prijs 0.50 fr.
HUMORISTISCH WEEKBLAD . 2e Jaargang - Nr. 4 3
23 Feb. 1933
KOEKOEK
WEG MET DE LASTERPERS Marie-José verkeert met in blijde verwachting Integendeel, ze zal haar land in Juli f met een koninklijken spruit verrijken ! Devèze verbiedt «Le Peuple» in de kazernen, maar zou hij niet heter «Het Handelsblad» kort en goed verbieden ln gansch België? «Le Peuple» ruit zoogezegd de soldaten op, maar weet men wel wat het Antwerpsch katholiek orgaan-ln-kwestie doet om het koninklijk gezag te ondermijnen? Vormt men zich in de regeering wel een duidelijke gedachte van den laster, dien «Het Handelsblad» rond «trooit? Oordeelt zelf, lezers: «ITALIË Een blijde gebeurtenis verwacht bü de kroonprinses.
moest men algemeen een dergelüken gedachtengang beginnen volgen? Verbeeldt u eens: Mejuffer Lippens heeft deze week niet gevlogen... Miss België heeft sedert veertien dagen niet meer den gewonen grooten wasch gedaan... Onze Palmyre danst den rumba met meer... Joséphine Baker begint bleek te zien... Conchita rüdt MET meer per auto... De Fransche schrüver Céllne begint te sneukelen... enz., enz. En dat zou zoo maar voldoende zün om te veronderstellen... Foei! Daarom eischen wü, dat de betrok-
ken minister zou ingrüpen om de verdachtmakerspers te muilbanden en onze patriottische eer te beschermen. N. B. — Het is evenwel met groote vreugde, dat we onze lezers kunnen melden, dat prinses Marie-José, verre van het slachtoffer te zün der beschuldigingen die «Het Handelsblad» tegen haar uitkraamt, welvarend ls en dat ze — O, God zü gedankt, — Italië met een achterkroonprins (esje) denkt te verrüken in de maand Juli! Deze koninklijke vruchtbaarheid zal door gansch het fascistische macaronllantjl voorzeker een storm van toejuichingen! en sympathie doen opgaan, waarbü ons bü voorbaat aansluiten.
Rome, 15 Februari. Volgens een bericht uit Napels, gaat in kringen van het Italiaansche hof het gerucht, dat prinses Marie-José, de gemalin van den kroonprins Umberto, in Juli een baby verwacht. Het gerucht wordt niet bevestigd, doch men ziet een bevestiging er van in het feit, dat de prinses zich strikt onthoudt van alle sport, die zü anders druk beoefent, zooals ski-en en tennissen». Ieder rechtschapen vaderlander vat onmiddellük het loensche dezer informatie. Waarom zou «Koekoek» niet even goed het volgende kunnen melden? «Volgens een bericht uit Gent, verwacht Juffrouw Boonants, binnen elf maanden, een of twee bables. Het gerucht wordt niet bevestigd, doch men ziet een bevestiging er van in het feit, dat de schepenin de sport nu büzonder druk beoefent, zoowel het kaartspel als de lutte». Maar we zullen dit bericht niet afkondigen en nog minder onder de oogen onzer lezers brengen, want we weten te goed hoe gevaarlijk ze zün en hoe woorden daden wekken. In elk geval moeten we nu zonder verwül de leugens van «Het Handelsblad» logenstraffen. Marie-José is er het meisje met naar om zich zoo maar te laten doen en als ze nu niet meer tennist of ski-loopt, is dat haar zaak en gaat dat het gazetje van de Lünwaadmarkt absoluut niet aan. Voilai Waar zou het overigens heen gaan
De voorzitter van de HerstelkonferenUe. — Zeg eens... hebt ge gedacht aan de 20 fr.. die ge me nog schuldig züt? (Dublin Oplnion)
HUMORISTISCH WEEKBLAD van VOORUIT Redaktie : 6 4 , St. Pietersnieuwstraat, Gent — Telefoon 1S7.40
Abonnement > Jaar Abonnement ' maanden Abonnement 3 maanden Postcheckrekenlng «Het Licht»
fr. 25.00 r. 13.50 fr. 6.25 n. 56733
Verschijnt den Donderdag — 0.50 fr. per nummer Nummer 4 3 - Tweede Jaargang - 23 Febr. 1933
ONZE GALERIJ VAN B E R O E M D E EN B E R U C H T E
D
r
Vlaaien zijn Vlaamsche papach tige baksels — soms misbaksels — niet te verwarren met de Vlayen, waarover wij het hier hebben. Niet dat hij niet smakelijk en zoetjes zijn kan, maar week en halfbakken ls hij toch feitelijk niet. Al de le zers van ons bijblad Vooruit ken nen hem. Ze kunnen nog geregeld iedere week zijn vulgarisatie-arti kels lezen in den jaargang van 1931. Maar dat is een andere kwes tie en als hij nu niet meer in Voor uit schrijft, komt dat door de on geneesbare, slepende ziekte waar aan onze dokter lijdt: de ver strooidheid... Toen hij op de wereld kwam, dacht hij er zelfs niet eens aan! Van toen af is hem die vergeetmanie bijgebleven en moest ge hem b.v. vragen, wanneer voor het eerst de week-end in zwang kwam of wanneer Julius Caesar zijn laat sten radio-speech hield, hij zou het zich heel zeker niet meer her inneren. Hoe iemand met zulk een geheu gen dokter worden kon is ons een raadsel gebleven. Een feit staat echter onomstootbaar vast. Vlayen was een der eer ste wijkdokters van den Bond Moyson en deze heeft or zich nooit over te beklagen gehad. Door eigen studie verdiepte onze esculapus zich meer en meer in de baksteeniologie en was hij dan ook op een gegeven oogenblik de aangewezen man om het laboratorium van den Bond in te richten. Hij dresseerde daar voor het eerst de mikroben van de tering en de onwetendheid, verschalkte er de meest uitgeslapen kiemen, zette er de bakteriën letterlijk het mes op de keel en dwong ten slotte den eerbied af der meest preten tieuse bacillen en menschen. De opsporingen der ziekten en zijn studiën over sociale genees kunde brachten hem meer en meer op den voorgrond, terwijl zijn demokratische opvattingen hem in nauwere betrekkingen deden ko men met het bestuur van de socia listische mutualiteit te Gent.
MANNEN
VLAYEN Maar Dr. Vlayen zcu weldra uit zijn wereld van pottekens, pannekens en proefbuisjes een wonde ren opgang beleven. In 192b reeds voelde hij zich niet meer op zijn gemak in 't laboratoriumken der Speldenstraat. Er moest iets ver anderen in zijn bestaan... En 't kwam- Hij kreeg een ruimer werk veld in de vrachiige lokalen, der St. Margrietstraat. Maar 't was nog niet alles: hij werd professor aan de Gentsche hoogeschool. Toch waren zün am bities nog niet gestild: hij werd kandidaat senator... De verstrooidheid rad echter hier in haar ergste stadium en die kandidatuur kostte T~em heel wat moeilijkheden vanwege het minis terie om ten slotte totaal in den vergeethoek te geraken. En het was maar best ook. Want Vlayen had zich eens te meer ver gist, voor zoover een dokte, zich vergissen kan, wel te verstaan. Hij dacht zoo bij zichzelf: met mijn bolhoedje, met mijn cigarillotje en mijn paravluuken zie ik er heel en al gesteld uit om in den senaat op pensioen te paan. En hier lag zijn groote dwaling! Hij. die zich reeds bij de ouderen re kende, hij was nog maar pas zijn geestelijke puberteitsjaren inge treden en zou nog eerst zijn ware mening moeten ontdekken : vee arts. De menschheid heeft oiiwijlen zooveel ondankbaars en ellendigs aan zich, dat de broederliefde van lieverlede overslaat naar de dieren. En zulke tragedie speelde zich onbewust in de ziel van onzen dok ter af. Hij huufde op een mooien mor gen 5000 M2 grond aan 't Patijntje, de bekende Leiebocht bij Gent en vestigde er zich temidden een neer hof, waarvan twee reuzenganzen — Jan en Mie — het sierraad uit maakten. Het was te schoon om waar te zijn; iedereen gevoelt dat onmid dellijk. Maar iets wat nochtans waar en schoon is, en waarover we wel gaarne een woordje zouden J
wülen zeggen, ware het niet dat die loensche Jo-jo zich nu juicht ach ter onzen rug over ons papier heenbuigt, dat is... Mevrouw Vlayen. Ze IS de joviale, rustige, verstan dige, trouwe levensgezellin van hem, die ze weet te sussen als de kiespijn hem te pakken heeft. Geen honderd geneesheeren kun' nen het dan verhelpen. Dat gebeurt al eens meer in het leven van Dr. Vlayen, die een ge zworen vijand is der specialiteit engeneesmiddelen en vroeger steeds de apotheek voorbijliep om in den kruidenierswinkel van Vooruit eenige katrienspekken te koopen tegen de valling... Doch laten we liever tot het eeuwig weibliche terugkeeren. Zekeren dag dus, kon de vurige dokter in kwestie zijn vrouw al weer niet gerust laten. Ze hield een lief hondje op den schoot. Reeds had hij eens zijn tanden la ten zien, maar Dr. Vlayen, de algoede dierenvriend stoorde zich daar niet aan en deed maar voort. Maar «knap» zei Azor, en hij beet zijn meester een stuk oor af. Sedertdien kent de liefde van onzen doorbraven held voor hon den, katten, peruchen, kanarievo gels, Engelsche kiekens, ganzen, kalkoenen, konijnen, steenratjes en goudvischjes geen grenzen meer. Hij loopt nu b.v. heele dagen te zagen en te vragen naar de zon derlingste diertjes om zijn aqua rium te vullen: garnalen, oesters, gezoden kreeften, voorloop van krokodillen, gerookte haring, inge legde rogge, sardienen en pterophyllum scalare, een visch die iedereen kent en waarover ge ons niets verwijten kuntDr. Vlayen heeft tenslotte nog één geluk : hij mag van chance spreken, dat hij niet in de buurt woont van dokter Pangloss Die twee lollekensheeren passen zoo goed bij elkaar, dat het geen week zou duren of ze richtten SA men een sanatorium op, om er allé ziekten te genezen met den lach.. (Zie vervolg onderaan blz. 4
KOEKOEK
Staatstelegram We ontvingen van Z. Exc. minister Albert Devèze volgend telegram, réponse pavee: Ultieme verwittiging aan «Koekoek» mijn piotten met rust te laten, gedaan te maken met ophitsingen of anders zal 't blad verboden worden in kazernen. Dringend antwoorden. ALBERT DEVEZE, minister van landsverdediging. We hebben niet geantwoord, zoodat Devèze zijn «réponse payée» mag terug vragen. De redaktie, bij hoogdringendheid bijeen geroepen, heeft nochtans besloten goed gevolg te geven aan Devèze's bede. Iedere redakteur heeft het op zich genomen zich een tijdje bezig te houden met de kindermeiden, die een piot verzorgen, ten einde op onrechtstreeksche manier den revolutionnairen geest in het leger te bestrijden.
