jaargang 2010 nr
1
14
Qua Patet Orbis 26
106 63
117
136
IN DIT NUMMER O.A. Ontwikkelingen bij het MOC en de mogelijke gevolgen daarvan voor uw marinierscarrière De ‘Dutch Marine Approach’ in Uruzgan Winterdeployment in Zweden De marinierscompagnie in Uruzgan vanuit Battlegroup perspectief Mariniers de spijkerbroeken komen er aan Noodhulp Haïti Reservisten veroveren vaste plaats in organisatie
Inhoud
Q u a Pa t e t O r b i s jaargang 2010 nummer 1 Een uitgave van het Korps Mariniers Door de Commandant van het Korps Mariniers wordt een magazine uitgegeven genaamd ‘Qua Patet Orbis’, waarvan de inhoud bijdraagt tot het op peil houden van de professionele kennis van officieren en schepelingen van het Korps Mariniers en het vergroten van de saamhorigheid binnen het Korps Mariniers door het verstrekken van informatie in algemene zin. De samenstelling en uitgave van ‘Qua Patet Orbis’ wordt verzorgd door de redactiecommissie. Als correspondent treedt op een actief dienend officier of schepeling van het Korps Mariniers. ‘Qua Patet Orbis’ verschijnt in principe drie keer per jaar, te weten in de maanden april, juli en december. Aan de inzenders van in ‘Qua Patet Orbis’ geplaatste artikelen wordt geen honorarium toegekend. Advertenties worden niet geplaatst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
3 Voorwoord Commandant Korps Mariniers 6 Column Korpsadjudant 8 NATO Special Forces 14 Ontwikkelingen bij het MOC en de mogelijke gevolgen daarvan voor uw marinierscarrière 23 Humint. Inshallah, bella pla 26 De ‘Dutch Marine Approach’ in Uruzgan 34 Operatie Orka in de Garmab Vallei 38 Het Genieverkenningspeloton in Uruzgan
104 MJEB: 108 1-Btcie: 110 111
Opleiding tot Maritieme Special Forces Operator Nederlandse vuursteun in Afghanistan Van het warme Zuiden naar het koude Noorden AMSC, Zweden Landing Craft Officers Qualifer Course
Amfibisch Logistiek Bataljon: 114 Inleiding commandant 115 Bevoorradingslogistiek binnen het CSS, Combat Supplies & Field Kitchen
Netherlands Maritime Force: 44 Van de Deputy Commander 46 Waarnemingen van een Exchange Officer
Mariniers Opleidingscentrum: 117 “Mariniers, de spijkerbroeken komen er aan“
Hr. Ms. Johan de Witt: 48 Arctische omstandigheden Mariniers Trainings Commando: 52 KC MOX: Arctische module Mountain Leader Instructor opleiding 55 Bureau Evaluatie/Lessons Learned MTC: Wintertraining Zweden
Eerste Mariniersbataljon: 58 Inleiding commandant 63 Winterdeployment 2010
Cees Baardman
Tweede Mariniersbataljon: 75 Inleiding Commandant 76 Taliban tactieken in Zuid-Afghanistan,
Redactiecommissie:
59 De marinierscompagnie in Uruzgan
Eind- en beeldredactie:
100
120 Van ROC naar MOC 122 Opleidingseenheid Specialistische Opleidingen
122 Marinier Verkenner opleiding 2010 124 Light Role Reconnaissance Commanders Course, UK
125 Onderwijs Technicus opleiding en Onderwijsontwikkeling binnen SO
127 High Angle Shooting Course 2010 128 Advanced Signaller opleiding Opleidingscentrum Amfibisch: 132 Stand van zaken Marinierskapel en Tamboers & Pijpers: 134 Marinierskapel trotseert de kou
wat doen we er eigenlijk mee? KOLMARNS R.A. Hardenbol, voorzitter Leden: LTKOLMARNS B. van Beekhuizen
MAJMARNS A.L.J. de Wit
LTKOLMARNS H. Engelsman
MAJMARNS M. den Hartog
LTKOLMARNS W.J. Briggen
MAJMARNS J.W. van Dijk
LTKOLMARNS R.L. Poetiray
KAPTMARNS S.M. Mastenbroek
LTKOLMARNS S.J.C. Nommensen
AOOMARNALG J. Veldhuis
82 83 88 91 92
MAJMARNS. H. Schonewille
vanuit Battlegroup perspectief Een zwarte dag 21-Marnscie: Opwerken RDTF 22-Marnscie: Wolfpack, 22-Marnscie in Uruzgan 22-Marnscie in de Dolomieten 23-Marnscie: “IED, IED pre seen”
Lay-0ut: Redactieadres: Redactie QPO
Druk:
t.a.v. Cees Baardman
OBT bv, Den Haag
Fotografie:
010-4539278
AVDD
E-mail:
[email protected]
Cees Baardman
Reservisten: 144 Reservisten veroveren vaste plaats in organisatie
94 Inleiding commandant 96 Marsof: Eenheden van het
Toepad 120 3063 NJ Rotterdam
Uit het Oog: 143 MAJMARNS De Vreng
Amfibisch Gevechtssteunbataljon:
Wim Balyon [OBT BV]
Van Ghentkazerne
Marinierskazerne Savaneta: 136 Noodhulp Haïti 140 Martinique en Guadeloupe
98
147 Mariniersmuseum
Korps Mariniers Maritime Special Operations Capable Hydra in de praktijk TF55-III, short sitrep
Particulier
QPO op het internet: www.defensie.nl/marine/ korps_mariniers/magazine_qua_patet_orbis/
Sluitingsdatum inleveren kopij QPO 2010 nummer 2: 31 mei 2010
Voorwoord Commandant Korps Mariniers Pasen 2010. Buiten probeert een prille lentezon door het wolkendek te prikken om de laatste resten van een Oudhollandse winter weg te drijven. Van een ouderwets koude winter kan het Eerste Mariniersbataljon met aangehangen eenheden meepraten! In februari bezocht ik hen in het besneeuwde landschap rond Arvidsjaur in Zweden. Dit jaar oefenden marinierseenheden hier voor het eerst omdat de accommodatie in Noorwegen vol zat en Zweden meer sneeuwzekerheid en lagere temperaturen biedt dan de traditionele oefengebieden in het noorden van Noorwegen. Dat bleek geen verkeerd plan, want de gehele periode was er ruim voldoende sneeuw en zakte de temperatuur tot -40 graden! De training volgens beproefd concept verliep voorspoedig en leverde het Korps in één klap bijna 200 continuations op. Ik ben het hartgrondig met de bataljonscommandant, luitenant-kolonel der mariniers Jarst de Jong, eens dat wie onder deze uitdagende omstandigheden kan overleven, bewegen en vechten, het waarschijnlijk overal wel redt, Qua Patet Orbis. Petje af voor het hoge rendement dat uit deze training is gehaald en het enthousiasme waarmee dit gebeurde.
QU A P AT E T ORBIS - ap ril 2 0 1 0
3
met de nazorg tot op heden en concludeerde dat alleen aandacht en goede voornemens van de zijde van de organisatie niet voldoende zijn. Inmiddels is ook de Redeployment Task Force (RDTF) zich aan het voorbereiden op inzet vanaf augustus. 21-Infcie, die samen met een luchtmobiele compagnie voor Force Protection (FP) van de RDTF zal zorg dragen, is inmiddels aan het opwerken. Ik verwacht dat de 21e de goede samenwerking met het CLAS, die ook hun voorgangers hebben laten zien, zal voortzetten.
Bijna tegelijkertijd, zo’n 10.000 kilometer naar het zuiden, voerde het KC MOX1 onder volstrekt andere – maar niet minder uitdagende – omstandigheden een jungletraining uit in Suriname om mariniers ook voor te bereiden op ernstinzet onder die extreme omstandigheden. Samen met het optreden onder arctische omstandigheden en in de bergen vormt de jungletraining een zeer belangrijke pijler onder de trainingsfilosofie en het profiel van het Korps Mariniers. Van diverse kanten hoor ik hoe professioneel deze training is opgezet, waarbij niet alleen het opereren in de jungle, maar de basic skills in het algemeen een enorme impuls krijgen. Ik heb grote bewondering voor de inzet van kapitein der mariniers Raymon Witteveen en sergeant-majoor van de mariniers Dick Vonk, die met beperkte middelen en menskracht telkens weer deze training van de grond weten te krijgen. In navolging van het initiatief om het kennisdomein Mountain & Arctic Warfare (M&AW) te stroomlijnen, wil ik ook het kennisdomein Jungle Warfare structureren en op hetzelfde peil brengen als M&AW. In dat licht juich ik het initiatief van de Staatssecretaris toe om de schaal van de jungletrainingen in Suriname op te voeren.
Op woensdag 14 april jongstleden ben ik aanwezig geweest bij de uitreiking van dapperheidsonderscheidingen in Den Haag. Naast collega’s van land- en luchtmacht kregen ook zes korpsgenoten een onderscheiding voor hun moedige optreden als lid van Special Forces Task Unit (SFTU) ‘Viper’ of als lid van een Operational Mentor & Liaison Team (OMLT). De bijbehorende consideransen zijn indrukwekkend en spreken voor zich. Onder een stralende lentezon heb ik van het ceremonieel genoten. Fantastisch dat onze mensen zich op deze manier in Afghanistan hebben onderscheiden. Een mooie dag voor het Korps Mariniers in het algemeen en voor de gedecoreerde mariniers in het bijzonder!
Het is onder meer vanwege onze training en oefeningen onder extreme omstandigheden dat onze mensen het in Afghanistan tot op heden goed doen. Dat geldt zowel voor de marinierseenheden die deel uitmaken van de TFU als van TF 55. Bij beide Task Forces voeren de mariniers regelmatig meerdaagse, uitgestegen patrouilles uit, waarbij professioneel en assertief wordt opgetreden en, afhankelijk van de omstandigheden, nadrukkelijk contact met de burgerbevolking wordt gelegd. Hun manier van optreden, die alom bewondering oogst, sluit goed aan bij de principes van COIN (counterinsurgency). Ik ben dan ook trots op de prestaties van alle mariniers die deel hebben uitgemaakt van TFE 10 en TFE 11 en van TF 55, rotatie 1, 2 en 3. Ik wens hun opvolgers bij TFE 12 en de 4e rotatie van TF 55 veel sterkte en succes toe!
Door Afghanistan zou je haast vergeten dat de Koninklijke Marine ook elders in wereld wordt ingezet. Aan boord van de marineschepen die in de Golf van Aden en voor de kust van Somalië patrouilleren, bevindt zich steevast een beveiligingsteam van de UIM voor het uitvoeren van boardings op verdachte vaartuigen. Begin maart was ik in Oman in de gelegenheid Hr. Ms. Tromp te bezoeken, met aan boord naast het UIM-team ook mariniers in de boordvliegtuigploeg en voor inlichtingenwerk. In de ‘Gouden Bal’ sprak ik met hen over hun ervaringen tot op heden, waarbij me opviel hoe motiverend ook bij deze mannen de deelname aan een ernstmissie werkt en hoe gebrand ze op daadwerkelijke inzet zijn. Vanwege het slechte weer (moesson) hadden ze tot op dat moment nog niet in actie hoeven te komen. Hun vrees dat de piraten aan hun neus voorbij zouden gaan, bleek echter ongegrond. Enkele weken later heeft de Tromp alle records doorbroken door bij achtereenvolgende acties in korte tijd meer dan zeventig piraten op te pakken. En als klap op de vuurpijl voerde het UIM-team
Op donderdag 1 april was ik op vliegbasis Eindhoven om majoor Emanuel Thomeer en zijn mensen (23-Infcie plus aangehangen eenheden) bij terugkeer uit Afghanistan te verwelkomen. De laatste keer dat ik hem zag was op Oudejaarsavond tijdens een bliksembezoek aan Tarin Kowt, waarbij ik ook de gelegenheid had Tabar even aan te doen. Frappant om te zien hoe die basis sinds mijn vorige bezoek in september is verbeterd. Knap stukje werk van de genie en de mariniers. Apart om onder een weergaloze sterrenhemel bij een paar tonnen vuur en een geïmproviseerde neonreclame het nieuwe jaar in te luiden. Ik heb respect voor Thomeer omdat hij zich voorafgaand aan de missie pas laat bij zijn eenheid kon aansluiten. Over een paar weken keert ook de 3e rotatie van TF 55 terug. Ik verheug me op het weerzien omdat ook deze mannen (èn een vrouwelijke collega van de vloot!) succesvol zijn geweest en onder vaak moeilijke omstandigheden op een positieve manier hun stempel hebben gedrukt om bij te dragen aan meer stabiliteit in Afghanistan. Op het vliegveld sprak ik ook sergeant van de mariniers Rob Severs en sergeant van de mariniers Marco Flaskamp, die helaas allebei vanwege (afzonderlijke) IED-incidenten voortijdig naar Nederland moesten worden gerepatrieerd. Ze zijn naar Kreta geweest om daar samen met hun eenheid te ‘adapteren’. Een emotioneel weerzien. Ik praatte met hen over hun ervaringen 1 KennisCentrum Militair Optreden onder eXtreme omstandigheden.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
4
op 2e Paasdag gewapenderhand een succesvolle boarding op een gekaapte Duitse koopvaarder uit om de bemanning te ontzetten en te voorkomen dat het schip volledig in handen van piraten zou vallen!
toenemende belang van de zee en daarmee de zeestrijdkrachten inclusief mariniers. Dit wil niet zeggen dat we achterover kunnen leunen. Het terugdringen van het financieringstekort als gevolg van de economische crisis zal ook Defensie waarschijnlijk niet ongemoeid laten. En alhoewel het Korps er relatief goed voor staat, zijn de voorliggende opties niets meer dan voorstellen en nog geen voornemens. Dit betekent dat er de komende maanden nog van alles mogelijk is en ook andere opties de kop kunnen opsteken. De beste remedie hiertegen is doorgaan op de ingeslagen weg en een onberispelijk operationeel product leveren. Daarin zijn we goed en daarin moeten we goed blijven. Alleen goed ons werk doen is echter onvoldoende. We zijn er bij gebaat dat het Korps Mariniers als onderdeel van de Koninklijke Marine in alle opzichten – in diensttijd maar ook daarbuiten – uitsluitend positief in het nieuws komt. Door gezamenlijk uit te dragen waarvoor wij staan, professioneel te handelen en incidenten te voorkomen, kunnen we het imago van het Korps nog verder versterken. Graag doe ik daarvoor een beroep op u, het is ‘Alle Hens aan dek’!
Inmiddels is de Tromp door de Johan de Witt afgelost, waarmee voor de eerste keer ook een Landing Platform Dock (LPD) voor de bestrijding van antipiraterij wordt ingezet. Vanwege haar specifieke eigenschappen zal het schip op een andere manier dan haar voorgangers worden ingezet, waarbij ook de geëmbarkeerde landingsvaartuigen en mariniers een rol spelen. Door met landingsvaartuigen dichter onder de kust te opereren, zal worden getracht nog meer proactief tegen de piraten op te treden. De inzet van landingsvaartuigen met mariniers vergroot daarbij de reikwijdte van het LPD aanzienlijk. Ik ben benieuwd naar de effectiviteit van deze nieuwe aanpak en wens de bemanning van de Johan de Witt hierbij veel succes toe! Eén van de succescriteria voor ons optreden vormt de aanwezigheid van ervaren kader (naast een uitgekiende organisatie en een gebalanceerde training). Ervaren kaderleden zijn onmisbaar om tijdens inzet de kwaliteit te leveren waarvoor het Korps van oudsher staat. Daarom ben ik blij dat door het geven van goede voorlichting, het maken van afspraken en het bieden van toekomstperspectief de onderofficiersopleidingen weer goed zijn gevuld – meer dan dat – en dat conform planning het tekort aan kaderleden wordt ingelopen. Dat dit niet in een vloek en een zucht is geregeld, spreekt voor zich, maar de opwaartse lijn is onmiskenbaar en de prognoses zijn goed. Ook de aanwas van nieuwe mariniers laat momenteel niets te wensen over. Indien deze trend zich doorzet, is het Korps binnen enkele jaren goed gevuld. Ook de eerste ervaringen met instromers vanuit de Regionale Opleidings Centra (ROCa) zijn in dat opzicht veelbelovend!
Rest mij u veel succes toe te wensen bij uw dagelijkse werkzaamheden. Weet dat ik de manier waarop u uw werk uitvoert ten zeerste waardeer, ongeacht of dit nu wel of niet in de volle schijnwerpers gebeurt. Ik realiseer mij terdege dat de zichtbare kant van ons werk alleen mogelijk is door de inspanning van velen op de achtergrond. Het is dan ook de kracht van het collectief die het Korps maakt wat het is: een fantastisch militair onderdeel met geweldige mensen die staan voor hun zaak, waardoor het een eer is hiervan voorman te mogen zijn! Qua Patet Orbis
In schril contrast hiermee is de stand van de overheidsuitgaven. Zoals u weet zijn recent de resultaten van de ‘Verkenningen’ gepubliceerd, enkele dagen daarna gevolgd door de rapporten in het kader van de ‘Brede Heroverwegingen’. Alhoewel de achterliggende redenen van vooral de ‘Brede Heroverwegingen’ uiterst zorgwekkend zijn, constateer ik dat het niet alleen maar kommer en kwel is. De ‘Verkenningen’, die de ontwikkelingen in de wereld om ons heen schetsen en op basis daarvan meerdere opties voor een blauwdruk van de krijgsmacht bieden, duiden op het
Commandant Korps Mariniers
R. Verkerk Brigade-generaal der mariniers
Op 17 april zijn de korporaal van de mariniers Jeroen Houweling en marinier der eerste klasse Marc Harders door een laffe aanslag met een bermbom tijdens een patrouille in Uruzgan om het leven zijn komen. Hierbij raakte marinier der eerste klasse Erik van den Elzen ernstig gewond. Dit heeft mij diep geraakt. Met Jeroen Houweling en Marc Harders verliest het Korps twee zeer gewaardeerde en professionele collega’s. Mariniers in hart en nieren. Zij brachten het hoogste offer voor een beter Afghanistan. Het Korps zal hen nimmer vergeten. Ook Erik van den Elzen heeft meer dan zijn steentje bijgedragen, evenals de andere mariniers die bij eerdere aanslagen gewond raakten. Ik wens de nabestaanden en collega-mariniers van Jeroen en Marc veel sterkte toe bij het verwerken van dit verschrikkelijke verlies. Erik van den Elzen wens ik veel beterschap toe. Ik hoop op een spoedig herstel. Brigade-generaal der mariniers Rob Verkerk.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
5
Column
Korpsadjudant
Ik schrijf deze column op de laatste dag van mijn verblijf in Afghanistan en ook nu weer sluit ik een periode af die altijd in mijn gedachten zal blijven, al was het maar omdat ik net weer op de grond heb gelegen vanwege een rocket attack. We kennen het zo langzamerhand allemaal, een periode waar we naartoe hebben geleefd, intens hebben beleefd en die we dan ook met tegenstrijdige gevoelens afsluiten. Blij omdat we weer naar ons thuisfront gaan, dat ons in deze tijd altijd heeft gesteund, maar ook met een gevoel van weemoed, ‘ik heb hier een goede periode gehad en voor het werk had het voor mij nog niet afgelopen hoeven te zijn’. De functie, in een paarse omgeving, heeft mij veel geleerd. De medebeoordeling met betrekking tot het gevechtsinsigne heeft mij veel inzicht gegeven van wat er zoal gebeurt en hoe de enkele man het beleeft. Van sommige verhalen ben ik echt onder indruk geraakt. De belevenissen van sommige mariniers en soldaten mogen er zijn. Gelukkig weet ik dat onze personeelzorg van dien aard is, dat eventuele probleemgevallen tijdig onderkend kunnen worden zodat adequate zorg geleverd kan worden.
23e twee sergeanten moeten repatriëren vanwege hun verwondingen. Als eerste noem ik Rob Severs die op 15 december zwaar gewond raakte als gevolg van een IED-strike. Ondertussen is Rob bezig met zijn revalidatie en zoals ik het begrijp gaat het voorspoedig. Al eerder was Marco Flaskamp gewond geraakt en hij is rond de jaarwisseling alsnog naar Nederland vervoerd voor nader onderzoek en ook met hem gaat het goed. Als we het over kameraadschap hebben dan is het, mede op deze momenten, goed te zien dat het contact met de eenheid en de betreffende mariniers uitstekend is, er wordt intens meegeleefd. Dit geldt ook voor Dennis die gewond is geraakt bij TF55 en helaas ook gerepatrieerd moest worden. Ook hij is aan de beterende hand en het contact met zijn moedereenheid is goed. Niet alleen zijn we actief in Afghanistan maar ook aan boord van Hr. Ms. Tromp leveren wij een bijdrage en zeker niet te vergeten alle individuele uitgezonden mariniers die QPO actief zijn.
Een schot in de roos hierbij is het CKN (Collegiaal Korps Netwerk). Hier-
Rangharmonisatie
over heb ik alleen maar positieve reacties mogen ontvangen, niet alleen
Over de rangharmonisatie is nog niet veel gepubliceerd maar het gaat wel echt gebeuren. En dat is volgens mij hard nodig, zeker om de korporaals (zowel mariniers
van de netwerkers maar nog meer van de militairen die hiermee in aanraking zijn gekomen. Ik schrijf bewust militairen want deze zorg is niet alleen maar verleend aan mariniers, maar ook aan militairen die bij de 23e en TF55 zijn ingedeeld. Het is niet voor niets dat ik door veel collega’s ben gevraagd hoe CKN werkt en of het iets voor hen is.
Uitzendingen Een groot deel van onze operationele eenheden zijn momenteel actief in het buitenland en met name in Uruzgan is de 23e actief. Op het moment dat u dit leest de 13e Marinierscompagnie. Ik heb afgelopen week de gelegenheid gekregen om mee te gaan op patrouille. Hoewel ik eerder op COP Tabar was geweest, is het doorbren-
gen van enkele dagen tussen de mariniers echt een verademing. Even gewoon weer lekker tussen de mannen en even niet staren naar een beeldscherm. Het meelopen van een patrouille door de green is toch iets wat elke marinier nog steeds het liefst doet. Ook de 23e is aan de laatste loodjes bezig en ze zullen scherp blijven tot het laatste moment. Helaas heeft de QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
6
toekomstige korporaal. Al met al staat er genoeg op stapel om de toekomst met vertrouwen tegemoet te kunnen zien.
Dapperheidonderscheidingen Zoals in het voorwoord van CKM reeds vermeld is, vond op 14 april de uitreiking van dapperheidonderscheidingen aan onder andere zes collega mariniers plaats en ook ik was daarvan getuige. Het was goed om te zien dat er zoveel ‘rode biezen’ aanwezig waren bij deze bijzondere gebeurtenis. Nogmaals van harte gefeliciteerd.
als vloot) internationaal de positie te geven die ze verdienen. Binnen de eigen eenheden wordt dit over het algemeen niet opgemerkt maar hoe meer wij joint and combined optreden des te moeilijker het soms is om het weer uit te leggen. De huidige korporaal zal sergeant worden en de huidige sergeant wordt dan sergeant OC. Dit laatste is om de vergelijking met de sergeant 1 (anciënniteitsbevordering) tegen te gaan. Het is de bedoeling dat een en ander eind van dit jaar wordt geïmplementeerd. Voor de verblijven verandert er niets, het korporaalsverblijf zal beschikbaar blijven voor de nieuwe sergeanten, al of niet voorzien van een andere naam. De rang van korporaal zal blijven bestaan al is het niet als onderofficier. Momenteel zitten we nog in de overlegfase hoe we dit precies gaan invullen. Voor ons als marinier kan de toekomstige rang van korporaal een goede stap zijn in de aanloop naar de onderofficiersopleiding.
Opleidingen Ook de initiële opleiding bij het MOC heeft dit jaar een verandering ondergaan. Zo is de stand van marinier der tweede klasse weer terug en wordt er na de EMV verschil gemaakt in de marinier algemeen en specialistische opleidingen zoals monteur en tamboer & pijper. Op deze manier kan er gerichter personeel worden geworven. Een prima verandering, gericht op de toekomst. In de tweede helft van dit jaar wordt deze verandering ook doorgevoerd in de onderofficiersopleiding. Verder staan er nog vele andere veranderingen op stapel allemaal gericht op de toekomst. Ik noem maar even snel de MOOM (Modulaire Onderofficiers Opleiding Mariniers), het stageboekje voor mariniers die de onderofficiersopleiding willen volgen, PSI(+) opleiding voor (nu nog) leidinggevend marinier, maar deze past natuurlijk prima in de rangharmonisatie voor de
In afgelopen maand zijn er nog meer bijzondere onderscheidingen uitgereikt te weten tweemaal het ‘Rood Koord’ en zelfs een Duitse onderscheiding zijn ten deel gevallen aan leden van het Korps Mariniers. Jullie allen hebben de goede naam van het Korps nog meer glans gegeven. Proficiat!
Ten slotte Op dit moment wordt de functie van Chef d‘Equipage MTC ingevuld door Jan Hardeman, krijgt 2MB na de zomer zijn stafadjudant en zijn we gelukkig in de operationele poot op schema voor wat betreft de CDE’en. Wel wil ik ook vanaf deze plaats mijn collega’s bedanken die tijdens mijn uitzendperiode diverse functies van mij hebben waargenomen. Hoewel men natuurlijk via de mail over de gehele wereld bereikbaar is, blijft het belangrijk om elkaar in de ogen te kunnen kijken om belangrijke
beslissingen te nemen. Ik ben door mijn naaste collega’s prima op de hoogte gehouden. Ik wens iedereen op uitzending een goede en vooral een veilige periode en voor die mariniers die binnenkort vertrekken een goede overname en zet de goede naam van ons Korps voort. Qua Patet Orbis
Adjudant van de mariniers algemeen J. Veldhuis Korpsadjudant Korps Mariniers
We zijn op zaterdag 17 april allemaal overvallen door het sneuvelen van twee collega’s: Korporaal van de mariniers Jeroen Houweling en Marinier Marc Harders. Tijdens de uitvoering van hun taak werden zij op brute, lafhartige wijze uit ons midden weggerukt. Ik wens de nabestaanden en collega-mariniers veel sterkte toe met het verwerken van dit verlies.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
7
NATO SPECIAL FORCES
Foto’s: NATO O
Sinds jaar en dag worden nationaal en internationaal speciale eenheden ingezet. Vaak gaat het hierbij om gecompliceerde militaire operaties waarbij er politiek strategisch gezien een aanzienlijk potentieel afbreukrisico aanwezig is. Dikwijls worden operaties uitgevoerd door combinaties van eenheden die ad hoc zijn geformeerd. Wat vooral de laatste drie decennia opvalt is dat nationaal maar ook in coalitie verband deze speciale eenheden, meestal aangeduid als Special Operations Forces (SOF), steeds meer samen trainen, oefenen en opereren. Binnen NAVO is ingezien dat dit noodzaakt tot eenduidige policy, doctrine, en TTP’s. Dit is één van de redenen waarom een aantal jaren geleden op het hoogste politiek militaire niveau besloten is om het NATO Special Operations Coordination Center (NSCC) op te zetten. Sinds 1 maart dit jaar is het NSCC getransformeerd naar het NATO Special Operations Headquarters (NSHQ). In dit artikel wordt nader ingegaan op de begripsvorming rond SOF alvorens kort de geschiedenis van het NSCC te belichten. Vervolgens wordt ingegaan op de taken en inzet van SOF. Tot slot worden de toekomstige ontwikkelingen binnen het NSHQ geschetst.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
8
Begripsvorming Er zijn wereldwijd diverse eenheden die worden aangemerkt als SOF of Special Forces (SF). Er zijn ook diverse eenheden die zich dit predicaat, meestal onterecht, zelf toedichten. Niet iedereen hanteert dezelfde beschrijving of definitie. Dikwijls worden begrippen door elkaar gehaald. Dit is deels toe te schrijven aan het land waarin men zich bevindt. Om een goed begrip te hebben van SOF is het van belang om de juiste terminologie te gebruiken. Hieronder volgt een korte omschrijving. Er is gekozen om de Engelse terminologie te gebruiken aangezien dit het meest eenduidig is.
Special Operations (SO) Volgens de NAVO definite uit publicatie AAP-6: Military activities conducted by specially designated, organized, trained and equipped forces using operational techniques and modes of employment not standard to conventional forces. These activities are conducted across the full range of military operations independently or in coordination with operations of conventional forces to achieve political, military, psychological and economic objectives. Politico-military considerations may require clandestine, covert or discreet techniques and the acceptance of a degree of physical and political risk not associated with conventional operations.
De geschiedenis van het NSCC/NSHQ Ervaringen met SOF in Bosnië, Kosovo en Afghanistan tonen aan dat nationale SOF vaak binnen hun eigen battle space opereren, dat US SOF over het algemeen niet binnen de NAVO opereert en dat er geen duidelijke aansturing en coördinatie op het strategische en het operationele niveau plaatsvindt. Bovendien ontbreekt het aan eenduidige policy, doctrine en TTP’s. SOF was nog te veel gericht op het ‘Koude Oorlog’ denken. De rol voor SOF in de hedendaagse snel veranderende operationele omstandigheden wordt echter steeds groter. Dit heeft ertoe geleid dat eind 2006 op het hoogste politiek militaire niveau het NATO SOF Transformation Initiative (NSTI)2 werd geïmplementeerd. Het NSTI berust op drie pijlers: 1. Het instellen van een speciale staf, die een adviserende en ondersteunde rol heeft ten behoeve van Saceur. Dit is de hoogste militair binnen de NAVO en hij bevindt zich met zijn Shape staf 3 in Mons, België; 2. de main effort, het opzetten van het NSCC als coördinatiecentrum; 3. het ontwikkelen van een NATO Federation of SOF Training Centers.
Special Operations Forces (SOF) Volgens de NATO AJP 3.5 (Allied Joint Procedures, Special Operations Doctrine): Designated active or reserve component forces of national military services specifically organized, trained, and equipped to conduct and support special operations. (This definition will be processed for inclusion in AAP-6 upon ratification of the publication.)
Special Forces (SF) Dit is een term die niet formeel binnen NAVO gehanteerd wordt aangezien dit van Amerikaanse origine is. Derhalve zijn NAVO-documenten niet helder over deze term. In de Amerikaanse systematiek betreft het een SOF eenheid die is toegewezen aan een specifiek commando.1
Ad 1. Het instellen van deze speciale staf werd snel verwezenlijkt in de vorm van het oprichten van het Director Special Operations Office (DSOO). Deze staf, bestaande uit enkele stafofficieren, met aan het hoofd een Amerikaanse twee sterren admiraal die tevens de director van het NSCC en Soceur (Special Operations Command Europe te Stuttgart) is, adviseert en assisteert Saceur. Inmiddels bevindt DSOO zich in de Command Group van Saceur en heeft derhalve een directe ingang op het strategische niveau.
Special Operations Capable (SOC) Dit is ook geen NAVO-term maar wordt gehanteerd binnen het US Marine Corps. Hoewel geen eenduidige definitie voorhanden is kan SOC worden omschreven als: ‘other unit capable of conducting or supporting Special Operations’. Er kan gesteld worden dat SOC niets anders is dan een gereedheidsstatus.
Ad 2. Bij het opzetten van het NSCC hebben de VS het voortouw genomen door op te treden als Framework Nation (FN) hetgeen inhoudt dat de VS feitelijk bijna voor alles betalen. Een andere bijzonderheid is dat het NSCC is opgezet op basis van een Memorandum of Understanding (MOU) en buiten de NATO Command Structure valt. Een groot voordeel hiervan is dat besluitvorming, voor NAVO begrippen, heel snel kan gaan. Dat is juist de reden geweest dat er zeer goede resultaten geboekt zijn. Begin 2007 is een team van ongeveer zeventien man in Stuttgart begonnen met het opzetten van het NSCC en medio 2007 is de verdere defini-
1 Momenteel wordt bij het NSCC/NSHQ het ‘policy’ document MC 437/1 aangepast en dit zal medio dit jaar ter goedkeuring worden aangeboden. Aanpassingen en aanvullingen voor definities worden hierin of in de AJP 3.5 meegenomen.
2 On 22 November 2006 the NAC approved the NSTI and one week later at the Riga
Summit it was endorsed by the Heads of States and Government.
3 SHAPE; Supreme Headquarters Allied Powers in Europe.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
9
Group) manual. Na het ontwikkelen van een goede doctrinaire basis is de focus verlegd naar de opleidingen, training en het ondersteunen van oefeningen. Het NSCC richt zich bij SOF-opleiding en -training primair op het strategische en operationele niveau. Het kan bijvoorbeeld ook zo zijn dat er ten behoeve van specifieke missies training wordt gegeven. Dit kan ter plaatse of op de thuisbasis in Mons cq Chièvres in België. Momenteel worden er diverse SOF-opleidingen verzorgd waaraan al menig Nederlandse commando en marinier hebben deelgenomen. Vooral de ISAF gerelateerde opleidingen zijn professioneel opgezet. Bij de vierweekse NATO SOF Intel Training (NSIT) wordt informatie en Intel vanuit ISAF gebruikt. Op basis hiervan worden dan Target Information Packages opgebouwd. In het verleden zijn er succesvolle SOF operaties uitgevoerd waarbij gebruik is gemaakt van de procedures uit deze opleiding. Vanuit de afdeling T&R worden ook teams uitgezonden om een assessment van NAVO SOF eenheden of eenheden die naar ISAF gaan uit te voeren. Dit gebeurt op basis van de zogenaamde SOF EVAL, een NAVO SOF evaluatie, die door het NSCC is ontwikkeld. Ontwikkelingen staan niet stil en opgedane lessen en ervarin-
tieve opbouw in Mons voortgezet. Op basis van de MOU heeft het NSCC 149 stafposities die inmiddels door 23 NAVO landen gevuld zijn. IJsland en Luxemburg zijn niet vertegenwoordigd aangezien deze landen geen SOF hebben. Nederland is vertegenwoordigd met vier personen. Twee luitenant-kolonels (één van KCT en één van het Korps Mariniers) die bij de J3 en J5 werken, een adjudant van het KCT die bij de J10 (Training & Readiness, Doctrine) werkt en een sergeant-majoor van de mariniers die bij de DCOS Operaties werkt. Ad3. Het ontwikkelen van een NATO Federation of SOF Training Centers is voortvarend opgepakt. Dit valt onder de Training & Readiness (T&R) van het NSCC en is in eerste instantie gericht op het ontwikkelen van SOF doctrine. Belangrijke SOF documenten waar personeel van het NSCC input voor heeft geleverd zijn de MC 437/1 en de AJP 3.5. Daarnaast heeft het NSCC ook diverse manuals ontwikkeld die naast de policy en doctrine documenten, leidend voor de NATO SOF community horen te zijn. Het gaat hierbij om onder andere het Cjfsocc (Combined Joint Force Special Operations Component Command en SOTG (Special Operations Task
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
10
De hoofdtaken van SOF
gen vanuit ISAF of andere operaties moeten in doctrine en TTP’s worden omgezet. Het NSCC zit niet stil en zal met training, opleiding en up to date doctrine de NATO SOF zo goed mogelijk ondersteunen en adviseren teneinde maximale interoperabiliteit, connectiviteit en gereedheid voor operaties te verwezenlijken.
De hoofdtaken van SOF zijn Special Reconnaissance and Surveillance (SR), Direct Action (DA) en Military Assistance (MA)4. Dikwijls is er discussie over wat de definities nu precies inhouden en wanneer nu wel of niet over SOF kan worden gesproken, immers, conventi-
4 De definities van SR, DA en MA cf NATO Policy document 437/1 zijn:
Special Reconnaissance complements national and allied theatre intelligence collection assets and systems by obtaining specific, well-defined, and time-sensitive information of strategic or operational significance. It may complement other collection methods where constraints are imposed by weather, terrain-masking, hostile countermeasures and/or other systems availability. SR is a human intelligence function that places ‘eyes on target’ in hostile, denied or politically sensitive territory. SOF may conduct these tasks separately, in conjunction with, or in support of other component commands. They may use advanced reconnaissance and surveillance techniques, equipment, and collection methods, sometimes augmented by the employment of indigenous assets. Direct Action complements NATO capabilities by attacking specific, well defined targets of strategic and operational significance, or in the conduct of decisive tactical operations. Direct actions may employ raid, ambush, or direct assault tactics; place munitions and other devices; conduct stand-off attacks by fire from maritime, ground or air platforms; or provide terminal guidance for precision-guided munitions to enable the destruction of specific targets. Direct actions are precise operations that are normally limited in scope and duration, and usually incorporate a planned withdrawal from the immediate objective area. SOF may conduct these tasks separately, supported by, or in support of conventional forces. DA missions should be aimed at creating conditions that will allow decisive/political action to follow thereafter. Military Assistance is a broad spectrum of measures in support of friendly or allied forces in peace, crisis, and conflict. Military assistance can be conducted by, with, or through friendly forces that are trained, equipped, supported, or employed in varying degrees by SOF. The range of MA is thus considerable, and may vary from providing low-level military training or material assistance to the active employment of indigenous forces in the conduct of combat operations.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
11
SOF Tasks: Spectrum of conflict
Violence Level MA MA
SR DA
MA MA
NATO Crisis management system
PEACE TIME
CRISIS
MAJOR COMBAT OPS
STABILIZATION
PEACETIME military engament
DA
SR
combat operations
A DA
SR
peace support operations
PEACETIME military engament
MA
conventional entry
SR
stability operations
SR
Time PEACE TIME
capaciteiten binnen deze SOF eenheid (bijvoorbeeld de SF-medic, FAC capaciteit en beschikbaarheid van dedicated middelen) zullen zij in staat zijn deze missie met relatief beperkt risico en met een hogere kans van slagen uit te voeren. Wat we tegenwoordig steeds vaker waarnemen is de intensievere samenwerking tussen conventionele en speciale eenheden. Een sprekend voorbeeld is de Marsoc en Marsof waarover u in deze QPO ook artikelen kunt vinden.
onele mariniers eenheden voeren toch ook soortgelijke taken uit. De NAVO definitie van SO geeft feitelijk duidelijk aan wanneer we het over Special Operations hebben. Van belang is om te beseffen dat SOF eenheden worden ingezet als het gaat om het halen van effecten op strategisch en operationeel niveau of als er een groot (politiek) risico aanwezig is waarbij de kans op succes groot moet zijn. Bij DA valt te denken aan het oppakken of uitschakelen van HVT’s (High Valuable Targets) of HPT’s (High Pay-off Targets). Bij SOF MA hebben we het juist over het verlenen van assistentie en advies in omstandigheid waarbij nagenoeg geen ondersteuning en back-up voorhanden is. Hierbij moet worden gedacht aan een situatie waarbij een klein gespecialiseerd team (SOF) ergens in een (ver) land of bijvoorbeeld in een zeer afgelegen gebied in Afghanistan MA uitvoert waarbij niet de benodigde ondersteuning en back-up voorhanden is. Door de aanwezige speciale
In figuur 1 ziet u schematisch wanneer de hoofdtaken SR, DA en MA door SOF kunnen worden uitgevoerd. Zoals u ziet kunnen SOF al in een vroegtijdig stadium, bijvoorbeeld al voordat er sprake is van een daadwerkelijke crisis, worden ingezet. Juist de capaciteiten en manier van opereren van SOF maakt hen uitermate geschikt om strategische en operationele effecten te sorteren.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
12
Naast de hoofdtaken SR, DA en MA worden SOF zowel nationaal als internationaal dikwijls ingezet bij Counter Terrorisme (CT)6 en Counterinsurgency (COIN)7. CT en COIN zijn zeker niet het absolute domein van SOF maar hierin kan wel een effectieve aanvullende rol worden gespeeld. CT heeft voor het NSHQ de bijzondere aandacht aangezien terrorisme zich niet binnen de grenzen van een afzonderlijk land afspeelt maar juist een internationaal probleem is. In de komende SOF Commanders Conference staat het onderwerp Transnational Terrorisme dan ook nadrukkelijk op de agenda. Daarnaast spelen SOF een belangrijke rol bij Hostage Release Operations en Opposed Boarding tijdens maritieme interdictie8 operaties hetgeen bij de Counter Piracy operaties nabij Somalië regelmatig plaatsvindt.
training en uitzending zal tijd vergen. Het ligt in de planning dat medio 2012 deze Cjfsocc (Core) capaciteit inzetbaar is. Saceur beschikte al over uitzendbare land en maritieme Component Commands. Het Cjfsocc geeft Saceur een aanzienlijke uitbreiding van mogelijkheden als het gaat om direct uitzendbare Component Commands. Bovendien kan dit ook nog eens worden ingezet ten behoeve van special operations. Het voordeel is dat het NSHQ buiten de NATO Command Structure blijft hetgeen een snelle besluitvorming ten goede komt. In figuur 2 ziet u hoe het NSHQ op het strategische, operationele en tactische niveau effect kan sorteren. Met het opzetten van deze aanvullende Cjfsocc capaciteit zal het NSHQ goed in staat zijn de missie9 uit te voeren en het verschil te kunnen maken in een snel veranderende wereld.
Ontwikkelingen van het NSHQ
Voor meer informatie: http://www.nscc.bicess.org
Zoals verwoord heeft het NSCC binnen enkele jaren een snelle ontwikkeling doorgemaakt naar het NSHQ. Het behelst niet alleen een naamswijziging. Er komt een aanvullende belangrijke taak bij. Momenteel wordt binnen het NSHQ hard gewerkt aan het opzetten van een direct inzetbare Cjfsocc (Combined Joint Force Special Operations Component Command). Het NSHQ zal niet een voltallig Cjfsocc van ongeveer 110 man leveren maar zal voorzien in het kernelement (Core) dat in staat is om in een initiele fase op te treden. Dit kernelement kan slechts ten dele uit de huidige bezetting van het NSHQ worden geleverd. Derhalve zal het NSHQ met ongeveer zestig pax moeten groeien. Dit zal niet van de een op andere dag plaatsvinden en ook de aanvullende
5 MARSOC: Special operations primarily conducted in the coastal, riverine and mari-
time environments by small, flexible, mobile units operating under, on and from the sea. These operations are characterized by stealth, speed and precise application of force. (Dit is geen NAVO definitie maar dit is ontleend uit de NATO SOF Study). 6 MC 437/1:CT is an overarching umbrella of offensive measures designed to reduce the vulnerability of Allied interests, their forces, individuals, and property to terrorism; to include Counter-Force activities and containment by military force and civil agencies. 7 COIN are those military, paramilitary, political, psychological, and civic actions taken by a government to defeat an insurgency. 8 ATP 71, MIO: ‘Maritime Interdiction Operations. Opposed boarding’s should be conducted by SOF.’ 9 NSHQ mission: ‘The NSHQ is the single point of direction and coordination for all NATO Special Operations-related activities in order to optimize employment of special Forces to include providing an operational command capability when directed by SACEUR’.
nato sof c2 construct SHAPE
NATO Command Structure
Strategic
DSOO Nato sof Hq(*) JFC-B
JFC-L
JFC-N
LCC
LCC
Heidelberg
Madrid
MCC
MCC
Northwood
Naples
ACC
ACC
Ramstein
Izmir
NATO Force Structure
Operational
Tactical
cjfsocc (core) OPCON a J(F)C / Theatre Comd
Graduated response forces (strkfor, mgs, hrfs, lrfs...)
1. (*) NSHQ would be the strategic SOF advisor to SACEUR/ACO and possess an On - Order operational role as a SOF Component OPCON COORD / Support
NATO UNCLASSIFIED //REL ISAF, OEF
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
13
Ontwikkelingen bij het Mariniers Opleidingscentrum en de mogelijke gevolgen daarvan voor uw Door:: LT Door LTKO KOLM LMAR ARNS NS PP.J.J.. de V Vin in F to Fo to’ss: Ge Gerb rben en vvan an EEs, s, A AVD VDD D en C Cee eess Ba Baar ardm dman an
marinierscarrière
De afg De fg gebe eeb b eld be elde el llde per ers rrsson on one neen op de foto oto’s ’s h heb he ebben en n ge g en en d diirreect dir ecctte re rela eella latie ttie iee m meet d dit iitt art arrttiike ikkkeel.l.
Inleiding Dit artikel heeft tot doel u te informeren over ontwikkelingen binnen het Mariniers Opleidingcentrum (MOC). Deze ontwikkelingen zijn onder andere een gevolg van de opdracht tot het inlopen van bestaande kadertekorten, het terugdringen van uitval bij de initiële opleidingen en invoeren van onderwijsvernieuwingen. Ik realiseer mij dat de informatiedichtheid van dit artikel hoog is en dat ik u erg veel uiteenlopende informatie verstrek. Gezien het belang van de ontwikkelingen voor u en het feit dat ze allemaal met elkaar verbon-
den zijn, heb ik toch voor dit uitgebreide artikel gekozen. Het eerste deel gaat in op de situatie zoals die tot voor kort bestond binnen het MOC. In het tweede deel van dit artikel worden de belangrijkste veranderingen geschetst die met ingang van 2010 gefaseerd binnen het MOC worden doorgevoerd. Gezien de snelheid waarmee sommige ontwikkelingen momenteel plaatsvinden, sluit ik overigens niet uit dat uitvoeringsdetails die nu worden doorgevoerd nog aan veranderingen onderhevig zijn. Mede daarom treft u met enige regelmaat de QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
14
uitdrukking ‘in principe’ aan in het stuk. Ik adviseer u mogelijke vragen die het artikel bij u oproept, ook te stellen binnen uw eigen lijn of personeelsdienst.
Deel 1: ontwikkelingen bij het MOC 2008 - 2009 Reorganisatie Het MOC verzorgt sinds jaar en dag de initiële (EMV/EVO, Potom), loopbaan- (korporaal, sergeant en sergeant-majoor) en functieopleidingen (wapens, verbindingen, marinier verkenner, mountain en jungle, sport, et cetera). Om dit zo optimaal mogelijk te doen is het MOC per 1 december 2007 gereorganiseerd. Bij deze reorganisatie is bewust gekozen voor uitbreiding van het aantal bij het MOC geplaatste instructeurs. De opleidingseenheid die de initiële mariniersopleiding verzorgt is hierdoor uitgebreid. Dit heeft wel tot gevolg gehad dat vooral de ondersteunende staven een kleine bezetting hielden. Momenteel wordt de evaluatie van de reorganisatie afgerond. Ondanks de reorganisatie kent het MOC nog steeds een dalorganisatie. De dalorganisatie is ingericht om, op basis van een gezond personeelsbestand van het Korps Mariniers, mariniers, onderofficieren en officieren op te leiden. Het MOC is niet ingericht op het zelfstandig kunnen opvangen van verhogingen in aanstellingsopdrachten. Hierdoor blijven er binnen het MOC relatief veel Tijdelijk Te Werk gestelde collega’s (TTW) benodigd die piekbelasting helpen opvangen. Ook voor het verzorgen van specialistische opleidingen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van TTW collega’s. Bij de reorganisatie is geen rekening gehouden met ontwikkelingen in het kader van loopbaanlint. Ik kom daar later nog op terug.
Instructeuropleidingen Het MOC kent bij alle initiële opleidingen en de onderofficiersopleiding een hoog uitvalspercentage. Dit uitvalspercentage bedraagt momenteel bij de mariniers-
opleiding rond de 60%-65% en bij de onderofficiersopleiding rond de 30%-35%. Al sinds enkele jaren zijn wij binnen het MOC bezig deze uitval terug te dringen. Dat blijkt een weerbarstig probleem. Om uitval terug te dringen zijn veel initiatieven ondernomen, zo is bijvoorbeeld met ingang van 2009 extra geïnvesteerd in de instructievaardigheden van de instructeurs. Het is niet meer van deze tijd om het oude standpunt, elke onderofficier is automatisch instructeur, vast te blijven houden zonder extra in hen te investeren. Nu wordt voorafgaande aan een opleiding een tweedaagse Kick-off, een tweedaagse teamtraining en een twee weken durende instructeuropleiding gevolgd (de groene Koninklijke Marine Instructeurs Opleiding (KMIO-groen)). Ook TTW collega’s doorlopen in principe dezelfde trits. Daarom wordt in overleg met het MTC keer op keer bezien of de TTW’ers vier weken voor aanvang opleiding kunnen worden geplaatst.
EMV/EVO De initiële mariniersopleiding bij het MOC kent sinds augustus 2009 een modulaire opzet. Nu bestaat de opleiding uit 22 weken Eerste Militaire Vorming (EMV) en hierop aansluitend elf weken Elementaire Vakopleiding (EVO). In het kader van behoud van mariniers in een tweetal schaarste categorieën is voor deze QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
15
modulaire opzet gekozen. Dit betreft mariniers voor de subdienstgroep monteurs en/of subdienstgroep tamboers en pijpers. Hiertoe volgt betrokkene na de EMV een elf weken durende Motor Transport Opleiding (MTO). Hierna wordt de eigen vakopleiding doorlopen. Het is van belang hierbij op te merken dat dit traject alleen doorlopen kan worden indien de organisatie behoefte heeft aan nieuwe monteurs en/of tamboers en pijpers. Het is zeker niet de bedoeling dat cursisten zelf, ad hoc, de beslissing kunnen nemen om na succesvol afronden van de EMV te kiezen voor het MTO traject. De behoefte aan kandidaten voor de twee subdienstgroepen wordt jaarlijks door de directie personeel vastgesteld. Daarnaast dient de behoefte goed gecommuniceerd te worden voor aanvang van iedere opleiding, zodat de cursisten weten wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot toetreding tot een subdienstgroep. Binnen de twee subdienstgroepen is overigens een eigen loopbaanpad mogelijk. Ik wil nadrukkelijk stellen dat deze mariniers kwalitatief niet minder zijn dan de marinier algemeen. Vandaar ook dat zij aan de voorkant de keus moeten maken en niet ad hoc kunnen besluiten om na 22 weken toe te treden tot de subdienstgroepen omdat ze het idee hebben opgevat dat de elf weken EVO te zwaar zijn. Het wordt echter
toegestaan dat de aanstaande monteur of tamboer en pijper ook nog ‘even’ het EVO deel doorloopt. Betrokkene wordt hierna echter wel aan de eerder overeengekomen afspraak gehouden. Hij is echter door het afronden van het EVO deel later ook allround inzetbaar als marinier algemeen. Voor de subdienstgroep verbindingen verandert er momenteel niets. Zij worden pas geselecteerd nadat zij de EMV en EVO hebben afgerond en enige operationele ervaring hebben opgedaan.
Onderofficiersopleiding Het MOC verzorgt de kaderopleidingen voor onderofficieren. Dit betreft de korporaalsopleiding, de sergeants-, sergeantmajoors opleiding en de praktische officiersopleiding. De korporaalsopleiding bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft de Onderofficiersopleiding (Oplooff) en het tweede deel de Voortgezette Vak Opleiding (VVO). De duur van deze opleiding bedraagt momenteel 28 weken. De onderofficiersopleiding bij het Korps Mariniers staat ook wel bekend onder de naam VVO. Feitelijk is dit dus niet juist. Ik kom verderop in dit artikel nog terug op de korporaalsopleiding. Op de sergeants-, sergeant-majoors en officiersopleiding van
het Korps Mariniers wordt in dit artikel verder niet ingegaan.
Loopbaanlint Sinds 2008/9 participeert het MOC in loopbaanlint (LBL). Hoewel feitelijk niet correct, wordt loopbaanlint binnen het Korps Mariniers gebruikt als verzamelnaam voor de civiele opleidingen Veiligheid en Vakmanschap (V&V), die door de Regionale Opleidingscentra (ROCa) worden aangeboden. In de bijdrage van kapitein der mariniers Leenders in deze QPO (pag. 120) kunt u hier meer over lezen, ik beperk me tot de hoofdlijnen. Defensie biedt ten behoeve van deze civiele vakopleidingen stageplaatsen aan, gedurende de zogenaamde Beroeps Praktijk Vormings weken (BPV). Het MOC biedt stageplekken, aan de scholieren die voor de uitstroomrichting grondoptreden Korps Mariniers hebben gekozen. Deze opleiding kent twee niveaus. Na afronding van de civiele opleiding, biedt niveau web 2 de scholier korting op de initiële mariniersopleiding bij het MOC. Civiel diploma niveau web 3 biedt de scholier toegang tot een apart traject waarin hij binnen twee jaar wordt opgeleid tot onderofficier bij het Korps Mariniers (horizontale instroom). Ook
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
16
aan deze scholier wordt op grond van de vooropleiding korting aangeboden op de initiële mariniersopleiding. Hoeveel korting is in dit stadium nog niet definitief vastgesteld. Een mogelijk negatief bijeffect van korting is minder tijd voor vormingsaspecten. Ook de Staatssecretaris onderkent het belang van vorming in zijn blauwdruk Opleiden en Trainen. Oppassen dus met te veel korting! Met het oog op korting, daar kunnen we immers niet omheen, wordt juist ook aan vormingsaspecten gewerkt in de BPV periodes. Naast korting is de meerwaarde van de civiele ROC opleiding vooral ook gelegen in het terugdringen van uitval bij de initiële mariniersopleiding! Immers de toekomstige sollicitant met het civiele vakdiploma niveau web 2 of 3 heeft al heel wat BPV weken bij het Korps doorlopen. Hij weet dus erg goed waaraan hij begint na zijn sollicitatie. De uitvalcijfers bij cursisten die de ‘oude’ opleiding Vrede & Veiligheid aan een ROC hebben gevolgd, stemmen hoopvol. We zien bij deze categorie een teruglopend uitvalspercentage. Vanaf augustus 2010 gaat het MOC ook participeren in de uitstroomrichting techniek. Deze richting moet op termijn monteurs opleveren. Tot slot is de verwachting dat de aantallen die binnen LBL grondoptreden mariniers worden weggezet vanaf 2010 nog zullen gaan toenemen (zeker als het aantal ROCa toeneemt dat de opleiding V&V aanbiedt). Daarmee zal de behoefte aan extra instructeurs, legering en uitrusting in de nieuwe opleidingseenheid Bijzondere Instroom wederom toenemen. Hoewel we nu zwaar investeren in LBL zien we pas in het najaar 2011 de eerste concrete resultaten van al die arbeid. Voorlopig steekt het Korps Mariniers niet in op de uitstroom richting verbinden/automatisering, ook wel ICT/CIS genaamd.
Deel 2: ontwikkelingen MOC 2010 - 2014 Eind 2008, begin 2009 werd steeds duidelijker dat de personele tekorten binnen Defensie ook het Korps Mariniers gingen raken. Om te voorkomen dat vooral toekomstig kadertekort ongewenste proporties aan gaat nemen, dienden snel concrete stappen ondernomen te worden. Hiertoe stemde de Admiraliteitsraad (AR) in september 2009 in met de aanbevelingen in een korte studie, om de kadertekorten binnen het Korps Mariniers tot medio 2014 gefaseerd in te lopen. Oplossingsrichtingen die voortvloeien uit deze AR-nota moeten in principe personeelsneutraal worden bezien. In het zoeken naar oplossingen is ook een voorschot genomen op ontwikkelingen op het gebied van onderwijs. Hierbij kunt u denken aan een ‘leven lang leren’, ‘just in time, just enough’, Eerder Verworven Competenties (EVC), maatwerk, et cetera. Tot slot speelt in het zoeken naar oplossingen ook de voortdurende inspanning tot het terugdringen van de hoge uitval bij de initiële opleidingen een belangrijke rol. Randvoorwaarde bij dit alles is behoud van kwaliteit van ons personeel. Immers, het personeel maakt het verschil! Met de hierboven weergegeven uitgangspunten in het achterhoofd, is in overleg met collega’s een loopbaanopleidingenschema ontwikkeld voor de onderofficier bij het Korps Mariniers (zie schema). Dit schema is hieronder nader toegelicht.
