaarde voor zowel bemanning van LPD en Landing Crafts als de LF kan worden bereikt. Als laatste (ten derde) bleek dat de training ook een motiverend karakter voor het personeel had. Dit effect kan worden versterkt door de aanbevelingen die in het First Impression Report (FIR) zijn verwoord verder te verwerken in toekomstige training.
Trainingsmodel in de toekomst Hoewel de argeloze lezer uit bovenstaand zou kun-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
25
Vanaf 17 januari 2006 wordt elke dinsdagmiddag de dagelijkse gang van zaken in het marine etablissement Amsterdam opgeschud door deelnemers aan de MAST. Gekleed in overall en met helm op de inmiddels rode ‘klus’ worden de deelnemers onder bezielende leiding van de drill instructor met een kleine balk onder de linkerarm en een grote balk op de rechterschouder over het kazerne terrein gejaagd. MAST staat voor marinier algemeen selectie test. De MAST is inmiddels een vast onderdeel van de selectieprocedure om aangesteld te kunnen worden als marinier algemeen. Hoogste tijd om u op de hoogte te brengen van dit nieuwe onderdeel. Echter voordat ik u inhoudelijk meer vertel over de MAST, schets ik in het kort de gehele huidige selectieprocedure.
Marinier Algemeen Selectie Test
Werving & Selectie, in Amsterdam
Ik licht de drie onderdelen separaat toe:
Door: Majmarns J. Schooneman
Advies fysieke belastbaarheid De kandidaat volgt verplicht of een beroepenvoorlichting of een online voorlichting (www.werkenbijdemarine.nl) of een informatiedag in Doorn (een combinatie is ook mogelijk en komt regelmatig voor). De volgende stap is het invullen en opsturen van het sollicitatieformulier naar bureau aanstelling in Amsterdam. Hier vindt een administratieve voorselectie (met name op leeftijd en vooropleiding) plaats. Een positieve voorselectie betekent een uitnodiging voor deelname aan de MAST. Na de MAST volgt bij voldoende resultaat het psychologisch onderzoek. Het psychologisch onderzoek bestaat uit het invullen van een vragenlijst en het ondergaan van een interview. Indien geschikt volgt dan het medisch onderzoek. De laatste stap na een positief medisch onderzoek is het veiligheidsonderzoek door zorg van de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD). De gehele selectieprocedure wordt afgesloten met een aanstellingsgesprek. In dit gesprek worden door de selecteur alle details (contractduur, salaris, datum vooropkomst, datum opkomst, et cetera) met de kandidaat doorgenomen.
De kandidaat begint ’s ochtends bij de afdeling medische keuringen met een medische screening. Het uithoudingsvermogen wordt getest op de fiets middels een maximaal test, in de volksmond ook wel ‘doortrappen tot ver in het rood’. Het element kracht van diverse spiergroepen wordt gemeten middels statische krachtmeting ofwel gedurende enkele seconden maximaal ’douwen’ tegen diverse apparaten. Deze screening is niet nieuw maar een bestaand onderdeel van de totale medische keuring voor de kandidaat marinier. Dit onderdeel van de medische keuring is in het huidige keuringsproces nu helemaal naar voren gehaald en dient met goed gevolg te worden volbracht om te kunnen deelnemen aan het volgende onderdeel.
Fysieke toets marinier De toets duurt ongeveer anderhalf uur, wordt gegeven en beoordeeld door bureau sport en bestaat uit drie onderdelen. De toets is op verzoek van Personeelsvoorziening Koninklijke Marine (PVKM) ontwikkeld door het Hoofd Sectie Fysieke Training & Sport (HSFT&S). Er is niet gekozen voor een bestaande toets. Om een goede aansluiting met het bestaande fysieke opwerkprogramma tijdens de Elementaire Vakopleiding (EVO) te realiseren, is er een nieuwe toets ontwikkeld. De toets begint met een duurloop van 35 minuten in eigen tempo (wandelen niet toegestaan). Na de duurloop volgt vrijwel direct een bewegingsbaan in de zaal met tien hindernissen. Deze hindernissen worden in een doorgaand tempo genomen en de kandidaat krijgt geen
Nieuw in deze procedure is dus de invoering van de MAST. De MAST duurt een dag, vindt plaats in de Marinekazerne Amsterdam (MKAD) en bestaat uit de volgende drie onderdelen: advies fysieke belastbaarheid, fysieke toets marinier en het intakegesprek.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
26
mogelijkheid tot herkansing. Centraal in de bewegingsbaan staan de grondmotorische vaardigheden als kracht, lenigheid, coördinatie en in mindere mate snelheid. Na de bewegingsbaan volgt het laatste onderdeel, een Physical Training (PT)- sessie van ruim dertig minuten. De kandidaat heeft zich inmiddels omgekleed in overall, heeft een helm op en dient tot het bekende ’gaatje’ te gaan. Tijdens de PT wordt de kandidaat beoordeeld op competenties als doorzettingsvermogen, incasseringsvermo-
de (nog) niet geschikte kandidaten identificeren en mogelijk te adviseren om in de toekomst wel geselecteerd te worden. Secundaire doelstelling is selecting in, bij een overaanbod aan kandidaten proberen de meest geschikte kandidaten te selecteren en dus deze kandidaten prioriteit te geven in het verdere keuringsproces. Het antwoord op de vraag waarom de MAST is ingevoerd, ligt voor een groot deel opgesloten in het realiseren van de genoemde doelstellingen. Ik heb de volgende aanvulling. Met de invoering van de fysieke toets (en dan specifiek de PT-sessie) wordt de kandidaat in het keuringsproces nu voor het eerst ‘negatief geprikkeld’. Hij krijgt niet alleen beeld en geluid maar voelt ook wat hem te wachten kan staan in de opleiding. In gesprekken met de kandidaten na de MAST, blijkt dat dit ‘voelen’ grote meerwaarde heeft. De meerwaarde vertaalt zich voor de kandidaat in een bevestiging van een juist gemaakte
(MAST)
“snappen ze er helemaal niets van”
keuze of leidt tot het omgekeerde effect, ‘marinier worden’ is niets voor mij (self selecting out). Over het aspect voelen is ook nagedacht door het Mariniers Opleidingscentrum (MOC). Als aanvulling op de MAST is gesproken over een introductieprogramma in de Van Ghentkazerne (Vgkaz) om zo de kandidaat optimaal voor te bereiden op de EVO. Of deze aanvulling er gaat komen en in welke vorm, is echter niet aan mij om daar iets over te zeggen.
gen en samenwerking. Ervaring leert inmiddels dat het verschil vooral tijdens de PT-sessie wordt gemaakt, dit zal u ongetwijfeld niet verrassen. Na de gehele fysieke toets volgt het laatste onderdeel van de MAST.
Intake gesprek Er vindt een gesprek van maximaal veertig minuten plaats met één van de wervingsvoorlichters. In dit gesprek is voornamelijk de kandidaat aan het woord. Hij wordt onder andere gevraagd naar zijn motivatie, zijn kennis (van het Korps Mariniers) en zijn inzetbaarheid (deze competenties zijn uit het interview van het psychologisch onderzoek gehaald). Met andere woorden, heeft de kandidaat voldoende en realistisch beeld en geluid en dus voldoende idee waar hij aan begint.
Ervaring leert inmiddels dat de primaire doelstelling (selecting out) uitstekend wordt behaald. Op dit moment is er na afloop van de MAST onvoldoende overaanbod om ook aan selecting in te kunnen doen. Wel ben ik van mening dat wij een goede stap voorwaarts hebben gezet in het keuringsproces. De toekomst zal leren of zich dit ook daadwerkelijk vertaald in ‘betere kandidaten’ en mogelijk een afname in de grote uitval in de aanvangsperiode van de EVO (ik besef terdege dat er vele oorzaken zijn waarom kandidaten stoppen tijdens de opleiding en er geen direct causaal verband hoeft te zijn met het keuringsproces).
De MAST wordt afgesloten met een evaluatiegesprek van ongeveer vijf minuten met de wervingsvoorlichter. In dit gesprek krijgt hij zijn score te horen van de fysieke toets en het intakegesprek. Is één van deze onderdelen (of natuurlijk beide) met een onvoldoende afgesloten, dan vertelt de voorlichter ook het advies dat de voorlichter verstrekt aan bureau aanstelling. Uiteindelijk krijgt de kandidaat middels een brief van bureau aanstelling de definitieve uitslag. Op dit moment resulteert een voldoende voor beide onderdelen in een uitnodiging voor het psychologisch onderzoek, de volgende stap in het sollicitatieproces. Tot nu toe heb ik nog niet gesproken over de doelstellingen van de MAST en waarom de MAST is ingevoerd. Ik begin met het noemen van de doelstellingen. Deze zijn tweeledig. Primair is de MAST bedoeld voor selecting out, zo vroeg mogelijk
Ik hoop u voldoende geïnformeerd te hebben en dat u net als bij de Praktische Officier Selectie Test (POST) nu ook bij de MAST beeld en geluid heeft gekregen. Zijn er nog vragen, dan kunt u bij ondergetekende terecht. Personeelsvoorziening KM, Hoofd Wervingsvoorlichting, Majmarns J. Schooneman, *06-201-2620
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
27
Van 27 maart t/m 6 april 2006 hebben majmarns Van Beekhuizen en Posthumus deelgenomen aan de Commanders Winter Warfare Course (CWWC) te Elverum, Noorwegen. Deze opleiding werd gegeven door de nieuw opgerichte School of Winter Warfare die onder de auspiciën staat van de Centre of Excellence of Winter Warfare. De Centre of Excellence is binnen de NAVO het nieuwe kenniscentrum voor wat betreft militaire operaties onder winterse omstandigheden. De CWWC is één van de opleidingen die gegeven wordt in Elverum. Andere zijn: Allied Winter Warfare Course, Allied Avalanche Course en Winter SF course. De doelgroep voor de CWWC is eenheidscommandanten vanaf compagniesniveau en stafofficieren vanaf bataljonsniveau. De doelstelling van de opleiding is om de cursisten inzicht te geven in de bijzondere aard van winterse omstandigheden en de invloed van deze omstandigheden op militair opereren. De deelnemers kwamen uit het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden, Zwitserland, Duitsland, Spanje, de Verenigde Staten en Nederland.
De Commander Winter Warfare Course
Door: MAJMARNS R.L. Posthumus
Inhoud cursus
Conclusie
De cursus bestond uit drie hoofdonderdelen, te weten: (1) een introductie met diverse lezingen en een nacht in een noodonderkomen, (2) een Commanders Recce in Harstad en omstreken en (3) een training in de uiterst moderne gevechtssimulator in Rena camp.
De opleiding bood een goed gevuld en divers programma. Vanwege de korte duur lag de tijdsdruk redelijk hoog. Wel werd er veel tijd en aandacht besteed aan ontspanning in de vorm van een Noorse avond en een afscheidsdiner. Het scala aan onderwerpen maakte het moeilijk om ver in detail te gaan bij de diverse onderwerpen maar de doelstelling van de cursus was dan ook niet om alles in detail te behandelen. De cursisten werden geïntroduceerd in koudweeroperaties en de invloed van extreme koude op militair optreden. Daarnaast werd zeer veel inspanning geleverd in het promoten van Noorwegen als oefengebied voor NAVO-landen. Dit liep als een rode draad door de cursus.
De lezingen behandelden diverse typen van koudweeroperaties (nat versus droge koude), vaardigheden en drills, kleding en voeding en onderkomens. Eén van de hoogtepunten was een lezing van de voormalige S3 van een Gurkha bataljon over de inzet van zijn eenheid tijdens de Falkland-oorlog. Verder werd een bezoek gebracht aan Rena Camp, de thuisbasis van onder andere het Telemark-bataljon. Daar werd een zeer indrukwekkende demonstratie gegeven over het Saab duelsimulatiesysteem (kunnen de mariniers binnenkort ook in Nederland over beschikken, red.), waarna de uitrusting van het Telemark-bataljon werd tentoongesteld. Dit gedeelte van de opleiding werd afgesloten met een trip in het veld waar een overnachting werd gemaakt in een noodonderkomen. Tevens werd een introductie gegeven in cross-country skiën en lopen met laplanders. Dit gedeelte van de cursus was voor ons als mariniers voor 60% herhaling, maar toch interessant om de ervaringen te delen met andere NAVO-partners en te discussiëren over hun aanpak. Het tweede gedeelte van de cursus vond plaats in Harstad. Daar kreeg de opleiding de opdracht een commanders recce uit te voeren ten behoeve van een in lokaal terrein op te zetten training. De verkenning zelf werd uitgevoerd met een helikopter. Tevens werd een lezing gegeven over de Coastal Rangers en amfibisch optreden onder arctische omstandigheden. Dit gedeelte van de cursus was met name bedoeld om de cursisten de vele mogelijkheden van Harstad als Allied Training Centre (North) te laten zien. Het laatste gedeelte van de opleiding vond plaats in Rena Camp. Daar werden de cursisten verdeeld over diverse commando- en staffuncties van het Telemark-bataljon, kregen ze een opdracht en werd een opmars gesimuleerd in een soort CAST-trainer. De simulator is uiterst modern en de cursisten kregen zo de kans om met eenheden te manoeuvreren onder arctische omstandigheden. Met name het terrein en de invloed van weer en kou op mensen en systemen werden zeer goed gesimuleerd. Het laatste onderdeel bestond uit een presentatieronde waar alle naties hun aanpak van wintertraining en winteroperaties konden presenteren.
Het nut van deze opleiding voor compagniescommandanten ligt niet in de koudweerlessen en drills. Het belang is om kennis te maken met andere invalshoeken op het gebied van koudweeroperaties. Daarnaast is het gebruik van een CAST met NAVO-partners een zeer leerzame ervaring. Eén van de lessen die we geleerd hebben is hoezeer ons optreden als Korps beïnvloed is door de geleerde lessen tijdens onze trainingen in Noorwegen. De drills die we daar hebben geleerd in het verleden vormen nu de ruggengraat van onze wijze van opereren. Het is van belang dat te beseffen mocht het belang van wintertraining in de huidige tijd in twijfel wordt getrokken. Evenals wij zijn de Noren ervan overtuigd dat als je kunt vechten in de arctic, je het overal in de wereld kunt. Uiteraard hebben we de Noren gevraagd in hoeverre zij skitraining nog steeds nodig achten voor effectief militair optreden onder arctische omstandigheden. Zij geven aan dat bij de Noorse jeugd skivaardigheden niet meer vanzelfsprekend zijn. Echter, ook de Noorse legerleiding is ervan overtuigd dat bij militair opereren met lichte infanterie onder arctische omstandigheden er geen vervanging is voor de ski. Ook zij spenderen veel tijd en moeite aan instructie om hun dienstplichtigen de nodige vaardigheden te leren, maar zij zien nog geen andere oplossing. Nu binnen het Korps de discussie wordt gevoerd over de aard en de reden van ons optreden in Noorwegen is het misschien goed om ons te herbezinnen op onze taken en eventuele inzetgebieden. Zolang we QPO moeten kunnen opereren zullen allicht onze vaardigheden in de winter ook in de toekomst in andersoortig terrein en onder andere weeromstandigheden van groot belang blijken.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
29
Eerste Mariniersbataljon Commandant: LNTKOLMARNS R. Springer Hoofd Inwendige Dienst: AOOMARNALG C.J.H. Maas Foto’s: Archieffoto’s AVDD In week 16 en 17, van 18 april tot en met 28 april, voerde het personeel van 11-Infcie de grondopleiding en springweek uit teneinde de vaardigheden op het gebied van militair parachutespringen aan te leren cq. te verbeteren en iedereen te brevetteren tot militair parachutist. Voor sommigen was dit slechts routine, maar anderen zouden tijdens deze weken de meest hachelijke momenten van hun leven meemaken.
Paratraining 11-Infcie Door: ELNTMARNS M.D. de Beer
Tijdens de grondopleiding werden, volgens een strak en goed opgezet schema, de diverse handelingen beoefend die tijdens het springen benodigd zijn. Van het controleren en passen van het materiaal, naar het instijgen in het vliegtuig, de drills en commando’s in het vliegtuig, tot de uitsprong en de landing. Een goede uitsprong betekent namelijk een goede opening, een goede opening betekent een goede daling en een goede daling betekent een goede landing. Veel mariniers gebruikten in deze week spiergroepen die zij zelden hadden gebruikt en naarmate de training vorderde nam het aantal stijve nekken, armen en benen toe. Dit mocht echter de pret niet drukken. Diverse spannende momenten werden ervaren tijdens het beoefenen van het uitspringen uit de toren naast de hal, waar enkele mariniers
In week 16 werd er door de para-novices de grondopleiding in Breda doorlopen. De para-conti’s volgden in deze week de herhaling grondopleiding. Het doel van deze week was om een ieder de juiste vaardigheden aan te leren die nodig zijn voor het parachutespringen gedurende de daarop volgende week. Voor de grondopleiding kon gebruik worden gemaakt van de faciliteiten in de Seeligkazerne te Breda, hetgeen onnodig heen en weer reizen voorkwam. De grondopleiding zelf vond plaats in de hal van het parapeloton van het Korps Commando Troepen tegenover de Seeligkazerne. Deze hal stond vol met apparaten en stellages waarmee de para’s in spé hun drills konden beoefenen. Volgens een enkeling hadden deze apparaten veel weg van middeleeuwse martelwerktuigen.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
30
te maken. Door de oplettendheid van het personeel op de grond bleven ernstige gevolgen gelukkig uit. Vanaf donderdagmiddag waren de weergoden de parachutespringers echter minder gunstig gezind. Hier kwam nog bij dat de Fokker 60 van de Koninklijke Luchtmacht het liet afweten. Door deze gebeurtenissen moesten helaas een uitrustingsprong en een nachtsprong worden gecanceled. De Duitse commandant was de Nederlandse parachutespringers echter wel goed gezind en stelde eenieder toch in de gelegenheid om het Duitse brevet te halen. Zijn tevredenheid over de Nederlands-Duitse samenwerking bleek ook toen hij tijdens de wingparade verscheen met een baseballkap van het Korps Mariniers boven zijn gevechtstenue.
met overslaande stem grote kraters wisten te slaan in de grindbak. Ondanks het feit dat een deel van het personeel op vrijdagmiddag geradbraakt in de bus zat, voelde eenieder zich na deze week zelfverzekerd genoeg om aan de komende springweek te beginnen. Op zondag 23 april vertok het personeel van 11-Infcie vroeg in de morgen richting Altenstadt in Duitsland. Tijdens de busrit kon men zich, naast het kijken van vele films, ook mentaal voorbereiden op de twee sprongen per dag, die deze week op het programma stonden. Het doel van deze week was dan ook om genoeg sprongen te maken om het personeel te brevetteren tot militair parachutist. Aangekomen op de Strausskazerne in Altenstadt werd men al gauw in de sfeer van het parachutespringen gebracht door de vele vliegtuigen en andere apparaten die verspreid stonden opgesteld over de kazerne. Ook in de legeringsgebouwen hingen de muren vol met diverse foto’s en kunstwerken over parachutespringen. De volgende dagen konden er, mede dankzij het goede weer, vele sprongen worden gemaakt. Voorafgaand aan de eerste sprong was de spanning van de gezichten af te lezen. Gedurende de week echter, raakten de meeste para-novices meer zelfverzekerd en werden er grappen gemaakt en gelachen voordat men het vliegtuig uit sprong. Voor anderen bleven de sprongen van 1200 ft elke keer weer een zeer spannende onderneming. Verder sprongen er diverse Duitse collega’s mee, die door het springen met Nederlandse uitrusting het Nederlandse brevet wilden halen. Later in de week kon het Nederlandse personeel ook met Duits materiaal springen.
Op vrijdag 28 april kwam er een einde aan twee weken waarin het personeel van 11-Infcie de vaardigheden op het gebied van parachutespringen heeft kunnen verbeteren. Ondanks het slechte weer op de laatste anderhalve dag, zijn velen er in geslaagd een groot aantal sprongen te maken. Het succes van deze week is, naast de inspanningen van bureau Para, voor een groot deel te danken aan de parapakkers die vele sprongen mogelijk hebben gemaakt. Verder is een woord van dank op zijn plaats voor onze Duitse collega’s, omdat wij als Korps van hun faciliteiten gebruik konden maken. Het is dan ook een goede zaak om de band met deze collega’s in stand te houden, aangezien de Nederlandse faciliteiten voor het militair parachutespringen wel eens te kort schieten. Tevens is het parachutespringen voor het Korps een vaardigheid die wij in stand moeten houden. Een parachute is namelijk een militair vervoermiddel. Het militair parachutespringen is niet alleen leuk, met het in stand houden van paragetrainde eenheden beschikt het Korps over een extra manoeuvremiddel dat van pas kan komen bij een expeditionaire inzet waar ook ter wereld. Gluck Ab !!
Tijdens de uitrustingsprong op woensdag leek het even of er een komeet insloeg op de dropzone. Later werd echter duidelijk dat het een Nederlandse crusador betrof die bij het afkoppelen op honderd meter hoogte had besloten zelfstandig een vrije val
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
31
OVG-training 11-Infcie Oostdorp er realistischer kan worden getraind. Dit werd door iedereen dan ook als zeer positief ervaren. De laatste dag stond in het teken van pelotonsscenario’s. In het eerste scenario werd het peloton opgedragen een inbraak te forceren in het dorp, waarna het dorp gezuiverd moest worden van alle vijandelijke weerstand. Het tweede scenario stond in het teken van een vijandelijke sniper. Dit was voor velen een goed leermoment, want een sniper onderkennen in verstedelijkt gebied is lastig. Echter, eenmaal onderkend is ook de sniper aan de beurt. Nadat het object was geïsoleerd werd er via een springplank een inbraak geforceerd. Uiteindelijk werd het doel gezuiverd, waarna de vrede in Oostdorp weer terugkeerde en dat kwam mooi uit met het weekend voor de deur.
Door: ELNTMARNS R.A.C. van den Bosch
Het recente verleden (bijvoorbeeld Irak 2003) laat zien dat optreden in verstedelijkt gebied (OVG) onvermijdelijk is. Teneinde goed voorbereid te zijn op de hedendaagse en toekomstige conflicten dienen de eenheden van het Korps Mariniers derhalve gereed te zijn om in alle mogelijke soorten conflicten te worden ingezet. OVG-training is dus een must en één van de vier peilers van 1-Marnsbat. Omdat aan het eind van het jaar een grote oefening is gepland in Marnehuizen, doorlopen de eenheden van het Eerste Mariniersbataljon een trainingscyclus in Oostdorp. In week 19 waren het eerste en het tweede peloton van de 11e Infcie aan de beurt. De andere eenheden volgen later. Het doel van de training was het praktische en theoretische niveau van de eenheden op niveau 1 tot en met 3 op een hoger operationeel niveau brengen. Alhoewel vijf dagen een korte periode is om alle aspecten van OVG te behandelen, was de training ‘kort maar krachtig’. Dit was mede te danken aan de toevoeging van het genieverkenningspeloton en het gebruik van FX-munitie.
OVG-training is vrijwel altijd goede training. Dit bleek ook weer gedurende deze korte periode. Het mooie van OVG is dat iedereen, van hoog tot laag, moet ‘piekeren’. Dat maakt dit soort optreden lastig en het verdient derhalve veel aandacht. Het is daarom goed dat OVG een van de vier peilers is van het Eerste Marniersbataljon. Echter, een weekje Oostdorp en een paar weekjes Marnehuizen is te kort om gedegen voorbereidt te zijn om te kunnen opereren in verstedelijkt gebied in het hoogste geweldspectrum. Er dient daarom meer geoefend te worden op OVG wat door middel van oefenhuizen in de Van Braam Houckgeestkazerne kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient er realistischer te worden getraind hetgeen door de aanschaf van meer FX-middelen tot de mogelijkheden behoort. Terugkijkend op de periode Oostdorp kan er worden gesteld dat de doelstelling is behaald. De eenheden kunnen terugblikken op een goede en interessante week. OVG zal echter wel regelmatig in de trainingsschema’s van de eenheden moeten worden opgenomen om een ieder in de gelegenheid te stellen deze ‘tak van sport’ onder de knie te krijgen en de vaardigheden die voor dit optreden nodig zijn te onderhouden en te perfectioneren.
De eerste drie dagen stonden in het teken van de enkele man drills en het werken op geweergroepsniveau. Onderwerpen zoals tactisch verplaatsen in verstedelijkt gebied, inbraakmethodes en trapprocedures werden behandeld. Daarnaast werden er scenario’s gedraaid, waarbij er een beroep werd gedaan op de inventiviteit van de groepscommandanten. Ook stond er een urban obstacle run op het programma. Hierbij doorliepen teams van vier een parcours in Oostdorp, waarbij alle aangeleerde vaardigheden toegepast moesten worden. Aan de andere kant was de obstacle run bedoeld als een fysieke prikkel, waarbij duidelijk werd dat het uitvoeren van de juiste drills onder extreme lichamelijke vermoeidheid een uitdaging vormt. Op de vierde dag oefenden de geweergroepen met FX-munitie waardoor een extra dimensie aan de training werd toegevoegd omdat
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
32
Tweede Mariniersbataljon Commandant: MAJMARNS J.P.C. ten Hove Chef der Equipage: AOOMARNALG C.J.H. Maas
Commando overdracht Tweede Mariniersbataljon
de toekomst te wensen. Indachtig de wapenspreuk van ons bataljon ...'Steeds Waakzaam'... dring ik aan op scherpte en alertheid. Altijd en overal ... Qua Patet Orbis" ...
Op vrijdag 12 mei jongstleden heeft bij de Van Braam Houckgeestkazerne te Doorn de overdracht van het commando over het Tweede Mariniersbataljon plaatsgevonden van kolonel der mariniers mr. R.G. Oppelaar aan majoor der mariniers J.P.C. ten Hove.
Majoor ten Hove gaf in zijn toespraak een doorkijk naar de nabije toekomst. Naast de oefening Joint Caribbean Lion zullen de planning en voorbereiding van de omscholing naar de Nieuwe Commincatie-apparatuur (Nimcis), de implementatie van de nieuwe gepantserde BV (Viking) en last but not least de training van mariniers al zijn aandacht en tijd vergen. Daar tussendoor zal hij de voor het personeel veelal lastige verstoringen in het kader van ondersteunende taken in goede banen leiden. Hij verwacht van de bemanning van het bataljon een zeer flexibele instelling en een grote inzet om de enorme uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.
In zijn toespraak blikte kolonel Oppelaar kort terug op zijn commando periode. Het bataljon heeft de afgelopen drie jaar een vrij intensieve periode meegemaakt. Naast het doorlopen van een uitdagend trainings- en oefenprogramma, werden de afgelopen drie jaar vooral gekenmerkt door deelname aan maar liefst drie missies, namelijk naar Irak, Aghanistan en Pakistan. Een reflectie over de missies Irak (SFIR2) en Afghanistan (1 NLD SRF BN) illustreert dat elke missie zijn eigen dynamiek én issues kent.
Majoor Ten Hove sloot zijn toespraak als volgt af: ..."Ik kan het niet alleen en u kunt het niet alleen. We kunnen het alleen met elkaar met de juiste mindset. Een mindset waarbij we ons voortdurend moeten realiseren dat wij al het mogelijke hebben gedaan om ons voor te bereiden voor inzet. Of het hier in Doorn is, Noorwegen of de Antillen. Of het nu gaat om vakkennis, fysieke conditie, snelheid of SOP's" ...
Kolonel Oppelaar sloot zijn toespraak af met de woorden: ..."U heeft zich ondanks alle beperkingen en hindernissen niet uit het veld laten slaan en uiteindelijk op zeer professionele wijze uw uitdagende takenpakket uitgevoerd. A job very well done!!. Ik beschouw het als een zeer groot voorrecht dat ik met u heb mogen dienen bij dít bataljon. Ik koester de vele prachtige momenten. Rest mij om u - de bemanning van het Tweede Mariniersbataljon - het allerbeste voor
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
33
Medalparade Fotoreportage uitreiking Herinneringsmedaille Vredesoperaties en bijbehorende gesp aan het personeel van het Eerste Nederlandse Strategic Reserve Bataljon (SRF-bataljon) en het vierde Provincial Reconstruction Team (PRT-4) na afloop van hun uitzending in het noorden van Afghanistan.
Het te decoreren personeel marcheer t een hangaar van het Marine Vliegkamp Valkenburg (MVKV ) binnen om zich op te stellen voor het ceremonieel.
In afwachting van ontvangst van de genodigden en militaire autoriteiten kijkt parade-
Het gedecoreerde personeel ten overstaan
commandant (en commandant van het SR F-bataljon) kolonel der mariniers
van hun vele trotse familieleden en vrien-
mr. R.G. Oppelaar terug op een intensieve en uitdagende periode.
den. Op de voorgrond de symbolisering van het Nav y-Marine Corps team.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
34
Het SR F-bataljon en PRT-4 staan voor de laatste keer aangetreden.