L ILLLLLL ILLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLL
Dr VLAYEN (Vervolg)
Want Vlayen is een lacher! Hij kan het uitproesten als geen en op zulke momenten zou hij zelfs Koekoek onder de tafel lachen Is het dan te verwonderen, dat soo'n beestenvriend al eens op de universiteit vergeet, waar htj gebleven is met ztjn kursus of een afspraak verzuimt of twee uren te laat komt op een banket of bij het visschen al eens grooten dorst krijgt en met leege handen, leegen vischkorf en leegen porte monnaie thuis komt? Maar we zullen voorzichtigheidshalve hier maar ophouden met kwaadspreken, want anders krijgen we nog het protest naar onzen kop van de honderden menschen, die Vlayen reeds uit den nood geholpen heeft en van de jonge dokters, die hij langs den centralen dienst der mutualiteit betrekking bezorgde en van de heele Patijntjeswijk, en van den Bond Moyson inkluis, die in hem zijn geneeskundigen bestuurder erkent, en van den socialistischen studiekring, waarvan hij een der stichters is, en van de vele vrienden, en van de nog talrijker vriendinnen, en van... Doch genoeg ;we gevoelen dat we te ver zouden gaan en op het fatale terrein belanden, waar Freud en de symbolisten op den loer liggen. En het ligt allerminst in onze bedoelingen onzen charmanten kameraad op te hitsen en warm te maken: vlaaien proeft men eerst na de volledige afkoeling.
De 'Gazet van Antwerpen' slaat op de bloote kont van studenten Het was een tijdje geleden, dat wij de «Gazet van Antwerpen» niet meer gelezen hadden. Maar, zooals een Franschman eens zei, in lederen mensch huist er een ingedommeld zwijn. Dat zwijn werd onlangs weer geheel wakker in ons, en onze zwijnennatuur dreef ons naar den zwijnenbak. Zoo kwamen wij met onze varkensoogen weer eens terecht in de «Gazet van Antwerpen». En wij lazen er, onder den titel «Studentenwaanzin» volgend stichtelijk en kristelijk proza: « ... den walg bij het vernemen der motie van den Gentschen tak van het Algemeen Vlaamsch Studentenverbond, die instemt .net het boycotten der Belgische Kunsttentoonstelling te Berlijn, met het heraanhechten van Eupen en Malmedy bij Duitschland » «Maar voor sommige jongens die thans aan de Hoogeschool van Gent studeeren, is dit verlies gewettigd. »Die sprietellngen, geboren in de oorlogsjaren, zijn nu geworden een tak van het Vlaamsch Hoog-Studentenverbond.
»Hoogstudenten dus, die zich verlagen de zolen te likken van de Duiitsche geweldenaars, waaraan nog het bloed kleeft van zooveel Belgen. Het weze gezegd dat de Vlaai sche pers, zelfs de meest vooruitstrevende, dde jongens, of liever, knapen, of beter, die kinderen of, nog best, die kerstekinderen loon naar werken heeft gegeven. »Zouden die laagstudcerders niet best argumenten verdienen a posteriori — de plaats waar de rug van naam verandert? Indruk op het verstand? — Neen. afdruk, der platte hand op dat waaraan zij zooveel vagen, ook «den Belgiek!» Dat is proza! Steekt miljardedju hun broek af en pletst op hun bloote kontl En de kinderkens van alle kristelijke gezinnen zullen bij dat zicht m vreugde losbarsten! Vooruit jongens! Klopt ze maar op hun achterdeel, op hun drieletter, spuwt op hun bloote billen, wrijft hun bulk met blink in! En dat in geen enkel huisgezin de «Gazet van Antwerpen» ontbrekeü
De regeering zal maatregelen om de wapenfabrikage en den in wapens te kontroleeren.
nemen handel
(DE DAGBLADEN).
Q.FVLIF« SCHNEIDER. — Onze fabrikatie kontroleeren! Hoe willen ze dan, dat de zaken hernemen I ! (Teekening van R. Fuziers uit «Le Populaire», Parijs)
KOEKOEK
5
Diepzinnige beschouwingen rond de laatste ministerkrisis door Jozef Delille, Volksvertegenwoordiger Onze parlementaire medewerker had «, benevens zijn Kamerverslag, enele parlementaire beschouwingen gebonden. [ Deze laatste hebben we echter in de scheurmand gegooid, omdat Jozef DeLLLLLE (volksvertegenwoordiger, milleIJU!) er in zijn «Getrouwe Maldegem» sl betere geeft. :f dat en ge zult lek-mij-lepke
n!
« — Het lijkt wel of de Kamer van iiksvertegenwoordigers voor onze Iers van 't Getrouwe « werkt ». ' We waren nog geen drie dagen sollen of we moesten een nachtvergadettog beleven, wat in geen tien jaren gebeurt. We moesten regeeringsvolftachten slikken wat geen drie keer h eere eeuw tijds is voorgekomen. ! Bn nu beleven we een val der regeerfitflr de Broqueville over de zes-zevende «n een dorpsstem. Terwijl het in geen jaar is gebeurd dat de regeering - een interpellatie viel, al was die zoo geweldig. Het is nog niet gedaan met de merUnswaardigheden. We krijgen in 't JORT ook een geheime Kamerzitting. »
De liberale volksvertegenwoordiger Marien is aan den parlementairen dood ontsnapt, onthult verder Delille in zijn zoetsappige Vlaamsche tale: « — Toen we twee minuten nadien in de koffiezaal zaten, zei een geestige confrater: « Jongens, jongens, wat hebben we daar een schoone kans laten voorbijgaan. Toen de h. Marien zei «ik kom ik van Moerbeke » moesten we voor de grap geroepen hebben: Ge hadt er beter gebleven... « Want weet ge het nog, dat er een was, die den eersten keer sprak, en zei: Ik kom ik van. Moeskroen. Toen werd er geroepen: Ge zoudt er beter gebleven zijn, en de man was zoo uit zijn lood geslagen, dat hij niet meer verder kon.»
Dju! Een tegenvallertje dus, maar we vergeven het aan volksvertegenwoordiger Delille (ja! ja! volksvertegenwoordiger!!), omdat hij zulke heerlijke dingen zegt over den val van 't ministerie. Jozef Delille (volksvertegenwoordiger, zeg ik u!) had de kwestie van Hastière rijp overwogen en er zelfs thuis over gesproken: «— Luistert: Men wachtte zooals F Ge ziet wat het doet een man als dat alle weken gaat. tot 's anderenpelllle in de Kamer te hebben! En, daags om 3 uur om te stemmen. Tot hij zegt, zijn er nog «merkens- hiertoe niemand die dacht dat het rdigheden» te verwachten. Onder scheef zat en niemand die met vrees liep. met Delille zelf. Ik zeg thuis, ik ga mij in deze stemde verstandige lezer zal öe- ming onthouden. Zoo heb ik gelegen^ dat Delille zich niet bepaalt heid er op te wijzen dat het toch niet deze enkele diepzinnige beschou- juist was, dat men van ieder kant een stem heeft afgehouden, omdat een :en. soldaat gestemd had. geeft meer en beter. Men moet weten de stemmingen in de Kamer zijn slecht ingericht. Het sou moeten toegelalaten zijn, dat degene die ja of neen stemt, ook met drie regelen mag zeggen onder welken drang hij ja of neen heeft geantwoord. »
- Het is niet juist! Er zijn schepen isn 40.000 ton, die branden gelijk lucijtts... en op dsze karkas van een boot ^ er geen middel om een kachel aan -"en, L
En niettegenstaande Jozef Delille er thuis over gesproken had, maar anderzijds wegens de slechte manier van stemmen in de Kamer, werd het ministerie dus op zijnen bult gelegd. De eerste, die stemde, vervolgt Delille, was de liberaal Baelde, en hij stemde tegen de regeering. Oei-oei, riep men van tien kanten te gelijk. schrijft Delille. Dat moet zoo iets geweest zijn, veronderstellen wij, alsof er 50 volksvertegenwoordigers met tandpijn zaten. En dan volgt de stilte op den storm van oeijejoei: «Suust-suuuust — Het wordt zoo stil in de Kamer dat men een muisken kan hooren loopen terwijl het bureel de stemmen samen telt. De Voorzit-
ter leest luidop:83 tegen 74 stemmen en 5 onthoudingen.» Pafte! De boel ligt er en de Broqueville neemt ontslag. «Iedereen raapt zijn papieren samen en trekt zijn jas aan», doch Delille (hij is immers ook volksvertegenwoordiger) doet het anders: «Ik heb nog tijd en zet me op een vensterbank, op mijn eentje, deze wereld t. bekijken. En denk: Minister de Broqueville moest maar het ontslag der ministers niet gegeven hebben. Honderd keer heb ik het geschreven: dat dit juist de groote kwaal is van de Kamer, dat men de volksvertegenwoordigers keer op keer wil dwingen tegen hun geweten te stemmen, om de regeering te redden. Men zou moeten aannemen, dat de Kamer mag stemmen zooals ee wil, toch zeker over zulke nietige dingen als vandaag. De ministers zouden niet moeten aftreden, omdat zij een « berisping » krijgen.» Dat is gesproken, zie, en men leert er tevens uit hoe goed het is zich op zijn eentje op een vensterbank te zetten, — dan krijgt men... koninklijke gedachten: « — Wanneer ik thuis kom, hoor ik zelfden avond door de radio, dat de Koning intusschen hetzelfde moet gedacht hebben. » Laten we juichen en met de andere hand stilletjes denken: Gelukkig het land, dat zijn groote mannen eert!...