MOC Initiële opleidingen
FPS 1 Operationele Eenheden Selectie op grond van functioneren
Leidinggevend Marinier PSI (+)
Operationele Eenheden
Aanname- en Adviescommissie
FPS 2
Operationele Eenheden Takenboek (OPLOOFF), Fysiek Profiel, LMV (0) Tot 50% horizontale instroom van LBL/Spijkerbroek
Borging instructievaardigheden Met de herinrichting van de loopbaanopleidingen wordt een aanzet gegeven tot structurele borging van instructievaardigheden bij alle kaderleden van het Korps Mariniers. In het verleden werd onze onderofficier alleen structureel de praktische schietinstructeuropleiding (PSI) aangeboden. Geselecteerde mariniers en alle onderofficieren bij het Korps Mariniers krijgen in de toekomst de navolgende cursussen aangeboden: de praktische schietinstructieopleiding plus (PSI(+)), de Koninklijke Marine Instructeuropleiding minus (KMIO(-)) en de gevechtschietinstructeur minus opleiding (GSI(-)). Van alle drie de opleidingen wordt de inhoud nog in detail vastgesteld. Deze zal niet overeenkomen met de huidige inhoud van deze cursussen, vandaar de + en -, het gaat hier nu te ver om daar nader op in te gaan. Gezien de dalorganisatie die het MOC kent, wordt hiermee overigens een voorschot genomen op de toekomstige inzet van
Loopbaanopleidingen schema onderofficieren Korps Mariniers
Onderofficiersopleiding idi VVO, KMIO (-), OPLOOFF(-)
Operationele Eenheden
Sergeantopleiding GSI (-), NOTG
Operationele Eenheden
Doorstroomcommissie*
FPS 3 Operationele eenheden QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
17
* Doorstroom (FPS 3) kan bij uitzondering flexibel over de rangen worden aangeboden!
TTW’s vanuit het operationele domein. Deze TTW collega’s hebben dan immers structureel meer instructievaardigheden. Een neveneffect van deze investering is dat ze naar verwachting ook in positieve zin bijdraagt aan het terugdringen van opleidingsuitval.
Enthousiastmeren jonge marinier De opleiding voor de leidinggevende marinier is ingebracht om geselecteerde jonge mariniers eerder met leidinggeven en instructietechnieken in aanraking te laten komen. Daarvoor wordt hen in de PSI+ de noodzakelijke vaardigheden bijgebracht. De opleiding staat daarmee los van de huidige kadertekorten en beoogt daar geen oplossing voor te bieden. Doelstelling is onder andere investeren in toekomstige kaderleden en daarmee de drempel tot de huidige onderofficiersopleiding te verlagen. Een speerpunt hierbij is het, samen met P&O, enthousiasmeren van mariniers om vrijwillig de keuze voor de onderofficiersopleiding te maken. Voldoende gemotiveerde kandidaten zijn immers randvoorwaardelijk voor het inlopen van het kadertekort op de korte termijn, maar ook voor het voortbestaan van het Korps Mariniers op de langere termijn, maar dat mag duidelijk zijn. Er wordt veelvuldig gezamenlijk ‘de boer’ opgegaan om de
nieuwe werkelijkheid van de loopbaanopleidingen te communiceren. Zeker met het oog op de verhoogde opleidingsinspanning voor de komende drie jaren, is het noodzakelijk mariniers te overtuigen van de mogelijkheden tot een goede carrière binnen het Korps Mariniers. Dit geldt ook voor de mariniers die als onderofficier verder willen binnen de subdienstgroep verbindingen. Het enthousiasmeren lijkt zeker aan te slaan! Dit blijkt uit het aantal cursisten waarmee de laatste onderofficiersopleiding oude stijl in april van start is gegaan. Ook de verzoeken voor de december opleiding nieuwe stijl stromen binnen. Een hele goede ontwikkeling! In dit verband doe ik nadrukkelijk ook een oproep aan alle leidinggevenden binnen het Korps Mariniers om de onder hen dienende mariniers in de gelegenheid te stellen de onderofficiersopleiding te volgen. Op korte termijn doet mijn oproep de operationele eenheden pijn, iedereen houdt immers de betere mariniers liever binnen de eigen eenheid. Op lange termijn wordt het hele Korps uiteraard beter van die investering! Ik hoop dat u zich realiseert hoe belangrijk uw bijdrage hieraan is.
VVO ‘nieuwe stijl’ en takenboek De opleidingsduur van de huidige onderofficiersopleiding wordt teruggebracht tot QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
18
18-20 weken. Hierdoor kan de opleiding met dezelfde instructiegroep twee keer per jaar worden aangeboden. Dit is op de korte termijn van belang in verband met het inlopen van de kadertekorten. De inhoud van de oude opleiding wordt in de toekomst verspreid over de carrière van betrokkene aangeboden. Een voorbeeld hiervan is de PSI+. Deze zat voorheen in de onderofficiersopleiding van 28 weken. Nu wordt hij eerder aangeboden waardoor ook mariniers zich eerder kunnen ontwikkelen en ontplooien. Dit sluit op de langere termijn bovendien beter aan bij het gedachtegoed ‘een leven lang leren’. Daarnaast wordt het takenboek opnieuw geïntroduceerd. Door de herinrichting van de onderofficiersopleiding zijn elementen uit het Oplooff deel nu belegd in het takenboek. Hierbij kunt u denken aan de Lagere Management Vorming (LMV basis module), kaart en kompas, fysiek profiel en verbindingslessen. Sommige aspecten zullen mogelijk ook worden overgeheveld naar de nieuwe sergeantsopleiding. Hoe we het takenboek gaan beleggen wordt momenteel bekeken. Het ziet er nu naar uit dat het takenboek in delen wordt belegd bij de operationele eenheden. Onderwerpen als kaart en kompas en het fysiek profiel Korps Mariniers kunnen immers prima vanaf de arbeidsplek
worden opgepakt. Andere delen zullen we voorlopig nog beleggen binnen het MOC. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan infanterie exercitie en verbindingslessen. De proeven van bekwaamheid voor de takenboekonderdelen worden voor aanvang opleiding bij het MOC afgenomen. Voor de komende decemberopleiding hebben we nog te maken met een overgangsperiode waardoor nog wijzingen in bovenstaande mogelijk zijn.
Onderofficiersopleiding marinier verbindingsdienst De aspecten zoals hierboven zijn genoemd gelden straks ook voor de korporaal verbindingsdienst. Daarnaast wordt in het najaar 2010 ook de onderofficiersopleiding subdienstgroep verbindingen opnieuw ingericht. Zo wordt het vakdeel verbindingen voortaan vóór het algemene gedeelte doorlopen. Dit deel krijgt een duur van acht weken. Hierna wordt de opleiding gecombineerd met de onderofficiersopleiding van de marinier algemeen. Tijdens de bivakweken zal de verbindelaar echter meer op zijn specifieke competenties worden ingezet. Zo dienen de toekomstige kplmarnvb kandidaten tijdens de bivakken voortaan als verbindelaar de verbindingen te garanderen. Bijkomend voordeel is dat door deze opzet ook de mariniers algemeen diepgaander met de verbindingsapparatuur geconfronteerd worden. Hierdoor ontstaat in de opleiding voor beide partijen een win-win situatie. Daarnaast leren beide groepen elkaar gedurende de gehele opleiding als ‘klasgenoten’ beter kennen. Dit draagt bij aan het bouwen van het collegiale netwerk. Door deze opzet wordt de opleiding voor de onderofficier verbindingsdienst iets korter, maar hij wordt voortaan wel gelijktijdig bevorderd met de marinier algemeen kandidaat.
Horizontale instroom kader Korps Mariniers In het loopbaanopleidingen schema ziet u ook dat er in de toekomst mogelijk tot 50% horizontale instroom van onderofficieren gaat plaatsvinden. Deze horizontale instroom leidt rechtstreeks op tot onderofficier bij het Korps Mariniers. Dit is een nieuwe ontwikkeling binnen het Korps Mariniers. Binnen de horizontale instroom kennen we in de toekomst overigens twee, mogelijk drie, instroomvarianten. De eerste instroomvariant is de geslaagde scholier met civiel ROC web 3 LBL
diploma. Deze krijgt korting op het EMV deel. Die korting is gebaseerd op de twee jaar civiele opleiding bij het ROC en de minimaal twintig weken BPV bij het MOC. Door de BPV weken kennen we deze groep al erg goed. Eerder in het stuk stelde ik dat korting op het vakdeel mogelijk ten koste gaat van de vorming. ROC web 3 leerlingen zijn echter gedeeltelijk al gevormd aan de voorkant, gedurende het ROC traject en de BPV weken, waardoor korting wel gerechtvaardigd is. De ervaringen die we medio 2012 opdoen met de sollicitanten met een afgeronde ROC web 3 opleiding, geven hier echter pas definitief antwoord op. Deze ROC web 3 onderofficier zal overigens pas medio 2014 voor het eerst operationeel geplaatst worden. De tweede horizontale instroomvariant is de student met een havo diploma en een minimale leeftijd van negentien en een half bij aanvang sollicitatie. Deze categorie krijgt geen korting op het EMV of enig ander deel, zij hebben immers nog geen enkele militaire ervaring. Na de komende zomer wordt in principe met 34 cursisten uit deze categorie gestart. De selectie van de ‘Havisten’ vindt overigens plaats met de recent geïntroduceerde Praktische OnderOfficiers Selectie Test (POOST). Over de eerste POOST treft u in het artikel van de kapitein der mariniers Hoogeveen in deze QPO meer informatie aan. Aan deze 34 kandidaten worden 14 ‘pilot-gangers’ van de nieuwe ROC opleiding V&V web 3 toegevoegd. Deze pilot-gangers krijgen geen korting omdat zij de pilot niet bij het Korps Mariniers hebben doorlopen. Voor deze 48 cursisten wordt momenteel de Modulaire Onderofficiers Opleiding Mariniers (MOOM) ontwikkeld. Ik kom daar later nog op terug. De mogelijke derde categorie horizontale instroom zijn de mannen die in het bezit zijn van een havo diploma en die om wat voor reden dan ook aan de reguliere mariniersopleiding zijn begonnen. Op grond van hun functioneren, zal hen in principe al na een jaar operationele ervaring de mogelijkheid worden geboden een verzoek in te dienen voor de korporaalsopleiding. Afhankelijk van de behoefte aan onderofficieren bij het Korps Mariniers kan de directie personeel de drie bovenstaande sluisdeuren open of dicht zetten. Ook de opgedane ervaring met de verschillende categorieën onderofficier zal uiteraard de bediening van de sluisdeur beïnvloeden. Ik heb er het volste vertrouwen in dat door het slim bedienen van de sluisdeur QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
19
de horizontale onderofficier in de toekomst zijn mannetje zal staan. Aan de collega’s bij het MOC zal het zeker niet liggen. Ik kan u verzekeren dat zij de uitdaging van het opleiden van de horizontale onderofficier vol vertrouwen tegemoet zien. Hierbij zal de kwaliteit van de horizontale onderofficier onverminderd voorop staan. Bij de diverse instroomrichtingen geldt voor de verbindingsdienst dat er pas kandidaten in zicht komen nadat men de gehele opleiding heeft afgerond en iemand zich daarna aanmeldt als liefhebber voor de verbindingsdienst.
Verticale doorgroei mariniers De laatste categorie onderofficier die we in de toekomst bij het Korps Mariniers aanmaken is uiteraard de vertrouwde regulier verticaal doorgroeiende marinier. Ondanks het feit dat dit wellicht intern de meest gewenste doorgroeivariant is, kan door druk van buitenaf de horizontale aanwas niet langer worden tegengehouden. Dat is nu gewoon een feit! Alle mariniers dienen daarom de nieuwe horizontale onderofficiervarianten goed op het netvlies te hebben. Mariniers kunnen het zich niet langer veroorloven om jarenlang in de mariniersrang te functioneren voordat ze voor de onderofficieropleiding kiezen. De kans dat men horizontaal voorbij
wordt gestreefd is immers niet langer ondenkbeeldig. Ik wil overigens opmerken dat de vernieuwde onderofficiersopleiding in de toekomst door alle categorieën gezamenlijk zal worden doorlopen (zie Soll schema op pag.20/21). Hierbij zal het MOC er uiteraard alles aan doen om de kwaliteit van de horizontale en verticale onderofficier op het gewenste niveau te brengen.
MANSCHAPPEN
ONDEROFFICIEREN
SOLL : 2010-14
Initiële / Carrière Opleidingen augustus 2010
Spijkerbroek
MBO / POOST EMV module 1 HAVO / POOST EVO module 2
V&V 3 duur 2 1/2 jaar
grondoptreden
BPV = incl.
EMV module 1
restant EMV 1
MODULAIRE O.OFF. OPLEIDING februari 2012
V&V 2 duur 1 1/2 jaar
grondoptreden
BPV
EMV (notg korting)
11 wk EVO
Marn 3
Marn 2
Marn 1
22 wk EMV
11 wk EVO
Op functie
februari 2011
Spijkerbroek VMBO/BB
P-info dagen MAST
oude V&V duur 1 jaar
Orientatiedagen
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
20
Korps Mariniers
Legenda Bestaande opleiding Bestaande instructeursgroep MOC Instructiegroep nog niet aanwezig
Opmerkingen: - MOOM module 1 start september 2010.
Module 3 Plaatsing MTC o.a. PSI (+). LMV, Takenboek (OPLOOFF delen)
- MOOM Instroom spijkerbroek MBO/HAVO september 2010 (max 26 stuks). - MOOM Instroom V&V 3 pilot gangers september 2010 (14 stuks), geen korting! - Nieuwe O.Off. opleiding start december 2010 (nog geen horizontale deelnemers). - Vanaf het voorjaar 2012 vallen de nieuwe O.Off opleiding en MOOM module 4 samen.
MARINIERS. (± 2 JAAR) voorjaar 2012 instroom in VVO
Module 4 restant OPLOOFF en VVO
Leiding LMV. Functie bij gevend AAC OPLOOFF Operationele marinier delen verzoek Eenheid (PSI+) Tboek
LMV. AAC verzoek OPLOOFF met voorkeur delen VBO Takenboek
VBD Spec Opl
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
21
BEVORDERING
SGT
SMJR
Competentie Gericht Onderwijs Participatie in en aansluiten op LBL-ontwikkelingen heeft er mede toe bijgedragen dat binnen het MOC versneld de ontwikkeling van Praktijkgericht en Competentie Gericht Onderwijs (CGO) is gestart. De eerste opleiding binnen het MOC die nu praktijkgericht en/of CGO wordt ontwikkeld is de Modulaire Onderofficiers Opleiding Mariniers. De MOOM kent een modulaire opzet en het streven is om met de MOOM aan te vangen in augustus 2010. Deze opleiding wordt aangeboden aan cursisten met een civiele vooropleiding LBL web 3 grondoptreden mariniers en sluit beter aan op zijn opleidingsniveau. Daarnaast wordt deze opleiding ook opengesteld voor instroom met een havo/mbo niveau 3/4 diploma. In de toekomst gaat de manier waarop het onderwijs binnen de MOOM wordt aangeboden, voor zover mogelijk en van toepassing, ook worden doorgevoerd bij de andere opleidingen bij het MOC.
Maatwerk Tot slot levert het MOC maatwerkopleidingen op grond van Eerder Verworven
Competenties (EVC’s). Er worden diverse alternatieve instroom- en doorstroomrichtingen ontwikkeld voor personeel dat solliciteert bij het Korps Mariniers en dat al in het bezit is van een civiel diploma. Hierbij moet vooral gedacht worden aan sollicitanten met voertuigtechnische- en sportopleidingen.
Afsluiting In dit artikel heb ik uiteengezet wat het MOC tot medio 2009 deed. Daarna heb ik in deel twee stilgestaan bij de opdracht van de Admiraliteitsraad: medio 2014 inlopen van huidige kadertekorten, terugdringen van de uitvalspercentages met behoud van kwaliteit van de opleidingen en de gevolgen daarvan voor het MOC. Ik heb verteld dat in het zoeken naar oplossingen ook rekening is gehouden met uiteenlopende burger onderwijsontwikkelingen. Antwoorden op bovenstaande zijn onder meer gevonden in het aanpassen van de bestaande loopbaanopleidingen bij het Korps Mariniers. Ook de ontwikkelingen op het gebied van loopbaanlint sluiten nauw aan bij het inlopen van het kadertekort en het tegengaan van opleidingsuit-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
22
val in de initiële mariniersopleiding. De ontwikkelingen die tussen 2010-2014 bij het MOC plaatsvinden zijn: • ontwikkelen diverse instructeuropleidingen die gedurende de loopbaanopleidingen worden aangeboden; • ontwikkelen van instructeuropleidingen voor bij het MOC geplaatste instructeurs; • introduceren takenboek bij de operationele eenheden medio 2010/11; • ontwikkelen vernieuwde onderofficiersopleiding marnalg en marnvb, start december 2010; • ontwikkelen MOOM tbv horizontale instroom, start augustus 2010; • aanbieden BPV weken niveau 2 en 3 aan LBL jaargang 2009-2011 en jaargang 2010-1012; • opleidingen worden verder zoveel mogelijk modulair opgezet. Dit maakt flexibelere instroom op grond van EVC’s mogelijk. Aan die instroom zijn echter wel grenzen, zeker gezien de personele bezetting van het MOC.
De schrijver van dit artikel is uitgezonden geweest met TFE 11 en als Operator geplaatst bij het Field Humint Team van Istar en heeft als zodanig Source Operations uitgevoerd. Achtereenvolgens wordt in dit artikel een realistische weergave van een gesprek, een uitleg wat Humint eigenlijk is en een korte uitleg over de opleiding en de selectieprocedure gegeven. Foto’s: Cees Baardman
Inshallah, bella pla
(als God het wil, zal alles goed komen)
14.00 uur, Tarin Kowt, Afghanistan: ’Salaam aleikum! Waleikum assalaam! Taso tsenga jast?’ Een hele waterval aan woorden volgt, maar gelukkig begint mijn tolk te vertalen en kan ik het weer volgen. Het Pastho in mijn twee weken durende taalcursus was toch een iets ander dialect en met name de snelheid waarmee gesproken wordt maakt het lastiger om het te verstaan. Hoewel mijn pogingen om zelf Pashto te spreken door mijn gesprekspartners vaak als teken van respect gezien worden, levert het vaak ook erg vermakelijke situaties op. Nadat de uitgebreide begroetingen en beleefdheden zijn uitgewisseld (het is gebruikelijk ook altijd te vragen naar het welzijn van familieleden), wordt thee geserveerd. QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
23
met mij over de foto naar de quala waar de drie mannen zich vaker ophouden...
Gedurende de thee en koekjes praten we wat over de situatie in het dorp van mijn gesprekspartner en de ontwikkelingen in het algemeen. Langzaam en geduldig stuur ik de gespreksonderwerpen in de gewenste richting zonder dat het natuurlijke verloop van het gesprek verloren gaat. Als we het over een recente IED explosie hebben waarbij twee ANA militairen zijn omgekomen, vraag ik of er nooit lokale slachtoffers vallen. Mijn gast vertelt dat er een week eerder een veertienjarig jongetje is omgekomen bij een IED explosie. Dit voor mij al bekende incident snij ik bewust aan om mijn gesprekspartner op de gevaren van de IED’s voor de lokale bevolking te wijzen. Hij geeft mij gelijk als ik zeg dat het erg slecht is dat de lokale bevolking voortdurend slachtoffer is van deze IEDs. ‘Inshallah, wat kunnen wij daar aan doen’ is zijn reactie. Ik merk op dat het ook voor zijn eigen gezin een groot gevaar kan zijn (hij heeft twee zoontjes van drie en acht jaar) en dat het voorkomen van gevaarlijke situaties iets is dat ook voor hem van belang is.
Terug op mijn bureau, een gammele bakstafel met laptop, vertel ik mijn teamleider dat we weer terug zijn. Samen spreken we het gesprek door en aansluitend begin ik aan de rapportages. Het gesprek is slechts het middel voor een Field Humint Team om aan de informatie te komen. Het verwerken van de informatie in rapportages waar de inlichtingenanalist zijn voordeel mee kan doen is uiteindelijk net zo belangrijk als het voeren van het gesprek. Het rapporteren (in het Engels en in de verschillende formats) neemt ongeveer net zoveel tijd in beslag als het gesprek zelf. Om een uur of 22:00 doe ik tevreden het licht uit in de werkfab. Nu douchen, even naar huis mailen, en morgen heb ik weer twee gesprekken. ‘Khuday pe aman!’ (Tot ziens!)
Even lijkt mijn gesprekspartner in gedachten te zijn verzonken en te twijfelen. Na een moment van stilte lijkt hij een beslissing te hebben genomen en begint hij te vertellen over drie mannen in het dorp die zich bezighouden met IED’s. Zonder onderbreking laat ik hem zijn volledige verhaal doen en stel ten slotte nog een aantal vragen om zaken te verduidelijken. Vervolgens haal ik een satellietfoto van het dorp van mijn gesprekspartner tevoorschijn. Ik moet hem op weg helpen en uitleggen dat dit een foto is die van grote hoogte is gemaakt, omdat hij zoiets nog nooit gezien heeft. Het kost veel geduld en moeite om hem uit te leggen waar de rivier loopt en waar de wegen liggen. Als we samen een markante heuvel vlak bij het dorp ontdekken ziet hij het ineens en ‘loopt’ samen
Human Intelligence Human intelligence (Humint) betreft inlichtingen afgeleid van door mensen verzamelde en geleverde gegevens en informatie. Humint bestrijkt een breed spectrum van activiteiten die op verschillende wijzen kunnen worden toegepast. Afhankelijk van de militaire operatie zijn bepaalde Humint-activiteiten beter toepasbaar dan andere. In alle gevallen vinden Humint-operaties plaats als deel van het inlichtingenproces en zij completeren daarbij de andere methoden van inlichtingenverwerving.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
24
Een Field Humint Team (FHT) is verantwoordelijk voor het uitvoeren van Source Operations.
Tijdens vredesoperaties en bij operaties tegen irregulier optredende tegenstanders, die moeilijk fysiek zijn te traceren, bestaat niet alleen behoefte aan technische informatie, maar ook aan informatie over minder grijpbare zaken, zoals opinies, visies, gevoelens en spanningen. Dit is informatie die met name via Humintactiviteiten kan worden verkregen. Humint-operaties vergen een investering in personele capaciteit, waarbij in een aantal gevallen het personeel over bijzondere kwaliteiten moet beschikken.
Field Humint opleidingen Op het Defensie Inlichtingen en Veiligheidsinstituut (DIVI) in ‘t Harde worden de verschillende Field Humint opleidingen gegeven. Onderofficieren en officieren in de rang van sergeant tot en met majoor en in de leeftijd van 25 t/m 50 jaar, kunnen in aanmerking komen voor het opleidingstraject tot Field Humint operator. Voordat aan de opleiding kan worden begonnen, moet de kandidaat eerst bij het Dienstencentrum Psychologisch Advies en Selectie (DCPAS) een assesment ondergaan om te kijken of hij of zij over de vereiste persoonseigenschappen beschikt. Vooral communicatieve vaardigheden, stress en frustratie tolerantie en emphatisch vermogen zijn belangrijk. Daarnaast wordt er een intest Engels afgenomen. Aan de hand hiervan wordt er een opleidbaarheidsadvies uitgebracht.
Humint is globaal onder te verdelen in drie categorieën:
Basic Humint Activity (BHA): BHA wordt uitgevoerd door de reguliere force elements uit hoofde van hun functionele werkzaamheden. Hierbij moet men denken aan contacten met de lokale bevolking tijdens (sociale) patrouilles en bijvoorbeeld officiële contacten met de lokale authoriteiten in het kader van wederopbouw.
Source Operations: De opleiding zelf duurt zeven weken waarbij de nadruk ligt op gesprekstechnieken en het rapporteren in het Engels.
Bij Source Operations gaat het om het intermenselijke contact tussen een speciaal opgeleide Humint operator en een geselecteerde persoon (bron). Hierbij moet men denken aan debriefing, ondervraging en contact handling operaties.
103 Istar / Jistarc De operationele functieplaatsen vallen onder het Istar bataljon dat na de reorganisatie verandert van naam in Jistarc, (Joint Istar command). CZSK heeft na de reorganisatie dertien Humint functies toegewezen gekregen.
Non-Source Operations: Bij Non-Source Operations gaat het om observatie- en verkenningsactiviteiten van hier specifiek voor opgeleide militairen. Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld close-target recce en special-reconaissance bedoeld om pattern of life vast te stellen van bronnen.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
25
Dit artikel gaat in op de uitzending van de 23e Marinierscompagnie van het Tweede Mariniersbataljon naar Uruzgan, Afghanistan. Hierbij wordt kort ingegaan op het opwerktraject en vervolgens diep ingegaan op de daadwerkelijke uitzending en uitdagingen die daarbij voor de voeten van de compagnie kwamen. Dit zal gedaan worden naar aanleiding van een aantal counterinsurgency criteria zoals de schrijver van onderstaande quote hanteert. U ziet ze steeds als quote boven een paragraaf. Afsluitend een korte way ahead en een aantal conclusies. “Counterinsurgency is a competition with the insurgent for the right and the ability to win the hearts, minds and acquiescense of the population”. N E U LC .AVIDK R D
De ‘Dutch Marine Approach’
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
26
in Uruzgan Door: MAJMARNS E. Thomeer en KAPTMARNS B. Odding Foto’s: Henri Westendorp, AVDD en Cees Baardman Vanaf 1 juli 2009 maakte de 23e Marinierscompagnie deel uit van 13 Infbat RSPB (Regiment Stoottroepen Prins Bernard) als onderdeel van Battle Group (BG)11, ook wel Task Force Element 11 genoemd. De BG, bestaande uit een bataljonsstaf van 13 Infbat RSPB, een gemechaniseerde compagnie van het 17e Pantserinfanteriebataljon uit Oirschot, een marinierscompagnie van het 2e Mariniersbataljon en een luchtmobiele compagnie van het 13e Infanteriebataljon RSPB, is op 1 juli 2009 officieel geformeerd. Voorafgaand hieraan heeft de compagnie diverse oefeningen uitgevoerd onder auspiciën van de Mariniers Training Groep Uruzgan (MTG-U), welke speciaal voor deze uitzending was geformeerd door het Mariniers Training Commando (MTC). Hierbij werd de compagnie intern CZSK opgewerkt tot en met niveau III+, het zogenaamde Combined Arms Team niveau; dat wil zeggen
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
27
De volgende oefening die gezamenlijk met de BG is uitgevoerd was de SOB/SOMS II in Bergen Hohne. Hierbij werden alle scenario’s op niveau III+ met scherpe munitie uitgevoerd. Voor de meeste mariniers was dit de eerste keer dat zij oefenden in deze omgeving, omdat operationele marinierseenheden live fire oefeningen uitvoeren in Engeland of in Grafenwöhr (Duitsland). Uiteindelijk is deze oefening opgepakt met nog een aantal niveau II oefeningen in de eerste week en is vervolgens het resterende deel van de eerste week en de tweede week op niveau III en III+ gewerkt. De onderlinge verstandhouding binnen het bataljon was goed en de samenwerking met de neveneenheden verliep prima.
dat een peloton samen met extra enablers (genisten of vuursteunelementen als waarnemers, snipers en zware wapens) in staat is om op gedegen wijze opdrachten uit te voeren. Op dat opwerktraject gaat dit artikel niet in; hierover zal in een ander artikel worden bericht.
Opwerktraject Hoewel de marinierscompagnie dus al op 1 juli geformeerd was als onderdeel van 13 Infbat, begon het gezamenlijke opwerktraject pas op 10 augustus. Dit kwam met name door het zomerverlof. De eerste gezamenlijke oefening vond plaats in OVG-oefendorp Marnehuizen in het noorden van het land. Het was voor de mariniers even wennen aan de procedures en uitdrukkingen/ afkortingen die gangbaar zijn binnen de Landmacht, maar hier was de compagnie snel aan gewend en de samenwerking liep goed. Tijdens deze eerste gezamenlijke oefening, Stoter Preparation genaamd, lag de focus op niveau III scenario’s, waarbij diverse facetten van de operaties in Afghanistan aangestipt werden. Hierbij werden de roleplayers geleverd door de Natres en werden de scenario’s begeleid en gestuurd door officieren en onderofficieren die net terugwaren uit Afghanistan. In het bijzonder de tips and tools van de recent teruggekeerde militairen werden als waardevol ervaren, temeer omdat zij de actuele situatie in Afghanistan konden projecteren op de oefening. Na deze eerste week in Marnehuizen stond een gezamenlijke week MGI (Missie Gerichte Instructie) op het programma met enkele leden van de bataljonsstaf. Aansluitend aan deze MGI week heeft de compagnie de oefening in Marnehuizen vervolgd en afgesloten met een niveau IV actie (compagniesniveau).
Na de oefening in Duitsland was het tijd voor de eindoefening, de Uruzgan Integration. Hierbij werd de nadruk gelegd op niveau III+ en met name niveau IV acties. De nadruk lag in deze scenario’s op Cordon and Search, Patrolling, Deliberate Attack en, niet geheel onbelangrijk, Medical Assistance. Hierbij werden de roleplayers, de OT’ers (Observer Trainer) en de eventmanagers (iemand die het scenario leidt) geleverd door BG 8. De scenario’s vonden plaats op de Leusderheide, Doornspijkse heide en het Stroesche Zand. Gedurende deze tweeweekse oefening moest er door de eenheden in een soort carrousel worden doorgewisseld over deze locaties, hetgeen vele voertuig- en diepladerverplaatsingen met zich meebracht. Dit is op goede wijze opgepakt door zowel het bataljon (sectie 4) als de brigadestaf 11LMB (formerende eenheid). Aan het einde van deze oefening werd de compagnie door de waarnemend commandant van de 11e Luchtmobiele Brigade, kolonel Brons, gecertificeerd als zijnde gereed voor de uitzending.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
28
Inrotatie
vrede en ontwikkeling, wordt de vooruitgang vertraagd vanwege de angst voor represailles door de Taliban. De aanwezige Taliban is afhankelijk van de bevolking voor steun, onderdak, wapenopslag evenals inlichtingen, strijders en bewegingsvrijheid. Om het eigen vermogen tot optreden zoveel mogelijk intact te houden, vermijdt de Taliban waar mogelijk beslissende confrontaties met ISAF. Grootschalige gevechten zijn daardoor in ons gebied niet voorgekomen, daarentegen heeft de Taliban zich geconcentreerd op irregulier en asymmetrisch optreden met Improvised Explosive Devices (IEDs) en kortstondige hit and run acties.
Na de Uruzgan Integration was het inpakken geblazen en maakte iedereen zich gereed voor vertrek. Na een verlofperiode (voor de een wat langer dan de ander) vertrok de mainbody van de marinierscompagnie op 5 november vanuit Eindhoven via Dubai naar Afghanistan. Aangekomen in Tarin Kowt brak voor de compagnie een aantal weken van overgave/overname aan (ook wel Hand Over / Take Over (HOTO) genaamd).
“Know your turf” “Know the people, the topography, economy, history, religion and culture”
Met een duidelijke scheidingslijn ter hoogte van de horizontaal 20 is de Derofshan West AO te verdelen in een tweetal gebieden; 1. Het semi/non-permissive noordelijke gedeelte van het operatiegebied wordt voornamelijk bewoond door bevolkingsgroepen behorende tot de Gilzai-stammen en is sterk verdeeld door de afwezigheid van een sterke tribale leider. De afwezigheid van een overkoepelende leider veroorzaakt een verregaande versnippering van de samenleving en bemoeilijkt de opbouw van een sociaal netwerk en bemiddeling tijdens conflicten. Daarnaast overheerst het gevoel van onvrede met betrekking tot het gebrek aan een representatieve vertegenwoordiging in de, door Durrani gedomineerde, bestuursorganen, waarbij ISAF en ANSF worden beschouwd als een verlengstuk van dezelfde Durrani overheid.
Gedurende de periode van 5 november tot en met 26 november 2009 werd de 23e Marinierscompagnie opgevangen door de 22e Marinierscompagnie met een uitgebreid HOTO-programma. Doelstelling was de overdracht van kennis en opgedane ervaringen zodat de ‘nieuwe’ eenheid in een relatief korte tijd haar situational awareness (SA) kon opbouwen zonder verlies van momentum en operationeel tempo. Het programma bestond enerzijds uit een groot aantal presentaties variërend van juridische regelgevingen tot lessons learned 22e Marinierscompagnie, en anderzijds een praktische invulling bestaande uit het justeren van wapens, counter-IED lessen en gezamenlijke patrouilles. Door het uitvoeren van gezamenlijke patrouilles in het operatiegebied werd de nieuwe eenheid wegwijs gemaakt in de complexe culturele, geografische, klimatologische en vijandelijke omstandigheden van de Derofshan West AO. Op 26 november 2009 nam de 23e Marinierscompagnie formeel het commando over en was het cruciaal dat de compagnie haar verkregen SA tijdens de HOTO ging uitbreiden naar Situational Understanding (SU).
“Diagnose the problem” Met de geleidelijk opgebouwde SU werd ook steeds inzichtelijker dat de complexiteit van de Derofshan West AO eveneens de voedingsbodem was voor het daar opererende insurgents-network. Tot op de dag van vandaag zijn er verschillende lagen van elkaar overlappende spanningen en conflicten te onderscheiden; tribale spanningen, politiek ideologische en religieuze groeperingen die tegenover elkaar staan, bevolkingsgroepen en individuen die de Taliban steunen en drugssyndicaten die een direct belang hebben bij het voortduren van de instabiliteit. Ondanks dat de meerderheid van de bevolking oorlogsmoe is en verlangt naar
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
29
tiegebied te verminderen c.q. te marginaliseren. Ten slotte waren meerdere compagniesoperaties gericht op het verstoren van de samenhang, tempo of momentum van het insurgent-network in de Derofshan West AO door intensieve langdurige patrouillegang en aanwezigheid in hun Threat Staging Areas (TSAs) en doorzoeken van zogenaamde Compounds of Interests (COIs).
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Taliban juist in dit gebied domineert en de noodzakelijke steun krijgt van een groot gedeelte van de bevolking. 2. Het relatief permissive zuidelijke gedeelte wordt overheerst door leden van de Durrani-stammen met een sterke vertegenwoordiging in de aanwezige bestuursorganen van de Afghaanse overheid en veiligheidsdiensten. Door haar permissive karakter heeft dit gebied ook een duidelijke voorsprong op het gebied van ontwikkelingshulp en structurele aanwezigheid van overheidsinstanties, zoals politieposten. Activiteiten van de Taliban zijn relatief laag ondanks dat corruptie en drugssyndicaten ook hier onderdeel uitmaken van de samenleving.
“Be there” “If you are not present when an incident happens, there is usually little you can do about it”
“Have a game plan” “Hearts means persuading people their best interests are served by your success; Minds means convincing them that you can protect them, and that resisting you is pointless”. Nadat de eenheid haar SA had omgezet in SU en inzicht had verkregen in de onderliggende problematiek van het operatiegebied was het moment aangebroken om een plan van aanpak te formuleren met realistische doelstellingen. Ten eerste, intensieve uitgestegen patrouilles in zowel de permissive als non-permissive gebieden hadden als voornaamste doel om een uitgebreid sociaal netwerk op te bouwen met lokale vertegenwoordigers, leiders en informanten. Ten tweede moest een structurele en permanente vertegenwoordiging van Afghaanse veiligheidsinstanties deel uitmaken van het complete optreden in de Derofshan West AO, waarbij enerzijds versneld Afghaanse politieposten gecreëerd moesten worden en anderzijds structureel samengewerkt moest worden met het Afghaanse leger. De wantrouwende lokale bevolking moest overtuigd worden van de betrokkenheid van de Afghaanse overheid en de professionaliteit van de Afghaanse veiligheidsdiensten om de invloed van de Taliban in ons operaQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
30
In lijn met onze voorgangers heeft de 23e Marinierscompagnie een ongekend hoog operationeel tempo gehandhaafd zodat eenheden variërend van geweergroeps- tot compagniessterkte dag en nacht aanwezig waren in de green zone om voortdurend het insurgent-network te verstoren en om een vertrouwensband met de lokale bevolking op te bouwen. Voortdurende aanwezigheid tussen de lokale bevolking in plaats van kortstondige operaties vanuit afgelegen bases of Overwatches; alles gericht op het opbouwen van een verbondenheid met de lokale bevolking. Om deze verbondenheid nog duidelijker naar voren te laten komen heeft de compagnie verschillende operaties uitgevoerd vanuit één of meerdere platoon houses in de green zone, waarbij de eenheden (her)bevoorraad werden met zes lastdieren (ezels) die op permanente basis gehuisvest zijn op COP Tabar. Enerzijds kon de compagnie hierdoor gerichte kortstondige acties ontplooien tegen de Taliban, anderzijds vormde het platoon house een uitstekend platform voor het Provincial Reconstruction Team (PRT) en Tactical Psy-ops Team (TPT) om hun doelstellingen in een relatief veilige omgeving te behalen.
dige alledaagse handelingen maar cruciaal voor het opbouwen en versterken van onze band met de lokale bevolking. Daarnaast werden de lokale leiders c.q. vertegenwoordigers betrokken tijdens de gerichte acties in hun omgeving, enerzijds om ons gevoel van respect voor lokale gebruiken en de cultuur te benadrukken en anderzijds om hun vertrouwen in onze acties en doelstellingen te vergroten. Eveneens werd door deze vorm van samenwerking de Taliban haar voedingsbodem voor een negatieve informatie campagne ontnomen.
“Our end state, your way ahead” “Our strategic goal is to defeat the insurgency threatening the stability of Afghanistan. Like any insurgency, this is a struggle for the support and control of the population” GENERAL MCCHRYSTAL, COM ISAF
Na een intensieve periode van patrouilles en operaties zijn de onderstaande doelstellingen uit het ‘gameplan 23e Marinierscompagnie’ behaald. Deze resultaten vormen het fundament voor het optreden van de 13e Marinierscompagnie gedurende de periode van april 2010 tot en met augustus 2010;
“Build trusted networks” “Actions that help build trusted networks serve your cause”.
• Op een creatieve wijze heeft de 23e Marinierscompagnie versneld twee ANP controleposten gerealiseerd door constructiemateriaal te verzamelen bestaande uit onder andere 20ft containers en hesco’s. Gelijktijdig heeft de eenheid op
Het onthouden van gezichten en bijbehorende namen, het tijdig herkennen van nieuwe en oude ‘vrienden’ (Malik, Mullah, Mirrau, et cetera), het spreken van de taal; het zijn de meest eenvou-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
31
in ons operatiegebied. Vanaf het moment van oprichting van de politieposten is het aantal IEDs op deze route significant afgenomen en worden voortdurend gezamenlijke patrouilles uitgevoerd om de invloed en acceptatie van de nieuwe politieposten onder de lokale bevolking te vergroten. De lokale bevolking in directe omgeving van deze posten heeft inmiddels al aangegeven dat hun gevoel van veiligheid is toegenomen en dat zij voorstander zouden zijn van meer permanente politieposten in de Derofshan West AO. • Gedurende verschillende operaties hebben eenheden van de 23e Marinierscompagnie gezamenlijk patrouilles uitgevoerd met Afghaanse politieagenten vanuit COP Tabar. Doelstelling van deze wijze van opereren was het creëren van een wederzijdse vertrouwensband met de wantrouwende lokale bevolking en de patrouillerende politieagenten. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een permanente huisvesting van tien Afghaanse politieagenten op COP Tabar om op permanente basis taken uit te voeren in het noordelijke gedeelte van het operatiegebied en in de toekomst draagvlak te realiseren voor permanente politieposten ten noorden van COP Tabar. • De uitvoering van meer dan vierhonderd patrouilles heeft geresulteerd in een gedetailleerd inzicht in weergave de geografi-
zeer diplomatieke wijze diverse spelers, onder wie de ANP districtscommandant Tarin Kowt, overtuigd om politiepersoneel te leveren voor deze controleposten. Uiteindelijk zijn de posten op 23 december 2009 en 15 februari 2010 operationeel geworden en levert de structurele aanwezigheid van Afghaanse politie langs de belangrijkste lokale verplaatsingsroute in de Derofshan West AO een belangrijke bijdrage voor de veiligheid
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
32
sche en tribaal-sociale indeling van het semi/non-permissive operatiegebied. Bij aanvang van onze operaties waren slechts zes Malik’s, negen dorpsoudsten, en drie Mullah’s bekend, nu is het totale bestand van lokale contacten is uitgegroeid tot negenentwintig Malik’s, vijftig dorpsoudsten, veertien Mullah’s en negen Mirrau’s. De compagnies inlichtingencel heeft vrijwel dagelijks telefonisch contact met deze personen om onze betrokkenheid te tonen, (vervolg)afspraken te maken over ontwikkelingsprojecten of inlichtingen in te winnen. Daarnaast worden deze contacten ook betrokken bij de uitvoering van bepaalde operaties in hun directe omgeving of om een bemiddelende rol te spelen in lokale conflicten. • Gerichte operaties in samenwerking met het Afghaanse leger en politie tegen het insurgent-network hebben geleid tot de succesvolle arrestatie van negen Talibanstrijders, waaronder één IED facilitator en drie low level commanders, en een totaal van zestien gevonden wapenopslagplaatsen in woningen en tuinen.
werking met deze lokale bevolking zal de Taliban losgeweekt kunnen worden uit hun midden. De voortdurende strijd om lokale steun is de sleutel tot succes in de strijd tegen de Taliban, zonder hun steun is de Taliban zo goed als afgeschreven.
Iedere actie, kinetisch of non-kinetisch, die de 23e Marinierscompagnie samen met het Afghaanse leger en politie heeft ontplooid, was gericht op het (her)winnen en vergroten van het vertrouwen onder de lokale bevolking, alleen in volledige samen-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
33
in de Door: TLNT Myra Theunissen, PAO HQ TFU Foto’s: Henri Westendorp, AVDD
Garmab vallei
Bij het krieken van de dag vertrekt het derde peloton van de 23e Marinierscompagnie, aangevuld met het Provinciaal Reconstructie Team en vier leden van de Afghan National Police (ANP) naar de Garmab vallei, iets ten zuiden van Tarin Kowt in de provincie Uruzgan. Hun taak: voer sociale patrouilles uit om de situatie in de Garmab vallei in kaart te brengen, verleen het Provinciaal Reconstructie Team force protection en treed daarbij gezamenlijk op met de ANP.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
34
Foto: Geert van Valen
Deze vierdaagse operatie is genaamd Nehang, ´orka´ in het Pasjtoen, één van de Afghaanse talen. In het konvooi
naar de Garmab vallei rijden vijftien voertuigen: Bushmasters, Vikings, jeeps en een terreinwagen van de ANP. De
route bedraagt slechts zestien kilometer, maar het duurt ruim vier uur voordat de mariniers de plek van bestemming bereiken. Marinier Djai is Viking chauffeur. Hij vindt dit “de mooiste operatie die ik heb meegemaakt. De omgeving is mooi, dat maakt het rijden leuker. Het gebied is redelijk toegankelijk, maar ondanks dat moet je wel scherp blijven.” Zijn functie als chauffeur bevalt goed, hij vindt “de Viking een mooi apparaat, dat in dit bergachtige terrein goed tot zijn recht komt. Het is een genot om erin te rijden in vergelijking met wielvoertuigen. Aangekomen op de plaats van bestemming richten de mariniers een Patrol Harbor in. Deze basis bestaat uit een aantal kleine verblijven, huddles, en een commandocentrum. In een van de huddles schalmt Jan Smit, Guus Meeuwis en Michael Jackson uit een klein speakersetje. Een paar mariniers, die niet op post staan, doen een dutje of liggen te zonnen, anderen bakken een pannenkoekje of poetsen hun tanden. Maar de meeste mariniers zijn op sociale patrouille in de Garmab vallei. Elke dag gaan er meerdere patrouilles uit naar de verschillende dorpen in de vallei. Pelotonscommandant Luitenant Mikael stuurt de patrouilles aan. “Wij bieden force protection aan het PRT. Als het PRT projecten in de Garmab vallei kan opstarten of nalopen, wordt de situatie van de Afghanen uit de Garmab vallei beter, waarmee uiteindelijk de veiligheid ook verbetert. De force protection is noodzakelijk omdat dit een nieuw manda is, een nieuw gebied. De Battle Group is hier weinig geweest, maar het gebied lijkt redelijk toegankelijk.”
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
35
Het is al twee jaar geleden dat het PRT en de mariniers voor het laatst in de Garmab vallei zijn geweest. In de vallei zijn wel een aantal lopende PRT projecten. Een van de taken van het PRT is erop toezien dat de contactpersonen de PRT gelden ook daadwerkelijk voor de projecten inzetten. Kapitein Harm van het PRT gaat meerdere van die projecten in de vallei bekijken. Een van de projecten die hij langsgaat is de bouw van een muur om een basisschool. De muur moet bescherming voor de schoolkinderen en leraren bieden. In Afghanistan zijn normaal gesproken alle quala’s, de huizen, en scholen omringd door een muur. Vanaf de Patrol Harbor vertrekt een sociale patrouille naar het dorp. De omgeving ziet er vredig en harmonieus uit. Op de achtergrond lopen geiten. Er rijdt een
verdwaald brommertje. Kinderen zwaaien vanuit hun quala´s en steken hun duimpjes omhoog. Een paar mannen bidden op oosterse tapijtjes. En op de achtergrond steeds weer die imponerende bergen. Na een afdaling doemt de schoolmuur van het PRT project al snel op. Het is duidelijk: het geld voor het project is daadwerkelijk ingezet voor de bouw van de schoolmuur. Het loopt tegen het einde van de winter en in het schoolgebouw zonder centrale verwarming kan het in de winter erg koud zijn. Daarom hebben alle schoolkinderen vakantie en zijn de klaslokalen leeg. Het hoofd van de school, de heer Amadullah, is aanwezig en wil Harm graag te woord staan. Hij geeft een rondleiding. Er zijn acht klaslokalen. Buiten is een speeltuintje en een waterpomp en er staat een
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
36
toiletgebouw. De school, het speelplein, de pomp en het toiletgebouw zijn door Unicef gefinancierd. Maar die zijn blijkbaar vertrokken nadat het geheel uit de grond is gestampt. Het toiletgebouw heeft geen stromend water, wat voor de nodige overlast zorgt. Ook is het dak van de school lek; meerdere klaslokalen hebben vochtige plekken. Er zijn geen tafels en stoelen. De schoolborden vertonen scheuren en butsen. Deze school kan wel een opknapbeurt gebruiken dus. Na de rondleiding wordt Harm uitgenodigd voor een traditioneel kopje thee met koekjes. Daar treft hij ook de malek, de dorpsoudste Raz Mohammed. Harm heeft een goed gesprek met de aanwezigen over het wel en wee van het dorp. De inwoners van het dorp zijn tevreden, maar het komende smeltwater baart wel hen wel wat zorgen. De aanwezigen zijn duidelijk erg verheugd met de aanwezigheid van ISAF-troepen. Er bestaat een eeuwenoude Afghaanse traditie die inhoudt dat eens per jaar de burgers alle aquaducten uit het dorp schoonmaken voor het komende jaar. Alle mannelijke dorpelingen worden dan opgetrommeld, nemen hun schep mee en gaan de hele dag hakken en bikken. De grote mannen geven aanwijzingen, de rest werkt hard. Tijdens de shura, de vergadering met het kopje thee, staan alle dorpelingen toevallig net een aquaduct uit te houwen voor de deur van de quala waar het gesprek plaatsvindt. “Een unicum, hartstikke leuk om eens mee te maken”, zegt Harm. Ondertussen heeft de Afghan National Police (ANP) een Vehicle Check Point (VCP)
zo’n honderd meter voor het schoolgebouw ingericht. De aanwezigheid van de ANP moet de lokale bewoners een veiliger gevoel en meer vertrouwen in de Afghan National Security Forces (ANSF) geven. De ANP bekijkt wat voor spullen er worden vervoerd en welke mensen er in
heeft de ANP het er erg druk mee. Gelukkig was er geen enkel voertuig met verdachte materialen. Opvolgend pelotonscommandant sergeant-majoor van de mariniers Willem begeleidt de ANP. De ANP heeft de VCP zelf ingericht. Ze staan tactisch niet zo
samen met het PRT de sociale patrouille voort om meer over het gebied te weten te komen. Het VCP blijft gewoon doordraaien. De Garmab-vallei ziet er toegankelijk uit. De meeste dorpen hebben voldoende basisvoorzieningen, beschikken over elektriciteit, hebben weinig tot geen irrigatieproblemen, er is river bank protection, er zijn meerdere PRT projecten die hun sporen in de vallei hebben achtergelaten en belangrijker nog, de mensen uit de vallei lijken zich te hebben verenigd. “Zo heb ik het nog niet vaak gezien. Verenigde dorpen hebben minder snel de neiging hun toevlucht te nemen tot de Taliban”, zegt Harm. “Ook is de bevolking overheidsgezind. Ik ben heel tevreden met de manier waarop operatie Nehang is verlopen. We hebben met zijn allen ‘smoel op het terrein’ gekregen.
de voertuigen zitten. Ze kijken of er geen verdachte spullen worden gesmokkeld om bijvoorbeeld bernbommen mee te maken. De ANP controleert grondig. Broekzakken worden leeg gemaakt en gewaden worden afgedaan. Vanwege de traditie van het schoonmaken van de aquaducten is het een komen en gaan van dorpelingen en
goed opgesteld. Nadat Willem de ANP wat tips heeft gegeven, doen ze het wat beter. “Toch kun je zien dat de ANP hier eigenlijk te weinig kaas van heeft gegeten. Ze doen dit te weinig, daarom is het goed dat ze dit nu oefenen. En ze zijn eigenlijk ook met te weinig.” Na de geslaagde shura zetten de mariniers
Sommige contactpersonen van PRT projecten had ik al wel in het PRT-huis op de Multinational Base Tarin Kowt gezien, maar nu heb ik er een aantal kunnen spreken in hun eigen leefomgeving, daar ben ik erg blij mee. En van alle projecten die ik heb gezien is het budget ook besteed waarvoor het was bedoeld.”
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
37
Het Genieverkenningspeloton in Door: ELNTMA D MARN R S Ni RN N els, SGTMAR RNAL ALG Baart en KPLM KP MAR A NALG Nikki kki Foto Fo to’s: Henri Westendo dorp p, AVDD en Gnveerkpe pl
Uruzgan
In de QPO van 2009-3, in het artikel ‘Mariniers fit voor COIN’1 wordt een aantal belangrijke lessons
identified behandeld. Er worden twee stellingen ingenomen ten aanzien van protection.
Stelling I: Het vergroten van geniekennis van de infanterist kan verlichting brengen in de uitvoering van counterinsurgency (COIN) operaties. Stelling II: De huidige hoeveelheid genie en de aan hen opgelegde beperkingen in wijze van opereren werken begrenzend op het uitvoeren van COIN operaties. Om een actieve bijdrage te leveren aan stelling I, schrijf ik dit artikel. Dit probeer ik te bereiken door uit te leggen wat het Genieverkenningspeloton voor opwerktraject heeft doorlopen en welke ervaringen zijn opgedaan gedurende de uitzending TFE 11. Verder zal in de afsluiting duidelijk naar voren komen wie we zijn en wat we doen. Dit alles moet bijdragen aan verspreiding van geniekennis binnen onze organisatie. Daarnaast verdient stelling II in mijn ogen een belichting vanuit genieperspectief teneinde een vollediger beeld te schetsen
over het genieoptreden binnen COIN operaties. Om deze toevoeging te realiseren, dienen de laatste ontwikkelingen op het gebied van de Counter-IED organisatie (C-IED) behandeld te worden. Hierin wordt ook uitgelegd welke rol de genie vervult binnen deze organisatie.
Opwerktraject Vanaf de tweede week februari 2009 was de groep bekend die mee mocht met de uitzending van TFE 11. Enkelen van ons, vers uit de zesweekse Assault-Engineer (AE)-opleiding, konden direct aanvangen met de Intermediate Search (IS) opleiding, in QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
38
Reek. In deze opleiding wordt twee weken lang ingegaan op de verschillende materialen die een IS-team ter beschikking heeft. Daarnaast behandelt de opleiding verschillende search procedures in verschillende omgevingen en IED dreigingen. Al met al een goede opleiding om de basis van het searchen te verdiepen, maar nog veel belangrijker is de training die daarna kan plaatsvinden. De enige manier om het searchen goed onder de knie te krijgen
1 CC 22-Marnscie (2009), ‘Mariniers fit voor COIN’,
QPO, 2009, 3, pp 71
is, net als de basic skills and drills van de infanterie, herhalen, herhalen en nog eens herhalen! Daarbij komt, dat de ‘normale’ basic skills and drills op hoog niveau moeten blijven. We blijven natuurlijk gevechtsondersteunend en dit dient ook dusdanig getraind te worden.
Na vele trainingen in route search, overwatch search, house search en verdieping in de werking van IED’s, was het tijd voor afwisseling en verfrissing. Tijd om het profiel van de mariniers verder in te vullen op gebied van veelzijdigheid en flexibiliteit, zoals gesteld in de Korpsvisie 2015. De paraQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
39
opleiding ronde bol in Palisse, natuurlijk voorafgegaan door het mooiste gedeelte van de opleiding, de grondopleiding. Dit waren twee succesvolle weken voor de AE, want het weer werkte mee en er was een 100% slagingspercentage. Hiermee toont de groep een hoge mate van flexibiliteit,
het is dus niet alleen searchen en infanterie basic skills and drills, maar ook het paraspringen behoort tot de vaardigheden van de AE’s. Deze vaardigheid komt van pas wanneer er ondersteuning geleverd moet worden aan een eenheid door middel van een inzetsprong.
Kennismaking 112 Pantsergeniecompagnie Na het paraspringen afgerond te hebben brak de tijd aan om kennis te maken met de collega’s van 112 Pagncie waar wij onder bevel gesteld zijn. Woorden als reveille1 en appél2 werden onze nieuwe taal om succesvol te integreren, vanzelf-
sprekend gebeurde dit zonder het verlies van de eigen korpsidentiteit. De week voor aanvang zomerverlof vond het eerste echte joint optreden plaats in de vorm van de ‘Reek-week’. In deze week worden verschillende scenario’s met betrekking tot het genieoptreden in Uruzgan doorlopen. Bij elk scenario stonden O&T’s, waardoor aan het einde van de week een balans kon worden opgemaakt op welk niveau de geniegroepen stonden. Een waardevolle week, waar veel praktijkervaring en kennis is uitgewisseld. De conclusie voor de AE was dat de opleidingen en trainingen die vooraf doorlopen waren hun vruchten hadden afgeworpen. Met dit goede nieuws konden we aan het zomerverlof beginnen. 2 Overal 3 Baksgewijs
17 augustus 2009, tijd om weer aan het werk te gaan en het opwerktraject volledig samen te doorlopen met de 112 Pagncie. Echter, drie mariniers waren een week eerder begonnen aan de Combat Tracker Course (CTC) in de VS. De CTC is een waardevolle opleiding om getraind te raken in het waarnemen van grondverstoringen en deze uit te buiten teneinde het initiatief in het gevecht over te nemen. Later in het artikel een praktijkvoorbeeld hoe combat tracking is toegepast in Uruzgan. Het opwerktraject dat is doorlopen met 112 Pagncie verliep goed en er werden veel ervaringen uitgewisseld. Natuurlijk, waren er de gebruikelijke opwerkuitdagingen
zoals de achterstand met verplichte opleidingen, maar dit werd flexibel opgelost. Zo werden alle benodigde chauffeurs-, CLS- en explosievenverkenner opleidingen toch nog op tijd behaald. Uiteindelijk is er een volledig opwerktraject doorlopen, waardoor we goed voorbereid op missie gingen.