Na ontvangst van het eerbewijs (drie roffels) en het gereedmaken voor het ceremonieel door de paradecommandant, inspec teer t de Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Kelder, onder muzikale begeleiding van de Marinierskapel de aangetreden eenheden.
Vice-admiraal Kelder richt zich in zijn toespraak tot het personeel van het SR F-bataljon, PRT-4 én hun thuisfront . In zijn toespraak blikt de admiraal kor t terug op de voorbereiding van de eenheden en hun verrichtingen gedurende hun uitzending en sluit zijn toespraak af met de woorden: …”De Minister van Defensie heeft aan u de herinneringsmedaille Vredesoperaties toegekend. Als blijk van waardering voor een geslaagde missie. Het is voor mij een eer de medaille samen met enkele collega-officieren te mogen opspelden. Draag hem met trots, u hebt hem verdiend. Proficiat!”…
Ook Tweede Kamerlid de heer
De Commandant Zeestrijdkrachten speldt
Mat Herben was van de par tij bij de
de eerste Herinneringsmedailles op bij het
medailleuitreiking .
personeel van het interser vice samengestelde SR F-bataljon en PRT-4 .
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
35
2PEL 23-Infcie in
Pakistan Er is al veel geschreven over de inzet in het rampgebied
Kashmir in Pakistan. Hierbij ging het met name om de medical relief verzorgd door het Field Dressing Station (FDS), het verplegend personeel in dienst van de Koninklijke Marine. Er was echter ook nog een staf en een peloton mariniers. Hieronder kunt u de belevenissen lezen van het 2e peloton van de 23ste Infanteriecompagnie, die na enige strubbelingen over het wel of niet mee sturen van een Force Protection (FP), toch naar Pakistan werd ‘verscheept’.
Door: ELNTMARNS T. Looijenga, pelotonscommandant, 2e peloton, 23-Infcie
Algemeen Na een overnachting in de Nederlandse Ambassade in Islamabad gingen we naar het rampgebied in de provincie Bagh. Direct na aankomst op locatie in Bagh kwam een Pakistaanse kolonel ons vertellen dat hij ons zou beveiligen gedurende de gehele tijd dat wij in Pakistan zouden verblijven. De Pakistaanse legerautoriteiten waren volgens mij bang dat er iets met NATO-troepen zou kunnen gebeuren wat hun aanzien zou verslechteren. Misschien was het ook om ons op deze wijze te monitoren. Er werd permanent een Pakistaanse compagnie vlak naast ons kamp geplaatst. Met hen maakten we afspraken om rond ons kamp een ring van beveiliging te vormen en ons op alle tochten te vergezellen.
Onze opdracht was het beveiligen van het Nederlands ‘Pakistan Detachement’ (Pakdet). In Afghanistan ondersteunde het FDS de mariniers, in Pakistan was dit juist andersom. De mindset van het personeel moest worden aangepast. In tegenstelling tot onze taak in Afghanistan moesten we nu humanitaire hulp bieden in een gebied door aardbevingen verscheurd. We kregen te horen dat het veel improviseren zou worden en we voornamelijk zouden ondersteunen bij de opbouw van het kamp. Na enkele problemen met de omvang van personeelssterkte en het vervoer van onze persoonlijke wapens, vertrokken we vanuit Mazar-e-Sharif (Afghanistan) naar Islamabad (Pakistan).
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
36
Taken
Op afgesproken datum en tijdstip kwamen we daarna met een MMT langs. De artsen en verpleegsters gaven medische hulp in leegstaande gebouwen of onder tentcovers die over de Landrovers werden gespannen. Uiteindelijk gingen we te voet of met ezels naar moeilijk begaanbare gebieden simpelweg omdat deze niet met voertuigen te bereiken waren. Tijdens zo’n MMT waren wij verantwoordelijk voor de randvoorwaarden zoals locatie, zorg patiëntenstroom, contacten met lokale key-functionarissen et cetera. Zo kon het medisch personeel zich geheel op haar taak storten; namelijk medische hulp bieden. Tijdens een MMT-sessie werden er soms meer dan tweehonderd patiënten op één dag geholpen.
In eerste instantie was beveiliging onze taak. Het Pakistaanse leger had echter 24 uur per dag een ring om ons kamp van militairen die de beveiliging van ons op zich namen. Zodoende liepen wij overdag alleen de wacht bij de poort van het hospitaal om de patiëntenstroom in goede banen te leiden en ‘s nachts over het gehele kamp. Ook hadden we een AMBU-QRF bestaande uit een Landrover met mariniers als Force Protection en een ambulance met medisch personeel. Zo kon er snel beveiligde medische hulp worden geboden. Gedurende de eerste fase waren er nog al wat hick-ups betreffende de opbouw van het kamp. Hierdoor werden we wel in staat gesteld snel Mobile Medical Teams (MMT’s) te plannen en ten uitvoer te brengen. Afgezien van de beveiliging stopten we in de MMT`s het meest van onze tijd. Voor er werd verkend voor een MMT zochten we contact met de UN en allerlei Non Governmental Organizations (NGO’s) die ook actief medical relief operaties uitvoerden in ons gebied. Met hen deconflicteerden we zodat we maximale effort uit onze MMT konden halen. Ook beschikten wij over de middelen en de wil om echt naar plaatsen te gaan waar nog geen enkele medical relief operatie had plaatsgevonden. Tevens verkende een party bestaande uit leden van ons peloton gebieden hoog in de bergen. We waren altijd op zoek naar een centraal punt in de bergen waardoor de bevolking uit de gehele omgeving minder afstand hoefde af te leggen om medisch gecheckt te worden. Hier spraken we met de bevolking, dorpsoudste en de soms aanwezige Pakistaanse legerautoriteiten.
Naarmate de tijd verstreek werd het kamp ook steeds uitgebreider. Van de ‘kleine’ Extreme Cold Weather tenten gingen we naar verwarmde boogtenten en van de flessen water gingen we naar douchewagens. De genie had hierbij de leiding en wij ondersteunden ze bij alle werkzaamheden. Logistiek coördineerde de S4 alles vanaf het vliegveld Islamabad. Hij zette een logistieke lijn op van het vliegveld Islamabad naar ons kamp in Bagh. De mariniers en kaderleden reden twee a drie viertonners twee keer per week heen en weer. Een mogelijkheid om even wat anders te eten, een pizzaatje bestellen op de ambassade in plaats van de hele dag rantsoenen is niet verkeerd. Ook gingen we vaak mee met het uitzetten van heli landing sites per Pakistaanse helikopter. De rapporten over deze landing sites werden verspreid naar de NATO- en UN-eenheden die hierdoor een beter overzicht kregen van de bruikbare gebieden. Tevens
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
37
waren we druk met het wegbrengen en beveiligen van kaderleden naar meetings. We hadden dus een redelijke verscheidenheid aan werkzaamheden. Soms konden de werkzaamheden enigszins saai worden en sloeg de verveling toe. Door echter alle taken te verdelen en te rouleren, bood het voldoende uitdaging.
Mijn ervaringen als pelotonscommandant van het FP-peloton In het optreden in mijn functie heb ik erg veel geleerd. Naast het leidinggeven aan mijn peloton heb ik veel andere werkzaamheden kunnen verrichten. In eerste instantie bouwde ik voornamelijk allerlei contacten op met key-functionarrissen van de NGO’s, de UN-medewerkers, NATO-troepen, het Pakistaanse leger en de Pakistaanse bevolking. De manier van omgang met deze personen was erg verschillend. Vooral met de verschillende Pakistaanse legerautoriteiten. Van het regelen van shovels voor de bouw van het kamp tot het eindeloos in debat gaan over de Pakistaanse FP die ons persé moesten vergezellen tijdens al onze ritten. De omgangsvormen waren hier ook heel anders dan in bijvoorbeeld Afghanistan. Soms deed je zaken door tegen een Pakistaanse kolonel (met lagere officieren deed je geen zaken want deze hadden helemaal niets in te brengen) je stem te verheffen, iets wat je in Nederland nooit in je hoofd zou halen. Wanneer je daarna de lunch nuttigde op het Pakistaanse hoofdkwartier en de betreffende kolonel je vertelt; “We don`t always agree, but I like your military professionaQ UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
38
NGO’s en de UN, leek het erop alsof alle medewerkers alleen voor hun eigen bureautjes werkten. Men coördineerde en organiseerde niet samen. Hierdoor werkten ze vaak langs elkaar heen. Ik ben van mening dat er veel efficiënter door deze organisaties kon worden gewerkt waardoor ze sneller en meer mensen hadden kunnen helpen.
lism”, is dat leuk om te horen. Vaak was ik aanwezig bij meetings van allerlei key-functionarisen van NGO’s tot Pakistaanse generaals. Door met zoveel verschillende personen en instanties zaken te regelen en op elkaar af te stemmen heb ik mijn horizon redelijk verbreed. Het plannen en ten uitvoer brengen van MMT’s was erg leuk om te doen. Helemaal gezien het feit dat wij in de meest onbegaanbare gebieden hulp konden bieden. Wel was het soms enigszins frustrerend te zien hoe stroef alles geregeld was. Binnen sommige organisaties, voornamelijk
Tijdens deze uitzending heb ik voor het eerst daadwerkelijk met de pers gewerkt. Van RTL4 tot aan Netwerk, het was leerzaam om met hen om te gaan en te begeleiden en zo inzicht te geven in al onze werkzaamheden. Het verschil in de lokale bevolking viel mij erg op. De een zat de hele dag voor zijn tent naar een steen te kijken wachtend tot deze ging bewegen en legde alles in Gods hand terwijl een ander er alles aan deed een shelter te bouwen voor de aankomende winter. Passief versus actief. Het contrast tussen de bevolking in het rampgebied en de bevolking in bijvoorbeeld de stad Islamabad die niet door de ramp was getroffen vond ik ook erg groot. In Bagh hielp de bevolking elkaar, terwijl de bevolking uit Islamabad er alleen maar een slaatje uit wilde slaan door bijvoorbeeld belachelijk hoge prijzen voor hout voor de vlonders te vragen. ”De één zijn dood is de ander zijn brood.”
Tot slot We kunnen tevreden terugkijken naar de periode in Pakistan. Door de inzet van ons bataljon als Strategic Reserve Force in Afghanistan (ISAF) waren we op zo’n - aansluitende - humanitaire missie niet geheel voorbereid en getraind. Toch hebben we van helemaal niets, gezamenlijk iets goeds, iets productiefs weten te maken. Kortom, het was wederom een mooie ervaring, ditmaal op humanitair gebied.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
39
Op 9 februari 2006 is het 1e peloton van de 23e Infanteriecompagnie op werkbezoek geweest bij dit fort en heeft een geleide rondleiding gehad door het fort. Gedurende deze rondleiding heeft het peloton een deel van het fort gezien en van een groot deel van de historie van het fort kennis genomen. Bij de rondleiding hoort een rondgang door de binnenzijde en aan de buitenzijde van het fort, waarbij nader ingegaan wordt op enkele belangrijke punten van het fort. Bij de rondgang aan de buitenzijde van het fort wordt direct duidelijk dat het fort strategisch goed ligt. Er is goed zicht op Maastricht en de totale omgeving.
De telefoon in de commandopost ratelt. Er komen op dat moment vliegtuigen uit het westen en het zuiden. “Ik zie ze wel, maar ik hoor ze niet,” meldt de uitkijk bij de vier luchtdoelmitrailleurs bovenop het plateau. De officier in het vuurleidingcentrum vraagt of de vliegtuigen te herkennen zijn als vriend of vijand. “Nee, er zijn geen tekens op de vliegtuigen” is het antwoord. De officier peinst “uit het zuiden zouden alleen vrienden kunnen komen dus hou het maar even in de gaten”. Korte tijd later laat de leidinggevende onderofficier bij de luchtdoelmitrailleurs op eigen initiatief het vuur openen op de negen neerduikende zweefvliegtuigen. Dit zijn de eerste seconden van het gevecht om het fort van Eben-Emael. Een fort dat op 10 mei 1940 in achttien minuten is uitgeschakeld door een Duitse luchtlandingseenheid met zweefvliegtuigen en het gebruik van holle ladingen. Alleen de verdediging rondom het fort is nog intact.
In het fort is een deel van de oude kamers ingericht als static display. Een deel van de legeringkamers is weer met de middelen van toen ingericht. Tevens is er een herdenkingsmonument voor de gevallenen. Vervolgens brengt de rondleiding ons verder het fort in en kan de 120mm geschutskoepel worden bekeken. Het is een tweeloops geschutskoepel waarvan de lopen om beurten kunnen vuren. Als de ene loop vuurt wordt de andere gekanteld zodat deze volledig automatisch geladen kan worden. De backblast van het wapen wordt opgevangen door de gehele koepel over de speciaal daarvoor geconstrueerde lagers naar achteren te schuiven.
Net over de grens bij Maastricht ligt het Belgische dorpje Eben-Emael. In 1932 gaf de Belgische regering de opdracht om nabij dit dorpje een fort te bouwen ter bescherming van het zogenaamde ‘gat van Visé’ (een opening waar de Duitsers in augustus 1944 ongehinderd België konden binnentrekken) en de Albertkanaalbruggen. Het fort werd gebouwd van 1932 tot en met 1935. Tot 1939 was men bezig met het installeren van de bewapening. Fort Eben-Emael werd beschouwd als het neusje van de zalm onder de forten en was ‘onneembaar’. Dit artilleriefort was het meest noordelijke fort van de buitenste cirkel om Luik. Luik was het hoofdkwartier voor de verdediging in het oosten van België. Het uiterste bereik van de artillerie van Eben-Emael was zeventien kilometer. Voor Nederland betekende dit dat een groot deel van Zuid-Limburg onder vuur van dit fort zou komen te liggen bij een Duitse aanval. Het voor Nederland binnen bereik liggen, zal destijds zeker politieke aandacht hebben gehad. Bekend is dat er schriftelijk contact hierover is geweest tussen Koningin Wilhelmina en de Belgische Koning Leopold III in verband met onze neutraliteit in een eventueel conflict.
Na het bezichtigen van deze koepel werden we naar de toegang van de kazemat op de middengalerij gebracht die de Duitsers in de vroege ochtend van de 11e mei hebben opgeblazen om het moreel van de bemanning in het fort te breken. Hier zijn alle restant springstoffen van de desbetreffende groep tegen de deur aan gezet en vervolgens ontstoken. Van deze pantserversperring is weinig overgebleven. Na deze zoveelste Duitse actie, werd door de dienstleiding in onderling overleg besloten het fort aan de Duitsers over te geven. Een hoofdpunt van overweging was dat het fort de aan haar opgedragen taken niet meer kon uitvoeren. Het fort kon zich alleen nog maar verdedigen binnen een straal van enkele honderden meters. Inmiddels waren 21 man
Een onneembaar geacht fort in achttien minuten uitgeschakeld Door: ELNT A.J. Roosjen, pelotonscommandant 23-Infcie
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
40
boord een luchtlandingeenheid, had een eigen specifiek doel op het fort. De kazematten, artilleriekoepels en waarnemingskoepels die van directe dreiging waren voor de oprukkende Duitse grondtroepen zouden worden vernietigd. De andere kazematten zouden alleen uitgeschakeld worden.
gesneuveld en telde men zeer veel zwaar gewonden. Bij de rondleiding over de bovenkant van het fort worden de kazematten, die zijn opgeblazen met de holle ladingen van 12,5 kg TNT, van buiten bekeken. De observatiekoepels en artilleriekoepels werden met 50 kg ladingen uitgeschakeld. Vanaf het fort naar de stad Maastricht kijkend is het wellicht goed geweest dat het fort snel is ingenomen want als het de stad onder vuur had genomen omdat de Duitsers daar voor de Maasbruggen stonden, zou er weinig van de oude stad zijn overgebleven.
Dit alles gebeurde met holle ladingen (een Amerikaanse uitvinding van Professor Monroe in 1880. De eerste anti-tankwapens berustten op dit principe (Monroe effect)), de eerste keer in de geschiedenis dat dit soort explosieven werd gebruikt. Nadat de lopen en pantserplaten uit de kazematten waren geblazen, gingen de Duitsers via deze openingen de kazemat in. Eerst werden talloze handgranaten naar binnen gegooid. Eenmaal in de kazematten was men veilig voor een eventuele artilleriebeschieting van de andere forten (hetgeen ook is gebeurd) en voor de eigen Stuka-aanvallen die uren aanhielden. Dit laatste had tot doel om een Belgische tegenaanval met infanteristen onmogelijk te maken. In de eerste minuten van de aanval kwam één van de Duitse groepen zelfs in telefonisch contact met de Belgen via de interne lijnen. Deze waren hierdoor zeer verward. Binnen achttien minuten hadden de Duitsers hun primaire opdracht uitgevoerd en hun doel bereikt. De Belgen in het fort wisten op dat moment niet wat hun overkwam. Ze wisten dat ze onder aanval waren en hoorden een hoop explosies. Door de bombardementen van de duikbommenwerpers waren ook vrijwel alle telefoonverbindingen met buiten verbroken of deze werden gecontroleerd door de Duitsers, die tegelijkertijd en op dezelfde manier waren geland bij de bruggen over het Albertkanaal. De Duitsers hadden niet de opdracht het fort binnen te dringen maar wel probeerden ze het moreel te breken van de ‘opgesloten’ Belgische eenheid. Een andere vervolgopdracht was het creëren van een bres in de verdedigingsgordel van het fort om zo de eenheden van de landmacht toegang te kunnen geven om de eenheden bovenop het fort te kunnen aflossen. Na 32 uur geeft Eben-Emael zich over. Zo is een fort dat onneembaar werd geacht in een zeer korte periode ingenomen door de Duitsers. De Duitsers hebben bij deze slag voor die tijd zeer moderne materialen en gewaagde tactieken gebruikt. Achteraf hebben de Belgen ook toegegeven dat ze geen idee hadden wat er gebeurde rondom en in het fort.
Het fort is gebouwd in een 65 m hoge mergelheuvel en bestaat grofweg uit een driehoek met een basis van 750 meter en een hoogte van 950 meter. De oppervlakte op de top van het fort is ongeveer 45 hectare, de totale grondoppervlakte van het fort op bodemniveau is 75 hectare. In die tijd betekende dat de ronde van de officier van de wacht drieëneenhalf uur duurde door de vele kilometers aan gangen en dat de runner vanaf de wacht tot het andere einde van het complex achttien minuten aan het rennen was. Binnen het fort bevindt zich op de begane grond een complete kazerne voor 1322 militairen gelegerd naar rang en stand, een elektriciteitscentrale (860 KVA), een hospitaal met operatiekamer, et cetera. Op de 21 meter hoger gelegen middengalerij bevinden zich de munitiemagazijnen, de munitieliften en trappenhuizen naar de geschutskoepels en kazematten. De bewapening bestaat uit een koepel met twee kanonnen van 120 mm, twee koepels met ieder twee kanonnen van 75 mm en vier kazematten met elk drie kanonnen van 75 mm (alle drie de koepels konden volledig 360 graden vuur uitbrengen. Beide koepels (geschikt voor een 75 mm kanon) zijn hefkoepels die een halve meter omhoog komen om te kunnen vuren). Rond het fort ligt een anti-tankgracht, die versterkt was met anti-tankversperringen, prikkeldraad en mijnenvelden. Een deel van de omgeving was inundatiegebied en aan de oostelijke kant is de 65 m hoge wand aan het Albertkanaal. In de anti-tankgracht en langs het Albertkanaal bevinden zich acht verdedigings-kazematten. Deze zijn aan alle zijden uitgerust met 60 mm anti-tankgeschut en mitrailleurs. Boven op het fort, in de driehoek, was een open vlakte waar geen versperringen van betekenis waren. Wel waren daar twee grote mitrailleurkazematten gesitueerd die het bovenvlak moesten beschermen.
De rondleiding (gegeven door korporaal van de mariniers b.d. J. A. Fiévez) neemt ongeveer een dag in beslag. Het is een zeer interessante rondleiding, waarbij men een goed beeld krijgt van de geschiedenis en de manier waarop men toen moest opereren. Deze rondleiding is voor iedereen mogelijk op afspraak of op de open dagen van het fort. Meer informatie hierover is te vinden op de website van het fort: www.fort-eben-emael.be
Het plan van de Duitsers om het fort in te nemen was een gedurfd maar zeer goed plan. In de verkenning was gebleken dat er op het fort geen mijnen of hindernissen waren omdat verkenningsvliegtuigen de bemanning van het fort hadden zien sporten op de grote open vlakte. Hierdoor konden de Duitsers hun plan, om met zweefvliegtuigen te landen boven op het fort, uitvoeren. Ieder zweefvliegtuig, met aan
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
41
2-Marnsbat op battlefieldtour naar Walcheren, 27-28 april 2006
Door: Mw. drs. T.H.L. van de Wetering en MAJMARNS B. van Beekhuizen, bc Men neme een dag in februari die sterke herfstachtige trekjes vertoont; kou, regen en wind. Vervolgens reizen twee personen naar het schiereiland Walcheren voor een dagje verkenning. Aanleiding, de voorbereiding voor een battlefieldtour over de spectaculaire bevrijding van Walcheren in november 1944. Het voormalige eiland Walcheren was in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog van groot strategisch belang voor zowel de geallieerden als de Duitse bezetters. Het eiland was dan ook het strijdtoneel waar allerlei middelen en tactieken geoorloofd waren; onder andere bombardementen, inundaties, meerdere amfibische landingen en een verdediging tot op de laatste man.
was van een rustige stadswandeling geen sprake meer. In een stevige tred marcheerden we door het oude centrum opzoek naar de voorlopig nog onvindbare mediatheek. Op het nippertje konden we bij enkele behulpzame dames van de mediatheek een video lenen over de landing van Noorse troepen op Walcheren. Uiteindelijk konden we voldaan huiswaarts keren. We hadden namen en 06-nummers, een video, maar vooral een goed gevoel over de verdere invulling van de battlefieldtour. Bij het volgende bezoek aan Walcheren maakten wij kennis met twee andere potentiële sprekers. Als eerste de heer H. Sakkers, een absolute Atlantikwall-kenner en auteur van diverse boeken, maar vooral de trotse bezitter van een riante, goed gevulde studeerkamer aan huis. En vervolgens de heer L.A. de Witte van Stichting Steun Bevrijders (Walcheren 1944) die ons met een vierhoofdige delegatie ontving in de directiekamer van de plaatselijke hogeschool.
Een impressie van het voorbereidende veldwerk Na de theoretische voorbereiding die bestond uit een literatuurstudie en een ‘surfslag’ naar de verschillende internet sites, werd er een plan van aanpak gemaakt. De grote hoeveelheid informatie variërend van ooggetuigenverslagen tot de militaire plannen en de feitelijke uitvoering, moesten nu maar eens op locatie worden geverifieerd. Aldus werd een eerste bezoek gebracht aan de landingsplaatsen in Vlissingen en Westkapelle. In het stormachtige Vlissingen wachtten we, boven op de dijk in de luwte van de Oranjemolen, op de komst van de heer A. van Dijk. Deze voormalige huisarts en ooggetuige kwam ons met rasse schreden tegemoet en wist ons op levendige wijze terug te nemen in de tijd van de zware Duitse kustverdediging en de geallieerde amfibische landing op Uncle Beach. Tijdens zijn enthousiaste betoog wees hij ons onder meer op de geografische verschillen in de toenmalige kustlijn en de ligging van de verschillende batterijen. Hij gaf aan graag als spreker op te willen treden tijdens de daadwerkelijke tour.
Van Normandië tot Walcheren De bevrijding van Walcheren in november 1944 was vanzelfsprekend geen op zichzelf staande actie. De context waarin de bevrijding plaatsvond begon op 6 juni van datzelfde jaar, met D-day. De geallieerde landing in Normandië en de daaropvolgende brede opmars richting de Duitse en Nederlandse grens slaagden wonderwel. Deze snelle noordoostelijke doorstoot had tot gevolg dat de bevrijding van Franse havensteden zoals Le Havre en Calais van belang werd voor het veiligstellen van de bevoorrading. Het Eerste Canadese leger kreeg, na oversteek van de Seine op 25 augustus, de twijfelachtige eer de Franse kuststrook te ontdoen van Duitsers. Dit bleek geen gemakkelijke klus. Het zwaartepunt van de geallieerde opmars concentreerde zich op de inname van het Ruhrgebied, en uiteindelijk Berlijn. De twee legers (Brits en Amerikaans) die min of meer daarmee belast waren, maakten goede vorderingen. Op 4 september vielen Antwerpen en de haven ongeschonden in Britse handen. Maar, de Canadezen hadden op dat moment Le Havre nog niet eens bevrijd. De snelle geallieerde bevrijding van de Antwerpse haven was een enorme meevaller, maar doordat de Westerschelde doorgang nog
Na dit aangename onderhoud vervolgden wij onze reis via kronkelweggetjes en tal van rotondes naar Westkapelle. Daar werden we in museum Het Polderhuis verwelkomd. De rondgang door het kleine doch veelzijdig opgezette museum en het uitzicht vanaf het tankmonument op de dijk, gaven een goed beeld van de gebeurtenissen in en rond Westkapelle. Onze laatste stop voor die dag was de mediatheek van de provincie Zeeland gesitueerd in Middelburg. Het weer was inmiddels opgeklaard maar omdat het al tegen vijven liep,
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
42
links, 4e Commando Brigade landt bij Westkapelle Duitse krijgsgevangenen op Uncle Beach
Links, Aanval op Walcheren op 3 fronten Boven, LCA's in de haven van Breskens gereed voor de over tocht Boven rechts,W15 waarnemningsbunker en 4 x 94 mm geschut bij Westkapelle
De kustbatterijen en het luchtafweergeschut werden bemand door marinepersoneel. Zevenhonderd gevluchte militairen vanuit Zuid-Beveland maakten eveneens deel uit van de Duitse troepenmacht op Walcheren.
Het plan om Walcheren te bevrijden Generaal Simonds (Cdt 1e CA leger) besloot Walcheren aan drie zijden tegelijkertijd aan te vallen. Een aanval over land vanuit het oosten via de Sloedam op 31 okt 1944. Een aanval in het zuiden vanuit Breskens op Vlissingen op 1 november. En als laatste, eveneens op 1 november, een aanval vanuit Oostende op Westkapelle. Allereerst werd het eiland door middel van dijkbombardementen onder water gezet om de mobiliteit van de Duitsers tot het minimum te reduceren en de landinwaarts gelegen stellingen onbruikbaar te maken. Men maakte zich gereed voor de eerstvolgende grote amfibische actie in Europa sinds de landing op Normandië. In het kader van Shaping the Battlefield werden op 28, 29 en 30 oktober zware bombardementen uitgevoerd op de kuststellingen van Walcheren door het Bomber Command. De bombardementen hadden echter weinig tot geen effect.
Schelde monding
altijd in handen van de Duitsers was, bleef de haven nutteloos. De Duitse volharding in het behoud van de Zeeuwse kuststroken aan weerszijden van de Schelde was onverbiddelijk. De ‘plotselinge’ verschuiving van het geallieerde zwaartepunt naar operatie Market Garden gaf de opening van de Schelde tijdelijk minder prioriteit. Pas na de mislukking van de operatie, kreeg Zeeland en in het bijzonder Walcheren weer de volle aandacht.
De aanval op Walcheren op drie fronten De aanval op Walcheren via de Sloedam. De Sloedam was de enige landverbinding van Walcheren met ZuidBeveland. Het was een rechte dam van ongeveer 1000 meter lang en 40 tot 45 meter breed. Er bevond zich op de Sloedam onder andere een stenen straatweg, een fietspad en een enkel spoor. Her en der stond een kleine bomenrij. Op 31 oktober 1944 stonden de Canadezen van de 5e Infanteriebrigade aan de oostelijke zijde van de Sloedam. Kort daarachter bevonden zich de 156e en de 157e Brigade van de Lowland Inf Div (UK). Het doel van deze oostelijke aanval was een bruggenhoofd op Walcheren te vestigen en dit verder uit te bouwen richting Middelburg waar het Duitse HQ gevestigd was.
De Duitse verdediging van Walcheren Walcheren maakte deel uit van de Atlantikwall en was omzoomd door dijken en duinen. Op Walcheren bevonden zich zo’n veertig kustbatterijen, veelal opgesteld in betonnen bunkers. De zwaarste batterijen stonden aan de west- en zuidkust. Deze werden door een netwerk van kleine bunkers, loopgraven, mortierposities, mitrailleursnesten en versperringen omgeven. Langs de gehele kust waren tevens mijnenvelden gelegd en hindernissen opgeworpen waaronder tankmuren en andere tankversperringen. De 70e Infanteriedivisie van generaal Daser vormde de kern van de Duitse troepen op Walcheren. Dit kwam in praktijk neer op vier infanteriebataljons, een uitgedund artillerieregiment en één geniepeloton.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
43
Een aanval over de Sloedam was volgens de Canadezen de enige mogelijkheid om te naderen vanuit het oosten. Na vier frontale aanvallen door Canadese bataljons werd uiteindelijk op 3 november een doorbraak geforceerd aan westelijke zijde door de Schotten tijdens de vijfde aanval. De dam bleek één grote killingzone. Uiteindelijk had een nachtelijke aanval van de Schotten met veel vuursteun en Close Air Support van Typhoon gevechtsvliegtuigen succes. Dit succes was mede te danken aan een oversteek met kleine aanvalsboten door het 6e bataljon The Cameronians, een kilometer ten zuiden van de Sloedam. De Schotten vonden wel een goede locatie om de Sloekreek over te steken.
