Prijs: 0.50
fr.HUMORISTISCH WEEKBLAD • 3e
JaawuiK
- Nr 4 6
15 Maart 1934
KOEKOEK
Opdat onze zieken zouden
gezond
zich lachen
Bloemlezing uit Dr. De Lille's geneeskundige voorlichting «Het Getrouwe Maldegem», ons lijf blad met zyn sympathieke redakteurs, wijdt elke week een rubriek aan ge neeskundige voorlichting. Dat is een goed idee. Vooral, omdat de rubriek in een humoristischen stijl is opgesteld en de zieken er zich waarlijk een pint ge zond Moed mee lachen. Deze gunst willen we onze lezers deze week niet onthouden en we zijn dan ook zoo vrij hier een ongekommenteerde authen tieke bloemlezing te laten volgen uit Dr. De Lille's «ziekenwagen». «Men wete dat de wijsheidstand doorgaans enkel na 25-jarigen ouderdom volledig doorschiet. Meisjes met wispelturige maand stonden, jongelingen verlekkend op Zoutrijtee Vleeschkost lijden er meest onder.»
De «financieele mobilisatie» der Dinaso's EEN GEHEIMSCHRIFT? Onze redakteur Jo-Jo beweert het geheimschrift der Dinaso's ontdekt te hebben. Hij loopt reeds lang met de idee rond, dat de Verdinaso's op de een of andere duistere manier in hun blad bevelen of mededeelingen ver strekken, die slechts voor speciaal Ingewijde lezers vatbaar zijn. Zoo zouden — steeds volgens onzen redakteur natuurlijk — de Vlaamsche Hitleristen daarvoor in 't bijzonder hun financieel mobilisatiebulletin ge bruiken, dat ze elke week in «Hier Dinaso» afkondigen. Volgens een onregelmatigen, door hem gevonden codex, heeft Jo-Jo deze week naar de authentieke lijst der stortingen volgend geheel samenge steld, waarvoor hrj er per-se het relaas van een drama der echtbreuk meent te kunnen uit opmaken:
Vrouw van een D. M.man Hopman De strijdtrompet weerschalt Doe wel en zie niet om Een die niet mag, maar het toen doet... Omver en er over! Er op, er over, er in! En dwars door De toekomst smeden wij Om 't getal aan te groeien O Heer, zegen onze strijd Een slag, een stamp, een stoot Goed heil Een die 't niet weet en toch gegeven heeft De schoone ziel xan 't kind is gered D. M. marscheert! Geeft acht Mannen van 't Dinaso en weest niet langer laf uw plaats? In de militie of anders: stap het af!... Tot binnen veertien dagen Van een kleine Dinaso uit Gent Onbekend
«De jeugd op sterke koffie, bier, tabak, alkohol en charcuterie toe gelaten is verbrod.»
•••
«Dat bij jongens en meisjes onaardige velziekten uitbreken kan wel oorzaak hebben in de familletafel waaraan vader en moe der zaten.» • * • «Het vel is de spiegel van ons Ingewand.»
•*• «In het geval van de velzieke juffer hooger aangehaald was een nachtelijke koudwater sponshanddoekkompres rond de hals zeer gewenscht.» «Men moet zenuwopwaarts met fcoud water de beenen wrijven van voet tot ruggraat.» Als ge, na dit gelezen te hebben, nog niet op uwen pas zijt, geven we u den raad zenuwopwaarts een nachte lijk koudwatersponshanddoek-kompres te leggen op uw voeten, van aan uwen grooten teen tot aan den hiel van uw
Onze Galerij B i n n e n k o r t wordt d e V l a a m s c h e •chrijver e n journalist A. HANS gehuldigd. Koekoek wil daar zijn deel a a n n e m e n , e n zal H a n s a . s . week in zijn galerij v a n - beroemde e n be ruchte m a n n e n brengen.
• Wat ls er gebeurd, mijn arme vriend/ • Stel u voor, dat een brutale kerel... • Maar ge moest een politieagent hebben geroepenf • 't Was juist een politie-agent!