— Simone... maak me een gelukkig man... word mijn vrouw!... — Dat hangt er van af, kommandant... Hoeveel maanden op een Jaar zijt ge afwezig?.
KOEKOEK
6
Z U U R EN Z O E T (UIT
HET
DAGBOEK
(SLOT) Iedere stiel die zich respekteert heeft zijn patroon. En de andere ook. Zoo is er een heilige Voor de suikerbakkers, de advokaten, de paardendieven, de hoorndragers, de kanonniers en de plantrekkers. Ook de geneesheeren be zitten hun patroon: den heiligen Esculapus. Met dendienen is 't maar aardig afgeloopen, zooals ge misschien weet. Zijn ijver en zijn plichtsbewustzijn gingen zoover dat hij, niet alleen de zieken genas, maar zelfs de dooden weer in 't leven riep. Hetgeen hem natuurlijk de vijandschap van een heele boel menschen op den nek haal de. Om te beginnen van de gemeentesekretarissen, die hun boeken van den burgerlijken stand nooit ln orde kon den brengen. Nauwelijks hadden zij eenen afgeschreven voor 't piereland. of daar daagde Esculapus op en tien minuten later stond de springlevende doode weer op 't gemeentesekretariaat. achter een nieuw pasport.
VAN
DR
t Was zelfs verloren geoorlogd! De regimenten van den vijand vielen om ver als kaartenhuisjes, maar helaas! zij lagen nog niet schoon op hunnen bult of, door tusschenkomst van Escu lapus, stonden zij weer paraat. Een groote moedeloosheid maakte zich van de patriottische burgers mees ter. De professloneele heiligen, die hun brood moesten verdienen met mirakels te vertoonen op de kermis sen, begonnen te morren. De onaf hankelijke pers trad in aktie. Alles had zich misschien nog bepaald bij een parlementaire motie van wantrou wen tegen Esculapus, ware Pluto het leger der ontevredenen niet komen aandikken. Pluto, dat was den direkteur van 't kerkhof. — Ge rafelt heel mijn kliënteel weg! lamenteerde hij. Waarop hij besloot bij den algemeenen direkteur, meneer Ju pi ter, te gaan. Toen meneer Jupiter van Esculapus' fratsen hoorde, schoot hij plotseling in zulke koleire dat hij, stande pede.
PANGLOSS) den bliksem op onzen wonderdoend afzond en hem in een hoopje asch veranderde. Het ergste was dat Esculapus, DIE zooveel stervelingen uit den nood had geholpen, zich zelf niet kon helpen. Hij was dood en bleef doodZiedaar de levensgeschiedenis VAN onzen patroon. De zcdeles DIE zij bevat is gelukkig met verloren gegaan. WIJ, moderne Esculapen, zullen ons WEL wachten van de levensgeesten aan EEN doode terug te schenken. Dat IS overigens geen spel. Iedereen moet leven, ook Pluto. In n'y A pas DE sot métier! zegt de Pranschman. DAAR om is ons doel van Juist het tegen overgestelde van Esculapus te doen. En ons korps bevindt er zich niet slecht bij. Dat wil natuurlijk met zeggen DAT alles op wielkes loopt in onzen stiel. De menschen hebben, helaas, NOG altijd niet geleerd tot hiertoe VAN DE markt af te trekken zonder onze direkte tusschenkomst. Sterven LS Inderdaad zoo gemakkelijk niet en daartoe HEEFT men nog altijd onze hulp vandoen. HET spijtige van *t geval LS, dat WIJ ZELF ter plaatse moeten gaan en dat DIT niet kan gebeuren per korrespondentie. Zoo werd lk verleden WEEK telefo nisch naar Kriebelgem geroepen. Kriebelgem is ver, en in tegenstelling met wat de publieke opinie denkt, bezitten al de jeneesheeren nog GEEN auto. Per velo ging het ook met, W ANT lk had mijn rijplaat voor 1933 nog niet betaald. Te voet dus. Als ik te Kriebelgem aankwam stond 1 de zieke juist op 't punt VAN TE J genezen. Goddank! dat ik nog in ttjds was! Tien minuten later WAS hij natuurlijk dood. Met mijn twintig zuurgewonnen baarden op zak stapte ik de dorpsherberg binnen. — Kan ik hier overnachten? VROEG ik. — Zeker! Waarop ik kennis maakte MET DE J feestvierende erfgenamen van DEN overledene en om twaalf uur van DEN nacht in slaap viel, na tezamen ONS verdriet te hebben afgedronken. — Hoeveel ben lk u schuldig? vroeg ik 's anderdaags aan den waard. — Welke kamer hebt gij gehadf vroeg hij. — Welke kamer? Gij weet toch WEL dat ze allen bezet waren en LK op den biljart moeten slapen heli — O! sprak de man, op den biljart? Dat is 1,25 fr. per uur! IK heb gezworen van nooit meer naar Kriebelgem terug te keeren. Als de menschen daar willen STERVEN moeten ze 't maar trachten van het zonder mij klaar te spinnen. 1
KOEKOEK
7
DJLSTERSCHE NEN DROEIM DE MOESJ LS ZOO EEN BEETJE DE PLATTE NN AALST. LAATST ZAT HIJ MET MIJ OP BFÉ EN WELDRA SPON ZICH TUSSCHEN ONS ILTLGEND GESPREK AF, DAT NATUURLIJK DOOR EENIGE DRINKEBROERS, DIE MET ONS AANATEN, MET GRETIGE ÓOREN WERD AFGE[KSTERD. F— ZEG, MOESJ, ZOO BEGON IK, KERN VAN • T NACHT VAN A GEDRLMDT L — A. MERCI, EN KWAMP EK ER SCHOEIN J - JA, DA GINK NOGAL. PROEPER EN NE DA TOCH OELK NIE... L — AWEL, VERTEL VOESJ, DAAGDE DE BRUTALE KEREL ME UIT. [ — WE WOREN ALLETWIE DOEID, MOESJ... - TES WEL. DAT NIE LANK EN DIERT MET DAT WELEK, ONDERBRAK MIJN VRIEND, R— ...EN EK GINK NO DEN EIMEL LEK AS • T Ui L CDE DEFTIGE, BRAVE, IERLEKKE... «•> ...DELGNLETEN DOEN... — ZUST. GE WORT VELRRE MOJ VE BINNEEN N TE GOON. AS GE GOJ AL EN ALF IER H VU. MNNEN WORT, GOOT DEI POEIRT OEPEN EN I MOCHT EK MIJN ENTRÉ DOEIN. EN DO BEGOST MEN EKZOOM. WIE ZIJDE GIJ VROEG SINTJE PIETER ME «ENNE GAVE SLEITER IN ZEN ANT. ITUSTALA VAN OJLST, ZEIK. EN GE ZIJ GOJ GETRAAD? VROEG SINTJE PIETER ME ZENNE SLEITER IN ZEN GAVE UT. JOIK. ZEIK OPNIEUW. HOVELL KIEREN EE GIJ A VRAA NEN PERMANANT GEGELVEN? SPRAK DEN ELLIGE P I EEN ANT LN ZENNE GAVE SLEITER. I WABLLEF, SINTJE PIETER, NEN PERMA[SANT GELVEN? KEN BENNE KIK GIENE KWAFFEUR!
