PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr.
Luttenbergstraat 2 Postbus 10078
f?S ( Z X ^ | \ Z A _
Dat. ontv.:
8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88
0 8 FEB 2013
Routing
overijssel.nl postbus@overijssel. nl
Bijl.:
Provinciale Staten van Overijssel
RABO Zwolle 39 73 41 121 Inlichtingen bij dhr. J.C.A. van Steenbergen telefoon 038 499 75 32
[email protected]
Europese fondsen 2014-2020
Datum
29.01.2013 Kenmerk
2013/0005654 Pagina
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en w e l :
1
Bijlagen I. Houtskoolschets EFRO-POP (bijgevoegd) Inleiding In 2014 start een nieuwe periode voor de Europese programma's (2014-2020). De financiële en inhoudelijke kaders van de Europese programma's worden door Brussel vastgesteld via het Europees Meerjarig Financieel Kader (meerjarenbegroting) en door wetgevingsteksten de zgn. verordeningen. Ons College ontwikkelt binnen de door uw Staten gestelde provinciale kaders en binnen de door de Europese commissie geboden mogelijkheden, het programma en start met de uitvoering, het volgende College voert het programma uit en het daaropvolgende College sluit de programmaperiode af. Inclusief voorbereiding en afsluiting is daarmee sprake van een doorlooptijd van ca. 12 jaar. Met deze brief informeren wij u over de voorbereidingen op deze nieuwe periode. Hierbij gaan we in op het proces van totstandkoming, de rol van de provincie daarin, de planning en de te maken keuzes. In het Hoofdlijnenakkoord "De Kracht van Overijssel" is onderkend dat Europa steeds belangrijker wordt voor nationale wet- en regelgeving en voor het bieden van financieringsmogelijkheden. Mede gezien de zorgelijke economische situatie en bezuinigingen zijn Europese mogelijkheden voor financiering in toenemende mate van belang voor het realiseren van onze opgaven. In deze brief richten wij ons op de Europese programma's waarbij de provincie zelf betrokken is bij de uitwerking van de Europese kaders. Het betreft: I-Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling (EFRO: huidig GO programma). 2-Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP/Leader). 3-Interreg A (samenwerking met Duitsland).
Datum verzending
08. FEB 2013
provincie
verijssel
Europese fondsen 2014-2020
Programma's waarin de provincie geen rol heeft in de programmering zoals het Europees Sociaal Fonds (ESF), Interreg B en C en thematische fondsen zoals het onderzoeksprogramma Horizon 2020, laten wij in deze brief buiten beschouwing. Dat wil overigens niet zeggen dat deze fondsen niet van belang zijn. Het per 1 november 2012 gestarte Expertisecentrum Europa zal zich de komende tijd nadrukkelijk verdiepen in mogelijkheden voor Europese financiering van onze opgaven uit deze fondsen. Wij houden u hiervan op de hoogte. In deze brief concentreren wij ons op de hoofdlijnen. In een (technische) sessie kunnen we nadere achtergrondinformatie verstrekken of onderdelen nader toelichten. Voor de uitwerking van de Brusselse kaders in operationele programma's worden het Hoofdlijnenakkoord "De Kracht van Overijssel" en de door uw Staten vastgestelde kaders zoals het Regionaal Economisch Beleid, Inrichting Landelijk Gebied, Gezond en Veilig Leefmilieu en Nieuwe Energie gebruikt. Hiermee geeft ons College invulling aan haar uitvoerende verantwoordelijkheid: de gehanteerde werkwijze is daarmee gelijk aan die van de ontwikkeling van de lopende Europese programma's 2007-2013.
Datum
29.01.2013
De Europese programma's hebben inhoudelijk gezien een brede reikwijdte. Conform de afspraken in ons College zijn de inhoudelijke portefeuillehouders de eerst betrokkenen op de inhoud. Systeemvragen/coördinatie met betrekking tot de Europese programma's vallen onder de verantwoordelijkheid van gedeputeerde Maij.
Kenmerk
2013/0005654 Pagina
2
Ervaring en belang Europese programma's Al sinds de jaren '90 is de provincie betrokken bij de programmering en uitvoering van de Europese programma's. Door de jaren heen zijn aansprekende resultaten behaald die geleid hebben tot een sterkere regionale ontwikkeling. In de praktijk is gebleken dat de Europese fondsen functioneren als een vliegwiel voor regionale publieke en private investeringen. In de huidige programmaperiode (2007-2013) is, door de inzet van Europese middelen en door de intensieve samenwerking met partners en partijen in de provincie, de onderstaande financiële impuls gegeven aan de regionale ontwikkeling. In onderstaand overzicht wordt de financiële stand van zaken van de Europese programma's weergegeven. Uit dit overzicht blijkt dat iedere Europese euro leidt tot een investering van vier euro in de regionale ontwikkeling van Overijssel. Binnen de Europese programma's zijn nog diverse projecten in behandeling om de laatste bestedingsruimte te benutten. Realisatie tot 01-01-2013 in miljoenen Euro's.