2 5 25 2 10 10 25 100 10 5 10 25 10 5 5 5
10 3 3 2
HUMORISTISCH WEEKBLAD van VOORUIT Redaktie ; 64, St. Pietersnieuwstraat, Gent — Telefoon 157.40 Abonnement i Jaar fr. 25.0, Abonnement maanden t. 12.5(i Abonnement 8 maanden fr. 6.25 rostch'eckrekenlng «liet Mcht» n. 5673a
Verschijnt den Donderdag — 0.50 fr. per nummer
™ Nummer 46 — Derde Jaargang - 15 Maart 1934
Onze
g a l e r i j van
KAREL
beroemde
en
VAN
Vandaag hebben we het over een \ Arteveldedochteren hem toch bijsympathieken sarei. Een sinjoor, j geleerd: fluiten en zingen. die evengoed een strop had kunIn 1895 vinden we onzen akteur nen zijn. Hy werd geboren te Antdan ook terug in de Vlaamsche werpen, den... maar neen, dat Opera te Antwerpen als zanger en gaat feitelijk niemand aan. Het 2de regisseur. heeft overigens geen zin u zijn Maar «Faust» en «Paülasse» ouderdom op te geven vermits hij waren geen stukken naar zijn aard. nog midden in 't leven staat met Hij verzeilde van lieverlede naar een jong hart en een vroolijken het gesproken tooneel terug om snater. Alleen dit moet ge weten: zich in den Nederlandschen Stadsde 58-jarige tooneelrat, die Karei schouwburg alras te onderscheiden Van Rijn nu is, stamt af van een in karakteren komische rollen, familie van tooneelspelers-liefhebdie hem op het eerste plan brachbers. Hij was dus op dit gebied ten en hem naam deden verwererfelijk belast en ontaardde reeds ven. van jongsaf in een dilettant. Hij In de grimeeren typeerkunst telde nog maar 13 d 14 lentes (om wist hij een zeldzame hoogte te van de regen- en stormseizoenen bereiken en het voordragen van der woelige jeugd te zwijgen) toen verzen en humoristische monolohij reeds «tooneelkringen» oprichtgen waren steeds een kolfje naar te, zooals «De Goudbloem» en zijn hand. Of beter gezegd naar «Victor Driessenskring». zijn aangezicht. Ja, want zei de De jonge Van Rijn werd weldra Nederlandsche kritikus Fritz Lapitot over de ooren verliefd op doth niet eens van hem: «zelfs Thalia, de muze der komedie... Als zonder schmink kan hij ons allerleerling der Vlaamsche muzieklei typen voortooveren. Hij heeft school, nu Koninklijk Vlaamsch een zoo sterke mimiek, dat zijn Konservatorium, volgde hij er met gelaat wel van gummi schijnt». brio de lessen in solfège, zang en Dat was inderdaad zoo. voordrachtkunst zoodat hij op Aangezichts-massage had hij 15-jarigen leeftijd reeds aan het niet noodig. beroepstooneel verbonden werd. Als hij wou, droogde hij het Zijn eerste optreden deed hij als zweet van zijn voorhoofd af met dusdanig in den Antwerpschen zijn kin, snoot hij zijn neus in zijn Cirkusschouwburg om vervolgens wangen en beet hij in zijn eigen over te gaan naar «Het Nederadamsappel... landsch Lyrisch Tooneel». Zijn wezen was een bol wit-roze Lang hield hij het er niet uit. stopverf, waarmede hij naar beMen had hem wijsgemaakt dat er lieven boetseerde. te Gent vele schoone meiskens Maar was dat voldoende om een waren, verzot op «sareis» en dat «artist» te zijn? men er ook een tweede jonge rol We zijn zelf te veel komediant noodig had in den Nederlandschen om een onpartijdig oordeel te kunSchouwburg. Karei trok er dan nen vellen over Van Rijn als toomaar op af om het volgend jaar neelspeler en daarbij, hij zou ons reeds terug te keeren naar de natuurlijk tusschen de beenen Scheldestad. Maar iets hadden de werpen dat we als journalist onbe-
beruchte
mannen