De aanval op Walcheren via de landing op Uncle Beach Vlissingen (operatie Infatuate I)
Een Duitse hospitaal bunker omgeving Dishoek
De beste optie voor de Britten als landingsstrand was het ‘Slikhaventje’ ten zuidoosten van de Oranjemolen. Vanaf daar was een snelle toegang tot de stad mogelijk. Een uur voor de landing werden ongeveer 36.000 (!) granaten vanuit Breskens op de stad afgevuurd. De Oranjemolen fungeerde, verlicht door een brandende stad, als een baken voor het No 4 Commando (CDO). De taak van de Engelse commando’s bestond uit een bruggenhoofd zeker te stellen en een aantal dieper gelegen versterkingen aan te vallen om vrij baan te maken voor de hoofdmacht: de 155e Infanteriebrigade bestaande uit drie infanteriebataljons (het 4e en 5e bataljon King’s Own Scottisch Borderers (KOSB) en het 7e/9e bataljon The Royal Scots). In drie golven werd het No 4 CDO op 1 november in de vroege ochtend aan land gezet inclusief pioniers, genie en waarnemers. Toen het eerste landingsvaartuig Uncle Beach bereikte werd het niet opgemerkt. Echter toen meer vaartuigen de kust bereikten werd het vuur door de Duitsers geopend. Het zuiveren van de bunkers nabij het landingsstrand was reeds begonnen. Binnen een aantal minuten waren de eerste stellingen genomen. In de molen werd een tijdelijk HQ ingericht. Een half uur na de initiële landing was het eerste bruggenhoofd gevestigd. Het 4e KOSB krijgt de taak het noorden van Vlissingen te zuiveren. Het 5e KOSB krijgt de taak het oosten van Vlissingen te zuiveren inclusief de dokken en daarna naar Middelburg te trekken. Beide bataljons landen uiteindelijk in de middag. Aan het eind van de eerste dag zijn nog niet alle geplande doelen genomen. Op 2 november worden deze wel veroverd op de Duitsers. Dit is tevens de dag dat de Royal Scots arriveren. Zij krijgen als vervolgtaak het Brittanniahotel te veroveren. Dit luxe hotel is omgebouwd tot een ware vesting van de kolonel Reinhardt, de bevelhebber van de troepen in en rond Vlissingen. Op 3 november om 03.15 uur wordt de aanval ingezet door vier compagnieën en een peloton Brenschutters. De optie om eerst alle verdedigingswerken uit te schakelen wordt te tijdrovend geacht. Er wordt gekozen voor een krachtige doorbraak van een peloton direct gevolgd door een tweede peloton over een smal front richting de achteringang van het hotel. Het lukt de geallieerden hierdoor het hotel binnen te dringen. Tevens breekt brand uit in het hotel en de Duitsers geven zich daarna vrij snel over. Op 4 november worden de havens gezuiverd en is de stad geheel bevrijd.
In de morgen van 1 november 1944 landen de eerste landingsvaartuigen van de 4e Commando Brigade (4th Special Service Brigade) aan weerszijden van het dijkgat. De landing wordt voorafgegaan door een zware beschieting vanaf drie oorlogsschepen. Op 10.12 uur, 27 min na het geplande H-hour komen de eerste drie landingsvaartuigen op Red Beach aan wal. De mariniers van het 41e Royal Marines Commando (RMC) stormen aan land. Westkapelle wordt gemakkelijk ingenomen door het 41e RMC evenals het bunkercomplex W15. In de avonduren wordt door het 41e RMC met hulp van een Belgische en Noorse compagnie opgerukt richting het Domburg en Oostkapelle. In Domburg vinden zware gevechten plaats en de stad valt op 2 november. Het 48e RMC landt in twee golven op White Beach. Vervolgens wordt opgerukt naar het oosten met als taak de bevrijding van Zoutelande en de inname van batterij W13. De inname van W13 door het 48e RMC vindt plaats op 1 november. Met behulp van artilleriebeschietingen en een airraid wordt het Duitse marinepersoneel tot overgave gedwongen. Het 47e RMC doorschrijdt het 48e na Zoutelande om vervolgens naar Vlissingen door te stoten. Het had niet veel gescheeld of de landing op Westkapelle was afgeslagen. Doordat de Duitse kustbatterijen nog geheel intact waren, was de aanval achteraf gezien pure waanzin.
De inname van Middelburg De stad was overbevolkt en de voedsel- en watervoorziening was nijpend. Wederom stak het verhaal de kop op dat generaal Daser, commandant van de Duitse troepen op Walcheren, zich zou overgeven indien de stad zou worden aangevallen door tanks. Tanks waren er echter niet. Het idee werd opgevat om Buffalo amfibievoertuigen te gebruiken. Misschien dachten de Duitsers dat het tanks waren. Op 6 november vertrok A Coy, 120 man sterk, van de Royal Scots met acht Buffalo’s richting Middelburg. Vlak voor Middelburg liep een Buffalo op een mijn en zonk. De stad werd om 16.00 uur bereikt en de voertuigen beveiligden de grote markt. Eén voertuig ging naar het hoofdkwartier van de generaal Daser om de overgave te regelen. Intussen liep de markt vol met Duitsers die zich overgaven. De situatie werd voor de Schotten uiterst hachelijk. Als de Duitsers, 2000 man sterk, het bedrog doorkregen was het gedaan met de Schotten. Op 7 november om 03.30 uur kwam eindelijk versterking uit het zuiden. Een paar uur later kwam er ook versterking uit het oosten.
De aanval op Walcheren via de landing op Westkapelle (Operatie Infatuate II)
Het resultaat
De amfibische aanval op Westkapelle werd gelanceerd vanuit Oostende. De landing op Westkapelle kon niet rekenen op artilleriesteun vanuit Zeeuws Vlaanderen. Daarom zou Westkapelle gebombardeerd worden tussen H-90 en H-10. Typhoon gevechtsvliegtuigen moesten hun aanvallen lanceren tussen H(-hour)-10 en H-5. Er waren drie landingsstranden geïdentificeerd.
De strijd om de Schelde, een vijf weken durend offensief, gerekend vanaf de afsluiting van Zuid-Beveland tot de overgave van Walcheren, werd uiteindelijk een geallieerde overwinning. Dit ging echter ten koste van vele militaire - en burgerslachtoffers. De schade was enorm. Huizen zijn weggevaagd, straten verwoest en delen van
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
44
konden prijsschieten op de amfibievoertuigen en Landing Crafts Assault (LCA’s) toen het licht werd en de Schotten nog moesten landen. De gastspreker op deze locatie, de heer van Dijk, was helaas verhinderd.
Het landingsmonument Westkapelle
dorpen met de grond gelijk gemaakt. Pas een jaar na de dijkbombardementen werden de dijkgaten gedicht. Tot die tijd had het getij een verwoestende uitwerking op het eiland. Op 8 november 1944 capituleerden de Duitsers op Walcheren en was de strijd om de Schelde voorbij. Pas op 28 november 1944 kon, na het ruimen van alle mijnen, de haven van Antwerpen worden gebruikt.
De uitvoering van de battlefieldtour De battlefieldtour werd georganiseerd door 23-Infcie. De tour had een tijdspanne van anderhalve dag. Begonnen werd met een presentatie in zaal Noorwegen waar een historisch kader werd neergezet waarin via de landing in Normandië uiteindelijk werd ingezoomd op de bevrijding van Walcheren. Een vijftien minuten durende video, met als titel ‘Commando’s strike at Walcheren’, waarin in de gezichtsuitdrukkingen van Noorse commando’s de hevigheid van de strijd was af te lezen, sloot dit deel af. De volgende fase bestond uit het bezoeken van drie locaties in Walcheren alwaar locale gastsprekers hun verhaal zouden doen. Via een twee uur durende busreis kwamen we aan op Uncle Beach. Een nieuw aangelegde dijk dwars over het landingsstrand ‘vertroebelde’ enigszins de aanblik. De oost- en westpier van Uncle Beach, bestaande uit twee rijen palen die ieder in dubbelcolonne in zee verdwijnen, laten echter nog duidelijk zien hoe smal het landingsstrand daadwerkelijk was. Intact zijn nog de Oranjemolen (het richtpunt van de commando’s) en de Duitse waarnemingsbunker die tegen het landingsstrand aanligt. Staand op deze locatie word je geconfronteerd met het (deels hoger gelegen) gebied links en rechts van het landingsstrand waar Duitse 20 mm kanonnen en zware mitrailleurs
White beach Westkapelle
De tour werd vervolgd richting Westkapelle. Daar werd een bezoek gebracht aan het Polderhuismuseum met een relatief uitgebreide expositie over WOII met als zwaartepunt de bezetting en bevrijding van Walcheren. Het geleide bezoek gaf veel detailinvulling en wetenswaardigheden. Bij het tankmonument op de dijk gaf de heer de Witte, voorzitter van de ‘Stichting Steun Bevrijders’, zijn visie op de landing en de vervolgacties. Ook benadrukte hij het feit dat de gehele operatie onterecht in de schaduw staat van de operatie Market Garden. De derde en laatste stop was aan de zuidrand van het dorp Dishoek. Hier werd onder leiding van de heer Sakkers, specialist op het gebied van bunkers en versterkingen, een bezoek gebracht aan een Duitse hospitaalbunker en een duingebied waar het 47e RMC een zware strijd heeft geleverd om een bunkercomplex in te nemen. Duitse en Engelse documenten maken melding van het bieden van medische zorg door een Engelse arts aan een Duitse zwaargewonde in deze bunker terwijl deze nog in Duitse handen was. Een groepsfoto in de duinen sloot dit deel van de tour af. Het programma was strak gepland en werd ook als zodanig uitgevoerd. Hierdoor konden we direct aanschuiven bij Paresto op Marinekazerne Vlissingen. In de Longroom werd die avond met de nodige geschenken en speeches afscheid genomen van een aantal officieren. Na een goede nachtrust, die voor een aantal jonge officieren op eigen initiatief flink werd bekort, kon de volgende dag uitgerust begonnen worden met een rondleiding op LPD-2, Hr.Ms. Johan de Witt. De rondleiding werd verzorgd door zeer enthousiast KM-personeel. Dit personeel kon bijna om iedere hoek een wetenswaardigheid vertellen. Het was op dit moment duidelijk ‘hun’ schip. De lat lijkt op velerlei gebied ruim hoger te liggen dan bij LPD-1. Voldaan en voorzien van vele indrukken werd afscheid genomen van het Zeeuwse land. Het organiseren van een dergelijke battlefieldtour kost veel tijd. Het is een project op zich. Het verdiepen in de materie, het leeswerk, het op zoek gaan naar sprekers, de contacten, het samenwerken en uiteindelijk de positieve reacties maken het ruim de moeite waard. Juist als militair is het essentieel te leren van het verleden. En leermomenten waren er genoeg!
Gevechtssteunbataljon Commandant: LNTKOLMARNS R. Zuur Opvolgend Commandant: MAJMARNS B.C.A. Vlasman Chef der Equipage: AOOMARNALG H.B. van Zanten
Mountain Leader Verkenningspeloton (MLVP), Training Alpine Sprint Door: KAPTMARNS J. W. van Dijk
Van 4 tot 28 april heeft het MLVP de training Alpine Sprint en de Patrouille des Glacier 2006 uitgevoerd. De oefening Alpine Sprint is een jaarlijkse oefening van het MLVP in Zwitserland waar de winter hoogalpine vaardigheden worden aangeleerd en vergroot. Aan de hand van de doelstellingen voor Alpine Sprint zal ik kort de training beschrijven. Het trainen van de MLVP teams in de winter hoogalpine vaardigheden De belangrijkste operationele doelstelling van het MLVP is het uitvoeren van special forces operaties in (hoog) alpine terrein. Dit jaar was voor het voor eenderde van de deelnemers de eerste keer dat werd deelgenomen aan een hoogalpine winteroefening. Daardoor is er aan het begin van de oefening veel aandacht besteed aan de basisbeginselen zoals het vergroten van de off-piste skivaardigheid, stijgtechnieken, routeplanning, touwtechnieken, stijgijzer- en pickeltechnieken, gletsjerkunde en onder andere hoogteziekte. Het verhogen van de skivaardigheid blijkt ieder jaar weer nodig te zijn omdat de
omstandigheden in de Alpen toch heel anders zijn dan in Noorwegen. Zo is de sneeuw in de Alpen door dagelijks smelten en opvriezen vaak zeer ‘onprettig’ te noemen. Gelukkig wordt dit ook nog regelmatig afgewisseld met maagdelijke poedersneeuw. Niet te onderschatten is het lawinegevaar in de Alpen. In tegenstelling tot Noorwegen waar we de lawinegevaarlijke hellingen ontlopen, is er in de Alpen geen mogelijkheid om dit te doen omdat grote delen van de skitochten door lawinegevaarlijke gebieden lopen. Het is daarom zeer belangrijk dat de deelnemers aan de oefening goede kennis hebben van de oorzaken van lawines en dat de dagelijkse lawineberichten nauwlettend worden gevolgd. Het trainen van externe ML’ers in de winter hoogalpine vaardigheden Het MLVP was dit jaar uitgedund vanwege de deelname aan Operation Enduring Freedom-3 (OEF–3) en de vele overplaatsingen. Daarom was er de mogelijkheid voor ML’ers die niet geplaatst waren bij het MLVP om deel te nemen aan de training. In totaal namen zes externe ML’ers deel aan de oefeQ UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
46
ning. Van deze zes personen waren er drie die voor de eerste keer aan deze oefening deelnamen. Ondanks het feit dat enkele externe ML’ers niet de gehele periode aanwezig konden zijn, hebben alle teams een mooie afsluitende vierdaagse tocht gemaakt door het Berner Oberland waarbij drie toppen werden aangedaan rond en boven de 4000 meter. Uitvoeren van een tactische OP-oefening Om uit te vinden of het militair opereren (in uniform en met wapens) mogelijk is in Zwitserland was er een Observation Post (OP) oefening gepland. Helaas werd de dag voor vertrek uit Nederland duidelijk dat er geen wapens meegenomen mochten worden naar Zwitserland. Mede hierdoor is er besloten om voor volgend jaar op zoek te gaan naar andere oefengebieden. Mogelijk dat volgend jaar deze oefening in Oostenrijk zal worden gehouden omdat daar minder beperkingen zijn en eveneens hoogalpine terrein aanwezig is. Voorbereiden op de Patrouille Des Glacier 2006 (PDG 06’) Om de twee jaar organiseert het Zwitserse leger de PDG. De PDG is een lange afstands-
Het volbrengen van de PDG 06’ binnen de gestelde tijdslimiet Nadat de externe ML’ers terug naar Nederland waren gegaan bleven er nog twee teams van drie man met de nodige ondersteuning achter in Zwitserland voor de PDG. Om 23.00 uur op de 26e april was de start. Al snel bleek dat team-1 voor de snelle tijd ging en moest team-2 lossen. Beide teams kwamen tegelijk in het halverwege gelegen Arolla aan. Wat team-1 met stijgen won had team-2 met ‘kamikaze’ afdalen in het donker weer ingehaald. Dit bleef de trend voor de hele patrouille. Uiteindelijk heeft team-2 het eerste team met twee seconden voorsprong laten winnen in 15 uur en 15 minuten.
patrouille tussen Zermatt en Verbier. De PDG heeft voor het eerst plaatsgevonden in WO II en diende om de communicatielijnen open te houden via het hooggebergte, mochten de Duitsers toch besluiten om Zwitserland binnen te vallen. De huidige PDG is uitgegroeid tot een groot evenement en kan vergeleken worden met de Elfstedentocht. De tocht voert over één top (Tete Blanche 3700m) en drie zadels van rond de 3000 meter. In totaal wordt zestig kilometer afgelegd en worden 4000 hoogtemeters (4 stijgen en 4 dalen) overwonnen. Halverwege de tocht ligt het plaatsje Arolla (1800m) waar een grote verzorgingspost is ingericht. De voorbereiding voor de PDG was geen prioriteit in deze Alpine Sprint. Om toch goed beslagen ten ijs te komen heeft een groot gedeelte van de deelnemers hier en daar wat extra hoogtemeters gemaakt tijdens de reguliere training.
Het volbrengen van de PDG was een mooie afsluiting van een geslaagde training. Zowel de externe ML’ers en de teams van MLVP hebben meer kennis en praktische ervaring over het opereren in hoogalpine terrein opgedaan. De oefening Alpine Sprint blijft voor de teams van MLVP een belangrijke oefening om inzetgereed te raken. Daarnaast is de oefening voor externe ML’ers belangrijk om meer ervaring op te doen over het opereren in meer extreem bergachtig terrein.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
47
Opleiding tot Forward Observation Officer
Door: KAPTMARNS E.E.R.M. Thomeer Foto's: AVDD, Peter Bijpost De functie van waarnemer bij de 120mm Mortiercompagnie is veelal niet de specialisatie die de gemiddelde officier der mariniers op zijn BRF vermeldt. Veelal gaat de eerste keuze uit naar functies binnen de SF-eenheden van het Korps Mariniers, zoals de Bijzondere Bijstands Eenheid, het Amfibisch Verkenningspeloton of het Mountainleader Verkenningspeloton. Toch is de functie van officier waarnemer, oftewel Forward Observation Officer (FOO), een zeer aantrekkelijke en interessante functie. In dit artikel zal ik een overzicht geven van de opleiding tot FOO en welke werkzaamheden je verricht als FOO bij de 120mm Mortiercompagnie Als FOO geef je leiding aan een vier man sterk Forward Observation Team (FO-team). Gedurende elke fase van een amfibische operatie (Advance Force, Pre-landing en Assault) kan het team worden ingezet om de verschillende vuursteunmiddelen; lucht-, grond- en scheepsvuur naar wens van de manoeuvrecommandant (MAC) in te zetten en te deconflicteren. Tevens heeft een FOO de nodige kennis en ervaring om de MAC van tactische informatie en adviezen te voorzien zodat alle beschikbare wapensystemen efficiënt en effectief worden ingezet. Naast de taak van ‘adviseur’ van de MAC is een FO-Team ook uitermate geschikt als onderdeel van het Surveillance and Target Acquisition Plan (STAP). In deze functie kan het FO-team vanuit een vooruitgeschoven observatie post informatie verzamelen over een bepaalde sector van het gevechtsveld.
gevolgd. Tijdens deze cursus worden alle taken aangeleerd van een FOO binnen een Field Regiment, zoals bijvoorbeeld 29 Commando Regiment Royal Artillery. Een belangrijk bijkomend en onmisbaar onderdeel van de opleiding is de opleiding tot Forward Indirect Fire Safety Officer. Tijdens de gehele opleiding wordt er instructie gegeven in de technische en tactische aspecten van target acquisition (TA) en engagement, fire discipline, inzetmethodes van mortieren, artillerie en scheepsvuur (Naval Gunfire Support) op compagnies- en bataljonsniveau en worden de tactische inzetmethodes en coördinatie van alle typen vuursteun aangeleerd. Daarnaast worden verschillende standaard en niet standaard missies en Fireplanning beoefend in de waarnemerssimulator en gedurende live fire excercises in het oefengebied Salisbury Plains. De instructeurs die deze opleiding verzorgen, hebben verschillende achtergronden zoals het zogenaamde armoured en mechanized optreden. Het voordeel hiervan is dat de cursisten breed worden opgeleid en dat ze vanuit de verschillende achtergronden leren optreden.
Om de functie als FOO te kunnen uitoefenen, moet eerst gedurende negen weken de Captain Close Support Module bij de Royal School of Artillery te Larkhill (UK) met goed gevolg worden
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
48
Bij terugkomst in Doorn zal de jonge FOO begeleidt worden door zijn meer ervaren collega’s en door de BC-Ack. Het doel hiervan is om de initiële kennis van de FOO uit te breiden en aan te vullen met meer praktische ervaring. De meest geschikte en meest intensieve periodes waarin dit gebeurt zijn de zogeheten Battery Practice Camps en Regimental Practice Camps in Engeland en Schotland. Hier blijft het echter niet bij; gedurende het vervolg van de plaatsing zullen verschillende subspecialisaties gevolgd moeten worden om de functie volledig te kunnen uitvoeren. Een belangrijke specialisatie is de Naval Gunfire Support Course te Poole (VK). Deze opleiding wordt verzorgd door 148 Battery, een onderdeel van 29 Commando Regiment Royal Artillery, deze eenheid bestaat alleen uit waarnemers en heeft zeer veel kennis op het gebied van alle soorten van waarneming. Tijdens deze opleiding zijn er diverse live fire exercises, die worden uitgevoerd in het oefengebied bij Cape Wrath in Schotland.
De drie verschillende FO-teams worden elk opgeleid in een parachutisten discipline. Zo is één team static line square opgeleid, het tweede team vrije val opgeleid en het derde team static line opgeleid. Op verbindingsgebied is de opleiding Basic Signals Course onmisbaar. Hierin leert de gebruiker te communiceren in ‘vuursteuntaal’. Deze opleiding wordt gegeven onder auspiciën van het Mariniers Opleidingscentrum en verzorgd door instructeurs van de 120mm Mortiercompagnie. Het opleidingstraject van een Forward Observation Officer is uitdagend en gevarieerd en geeft de cursist een uitstekend inzicht in alle aspecten van vuursteun. De functie van FOO is zowel fysiek als mentaal zwaar, maar tegelijkertijd is de FOO met zijn team verantwoordelijk voor het optimaal ondersteunen van marinierseenheden met verschillende soorten vuursteun. Kortom een prachtige functie waarin alle aspecten van de core business van het Korps Mariniers naar voren komen.
Logistiek bataljon Commandant: KLTZA R.C. Hunnego Opvolgend Commandant: MAJMARNS P.P. Engles Waarnemend Chef der Equipage: AOOMARNALG H. Morriën
Geneeskundige Compagnie Verslag van de deployment van het Geneeskundig detachement SRF, Afghanistan, en de eerste maand van 1-NATO (NLD) Military Relief Hospital, Bagh, Pakistan Inleiding commandant De afgelopen maanden hebben voor het Logistiek Bataljon (Logbat) voornamelijk in het teken gestaan van de afwikkeling Strategic Reserve Force, de voorbereiding op Joint Caribbean Lion 2006, de introductie van Nimcis en, last but not least, het opwerken van de combat service support groep (CSS). Daarnaast is op gepaste wijze aandacht geschonken aan het feit dat het Logbat op 9 april 2001 is opgericht, met kltza E.M.G. Luijckx als eerste commandant. Dit derde lustrum is gevierd met een uitgebreide lunch van alle oud-commandanten op 26 april en een zeer geslaagd All Ranks feest op 27 april jongstleden. De uitwerking van de Marinestudie werpt zijn schaduw al vooruit. De Admiraliteitsraad heeft de piketpalen aangegeven waarbinnen de plannen moeten worden uitgewerkt om de Marinestudie te implementeren. De door de Tweede Kamer 250 extra toegekende arbeidsplaatsen zullen bij 1-Marnsbat en 2 -Marnsbat belanden. Daarnaast wordt alles in het werk gesteld om (binnen de bestaande functieplafonds) een Facilitair Steunpunt Doorn te realiseren, alsmede zoveel als mogelijk de uitkomsten van de QPO-studies te effectueren. Dat wil voor het Logbat zeggen twee combat service support groepen (CSS) en een (sea) base support groep. De komende maanden worden deze plannen opgesteld om, na overleg met de medezeggenschap, deze zo snel als mogelijk te effectueren (een en ander afhankelijk van de vrijval van de functieplaatsen door de verkoop en overdracht van fregatten, naar verwachting in de periode 2008-2010). De bijdrage van het Logbat is deze keer van de hand van de commandant van de geneeskundige compagnie, ltzar1 A.M. van de Ven. Zij doet in haar eigen woorden verslag van de deployment van het Field Dressing Station (FDS) naar Afghanistan, in het kader van de Strategic Reserve Force door 2-Marnsbat, en met name de periode die het FDS aansluitend in Pakistan doorbracht, in het kader van de humanitaire hulpverlening tijdens de nasleep van de aardbeving in Bagh. Het artikel is een extract van een groter artikel, dat in het herinneringsboek SRF zal worden opgenomen.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
50
Vertrek stond op 26 juli gepland, maar werd een halve dag vervroegd naar 25 juli. Dit was een week eerder dan de eerste operationele eenheden, omdat er natuurlijk nog het een en ander moest worden opgezet. Afscheid in Doorn van familie en vrienden, wat zoals gewoonlijk weer een emotioneel geheel was. Op Eindhoven een afscheidstoespraak van de bevelhebber der zeestrijdkrachten, vice-admiraal R. Klaver, waarin hij aangaf dat de duur van de missie nog onzeker was: drie maanden, misschien vier. Tja we zouden wel zien.
Door: LTZAR 1 A.M. van de Ven
Op 1 april 2005 werd de Strategic Reserve Force eenheid geformeerd en omdat op dat moment al duidelijk was dat er een missie zou gaan naar het noorden van Afghanistan, waar geen voldoende lokale geneeskundige faciliteiten waren, werd er bij die formatie ook een Field Dressing Station (FDS) meegenomen. Het Field Dressing Station van de Koninklijke Marine is een veldhospitaal, dat in principe bestaat uit opblaasbare tenten en meegenomen kan worden om waar dan ook ter wereld opgezet te worden. De bemanning van dit hospitaal is een mengeling van vlootpersoneel in de vorm van dokters en verpleegkundigen, en mariniers die als chauffeur en Combat Life Saver de rechterhand zijn van de verpleegkundige op de ziekenauto. Daarnaast is er een specialistenteam aan toegevoegd. Dit team bestaat uit negen personen, en betreft een chirurg, een anesthesist, een anesthesie medewerker, twee operatieassistenten, een tweetal Intensive Care verpleegkundigen, een radiologische en een klinisch chemisch laborant. Samen met de Basis Medische Een-heden (BME), vormde het FDS het Geneeskundig Detachement. De BME is een team dat bestaat uit een dokter, twee verpleegkundigen en drie mariniers en is de mobiele geneeskundige eenheid die meegaat met de diverse compagnieën als die een andere locatie betrekken. Anders worden ze geïntegreerd in de FDS ploeg.
De volgende morgen kwamen we vroeg aan op Kabul International Airport, na een interessante vlucht met Ariana Afghan Airways. We weten nu wat er gebeurt met vliegtuigen als ze worden afgestort door westerse vliegtuigmaatschappijen. Het was al lekker warm ’s ochtends om 6.00 uur, zo’n dertig graden en het zou nog warmer worden. Na een tijdje wachten, vlogen we door met een Hercules C-130 naar Masar-e Sharif (MeS), onze woonplaats voor de komende maanden. Daar aangekomen, werden we ingekwartierd en konden we de rest van de dag wennen aan de temperatuur, die in de zon kon stijgen tot zo’n 68 graden Celsius. Het plan voor de opbouw was al klaar, de containers waren al gearriveerd en de betonnen plaat lag er mooi bij. Dus de volgende dag begonnen we rustig (in verband met het klimaat) met de opbouw. Echter iedereen had vleugels, en na een aantal dagen
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
51
hospitaal. De nieuwe missie zou rondom de dertig dagen duren, waarna de Koninklijke Landmacht (KL) het zou overnemen. Dus in plaats van om eind oktober naar huis te gaan gingen we nog iets verder in oostelijke richting. Dat was natuurlijk wel even een knakmomentje, maar aan de andere kant was de uitdaging ook wel weer heel groot.
stond er gewoon al een functioneel hospitaal. Natuurlijk waren er wel wat problemen, maar die waren niet onoverkomelijk. Op 4 augustus moesten we in staat zijn om dat wat van ons verwacht werd te kunnen leveren, wat ons ook lukte. Dat betekende dat we operaties konden verrichten, een functionele Intensive Care hadden en tot op zekere hoogte een laboratorium hadden voor bloed- en urinetesten, en dat we echo’s en röntgenfoto’s konden maken.