I
HOVELL KIEREN DAG A VRA... VROEG DE LINT ALWEER, TERWIJL HIJ ZIJN GAVE ANT BE ZENNE SLEITER OMHOEIG ACHTER ZENNE
HUMOR
KOP STAK EN ZEN VINGERS OEPEN ZETTE. ALMENEKIER WAS 'T ME BEGRIJPELIJK WAFFERE PERMANENT ER IN T SPEL WAS. IK WERD ZOE ROEID AS E KOELKE VIER EN SCHLDDERDE ME MENNE KOP VAN NIE HOVEIL KLEREN?... BRULDE SINTJE PIETER. IK SCHLDDERDE ME MENNE KOP NU VAN JA MAAR ZEI «NIKS NIEMENDALLE». WADDE, EK ZEGGE NIKS NE MIER, ZOJ PETRUS EN ZEN ANT KWAMP NOR OMLIEG, GINK NOR E SCHOT LN EN KAS EN PAKTEGEN EN STIK KRIJT ZOE DIK AS MENNEN ELREM EN WEL TFIJFTIG SANTEMELTERS LANK. PAK VAST, ZEI HIJ EN KPAKTEGEN DA STIK KRIJT IN MEN TWIE ANNEN. DAN DEIJ SINTJE PIETER EEN WOLK WEGGOON EN 'K ZAG NEN LANGEN TRAP NOR OMHOEIG, MO TENNE ZAG EK NIE. GE GOJT NOR OMHOEIG GOON, MOR VER IEDRE KIER DAG A VRA GEKROLD HET TREKTE E METJEN OP DE TREIJ. MOR SINTJE PIETER, PROTESTEERDE IK KEN EM... NIKS TE PIETEREN, ONDERBRAK HIJ BARSCH, VEROIT NOR OMHOEIG... EN 'K BEGOST ME WEIRK ME DA STIK KRIJT, DEIR DAK TOCH NIE ANDERS EN KOST. — ZEG, ES DA VAN MIJ DAGGE GCDRIMD HET, VROEG NU DE MOESJ AL LACHENDE. — EN AS EK OP DEN VIJFDEN TRAP WAS, VERTELDE EK ONVERSTOORBAAR VSRDER, ZAG EK NO OMHOEIG EN DO KWAMP DE MOESJ NO BENEEN... — MO EK WED DAK KIK ZONDER KRIJT WAS! TRACHTTE ONZE LACHER LN 'T MID DEN TE BRENGEN. — JO, MOESJ, GE WORT ZONDER KRIJT, MO GE KWAMP NO BENEEN BIJ SINTJE PIETER OM EN TWIEDE STIKL DIN AVOND HAD IK NATUURLIJK DE LACHERS NU VERDER OP MILNE HAND. ITUSTALA
Bij de Geleerde Mannen EEN JONG SCHRIJVER VERSCHEEN BIJ "SR WALLACE OM HEM EEN NOVELLE, ITELD «DE KORTSTE WEG» VOOR TE LEZEN, MWELVJKS HAD DE JONGELING EENIGE IN AFGEDRAAID OF WALLACE ONDERHEM: PARDON MENEER, MAAR 'T SCHIJNT NIET DAT GIJ DEN KORSTEN WEG VER KOZEN HEBT!
I
— HOE BEDOELT GE? VROEG DE JEUGDIGE AUTEUR. • — WAAROP WALLACE ANTWOORDDE: I — De KORTSTE WEG WARE GEWEEST VAN IV IR MANUSKRIPT THUIS IN 'T VUUR TE W WERPEm.
• ••
WÜ! WILHELM RÖNTGEN, DE BEROEMDE I BK». i. NOBELPRIJSWINNAAR, ZAT EENS AAN EEN PJNEWICHT. M
I — IS 'T WAAR MEESTER, VROEG ZIJN I HOSPITA HEM, KUNT GE MET UW X-STRALEN I WERKELIJK DOOR ALLES HEEN KIJKEN? II — NIET DOOR ALLES, MAAR TOCH DOOR •WEL, MADAM! I — ZOUDT GE BIJVOORBEELD HIER DOOR
MIJN SACCOCHE KUNNEN ZIEN EN ONT DEKKEN WAT DAAR INZIT? — ZEKER! — EN HIER DIT STUK TAART! ZOUDT GE DAAR DE ROZIJNEN IN AANTREFFEN? — NATUURLIJK, MADAM! — EN DE BEENEN IN MIJN LICHAAM? — JA, JA!... — EN MIJNE HERSENEN?.». — BEPAALD! ANTWOORDDE RÖNTGEN, WIEN HET NU EINDELIJK TOCH OP DE ZENUWEN BEGON TE WERKEN, MAAR IK VREES STERK DAT IK NIETS ZOU VINDEN...
EEN DEBUTANT STUURDE EENS ZIJN GE DICHTEN AAN GERHART HAUPTMANN EN VOEGDE IN ZIJN SCHRIJVEN ERBIJ DAT HIJ HET VASTE INZICHT KOESTERDE ZIJN BUNDEL SLECHTS NA ZIJN DOOD TE LATEN VER SCHIJNEN. HAUPTMANN LAS DE GEDICHTEN EN ANT WOORDDE: — IN 'T BELANG DER LITERATUUR WENSCH IK U EEN ZEER LANG LEVEN.
G A A T EN VERMENIGVULDIGT TOEN ONS HEER DE MENSCHEN, DE DIEREN EN DE PLANTEN MET BOVENVER MELDE TOOVERSPREUK DE WERELD INZOND, HEEFT HU WAARSCHIJNLIJK AAN DE KOMPÜKATIES NIET GEDACHT. IN ELK GEVAL HEEFT HIJ ZICH NIET BEKOMMERD OM HET LOT VAN DEN STATIONSOVERSTE VAN INDIANAPOLIS. ZELFS EEN GOD KAN NIET ALLES VOORZIEN. ZIEHIER DE HISTORIE: EEN ZEKERE W . - K . POSTER HAD AN M . J . ARTHUR, 13DE AVENUE, CHLCAGO, HANDELAAR IN HUISDIEREN, EEN KOPPEL STEENRATTEN BESTELD. DE BEESTJES KWAMEN IN 'T STATION VAN INDIANNAPOLLS TOE. DE ADMINISTRATIE EISCHTE VAN M . POSTER TWEE DOLLAR VOOR VERZENDINGSKOSTEN. M . FOETER WEIGERDE TE BETALEN, OP GROND DAT HET TARIEF VOOR DE EXPEDITIE VAN HUISDIEREN ZOO VEEL NIET BEDROEG. WAAROP NATUURLIJK ADMINISTRATIEF ONDERZOEK, BIJGEVOEGD ONDERZOEK EN TEGENONDERZOEK. INTUSSCHENTIJD HADDEN DE STEENRATJES NIETS BETERS GEVONDEN DAN GEHOOR TE GEVEN AAN HET GEBOD VAN DEN ALMACHTIGEN SCHEPPER, ZOO DAT DE FAMILIE WELDRA MET TWAALF EENHEDEN VERMEERDERD WAS. M . FOSTER, VAN ZIJN KANT, WEIGERDE DE ONKOSTEN DER VOEDING TE BETALEN. TERWIJL MEN BEZIG WAS VERDER TE ONDERZOEKEN ONDER WELKE KATEGORIE STEENRATTEN ZE DIENEN GERANGSCHIKT, BRACHTEN DEZE, AUTOMATISCH OM ZOO TE ZEGGEN, HUN AANTAL OP 70. TENSLOTTE OP 400. ENFIN, OP ZEKEREN DAG ADVISEERDE MEN M . FOSTER DAT DE ADMINISTRATIE ZIJN THESIS AANVAARDDE EN HIJ LEVERING KON NEMEN VAN ZIJN BEESTJES MITS BE TALING VAN 45 CENT VOOR DE EXPEDITIE EN 70 DOLLAR VOOR DE VOEDING. MAAR INTUSSCHEN WAS M . FOSTER ER UIT GE MUISD, ZONDER ADRES ACHTER TE LATEN. DE ADMINISTRATIE WENDDE ZICH NU TOT DEN AFZENDER MET HET VERZOEK 373 DOL LAR TE SPINNEN EN LEVERING TE NEMEN VAN 1.500 STEENRATJES. MAAR DEZE VIEL NIET LINKSEN: — IK HEB ER TWEE OPGESTUURD! LIET HIJ AAN DEN STATIONSCHEF ANTWOORDEN; GE KUNT DE 1.498 ANDERE GERUST HOUDEN! DE STATIONSCHEF LS ER KRANKZINNIG VAN GEWORDEN. AL WAART GE 'T ZELF.
O N G E S C H I K T DE HANDIGE MAKELAAR LIET EEN HEER HET NIEUWE HUIS ZIEN, DAT TE HUUR WAS. HIJ PREES HET LN ALLE TOONAARDEN: — U ZULT ER NOOIT SPIJT VAN HEBBEN, DAT U DIT HUIS GEHUURD HEEFT. HET IS HIER DE GEZONDSTE LUCHT VAN DE HEELE STREEK, NIEMAND WORDT HIER ZIEK. MAG IK MAAR DADELIJK HET KONTRAKT MET U OPMAKEN? HIJ HIELD ZIJN VULPEN AL KLAAR. MAAR DE ASPIRANT-HUURDER SCHUDDE ZIJN HOOFD. — DANK U, ANTWOORDDE HIJ, DIT HULS LS VOLMAAKT ONGESCHIKT VOOR MIJ, IK BEN NAMELIJK... DOKTER.
KOEKOEK
TT2TLARI/TIT VAM V A N ATIBTRTRI
onj
De sterren van een konservatorium Er zijn vele soorten van sterren. Sterren met en zonder staart. Kleine sterren en groote sterren. Filmsterren. Variétésterren. Enz. Nu lezen we in ons bijblad VOOR UIT, dat er «tusschen Mars en Jupiter, in de hemelstreek gelegen tusschen het sterrenbeeld «De Stier» en «De Bok» tien nieuwe kleine planeten werden ontdekt.» Dat doet ons natuurlijk veel ple zier. En «Vooruit» besluit: Genoemd konservatorium ontdekte nu reeds 124 kleine sterren. Olala Een «konservatorium», dat kleine sterren ontdekt. Of ver staan we misschien verkeerd? En, als we vragen u w e n , wie zijn die ontdekkers? Moeten wij ze soms geen handje toesteken?
Een eigenaardig iets HET HANDELSBLAD gaf na tuurlijk verslag van de beruchte
Kamerzitting, waarin de regeering de Broqueville -zoo laffelijk een beentje werd gezet. En in zijn knappe beschrijving merkt het o. m. op: De socialisten klappen luid ruchtig in de handen. Gerucht. Dus, door 't feit, dat de socialis ten luidruchtig in de handen klap ten, maakten ze gerucht!! Wat voor onbeleefde boeren zijn me dat? Kunnen ze niet met manieren en fatsoen in de handen pletsen zonder gerucht te maken? We on derwerpen de kwestie aan het oor deel van den Algemeenen Raad der B. W. P.