GO programma (Overijssel) POP/LEADER Interreg A Totaal
Europa
Overijssel *
Overigen
Totaal
47,4
22,9
139,5
209,8
37,9 42
27,3 7,9
50,2 53,1
115,4 103
127,3
58,1
242,8
428,2
* De kolom Overijssel is de som van de Overijsselse bijdragen aan projecten. Door bovenstaande investering is erde regionale ontwikkeling in Overijssel fors ondersteund. Door de inzet van de Europese programma's zijn o.a. meer dan 3000 arbeidsplaatsen gerealiseerd, meer dan 80 innovatieve projecten uitgevoerd en enkele tientallen miljoenen vervolginvesteringen uitgelokt.
Europese fondsen 2014-2020
Europese financiële en inhoudelijke kaders Europese programma's 2014-2020 De Europese fondsen kennen een complex speelveld. De financiële (Europese meerjaren begroting) en inhoudelijke verordeningen (wetgevingsteksten) worden grotendeels in Brussel bepaald. De uitwerking en invulling van deze kaders gebeurt nationaal en landsdelig, in afstemming met stakeholders (gemeenten, bedrijfsleven, onderwijsinstellingen e t c ) , en binnen de door uw Staten gestelde kaders. Vooruitlopend op de definitieve vaststelling door Brussel van de financiële en inhoudelijke kaders zijn we met de voorbereiding van deze uitwerking gestart. Financiële kaders Het budget voor de Europese programma's is opgenomen in het Europees Financieel Meerjarig Kader (meerjaren begroting) en wordt bepaald in Brussel. Vooralsnog is er in Brussel geen overeenstemming bereikt over het Europees Financieel Meerjarig Kader. Als tijdens de volgende Europese top in februari 2013 wederom geen akkoord wordt bereikt dan kan dit tot (ernstige) vertraging van de start van de nieuwe programmaperiode leiden.
Datum
29.01.2013 Kenmerk 2013/0005654 Pagina
Op basis van het concept Meerjarig Financieel Kader en de voorstellen van Europese Raadsvoorzitter Van Rompuy die ingebracht zijn voor de laatste Europese top, moeten we voor het EFRO/GO- programma rekening houden met een budgetverlaging van ca. 40% (periode 2007-2014 € 55 miljoen provincie Overijssel). In de voorstellen blijft de omvang van het POP vergelijkbaar (periode 2007-2014 € 30 miljoen provincie Overijssel) en stijgt het budget voor grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland onder het Interreg A programma met ongeveer 20% (periode 2007-2014 € 33 Miljoen provincie Overijssel).
3 Inhoudelijke kaders Naast de financiële mogelijkheden bepaalt Brussel ook de inhoudelijke voorwaarden, mogelijkheden en verplichtingen in de vorm van verordeningen. In november 2011 zijn de concept-verordeningen gepubliceerd. Naast een concept verordening die geldt voor alle fondsen gezamenlijk kent ieder fonds nog een eigen concept verordening. De verordeningen vormen het Europese kader waarbinnen de lidstaten c.q. de regio's de programmering van de Europese programma's nader invullen. De verordeningen worden in Brussel definitief vastgesteld nadat de Europese meerjarenbegroting is vastgesteld. In de concept verordening voor alle fondsen geeft Brussel aan dat de Europese programma's ingezet moeten worden voor het bereiken van de doelen van de Europa 2020 strategie. Deze richt zich op drie groeiscenario's: slimme groei (kennis en innovatie); duurzame groei (C02 reductie, milieu) en inclusieve groei (werkgelegenheid en sociale cohesie). Hiernaast beschrijft de concept verordening dat de programma's met elkaar verbonden moeten zijn. Tussen de verschillende programma's moet onderlinge afstemming en versterking (synergie) plaats vinden. De samenhang tussen de fondsen moet worden beschreven in een partnerschapscontract tussen de de lidstaat en Brussel. In een informele brief van de Europese Commissie (november 2012) aan lidstaat Nederland schrijft Brussel dat zij voor Nederland drie grote uitdagingen ziet: een innovatievriendelijk bedrijfsmilieu (innovatie); verhoging van de arbeidsmarktparticipatie door meer werkgelegenheid en sociale inclusie; een milieuvriendelijke en grondstof-efficiënte economie (koolstofarme economie). Als voorwaarde voor investeringen in het thema innovatie stelt de Commissie de opstelling van een Slimme Specialisatie Strategie verplicht. Deze is gericht op het verder versterken van sterke sectoren binnen een regio.