Op 23 oktober vertrok er een klein clubje voor de verkenning. Ondertussen werd in snel tempo het FDS afgebroken en ingepakt, terwijl tegelijkertijd de behandeling van met name de Leishmaniasis patiënten moest doorgaan. Bij aankomst van de recceparty op het militaire vliegveld Chaklala in Islamabad, bleek de persbelangstelling erg groot. Dit zou de eerste NATOoperatie worden op Pakistaanse grondgebied. En dan ook nog een regio die nog steeds reden geeft voor een dispuut tussen buurland India en Pakistan. Dus het was diplomatiek optreden, gecombineerd met een zeker doordrammend vermogen om een en ander in beweging te krijgen. Het Pakistaanse leger was aangewezen om de gedoneerde hulpverlening te coördineren, en tegelijkertijd ook verantwoordelijk voor de veiligheid van de NATO-troepen. Dit maakte vervoer en transport van mensen en goederen een moeilijke operatie aangezien alles onder begeleiding van Pakistaanse soldaten moest gebeuren. De verkenning duurde twee dagen, waarbij de enormiteit van de ramp duidelijk werd, en hoewel er door de recce geen doden meer zijn gezien, reden we wel af en toe langs ingestorte gebouwen waar dan een penetrante geur vandaan kwam, zodat je wist dat er nog ‘iets’ onder lag. Op 25 oktober was het hele FDS ingepakt en was het wachten op transport naar Pakistan. Op de dag van vertrek was er nog
Hoewel de periode in Afghanistan zeker niet zonder medische incidenten is verlopen (onder meer Cutane Leishmaniasis), springen we door naar het eind van de missie, medio oktober 2005. We zaten koffie te drinken, toen een aantal van ons zich zeeziek begonnen te voelen. Dat zakte even af, en kwam toen weer terug. In eerste instantie zei niemand daar wat van, maar toen het dus nog een keer terugkwam werd er wel een opmerking over gemaakt. Toen bleek dat meer mensen last hadden, moest er dus een aardbeving zijn geweest. Later die dag kwamen de berichten over de aardbeving in Kashmir in Pakistan. Dit was hemelsbreed zo’n 550 kilometer verderop. Met name toen bleek hoe groot de schade was, en de grote hoeveelheid doden en gewonden, hadden we als personeel van het FDS onmiddellijk zoiets van dat we daar heen moesten om iets te gaan doen. Inmiddels waren de BME’s weer terug van de locaties in Meymaneh en Feyzabad, dus personeel genoeg. Echter de politieke besluitvorming daarover duurde nog een tijdje, dus pas op 20 oktober werd duidelijk dat het FDS met een stuk geniecapaciteit en bescherming naar Pakistan zou worden gestuurd voor de eerste humanitaire missie van een Nederlands Militair veld-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
52
uit Tsjechië. Later kwamen daar nog 26 landmachters bij, die zowel als versterking als vroege aflossing zeer welkom waren. Later gevolgd door nog vier Engelsen.
een aanslag op een Engelse Patrouille in MeS, waarbij zeven gewonden en een dode vielen. Dus op de valreep bleek onze aanwezigheid voor de verkiezingen niet helemaal voor niets en heeft het personeel van het FDS nog een helpende hand geboden aan de Engelsen bij de opvang van gewonden.
Om te voorkomen dat er epidemieën zouden uitbreken, zoals bijvoorbeeld mazelen, werd er geholpen door het personeel van het MRH om zoveel mogelijk mensen jonger dan vijftien jaar te vaccineren tegen mazelen. Dit werd gedaan tijdens de rondes van de Mobiele Medische Teams, die met de Landrover of per ezelpatrouille werden afgelegd. Ook dit was een groot succes.
Begin november, 2005 was ook het einde van de Ramadan, de vastenperiode van de moslims, die afgesloten werd met een drie dagen durend feest. En daar deed iedereen aan mee: de bevolking van Bagh waar onze locatie zou komen, het Pakistaanse leger en de winkels in Islamabad die moesten zorgen voor planken en spijkers. Ook de jingletrucks die gehuurd moesten worden om het materieel naar Bagh te brengen, waren niet te huur omdat iedereen naar zijn familie ging. Daardoor en omdat de beoogde plek om het FDS op te bouwen nog helemaal vlak gemaakt moest worden, kon het FDS pas op 8 november (een volle maand na de aardbeving) open. Er werd keihard gewerkt door personeel van de genie (KM) en de bemanning van het FDS om alles zo snel mogelijk gereed te krijgen. Vanaf het moment van opening was het gemiddelde aantal bezoekers, van het inmiddels tot NATO Military Relief Hospital (MRH) omgedoopte FDS, 150-180 patiënten per dag via de polikliniek. Omdat er lokaal wel wat geïmproviseerde ziekenhuizen waren, onder andere van Artsen Zonder Grenzen uit België, kregen we niet alle patiënten op bezoek, maar wel de moeilijkste gevallen omdat ons niveau vanaf het begin het hoogste was en wij ook de enige twee Intensive Care bedden hadden. Die waren dan ook bijna de gehele tijd bezet, met onder meer slachtoffers met brandwonden en dergelijke. Het team van het FDS werd ook nog versterkt met een chirurgisch team en verpleegkundigen
Een van de meest indrukwekkende momenten was ongetwijfeld de opvang en behandeling van een achttal gewonden, die nadat een busje twintig meter in een ravijn was gestort en waarbij elf mensen waren overleden, in eerste instantie waren opgevangen door het nog niet gereed zijnde Spaanse veldhospitaal en daarna naar het MRH werden gehaald. Ondanks cultuurverschillen met bijvoorbeeld de Tsjechen wist iedereen zijn of haar taak en draaide het goed en professioneel. Er waren uit het ‘niets’ traumatafels verschenen en teams geformeerd, drie NL en een Tsjechisch team en die werkten professioneel samen. Op dat moment was er toevallig een helikopter op bezoek van Luxembourg Air Rescue, waardoor de eerste gewonde een kwartier na aankomst in het MRH al kon worden afgevoerd naar Islamabad. Ineens blijkt het dan allemaal te kloppen. Zelfs voor een instituut als het AMC in Amsterdam zou het een flinke kluif zijn om twee keer vier mensen met zware verwondingen op te vangen. Dit dan als klein veldhospitaal te klaren is een goede prestatie van iedereen.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
53
ving gerelateerd, dat wil zeggen verwondingen door de aardbeving. Maar als iemand geen suikerziektetabletten meer heeft omdat die in zijn ingestorte huis liggen en het lokale ziekenhuis in elkaar is gestort, is dat dan ook aardbeving gerelateerd? Of als het vaccinatieprogramma op zijn gat ligt omdat de mensen die dat normaal doen, óf dood zijn, óf nu zelf hun eigen huis moeten gaan herbouwen? Hoe dan ook: de definitie van ‘aardbeving gerelateerd’ is zeer wijd oprekbaar.
Een hoogtepunt was ook de bevalling midden in de nacht in een van de vluchtelingententjes naast ons kamp. De (mannelijke) anesthesist mocht niet in de tent aanwezig zijn en stond van buiten aanwijzingen te roepen naar de (vrouwelijke) verpleegkundige, die nog nooit een bevalling had gedaan. Op het moment dat de (enige vrouwelijke) arts aan kwam gesneld, nadat ze uit bed was gehaald, drongen de eerste kreten van de nieuwe wereldbewoner al naar buiten. Het was een meisje. De opgetrommelde dokter kon alleen nog de nageboorte doen. En dat alles in een onverwarmde tent, waar het ongeveer vier graden was, op de grond op een kleed, en tussen vier andere kinderen. Tja, we hebben niet allemaal het geluk om in Nederland geboren te worden. Gelukkig had een van de mariniers net de kleding van zijn pasgeboren dochtertje opgestuurd gekregen, en konden we die laten halen om het meisje nog een beetje te bedekken en warm te houden.
Al met al is de maand van uitzending naar Pakistan voor het hele team van het Geneeskundig Detachement een uitdagende maar ook een voldoening gevende periode geweest. Op zich was dan iedereen ook blij om 26 november te vertrekken naar Kreta voor de adaptatieperiode, maar aan de andere kant was er ook nog veel te doen. Na een geslaagde en fijne adaptatie in een hotel op Kreta, waarbij alleen de aankomst ontsierd werd door aanvankelijk de weigering van de lokale autoriteiten, die geen Leishmaniasis patiënten wilden toelaten, vertrokken we op 28 november naar Eindhoven. ’s Avonds om 20.00 uur liepen we in het gelid het exercitieterrein van de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn op: ruim vier maanden na vertrek, met een aantal hele bijzondere ervaringen rijker. We werden ontvangen door onze familie en de Defensie Attaché van Pakistan was speciaal voor ons ingevlogen uit Groot-Brittannië. Gelukkig waren de speeches niet lang, en konden we vrij snel met onze familie worden herenigd.
Ondertussen lieten Afghanistan en de Leishmaniasis die we hadden opgedaan sommigen van ons niet met rust: drie al uitbehandelde mensen kregen een recidief, en twee mensen moesten op de valreep nog eerder terug naar Nederland. Heel jammer als je dan mensen uit je team op deze manier moet missen, terwijl ze zo goed bezig zijn. En dan net voor je met zijn allen naar huis kan, gaat het niet langer. De Pakistani die van onze diensten gebruik hebben gemaakt, waren heel blij met de hulp. Ook al konden we niet iedereen helpen wegens het ontbreken van medicijnen (voor suikerziekte, voor tuberculose en na een tijdje ook voor schurft), hebben we toch veel goed werk verricht. Ongeveer 10-20% was aardbe-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
54
Amfibisch Ondersteuningsbataljon/ Joost Dourleinkazerne Commandant: LNTKOLMARNS B. van Rijswijk Opvolgend Commandant: MAJMARNS F. van den Brink Chef der Equipage/HID(wnd): SMJRMARNALG J.G. Schoonbeek Hoofd Facilitair Steunpunt Texel: MAJMARNS A. van Gils
Door: LNTKOLMARNS B. van Rijswijk
Inleiding Tijdens het schrijven van de kopij voor deze nieuwste editie van de QPO neemt een groot gedeelte van het Amfibisch Ondersteuningsbataljon (Amfostbat) deel aan de groots opgezette oefening Joint Caribbean Lion 06 in de West. Een verslag van de Compagniescommandant van de Tweede Bootcompagnie (2-Btcie) over de ervaringen zal in de volgende editie volgen. Vooruitlopend hierop wil ik in ieder geval stilstaan bij een vermeldenswaardige gebeurtenis. Op weg naar de West werd Hr.Ms. Rotterdam in opdracht van de Nederlandse regering naar Suriname gedirigeerd teneinde steun te verlenen aan het land dat te kampen had met zware overstromingen in het binnenland als gevolg van zware regenval. Uiteindelijk is besloten om met de meegenomen Lynx helikopters hulpgoederen te vervoeren naar die plaatsen die niet bereikbaar waren over land. Ook is overwogen om met de landingsvaartuigen goederen te vervoeren. Hiervan is afgezien omdat de stroming van de rivier die bevaren moest worden te sterk was en dit te veel tijd in beslag zou nemen. De landingsvaartuigen van het Amfostbat zijn echter nog wel ‘gelanceerd’ waarbij één van de LCU’s nog in de haven van Paramaribo is geweest.
LCU in haven Suriname. Foto door 2BtCie
SGTMARNALG Marco Hagen Best Man UK LC1 opleiding Op 7 april 2006 sloten drie onderofficieren van het Amfostbat hun meer dan drie maanden durende Landing Craft (LC)1 opleiding in Poole (UK) af en ontvingen ze uit handen van de Commandant van de 1st Assault Group Royal Marines, Colonel S. Hartnell OBE, hun diploma. Voor het eerst in de geschiedenis van deze opleiding werd een Nederlandse onderofficier, sgtmarnalg Marco Hagen, uitgeroepen tot Best Man, een zeer bijzondere prestatie. Sgt Hagen zal vanaf augustus 2006 gaan dienen als uitwisselingsonderofficier bij 10th Training Squadron RM in Poole. De andere twee cursisten waren sgtmarnalg Mark Bruijns en kplmarnalg Jeroen Herman. Ook zij hadden uitstekende resultaten behaald in deze opleiding. De Eerste Bootcompagnie is de laatste periode zeer druk geweest met het ondersteunen van opleidingen met vaartuigen en het leveren van personeel ten behoeve van instructie. Het Amfostbat zal dit jaar voor de eerste keer sinds lange tijd deelnemen aan de Vierdaagse van Nijmegen. De staf van het Amfostbat is de laatste maanden gelukkig weer versterkt. Majmarns T. Mestrini is in maart teruggekeerd van uitzending (PRT-4), majmarns F. van der Brink zal deze zomer aantreden als kersverse nieuwe majoor èn opvolgend commandant, waarbij zijn ervaring opgedaan als P&O officier uitstekend van pas zal komen. Ten slotte is begin juni 2006 kaptmarns Gatowinas teruggekeerd van uitzending naar het Midden-Oosten. Dit zal de laatste editie zijn van de QPO waarin ik als commandant Amfostbat wat kan schrijven. Op 18 augustus zal ik worden afgelost door lntkolmarns J. van Baarsel. Ik wens hem veel succes in deze uiterst interessante en zelfstandige functie. Wat me met name zal bijblijven van deze periode van tweeëneenhalf jaar zijn de gedrevenheid, het enthousiasme en het professionalisme waarmee het personeel van Amfostbat zijn taken hier op Texel maar ook elders uitvoert. Ik zal het zeker missen als ik straks op het NATO-hoofdkwartier SHAPE in Mons (BE) als één van de vele stafofficieren achter mijn bureau zal zitten.
vlnr Kpl Herman, Cdt Amfostbat, Sgt Hagen en Sgt Bruijns.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
55
Tweede Bootcompagnie (2-Btcie):
Arctic BARV drivers course te Setermoen Noorwegen 2006
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
56
De mooie omgeving van
Kpl Mateboer rijdt zijn Leo1 over een hindernis.
Setermoen in Noor wegen.
Compagniescommandant : KAPTMARNS C. Buter CSM : SMJRMARNALG M. van Daalen
In de periode 13 t/m 17 februari 2006 hebben kplmarnalg M. Mateboer en marn 1 alg kv N. Siemelink deelgenomen aan de arctic drivers course voor de Beach Armoured Recovery Vehicle (BARV) te Setermoen, Noorwegen. Na het beëindigen van de cursus is marinier Siemelink teruggevlogen naar Nederland. Deze cursus wordt verzorgd door de Noorse landmacht waarbij voornamelijk aandacht wordt besteedt aan: 1. Het rijden met de BARV, voorzien van 64 ijskruizen, op sneeuw en ijs; 2. Het recoveren van de BARV, waarbij enkel gebruik wordt gemaakt van eigen middelen en hetgeen het terrein aan mogelijkheden biedt. In principe wordt een vast programma afgewerkt. Echter dit lesprogramma is niet heilig. Indien wenselijk wordt het programma aangepast. Door de beide instructeurs wordt op zeer pragmatische wijze les gegeven, waarbij de cursisten zelf al het werk verrichten en daarna worden geëvalueerd. Het grote voordeel van deze opleiding is dat in één week tijd het deelnemende personeel wordt onderwezen in het rijden met de BARV en het bergen van het voertuig onder moeilijke/arctische omstandigheden. Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
57
Deze omstandigheden zijn veelal net zo moeilijk als de situatie op het strand. Ook hier moeten wij veelal gebruik maken van onze eigen middelen en hetgeen het terrein ons biedt. Dit jaar is alleen deelgenomen door de BARV-bestuurders. In 2005 heeft ook het personeel van de Amphibious Beach Unit (ABU)-control deelgenomen. De bergingscursus in Nederland bij de Koninklijke Landmacht duurt vele malen langer, waarbij geen aandacht wordt besteed aan het werken onder arctische omstandigheden. Dit jaar is tijdens de cursus geen gebruik gemaakt van de BARV, omdat 2-Btcie niet deelnam aan de winterdeployment. Wel is besloten om BARV-bestuurders deze cursus te laten volgen om kennis binnen de eenheid op peil te brengen en te houden. Door het niet ter plaatse kunnen beschikken over een BARV is dit jaar gebruik gemaakt van een Leopard-1 bergingstank van de Noren. Het rijden met deze tank is wat lastiger dan het rijden met de BARV omdat het zicht voor de tankbestuurder beperkter is. Voor het bergen/recoveren maakt het geen verschil, omdat dezelfde methodes worden gebruikt.
Stichting ‘Keep Them Landing’
sterkte afgevoerd en in februari 1975 via de Domeinen verkocht. Nu, 31 jaar later is de L9521 weer in goede handen. De toestand van het vaartuig is redelijk, de machinekamer is in een behoorlijke staat. De motoren doen het alle twee nog. Het laadruim en de dekken moeten hoognodig gestraald worden en de klep, die nu dicht gelast is moet weer in originele staat worden gebracht. Een aantal sponsors heeft toezeggingen gedaan om mee te helpen met de financiering van het vaartuig. Het staat als de spreekwoordelijke paal boven water dat er nog veel moet gebeuren aan het vaartuig. Met de L9513 hebben we als Stichting ‘Keep Them Landing’ bewezen dat we het kunnen. Nu gaan we voor de L9521, onder het motto, “Red de LCA L9521”.
Door: MAJMARNS A. van Gils In QPO nummer 2 van 2005 heeft u kunnen lezen en kunnen zien hoe de L9513 door de Korpscommandant op 22 april 2005 gesteld werd voor de Stichting Keep them Landing (SKTL), opgericht 27 oktober 2001. Dat de stichting niet stil gezeten heeft mag blijken uit onderstaand verslag.
Heugelijk nieuws Op 4 februari 2005 heeft de stichting de hand kunnen leggen op de L9521. Nadat de L9521 op het Internet ontdekt was, heeft de Stichting onmiddellijk een claim gelegd op het landingvaartuig. Enerzijds omdat het vaartuig uniek is en waarschijnlijk het enige in redelijk originele staat overgebleven vaartuig uit haar serie. Anderzijds omdat er belangstelling was getoond door een rietmaaier uit het noorden van land die er een aardige werkboot in zag.
Hieronder enkele korte impressies van de diverse steunverleningen met de L9513.
Nationale Vlootdagen Deelname aan de NVD is een groot succes geworden. De belangstelling voor het vaartuig was bijzonder groot en velen hebben plezier beleefd aan het tochtje door de haven. Vooral de oudgedienden toonden zich zeer verheugd dat ‘hun’ LCA weer vaart.
De Lima 9521 is in 1956 gebouwd op Scheepwerf en Machinefabriek v/h C.V. Botje Ensingh & Co., Groningen en is 14,85 meter lang, 3,55 meter breed en heeft een diepgang van 1.45 meter. Het vaartuig is in tegenstelling tot de huidige LCVP gemaakt van staal. Het heeft een waterverplaatsing 20.4 ton beladen en werd bemand door een driekoppige bemanning. Met de twee kromhout, vier cilinder dieselmotoren van 75 pk behaalde zij een snelheid van 8,5 knoop.
Havendagen Oudeschild 225 jaar Op de tweede dag van de Nationale Vlootdagen heeft de L9513 deelgenomen aan het 225-jarig bestaan van de havenplaats Oudeschild op Texel. De L9513 verleende steun aan het Amfibisch Ondersteuningsbataljon tijdens een LCRM-demonstratie. De rest van de dag is de L9513 als varend militair maritiem erfgoed ter bezichtiging voor het publiek geopend geweest. Hiervoor was het vaartuig afgemeerd bij de vloot van varend maritiem. De gehele dag is het een af- en aanlopen van bezoekers geweest die de L9513 van binnen wilden bekijken.
Het vaartuig is, als eerste uit een serie van zes, op 18.juli 1956 in dienstgesteld. Zij heeft onder andere dienstgedaan in het voormalig Nederlands Nieuw Guinea. Van de zes vaartuigen die naar Nieuw Guinea zijn verscheept zijn er slechts twee teruggekomen, namelijk de L9521 en L9526. Na de periode in de Oost heeft de L9521 dienst gedaan op Texel. De L9526 heeft na zijn Oostperiode jarenlang dienst gedaan bij het duikbedrijf op de Soemba. Op 5 november 1974 zijn beide vaartuigen van de
Zwemmarathon Stavoren Medemblik Op verzoek van de Gemeente Medemblik heeft de stichting de L9513 ter beschikking gesteld aan de organisatie van de zwemmarathon die plaatsvond tussen Stavoren en Medemblik. De L9513 heeft tijdens de zwemmarathon gefungeerd als pers- en
De Landing Craft Assault L95
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
58
ten die zich voornamelijk in en rond de haven van Medemblik afspeelden, zijn door de L9513 enkele rondvaarten gemaakt en hebben veel geïnteresseerden het vaartuig bezichtigd.
supportvaartuig. Aan boord bevond zich de voltallige crew van NOS-sport. De weersomstandigheden waren buitengewoon goed en de watertemperatuur was redelijk. Later op de dag is de L9513 nog enkele seconden in beeld geweest tijdens de uitzending van Studio Sport. De dag erna lag de L9513 ter bezichtiging aan de kade als onderdeel van de ‘Oldtimerdag’, waar een verzameling van de meest uiteenlopende oude voer- en vaartuigen was uitgestald ter bezichtiging. Tijdens deze dag was de belangstelling zeer groot ondanks dat het weer, met af en toe een bui, wat tegen zat.
Wereldhavendagen Na de drukte en het succes van Sail waren de Wereldhavendagen in Rotterdam relatief rustig. Ook de WHD is in samenwerking met het Marine Museum uitgevoerd. Deze dagen waren wederom een succes met als minpunt de schade opgelopen aan de L9513. Deze werd veroorzaakt door voorbij varende watertaxi’s. Helaas heeft aangifte van dit voorval niet het gewenste succes opgeleverd. De officier van Justitie heeft namelijk besloten niet tot vervolging over te gaan. Tijdens de WHD zijn beide vaartuigen door honderden mensen bezocht.
Sail Amsterdam 2005 De stichting Sail 2005 heeft al in een zeer vroeg stadium een beroep gedaan op SKTL om L9513 ter beschikking te stellen. Naast de vele vaartuigen van de Marine heeft de Sail-organisatie altijd behoefte aan meer en andere vaartuigen. Vanuit SKTL is het Marine Museum benaderd om ook de L9515 ter beschikking te stellen. Sail 2005 met zijn miljoenen bezoekers was namelijk de gelegenheid om naast steunverlening ook aan eigen promotie te werken. Beide landingsvaartuigen zijn onder de paraplu van het Operationeel Centrum aangestuurd. Onderdak is verkregen aan boord van Hr.Ms. Rotterdam en het Marine Etablissement Amsterdam. Hoogtepunt van Sail 2005 was de deelname van beide LCA MKI aan de vlootschouw. Deze traditionele vlootschouw werd afgenomen door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem Alexander in het bijzijn van Hare Majesteit de Koningin. De ovatie op de scheepstoeters die na afloop van de vlootschouw gegeven werden door de honderden aanwezige schepen van het Varend Erfgoed was overweldigend. Voor de SKTL een teken dat zij geslaagd is in haar inspanning en geaccepteerd is in de wereld van het Varend (Militair) Erfgoed.
Leidens Ontzet 3 oktober Op 2 oktober is samen met de Roadshow van het Korps Mariniers deel genomen aan de festiviteiten rond ‘Leidens Ontzet’. Dit was de eerste formele samenwerking met de Roadshow en diende als pilot. Gedurende het evenement heeft de L9513 rondvaarten gemaakt met de ‘Heren van Leiden’, een gezelschap van notabelen van de 3 oktober organisatie. Met lange jassen en hoge hoeden meldden deze lieden zich aan de valreep om een kleine vaartocht met ons landingvaartuig te maken. De Roadshow had de klimwand en enkele LCRM’s meegenomen. Het publiek heeft hier gretig gebruik van gemaakt. De samenwerking verliep prima. Het beoogde doel, namelijk het promoten van gemeenschappelijke activiteiten met een professionele uitstraling, is bereikt. Ten slotte is er diverse malen steun verleend aan eenheden van de Nationale Reserve, de Genie uit Wezep en Defensie Werving en Selectie in Amsterdam in het kader van teambuildings dagen en Sint Nicolaasviering.
Uitdraverij en Paardenmarkt Medemblik 2005 De stichting heeft het verzoek van de heer Jack Brakeboer, die de L9513 graag als eyecatcher voor zijn deur wilde hebben, gehonoreerd. De festiviteiten voor het Zwarte Woifke werden opgeluisterd met een grote BBQ en muziek. Tijdens de festivitei-
21 terug in mariniershanden
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
59
Mariniers Opleidingscentrum Hoofd: LNTKOLMARNS H.J. Bosch Hoofd Inwendige Dienst: SMJRMARNALG A.W. Pijper
Nieuw Anti-Tankwapen: Panzerfaust-3 Door: SMJRMARNALG P.A. Pijcke
Inleiding
Afvuureenheden
Omdat op dit moment de binnen het Korps Mariniers gehanteerde Anti-Tanksystemen Carl Gustav en M-136 (AT-4) sterk verouderd zijn, is de behoefte ontstaan om een nieuw Anti-Tank wapensysteem voor de korte dracht (tot 600 meter) en een nieuw wapensysteem voor de zeer korte dracht (tot 300 meter) voor nabijbeveiliging en pantsernabijbestrijding aan te schaffen.
Afvuureenheid Pzf-3 ( VSRAT ) Deze afvuureenheid beschikt over een eenvoudige optische kijker en biedt bij daglicht voldoende trefkans tegen bewegende doelen tot op 300 meter en stilstaande doelen tot op 400 meter. Het gewicht bedraagt 2,3 Kg, inclusief munitie 12,9 Kg. De Pzf-3 is bestemd voor nabijbeveiliging en pantsernabijbestrijding. In zekere zin vervangt deze afvuureenheid de M-136. Bij de M-136 werd na het afvuren het restant weggegooid, bij de Panzerfaust-3 is dit niet het geval en kan de afvuureenheid opnieuw worden gebruikt.
Het Korps Mariniers kan wereldwijd worden ingezet voor de uitvoering van militaire operaties in het gehele geweldspectrum. Het beschikt voor de uitvoering van deze taken over eenheden die onder sterk wisselende (operationele) omstandigheden moeten kunnen optreden tegen de meest uiteenlopende tegenstanders. Het is noodzakelijk om met deze eenheden bij alle inzetopties, inclusief uitgestegen en te voet, zelfstandig in staat te zijn op te treden tegen tegenstanders die zijn uitgerust met tanks en/of gepantserde voertuigen of zich verschansen in gevechtsopstellingen. De belangrijkste kwalitatieve eisen die gesteld zijn aan de vervanger van de reeds genoemde wapensystemen zijn onder andere: •
• •
dat de kans om met het eerste schot een bewegend doel uit te schakelen op 600 meter groter moet zijn dan 0,5 (Pzf-3 Dynarange) en een bewegend doel op 300 meter.(Pzf-3). dat het wapen veilig af te vuren is vanuit een besloten ruimte. er bunkers en veldversterkingen mee uitgeschakeld kunnen worden.
De Panzerfaust-3 familie van de firma Dynamit Nobel Defence voldoet aan alle gestelde eisen. Constante verbeteringen aan de afvuureenheid (bijvoorbeeld ontwikkeling van de Dynarange) en het inspelen op ontwikkelingen op het gebied van de dreiging in de operationele omgeving hebben er inmiddels toe geleid dat een ‘familieconcept’ is ontstaan. De verschillende munitiesoorten zijn met beide afvuureenheden af te vuren.
Afvuureenheid Pzf-3 Dynarange ( SRAT )
Om voldoende trefkans te bieden tegen zowel stilstaande als bewegende doelen op een afstand tot 600 meter is de Pzf-3 Dynarange afvuureenheid ontwikkeld. Het gewicht van dit systeem bedraagt 3,8 Kg, inclusief munitie 14,3 Kg. De Pzf-3 Dynarange is de vervanger van de Carl Gustav maar zal ook in de geweergroep en bij andere eenheden worden gebruikt. De Pzf-3 Dynarange heeft onder meer een laser afstandsmeter, een dynamische voorhoudshoekrekenaar en een ballistische rekenaar. Hiermee wordt de juiste ballistiek berekent en de voorhoudhoek voor de schutter bepaald. De Pzf-3 Dynarange kan worden gecombineerd met een HV-zichtmiddel voor gebruik bij vermindert zicht. De Dynarange werkt op (standaard) AA batteAfvuureenheid Pzf- 3 rijen. Op dit moment loopt een onderzoek met Dynarange betrekking tot de levensduur van de AA batterij en een mogelijk alternatief bij temperaturen van -15ºC of kouder. De Dynarange kan tevens als hulpmiddel dienen voor de gelegenheidswaarnemer en voor het maken van een afstandskaart.
Munitie Afvuureenheid Pzf- 3
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
60
Beide afvuureenheden kunnen verschillende operationele munitiesoorten met een verschillend effect verschieten, te weten:
• •
•
met ERA (Explosive Reactive Armour, explosief reactief pantser) zal de voorste holle lading de ERA tot ontploffing brengen. Door de ingebouwde vertraging zal de straal van de hoofdlading niet worden onderbroken en bereikt het op deze manier zijn optimale uitwerking.
Panzerfaust-3 HEAT-RA (High Explosive AntiTank Rocket Assist) Mono holle lading. Doordringing > 800 mm pantserstaal. Panzerfaust-3 IT-HEAT-RA (Improved Tandemwarhead High Explosive AntiTank Rocket Assist). Tandem holle lading. Doordringing meer dan 900 mm pantserstaal + ERA. Bunkerfaust HEAT-MP-RA (High Explosive AntiTank Multi Purpose Rocket Assist), tegen versterkte opstellingen en bunkers. Doordringing > 11 cm pantserstaal, 36 cm beton, 130 cm zandzakken.