Nieuwigheden Het onmogelijk te prijzen «GE TROUWE MALDEGEM» schreef verleden week: NIEUWIGHEDEN UIT DE MÉKANIEKE WERELD De schrikkelijke ontploffing te Neunkirchen in Duitschland. Daar hebt ge 't, zie! Die ontplof fing is een nieuwigheid uit de mekanieke wereld! En Delille ls volks vertegenwoordiger. Maar dat laat ste wist ge misschien?
Majesteitsschennis We vinden het een echt en ver regaand schandaal, dat nog nie mand in de serieuze pers protest heeft aangeteekend tegen de laster lijke majesteitsschennis van Rip uit DE NIEUWE GAZET. Die menheer permitteerde zich] het volgende te schrijven: Parlementair Kwajongensspel Gelukkig... dat we een Koning 3 hebben! Waarmee de «partijen van orde* zich amuseeren, terwijl overal revolutie grolt Hebde goed gelezen? «Gelukkig.»! dat we een koning hebben, waar mee de «partijen van orde» zich amuseeren!!! Met andere woorden: de katho-j liekeh en liberalen amuseeren zich] ten koste van Albert! Godver! Dat laten wij niet zeg-J gen! Want als er ministerleele so lidariteit bestaat, ls er ook een J Koekoeksche solidariteit! Albert F lezer van «Koekoek» en bijgevo! laten we hem niet bezwadderenl
Ten bate van het heelal I DE GENTENAAR ijvert voor BEL tere toestanden in... het heelf" Kijk in welke indrukwekkende tevens klare bewoordingen .
DE ZUINIGE BETALER
De verzachting van druk, dien de krisis is beoefen maakt het de regeeringen . makkelijker het regiem der ternationale tramacties uit' breiden. Wenschen wij dat uit dit vermogen nut trek! en dat ze een stap doen op < weg der ekonomische ontwap ning. Dan zou men den reldhandel eene vlucht nemen waar geheel het 1 voordeel zou uit trekken, werkten de natiën samen, plaats van malkaar nog alt zuur te bekijken, dan zou vlucht nog veel vroeger men.
HITLER - Ge komt mijn niet betaalde wissels aanbieden? Goed! Bs tervang ze allemaal door één enkelen, nieuwen jaar.
««^JS?",^^
Ja 't, zeggen wij! Het heelalI voordeel trekken uit het zoet kijken van de naties en de ware prachtig. Tevens zal DE volking van Mars, Juplter en tunus het gazetje van het KE vestjen dankbaar zijn om de hartiging van haar belangen.
P A R L E M E N T Voorzitter PONCELET opent de vergadering te 2 uur. VOORZITTER. — We stemmen onmiddellijk over de vertrouwensmotie van Pieullien. BALTHAZAR. — Mijnheer de Voorzitter, ik teeken protest aan tegen uw woorden, die een kaakslag zijn voor de gansche Kamer. VOORZITTER. - Maar ik heb toch mets gezegd dat u kwetsen kan! BALTHAZAR. — Uw woorden zijn onduldllbaar! Zij verpesten de atmosfeer gelijk een stinkbom! VOORZITTER. — Maar wat heb ik toch gezegd? BALTHAZAR. — Gij hebt den naam van Fieullien uitgesproken... VOORZITTER. — Wij gaan over tot de stemming. — De motie wordt verworpen. VOORZITTER. — En nu stemmen wij over de motie van wantrouwen van M. Henon. M. DEVEZE. — Be waarschuw vooraf dat de liberalen tegen de socialisten zullen stemmen. M. JENNISSEN. — O Heer, o God, Heb meelij met ons bitter lot ANSEELE. — Het is onduldbaar dat M. Devèze hier de wet komt stellen. M. DEVEZE. — En ge moogt blij zijn dat de Kamer geen kazerne is, of ik zou Henon veertien dagen arrest geven om aan zijn motie gedacht te hebben. VOORZITTER. — Wij stemmen. De naamafroeping begint, met M. Baelde. M. BAELDE. — Ja! M. DEVEZE (snelt naar hem toe). — O, gij godverdoemsche smerige schurftige hondendrek, gij labberkwibus, verrader van het vaderland, beschimper van de driekleur, gij smader van het vergoten bloed op het altaar van het vaderland. (Hij springt. Baelde naar de keel. De deurwaarders snellen toe om een moord te beletten.) VOORZITTER. — Wij stemmen voort! M. DEVEZE. — Halt! Luistert naar de stem van het vaderland die door mijn mond spreekt... BALTHAZAR. — De man heeft visies! M. DEVEZE. — Ja, visies! De god der Belgische heerscharen is over mij neergedaald en heeft mij het wrekende zwaard in de vuist geg-ven. Past op! Liberalen! Allen in 't gelid! Op rangen van vier! Pixe! Presenteert... Geweer!! M. MARCEL (Jaspar).'— Wat is dat nu? M. DEVEZE. — Smoel toe! Een soldaat moet zwijgen en gehoorzamen. M. WINANDY. — Zeer wel, Zeer wel! Ik bibber van geneuchten! Be sidder en trappel! VOORZITTER. — Rap, rap, een glas water voor Winandy. En wij stemmen voort. — De motie tegen Poullet wordt aangenomen met 82 landverraders tegen 72 oorlogsgesneuvelden. M. DEVEZE. — Te wapen»
M. POULLET. — Waaror>.? Dat moet zoo zijn. Ik ben geboren om stampen te krijgen. Bedenkt, maar hoe uw officieren mij destijds in mijn aangezicht spuwden. M. DEVEZE. — Ja, maar ik duld niet dat zij het doen zonder mijn toelating. In 1926 waart gij een landverrader, nu zijt gij een grognard van Napoleons leger! Wij trekken er uit! Saluut! M. DE BROQUEVILLE. — Wij trekken er uit! Saluut. De vergadering eindigt te 4 uur.
VERGADERING VAN 21 FEBRUARI M. DÉ BRQUEVILLE. — En hier zijn we weer. M. DEVEZE. — Wij hebben het land van een zekeren ondergang gered. De dertien liberalen die tegen Poullet gestemd hebben zullen op hun knieën zitten en ik zal mijn sporen in hun bloot achterdeel duwen. M. DE BROQUEVILLE. — En de koning heeft gezegd dat Poullet in de dorpkes mag doen wat hij wil. M. DEVEZE. — Leve Poullet! MOSIEUR
DEVEZE
OF
DE DERTIEN LIBERALEN. — Mea culpa, mea maxima culpa. M. JANSON. — Dominus vobdsoum, gracla plena... DE DERTIEN LIBERALEN. — Amen! M. DEVEZE. — En nu zal het hier anders draaien. De eerste die nog op Poullet zijn gezicht slaat... M. POULLET. — Maar waarom? Laat ze maar doen. Als ze niet op mijn gezicht slaan, wat doe ik hier dan nog? M. DEVEZE. — Forten bouwen en de financiën herstellen. DE KRISTEN DEMOKRATEN. — Zeer wel! Wij begrijpen de nooden van het oogenblik. Zonder forten is geen herstel mogelijk. — M. DEVEZE. — De plus en plus forts! Dat is de Belgische leus! DE VLAAMSCHE KAMERGROEP. — Vertaling! Vertaling! M. DEVEZE. — Meer en meer forten! Dat is de Belgische leus. M. DHAVE. — Zeer wel! DE DERTIEN LIBERALEN. — ViTO la Belgique catihollque, une et tndivisible. DE
KLEINE
KORPORAAL
— Wat en wie kan mij beletten op Napoleon te gelijken. (Teekening van Léo Campion uit «Le rouge et le noir»)
10
KOEKOEK
U I T V L U G T E N — Zech mij ne keer wadat dat is nen uitvlugt? zeit den Broeder, Alee gij daar Lee jen ar! — Nen uitvlugt zei Leejenar, dat is geleik dade zoud zeggen een zol dervenster of een agterdeure... — Wa fertelde daar? riept den Broeder. — Baja! zeit den anderen, als ge op eete kooien zit of met een besneukelde konsjense en ge zoekt nen mojijn om schganpavle te speelen zonder u gat te ferbranden... — Kunde mij daar een voorbeelt van geeven? zeit den Broeder. — Een feurbeelt? zeit Leejenar, een feurbeelt... hum, ge kunt het al nie zeggen zonder spreeken, maar gen ebt pareksempel uwen devwolr nie mee... — Kboor u al koomen! zeit den Broe der, zweien mar plantrekker! Er zijn goeje en slegte uitvlugten in de weerelt zeit hij, gij daar Teelesfoor geef mij ne keer een goeje! — Een goeje! zeit dendienen, dedie Bij raar en ge moet ze verre gaan zoeken in deilege gschgiedenesse... — Wie spreekter ier van d'eilege geschgiedenesse? zeit den Broeder. — Een goeje? riept Paalentijn, ewel ge wilt beifeurbeelt eenen een vijze opdraajen maar den anderen is slimer
of gegij en hij eeft u op u kleppe, wa moede doen? — Zweigen! zeit Bsesar. — Mis! zeit Paalantijn, gen ebt maar in tlateln te beginen... — Wa winde daarvan? zeit den Broeder teegen mij. — Dat t'een triestich loleken ls! zeit ik, als Paalentijn peist dat wewij nog in den tijt van d'ansieklieken loeven... Ksal ekik ulder ne keer eene fertelien zeit ik hoe dade uw plan moet trekken in 't leven... — Pier, gaat uwen snei! zeit den Broeder teegen mij. — Luistert zeit ik, twas in den tijt van den duits Tfreedesverdrach en was nog nie uitgevonden en mijn nonkel Seesar en was nog mijn nonkel niet, maar hij kwaamt toch al ale daagen naar den staat van gezontijt van ons Ireine inforraeeren om te zien oedat er mee was. Den krieg liept op zijn laatste poten en dienen feitwee ver van ons Ireine was tal gaan zeg gen zoodat mijn nonkel Seesar zijn stouwte schgoenen aantrokt en teegen mijn vader zeit: zijde gij benouwt van die manen? Laat ons ne keer agter kartoofers gaan, ze zullen ons tog nie opeeten! Zo gezeit zo gedan, zulder er ale twee van onder mee nen groten zak, maar we waren nog niet goet veur-
bei tbrughuizeken of daar komt nen markepaker af tendent de direeve. Mielejarde! zeit mijn vaader ken eb be mijn paspoort nie mee! Wat is zovee lel zeit de Gaazebulze, steekt u Ier ln de zak, ksal u op mijnen nekke diraagen en als thlj Iets vraacht zallek zeggen dat then hoop versieeten kaseroolen zijn voor op tsturt uit te gieten. Ala boneur! zecht mijn vaader en hij de zak binen. Binst dienen t!Jt was de markepaker daar.. Was ebst gij daar ln diene sak vraacht hij aan de Gaazebulze. O, meineer zecht dendienen in thoocfa flaams, een boel alte kasroolen. Tututu! zecht den anderen gü kunst zeggen was gij wilst, las mi) nekeer foelen. En de markepaker geef nen trok mee zijnen saavel en steekt hem dwes deur den zak in mijn vaa der zijn agterwerk... — Brrrr! riepen al de jonges. — En wat eeft uw vaader gedaan? vroecht den Broeder. — Hij is ejij beginen roepen geleik dat kaseroolen roepen als ze nen saa vel in ulder ferdomennesse krelgen: klink klank klink klank! — Dat was een feine! zeit den Broeder, en daarmee wast hij met zün voeten van tüs! — Ja hü! zeit ik, een alf uure laa ter zat hü in de niewe wandelünge...