W-
Europese fondsen 2014-2020
Europese kaders EFRO De concept-verordening EFRO geeft aan dat dit fonds ingezet mag worden voor onderstaande 11 thema's. Minimaal 80% hiervan (op lidstaatniveau) moet worden geïnvesteerd in thema 1, 3 en 4. Hiernaast moet minimaal 5% van de Europese middelen geïnvesteerd worden in duurzame stedelijke ontwikkeling. Het maximale subsidiepercentage van de Europese middelen is 50%. Thema's EFRO: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Datum
29.01.2013 Kenmerk 2013/0005654 Pagina
4
Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie Verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van ICT Verbetering van het concurrentievermogen van het mkb Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken Bevordering van de aanpassing van de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheer Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen Bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren 8. Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit 9. Bevordering van sociale insluiting en bestrijding van armoede 10. Investering in onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren 11. Verbetering van de institutionele capaciteit en een efficient openbaar bestuur.
Europese kaders Interreg A De grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Interreg A kent dezelfde thema's als genoemd bij het EFRO-programma. Volgens de conceptverordening is er bij Interreg A geen sprake van verplichte thema's, maar mag vrij gekozen worden tot maximaal 4 thema's. Bij Interreg A dient grensoverschrijdende samenwerking voorop te staan. Het maximale subsidiepercentage van de Europese middelen is 50%.
Europese kaders POP/Leader Het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) maakt onderdeel uit van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) dat wordt gefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO). Het Leader-programma, gericht op projecten van zgn. plaatselijke groepen, maakt hier onderdeel van uit. Op nationaal niveau dient minimaal 5% van het POP-budget besteed te worden aan Leader. Het maximale subsidiepercentage van de Europese middelen is 50%. De concept-verordening POP beschrijft zes prioriteiten met maatregelen waarin geinvesteerd mag worden: Thema's POP: 1. 2. 3. 4. 5.
6.
bevordering van de kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden versterking van het concurrentievermogen van alle landbouwtypen en verbetering van de rendabiliteit van de landbouwbedrijven bevordering van de organisatie van de voedselketen en van het risicobeheer in de landbouw herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die aangewezen zijn op de landbouw en de bosbouw bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedsel en de bosbouwsector bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling, in plattelandsgebieden.
Europese fondsen 2014-2020
Uitwerking Europese kaders door provincie met partners De uitwerking van de Europese kaders voor het EFRO- en POP-programma vindt samen met provincie Gelderland plaats (landsdeel Oost). Op basis van de (concept)kaders uit Brussel en de door uw Staten gestelde kaders stelt landsdeel Oost i.o.m. diverse partners en stakeholders operationele programma's op. Een operationeel programma beschrijft de inhoudelijke thema's waarin geïnvesteerd wordt, de organisatorische vormgeving en de financiële tabel. Voor de uitwerking van de Europese kaders van het Interreg A programma werken we samen met zeven Nederlandse grensprovincies, het Ministerie van Economische Zaken en de Duitse tegenhangers. De Europese commissie stelt de operationele programma's vast. Hierna kunnen belanghebbenden subsidieaanvragen voor projecten indienen die binnen het programma passen. Hieronder informeren wij u over de totstandkoming van de operationele programma's en de hieraan voorafgaande stappen.