De doordringing van de Bunkerfaust Door de inslag op het doel wordt de doorboringslading zonder vertraging geïnitieerd door contact van de voorzijde van de afstandsbuis met het doel. De doorboringslading maakt een opening in het doel, vervolgens dringt de fragmentatielading door de opening binnen in het doel. Door de ingebouwde vertraging wordt zeker gesteld dat de fragmentatielading aan de binnenzijde van het doel detoneert (1200 scherfjes en 900 kogeltjes).
Op dit moment wordt onderzocht hoe de Pzf-3 munitie in de op dit moment binnen het Korps Mariniers gebruikte voertuigen opgeborgen kan worden.
Trainingsmiddelen Opleiding
De voor deze systemen benodigde trainingsmiddelen bestaan uit: • Panzerfaust-3 TP-RA (Training Practise Rocket Assist) Munitie zonder explosieve lading. • Subkalibersysteem met 18 mm lichtspoormunitie. • Panzerfaust-3 EXC (exercitie) voor oefeningen en drills (één per afvuureenheid Pzf-3). • Panzerfaust-3 IT EXC ( drie per afvuureenheid Pzf-3 Dynarange).
Bij de Koninklijke Landmacht (KL) op het Opleidings- en Trainings Centrum Manoeuvre (OTCMan) in Amersfoort is voor de Panzerfaust-3 en Panzerfaust-3 Dynarange een cursus ontwikkeld. Deze cursus is bedoeld voor onderofficieren van zowel de KL als van het Korps Mariniers. De cursus zal zeven à acht dagen duren. De eerste vijf dagen staan in het teken van de Pzf-3. Vervolgens wordt de cursist opgeleid op de Pzf-3 Dynarange. De Dynarange zal echter in een later stadium worden geproduceerd en hierdoor zal de opgeleide Pzf-3 instructeur moeten terugkomen naar Amersfoort voor de cursus Dynarange.
Werking Nadat de afvuureenheid op de munitie is geplaatst zullen door het overhalen van de trekker van de afvuureenheid de beide slagpinnen van de afvuureenheid tegen het ontstekingsblok slaan. In het ontstekingsblok zitten ook twee slagpinnen die op hun beurt de ontstekers activeren. Deze ontstekers ontsteken de uitdrijflading. Volgens het Davis-Gun principe beweegt door de gasdruk in de lanceerkoker het projectiel naar de voorzijde en het tegengewicht naar de achterzijde, daardoor is het wapensysteem nagenoeg terugstootloos.
Onderwerpen tijdens de cursus zijn naast de onvermijdelijke theorie, handelingen aan het wapensysteem, richten, subkalibersysteem, KKW-sim en schieten op de Harskamp. Na het succesvol afronden van de cursus is de onderofficier in staat om de militairen van zijn eenheid gedegen op te leiden op beide wapensystemen. Om de instructeur hierin bij te staan wordt een lespakket ontwikkelt. Dit pakket zal onder andere bestaan uit een syllabus, wandplaten en een Cd-rom. Op de Cd-rom staan bestanden die de instructeur als ondersteuning kan gebruiken bij zijn lessen. Ook wordt het bij de oudere onderofficier welbekende richtplankje weer geïntroduceerd. Met dit richtplankje kan de instructeur op een eenvoudige manier controleren of de leerling de juiste richtmethode toepast.
De vlucht Nadat het projectiel de lanceerkoker heeft verlaten, wordt de voortdrijvende lading ontstoken en wordt het projectiel versneld tot de maximum snelheid van 224 m/s. Deze snelheid wordt bereikt op een vliegafstand van ongeveer 115 meter waarna de voortdrijvende lading is opgebrand. Zodra het projectiel de lanceerkoker verlaat, worden de twaalf stabilisatievinnen uitgeklapt en stabiliseert het projectiel op zijn traject.
Nawoord De Panzerfaust-3 familie zal de binnen afzienbare tijd de M-136 en de Carl Gustav gaan vervangen. De Koninklijke Landmacht en het Korps Mariniers krijgen met de komst van de Panzerfaust een zeer effectief wapen dat is opgewassen tegen dreigingen achter staal (pantser), beton, steen en zand. Met de Bunkerfaust munitie krijgen we een munitiesoort die is toegespitst op het optreden in verstedelijkt gebied. Het systeem is groter en zwaarder dan zijn voorgangers, echter de winst in effectiviteit en doordringing (tweemaal zoveel als zijn voorgangers) is formidabel. De instroom voor het Korps staat gepland voor de Pzf-3 medio mei 2006 en de Pzf-3 Dynarange medio januari 2007.
De doordringing De ontsteker van de hoofdlading wordt geïnitieerd door contact van de voorzijde van de afstandsbuis met het doel. Door het uitschuiven van de afstandsbuis wordt bereikt dat de holle lading (hoofdlading) zijn optimale uitwerking krijgt tegen de hoofdbepantsering. Bij het schieten met een ingeschoven afstandsbuis wordt de uitwerking van de hoofdlading vermindert. De luchtdruk- en fragmentatie effecten op het doel worden echter in belangrijke mate verhoogd. Bij de Pzf-3 IT met een uitgeschoven afstandsbuis tegen een doel
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
61
Potom: The Amphibious Experience Tijdens de periode van de Potom in de Joost Dourleinkazerne (Jdkaz) hebben wij de mogelijkheid gekregen om de Amphibious Beach Unit (ABU) in zijn heavy mode opstelling te aanschouwen. Het personeel van de ABU liet de mogelijkheden van inzet van personeel en materieel goed naar voren komen. Daarbij werd ook wel de nadruk gelegd op het feit dat zij er niet alleen zijn om de eenheden aan land te krijgen, maar dat zij vanaf hun positie enorm veel mogelijkheden hebben tot het leveren van diverse vormen van ondersteuning waarmee wij in de toekomst ons voordeel moeten gaan doen.
Door: Aspirant Officier (SGTMARNALG) Klompmaker, A.
Na ruim zeven maanden is de Praktische Opleiding Tot Officier der Mariniers (Potom) aangekomen bij dat wat ons als korps uniek maakt: de amfibische training op Texel (van 20 t/m 31 maart 2006). Deze periode is voor de marinier in een elementaire opleiding, of dit nou bij de Elementaire Vak Opleiding (EVO) of de Potom is, de eerst echte kennismaking met amfibisch trainen en opereren. De ervaring leert dat de laatste jaren veel grote operaties op het land vanuit zee worden geïnitieerd, geleid en ondersteund. Dit geeft het belang van deze training en de toekomst van de Netherlands Maritime Force (Nlmarfor) maar weer eens aan.
Naast het kijken in de keuken van de ABU hebben we op Hr.Ms. Rotterdam de totale Assault Routine doorlopen, dit onder leiding van de Amphibious Operations Cell van het Landing Platform Dock (LPD)1. Het is natuurlijk niet vanzelfsprekend dat geoefend kan worden op een varend LPD. Voor ons was dit dus een uitgelezen kans het schip en haar bemanning te leren kennen en voor velen onder ons goed om te zien dat hier de vloot en mariniers een uitstekend team vormen.
Natuurlijk bestaat een deel van de twee weken durende trainingsfase uit de ‘basis amfibische training’. Daarin komen onderwerpen aan bod van het in en uit elkaar halen van de Landing Craft Rubber (LCR), tot en met de kapseisdril en theorielessen om vervolgens de diverse transfer drills te beoefenen, waarna de landingen op diverse stranden een afsluiting zijn.
Al deze facetten tezamen resulteerden in twee compagniesaanvallen op de (voor de meeste van u) welbekende bunker. Daarbij leverde de Potom de commandantenfuncties van compagniescommandant (CC) tot aan Opvolgend Geweergroepscommandant (2IC) in de geweergroep, aangevuld met leden van het Anti-Tank (AT)-peloton van de 14e-Ondersteuningscompagnie (14-Ostcie) uit Doorn. Zij hebben zich enorm ingezet voor de ‘PC’en in spé ’, onze dank hiervoor.
Het programma dat is samengesteld voor de Potom was zeer gevarieerd en gericht op leiderschap en planning. Vooral het planningsdeel opende de ogen voor velen van de Potom. Al zijn de basis functies van militair optreden voor een amfibische operatie niet anders dan die van een landoperatie, toch komt er bij de planning van een amfibische operatie meer bij kijken. Denk hierbij aan: Landing Priority tables, Unit Landing Craft Assignment Tables, Serial Assignment Tables, Unit Helicopter Assignment Tables tot aan de stick-cards. Door hiermee zelf aan de slag te moeten, krijg je een helder beeld van de Planning Sequence van een amfibische operatie.
Naast het operationele en educatieve succes van deze twee weken moet ik nog vermelden dat er ook nog fysieke successen zijn behaald, want zowel de Potom ‘05-‘06 als het AT-peloton 14-Ostcie hebben nieuwe records neergezet tijdens de amfibische cross. Het Potom-record en het record voor GOEM-eenheden zijn beide aangescherpt, ondanks de niet meest ideale omstandigheden (laag water en windkracht 5). Helaas geen all-time record maar dat scheelde maar enkele seconden.
Dit neemt niet weg dat het verloop van de Amphibious Battle Procedure veelomvattend is. Het volledige schema, vanaf de Initiating Directive tot aan de Assault of Raid, is door de S3 van het Amfibisch Ondersteuningsbataljon (Amfostbat) aan boord van Hr.Ms. Rotterdam behandeld. De veelomvattende procedure is niet iets om zenuwachtig van te worden maar wel goed om bewust van te zijn. Dit geeft in de toekomst wellicht meer begrip voor de besluitvorming en bevelvoering. In dit hele proces stroomt de informatie als in een trechter naar beneden. Voor de jonge luitenant is het belangrijk te beseffen dat er voor een pelotonscommandant (PC) in dit enorme stroomschema niets verandert aan de principes van oorlogsvoering.
Al met al heeft de Potom 2005-2006 weer een periode met succes afgerond en kunnen we uit gaan kijken naar het luitenantsexamen en de afsluitende periode in Sennybridge (UK), gecombineerd met de oefening Golden Crucible, ook wel de final exercise (Finex) voor de Potom teneinde op 19 mei 2006 met opgeheven hoofd de poort van de Van Ghentkazerne (Vgkaz) binnen te mogen lopen.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
62
Scout Sniper Advanced Course
‘One Shot, One Kill’ toen ik met het 3e peloton, 31-Infcie, vanuit Curaçao ben meegegaan naar de USA voor een crosstraining. Zij volgden daar een training terwijl ik in de uitzonderlijke positie was om een bezoek te brengen aan de Scout Sniper School. Al snel volgde een invitation voor de SSAC, de enige voorwaarde was dat ik wel PW3 was en dus de Engelse Sniper Course gevolgd had. Zoals we weten kan het wel eens lang duren voordat er uit een plan iets geboren wordt… maar wie zaait zal oogsten! Uiteindelijk na ruim 2,5 jaar stapte ik op een regenachtige ochtend moederziel alleen in het vliegtuig en ging het grote avontuur ruim 8000 kilometer verder tegemoet (hoezo het Qua Patet Orbis-gevoel…). Na een vlucht van ruim acht uur landde ik op Dulles Airport, net buiten Washington DC en huurde ik een voertuig waarmee ik naar de Marine Corps Base Quantico ging.
Door: Anonymous
Carlos Hatchcock, een naam die bij veel mensen respect afdwingt. Zoals (mogelijk) velen weten is hij de man geweest die tijdens de Vietnam oorlog voor het eerst een Amerikaanse militaire sniper school opgericht heeft, samen met Major Jim Land (USMC, ret.). Carlos Hatchcock en zijn snipers boekten zulke goede successen (93 confirmed kills) tijdens die oorlog dat bij terugkomst een start gemaakt werd met een gestructureerde militaire sniper school. Deze school is begin jaren ‘70 opgericht in Quantico Virginia, onder leiding van Carlos Hatchcock. Momenteel zijn er vier Scout Sniper Schools in Amerika: in California, in Le Jeune, in Hawai en de school in Quantico, waarvan de laatste die de lead school is. In beginsel werden er alleen de basis sniper opleidingen gegeven, maar later ook de Scout Sniper Advanced Course (SSAC) en een Sniper Employment Officers Course (SEOC).
De volgende ochtend schudde ik de man de hand die mij toen de uitnodiging had gegeven en deelde hem mede dat het een eer was om hier als eerste Nederlander de vijf weken durende advanced sniper course te volgen, daar waar het eigelijk dertig
Mijn eerste ontmoeting met de school is bijna drie jaar geleden
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
63
jaar geleden allemaal begonnen is met Carlos Hatchcock en Jim Land. De opleiding heeft een grote variatie aan cursisten, voornamelijk US marines, maar ook is deze course toegankelijk voor leden van de FBI, CIA en andere speciale eenheden. Het totale aantal cursisten tijdens deze course was veertien, de foreign students tijdens deze Advanced Course bestonden uit een Royal Marine (UK) en ikzelf als vertegenwoordiger van ons land(je). De eerste weken van de opleiding staan in het teken van Advanced Markmanship training, een schiettraining waarbij de nadruk ligt op snelheid en multiple target engagement. Iets waarbij je bij een Basic Marksman opleiding (voorheen de Steyr opleiding) niet aan toe komt. Wij hebben bij het korps namelijk al ruim vijf weken nodig om onze cursisten op een niveau te brengen, waarvan wij met aangrenzende zekerheid kunnen stellen dat zij, met gebruik van de juiste middelen, een patroon exact daar kunnen plaatsen waar we hem willen hebben. Deze snelheid en multiple target engagement komt uit, zoals ze het zelf noemen, The Theatre, waarmee ze Irak, Afghanistan en Somalië bedoelen. Daar blijkt dat sniperteams veelal te maken krijgen met meerdere doelen, nadat bijvoorbeeld de HVT (High Value Target) is uitgeschakeld. Vergelijk het maar met een situatie als een bijennest waar je de koningin uit pakt. Afstanden variërend tussen de 100 en de 1000 meter. Sniperteams zullen vooraf goed moeten inschatten en doorspreken met elkaar welke doelen er prioriteit gaan krijgen, afhankelijk van de afstand en dreiging (verschillende wapensystemen) die zij uitstralen op het moment dat het eerste schot valt. Een goede methode is Maxpoint blank en millholds, waarmee je door de millverdeling in het optisch vizier doelen nauwkeurig kunt bevuren op alle afstanden zonder daarbij je elevatiedrum te
veranderen, want daar is nou juist geen tijd voor in zo’n situatie. In een vuurpositie reken je van te voren precies uit waar er eventueel doelen kunnen opkomen. Aan de hand van je ballistische gegevens bereken je dan wat je holds zijn. Dit oefen je ook droog voordat je daadwerkelijk je eerste schot lost (indien de tactische situatie dit toelaat). Deze twee en halve week draaien we dan ook een zeer intensief schietprogramma, waaronder ook het afleggen van de Royal Marines badge test (300 tot 1000 meter), collor-dot drills (schieten op gekleurde cirkels van 1” in diameter) op snelheid, chaos drills (3D targets die door de kuil bewegen, die alle kanten oprennen nadat het 1e schot gevuurd wordt) en nog veel meer reële oefeningen. Het heeft enkele dagen geduurd voordat ik op hetzelfde niveau zat als mijn Amerikaanse collega snipers, daar hun Triggertime gemiddeld het veelvoudige is van wat wij hier in Nederland krijgen. Daarnaast hebben zij meer gelegenheid met wapens te oefenen aangezien de regelgeving omtrent het bezit van wapens in Amerika anders is dan in Nederland. Tijdens deze marksmanship weken worden wij ook geadviseerd door sportschutters die hun visie over ballistiek en schieten geven. Dit gaat erg ver. Zover zelfs dat zij rekening houden met op welk deel van de aarde ze een schot lossen omdat het verschilt in de spin van de patroon! Voor hen is het de kunst een zo klein mogelijke groep te schieten op afstanden tot 1500 meter met het kaliber 7.62 mm. Dit zijn voor ons militaire snipers nice to know tips die ons er weer van bewust maken dat we nog lang niet alles weten over deze prachtige vorm van specialisatie. Er is dus nog een hele hoop te leren. Hightech materiaal wordt ons aangeboden om tijdens de course te gebruiken zoals: ballistische palmtops, digitale fototoestellen
en laptops met satellietverbinding, HV-kijkers en warmtebeeld. Het is allemaal prachtig wat de technologie voor een sniper kan betekenen, maar de rode draad door het snipervak blijft toch de basis. Dat is vanuit een Final Fire Position, concealed (FFP) met een goed gericht schot de vijand uitschakelen. En aan die basisprincipes komt geen hightech computer te pas. Het zijn toevoegingen die een missie meer kans van slagen kunnen geven, maar geen garantie. Ook het schieten door bijvoorbeeld glas en kunststof wordt beoefend, zodat we een goede indruk krijgen wat er nu precies gebeurt op het moment dat een patroon door een ruit gaat. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij de dreiging zich achter glas bevindt, denk hierbij aan gijzelingssituaties. En om dan de trekker over te halen zonder dat je precies weet wat de risico’s zijn is niet echt het verstandigste wat je kunt doen. We schieten met diverse soorten munitie op verschillende soorten glas zoals, gewapend glas, enkel, dubbel, gehard en kogelwerend –
zoals ramen uit Hummers, de voertuigen waarmee in Irak gereden wordt. Een onderdeel van marksmanschip training is vooraf leren inschatten wat de patroon gaat doen in zijn kogelbaan, en aan de hand daarvan worden er vooraf correcties uitgevoerd. Tijdens en na het doorboren van glas gaan die voorspellingen overboord. Er ontstaat dus eigenlijk een situatie waar een sniper niet gelukkig mee is: dat is zijn grip verliezen op de patroon voordat hij het doel raakt! De kans bestaat namelijk dat met gebruik van de verkeerde soort munitie de mantel van de patroon afbreekt en de patroon als het ware fragmenteert, en hierdoor een vergrote kans op nevenschade (collateral damage) ontstaat, of zelfs zijn doel mist! Eén van de grote voordelen van gebruik van snipers ten opzichte van andere wapensystemen is dat zij met chirurgische precisie doelen kunnen uitschakelen zonder daarbij nevenschade aan te richten. Tijdens deze vorm van training zijn er personen aanwezig die bezig zijn met onderzoek naar de verbetering van de veiligheid van bijvoorbeeld voertuigen en gebouwen. Deze mensen zijn al jaren bezig om zich te verdiepen in dit onderwerp en vertellen dan ook tijdens deze dag veel interessante informatie. Ook brengen we een bezoek aan de FBI Academy waar we een les krijgen over wondballistiek, want wat is de uitwerking van het patroon op bijvoorbeeld een menselijk lichaam? We zien aan de buitenzijde misschien een klein gaatje maar wat gebeurt er inwendig? Om hier een goede indruk van te krijgen vuren we verschillende soorten munitie af op gel targets, een geleiachtige substantie, waarin je de schokgolf goed kan waarnemen zoals die in een menselijk lichaam zou zijn tijdens de impact. Hierin valt goed te zien wat voor schade een patroon aanbrengt. Ook tijdens deze testen vuren we weer door glas onder bepaalde hoeken en afstanden met verschillende soorten munitie.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
65
over de grond, vanuit voertuigen en snel verplaatsend door gebouwen. Dit kan voor een sniper van groot belang zijn gezien het feit dat een sniper hoog op het verlanglijstje van de vijand staat, en daarom ook met dit wapen goed uit de voeten moet kunnen mocht er een gevecht dichtbij ontstaan. Ook een deel psychologie, de mentale aspecten waarmee je te maken krijgt tijdens een vuurgevecht, komen uitgebreid aan bod. Hierbij delen de instructeurs weer hun persoonlijke ervaring met de cursisten. Iets wat niet in de boeken staat, maar waar met zeer veel belangstelling naar geluisterd wordt in de groep!
Later gedurende de opleiding verplaatst het schieten zich naar een dorp alwaar een stuk urban sniping wordt gedaan: het plannen, het verplaatsen door een wijk naar een FFP en het schieten vanuit gebouwen vanaf alternatieve posities. Ook dit is een aspect wat meer beoefend dient te worden, maar waar gedurende de basis sniper opleiding nauwelijks tot geen tijd voor is. Gezien het feit dat bijna alle conflictsituaties zich heden ten dagen afspelen in bebouwd gebied is het van essentieel belang dat daar ook in wordt onderwezen en getraind. Na deze marksmanship training gaat de opleiding over in de fieldcraft periode, een periode waarin we als teams onder andere gaan stalken en observeren. De uitdaging waarin de advanced course verschilt met een basic course is dat we nu te maken krijgen met een 3600 graden vijandelijke omgeving waarin we enkele High Value Targets moeten opsporen en uitschakelen. Er bevinden zich bovendien meerdere vijandelijke observation posts (OP’s) in de area, die hun uiterste best doen om de sniperteams op te sporen en er dan uit te pakken. Hierdoor gaat de snelheid er dan ook behoorlijk uit, sommige stalks duren wel meer dan twaalf uur. Ook hierin verschilt de advanced course weer met de basic course. In de basic course krijgt de aspirant sniper een positie door waar zich een observation post/high value target (OP / HVT) bevindt. Daar zal hij zich zelfstandig naar toe begeven en kan hij zich focussen op een positie waar de dreiging vandaan komt, wel heeft hij natuurlijk te allen tijde een all around awareness. Tijdens de advanced course stalk je altijd in teams en komt de dreiging van alle kanten; dat is een stuk ingewikkelder, maar wel realistischer!
Als grote verrassing komt er tijdens de graduation een gastspreker: Major Jim Land (ret.) in eigen persoon om ons te feliciteren met het behalen van de cursus. Hij vertelt nogmaals de ervaringen die hij samen met Carlos Hatchcock opgedaan heeft, zo ook het verhaal van het Vietnamese jongentje op de fiets. Deze jongen was op weg naar een Vietcong stelling om daar een aantal wapens af te geven toen Carlos hem in het vizier kreeg. Hij heeft toen een schot geplaatst op het frame van de fiets om hem zo op andere gedachten te brengen. De jongen viel van zijn fiets en de wapens lagen overal op de grond, Carlos heeft toen hardop gesmeekt: “Please don’t re-collect the weapons”, maar de jongen deed het toch en Carlos haalde de trekker nogmaals over. Voor een sniper is het ontmoeten van deze legende een dankbaar moment, zeker als hij het behaalde diploma persoonlijk signeert! Hij drukt ons nogmaals op het hart dat we moeten vasthouden aan de basisvaardigheden van onze specialisatie. Samenvattend is de vijfweekse Scout Sniper Advanced Course in Quantico een zeer leerzame opleiding waarin ik een heleboel nieuwe ideeën heb opgedaan en in contact ben gekomen met mensen die een hele hoop ervaring bezitten en bereidt zijn die met ons te delen. Voor jonge mariniers die ambitie hebben voor deze prachtige, ondergewaardeerde vorm van specialisatie is er nu een mooi traject ontstaan, namelijk: Marksman opleiding (voorheen bedienaar Steyr), Sniper NL, Sniper UK en de USMC Advanced Sniper Course. Om binnen ons korps een breder draagvlak te krijgen over de capaciteiten, inzet en gebruik van sniperteams is het aan te bevelen om naast het continueren van de advanced course ook officieren in de Sniper Employment Officers Course te plaatsen.
Ook tijdens het beoefenen van deze periode wordt er indien de veiligheid dit toelaat zoveel mogelijk gebruik gemaakt van live rounds, zodat we ook conformeren dat het doel daadwerkelijk uitgeschakeld wordt door er een goed gericht schot op te lossen. Als de HVT zich op een zeer grote afstand bevindt en de belangen extreem groot zijn, voeren we een coordinated shot procedure uit. Dit is een procedure waarbij meerdere sniperteams op HVT liggen en allemaal op hetzelfde moment het schot plaatsen. Bij deze procedure kunnen wij garanderen dat we de HVT met het eerste schot uitschakelen, ook op grotere afstanden waarbij externe factoren zoals wind, luchtvochtigheid, temperatuur en dergelijke een grote rol gaan spelen.
“Our snipers remain our most capable weapon system, efficient in killing many enemy with little to no potential of endangering innocents in the midst of the fighting” MajGen Mattis on 23 April 2004, Iraq
Tussen de skillperiode en het schieten door, is er ook nog ruimte voor een gedeelte van de High Risk Personal Course (HRP course), een opleiding waarin personen zitten die een verhoogt risico lopen tijdens het uitvoeren van hun functie. Tijdens dit onderdeel schieten we ongeveer 800 patronen 9mm per dag, rollend
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
66
Suriname: Jungle Warfare Course (JWC) 2006, 12 maart – 12 april
Door: SMJRMARNALG J.B. Cobussen, Hoofd Instructeur Jungle Warfare MOC
Fase 1 & 2 (Voorbereiding en verplaatsing)
Hoewel de wil er altijd is geweest heeft het toch weer lang moeten duren voordat de definitieve “go” werd gegeven voor de JWC0601. Pas op 6 januari kwam de bevestiging dat de opleiding doorgang zou gaan vinden. Hoewel bij het Mariniers Opleidingscentrum (MOC), maar ook in de West, achter de schermen de voorbereidingen al waren opgestart, kon er vanaf die datum pas echt aan de voorbereidingen worden begonnen. Zoals altijd vergt dat veel bereidwilligheid aan beide zijden, Rotterdam en in dit geval Curaçao. Deze bereidwilligheid om er een goede opleiding van te gaan maken is er gedurende de gehele periode overigens altijd geweest. Lesprogramma’s, mee te nemen uitrusting en het ter beschikking stellen van personeel had vanaf dat moment prioriteit. Het aanwijzen van instructeurs voor de Instructiegroep vanuit het MOC was een zware dobber omdat het door operationele verplichtingen moeilijk was om een lijst met beschikbare kandidaten samen te stellen. Een week voor vertrek van de Instructiegroep naar Curaçao vonden er nog wijzigingen plaats in de samenstelling van de operationele eenheden, waardoor sommige mensen alsnog niet mee konden.
De voorbereidingen ter plaatse kwamen zwaar onder druk te staan toen bleek dat de boot bijna vier dagen later aankwam dan de bedoeling was. Hierdoor konden de JWI’s pas beginnen met opbouwen van de locaties op vrijdag terwijl de mainbody al op zondag zou komen. Het was hard en lang werken om alles op tijd af te krijgen maar op zondagavond was er voldoende gereed om te kunnen beginnen met de training. In de eerste lesweek werd er door de inzet van het demoteam en enkele lokale indianen verder gebouwd, terwijl de JWI’s de lessen verzorgden. De beide pelotons van 31-Infcie werden gehuisvest in de Concordia kazerne, zo’n twintig minuten rijden vanaf Paramaribo en ongeveer anderhalf uur rijden van het oefengebied rond Hill 33, in het gebied van Saramacca. Het verschil met voorgaande jaren was (men was toen gehuisvest in de Ayoko-kazerne, vlakbij Zanderij) de langere reistijd naar het trainingsgebeid. De Concordia kazerne bood zeker logistiek gezien meer voordelen, er was altijd water en stroomuitval was er vrijwel niet. Een ander nadeel was dat de eerste basislessen niet achter de kazerne konden worden gegeven, zoals bij de Ayoko kazerne wel het geval was, maar direct in het trainingsgebied moesten plaatsvinden. Desondanks heeft het opleidingsprogramma hiervan geen negatief effect ondervonden.
Tijdens de JWI (Jungle Warfare Instructor) infodag te Rotterdam op 14 december 2005 was het lesprogramma en de te volgen manier van opleiden uitgebreid doorgesproken. Het Korps Mariniers wilde meer de ‘UK-benadering’ gaan volgen, hetgeen inhoudt dat er meer nadruk komt te liggen op het leren vechten in de jungle en wat minder nadruk op het overleven in de jungle. Hierdoor werd de opleiding verdeeld in de volgende fasen:
Fase 3 (Initial Skills Phase) Deze fase bestond uit een periode van drie dagen waarin de basislessen werden gegeven in de Concordia kazerne, gevolgd door het
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
67
eerste gedeelte, de Initial Skill Phase (ISP), in de jungle. In de ISP-fase werden alle basis jungle warfare skills aangeleerd, zoals Close Target Recce (CTR), Survival standdag, Ambushes, Camouflage and Concealment, Deliberate Attack and Rivercrossing. Maar ook lessen over onderkomens, Jungle Rules en het leven in de jungle zelf. Dit was een zeer intensieve fase waarin de cursisten behoorlijk aan de bak moesten.