Ervaringen Op moment van schrijven zitten we inmiddels een kleine vier maanden in het gebied en zijn de nodige praktijkervaringen opgedaan. Om deze te delen volgt een stuk van de IC en 2IC van de AE groep die een indruk geven van hun belevenissen. 5 november 2009 zijn wij, G3A (Assault Engineers), in het gebied gekomen. Na een snelle HOTO (Hand Over Take Over) van twee dagen was de ‘klus’ voor ons. Hierop aansluitend QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
40
zijn we samen met het 1e peloton van de 23e Marnscie naar de COP (combat outpost) Tabar vertrokken voor een periode van zestien dagen. Hier ondersteunen we elke patrouille die in de Area Of Responsibility (AOR) valt. Het is onze verantwoordelijkheid de patrouilles van locatie A naar B te begeleiden en de dreiging van IED’s te neutraliseren. Dit betekent voornamelijk het searchen naar IED’s op routes en uitvoeren van eventuele quala searches. Op 21 november 2009 ondersteunden wij een patrouille richting de green in de area van Dehjawze Hasanzai. Tijdens de patrouille onderkenden wij een RC IED (3 x 82mm). Deze detoneerde direct na de comfirm met twee gewonden als gevolg. Direct na de strike volgde er een TIC. De gewonden afvoerketen werd in werking gesteld en op het moment dat de heli landde werd deze beschoten met een RPG raket, die zijn doel miste op vijftig meter. Nadat de gewonden waren
afgevoerd is het contact verbroken en zij we teruggetrokken richting de COP. In de maand januari zijn de gewonden voor het eerst weer op patrouille meegegaan. Verder hebben we op 10 december 2009 de Korpsengel bij ons gehad. Toen we een voertuigverplaatsing hadden van kamp Holland naar COP Tabar zijn we op een IED gereden. Dit gebeurde op locatie van de grote wadi, zoals dit punt hier in de volksmond genoemd wordt. Een ander call sign had de route gesearched en de IED niet gedetecteerd met de minelab. Dit kon gebeuren doordat de IED compleet van hout was en dus niet te detecteren met de metaaldetector. Gelukkig voor ons detoneerde alleen het slagsnoer en niet de hoofdlading in de vorm van een can van twintig kilo home made explosive (HME). Tot slot hebben we afgelopen periode nog een aantal IED’s gevonden van verschillende formaQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
41
ten en soorten. Met als klapper op de vuurpijl drie IED’s binnen 120 meter op één dag. Bij de eerste comfirm die dag konden wij onze combat tracking skills toepassen gezamenlijk met het Scout Sniper Team en volgde een quala search waarbij wij in staat waren de legger van de IED op te pakken. Zoals het verhaal hierboven beschrijft, zitten we als AE’s midden in de actie en doen we veel ervaring op. De ene ervaring is beter dan de andere, maar uit elke ervaring wordt lering getrokken. Zo bewijst het combat tracken een effectief middel te zijn om het initiatief in het gevechtsveld weer te verkrijgen, na een IED-incident. Ook het vinden van de zogeheten caches, waarin verschillende IED componenten, munitie en wapens zich kunnen bevinden, is onderdeel van ons takenpakket. De AE’s zijn dan ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de quala searches. Deze searches zijn belangrijk om uit te voeren, zodat voorkomen kan worden dat IED’s in de grond geplaatst worden. Hierdoor zijn we in staat de IED onschadelijk te maken voordat deze effectief ingezet kan
worden door de insurgents (INS). Dit is de meest ideale vorm om de IED-dreiging te bestrijden. Dit principe richt zich op fight the network in plaats van defeat the device. Het uitvoeren van quala searches aan de hand van gerichte inlichtingen is slechts één voorbeeld van fight the network. Er is sinds dat Nederland in Uruzgan aanwezig is een uitgebreide C-IED organisatie ontstaan binnen de krijgsmacht. Eén van de hoofdrolspelers binnen deze organisatie is 112 Pagncie, omdat de geniegroepen, zoals hiervoor uitgelegd, vaak als eerste in contact komen met de IED.
De C-IED organisatie en ontwikkelingen Dat er noodzaak voor een C-IED organisatie is, kunnen we zien aan de hoge mate van IED activiteiten. IED’s zijn het favoriete wapensysteem van de INS en belemmeren de freedom of movement (FoM) van de coalition forces (CF). Dit wordt bevestigd door generaal McChrystal (Commandant ISAF) die zegt over dit onderwerp: ‘The threat of IED’s makes every troop movement in Afghanistan more difficult, decreasing the effectiveness of the fighting force.’4
Om effectief het IED netwerk te kunnen bestrijden zijn gerichte inlichtingen nodig. In de praktijk blijft het een uitdaging om vast te stellen op welke locatie IED-componenten samen komen en wie verantwoordelijk is voor de productie. Om toch over deze specifieke inlichtingen te kunnen beschikken worden zoveel mogelijk forensische gegevens verzameld door het weapons intelligence team (WIT). Om deze reden is het van essentieel belang om de plaats van een IED-incident niet teveel te verstoren. Verder lijkt IED-dreiging in de aankomende periode niet af te nemen. Daarom blijft het onderdeel defeat the device ook erg belangrijk en is het op dit moment de belangrijkste taak van de geniegroep. Het resultaat mag gezegd worden. In de periode van 17 november 2009 tot en met 1 maart 2010 zijn we met 112 Pagncie 63 IED finds verder. Dit betekent 63 minder strikes voor eigen troepen. Helaas hebben we ook te maken gehad met zestien strikes in deze periode. Deze hoge activiteit van IED-incidenten binnen een relatief korte periode geeft aan dat IED’s het favoriete wapensysteem is van de INS om de strijd tegen de CF te voeren.
Afsluiting De eerste stelling in dit artikel, het verspreiden van geniekennis, heb ik door inzicht te bieden in het opwerktraject en ervaringen van de AE’s van TFE 11, uitgevoerd. In stelling II worden twee argumenten genoemd waarom de genie een begrenzing zou vormen voor de uitvoering van COIN operaties. Het eerste argument is de hoeveelheid genie, of eigenlijk het tekort aan genie, waarmee een capaciteitsprobleem aangeduid wordt. Hiermee ben ik het volledig 4 Perry, T (24-11-2009), ‘IED threat shadows Marines every move’, LA times, bekeken op 28-02-2010, internetsite; http://articles.latimes. com/2009/nov/24/world/la-fg-afghanbombs24-2009nov24
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
42
eens, want op dit moment zijn er te weinig geniegroepen om ondersteuning te leveren aan alle eenheden. De IED-dreiging is in de districten van Uruzgan echter dusdanig hoog dat er niet zonder geniesteun opgetreden kan worden. Het geeft aan dat de genie een schaarstemiddel is geworden als gevolg van de IED-dreiging in Uruzgan.
TTP’s zijn ontstaan aan de hand van een de IED-dreiging teneinde force protection en mobility te realiseren om COIN operaties mogelijk te maken. In mijn ogen is de oorzaak van de begrenzing ten aanzien van COIN operaties niet de TTP van de genie, maar de IED-dreiging. De geniegroep is hierdoor een integraal onderdeel bij de uitvoering van COIN operaties.
Tot slot had ik beloofd om te vertellen wie wij zijn: ‘Wij zijn de assault engineers van het Genieverkenningspeloton van het Korps Mariniers. Wij zijn de mariniers die voorop lopen op de kwetsbare punten waar de IED-dreiging het hoogst is teneinde deze dreiging te neutraliseren om COIN operaties mogelijk te maken.’
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
43
Foto’s: Cees Baardman
Het tweede argument dat de aan ons opgelegde beperkingen in wijze van opereren een begrenzing vormt voor de uitvoering van COIN operaties, geeft een waardeoordeel over de TTP’s van de genie. Deze
Netherlands Maritime Force Comman Comm anda dant:: CD CDR R P.JJ. B Bindt Opvolgend Co Comm mmanda dant nt:: KO K LMARNS M.J.M.S. He H kkens Fotoo’ss: AV AVDD
Door: KOLMARNS M.J.M.S. Hekkens
Inleiding Het nieuwe jaar stond voor Nlmarfor allereerst in het teken van de laatste formele afrondingen van het opwerk- en gereedstellingsproces voor de deelname aan de UK/NL European Union Battlegroup Rotatie 2010/1. Staf van Nlmarfor, aangevuld met augmentees vanuit de CZSK en KMar organisatie staan sinds januari tot eind juni op standby voor een mogelijke inzet onder EU-vlag. Tevens keerde Comnlmarfor (als CTF 465) met de ‘blauwe’ Nlmarfor collega’s eind december terug van hun deelname aan OP Atalanta in het Somalische bassin. Dit gold ook voor het personeel dat tot die tijd gedetacheerd was bij het Operation Headquarters voor OP Atalanta in Northwood (Verenigd Koninkrijk). Kortom, vanaf medio februari nam de bedrijvigheid in gebouw Zilvermeeuw zichtbaar toe en werden de eerste stappen genomen van het reintegratie en opwerktraject van de gehele staf voor optreden in de verschijningsvorm CATF/CLF. Dit laatste allereerst met focus op de oefening Emerald Move in Senegal in november 2010. Inmiddels is deze oefening aanzienlijk in ambitie neerwaarts bijgesteld als gevolg van financiële beperkingen, waarbij de stafbijdrage uit Nlmarfor zich uiteindelijk zal beperken tot een CATF stafelement en enkele augmentees voor de Italiaanse CLF-staf. Ondanks deze neerwaartse bijstelling betekent dit geen vereenvoudiging van het stafwerk. Integendeel! Om toch zoveel mogelijk de beoogde oefendoelstellingen te realiseren - maar met de wetenschap dat ‘alles moet blijven passen’ aan boord van Hr. Ms. Johan de Witt - is zuivere planning, en consultatie en coördinatie met alle stakeholders - nationaal en internationaal - een keihard vereiste. Aankomende zomer vindt er een grote commando en stafwisseling plaats: CDR Bindt wordt op 1 juli opgevolgd door CDR Lenselink; en ook mijn periode als DCOM loopt tegen het einde. Een en ander betekent dat direct na het zomerverlof een intensieve Battlestaff training aanvangt om het nieuwe command team en de staf zo snel mogelijk op te werken, en te integreren als een Navy / Marine Corps team. Ten slotte wil ik het volgende niet onvermeld laten: ik word bij herhaling geattendeerd op het uitstekend functioneren van de ‘groene Nlmarfor staf in den vreemde’ bij de TFE/TFU en de staf van TF55. Zoiets is altijd goed nieuws voor betrokkenen en de organisatie, maar ook een bewijs van de bij Nlmarfor opgedane persoonlijke verbreding binnen deze maritieme brigadestaf van het CZSK. Houwe zo!
Begin april embarkeerde een deel van de ‘blauwe’staf onder leiding van de Chef-staf Nlmarfor (KTZ Van Aalst) aan boord van Hr. Ms. Zeven Provinciën voor deelname aan de oefening Joint Warrior nabij de Hebriden in noordwest Schotland. Oogmerk van deze oefening voor Nlmarfor is het aanscherpen van de traditionele eskaderstaf vaardigheden: deze keer leiding geven aan een maritiem verband als Compositive Warfare Commander. Naast alle lopende planning voor de komende oefeningen en andere ondersteuning door de staf aan andere evenementen (zoals oefening Joint Challenge voor de Hogere Defensie Vorming op het IDL) levert Nlmarfor nog steeds personeel voor individuele uitzendingen naar Afghanistan, de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
44
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
45
Waarnemingen van een
Exchange Officer
Begin 2009 ben ik als Koninklijke Landmacht officier met een grotendeels ‘gemechaniseerde’ achtergrond in de amfibische wereld van de Koninklijke Marine, Nlmarfor en het Korps Mariniers gestapt. Nu aan deze periode een eind gaat komen, wil ik u deelgenoot maken van een aantal van mijn waarnemingen. Het is voor mij een periode geweest met weinig ‘rust bij de stukken’. Nlmarfor is een relatief kleine staf met veel doorlopende bijdrages aan diverse missies. Hierdoor ligt het operationele tempo altijd hoog. Dit heeft bijgedragen aan een goed gevuld en uitdagend programma waarin ik uitgebreid de kans kreeg om kennis te maken met de vele facetten van de KM in het algemeen en het Korps Mariniers in het bijzonder. Door: Kapitein A.J. Wiering, SO Land/Strike
Esprit de Corps Waar het Korps Mariniers in mijn optiek echt onderscheidend is in vergelijking met de diverse KL eenheden is de band tussen de mariniers onderling. Ondanks de verschillen tussen de diverse eenheden staat één ding voorop en dat is het marinier zijn. Ook de mentaliteit om ongeacht de omstandigheden of situaties overal het beste van te maken is een unieke kwaliteit. Deels is dit te verklaren door een zeer intensief trainingsprogramma. Dit trainingsprogramma vergt veel van het personeel, maar bereidt de eenheden wel optimaal voor op de zeer uiteenlopende vormen van inzet. Kanttekening hierbij is dat de verhouding tussen werk en privé, zeker in deze periode van veel vacatures, erg onder druk kan komen te staan en dat dit tot afbreuk kan leiden onder het personeel. Een ander niet te onderschatten punt is de investering in tijd om personeel kwalitatief hoogwaardig te blijven opleiden. Ondanks de vacature druk wordt er (nog) niet getornd aan de kwaliteitseisen van de initiële en vervolgopleidingen van mariniers en kader, waardoor het personeel over het algemeen zeer vakbekwaam is. In vergelijking met de loopbaanopleidingen van de KL is het meest in het oog springende verschil natuurlijk de grote focus op UK Royal Marines en Royal Navy. Dit leidt wel tot discrepanties bij het opereren met andere Nederlandse eenheden, met name met de Koninklijke Landmacht. Om officieren en onderofficieren breder te scholen is het vergroten van de uitwisselingsfuncties met de Koninklijke Landmacht op verschillende niveaus het overwegen waard. Hierdoor kan er van beide zijden meer geleerd worden en zal de krijgsmacht er op vooruit gaan, zonder direct de eigen identiteit van de onderdelen aan te tasten.
Integratie Binnen de KM is de integratie tussen vloot en marinierseenheden één van de speerpunten sinds de grote reorganisatie in 2005. QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
46
opmerkelijk te noemen dat we in een kleine krijgsmacht als de onze nog steeds op allerlei verschillende manieren opereren. Dit geldt op verschillende gebieden zoals commandovoering (7-Questions versus Tactisch Besluitvormingsmodel (TBM)), materiaal interoperabiliteit (ISIS, Nimcis, wielvoertuigen) en opleidingen. Zonder een oordeel te willen geven over welke wijze de juiste is, moet hier naar mijn mening wel een verbeterslag worden toegepast. Deze zal top-down moeten worden ingezet, want de werkvloer krijgt het al jaren voor elkaar om met alle beperkingen die er momenteel zijn een goed operationeel product te leveren.
Positie in de krijgsmacht Met grote regelmaat laait de discussie op of het niet wenselijk is om alle ‘speciale’ eenheden van de KL (11 Luchtmobiele Brigade en het Korps Commando Troepen) en het Korps Mariniers samen te voegen. In mijn optiek komen deze voorstellen van bureaucraten die uit zijn op financieel gewin en is dit niet gebaseerd op operationele gronden. Uiteraard kan er op een aantal gebieden meer samengewerkt worden, kunnen er zaken gestandaardiseerd worden en moeten we ervoor waken dat er geen zaken dubbel gedaan worden. Het belangrijkste argument om hier van af te zien is dat in mijn optiek de unieke combinatie van vloot en mariniers samen niet te evenaren valt. Binnen de KL is duidelijk te zien dat alle eenheden die modulair worden gemaakt en daardoor hun directe band verliezen met de te steunen eenheid op operationeel gebied inboeten aan kwaliteit en gevechtskracht. Eenheden gaan dan alleen nog uit van hun eigen technische en tactische inzet en verliezen de belangrijkste factor uit het oog: het voeren van het geïntegreerde gevecht. De stelling dat de Koninklijke Marine het grootste deel van zijn gevechtskracht op dat moment verliest, durf ik hier niet aan, maar dat het aanzienlijk aan het verminderen is, is duidelijk. De uitdaging ligt dan ook bij de jonge generatie officieren en onderofficieren van vloot en korps om gezamenlijk te laten zien dat daar de unieke, niet inwisselbare kracht van de KM ligt. Alleen op deze wijze kunnen de rekenmeesters overtuigd worden om niet alles op de grote hoop te gooien.
De enige plekken waar dit voor mij echt goed zichtbaar is, zijn de amfibische transportschepen met de beide bootcompagnieën en binnen de Nlmarfor staf. Ondanks dat het op het niveau van de werkvloer redelijk tot zeer goed samengaat, mis ik af en toe wel de mindset om samen te werken bij het vloot- en marinierspersoneel in het algemeen. Hoewel dit historisch gezien prima te verklaren is, is het wel een belangrijk aandachtspunt, want zoals de huidige lopende missies wel aantonen kunnen we niet zonder elkaar. Zeker gezien de toekomstige ontwikkelingen (belang van littoral) en steeds schaarser wordende enablers is verregaande integratie onontkoombaar en noodzakelijk. Dit geldt in min of meer dezelfde mate voor de samenwerking met landmachteenheden. Ook hier blijkt een en ander na een opwerktraject in een missie als ISAF prima te functioneren, maar het is wel
Conclusie
Fo FFot otto’s o o : AVD o’ VDD DD
Terugkijkend op mijn periode binnen de KM en het Korps kom ik tot de volgende conclusie. Het Korps Mariniers is een unieke eenheid binnen de krijgsmacht die met haar personeel qua patet orbis in staat is om een goed resultaat neer te zetten. De unieke sfeer van kameraadschap, can do, professionaliteit en improvisatievermogen, samen met een gezonde dosis humor en relativeringsvermogen, zorgen voor een eenheid die veel meer is dan een verzameling bataljons, compagnieën en stafelementen, maar een onlosmakelijk geheel met een zeer rijke historie en vast even mooie toekomst.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
47
Hr. Ms. Johan de Witt Commandant: KTZ B.W.J. Bekkering Chef d’Equipage: AOOWDE M.C.M. van Dijke Foto’s: JWIT
Hr. Ms. Johan de Witt
in arctische omstandigheden
Doorr: MA Do M JM J AR ARNS NS TT. Meestri sttrini rini,, AO AOO a/ AOO a/b JW a/b JWIT
Een klein jaar geleden werd aan boord van Hr. Ms. Johan de Witt (JWIT) nagedacht over de invulling van de winterreis. Bij voorkeur zou de reis invulling moeten geven aan het oefenen met een internationale staf en trainen met alle Ship To Objective Manoeuvre (STOM)-middelen en een EMF (embarked military force). Niet onbelangrijk was ook om de relaties binnen UK/NL amphibious force aan te halen. Maar het schip moest ook haar operationele inzetbaarheid onder arctische omstandigheden aantonen. Als laatste doelstelling moest de winterreis een prima voorbereiding vormen voor operatie Atalanta die JWIT in het voorjaar 2010 gaat uitvoeren. Die invulling werd gevonden in een combinatie van Continuation training en deelname aan de multinationale NAVO oefening Cold Response 2010 (CR10). Op moment van schrijven is de oefening net afgelopen. Tijd dus voor reflectie. En de eerste indruk is al meteen raak: de reis heeft veel meer opgeleverd dan eerder voor mogelijk werd gehouden. Hieronder een kort verslag van de oefening.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
48
De oefening werd gehouden in NoordNoorwegen in het gebied rondom Harstad en Narvik. Deze grootschalige oefening stond onder leiding van het Norwegian Joint Headquarters en is uitgevoerd door de Multinational Task Forc Commander die leiding gaf aan vier componenten. De landcomponent bestond onder andere uit het Nederlandse 42 TankBat van 43 Mechbrig en de maritieme component werd geleverd door Hr. Ms. Dolfijn en Hr. Ms. Johan de Witt. De functie van Maritime Component Commander (MCC) werd ingevuld door de versterkte staf van UK Amphibfor onder leiding van Genmaj Howes (tevens CGRM). Deze staf van ongeveer honderd pax is begin februari in de haven van Portsmouth geëmbarkeerd. Bij vertrek vanuit Portsmouth is de Amfibische UK/NL Task Group (ATG) geformeerd. De ATG bestond uit Hr. Ms. Johan de Witt, HMS Ocean, HMS Albion en RFA Mounts Bay.
Via Portsmouth naar Harstad Onderweg naar Noorwegen is de bemanning door het Sea Training Command (Comnlseatrain) door de ‘seatrain molen’ gehaald. Na acht dagen continuation training werd deze scheepsbrede training succesvol afgesloten met een goed resultaat, een verdienste van de gehele bemanning. De continuation training is in Loch Ewe voorzien van een amfibisch component door het ABU met LCU’s en LCVP’s MK5C even de benen te laten streken op Mellow Charles Beach. Ook werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om twee LCVP’s MK5 B van HMS Albion te embarkeren aan boord JWIT. Deze twee LCVP bemanningen zijn naadloos opgegaan in de organisatie van 1-Btcie voor de rest van de oefening. In Loch Ewe zijn basis drills zoals dock en QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
49
davit operaties zijn uitgevoerd bij nacht, maar ook de assault routines zijn hier getraind. Helaas was er nog geen EMF aanwezig. Die waren voor hun wintertraining al anderhalve maand in Noorwegen.
Force integration Die EMF embarkeerde aan boord bij de volgende halte. Op de rede van Harstad zijn met behulp van de landingsvaartuigen Y-COY van 45 CDO en F-COY 2nd Bn 25 Marines USMC geëmbarkeerd, in totaal driehonderd pax. De bedden aan boord zijn door EMF en MCC staff op een enkele na allemaal gevuld. Totale vulling aan boord was toen zeshonderd pax. De tekortkomingen van het ontbreken van noodzakelijke EMF advance party’s is door veel improvisatie van de bemanning opgevangen. In de area van Harstad heeft de Amphibious Task Group een gezamenlijke amfibische training uitgevoerd die beeld en geluid moest geven bij de vraag: Hoe komt een marinier op tijd en in het juiste vaartuig/helikopter aan op een strand waar de rest van zijn buddy’s ook staan? Uiteraard moet hij ook nog wat gegeten hebben en rantsoenen en munitie bij zich hebben. Hoe wordt dit nu georganiseerd met driehonderd mariniers tegelijk? En dan vervolgens vanaf vier schepen in het geheel. De antwoorden op dit soort vragen verkrijgt men door het uitvoeren van een Wader training. Deze gefaseerde training houdt in dat de eenheden de absolute basisinstructie krijgen met betrekking tot landingsvaartuigen, helikopter drills en scheepsprocedures. Uiteindelijk worden de assault routines doorlopen met volledige uitrusting. Het schip, de landingsvaartuigen en de Amphibious Beach Unit
(ABU) verzorgen een integratietraining die wordt uitgevoerd met de gehele EMF en alle amfibische assets van de Amfibische Task Group. Zo worden bijvoorbeeld de chauffeurs getraind hoe zij hun voertuig gereed moeten maken voor amfibische operaties. Is er aandacht voor de gidsprocedures en het embarkeren en debarkeren van landingsvaartuigen op en van het ABU-strand. De marinier leert wat te doen in de diverse UK/NL landingsvaartuigen, wanneer hij waar moet zijn en wat te doen aan boord en op het strand of hoe over te stappen op zee van het ene naar het andere landingsvaartuig. Maar ook worden tijdens een Wader helikopteroperaties en - procedures getraind voor zowel mensen als under sling ladingen. Het is juist deze Wader training die alle losse middelen van de Task Group samenbindt als een force multiplier en hierdoor bepalend is voor de gereedheid van de Task Group. De eerste opdracht die na de Wader werd ontvangen was het uitvoeren van een amfibische demonstratie. In het scenario
moest bewust worden gemaakt dat het de internationale gemeenschap ernst was. De amfibische demonstratie werd uitgevoerd over twee stranden door vier amfibische schepen met tien LCVP’s, zeven LCU’s, vier Offshore Rading Craft (ORC) en één lichte zestien pax hovercraft (LCAC-LR). Als air assets werden twee Seaking, twee Lynx en
schermd door de escorte taakgroep die bestond uit diverse fregatten was het tijd voor het uitvoeren van de raids. De amfibische raid was een zelfstandige opdracht voor de JWIT. De opdracht was om met twee compagnieën gelijktijdig twee doelen aan te vallen die geografisch tien nautische mijlen van elkaar waren
van de oefening moest de bad guy ‘Eastland’ worden geïmponeerd zonder onze daadwerkelijke bedoelingen prijs te geven. Eastland dat het economisch welvarend ‘Noord Helgaland’ was binnengevallen,
een Alouette helikoter ingezet. De amfibische demonstratie werd tevens gebruikt om de Distinguished Visitors (DV)-dag te ondersteunen. Na een succesvolle Theathre Entry, be-
gescheiden. De uitdaging in de planning was om de mariniers niet te lang op de vaartuigen te laten zitten. Uiteraard moest wel aan het uiterst krappe tijdschema worden voldaan. Door creatieve en flexibele toepassing van de lessen geleerd tijdens de Wader training door eigen bemanning, EMF en Btcie is deze raid zeer succesvol uitgevoerd. Communicatie is van vitaal belang tijdens dit soort evoluties. De Bowman communicatie binnen UK/NL was robuust. Ondanks dat er met verschillende versies software werd gewerkt, is de secure voice constant gegarandeerd geweest. Het uitwisselen van data binnen UK/NL vereist nog de nodige aandacht en was nu alleen tussen Nederlandse vaartuigen mogelijk. Door te beschikken over de mogelijkheid van secure voice binnen UK/NL is een belangrijke stap voorwaarts gemaakt. Bij binnenkomst van de raid werd de volgende opdracht verstrekt aan 45 CDO: het uitvoeren van een amfibische assault in Bogen bay. Tijdens deze assault moest
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
50
de gehele 45 CDO RM inclusief enablers van HQ 3CDO, 29 CDO, 24 RGT en USMC worden ontladen via het strand. Voor deze offload werd 1-Btcie aangewezen om de ABU te leveren op het strand. Het strand had beperkingen maar door de can do mentaliteit van de ABU van 1-Btcie werd het hoge operationele tempo gehandhaafd en het succes verder uitgebuit. Beach control van de ABU heeft gedurende de gehele offload de leiding genomen en behouden op het strand.
Conclusies Vele lessen zijn (opnieuw) geleerd, zoals de noodzaak van advance party’s en het vereiste van een gedegen Wader, om daarna uitdagende raids en assaults goed en veilig uit te kunnen voeren. De Bowman communicatie secure voice werkt binnen UK/NL goed. De banden met UK/NL zijn goed en de interoperabiliteit van mensen en middelen is hoog. Dit komt doordat key players binnen de UK/NL elkaar kennen en begrijpen. De investeringen in uitwisselingen en het
participeren in opleidingen zoals LCOQ, LC1, LC2 en Commandocentrale Officier (COO) betalen zich op de werkvloer terug in de vorm van ondersteuning en verantwoordelijkheden. Opvallend was dat JWIT rijkelijk bedeeld werd met middelen en taken tijdens CR10. Cold Response is een uitstekende oefening geworden. JWIT heeft haar doelstellingen ruimschoots kunnen halen.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
51
Volledig opgetopt met staf, EMF, voertuigen, landingsvaartuigen en de Belgsiche Istar-Alouette, is het schip onder arctische omstandigheden (we hebben de min 30 aangetikt) stevig aan de tand gevoeld en ze is er goed uitgekomen. De volgende keer CR12 hopelijk met eigen EMF en wellicht transporthelikopters. De Britten hebben zich inmiddels al bij de Noren ingeschreven.
Mariniers Training Commando Commandant: KOLMARNS R. Springer Chef Staf: LTKOLMARNS W.J. Briggen Chef d’Equipage: AOOMARNALG J. Hardeman
KC MOX
(Kenniscentrum Militair Optreden onder Extreme Omstandigheden)
‘Het defensiebrede kenniscentrum voor optreden in de jungle, de bergen en onder arctische omstandigheden’.
Van 4 januari t/m 29 januari 2010 heeft in Arvidsjaur (Zweden) de arctische module plaatsgevonden voor de ML Instructor opleiding. Op dit moment wordt deze pilot opleiding geëvalueerd en zullen de aanpassingen verwerkt worden in de komende opleiding die in oktober 2010 zal starten. Om voor deze opleiding in aanmerking te komen dienen aspirant cursisten de selectiedagen met goed gevolg te doorlopen. Vervolgens start de vernieuwde ML Instructor opleiding met de module Instructeur Werken Op Hoogte (IWOH), verzorgd door de instructiegroep werken op hoogte van de LO&S Organisatie van de Landmacht te Amersfoort. Aansluitend volgen de cursisten de mountain fase (Wales & Schotland) en de arctic fase (Noorwegen). Medio 2010 zal de Leidraad Militair Optreden Onder Extreme Omstandigheden worden uitgegeven door het Maritiem Doctrine en Tactieken Centrum. Het doel van deze publicatie is om krijgsmachtbreed aanwijzingen te geven aan commandanten en staven voor de voorbereiding van een operatie of training onder extreme omstandigheden. In deze leidraad worden de taken en verantwoordelijkheden van de ML Supervisor, ML Teacher en ML Instructor uitgelegd.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
52
Het Laatste Loodje... Arctische module, Mountain Leader Instructor (voorheen ML-3) Opleiding
Door: ELNTMARNS J.P. Paauwe Foto’s: MLI-opl. Het trainen en oefenen onder arctische omstandigheden in bergachtig terrein is een voortzetting van de reeds aangeleerde skills en drills in de voorgaande modules. Nu dient echter rekening te worden gehouden met nog grotere klimatologische veranderingen en extreme temperaturen. De mogelijkheden en onmogelijkheden van het overleven, verplaatsen en vechten in sneeuw- en ijsbedekt geaccidenteerd terrein moeten eigen gemaakt en uitgebuit worden. Na het voltooien van alle modules is de ML Instructor in staat, onder supervisie van een ML Supervisor / ML Teacher, op te treden als instructeur/ adviseur tijdens de Mountain Movement and Survival Course (MMSC), Mountain Survival Course (MSC), Arctic Movement and Survival Course (AMSC) en de Arctic Survival Course (ASC). De cursisten van de Mountain Leader Instructor opleiding begonnen in januari aan de arctische fase in Arvidsjaur, Zweden. De opleiding bestond op dat moment nog uit dertien cursisten: drie officieren (waarvan twee van de Koninklijke Landmacht), vijf onderofficieren (waarvan één van de sportorganisatie van de Konink-
lijke Landmacht) en vijf mariniers. Hoewel de fysiek zwaardere periodes achter de rug waren (de bergfases in Wales en in Schotland) dienden de cursisten zich nog even goed vast te bijten in sneeuw en ijs om de opleiding met goed gevolg af te ronden. Gedurende de eerste twee weken werd in de omgeving van Arvidsjaur Training Camp een versnelde en intensieve novice opleiding gevolgd. Van de cursisten werd verwacht dat zij de aangeboden lesstof snel tot zich zouden nemen. Dit betekende een steep learning curve. Naast het verplaatsten en oefenen dienden de cursisten de basiskennis te vertalen naar lessen. Dit alles diende een duidelijk doel: de ML Instructor moet in staat zijn om QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
53
groepen tot op pelotonsniveau te begeleiden in de skills en drills. Het gebied rond Arvidsjaur leende zich goed om de basis te behandelen. Op het programma stonden een aantal lange verplaatsingen waardoor de cursisten geconfronteerd werden met de beperkingen die de Arctic met zich mee brengt. Naast verschillende nachten in brushwood onderkomens werd de basis gelegd van het programma voor de Arctic Survival Course (ASC). Deze cursus is verplicht voor ondersteunend personeel dat niet deelneemt aan de Arctic Movement en Survival Course (AMSC), maar toch enige basiskennis dient te hebben van de risico’s en beperkingen die het werken onder Arctische omstandigheden met zich meebrengen. Door de beperkte hoogteverschillen in het
terrein rond Arvidsjaur, diende de cursus in de derde week uit te wijken richting de grens met Noorwegen om de gestelde leerdoelen te bereiken: het skigebied Hemavan. In Hemavan werd de nadruk gelegd op het verplaatsten door bergachtig terrein, waarbij tijdens het verplaatsen alle aangeleerde lawinelessen in praktijk konden worden gebracht. De cursisten werden door de sterke verandering van het terrein opnieuw geconfronteerd met de uitdagingen die het leiden van groepen tot op pelotonsniveau met zich mee kunnen brengen. Tijdens de busverplaatsing naar Arvids-jaur Training Camp werd de opleiding fysiek en mentaal geprikkeld: de bus stopte vijftig kilometer voor het kamp. De drie- daagse skitocht terug was voor de meeste cursisten een goede ‘eye opener’ voor wat betreft fysieke en mentale grenzen. Vooral wanneer dit in de extreme temperaturen van -250C plaatsvindt, met volle rugzakken en weinig slaap, door uitdagend terrein! De laatste week werd in Arvidsjaur Training Camp volledig gewijd aan de tactische aspecten die in de Arctic van belang zijn. Op de schietbanen en de gebieden er omheen werden schiethoudingen beoefend en demonstraties en lessen gegeven. De opleiding werd formeel afgesloten met een bijeenkomst waarbij vertegenwoordigers van de deelnemende defensieonderdelen aanwezig waren. Op deze bijeenkomst ontvingen de trotse cursisten uit handen van Plaatsvervangend Korpscommandant kolmarns Hardenbol het felbegeerde certificaat. Na een mooi eindfeest werden de kersverse ML Instructors de volgende dag al weer ter beschikking gesteld aan de Arctic Movement en Survival Course (AMSC) van het bataljon. Rust zat er voor de meesten dus niet in, maar in de twee weken die volgden hebben de nieuwe ML Instructors de aangeleerde vaardigheden meteen in praktijk kunnen brengen tijdens de ondersteuning van de training. Al met al is de Arctic module een goede en intensieve afsluiting van de ML Instructor opleiding geweest en is het Korps Mariniers vanaf maart 2010 tien ML Instructors rijker. Het concept staat en ik ben er zeker van dat de ML Instructor zich zal ontwikkelen tot een volwassen toevoeging aan het optreden in berg en arctisch terrein, zo wijd de wereld strekt. QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
54
Bureau Evaluatie /
Lessons Learned MTC Toch verdienen de Lessons Learned de aandacht van de mariniers. Ook in deze uitgave zal ik u van informatie voorzien die hierop betrekking heeft. Gezien het feit dat het Korps al meer dan dertig jaar wintertrainingen uitvoert en binnen Defensie als specialist voor deze training wordt aangemerkt, is dit onderwerp zeker interessant voor ons allen. Vandaar dat ik in dit nummer de wintertraining onder uw aandacht wil brengen.
Door: KAPTMARNS H.W. de Blaauw Foto’s: Cees Baardman
In mijn enthousiasme meldde ik in de laatste QPO van 2009 dat het nieuwe datasysteem met betrekking tot Lessons Learned (LL) waarschijnlijk in de lente 2010 zou werken. Er is intussen overleg gevoerd met de bedrijfsgroep Ivent om het nieuwe systeem operationeel te krijgen. Vanwege veiligheidsperikelen van het nieuwe systeem is de uitrol uitgesteld. Hierdoor is in de realisatie vertraging opgetreden. De verwachting is nu (12 maart 2010) dat over een paar maanden een en ander toch gerealiseerd kan worden. Ik hoop u in de volgende QPO meer nieuws hierover te kunnen vertellen.
Allereerst zal ik, ‘voor de mariniers die na 1989 zijn geboren’, schetsen waarom het Korps in de jaren 70 van de vorige eeuw de training is begonnen. Vervolgens geef ik een korte weergave van de door het Eerste Mariniersbataljon gevolgde wintertraining. Daarna vindt u enige observaties. Afsluitend stel ik dat we de winterdeployment (WD) zeker moeten blijven uitvoeren.
Aanleiding Wintertraining Na WO II was de dreiging van de Sovjet Unie om West Europa onder de voet te lopen lange tijd aanwezig. Hierdoor was de NAVO in West Europa ‘genoodzaakt’ om zich, in alle jaargetijden, hiertegen te kunnen verdedigen. De eventuele aanval zou ook via de Noordflank van de NAVO (Noorwegen) kunnen plaatsvinden. Ook in de winter. De winterse omstandigheden op de Noordflank waren en zijn behoorlijk ruig. Het Korps Mariniers (als onderdeel van de UK/NL Landing Force) werd in staat geacht om rond de poolcirkel (ook in de winter) een verdediging in te richten. Dat is in het kort en heel simpel de aanleiding van ons optreden in de Arctic. Ondanks de verdwenen dreiging wordt trainen in dergelijke weersomstandigheden gecontinueerd. Een reden hiervoor spreekt uit de volgende quote: “if you have learned to handle the constraints of extreme winter conditions, you will survive in any type of climate.” Hoewel grote ernstmissies onder arctische omstandigheden tegenwoordig niet aannemelijk zijn, is training hier QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
55
immers een enorm goede bijdrage aan ons professioneel optreden, Qua Patet Orbis. Trainen onder arctische omstandigheden is ons kennisdomein binnen de krijgsmacht en maakt ons betere mariniers.
Wintertraining Zweden 2010 De voorbereiding op een wintertraining vereist het geven van lessen die op de training betrekking hebben. Een aantal van deze lessen kan ook in een nietarctische omgeving gegeven worden. Voor de wintertraining 2010 werden de lessen verzorgd in de Oranjekazerne te Schaarsbergen. Als de lessen in Doorn gegeven worden zijn er allerlei factoren (onder andere bezoek aan de ziekenboeg, uitrusting ruilen, deelname aan een vergadering), die deelname aan de lessen door de gehele eenheid verstoren. Met z’n allen op één locatie, buiten de Van Braam Houckgeestkazerne, is een prima gelegenheid om als eenheid de verplichte lessen te volgen. Voor wintertrainingen in de toekomst is handhaven van deze constructie wenselijk. Deze constatering volgt uit een ‘oude’ Lesson Learned. Na aankomst in Zweden werd in en na het eerste weekend tijd besteed aan de voorbereidingen van de training. Dit betrof onder andere uitrusting ophalen, testen en prepareren van ski’s, briefings geven, indelen skiklassen. Vervolgens werden in de eerste drie weken de basics met betrekking tot opereren in koudweeromstandigheden getraind: skiën (t/m 3e lijn), overnachten in diverse onderkomens, routines, casevacs, tactische scenario’s. Om de training te ‘vervolmaken’ werd het wakskiën uiteraard niet vergeten. Vervolgens werden in week 4 meer tactische zaken behandeld. Een veelvoud aan onderwerpen werd hierbij behandeld, onder andere bullet penetration, innemen van een patrol harbour, camouflage, verplaat-
sing met 3e lijn. De hierop aansluitende tactische periode werd voorafgegaan door een lang weekend, waarna men de tactische- en schiettraining ‘uitgerust’ kon beginnen. Deze periode werd gevolgd door een Final Tactical Exercise (FTX), waarbij de eenheden onder meer door middel van luchttransport werden ingevlogen.
Observaties Wintertraining Aangezien veel personen over informatie beschikken zijn opnieuw, net als bij voorgaande operaties, alle rangen geïnterviewd. Hoewel dit tussen de oefeningen door plaatsvond, was men te allen tijde welwillend om zijn mening te geven. Hieruit zijn diverse zaken naar voren gekomen, waarvan de volgende punten ‘opvallen’:
• Trainen in de Arctic dient conform een vaste opzet plaats te vinden. De jarenlange ervaring op dit terrein leert
dat dit tijd kost. Tijd die door de ambitie van het Korps weliswaar niet altijd beschikbaar is, maar in de extreme arctische omstandigheden wel genomen dient te worden. Immers indien men niet de juiste handelingen (de basics) onder deze omstandigheden aanleert, is het een kwestie van tijd voordat er slachtoffers vallen door koudweer blessures. Daarnaast wordt men getraind in hardmanship, indien men dagenlang is blootgesteld aan de arctische omstandigheden. Dat is juist wat ons onderscheidt van andere eenheden. Allereerst dienen een aantal basisvaardigheden, desnoods tegelijkertijd, te worden aangeleerd, voordat men überhaupt aan vechten kan beginnen. Dit zijn verplaatsen en overleven. Daarom is het zaak dat men deze twee basisvaardigheden onder de knie krijgt, voordat men gevechtsvormen gaat trainen. Een aantal jaren terug duurde een winterdeQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
56
ployment van een bataljon langer dan vijf à zes weken. Hierin werd allereerst op ‘ontspannen’ wijze het verplaatsen in de arctic aangeleerd, met tegelijkertijd het overleven. Deze periode, van drie weken, was een uitermate geschikte tijd om te leren skiën en te overleven. Hiermee kan de tijd optimaal worden gevuld. Vervolgens werd volop aandacht besteed aan tactisch opereren, waarbij tegelijkertijd skiën t/m 3e lijn uitdagend werd beoefend. De lengte van deze periode was afhankelijk van de tijd die men wilde besteden aan training op geweergroeps-, pelotons-, compagniesen bataljonsniveau. De periode duurde toen ongeveer drie weken om t/m compagniesniveau te opereren. Inbegrepen waren diverse schietdagen, waarbij alle wapens binnen de eenheid aan bod kwamen. De deployment eindigde met een bataljonsoefening, geïntegreerd
• Een WD kan nu eenmaal een geweldige, boeiende, leerzame, grensverleggende en interessante ervaring zijn, maar daar zijn de volgende voorwaarden zeker aan verbonden: - Behandel mariniers volwassen als volwaardige collega’s. Maak en houd ze enthousiast voor de WD waardoor ze dit gaan propaganderen. - Geef de mannen de tijd om zich de Arctic ‘eigen te maken’. Neem drie weken om te leren verplaatsen en overleven, waarmee de tactische fases een goede basis hebben om zoveel mogelijk trainingswaarde te realiseren. - Bij voorkeur vullen we de MSI-opleiding met vrijwilligers die continuation zijn. Anders heeft de MSI te weinig tijd om zich 100% met instructie bezig te houden. - Geef de MSI zijn skiklas en laat hem (zoals vroeger) de hele dag toeren door het trainingsgebied. Hierbij kan hij
met een internationale eindoefening. Gesteld kan worden dat de periode van plusminus zeven à acht weken een optimale periode is voor een bataljonswintertraining. Hierin kunnen alle niveaus ruim voldoende getraind worden. Verder bestaat de verwachting dat, als deze tijd genomen wordt, het bestendigen van de koudweer expertise op bataljonsniveau zeer goed mogelijk is. Als we een dergelijke trainingsmethodiek (in zeven à acht weken) willen uitvoeren moeten we niet vergeten dat we een hoog ambitieniveau hebben. Momenteel is er een groot tekort aan kaderleden. Het bestendigen van langere plaatsingen is ook niet zaligmakend, het aantal continuations is relatief klein. Kortom er zijn allemaal remmende factoren die een langere trainingsperiode in de weg staan. Maar we voltooien wel weer een WD.
onderweg de skivaardigheid van de mannen verbeteren en tegelijkertijd demo’s bezoeken. Houd de klassen, in relatie tot het aantal MSI’s, zo klein mogelijk. Hierdoor kan de MSI de individuen met minder skivaardigheid de juiste aandacht geven. - Enthousiasme wordt ook behouden door zaken die na het werk gedaan kunnen worden. Immers het beste wat enthousiast verteld wordt is hoe gaaf die rust/uitgaansperiode was tussen de trainingen door. Dàt wordt ook, naast de ontberingen, in Doorn en thuis verteld, waardoor men gemotiveerd wordt om marinier te blijven of te worden. Deze les dient niet veronachtzaamd te worden. ‘Hard werken, hard ontspannen’ heb ik vaker geschreven QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
57
en daar blijf ik bij. Dat blijft een niet te onderschatten motivatie om marinier te blijven. ‘Vroeger was alles beter’ lijkt wel het motto van voorgaande alinea. Maar dat is niet zo: het was anders en had ook nadelen. Natuurlijk was ook deze wintertraining geweldig, boeiend, leerzaam, grensverleggend en interessant. Immers het is geweldig in het terrein, ‘s nachts met poollicht, onder arctische omstandigheden. Een parasprong in de Arctic is boeiend. Werken (en leven) in de Arctic is leerzaam en interessant. Een wakduik is grensverleggend. Allemaal positieve punten dus. Als men daarbij in acht neemt dat het toch ‘maar weer gedaan wordt’, met alle tekorten aan kaderleden, extreme kou (-40), beperkt aantal conti-MSI’s, kunnen we stellen dat wij, mariniers, nu eenmaal van een ‘speciaal merk’ zijn. Een gegeven dat ons tijdens het werken onder extreme omstandigheden aanzienlijk ondersteunt.
Afsluiting In dit artikel ben ik begonnen met een korte geschiedenis van trainen onder arctische omstandigheden. Daarna heb ik, summier, de trainingsopzet weergegeven met aansluitend enige observaties betreffende de WD, waarna ik eindigde met de stelling hoe geweldig, boeiend, leerzaam, grensverleggend en interessant ook deze WD was. Ook ondanks het zeer krappe aantal kaderleden, extreme temperaturen en novice-MSI’s is het toch weer gelukt om een relatief groot aantal mariniers koudweer getraind te maken en onze koudweer expertise te blijven ontwikkelen. Dat laatste staat nu eenmaal op onze agenda en is de komende jaren een jaarlijks terugkerend (zeven à acht weken durend?) trainingsmoment.
Eerste Mariniersbataljon Commandant: LTKOLMARNS J.P.O. de Jong Chef d’Equipage: AOOMARNALG M. de Jong
Allereerst wil ik stilstaan bij het immense verlies van korporaal van de mariniers Jeroen Houweling en marinier der eerste klasse Marc Harders. Op zaterdag 17 april verloren zij het leven in Uruzgan door een lafhartige aanslag met een geïmproviseerd explosief. Het verlies van deze twee uitstekende en professionele collega’s heeft ons allen diep geraakt. Het personeel van het Eerste Mariniersbataljon zal Jeroen en Marc nooit vergeten. Ik wens de nabestaanden en collega’s zeer veel sterkte toe bij het verwerken van dit vreselijke verlies. Daarnaast wil ik stilstaan dat bij dezelfde aanslag de zeer gewaardeerde marinier der eerste klasse Erik van den Elzen ernstig gewond raakte. Erik van den Elzen heeft een groot offer gebracht. Ik wens Erik veel beterschap en een spoedig herstel toe. Ik roep iedereen van het Eerste Mariniersbataljon op Erik te steunen, zoals ook eerdere gewonden binnen het Korps zijn gesteund. Verder wens ik personeel van de 13e compagnie als TFE 12 na deze droevige gebeurtenis veel sterkte, succes en wijsheid toe en zie ik uit naar mijn bezoek aan hen.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
58
hebben we in zes weken tijd ongeveer 185 novices wintergetraind gemaakt. Met een bergtraining in mei/juni in het verschiet zien we dus kans om een grote hoeveelheid personeel berg- en wintergetraind te maken en het bijbehorende ‘hijgend hert’ uit te reiken. Hiermee keren we een beetje terug naar de oude tijden waarin berg- en wintertraining de basis vormde voor een verdere carrière bij het korps. Juist omdat bij die trainingen de mentale en fysieke hardheid, junior leadership, doorzettingsvermogen en discipline maximaal uitgedaagd en getest wordt vormde dit de basis voor onze kaderopleidingen en voor opleidingen zoals BBE’er of ML’er; iedereen moest eerst wintergetraind zijn. Met een groot contingent personeel dat operationele ervaring opdoet in Afghanistan en de grote hoeveelheid personeel dat voor het zomerverlof wintergetraind raakt, is de kwaliteitsbasis voor de toekomst van het korps weer verzekerd.
Bezoek Zweedse minister van Defensie
Daarnaast werd met deze wintertraining op een volstrekt nieuwe locatie ook de logistiek maximaal expeditionair uitgedaagd. Veel van de uitdagingen waarvoor zij kwamen te staan doet denken aan de beginjaren in Noorwegen. In het kader van train as you fight is het van belang dat we regelmatig nieuwe onbekende bestemmingen aandoen om ons expeditionair vermogen te testen en te trainen. Verderop leest u verschillende verhalen die aantonen dat iedereen de winterdeployment in Zweden op zijn eigen manier heeft beleefd. Ik wens u veel leesplezier.
Joint Winter Deployment 2010 De eerste grote bataljonsdeployment van het jaar 2010 zit er op. 1-Marnsbat toog dit jaar voor haar wintertraining naar Arvidsjaur, Zweden. Een nieuwe locatie met veel potentieel. Arvidsjaur ligt ongeveer honderd kilometer onder de poolcirkel en is een zeer sneeuwzeker gebied waar de temperaturen dit jaar zeer extreem waren (gemiddeld minus 25 graden, maar minus 40 op zijn koudst). Alle ingrediënten voor een ouderwets zware wintertraining waren aanwezig en menig marinier vroeg zich dan ook af waar die verhalen toch vandaan kwamen dat wintertraining leuk zou zijn. Leuk is het bij de padvinders zeg ik altijd maar. Als je in de kroeg wilt opscheppen dat je marinier bent, dan moet daar natuurlijk wel wat tegenover staan. En dat stond er dit jaar zeker. Met een drieweeks Novice programma, para-operaties inclusief inzetsprong met uitrusting, luchtmobiele inzet, een uitgebreid schietprogramma en een final training exercise
Panorama verslaggever Koen Scharrenberg ‘voelt’ zich even marinier. Foto: Cees Baardman
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
59
10e Verzorgingscompagnie
Wintertraining
Arvidsjaur Door: MAJMARNS J. Westerwal, CC 10e Verzorgingscompagnie De wintertraining in Arvidsjaur, Zweden, betekende voor de 10e Vzcie een nieuwe uitdaging omdat zowel Zweden als de locatie in Arvidsjaur nog niet eerder gebruikt zijn als trainingslocatie voor eenheden van het Korps Mariniers. Dit hield ook in dat alle contacten die we normaal gesproken hebben in de Noorse logistieke wereld nu niet gebruikt konden worden. Dit betekende in de praktijk weer - gedeeltelijk - het bekende wiel uitvinden. Tevens was de duur van de wintertraining voor ons langer dan normaal, omdat een aantal wintergerelateerde opleidingen op dezelfde locatie plaatsvonden, namelijk de ML 3, MST en MSI opleiding. Om de logistieke ondersteuning van bovenstaande opleidingen en de winterdeployment van het bataljon goed te laten plaatsvinden en om te voorkomen dat onze Zweedse gastheren telkens met een wisseling van logistiek personeel cq. - eenheden te maken zouden krijgen, werd gekozen de logistiek
voor de gehele periode door de 10e Vzcie te laten uitvoeren. De voorbereidingen waren al op 5 december van het vorig jaar gestart, waarbij alle logistieke middelen verplaatst werden richting Zweden. Dit gebeurde door de lucht, per trein en per schip. Dit was vooral een uitdaging voor de sectie 4 van het bataljon. Nadat alle logistieke middelen in Zweden aangekomen waren zijn we begonnen alles te ‘storen’ in de diverse ruimtes die ons toegewezen waren. Ook zaken als een OPS room zijn gereed gemaakt. Onze Zweedse collega’s waren behoorlijk onder de indruk van de hoeveelheid materiaal en voertuigen die op hun terrein gestald werden. Natuurlijk werd ook onze Korpsverjaardag op 10 december niet vergeten en hebben we op juiste wijze onze verjaardag gevierd. Uiteindelijk waren we op 15 december gereed met de voorbereiding en hebben we het licht uitgedaan, de sleutels opgehangen in het Zweedse sleutelkastje en zijn we weer teruggekeerd naar Nederland voor een welverdiend winterverlof. Op 3 januari zijn we teruggekeerd naar ArQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
60
vidsjaur voor de ondersteuning van de ML3 en MSI opleiding. De logistieke ondersteuning van deze beide opleidingen is door een ieder als zeer prettig ervaren, beide opleidingen konden hun eigen opleidingschema’s prima uitvoeren zonder zich zorgen te hoeven maken over allerlei logistieke zaken. We ondervonden al snel aan den lijve dat hier in Zweden de temperatuur erg laag kan zijn, 35 graden onder nul of kouder is hier niet vreemd. Met name de voertuigen hadden erg te lijden onder deze extreme omstandigheden. Bijvoorbeeld diesel die in de brandstoffilters veranderd in een soort jam en waardoor die niet meer bruikbaar
2010 zijn en onze trucks die er spontaan mee ophielden. De monteurs hadden hun handen vol om onze voertuigen up and running te houden. Na deze ‘opleidingsperiode’ kwam de mainbody van het bataljon aan in Arvidsjaur om te starten met de wintertrainingen en begon de zogenaamde Arctic Movement and Survival Course (AMSC). Ook hier hadden we onze handen vol aan allerlei logistieke zaken. Vooral de extreme omstandigheden hadden grote invloed op ons materiaal, vooral de plastic baskets van de skistokken gingen veelvuldig stuk en we hebben er dan ook zo’n tweehonderd moeten vervangen. Na de novice training hadden we eindelijk weer eens de mogelijkheid om volgens oud gebruik het zogenaamde novice feest te organiseren. In de sporthal van het nabij gelegen kamp Gilas werd uiteindelijk de juiste locatie gevonden om een dergelijk groot feest te organiseren. Daarna is het maken van het programma de grootste zorg, muziek, voeding en de juiste drankjes maar vooral ook veiligheid. Want een feestzaal met ongeveer 450
AOOMARNALG M. de (50 jaar) Jong
‘feestgangers’ is qua veiligheid een uitdaging. Als men dit goed wil organiseren heb je een goede feestcommissie nodig. Voor de muziek hadden we de Noorse band Top Coat uitgenodigd. Deze band hadden we in het verleden eerder ‘onder contract’ en QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
61
ook deze keer lieten ze ons niet in de steek en hadden we een geweldige avond. Na dit feest heeft een ieder genoten van het vrije, lange weekend. Er was ook nog een speciale gebeurtenis tijdens deze wintertraining, onze HID, adjudant Martin de Jong werd
Op dinsdag 5 januari 2010 zijn wij met vijf Nederlandse mariniers naar Elverum afgereisd. Een klein plaatsje ongeveer 150 kilometer noordoost van Oslo om daar deel te nemen aan de Allied Officer
Winter Warfare Course (AO WWC). Dit is een Noorse wintertraining die door de Norwegian School of Winter Warfare (NSWW) aan NAVO bondgenoten wordt aangeboden. Aan de opleiding namen ongeveer veertig man deel uit acht verschillende landen, te weten België, Canada, Duitsland, Nederland, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk op 13 februari 50 jaar. Uiteraard konden wij dit niet zomaar laten passeren aangezien de adjudant de CdE van de 10e is geweest. We hebben de bekende ‘Abraham’ naast zijn kantoor geplaatst en hebben gezocht naar een speciale manier om zijn verjaardagstaart aan te bieden. We hebben een hondensleetocht georganiseerd - naar oude Laplandse traditie - en met een smoesje de adjudant meegelokt in de auto. Buiten de poort van de kazerne zijn we gestopt en toen kreeg hij argwaan. Vervolgens hebben we hem laten omkleden in een speciale ‘Lappen-outfit’ om daarna plaats te laten nemen op de hondenslee. Vervolgens werd hij per hondenslee de kazerne rondgereden tot voor de aangetreden troepen. Daar heeft hij van zijn bataljon zijn verjaardagscadeau ontvangen.
en de Verenigde Staten. De AO WWC heeft globaal gezien eenzelfde opbouw als de wintertraining in Zweden: de eerste drie weken zijn gericht op het leren overleven en verplaatsen in arctische omstandigheden en vervolgens wordt in de laatste drie weken het aspect oorlogsvoeren hieraan toegevoegd. De opleiding wordt afgesloten met een dertig kilometer biatlon.