RIJN voegd zijn. Daarom weze het ons toegelaten de zienswijze in te roepen van mannen van onbetwistbaar gezag. Mannen als Jan Van Ryswyck, Antwerpen's groote burgemeester, b.v., die in Mei 1905 over onzen Karei getuigde: «Het wezenlijke talent, waarmee hij «Brand in de Jonge Jan» speelde, is meer dan een belofte, het is een wezenlijke «leistung» die ons het recht geeft heel veel van h t | » te verwachten!» En die verwachtingen werden niet beschaamd, aangezien Louis Bouwmeester, de grootste tooneelspeler van België en Nederland er. liet op volgen: «Op zijn artistieke loopbaan voorspel ik I'arel Van Rijn een schoone toekomst, want bij zijn vele hoedanigheden als tooneelspeler bezit hij, wat met geen schatten kan gekocht worden, wat door geen studie kan verkregen worden en toch zoo noodig voor een groot artist: e e n w a r m h a r t ! » En toen de oorlog uitbrak en Karei naar Nederland uitweek, werd hij aldaar onmiddellijk als eerste-planrol aangeworven bij het voornaamste gezelschap, onder, direktie van Willem Rooyaards. Dat zegt ons dunkens genoeg voor Van Rijn als artist. Maar na den wapenstilstand keerde hij naar België terug om er deze maal, gezien zijn opgang en zijn faam, er een directoriale loopbaan aan te vangen. Eerst in den Hyppodroomschouw burg te Antwerpen. Hij rette et zooveel geestdrift en vuur achter» dat het theater letterlijk in de vlammen opging! Dan benoemde de Scheldestad hem tot bestuurder van den stads(Zie vervolg bladz. 4 ) .
KOEKOEK schouwburg, maar wegens syndikale en andere moeilijkheden kon hij deze funktie niet aanvaarden. Ja, bestuurder zijn van een schouwburg is geen gemakkelijke job! En dat heeft hij in de laatste jaren maar al te goed ondervon den. Te Antwerpen mocht hij de zitplaatsen niet opslaan om de eischen van het artistensyndikaat te kunnen inwilligen, hij liet het boeltje dan maar liever varen en... zijn opvolger bekwam dan dadelijk hetgeen hijzelf maar niet had kunnen bekomen! Ook te Gent, waar hij daarna in 1922 tot bestuurder van den Nederlandschen Schouwburg werd benoemd, liep het niet altijd van een leien dakje... Alhoewel de stad maar voor een speeltijd van 6 maanden toelage verstrekte, wist hij 7 jaren lang het seizoen over 8 maanden te doen loopen, aldus het personeel meer werkgelegenheid verschaf fend. Het 8e en 9de jaar werd de werktermijn teruggebracht op 7 1/2 maanden, maar de artisten wer den voor 8 1/2 maanden uitbe taald. Doch de eischen van het syndi kaat stegen zoodanig, dat Van Rijn er op den duur niet meer aan toegeven kon. Hij stelde dan voor aan de ar tisten samen met hem het thea ter te beheeren. Ze kregen volle medezeggenschap. Hij deed af stand van de winst en stelde zich tevreden met zijn salaris hem door de stad verleend, doch slechts in prorata met de artisten. En deze laatsten durfden niet aanvaarden... Ge ziet, het 't is niet altoos ge makkelijk de menschen te willen voldoen... Tenslotte nam Van Rijn ont slag. Men had hem niet begre pen, niet geloofd, niet gewaar deerd en mén zou er maar de ge volgen moeten van dragen. Verre van ons te beweren dat Karei een super-bestuurder was, zonder gebreken, zonder fouten, zonder misslagen. Maar iets is zeker: vele van de huidige artisten te Gent zullen al wel eens heimelijk hebben terug gedacht aan den slechten... goe den tijd van Karei Van Rijn! Hij was geen diktator voor zijn personeel. Hij was geen «uitbater» zonder meer. Hij was een vriend en een plichtbesef fend kunstleider. In één seizoen voerde hij niet minder dan 17 oorspronkelijke stukken op; zijn groote betrachting was
zooveel mogelijk ernstig, gespro ken tooneel te geven. Deze proeve mislukte en vond niet den noodigen steun. Nu is hij een eenvoudige tooneelspeler, een «collega» in het ge zelschap van M. De Ruick, den huldigen direkteur. Dat deze hem met bijzondere attentie omringt is begrijpelijk, dat hij hem elke vernedering be spaart en hem het leven niet tracht te vergallen op alle moge lijke manieren zullen we hier ze ker niet moeten bewijzen. Het leven is immers een match van vriendelijkheid, een wedstrijd in menschelijkheid en goedheid! Maar onze « sarei» is een man van gummi, zooals Lapidoth het reeds zei. Hij botst gemakkelijk weer en breekt niet licht.