Fase 4
De geplande rivercrossing werd om veiligheidredenen afgelast. Wel werd er een CTR gedaan op de Hill, waarna deze werd aangevallen. Op hetzelfde tijdstip liet het andere peloton een hinderlaag springen op een andere locatie. Het was heel erg heet en droog gedurende deze fase en dit maakte het voor de cursisten erg zwaar. Verschillende onder hen hadden inmiddels al wat ‘meegenomen’ uit de jungle, zoals zandvlooien, wormpjes en steken van allerlei insecten. Toch was de uitval van cursisten te verwaarlozen. De grote eindaanval was op de brug bij Pikin Saron in de ochtend van 9 april.
Zoals gebruikelijk was er ook een 48-uurs R&R tijdens de opleiding die werd doorgebracht in Paramaribo, de hoofdstad van Suriname.
Fase 7 (Recovery) Deze fase bestond uit het afwikkelen van de oefening. Op 10 april vond de uitreiking plaats van de certificaten door het Hoofd Jungle Warfare Instructors (HJWI). Als Best Man van de opleiding werd marinier 1 VB KV S. van Pelt gekozen. Hij ontving een reusachtige parang op een schitterende hardhouten plank met daarin ingegraveerd : ‘Best Man Jungle Warfare Course 0601’. Verder kregen drie kaderleden en een marinier nog een functioneringsgratificatie van de HJWI uitgereikt voor uitmuntend presteren gedurende de opleiding. De opleiding was gestart met zestig man en de opleiding werd door 54 man met succes afgerond.
Fase 5 (Riverrine en CQB Ops) Deze fase bestond uit live firing zowel op het land als op het water. Verschillende soorten Close Quarter Battle (CQB) met allerlei scenario’s, die door de cursisten over het algemeen met veel enthousiasme werden ervaren, werden beoefend. Het overnachten in een noodonderkomen was ook voor velen een ervaring om nooit meer te vergeten. Door het inkorten van de opleiding, in verband met deelname van personeel van 31-Infcie aan de grote internationale oefening Joint Caribean Lion 2006 was het helaas niet mogelijk de cursisten enkele nachten in een noodonderkomen te laten doorbrengen. Later in deze week stond er ook een VIP-bezoek van de Mindef van Suriname en de Nederlandse Ambassadeur in Suriname op het programma.
Samenvattend kan worden gezegd dat de opleiding met wat hobbels in het begin van de opleiding toch zeer succesvol en naar tevredenheid is verlopen. Suriname biedt alle mogelijkheden voor een zeer goede training. Toch mag wel worden gezegd dat de voorbereiding niet de schoonheidsprijs heeft verdiend. Hoewel alles goed is gekomen, had een hoop irritatie en stress voorkomen kunnen worden door een nog betere planning.
Fase 6 (FTX ‘Gold Fever’) De eindoefening begon op zondag 2 april en liep tot zondag 9 april. Hierin werden alle skills in praktijk gebracht die men had aangeleerd in de voorgaande fasen. Het begon met dropping in het plaatsje Kwakoegron, waarbij beide pelotons in een tactische opmars over verschillende assen voorwaarts gingen richting Hill 33.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
68
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
69
Expeditie naar Patagonië Door: SGTMARNALG R. Poesiat, uitwisselingsonderofficier Commando Training Centre Royal Marines (CTC RM), Lympstone, UK
Commando Training Centre In september 2005 vroeg mijn boss of ik interesse had voor een mountainering expeditie naar Patagonië, Chili. Ik was gelijk enthousiast, niet eens wetende waar Patagonië precies lag.
de derde meeting te zijn geëindigd in de Pub ging dat een heel stuk makkelijker. Er werden zoveel mogelijk taken verdeeld in het team, zoals vluchten zoeken en boeken, sponsors zoeken, rantsoenen en een kit list samenstellen, et cetera.
Binnen het CTC was het plan ontstaan om met een groep onervaren mensen, uiteraard onder leiding van ervaren mensen, een expeditie te ondernemen naar Patagonië, Chili. Het idee kwam van de SO1 training van CTC RM, LtCol Kevin Oliver, een MLO (Mountain Leader Officer), die al meerdere expedities op zijn naam heeft staan. De eerste meeting was al snel gepland en in oktober 2005 kwamen we met zijn allen bij elkaar bij het CTCRM, Lympstone. De groep bestond uit: AWO2 RM Phill Rashbrook ML1, CSGT RM ’Bill’ Billingsly ML1, LTCOM RN Peter Li-Gassik, CAPT RM Chris Witts, CPL RM ‘Taff’ Roberts, CPL RM Lee Kimber, MNE Tom Harris en ikzelf. Er is geprobeerd een team samen te stellen waarin de meeste rangen vertegenwoordigd zijn. Uiteraard hadden de ML’ers de leiding, alle drie hadden al meerdere expedities achter hun naam staan, Bill had zelfs deelgenomen aan een reddingsactie op de Mount Everest.
De expeditie werd gepland in de periode van 11 februari tot 4 maart, drie weken dus. Dit kwam voor mijzelf en mijn ‘boss’, Capt. Chris Witts, heel goed uit want onze troop had de Kings Squad Pass Out op 10 februari. Na afloop van de ceremonie wordt het trainingsteam in de gelegenheid gesteld om twee weken aan adventure training mee te doen, voordat de nieuwe troop opkomt. In dit specifieke geval kregen wij toestemming om de eerste week van onze nieuwe troop te missen. Na een aantal meetings was er een duidelijk plan gemaakt; op 11 februari zouden we vertrekken naar Patagonië, de gehele vlucht zou ongeveer 24 uur duren met overstappen en wachttijden. De trip werd verdeeld in twee fases; fase een was de acclimatiserings/trainingsfase op en rond de ijskap en het gebergte Cerro Castillo. Fase twee was het trachten te beklimmen van de twee na hoogste berg in Patagonië, de San Lorenzo. Tussen deze twee fases verbleven we twee dagen in een Bed & Breakfast (B&B) in Cochrane.
Er waren binnen de groep nog een paar leden die enige ervaring hadden en daar werd rekening mee gehouden bij het indelen van de teams. We werden ingedeeld in teams van drie man, bestaande uit een ML’er (teamleader), een ervaren persoon, en iemand die nauwelijks tot geen ervaring had, waaronder ik. Ik werd ingedeeld in het team van de expeditieleider, Kev Oliver. Omdat hij een luitenant-kolonel is, en wij voornamen gebruikten was het in het begin wel erg wennen om hem ’Kev’ te noemen. Na
Tevens werd er besloten om in het kerstverlof, als voorbereiding op deze expeditie, te trainen in Snowdonia, Wales. Dat was noodzakelijk, want een gedeelte van ons team had nog nooit alpinewerk gedaan en we wilden kijken of de teams goed konden samen werken. We leerden en beoefenden onder andere verschillende reddingsme-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
70
High Camp, 2350 m.
Royal Marines, Lympstone B&B gebracht in Coyoici. Hier verbleven we twee nachten om een beetje uit te rusten van de reis en wat boodschappen te doen.
thodes. Het is namelijk van groot belang dat een ieder binnen het team de basisregels kent om bijvoorbeeld iemand uit een kravass (spleet) te halen.
Fase 1, Cerro Castillo CTC RM, Lympstone
Op 14 februari stapten we uit een minibus en begonnen we aan onze eerste trek. Het weer was fantastisch, 25 graden, volop zomer dus. Het bracht wat herinneringen boven aan ’de West’. Voor de gemiddelde Engelsman is dit natuurlijk verre van ideaal en binnen een dag had dan ook het gehele team last van zonnebrand. We moesten een afstand van achttien kilometer overbruggen met een behoorlijk zware rugzak. We hadden voor zeven dagen eten en brandstof bij ons en al onze berguitrusting.
Na terugkeer van het kerstverlof was er op het CTC gelegenheid om, tussen de bedrijven door, de persoonlijke en groepsuitrusting op te halen. De ML-sectie heeft een vrij grote voorraad aan burger expeditieuitrusting. Van een zonnebril tot aan ijshamer, alles is op leenbon te krijgen. Na de gebruikelijke groepsuitrusting, werden ook de tenten verdeeld. We hadden drie tweepersoons tenten en een driepersoons tent. Als voeding werden alleen de main meals van het Engelse Artic rantsoen meegenomen, de rest zou in Patagonië aangekocht worden omdat we absoluut geen overbagage wilden hebben op Heathrow, want dat gaat behoorlijk in de ponden lopen.
In de middag kwamen we aan bij onze campsite en hebben onze tenten opgezet aan de voet van het Cerro Castillo gebergte. De volgende morgen lieten we de tenten staan en begonnen we light travel omhoog te lopen naar de eerste gletsjer (1600 meter). Daar deed ik mijn eerste ervaring op met krampongs en ik moet zeggen dat ik erg blij was dat ik ze na drie uurtjes weer af kon doen. Het weer was redelijk en we beoefenden procedures die we in Wales niet hadden kunnen uitvoeren omdat daar geen sneeuw lag. Zo beoefenden we onder andere hoe te remmen bij het uitglijden op een gletsjer. Dat bleek erg leerzaam te zijn.
En dat was het, we waren gereed om af te reizen naar de berg die we wilden beklimmen. Deze was voor het eerst in 1943 beklommen, daarna zijn er niet veel mensen meer geweest die hebben geprobeerd deze berg te bewingen.
Londen Heathrow Op 11 februari was het dan zover. Na de festiviteiten van de Kings Squad Pass Out werden we met een minibus naar het vliegveld gebracht. Van Londen Heathrow vlogen we naar Madrid (drie uur), van Madrid naar Santiago (vijftien uur) en van Santiago naar Balmaseda (twee uur). Op het vliegveld van Balmaseda werden we opgehaald door een Engels sprekende contactpersoon en naar een
Terug op de campsite werd het kampvuur aangemaakt en deden de eerste sterke verhalen de ronde. De activiteiten van deze dag werden de routine voor de eerste zeven dagen, een behoorlijk aantal kilometers lopen, tussen de acht en zestien kilometer en de hoogte
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
71
brandstof voor zes dagen. De route liep over boldervelden naar de sneeuwgrens. Daar lag een gletsjer met een doolhof van kravassen. Deze waren echter goed zichtbaar, dus was het niet echt moeilijk om er tussendoor te manoeuvreren.
variërend van 1000 meter naar 1650 meter, om het gebergte heen, aankomen op de campsite en de volgende dag light travel een gletsjer op. Na de volgende nacht herhaalde dit zich weer. De een na laatste dag hebben we geprobeerd zo hoog mogelijk te komen. De top van het Cerro Castillo gebergte ligt op 2700 meter, ons kamp lag op 1000 meter. We waren intussen allemaal aardig ervaren in het lopen met krampongs op een steile sneeuwhelling, dus het was wel een poging waard.
Aangekomen op high camp bleek dat een paar mensen er behoorlijk doorheen zaten. Absoluut logisch, want het was een zware dag geweest. We hadden tien uur op krampongs gestaan en een hoogte bereikt van 2350 meter over een afstand zes kilometer. De volgende morgen vroeg vertrokken we voor een toppoging, het weer was goed, alleen de wind begon aan te wakkeren. We moesten ongeveer 1400 meter aan hoogte winnen en de gletsjer was erg steil met erg veel kravassen die bovendien erg diep en wijd waren. Aan het einde van de gletsjer was een ridge. Daar aangekomen moesten we nog vijfhonderd meter aan hoogte winnen. Het was inmiddels 11.00 uur, het had dus vijf uur geduurd om bovenop de ridge te komen. Het weer begon nu slechter te worden en binnen tien minuten was het zicht gereduceerd tot vijf á zes meter. Er stond een erg harde wind waardoor veel sneeuw opwaaide. Het begon op een white-out te lijken. Uiteraard had de expeditieleider de route in zijn GPS gezet, dus konden we onze route voortzetten. Omstreeks 14.00 uur stonden we op 3680 meter op de eerste piek. De GPS gaf aan dat we negenhonderd meter in afstand en zestig meter in hoogte verwijderd waren van de main summit.
We klommen tot 2600 meter en toen keken we tegen een bijna verticale wand op, we klommen nog eens twintig meter omhoog maar dat was echt het einde. Er werd gezien de tijd, besloten terug te keren. Tachtig meter onder de top was geen slechte prestatie. De laatste dag zijn we uit het gebied gelopen en opgepikt door twee minibussen en naar een B&B gebracht in Cochrane, een trip van tien uur rijden over een typisch Zuid-Amerikaans wegdek. Na een welverdiende nachtrust werd de volgende dag besteed aan opnieuw boodschappen doen, deze keer voor onze tweede fase.
Fase 2, San Lorenzo, Chili San Lorenzo is de op een na hoogste piek in Patagonië, het ligt tussen de noordelijke en zuidelijke ijskap. San Lorenzo heeft twee pieken; een op 3680 meter en een op 3706 meter, deze ligt op de grens van Chili en Argentinië. San Lorenzo is, zoals reeds eerder vermeld, voor het eerst beklommen in 1943 door een Italiaanse priester genaamd Alberto María de Agostini. Tot aan 1995 is deze piek nog maar tien keer beklommen. Deze priester heeft een hut gebouwd aan het begin van de route op ongeveer 1000 meter hoogte en heeft een route gecreëerd die tot op heden nog steeds wordt gebruikt. Na ons te hebben vermaakt in Cochrane, begonnen we aan de reis naar San Lorenzo. Het koste ons vier uur om naar de hut te lopen, dus kwamen we daar in het begin van de middag aan. Vanuit de hut hadden we een perfect uitzicht op de berg.
Het weer en het zicht waren echter zo slecht dat werd besloten om terug te keren, hopende dat wanneer we bij de gletsjer aankwamen het zicht wat beter was. Dit was dus niet het geval en we begonnen aan de lange afdaling door een kravassen doolhof, met zicht minder dan tien meter, harde wind en met enkele teamleden die er behoorlijk doorheen zaten. Onder de deskundige leiding van de ML’ers kwamen we om 20.30 uur aan op high camp waar we onze tenten terugvonden onder een dikke laag sneeuw. Na te hebben ’gede-iced’ , sneeuw gesmolten en gegeten, werden de slaapzakken uitgerold. De volgende morgen was het weer slechter geworden en de wind was nog steeds onvoorstelbaar hard. De bedoeling was om zodra het weer beter werd te vertrekken vanaf high camp naar de hut. De volgende twee dagen was het weer dermate slecht zodat we in totaal drie nachten en twee dagen vastzaten op high camp. Je kon alleen je tent uit om je behoefte te doen, voor de rest lag je gewoon op je matje in je slaapzak te niksen.
De route van de priester gaf aan dat we eerst een nacht moesten doorbrengen op camp 1 dat op 2000 meter lag. Er werd echter besloten om in een keer door te gaan naar high camp (2350 meter) omdat de barometer aangaf dat het weer wel eens slechter kon worden de komende dagen. Dit was een fysieke uitdaging, want onze rugzakken zaten weer vol met eten en
De derde dag gaf de barometer een klein beetje verbetering dus werd er besloten om de tenten op te breken en aan te vangen met de terugreis. Dat bleek niet zo makkelijk te zijn, het weer werd dan wel beter maar er was ongeveer zeventig centimeter sneeuw gevallen, dus het doolhof van kravassen was geheel onderge-
Net uit de kravass
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
72
Om over na te denken Na deze ervaring kwam er bij mij natuurlijk de vraag boven “waarom hebben wij geen adventure training bij ons korps, zoals de Engelsen het kennen?” Er zijn vele voordelen op te noemen met betrekking tot adventure training (AT); • je leert je personeel om te gaan met uitdagende factoren. Iets wat erg toepasbaar is in ons werk. • Je kunt je personeel bepaalde skills en drills vaardig maken, wat ook weer van toepassing kan zijn op ons werk. Bergklimmen, skydiven, skiën, et cetera. •Het is een erg goede reclame naar de buitenwereld, met betrekking tot personeelswerving. Als je tegen een jonge kerel die avontuur zoekt zegt dat naast deelname aan oefeningen en missies ook adventure training tot de mogelijkheden behoort, klinkt dat natuurlijk erg interessant. • Je kunt het personeel belonen; als iemand hard gewerkt heeft kan je hem de mogelijkheid geven om op adventure training te gaan.
Op weg naar de top van de Cerro Castillo
Er word hier in het Verenigd Koninkrijk bijzonder veel aan AT gedaan. Uiteraard is dat niet alleen maar bergbeklimmen, want daar zit ook niet iedereen op te wachten. Een tweetal voorbeelden van onlangs georganiseerde adventure trainingen; de eerste AT was een duiktrip naar Egypte. Er waren vijftig plaatsen per compagnie beschikbaar gesteld voor deze AT. De OPC’s, PC’s, OCC en de CC zochten vijftig mensen uit die goed hadden gepresteerd en die mochten voor een week naar Egypte. Er konden duikcursussen gevolgd worden of als je al een duikbrevet had, kon je gewoon gaan duiken. Kosten: 50 pond per persoon, alles inbegrepen.
San Lorenzo vanuit de hut
Deze zomer is er een adventure training georganiseerd in Bavaria (Duitsland). Een week klimmen, kanoën en mountainbiken. Kosten: 50 pond, alles inclusief. Hiervoor waren vijftien plaatsen beschikbaar voor het CTC. Summit San Lorenzo, 3680 m.
En zo worden er jaarlijks sky-dive cursussen, klimstages, ski-trips georganiseerd, allemaal tegen geringe kosten en als beloning voor het personeel. sneeuwd, waardoor je deze niet meer kon zien. Met de expeditieleider voorop, prikkend met zijn ski-poole en ikzelf als tweede man, uiteraard verbonden met een lijn, begonnen we aan de afdaling. Na nog maar dertig minuten onderweg te zijn, verdween ik binnen een seconde in de diepte. Ik viel in een kravass en na ongeveer twee meter kwam ik tot stilstand, hangend aan het touw. Ik keek naar beneden en zag dat het kravass ongeveer vijftien meter diep was. Niet lang daarna kwam Bill naar me toe gekropen en gaf me zijn ijshamer, ik had nu twee ijshamers en uiteraard mijn krampongs om eruit te klimmen. Na tien minuten ‘worstelen’ kwam ik er dan eindelijk uitgekropen. De rest van het team was misschien nog wel meer geschrokken dan ikzelf. Dit was een teken dat we erg voorzichtig moesten zijn tijdens onze afdaling. Dankzij de professionele manier van werken van de ML’ers vervolgden we onze route zonder noemenswaardige bijzonderheden terug naar de hut. De laatste dag liepen we terug naar een farm waar onze contactpersoon een BBQ had geregeld met een plaatselijke boer. In Coyoici hebben vervolgens nog een nacht doorgebracht en daarna begon de lange terugreis. Al met al een fantastische ervaring die ik voor geen goud heb willen missen.
Deze activiteiten kosten het korps als zodanig niet veel geld; het grootste gedeelte wordt bekostigd door fondsen zoals: • The Sports Lottery, een loterij die elke maand 5000 pond aan prijzen uitkeert. Je kunt er lid van worden á drie pond per maand en bijna iedereen binnen de Marine is hier ook lid van. • Adventure Training Fonds, ook hier kun je lid van worden en dat kost 3/4 dag pay per jaar. Ook hier is bijna iedereen binnen de Marine lid van. • UIF-fonds dat te vergelijken is met het MSF. • De tapwinst van de verblijven kan hier ook voor worden gebruikt. Dit laatste stukje is niet bedoeld om aan te geven hoe slecht wij en hoe goed de Engelsen het hebben, maar als mogelijke aanzet om adventure training in ons korps te introduceren. Er zijn per slot van rekening genoeg (zeer) capabele mensen in onze organisatie met de benodigde ervaring en kwalificaties; mountain leaders, sportinstructeurs, skileraren, para-instructeurs, et cetera. Het korps is erg druk tegenwoordig en tussen de missies/oefeningen door zou er eigenlijk de mogelijkheid moeten bestaan om jezelf weer op te laden, misschien met een weekje adventure training?
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
73
Sectie Fysieke Training & Sport Twee nieuwe zwemonderwijzers Door: SMJRMARNALG E.P.N. Meeuwenoord Bij de Sectie Fysieke Training en Sport in de Van Ghentkazerne te Rotterdam zijn twee sportinstructeurs geslaagd voor de opleiding tot zwemonderwijzer. De beide korporaals, Alfred Jonker en André Postema, hebben op 10 april de diploma’s uit handen van het Hoofd van het MOC, lntkolmarns H.J. Bosch ontvangen. De opleidingsresultaten van Alfred en André dragen bij aan een zeer succesvol slagen van deze, door het ministerie van VWS erkende opleiding op MBOniveau. De volledige opleiding, van 6 juni 2005 tot en met 10 april 2006, werd intern bij het SFT&S aangeboden. De beide cursisten hebben in deze relatief korte periode zeer intensief gewerkt, om zich de leerstof van de opleiding tot zwemonderwijzer eigen te maken. Extern is de duur van deze opleiding ongeveer 21/2 jaar. De opleiding bestaat voor een deel uit theorie-, praktijklessen en een groot aantal praktijkopdrachten. Het opdoen van ervaring door middel van stages heeft plaatsgevonden door zwemonderwijs te geven aan diverse doelgroepen zoals: kinderen, volwassenen, marinepersoneel en mensen met een medische indicatie. Het CZSK is versterkt met twee competente zwemonderwijzers. Alfred Jonker is nu geplaatst bij het marinezwembad De Schots en André Postema bij het MTC in Doorn. Competenties, die bij de beide sportinstructeurs aanwezig waren, zijn specifiek op het gebied van zwemonderwijs en aquatraining ontwikkeld, aangevuld en versterkt. Op 5 juni van dit jaar is er een nieuwe opleiding tot zwemonderwijzer bij de SFT&S gestart.
Kplmarnalg van Oirschot en Kplmarnalg Peperkoorn behalen Judoleraar B diploma Door: de judoleraar opleiding 2005-2006 Zoals wellicht bekend kan je als marinier een interne opleiding volgen tot sportinstructeur. Eenmaal sportinstructeur zou je ervoor kunnen kiezen om je te specialiseren in een bepaalde tak van sport. Bij budosport is het behalen van het judoleraren diploma een belangrijke specialisatie en is het diploma ook in de burgermaatschappij erkend. Alvorens in aanmerking te mogen komen voor de bovengenoemde opleiding ( judoleraar B) moet men de opleidingen tot jeugd judoleider en judoleraar A met voldoende resultaat hebben afgerond. Deze twee opleidingen vormen eigelijk de basis voor het geven van judolessen.
Op 2 mei 2005 startte, onder leiding van smjrmarnalg Baaij, voor kplmarnalg Van Oirschot en kplmarnalg Peperkoorn de opleiding judoleraar B. Deze keer is er bepaald dat in verband met de drukte op de werkvloer en het tekort aan personeel, de opleiding één dag in de week zou zijn. De rest van de dagen zou op de eigen werkplek tijd zijn voor eigen studie. De duur van de opleiding zou ongeveer negen maanden bedragen. De opleiding bestond uit een aantal facetten. Zo was het aftesten van de theoretische kennis er een van. Hierbij was trainingsleer een belangrijk gedeelte en werden de hoofdstukken als mentale trainingsbegeleiding en wedstrijdbegeleiding als zwaar beschouwd. Verder werd er door de Judo Bond Nederland gesteld dat beide cursisten aan het eind van de opleiding minimaal dertig stage lessen gegeven moesten hebben. Deze lessen werQ UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
74
den door een judoleraar B geobserveerd, beoordeeld en geëvalueerd. Tijdens het examen judoleraar B moesten de cursisten een les geven aan de jaarcursus. Voor de rest van het praktische gedeelte stond het 3e dan examen en het judoleraar B examen als einddoel op het rooster. De trainingen hiervoor werden ondersteund door de workshops van verschillende externe instructeurs. Op 22 februari 2006 stond het marinekampioenschap Judo gepland en dit was een belangrijk meetpunt. Op deze dag hebben de cursisten kata’s (nage no kata en katame no kata) gedemonstreerd, die ook een onderdeel vormen voor het examen 3e dan en judoleraar B. Op 4 maart 2006 mochten de cursisten bewijzen dat hun ervaring en beperkte aantal trainingsuren, ten opzichte van het eerste behaalde judoleraar A diploma en 2e dan, genoeg waren om te slagen voor hun 3e dan examen te Beverwijk. Beide heren bewezen goed om te kunnen gaan met de spanningen en lieten een fantastische demonstratie zien van de twee eerder genoemde kata’s plus hun eigen werk. Dit examen werd door beide heren met ruim
voldoende resultaat afgerond. Het laatste onderdeel, Judoleraar B, was gepland op 14 maart. De ochtend stond in het teken van de les geven en lagen alle gemaakte opdrachten, theorie examens en stage lessen ter inzage voor de examinatoren van die dag. Al het theoretische werk werd positief beoordeeld en gezien het feit dat beide cursisten in hun vrije tijd allebei al judoleraar zijn op een burger judovereniging, was het ‘examenlesje’ geen enkel probleem. De examinatoren voor die ochtend, Edwin Harten en Ferry van Hulst waren zeer tevreden. In de middag moesten de cursisten wederom het 3e dan examen laten zien en ook hiervoor slaagden de beide kandidaten weer met voldoende resultaat en volgde de diploma-uitreiking met de nodige felicitaties en complimenten richting de opleider smjrmarnalg Ed Baaij en zijn cursisten.
Opleidings en Trainings Centrum Manoeuvre, Bureau Externe Ladingen afdeling helikopters van zowel de Koninklijke Luchtmacht (DMO/DMKLu/MPH) als de Koninklijke Marine (Vlitech) zijn eindverantwoordelijk voor het certificeren van de ladingen. Het bureau is gevestigd in de Oranjekazerne te Schaarsbergen.
Door: SMJRMARNALG H.J. van Leer
In de Nederlandse krijgsmacht heeft men de mogelijkheid om gebruik te maken van helikopters voor het vervoer van personeel en vracht. Vracht kan zowel in als onder de helikopter worden vervoerd en wordt respectievelijk aangeduid als interne dan wel externe lading. Het lijkt simpel: je laat een heli komen, maakt wat kettingen aan een voertuig vast of gooit alles in een net, hangt dat onder de helikopter en vliegen maar. Alleen zo werkt het niet! Aangezien bij externe ladingen de vliegeigenschappen van de helikopter worden beïnvloed door de vorm, gewicht en wijze van ophanging van de lading, is een duidelijke regelgeving vereist om de luchtwaardigheid van de helikopters te garanderen. Om dit allemaal in goede banen te leiden bestaat er een Bureau Externe Ladingen (BEL) binnen de Nederlandse krijgsmacht.
Het Certificeringsproces Het certificeringsproces bestaat uit verschillende stappen. Alvorens hierop in te gaan zal ik eerst uitleg geven over het te gebruiken materiaal en de gebezigde uitdrukkingen. a. Husle – Helicopter UnderSlung Load Equipment is de benaming voor al het materiaal benodigd bij het vervoeren van ladingen onder een helikopter. b. Riggen – Het gereed maken van ladingen voor extern luchttransport. c. USLC – UnderSlung Load Clearance, formulier waar de bijzonderheden en de rigging volgorde op vermeld staat. Afgekort als Clearance. d. Sling Multiple Leg (SML) - Een samenstel van vier benen (slinglegs) bestaande uit polyester en kettingen om een lading te vervoeren. In Nederland zijn er drie types sling in gebruik, de SML 11.300 kilo Safe Working Load (SWL), de SML 4850 kilo SWL en de SML 6000 lb SWL, de laatste wordt alleen gebruikt bij de marine (de zogenaamde navy sling). e. Cargo nets – Om ladingen te verplaatsen waarvoor geen clearance bestaat. Hiervan zijn er twee types in gebruik, het Net Cargo 5600 kilo en het Net Cargo 5000 lb. f. Strops – Verlengstuk tussen de sling/net en de helikopter. g. Single load – één lading onder een helikopter. Dual load – twee ladingen, elk aan één haak. Triple load – drie ladingen, elk aan één haak. Tandem load – een lading die zowel aan de voorste als aan de achterste haak vastzit. h. Authorised loads – Netladingen. i. Cleared loads – Ladingen waarvan een Nederlandse clearance bestaat of een buitenlandse clearance die geautoriseerd is om onder een Nederlandse helikopter te vervoeren (Interoperabel). j. Uncleared loads - ladingen waarvan geen clearance bestaat of een buitenlandse clearance die niet geautoriseerd is om
Historie Bij de oprichting van de 11e Luchtmobiele Brigade in 1992 kwam ook de behoefte om ladingen onder een helikopter te vervoeren. Echter om een lading door de lucht te vervoeren dient deze daar wel voor gecertificeerd te zijn. In Nederland ontbrak hiervoor nog de kennis en daarom werd met de Engelse Joint Air Transport Evaluation Unit (Jateu) te Brize Norton overeengekomen dat zij Nederlandse ladingen zouden certificeren. De capaciteit van Jateu was echter te klein om aan alle aanvragen te voldoen zodat besloten werd om een soortgelijke eenheid in Nederland op te richten. Dit resulteerde in de oprichting van het Bureau Externe Ladingen op 1 januari 2000.