Nadat de novice training was beëindigd volgde de Winter Warfare Course (WWC) met daarop volgend de Final Training Exercise (FTX) waarin het bataljon via de echelons logistiek ondersteund werd. Ook is in deze periode de MJEB ondersteund. Afsluitend kunnen we vanuit de logistieke kant gezien zeggen dat de mogelijkheden hier in Arvidsjaur in ruime mate aanwezig waren. In deze wintertraining zijn 6.742 stuks Roek’s (Rantsoenen onder extreme koude) gebruikt en ook het aantal verbruikte batterijen is met 8.000 stuks hoog te noemen. Het gebruik van nafta is, met 2.500 liter meegevallen. De mogelijke oorzaak hiervan is dat het aantal branders in de tent is afgenomen naar aanleiding van een onderzoek van de ARBO-dienst vorig jaar. Hieruit bleek dat het gevaar van koolmonoxide toenam indien meer dan één brander per tent werd gebruikt. Nadat de mainbody van het bataljon op 13 maart was vertrokken keerde het restant van de 10e uiteindelijk op 26 maart terug naar Nederland en kon men met een goed gevoel terugkijken op een zeer geslaagde winterdeployment.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
62
Allied Officer Winter Warfare Course, Doorr: ELNT NTMARNS M.J. Rutte, TLNT TMA MARN RNS R.C.A. de Roo, TLNT TL NTM MARNS J.M.J. van Vugt, TLLNT NTMARN NS D. Dreijer en TLLNT NTM MARNS K. Dreijer
Noorwegen 2010 Hoewel het feit dat Elverum een stuk zuidelijker ligt dan bijvoorbeeld Harstad is het een sneeuwzeker gebied en kunnen er behoorlijk lage temperaturen voorkomen, dit komt doordat het ver landinwaarts ligt. Aangekomen in Elverum worden we meteen met de neus op de feiten gedrukt, -30˚C. Gelukkig vonden de Noren het zelf ook koud. Deze temperatuur zou de rest van de week ook niet meer veranderen. Ideaal want je leert direct om goed op elkaar te letten, iets minder ideaal om je eerste skikunsten te vertonen. De skilessen werden gegeven in de vorm van spelletjes zoals estafettes, ijshockey op ski’s, voetbal met ski’s aan et cetera, verplaatsingen in het aangrenzend oefenterrein en een dagje downhill skiën in een klein skigebied vlakbij. Ondanks het feit dat sommigen wel ‘burger’ ski ervaring hadden, voelde iedereen zich toch een behoorlijke beginner op de lange witte all round latten van de baas. Uiteraard werd ook het wakskiën nog beoefend. Week twee en drie stonden in het teken van een negendaagse oefening, die plaatsvond in de bergen op drie uur rijden van het kamp in Elverum. De eerste vijf dagen werd er vanuit een basiskamp gewerkt. Veel verplaatsingen om de skivaardigheden en de navigatie skills in arctisch terrein te vergroten, lesjes in het uitvoeren van lawine zoekacties, het bereiden en eten van een vogel, het bouwen van een quincy en hierin overnachten en het graven van een snow cave en uiteraard ook daar een nachtje in doorbrengen. Deze periode werd afgesloten met een barbecue. Hierna zouden we een grote verplaatsing maken verspreid over vier dagen. Eerst de berg op stompen om vervolgens op een plateau te komen, dat volledig QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
63
De eindoefening vond plaats gedurende week vijf. De eerste twee dagen waren we opgesplitst in twee pelotons van nog geen twintig personen per peloton. De ene dag zat het ene peloton in de verdediging en voerde het andere peloton hierop verkenningen en een aanval uit, de dag daarna waren de rollen omgedraaid. De laatste twee dagen zouden we optreden als compagnie, nou ja een compagnie van iets meer dan dertig man. Er was een Noorse oefenvijand bij gekomen die een verdedigende stelling had ingenomen. Wij hadden twee dagen de tijd alle benodigde verkenningen te doen, de aanval voor te oefenen en uiteindelijk de aanval zelf uit te voeren. Uiteraard werd de vijand overlopen en konden we vervolgens terug naar de kazerne te Elverum. Wat duidelijke leerpunten waren deze week was dat je de line of depature zo dicht mogelijk op de vijand wilt hebben omdat springend voorwaarts op laplanders door sneeuw tot aan je middel geen succes is. We hebben bijna tien minuten nodig gehad voor 120 meter fire and manouvre. Ook spelen de wisselende weersomstandigheden in de Artic zeker een grote rol. Zo was het zicht op de vijand tijdens de verkenning zeer goed, tijdens de eindaanval twaalf uur later was het ineens zo
over te steken en op de laatste dag weer naar beneden. De laatste nacht brachten we door in een emergency cave, dit is een sneeuwhol dat je binnen veertig minuten moet graven om er vervolgens te kunnen schuilen tegen de elementen. De laatste ochtend was het grotendeels bergafwaarts naar de bus hetgeen menig valpartij tot gevolg had. Vanaf week vier zijn we overgegaan naar een meer tactische fase. Deze week begon met lesjes op de kazerne, waarna de theorie de rest van de week in het veld in de praktijk werd gebracht. De insteek van het Noorse kader is niet zo zeer om de cursisten een tactiek bij te brengen, maar meer om ze de mogelijkheden en de beperkingen van winteromstandigheden te laten zien, zodat je de winter gaat gebruiken als vriend in plaats van hen te zien als je vijand. De week werd gevuld met het draaien van een observatie post, het zetten van een verdediging, een verkenning op deze verdediging en een aanval hierop. De week werd afgesloten met een tien kilometer biatlon. Dit werd een prooi voor ons. Tlntmarns K. Dreijer was de snelste onder de cursisten en ook de andere vier zaten in de top.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
64
slecht dat de fire support geen zicht meer had op de vijand. Ook de verkende routes waren door sneeuwval en wind nauwelijks meer zichtbaar. In de laatste week werd nog een dagje besteed aan lawinetraining met zoekacties op pelotonsniveau. Daarnaast stond er nog een test te wachten, de dertig kilometer biatlon. De eis is slechts het afleggen van de volledige afstand. Uiteraard is het afleggen alleen voor ons niet voldoende, dus zijn we er vol tegenaan gegaan, en met resultaat. Van alle cursisten kwamen de vijf Nederlandse mariniers, als eerste over de eindstreep. Tlntmarns D. Dreijer won in een tijd van 2 uur 57 min en 42 sec, op de voet gevolgd door tlntmarns K. Dreijer en op plaats drie tlntmarns De Roo. De instructeurs waren evenmin in staat om de gebroeders bij te houden. De eerste buitenlander die wist te finishen kwam drie kwartier later binnen. Hier hebben we ondanks de gebrekkige skitechniek laten zien dat de Nederlandse marinier beschikt over een zeer goede conditie, een hoog doorzettingsvermogen en de juiste mentaliteit. De dag werd formeel afgesloten met een ceremonie en een diner. Al met al was het een nuttige opleiding waarin vele facetten van het opereren in arctische omstandigheden aan bod is gekomen. Door het internationale karakter van de opleiding leer je veel van andere nationaliteiten, zowel in positieve als negatieve zin. Zo hebben we gemerkt dat er met de fysieke gesteldheid, de mentaliteit en de discipline binnen het Korps niets mis is. Niets nieuws maar wel weer een bevestiging.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
65
11e Infanteriecompagnie
Wintertraining:
mijn beleving
Een wintertraining is iets speciaals en hoort bij elke marinier. Een stukje hardship, mentale en fysieke fitheid die de basis moet zijn voor onze operaties waar dan ook ter wereld. Voor het eerst naar Zweden en dat merkte ik aan de kaderleden die de winterervaringen al lang en breed op zak hebben, want ja, van Zweden daar wist men nog niets of nauwelijks iets vanaf. Dus: voor velen iets om naar uit te kijken.
Door: PC 11-Infcie Foto’s: Cees Baardman Voor ons begon de wintertraining met een pre-AMSC (pre-arctic movement and survival course) die werd gegeven in Schaarsbergen. Hier werden we ook voorgesteld aan een peloton Belgische Paracommando’s. Deze mannen draaiden vanaf nu met alles mee en zouden onder de leiding van de 11e compagnie vallen. Deze pre-AMSC zat goed in elkaar, met lessen uit het handboek berg/winter, kako, verbindingslessen, sport- en skilessen in Snow World. De instructies waren duidelijk en we werden kort gehouden. Timings waren heilig,
of werd ons specifiek duidelijk gemaakt. Als men op je moet wachten in de Arctic wordt dat niet geapprecieerd.
AMSC 30 januari. Vanaf nu moest het gebeuren, op naar Zweden voor een training in de Arctic. De groepen voor de AMSC werden bekend gemaakt. Groepen van acht tot tien personen met een MSI die de eerste drie weken op elkaar aangewezen waren. Een eerste periode waarbij we ‘opbouwend’ aan de Arctic zouden worden voorgesteld. Verder in de training zou men de zwaarte en druk meer opvoeren. Niets bleek minder waar… Overdag waren er QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
66
demo’s met do’s and dont’s. Goede demo’s met leuke funnies. Hier probeerde men echt alles uit het praatje-plaatje-daadje verhaal te halen. Kleine verplaatsingen in het zijterrein en skilessen op de piste. Skills and drills werden aangescherpt om jezelf maar ook elkaar zo goed mogelijk in moeilijke omstandigheden, heel, er doorheen te trekken. Rendieren slachten en vervolgens met een blik, een stuk rendiervlees het voorterrein ingaan om te survivallen. Wat wilt u nog meer? Maar opbouwend? Gewoon hard en koud. Eerste verplaatsing in het zijterrein? 2e lijn en gewoon ´s nachts. Eerste verplaatsing 3e lijn met pulk? Naar een piste verplaatsen
en ertegen aan stompen. Dat is ook een kennismaking. Hier zouden we later in de training profijt van hebben. De rest van de training bleek namelijk hetzelfde battle ritme te hebben…. Begrijp me niet verkeerd, ik vond dit geen leuke periode, wel leerzaam maar had het idee dat er te veel stof in een te korte tijd werd gestopt. Dit ging ten koste van een goede sfeer en van gemotiveerde mariniers. Ja, ons werk is niet altijd leuk of gemakkelijk, en ja, we moeten ons als lichte infanteristen met ons hele huis verplaatsen door gebieden waren anderen niet komen en dan daar opereren. Toch vind ik dat tijdens zo’n AMSC soms wel eens wordt vergeten dat we het met elkaar moeten doen. (We zijn namelijk allemaal collega’s met eenzelfde bloedgroep). Hier zijn echter wel de skills and drills, de mentale- en fysieke fitheid aangescherpt.
WWC Na een AMSC volgt de Winter Warfare Course. Terug naar de pelotons. In dit gedeelte van de training waren er onder andere schiettrainingen gepland. Ook waren er scenario’s waarbij de verschillende pelotons verkenningen en OP’s op elkaar moesten uitvoeren. De schiettrainingen verliepen niet vlekkeloos mede omdat
Belgische Para-commando’s op de lange latten.
er voorafgaande op deze training niet was nagedacht hoe we hier invulling aan moesten geven. We wisten tot welk niveau we wilden trainen maar niet hoe. De omstandigheden in de Arctic vallen niet mee, bewegen gaat niet snel en het was zeker wennen om met Lala’s en of ski’s en skistokken en 1e lijn met kogelwerend vest een gevecht aan te gaan. Uiteindelijk is daar toch een goede training gedraaid. Wel is er na de schiettrainingen onder de
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
67
mariniers en kaderleden een goede discussie gestart. Deze discussie ging vooral over: Hebben we als lichte infanteristen wel een kans als we onder vuur komen?!? Moeten er anno 2010 geen standaard voertuigen zoals bijvoorbeeld skidoo’s mee op de geweergroepen?!? Hebben we hier wel wat te zoeken in de arctic?!? Ik kan hier eigenlijk alleen maar het volgende over zeggen: Ja, ons werk is niet altijd leuk of gemakkelijk, en ja, we moeten ons als lichte infanteris-
ten met ons hele huis verplaatsen door gebieden waren anderen niet komen en dan daar opereren. Toch zijn het denk ik wel punten die we eens serieus onder de loep kunnen nemen. Verkenningen op de andere pelotons. Verplaatsingen ’s nacht duren lang en close target recce’s zijn niet uitgevoerd, omdat je dan uiteindelijk wel de vijand moet vinden. De verplaatsingen om in het kaartvierkant van het ‘vijandelijk’ peloton te komen, konden oplopen tot 4,5 uur. De afstand van maximaal drie kilometer was dan overbrugd. Het terrein en weer kan ons tegenwerken… Toch heb ik een goed gevoel over deze periode. Er werd hard gewerkt en men was gemotiveerd. Veel lessons learned en een goede inschatting hoe we er als peloton voor staan.
FTX De Final Tactical Exercise volgt op de Winter Warfare Course. Hier moest alles samenvallen. De 11e paracompagnie begon de oefening met een inzetsprong. Om vervolgens richting de eerste opdrachten te verplaatsen. Onze pelotonsopdracht was duidelijk. Een LS beveiligen. De 14e zou de volgende dag met helikopters in komen vliegen en wij stonden garant voor hun veiligheid. Blocking posities en ingegraven stellingen moest dit waarborgen. De eerste helikopters dropten de mannen netjes op de LS. Vervolgens hoorden we via het radionet dat onze LS ‘hot’ zou zijn geworden. We hadden echter nog geen vijand gezien,
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
68
laat staan een schot gevuurd. Dit moest natuurlijk een trainingsmoment zijn voor de helikopterpiloten en de 14e, maar waar was ons trainingmoment in deze dan? Vervolgens kregen we een andere opdracht: verken een compagnieslocatie en zet die zodanig uit zodat elk peloton, op de juiste positie in kan komen skiën. Na een boerennacht, moesten we ons naar een nieuwe compagnieslocatie verplaatsen om ons daar voor te bereiden op een compagniesaanval. Tijdens de verplaatsing, net op het moment dat we een snap ambush aan het leggen waren, verschenen er twee skidoo’s. Was dit vriend of vijand? Een snelle identificatie vertelde ons; dit is vijand. Ik gaf de opdracht om het vuur te openen. Het peloton was nog bezig om in positie te komen dus er ontstond lichte verwarring. Namelijk het vuur openen op de vijand, vanuit een snap ambush? Ik kreeg dan ook de vraag; “Zei u nou dat we moesten vuren?”. Goed voorbeeld doet volgen dus, mijn wapen van safe af, richten en afvuren. Nu kwam mijn peloton in actie. Het vuur werd geopend. De twee vernietigde skidoo’s werden snel en efficiënt doorzocht. Nu konden we de compagnieslocatie verkennen en uit zetten. Ik hield er rekening mee dat de vijand, die dus nu twee skidoo’s in de min hadden, eenheden het voorterrein in zou sturen om polshoogte te nemen. Nadat de compagnieslocatie was ingenomen, hebben we slechts één keer contact gehad met een kleine verkenningseenheid. Onze Belgische Paracommando’s kregen de volgende opdracht; verken de vijandslocatie, zet een startlijn uit en verken een vuursteunpositie. Tevens hadden we onze Belgische collega’s gevraagd of men een ri-
viertje dat voor het doel lag te verkennen. We wilden weten of dit bevroren was. De verkenners hadden hun taken uitgevoerd en het desbetreffende riviertje zou bevroren zijn. Nu moest het gebeuren. Tijdens de verplaatsing naar de startlijn kregen we te maken met ‘ruis’ op onze communicatiefrequentie. Wat was hier aan de hand? We werden gejamd. Onze verbindelaars reageerden snel en we stelden een alternatieve frequentie in en het probleem was opgelost. De Belgische Paracommando’s brachten ons naar de startlijn. Deze startlijn moest echter alleen nog ter plaatse worden uitgezet. Na wat verwarring stonden we opgesteld en kon de aanval beginnen. Fixed wing gooide twee 500 ponders op het doel. Vervolgens deden de 120mm mortieren hun werk. Tijd voor ons om richting het doel te vertrekken. Het terrein was heuvelachtig en we zakten ver weg in de sneeuw. Er werd hard gewerkt en niet veel later kwamen we op het doel. We kregen contact met de vijand. Dit hoefde onze opmars niet te stuiten. Nu alleen nog het riviertje over… dat bleek
toch niet bevroren te zijn. Een kolkende watermassa stopte onze opmars. Wat te doen? Bij de voorafgaande kaartstudie bleek er een brug als enige overgang te zijn. Deze moest geboobytrapped zijn. De brug zou ook zeker een ideaal punt zijn waar de vijand zijn wapensystemen op kon richten. We hadden echter geen keus. Onder vuur en beweging peelden we richting de brug. Het peloton links van ons kwam tot dezelfde slotsom. De brug werd een zeer druk punt. De eerste gewonden moesten ook via de brug terug naar de achterliggende gewondennesten worden gebracht. Nu was het zaak om de snelheid erin te houden. Vijandelijke voertuigen werden snel onschadelijk gemaakt. We stelden ons op aan de rechterflank. Onze Belgische Paracommando’s die in eerste instantie de reserve eenheid zouden vormen werden naar voren geduwd. Het peloton links van ons had namelijk te maken met veel gewonden en was geneutraliseerd. De Paracommando’s doorkruisten het 2e peloton en die trokken over het doel heen. Doel genomen. Er is hard gewerkt en we hebben QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
69
goed geanticipeerd op de veranderende ‘verwachtingen’.
Endex De winterdeployment was ten einde. De doelstellingen zijn zeker gehaald. Een stukje hardship is zeker door de gehele training ondervonden. Met temperaturen tot wel -40 graden. Mentale- en fysieke fitheid is goed aangescherpt in deze arctische omstandigheden. Moeilijk terrein en weersomstandigheden hebben hier veel aan bijgedragen. Er is ook een behoorlijke vooruitgang op de groepscohesie geboekt. Achteraf werd er veel geklaagd. Mariniers houden van klagen. Mariniers die niet klagen: dat is verdacht. Maar ik kan maar op een manier antwoorden; Ja, ons werk is niet altijd leuk of gemakkelijk, en ja, we moeten ons als lichte infanteristen met ons hele huis verplaatsen door gebieden waren anderen niet komen en dan daar opereren, maar daarom hebben wij een donkerblauwe baret met een bloedblaar op onze kop. Wij zijn mariniers dat is iets speciaals en een winterdeployment hoort bij elke marinier.
Wintertraining Zweden 2010,
een persoonlijke
ervaring goed in wat leidde tot grappige momenten voor diegene die keken en minder leuke momenten voor diegene die op de ski’s stond. Mariniers gingen op de gekste manieren naar beneden of headfirst de sneeuw in. In de eerste fase zat ook een stukje survival. Daarin leerden we onder andere noodonderkomens te maken en het slachten van een rendier. Uiteindelijk moesten we zelf een quincy (sneeuwhol) maken en daar de nacht in doorbrengen wat voor een ieder zowat de meest de koude nacht ooit was. Aan het eind van week twee gingen we wakskiën. Een traditionele gebeurtenis bij een wintertraining. Iedereen doet hier aan mee en achteraf krijgt men een warm drankje en wordt de week afgesloten. Toch een leuk geheel en goed voor de saamhorigheid.
Door: MARN 1 ALG M. Jurriëns Foto’s: Cees Baardman
AMSC De afgelopen wintertraining was verdeeld in drie fases: AMSC, WWC en de FTX en duurde in totaal zes weken. Tijdens de AMSC, wat staat voor Arctic Movement & Survival Course hadden we leuke en mindere leuke ervaringen. Maar het was heel leerzaam en dat is het belangrijkste. Deze drie weken novice training waren af en toe goed pittig, omdat we ook echt als novice werden behandeld. Skitochten met 2de of 3de lijn, waarbij later ook de pulk meeging, de tent uitgraven en het aanleren van de skills en drills was niet altijd even gemakkelijk, maar met de extreme lage temperaturen moet het wel goed en snel gebeuren. We hebben op plaatsen pieken gehad van -41,5 graden. Daarom is het dus zaak dat de drills goed uitgevoerd worden. Een fout wordt meteen afgestraft met frostnip of in het ergste geval frostbite.
In de derde en tevens de laatste week van de AMSC ging het meer richting het tactische gedeelte. We leerden schiethoudingen met laplanders en ski’s en moesten Patrol Harbours (PH’s) maken in de sneeuw en daar komt erg veel graafwerk bij kijken. De week werd afgesloten met een skimars 3de lijn met pulk van vijftien kilometer. Dit was ook meteen het einde van de AMSC. Na deze drie lange weken (en het waren drie lange weken, want van wat we hebben
Natuurlijk hebben we veel leuke en interessante dingen ervaren en geleerd, zoals het skiën. Sommige mariniers waren hier niet zo
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
70
FTX De Final Tactical Excercise, duurde drie dagen en drie nachten. In deze eindoefening kwamen we erachter of we alles wat we hebben geleerd deze weken onder de knie hebben en dus in staat zijn te opereren in de Arctic. Kortom, opereren in de Arctic gaat een heel stuk moeilijker dan waar dan ook. Het duurt allemaal langer door de temperatuur, neerslag en wind. Daarom is een goede planning en discipline vereist. Maar door het trainen in deze omstandigheden zijn we zeker betere mariniers geworden. Het is leuk meegemaakt te hebben, maar echt afzien!
gehoord, waren de novice-weken in de jaren hiervoor een stuk leuker opgezet) was het tijd voor iedereen om te genieten van het novicefeest en het lange vrije weekend.
WWC Na de AMSC volgde de Winter Warfare Course (WWC). Hier gingen we over naar het vechten in de Arctic. We leerden het tactisch verplaatsen en springend voorwaarts gaan op ski’s en laplanders om ons voor te bereiden op de schietweek die hierna plaatsvond. De schietweek startte met het justeren van de persoonlijke wapens en vervolgens gingen we voorwaarts met buddyparen en vervolgens met onze geweergroep, waarin later ook de MAG mee ging. Het springend voorwaarts gaan ging net even wat lastiger dan op de hei, omdat je voortdurend wegzakt soms wel tot aan je heupen. Uiteindelijk heeft iedereen deze dagen als leuk en heel leerzaam ervaren. De laatste twee dagen van de WWC stonden in het teken van helioperaties waarvoor we twee Cougars ter beschikking hadden van de Koninklijke Luchtmacht. We hebben het in- en uitstijgen van de heli beoefend. Het is wel belangrijk dat je jezelf goed beschermd tegen wind en koude, want als de Cougar landde kwam er een hoop sneeuw en wind tegen je aan met behoorlijke kracht.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
71
Winter Warfare Course
Opereren op sectie- en pelotonsniveau
Na drie intensieve weken voor de novices was het zover: de
Door: TLNTMARNS J.M.J. van Vugt, K.C. Dreijer en R.C.A. de Roo Foto’s: Cees Baardman
Winter Warfare Course stond op het punt te beginnen. Alle skiklassen werden ontbonden, de compagnies, pelotons en secties werden gevormd en alle kaderleden hierover verdeeld. De 11e was wat mariniers betreft redelijk organiek, de 14e bestond uit een combinatie van mariniers van de 12e, 14e, 24e en de Bootcie; een uitdaging op zich om hier een groep van te maken. De doelstelling voor de 14e was opereren op sectieniveau en voor de 11e op pelotonsniveau. De eerste week werd gekenmerkt door ontzettend koude weersomstandigheden waarbij het kwik tot -40 daalde. Dit had de nodige consequenties voor het opereren op sectieniveau. De persoonlijke skills en drills die in de AMSC waren aangeleerd, bewezen meteen hun nut. Onder deze extreme omstandigheden was het van groot belang voor de kaderleden om controle te houden over de eenheden om zo koudeletsels te voorkomen. Dit resulteerde uiteindelijk in een gering aantal koudweerblessures. Het programma werd
aan de omstandigheden aangepast. Iedere geweergroep heeft uiteindelijk toch een close target recce (CTR) en/of een cache-lift kunnen uitvoeren. De doelstelling hiervan was om alle stappen van deze patrouilles op sectieniveau te doorlopen zodat zowel de mariniers als de kaderleden ervaring opdeden met de beperkingen in de Arctic. Ook het 3e lijn verplaatsen kwam aan bod gedurende deze week om zo het crosscountry skiën te bevorderen. Vanaf donderdag werden de temperaturen hoger en konden de fire and movement drills op sectieniveau
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
72
beoefend worden. Hierbij was het doel om de drills uit te voeren op ski’s en laplanders, dit ter voorbereiding op de schietdagen de week erop. Op vrijdagochtend vond er een extraction naar een pick-up point plaats vanwaar de pelotons met BV’s naar Arvidsjaur kamp werden gebracht. De tweede week van de WWC bestond uit live firing tot op sectieniveau en het beoefenen van de helikopter drills in samenwerking met twee Cougars van de Luchtmacht. Maandag werd na een 3e lijns verplaatsing een Patrol Harbor (PH) betrokken en fire and movement drills nog eens droog voorgeoefend. De volgende dag stond in het teken van het justeren van de wapens en het schieten met de Glock. Woensdag kwamen de buddyparen en fireteams aan bod. De laatste schietdag werden er verschillende geweergroepsaanvallen en breakcontact drills uitgevoerd. Later op de avond werden de eerste briefings en demo’s voor het helikoptervliegen doorgenomen en kon er na een verplaatsing een hasty PH betrokken worden en de chalkkaarten geschreven worden. De volgende ochtend werd er een start gemaakt met het helikoptervliegen en werden de ge-
Even opwarmen tussen de schietoefeningen door.
weergroepen overgevlogen naar een drop off point (DOP) vanwaar een nieuwe hasty PH betrokken werd. Na een paar uur hierin doorgebracht te hebben, moest men zich gereedmaken voor het nachtvliegen hetgeen toch een andere dimensie geeft. Zaterdagochtend werden de eenheden opnieuw naar een DOP ingevlogen waarna er verschillende patrouilles walk-to-talkthrough door de pelotons zelf uitgelegd werden omdat verwacht werd dat dit terug zou komen in de FTX. Na de lessen werden de eenheden teruggevlogen naar Arvidsjaur kamp waar direct geprepareerd kon worden voor de FTX die maandag zou beginnen. Zondag stond in het teken van de laatste briefings en orderuitgiftes zodat alle intenties en opdrachten voor de komende operaties duidelijk waren.
FTX Op maandagochtend begon de FTX en kon al het aangeleerde van de afgelopen vijf weken in de praktijk worden gebracht. In zes chalks werd de 14e ingevlogen naar de
door de 11e beveiligde LS Eagle. Toen de halve compagnie was afgezet, kwam de LS ‘onder contact’ en moest de rest van de compagnie noodgedwongen uitwijken naar de ELS. Dit leverde enigszins vertraging op, maar zodra de compagnie weer compleet was en er een PH was betrokken, gingen al snel de eerste verkenningpatrouilles eropuit om het terrein te verkennen en te domineren. Desondanks werd de PH in de nacht alsnog onderkend. Daarom werden er extra patrouilles ingezet om de vijand te vinden op objective Alpha. Nadat deze gevonden was door een recce element werd er een CTR uitgevoerd. Toen deze onder contact kwam werd de quick reaction force (QRF) ingeschakeld en werd de vijand uitgeschakeld tijdens een fighting patrol. Tevens werd er een hasty ambush weggelegd op een eventuele approach route naar de PH. Diezelfde avond werden de orders voor de volgende operatie uitge-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
73
geven. In deze operatie moest een vijandelijke CP worden uitgeschakeld in objective area Charly. De compagnie verplaatste zich naar een nieuwe compagnieslocatie vanwaar direct twee verkenningselementen vertrokken naar objective Charly. Al snel werd de vijand gevonden en werden er CTR’s en OP’s op uitgevoerd. Een LD en een fire support locatie werden geïdentificeerd en midden in de nacht vertrok de 14e compagnie versterkt met een peloton van de 11e richting objective Charly om de vijand de genadeslag toe te brengen. Alle aanvalselementen arriveerden op tijd. Eerst werd de vijand gefixeerd met 120mm mortieren. Daarna door direct vuur van de fire support locatie, waarna om 05.15 het assault element, bestaande uit drie pelotons in een two up formatie over de vijand trok. Door de dichte bebossing en de diepe sneeuw was het moeilijk om de snelheid in de aanval te houden en op extended line te blijven. Dit verhinderde echter niet dat de aanval voorspoedig liep en doelen in de diepte effectief werden aangegrepen. Nadat de vijand gesearched was vond er een extraction plaats waarna de FTX was afgelopen. Terugblikkend kan gezegd worden dat de Winter Warfare Course, ondanks alle uitdagingen zoals een tekort aan kaderleden en het feit dat de eenheid bestond uit verschillende bij elkaar gevoegde eenheden, een succes is geweest. We hebben een kwalitatief goede training gehad in een nieuwe omgeving met verschillende uitdagende weersomstandigheden. Dit leverde veel hardship op en zorgde er voor dat de basic skills en drills zijn verbeterd en uitgebreid op de proef werden gesteld.
Van gescheurde kruisband naar
hijgend hert Door: MARN 1 ALG J. Rijkuiter Foto’s: Cees Baardman Endex! Het is 12 maart en morgen vertrekken we weer richting Nederland. Vandaag nog even afwikkelen, de uitreiking van het kwaliteitsnummer en van de ‘hijgende herten’. Dé onderscheiding voor mariniers en alleen te behalen bij het Nederlandse Korps Mariniers. Na vier jaar mag ook ik hem dan nu gaan dragen op mijn ‘Barathea’. De bergtraining heb ik tweemaal met veel plezier doorlopen in Bridgeport, Nevada. Ook nam ik deel aan de Winter Deployment 2009 in Harstad. Echter liep dit na anderhalve week succes en plezier ernstig slecht voor me af. Omdat de temperatuur destijds al meerdere malen boven het vriespunt was geweest was de sneeuw erg ijzig geworden. Hierdoor ben ik ten val gekomen en heb ik mijn voorste kruisband volledig afgescheurd en mijn binnenband ver ingescheurd. Dankzij een model Casualty Evacuation van mijn toenmalige geweergroep was ik snel en veilig weer op het kamp. Hier wil ik de mannen van het 13de Vikingpeloton nogmaals voor bedanken alsmede voor hun betrokkenheid achteraf. Ook wil ik hen succes wensen in Uruzgan waar zij op het moment van verschijnen van deze QPO aan het werk zijn. Na een reconstructie van mijn voorste
kruisband en vervolgens zeven maanden op SMD te hebben gerevalideerd sta ik op 4 januari 2010 weer marinierswaardig fit in Doorn. Aan skiën moet ik alleen nog even niet denken want zes maanden ervoor kon ik nog niet eens lopen! Heel eng dus. Echter, wat schetst mijn verbazing?! Ook de marinier Rijkuiter gaat op wintertraining volgens adjudant Zahradnic! Het is 10 januari en de Pre-Arctic Movement and Survival Course gaat van start in Schaarsbergen. De 14de compagnie bestaat dan veelal uit jonge en onervaren mariniers met slechts drie luitenants als direct kader. Op deze wijze beginnen we dan een acht weken durend en verrassend traject. Even back to school maar dan op zijn ‘mariniers’.Dan, na twee wat ‘flauwe’ weken Schaarsbergen gaat de Arctic Movement and Survival Course van start in Arvidsjaur, Zweden. Het echte werk dus. Drie weken als cursist leren overleven, leven, verplaatsen en uiteindelijk ook nog erbij vechten in de Winter Warfare Course en Final Tactical Exercise. Het gaat dan ook gelijk hard van start. We treffen een pittig terrein en klimaat waarbij het opleidingskader de druk gelijk hoog opvoert. Het gemis van mijn vriendin en mijn luxeleventje thuis spelen in mijn gedachten. Uiteraard weet je als marinier hiermee om te gaan en probeer je zo veel als mogelijk het interessante aspect van de
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
74
opleiding in te zien. Hierbij is de humor binnen het korps dan ook een sterk punt. Bij tekenen van zwakte sporen we elkaar zo goed als mogelijk aan. Hierbij is het buddy-buddy controle systeem van groot belang. We zijn kritisch op elkaar wat je er aan herinnert dat je marinier bent. Een militair die overal ter wereld, onder alle omstandigheden, professioneel zijn werk kan uitvoeren. Afgelopen zes weken heb ik mezelf en de 14de zich zien verbeteren in onze werkwijze. Veel kennis van de juiste skills en drills is opgedaan, ervaren en beproefd. Koudweerletsels zijn enkele mariniers naar huis gestuurd. Koude, vocht, vermoeidheid, emoties, pijn en stress hebben we doorstaan waarbij humor, cohesie, interesse en doorzettingsvermogen de marinier doet overwinnen. Tsjah! Zo’n ‘zure’ training doet toch wat met je, maar toch zal ik mij ook van deze training de mooie ervaringen herinneren. Tot slot wil ik van de gelegenheid gebruik maken om het personeel van de Zestienhoven Kliniek van Medinova te bedanken en in het bijzonder orthopedisch chirurg Van Ommeren. Dankzij de enorme kennis en vakkundigheid van deze man kan ik namelijk mijn beroep weer voor 110% uitvoeren.
Tweede Mariniersbataljon Commandant: LTKOLMARNS drs. M. Brinkman Plv. Commandant: MAJMARNS ing. H.J. de Vries Chef d’Equipage: AOOMARNALG F.J. Smiet Foto’s: Henri Westendorp, AVDD
Inleiding Commandant Allereerst wil ik mijn medeleven betuigen aan de nabestaanden en collega’s van korporaal van de mariniers Jeroen Houweling en de marinier der eerste klasse Marc Harders. Daarnaast wens ik marinier der eerste klasse Erik van den Elzen veel sterkte toe tijdens zijn herstel. In de vorige QPO schreef ik dat bij het uitkomen van de QPO de 22e compagnie net teruggekeerd was uit Afghanistan. Op dit moment kan ik dezelfde woorden gebruiken voor de 23e compagnie. Net als hun voorgangers hebben ook de mariniers van de 23e compagnie uitstekend werk verricht en laten zien dat de creativiteit en can do mentaliteit van het Korps niet te overtreffen is. Wist de 22e compagnie het Nederlandse volk nog te verrassen met fietspatrouilles, zo loste de 23e compagnie een aanzienlijk operationeel probleem op door het gebruik van muildieren te introduceren. Bevoorrading naar de vooruitgeschoven platoon houses is op zijn minst problematisch en gevaarlijk door de kanaliserende werking van de wegen, waarop onze voertuigen gedwongen zijn te rijden. Met het gebruik van muildieren kan die bevoorrading nu toch plaatsvinden zonder dat gebruik gemaakt hoeft te worden van die gevaarlijke wegen. Met hun terugkeer wordt de 23e compagnie ook weer herenigd met twee van hun kaderleden die aan het begin van de deployment zwaargewond raakte door IED aanslagen. De sergeanten Marco Flaskamp en Rob Severs maken het inmiddels naar omstandigheden weer goed en zij zijn volop bezig met hun revalidatie. Hoe zij dat beleven beschrijft Rob verderop in deze uitgave van de QPO.
Tijdens een bijzondere Alle Hens in de Vbhkaz in Doorn hebben collega’s met een minuut stilte Jeroen Houweling en Marc Harders herdacht.
De 22e compagnie heeft inmiddels het recuperatieprogramma afgerond en ondersteunt de 21e compagnie met wijze lessons learned en ervaringen, in hun opwerkprogramma. De compagniescommandant van de 22e compagnie beschrijft een aantal van die ervaringen in zijn artikel Taliban Tactics in Afghanistan. Als laatste wil ik van deze QPO gebruik maken om stil te staan bij het vertrek (FLO) van onze Chef d’Equipage, adjudant Fred Smiet. Het bataljon en ik wensen Fred veel succes en sterkte met zijn functioneel leeftijdsontslag en danken hem voor zijn jaren van inzet en betrokkenheid bij het personeel van 2-Marnsbat.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
75
Al vijf jaar zijn Nederlandse mariniers actief in Zuid-Afghanistan. Initieel leverden mariniers een bijdrage aan de Special Forces en OMLT eenheden. Sinds juli 2009 zijn mariniers in nog grotere getale actief in het gebied, door de aanwezigheid van een versterkte marinierscompagnie. Taliban in Zuid-Afghanistan
Door: MAJMARNS P.C.A.T. van Rooij, CC 22-Infcie Foto’s: Henri Westendorp, AVDD
Er zijn verschillende soorten gewapende groepen actief in ZuidAfghanistan. Een groot aantal strijders nemen om hele andere redenen de wapens op. Hierbij speelt de drugshandel een belangrijke rol. Voor het gemak worden deze groepen vaak allemaal Taliban genoemd. Het verschil tussen Taliban en insurgents is mede hierdoor vaak onduidelijk.
De afgelopen vijf jaar zijn vele mariniers verwikkeld geraakt in gevechten met de Taliban. Door een goede voorbereiding, instinctief en gedisciplineerd handelen zijn er tot op heden nog geen dodelijke slachtoffers te betreuren. Wel zijn er vele belangrijke lessen geleerd die vaak ter plekke worden geëvalueerd en toegepast in bestaande procedures. Zo zijn er missiegebonden TTP´s ontstaan die specifiek voor Zuid-Afghanistan van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn de steeds veranderende methodes om te searchen
Talibanstrijders zijn heer en meester in het voeren van gevechten met kleine eenheden (zogenaamde small unit tactics), maken effectief gebruik van fire en manoeuvre, met als specialiteit de omsinge-
Taliban tactieken in Zuid-Afghanistan ling. Ze gaan vaak het gevecht aan terwijl ze ver in de minderheid zijn en hebben zelden ondersteuning van indirect vuur. Tevens is het niet ongewoon dat ze het aangegane contact niet afbreken wanneer gevechtshelikopters of vliegtuigen coalition forces (CF) komen ondersteunen. Ze staan erom bekend eigen high and medium level commanders goed te beschermen en zijn bereid door te vechten tot de dood. Ze geven zich dan ook zelden of nooit over. De door de Taliban gebruikte tactieken zijn afhankelijk van een aantal geografische en demografische factoren. Daarnaast speelt de hoeveelheid CF en Afghan National Security Forces (ANSF) in een gebied een belangrijke rol. De tactieken gebruikt bij bijvoorbeeld
en daarmee IED´s op te sporen. Een ander voorbeeld is de wijze waarop tijdens een hinderlaag wordt gehandeld, deze wijkt af van de ‘standaard’ SOP zoals deze in Rotterdam is aangeleerd. In dit stuk wil ik allereerst ingaan op een aantal veelgebruikte tactieken van de Taliban in Zuid-Afghanistan tussen 2005 en 2009. Daarna wil ik bezien hoe de Mariniers Training Groep (MTG) en bureau Lessons Learned (LL) de opgedane gevechtservaring nog beter kunnen vastleggen teneinde toekomstig uit te zenden eenheden adequater voor te bereiden op de missie. Tevens doe ik een aantal suggesties hoe we opgedane ervaringen kunnen gebruiken in de verschillende kaderopleidingen.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
76
- Wat doen we er eigenlijk mee? of choise geworden al is het gebruik van IED’s absoluut niet nieuw. Door de behaalde successen en de vele CF/ANSF slachtoffers neemt het gebruik en de ontwikkeling van vooral IED’s nog steeds toe.
hinderlagen en sniping fire vanuit de bergen van Uruzgan of Zabul verschillen van de gebruikte tactieken in de zogenaamde greenzones in Helmand en die weer van de gevechten in verstedelijkte gebieden zoals Kandahar. Tactieken zijn veranderd gedurende het conflict in Afghanistan. Zo heeft de Taliban tot 2005 vooral in kleine groepen zogenaamde hit and run acties uitgevoerd op geïsoleerde CF/ANSF eenheden. Van 2005 tot 2007 is de Taliban in grotere groepen en meer offensief gaan opereren waarbij men grootschalige aanvallen heeft uitgevoerd op CF/ANSF bases en districtcentra. Na 2007 is het gebruik van IED´s en zelfmoordenaars meer en meer een weapon
Taliban in Uruzgan Tactieken van de Taliban in Uruzgan verschillen niet wezenlijk met die in overige delen van Zuid-Afghanistan. Ook in Uruzgan is de grootste dreiging het gebruik van IED’s en de ontwikkelingen daarin. De Taliban in Uruzgan zijn voor het grootste gedeelte lokale Taliban en geen buitenlandse strijders, zoals vaak beweerd wordt. Zeker in de gebieden die binnen de zogenaamde inktvlekken vallen,
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
77
FOT’S:V IPER
gen en vaak meer op andere, ook belangrijke, zaken zoals personeel, logistiek, verbindingen, gebruik van verschillende voertuigen et cetera. Door het niet specifiek vastleggen van deze gevechtservaringen, is de kans groot dat dit verloren gaat voor collega’s en komt het hooguit nog eens naar boven wanneer iemand met die ervaring tijdens een volgend opwerktraject hierop terugkomt. Door groeps- pelotons- en compagniescommandanten direct na terugkeer vanuit een inzetgebied te interviewen en deze ervaringen direct te verwerken in scripts en scenario’s blijven deze ervaringen beter bewaard en kunnen andere eenheden die aan het opwerken zijn hier direct hun voordeel mee doen. Daarnaast kunnen naar goed Amerikaans en Brits gebruik tactical descision game’s (TDG’s) of sandtable excersises ontwikkeld worden die voor lesdoeleinden door het MTC en MOC gebruikt kunnen worden. Het MDTC kan hierin wellicht met specifieke kennis ondersteunen. Op dit gebied valt zeker winst te behalen wat op korte termijn ten goede kan komen aan de verschillende kaderopleidingen. Het interviewen van commandanten beperkt zich wat mij betreft overigens niet tot diegene met Afghanistan ervaring. Ook gevechtsacties in het recente verleden zoals Irak en Bosnië zijn absoluut leerzaam voor collega’s.
is dit het geval. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat ze er helemaal niet zijn. Zo zijn er wel degelijk meldingen van Pakistaanse, Iranese, Tsjetsjeense en Bosnische strijders, allen met hun eigen specialiteit. Een stuk over Taliban swarming tactieken (fire en manoeuvre) uit 2007 beschrijft dat er twee grotere groepen Taliban actief zijn in Uruzgan. Deze verplaatsen zich afhankelijk van behoefte naar een gebied om zich voor bepaalde tijd te vestigen en aanvallen op CF/ ANSF eenheden uit te voeren. Ze onderdrukken de lokale bevolking, eisen voedsel en onderdak en ondersteunen de lokale Taliban om het gebied onder controle te houden. Nadat deze groep is vertrokken naar een nieuw gebied houdt de lokale Taliban de bevolking onder de duim totdat de groep weer terugkeert. Dit klinkt aannemelijk en komt overeen met de patronen die gezien worden in het inzetgebied. Specialiteit van de Taliban is ook in Uruzgan de hinderlaag met daaraan vaak gekoppeld de omsingeling. De Taliban kiest hierbij tijd en plaats om CF/ANSF eenheden aan te grijpen en heeft hierdoor initieel het initiatief. Een hinderlaag of een aanval met SAF wordt vaak geïnitieerd door een IED. Door snel slachtoffers te maken en gebruik te maken van fire en manoeuvre (swarming) probeert men het initiatief te behouden. Wat opvallend is, is dat vuurposities altijd goed gekozen zijn en dat daardoor de derde gevechtsdrill (locating the enemy) bijna onuitvoerbaar wordt. Met de extra beperkingen die er zijn op het gebied van gebruik van vuursteunmiddelen, waarbij collateral damage steeds minder acceptabel is, wordt het aanvragen hiervan nog eens extra bemoeilijkt.
Afsluitend Met de huidige terugtocht van de Nederlandse strijdkrachten uit Afghanistan kan het in het slechtste geval zomaar weer even duren voordat eenheden van het Korps Mariniers actief deelnemen aan gevechtsacties. Het is daarom zaak dat we opgedane gevechtservaring goed vastleggen en er ons voordeel mee doen. Vooral de kaderopleidingen kunnen hierdoor nog realistischer worden.
Ervaringen delen Tot slot ligt er een uitdaging voor de gehele Nederlandse krijgsmacht om up to date te blijven op het gebied van tactiek en het uitvoeren van COIN operaties, zonder uitgezonden eenheden in landen als Afghanistan. Qua Patet Orbis
Wat betreft de IED dreiging en ontwikkelingen daarin zijn we binnen Nederland een goede weg ingeslagen met de oprichting van de Joint Task Force Counter IED (JTF CIED). Daarin is ons Korps ook vertegenwoordigd. De huidige LL binnen MTC maar ook binnen het CZSK richten zich minder op het vastleggen van gevechtservarin-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
78
De marinierscompagnie in Uruzgan vanuit
Battlegroup perspectief
Door: MAJM Foto’s: Henri Westendorp, AVDD
De schrijver was tewerkgesteld als S3 bij 17 Painfbat GFPI (Pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene) ter voorbereiding en uitvoering van de uitzending te Uruzgan van 17 NLD BG GFPI (Battlegroup 10). In dit stuk kijkt hij (in grote brokken) terug op het optreden van de mariniers. De Battlegroup (BG) bestond naast de Marinierscompagnie uit: • A-Luchtmobiele cie van 13e Infanteriebataljon van 11e Luchtmobiele Brigade (Assen). • B-Mechinfcie van 17 Painfbat GFPI (Oirschot). • Fennek Verkenningpeloton van 17 Painfbat GFPI (Oirschot).
Opwerken in Nederland Terugkijkend naar de inzet van 22-Infcie of de D-Marnscie moet ik bij het begin beginnen. December 2008, een tijd die door het Korps nooit ingevuld wordt met oefeningen. Bij de CLAS wel en hoe. Oefenterrein GuZ Altmark gecombineerd met een brigadegeleide oefening. De 13e Gemechaniseerde Brigade uit Oirschot had de leiding. Voor het eerst zagen we de witte OT armbanden en werd er veel geëvalueerd. Planningsopdrachten vierden hoogtij en niveau V (bataljonsniveau) moest maximaal getraind worden. Door de mariniers in de oefening werd de planningssystematiek van de CLAS overgenomen alsof we nooit anders gedaan hadden. Het tempo voor de CC-en en de Batstaf was hoog. De compagnie mariniers was gevraagd om zo vroeg mogelijk samen te gaan werken met het 17e Painfbat. De eerste echte gezamenlijke stappen begonnen op een guur oefenterrein in voormalig Oost Duitsland, terwijl in Nederland onze collegae de Korspverjaardag vierden.
De derde aanval op het oefendorp Plattenhausen was het hoogtepunt van deze oefening. Met name de infiltratie te voet zal herinnerd blijven worden. De compagnie met in haar kielzog de uitgestegen vooruitgeschoven commandopost van het bataljon (‘Bn Tac’) heeft de gehele nacht door het bos gewandeld met ladders en voldoende munitie voor het beleg van Stalingrad. De tijd van de aanval werd net gehaald, het Vuursteunpeloton lag met gierende hartkleppen in positie en de strijders uit het dorp stierven een heldhaftige dood. Eindresultaat: Goed. ‘There is never a second chance to make a first impression’. Deze eerste indruk is in deze oefening zeker afgegeven door de 22e Infanteriecompagnie. Deze oefening is een standaard geweest voor alle andere integratieoefeningen. De Marnscie werd bekend met de Dagelijkse Logistieke Wensenlijst (DLW) procedures
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
79
en de CLAS werd bekend met het befaamde Nimcis systeem. Verder werden de Nederlandse voice procedures aangeleerd, al zal geen marinier hier (gelukkig) echt op afstuderen. De compagnie was klaar voor het gebied, waar ze al een half jaar op aan het focussen was: ‘Chora’.
Afghanistan Deh Rashan werd het. De nieuwe locatie voor de mariniers. Hiervoor stond eigenlijk de luchtmobiele compagnie gepland, maar deze moest vier weken standby staan om op te kunnen treden als Quick Reaction Force (QRF) tijdens de verkiezingen. De eenheid in de Deh Rashan West van Battlegroup 9 roteerde uit. Aangezien de mariniers beschikbaar waren werden ze in Deh Rashan West ingezet. Een compagnies CP werd ingericht op Combat Out Post (COP) Tabar en de pelotons rouleerden over de COP en Kamp Hol-
land in Tarin Kowt (TK). De ciestaf werd gesplitst tussen de COP en Kamp Holland. De gemechaniseerde compagnie verdween naar Deh Rawod en de luchtmobiele compagnie nam na de QRF taak Chora over van de Australiërs. Deze verandering van locatie bleek een goede keuze te zijn. 22-Infcie, of de D-Marnscie kwam terecht in het gebied waar de meeste spanningen waren. De Clear operatie van het jaar daarvoor had geen blijvend effect gehad. Voor de mariniers lag er voldoende brood op de plank in de Deh Rashan. Alles verliep voorspoedig. De marinierscompagnie had een relatief zware compagniestaf en was daardoor in staat de battlegroupstaf voor te blijven in de planning. De compagnie kon ‘eigen’ operaties plannen en uitvoeren. In de SOP’s van de Task Force Uruzgan (TFU) stond aangegeven dat operaties van de battlegroup dierennamen moesten hebben. Er is toen maar gekozen voor vissoorten voor de marinierscompagnie. Een scala aan vissoorten kwam langs bij de Battlegroup. De tolk had grote moeite met het vertalen van de door ons verzonnen namen. Zoutwater vissoorten werd sowieso een probleem en ik betwijfel of deze juist zijn. Een kleine selectie is: de orca (operatie Kossa Mahy); de snoek (operatie Ordak Mahy) en de kwal (operatie Seshi Mahy). Na de gecancelde operatie welke noord van Deh Rawod zou plaatsvinden, kwam ook Conju Mahy langs. Overigens zonder tussenkomst van de tolk. Ondanks het feit dat er weinig presentie was van het Afghaanse leger opereerde de compagnie uitstekend in Deh Rashan West. De Battlegroup liet alle operaties in de Deh Rashan met een gerust hart over aan D-Marnscie.
Helaas waren er zeer beperkte inlichtingen vanuit de BG of hogere echelons waar op gereageerd kon worden. Gelukkig was de compagnie pro-actief genoeg om zelf deze intell te verkrijgen. Er werd gejaagd op Taliban insurgents, maar deze bleven veelal onzichtbaar. Al snel verplaatste de focus van insurgent naar bevolking. Door intensieve contacten met de bevolking en locale milities werden uiteindelijk wel inlichtingen ingewonnen waarop operaties gepland konden worden. Op basis van deze zelf verzamelde informatie werden voldoende wapenopslagplaatsen of caches gevonden. Jammer genoeg was het niet altijd prijs. Aan ambitie geen gebrek. Gebieden waar nog nooit coalitietroepen waren geweest werden aangedaan. Zo werd het eerste deel van een mogelijke nieuwe route naar Deh Rawod verkend door luitenant Steve en zijn Vikingpeloton. De oostkant van de gevaarlijke Tangi vallei werd terloops nog bezocht, TK werd per fiets verkend en in het zuiden werd de grens met de provincie Kandahar meermalen aangetikt. De lokale bevolking was verrast door zoveel presentie. Operatie Ghat Mahy is de operatie die iedereen bij zal blijven. Zowel bij de mariniers, die een veelvoud aan IED aanslagen over zich heen kreeg, als bij de opsroom van de Battlegroup ‘Ops Irene’. In tegenstelling tot het overgrote deel van Uruzgan was dit duidelijk een gebied waar de bevolking niet zat te wachten op een intensieve samenwerking met coalitietroepen. Ook het Afghaanse leger kreeg geen voet aan de grond in dit gebied. Helaas kwam bij de start van deze QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
80
operatie sergeant-majoor Mark Leijssen van het NLD OMLT om het leven door een Improvised Explosive Device (IED). Na afloop van de operatie is het concept van opereren in dat gebied aangepast. Intensivering van ISAF presentie in dit gebied zou op dat moment alleen maar contraproductief gewerkt hebben. De aandacht werd verplaatst naar de randen en andere meer toegankelijke gebieden. Operatie Seshi Mahy werd een schoolvoorbeeld van een uitstekend uitgevoerde COIN operatie. Pelotons kregen eigen opsboxen. Voertuigoptreden werd geminimaliseerd. Voetpatrouilles werden gemaximaliseerd. Nieuwe contacten met lokale bevolking werden gelegd, oude contacten werden versterkt. Informatie werd ingewonnen en met deze actionable intell konden insurgentgerichte operaties worden uitgevoerd. Er was maximale presentie zowel overdag als ’s nachts. Overall was deze operatie maximaal gefocust op de bevolking ofwel People Centric. Zoals het hoort.
Afsluitend Overall hebben de mariniers een uitstekende indruk achtergelaten, zowel in de opwerkfase onder 13 Mechbrig als tijdens de inzet onder 17 NLD BG GFPI. Soms werden de mariniers wel gezien als de luis in de pels. De vraag: “waarom moet dat zo”, of “kan dat niet anders” is vaak gesteld. Dat is denk ik ook de verfrissende werking, die we gehad hebben op de missie in Uruzgan. Zaken zoals de Smallest Unit Of Action (SUA), de samenstelling van de QRF, de wijze van genieondersteuning en diverse TTP’s zijn ter discussie gesteld of aangepast. De overwatch werd gemargina-
liseerd en de underwatch werd geïntroduceerd. Zowel de compagnie als de mariniers binnen de Battlegoup- en de TFU staf hebben gekeken naar het flexibiliseren of minimaliseren van regels. De DCOM en de Dep G3 hebben in deze veel goed werk verricht. De keuze van het CZSK om belangrijke functies in de Battlegroup- en TFU staf te claimen is goed uitgepakt. De operationele debrief is inmiddels geweest. Enkele highlights hieruit zijn: • Eenheden dienen flexibel te zijn om zich aan te kunnen passen aan veranderde omstandigheden. • De Marinierscompagnie is naadloos geïntegreerd binnen BG-10 • Compagniesstaven van de CLAS zijn niet ingericht om langdurig meerdere operaties gelijktijdig te kunnen uitvoeren. • Logistieke lijnen van de CLAS namen meer tijd in beslag dan CZSK lijnen. • Er is een verschil in orde en discipline tussen CLAS en CZSK eenheden. De goede lezer ziet hierin duidelijke complimenten voor het optreden van de Marinierscompagnie. Na anderhalf jaar werken bij 17 Painfbat GFPI is het weer goed om in Doorn rond te lopen. De nauwe samenwerking tussen fuseliers en mariniers was in het verleden al getest en bleek ook nu weer succesvol. Als mariniers zijn we niet beter dan andere eenheden, wel meer flexibel en altijd op zoek naar mogelijkheden in plaats van beperkingen. We zijn gewoon anders en dat moeten we vooral ook blijven. QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
81
Een zwarte dag Door: SGTMARNALG Rob Severs Op dinsdag 15 december vroeg in de ochtend verlaten we (2e peloton) de restovernight positie in Deh Rashan. Al na een paar honderd meter rijdt ons voertuig van call sign M6 (Scout Snipers) op een IED. Twee man hebben last van blast-verwondingen; ikzelf raakte hierbij zwaargewond. Eerste hulp werd gelijk verleend door leden van mijn eigen team die ook in het voertuig zaten, en door degenen die achter ons reden. Tot op de dag van vandaag kan ik me hier totaal niks van herinneren. Binnen een half uur na de aanslag lag ik op de operatietafel in het hospitaal van Kamp Holland; de andere twee lichtgewonden werden daar behandeld voor hun blast-verwondingen. Geen idee hoe lang ze aan het opereren zijn geweest, maar ongetwijfeld lang, gezien mijn verwondingen (linkerbeen op meerdere plekken gebroken, gebroken enkel, kaken op meerdere plekken gebroken, een gebroken sleutelbeen en mijn rechter onderbeen was niet meer te redden en is ter plaatse geamputeerd). Ik werd in een kunstmatige coma gehouden en toen ik voldoende gestabiliseerd was ben ik terug naar Nederland gevlogen. Op donderdag 17 december was ik rond de middag in het UMC in Utrecht waar ik op de Intensive Care terecht kwam. Omringd door mijn vriendin, familie en ‘vriend morfine’ heb ik hier negen dagen wederom in een kunstmatig coma (zeg maar gerust waanwereld) doorgebracht. In de tijd dat ik buiten bewustzijn was, zijn
verschillende operaties uitgevoerd aan mijn benen en kaken. Mijn vriendin is al die tijd 24/7 in het ziekenhuis gebleven; defensie had slaapkamers en een familiekamer ter beschikking gesteld voor mijn vriendin en familie. Na acht dagen bleken ook de kweekjes van de … bacterie negatief, dus mocht mijn bezoek zonder mondkapjes, handschoenen, muts en lange jas de IC-box binnen. In de ochtend van 23 december werd besloten dat ik voldoende zelfstandig kon ademen dus werd de beademing er af gehaald en de slaapmedicatie verlaagd. Uit voorzorg was ik vastgebonden door de verpleging, maar uiteindelijk ben ik redelijk rustig bijgekomen. Na een paar dagen op de medium-care werd ik overgeplaatst naar het CMH. Doordat het winterverlof was, stonden de collega’s in de rij om op bezoek te komen. Al snel werd het de verpleging te gek en waren zij zelfs genoodzaakt om mensen weg te sturen. Op 28 december is mijn zwager uit Amerika voor een maand overgekomen voor onder andere morele ondersteuning en verzorging tijdens het weekendverlof. Hij heeft zelf jaren bij het USMC gezeten en onder andere in Vietnam gediend, dus hij weet wel waar hij over praat. In het CMH ben ik nog een aantal keren geopereerd. Gedurende de 7,5 week dat ik daar gelegen heb, ben ik uitstekend verzorgd, waarvoor ik alle medewerkers van het CMH nooit genoeg kan bedanken. De laatste week in het CMH zijn mijn kaken vastgezet, omdat een en ander niet recht zat, dus zat ik voorlopig tot 1 maart weer QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
82
aan de vloeibare hap. Op 2 februari mocht ik eindelijk naar het MRC om aan mijn revalidatie te beginnen, waar bij aankomst een mooi voertuig op me te wachten stond. In het MRC ben ik weer een stap dichterbij mijn einddoel gekomen: uit die rolstoel komen en weer leren lopen. Ik hoop en verwacht 90% van wat ik altijd gedaan en gekund heb weer te kunnen doen en op een geschikte plek binnen het korps te gaan functioneren. In Uruzgan is het na de aanslag gelopen zoals ik zelf gewild had, als de teamleader uitvalt neemt de nr. 2, de 2IC kplmarnalg Stefan, het over. Het team heeft ontzettend goed werk verricht en hier ben ik verschrikkelijk trots op. Verder willen mijn vriendin Rosanne en ik van de gelegenheid gebruik maken om iedereen te bedanken voor alle soorten van steun, hulp en medeleven die wij mochten ontvangen. Post kwam overal vandaan, ook uit onverwachte hoek, bijvoorbeeld van (ouders van) mariniers die ik ooit heb opgeleid, ouders/partners van collega’s, collega’s die ik al jaren niet meer heb gezien. Bedankt voor alle telefoontjes, mailtjes, bezoek, bloemen, cadeautjes, fruitmanden, foto’s en ga zo maar door. Collega’s die helpen met de verbouwing van de keuken die thuis in gang was gezet, een golfkarretje met benzinemotor bij aankomst in het MRC, zodat ik mobiel ben, het is teveel om op te noemen, geweldig! Dit heeft mij veel kracht en vechtlust gegeven. Bedankt iedereen!!