Houtskoolschets EFRO-POP Datum 29.01.2013 Kenmerk
2013/0005654 Pagina
5
In juli 2012 hebben de colleges van Gelderland en Overijssel de 'Houtskoolschets EFRO-POP' geformuleerd. De houtskoolschets beschrijft de eerste gedachten over de inzet van Oost-Nederland op de uitwerking van de Europese kaders in programma's voor de periode 2014-2020. Vanzelfsprekend hebben wij voor de opstelling van de houtskoolschets het Hoofdlijnenakkoord gevolgd, gevoegd bij de door uw Staten vastgestelde kaders zoals het Regionaal Economisch Beleid, Inrichting Landelijk Gebied, Gezond en Veilig Leefmilieu en Programma Nieuwe Energie & Uitwerking Energiefonds Overijssel bv. Hiermee heeft ons College initieel invulling willen geven aan haar uitvoerende verantwoordelijkheid. Hiernaast zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: keuzes zijn gebaseerd op Europees, nationaal, provinciaal beleid focus en thematische inzet van middelen waarbij de doelen aansluiten bij de coalitieakkoorden, rijksprioriteiten en EU2020; decentraal programma en regionale regie; optimale afstemming en samenhang tussen de structuurfondsen door deze op schaal van de regio in te vullen; Streven naar minimale administratieve lasten; Optimaal gebruik van beschikbare financieringsinstrumenten zoals achtergestelde leningen, participaties, revolving funds, etc. We streven naar naar inhoudelijke focus en en massa, mede gelet op de verwachte verlaging van budgetten. De integrale houtskoolschets is ter informatie bij deze brief gevoegd.
Slimme Specialisatie Strategie (SSS) Ten behoeve van het thema innovatie moet een SSS worden opgesteld. Dit document beschrijft de sterktes van een regio in vergelijking met andere regio's in Nederland en Europa. Samen met partners en partijen (stakeholders) zijn we druk bezig een slimme specialisatie strategie voor Landsdeel Oost te ontwikkelen. Op basis van de eerste concepten zijn er in Oost Nederland vier sectoren waarin we onderscheidend zijn t.o.v. andere regio's in Nederland en Europa: • • • •
High Tech Systemen en materialen; AgroFood; Health; Energie en Milieutechnologie.
»
Europese fondsen 2014-2020
De SSS beschrijft deze sectoren, hun onderlinge samenhang en de samenhang met ondersteunende sectoren (b.v. logistiek, maakindustrie, bouw). Juist de wisselwerking tussen de sectoren bepaalt het innoverend vermogen en de economische kracht. De SSS wordt gebruikt als (verplichte) onderlegger bij het operationeel programma EFRO om keuzes te maken voor de investeringen t.a.v. het thema innovatie. De mogelijkheid bestaat dat (bv. vanwege het naar verwachting afnemende EFRO-budget) er besloten wordt de financiering te concentreren op een kleiner aantal sectoren om vernippering tegen te gaan.
Operationale
programma's
Het uiteindelijke resultaat van het gehele proces zijn de operationele programma's met de bijbehorende documenten zoals een beschrijving van de administratieve organisatie, subsidievoorwaarden, inrichting insituties enz. Na goedkeuring door Brussel kunnen de programma's in uitvoering worden genomen.
Datum
29.01.2013 Kenmerk
2013/0005654 Pagina
6
Planning en vervolg Planning en vervolg van het proces zijn sterk ahankelijk van de besluitvorming op Europees en nationaal niveau. Uitstel van besluitvorming op deze niveau's leidt tot vertraging van het hierna beschreven tijdpad. De provinciale invloed hierop is zeer beperkt. Voor de overzichtelijkheid van het gehele proces ten aanzien van de ontwikkeling Europese fondsen is in onderstaand overzicht een scheiding gemaakt in het Europese proces en het nationale c.q. regionale proces. Ieder programma kent een eigen proces voor ontwikkeling en eigen lokale en regionale partners en partijen.