Organisatie Het BEL is een interservice bureau en bestaat uit vier personen, een kapitein van de Koninklijke Landmacht, een adjudant onderofficier van de Koninklijke landmacht, een sergeantmajoor van de Koninklijke Luchtmacht en een sergeant-majoor der mariniers. De hoofdtaak van het BEL is het certificeren van externe ladingen voor de gehele krijgsmacht. Organisatorisch valt het bureau onder het Kenniscentrum 3e Dimensie (KC 3D) van het Opleidings en Trainings Centrum Manoeuvre (OTCMAN) te Amersfoort. Echter de wapensysteemmanager van de
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
75
clearance bestaat, uiterlijk gaat wijzigingen om eerst even contact op te nemen met het BEL om teleurstellingen achteraf te voorkomen.
onder een Nederlandse helikopter te vervoeren. Bij een operationele noodzaak tijdens uitzending bestaat de mogelijkheid tot een verkorte procedure waarbij er een afweging gemaakt moet worden tussen risico en operationele noodzaak hierin beslist de operationele commandant. Ook civiele opdrachten vallen onder deze categorie.
Prioriteiten commissie De volgende stap is de aanvraag indienen bij de prioriteiten commissie (Ipcell), dit gebeurt via de vertegenwoordiger van de respectievelijke krijgsmachtdelen. De leden van deze commissie, afkomstig uit alle krijgsmachtdelen, komen twee keer per jaar bij elkaar om de aanvragen tot certificering te bespreken en geeft de betreffende lading een plaats op de krijgsmachtbrede prioriteitenlijst. Aan de hand van deze lijst gaat BEL aan de slag.
Aanvraag tot certificering Elke commandant van een eenheid kan een lading aanbieden om te laten certificeren. Dit kan een bestaande lading zijn bijvoorbeeld een voertuig, aanhanger, container of een nog nieuw in te voeren item. De aanvraag dient gedaan te worden bij de staf van het eigen krijgsmachtdeel.
De statische test Taakspecificatie
Deze test vindt plaats in Schaarsbergen, maar kan ook op locatie plaatsvinden. Het BEL heeft in gebouw 85 de beschikking over een eigen testlocatie voorzien van een lift en een hijsinstallatie. Aan deze kraan zit een balk met drie haken die qua onderlinge afstand overeenkomen met de afstand van de cargohaken onder een Chinook zodat elke configuratie uitgetest kan worden. De lading, bijvoorbeeld een Mercedes Benz 7,5 kN met daaraan vastgekoppeld een mortier 120 mm (zie foto), wordt middels een testsling bevestigd aan de kraan. Aan deze testsling zit meetapparatuur waarmee niet alleen het totale gewicht gemeten kan worden maar ook wat elk slingbeen afzonderlijk tilt. Als eerste worden de slingbenen op zodanige manier bevestigd dat het voertuig/lading stabiel hangt. Dit gebeurt door de lengte van de slingbenen middels schakels aan te passen. Een verschil van één schakel kan resulteren in een verschil van vele kilo’s te tillen gewicht per slingbeen.
Alvorens de nieuwe lading aan diverse testen te onderwerpen, wordt er eerst gekeken of deze wel aan bepaalde voorwaarden voldoet. Dit kan zowel in Schaarsbergen gebeuren als op de locatie waar de lading zich bevindt. Als eerste wordt gekeken naar het gewicht en of de lading überhaupt wel vervoerbaar is onder een helikopter. Daarnaast wordt gekeken naar de wens van de gebruiker; moet de lading ‘tactisch’ vervoerd worden of moet het alleen maar door de lucht van A naar B vervoerd worden. Een Chinook is in staat om een lading van 11.300 kilo te tillen, maar dan is het bereik minimaal, meestal wordt een gewicht van 8000 kilo aangehouden zodat de helikopter toch nog enige actieradius heeft. Hoogte (bergachtig gebied) en een warm klimaat hebben ook een negatieve invloed op het te tillen gewicht. Voor de Cougar wordt om dezelfde reden een gewicht tot zo’n 3000 kilo aangehouden. Verder wordt er gekeken of er hijsogen of bevestigingspunten aanwezig zijn voor de bevestiging van de sling. Deze punten dienen te voldoen aan de eis zoals gesteld in het NATO Standardization Agreement (Stanag) 3542, waarin staat dat deze punten moeten voldoen aan een kracht van 4,3 G. Ook wordt er gekeken of er geen onderdelen verplaatst c.q. verwijderd moeten worden om de slingbenen vrij baan te geven en of er eventueel maatregelen genomen moeten worden om de lading te beschermen tegen beschadiging, zoals bijvoorbeeld een aanpassing bij de Landrover Hardtop; hier is boven de achterdeur een beschermplaat geplaatst. Deze bijzonderheden worden allemaal op de taakspecificatie genoteerd en teruggegeven aan de aanvrager. Deze kan nu beslissen of hij ermee verder gaat of niet. Het kan zijn dat de aanpassingen financieel niet haalbaar zijn of dat aanpassingen niet uitvoerbaar zijn. Het is aan te raden alvorens men een voertuig, waarvan reeds een
Door de lading een nose down attitude tussen de 1 en 5° graden te geven wordt een stabiel vlieggedrag gecreëerd. Tevens worden de hoeken van de slingbenen opgemeten en het centre of gravity berekent. Doordat er tijdens het vliegen grote krachten vrijkomen is het belangrijk dat alle onderdelen goed vastzitten. Bijvoorbeeld een niet (goed) sluitende canopy zal tijdens het rijden op weg met zo’n 100 km/u waarschijnlijk geen probleem opleveren maar met een snelheid van 200 km/u in de lucht zal dat kunnen resulteren in een compleet vernielde canopy waarbij de kans bestaat dat de helikopter voor de eigen veiligheid de lading zal afwerpen. Ook wordt er gekeken of de slingbenen bij het liften niet ergens achter kunnen blijven haken, dit kan voorkomen worden door ze op te binden met breektouwtjes en uitstekende delen af te plakken. Als alles na tevredenheid gebeurt is worden er detail - en overzicht foto’s genomen.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
76
De clearance
‘Transport van externe ladingen onder helikopters’ (publicatie nummer 049799). Elke clearance heeft een eigen publicatienummer zodat het mogelijk is om van elke clearance meerdere exemplaren te bestellen (bijvoorbeeld elk voertuig zijn eigen clearance voor in het voertuigenboekje). Ook komt er een evaluatie periodeformulier in (voor een jaar), zodat de gebruiker eventuele wijzigingen en/of onduidelijkheden kan aangeven.
Aan de hand van de meetgegevens en de foto’s wordt een concept Underslung Load Clearance (USLC) gemaakt. De clearance heeft de grootte van een A4. Op de voorkant staat een foto van het voertuig plus juiste benaming en USLC-nummer, de benodigde Husle, de gewichten van het voertuig (beladen/onbeladen) en algemene gegevens voor de voorbereiding van de lading. Op de achterkant staat middels tekst en foto’s de manier en volgorde hoe het voertuig gerigged dient te worden. Het concept wordt opgestuurd naar DMKLu/MPH waar, na goedkeuring, toestemming wordt verleend voor het uitvoeren van de vliegtest.
Overige taken van het BEL Een andere taak van het Bureau is het leveren van advies en assistentie bij helicopter handling procedures zoals het aanhaken van dual - en triple loads of afwijkende aanhaakprocedures. Dit kan zowel plaatsvinden bij het opereren met een enkele helikopter als bij grote internationale oefeningen. Ook zit het BEL in de onderzoekscommissie bij incidenten/ongevallen met betrekking tot externe ladingen. Het testen van nieuwe Husle is ook een onderdeel van de werkzaamheden.
De vliegtest De volgende stap in het certificeringsproces is de vliegtest. Deze test vindt plaats op het Militair Luchtvaart Terrein Deelen bij Schaarsbergen. De luchtmacht heeft bepaald dat elke lading (afhankelijk van het gewicht) zowel onder de Cougar als onder de Chinook moet worden getest. Deze testen worden altijd gevlogen door een vaste testpiloot.
Tevens doet het BEL de projectbegeleiding van eenmalige bijzondere ladingen. Dit varieert van het verplaatsen van bijvoorbeeld de Lichtopstand van Kijkduin naar Hoek van Holland of het plaatsen van een speelklimtoren op een eilandje in een vijver in een woonwijk in Amersfoort, tot het bergen van brokstukken van een neergestorte Belgische F-16 in de Ardennen.
Tijdens deze testvluchten worden de vlieglimieten bepaalt. Zoals de maximale snelheid (Indicated Airspeed), hoe snel de helikopter met de lading kan dalen (Rate of Descent) en hoe groot/steil de bocht is die de helikopter met de lading kan maken (Angle of Bank). Deze gegevens worden op de voorkant van de clearance vermeld. Ook wordt er gekeken naar het gedrag van de lading, hoe snel hangt een lading weer stabiel na een zijwaartse of voorwaartse beweging. Tevens wordt bij de testvlucht gekeken of de aanhaak procedure goed en veilig kan plaatsvinden. Normaliter zal de helikopter een strop van 2,7 meter aan z’n cargo hook hebben hangen om ruimte te krijgen tussen de helikopter en de lading. Een uitzondering hierop is de tandem load; deze wordt rechtstreeks aan de cargo hook aangehaakt, hetgeen inhoudt dat de helikopter veel lager boven de lading moet komen en dat men in bepaalde gevallen misschien op het voertuig/lading moet staan om aan te haken. De eventuele bijzonderheden voor het aanhaken worden ook aan de voorkant van de clearance vermeld. De gereed zijnde clearance wordt dan ter goedkeuring aangeboden aan het hoofd van de afdeling Helikopters van de Koninklijke Luchtmacht. Mocht het een item zijn dat ook door een Lynx gevlogen kan worden dan wordt de clearance ook aan de Koninklijke Marine ter goedkeuring aangeboden.
Buitenlandse ladingen Om interoperabel te kunnen opereren binnen de NAVO is het noodzakelijk om de ladingen van de partners te accepteren. In Stanag 2445 staat dat landen die dit voorschrift hebben ondertekend de ladingen zonder inspecties dienen te accepteren. Echter bepaalde landen, waaronder Nederland, hebben er voor gekozen om alvorens een buitenlandse lading te accepteren, er een aanvullend onderzoek moet plaatsvinden naar de certificeringsprocedure en de gebruikte Husle. Het gevolg hiervan is dat de Koninklijke Luchtmacht alleen met Duitsland volledig operabel is en dat Engelse ladingen wél door de Koninklijke Luchtmacht worden gevlogen maar andersom niet. Momenteel loopt het onderzoek naar de interoperabiliteit met Amerikaanse helikopters, maar aangezien de Army, USAF en het USMC onderling een andere werkwijze hanteren, is dit project niet zomaar afgerond. Van de landen waarvan door Nederland het certificeringsproces en de Husle is geaccepteerd wordt door het BEL alle relevante documentatie inclusief de clearances bewaard. Indien er met ladingen van deze landen gevlogen gaat worden, dient men de informatie in te winnen bij het BEL.
Verder verloop Na goedkeuring gaat de nieuwe clearance door zorg van het BEL naar de drukkerij om gedrukt te worden op scheurvrij papier, waarna het formulier opgenomen wordt in het voorschrift
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
77
Commandement der Zeemacht in het Caribisch Gebied / Operaties / 31e Infanteriecompagnie Commandant Zeemacht Caribisch Gebied: CDR F. Sijtsma Hoofd Afdeling Operaties: KLTZ J.M.J. Rozenburg Commandant 31-Infcie: MAJMARNS J.W. Seijbel
Jungle Warfare Course in Suriname Door: MAJMARNS J.W. Seijbel
Afgelopen voorjaar heeft er in Suriname opnieuw een Jungle Warfare Course (JWC) kunnen plaatsvinden. De jungletraining, zoals deze opleiding in de ‘mariniers’-mond wordt genoemd, begint, zeker in de West, langzamerhand een standaardplaats in het operatieschema te veroveren. De moeite die door Nederland en Suriname de afgelopen jaren is gestoken in het opstellen van een SOFA (Status of Forces Agreement) en de bijbehorende MOU (Memorandum of Understanding) blijkt niet voor niets te zijn geweest. Ondanks dat de laatste SOFA binnenkort gaat verlopen is er goede hoop dat jungletrainingen in de nabije toekomst ook
(12 maart-12 april 2006)
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
78
kleinere eenheden gebeurt. De afgelopen jaren zijn slechts organieke pelotons door de opleidingsmolen heen gehaald, maar meer is binnen de grenzen van de huidige SOFA ook niet mogelijk. Ondanks de kleinschaligheid waarmee de training wordt uitgevoerd in vergelijking met bijvoorbeeld een berg- en wintertraining waar hele bataljons tegelijkertijd trainen, heeft het opleiden van (kleine) eenheden in junglegebieden wel degelijk grote voordelen. Binnen de operationele eenheden is, door de gebruikelijke overplaatsingen van personeel, de afgelopen jaren langzaam een expertise ontstaan op het gebied van optreden in junglegebieden die nog jaren zal blijven bestaan. Toekomstige opleidingen brengen ons zonder twijfel nog meer (verfijnde) kennis en ervaring op dit specifieke, en zeker niet te onderschatten gebied.
deel zullen uitmaken van de operatieschema’s van zowel de Nederlandse als de Surinaamse Defensie. Het is hierbij de bedoeling dat er tweemaal per jaar een jungleopleiding in Suriname zal plaatsvinden. In principe is het Korps Mariniers de aangewezen verantwoordelijke eenheid in Nederland voor deze opleiding, waarbij Czmcarib voor de opleidingen in het voorjaar primair de facilitaire ondersteuning levert. Per keer worden twee pelotons opgeleid. Normaliter is één van de pelotons een eenheid van het Korps Mariniers en de andere een eenheid van de Koninklijke Landmacht (KL). Dit is dan ook de reden dat, naast een peloton mariniers, in de afgelopen jaren een eenheid van de Luchtmobiele Brigade van de Koninklijke Landmacht deelnam aan de Jungle Warfare Course. Echter door verplichtingen elders liet de KL dit voorjaar verstek gaan. Hierdoor ontstond de unieke situatie dat de 31e Infanteriecompagnie van Curaçao leverancier werd van alle zestig cursisten in de opleiding en bovendien ook nog eens het overgrote deel van de facilitaire ondersteuning voor zijn rekening nam. Een unieke kans om met een hele compagnie een jungletraining op te zetten en te doorlopen! Uiteraard was hierbij de hulp en expertise van diverse specialisten uit de rest van het bedrijf en jungle-instructeurs van het Mariniers Opleiding Centrum (MOC) onontbeerlijk.
Suriname is voor jungleopleidingen zoals het Korps die op dit moment voorstaat een voor de hand liggende keuze. Wereldwijd gezien is er heel veel jungle voorhanden, maar er zijn weinig junglegebieden ter wereld waar een politiek stabiele situatie aanwezig is. Daarnaast behoren veel van deze gebieden niet tot de meest welvarende landen ter wereld en zijn de infrastructuur en de voorzieningen veelal verre van Westerse maatstaven. Om een opleiding te kunnen organiseren is een goede veiligheid in de jungle letterlijk van levensbelang. In Suriname gelden deze beperkingen niet. De infrastructuur is alleszins redelijk en de medische zorg is van een acceptabel niveau om een verantwoord product neer te zetten. Daarnaast heeft Suriname het unieke voordeel dat een ieder in Suriname Nederlands spreekt. Tot diep in de jungle spreekt men in alle nederzettingen perfect Nederlands. Zo is het ondertussen gebruikelijk om de lokale indianen als ‘instructeur’ in te zetten. Zij vertellen uit eigen ervaring hoe het beste vallen gezet kunnen worden, hoe hutten het
Het Korps Mariniers dient op grond van taakstellingen en opgedragen reactietijden, zo wijd de wereld strekt, onder alle klimatologische en geografische omstandigheden inzetbaar te zijn. Om hieraan te voldoen trainen we regelmatig in extreme terreinen en gebieden zoals woestijnen, berggebieden en uiteraard in arctische omstandigheden. Voorzichtig kunnen we stellen dat jungletrainingen structureel aan deze lijst worden toegevoegd, ook al moeten we op dit moment wel stellen dat dit slechts met
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
79
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
80
best bescherming bieden en welke planten in het bos eetbaar zijn, of waar je in de jungle water vandaan haalt. Hierdoor zijn er weinig misverstanden en kan er op eenvoudige wijze van hoog tot laag zaken gedaan worden in het bos of ’op de wal’. Eveneens kunnen de historisch banden tussen Nederland en Suriname, ondanks dertig jaar onafhankelijkheid, geenszins worden uitgevlakt. De uitermate vriendelijke instelling van de Surinaamse bevolking jegens de Nederlandse mariniers was tijdens deze jungletraining wederom hartverwarmend. Naast de vele gemakken die Suriname ons biedt, met name op het logistieke en infrastructurele vlak, moet de jungle van Suriname zeker niet onderschat worden. Het weer was gedurende de jungleopleiding van 2006 absoluut een speler van betekenis. Ondanks dat de jungleopleidingen zoveel mogelijk tussen de grote en kleine regentijd worden gepland, hebben de mariniers in het ‘bos’ daar deze keer weinig van gemerkt. Vooral in de eerste weken van de opleiding kon de klok gelijk gezet worden op de hevige regenbuien die niets en niemand droog hielden. Daar deed de altijd aanwezig vochtige warmte nog een schepje bovenop en dit in combinatie met de malariadreiging, giftige slangen, spinnen en zandvlooien en andere stekende insecten gaf ons de omstandigheden waarvoor we kwamen; een extreme weather-training. De ontberingen vergen het uiterste van de mannen persoonlijk, maar ook van de eenheid als geheel. En ondanks dat de ongemakken zich in eerste instantie minder snel aankondigen dan in bijvoorbeeld een arctische omgeving; in de jungle is het ongemak er in tegenstelling tot de poolgebieQ UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
81
den overal en altijd. Even in je tent uit de elementen is er hier niet bij. Ook in je hangmatje is het warm, vochtig, wordt je door de insecten gestoken en ligt het gevaar van deadfall (omvallende bomen) op de loer. Om deze ontberingen het hoofd te bieden is mentale en fysieke weerbaarheid van het grootste belang. Aangeleerde skills en drills zijn hier minstens zo essentieel als in welk extreem gebied dan ook. In de jungle wordt het onderste uit de kan gehaald voor wat betreft leiderschap, groepscohesie en incasseringsvermogen. Zowel het individu als de eenheid krijgt het zwaar te verduren. Ons voordeel: in de jungle worden in alle opzichten sterke eenheden gemaakt! Als na een intensieve maand training van de zestig mariniers, 54 de eindstreep behalen ontstaat de bijzondere situatie om op dit moment een compagnie te hebben waarvan de meerderheid junglegetraind is. Een sterke eenheid die in de jungle van Suriname heeft bewezen zich te kunnen wapenen tegen extreem zware omstandigheden. Een situatie die waarschijnlijk niet veelvuldig zal voorkomen in de nabije toekomst. Ook een situatie die niet lang zal standhouden voor de 31e Infanteriecompagnie, maar waarover ik zeker niet rouwig zal zijn. De junglegetrainde mannen die in de loop van de tijd onze compagnie verlaten, zullen met hun opgedane kennis en ervaring op het gebied van het optreden in junglegebieden anderen binnen het Korps Mariniers van de broodnodige expertise kunnen voorzien. Expertise die altijd plotseling en onverwacht, voor welke operatie in de toekomst dan ook, Qua Patet Orbis benodigd zal zijn.
Marinierskazerne Savaneta Commandant: LNTKOLMARNS ing G. Eerenberg Eerste Officier : MAJMARNS C.J.J. Schellens Chef der Equipage: AOOMARN D.M. Kostelijk
Caribe 2006 Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
82
Door: SMJRMARNALG M. ter Steege
Nicaraguaanse/ Franse compagnieën via een Contact-Agent (C-A) naar hun doelen te gidsen.
15 maart 02.00Q: het 2e peloton 32-Infcie wordt in zes sticks per Venezolaanse Cougar ingevlogen van het Franse eiland Guadeloupe naar het nabijgelegen Marie-Galante voor een 48 uur durende Observation Post (OP). Zo begon voor het 2e peloton op MarieGalante de internationale oefening Caribe 2006. Deze Franse oefening werd gehouden op de Franse bovenwindse eilanden Martinique, Guadeloupe en Marie-Galante. Aan deze oefening nam een verscheidenheid aan landen deel, waaronder Nicaragua, Guatemala, Venezuela, Mexico, Dominicaanse Republiek, Frankrijk en Nederland. Gedurende de 48 uurs OP, waarbij het 2e peloton als verkenningspeloton onder bevel was gesteld van een Franse verkenningscompagnie, werden vele sitreps en sighting reports verstuurd. De opdracht was om informatie te vergaren over vijandelijke verplaatsingen en locaties om uiteindelijk onze eigen Mexicaanse/
Voor deze C-A werd de nu al legendarische ‘McDonald’s/ Pizza Hut- methode’ gebruikt. Want hoe moet je als C-A contact maken met eigen troepen die geen of nagenoeg geen Engels spreken? Hiervoor werd dus een aanroepprocedure bedacht die ook voor deze troepen begrijpelijk zou moeten zijn. Deze procedure ging als volgt; - Challenge: “Do you know McDonald’s?” - Reply: “No, but I know Pizza Hut!”. Deze methode werkte uitstekend! Onze eigen troepen werden probleemloos naar de doelen gegidst en de vijand werd verslagen. De vervolgopdracht van het peloton bestond uit het bemannen van meerdere road-blocks en om gedurende drie dagen de CP van de 1e compagnie 33-RIMA te beveiligen tegen mogelijke subversieve elementen. Tevens was dit het moment om het lichaam wat rust te gunnen. Het nodige onderhoud werd gepleegd en tevens werd er weer warme voeding genoten. Na de warning order vanuit de bataljonsstaf, kreeg het peloton de opdracht in allerijl de road-blocks los te laten en zijn er wederom vier teams in OP gegaan. De vijand was op Marie-Galante naar het zui-
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
83
den verdreven, maar er waren echter nog opstandelingen in het noorden achtergebleven. Deze OP’s moesten de bewegingen van deze opstandelingen in kaart brengen, zodat zij uiteindelijk bij de eindaanval zouden worden opgepakt. Door miscommunicatie veroorzaakt door het taalverschil tussen de diverse eenheden was de laatste opdracht, een hostage relief- operatie, minder succesvol. De bedoeling was om twee burgers te bevrijden op het Franse eiland Desirade (NO van Guadeloupe). Hiervoor werden twee teams van acht man per helikopter ingevlogen. Bij aankomst bleek echter dat de weerstand niet bestond uit een klein aantal ongemotiveerde opstandelingen, maar uit een aanzienlijke, agressief optredende eenheid. Door deze onverwacht grotere weerstand kon de initiële opdracht niet doorgaan en werd besloten terug te keren en om versterking aan te vragen bij de Fransen op Marie-Galante. In het veld werd de oefening beëindigd met een BBQ met onze collega’s van het Franse (jungle)verkenningspeloton uit Guyana. Hierbij werden natuurlijk de nodige T-shirts en wapenschildjes uitgewisseld. De uiteindelijk afsluiting van Caribe 2006 vond plaats met een grote ceremoniële parade op 22 maart te Grand-Bourg, de hoofdstad van Marie Galante.
Van Boord kolonel der mariniers b.d. drs. J. Rijken MC Door: Willem Geneste
Rode draad
Alhoewel hij al bijna een jaar ‘Van Boord’ is, spraken we onlangs met kolonel der mariniers b.d. drs. Jan Rijken MC in de Haagse Alexanderkazerne. In wat eens de Marinekazerne Den Haag was, zetelt hij sinds november vorig jaar in de kajuit van de voormalig commandant als projectleider van de Nederlandse Veteranendag. Op 29 juni is deze dag voor de tweede maal in Den Haag gehouden. Op de vraag waarom hij in 1969 naar het Korps Mariniers wilde antwoordde hij: “Ik kende het Korps eigenlijk niet, ik werd aangetrokken door het avontuurlijke en fysieke element. Het werd uiteindelijk een roeping. Ik zou het ook zo weer doen. Ik heb me altijd thuis gevoeld bij het Korps”. Na het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) werd hij op 1 augustus 1973 beëdigd als tweede luitenant der mariniers. Voor zijn Praktische Bedrijfs Introductie (PBI) ging hij vervolgens voor een jaar naar de Van Ghentkazerne (Vgkaz) als groepsofficier Eerste Vak Opleiding (EVO). “Dat was een periode van bivak in en bivak uit.” Nadat hij de opleiding tot vliegdekofficier (VDO) en hulpduikofficier had gevolgd, werd hij als zodanig achtereenvolgens geplaatst aan boord van de Van Speijkklasse fregatten Hr.Ms. Tjerk Hiddes en Van Speijk. Aan het eind van de jaren zeventig, toen de Marine Patrouille (MP) op de Nederlandse Antillen nog in handen was van het Korps, werd Jan Rijken Campna, wat staat voor Commandant Afdeling MP Nederlandse Antillen, die tevens belast was met de beveiliging van de ambtswoning van de gouverneur. Eenmaal terug in Nederland werd hij compagniescommandant van de 12e Infanteriecompagnie waarmee hij oefende in de bergen van Schotland en onder arctische omstandigheden in Noorwegen. “Deze boeiende periode duurde helaas maar een jaar”, zegt Rijken nog steeds enigszins spijtig. Een plaatsing als mentor van de onderofficiersopleiding in de VGKAZ lag in het verschiet.
“Bij de onderofficiersopleiding hebben we honderden mariniers opgeleid tot korporaal.” Deze functie was hem op het lijf geschreven, want het werken met mensen staat bij Rijken bovenaan zijn verlanglijst. Hij is dan ook van mening dat dit volledig past bij het Korps en het personeels intensieve karakter van de organisatie. “Als je niet met mensen om kunt gaan, dan zit je bij het Korps op de verkeerde plaats. Een commandant van een operationele eenheid is voor 80% met zijn personeel bezig en bemoeit zich voor 20% met tactiek. Het mooie van een leidinggevende functie is om mensen te inspireren en ze op koers te houden en dat begint bij de opleiding, want dat is ook opvoeden en coachen.” Betrokkenheid bij personeel werd de rode draad in zijn carrière, want vanaf 1982 heeft hij met onderbrekingen zeven jaar personeelsfuncties vervuld: S1 bij de voormalige Eerste Amfibische Gevechtsgroep (1AGGP), hoofd bureau schepelingen, hoofd bureau officieren en hoofd van de afdeling personeel bij het hoofdkwartier. Deze personeelsplaatsingen werden onderbroken door een vierjarige plaatsing als adjudant van de minister van defensie, wat hij een boeiende en interessante periode vond. De Hogere Krijgskundige Vorming (HKV) op de Marinestafschool en later het Instituut Defensie Leergangen (IDL) en tenslotte van 1993 tot 1995 als deelprojectleider van het Functie Toewijzingssysteem (FTS) en Basis Administratie Functies (BAF) van het nieuwe informatievoorzieningsysteem personeel (IVP-2000). Daarover zegt hij: “Ik werkte toen met een programmeerteam van automatiseringsdeskundigen, waarmee ik het FTS en het BAF moest realiseren. Dit was een erg leerzame baan, mede omdat je burgers moest uitleggen hoe functietoewijzing, loopbaanbeheer en functiebeheer bij de Koninklijke Marine werkte. Ik ben er dan ook best trots op dat we dit deelproject binnen de gestelde tijd en het toegestane budget hebben kunnen realiseren. Tot de invoering van People Soft heeft het IVP naar behoren gewerkt.. Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
84
Vanaf 1999 krijgt hij steeds meer met de beleidsmatige kant van defensie te maken. Allereerst als hoofd van de afdeling Beleidsevaluatie en Audit (BEA)van de Directie Economisch Beheer Koninklijke Marine (Debkm), vervolgens de laatste vier maanden van zijn carrière in Den Helder als Hoofd afdeling Onderzoeken Interne Beheersing (OIB) in de werkorganisatie van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK). Het vraagstuk van de interne beheersing van complexe bedrijfsvoeringprocessen (operational auditing) en het strategisch risicomanagementproces werden zijn werkgebied. Maar het was niet alleen beleid waar kolonel Jan Rijken zich in de periode 1999 tot aan zijn dienstverlating in 2005 mee bezig hield. Rond de eeuwwisseling is hij nog tot tweemaal toe als contingentscommandant ingezet bij vredesoperaties zoals in Albanië (1999), tijdens de operatie Allied Harbour en in de Hoorn van Afrika (2000-2001) tijdens de operatie United Nations Mission in Ethiopië and Eritrea (Unmee). Tijdens die periodes werd zijn functie in Nederland waargenomen door zijn plaatsvervanger. Rijken heeft in 2003 van de toen nog bestaande gelegenheid
gebruik gemaakt om twee jaar na te dienen. Rijken is in 1995 aan de Rijksuniversiteit Leiden (RUL) afgestudeerd in bestuurskunde en heeft in 2002 zijn mastertitel ‘Master of Consultancy’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) behaald.