Opwerken 21-Marnscie RDTF Foto’s: 21-Marnscie
Als voorbereiding op de uitzending naar Afghanistan als onderdeel van de Redeployment Task Force (RDTF), is de 21e Marnscie bezig met een intensief opwerkprogramma. De schiettraining in Grafenwöhr is de laatste training die de eenheid heeft doorlopen alvorens zij ‘formeel’ onder bevel werd gesteld van de CLAS. Direct na deze schiettraining is de eenheid doorgegaan naar Alten Grabow, waar de eerste gezamenlijke oefening plaats vond onder leiding van de CLAS / RDTF. Grafenwöhr
pelotons over de verschillende banen om zo elk wapensysteem te behandelen. De C7, MAG en het handgranaat werpen werden gecombineerd. Oefeningen voor de C7 bestonden uit het schieten vanuit verschil-
De schiettraining en het gehele programma is opgezet en uitgevoerd onder auspiciën van de Mariniers Training Groep (MTG). De MTG had inmiddels, met drie eerdere compagnieën die het programma hebben doorlopen, een perfecte blauwdruk voor een goede training. Als extra is specifiek het onderdeel konvooioperaties toegevoegd, dat aansluit bij de redeployment taken van 21-Marnscie. Sneeuw, min 10 graden en een gure wind. Je zou andere omstandigheden voorstellen bij een training voor Afghanistan. Ondanks de weersomstandigheden liegen de faciliteiten er niet om. Een groot scala aan banen waar elk wapensysteem kan worden gebruikt. Voor de infanterie van de 21e compagnie stond de eerste week in het teken van gewenning op de verschillende wapens die door de infanterie kunnen worden ingezet. Het eerste gedeelte stond voor elk peloton in het teken van justeren van de C7 en de MAG. In de dagen daarna rouleerden de
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
83
afvuren van de munitie. Dit hield in dat de schutter met helper verdekt in stelling kwamen, de munitie gereed maakten en dan pas boven hun dekking uitkwamen om te vuren. Als laatste mochten de beste schutters een heat afvuren.
lende houdingen en verschillende afstanden met als doel de schutter vertrouwen te geven in zichzelf en het wapen. De oefening voor de MAG was het schieten met tijdsdruk op wisselende afstanden. Tussen het schieten door rouleerden de geweergroepen door met het werpen van handgranaten.
Als laatste stond het shoothouse op het programma. Het shoothouse is een nabootsing van een groot huis dat dusdanig kan worden aangepast zodat bij elke run een nieuwe situatie en omgeving ontstaat. In het shoothouse zelf kunnen de schutters 360 graden om zich heen schieten, wat voor velen een nieuwe ervaring is. Door deze training krijgen de mariniers zichtbaar meer vertrouwen in zichzelf en moeten zij ook hun buddy leren vertrouwen. In de twee runs die de mariniers doen is al een duidelijke stijgende lijn te zien. Tussen de runs door lopen de mariniers per buddyteam door een shooting lane waarbij ze ook kruislings op doelen moeten vuren met de C7, Glock en shotgun. Ook deze oefening was voor de meeste mariniers weer even wennen maar ook hier werd het gewenste niveau gehaald.
Ook is aandacht besteed aan het schieten met de Panzerfaust en de UGL. Elke schutter kon voor beide wapens voldoende Trainer Practice munitie afvuren om bekend te raken met het wapen. Training voor de Panzerfaust werd ingevuld met het ‘operationeel’
Na het individueel gewend raken aan de diverse wapens, werd al snel de stap gezet naar de geweergroep en het opereren als peloton door contact drills, sociale patrouilles en OVG scenario’s. Met name de sociale patrouilles konden wat extra training gebruiken. Opvallend is dat ‘we’ juist spichtig zijn als er niks gebeurt in een scenario. Als korps zijn we gewend om altijd voor het hoogste geweldsspectrum te trainen om ons doel te bereiken. Hierdoor wordt het sociale aspect van patrouilles te snel vergeten of komt het niet goed uit de verf wanneer het wel beoefend wordt. Door de normen en waarden van de bevolking van het uitzendgebied te implementeren in trainingen kun je de oefenende eenheid laten wennen aan bepaalde dilemma’s die typisch zijn voor het uitzendgebied. Zo kun je de eenheid met de 3-Block War in gedachte ook trainen op het ‘switchen’ van situaties en hun reactie hierop. De oefening werd afgesloten met een grote pelotonsrun en een pelotons konvooioperatie. De pelotonsrun, waarbij voor het eerst met alle ondersteunende wapens werd gewerkt, een zogenaamde Combined Arms Team, oftewel CAT, was voor velen een ‘eye opener’. De crux zit hem in het juist afstemmen en gebruiken van de diverse wapensystemen. Met de CAT-run wordt een infanteriepeloton aangevuld met verschillende onderdelen van het vuursteun-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0 Foto: AVDD
84
op de juiste wijze inzetten van het juiste wapensysteem kwamen hierbij aan de orde. Ook is er met het 60 mm mortier geschoten, wat zeer nuttig was, omdat dit een wapen is waar je feeling mee moet krijgen, en dat kan alleen door het veel te doen. Halverwege de training kwamen de MB280 voertuigen beschikbaar, waar de wapens op werden geplaatst, en zo is ook met deze voertuigen geoefend.
peloton, een vuursteunsectie, een snipersectie een 81mm mortiergroep en twee Mortar Fire Controllers (MFC’s). Hierbij werd nog een Fire Support Team (FST) toegevoegd, dat vliegtuigen en helikopters kan aansturen. In deze CAT-run was het de bedoeling een aantal quala’s en een trenchline te zuiveren van OMF. Hierbij konden alle middelen worden ingezet, wat ook daadwerkelijk gebeurde. 81 mm mortieren en de 60 mm mortieren hadden doelen, de MAG’s van de vuursteun lagen op een overwatch, gezamenlijk met de snipers, de MFC’s en het FST. Op deze manier kon de PC met zijn peloton voorwaarts, met volledige ondersteuning vanaf de overwatch.
De 81mm mortier groep, die recentelijk geformeerd was, begon aan een steep learning curve. Hiervoor was de personele ondersteuning uit Nederland van OTC VUST, onontbeerlijk. Deze ondersteuningsgroep heeft zeer goed werk afgeleverd. Door deze ondersteuning is de groep op een goed niveau gekomen. Debet hieraan was de riante hoeveelheid beschikbare munitie, hetgeen resulteerde in een waarheidsgetrouwe live fire training. Naast het daadwerkelijk schieten is er ook veel dry-training uitgevoerd om de skills en drills op het juiste niveau te krijgen. De MFC’s hebben veel samen met het FST gewerkt en konden goed aan de slag, toen de 81mm mortier groep aan hun live-fire gedeelte begon.
De konvooioperatie dwong het peloton om goed af te stemmen met de logistieke voertuigen van de CLAS, en het afstemmen van de te gebruiken actions on. Door de extra voertuigen en spelers, waar nog niet eerder mee was getraind bracht dit qua voorbereiding meer werk met zich mee dan normaal. De skills en drills en actions on blijven voor de marinier allemaal hetzelfde. Echter, voor de PC, is het een kunst om het overzicht en de coördinatie van het konvooi te bewaken. De PC kan niet alles direct aansturen en is afhankelijk van de handelingen van de voertuigbemanning zelf bij een incident. Als er meer dan tien voertuigen zijn kan de lengte van het konvooi als heel snel 500 meter zijn. Door deze omvang is het noodzakelijk om dit veel te doen om hier gevoel voor te krijgen.
Het vuursteunpeloton heeft naast de eigen training ook de infanteriepelotons ondersteund met hun CAT-runs. Hierbij vonden verschillende scenario’s plaats, waarbij de PC naast zijn eigen infanteriepeloton, ook twee vuursteun MB’s ter beschikking had. Dit was de eerste kennismaking voor de PC met het werken met vuursteun vanuit voertuigen. Tevens was dit voor de vuursteunsecties de eerste keer dat zij op deze manier optraden. Dit bleek een zeer goede combinatie en de vuursteun was zeer zeker een force multiplier. Op deze manier leren de PC’s bepaalde vuursteun assets effectief in te zetten. Door zowel de infanteriepelotons als het vuursteunpeloton werden deze runs als zeer nuttig ervaren.
Naast de infanteriepelotons heeft ook het vuursteunpeloton diverse eigen trainingsmomenten gehad. De vuursteunsecties hebben veel getraind met het uitvoeren van een gunline. Dit met zowel de MAG als de .50, en ook de combinatie van beide is beoefend. Het in stelling komen, het betrekken van je alternative position en het
Foto: AVDD
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
85
Alten Grabow Deze training was de eerste echte training samen met de andere CLAS eenheden van de RDTF. De nadruk lag op het kennismaken met wat en hoe zij werken en het integreren om een efficiënte samenwerking te kunnen creëren. Een bijzondere, maar niet onoverkomelijke opgave, want waar een wil is, is een weg. De eerste dagen zijn gebruikt om eerst zelf nog wat zaken beter onder de knie te krijgen, waarna de opstap is gemaakt naar het samen trainen met de diverse andere spelers binnen de RDTF. Na orderuitgifte van de CC op de maandagavond voor de compagnies grote CLP (combat logistic patrol) was het zaak om de dinsdag te besteden aan rehearsals. De infanteriepelotons pakten ieder een zestal logistieke voertuigen (in militaire benaming Lima’s) onder hun hoede en vormden met enkele elementen van vuursteun en G (genie) een pelotons CAT. In een round robin kon het peloton diverse actions on trainen. Dit waren: IED pre seen met contact; IED strike met gewonde; vehicle breakdown van een Viking en de vehicle breakdown van een L. Naast de actions on werd de tijd ook benut om verder af te stemmen. De avonduren werden besteed aan het oplijnen van actions on met de Lima’s, vuursteunelementen, G en Y (EOD). Dit omdat de dag daarop, de woensdag, de compagniesactie zou plaatsvinden. De woensdagochtend begon vroeg met het opstellen van alle voertuigen in de OOM (order of march) en het uitvoeren van de radiochecks. Deze startten om 05.00 uur en begonnen met de drie elementen van het CLP afzonderlijk, waarna vervolgens de radiocheck tussen TAC en de drie elementen onderling werd uitgevoerd.
De CLP bestond uit drie elementen. Het 2e peloton (-) als recce/ screen element, met als taak het screenen en identificeren van de route en indien mogelijk uitschakelen van vijand teneinde de mainbody een veilige doorgang te kunnen garanderen zonder oponthoud. Het 3e peloton (+) was het voorste mainbody-element met als taak het leveren van Force Protection voor de Lima’s teneinde deze en hun MEE (mission essential equipment) te beveiligen en veilig te vervoeren over de route. Het 1e peloton was het achterste mainbody-element en had dezelfde taak als 3 pel. De taak van de compagnie in het geheel was het bieden van Force Protection voor de Lima’s die MEE van TK naar Kandahar moest vervoeren (In de oefening was deze route 42 kilometer).
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
86
De EOD was ondergebracht in de mainbody en de Genie was verdeeld over het recce/screen en de mainbody. De TAC bestond uit de CC met de cie-staf plus de leidinggevenden van EOD, Genie en een Istar eenheid die onderweg mogelijke ‘ICOM chat’ (radio verkeer van de OMF) kan onderscheppen. tijdens de actie bleek er echter een KAU post te zijn waar niets over gebriefd was. Na doorzoeken en controleren of het inderdaad een officiële KAU post was door het recce/screen kon het konvooi in eerste instantie veilig passeren). • Civiele gewonden op de route (in een KAU kamp werd de mainbody geconfronteerd met een lid van de KAU die ernstig ziek bleek te zijn, waardoor een casevaq via de heli werd ingeroepen) • Aanwezigheid van onbekende en ongecontroleerde munitieopslagplaats bij een KAU post. (nadat de ANA post was veiliggesteld voor het passeren van de mainbody werd er alsnog een officieuze munitieopslag ontdekt door de mainbody waar de EOD voor werd ingeschakeld). • Remain Over Night (RON) (doordat er zich onderweg vele situaties voordeden waarop gereageerd en gesearched moest worden viel de avond al vrij snel, dit hield in dat er een RON moest worden ingericht).
Na opstellen van het monsterkonvooi, bestaand uit zestig voertuigen en een totale lengte van vijf kilometer kon er, na het verhelpen van enkele communicatieproblemen, worden begonnen aan de verplaatsing. Het recce/screen reed ongeveer vier kilometer voor de mainbody uit. Dit om binnen het bereik van indirecte vuursteun van de mainbody te kunnen vallen en toch ver genoeg vooruit te zijn om obstakels of problemen op de route tijdig te kunnen identificeren en indien mogelijk te verhelpen. De route was 42 kilometer lang en zat vol met situaties/scenario’s waar het konvooi op moest reageren. Zodoende kwam het konvooi pas de volgende dag (donderdag) rond 09.00 uur aan op haar bestemming. Situaties/scenario’s waarop gereageerd moest worden waren onder andere de volgende. • Searchen van chokepoints/ vulnerable points (tientallen keren is er door zowel het recce screen als de mainbody gesearched bij duikertjes, onverharde wegen, haarspeldbochten, overige verdachte lokaties). • Opruimen van IED’s (enkele keren werd er voor gekozen om de IED ter plekke op te laten blazen door EOD, andere keren werd het onschadelijk gemaakt en meegenomen voor onderzoek). • Contact/ Hinderlaag (diverse keren is er gereageerd op een TIC). • Obstakels (op een bepaald deel van de route stond een zeecontainer als obstakel op de weg. Het recce/screen heeft deze na uitvoerig te hebben gesearched simpelweg aan de kant geduwd met een Viking zodat de achterop liggende L’s ook zonder problemen konden passeren). • Aanwezigheid van een KAU post waar men van te voren niets van af wist (In de Intel was gebriefd over diverse KAU posten,
Na evaluatie door de O/T staf door middel van het SAAB systeem en interne evaluatie binnen de compagnie is er weer een belangrijke stap gezet richting onze operationele gereedheid als 21-Marnscie binnen de RDTF. Zo is er een belangrijk begin gemaakt met de integratie van alle keyplayers (G, Y, L, Viking, VUST, Infanterie, Istar) zoals die straks ook plaats zal vinden in de uitvoering van onze waarschijnlijke taken in het RDTF. Daar waar nodig zijn SOP’s bijgeschaafd, verschillen in drills/SOP’s tussen de verschillende keyplayers geïdentificeerd, besproken en de meeste inmiddels opgelijnd en is er daarnaast een scala aan scenario’s beoefend waarbij actions on zijn geconditioneerd. Afsluitend een leerzame oefening, maar wel met nog wat zaken die verdere verdieping behoeven.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
87
‘Wolfpack’
22-Marnscie Door: PC 1 & 3pel Foto’s: 22-Marnscie
De 22e Marinierscompagnie nam, als eerste organieke compagnie van het Korps Mariniers, deel aan de missie in Uruzgan, Afghanistan. Van juli tot en met december 2009 is de compagnie actief geweest in het zuiden van Afghanistan in de provincie Uruzgan. Het is een uitzending met vele gezichten. Een vijand die zich niet laat zien, onherkenbaar is
in Uruzgan
tussen de bevolking en ons voornamelijk op de korrel neemt met Rocket Propelled Grenades (RPG’s), 107mm raketten en Improvised Explosive Devices (IED’s). De compagnie werd in november 2008 samengesteld en we draaiden direct een oefening, samen met de KL, in Güz Altmark. Vanaf dat moment is het opwerk-
traject echt begonnen en hebben we door verschillende oefeningen ons zo goed mogelijk voorbereid op de ernstmissie. Op 2 juli vertrok een eerste advance party richting Afghanistan. Het eerste peloton met een groot deel van de compagniesstaf volgde vijf dagen later om, na een week acclimatiseren in Minhad (Dubai), door te vliegen naar Afghanistan. Na een week PT- en en marsen en de laatste intell briefings, kwamen we op 14 juli aan op Kamp Holland in Tarin Kowt. De hand over take over (HOTO) duurde drie dagen en was dus kort. Wel merkten we dat de SOP bundel die voor de missie door QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
88
de pelotonscommandanten van de compagnie was samengesteld, goed tot zijn recht kwam en voor 98% nageleefd wordt. De area of responsibility (AOR) van de Delta compagnie, zoals wij hier heten, is het gebied wat de West Deh Rashan wordt genoemd. West Deh Rashan is een achtergesteld gebied in de provincie Uruzgan dat zich ten westen van de Dorafshan rivier
bevindt. Tot mei 2009 was het een Taliban gedomineerd gebied van waar regelmatig 107mm raketten werden afgevuurd op Kamp Holland. Sindsdien hebben de coalition forces (CF) er daarom een combat outpost (COP) neergezet om permanente aanwezigheid te garanderen. Een COP is eigenlijk weinig meer dan een permanente overwatch locatie, bestaande uit vier met hesco’s omringde wachtposten en een
binnenring waar twee containers als werk en ops-ruimten fungeren. COP Tabar is na de HOTO voortdurend door mariniers bezet. Op het moment van schrijven wordt de COP verbouwd om hem winterklaar te maken. Rond deze COP liggen een aantal dorpen; Ferosha, Khorma en Seyedan. Dichter naar de greenzone toe liggen de dorpen Dehawze, Kakarak en Kotwal. Op 29 juli, tijdens een van onze eerste patrouilles in Dehawze Hassanzi, een semi permissive dorpje in de greenzone, had het eerste peloton direct een radiocontrolled IED (RC IED) strike te pakken. Hier hadden we behoorlijk geluk omdat de verkenner van de sectie op tijd graafsporen waarnam en afstand nam. Hierdoor zijn er slechts twee gewonden gevallen. Hun toestand was echter dusdanig dat ze direct afgevoerd dienden te worden. Iedereen werkte zoals was aangeleerd en binnen 53 minuten lagen ze in de Role 2 op Kamp Holland. U zult begrijpen dat dit een behoorlijke indruk maakte op de compagnie, maar van de andere kant versterkte de goede reactie van de mannen het vertrouwen in de club. Helaas waren deze mariniers dusdanig gewond dat ze naar Nederland afgevoerd moesten worden voor herstel.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
89
Pas tijdens de adaptatieperiode op Kreta zagen we hen weer terug bij het peloton. Alles wat we in het opwerktraject getraind hebben, wordt nu in Uruzgan in de praktijk gebracht. De skills en drills die we trainden in Doorn en uitvoerden tijdens oefeningen bewijzen zeker hun nut in Afghanistan. Bij het afgaan van een IED of het inslaan van een RPG bijvoorbeeld, zorgt de marinier voor de beveiliging of voor het onderdrukken van de vijand, de Combat Life Saver (CLS’er) snelt naar de gewonde en verzorgt deze, de groepscommandant stuurt zijn geweergroep aan en de pelotonscommandant maakt het plan voor de vervolgactie en maakt indien nodig contact met een helikopter. Iedereen handelt dan zoals hij getraind is en daardoor zijn verschillende incidenten goed afgehandeld. De taken die wij uitvoeren variëren. We ondersteunen logistieke transporten, hebben quick reaction force (QRF) taken op Kamp Holland, voeren meerdaagse patrouilles uit in de greenzone, overnachten in Quala’s (zoals de huizen van Afghanen worden genoemd). Ook zoeken we actief contact met de bevolking om met ze te praten en ze te ondersteunen in het verbeteren van hun manier van leven en doorzoeken we verdachte Quala’s op wapens en IED’s. We moeten soms snel schakelen van een kinetische naar een non-kinetische situatie: het ene moment deel je een potlood uit aan een kind en zwaai je naar zijn zusje. Terwijl vijf minuten later, bij het teruglopen vanuit een Quala naar het strongpoint (een plek die verdedigd word door de rest van je peloton), een RC IED afgaat naast je buddy.
De kleinste eenheid waarmee men Kamp Holland verlaat is het infanteriepeloton. Daarbij komt natuurlijk een sectie Vikings, die wanneer de PH of COP is betrokken, gewoon als extra infanteriesectie fungeert. Verder heeft ieder peloton een vaste genie/ assault engineer sectie die op iedere patrouille meegaat om IED’s op te sporen en de pelotonscommandant te voorzien van advies. Daarbuiten worden er per opdracht nog extra enabelers toegevoegd aan het peloton; denk hierbij aan personeel van het Provincial Reconstruction Team (PRT), Psyops Support Element (PSE) of Police Mentoring Teams (PMT) en natuurlijk ook het Fire Support Team (FiST). Iedere toegevoegde eenheid heeft zijn specialiteit. Zo houdt het PRT zich bezig met het uitvoeren van projecten, het beïnvloeden van de bevolking gebeurt door het PSE door middel van radioberichten en pamfletten. Het coördineren van lucht- en vuursteun gebeurt door het FiST. Ook kan
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
90
er een mitrailleursectie of snipersectie aan het peloton worden toegevoegd. De grote overeenkomst in alle operaties die we hebben uitgevoerd is dat we voornamelijk te voet hebben geopereerd (en een enkele keer met de fiets/MTB), voor mariniers core-business maar voor de meeste enabelers behoorlijk wennen. In de afgelopen maanden hebben we een hoog operatietempo kunnen draaien, met veel patrouilles zowel bij nacht als bij dag waarbij onvoorspelbaarheid van optreden en intensief contact met de locals de main effort was. Al met al kunnen we tot nu toe terugkijken op een zeer geslaagde missie. We hebben als compagnie van het Korps gedaan waar we goed in zijn en daarmee respect afgedwongen. Op het moment van schrijven staat de laatste compagniesoperatie voor de deur waarna half november het stokje aan 23-Marnscie doorgegeven zal worden.
22-Marnscie Door: PC’en van 22-Marnscie
in de Dolomieten
Op 14 februari jongstleden had de complete 22-Marnscie zich verzameld op het exercitieterrein in Doorn. Na de uitzending naar Afghanistan en het begeleiden van de oefening, Uruzgan Integration (UI), van 13-Marnscie, stond er nog één laatste oefening op het programma: adaptatie in Italië. Nu hadden we natuurlijk op Kreta al uitvoerig met elkaar gesproken over de uitzending en de thuiskomst, waarom dan adapteren? Eigenlijk kan men het zien als een soort afscheid van de eenheid zoals deze samengesteld was. Helaas spat deze na de medaille uitreiking op 5 maart, uit elkaar. Een behoorlijk aantal mariniers begint binnenkort aan de VVO, MV of SF opleiding en anderen zijn op het moment van schrijven al op inschepingverlof voor een plaatsing in ‘De West’. Dus toen op zondag 14 februari de bussen richting het zuiden vertrokken, was dat voor de laatste keer dat personeel van 22-Marnscie met elkaar op oefening ging. Bestemming van onze reis was het Italiaanse skioord Tarvisio, dat in het uiterste noordoosten van Italië gelegen is. Boven op de piste keek men dan ook niet alleen uit over de Italiaanse, maar ook over de Oostenrijkse en Sloveense Dolomieten. Na een busreis van ongeveer veertien uur kwamen we aan bij een Italiaans kazerne van de Truppe Alpini, een Italiaanse infanterie eenheid, die gespecialiseerd is in optreden in de bergen. De kazerne is gelegen in Gemona op ongeveer één uur rijden ten zuiden van Tarvisio. Na een korte nacht stegen we op maandag in de bussen
om rond negen uur ’s ochtends de piste te kunnen verkennen. Tarvisio ligt op 750 meter hoogte en de liften gaan tot 1825 meter. Er zijn veertien verschillende pistes, voor beginners maar ook voor gevorderden en de langste is drie kilometer lang (zie figuur 1). Naast logistieke ondersteuning leverden de Truppe Alpini ook vier ski-instructeurs om de novices onder ons de fijne kneepjes van het glijden bij te brengen. Geen overbodige luxe! Met arm en handsignalen werden de basisprincipes bijgebracht hetgeen voor de nodige komische taferelen zorgde. Van maandag tot en met donderdag waren de sneeuwcondities uitstekend waardoor er maximaal gegleden kon worden. Dinsdagavond was er de gelegenheid voor avondskiën en op woensdag was er een wisselprogramma en konden liefhebbers van cultuur en mariniers met spierpijn een dagje ‘uitknijpen’ in Venetië. Degenen die een bezoek aan deze stad brachten, vonden het een mooie ervaring al was de prijs van
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
91
een biertje aan de hoge kant. Zoals gezegd was donderdag onze laatste skidag en in de middag leverden we dan ook al het gehuurde materiaal in. Wonderwel zijn er geen grote blessures opgelopen en is er niemand met de gipsvlucht terug naar Nederland gereisd. Op donderdagavond werd tot in de late uurtjes nagepraat onder genot van een biertje in het verblijf en op vrijdagochtend vroeg vertrokken de bussen richting Nederland. Iedereen kan terugkijken op een geslaagde adaptatie in Italië. In een ontspannen sfeer is er door velen nog nagepraat over verschillende incidenten die hebben plaatsgevonden tijdens de uitzending. Daar was het tenslotte allemaal ook om te doen! Dit deel van de Dolomieten leent zich uitstekend voor dit soort activiteiten en het is een gebied waar ook zonder sneeuw voor eventueel volgende compagnieën genoeg te beleven is.
23-Marnscie
“IED,IED,IED
Fot oto: o H Hen en nri Wes We esten tendorp, AVD te VDD D
Door: IC van geweergroep 2.1 Bravo SGTMARNALG Paul
21 november 2009
pre p seen …” te bekijken van het gebied. Er is niets verdachts te zien en we vervolgen onze route. Onderweg houden we nog een voertuig aan en na de personal en carsearch trekken we de green in. Aan de rand van de green heeft de PSE zijn eerste gesprek met een tweetal boertjes maar we krijgen al snel de indruk dat ze ons niets willen vertellen. We besluiten daarop de patrouille voort te zetten. Het begint mij op te vallen dat de pattern of life aan het veranderen is. Er loopt niemand meer op straat en zelfs de kinderen, die normaal gesproken als bijen op de honing rond ons heen hangen, zijn nergens te bekennen. Dit geeft mij een vreemd gevoel en geef dit door aan de rest om extra scherp te zijn. Toch lukt het
De dag begint voor de geweergroep om 06.00 uur met de voorbereiding op de patrouille naar Dehjawze Hasanzi. Nadat ik de 5 paragrafenorder heb gegeven, vertrekken we een uurtje later. Ik heb de route al voorbereid met de 2IC van de Genie en zal die ook volgens plan uitvoeren. De opdracht voor deze dag is om een aantal ‘duikertjes’ bij Quala W204 te onderzoeken omdat daar in het verleden onderdelen van IED’s gevonden zijn. Ook gaat deze dag de PSE (Psy-ops) mee om in het gebied wat gesprekken te voeren met Local Nationals samen met onze TIC’er, sgtmarnalg Jeroen. Net voordat we de ‘green’ van Hasanzi in zullen gaan heb ik een 360 ingericht op de hoge grond om vandaar uit de pattern of life
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
92
Fo FFot oto: ot o: Ce Cee C ee e es Ba aar aa arrd a dm dma ma man
maar die stopt al vrij snel. De tweede gewonde wordt aan boord gebracht waarna de Blackhawk vertrekt. Ik hoor later van een van de gewonde jongens dat de Blackhawk nogmaals was beschoten met een RPG die gelukkig doel miste. Ik besluit de HLS beveiliging terug te trekken en op dat moment krijgt mijn Delta team vuur vanuit NNW richting. Ik besluit om in een diepe greppel met water te kruipen waar we een goede vuur- en zichtdekking hebben en vraag via de radio om twee Apaches maar de USPMT is al onderweg om ons te hulp te schieten. Onze PC, elntmarns Bas, roept de USPMT echter terug vanwege de dreiging van mogelijke secundary IED’s, dus vraag ik daarop meteen alsnog om twee Apache gevechtshelikopters. Zij zijn er binnen twintig minuten en het op ons gerichte vuur stopt. We kunnen nu onder dekking van de Apaches veilig terugtrekken. Inmiddels zijn er vanaf COP Tabar twee geweergroepen onderweg om ons te assisteren. Ik krijg via de radio een lokatie op voor een linkup en we verplaatsen ons in die richting. Op de route ligt nog een mogelijke secundary IED maar daar lopen we met een grote boog omheen omdat tijdens de IED strike de jammer kapot is gegaan. Na de linkup met ons peloton keren we terug naar de COP waar onze OPC, smjrmarnalg Gert, en smjrmarnalg Mat ons al staan te wachten voor de eerste opvang. Zij zijn beiden opgeleid tot CKN (Collegiaal Korps Netwerk) ook wel ‘Trimmers’ genoemd en nemen de groep apart. In de eettent vindt meteen het stoomafblazen (defusing) plaats wat de mannen erg goed doet. Drie dagen later volgen nog vervolggesprekken en wordt deze ervaring op een goede manier afgesloten. De groep is erg te spreken over deze aanpak. Eenmaal op TK bekijken we (bij wijze van grote uitzondering) de beelden van de Apaches omdat onze CSM diezelfde dag twee taarten heeft afgeleverd bij de KLu als dank voor hun steun. Met de twee gewonden (mariniers Raymon en Jos) gaat het weer goed. Zij kunnen in het inzetgebied blijven nadat ze in role 2 zijn geopereerd.
ons nog een Local National te spreken maar hij heeft er duidelijk geen zin in en vertrekt net zo snel als hij gekomen was. Bij Quala W204 aangekomen lopen we het stroompje af en checken de duikertjes. Op een gegeven moment loop ik naar kplmarnalg Nikki toe om de route te bespreken. Ik ben niet happy met het pad dat we aflopen omdat we erg gekanaliseerd worden. Op dat moment krijg ik via mijn PRR door; “IED,IED,IED pre seen”. Ik geef meteen de info door aan onze OPS (Viking) en op het moment dat ik contact heb zie ik mijn voorste mensen mijn kant op rennen en klapt de IED op een afstand van zo’n zeven meter. Het is echt een oorverdovende klap. We rennen een stuk terug om daar een strongpoint in te richten en ik zie meteen dat er twee mariniers slecht lopen. Ze kunnen het eerste stuk op eigen benen lopen maar uiteindelijk niet meer. Het bloed aan hun benen is al zichtbaar en realiseer mij dat ze meteen geholpen moeten worden en besluit ter plekke een stongpoint in te richten. Op dat moment is het net alsof er een film wordt afgedraaid. Een marinier van de Genie krijgt vuur vanuit ZZW richting, dat is ons eerste contact. Onze AMV’ster sgtldgd Yrma, mijn 2IC kplmarnalg Chamaco beginnen zich te ontfermen over de twee gewonden terwijl twee mariniers assisteren bij het aanleggen van de infusen. Zelf zet ik samen met de Genie de HLS uit en de rest van de mannen ligt in een 360. De 9-liner is er binnen tien minuten uit en krijg ik meer te horen over de verwondingen van de twee mariniers. Zij hebben scherfverwondingen aan boven- en onderbenen. Er hangen al snel twee Kiowa’s van de Amerikanen boven ons in de lucht maar op grote hoogte. Zij dienen voor de beveiliging voor de medevac heli die niet veel later arriveert. Op het moment dat de eerste gewonde aan boord wordt gebracht slaat er vijftig meter links van de heli, zo`n twintig meter voor onze strongpoint een RPG granaat in. Vrijwel meteen daarna wordt er vanuit westelijke richting op ons gevuurd. Er volgt een schotenwisseling
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
93
Amfibisch Gevechtssteunbataljon Commandant: LNTKOLMARNS R.L. Poetiray Chef d’Equipage: AOOMARNALG M.J. van Daalen
Inleiding commandant
van dezelfde LPD, zich bezig houden met anti-piraterij operaties. Dit zal een nieuwe wijze van opereren met zich meebrengen, waarbij ik ervan overtuigd ben dat de landingsvaartuigen een grote toegevoegde waarde hebben op die manier van opereren. De Tweede Bootcompagnie is nog steeds ‘uit’. Maar dat gaat niet lang meer duren. Mijn S3 is allang weer bezig de opwerktrajecten voor de afzonderlijke landingsvaartuigen te plannen, zodat deze weer op tijd gereed zijn om Hr. Ms. Rotterdam te helpen opwerken. Deze LPD komt binnenkort terug van groot onderhoud en dient dan weer het FOST-NOST traject in te gaan. Daar is 2-Btcie voor benodigd. De CC van 2-Btcie zit alweer halverwege in zijn uitzending naar Afghanistan en staat ongetwijfeld te popelen om zijn eigen club weer aan te voeren. De OCC van 2-Btcie schrijft nog steeds driftig aan allerlei Conops-en voor de nieuwe Frisc’s, terwijl hij zich ook bezig houdt met de invoering van die Frisc’s. Het project riverine operaties krijgt ook steeds meer vorm. Ik hoop daar in het najaar, tijdens de oefening Emerald Move te Senegal, de vruchten van te plukken. De MJEB zit in Zweden en heeft wat lesjes nederigheid gehad, zoals C-MJEB dat zelf verwoordde. Bij temperaturen rond de min 32 is
Tijdens dit schrijven zijn de eenheden verspreid over Zweden, Noorwegen, Aruba en Afghanistan, terwijl de bataljonsstaf haar eigen uitdagingen kent. Mijn staf was al mager ingericht, maar nu een aantal ook nog eens om medische redenen tijdelijk niet of beperkt inzetbaar is voelt de werkdruk extra zwaar aan. Het siert deze mensen overigens dat zij ondanks hun mutaties toch nog regelmatig proberen werkzaamheden te verrichten, al dan niet op afstand, om de overgebleven collega’s van de staf te ontlasten. Ik ben blij met hun enthousiasme en hun grote mate van betrokkenheid. Ik wens hen via dit medium sterkte en een voorspoedig herstel. Helaas hebben wij in Afghanistan ook een gewonde uit onze gelederen moeten betreuren. Hij is intussen terug in Nederland en maakt het naar omstandigheden prima. De opvang was prima geregeld en de begeleiding verliep uitstekend. Alle eer gaat uit naar zijn begeleidingsofficier ltz2oc A. van den Brom van het SMD. Laten we hopen dat het daar bij blijft. Zoals bekend is mijn bataljon verantwoordelijk voor de amfibische manoeuvre en vuursteun en de (maritieme) speciale operaties. Dat laatste doen wij in samenwerking met de UIM onder de noemer Marsof. Elders in de QPO zal ik daar in relatie tot de Marsoc-activiteiten kort op ingaan. Ik had u dit in de vorige QPO beloofd. Met de amfibische manoeuvre loopt alles zoals gepland. De Eerste Bootcompagnie (1-Btcie) is met Hr. Ms. Johan de Witt in Noorwegen en neemt deel aan de oefening Cold Response (CR). Tijdens deze oefening hebben zij de tijd gehad om op het land invulling te geven aan een eigen stukje wintertraining. Zij hebben daarvoor onder andere wat chauffeurs moeten laten opleiden om in de Arctic te mogen rijden. U leest de ervaringen van deze Btcie elders in deze QPO. Inmiddels zijn we bezig met de voorbereidingen voor de operatie Atalanta. Na terugkeer uit CR zal 1-Btcie, als onderdeel
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
94
betreft en bepaalde zaken voor verbetering vatbaar zijn, is over het algemeen te stellen dat dit naar behoren verloopt. In de vorige QPO heb ik verteld dat dit onze way ahead is. Niet alleen omdat CKM dit in zijn visie heeft aangegeven, maar omdat de ervaringen in Afghanistan dat nog eens onderstrepen. Wij gaan dan ook met veel enthousiasme door en zijn bezig deze samenwerking te verwerken in het opwerkschema van de infanterie. We zijn samen met de UIM nog steeds bezig op Aruba met het SOC-traject. Ik heb op de valreep vernomen dat drie CZSK-collega’s van TF55 het rode erekoord van het CLAS hebben ontvangen. Zij traden kordaat op toen één van de CLAS-collega’s tijdens zijn wacht in de nachtelijke uurtjes werd getroffen door een hartaanval. C-TFE55 vertelt u het verhaal. Betreffende collega zit inmiddels weer in Nederland en maakt het gelukkig weer prima. Well done!
nog eens duidelijk gemaakt dat de beheersing van goede skills and drills en een sterke discipline van groot belang zijn om onder dit soort omstandigheden te kunnen overleven, bewegen en (indien noodzakelijk) opereren. Zij zijn daar samen met de infanteriecompagnieën en zullen ook regelmatig gezamenlijk oefenen. De MJEB voorziet de infanterie van de (amfibische) vuursteun. Deze samenwerking zal in de toekomst meer regel zijn dan uitzondering. Tijdens mijn reis naar Afghanistan heb ik de mannen van het FST van kaptmarns Ruben kunnen bezoeken. De sfeer zat er bij de club van Ruben goed in en zij zijn regelmatig buiten de poort te vinden om de infanterie te ondersteunen. De inmiddels teruggekeerde kaptmarns Christiaan heeft overigens een aardige reactie geschreven op de ervaringen van de 22e Infcie die als eerste marinierscompagnie deel uitmaakte van de TFU. U vindt dat stuk verderop in deze QPO. De MSO zit nog steeds in Afghanistan. Het operationele tempo is hoog en C-MSO, tevens C-TF55, maakt u kort deelgenoot van zijn ervaringen. Tijdens mijn bezoek aan Tarin Kowt heb ik kunnen zien dat de mannen en vrouwen gedreven bezig zijn en dat de samenwerking met het team van het KCT prima verloopt. TF55 manifesteert zich op een uiterst professionele wijze en hun inzet wordt alom gewaardeerd. Zij hebben pluimpjes mogen ontvangen van COM TFU, COM RC-S en COM ISAF SOF. Prima! Het is overigens mooi om te zien dat de hartenkreet van C-MSO in de vorige QPO over het Hydra-concept een vervolg in Afghanistan heeft gekregen. Hij werkt daar regelmatig samen met infanterie en andere enablers van het Korps Mariniers en Luchtmobiel. Deze samenwerking is noodzakelijk en ondanks dat het steeds een andere eenheid
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
95
EENHEDEN VAN HET KORPS MARINIERS (MARITIME) SPECIAL OPERATIONS CAPABLE
(Marsoc)
Door: C-MSO Foto’s: AVDD
Aanleiding U heeft de laatste tijd veel kunnen horen en lezen over het Marsof werkverband en de Marsoc activiteiten op Aruba. Maar waar gaat het nu eigenlijk over? Wat is het verschil tussen Marsof1 en Marsoc? Doen we met Marsoc nu echt iets nieuws? Hoe moeten we de activiteiten van onze collega’s van het CLAS plaatsen? Wat doen andere landen dan? Wat willen wij als Korps Mariniers hier dan mee? En zo zijn er nog wel meer vragen die u ongetwijfeld 1 Marsof: Maritime Special Operations Forces
heeft naar aanleiding van alle bewegingen hieromtrent. Ik zal het een en ander in een notendop toelichten en ga daarbij niet al te diep in op bovenstaande vragen. Ik moet wel op voorhand aantekenen dat Marsof nog steeds in ontwikkeling is en de Marsoc activiteiten nog steeds in een experimentele fase zitten. Bovendien is Marsoc onderdeel van de Lange Termijnvisie (LTV) van CKM en zijn meerdere werkgroepen bezig met de verschillende ontwikkelpaden binnen deze LTV. U bent daar uitgebreid over gebrieft. Dit artikel gaat alleen over de Marsoc-activiteiten. Dit schept een eenduidig beeld draagt er voor zorg voor dat een ieder ook de juiste terminologie hanteert.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
96
Visie CKM CKM wil dat de komende jaren worden gebruikt om de samenwerking tussen (conventionele) marinierseenheden en Marsof te optimaliseren. Daarmee moeten de unieke kenmerken en vermogens van twee eenheden worden gecombineerd, zodat ‘situatiegebonden’ marinierstaakgroepen
onder complexe omstandigheden kunnen worden ingezet. Zo willen wij voldoen aan de operationele vraag in ‘de wereld om ons heen’. In navolging daarop is besloten om deze samenwerking te benutten en de marinierseenheden SOC te maken. Daarnaast heeft de AR onlangs ingestemd met de herschikking van Marsof en opdracht gegeven door te ontwikkelen van een werkverband tot één zelfstandige eenheid. In combinatie met de opdracht van CKM genereert dit drie afzonderlijke processen. Deze processen zijn: 1. De transformatie naar één Marsof. 2. De intensivering van de samenwerking tussen Marsof en (conventionele) marinierseenheden. 3. De opwerkcyclus van (conventionele) marinierseenheden naar Marsoc. Op termijn is er dan een Marsof en zijn er Marsoc gekwalificeerde marinierseenheden die geïntegreerd kunnen optreden/ opereren. In combinatie met de amfibische component wordt dan het verschil gemaakt.
Op en vanuit zee! Dit is het belangrijkste uitgangspunt bij de uitwerking van onze activiteiten. Het is de basis waarop het Korps Mariniers van de toekomst met haar Marsof en Marsoc, in combinatie met de maritieme eenheden, de Nederlandse krijgsmacht voorziet van unieke capaciteiten. De amfibische verschijningsvorm loopt dan ook als een rode draad door deze taakorganisatie. Het is een misverstand dat wij dan niets op het land doen. Integendeel! Er wordt net als onze landmachtcollega’s geacteerd in het volledige spectrum, maar wij doen dat vooral vanuit zee!
en integratie is bewerkstelligd. Daarmee wordt voorkomen dat tijdens inzet moet worden gedeconflicteerd.2 Samenwerking geschiedt dan op basis van een supporting - supported relatie en die kan per operatie variëren. Complementariteit is het uitgangspunt. Dit vergt een structureel opwerkschema.
Huidige samenwerking Marsof marinierseenheden De eerste helft van 2009 stond in het teken van de samenwerking tussen de MSO en 13-Infcie. Dit verband is gestart onder de term Hydra3. Zij hebben samen geoefend in Hawthorne, Nevada (VS), tijdens Cold Response in Noorwegen en in Grafenwöhr (D) als opstart naar de opwerkperiode van TF55. Doel van deze oefeningen was dat enerzijds de samenwerking tussen deze twee elementen kon worden beproefd en anderzijds het niveau van de infanterie kon worden verbeterd. Hiermee was een voorbode voor een SOCopwerktraject gecreëerd De lessen uit deze Hydra-activiteiten zijn gebruikt om een doorstart te kunnen maken op Aruba. Daar is medio 2009 een samenwerking tussen Marsof (MSO en UIM) en 32-Infcie opgestart om in een experimentele vorm het Marsoc opwerktraject te verfijnen en te bestendigen. Teams van Marsof (MSO en UIM) draaien daar een 11-weeks programma voor de respectievelijke pelotons van 32-Infcie. De eerste ervaringen tussen Marsof en 32-Infcie van medio 2009 hebben er toe geleid dat besloten is de basistraining voor de pelotons in de pré-SOC periode door de infantriecompagnie zelf te laten doen. In die training worden de basisvaardigheden bijgeschaafd en wordt gewerkt aan de advanced INF skills and drills. Daarvoor is gezamenlijk een lessenpakket geïdentificeerd dat wordt uitgevoerd voordat de specialistische training aanvangt. De specialistische SOCtraining vindt plaats onder leiding van Marsof. Dit pakket bestaat in grote lijnen
Lessen uit het verleden leren ons dat een dergelijke samenwerking tijdens inzet alleen kan slagen als op voorhand synergie
uit de peilers: advanced operating procedures (SR&S en DA), Urban Ops/Advanced marksmanship, mobility/advanced marksmanship en MIO/boarding maritime Ops. De hele pré-SOC periode wordt afgesloten met een Certifex, waarin ook wordt samengewerkt met een Marsof element. Daarna is de bewuste eenheid Marsoc! Thans loopt de derde en in beginsel laatste training voor 32-Infcie. Door omstandigheden is echter besloten de eerste training van medio 2009 over te doen in het najaar van 2010. Het is de bedoeling dat eenheden van de mariniersbataljons vanaf begin 2011 aanvangen met hun SOC-training op Aruba.
Opzet pré-SOC periode
Way ahead Onder Marsof wordt verstaan Maritime Special Operations Forces: Designated Military Special Units with specialized, highly focused capabilities, specifically organized, trained and equipped to conduct and support special operations, waarbij vooral in en vanuit een maritieme omgeving wordt geopereerd. De transformatie loopt. Marsoc is niets anders dan een gereedheidsstatus en betekent: other unit capable of conducting or supporting Special Operations (niet dedicated, niet designated, maar wel trained!), waarbij Marsoc, net als Marsof, zich vooral begeeft in en opereert vanuit een maritieme omgeving. Om die reden heeft de SOC-training ook een amfibische peiler. Op termijn zal een opwerk- en gereedheidscyclus worden ingevoerd, waarbij het uiteindelijk de bedoeling is dat één compagnie per mariniersbataljon de status van Marsoc verwerft. Een CIE-Marsoc is dan in staat taken uit te voeren, zoals genoemd in onze Mission Essential Task List (METL). Deze status staat los van het bataljonsoptreden. Dat optreden blijft altijd gegarandeerd. Deze twee CIE-Marsoc kunnen op hun beurt, in combinatie met een peloton Marsof, of een SOTG of een Marsoc TG formeren die, afhankelijk van de effecten die moeten worden bewerkstelligd en het niveau waaronder wordt geopereerd, hun activiteiten ontplooien. 2 Een regelmatig terugkerende les vanuit Afghanistan. 3 “Veelkoppig monster”, hetgeen de diversiteit van de taakgroep aanduidt.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
97
Hydra in de praktijk Door: Comm man andant Taakeenheid TF55 IS ISAF SOF/ C-MSO Foto’s: TF55
hier dan voornamelijk de hoofdzaken van het Hydra concept. Als extra noot dien ik hierbij te vermelden dat niet alleen de MSO ervaring heeft opgedaan met dit concept maar ook subeenheden van de 23e Infcie die in support van TF55 hebben geopereerd.
De feitelijke omstandigheden Daar waar het in eerdere Afghaanse winters relatief rustig bleef zien we de afgelopen jaren een stijging in de INS (insurgents) activiteiten tijdens de winterperioden. De voornaamste reden hiervoor is, denk ik, dat de afgelopen jaren CF (Coalition Forces) hun operaties gedurende de winter niet stoppen en de INS dus worden gedwongen te reageren. Voornaamste gedachtegang hierachter is dat op deze wijze de INS niet de tijd en ruimte krijgen om hun zogenaamde voorjaarsoffensief goed voor te bereiden en uit te voeren nadat de papaveroogst is gedaan.
Korte terugblik
In Afghanistan worden militaire operaties voornamelijk door het terrein gedicteerd. Door de beperkte helikoptercapaciteit moet dan vooral op eigen organieke middelen worden teruggevallen, lees mobility. Onze operaties zijn veelal mobility zwaar gezien de lange infiltratie- en extractietijden en grote afstanden. Dit betekent dat TF55 ook additionele capaciteiten/enablers in ondersteu-
In de media en ook in de vorige QPO bent u deelgenoot gemaakt van het feit dat op dit moment TF55 in Afghanistan actief is. Hierbij was de afgelopen rotatie marinierszwaar en was het grootste gedeelte van de taakeenheid gevormd uit de MSO met aanvullingen vanuit de andere delen van het Korps Mariniers. Op grond van de taakstelling van TF55 en de omstandigheden van ons optreden wil ik u graag informeren dat het zogenaamde Hydra concept haar eerste operationele vuurdoop heeft gehad. Door de gevoeligheid van de operaties ben ik verplicht dit te doen zonder dat ik hierbij gedetailleerde informatie verspreid over het optreden van TF55. Dit heeft direct te maken met de operationele geheimhouding en daarom kan ik slechts globaal informeren over de praktijkervaringen van dit concept die door mij persoonlijk zijn gedaan. In de afgelopen periode heeft TF55 bij iedere operatie die zij uitvoerde gebruik gemaakt van enablers van voornamelijk de TFU. Deze samenwerking verliep steeds naar wens voor beide eenheden waarbij ook snel duidelijk werd dat dit Hydra concept een uitstekend concept of operations is mits goed toegepast en ondersteund door de enablers met de juiste mindset. Ik hoop dat u zich de artikelen in de voorgaande QPO’s nog weet te herinneren en
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
98
ning moet krijgen om te opereren. Als dit veelzijdig gebeurt is te begrijpen dat de claim op niet-organieke enablers ook groter is en dat hierdoor ergens anders schaarste ontstaat. Met meer bewegingen over de wegen gaat de IED dreiging evenredig omhoog. Ook het weer is een bepalende factor in Afghanistan zeker gezien het terrein en toestand van de lokale wegen. Dit waren de omstandigheden gedurende de winterperiode waarin wij hebben geopereerd.
Was dit verbazingwekkend? Neen, want dit is al in andere, vaak kleinere, vormen uitgevoerd bij SFTG Viper en we hebben dit bij andere SOF eenheden in onder andere Afghanistan al zien worden uitgevoerd.
Hydra en de praktijk Zijn we hiermee als Korps Mariniers nog steeds de goede weg ingeslagen? Ik vind dat ik dit met een volmondig ‘ja’ moet beantwoorden. Voor het type speciale operaties, door TF55 shift III uitgevoerd is dit concept zeer goed bevallen. En zijn de enablers mede verantwoordelijk geweest voor het succesvol verloop van de speciale operaties.
Door Marsof, TF55 shift III, is het Hydra concept daadwerkelijk toegepast. Conventionele eenheden zijn onder leiding van TF55 mee geweest om speciale operaties uit te voeren. Over de hoeveelheden, samenstellingen en soorten operaties kan ik alleen maar terug verwijzen naar de eerdere publicaties over Hydra. Want eigenlijk in de meeste uiteenlopende samenstellingen, afhankelijk van het te bereiken effect, heb ik de ondersteuning van conventionele eenheden aan SOF eenheden zien plaatsvinden. En dit was mijn inziens naar een behoorlijk niveau en naar tevredenheid van de mensen op de werkvloer, SOF én conventioneel.
Het door CKM ingestelde ontwikkelpad is een goede zet om als Korps Mariniers in het algemeen en als Marsof in het bijzonder, gereed te zijn voor speciale operaties in de nabije toekomst, Qua Patet Orbis!
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
99
TF55 shift III,
short sitrep
Dooor or: Co C mm mmanda anda an dant nt TTaa aake keen e he en heid i TTFF5 F55 ISSAF SOF F55 OF// C-MS MSO FFootoo’s ’s: s: TF TF555 55
Bij het lezen van dit artikel is de marinierszware shift III van TF55 net terug uit Afghanistan of zijn ze bezig met de overgave/overname periode van de taakeenheid aan de commando’s. De afgelopen winter hebben de mariniers van Marsof alle facetten van het SF werk kunnen uitvoeren. Het Korps Mariniers heeft hiermee wederom bewezen een SF taakeenheid te kunnen leiden die zelfstandig speciale
operaties uit kan voeren. In het vorige artikel in deze QPO heeft u kunnen lezen over de praktijkervaringen en het Hydra concept dat we onder zware omstandigheden hebben beproefd. Aangezien shift III heeft geopereerd onder de barre winterse omstandigheden die in Afghanistan kunnen heersen, kan worden gesteld dat de eerder opgedane ervaringen
tijdens berg- en wintertrainingen een must is voor SOF eenheden en ondersteunende reguliere eenheden. Na het afwikkelen in Nederland zal de focus van de MSO liggen op onze primaire maritieme taak. Dit facet van het optreden is de afgelopen periode, tijdens de opwerk- en uitzendperiode, enigszins onderbelicht gebleven, maar zal in no time weer onze bread and butter zijn! Daarvoor zal wederom een uitdagend programma na het zomerverlof worden uitgevoerd. Met het einde van shift III komt er overigens geen einde aan de inzet van Marsof in TF55. Ook op dit moment zijn mariniers van Marsof, zij aan zij met de collega’s van het KCT, speciale operaties aan het uitvoeren in Afghanistan.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
100
Zoals in een eerdere uitgave van de QPO is aangekondigd, zijn met de komst van Marsof de BBE opleiding en de
SF operator opleiding (als onderdeel van de kikvorsman opleiding) vervangen door de Maritieme Special Forces Operator (MSFO) opleiding. De eerste MSFO opleiding heeft van 12 januari tot 4 december 2009 plaatsgevonden en heeft de eerste volledig opgeleide SF operators afgeleverd. Om een indruk te geven van de opleiding zal ik in dit artikel beschrijven hoe de opleiding is opgezet en wat de inhoud is, met dien verstande dat het de eerste opleiding in deze vorm betreft en dat er in de toekomst nog volop veranderingen kunnen plaatsvinden.
Opleiding tot Maritieme Special Forces Operator Door: PC 1 Pel M-squadron
Wat is de MSFO opleiding? De tweeënveertig weken durende MSFO opleiding is een combinatie van de BBE opleiding, de Marinier Verkenner (MV) opleiding en de SF operator opleiding. Dat betekent dat de cursisten na het succesvol doorlopen van de opleiding lange afstand verkenner, BBE operator en specialist in maritieme en landgeoriënteerde speciale operaties zijn. Zij komen dan in aanmerking voor een plaatsing bij de Maritieme Speciale Operaties Compagnie (C-Squadron binnen Marsof) of de Bijzondere Bijstand Eenheid (M-Squadron binnen Marsof).
Inhoud van de opleiding De opleiding bestaat uit een aantal modules. Chronologisch zijn dat de MV module, de SF klimmodule, de Demolitie Specialist (Demspec) opleiding, de LCRM opleiding, de Basis Maritieme module (BMM) en de BBE opleiding. Er is gekozen voor deze MV 11 wkn
SF klim 2 wkn
modulaire opzet zodat er per individu kan worden bepaald welk gedeelte van de MSFO opleiding er dient te worden doorlopen.