Europees proces: Publicatie concept verordeningen
november 2011
Publicatie concept EU meerjarenbegroting
november 2011
Vaststelling meerjarenbegroting
7/8 februari 2013
Vaststelling definitieve verordeningen
juni 2013
Beoordeling operationele programma's
september-december 2013
Goedkeuring operationele programma's
december 2013
Nationale c.q. regionale proces Vaststelling houtskoolschets landsdeel Oost
11 juni 2012
Bestuurlijk overleg grote steden Overijssel
26 juni 2012
Informatieve sessie SER Overijssel
27 september 2012
Voorlichting gemeenten e.d. Overijssel
16 oktober 2012
Bijeenkomst SSS met stakeholders
13 december 2012
Bestuurlijk overleg met Stas. Min van EZ
(POP)
Toezending SSS aan Min. van EZ Bestuurlijk overleg met Stas. Min van EZ
w
21 januari 2013 februari 2013
(EFRO)
4 maart 2013
Europese fondsen 2014-2020
Bestuurlijk overleg met Stas. Min. van EZ
augustus 2013
Operationele programma's PS (tk)
september 2013
Aanbieden Op's aan EU door Min. van EZ
september 2013
Co-financiering Europese programma's via Statenvoorstel/kerntakenbegroting
november 2013
Start EU programma's 2014-2020
1 januari 2014
voorzitter, Datum
29.01.2013 Kenmerk
Pagina
7
juni 2013
Regionaalvaststellen operationele programma's door GS
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
2013/0005654
(EFRO)
secretaris,
Houtskoolschets EFRO-POP Oost-Nederland, 11 juni 2012 Inleiding
Als voorbereiding op de nieuwe periode Europese fondsen 2014-2020 zijn in een bestuurlijk overleg, tussen Staatsecretaris Bleker en een afvaardiging van decentrale bestuurders, afspraken gemaakt over het te volgen proces. Onderdeel van deze afspraak is de opstelling van een houtskoolschets die de eerste gedachten over de nieuwe Europese programma’s beschrijft. Deze houtskoolschets beschrijft de inzet van Oost-Nederland op de Europese programma’s EFRO en POP. In verschillende overleggen is gesproken over de inhoud en het format voor deze houtskoolschets. Afgesproken is een bulletsgewijze opstelling van 2 à 3 A4tjes dat de onderstaande thema’s behandelt: • Resultaten/stand van zaken S3 • Synergie • Betrokkenheid steden • Inhoudelijke keuzes De provincies in Oost-Nederland willen de uitvoering van de Europese programma’s 2014-2020 in het teken zetten van de doelen van de EU2020 strategie. Oost-Nederland gaat bij de nieuwe Europese programma’s uit van de volgende uitgangspunten: • keuzes zijn gebaseerd op Europees, nationaal en provinciaal beleid; • focus en thematische inzet van middelen waarbij de doelen aansluiten bij de coalitieakkoorden, rijksprioriteiten en EU2020; • decentraal programma en regionale regie; • optimale afstemming en samenhang tussen de structuurfondsen door deze op schaal van de regio in te vullen; • streven naar minimale administratieve lasten; • optimaal gebruik van beschikbare financieringsinstrumenten zoals achtergestelde leningen, participaties, revolving funds, etc. De achterliggende doelen van de structuurfondsen 2014- 2020 passen naadloos bij deze ambitie van OostNederland. De fondsen zijn voor Oost-Nederland dan ook van essentieel belang om de regionale economie toekomstbestendig en internationaal concurrerend te maken en te behouden. Dit realiseren wij in OostNederland via meerdere sporen die nauw aansluiten op de Europa2020 doelen en de thema’s van het EFRO 2014 -2020 programma en de zes prioriteiten die de Europese Commissie heeft voorgesteld voor POP/ELFPO.
1.
We excelleren in onze Oost-Nederlandse topsectoren en we hebben speciale aandacht voor innovatie in de voor Oost-Nederland belangrijke bedrijfssectoren. Dit betekent dat we de innovatie stimuleren in onze topsectoren AgroFood, Health, High Tech Systemen en Materialen en de in opkomst zijn de Energie en MilieuTechnologie. Deze laatste sector onderscheidt zich onder meer op het gebied van de biobased economy met de Wageningen Universiteit als sterke kennisbasis van Oost-Nederland en daar buiten. Naast deze vier topsectoren zijn er in OostNederland meerdere bedrijfstakken met grote potenties om hun markpositie te vergroten. De regionaal sterke maakindustrie in het bijzonder levert een essentiële bijdrage aan de verdere versterking van de topsectoren. Daarnaast zijn ook de andere regionaal sterke sectoren zoals de logistieke sector, de agrarische sector en de creatieve sector van belang. Juist deze combinatie van regionaal sterke sectoren en de vier topsectoren in onze regio geeft een extra impuls aan de innovatie. Daarom ligt onze focus op de verbinding tussen de regionaal sterke sectoren met de topsectoren van Oost-Nederland. Daarnaast willen wij nauw samenwerken met onder meer landsdeel Zuid en provincie Noord-Brabant in het bijzonder en grensoverschrijdend met NordrheinWestfalen. Door de cross-overs over de landsdelen, maar ook internationaal, te bevorderen en gebruik te maken van elkaars kennis kunnen we de kracht van onze regio’s verder versterken. Zo kunnen we bijvoorbeeld de Red Med Tech Highway verder uitbouwen.