CZSK Vanaf 2004 is Rijken in het kader van de risicoanalyse nauw betrokken geweest bij de projectorganisatie die de fundamenten heeft gelegd voor het Commando Zeestrijdkrachten. De bevelhebbers en hun staven bestaan niet meer, de operationele commandanten zijn nu verantwoording schuldig aan de Commandant der Strijdkrachten, de Korpscommandant is nu tevens plaatsvervangend commandant CZSK en de personeelssterkte van de KM moest terug van 14.000 naar 10.500. In één zin de meest opvallende wijzigingen, die verregaande consequenties zullen hebben. Desondanks is Rijken van mening dat de integratie van Korps en vloot een goede zaak is en is tevens van mening dat het nog wel enkele jaren zal duren voordat alles optimaal werkt en er van een harmonieus navy/marinecorps team sprake is. “Zowel de vloot als het Korps zullen daarvoor offers moeten brengen.” Hij vindt dat de marine (overigens net als de andere krijgsmachtdelen) de focus op het operationele product verloren had. “We waren teveel bezig met interne processen”. Gevolg daarvan is dat de marine, nu meer dan andere krijgsmachtdelen, zichzelf een ingrijpende reorganisatie heeft opgelegd. Integrale
aansturing is daarbij, met behoudt van eigen waarden, van levensbelang.” Consequentie van de integratie voor het Korps is dat het wellicht iets van haar can do, max flex mentaliteit moet inleveren, omdat enerzijds de korte interne aansturinglijnen langer zijn geworden en anderzijds de centrale Korpsleiding is opgegaan in het besturingsmodel van CZSK. Een acuut probleem is een tekort aan officieren der mariniers op bureau- en afdelingsniveau in de directies van CZSK. Niet alleen in evenwichtig, bestuurlijk opzicht, maar ook vanuit integratie oogpunt is het belangrijk dat de marine tone of voice voldoende is vertegenwoordigd... “Wij hebben wat dat laatste betreft een structureel tekort wat naar verwachting langzaam zal herstellen.” Hij is blij dat met deze ingrijpende reorganisatie de van oudsher klassieke rivaliteit tussen de krijgsmachtdelen langzaam aan het verdwijnen is.
Projectleider In november vorig jaar werd kolonel Jan Rijken gevraagd om projectleider te worden van de projectorganisatie van de Nederlandse Veteranendag. Na ampele overwegingen besloot hij de nieuwe uitdaging aan te gaan. Tot aan 1 januari van dit jaar parttime en met ingang van die datum fulltime. Hij is daarmee weer terug op een oud marinehonk, want hij heeft domicilie gekozen in de kajuit van de voormalige commandant van de marinekazerne Den Haag, die was ondergebracht in de Alexanderkazerne aan de Haagse Van Alkemadelaan.
“Het is een ontzettend leuke baan. Ik kan weer leiding geven en ik ga weer om met mensen en dat spreekt mij aan. Ik werk in deze functie nauw samen met alle operationele commando’s, de dienstencentra en de bestuursstaf. Mooier kun je heb niet hebben. Toen we met kolonel Rijken spraken waren de voorbereidingen nog in volle gang. Inmiddels weten we dat met een plechtige bijeenkomst in de Ridderzaal, een grootse manifestatie met medalparade op het Malieveld en een indrukwekkend defilé en fly-pass, de tweede Veteranendag is gehouden. De Veteranendag is een groot succes geworden onder het toeziend oog van naar schatting 45.000 toeschouwers. De Haagse binnenstad was op 29 juni volledig ingenomen door 3700 veteranen, 1.000 actief dienende militairen, 600 muzikanten en 50 historische en moderne voertuigen. Het fraaie weer heeft er ongetwijfeld aan bijgedragen, dat vanaf negen uur het Malieveld vol stroomde met veteranen. De Nederlandse Veteranendag, die sinds vorig jaar op de verjaardag van Prins Bernhard wordt gehouden, is op 24 mei van dit jaar door de Ministerraad uitgeroepen tot nationaal evenement. Het defileerpunt bevond zich op de Kneuterdijk ter hoogte van De Plaats, waar Z.K.H de Prins van Oranje het 40 minuten durende defilé afnam onder het wakend oog van Raadspensionaris Johan de Witt, de initiatiefnemer van het Korps Mariniers in 1665. De Marinierskapel der Koninklijke Marine en de Koninklijke Militaire Kapel luisterden het defilé muzikaal op ter ondersteuning van de deelnemende burger en militaire muziekkapellen.
Ten slotte Na 37 jaar bij het Korps te hebben gediend, gaf hij nu leiding aan een team van 25 mensen, dat op de dag zelf door 200 medewerkers werd gesteund. Een gigantisch project waarvoor Rijken en zijn team alle lof verdienen. Het was hem toevertrouwd, dat had hij bij het Korps al bewezen.
Als u meer wilt weten over de veteranendag raadpleeg dan de website: www.veteranendag.nl Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
85
Ingezonden
Effectievere genieondersteuning voor marinierseenheden
Door: KAPTMARNS D.W.A. van de Water, ing.
Inleiding Binnen de doctrine van Manoeuvre Warfare is het toepassen van het Combined Arms principe de sleutel tot succes. Genieondersteuning en vuursteun zijn dan ook onmisbaar voor een bataljon tijdens gevechts- en crisisbeheersingsoperaties, hierdoor behouden eenheden hun mobiliteit en bewegingsvrijheid. Alleen al hierom is het noodzakelijk dat ieder bataljon naast een vuursteunelement over een eigen eenheid genie beschikt, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van dit peloton. De mogelijkheden van het geniepeloton zijn legio, omdat zij beschikt over vaardigheden voor een zeer uitgebreide en specialistische taakstelling. Echter, het peloton is maar een zeer kleine eenheid met beperkte middelen, waardoor het peloton niet te vergelijken is met een doorsnee geniepeloton van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS). In het CZSK organisatie is het Genie Verkenningspeloton (Gnverkpel) dan ook zien een assault engineers eenheid, die met behulp van kennis en beperkte middelen een infanteriebataljon moet kunnen ondersteunen bij de uitvoering van gevechts- en crisisbeheersingsoperaties. Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
86
Om de ondersteuning effectiever te kunnen blijven doen, moet er kritisch gekeken worden naar de positie van het Gnverkpel binnen de Lange Afstands Verkenningscompagnie (Laverkcie), de interne bedrijfsvoering van het huidige peloton en de materieels behoeften. Belangrijkste beweegredenen hiervoor is dat de huidige geniecapaciteit niet toereikend is om de genie gerelateerde opdrachten effectiever te kunnen uitvoeren. In dit artikel wil ik de tekortkomingen verwoorden en een voorstel doen ter verbetering. Ik wil dit middels de volgende onderwerpen verwoorden: • huidige organisatie & tekortkomingen; • voorstel tot verbetering Gnverkpel bij toekomstige ontwikkelingen; • tijdspad; • conclusie & aanbevelingen.
Huidige organisatie & tekortkomingen Ten tijde van de reorganisatie van de Groep Operationele Eenheden Mariniers (GOEM), jaren 90, zijn de secties genie van de Eerste en Tweede Amfibische Gevechtsgroep (AGGP, nu de mariniersbataljons) samengevoegd tot het huidige geniepeloton, bestaande uit twintig man (zie organigram 1). Het geniepeloton kwam bij het Gevechtsteunbataljon (Gevstbat) terecht. Later werd het geniepeloton ondergebracht bij de Laverkcie, die in 1996 geformeerd werd, waarbij de naam van het geniepeloton werd veranderd in het Genie Verkenningspeloton. Pas vanaf oktober 1999 is de huidige taakstelling: ‘Het ondersteunen van de manoeuvre-eenheden van de GOEM, inclusief eenheden van het Gevechtsteunbataljon, op het gebied van mobiliteit, contra-mobiliteit en overleven (mobility, counter-mobility and survivability) bij de uitvoering van (amfibische) operaties (inclusief de planning), gedurende alle fasen van het gevecht onder alle klimatologische en geografische omstandigheden en in voorkomend geval gedurende crisisbeheersingsoperaties’ tot stand gekomen. Deze taakstelling geeft aan dat alle manoeuvre eenheden moeten worden ondersteund. Dit brengt meteen de eerste tekortkoming aan het licht. Hoe kan een eenheid van twintig man alle manoeuvre eenheden ondersteunen, rekeninghoudende met de vele personele verschuivingen, noodzakelijke specialistische opleidingen en benodigde trainingen? Een tweede tekortkoming is binnen de eenheid zelf. Momenteel is een aantal functies verkeerd belegd, met name de Opvolgend Pelotonscommandant / Commandant Ondersteuningsgroep (OPC/CDT Ostgrp), de Verkennersgroep en de Sectiecommandant,
waardoor de eenheid minder efficiënt zijn opdrachten kan uitvoeren. Door functies te verschuiven is wel een effectievere bedrijfsvoering te bewerkstelligen, wat de uitvoering van opdrachten ten goede zal komen.
Toelichting tweede tekortkoming per deelfunctie OPC / Cdt Ostgrp In de huidige organisatie is de Opvolgend Pelotonscommandant tevens de Commandant Ondersteuningsgroep. Dit is een zeer ongewenste situatie, omdat de OPC niet de daarbij behorende taken volledig kan uitvoeren, omdat hij tevens verantwoordelijk is voor de logistieke aanvragen en diverse taken behorende bij de functie van Commandant Ondersteuningsgroep. Deze constructie moet dan ook van elkaar gescheiden gaan worden, waarbij de OPC zich alleen maar bezig houdt met die zaken die bij zijn functie van OPC behoren. Voor de functie van Commandant Ondersteuningsgroep moet een korporaal worden aangemaakt, die zich specifiek bezig houdt met alle logistieke aanvragen en het beheer over de vele specialistische uitrusting van het Gnverkpel.
Verkennersgroep In de huidige organisatie beschikt het Gnverkpel over een verkenningsgroep bestaande uit een sergeant genieverkenner en een marinier. Het is in de praktijk (SFIR-1 & 2, SRF) gebleken dat een verkenningsgroep van twee man nooit zelfstandig op verkenning gaat, omdat een minimale bezetting tijdens verkenningen en verplaatsingen uit vier man bestaat. In de praktijk komt het erop neer dat de verkenningsgroep een opdracht gaat uitvoeren en daar dan een sectie aan toegevoegd krijgt.
Sectiecommandant De sectie bestaat momenteel uit een korporaal (sectiecommandant) en vijf mariniers. In de praktijk is gebleken dat deze samenstelling niet geheel voldoet, namelijk: De sectie is te klein gezien de aard van de uit te voeren specialistische werkzaamheden. Bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een ‘stille’ doorbraak in een mijnenveld (door middel van handmatig prikken) moet de sectie minimaal uit acht personen bestaan om alle taken te kunnen uitvoeren. Bij een ‘snelle’ doorbraak (met behulp van de Dramidoz of Bangelore Torpedo) gaat het element verrassing verloren. In dat geval is het essentieel dat de geniesectie meerdere doorgangen maakt zodat de compagnie zo snel mogelijk het mijnenveld kan doorkruisen, dit is met de huidige bezetting van de geniesectie niet mogelijk. Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
87
De functie van sectiecommandant wordt op dit moment niet goed ingevuld. De sectiecommandant heeft een adviserende rol naar de compagniescommandant toe. Gebleken is dat korporaals veelal ervaring en aanzien tekortkomen om deze taak naar behoren te kunnen uitvoeren. Bovendien is er een belangrijke beperking bij het werken met explosieven. Een korporaal mag, in tegenstelling tot een sergeant, niet meer dan 2,5 kg springstof tegelijkertijd afzetten (in een Bangelore Torpedo zit al vijf kilogram springstof). Mijns inziens moet de geniesectie dan ook worden geleid door een sergeant genieverkenner. Hij moet beschikken over een ruime kennis en ervaring als assault engineer, zijn opvolgend sectiecommandant is een korporaal en daarnaast heeft hij minimaal vijf mariniers als assault engineers. De laatste tekortkoming betreft het veelal verouderde materieel en het tekort aan operationeel noodzakelijk materieel. Zeker met het oog op de Marinestudie en het Search Concept (concept dat is overgenomen van de Britten teneinde doctrines op te stellen en materieel aan te schaffen om preventief Improviced Explosive Devices (IED’s) het hoofd te kunnen bieden, redactie), wordt de materiële behoefte alleen maar groter.
Voorstel tot verbetering Gnverkpel bij toekomstige ontwikkelingen Om het Gnverkpel in de toekomst slagvaarHuidige Organisatie GNVERKPEL (20 pax)
Commando Groep (1-0-1-0) Verkennings Groep (0-1-0-1)
Ondersteunings Groep (0-1-0-3)
Sectie 1 (0-0-1-5)
Sectie 2 (0-0-1-5)
Organigram 1
Commando Groep: (2x) • Pelotonscommandant • Verbindelaar
(LT) (KPL VB)
Verkennings Groep: (2x) • Genie Verkenner • Chauffeur
(SGT) (MARN 1)
Ondersteunings Groep: (4x) • Cdt Ondersteuningsgroep • Chauffeur 3x
(SMJR) (MARN 1)
Sectie 1 & 2: (6x) • Cdt Geniesectie • Genisten 5x
(KPL) (MARN 1)
diger te maken, zullen de beschreven knelpunten opgepakt en aangepakt dienen te worden. Mijn voorstel tot verbetering is dan ook als volgt weer te geven: 1. Het Gnverkpel zal uit het Gevstbat moeten worden gehaald teneinde als een organiek peloton binnen de Ondersteuningscompagnie te kunnen worden geplaatst van respectievelijk het Eerste of Tweede Mariniersbataljon, waarbij op dit moment 2-Marnsbat de hoogste prioriteit krijgt. Gebaseerd op de implementatie van de projecten Nimcis, Nld Viking en de status van uitzendgereed medio 2007. Op deze wijze is het al mogelijk om binnen de Marinestudie een bataljon van organieke geniesteun te voorzien. 2. Interne wijzigingen door te voeren, naar de nieuwe structuur (zie organigram 2). De volgende functies dienen gewijzigd te worden. De functies van OPC en Cdt. Ostplg dient gescheiden te worden en de functie van Cdt Sectie moet worden opgewaardeerd. De verkenningsgroep zal worden opgeheven, omdat die kennis richting de secties gaat. 3. Binnen het Korps Mariniers moet rekening gehouden worden met grotere materiële behoeften. Ten eerste om het bestaande
Gewenste Organisatie GNVERKPEL (20 pax)
Commando Groep (1-1-1-0) Ondersteunings Groep (0-0-1-2)
Sectie 1 (0-1-1-5)
Sectie 2 (0-1-1-5)
Organigram 1
Commando Groep: (3x) • Pelotonscommandant • Opvolgend Pelotonscdt • Verbindelaar
(LT) (SMJR) (KPL VB)
Ondersteunings Groep: (3x) • Cdt Ondersteuningsgroep (KPL) • Genist 2x (MARN 1) Sectie 1 & 2: (7x) • Cdt Geniesectie (SGT) • Opvolgend Cdt Geniesectie(KPL) • Genisten 5x (MARN 1)
peloton van up-to-date materieel te voorzien en ten tweede om aan het nieuw op te richten peloton eenzelfde pakket materieel te verstrekken.
houden. Dit is alleen mogelijk wanneer de eenheid als geheel onder één van de twee bataljons komt te vallen en tot de tijd dat een tweede peloton is opgericht, de beide bataljons blijft ondersteunen.
Tijdspad Het tijdspad dat ik in deze voor ogen heb, is als volgt: • Knelpunt 1: inbedding Gnverkpel bij 1- of 2Marnsbat. Dit dient zo spoedig mogelijk te gebeuren, waarbij het de voorkeur geniet om bij 2-Marnsbat aan te vangen. Mogelijk voor eind 2006. Oprichting van het Tweede Genie Verkenningspeloton eind 2007, begin 2008 een en ander afhankelijk van invulling personeel conform De Marinestudie. • Knelpunt 2: opwaarderen van functies. Zo snel mogelijk een aantal functies opwaarderen en het wijzigen van een aantal arbeidsplaatsnummers. Mogelijk voor eind 2006. • Knelpunt 3: materieelverwerving. Een en ander afhankelijk van ingediende behoeftestellingen en de goedkeuring daarvan, verwacht ik niet eerder dan medio zomer 2007 de eerste behoeften gerealiseerd zien te worden.
Conclusie & Aanbevelingen Gezien de op handen staande reorganisatie van diverse eenheden binnen het Korps Mariniers en in het bijzonder het Gnverkpel daarin, wilde ik de situatie schetsen zoals ik denk hoe een effectievere genieondersteuning voor de diverse marinierseenheden gerealiseerd kan worden. Belangrijkste beweegreden hiervoor is dat de huidige geniecapaciteit niet toereikend is om de genie gerelateerde opdrachten optimaal te kunnen uitvoeren. Ik ben dan ook van mening dat binnen de eigen organisatie een kleine reorganisatie moet plaatsvinden. Daarnaast hebben de bataljons ook directe genieondersteuning nodig op het gebied van mobiliteit, contramobiliteit en survivability, waarbij rekening wordt gehouden met de Marinestudie, de huidige personeelssterkte van twintig man en de benodigde materiële behoeften. In de Marinestudie is opgenomen dat beide infanteriebataljons in de toekomst over een eigen Gnverkpel dienen te beschikken, waarmee de ondersteuning van de manoeuvreeenheden is gegarandeerd. Alleen is nu wel zaak, om de kennis en knowhow van deze gespecialiseerde eenheid gecentreerd te
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
88
Ik hoop dat ik met dit artikel de noodzaak voor de diverse wijzigingen heb kunnen verduidelijken, omdat zij zeer wenselijk en noodzakelijk zijn en dus zo snel mogelijk gerealiseerd dienen te worden. Aanvulling van majoor der mariniers E.B. Brust, werkzaam bij de Defensiestaf afdeling Behoeftestellingen en tevens redactielid van de QPO. De Marinestudie bevat zeven deelbeschouwingen teneinde met concrete voorstellen te kunnen komen voor een betere invulling van de ‘nieuwe koers’ van Defensie. Eén van die onderliggende deelbeschouwingen is de ‘Kwantitatieve versterking van de mariniersbataljons’, ieder met 125 personen. Inmiddels heeft de Politiek de studie en de daaruit voortvloeiende koerswijzigingen goedgekeurd en is er zelfs geld voor de implementatie ervan gereserveerd. Middels de uitbreiding (versterking) van de mariniersbataljons (in de toekomst bestaande uit 657 personen) wordt een aantal keuzes gemaakt om de bataljons robuuster te maken. In de huidige situatie wordt veelal het uit te zenden bataljon ‘opgepept’, waardoor het andere bataljon – of andere delen van onze organisatie – daarvoor moet(en) bloeden. Dit kan niet ongestraft blijven doorgaan. De Defensieleiding en de Politiek hebben dit ook onderkend en vandaar de uitbreiding.
Van november 2000 tot en met juni 2001 hebben 1500 mannen en vrouwen van de Nederlandse krijgsmacht deelgenomen aan de United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (Unmee) in de Hoorn van Afrika. De opdracht van het Nederlands - Canadees bataljon was het bewaren van de vrede wat onder andere inhield dat men toezicht hield op de terugtrekking van troepen en het zorgdragen van een veilige omgeving. De Plaatsvervangend Commandant Zeestrijdkrachten tevens Commandant van het Korps Mariniers, generaal-majoor der mariniers R.L. Zuiderwijk, organiseert een reünie ten behoeve van Unmee-deelnemers op maandag 30 oktober in de Marinekazerne te Amsterdam.
Voor het Gnverkpel betekent dit, dat dit peloton vooralsnog uit het Gevechtsteunbataljon wordt gehaald en wordt ondergebracht bij de infanteriebataljons. Let op meervoud. Het betekent inderdaad dat dus op redelijk korte termijn één bataljon kan worden gevuld met genisten. Het andere bataljon moet nog even wachten. Tot zo ver komt het nog overeen met het artikel van kaptmarns Van de Water. Echter het verschil zit ‘m in de naam (vooralsnog heet de nieuwe eenheid Infanterie pionierspeloton) en in de aantallen bij de secties en groepen. De pelotonsstaf bestaat uit vier pax, de genie verkenningondersteuningsploeg uit vier pax en beide secties uit zes pax. In totaal twintig pax.
De reünie staat open voor alle actief dienende militairen en postactieven die hebben deelgenomen aan deze missie. Het tenue voor actief dienende militairen is tenue 6/ DT. Voor postactieven is het tenue burger. Er zijn geen kosten verbonden aan deelname. De reünie wordt aangemerkt als een dienstverrichting.
“As we speak” zijn MTC en een CZSK-denktank onder leiding van kolmarns Oppelaar (deze laatste op een hoger aggregatieniveau) bezig om de gevolgen van de Marinestudie uit te werken. Hoewel planmatig rekening wordt gehouden met de structuur die ik net schetste – en hiervoor materieel en infrastructuur wordt aangeschaft – is het heelwel mogelijk dat de uiteindelijke constructie er uit komt te zien zoals kapitein Van de Water wenst. Het klinkt natuurlijk gek maar planmatig is dat in deze fase van ondergeschikt belang en wordt een eventuele verandering gezien als een cosmetische ingreep (immers het totaalaantal klopt), maar voor de werkvloer uiteraard van groot belang.
Aanmelden voor deze reünie voor maandag 16 oktober 2006 middels: • interne mail / exchange aan SGTLDA G.H. Driessen, • externe mail aan
[email protected] of middels • brief/antwoordkaart ter attentie van Unmee-reünie/SGTLDA Driessen, Antwoordnummer 300, 1780 VB Den Helder onder vermelding van naam, adres, eventueel rang en krijgsmachtdeel. Verdere informatie over deze reünie is te verkrijgen op de reünie-site van Unmee: www.unmee-reunie.nl (Voor overige vragen: tel. 0223-657406)
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
89
Mariniersmuseum Directeur: mw. M.F. Groen Conservator: dhr. S. Draak
Mariniersmuseum blijft in Rotterdam! Op 10 juli 2006 heeft de staatssecretaris van Defensie de Kamerbrief herschikking museaal bestel Defensie getekend. Hierin staat dat het Mariniersmuseum in Rotterdam blijft. Met de overige Defensiemusea zal het Mariniersmuseum
van diegene die het draagt. Het weerspiegelt de unieke status en de identiteit van de marinier. Zoals bekend wordt gewerkt aan een nieuw tenue en aan een nieuwe camouflage voor 2012. Bijzonder is dat in het museum verschillende Nederlandse en Amerikaanse prototypes te zien zijn. Wat zal het worden? In ieder geval zal het de gemoederen bezig houden want kleding is ook emotie. En dat zegt iets over de verbondenheid van de marinier met zijn uniform.
op termijn worden ondergebracht in de externe stichting Nationaal Militair Museum. Deze stichting zal het cultureel historische erfgoed van Defensie in standhouden en aan de bevolking presenteren.
Uitgangspunt voor de tentoonstelling Mariniersmode is het onlangs verschenen boek de marinier en zijn uniform van Jan Willem van Borselen en Karel Nicolas. Tijdens de tentoonstelling die t/m 29 april 2007 te zien is zijn er tal van activiteiten. Mariniersmode is een bijzondere tentoonstelling die een (familie)bezoek meer dan waard is.
Mariniersmode Sinds de oprichting van het Korps in 1665 heeft het mariniersuniform vele veranderingen en kleurwijzigingen doorgemaakt. Het vormt letterlijk en figuurlijk een kleurrijk onderwerp. De functie van het uniform is niet alleen het fundamentele onderscheid tussen militair en burger. Het staat symbool voor de legitieme uitoefening van gezag, schept aanzien en herkenbaarheid. Bovenal moet het uniform functioneel zijn; het moet makkelijk zitten, de drager beschermen of camoufleren, het moet nationaliteit, eenheid en rang aanduiden. Uniformkleding is meer dan alleen de ‘verpakking’
Boek de marinier en zijn uniform Tijdens de viering van het zilveren jubileum van de Vrienden van het Mariniersmuseum op 27 maart jongstleden in Schiedam ontving de commandant van het Korps Mariniers uit handen van de voorzitter van de Vriendenstichting het eerste exemplaar van het boek de marinier en zijn uniform. De auteurs Jan Willem van Borselen en Karel Nicolas geven een helder inzicht in de ontwikkeling van het mariniersuniform door de eeuwen heen. De ruim 200 illustraties maken dit boek daarnaast ook een aantrekkelijk kijkboek. Van de eerste mariniers in uniforme kleding in de periode 1665 – 1699, via de mariniersregimenten met de eerste tropenkleding, de Franse tijd en het
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
90
nieuwe Koninkrijk. De vernieuwingen en veranderingen in de periode 1860 – 1900. Het langdurige getob met tropentenues tot de tenues die op de taken afgestemd waren. Uiteraard wordt er ook ingegaan op de Engelse en de Amerikaanse tenues uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog. Maar ook de huidige tijd wordt niet vergeten. Van buis tot barathea, van ceremonieel tenue tot camopak alles komt aan bod. In het boek zijn bijzondere illustraties opgenomen zoals zeldzame tekeningen en prenten tot weinig eerder gepubliceerde foto’s zoals mariniers in New York tijdens een ticket parade, een foto van prins Bernhard in zijn mariniersuniform als kapitein à la suite tot een groepsfoto uit Hollywood met de filmster Gary Grant. Met de uitgave van de marinier en zijn uniform is een lang gekoesterde wens van het Mariniersmuseum in vervulling gegaan. Dit is het 1e deel van een publicatiereeks waarin steeds een bepaald aspect van de geschiedenis van het Korps Mariniers en dus een deelverzameling van het museum in woord en beeld aan een breed publiek wordt gepresenteerd. Het boek is financieel mogelijk gemaakt door de Vrienden van het Mariniersmuseum.
Gezocht: ontbrekend camouflagetenue Tijdens het onderzoek voor het boek de marinier en zijn uniform bleek dat in de collectie van het museum het eerste camouflagetenue ontbrak.
Adres: Begin januari 1984 werden de eerste camouflagejassen en broeken ten behoeve van de operationele eenheden in de Nederlandse Antillen afgeleverd. De pakken werden alleen verstrekt bij oefeningen en operationele inzet. Zij werden in bruikleen op de man verstrekt. Overigens werd in Nederland nog een kleine voorraad aangehouden voor oefeningen in subtropische regio’s, zoals bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied.
Mariniersmuseum Wijnhaven 7 - 13 3011 WH Rotterdam tel. 010 - 412 96 00 www.mariniersmuseum.nl
De katoenen pakken werden voorzien van een camouflagepatroon dat gelijk was aan dat van het Belgische Regiment Paracommando’s, maar de gebruikte kleuren waren weer gelijk aan die van het Britse kleurenpatroon. De camouflagepakken werden geleverd door de firma Seyntex. Mocht u thuis nog een jas en/of een broek van dit tenue hebben liggen, dan kunt u het Mariniersmuseum hier een groot plezier mee doen. Op die manier blijft een bijzonder tenue voor het nageslacht bewaard!
Een boek als de marinier en zijn uniform met 256 pagina’s op A4 formaat, geheel in full-colour gedrukt, genaaid en gebonden met papieren kartonnen band mag in iedere mariniersboekenkast niet ontbreken. Alle actief dienende mariniers kunnen het boek waarvan de verkoopprijs € 27,95 bedraagt tegen de aantrekkelijke kortingsprijs van € 22,95 in het museum aanschaffen. Het is ook mogelijk om het boek op te laten sturen maak dan € 28,-- over op postrekening girorekening 382 53 16 tnv de Stichting Historische Verzameling Korps Mariniers te Rotterdam onder vermelding "boek De Marinier en zijn uniform. Na overmaking wordt het boek in een speciale verpakking direct toegestuurd.
Geopend: dinsdag t/m vrijdag van 10.00 - 17.00 uur zaterdag en zondag van 11.00 - 17.00 uur
Agenda: De stand van het Mariniersmuseum is uiteraard weer aanwezig tijdens de Wereldhavendagen in het Mariniersdorp. Tegelijkertijd vindt voor de deur van het museum het Havenfestival plaats. Rondom de Oude Haven, Wijnhaven en Leuvehaven is dit intieme festival een bijzondere gelegenheid om kennis te maken met de historie van de stad en het Korps. Traditioneel vindt daar dan ook het Shantykorenfestival plaats. Deze keer is ook de stichting Keep them Landing aanwezig. In de filmzaal vertonen zij continue een presentatie over de L9513 en de L9521. Maar nog veel leuker, voor de kade ligt de L9513 afgemeerd zodat u zelf een kijkje kunt nemen. Op gezette tijden worden met dit landingsvaartuig ook rondvaarten gemaakt.
Q UA PAT E T O R B I S - A u g u s t u s 2 0 0 6
91
Voorplaat: Joint Caribbean Lion 2006 Foto: AVDD, John van Lent Achterplaat: Jungle Warfare Course, Suriname Foto: AVDD, Richard Frigge