KOEKOEK
11
in.
S4
12
KOEKOEK
BRIEVENBUS
1
BERIJMDE
SCHELMERIJEN
159)
G R I E P Zie, kwam er in den ouden tyd Een oorlog in 't gewest, Dan was hü meestens begeleid, Door cholera of pest. Maar thans, nu wij beschaafder zijn, Gaf d' oorlog, die verliep Alleen nog maar een pest... in 't klein : 'k Bedoel : de Spaansche griep. En alles wat men nu mankeert, Verkouden, ongesteld, Het wordt als griep geregistreerd Daar zij' alleen nog telt. Er is geen influenza meer, Geen jicht of flericijn, Geen beenderbreuk of vuile zweer, Geen kanker, liefdepijn. 't Is alles griep en nog eens griep. Die ons te pakken heeft. Een beetje koorts, wat borstgepiep, Een vinger, die .wat beeft, Wat hoofdpijn of een neuspoliep, Een polsslag die versnelt, Het klinkt alweder : « 'k Heb de griep Dus gauw een grog besteld ! » Dan kruipt men lekker in zijn bed En slaapt eens duchtig door. Want dat is bij de griep een wet. Of... dient z' alleen daarvoor ? Men wordt vertroeteld en gesust, Krijgt rhum en lafenis; Bezoekers laten a gerust, Daar griep besmettend is. Ik bleef tot heden toe gespaard. Maar 't is of ik ze riep : Ik voel iets jeuken in mijn baard; Dat is zoowaar... de griep. Ik kruip dus vlug mijn emmer in En staak dus dit refrein Ik wil er bij zijn van 't begin En... in de mode zijn !
L E E S
E N
V E R S P R E I D
CORATiTE. — Misschien wel. Misschien niet. Maar houd u strikt aan deze aanbeveling om zeker te zijn van uw stuk. LEONARD. — Daar heeft, onzes inziens, de liefde niets mee te maken. Het is meer een kwestie van onderbewustzijn. C E S A R . — Vermijd zooveel mogelijk prikkelende stoffen, als mostaart, peper, vrouwenoogen en grofkesnagels. HIJ GO. — Bulten onvoorziene omstandigheden, Onafhankelijk van onzen wil, is het toekomende week uw beurt. Is er te dezer gelegenheid niets te doen om een beetje propaganda te maken voor Koekoek? Wat het soupeetje aan de redaktie betreft, volledig akkoord en bij voorbaat aangenomen. Maar dat alles blijft natuurlijk strikt onder ons. ELVIRE. — We hebben reeds vroeger dezelfde aanbeveling gegeven aan een andere Elvire: onderteeken uw brieven niet met «Elvire», maar met L.4. Dat zal voor ons een weten zijn, en voor de anderen een raden. . CHRISTOPHORUS. — Ja, we hoorden er ook reeds van, dat minister P. E. Janson zich uit de politiek en in een klooster zou terugtrekken, maar we kennen nog den juisten datum niet van deze heuglijke gebeurtenis. G. V. H. — We zün u dankbaar voor de toezending van «Het geestesleven», maar kunt ge ons bij een volgende gelegenheid niet Mariene Dietrich of een andere Joan Crawford bezorgen?
TWEE BRIEVEN John kreeg twee brieven. Eén van zün vriend Jack Smith. die hem uitnoodigde om met hem te gaan tennissen en één van zün directeur, die ook Smith heette en die hem .nviteerde "om het weekend op zün landgoed te komen doorbrengen. Nu had John al lang een oo»1e op de dochter van zün chef en dus schreef hii ziin vriend natuurlijk
af.
Den volgenden morgen kwain zün vriend hem tot zün erbazing in r
,»nn' -
l
'""n Jpnlen
n vroes: hem:
— Zijt ge nu nog niet klaar? — Maar? Maar ik schreeï u toch, dat lk niet kon komen? — Onzin, ge hebt me geschreven, dat ge mijn uitnoodiging aannam — Lieve hemel, dan 'leb ik de brieven in de verkeerde enveloppen gestoken en heeft mün directeur het briefje gekrecm. dat voor u bestemd was, stotterde John ntzet. -r Wat stond er dan in den brief? — Amice, uw uitnoodigin? kan me gestolen worden, ik heb wat beters aan de hand...
K O E K O E K
KOEKOEK
Van een paar gelukzakken — T es wried, hein menier Allard, wa da-dee in de Sarre gebeuld es. Ze sprêike van twee honderd dooie en *k weêit ni hooveul geblesseïdege, sprak Lupe Slek, de baas uit «De Witte Penne» in het Land van Luikstraatje, tot den message op het stadhoies van wien hij wist dat hij ne «geilede kadêi» ls. — Ja, zei menier Allard, ik heb 't onlangs nog gezegd, de malheure staan tegenwoordig met stil. — Enne, oen watte attribuêire ze datte? vroeg Nolle Kat, de schoenlapper uit de Paepeveste. — Dat is nog niet vast bepaald, antwoordde menier Allard, de enquête zal da moete proevèire. Mor, ik hem de détails doe van gelezen in «Le Petit Parisien» dat is terrible wa ne carnage dat daar is geweest. Ze spraken van een «Vision apocaplytique» maar ik zou het wel gelooven. — Zouje ni paaze dat doe waal eet vies achter zitj, vroeg Luppe Slek. — Wel, Luppe, dat kan niemand ni prêtandêire. D'r is een hypothese volgens dewelke de catastrophe te attribuêire es oen den tremblement de terre dee in dêi région g'observêid wid. Mo wee kan da just affirmêire? Als ge zoe een betje van de gaze kent — ik hem doevan in nen boek gelêize — den meugde toch al supposêire da doe een fuite moot gewêist zijn dee twee gaze contraires in contact gebrocht HEIT. Masscheen es er den uuk en étincelle gewêist die dee gaze g'enflammêid HEIT, en dêi «rrie-
dege explosion geprovokêid HEIT. Het schijnt dat het terriebel was. — Da wil ek hemme, zei nu ook de Wasj. — Mo, zette menier Allard zijn betoog voort, we zullen toch de resultat van de enquête officielle moeten afI wachten veur da we gefixeerd zijn, I over de natur van dane corps explosif I dee doe in gemelangêid moot gewêist zaain. H>~ — En hedde da gelêize van dee vraa? vroeg Luppe Slek. — Van welke vrouw? vroeg menier Allard. — Awel van dêi vraa da ze doe gevonnen hemme onder de ruines, noe vaalf doege zeuke. Dêi was na ni ge-
13
blessêid of niks en ze decouvrêire dêi doe, 't es woe ze lag van heure sus. — Ja, antwoordde menier Allard, die mag zeggen dat ze van ve~ komt. Als men nadenkt hooveul ander victiems dee er toch ingeblêive zaain. — Da's ien dee mag zegge da ze geluk HEIT beaamde Nolle Kat. — Dat es just gelak den daane van Ostende, bracht nn ook de Wasj in het gesprek. — Den daane van Ostende? — Weutte gaaile da ni? — Neen Wasj, sprak menier Allard, wat is dat weer voor iets. Nog nen drame? — Neen, zei Wasj, ginnen drame; 't es ter kontroere ne schuune vaudeville. Ik hem doe mee vees moote lache. Mo gaaile zaitj toch veeze meense. Al wa dat er in China, in Amerika, i n de Congo of in Jujupa gebeüid, dat kende en dovan kunde alles vertelle, mo wa dat er in aaile eige pejie gebeüid, doe van kent gaaile just niks. Da's ni serieüis. — Too zieverêir mokt a n! kwoed, zei de Nolle en verteltj ons is wa dat es in Ostende. Hemme ze doe masscheen ne wallevisch gevangen in ne visschersblok of stond de zeeë masscheen i n brand. — 'k Zou a mooten antwoude, mo ik zal leever zwij ge, zei de Wasj met een gebaar waarin hij de volle maat van zijne verachting te kennen gaf ten opzichte van den onverbeterlijken schoenlapper. — G'het gelaaik, zei den baas, verteltj ons leever van danen Ostendenêir. En de Wasj ging aan het vertellen. — Doe was doe ln Ostende ne Charel dee getrouwd was en dee boeite zan vraa nog e leef haa. — Dat gebeurt nog, sprak menier Allard, om een nieuwe blijk van zijn uitgestrekte kennis te geven. — Ge vindj dat alle doege, zei Nolle lachend. — Ja, vertelde de Wasj verder, en de rendez-vous woere altaaid in en hotel discret, Ik weit ni good wa dat dat wilt zegge mo het stond toch zoe in de gazet. En nateurlaaik de vraa, d'echte, dêi sluur, dee wist doevan niks hein. En het schaint da dat spelleken al lank deudege. Moe zoeterdag prevenêire ze toch da schoep dat heure man waal me za leef in danen hotel discret was.