2. Wij zetten in op het MKB als apart thema, omdat het MKB dé banenmotor van de economie is. Ondernemerschap is cruciaal voor de veerkracht van de regionale economie en voor noodzakelijke vernieuwing van producten en diensten. Daarom zetten we in op meer en betere starters. Ook zetten we in op internationalisering en nieuwe bedrijfsmodellen. Dit geven we vorm door bijvoorbeeld het ondersteunen van projectontwikkeling en het inzetten op succesvolle coachingsprogramma’s om de competenties en vaardigheden van starters en doorstarters te verbeteren. Het gaat hierom om collectieve faciliteiten en activiteiten voor brede groepen. 3. In Oost-Nederland werken we aan een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en verminderde afhankelijkheid van het buitenland, met bijbehorende economische innovatie en groei. Wij willen de biobased economy laten floreren. Wij dragen bij aan de 20% energiebesparing in 2020, aan 14% hernieuwbare energie. Dit doen wij door een combinatie van innovatie (via de EMT sector), meters voorbereiden (ondersteuning van kansrijke marktintroducties) en meters maken (uitrol van kostenefficiënte projecten). Onder meters maken en voorbereiden ligt onze focus op grootschalige
energiebesparing bij de bestaande woningbouw en het bedrijfsleven. Daarnaast willen wij de regionale productie van hernieuwbare energie bevorderen, bijvoorbeeld door het opzetten van regionale duurzame energiebedrijven of het stimuleren van de productie van biogas bij agrarische bedrijven. Warmte-koude-opslag, verbranding van biomassa en windenergie hebben naast het stimuleren van zonneenergie onze speciale aandacht. 4. Oost-Nederland heeft een hoogwaardig platteland. Een grote diversiteit aan (agrarische) cultuurlandschappen en belangrijke natuurgebieden. Veel natuurgebieden hebben de status Natura 2000. De centrale opgave is om de natuurkwaliteit te verbeteren, de biodiversiteit te vergroten en de specifieke landschapstypen te behouden in combinatie met een economisch concurrerende (veelal verweven) duurzame landbouw. Voor de landbouwbedrijven zijn de uitdagingen om emissies te reduceren, de groene kringloop te sluiten, duurzame energie op te wekken en bij te dragen aan een biobased economy. Innovatie is daartoe noodzakelijk. Er dienen verbindingen te worden gelegd om de ketenontwikkeling van “kennis, kunde en kassa” te versnellen. 5. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat met voldoende voorzieningen voor bedrijven en werknemers is een essentiële randvoorwaarde om bedrijven aan te trekken en te behouden. Hierbij gaat het om fysieke maar ook om de digitale infrastructuur en een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Daarnaast hebben we ook oog voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor internationalisering.
Slimme Specialisatie Strategie
In het najaar 2011 hebben de provincies Gelderland en Overijssel het bureau ERAC opdracht gegeven een Smart Specialisatie Strategie (S3) op te stellen. Deze strategie is een verplichte conditionaliteit indien geïnvesteerd wordt in het thema innovatie van de Europese verordeningen. Een belangrijke stap om te komen tot een S3 is het betrekken van een grote hoeveelheid stakeholders in de regio. Daarbij is het van belang om te benadrukken dat het niet alleen gericht moet zijn op de slimme specialisatie sec, maar ook een visie is op de toekomst van de regio. In Oost-Nederland is ter onderbouwing van de provinciale beleidsnota’s op provinciaal niveau een uitgebreide consultatie onder bedrijven en kennisinstellingen gehouden. Deze waren mede bepalend voor onze S3. Aanvullend hebben wij voor de opstelling van de S3 diverse organisaties uitgenodigd ons te adviseren. Hierbij gaat het om de kennisinstellingen (Radboud Universiteit, Wageningen UR, Universiteit Twente), de Valleybureaus (Food Valley, Health Valley) en Stichting Kiemt. Daarnaast hebben de regionale SER Gelderland, NV Oost en Syntens, en de steden ons geadviseerd. Op basis van de huidige gegevens kiest Oost-Nederland voor de thema’s: • High Tech Systemen en Materialen • AgroFood • Health • Energie Milieu Technologie
Deze speerpunten sluiten in belangrijke mate aan bij de uitdagingen zoals geformuleerd door de Europese Commissie. Bij de uitwerking van deze speerpunten heeft Oost-Nederland zich niet alleen gericht op de triple helix, maar is tevens de vraagzijde betrokken (‘quadruple helix’). In het najaar van 2012 zullen definitieve keuzes met betrekking tot thema’s gemaakt worden.