MV module De opleiding start op de Van Ghentkazerne te Rotterdam met de Troop Signaller cursus. In deze cursus leren de cursisten werken met de Nimcis verbindingsapparatuur, die gebruikt wordt tijdens de MV opleiding. Na flink wat theorielessen en stoeien met de radio’s en antennes buiten, maken de cursisten zich na vier weken op voor de MV opleiding. Deze bestaat uit twee delen. In het eerste deel vinden praktijk en theorielessen plaats om de cursisten kennis en vaardigheden bij te brengen die benodigd zijn voor het functioneren als marinier verkenner bij een verkenningspeloton. Het gaat dan voornamelijk om het werken met de radio’s, het terugkoppelen van informatie, kaart- en kompasoefeningen, observatie en patrouillegang. In het tweede deel opere-
LCRM/DEMSPEC 2 wkn
DEMSPEC/LCRM 2 wkn
1 Opzet MSFO opleiding 2009 QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
101
BMM 8 wkn
BBE 17 wkn
ren de cursisten min of meer zelfstandig in verkenningsteams. Dit gedeelte vindt plaats in het Verenigd Koninkrijk waar onder andere het betrekken van een OP, het uitvoeren van een CTR en RV link up procedures aan bod komen. Gedurende de opleiding worden de cursisten fysiek aan hun staart getrokken en wordt er veel van het individu gevergd.
SF klimmodule Na een aantal dagen compenseren aan het einde van de MV opleiding wordt begonnen met de SF klimmodule. De eerste week vindt plaats in Den Helder, waar een aantal theorielessen worden gevolgd en waar allerlei klimvaardigheden worden aangeleerd in het dok. In de tweede week verplaatst de cursus zich naar Duitsland in de omgeving van Winterberg, waar in een oude steengroeve wordt geklommen. Een schitterende locatie met uitgebreide trainingsmogelijkheden waar dan ook allerlei klimen afdaaltechnieken, de cliff assault en enkele bergredding acties beoefend kunnen worden.
Demspec opleiding Voorafgaand aan de Demspec en de LCRM opleiding wordt de groep cursisten in tweeën verdeeld en vindt er een wisselprogramma plaats. De Demspec opleiding wordt genoten in Reek bij de CLAS. Twee weken met voornamelijk theorielessen over het omgaan met explosieven. Helaas konden de cursisten de opleiding niet helemaal afmaken, omdat er geen explosieven beschikbaar waren in verband met de missie in Uruzgan.
LCRM opleiding Vanuit de Demspec opleiding door naar de Joost Dourleinkazerne op Texel waar de cursisten een opleiding krijgen tot LCRM bestuurder. Deze opleiding is van belang omdat er in de volgende module (BMM) zelfstandig met MIB’s (Medium Inflatable Boat) wordt gevaren. Verder zijn deze weken, samen met de Demspec opleiding, ideaal om even bij te komen van de vorige modules.
BMM De BMM wordt doorlopen op en vanuit de Defensie Duik School (DDS) te Den Helder. Tijdens deze module worden de cursisten onderwezen in onder andere het SF planningsproces, maritieme CT acties en maritieme helikopter operaties. Daarnaast wordt ook in deze module op fysiek gebied veel van de cursisten gevraagd. Verplaatsingen met de kajak, naderingen zwemmend aan de oppervlakte en speedmarsen zijn enkele onderdelen. De module sluit af met een eindoefening in Harstad, Noorwegen, waar alle aangeleerde vaardigheden samenkomen. In een bepaald geschetst scenario wordt een aantal maritieme speciale operaties op zowel team- als pelotonsniveau gepland en uitgevoerd. Dit houdt in dat de cursisten zelfstandig, in teams, op pad gaan. Het uitdagende terrein van Noord-Noorwegen en de wis-
QU A PATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
102
zich BBE operator noemen. Voor degenen die in januari gestart zijn, betekent dit echt het einde van de MSFO opleiding en krijgen zij het kwaliteitsnummer SF operator.
selende weersomstandigheden geven hierbij een extra dimensie aan de oefening.
BBE opleiding Na een welverdiend zomerverlof verschijnen de cursisten op de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn waar de Elementaire Tactiek -en Schietopleiding (ETS) aanvangt. In deze opleiding worden de basisvaardigheden op het gebied van schieten, met zowel hoofd als back-up bewapening, en tactiek aangeleerd. De schietlessen worden gegeven op ISKH (Harskamp), waar de cursisten ook zijn geaccommodeerd, en de tactieklessen worden op verschillende plaatsen in de omgeving gedraaid. Tijdens deze periode doet de opleiding ook een trainingslocatie in Menden, Duitsland, aan waar een introductie met explosieven in combinatie met tactiek plaatsvindt. De ETS eindigt met een schiet -en tactiekexamen. In de Voortgezette Tactiek -en Schietopleiding (VTS) wordt voortgeborduurd op het eerste deel. Op het gebied van tactiek wordt uitgebreid naar het optreden op team- en pelotonsniveau en wordt het schieten in een combat situatie aangeleerd. Uiteindelijk werken de cursisten toe naar een tweetal weken schieten met scherp in combinatie met het gebruik van explosieven in wederom Duitsland (Wildflecken). Ook deze fase sluit af met een schiet- en tactiekexamen. Gedurende de gehele opleiding krijgen de cursisten ook les in MZV waar in de allerlaatste week van de opleiding een examen aan is verbonden. Nadat de examens van de VTS en het MZV examen met een positief resultaat zijn afgerond, mogen de cursisten MV 11 wkn
MSFO opleiding 2010 De volgende MSF opleiding zal van 25 maart 2010 t/m 25 februari 2011 plaatsvinden. De inhoud van de opleiding zal voor het grootste gedeelte hetzelfde zijn, echter de volgorde van de modules is veranderd. De SF klimmodule vindt nu tussen de LCRM/ Demspec opleidingen plaats en de BBE opleiding wordt voor de BMM gegeven. Dit laatste heeft alles te maken met de eindoefening die nu ook echt aan het einde van de opleiding zal gaan plaatsvinden. Een andere wijziging, in vergelijking met de opleiding van 2009, is dat er een selectieweek plaatsvindt in de eerste week van de MV module. Hier wordt per individu gekeken of de cursist over de juiste competenties beschikt om SF operator te worden. Belangrijk hierbij te vermelden is dat er maximaal dertig plaatsen beschikbaar zijn voor het vervolg van de opleiding, dus er is niet voldoende plaats voor iedereen die zich aanmeldt. Cursisten dienen over zelfstandigheid, verantwoordelijkheidsbesef, doorzettingsvermogen, een goede fysieke gesteldheid en frisse moed te beschikken. De tweeënveertig weken lijken een lange weg, maar als de opleiding eenmaal met een positief resultaat is afgerond, heeft de cursist een specialisatie op zak waar hij de rest van zijn carrière profijt van heeft.
LCRM/DEMSPEC
SF klim
DEMSPEC/LCRM
BBE
BMM
2 wkn
2 wkn
2 wkn
17 wkn
8 wkn
2 Opzet MSFO opleiding 2010 QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
103
Nederlandse Vuursteun in
Afghanistan
Door Do orr: KA KAPPT PTMA PTMA MARN RNS RN NS Ch Chri hri r sttia iaan an,, Co an Comm Comm m an anda d ntt FFST da STT-1 -1 Fotoo’ss: FS Fo F T In de laatste QPO (QPO nr 3 jaargang 2009) staat een artikel genaamd: ‘Mariniers fit voor COIN!’. Dit artikel is geschreven aan de hand van ervaringen van de 22ste Infcie, net terug uit Uruzgan. Hierin werden meerdere lessons identified behandeld die verdeeld waren over een aantal onderwerpen. Eén van de onderwerpen was ‘Fire power’. Ik wil met deze bijdrage een aantal aanvullingen plaatsen die hier betrekking op hebben. Ik hoop hiermee eenieder, maar zeker de kaderleden en officieren van tactische eenheden, een breder beeld te geven voor wat betreft vuursteun in, maar ook buiten Afghanistan. Ik schrijf dit artikel dan ook vanuit mijn achtergrond binnen de vuursteun en als Cdt FST-1 (die met de 22ste in Uruzgan heeft gediend). Voordat ik de ‘lessons identified’ van de vorige QPO onder de loep neem wil ik benadrukken dat in Afghanistan elke degelijke ‘TIC’ beslecht wordt met de inzet van vuursteun. Deze vuursteun schakelt de vijand uit, dekt de terugtocht van eigen troepen of dwingt de vijand de wapens te verstoppen. Het gevecht wordt altijd door vuursteun beslecht. (Zeer vergelijkbaar met bijvoorbeeld de gevechtservaringen van de 1st RecceBat 1st Marines bij de invasie van Irak, beschreven in het boek ‘One bullet away’). De eerste ‘lesson identified’ die wordt besproken in het genoemde artikel geeft aan
dat we moeten ‘blijven investeren in de FAC en waarnemerskwaliteiten’ Dit komt geheel overeen met de ‘lessons identified’ van onze Britse collega’s over vuursteun die opgesomd staan in het ‘Operational Insights - Company Level Tactics in Helmand’. Een tweede ‘lesson identified’ was ‘op het gebied van waarnemers meer coördinatie moet plaatsvinden met de CLAS’. De CLAS heeft inderdaad eigen procedures voor hun waarnemers terwijl de waarnemers van het Korps de UK procedures aanhouden. Toch maakt dit voor de vuuraanvraag weinig uit aangezien een Fire Mission altijd bepaalde informatie moet bevatten. De bemanning van een Panzer Houwitzer zou hierdoor gewoon een ‘fire mission’ van marinier waarnemers uit kunnen voeren. Sterker nog: CLAS mortieren hebben zonder enig probleem ‘live fire missions’ op OMF posities uitgevoerd die door mariniers verstuurd werden zonder oefening vooraf. Natuurlijk is het wel wenselijk dat de samenwerking aandacht krijgt vóór een daadwerkelijke inzet, om de kleine verschillen niet ten koste te laten gaan van de uitvoeringstijd van het stuk. Het is dan ook belangrijk om dit aan de orde te laten komen tijdens meerdere oefeningen in het opwerktraject (zoals onder andere de Uruzgan Integration oefening). Hierbij is de coördinatie in mijn ogen voldoende. Alle opleidingen betreffende vuursteun (FAC, Facsup, CCA, FSO, 81mm schutter QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
104
/ rekenaar, 120mm schutter / rekenaar, veiligheids opleidingen et cetera) op die van de waarnemers na, worden door ons al op het Artillerie Schiet Kamp (ASK) en de School Grond en Lucht Samenwerking (SGLS) gevolgd. Zo’n groot verschil is er dus niet. Los van het feit dat er weinig verschil in de vuuraanvraag zit, zijn de UK procedures battle proven en laten minder ruimte voor fouten of gevaarlijke situaties dan bijvoorbeeld de danger close procedure van de CLAS waarnemers. Daarnaast is de opleiding in de UK helemaal gericht op het werk van een FST (Fire Support Team) zoals wij die ook bij ons Korps kennen. Met een FST kunnen Arty, Naval Gunfire Support (NGS) en Air vuursteun tegelijkertijd veilig worden ingezet. Hiermee zijn onze Britse collega’s maar dus ook ons eigen Korps de CLAS, die nog met aparte waarnemersteams en FAC teams werkt, ver vooruit. Dit, en het behoud van interoperabiliteit met de UK zijn belangrijke redenen voor het Korps om onze waarnemers volgens Engelse procedures op te leiden. Sterker nog, de CLAS gaat hun procedures steeds meer aanpassen aan UK procedures als gevolg van aspecten als ‘Danger Close’ procedures en een betere interoperabiliteit. Een derde ‘lesson identified’ vermeldt ‘we moeten onze 81mm mortieren flexibeler in kunnen zetten en het single mortar concept beoefenen’. Ten eerste wil ik hier naar de
‘flexibele inzet’ van de stukken kijken. Door het ‘beperkte gewicht’ is het 81mm mortier zeer breed inzetbaar. De stukken en munitie kunnen vervoerd worden met helikopters, landingsvaartuigen, achter in een MB, op een lastdier of in een Viking. Ze kunnen zelfs voor beperkte afstanden door hun bedienaars gedragen worden waarbij het gewicht van de munitie eigenlijk de grootste beperking is. In Noorwegen kunnen de mortieren met metersdiepe sneeuw direct van achter een BV- mortar carrier vuren (terwijl voorheen de grondplaten eerst ingegraven dienden te worden, wat enige tijd kon duren). Al deze manieren van inzet worden door het Korps al beoefend waardoor naar mijn mening onze mortierpelotons al heel flexibel ingezet kunnen worden. Ten tweede wil ik voor wat betreft het single mortar concept vermelden dat dit slechts een ‘noodgedwongen’ oplossing is die momenteel in Uruzgan door de Nederlandse krijgsmacht toegepast wordt. Door een beperkt aantal mortieren, een grote spreiding van eenheden, samenstelling van OMF eenheden en de wens de bedienaars ook zo nu en dan te laten rusten op TK of DW is er besloten van de mortiersectie af te stappen. Dit heeft nauwelijks een tactische grondslag. ‘Het meer beoefenen’ van dit ‘concept’ door het Korps is in mijn ogen niet noodzakelijk. Voor het stuk maakt het niet uit of het
alleen ergens staat of dat er nog een stuk naast staat. Het werk verandert er niet door. Voor het VRC betekent het dat de kaderleden alle drie zelfstandig de schootsgegevens moeten kunnen berekenen. Dat is hoe dan ook al een eis. Vervolgens is het berekenen van de gegevens van één enkel stuk gemakkelijker dan van meerdere stukken. Als een sectie mortieren goed draait is het werken met één enkel mortier dus alleen maar makkelijker. QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
105
Het werken met maar één stuk in plaats van een hele sectie brengt veel beperkingen met zich mee. Ik zal hier een aantal voorbeelden van geven: Als een eenheid een aanval moet inzetten en er zijn hiervoor drie MAG’s beschikbaar, wordt het meest gekozen voor groeperen. Zoals u weet kan de vuurbasis hierdoor een hogere vuursnelheid behouden (door sectievuur af te geven). Daarnaast
kunnen ze ook een groter doel onderdrukken en is de level of suppression hoger. Wat men ook niet mag vergeten is, dat als een MAG moet herladen, een loopwissel moet krijgen, een storingsreactie uitgevoerd moet worden of in het ergste geval, dat de storing niet snel verholpen kan worden, de andere MAG’s kunnen blijven onderdrukken. Hiermee kan men voorkomen dat de manoeuvre eenheid in open terrein onder effectief vuur van de vijand komt omdat hun eigen dekkingsvuur is gestopt. Ditzelfde principe geldt ook voor mortieren. Focus of effort en concentration of forces / fire. Dit werkt namelijk als een force multiplier. Daarnaast worden door een mortier zelfstandig op te laten treden, ook extra beperkingen gecreëerd zoals bijvoorbeeld: • Het is niet meer mogelijk een gebied/ doel te verlichten en deze gelijktijdig met HE te bevuren. • Het vuren van rook en HE gelijktijdig is niet mogelijk. • De grootte van het rookscherm is zeer beperkt. • Het vuren van bijvoorbeeld linear
missies en/of grotere terreindelen is onmogelijk. • De groepscommandant, de rekenaar en de stukscommandant moeten worden verdeeld over de stukken voor het single mortar concept. Dit houdt in dat de zeer belangrijke ‘standaard buddycheck’ van schootsgegevens verloren gaat. De kans op fouten, en dus risico voor eigen troepen, neemt daardoor toe. Dit heeft meerdere malen bij de TFU al geleid tot situaties waarbij er bijna blue on blue plaatsvond. • De effectieve vuurkracht en dus ook je effect is onder niveau door gebrek aan concentratie van middelen. Bij het vernietigen (30% van het doel uit schakelen) van een enkele geweergroep zijn volgens de NATO weight of fire tables meer dan zeventig proximity granaten benodigd die door een peloton van negen stukken afgevuurd moeten worden. • Zoals al vermeld: in geval van storing is men in één klap alle vuursteun kwijt. Dat er maar een beperkt aantal mortieren beschikbaar is (meestal één sectie van drie stukken per compagnie) betekent niet dat
Fo Fo Fot otto: o: 232323 3 Mar Ma Ma arrn nsc ns ssccie ie
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
106
deze stukken dan maar verdeeld moeten worden onder elk peloton om iedereen maar ‘een beetje’ te geven waardoor ook de stuksbemanningen niet altijd ‘de poort uit zijn’. Onze Australische collega’s bekijken alle verschillende operaties en bepalen aan de hand van de situatie, de opdracht et cetera wat de Main Effort is en deze wordt ondersteund door minimaal één mortiersectie bestaande uit drie stukken. (Vaak is het ook mogelijk meerdere operaties tegelijkertijd te ondersteunen
als de stukken maar zo geplaatst worden dat de operaties binnen hun bereik vallen). Onze Britse en Amerikaanse collega’s denken hier niet anders over en houden zich aan de principes van vuursteun (zoals Nederland ook altijd heeft gewerkt en waar de mortiersecties van zowel de CLAS als het Korps ook voor zijn ingericht en bedoeld zijn). Wat hierboven staat omschreven moet natuurlijk nooit ten koste gaan van de flexibiliteit. Mocht men er om tactische redenen voor kiezen de mortiersecties uit elkaar te trekken dan is dit natuurlijk altijd mogelijk. Het moet echter geen trend worden om de middelen, in dit geval mortieren, maar over alle eenheden te verdelen om zo iedereen te voorzien van een beetje vuursteun. Dit zal uiteindelijk alleen maar afbreuk doen aan hun effectiviteit en de mogelijkheden hiervan. Sniperteams, geniegroepen, waarnemersteams, AT-ploegen et cetera worden toch ook niet, ten koste van hun effectiviteit, uit elkaar gehaald om elke geweergroep of peloton maar te kunnen voorzien van enablers. De vierde ‘lesson identified’ luidde dat ‘het FST concept werkt en een ‘force multiplier’ voor een eenheid ter grootte van een compagnie is maar ‘overqualified’ voor een kleinere eenheid’. Een FST is inderdaad meer gericht op de ondersteuning van een compagnie. Dit betekent echter totaal niet dat een FST overqualified is voor een kleinere eenheid zoals bijvoorbeeld een peloton of geweergroep. Zodra een dergelijke eenheid zelfstandig werkt in een vijandig gebied is een FST géén overkill. Sterker nog, waar een compagnie zichzelf met eigen wapensystemen en manoeuvre eenheden wellicht nog kan redden, is een enkele geweergroep in de green juist veel meer aangewezen op de vuurkracht van bijvoorbeeld artillerie en luchtsteun om zich uit een dreigende situatie te redden. Bij dit soort kleinere eenheden die zelfstandig werken, lijkt dan misschien wel het coördineren van de vuursteun hoog gegrepen maar ook dit is niet het geval. Als een geweergroep in Afghanistan in een zware TIC loopt, dan hangen er binnen enkele minuten meerdere lagen (FW) in de lucht en worden er Apache’s of Kiowa’s voor Rotary Wing (RW) gestuurd. Daarbij komen wellicht ook nog UAV’s en Medivac helikopters. Daarnaast zullen de mortieren en Panzer Houwitzer ook nog vuursteun kunnen geven. Om deze middelen gelijktijdig op een veilige en snelle manier op het
doel te krijgen zal de eenheid afhankelijk zijn van een FST. Technische ontwikkelingen maken de kans voor inzet van deze vele middelen door een FST in komende conflicten alleen maar groter. Het artikel geeft aan dat ‘MFC teams voldoen hier beter aan’. MFC’s zijn echter opgeleid om enkel artillerie en mortieren in te zetten. Daarnaast kunnen ze met
noodprocedures (CCA en ECAS) RW en FW inzetten. Zij zijn echter niet opgeleid om dit met elkaar te deconflicteren en zullen met maar twee man en maar twee radio’s niet in staat zijn alle middelen volledig tot hun recht te laten komen terwijl ze hierbij ook nog contact moeten houden met de commandant van de eigen een-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
107
heid. Juist hiervoor zijn FST’s in het leven geroepen. Natuurlijk moet wel kritisch gekeken worden naar de beschikbare middelen (FST en MFC’s), de hoeveelheid te ondersteunen eenheden en de situatie ter plaatse. Dit neemt echter niet weg dat een FST absoluut niet overqualified is om met eenheden kleiner dan een compagnie te werken. Een FST in combinatie met een sniperteam zou bijvoorbeeld juist een perfect middel zijn om met een kleine groep covert en self supporting een direct strike capability te hebben met een UAV als extra STA middel waarbij de vuursteun van ‘arty en air’ voor de nodige beveiliging zorgt. Over de laatste ‘lesson identified’ betreffende Information Operations (IO) zal ik het niet hebben aangezien ik mij alleen heb gericht op ‘Fire Support’. In dit stuk heb ik de beschreven ‘lessons identified’ in de vorige QPO over vuursteun vanaf een fire support point of view tegen het licht gehouden. Ik hoop dat u hierdoor een beter beeld heeft gekregen bij de beschreven ‘lessons identified’ en dat manoeuvre commandanten met deze achtergrondinformatie en de kennis van hun eigen specialisten, een beter idee hebben over hoe ze hun mortieren, FST’s en MFC’s in kunnen zetten om hier het meeste uit te kunnen halen.
Eerste Bootcompagnie:
Van het warme Zuiden
naar het koude Noorden In de voorgaande editie van de QPO is in vogelvlucht het scheme of manoeuvre beschreven van de Eerste Bootcompagnie tijdens APS (African Partnership Station). Tijdens dit schrijven bevindt een deel van de compagnie zich aan boord van Hr. Ms. Johan de Witt (JWIT) in Noorwegen en een delegatie is ingeschoven bij het Eerste Mariniersbataljon voor de wintertraining in Zweden. Eerst nog even een korte terugblik naar APS. Na de operatie Flying Fish zijn we met de JWIT doorgevaren naar de Cape Verde. De geplande oefening die we in een gezamenlijk effort met de Kaapverdianen zouden uitvoeren werd gecancelled vanwege het uitbreken van Dengue in Praia. In plaats daarvan hebben we ondersteuning verleend aan de plaatselijke autoriteiten door het leveren van transport van Praia naar het eiland Maio en visa versa. Ook
werd er in een gezamenlijk effort met de Ambassadeur in Dakar, hulpgoederen aangeboden aan de plaatselijke autoriteiten. Na de uitvoering van een kleinschalige NEO operatie, zijn we eerst nog langs de R&R haven Malaga gevaren, alvorens koers te zetten naar Nederland. Kort na terugkomst in Nederland was het eerst nog even genieten van het winterverlof, voordat we met de voorbereidingen aanvingen voor de oefening Cold Response, de jaarlijks terugkerende internationale amfibische oefening. Voor deze oefening zijn we ingescheept bij de JWIT. Na vertrek vanuit Den Helder zijn we via Portsmouth gevaren om de MCC staf(2* level) te embarkeren alvorens via de Ierse Zee door te varen naar Noorwegen. Nabij Loch Ewe in omgeving van West Schotland, hebben we nog een korte cet/fit gedraaid voor de Btcie en JWIT.
Dock operaties met LCU UK/NL
De Wader en eindoefening vonden plaats in de omgeving van Harstad en Narvik area, voor velen een bekende omgeving. De Btcie opereerde hier samen met 6 ASRM, 9 ASRM & 539 ASRM. De eerste periode bestond uit een Wader programma, waarin alle SOP’s onder arctische omstandigheden voor de eenheid weer werden doorlopen en interoperability training werd uitgevoerd met de LPD’s: HMS Albion, HMS Ocean & RFA Mounts Bay. Hiernaast waren er voor deze oefening vier infanteriecompagnieën ingedeeld van onder andere de USMC en RM. Alle hierboven beschreven eenheden en LPD’s vielen onder de Taakgroep genaamd CTG 507.04/05. De rest van de taakgroepen bestond onder andere uit de pré landing force, infanterie eenheden en eskaderbeveiliging met escorteschepen, mijnenvegers en onderzeeërs. Na afloop van het wader programma is er nog een Amphibious Rehearsel en Demonstration uitgevoerd op Red en Yellow Beach aan de voet van Ringberg.
1e Bootcompagnie
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
108
Hierna zijn we doorgestoomd naar Vestfjorden, waar we een Amphibious Raid hebben uitgevoerd. Tijdens de raid hadden we acht LCVP’s, twee LCU’s, Yankee compagnie van 45 CDO en Fox compagnie van het USMC beschikbaar, om simultaan twee vijandelijke doelen uit te schakelen. Na uitvoering van de raid zijn we doorgestoomd door de Ofotfjorden naar Bogen area waar we een amphibious assault hebben uitgevoerd. Na touch down van de eerste wave, waar de compagnieën aan land werden gezet, werd in de tweede wave de Amfibisch Beach Unit (ABU) geland. Deze verzorgde de communicatie en coördinatie vanaf het toegewezen strand tussen de LPD’s en de infanterie landinwaarts. Tevens leverde zij support en resupply voor de landoperaties. Na een geslaagde uitvoering van de assault, die drie dagen in beslag nam, werden alle assets weer herverdeeld en ging ieder weer zijns weegs. JWIT is doorgevaren naar R&R haven Trondheim, waar de meesten van de compagnie zijn uitgevlogen, om aan te vangen met de voorbereidingen voor de missie Op Atalanta in Somalië.
Amfibisch Beach Unit op blue beach Ringberg
Het vertrek voor deze anti-piraterij missie met de JWIT staat gepland op 5 april. In de volgende editie zal er ingegaan worden op de Conops en ervaringen van de Btcie in Somalië.
Line up for demonstration
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
109
Eerste Bootcompagnie,
AMSC februari 2010, Zweden Dooor o : EL E NT NTMA MARN NS M. Bussseema make kerr Opereren zo wijd de wereld strekt. Het motto, zo niet de lijfspreuk van het Korps Mariniers wordt intussen door de Eerste Bootcompagnie (1-Btcie) binnen het Amfgevstbat heel letterlijk genomen. We zijn net terug van de elf weken durende African Partnership Station (APS) deployment aan de westkust van Afrika of de Btcie splitst zich al weer op en maakt zich gereed voor enerzijds het ondersteunen van het LPD JWIT, in haar winterdeployment te Noorwegen en anderzijds hebben we de mogelijkheid gevonden om met een select gezelschap aan te sluiten bij het Eerste Mariniersbataljon tijdens de wintertraining in Zweden. Vanuit 1- en 2-Btcie is een afvaardiging van twintig man sterk de eerste twee weken van dit jaar de pre- Arctic Movement and Survival Course (AMSC, voormalig NSSC) gevolgd in de Oranjekazerne te Schaardsbergen. Hierin vallen we als Btcie onder de 14e Trainingsgroep. Gedurende de pre-AMSC krijgen we met alle novices de eerste lessen van het opereren onder arctische omstandigheden en zetten we ook - voor sommigen de eerste - stapjes op de lange latten in de (kunst)sneeuw. Hierbij moeten ongeveer alle eerder verworven competenties als ‘burgerskiër’ aan de kant gezet worden omdat dit soort skiën toch iets anders blijkt te zijn. Verder worden basic skills en drills weer opgefrist en met onder andere een stuk navigatie en fysieke opwerking worden deze weken te Schaarsbergen afgesloten. 30 Januari. Een periode van vorst en sneeuw gaat over ons land heen en laat mij onderweg naar Doorn nog denken dat we net zo goed de AMSC in Nederland kunnen houden. Nederland ligt inmiddels onder een dik pak sneeuw terwijl het Korps Mariniers zich met 250 novices naar nog koudere oorden begeeft. En koud is het daar inderdaad. We starten na een dag voorbereidingen gelijk met een veldweek. Dicht op elkaar gepakt worden vanuit de tienpersoonstenten bij een buitentemperatuur tot -28 C de eerder (in leslokalen) genoten lessen in de praktijk en koude herhaald. Ook worden verschillende dagen op de piste doorgebracht,
waarbij de skivaardigheden worden opgekrikt tot het niveau dat we per peloton, grote verplaatsingen kunnen uitvoeren met volledige bepakking. De tienpersoonstent wordt verruild voor de ECW tent, waarbij eenieder steeds meer zelf verantwoordelijk wordt zich te handhaven onder deze extreme omstandigheden. Gedurende de derde week is hierbij het tempo en intensiteit verder opgevoerd waarbij velen zich niet aan herinneringen uit vroeger Potom/EVO tijden konden onttrekken. Al met al een enerverende periode waarin velen zich meerdere malen hebben terug moeten plaatsen van een operationele plaatsing naar een opleiding. Nu na drie weken, is de AMSC voorbij. Eenheden, waaronder de Btcie, hebben zich weer verenigd onder de 14e Trainingsgroep en zullen in de komende weken, gedurende de Winter Warefare Course, in organiek verband gaan opwerken tot optreden in pelotonsverband onder arctische omstandigheden. Ondanks de koude (-32 C) is het moreel en zelfstandig/zelfredzaamheid binnen de Btcie noemenswaardig. En ondanks dat niet altijd alles van een leien dakje gaat heerst er een zeer goede stemming binnen de club, om ook deze laatste weken goed af te ronden.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
110
Landing Craft Officers Qualifer (31-08-09 t/m 18-12-09) (LCOQ) Course 2009 De Marinestudie 2030 zegt over de inzet van mariniers; ‘Mariniers zijn de amfibische experts van de Nederlandse krijgsmacht. Bij optreden vanuit zee, ook onder extreme omstandigheden, is voor marinierseenheden een leidende rol voorzien’.
De Korpsvisie 2015 noemt onder andere de volgende zaken over het profiel van de mariniers, onze kerncompetenties, de operationele omgeving en de ontwikkelpaden. • Lichte amfibische infanterie; • amfibische expertise; • belang verstedelijkt kustgebied neemt toe; • verandering klimaat; • uitbouw van onze amfibische expertise; • voldoende en goed opgeleid personeel. In de initiële opleidingen bij het Korps Mariniers (EVO, VVO en Potom) wordt de basis gelegd op het gebied van amfibische infanterie. Door in deze opleidingen amfibische lessen en training op Texel te volgen, wordt een begin gemaakt met de amfibische expertise van de mariniers. Door eenheden van het MTC mee te laten gaan met een LPD of om met behulp van landingsvaartuigen in binnen- en buitenland te trainen, wordt de lichte amfibische expertise behouden en uitgebouwd zoals in de visie staat beschreven.
LCVP Mk5B
In dit informerende stuk wordt de Landing Craft Officers Qualifer (LCOQ) Course beschreven. Dit is een vier maanden durende internationale opleiding voor officieren die werkzaam zijn of worden bij het Amfibisch Gevechtssteunbataljon
of het Opleidingscentrum Amfibisch. Hierin worden ze opgeleid tot expert op het gebied van landingsvaartuigen en het plannen van een amfibische operatie. De cursus van 2009 is gevolgd door twee Britse, een Zweedse en twee Nederlandse mariniers. De opleiding wordt gegeven in het Verenigd Koninkrijk door de Royal Marines in Poole. Gelijktijdig kan een Landing Craft (LC) 1, -2 en/of -3 opleiding gedraaid worden. Dit zijn de verschillende gradaties door de rangen heen binnen de landing craft organisatie. Deze opleidingen vormen één van de basisprincipes waar ons onderscheid ligt ten opzichte
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
111
Surfdrills Instow
van andere krijgsmachtdelen; namelijk het amfibische optreden en plannen. De opleiding begint met de basisprincipes die nodig zijn om in vredesomstandigheden op het water te opereren zoals: verkeersregels op het water (rules of the road), GMDSS (Global Maritime Distress Signal Systems), morse codes, ankers, touwen en knopen, betonning (boeien) en de karakteristieken van landingsvaartuigen. Deze theorie moet er in zitten voordat je werkelijk met een landingsvaartuig mag gaan varen en dit wordt zeer kritisch afgetest. Ook navigatie (zeekaarten, radar, gps, variatie, deviatie) is een belangrijk gedeelte in deze fase. Dit wordt aangeleerd door een navigatieofficier. Wanneer de theorie gehaald is, worden verschillende types raiding en landingsvaartuigen behandeld. In de inflatable raiding craft (IRC), de offshore raiding craft (ORC) en de rigid inflatable boat (RIB) word je in de LCOQ opleiding daadwerkelijk afgetest. Op de landing craft vehicle personell (LCVP) en de landing craft utility (LCU) wordt een introductie gegeven. Amfibische orders worden behandeld gezien er binnen het amfibisch opereren andere relevante informatie benodigd is ten opzichte van de standaard 5-paragrafenorder. Verder worden er relevante (sub) cursussen gegeven zoals meteorologie, amfibische documentatie en organisatie, verbindingen, dockoperaties en de amphibious operations & planning course. Naast
LCOQ course 2009 met instructeurs op Ascension island
Poole, waar de basis aangeleerd wordt, kom je met de opleiding ook in andere gebieden. Op het moment dat er een amfibische opdracht is, moet bekend zijn of het gebied waarin geopereerd wordt beschikt over geschikte stranden. Hiervoor dienen strandverkenningen uitgevoerd te worden en om dit te leren wordt een aparte week uitgetrokken. De afgelopen opleiding is naar ‘Ascension Island’ geweest. Dit is een Brits eiland midden in de Atlantische Oceaan iets ten zuiden van de evenaar met verschillende soorten stranden waar
de benodigde kennis op een uitstekende wijze aangeleerd kan worden. Instow is een plaats in North Devon waar diverse nieuwe aankopen van de Britse krijgsmacht getest worden. Ook Nederland maakt veel gebruik van de mogelijkheden en faciliteiten die hier geboden worden. De opleiding is hier naartoe geweest om zogenaamde surfdrills te beoefenen. Dit wil zeggen dat met een IRC op een strand, ondanks hoge golven, personeel op een veilige manier afgezet kan worden. Tevens is hier kennis gemaakt met de amphibious beach unit (ABU) en zijn diverse presentaties gegeven over mogelijk amfibisch materieel voor de toekomst. In Plymouth is een cursus meteorologie gevolgd van drie dagen. Hier wordt de basis aangeleerd waarom het weer zich op een bepaalde manier ‘gedraagt’, kortom waarom de zon schijnt, het regent, windstil is of juist stormt. Het weer is erg belangrijk bij de planning van een amfibische operatie dus dit wordt elke dag nauwkeurig in de gaten gehouden. Elk vaartuig heeft namelijk zijn ‘limieten’ waarbinnen ze op een veilige manier kan en mag opereren. Ook zijn in Plymouth verschillende bezoeken gebracht zoals aan de twee Britse Landing Platform Dock’s (LPD’s) HMS Albion en Bulwark, het Landing Platform Helicopter (LPH) HMS Ocean, de verschillende Assault Squadrons met als afsluiting het bezoek bij 539 Assault Squadron Royal Marines (ASRM). Zij hebben vooral de laatste jaren veel
Strandverkenningen op Ascension island
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
112
ervaring opgedaan, voornamelijk op het gebied van rivieroperaties. Een leuke en goede kennismaking gezien de amfibische wereld niet zo groot is en je telkens weer met dezelfde mensen in aanraking komt. Om amfibische operaties te kunnen begrijpen en mee te kunnen denken in het proces zit de AOPC (Amphibious Operations Planning Course) in het programma van de LCOQ opleiding. Een cursus van een week waar verschillende landen vertegenwoordigd zijn. Het grootste deel bestaat uit Britten maar ook Australiërs, Noren, Fransen en Nederlanders, zowel vloot als mariniers, volgen deze cursus. In de AOPC komen alle fasen en facetten van een amfibische operatie aan de orde. Hierbij begin je op het twee sterren niveau en gedurende de week kom je op het niveau van de bootgroepcommandant. Dan worden de documenten, relevant voor de uitvoering, daadwerkelijk geproduceerd. Voorbeelden hiervan zijn de SAT (Serial Assignment Table), Healt (Helicopter Employment & Assault Landing Table) en de Surfalt (Surface Assault Landing Table). Dit wordt gedaan door in syndicaten een casestudie te doen aan de hand van het 7-questions model. Erg interessant om te zien hoe ‘blauw’ en ‘groen’ samenwerken om tot een product te komen echter hoe in deze samenstelling zeer verschillende ideeën en denkwijzen naar boven komen. Een goede week om te begrijpen wat een amfibische operatie
inhoudt en hoe de planning hiervan tot stand komt. Na veel varen, navigeren en de nodige voortgangstesten te hebben gehad is het een mooi moment om te meten waar nog extra aandacht benodigd is. Dit wordt gedaan door middel van een Middle Exercise (Midex). In deze week komt alles aan de orde wat tot dit punt in de opleiding behandeld is en wordt gekeken hoe dit in de praktijk uitgevoerd wordt. Ook is dit het moment waar er een ‘vijand’ bij komt kijken en dat er tactisch gewerkt moet worden. Vanuit een commando post (CP) aan boord van een LCU wordt de operatie nauwkeurig bijgehouden, gepland en uitgevoerd. In deze week is wel gebleken dat het weer een zeer belangrijke factor speelt bij amfibische operaties omdat we de haven niet uit konden. De LCU bleef aan de steiger liggen en in de haven van Poole zijn met de verschillende raidingen landingsvaartuigen verkenningen, patrouilles en amfibische landingen uitgevoerd. Om te zien of de kennis ook onder extremere omstandigheden in praktijk kan worden gebracht is het motto van deze week; ‘snurken is een emotie’. De laatste week van de opleiding is de eindoefening. Een hoogtepunt in Poole waar alle opleidingen samen een bootgroep vormen waar ongeveer alle beschikbare vaartuigen aan deelnemen om ruim
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
113
een week lang alle cursisten te examineren. Voor tien dagen is de zuidkust van Engeland in ‘oorlog’ en moeten de landoperaties ondersteund worden door amfibische eenheden. Zo wordt er een offload van het LPD HMS Bulwark, patrouilles en verkenningen en diverse amfibische landingen met mariniers in opleiding uitgevoerd. Alle operaties vinden plaats vanuit een FOB (Forward Operating Base). De LCU’s liggen dan voor anker en de overige vaartuigen maken zich hieraan vast om snel en flexibel inzetbaar te zijn. In het begin is het nog vrij eenvoudig om al je doelen te bereiken met de landingsvaartuigen die tot de beschikking zijn echter ook hier ben je afhankelijk van het weer en de staat van de vaartuigen. Tijdens de oefening vallen diverse vaartuigen uit wat het behalen van de opdrachten bemoeilijkt. Ook het gebrek aan rust is in deze week een aanslag op het denk- en uitvoeringsvermogen. Uiteindelijk is de opleiding voor alle cursisten van de LCOQ opleiding succesvol afgerond. De LCOQ course is een interessante opleiding met alle facetten van het plannen en het uitvoeren van amfibische operaties. Samen met de andere LC opleidingen en de operationele ervaring maakt het ons tot specialisten op een vlak waarin wij ons van andere krijgsmachtonderdelen onderscheiden: ‘de amfibische experts van de krijgsmacht’.
Uitleg over het landen met de offshore raidingcraft (ORC)
Amfibisch Logistiek Bataljon Commandant: KL KLTZ TZA A S.M. Oost EM EMSSD Chef d’Equipag age:: AOO OOMARNALG P.M.J. Valk F to’s: Ce Fo Ceees Baardman
Inleiding commandant Volgens de ‘Van Dale’ is traditie het geheel ‘van generatie op generatie overgeleverde gewoonten of cultuurgoederen’. Mijn ervaring bij de KM leert echter dat we geen generaties nodig hebben, om ergens een traditie van te maken. Enigszins gechargeerd zou je zelfs kunnen stellen dat het meermaals uitvoeren van eenzelfde activiteit - in onze snel veranderende can do, max flex omgeving - al snel een traditie wordt genoemd. Tradities zijn dus snel gecreëerd en geïmplementeerd, maar vermakelijk genoeg evenzo moeizaam te veranderen. Kennelijk is het zo dat als gewoonten eenmaal zijn overgeleverd (hoe snel dat ook heeft plaatsgevonden), er onherroepelijk weerstand ontstaat bij iedere vorm van verandering van die gewoonten. Het Amflogbat bestaat inmiddels al weer twee jaar en zou dus volgens mijn
definitie van traditie al een overgeleverde gewoonte moeten zijn. Niets is echter minder waar. Het Amflogbat moet - zoals ik dat in de vorige QPO heb aangegeven - nog steeds afrekenen met de ‘oude gewoontes’ van het ‘oude Logbat’. Hoewel de evaluatie van de reorganisatie nagenoeg is afgerond, grijp ik nog steeds iedere gelegenheid aan om het Amflogbat op de kaart te zetten. Daarbij maak ik dankbaar gebruik van de QPO, waar we iedere uitgave opnieuw een klein onderdeel van het Amflogbat belichten. Aangezien we dit al meermaals hebben gedaan zou ik dit dan toch al een kleine traditie willen noemen.
Om deze ‘traditie’ in stand te houden heb ik aan de jongste officier van het Amflogbat gevraagd om in het kader van ‘wiezijn-we’ en ‘waar-staan-we-voor’ voor deze QPO in te zoomen op zijn ‘toko’. Met als centrale vraag: Wat doet een A-officier bij het Amflogbat? Gevoegd vindt u een bijdrage van de ‘CDT C-Sups’ van het CSS2, luitenant ter zee van administratie der tweede klasse Gerry Veeke. In zijn artikel beschrijft hij de diverse werkzaamheden van het Combat Supply Element, het Field Kitchen Element en het verschil tussen een Distributie Procedure (DP) en een Running Replenishment (RR).
AMFLOGBAT
Staf
CSS1
Combat Supply Element
CSS2
Staf
VBD
Cfm. CSS1
Field Kitchen Element
Workshop Element
Transport Element
SSG
Staf
BEVO peleton
Onderhoud peloton
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
114
Verbindings peloton
Transport peloton
Geneeskundig element
Bevoorradingslogistiek binnen het CSS,
Combat Supplies & Field Kitchen
Dooor: LTZA 2 G.JJ..FF. V D Veeeekke, e, CDT C Sup ups CSS 2
“The line between disorder and order lies in logistics…” (Sun Tzu) Het was Sun Tzu die al schreef over het belang van logistiek in samenhang met oorlog, tactiek en strategie. Zijn meesterwerk stamt al uit 400 v Chr. en is steeds een grote inspiratiebron voor veel legerleiders en staatslieden, en met de tijd managers en bestuurders. Binnen het Combat Service Support (CSS) wil ik u, aansluitend op het Workshopelement1, informeren over de rol van het Combat Supply & Kitchen Element. Aansluitend kunt u lezen over de veelzijdigheid van logistieke bevoorrading waarover het CSS beschikt. Het belang van logistiek mag dan een oude waarheid zijn, uit vele reorganisaties is het CSS als logistiek orgaan binnen het Amflogbat geboren, omdat logistiek een continu proces is.
“Clearly, logistics is the hard part of a fighting war” (Lt. Gen. E.T. Cook, USMC) Binnen het Amflogbat verzorgt het CSS de ondersteunende logistiek tijdens de inzet van bataljons en compagnieën. Dit vindt plaats tijdens allerlei vormen van operaties. Onderdeel van de CSS-staf is de Cdt Combat Supplies (ofwel C-Sups) die het Combat Supply Element & Kitchen Element coördineert. Als Cdt C-Sups ben je bezig met algemene logistiek, financiën
rondom oefeningen en de coördinatie van de volgende klassen: I. rantsoenen en water, II. persoonsgebonden uitrusting, III. brandstof, IV. organieke (battle) uitrusting en V. munitie. Feitelijk worden de klassen beheerd onder leiding van sergeant-majoors. Het Kitchen Element voorziet in klasse 1 (rantsoenen/ lunchpakketjes en water) te velde, maar op een eventuele compound voorzien zij steeds in drie complete maaltijden per dag, voldoende TOKO-artikelen en zelfs, indien mogelijk, een uitgebreide luxe zondagse brunch. Klassen II, III en IV worden verzorgd door Combat Supply (bevoorrading). Voor iedere inzet zijn de voorbereiding en de afwikkeling de drukste periodes. Daarnaast worden zij altijd ingezet voor onze diverse bevoorradingstrainingen in het veld, ook omdat zij beschikken over specifieke voertuigen. Munitie (klasse V) is een vrijwel zelfstandig element, waar controle en precisie iedere dag weer van het grootste belang is.
“Only a commander who understands logistics can push the military machine to the limits without risking total breakdown” (Maj. Gen. J. Thompson, Royal Marines)
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
115
In iedere organisatie is de logistieke ondersteuning the hard part. Dat komt op verschillende wijzen naar voren. De inzet van logistiek bepaalt het verschil tussen orde en wanorde en dus de totale benutting van de militaire organisatie. Binnen het CSS is de logistieke ondersteuning van eenheden onze primaire taak. In dat opzicht kunnen we worden ingezet om in tactische situaties de echelons vooruit te bevoorraden; CSS als schakel tussen de basis op zee (Seabased Support Group) en de vooruitgeschoven echelons (tot bij de F echelons). Een zelfde scenario als D-day in 1944, maar dan kleinschaliger. Als het CSS eenmaal aan land is gezet door een Landing Platform Dock (JWIT/RDAM) heeft het de beschikking over een aantal dagen zelfstandige logistiek. Dit noemen we de zogenaamde DOS (Days Of Supplies). Naar voren hebben het B-, A- en het F-echelon eveneens een eigen DOS. De bevoorrading naar de echelons dient onopvallend, snel en achter het echelon op een gestelde tijd plaats te vinden. De bevoorrading kan plaatsvinden op aanvraag van eenheden of directief worden aangestuurd vanuit het hogere echelon. 1 Zie artikel QPO december 2009 over Workshopelement van CSS van ELNTMARNS H.A.M. Heijmink
Binnen het CSS kennen we de volgende vier mogelijkheden. • Push: het gaat hier om artikelen die in de bevoorradingscyclus per dag bekend zijn en automatisch worden aangeleverd, zonder aanvraag. De artikelen worden in de cyclus ‘vooruitgeduwd’; • Pull: is het tegenovergestelde van push. Hier vraagt het echelon de hoeveelheid artikelen aan met een aanvraag. De artikelen worden in de cyclus dus naar voren ‘getrokken’; • Directed: hier wordt in de planning bepaald welke artikelen wanneer geleverd moeten worden. In feite wordt dit van boven opgelegd zonder te vragen naar behoefte. Dit gebeurt vooral bij munitie, een wisselende behoefte en bij schaarste; • Optimized: is de combinatie van de voorgaande drie manieren samen en dit komt het meest voor in de praktijk omdat elk artikel anders wordt aangevraagd. Het CSS kent drie vormen van bevoorrading: • Distribution Point. • Running Replenishment. • Commodity Points. Op basis van urgentie, dreiging, locatie
en weersgesteldheid wordt per situatie de meest geschikte bevoorradingsmethode gekozen.
de hogere dreiging en een ruimtelijk, onbeveiligd gebied.
Commodity Points Distribution Point Er wordt gekozen voor een DP bij tijdige planning en een lage dreiging, middels een beschutte locatie. Na de voorverkenning op de locatie, volgt een briefing zoals bij elke vorm. Op de DP-locatie arriveert eerst de DP-cdt, security, een verbindelaar en de takeldoos/FRT (wegenwacht). Vervolgens worden de andere voertuigen (klassen) het circuit op gegidst. Binnen de gestelde tijd kan een echelon zich verzamelen, het circuit op worden gegidst en bevoorraad worden. Na ontvangst van de goederen vertrekken B-echelon en CSS naar hun basis.
Bij operaties over lange afstanden met een snel oprukkende frontlinie, zoals in Irak 2003, zijn de logistieke bevoorradingslijnen lang en moeilijk te groeperen. Dan kiest men voor het inrichten van Commodity Points. Hierbij staan de verschillende klassen aan de kant van de weg met grote tussenruimten. Het voordeel hiervan is dat voertuigen kunnen worden bevoorraad en aansluitend meteen weer verder kunnen oprukken.
“There’s nothing more common than to find considerations of supply affecting the strategic Lines of a campaign and a war.”
Running Replenishment
(Carl von Clausewitz)
Bij een RR wordt gekozen voor een beperkt aantal klasse welke worden uitgegeven (vaak brandstof en munitie), dit gebeurt bij een hoge dreiging. Dit vereist logistieke overdracht met korte voorbereidingstijd, beperkte ruimte en snelheid van handelen. Het principe is vergelijkbaar met DP, maar met een aantal belangrijke verschillen. Er wordt langs beide zijden van de stilstaande voertuigen bevoorraad en afgetankt. Snelheid is geboden vanwege
Namens het gehele CSS heb ik u als Cdt C-Sups van deze eenheid een indruk willen geven over onze bevoorrading te velde. Naast onze dagelijkse werkzaamheden in het Combat Supply & Field Kitchen element, streven we ernaar om uitdagingen in bevoorrading aan te pakken. Zodoende kunnen we onze eenheden bij amfibische operaties ondersteunen en maatwerk leveren, waar benodigd.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
116
Mariniers Opleidingscentrum Commandant: LTKOLMARNS P.J. de Vin Opvolgend Commandant: MAJMARNS M. den Hartog Chef d’Equipage: AOOMARNALG E.G. Bergman
“Mariniers, de spijkerbroeken Door: KAPTMARNS JJ.A.A.M. Hoogeveen Foto’s: Cees Baardman
komen er aan”
Rotterdam, 04.00 de wekker gaat. Voor een burger een zeer ongewone tijd, maar voor een marinier niet. De tweede dag van de Praktische OnderOfficiers Selectie Test (Poost) is begonnen. Een uur later liggen achttien kandidaten in het zwembad en proberen ze het parcours goed af te leggen. Niet iedereen haalt het. Op de Van Ghentkazerne krijgen vier kandidaten te horen dat ze niet de juiste instelling en potentie hebben om onderofficier bij het Korps Mariniers te worden. Ze gaan teleurgesteld naar huis. De dag is net begonnen en er komen nog zware momenten voor de overgebleven kandidaten. De volgende twee uur staan in het teken van doorzettingsvermogen. De kandidaten worden om en rond de Van Brienenoordbrug in Rotterdam onderworpen aan een stevige PT-sessie. Eén van de kandidaten gaat tegen de vlakte, de rest vraagt zich af waar ze aan begonnen zijn. Bovenstaande is een momentopname van de selectietest waaraan ‘spijkerbroeken’ die in aanmerking willen komen voor een functie als onderofficier bij het Korps Mariniers worden onderworpen. De Koninklijke Landmacht kent al sinds jaar en dag het traject van ‘spijkerbroek’ tot onderofficier. Voor het Korps Mariniers is dit nieuw. Het Korps is hiertoe overgegaan om in de toekomst in een grotere vijver te kunnen vissen. Ook draagt deze vorm van werving van onderofficieren voor een klein deel bij aan het inlopen van ons huidige kadertekort. Bij het zittende perso-
neel bestaan gemengde gevoelens ten aanzien van deze nieuwe instroomvariant. De grootste zorg is dat dit ‘snelle’ traject ten koste zal gaan van de huidige ervaringsopbouw bij onze onderofficieren waardoor wordt ingeboet op de kwaliteit. C-MOC gaat in zijn artikel in deze QPO in op de toekomstige modulaire onderofficiersopleiding. Hierin kunt u lezen dat het begrip ‘snel traject’ relatief is ten opzichte van de (huidige) verticale doorstroommogelijkheden. Uiteindelijk zijn wij er met z’n
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
117
allen verantwoordelijk voor dat de ‘spijkerbroek onderofficieren’ goed worden opgeleid en gecoacht. In een nutshell ziet hun opleidingstraject er als volgt uit. Als eerste starten deze kandidaten met de Eerste Militaire Vorming gevolgd door de Elementaire Vak Opleiding, net als de reguliere mariniers. De opleiding wordt op een iets andere manier aangeboden, aangepast aan de vooropleiding havo, dan wel MBO 3 of 4. Al vanaf het begin van de opleiding worden zij geconfronteerd met verantwoordelijkheden en leiderschap. Na hun EMV/EVO lopen ze voor een periode die kan variëren van ongeveer negen maanden tot een jaar, stage bij de operationele eenheden. Gedurende deze stageperiode voeren ze alle reguliere marinierswerkzaamheden uit en nemen ze deel aan nationale en internationale trainingen, bij voorkeur ook een berg- en wintertraining. Ook dienen ze in die periode een takenboek af te leggen. Na de stageperiode voegen ze zich bij de verticale kandidaten voor het volgen van de Voortgezette Vakopleiding (VVO). In mijn artikel ga ik niet verder in op het opleidingstraject, die informatie kunt u in het artikel van C-MOC in deze QPO-uitgave lezen. De eerste hindernis, nog voor de keuring plaatsvindt, die een Wanna-be moet nemen, is het doorlopen van de Poost. Afgelopen februari is dit onderdeel van het selectietraject van start gegaan. De Poost is een afgeleide van de huidige Praktische Officiers Selectie Test (Post), die al meer dan twintig jaren plaatsvindt als onderdeel van het selectietraject voor officieren. Tijdens de Poost
wordt op basis van een aantal criteria beoordeeld of de kandidaat geschikt is om te worden opgeleid tot onderofficier van de mariniers. Daarnaast heeft de Poost ook een voorlichtende rol. De kandidaat ervaart aan den lijve, zowel fysiek als mentaal, wat het mariniersleven zoal kan inhouden. Hieronder wordt het selectietraject beschreven.
De Praktische Onderofficiers Selectietest De Poost vindt plaats op en rond de Van Ghentkazerne en duurt twee dagen. Alle deelnemers aan de Poost worden vooraf in Amsterdam onderworpen aan een medische screening om zeker te stellen dat zij fit genoeg zijn om aan de test deel te kunnen nemen.
Dag-1: Nulmeting, het fysieke ingangsniveau van de kandidaten wordt gemeten. Ze leggen de Defensie Conditie Proef af met als extra onderdelen optrekken en touwklimmen. Hierna staan klimmen en abseilen van de twintig meter hoge klimtoren op het programma. Hierbij wordt vooral gekeken of kandidaten last hebben van hoogtevrees. Het derde onderdeel is Physical Training (PT), gedurende anderhalf uur worden de kandidaten onderworpen aan een sportieve training die op militaire wijze wordt ingevuld. Het laatste onderdeel van de eerste dag is de presentatie. Gedurende vier minuten moeten kandidaten een door hen zelf uitgekozen onderwerp presenteren. Aansluitend krijgen ze van de Poost-staf voorlichting over het werken bij het Korps in het algemeen en hun opleidingstraject in het bijzonder.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
118
Dag-2: De dag begint vroeg en nat. Voor het ontbijt wordt er gezwommen. Kandidaten moeten laten zien dat ze de basisslagen (schoolslag en borstcrawl) beheersen. Direct daarna volgt een parcours dat bestaat uit de onderdelen onderwater, reddend en met wapen zwemmen. Dit gehele parcours wordt gekleed in overall afgelegd. Een pittig onderdeel. Na het ontbijt is het tijd voor een rondje ‘Brienenoord’. Dit is een cross countryloop met diverse individuele en groepsopdrachten. Tijdens dit onderdeel wordt vooral gelet op doorzettingsvermogen en leiderschapskwaliteiten. Later in de ochtend volgt het onderdeel leiderschaptesten. Alle kandidaten krijgen een keer de leiding over de groep bij het oplossen van een praktisch probleem op en rond de hindernisbaan. Als laatste volgt een les Militaire Zelfverdediging waarbij gekeken wordt naar de gevechtsbereidheid en het incasseringsvermogen van de kandidaat.