— Veu watte te doon? vroeg de Nolle. — Nolle zwaaigt, gebood den baas die maar een ding vreesde, dat is dat de Wasj zich zou kwaad maken, want dan kunnen er vieze dingen gebeuren. Ge weutj da zoe good as waaile voegde hij eraan toe. En allen lachtten. — Mo, ging de Wasj verder, da madammeke es nogal jalosch. En z'hêit niks bêiters gevonne as goen ne revolver te kuupe dee ze good HEIT doon chargeire mêl zes balie. Den es ze noe dat hotel geluupe en zonder dat eemand heur kost vasthave leep ze den trap op, sproenk ze de köemer binne en... pang... pang... twee scheuïte gingen af. Den hotelier en de twee garcons, as ze da g'huud hemme leepe z'uuk bove en paasdege dr ze doe twee cadavers op grond ginge vinde. Ge kuntj paze in wanne stoet da ze woere. En weutte wa da ze decouvreïdege? — Watte Wasj? — Awel dane Charel en zan mokke, alle twee gelak Adam en Eva in de paradis terrestre en de soekeles van de vraa mêi eure revolver in heur hande en dee mo ni kost begrijpe da ze doe zoe veur heur i n dêi teneu blêive stoen, mud van schomte mo toch ni duud. — Wa was er gebeüid Wasj. Ha dêi vraa er neffes geschote? — Wel zei Wasj, en dat es het komikste van d'affaire. Z'ha good' gevisêid, z'ha geschote veu ze 't hemmen alle twee, mo... eure revolver was a, blanc gechargeid. Danen armurier h§, gezeen da da madammeke zoe g'exaltêid was en hü ha d'impression da ze ging en biestegaaid doon en in de plosj van gooie kogels ha hem los pooier op de revolver gedoen. Allen proestten ze het uit van lachen. — Da's toch en faain affaire hein, zei de Wasj. — Ja sprak menier Allard, dat is er eene die van geluk mag spreken. — 'k Geluuf a wedervoer de Wasj, daanen HEIT uuk de duud veu zan
uuge gezeen. — En 't schoeinste van alles et. dat hem mag herbeginne voegde dt) Nolle eraan toe en hij bestelde een toernee generale voor de drie drinkebroers.
KOEKOEK
UIT HET LEVEN VAM DEN PLATTE De Plette stond op den hoek van een straat te prakkiezeeren wat of hij doen zou. Hij had met een keukenmeid afgesproken en die had hem zichtbaar een blauwtje laten loopen. Want hij stond hier nu al een geslagen uur te koekeloeren en van de meld was nog altijd geen spoor te zien. Geduld is een schoone deugd en met de meiskens bad de Platte nogal veel geduld! Maar om zes uur afspreken en om zeven nog niet op 't appèl zijn, dat is, zacht gesproken, overdreven. De Platte had er spijt van. Niet om de meld zelf: één verloren, tien gevonden! Maar ze had beloofd een flesch wijn mee te brengen en wijn is een drankje waar meer andere lui dan de Platte ook van houden. De Platte was in den grond van zijn hart, om het eens raak te zeggen, een beetje in zijn gat gebeten, maar hij bad schoon te vloeken dat het kraakte: de meid vertoonde zich niet. Misschien ware de koleire van den Platte wel geluwd, hadde hij juist op dat moment geen politieman ontwaard, met wien hij nog een eiken te pellen had. De Platte is al van nature een Jongen die op het zicht van den helm van een gardevil uit zijn humeur geraakt en deze pakkeman was er bovendien eene, met wien hij het pas aan den stok had gehad. De vorige week was hij een stuk in den nacht, met een stuk in zijn kraag naar huis gelaveerd en daar hij nogal een eindje te loopen had, was hij op de gedachte gekomen, een liedje te zingen om den tijd te korten. Hij had nog maar pas het groote aria van Paust ingezet, dat u allen bekend ls: «Daar ligt nen schelvisch ln de vliet»... als er plots een gardevil kwam opgedoken die hem beval zijn klep dicht te houden. — En waarom? had de Platte gevraagd. — Omdat het verboden is 's nachts la wijd te maken. — Lawijd? Maak ik lawijd? — Ge dankt toch zeker niet dat het zingen is wat ge doet? Nu moet ge weten dat de Platte in den waan verkeert dat hij een pracht van een stem heeft. Zoo bracht daar het eene woord het andere bij en de slotsom van è.1 dat spektakel was dat de Platte in de kast werd gestopt met een lekker procesverbaal aan zijn broek. En nu hij juist weer ontstemd was, wien sag hij daar voorbij wandelen? Meneer den agent die hem op dien bewusten nacht had opgeleid. Ik moet zeggen: de Platte zijn han-
den jeukten toen hij den schabeletter ontwaarde. Maar hij dacht ook aan de gevolgen en de Platte liet zijn handen jeuken. Nu wou het toeval dat er hem op dlit oogenblik een voorbijganger aansprak die hem den kortsten weg naar het politiebureau vroeg. De Platte keek den man even aan. Het zag er een sterke kadee uit en aan zijn spraak te oordeelen was hij van den bulten. — Wel man, zei de Platte, zelf weet ik het ook niet. — Neen? En gij zijt van de stad! — Zeker, maar met de politie laat ik me niet in. Maar ziet ge ginder dien meneer wandelen, met zijn blinkende knoppen aan zijn jas? — Ja! — Welnu, die kan het u zeggen. — Merci. — Die moet het u zeggen, vulde de . Plutte aan. — Is dat een agent? — Dat is zelfs een hoofdagent. — Maar, vroeg het boertje, hoe moet ik dien aanspreken? — Dien moogt ge niet aanspreken. — Hoe kan die dan weten wat ik wensch? — Ge gaat er naar toe en als ge zoo nog tien stappen van hem verwijderd zijt, neemt ge een aanloop. — Een aanloop? — Ja, een aanloop. En vlak achter hem gekomen geeft ge hem een trap tegen zijn zitvlak, dat ge er zijn tanden van hoort rammelen. Zijt er zeker van, als ge er niet naast trapt, gaat die gast u wel den kortsten weg naar het politiebureel wijzen. • * *
Om zijn gramschap weg te werken trok de Platte een kafeetje binnen, waar hij een serveuse kende die hem niet ongenegen was en als het pas gaf, hem gratis-voor-nlet pinten bezorgde. Toen hij binnentrad, zaten daar twee vreemdelingen tegen mekaar op te liegen. De een was een Amerikaan en de andere een Pranschman, maar beiden spraken ze Engelsen. En de Platte gelijk een echte Sinjoor die aan de haven heeft gewerkt, kende genoeg Engelsch om te verstaan wat die twee daar uit hun laarzen sloegen. Ze hadden het over den wind. Er zijn winden en winden, de éénen waaien, de anderen niet. 't Was over wind die waait. — Om wind gewaar te worden, zei de Pranschman, moet ge chez nous zijn, te Parijs, Daar kan het waaien. Stel u voor dat op zekeren dag het zoo fel waaide dat de Eiffeltoren er krom onder werd. Hij was gewoon doorgebogen.