Betrokkenheid steden
In de Europese EFRO-verordening staat opgenomen dat minimaal 5% van de middelen op nationaal niveau geïnvesteerd moeten worden in duurzame stedelijke ontwikkeling via de vorm van een ITI. Op basis van de huidige gegevens zal landsdeel West via haar OP voldoen aan deze verplichting. Voor Oost-Nederland betekent dit niet dat hiermee aan de stedelijke verplichting is voldaan. Oost- Nederland hecht waarde aan de betrokkenheid van de steden. De steden in Oost-Nederland worden niet alleen gezien als een belangrijke samenwerkingspartner bij de ontwikkeling, maar ook als belangrijke partner bij de realisatie van het toekomstige Europese programma. Vandaar dat de steden in Oost-Nederland uitgenodigd zijn een propositie op te stellen ten behoeve van de Europese programma’s. Landsdeel Oost geeft hiermee ruimte aan de steden om, vanuit hun eigen problematiek en wensen, met voorstellen te komen. We onderzoeken daarin verschillende mogelijkheden, variërend van een apart thema voor Duurzame Stedelijke Ontwikkeling tot het aansluiten bij de drie EFRO thema’s. Wij hopen dat deze stedelijke propositie direct na de zomervakantie 2012 beschikbaar is.
Synergie
Gedeputeerde Staten van de provincies Gelderland en Overijssel zijn van mening dat de synergie tussen de programma’s het beste bereikt wordt door het opstellen van één coherente ontwikkelings- & investeringsstrategie voor de Europese fondsen EFRO en ELFPO. Niet de doelen en mogelijkheden van de individuele geldstromen staan centraal, maar de inhoudelijke doelen die Oost-Nederland wil bereiken met haar investeringsstrategie. Door deze coherente strategie wordt voorkomen dat in individuele losstaande acties wordt geïnvesteerd, maar vindt er automatisch synergie plaats tussen de inzet van verschillende individuele fondsen. Zo is het mogelijk om innovaties op het gebied van biobased economy te stimuleren via EFRO, met daarop aansluitend de uitrol via POP te ondersteunen. Een ander mooi voorbeeld waarin EFRO en POP elkaar kunnen versterken, zijn de intiatieven om de economische explotatie van landgoederen te verbeteren en cultuurhistorische kwaliteiten te behouden door energiebesparing en productie van duurzame energie/biomassa. Ook kun je denken aan het toepassen van instrumenten die zijn ontwikkeld binnen EFRO ter stimulering van het MKB toe te passen in de agrarische sector met POP. Voor de aansluiting met Horizon 2020 zijn we in gesprek met de kennisinstellingen.
Proces
Zowel bij het ontwerp als de uitvoering van onze provinciale programma’s zijn wij continue in gesprek met onze partners: mede-overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Op basis hiervan zijn onze provinciale programma’s geschreven. Direct na de zomer worden de programma’s verder ingevuld in samenspraak met onze partners op basis van onder meer hun investeringsplannen. Deze zullen meewegen in definitieve keuze van de thema’s en bijbehorende investeringsprioriteiten. Onder voorbehoud van tijdige besluitvorming van de Europese Commissie over de verordeningen, het budget en het de nationale partnerschapsovereenkomst streven wij naar besluitvorming eind 2012. Ook zoeken wij verdere afstemming met de andere landsdelen om landsdeeloverstijgende projecten op eenvoudige wijze mogelijk te maken. Zo kunnen wij de ontwikkeling van de Red Med Tech Highway bijvoorbeeld verder vorm geven.
Samenvattend
Oost-Nederland wil aanjager zijn van kansrijke initiatieven. Het stimuleren van de werkgelegenheid is hierin leidend. Hierbij worden de Europese middelen gericht op het bijdragen aan de doelstellingen van Europe2020, doelstellingen die zich ook in de regio OostNederland als noodzaak manifesteren: • verhogen van het innoverende vermogen en verbeteren van de (mondiale) concurrentiepositie; • komen tot oplossingen voor het omgaan met klimaatverandering (onder andere transitie naar koolstofarme economie, biobased economy); • komen tot oplossingen voor gevolgen van demografische ontwikkelingen (onder andere healthy aging). Achtereenvolgens dus slimme, duurzame en inclusieve groei. Onderstaand geven wij de (voorlopige) keuze aan van thema’s en investeringsprioriteiten. Op basis van overleg met onze partners zullen wij komende maanden verdere focus aanbrengen.
Thema’s en investeringsprioriteiten EFRO en POP Oost-Nederland
Bovenstaande ambities vertalen zich in de volgende keuze van thema’s en investeringsprioriteiten uit de (voorlopige) Europese kaders van de structuurfondsen EFRO en POP. De komende maanden volgt verdere programmatische uitwerking en inkadering.