Uitslag De kandidaten worden op alle onderdelen beoordeeld. Ze mogen elk moment besluiten om te stoppen. Ook de Poost-staf kan een kandidaat wegsturen als hij de testen op fysiek of mentaal vlak niet kan bijbenen. Het eindoordeel is gebaseerd op de testresultaten en de ingeschatte capaciteit tot ontwikkeling van de competenties die horen bij de onderofficier van het Korps Mariniers. Elke kandidaat krijgt afzonderlijk een eindgesprek met de Pooststaf. Deze Poost staf bestaat uit vijf personen. Een officier treedt op als voorzitter. Verder hebben zitting: een sergeant-majoor van het VVO instructiekader, een onderofficier van de mariniers
vanuit Personeelsvoorziening Koninklijke Marine (PVKM) en twee psychologen die verbonden zijn aan het keuringsinstituut van Defensie. Deze commissie besluit uiteindelijk welke kandidaten in aanmerking komen voor de opleiding. De geschikt bevonden kandidaten krijgen na de Poost een psychologische en medische keuring. Ook volgt er nog een veiligheidsonderzoek. Als aan de keuringseisen en het veiligheidsonderzoek is voldaan volgt de aanstelling. Het aantal plaatsen dat beschikbaar wordt gesteld voor horizontale ‘spijkerbroek’ instroom is mede afhankelijk van het aantal verticaal doorstromende mariniers. Als zich vanuit de mariniersrangen onvoldoende kandidaten melden worden tekorten opgevangen door extra ‘spijkerbroek’ cursisten. Naast de horizontale ‘spijkerbroeken’ beginnen later dit jaar ook een aantal cursisten met het civiele diploma Veiligheid en Vakmanschap aan de modulaire onderofficiersopleiding. Meer over deze instroomvariant is te lezen in het artikel van kapitein Leenders. Voor een optimaal functionerend Korps Mariniers is een adequate vulling met kwalitatief goed opgeleid personeel randvoorwaardelijk. Realisatie van een gevulde organisatie, vooral wat betreft kaderleden, blijkt een uitdaging. Alles moet ‘uit de kast’, ook toelating van horizontaal instromende kandidaten in de onderofficiersopleiding. Het is aan het MOC om de kwaliteit te handhaven. Het is echter aan ons (kaderleden) allen om mariniers voor te bereiden op en te enthousiasmeren voor de onderofficiersopleiding. De horizontale instroom hoeft niet te worden gezien als een bedreiging maar als ‘zelf regel- en beïnvloedbaar’ instrument om onze organisatie gezond te maken en te houden.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
119
Van ROC naar MOC Door: KAPTMARNS L.P.M. Leenders Foto’s: MOC
kwalificatie te behalen om te gaan werken bij Defensie òf in de gekozen vakrichting in de burgermaatschappij.
Inleiding Sinds enige tijd zijn er op het MOC jongere cursisten waar te nemen dan wij gewend zijn! Ze zijn niet alleen in de kazerne te zien, maar vooral ook in het ‘voorterrein’. Wie zijn deze cursisten, wat komen ze doen, welke rol speelt het Korps hier in en wat schieten wij daar mee op? Alvorens antwoord te geven op bovenstaande vragen is het van belang de achtergrond te kennen van dit project. Voorts zult u gaandeweg het artikel antwoord krijgen op de vragen.
Achtergrond De ministeries van Defensie en Onderwijs (OCW) werken sinds enkele jaren samen, in relatie tot het actieplan Werving & Behoud en is zichtbaar door de leerlingen van het Middelbaar Beroepsonderwijs die - een vorm van - stage lopen bij Defensie. Bij diverse krijgsmachtdelen zoals CLAS, CLSK en CZSK (sinds kort ook bij het Korps Mariniers) doen de leerlingen deze stage die Beroeps Praktijk Vorming (BPV) genoemd wordt. Het project Loopbaanlint is een project van de Hoofddirectie Personeel en onderdeel van het actieplan Werving & Behoud. De opleidingen worden gegeven op een aantal Regionale Opleidingcentra (ROCa). Op deze ROCa worden diverse opleidingen gegeven, zoals autotechniek, verzorging, sport & bewegen, logistiek, veiligheid, et cetera. Afhankelijk van de grootte van de school worden er opleidingen aangeboden. Binnen het opleidingscluster ‘veiligheid’ wordt ‘veiligheid & vakmanschap’ aangeboden. Deze opleiding is bestemd voor leerlingen die willen gaan werken òf geïnteresseerd zijn in een baan bij Defensie. Een aantal leerlingen weet al precies bij welk krijgsmachtdeel èn onderdeel men wil gaan werken, maar zijn nog te jong om bij Defensie te mogen werken. De leerling ziet in deze opleiding een mooie kans om kennis en vaardigheden op te doen voordat hij/zij echt bij Defensie gaat werken. Tevens zijn er leerlingen die zich oriënteren op een baan bij Defensie, maar hier nog niet zeker van zijn. Einddoel is om een diploma/start-
Opleiding Veiligheid & Vakmanschap De opleiding Veiligheid & Vakmanschap wordt gegeven op niveau 2 en 3. Niveau 2 leidt op voor soldaat/matroos/marinier (uitvoerder) en duurt anderhalf jaar. Niveau 3 duurt ongeveer twee (en een half) jaar en leidt op om in te stromen in een onderofficierstraject (junior leidinggevend). In augustus 2009 zijn ruim 1100 leerlingen gestart met de opleiding WEB 2 en 3. Dit schooljaar nemen zeven ROCa deel aan het project, verdeeld in drie regio’s. Het eerste deel van de opleiding, augustus t/m december, is voor alle leerlingen generiek, zonder dat ze een keuze hoeven maken voor een zogenaamd uitstroomprofiel. Daarna moet de leerling een keuze maken voor één van de vier uitstroomprofielen: Grondoptreden, Maritiem, Techniek of Logistiek. De opleiding op het ROC wordt gegeven door zowel burger als militaire instructeurs. Zij verzorgen het zogenaamde binnenschoolse onderwijs dat gegeven wordt op desbetreffend ROC. Naast het binnenschoolse deel is er ook buitenschools onderwijs (BPV), dit vindt plaats bij Defensie, uiteraard door militaire instructeurs. De frequentie binnen/ buitenschools is ongeveer 4 op 1, kortom vier weken op school daarna één week naar Defensie. Tijdens de BPV wordt datgene wat op school is onderwezen in de praktijk uitgevoerd bij één van de krijgsmachtdelen. De leerlingen zullen op jaarbasis ongeveer tien BPV-weken bij een krijgsmachtdeel uitvoeren.
Generiek deel In dit eerste deel van de opleiding hebben de leerlingen vier BPV momenten/weken. Dit zijn respectievelijk een introductiebivak, een oriëntatie bij alle krijgsmachtdelen en twee bivakweken gericht op het beoefenen van de Militaire Basis Vaardigheden en Algemene Kader Vorming. In de eerste schoolweek zijn de leerlingen op introductiebivak geweest. Dit programma is gebaseerd op het introbivak van de EVO Marns. In deze week maken de leerlingen kennis met Defensie en worden ze begeQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
120
leid door een instructieteam waarin alle krijgsmachtdelen naar rato zijn vertegenwoordigd. De volgende BPV is de oriëntatie, deze is bedoeld om de leerlingen een beeld te geven wat het werken inhoudt bij een bepaald krijgsmachtdeel. Zo krijgen de leerlingen een oriëntatie bij de landmacht en de marine. Bij de marine gaan de leerlingen een dag naar Den Helder en een dag naar Doorn om een programma te volgen en te ervaren hoe men werkt bij het Korps Mariniers. De oriëntatie wordt uiteraard aangegrepen om de leerlingen te informeren en het Korps Mariniers maximaal te etaleren. Na de oriëntatie blijven er nog twee bivakweken over. In deze weken worden de Militaire Basis Vaardigheden (AAW, ZHKH, CBRN, fysieke training, navigeren, et cetera) beoefend.
Zoals eerder vermeld heeft de instructie op school plaatsgevonden en wordt de leerstof tijdens een bivak in praktijk gebracht. De BPV’n worden in het generieke gedeelte uitgevoerd bij een aantal opleidingscentra van Defensie waar ook de Initiële Opleidingen worden gegeven. Bij CZSK is dat op twee locaties, te weten Den Helder (SMVBO) en Rotterdam (MOC). Bij de CLAS wordt dit gedaan bij het OCIO (Opleidingscommando Initiële Opleidingen) op drie plaatsen: Assen (School Noord), Schaarsbergen (School Luchtmobiel) en Oirschot (School Zuid). De staf van OCIO is gevestigd te Ermelo.
Grondoptreden In januari 2010 zijn de leerlingen gestart in hun gekozen uitstroomprofiel, waarbij het MOC een voortgezette rol speelt voor de leerlingen Grondoptreden. De leerling kan binnen het uitstroomprofiel Grondoptreden een voorkeur uit spreken voor de CLAS
(bijvoorbeeld luchtmobiel, infanterie, et cetera) of CZSK (Korps Mariniers). Voor elk uitstroomprofiel is een syllabus geschreven, om een gelijk niveau op alle ROCa na te streven. Zodoende is de syllabus GROP (grondoptreden) voor het binnenschoolse deel voor alle leerlingen gelijk. Gedurende de BPV zullen de leerlingen bij het Korps Mariniers de praktijk beoefenen op basis van de doctrine die voor het Korps geldt. Met andere woorden: de leerlingen krijgen de gevechtsopleiding en commandovoering van, door én voor mariniers. Het aanbod aan leerlingen die graag naar het Korps Mariniers willen komen is erg groot. Er is ruimte voor 135 leerlingen die hun BPV kunnen doen bij het Korps Mariniers, waarvan het grootse deel gevormd wordt door niveau 2.
BPV bij het Korps Mariniers (GROP Marns) Elke BPV week heeft hetzelfde concept of ops: maandag in de Van Ghentkazerne (Vgkaz), om vervolgens van dinsdag tot donderdagavond op bivak te gaan, en vrijdag wederom in de Vgkaz. Elke maandag wordt besteed aan instructie, voorbereiden voor het bivak, fysieke training en voor niveau 3 commandovoering en (onderlinge) instructie. Deze routine verschilt nauwelijks van de routine van de overige opleidingen op het MOC. Zo op het oog zijn er weinig verschillen tussen een ROC leerling en een EVO cursist, hoogstens een jongere ‘klus’! Voorts zal er veelal op dinsdagochtend nog fysieke training plaatsvinden om vervolgens naar het bivak te vertrekken. Ook weer net als bij de overige initiële opleidingen wordt er een programma gevolgd met betrekking tot de gevechtsopleiding en voor niveau 3 in
Gedurende de bivakken is de mentale vorming steeds weer de rode draad in het programma. Vorming is een doorlopend proces en noodzakelijk om de burger leerlingen te laten ervaren hoe het is om marinier te worden. Naast de syllabus die gevolgd moet worden is er een aantal onderwerpen dat extra aandacht krijgt. Bijvoorbeeld kaart & kompas is dagelijkse kost en komt telkens weer terug in het operationele werk. Hoe sneller maar vooral breder de basis gelegd kan worden hoe beter. Bovendien komt hier het fysieke en vormende aspect ook weer in terug. Zo zijn er ook bivakken waarbij een locatie wordt gezocht in de buurt van een bivak van de EMV/EVO of de VVO. In deze bivakken zijn er contactmomenten tussen leerlingen van het ROC en rekruten van het MOC. Met korte momenten van samen opleiden en trainen zal de leerling het gevoel ervaren hoe de mariniersopleiding daadwerkelijk is. Uiteraard is er na last light ook oefening en training. De leerlingen hebben de schoolse bivaksituatie al snel moeten wisselen voor de tentcover met puptent. Er wordt al spoedig gewerkt in en vanuit de patrol harbour met de daarbij behorende routine, weliswaar op een schoolse manier. Het verschil zat begin dit schooljaar in de benadering van de leerlingen. Het zijn en blijven immers burger leerlingen van een middelbare school die niet onder de krijgstucht vallen. Echter, de benadering en vorming moeten elke BPV van een hoger niveau zijn, zodanig dat de leerlingen een reëel beeld krijgen van wat de marinier in opleiding ervaart, ondergaat, moet kennen en kunnen. De mentale vorming is immers de hoeksteen van de mariniers mentaliteit. Reeds in dit stadium is volop aandacht voor deze facetten. Indien we in staat zijn de leerling een basis mentale vorming aan te bieden, fysiek gevormd boven ingangsniveau EVO, kennis en vaardigheden GROP Marns zal het uitvallen op basis van fitheid en psychosociale factoren vermoedelijk klein zijn.
Organisatie de commandovoering. Inhoudelijk ook hier weer weinig verschillen met dien verstande dat de leerlingen nog niet mogen oefenen met wapens en munitie! Dit is wel een cruciaal verschil en houdt in dat er niet met wapen- & schietinstructie begonnen mag worden. Pas na ruim één schooljaar mogen de leerlingen de KKW-simulator in. We merken de enorme gretigheid van de leerlingen om werkelijk met wapens te willen oefenen en trainen.
De Opleidingseenheid Bijzondere Instroom bestaat uit drie stafleden en zes instructeurs. De staf bestaat uit een Hoofd Opleidings Eenheid (kaptmarns), Chef Opleidings Eenheid (aoomarnalg), Log/Planner (smjrmarnalg). Voorts drie instructeurs (smjr/sgtmarns) en drie junior instructeurs (kplmarnalg). De Opleidings Eenheid Bijzondere Instroom is onderdeel van het MOC, tevens is er een relatie met de Projectgroep Loopbaanlint CZSK. Naast dit verband zijn er nog tal van andere spelers zoals de contacten met de coördiQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
121
natoren van elk ROC en militaire instructeurs, overleg met CLAS en deelname aan werkgroepen. In verband met de ontwikkeling van onderwijs speelt KI&K (Kwaliteit, Innovatie & Kennismanagement) ook een belangrijke rol om de ‘mariniersdoctrine’ te kunnen laten onderwijzen op het MOC. Halverwege dit jaar zal Bijzondere Instroom uitbereiden en komt er nog een opleidingsgroep bij. Deze opleidingsgroep zal bestaan uit zes instructeurs (drie sgtmarnalg / drie kplmarnalg) en een stafelement, te weten een Groepsofficier, (elntmarns) en een onderofficier bevooorrading (kplmarnalg). Het aantal opleidingsplaatsen bij de ROCa blijft de komende jaren fors groeien, naar verwachting zal dit ook gevolgen hebben voor het MOC en komt er wellicht zelfs een derde opleidingsgroep bij.
Tot slot Wat schiet het Korps Mariniers hier nu mee op? De winst voor ons Korps zit in dit geval aan de zogenaamde voorkant van de carrière van deze potentiële rekruut, bij het instroommoment. De verwachting is dat de beter voorbereide cursist minder snel uitvalt of de moed opgeeft. Als leerlingen hun diploma Veiligheid & Vakmanschap halen en goedgekeurd worden, starten de eersten in het voorjaar van 2011 met de EMV/EVO bij het MOC. De leerling is fysiek getraind tot op EVO niveau, heeft kennisgemaakt met Militaire Basis Vaardigheden en heeft minstens veertien bivakweken gehad. Van deze leerling mag verwacht worden dat hij reeds dusdanig veel kennis en ervaring heeft opgedaan bij het Korps Mariniers dat hij weet waar hij aan begint. De potentiële rekruut maakt geen ‘harde landing’ meer, hij weet wat hem te wachten staat en is daar gereed voor. Deze rekruut zal door eerder verworven kennis en vaardigheden korting krijgen aan de voorkant van het EMV traject. Concluderend kan worden vastgesteld dat door de basis mentale vorming, opgedane kennis en ervaring tijdens de BPV de kans van slagen in de EVO groter is voor bovengenoemde leerling in vergelijking met de instroom als ‘spijkerboek’.
Opleidingseenheid
Specialistische Opleidingen
MOC
Hoofd Opleidingseenheid: KAPTMARNS C.A. van der Wel Plv. Hoofd Opleidingseenheid: ELNTMARNS M. Stout Chef Opleidingseenheid: SMJRMARNALG T. Jacobs
De opleidingseenheid Specialistische Opleidingen (SO) van het MOC is verantwoordelijk voor het aanbieden van functiegerichte en specialistische vervolgopleidingen aan personeel van het Korps Mariniers. Tevens is SO opleidingsbegeleider van verschillende buitenlandse opleidingen en fungeert de Wapengroep als kenniscentrum op het gebied van Klein Kaliber Wapens en de daarbij behorende regelgeving. In dit artikel wordt ingegaan op de volgende onderwerpen; • • • •
Veranderingen binnen de Marinier Verkenner (MV) opleiding 2010. De Light Role Recce Commanders Course UK. Personeel van de Wapengroep SO dat de Onderwijs Technicus (OT) opleiding volgt. De High Angle Shooting Course (HASC) 2010 waaraan door Marksmen en Snipers van het MTC ter voorbereiding op hun uitzending met TFU is deelgenomen.
Marinier Verkenner (MV)
Opleiding 2010
Door: ELNTMARNS M. Brouwer OBL MV opl. 2010 (PC Verkpel 2-MB) Foto’s: Cees Baardman
Inleiding Met dit artikel wil ik u inzicht geven in de veranderingen die dit jaar doorgevoerd worden in de Marinier Verkenner opleiding (MV) en op grond waarvan die beslissingen genomen zijn. Elk jaar verandert er wel iets aan de opleiding. Niet veranderen
om te veranderen, maar om het eindproduct, de marinier verkenner op een kwalitatief hoger niveau te brengen. We hebben te maken met een wijzigend dreigingsniveau, nieuwe inzetgebieden en niet in de laatste plaats een mentaliteitsverandering van de marinier. QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
122
Back-to-basic Door het ontbreken van een Maritime Special Forces operator-opleiding (MSFO) was er de afgelopen jaren een langzame verandering van MV-opleiding naar een SF-gerelateerde opleiding. MV-ers werden zaken bijgebracht die geen enkel raakvlak
hadden met hun taak als bataljonsverkenner. Nu er sinds vorig jaar een goede MSFO-opleiding draait, wordt de MV-opleiding weer back-to-basic. Elke cursist die de opleiding doorloopt kan als verkenner voor een van de verkenningspelotons van de bataljons ingezet worden. De laatste jaren keerde in alle After Action Reports (AAR) terug dat de opleidingsuitval op een aantal manieren te beperken valt: aandacht voor navigeren en begeleiden van geblesseerden. De belangrijkste redenen voor uitval of ontheffing zijn blessures en tekortkomingen op het gebied van navigatie. Dat er gedurende een fysiek zware opleiding cursisten afvallen is inherent aan de opleiding. Dit jaar is de MV-opleiding, in vergelijking met vorige jaren, op een aantal punten gewijzigd.
Piekbelasting De opleiding was voorheen opgedeeld in de onderstaande ‘blokken’: • • • •
twee selectiedagen, vier weken Troop Signaller, drie weken MV Nederland, drie weken MV UK.
Tijdens de twee selectiedagen werden twee theorietesten afgenomen en een parcours doorlopen. Aan de hand daarvan werd de opleidbaarheid bepaald. Bij een positief advies volgde het inrouleren bij het MOC waar vier weken Troop Signaller opleiding werd gevolgd. Na de Troop Signaller opleiding werd er daadwerkelijk begonnen met de MV-opleiding van zes weken. Zo ontstond er een piekbelasting op onder andere fysiek en mentaal gebied
in de laatste zes weken. Cursisten die geen vertouwen hadden in hun navigatieskills hadden grote moeite om het tempo bij te benen en vielen vaak al gedurende de eerste MV weken af. Dat mariniers niet meer kunnen navigeren is een verkeerde aanname, mariniers moeten bij de operationele eenheden meer getraind worden in navigatie. Het probleem ligt (meestal) niet bij de individuele marinier, maar moeten we zoeken op een hoger niveau. De kaderleden bij de operationele eenheden moeten zorg dragen voor een gedegen lessenpakket (theorie en praktijk) om zo het geleerde tijdens de EVO te continueren. Overigens behelst dit niet alleen navigatie!
Nieuwe opzet De opleiding wordt vanaf heden op de onderstaande manier ingedeeld: • negen opwerkdagen (inclusief selectiemomenten), • drie weken Troop Signaller, • drie weken MV Nederland • drie weken MV UK. In de nieuwe opzet is er voor gekozen om de selectiedagen uit te breiden naar negen. De fysieke en mentale component worden hier verspreid over meerdere dagen. Daarnaast wordt er uitgebreid aandacht gegeven aan navigeren. Er worden dagelijks meerdere theorielessen gegeven om de basis weer op te frissen en meer verspreid over de periode vinden de diverse praktijkmomenten plaats. Er wordt een aantal examens afgelegd. Deze examens keren niet meer terug in de opleiding. Het primaire doel van de selectiedagen is om de cursisten vertrouwen te geven in
hun basic skills, waaronder het navigeren onder alle omstandigheden. Hierdoor kan tijdens de MV-opleiding de focus gelegd worden op de nieuw aan te leren skills en drills. De cursisten die na de selectiedagen opleidbaar worden gevonden, rouleren de week daarna in bij het MOC. Zij volgen dan de Troop Signaller opleiding om vertrouwd te raken met de diverse communicatiemiddelen en bijbehorende procedures. Tijdens deze periode worden de cursisten door een van de sportinstructeurs begeleid om fysiek op niveau te blijven en eventueel te herstellen van blessures. De vierde week van de Troop Signaller opleiding is een praktijkweek en wordt voortaan gecombineerd met de eerste MV-week. Vanaf dat moment is het huidige programma grotendeels ongewijzigd. De nadruk ligt op het betrekken van OP’s, patrolling, CTR’s, contactdrill’s, logging & reporting, infiltratie en exfiltratie. Ook het gebruik van wapens en (specialistische) apparatuur in gebruik bij de verkenningseenheden wordt aangeleerd.
Kwaliteiten De mariniers die de afgelopen jaren de MV- opleiding hebben gevolgd zijn waardevol gebleken voor de bataljons. Velen zijn, na enkele jaren bij één van de verkenningspelotons, doorgestroomd naar onder andere de ML-opleiding, Sniperopleiding, UIM of andere (SF) eenheden. Er is gebleken dat MV’ers kwaliteiten bezitten die gewenst zijn bij voornoemde specialisaties. Thans is de MV-opleiding de eerste module van de Maritieme Special Forces opleiding (MSFO). Wellicht dat in de toekomst de MV-opleiding ook deel uit gaat maken van de ML-3 opleiding, NL/UK sniper, en andere specialistische (vervolg) opleidingen.
Toekomst Het heeft mijn voorkeur dat er in de toekomst vehicle-operations in de opleiding worden opgenomen. Mobility-operations spelen een steeds grotere rol bij de verkenningspelotons, zie ook het volgende artikel ‘Light Role Recce Commanders Course’. De opleiding staat open voor alle categorieën. Op dit moment is er echter nauwelijks differentiatie in de geboden lesstof. Hier valt nog winst te behalen. Mogelijk kan de opleiding, bijvoorbeeld naar Engels model worden aangepast zodat de kaderleden nog beter worden voorbereid op hun leidinggevende functies bij voornoemde specialistische eenheden. QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
123
Light Role Reconnaissance ( L RCC) UK Commanders Course Door: ELNTMARNS M. Brouwer PC VERKPEL 2-MB Foto’s: LRCC - UK genomen. De eisen en consequenties zijn duidelijk: niet halen is RTU (return to unit). Twee uur na aanvang van de opleiding zijn er al verschillende cursisten ‘bedankt’ omdat ze niet voldeden aan de eis van de 8-mile assesment. Na de eerste week is de opleiding al aardig uitgedund. Vanaf de tweede week beginnen de field exercises en ben je van maandag tot vrijdag op een van de oefenterreinen. De weekindeling ziet er als volgt uit: Week 1:
Inleiding Van 12 september tot 20 november 2009 heb ik in Warminster (UK) de Light Role Reconnaissance Commanders Course (LRCC) gevolgd. Deze opleiding is een pre-employment training voor alle pelotonscommandanten van een Light Role Recce Platoon. In de opleiding worden ook de OPC’s en de teamleaders getraind. In de UK is de opleiding tevens een kwalificatie die kan leiden tot de bevordering van korporaal naar sergeant. Het doel van de LRCC is om cursisten te kwalificeren om een verkenningspeloton te kunnen trainen en leiden in alle Operations of War.
‘bagage’ die ik meegekregen heb tijdens de Potom sloot goed aan op het niveau van de Engelse collega’s.
Hard Craft De LRCC wordt gegeven door het Land Warfare Centre (LWC) te Warminster. De oefenterreinen Salisbury Plain en Sennybridge worden meestal gebruikt voor de oefeningen. De opbouw is geleidelijk, maar de nadruk ligt op het praktische gedeelte. De eerste week wordt er volop theorie gegeven, tot in de late uurtjes. In de eerste week worden tevens weer diverse testen af-
Preps De LRCC is een physically and a mentally demanding course die een goede individuele voorbereiding vereist. Zoals bij bijna alle opleidingen in de UK is een vooropleiding gewenst. Tijdens deze twee tot drie weken durende vooropleiding worden de buitenlandse cursisten eigen gemaakt met de Engelse wapensystemen, verbindingslessen, navigatielessen. Daarnaast werden er diversen testen afgenomen. Ook wordt er deelgenomen aan de pre-Jotac (Junior Officers Tactical Awareness Course) om weer bekend te raken met het 7-Questions model. Dit is noodzakelijk omdat er tijdens de LRCC veel wordt gewerkt met de 7Q’s. De QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
124
Basic Skills, TTP’s, Recce Platoon employment, OP-skills Week 2: Operations of War, TEWT’s, Combat Estimate, EX Wide Berth Week 3: EX Hard Craft, Battle Camp op Sennybridge, recce skills, team patrolling, CTR, contact drills (live) Week 4: EX Long Drive, mobility package, vehicle and manoeuvre skills Week 5: EX Blind Date, defensive exercise, consolidating skills Week 6: EX Quick Jab and Swift Strike, offensive exercises to consolidate offensive package Week 6/7: EX Final Surprise, final confirmatory exercise
Vanaf dit jaar wordt de opleiding met drie weken uitgebreid om meer aandacht te schenken aan digitale fotografie, het acteren als voertuigcommandant en mobilityoptreden. De veldweken waren goed voorbereid en georganiseerd. De instructeurs hebben veel praktijkervaring opgedaan bij eenheden als BPT, Pathfinders, SAS et cetera. Op professionele wijze worden lessen gegeven en acties gedebriefd. Door de opleiding heen worden de cursisten beoordeeld op hard- en soft-appointments. Als officier wordt je op hard-appointments (optreden als pelotonscommandant) en soft-appointments (optreden als OPC of teamleider) beoordeeld. De eerste tellen uiteraard zwaarder dan de tweede. Tijdens de opleiding krijg je minimaal zes appointments. Halverwege de opleiding krijg je een mid-course report om een indruk te geven hoe je ervoor staat. Door de opleidingen heen zijn er diverse Navex’en en theoretische testen waarvan je er een bepaald aantal moet halen. De
Navex’en vormen voor menigeen een struikelblok. In principe werk je van maandag tot en met vrijdag. Soms start je al op zondagavond, het laatste weekend wordt ook doorgeoefend. Het werken met Land Rovers (gestripte Wimicks) heb ik als zeer leerzaam ervaren. Elk Callsign (team) had twee voertuigen ter beschikking. In de tweede helft van de opleiding stonden ons altijd voertuigen ter beschikking. Als we dit vanuit tactisch oogpunt noodzakelijk achtten, waren we vrij om die te gebruiken. Gedurende de gehele opleiding wordt in het kader van Train as you fight het kogelwerende vest gedragen. Het mooie aan deze opleiding is dat je niet alleen geleerd wordt hoe je een verkenningspeloton moet leiden maar ook hoe je het kunt trainen. Zo was er aandacht voor lesvoorbereiding, het plannen van oefeningen en aanvragen van terreinen, veiligheidsaspecten et cetera. Alle noodzakelijke vaardigheden van een bataljonsverkenner komen ruim aan bod. Aspecten als startlijnen uitleggen, gidsen,
beveiliging, OP’s en dergelijke keren in verschillende settings terug.
Samenvattend De opleiding voorziet in alle noodzakelijke skills & drills waarover je als pelotonscommandant, maar ook in andere leidinggevende functies bij een verkenningseenheid, moet beschikken. Een aantal van de in de opleiding opgedane ervaringen worden nu verwerkt in onze eigen MV-opleiding. Daarnaast zijn de gelegde contacten mogelijk van grote meerwaarde voor toekomstige trainingen of operaties. Om beslagen ten ijs aan de opleiding te kunnen beginnen is het volgen van de vooropleiding een vereiste. Kennis van het optreden van verkenningseenheden wordt door de UK gesteld als een vereiste, maar met een goede algemene basis redt je het ook wel. Een goede kennis van het besluitvormingsmodel de 7-Questions is daarentegen wel een vereiste. Ik adviseer om officieren vooraf de Jotac te laten doorlopen zodat hun kennis van de British Army en de doctrines op het juiste niveau is.
Onderwijs Ontwikkelaar
binnen Specialistische Opleidingen
Door: SMJRMARNALG J. Veerkamp Foto’s: Gerben van Es, AVDD
Inleiding Vanuit het Mariniers Opleidingscentrum (MOC) hebben (Aoo bd.) Peter de Ruiter en (Smjr) John Veerkamp van 18 januari t/m 12 maart 2010 de Opleiding Onderwijs Ontwikkelaar (OOO) gevolgd bij de School voor Maritieme Vorming Bedrijfsvoering en Onderwijskunde (Smvbo) te Erfprins. Gedurende acht weken, inclusief een stageperiode kregen wij voldoende bagage mee om in een later stadium terug te keren om de ‘Proeve van Bekwaamheid’ (PvB) af te leggen.
Wie zijn wij en wat gaan wij na het afronden van de opleiding met onze nieuw verworven competenties doen? Peter de Ruiter (voormalig adjudant van de mariniers) is als burger drie dagen
per week werkzaam bij de Extreme Terrain Group van Specialistische Opleidingen van het MOC. Hij is in eerste instantie belast met het herzien van de Marinier VerkenQU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
125
ner opleiding. Hij zal het schoolleerplan, de taakuitsplitsing en de leerdoelen van de Marinier Verkenner opleiding herzien. Hij wordt ook belast met nieuwe projecten
• • • • • • • • • • •
vaardigheden en houding). Specifiek, op zichzelf staand. Gelijke monniken, gelijke kappen. Leerstof staat centraal. Leren is individueel. Leerstof deficiëntie. Aanbiedend. Centraal gepland Prestatie vergeleken met gemiddelde. Leerling (achter)volgsysteem. (voor)programmering. Kennen en kunnen.
Competentiegericht
binnen Specialistische Opleidingen en Marsof. John is werkzaam bij de Wapen Groep als senior instructeur en is onder andere verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de nieuwe PSI (+) voor mariniers, de herziening van de opleidingen Koninklijke Marine Schietinstructeur (KMSI), Praktische- en Schietinstructie (PSI) en Gevechts- en Schietinstructeur (GSI). Beiden zijn geplaatst bij Specialistische Opleidingen.
Waarom de OOO? Ten eerste is er binnen Specialistische Opleidingen behoefte aan onderhoud of ontwikkeling van opleidingen die onder onze hoede vallen. Ook vanwege de achterstand op onderwijsontwikkeling en het tekort aan OO personeel. Bovendien is er een persoonlijke interesse om meer te weten te komen over: schoolleerplannen, taakuitsplitsingen, methodieken, leerdoelen, toetsen, beroepscompetentie- en opleidingsprofielen, leerarrangementen en proeven van bekwaamheid. Kortom het competentiegericht opleiden (CGO).
Indeling van de opleiding Wat vroeger een elf weken durende en aaneengesloten opleiding was, is nu teruggebracht tot acht weken. De opleiding is competentiegericht vormgegeven. Vier weken schools gedeelte op Smvbo (basisweken), twee weken ‘snuffelstage’ op twee KM-scholen en nog twee weken Smvbo waarin men dieper op bepaalde onderwerpen ingaat (verdiepingsweken). Daarna vindt de afrondingsfase op de eigen werkplek plaats door het voorbereiden van de
Proeve van Bekwaamheid (PvB). De PvB wordt afgenomen door een beoordelingscommissie die bestaat uit een vertegenwoordiger van het MOC, SMVBO en het onderwijskundig expertise centrum OKM. Na het goedkeuren van de PvB door de beoordelingscommissie behaalt men de certificering.
Proeve van Bekwaamheid De PvB bestaat uit het maken van een beroepscompetentie- en opleidingsprofiel, een leerarrangement en een proeve van bekwaamheid. De voorkeur bij het maken van een PvB gaat vanuit het Smvbo uit naar het nieuwe leren: CGO. Maar er mag ook voor de traditionele vorm gekozen worden of een combinatie van beide. Tevens wordt er tijdens de PvB nagegaan of de cursist in staat is tot het geven van onderwijskundige adviezen.
Wat zijn de verschillen tussen traditioneel- en competentiegericht onderwijs? Traditioneel Opleidingsontwikkeling conform het KM-onderwijsontwikkelmodel met daarin een taakuitsplitsing, leerdoelen (theorie en praktijk), methodieken, opleidings- en leermateriaal, een vragenbestand, studietoetsen en een schoolleerplan. Belangrijkste kenmerken van het meer traditionele onderwijs zijn onder meer: • Onderwijzen, opleiden. • In lokaal, op school. • Afgerond, eindig. • Opleiding af, expert; ‘je kunt het’. • Leerdoelen, leerstof (kennis, QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
126
Een moderne(re) wijze van ontwikkelen geschiedt aan de hand van het ontwikkelen van een beroepscompetentieprofiel waarin zogenaamde kerntaken en kernopgaven worden onderscheiden. Tevens worden de nog te ontwikkelen competenties met hun context beschreven. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Competentie Woordenboek Defensie. De kerntaken, kernopgaven en competenties worden verder uitgewerkt in een of meerdere leerarrangementen. Hierbij moeten een aantal relevante onderwijskundige principes en uitgangspunten concreet zichtbaar worden gemaakt. Tevens moet er leer- en opleidingsmateriaal worden ontwikkeld, bijvoorbeeld in de vorm van te gebruiken leertaken. Ter toetsing wordt gebruikt gemaakt van Proeven van Bekwaamheid of een examenmix van traditioneel en modern. Een of meerdere Proeven van Bekwaamheid moeten worden ontwikkeld en maken deel uit van het eindwerkstuk. De wijze waarop de opleiding wordt vormgegeven en uitgevoerd moet worden, wordt beschreven in een zogenaamd opleidingsprofiel dat ook deel uitmaakt van het eindwerkstuk. Belangrijkste kenmerken van competentie gericht opleiden zijn onder meer: • Leren, ontwikkelen. • Op school en op de werkplek. • Ontwikkeling, proces. • Opleiding af, beginner; ‘je begint net’. • Competenties, bekwaamheden, talenten. • Samenhangend, integratief. • Persoonlijke leerarrangementen. • Competenties staan centraal. • Leren is sociaal proces. • Leerbehoeften, leerwensen. • Vraaggestuurd. • Individueel maatwerk. • Prestaties vergelijken met vorige. • Leerling-volg-jezelf systeem. • Inrichtingsvrijheid. • Zijn en worden.
Wat is de definitie van een competentie? Het vermogen om op basis van aanwezige kennis, vaardigheden en houdingen adequaat te handelen/functioneren in beroeps/functiesituaties. Inclusief het vermogen om keuzes/beslissingen die tijdens het handelen worden gemaakt te kunnen verantwoorden en erop te reflecteren. Integraal vermogen, context- en persoonsgebonden.
Het invoeren van CGO op KM-scholen Leerlingen zijn binnen het competentiegericht onderwijs (CGO) zelf actief kennis aan het verwerven. Deze vorm blijkt op middelbare scholen al erg succesvol. Veel doen we bij het Korps al volgens CGO zonder het zo te noemen. Tijdens het overgaan naar CGO blijft de traditionele vorm nog wel bestaan. Niet ieder onderwerp leent zich trouwens ook voor CGO. Bijvoorbeeld het drillmatig aanleren van handelingen met wapens blijft zeker in de traditionele vorm bestaan. Ieder van ons heeft een beeld van onderwijs/opleidingen zoals hij dat zelf heeft gehad. Het is daarom best lastig om een gezamenlijk beeld te creëren van het toekomstig onderwijs/opleidingen. Het leren van beroepsgerichte kennis, vaardigheden en houding kan niet alleen aan jongeren worden overgelaten. De jongeren, die momenteel EVO, VVO en Potom volgen, zijn vaak al bekend met CGO. De ‘oudere’ onderofficieren (dat wil zeggen in de tweede helft van hun loopbaan), die instructie geven moeten in de toekomst steeds nieuwe dingen (bij)leren om de leerlingen te kunnen aanzetten tot prestaties. Op die manier wordt er gezorgd voor een goede aansluiting tussen het civiele middelbaar onderwijs en de opleidingen bij het MOC.
Samenvattend Wij kijken terug op een interessante en leerzame periode. De nieuw aangeleerde kennis, houding en vaardigheden kunnen we goed gebruiken bij het ontwikkelen van onderwijs voor het MOC. De invulling van het CGO binnen het Korps Mariniers staat nog in de kinderschoenen, maar dat zal naar onze mening snel veranderen. We zijn overtuigd van het nut en de noodzaak om mee te gaan in de ontwikkelingen en aansluiting te houden bij onze jonge (toekomstige) collega’s.
High Angle Shooting Course Door: KAPTMARNS C.A. van der Wel
(HASC) 2010
Van 8 tot en met 20 februari 2010 hebben in totaal veertien Marksman / Snipers van het MTC en twee Schutters Lange afstand (SLA) van de CLAS deelgenomen aan de High Angle Shooting Course (HASC) in Hawthorne, Nevada. De HASC wordt onder auspiciën van de Sniperinstructiegroep van het MOC en het USMC verzorgd. De logistieke randvoorwaarden worden verzorgd door het MTC. De HASC heeft als doel om Marksmen en Snipers te trainen op het effectief inzetten van verschillende lange-afstands wapensystemen in bergachtig gebied. De HASC duurt zeven dagen en er wordt geschoten met het persoonlijk wapen van de Marksman en Sniper, de Accuracy AWM .338 en de Barrett M-82, M-99 en de HK-417. De laatste wordt op dit moment getest bij het Korps Mariniers. Er wordt geschoten onder verschillende omstandigheden, op alle maximum afstanden en onder verschillende hellingshoeken. Juist de verschillende omstandigheden die in Hawthorne aanwezig zijn maken de HASC een perfecte course / training om het niveau van de Marksman en Sniper te verbeteren en hen optimaal voor te bereiden voor een inzet in bergachtig gebied. De omgevingsinvloeden en weersomstandigheden rondom het schietterrein veranderen voortdurend. De schutter dient hier bij elk schot rekening mee te houden. Zo was gedurende de training de temperatuur bij aanvang schieten vaak 2 graden Celsius en stond er een frisse wind uit het zuiden. Rond het middaguur was de temperatuur gestegen naar 18 graden Celsius, de wind vier keer gedraaid en ontstond er een ‘mirage’ door opwarming van de grond. De gewijzigde omstandigheden moeten door de ‘schutter’ en de ‘spotter’ elke keer vertaald (elevatie, deflectie) worden naar de ‘scope’ op het wapen. Om trefzeker te kunnen zijn bij het schieten op deze grote afstanden moet elk schot vanuit een perfecte schiethouding worden afgevuurd. Dagelijks wordt van zonsopgang tot in de middag geschoten met de Accuracy .338. Daarna wordt ‘geswitcht’ naar de Barrett en andere (ondersteunende) wapens. De deelnemers worden al na vijf dagen door middel van een schieteis afgetest in QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
127
het neutraliseren van doelen tot duizend meter met de Accuracy AWM .338. In totaal worden er voor de schieteis tien doelen (steelplates) op verschillende afstanden geplaatst. Alle doelen moeten worden geraakt. Elke schutter krijgt twintig patronen. Eerste schot raak is tien punten. Zo niet dan volgt een tweede schot wat raak acht punten oplevert. Als het doel niet met twee schoten geraakt kan worden levert dit nul punten op. Het tweede schot moet ook binnen vijf seconden na het eerste schot afgegeven worden omdat in werkelijkheid een doel ook niet blijft stilstaan. Dit vraagt een maximale concentratie van de schutter en de spotter. De spotter moet de schutter goede correcties geven als een doel wordt gemist. Er is geen tijd om de klikwaarden in de scope te zetten en daarom worden er zogenaamde Mill-dot correcties gegeven. De spotter geeft een correctie waardoor de schutter zijn richtpunt verlegt volgens deze correctie. Het tweede schot moet dan, theoretisch gezien, op het doel zitten. Dit is even schakelen omdat de Marksman normaliter leert om te klikken op zijn scope. Deze methode is als uiterst positief ervaren. Het is een realistische vorm van operationeel sniping. De schutter moet minimaal tachtig punten halen om aan de schieteis te voldoen. Er worden één proefexamen en twee examens geschoten. Het gemiddelde van beide examens moet minimaal tachtig punten bedragen. Een mindere score leidt tot een hertest waarin de gemiste doelen nog een keer herkanst mogen worden. De schieteis is een regelrechte uitdaging omdat vanwege de voortdurend wisselende omstandigheden niet kan worden teruggevallen op oude of bekende waarden. Tijdens de afgelopen training wisten elf van de veertien cursisten de opleiding met succes af te sluiten. In het voorjaar 2010 vindt er vanuit het MOC een verkenning plaats in het schietterrein Lizum in Oostenrijk om de mogelijkheid te onderzoeken om zelf een HASC te verzorgen.
AS-2009/3 op eindoefening in Elsenborn ( BE ) Van 15 tot 25 februari bevond de opleiding tot Advanced Signaller (AS-opleiding) zich op Elsenborn Camp in het noordoosten van België, aan de grens met Duitsland. Het trainingskamp Elsenborn, gelegen in een vallei op ruim vijfhonderd meter boven zeeniveau vlakbij de ‘Eifel natuurparken’, wordt doorgaans gebruikt voor schiettrainingen. Enkele keren per jaar reist de instructiegroep van de Opleidings Eenheid Verbindingen af naar deze locatie om de eindoefening voor de AS-opleiding te organiseren. De omgeving van Camp Elsenborn kenmerkt zich door glooiend landschap, kleine riviertjes en om deze tijd van het jaar 99% kans op een dik pak sneeuw. Ideale omstandigheden dus om toekomstige radiospecialisten de eindoefening in te sturen. Week 1
Foto’s: AS-o opl pl..
Tijdens de eerste week volgt de aspirant-AS in het kamp een intensief lesprogramma waarbij de kennis van de voorgaande zeventien weken wordt opgefrist. Vanuit het kamp worden dagtripjes gehouden naar het oefenterrein of worden lessen gevolgd in geïmproviseerde leslokaaltjes. Opdrachten zoals het lopen van GPS routes, het testen van specifieke radiosystemen en het up and running krijgen van complete
radiovoertuigen zijn aan de orde van de dag. Na afloop, tijdens de debriefing wordt er wild gediscussieerd over ‘wat ging er goed’ maar bovenal; wat kan er beter! Tijdens de eerste week krijgt het opleidingskader ondersteuning vanuit Doorn. Het Service Support Team (SST), in het leven geroepen als de ‘Wegenwacht’ voor problemen met Bowman radioapparatuur, is een welkome aanvulling op het tweekoppige opleidingskader. Zij assisteert het kader met het geven van specifieke
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
128
verbindingslessen. Dit geeft de twee vaste instructeurs tijd voor de laatste voorbereidingen van de eindoefening. Al met al een intensieve week, zowel voor de cursisten als voor het kader, met als doel eenieder zo goed mogelijk voor te bereiden op de eindoefening en nog belangrijker, de operationele eenheid. Als afsluiting van de eerste week en voorafgaande aan de eindoe-
fening vindt op de vrijdag een tactische 24-uurs oefening plaats om zeker te stellen dat alle neuzen in dezelfde en vooral goede richting staan. Tijdens deze laatste voorbereidingen kunnen en mogen er nog fouten worden gemaakt. Tijdens de Final Exercise staan de cursisten er helemaal alleen voor. Dan is er niet constant een instructeur in de buurt om aanwijzingen te geven. Een AS draagt als radiospecialist bij een operationele eenheid veel verantwoordelijkheid. Hij draagt, ongeacht weer- en terreinom-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
129
standigheden, zorg voor het maken en onderhouden van de link naar het eerst hogere en eventueel ook het lagere echelon. Een uitdagende taak voor een marinier der eerste klasse!
Weekend In het weekend is er tijd voor ontspanning. Nadat alle voorbereidingen zijn getroffen voor de laatste vier dagen staat de middag in het teken van de lokale cultuur. De omgeving, nabij de Ardennen biedt een verscheidenheid aan musea van de Tweede Wereldoorlog. De AS-opleiding brengt steevast een bezoek aan het Museum of the Battle of the Bulge, het Ardennenoffensief. Het weekend wordt afgesloten met een BBQ. Dan is het tijd voor de waarschuwingsorder.
Week 2: Operaties Javelin Swing en Apocalypsis Zoals de titel al doet vermoeden bestaat de eindoefening uit twee delen, Javelin Swing en Apocalypsis. Deze keer werd geoefend aan de hand van het onderstaande scenario. Situatie : Door onrusten in Germania zijn grote stromen vluchtelingen in het zuidwesten de grens tussen Germania en Belgonië overgestoken. Door Unhcr is melding gemaakt dat zich Germaan-
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
130
se extremisten en paramilitairen tussen de vluchtelingen bevinden. Het vermoeden is dat de laatste twee genoemde groeperingen samenwerken om de regering van Belgonië te ontzetten. Missie: Neem voor tenminste 48 uren posities in op de strategische punten. Monitor het grensgebied tussen Belgonië en Germania. Neem Germaniaanse extremisten en/of paramilitairen gevangen. Met deze opdracht werden de twaalf cursisten AS met radiovoertuigen het eerste gedeelte van de Finex (operatie Javelin Swing) in gestuurd. Vier man per radiovoertuig opereren zelfstandig in uitdagend terrein. Het verkennen van vermoedelijke vijandposities en het in kaart brengen van vluchtelingenstromen is onderdeel van hun opdracht. Doel van deze oefening is het maken en onderhouden van verbindingen met alle bij het Korps Mariniers in gebruik zijnde verbindingsapparatuur (voice en data). De radiovoertuigen zijn uitgerust met geavanceerd materiaal. Het is mogelijk om via een computerscherm alle eigen- en vijandelijke troepen in te plotten op een digitale kaart. De digitale kaart is vervolgens bedoeld om de eenheidscommandant te voorzien van een zo groot mogelijke situational awareness en kan worden aangewend voor de planning van toekomstige acties. Bij nacht wordt er regelmatig verplaatst om ergens anders weer een commandopost op te zetten. Vanzelfsprekend blijft de verbinding tijdens de verplaatsing 24/7 gegarandeerd. Na 24 uur wordt er op een distribution point brandstof, voeding en water opgetopt. Einde van het eerste deel. Situatie update: Gedurende operatie Javelin Swing zijn vijandelijke strijders doorgedrongen tot binnen onze eerste lijn van eigen eenheden. De regering van Belgonië is vertrokken naar Nederland. Het is de commanders intent om de binnengetrokken vijandelijke eenheden gedurende operatie Apocalypsis te lokaliseren en te verdrijven uit Belgonië, ten einde de onrusten aldaar te stoppen en de regering in staat te stellen terug te keren naar hun eigen land. Nadat de verplaatsingorder is verstuurd, rijdt iedereen naar het kamp om het voertuig om te wisselen voor een paar zwarte hoge laarzen. Met de crusador vol manpacked radioapparatuur begint
het tweede gedeelte van de eindoefening, operatie Apocalypsis. De groep wordt in twee teams van zes man opgedeeld. Vanaf dat moment zijn zij elkaars vijand. De teams worden apart gebrieft en vervolgens in een ruimte afgezonderd, in afwachting van hun insertion in vijandelijk gebied. Helaas kwam de toegezegde helikopter vanwege het slechte weer niet opdagen. Lees voor Chinook: KM-busje! Vanaf het Drop Off Point wordt via een aantal faselijnen koers gezet naar de toegewezen sector, waar een manpacked commandopost betrokken moet worden. Vanuit deze positie moeten de AS’ers opdrachten uitvoeren die zij via de radioapparatuur van het NCS (Net Control Station) krijgen opgedragen. Het oppikken van een logistieke push en het verkennen van elkaars posities zijn mogelijke opdrachten. Bij verplaatsingen door moeilijk terrein met sneeuw en later regen wordt de een na de andere antenne opgezet om de verbinding te optimaliseren. De laatste opdrachten bestaan uit het betrekken en inrichten van roadblocks en observatieposten. Na de aanval op het laatste roadblock keert de rust in Belgoni terug en zit de eindoefening er op. Tijd om terug te keren naar Nederland. Het Korps is weer twaalf AS’ers rijker.
Werving Ben je technisch aangelegd, vind je communicatie interessant en houd je van verantwoordelijkheid? Meld je dan aan voor de AS opleiding (pscode: 025437 ). In zeventien weken word je opgeleid tot radiospecialist. Zo spoedig mogelijk na de opleiding word je omgeschoold tot militair chauffeur B-E. Als je nog geen rijbewijs hebt, volg je een complete rijopleiding die je vervolgens kunt overschrijven naar een civiel rijbewijs. Aanvullende informatie is verkrijgbaar bij de Opleidingseenheid Verbindingen op het MOC via tel: 010-4539359 QU A P ATET ORB IS - ap ril 2 0 1 0
131
Opleidingscentrum Amfibisch Commandant: LTKOLMARNS M.J. Posthumus Eerste Officier: MAJMARNS R. Schepel
FOT:PETRB IJPO ST,A V D
TesvtandFeaR stad in in g Itercepto in and SpecFa iolrceCsra(Fftrsinh c)eCtarab ïsichGebeid/
De werkzaamheden binnen het Opleidingscentrum Amfibisch (OC Amfib) staan op dit moment vooral in het teken van de invoer van nieuw materieel. In de tweede helft van 2009 zijn de eerste LCVP Mk5C’s van DMO overgedragen aan het CZSK en direct in gebruik genomen. De opleidingsinspanning moest hier uiteraard op worden aangepast en de conversiecursussen voor de LC-bemanningen die van de oude Mk2’s en Mk3’s overgingen naar de Mk5C zijn inmiddels afgerond. Er wordt nu alleen nog maar opgeleid op dit nieuwe landingsvaartuig en met het binnenkomen van de resterende vaartuigen verdwijnen de oude landingsvaartuigen langzaam uit beeld. Een ander type vaartuig dat dit jaar ingevoerd zal gaan worden is de Fast Raiding Interception and Special Forces Craft (Frisc). Hiermee wordt een nieuw hoofdstuk binnen het amfibisch bedrijf ingeluid. We gaan van een LCRM met een 40 pk buitenboord-
motor naar een 12,5 meter lange powerboat met 2 x 375 pk die snelheden tot 40 knopen haalt. Om uitgebreid ervaring op te doen en een aantal testen uit te voeren heeft het CZSK besloten een soortgelijk type vaartuig (Demonstrator) aan te schaffen waar sinds november al veel ervaring mee is opgedaan. Al deze ervaringen worden meegenomen in het pré-serie vaartuig dat rond het zomerverlof zal worden afgeleverd. Ook hiermee wordt een uitgebreid test- en evaluatieprogramma uitgevoerd. De planning is nog steeds dat aan het einde van 2010 de eerste operationele Frisc’s aan het CZSK worden overgedragen. Om de nieuw in te voeren vaartuigen zo snel mogelijk te kunnen bemannen zal er na het zomerverlof een aanvang worden genomen met de eerste Frisc opleidingen bij het OC Amfib. De invoer van de Frisc is ook een moment waarop het huidige opleidingshuis tegen het licht wordt gehouden. In nauwe samenwerking met de Defensie Vaar School (DVS) wordt gekeken in
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
132
In de Lange termijn Visie (LTV) van CKM is het amfibische bedrijf, naast Marsoc/Marsof aangemerkt als een van de pijlers van het toekomstige Korps Mariniers. De amfibische specialisatie is immers datgene dat ons van de rest van de Nederlandse krijgsmacht onderscheidt. Binnen de LTV houdt het ontwikkelpad amfibisch zich bezig met de toekomstige inrichting van deze specialisatie. In de reorganisatie die heeft geleid tot het Amfibisch Gevechtssteun Bataljon (AGB) en de oprichting van het OC Amfib is er een knip aangebracht tussen opleiden en opereren. Op zich lijkt deze knip logisch maar in de dagelijkse praktijk wordt een grote afhankelijkheid tussen het AGB en het OC Amfib gevoeld. We kunnen niet zonder elkaar maar de mensen en middelen zijn versnipperd. Er is geen sprake meer van een bundeling van onze amfibische capaciteit en daar willen we naar terug. Op dit moment wordt er dan ook hard gewerkt aan een visie hoe we deze capaciteit effectief in de CZSK organisatie kunnen bundelen en vormgeven. Daar waar de deelnemers aan de diverse discussieronden verschil van mening naar voren brachten hadden deze verschillen allemaal betrekking op details. De rode draad binnen het ontwikkelpad is het uiten van de wens om de amfibische capaciteit te bundelen in een nieuw te vormen bataljonsstructuur waarin de ‘T’ van training duidelijk terugkeert. Het is het streven om de blauwdruk van deze nieuwe organisatie rond het zomerverlof op papier te hebben gezet zodat daar in de nabije toekomst op kan worden voortgeborduurd. Voordat het zover is moet nog wel de evaluatie van het OC Amfib worden afgerond. Die evaluatie bevindt zich nu in de laatste fase en is, naar verwachting, voor het zomerverlof van 2010 afgerond en geïmplementeerd.
hoeverre we een aantal nautische opleidingsprocessen kunnen standaardiseren en welke gevolgen dat heeft voor de inhoud van de huidige LC-opleidingen. Conform het door de HDP opgelegde beleid ‘just in time & just enough’ lijkt het erop dat hier nog winst te behalen valt. De eerste effecten van de veranderingen binnen het opleidingshuis OC Amfib zullen na het zomerverlof merkbaar worden. Naast invoer van nieuw materieel gaan de lopende zaken uiteraard door. De EVO, VVO en Potom worden ondersteund en ook overige gebruikers van de Joost Dourleinkazerne worden gefaciliteerd en geaccommodeerd. De LCRM-, LC-basic-, LC-3- en LC-2 opleidingen worden gedraaid en, ondanks winterse omstandigheden zijn, en worden, deze conform het opleidingsschema uitgevoerd. Alles bij elkaar een volle agenda voor het personeel van het OC Amfib.