— Ja, sprak de Amerikaan daarop, daar moet dan voorzeker al een felle bries gestaan hebben, maar bij ons was het op een schoenen morgen nog anrere peper. Het waalde zóó hard dat er een wolkenkrabber van 300 mtt3r hoog, in een andere straat terechtkwam. De Pranschman gaf zich verloren. Zoo hard waaide het gelukkig te Parijs nog niet. Toen meende de Platte het gunstige oogenblik aangebroken om ook duit in 't zakje te doen. — Laat me toe u te storen. Ik ben Belg. En ge hebt misschien al wel vernomen, Mtjnhe ren, dat de hoofdstad van België, Brussel heet? De twee anderen knikten instemmend. — Bon! zei de Platte. Zijt ge al in Brussel geweest? Ja, ze waren er alle twee al geweest. — En hebt ge daar op de straat niks bijzonders gezien? — Ja, zei de Amerikaan, tusschen de kasseien, in sommige straten, van die koperen schijven. — Dat zijn geen kopperen schijven, zei de Platte. Dat zijn koppen van nagels. Van nagels, ja mijnheeren. En weet ge waarvoor die nagels dienen? Neen, dat wist noch de Pranschman, noch de Amerikaan. — Het ls al gebeurd dat het te Brussel zóó hard waaide, dat er straten gingen vliegen. Ze hebben die nu vastgenageld! De Amerikaan wou er meer van weten. — Kunt ge me niet zeggen, vriend, sprak hij, wanneer of het te Brussel zoo nijg waait? — Telkens als burgemeester Max een redevoering in open lucht uitspreekt! Die zet dan zijn mond zoo wijd open dat het begrijpelijk moet tochten,: zei de Platte. « •
•
Een half-uur later, nadat hij een paar minuten stillekens met de serveuse gepraat had, verliet de Platte het kafee, opgemonterd en welgezinde Hij zou het meisje, te middernacht, als ze gedaan had met werken, komen afhalen en naar hsuis begeleiden. Ze had hem centen voor de tram gegeven en... nog wat meer ook. Daar de Platte vermoedde dat hij met dat meisje nog een kleine expUkatie zou hebben, voor ze hem ter afscheid zoende, trok hij naar een coiffeur om zijn baard te laten scheren en een beetje reuk op zijn baar te laten sproeien. De Platte is er een waar altijd een reukske aan geweest is. Maar daar zit hij pas neer eh de Vervolg onderaan bis. II
KOEKOEK
KOEKOEK'S
15
OORSPRONKELUK
FEUILLETON
De nieuwe heerschappij (Vervolg)
1
Gehuwde mannen strekten onbewust de armen uit om de warmte te omhel zen van een vrouw, en schrokken toen zij aan de vingerspitsen den weer stand voelden van een onbekend slaapkameraad. Doch wat is het noodig nog verder op al de duizenden bijzonderheden in te gaan van dezen gedenkwaardlgen marsen; weldra zullen geleerden opda gen, die in ontelbare volumen dezsn tocht van de millioenen in kleurige termen zullen beschrijven. Weer daigde de morgen, al is dit een geijkte uitdrukking, die nu geen zin meer had, want de zon was op gegaan ln een klaarte waarop zij geen invloed mejr uitoefende. Het was den ganschen nacht klaar gebleven, een klaarte waarvan men zou mogen zeg gen, dat ze zoeter dan nature was gelijkmatiger, zooals een foto soms be ter een mensch toont dan men hem ziet in de werkelijkheid. Het werd dus weer acht uur, en tien
LLÜLLLLLL ILLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLLL! barbier is juist bezig hem in te zee pen, als Janus er ook binnenzwaait. Janus was een vriend van den Plat' te. Deze laatste had reeds herhaalde lijk beroep gedaan op de vrijgevig heid van Janus, telkens met de stel lige belofte het ontleende bedrag zoo spoedig mogelijk terug te bezorgen. Janus had den Platte bij den coif feur zien binnentreden. — Als hü zich laat scheren, zoo had Janus bij zich zeiven gedacht, dan is het een teeken dat hij centen heeft. Ik zal hem eens met de gauwte vra gen, wanneer hij me gaat afbetalen. — Well riep de Platte, schijnbaar verheugd, wien we daar hebben, Ja nus! En hoe is *t er mee, vriend. — Goed. En met u ook, naar ik zie? — Ja, ja, weerde Platte af, geene steef... — Platte, zei Janus, ik ben ook zonder werk. Ik kan dus best eenige centen gebruiken. Ge hebt gij in den tijd van mij geld geleend, met de stel lige belofte, het me weer te geven. — Potvemonde, zelde Platte, wat hedde gij een goede memorie! — Mijn centen, zei Janus! — Ge hebt toch zeker nog wel tijd om te wachten tot ik geschoren ben, Janus? — Dat wel, meende Janus. — Wel, zei de Platte, zet u dan neer. En de Platte stond op, wreef het schuim van zijn gezicht en was het gat uit.
uur 's morgens. En een dag verging, en het werd niet donker. De gewoonte van stappen was al zoo diep geworteld, dat de krampen van zelf verdwenen, en ook de honger scheen minder men schen te kwellen dan den vorigen dag. Doch nu moeten wij naar het hoofd van den stoet snellen om te zien wat daar gebeurde. Niet naar het hoofd van een enkelen stoet, maar van ver scheidene. Want deze reusachtige op tochten, die steeds aanzwollen met kleine stoeten uit zijwegen, stroomden van Noord en Zuid en Oost en West. naar een zelfde plaats samen: de groo te vlakte van Waterloo. DE VERZAMELING OP DE VLAKTE VAN WATERLOO Zij die van de gemeenten rond Wa terloo, van Brussel vooral, waren opge rukt, hadden van den eersten dag reeds opgemerkt, dat de groote gebeurtenis zich zou afspelen op het plein van Wa terloo. Want hier hielden zij eensklaps stil. Zij die met meer verder stapten, konden nog ter plaatse trappelen, zich omkeeren, neerhurken, maar zij wer den onmiddellijk gewaar dat zij geen halven meter vooruit of achteruit kon den komen. Achter hen kwamen in dichte gelederen hun landgenooten aangerukt, tot zij een wemelenden muur vormden, die aandikte zonder op houden. Uit alle windstreken traden stoeten menschen aan en men zag het plein langzaam vol loopen, terwijl 1n het midden een open ruimte bleef, een kring van een vijftig meter diameter. Het wachten zou doodelijk geweest zijn voor hen die daar nu uren en uren moesten stil staan, indien er zich met allerlei kleine incidenten hadden voor gedaan. Wj kunnen er hier slechts van weergeven op tijd en stond. Het weder, wij zeiden het reeds, was van een maagdelijke sereenheid. Het was of de Middellandsche Zee ergens in de nabijheid spoelde, alsof de Lente in aantocht was; indien wij wilden spreken gelijk de barometer, zouden wij zeggen: het was een «beau fixe»; er heerschte een temperatuur waarop men bouwen kan. De lichte wind, die suisde gelijk de muziek van Bach, gaf den indruk, dat noch winter noch ro mer iets vermochten tegen deze luch tige koelte. De arbeiders die uit de fabrieken en de kinderen die regelrecht uit de school waren gekomen, konden zich koesteren ln deze weldadige tem peratuur, maar dames en heeren. die zich hadden aangekleed voor een straatwandeling ln den winterochtend voelden het zweet uitbreken en ontde den zich. van de overtollige kleedingstukken. Doch niemand merkte meer wat zijn
gebuur deed, want aller aandacht wa* gevestigd op de open plek in het mid den van het plein. Instiktmatig voelde iedereen dat men daar de oplossing moest zoeken van de wonderbaarlijke gebeurtenissen die eenleder hadden meegevoerd tot hier. Wat zich op deze ruimte voordeed was echter zeer ge woon. Er stond een verhoog opgetimmers dat met trappen tot eenige me ter hoog steeg. Rond dit verhoog Dewogen zich verscheidene menschen, de eenigen die blijkbaar nog vrijheid van bewegen hadden. Twee jonge mannen waren in een vroolijk gesprek gewik keld; de eene was spiernaakt, de an dere droeg een wit doek om zijn schou ders geslagen. Op eenige stappen van hen wandelden andere, meer bejaarde personen; een paar nog liepen eveneens naakt. Zij waren negen of tien in ge tal. Weinig verschilden zü van de om standers, zoodat de meest vreesachtige Belgen, die gemeend hadden naar het laatste oordeel te schrijden, langzamer hand van hun ontroering genazen, en weer gingen denken, niet mee* aan de vier uitersten, maar aan den intrest op hun geld, aan den rendez-vous met een minnares, aan de melk die op het gasvuur te koken stond. De mannen in de open ruimte waren meest glad geschoren van de kin tot ln den nek, alhoewel een van de jongrten, die met zijn wit doek om de schouders, lange haren droeg die hem over de ooren krulden. — 't Zijn Amerikanen! fluisterde een Brusselaar die op de eerste rij van het publiek stond tot zijn buurman. — Neen, siste deze laatste, 't zijn Dultschers. Ik ken ze! Be was lid van het voedlngskomlteit in den laatsten oorlog, en ik weet er dus alle. van. Ik heb het in 1918 genoeg gezegd, dat we ongelijk hadden met tot Berlijn op te rukken! 't Gerucht verspreidde zich onder de voorste rijen, dat de Dultschers wa ren binnen gevallen in het land en door middel van hertziaansche golven nu het gansche land verlamden. Dit ver wekte natuurlijk groote opschudding, en al de diplomatie van een advokaat uit de eerste rij was noodig om te be letten dat het awoert-geroep van een der omstanders niet in een algemeen gebrul ontaardde. — Wij moeten toch niet overiild een oordeel vellen, sprak de advokaat. Laat ons een oogenblik stil zijn en luisteren welke taal zij spreken. Met groote moeite werd verkregen, dat een betrekkelijk stilzwijgen intrad, en gespannen rekte men de ooren naar de onbekende figuren in het midden, (Vervolgt)
KOEKOEK
16
HUMOR VAN ANDEREN NOTA DEK REDAKTIE We nemen schrijven, das nog min der Voor de karikaturen gen overnemen. Van Vriend en tegenstander,
geen VerantWoordelilkheta op voor Wal Wt zet, Van deze bladzijde. Het teit dat Wij deze teekenin bewijst niet dat Wij het met de strekking eens zijn
SANITAIRE ARTIKELEN Een oogenblik, mevrouw, de bediende komt 'dadelijk. Gaat u zoo lang •ven zitten, alstublieft! (Smokehouse, New-York.)
H H
MMWÊ
MENEER. — 't Spijt me, dat ik zoo laat ben, maar ik kreeg een lekken band door een flesch. MEVROUW. — Kon je die flesch dan niet zien? MENEER. — Nee, de man had ie in zijn zak. (Humorist).
— Hebt gij geen dactylo meer? — Neen, ze heeft haar werk opgezeid, toen ze me betrapte, als ik mijn vrouw omhelsde! («Gutierrez», Madrid). v
— En? Hebt ge opslag gekregen? — Nee, hij zei, dat hij 't heel graag zou geven zoodra de tijden wat beter werden; enfin, juist hetzelfde wat hij Bei in 1908. (Humorist).
DE ONTGOOCHELDE INBREKER — Zie, mijn arme Tiend, waar de krisis ons geleid heeft... Om den coffre-fort te gebruiken, heeft er mijn vrouw een eetkast van gemaakt! (La I
Inbreker: Bonjour, jongelui, laat ik vooral niet storen, hoor. (London Opinion).
— Marie, hebt ge de visch afgewasschen vóór het bakken? — Madame denkt dat toch zeker niet, een visch wasschen, die altijd in het water leeft! (Lustike Kölner Zeltung).
DE HAARLOK BEWONDERAARSTER. —Ik betaal honderd frank voor een haarlok van den beroemden tooneelspeler. BARBIER. — En hoeveel betaalt n voor de heele pruik?