Slimme groei scenario
Versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling, innovatie en concurrentiekracht van het MKB
1.1 Innovatie Doel:
bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de topsectoren AgroFood, HTSM (inclusief Chemie/Kunststof, met als toepassingsgebieden o.a. medische technologie, bouw, automotive, energie- en milieutechnologie, coatings, etc.), Health en EMT.
a) versterken van de infrastructuur zoals open innovatiecentra, human capital en kennis- & expertisecentra; b) onderzoek en Innovatie om te komen tot nieuwe producten en diensten binnen de genoemde topsector; c) ondersteunen van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen en validatie van kennis binnen de genoemde topsectoren; d) bevorderen van de cross-overs tussen de genoemde topsectoren van Oost-Nederland onderling, én de cross-overs tussen deze domeinen en de regionaal sterke sectoren. Hiernaast ondersteuning van de samenwerking met andere sectoren die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verder versterken van de genoemde topsectoren.
1.2 Innovatie in de landbouw Doel:
bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de landbouw.
a) innovatie in de AgroFood sector door o.a. bevordering van kennisoverdracht; b) innovatie in de landbouw in plattelandsgebieden; c) bevorderen van de organisatie van de (voedsel) keten, o.a. door het stimuleren van nieuwe productmarkt-partnercombinaties, biobased economy, maatschappelijk verantwoord ondernemen; d) verbetering van de landbouwstructuur door herverkaveling en kavelruil.
1.3 Versterken van het concurrentievermogen van het MKB Doel:
verhogen van de concurrentiekracht van het MKB.
a) versterken/bevorderen van het ondernemerschap in alle sectoren door het ondersteunen van (kennisintensieve) starters, spin-off’s en “doorstarters”; b) ontwikkelen van nieuwe bedrijfsmodellen voor internationalisering van het MKB; c) versterken van het concurrentievermogen en verbeteren van de rentabiliteit van landbouwbedrijven.
Duurzame groei scenario
Inclusieve groei scenario
2.1 Koolstofarme economie
3.1 Sociale participatie en arbeidsmarkt
Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken
Doel: a) b) c)
bevorderen van energiebesparing en het opwekken van hernieuwbare energie.
ondersteunen van maatregelen op het terrein van energie-efficiency in het MKB, in openbare infrastructuur en woningbouwsector; bevorderen van de productie, distributie en het gebruik van hernieuwbare energie. (o.a. via bioenergie); ondersteunen van de verduurzaming in de landbouw- en de voedselsector door de steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie.
2.2 Duurzaamheid/milieu Doel: a)
b) c) d) e) f) g)
het ondersteunen van specifieke investeringen voor de aanpassing aan de klimaatverandering.
herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die aangewezen zijn op de landbouw. o.a. waterbeheer (inpassing Kaderrichtlijn Water, waterveiligheid); versterken van EHS en ondersteunen van agrarisch natuurbeheer binnen de EHS; opstellen en uitvoeren beheerplannen Natura 2000 (inclusief de uitvoering van de PAS); stimuleren van emissiebeperkende maatregelen in de landbouw (ammoniak, stof, geur); compenseren van bovenwettelijke verplichting i.h.k.v. agro-milieu diensten door ondernemers; verduurzaming veehouderij; stimulering biologische landbouwpraktijk.
2.3 Behoud en versterken cultureel erfgoed Doel: a)
ondersteunen en behoud van het cultureel erfgoed in de regio.
investeren in ontwikkelen en behoud agrarische cultuurlandschappen, waaronder in nationale landschappen en Nationaal Park via ‘groene diensten’
Doel: a) b)
bevorderen van werkgelegenheid en ondersteunen van de arbeidsmobiliteit.
realiseren van leerwerktrajecten; realiseren van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit en werkgelegenheidsinitiatieven
De prioriteiten onder dit groeiscenario worden met name door het Europees Sociaal Fonds (ESF) gerealiseerd. Als landsdeel Oost pleiten wij voor een goede aansluiting van ESF op de Human Capital Agenda’s in relatie tot de topsectoren. De provincie heeft geen betrokkenheid bij de programmering van dit fonds.
Overige bepalingen in de verordeningen over de budgetten
In de POP-verordening is opgenomen dat minimaal 5% op nationaal niveau besteed wordt aan de LEADERwerkwijze (bottom-up aanpak door ingestelde plaatselijke groepen aan de hand van een sub-regionaal opgestelde ontwikkelingsstrategie). Deze werkwijze is op een aantal punten succesvol gebleken. Onderzocht wordt hoe deze werkwijze (thematisch) kan worden ingezet bij de realisatie van de Europese programma’s.