Ondanks dat we al vele jaren iets op rivieren doen is, professioneel invulling geven aan het thema riverine operations, een nieuw uitdaging voor ons Korps. Ondanks het feit dat het daarbij behorende Kennis Centrum Riverine (KCR) tot op heden nog niet is gevuld, betekent dat niet dat er geen invulling wordt gegeven aan deze ontwikkeling. Er is al veel tijd en energie gestoken om hier op een goede wijze invulling aan te geven. Met de invoer van de eerder genoemde Frisc wordt een grote impuls gegeven aan het optreden in dergelijke gebieden en kunnen we, met de juiste opleidingen en training, een enorme kwalitatieve slag maken om onze ambitie op dit gebied gestalte te kunnen geven. Het opzetten van een gedegen training, waarbij de amfibische eenheden nauw samenwerken met de infanterie, is een van de speerpunten die hierin zullen worden ontwikkeld. Al met al is er veel activiteit op de Joost Dourleinkazerne en op het water. Het opleiden van voldoende en goed opgeleid personeel voor de amfibische eenheden staat daarbij voorop maar er wordt meer van het OC Amfib verwacht dan alleen dat. Om hier op een goede manier invulling aan te kunnen geven wordt het nodige aan loyaliteit en flexibiliteit van het hier werkende personeel verwacht. In de huidige tijd van onderbezetting, schaarste en financiële beperking is dat geen gemakkelijke opgave. Het personeel van het OC Amfib staat voor haar taak, nu en in de toekomst en die toekomst ziet er nog steeds goed uit. Invoer van nieuw materieel, invulling geven aan onze ambities op het gebeid van rivieroperaties en een evt. toekomstige bundeling van amfibische eenheden in een nieuwe bataljonsstructuur maken het waard om er voor te blijven gaan.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
133
Marinierskapel der Koninklijke Marine en de Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers Directeur: MAJMARNS T. Ippel Dirigent: LTZMARKAP 1 H. Cnossen Tamboer Maître: AOOMARNALG M. van der Stelt
FOT:JOHNTHURING
ErewachttergelegenheidvanhetoverhandigenvandeGeloofsbrieven/
Marinierskapel trotseert de kou Door: SMJRBDMZKT B. van Tienen In de eerste maanden van 2010 voerden de Marinierskapel samen met de Tamboers en Pijpers een aantal diensten uit met groot militair ceremonieel. De overdracht van Hr. Ms. Van Galen aan Portugal stond op 15 januari op het programma. Bij een temperatuur net boven het vriespunt stond de kapel op steiger 18 in Den Helder aangetreden onder leiding van kapelmeester eerste luitenant Bongaerts. Waarnemend Tamboer-Maître smjrmarnalg Jetten leidde de T & P. De afgelopen jaren zijn diverse fregatten verkocht en overgedragen aan andere landen, waaronder Griekenland, Chili en Portugal. Het begeleidende ceremonieel is in grote lijnen steeds hetzelfde geweest en wordt hier kort beschreven. Gasten en genodigden worden bij hun aankomst op de kade verwelkomd met
marsmuziek. De Nederlandse bemanning staat hierbij aangetreden aan het dek. De belangrijkste hoge gast, ditmaal staatssecretaris van Defensie Jack de Vries, ontvangt bij zijn aankomst een muzikaal eerbewijs, bestaande uit vier ereroffels en de beginmaten van de ‘Jonge Prins van Friesland’. Na toespraken wordt vervolgens de Nederlandse vlag aan boord gestreken. Hierbij wordt de ceremoniële Vaandelmars gespeeld, gevolgd door het Wilhelmus en verlaat de bemanning het schip. Hierna volgt de eigenlijke overdracht; handtekening zetten onder de contracten, toespraken, nieuwe naamsonthulling (‘Van Galen’ transformeert naar ‘Francisco de Almeida’) en soms wordt het fregat en haar bemanning nog op traditionele wijze gezegend door een kerkelijke voorganger. De nieuwe bemanning gaat hierna aan boord, meestal op de tonen van de betreffende buitenlandse QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
134
marine defileermuziek. Als ten slotte de nationale vlag van de nieuwe eigenaar gehesen wordt speelt de Marinierskapel het bijbehorende volkslied. Op 22 januari vond de grote commandooverdracht van de Commandant der Zeestrijdkrachten plaats. Scheidend luitenantgeneraal Zuiderwijk werd opgevolgd door vice-admiraal Borsboom. Bij gevoelstemperaturen onder het vriespunt moest dit ceremonieel uiteraard muzikaal begeleid worden. Muziek maken bij deze lage temperaturen valt nog niet mee; de blaasinstrumenten hebben last van een niet meer soepel lopend mechaniek en om een bijna bevroren koperen blaasinstrument tegen je lippen te zetten is zeker geen pretje. De combinatie van verkleumde vingertoppen met verstijfde aangezichtsspieren is daarnaast niet bevorderlijk voor een optimale presentatie. CZSK Borsboom memoreerde
dat generaal Zuiderwijk ook admiraal Benelux was. Deze samenwerking had een consequentie voor het muzikale ceremonieel omdat nu in de vaandelgroep ook de Belgische standaard gevoerd werd. Naast de beginmaten van het Wilhelmus speelde de Marinierskapel daarom het begin van La Brabançonne, het Belgische volkslied. De officiële ontvangst van een CDS of minister van Defensie vindt meestal plaats op Het Plein in Den Haag, nabij het Ministerie van Defensie. Hierbij staan eenheden van de verschillende krijgsmachtonderdelen aangetreden; land- en luchtmacht en marine. Op 26 januari ontving minister van Middelkoop zijn collega uit Denemarken en was de KM aangewezen om de muziek te verzorgen. Bij een gemiddelde temperatuur van -5 Co bleken de instrumenten nu helemaal niet meer te kunnen functioneren. Van de koperblaasinstrumenten waren de ventielen en coulissen bevroren en ook de olie in de mechanieken van de houtblazers was dik en traag geworden. In overleg met de Inspecteur Militaire Muziek overste Jansen (oud-dirigent Marinierskapel) werd daarom besloten dat de volksliederen en marsmuziek achterwege bleven en alleen vier ereroffels door de Tamboers uitgevoerd werden. De doopplechtigheid van het nieuwe patrouilleschip ‘Holland’ in Vlissingen vond gelukkig binnen plaats. Op 2 februari ontving de trotse directeur Van Ameijden Koningin Beatrix in de grote hangaar bij Damen Schelde Naval Shipbuilding. De Marinierskapel en Tamboers & Pijpers stonden hierbij aangetreden om de ceremonie met feestelijke muziek te begeleiden. Nadat de doophandeling had plaatsgevonden en het Wilhelmus was gespeeld verhoogden de Steelband van het Korps Mariniers en
Overdracht Van Galen /
een Combo van de Marinierskapel de feestvreugde op een receptie. Op woensdag 10 februari ontving Koningin Beatrix nieuwe ambassadeurs die hun Geloofsbrieven op paleis Noordeinde kwamen overhandigen. De KM verzorgde de erewacht van dit ceremonieel. Bij het vroege vertrek vanaf de Van Ghentkazerne in Rotterdam bleek dat door het winterse weer het doorgaande verkeer in Nederland wederom ontregeld was. Het detachement met manschappen van Hr. Ms. De Zeven Provinciën, al om 5.00 uur uit Den Helder vertrokken, had moeite om Den Haag te bereiken. Eenmaal bij de Koninklijke Stallen aangekomen was het zelfs vanwege de gladheid onverantwoord om in marsformatie naar het paleis af te marcheren. Ook de nieuwe ambassadeurs, achtereenvolgens uit Iran, Qatar en de Helleense Republiek (Griekenland), konden niet gebruik maken van de traditionele galarijtuigen met paarden. Zij werden daarom deze keer gebracht en begeleid door auto’s van het Koninklijk Huis. Vanwege de vrieskou en sneeuwbuien werden de grootkoperen blaasinstrumenten (sousafoons en euphoniums) nu tussendoor binnen opgewarmd om bevriezing te voorkomen. Niet eerder had men onder deze omstandigheden tijdens Geloofsbrieven moeten optreden, maar de waardering voor de uitgevoerde volksliederen - met name door de ambassadeur van Zijne Hoogheid de Emir van de Staat Qatar - was groot!
Concerten In groot contrast met deze koude buitendiensten werden tussendoor twee verschillende Spaanse concertprogramma’s uitgevoerd. De winnaar van de internationale dirigentenwedstrijd 2009 van het
Spanish Size Conducting /
Wereld Muziek Concours in Kerkrade had, naast een gouden dirigeerstok, een galaconcert met de Marinierskapel gewonnen. Op donderdag 28 januari mocht Manuel Criado in de Concertzaal van Tilburg een geheel Spaans programma dirigeren. Toevalligerwijs organiseerde het conservatorium van Groningen een week later de masterclass Spanish Size Conducting. Onder leiding van de bekende Spaanse cursusleider Vilaplana konden studenten praktijk ervaring opdoen en met een professioneel orkest werken. In deze koude periode was het niet verwonderlijk dat de muzikanten een vervolg aanvroegen, maar dan graag gehouden in het ‘Mekka van de Spaanse blaasmuziek’; de regio Valencia! Ter gelegenheid van de verjaardag van Koningin Beatrix werd op 30 januari in het Provinciehuis te Den Haag het traditionele Koninginneconcert verzorgd. Majoor Harmen Cnossen leidde vakkundig zijn orkest door het programma. Naast onder andere Die Schöne Blauen Donau (Strauss) en de Commando March (Samuel Barber) ook een virtuoos optreden van concertmeester klarinettist adjudant Klesman. Het concert werd beëindigd met de bekende Noorse Valdresj Marsch, als knipoog en aankondiging van de deelname aan de internationale militaire taptoe van Oslo in mei 2010. De twee laatste optredens voor het Voorjaarsverlof waren zogenaamde ‘goede doelen’ concerten. Op 16 februari werd in Den Helder het jaarlijkse MSF concert gespeeld; de opbrengst hiervan komt volledig ten goede aan het Marine Sanatorium Fonds. In Barneveld werd vervolgens op 18 februari een benefietconcert gegeven voor het Liliane Fonds. Een bedrag van 2100 Euro kon hierbij aan de gelukkige voorzitter worden overhandigd. Tevens werd een dvd-registratie van de avond gemaakt. Solistische bijdrage op deze beide concerten kwam van solosaxofonist sergeant-majoor Jean-Pierre Cnoops, die een fabelachtige techniek demonstreerde. Na de pauze trad de jonge veelbelovende jazz-zangeres Kim Hoorweg voor het voetlicht.
FOT:A LB ER TV ER M U LEN
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
135
FOT:K LA SV A N D ERW O U D E
Marinierskazerne Savaneta Commandant: LTKOLMARNS E. Hofma EMSD Plaatsvervangend Commandant: MAJMARNS P.P. Engles Kazerneadjudant: AOOMARNALG P.A. Schoof
Noodhulp in Haïti vanuit Marinierskazerne Aruba Door: MAJMARNS P. Damen en KPLMARNALG R. Hartgers Na een welverdiend winterverlof is de bemanning van de Marinierskazerne Savaneta Aruba op 11 januari weer begonnen met werken. Een dag later wordt de wereld opgeschrikt door het nieuws van de zware aardbeving die Haïti heeft getroffen. De beving, met een kracht van 7.0 op de schaal van Richter, heeft om omstreeks 17.30 uur in een tijdsbestek van slechts twintig seconden een ware ravage aangericht en er zijn zeer veel gewonden en dodelijke slachtoffers te betreuren. Vrijwel direct komt vanuit de gehele wereld de hulpverlening op gang. Op 14 januari geeft de compagniescommandant, majmarns Damen, een warning order aan de key-functionarissen van de compagnie, omdat hij rekening houdt met een inzet van Czmcarib eenheden bij het verlenen van noodhulp vanuit Aruba en Curaçao. Czmcarib stelt inderdaad eenheden ter beschikking aan het MarSitCen voor een eventuele bijdrage aan de noodhulpoperatie: Hr. Ms. Pelikaan en mariniers van de 32e Marinierscompagnie. Op 15 januari wordt de politieke goed-
keuring gegeven en via OPS Czmcarib bekendgemaakt dat de Nederlandse Defensie hulp gaat bieden aan het getroffen Haïti. Hr. Ms. Pelikaan zal worden ingezet met aan boord 53 mariniers van de 32e Marinierscompagnie, de Bootgroep Aruba, een geweergoep van de Arubaanse Militie, en medisch team en een dominee van de Marinierskazerne Savaneta, twee leden van de KMar en twee verbindelaren van het rear-link team vanuit Curaçao. De samenstelling van de eenheid en de mogelijke opdracht (probable mission) is vergelijkbaar met die van Czmcarib Opord 1. Deze operatieorder en de hiermee gepaard gaande taken en procedures, heeft betrekking op een inzet van de mariniers vanuit Aruba bij een orkaan in het Caribisch gebied en wordt jaarlijks beoefend (zie het verslag hiervan in QPO december 2009) en pakketten hiervoor staan altijd klaar. Vandaar dat het planningsproces door de compagniestaf snel kan worden doorlopen. Verder is opvallend dat in geval van een ernstinzet ook nu weer de knop bij mariniers omgaat en de can-do mentaliteit
Ontladen waterzuiveringsinstallatie in Jacmel
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
136
en de wil om goed te presteren nog meer de overhand krijgt. De gehele Marinierskazerne Savaneta werkt als één team samen om de eenheid zo snel en goed mogelijk af te duwen. Op Curaçao is door de bemanning van Hr. Ms. Pelikaan inmiddels een grote hoeveelheid hulpgoederen zoals water, noodrantsoenen en medicamenten beladen. De mariniers worden na het definitieve besluit op vrijdag 15 januari op de hoogte gesteld dat ze vanaf 10.00 uur ‘s ochtends op 4 uur notice to move staan. Diezelfde ochtend begint men op de kazerne met de nodige voorbereidingen en worden de crusaders en alu-kisten ingepakt. Om ook in Haïti te beschikken over amfibische capaciteit is een viertal Boston Whalers en vijf LCRM’s met zes 40pk motoren gereed gezet. Diezelfde avond om 18.00 uur wordt de ‘belboom’ in werking gesteld met de mededeling dat eenieder om 21.00 uur binnen moet zijn op de kazerne. Om 23.15 uur vertrekt de eenheid in colonne richting de haven van Oranjestad. Kort daarna, inmiddels is het zaterdagnacht 16 januari, loopt Hr. Ms. Pelikaan binnen in de haven van Oranjestad, Aruba en wordt begonnen met het beladen van het schip. Aruba draagt zijn steentje bij en stuurt naast de mariniers van de Arubaanse Militie een grote hoeveelheid hulpgoederen mee. Ook de directeur van Het Rode Kruis Aruba, majmarns KMR Michel LaHaye, staat op de kade met een tweetal trucks beladen met hulpgoederen zoals vruchtensap, melk en rantsoenen. De Minister President van Aruba, Mike Eman, is in de nachtelijke uren ook een kijkje komen nemen en heeft kunnen constateren dat het beladen voorspoedig verloopt. Voor de militairen van de Arubaanse militie is deze ernstinzet helemaal bijzonder, omdat het de eerste keer is dat zij worden ingezet
Briefing PC Lt Noordam ter voorbereiding op een van de hulpoperaties
voor een ernstinzet buiten het Koninkrijk. Alle hulpgoederen, voertuigen en boten zijn tegen de ochtend aan boord geladen en ook al het personeel is aan boord. De trossen gaan los en Hr. Ms. Pelikaan wordt door de Commandant van de Marinierskazerne Savaneta, ltkolmarns Hofma, afgeduwd en vertrekt richting Haïti. Na een onstuimige oversteek is het schip op maandagochtend 18 januari om 05.00 uur voor de kust van Haiti nabij de hoofdstad Port au Prince aangekomen. In de ochtend ligt er een deken van rook over de stad, overal komen rookpluimen omhoog. Het is windstil en het water is zo vlak als een spiegel. De aanblik op de stad is nogal naargeestig. Naar later blijkt is de rook niet veroorzaakt door de instortingen maar door brandend vuilnis wat ’s avonds her en der door de bevolking in de stad wordt aangestoken. Er is gebrieft dat de Bootgroep dezelfde ochtend, bij first light, meteen in aktie zal komen met vier Boston Whalers om potentiële afmeerplekken voor Hr. Ms. Pelikaan te verkennen. Twee Boston Whalers met mariniers gaan de Hr. Ms. Pelikaan vooruit om de dieptes te bepalen en de andere twee Boston Whalers zetten een geweergroep op de potentiële afmeerplek af om de beveiliging uit te zetten. De eerste afmeerplek die wordt verkend is niet ongeschonden gebleven na de aardbeving, maar is veilig genoeg bevonden om te kunnen afmeren. Nadat de Oudste Officier van de Pelikaan de steiger heeft bekeken en personeel van de Bootgroep de dieptes heeft gemeten, wordt door de Commandant van Hr. Ms. Pelikaan besloten langs deze steiger af te meren. Volgens de aanwezige havenmeester hebben de Amerikanen al eerder naar de steiger gekeken maar de Nederlanders zijn de eersten die met vaartuigen zijn komen inspecteren en vervolgens meteen een
schip durven af te meren in de haven van Port au Prince. Nadat Hr. Ms. Pelikaan in de haven is afgemeerd, wordt meteen begonnen met het lossen van de aan boord aanwezige trucks en Land Rovers waarna de eerste verkenning op het land door de CC in Port au Prince wordt uitgevoerd. Al gauw wordt duidelijk welke enorme schade is aangericht door de aardbeving; vooral in Port au Prince, met een inwonertal van circa 2 miljoen mensen, is zeker 75% van de gebouwen verwoest, vele mensen hebben het leven gelaten en velen zijn gewond. Er is grote behoefte aan water, voeding, onderdak en medische capaciteit. Als snel wordt contact gelegd met het in Haïti aanwezige Nederlandse USAR team (Urban Search and Rescue team). Het USAR team heeft direct na de aardbeving met hun speciaal hiervoor opgeleide honden
drie mensen levend onder het puin weten te redden. Zij worden daarna tijdens de zoektocht naar een Nederlands gezin dat onder het puin van een ingestort pension ligt, ondersteund door de Nederlandse mariniers. De omgekomen Nederlanders worden gevonden en in aanwezigheid van de mariniers met een beperkt ceremonieel (tijdelijk) begraven nabij de plek des onheils. De volgende dag, op woensdag 20 januari, moet Hr. Ms. Pelikaan gaan verplaatsen naar een steiger in een andere haven. De bedoeling is dat de steiger waaraan we liggen, nadat wij hebben aangetoond dat afmeren wel degelijk mogelijk is, weer in gebruik wordt genomen als één van de twee locaties in Haïti voor het overslaan van olie. De overslagfaciliteiten zijn echter zo beschadigd dat onder andere reparatie van de steiger wel noodzakelijk is om
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
137
Huizen als kaartenhuis in elkaar gezakt door de aardbeving
Groepsfoto Mariniersdetachement Haiti 2010 met Haitiaanse vlag
Haïti weer te kunnen voorzien van olie. Een werkschip zal onze plek innemen. Zodoende is de Bootgroep wederom met hun vaartuigen vooruit gegaan om de dieptes bij een andere steiger te bepalen. Bij deze nieuwe steiger is het inmiddels een drukte van belang. Diverse schepen hebben de intentie om daar af te meren. Het schip de Francis Garnier, die we nog kennen van amfibische oefeningen met onze Franse collega’s in het Caribisch gebied, ligt al afgemeerd en moet een stuk verleggen om ruimte te maken voor Hr. Ms. Pelikaan. Het duurt even voordat er daadwerkelijk afgemeerd kan worden omdat de Amerikanen, die de steiger min of meer al hadden ‘overgenomen’, bang zijn dat de beschadigde steiger alsnog zal instorten. Maar na een ‘internationaal Commandantenoverleg’ kan alsnog worden afgemeerd. Meteen wordt weer begonnen met het ontladen van de laatste hulpgoederen. Een viertons truck wordt ‘met de hand’ geladen door de mariniers van 32-Marnscie en Bootgroep Aruba. Na het ontladen vertrekt direct een konvooi voertuigen naar een sportcomplex in Port au Prince waar een paar duizend mensen onderdak hebben gezocht onder tenten, zeilen, lakens, et cetera. Onderweg naar het sportveld wordt wederom duidelijk dat grote delen van de stad zijn ingestort. De chaos is groot en de armoede die er al heerste voor de beving is groter geworden nu grote aantallen mensen geen dak meer boven hun hoofd hebben. Het laat bij velen van ons een grote indruk achter. Na aankomst bij het sportveld zijn de hulpgoederen met succes uitgedeeld. De mariniers komen op plaatsen waar nog geen hulpverlener is gesignaleerd. De eerste hulp is hard nodig en wordt enorm gewaardeerd door de hulpbehoevende Haïtianen. Ondertussen wordt in samenwerking met het USAR team en het Ministerie van
Buitenlandse Zaken een hulpoperatie gepland en de volgende dag uitgevoerd om 109 weeshuiskinderen, die wachten op adoptie en vervoer naar Nederland en Luxemburg op te halen in drie weeshuizen. Met bussen en de voertuigen van de mariniers worden de kinderen in de leeftijd tussen 0-4 jaar opgehaald. Omdat één van de drie weeshuizen zich bevindt in een bergdorp buiten Port au Prince wordt het een lange en barre tocht voor de kleine kinderen. Aan hun gezichten is af te lezen hoe zij de hele situatie en vooral de aardbeving hebben ervaren. Nadat de marinearts de kinderen heeft onderzocht of zij fit-to-fly zijn, worden ze door de mariniers en de USAR teamleden overgedragen aan de begeleiders die aan boord van het vliegtuig zitten. Kort daarna vertrekken ze via Curacao naar hun adoptieouders in Nederland. Op 21 januari wordt Hr. Ms. Pelikaan geretasked. Op verzoek van Amerika zal het schip vertrekken naar Cuba. Daar wordt op de Amerikaanse basis Guantanamo Bay het US Mobile Dive & Salvage team van twintig man sterk, negentig pallets met materiaal en een aantal voertuigen opgehaald. Het duikteam wordt later ingezet om de haven van Port au Prince vrij te maken van obstakels en herstelwerkzaamheden te verrichten aan steigers. Tevens wordt een grote hoeveelheid hulpgoederen geladen. Omdat Hr. Ms. Pelikaan naar Cuba vertrekt, gaan de mariniers van boord en wordt het Sea-basing concept losgelaten. De bivaklocatie van het Nederlandse USAR team op het vliegveld van Port au Prince, wordt na hun vertrek overgenomen. Alle hulpgoederen worden gelost en verplaatst naar het basiskamp op het vliegveld. Het tentenkamp ligt pal naast de start- en landingsbaan van het vliegveld. Grote
civiele en militaire bevoorradingsvliegtuigen uit diverse landen vliegen af en aan. Reddingshelikopters worden de eerste dagen ingezet voor rescue en later voor het verplaatsen van hulpgoederen. Naast ons kamp ligt links het tentenkamp van hulpverleners van de Scientology kerk uit Amerika en rechts reddingwerkers uit Frankrijk. Naast de Fransen zijn Amerikaanse militairen neergestreken die het terrein in mum van tijd omtoveren in een grote opslagplaats. Er heerst grote bedrijvigheid, dag en nacht zijn vele heftrucks in de weer met het ontladen van trucks. Er staat een straf windje op het vliegveld en door alle bedrijvigheid van voertuigen en helikopters ligt overal een dikke laag stof. Vanuit ons tentenkamp worden vervolgens diverse hulpacties voor het distribueren van de goederen opgestart. Om de capaciteit en inzetbaarheid van de eenheid uit te breiden wordt een aantal lokale pick-ups ingehuurd, wordt de Bootgroep vervolgens in de infanterierol ingezet, de monteur van de Bootgroep als automonteur voor het ter plaatse oplossen van voertuigproblemen. Tevens is een in Haïti woonachtige Nederlandse tolk en een aantal lokale chauffeurs/gidsen ingehuurd. Dit alles onder het motto: improvise, adapt and overcome. Nadat het tentenkamp volledig is betrokken, zijn een groot aantal hulpoperaties uitgevoerd door al het personeel, waarbij
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
138
Basiskamp Mariniers nabij vliegveld Port au Prince
iedereen wordt ingezet (van marinier tot Arumiller, en van marechaussee tot ziekenverpleger) voor onder meer het verstrekken van hulpgoederen aan de Nederlandse broeder Gerard die enkele weeshuizen op Haïti heeft. De meegekomen marinearts heeft ook daar de gezondheid van de aanwezige kinderen onderzocht. Een dag later gaat wederom een colonne voertuigen de stad in. Ditmaal wordt een ander Haïtiaans tentenkamp op een sportveld voorzien van hulpgoederen. Ook hier worden de mariniers ingezet voor distributie- en beveiligingstaken. Op dinsdag 26 januari vertrekt de Bootgroep van het vliegveld om weer aan boord te gaan van Hr. Ms. Pelikaan. De avond ervoor zijn twee werknemers van het Nederlandse bergingsbedrijf Smit uit Nederland gearriveerd. Zij moeten inventariseren of de haven van Port au Prince met hun bergingsmiddelen vrij kan worden gemaakt. Personeel van de Bootgroep heeft hierin met Boston Whalers ondersteund. In de middag is een Grieks containerschip door hen voorzien van voeding en water. De steiger waaraan het schip ligt, is door de aardbeving ingestort en via de wal is het schip niet meer bereikbaar waardoor het onmogelijk is om via de kade te bevoorraden. De Boston Whalers worden beladen en de bemanning van Hr. Ms. Pelikaan helpt de goederen aan boord van het Griekse schip te brengen. Terwijl de Bootgroep inmiddels is teruggekeerd aan boord, is 32-Marnscie bezig met de laatste loodjes op de wal. Er wordt een beroep op ons gedaan om een klein konvooi te begeleiden dat bij een loods in het centrum van Port au Prince twee waterzuiveringsinstallaties moet ophalen. Het Waterleidingsbedrijf Noord-Holland stelt deze ter beschikking aan de Haïtiaanse bevolking in de kustplaats Jacmel, waar de gevolgen van de aardbeving ook enorm zijn. Jacmel is de tweede havenstad van Haïti en bovendien de plaats waar in 1995 het Korps Mariniers aanwezig was voor de toenmalige VN-missie. De mariniers rijden deze dag eerst richting Leogane, een plaatsje niet ver van Port-au-Prince. Hier worden bij een ziekenhuis water, voeding en vijftig shelterboxen afgeleverd. In een dergelijke shelterbox zit een vijfpersoons tent, dekens, gereedschap, kookgerei, et cetera. Vervolgens wordt er doorgereden naar de kustplaats Jacmel voor het afleveren van de overige shelterboxen en de twee waterzuiveringsinstallaties.
Bij terugkomst wordt duidelijk dat de hulpverlening door de mariniers op zijn einde loopt omdat er vanuit Nederland in beginsel is uitgegaan van een korte, circa tien dagen durende noodhulpoperatie. Op 27 januari wordt het tentenkamp opgebroken en alles weer aan boord van Hr. Ms. Pelikaan geladen. In de nacht van 27 op 28 januari vertrekt Hr.Ms. Pelikaan vanuit de haven van Port au Prince, met een tussenstop op Klein Curaçao en als eindbestemming Bonaire. Nadat het schip voor anker is gegaan bij Klein Curaçao, kunnen de bemanning en mariniers genieten van een dagje OS&O. Er wordt gezwommen, gevaren en een duikje gemaakt. De keukenbrigade aan boord is deze hele dag druk bezig in de kombuis en de dag wordt dan ook afgesloten met een overheerlijk Captain’s diner. In de avond van 31 januari wordt de reis naar Bonaire voortgezet alwaar een adaptatieprogramma wordt gevolgd. Ondanks dat dit een korte (maar heftige) ernstinzet is geweest, heeft Defensie toch besloten het inmiddels standaard adaptatieconcept toe te passen. De volgende dag worden dan ook diverse groepsgesprekken gevoerd met gespreksleiders van het Korps Mariniers en zorgverleners. Dit alles vindt plaats in een hotel op het eiland Bonaire waar uiteraard niet alleen gesprekken plaatsvinden, maar ook tijd is voor ontspanning, recreatie en een drankje. Op maandag 1 februari is het personeel van 32-Marnscie, Bootgroep Aruba, de Arubaanse militie en het aanwezige vlootpersoneel van Aruba teruggevlogen naar Aruba en keert Hr. Ms. Pelikaan terug naar Curacao.
Uitdelen voeding en water
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
139
Terugblik Voor aanvang was het voor ons bijna als vanzelfsprekend dat Nederland de beschikbare en inzetgerede eenheden vanuit het Caribisch gebied zou inzetten voor het ondersteunen van de noodhulpoperatie in Haïti. De inzet van het mariniersdetachement van de Marinierskazerne Savaneta en Hr. Ms. Pelikaan was een goede en rapid deployment, waarbij kort na de aardbeving direct hulp kon worden geboden die zeer welkom en noodzakelijk was. De can-do mentaliteit van mariniers gecombineerd met goed leiderschap van de officieren en onderofficieren van het Korps Mariniers bewijst niet alleen zijn waarde tijdens (gevechts)missies zoals in Afghanistan, maar ook tijdens noodhulpoperaties als deze. Bovendien is ook de kracht van het Navy-Marine Corps team, waarbij de nadruk ligt op het leveren van (gevechts)kracht vanuit zee, wederom aangetoond. Opvallend bij deze inzet was het grote aantal aanwezige media, dat vooral goed is geweest voor de aandacht in Nederland met betrekking tot de noodlijdende bevolking van Haïti. Maar ook beseften wij dat de ogen op ons waren gericht. Bovendien heeft de Nederlandse krijgsmacht, CZSK en het Korps Mariniers in het bijzonder hierdoor de bijdrage aan de noodhulp aan de rest van de wereld kunnen tonen. In een korte tijd hebben we met een relatief kleine marinierseenheid een goede bijdrage kunnen leveren van noodhulp aan de bevolking in Haïti na de aardbeving. Voor velen was het een indrukwekkende ervaring, die ons zeker zal bijblijven en waar we met voldoening op terugkijken.
Oefening 2Pel 32-Marnscie te
Martinique en Guadeloupe Door: ELNTMARNS A. Noordam, MARN 1 ALG H. van der Meij en MARN 1 ALG L.M. Noort Het tweede peloton van 32-Marnscie uit Aruba is in de periode van 9 tot 20 november op bezoek geweest bij Franse collega’s in Martinique en Guadeloupe. Het peloton heeft deelgenomen aan een twee weken durend programma dat in twee fasen werd uitgevoerd. Fase 1: Een programma van zeven dagen ingevuld door de Franse commando’s Fase 2: Vijf dagen voor een NEO-Bataljonsoefening op Guadeloupe
Dagboek Een tweetal mariniers van het peloton hebben een dagboek bijgehouden en hun bevindingen in dit artikel beschreven.
Maandag 9 november: Vanaf Reina Beatrix Airport (Aruba) vliegen we naar Martinique. Daar aangekomen worden we opgevangen door de Fransen en vervoerd naar Fort de France. We krijgen een ontvangst van de commandant van de kazerne en in grote lijnen wordt ons vertelt wat ons te wachten staat gedurende de komende elf dagen: • eerste week Martinique waarbij we een programma draaien met de Franse commando’s; • tweede week vertrek naar Guadeloupe om deel te nemen aan een NEO oefening.
dalen, maar vooral veel stijgen. Een leuk welkom in de hitte van Martinique. Na het opfrissen laten de Fransen ons kennismaken met de Famas (een Frans wapen) en mogen we in de simulator oefenen, want ‘s middags staat er live firing op het programma. Na het middageten vertrekken we voor een rit van een uur met de trucks naar de schietbaan. De schietoefeningen zijn zowel statisch als dynamisch, ook mogen we nog even schieten met het pistool van de Fransen. Wat vooral opvalt bij het schieten met de Famas is dat hij lekker licht (3,7 kg) en compact is (757 mm) is. Terug op de kazerne is er tijd voor een drankje.
Dinsdag 10 november: We beginnen ‘s ochtends met een
Woensdag 11 november: Vroeg in de ochtend opstaan en zo
stukje hardlopen over de kazerne, en leren hierbij gelijk de kazerne kennen. Het is een mooie route met behoorlijk wat stijgen en
snel mogelijk in de trucks op weg naar de mangrove- en waterhindernisbaan. Daar aangekomen beginnen we met een stukje
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
140
kajakken, waarna we ons kunnen wagen aan de waterhindernisbaan. Deze bestaat uit zeven hindernissen die in halve cirkel in het water liggen. De mangrovebaan is een leuke ervaring maar niet zonder risico’s, de eerste casualty valt al na amper een half uurtje. Een marinier ‘kopt’ tegen een betonnen buis onder water aan die niet meegeeft. Hij krijgt direct een mooie tulband aangemeten en kijkt verder vanaf de zijlijn toe. De laatste hindernis is een kruipgang met prikkeldraad waarbij je buddy’s modder op je mogen gooien gedurende het kruipen. Hier komen de echte ‘buddyluppers’ naar boven. Jan Kaas (oftewel Jean Fromage) wil natuurlijk niet vertrekken zonder dat het Franse record van de
waterhindernisbaan verbroken is. Marinier Blom gaat met de eer strijken met een tijd van 5 min. 50. Dit is een verbetering van het record met tien seconden.
Donderdag 12 november: Deze dag staat in het teken van een mars door het bergachtige terrein van Martinique. Na het ontbijt krijgen we te horen dat we per heli zullen worden verplaatst. Dus even snel rehearselen en we kunnen worden vervoerd naar de noordkant van het eiland. Na een mooie vlucht met de heli gaan we (semi)tactisch marsen, een mooie mars door het jungleachtige gebied van Martinique. Na zes uur en heel wat ‘Kodakmomentjes’ later komen we doorweekt van het zweet aan op het eindpunt. Daar nemen we even snel een duik in zee voordat we aan een lange rit terug naar het kamp beginnen.
Weekend: Het weekend staat in het teken van Battle-preperations want maandag gaan we het veld in richting Guadeloupe. De rantsoenen worden opgehaald, kaarten ‘geprept’ en alle verdere werkzaamheden die we alvast kunnen doen worden geregeld door de baksmeesters. De LT krijgt zijn briefings en zit de rest van de dagen bij de bataljonsstaf. In de avonduren krijgen we de kans om gezamenlijk met het peloton de stad te bezichtigen.
Maandag 16 november: Na het ontbijt en het beladen van de trucks horen we dat het vliegtuig vertraging heeft. Eén van de motoren van het vliegtuig bleek niet helemaal in orde te zijn. Na een paar uur wachten vertrekken we uiteindelijk ’s middags. Een peloton Fransen dat voor ons zou vertrekken wordt van het
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
141
vliegveld gehaald zodat wij kunnen uitproberen of het vliegtuig wel veilig is. Ondanks alle moeite blijkt het vliegtuig het echter niet meer te doen. Waarna een kort telefoontje met Parijs ervoor zorgt dat we een Hercules ter beschikking krijgen. Aangekomen in Guadeloupe krijgen we een opslagruimte toegewezen waar we onze slaapzak uitrollen en de nacht kunnen doorbrengen.
Dinsdag 17 november: Na een ‘lekker blik’ warm te hebben gemaakt worden we om 07:00 uur per heli ingezet om OP’s in te richten met zicht op een paar belangrijke aanvoerroutes. Elke geweergroep vertrekt in een hun aangewezen richting en betrekt hun OP. Om 20:00 uur krijgen we echter over de set te horen dat de OP’s afgebroken moeten worden. Hierna verplaatsen we ons naar een pick-up punt, waar vandaan we met trucks naar een nieuwe locatie worden verplaatst. Hierbij is het onze taak om CTR’s uit te voeren op een hotel waar zich gegijzelde burgers bevinden. Woensdag 18 november: We richten een hasty harbour in
bracht. Daar aangekomen is er natuurlijk gelijk van de mogelijkheid gebruik gemaakt om een Endex biertje te drinken.
voor de nacht en de CTR’s gaan eruit. Na de nodige informatie aan de Franse legerleiding te hebben gegeven krijg de LT een briefing. Orders worden gegeven. Onze taak is om als eenheid het hotel te zuiveren om de bendeleider op te pakken en gijzelaars te bevrijden. Na het complex te hebben gezuiverd worden we per heli opgepikt en in drie sticks vervoert naar het vliegveld waar we als QRF stand-by blijven.
Vrijdag 20 november: Na het wapenonderhoud en andere zaken van logistieke aard kunnen we dankzij onze OPC die bussen heeft geregeld nog even naar het strand, zodat we ook nog even van het strandleven in Guadeloupe kunnen genieten. Om 19:00 uur is het tijd om naar het vliegveld te vertrekken, waarna wij rond 24:00 uur weer voet zetten op Arubaanse bodem.
Donderdag 19 november: Na een rustige nacht, krijgen
Nawoord
we om 12:30 uur een warning order; we worden ingezet om een aantal roadblocks in te nemen. Zodoende zit de eerste stick om 13:00 uur in de helikopter en is onderweg naar de LS. Onze taak bestaat uit het aanhouden van opstandelingen die vanuit zuidelijke richting naar onze locatie komen. Uiteindelijk hebben we geen vijand gezien en krijgen we later te horen dat de Fransen de vijand vanuit de lucht uitgeschakeld had. Terug op de LS is het einde oefening en worden we naar de kazerne op Guadeloupe ge-
Elk jaar wordt er een uitwisseling georganiseerd met de Fransen, waarbij de Fransen onze eilanden bezoeken en wij hun eilanden. Het tweede peloton van 32-Marnscie kijkt met veel plezier terug naar de oefening. Vanwege het feit dat de Fransen op een hele andere manier werken dan wij gewend zijn, was deze uitwisselingsoefening ook erg leerzaam. Hierbij wil ik de staf van 32-Marnscie bedanken dat zij het voor ons peloton mogelijk hebben gemaakt zelfstandig deel te nemen aan deze buitenlandse oefening.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
142
Uit het oog Een eenzame marinier in Kabul verantwoordelijk zijn voor het vergaren van informatie binnen de eenheden (collection), die in een later stadium door het ALLC geanalyseerd zal worden (Analyse) en na goedkeuring van het ANA oppercommando (validation) gedistribueerd zullen worden binnen het leger (distribution). Dit alles klinkt op zich eenvoudig maar in de praktijk krijgen we zelfs in Nederland bijna niet voor elkaar om Lessons Learned om te zetten in zogenaamde Lessons Identified (ook bij ons blijven After Action Reports vaak in de kast liggen en vinden we binnen het Korps Mariniers keer op keer het wiel uit).
Operation International Children Afghanen en Lessons Learned Door: MAJMARNS P.H.J. de Vreng, NTM-A / CTAG-A / Afghanistan, Kabul / Camp Dubs / ANATC HQ Op 10 november 2009 ben ik voor zes maanden uitgezonden naar Afghanistan om een functie te vervullen binnen de Combined Training Advisory Group – Army (CTAG-A) in Kabul. Deze organisatie maakt deel uit van de Nato Training Mission in Afghanistan – Army (NTM-A) en is primair verantwoordelijk voor de opbouw en het coachen van ANA TC (Afghan Nation Army Training Center). ANA TC is de overkoepelende staforganisatie (opleidingscommando) voor alle Afghaanse scholen van het Afghaanse leger. ANA TC is onder andere verantwoordelijk voor het volledige opleidingsprogramma van alle soldaten, onderofficieren en officieren van het Afghaanse leger. Daarnaast verzorgt ANA TC ook alle specialistische opleidingen, zoals de logistieke opleiding, alle chauffeursopleidingen, EOD en Genie. Binnen dit geheel ben ik momenteel verantwoordelijk voor de opbouw van het Afghaanse Lessons Learned programma. Op zich een hele uitdaging omdat 40 tot 60% (sommigen gaan zelfs uit van een percentage dat oploopt tot 80%) van het Afghaanse leger ongeletterd is. Daarnaast heeft het begrip ‘Lessons Learned’ bij veel Afghaanse leidinggevende militairen een negatief karakter, omdat het toegeven van mogelijke fouten (observations, insights and lessons) als een aanval wordt gezien op de persoonlijke status van de leidinggevende. Momenteel zijn we daarom druk bezig om deze mindset te veranderen. Dit gaat met vallen en opstaan en iedere stap voorwaarts betekent in de praktijk vaak twee stappen terug. Momenteel maken we kleine stapjes voorwaarts met ontwikkeling en publicatie van essentiële basisdocumenten voor het Afghan National Army Lessons Learned Center (ALLC) dat primair verantwoordelijk is voor het vergaren, analyseren en distribueren van mogelijke Lessons Learned binnen de ANA. De ‘bijbel’ voor het Afghaanse Lessons Learned programma is inmiddels geschreven en ligt nu ter goedkeuring bij het Ministerie van Defensie. Na goedkeuring van dit document zullen binnen de eenheden van het Afghaanse leger Lessons Learned officieren worden aangesteld, die primair
Naast het reguliere werk voelen we ons binnen CTAG-A ook nog sociaal verantwoordelijk voor de opbouw van Afghanistan. Ongeveer een week na mijn aantreden binnen CTAG-A hebben we met een delegatie van de staf, schoolpakketten uitgedeeld op een Afghaanse school vlak bij ons hoofdkwartier. Normaal sta ik altijd een beetje sceptisch tegenover het winning the hearts & minds programma, maar op het moment dat je zelf persoonlijk drieduizend pakketten uit mag delen met pennen, stiften, schriften, kleurboeken en een liniaal (hoe eenvoudig kan het zijn) aan de kinderen op school, dan krijg je toch echt wel een brok in je keel. Het bekende gezegde een kinderhand is gauw gevuld is zeker in Afghanistan iets dat heel eenvoudig opgaat. Maak je in Nederland een kind alleen nog maar blij met een Nintendo DS of PSP, in Afghanistan is een setje kleurpotloden al voldoende.
Het project Operational International Children (OIC), opgericht door de bekende Amerikaanse acteur Gary Sinise (Lt Dan uit Forrest Gump) is ook in Afghanistan actief en via hun verkregen we dus drieduizend OIC pakketten. Er ging op Camp Phoenix in Kabul even een container open en daarna konden we onbeperkt pakketten inladen. De eerste gedachte hierbij was dat we veel te veel hadden meegenomen, niets bleek echter minder waar: op onze relatief kleine school wordt in twee blokken lesgegeven (ochtend en middag), waarbij telkens 1500 leerlingen naar school gaan. De drieduizend pakketten vlogen dus letterlijk als zoete broodjes over de toonbank.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
143
Help for Heroes Naast het OIC project hebben we ons ook nog ingezet voor het Help for Heroes programma. Help for Heroes is een Britse organisatie die in 2007 is opgericht om gewonde Britse militairen te ondersteunen die terugkeren uit een operatiegebied. Door middel van Fund raising zijn al ettelijke miljoenen binnengehaald om allerlei faciliteiten te bouwen voor rehabilitatie van deze militairen (sportscholen, zwembaden, familiehuizen voor gewondenbezoek, et cetera). Onze CTAG-A staf bestaat voor een aanzienlijk percentage uit Britse militairen. Onze RSM kwam met het idee om een benefiet voetbalwedstrijd te organiseren tussen een Brits team en een Coalitie team. Om deel te nemen moest er tien dollar worden betaalt, om te kijken vijf dollar. Op de ochtend van de wedstrijd (1 januari 2010) was het om 10.00 uur verzamelen op het voetbalveld van het Afghaanse opleidingskamp Darulaman dat naast ons hoofdkwartier ligt. Door de aanwezigheid van vele Afghaanse militairen in sporttenue werd besloten om een voetbalwedstrijd Coalitie-Afghanistan te organiseren. De wedstrijd van twee keer dertig minuten werd gestart met twee teams van elf man. Al gauw stond de coalitie met 3-0 voor. Dit was voor de Afghanen het moment om drastische maatregelen te nemen. Binnen enkele minuten stonden er ruim twintig Afghaanse voetballers op het veld. Bij ieder balcontact van de coalitie stonden er drie tot vier Afghaanse ‘kabouters’ om je heen. Dit zorgde ervoor dat het al gauw 3-3 werd. Uiteindelijk wisten we, ondanks twintig tegenstanders, toch met 6-4 te winnen. De meeste Afghanen zijn niet heel erg goed in voetbal maar wel bloedfanatiek! Uiteindelijk leverde de benefiet voetbalwestrijd in totaal bij vijfhonderd US Dollar op en een stukje verbroedering tussen ANA en Coalitie, dat in geen enkel bedrag is uit te drukken.
Reservisten plaats
Nawoord Op het moment van schrijven ben ik op de helft van mijn term. De dagen vliegen hier gelukkig om. Binnen de organisatie gebeurt er iedere dag wel iets, waardoor er altijd wel brood op plank is. Daarnaast ben ik momenteel de enige Nederlander binnen CTAG-A en dat bevalt me prima. Het maakt je uniek en het geeft je ook de mogelijkheid om Nederland en het Korps Mariniers in het bijzonder op de juiste wijze te vertegenwoordigen. Over drie maanden zit de term er weer op en kan ik vanaf juni 2010 weer gaan werken aan de hernieuwde indienststelling van mijn geliefde Tweede Bootcompagnie. In de afgelopen maanden is het personeel van 2-Btcie elders ingezet binnen het Korps Mariniers, om met name de opleidingen in Rotterdam te kunnen ondersteunen. Absoluut belangrijk, maar een Korps Mariniers zonder een goede ‘amfibische capaciteit’ is geen Korps! Dit zal een aardige uitdaging worden, zeg maar gerust een opbouwmissie.
Door: LTZ 1 Ewold de Bruijne
1. Is het toeval dat de reservisten altijd rond deze tijd van het jaar opduiken? Ja, ha ha! Het is voorjaar en dan beginnen de reservisten weer te piepen. Tenminste, zo lijkt het als je een stapel oude QPO’s doorbladert. April 2007, december 2008, april 2009, … Neen, dat is geen toeval, ook al is het niet bewust zo gepland. De oorzaak is gelegen in het feit dat er in het verleden nog een grote onbekendheid bestond met betrekking tot mogelijkheden voor inzet van reservisten. Tot nu toe zijn reservisten namelijk QU A P ATET ORBI S - ap ril 2 0 1 0
144
Reservisten veroveren vaste in organisatie
Het Bureau Reservisten, Bijzondere Instroom en Maatwerk in Den Helder wordt sinds november 2009 geleid door herintreder majoor der mariniers Arjen Dirk Boersma BC MCM . Na een aantal jaren als manager in het bedrijfsleven te hebben gewerkt in diverse functies, heeft hij het stokje overgenomen van majmarns Mien Heymann. Tijdens een gesprek bij hem op kantoor in Gebouw Waddenzee blijkt hij minstens zo gedreven. Lekker belangrijk. Het gaat er natuurlijk om wat de organisatie heeft aan de reservist. In vijf vragen en antwoorden klinkt samengevat een duidelijk antwoord: veel! Dit is een artikel dat iedere zichzelf respecterende leidinggevende binnen het Korps moet hebben gelezen.
te weinig meegenomen in de operationele jaarplannen. Ze zijn eigenlijk in het verleden voornamelijk opgeroepen om opengevallen gaten te vullen. Maar zoals u terecht constateert, valt daar wel een zeker patroon in te ontdekken. Daarom proberen we de inzet van reservisten ook meer structureel en professioneler in te regelen.
2. Kan het CZSK niet meer zonder reservisten? Kun je een nier missen? Reservisten zijn volledig opgeleide oud-collega’s die om wat voor redenen dan ook hun
carrière buiten de Koninklijke Marine hebben vervolgd. Maar zoals iedereen eigenlijk wel weet, blijft het virus in onze bloedbanen aanwezig. En het is eigenlijk uniek te noemen dat wij de mogelijkheid hebben om op momenten dat de vraag zich aandient weer een beroep kunnen doen op hun inzet en expertise. Daar hoef je bij Philips of Shell niet mee aan te komen. Weg is weg, tenzij je diezelfde mensen weer als duurbetaalde consultant binnenhaalt. Wij betalen reservisten op basis van hun rang en alleen voor de uren die ze voor ons werken. En toch doen ze ’t. En hoe! Terwijl wij al jaren moeite hebben om de
QU A P ATET ORBI S - ap ril 2 0 1 0
145
beroepsorganisatie weer op sterkte te krijgen, melden zich steeds meer KMR’s die bereid zijn om voor kortere of langere periode bij te springen. Laten we eerlijk zijn, sommigen ook voor het geld, natuurlijk. Maar de meerderheid omdat ze het Korps – of de Koninklijke Marine in het algemeen – een warm hart toedragen. Dus eigenlijk moeten we ze wat meer koesteren.
3. Hebben de reservisten wat te klagen dan? Reservisten zijn in dit opzicht net zo professioneel als beroepsmilitairen. Hoe langer ze meedraaien, des te meer mogelijkheden ze zien voor verbetering. Zelfkritiek kenmerkt de professional die op het hoogste niveau wil acteren. Als je het al gauw goed genoeg vindt, bereik je nooit de top. Reservisten doen steeds meer en daarom willen ze ook steeds meer. We hebben als Koninklijke Marine in 2007 een pilot gestart waarbij we een paar honderd reservisten van de vloot en van het Korps hebben opgeroepen om een aantal publieksevenementen te ondersteunen. Plat gezegd: kliko’s duwen op de Veteranendag en de Marinedagen. Inmiddels zijn we zover dat er drie staande reservisteneenheden zijn (Den Helder, Doorn en Rotterdam) waar in totaal zo’n 260 pax worden opgewerkt en gereed gesteld voor inzet. Veel van deze mensen kunnen meer dan hand- en spandiensten verrichten en wachtlopen. Ze doen ook het simpelste werk met liefde en met tomeloos enthousiasme. Ze klagen niet. Ze vinden het fijn. Maar ze kunnen meer. En wij moedigen de organisatie aan daar ook gebruik van te maken.
4. Wat moet er volgens u gebeuren om maximaal te profiteren van de reservistencapaciteit? Om de vraag vanuit de beroepsorganisatie en het aanbod van inzetbare reservisten structureel goed te kunnen matchen, moet er meer afstemming komen met het Bureau Reservisten, Bijzondere Instroom en Maatwerk. Met name op operationeeljaarplanniveau en ten aanzien van capaciteitsontwikkeling. Daar was majoor Heymann al mee begonnen en daar pak ik ’m dan ook op. Nu de reservisteneenheden zijn opgetuigd, is het
moment aangebroken om planmatiger om te gaan met opleiding en operationele inzet van reservisten. Het structureel opwerken, gereedstellen en inzetten van actieve reservisten kost geld en vraagt capaciteit vanuit de beroepsorganisatie. Daarom is het van belang dat de kwaliteiten en prestaties van de reservisten goed inzichtelijk worden gemaakt. Op de fase waarin veel zaken informeel geregeld moesten worden, volgt nu een periode van structureren, organiseren en consolideren. De basis is gelegd en een logische volgende stap is dat we een menukaart aan reservisten competenties inzichtelijk gaan maken en ook kritisch gaan kijken naar de manier waarop reservistencapaciteit wordt ingezet. Want het is in het verleden ook voorgekomen dat er oneigenlijk gebruik werd gemaakt van de reservist. Bijvoorbeeld door FLO-ers via een soort draaideurconstructie als reservist weer naar binnen te halen. Hoezeer we die mensen ook nodig hebben, hiervoor is in het door Den Haag bepaalde reservistenbeleid geen plaats. Dus daarvoor moeten andere wegen worden gezocht.
5. Dus reservisten are here to stay? Naar mijn mening mogen we het CZSK de kennis en kunde die reservisten in huis hebben niet onthouden. We kunnen meer doen dan we tot nu toe hebben gedaan om de aanwezige capaciteiten ten volste te benutten. De reservisteneenheden vormen met elkaar, en als regulier onderdeel van de Koninklijke Marine een lerende organisatie. Nu we de boel goed van de grond hebben gekregen, gaan we doordrillen tot op enkele mansniveau om de kwaliteit verder te verbeteren. Hoe meer reservisteneenheden zelfstandig reservistentaken kunnen oppakken, des te beter. Met meer eigen verantwoordelijkheden, ook ten aanzien van planning en budgetten. Maar altijd gedreven door duidelijke behoeftestellingen vanuit de beroepsorganisatie. Zoals mijn voorganger ook al zei: Niet langer als een old boys network en veel minder ad hoc. Ook in dit opzicht kan en wil de Koninklijke Marine een professionele organisatie zijn. Dus wij gaan ervoor en we koersen op volwaardige inzet van reservisten op basis van gevraagde en benodigde kwaliteiten.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
146
Mariniersmuseum Directeur: Mw. M.F. Groen Conservator: Mw. A. Visser
XS en XL Op 6 maart vond tussen 20.00 – 02.00 uur de Rotterdamse museumnacht plaats. Ook dit jaar werd er weer een jong publiek bereikt dat nog niet eerder een bezoek aan het museum had gebracht. Dankzij de welwillende medewerking van een vijftal mariniers konden bezoekers door middel van speedmeets mariniers het hemd van het lijf vragen. Alleen de stap om iets te vragen bleek toch vele malen groter dan verwacht. Behendig hebben de mannen het roer op een zeker moment omgegooid en zijn toen rondleidingen gaan geven waardoor de wisseling van informatie een stuk soepeler verliep. Op de verdieping van de Uruzgan tentoonstelling vond het vervaardigen van Afghaanse vliegers gretig aftrek. Andere bezoekers waren juist weer afgekomen op de gedichten die Shakila Azizzada uit haar eigen bundel ‘Herinnering aan het niets’ voordroeg.
In het spoor van de Meidagen. Mijn herinnering Om te herdenken dat zeventig jaar geleden de strijd om onze vrijheid begon die vijf jaar later op 5 mei 1945 werd bekroond met Bevrijdingsdag is vanaf 10 mei de tentoonstelling Mijn herinnering te zien. Mijn herinnering is het persoonlijke relaas van de heren Arie Profijt, Ton Loontjes en Jan Bulthuis. Drie mariniers die er bij waren tijdens de verdediging van Rotterdam in de meidagen van 1940. Beluister en bekijk hun indringende belevenissen. Deze verhalen maken deel uit van een project om het verhaal van het verleden vast te leggen. In 2009 zijn deze drie oud-mariniers geïnterviewd en gefilmd. Het betrof een gezamenlijk project van het Veteraneninstituut, het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum en het Mariniersmuseum. Te zien t/m augustus 2010.
dan ook niet verwonderlijk dat in de collectie van het museum zich een aantal bijzondere voorwerpen bevinden die daar aan herinneren. Onlangs is zo’n kostbaar voorwerp gerestaureerd. Het is een gemengde techniek op hardboard van de hand van kalligraaf Gerard van Eerten. Naast de Korpsverjaardag herinnert het werk ook aan de meidagen van 1940. In schoonschrift staat geschreven dat dit werk is aangeboden door het Vrijwilligers Korps Curaçao aan het detachement mariniers in Curaçao op 10 december 1940 ter gelegenheid van de 275ste verjaardag. Daarnaast wordt aangegeven dat het een eerbiedwaardige gedachtenis is van zijne helden die in de strijd tegen de Duitse overweldiger hun leven hebben gegeven voor vorstin en vaderland voor vrijheid en recht. Aan de linkerkant van het werk staan een strijdvaardige marinier met vaandel en militaire Willemsorde afgebeeld waaronder het wapen van de stad Rotterdam en de Willemsbrug. Het werk was in de loop van de tijd sterk vervuild en zwaar beschadigd en ook van waterschade heeft het te lijden gehad. Restaurator Pauilne Marchand heeft het werk weer in zo’n conditie gebracht dat het de komende tijd weer aan kan. Wel heeft zij dit op een terughoudende manier gedaan zodat ook de geschiedenis van dit werk zichtbaar blijft.
Exposities: Hoe gaat het in Uruzgan, waarbij de persoonlijke beleving van mariniers op missie centraal staan, tot en met 26 september 2010. 345 portretten iedere dag komt er een nieuw portret bij tot het magische getal van 345 stuks is bereikt op de Korpsverjaardag 10 december 2010. Mijn herinnering luister en kijk naar de herinneringen van mariniers die er zeventig jaar geleden bij waren tijdens de meidagen van 1940, 10 mei tot en met augustus 2010.
Adres
Veteranenfietstocht Op 10 mei doen veertig fietsende (pré)veteranen Rotterdam aan tijdens de Veteranenfietstocht. Deze tocht van ruim 197 kilometer, met onder de deelnemers een aantal oud-mariniers, begint ‘s morgens op de Grebbeberg. Vervolgens fietsen deze pedaalridders naar Rotterdam waar zij na een warm welkom en een korte ceremonie doorfietsen naar Ypenburg. Rond de avond zal de groep in Doorn finishen. Deze fietstocht wordt door het dan op de kop af tienjarige Veteraneninstituut georganiseerd.
Mariniersmuseum Wijnhaven 7 – 13 3011 WH Rotterdam
Bijzonder verjaarscadeau gerestaureerd 10 december is voor mariniers een bijzondere dag. Waar ook ter wereld vieren zij sinds eeuwen de Korpsverjaardag. Het is
www.mariniersmuseum.nl
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 1 0
147
You’re never too special for basic soldiering Word korporaal van de mariniers
VVO – december 2010 Van Ghentkazerne
Inschrijven bij: S1 eigen eenheid
Voorpagina: Op 14 april hebben in totaal vijftien militairen een dapperheidsonderscheiding ontvangen voor uitzonderlijk moedig en vakkundig optreden tijdens operaties in Afghanistan. Demissionair minister van Defensie, Van Middelkoop, speldde zes militairen het Bronzen Kruis en negen militairen het Kruis van Verdienste op. Onder de gedecoreerden zes mariniers, waarvan drie het Bronzen Kruis en drie het Kruis van Verdienste ontvingen. Foto: Gerben van Es, AVDD