Zijn gezondheid lijdt dan ook niet te erg onder het speciaal re gime waarvan hij thans geniet. We wenschen er Van Rijn geluk mee. Een man als hij, die schitte rend op de planken heeft gepres teerd en gedurende 42 jaren de tooneelspeelkunst uit al zijn krach ten heeft gediend, een man als hij, die jurylid is, verbonden aan verscheidene konservatoria en aan de toezichtskommissie voor het Landjuweel, een man als hij, die heel wat blijspelen op zijn letter kundig aktief heeft en er ver scheidene prijskampen voor tooneelliteratuur mee won — zoo'n man zeggen we, mag zich niet la ten knakken door de wisselvallig heden van het lot, dat niet altijd het recht met het recht en de goedheid met de goedheid beant woordt.
— Hebt se goed nüj>n voorschriften gevolgd in zake het drinken? — Ja, mijnheer de dokteur, zes glazen per dag... — Zes!! Maar ik had u gezeid: ten hoogste drie. — Ja, mijnheer, maar een andere dokteur heeft mij ook toegelaten er drie te pakken.
KOEKOEK
5
PRELUDIUM OP EEN LICHT THEMA De koning is dood. Leve de koning. We nebben dat allemaal geroepen, maar daarmee waren wü niet ge troost. Hoe zouden wy onze droefheid overwinnen? Want we mogen wel Jlen rouw dragen gedurende verschillende weken en gelyk minister Lippens een boetvaardig gezicht opzetten, maar in nerlijk moeten wrj ons weer gereed maken om een blij gezicht te zetten als het oogenblik daarvoor zal aange broken zijn. Het is de eerste-roinister .ie Bro queville die er voor gezorgd heeft dat wü ons verdriet zullen kunnen te bo ven komen. Hij heeft in den Senaat weer een van die redevoeringen ge houden waarvan hij het sekreet heeft en de exclusiviteit en die alle Belgen een flinken riem onder het hart heb ben geschoven. De h. de Broquevile heeft gespro ken over den oorlog. Waarover kon hij beter spreken dan over den frisschen vroolijken krijg. Een opgewek ter onderwerp is moeilijk te beden ken. Het is het eenige thema dat licht genoeg was om onze zwarte gedach ten te verdrijven. De h. de Broque ville heeft het dan ook ten volle uit gebaat en fortissimo gespeeld om ze ker te zy'e-. onze jeremiaden te over stemmen. Volgens hem kunnen wij nu af ze ker zijn dat de oorlog niet lang meer kan uitblijven. Hij heeft niet gezegd hoeveel maanden wij nog ons onge duld zullen moeten intoomen, maar hij heeft duidelijk genoeg gesproken opdat iedereen die redelijk is kunne wachten. Er is geen kans meer dat de oorlog ons nog zou ontsnappen. We kunnen slechts door een preventieven oorlog Duitschland beletten te herwapenen. Als we het laten bewapenen weet iedereen wat zulks beteekent: Duitsch land zal dan binnen korten tijd tegen ons een preventieven oorlog onderne men. Dus, wat wij ook doen, het komt op hetzelfde neer. Dat was de overtuiging die het hoofd van de regeering aan alle Bel gen, heeft willen bijbrengen. En op dat niemand zich zou kunnen vergis sen over hare bedoelingen, heeft zij die met de geoaste middelen laten aandikken. De gansche week is in de Kamer niet anders gebeurd dan de verster king van de oorlogswetten, om ieder een goed te doen begrijpen waarom het gaat. In de eerste plaats heeft men ge dacht aan het noodige aantal land verraders, die zullen moeten uitge speeld worden om de vaderlandslief de der goede Belgen aan te wakke ren. Vroeger moest ge met kwaad aardig opzet de wapens van den vij and tobben begunstigd om te kunnen
gedoodverfd worden als verrader. Maar dat «boos opzet» vroeg soms wat tijd om te worden bewezen. Daarom heeft de regeering geoordeeld dat zy gemakkelijker haar kontingent verraders zal vinden als het voldoen de zal zijn te bewyzen dat het «we tens en willens» gebeurde. Zoo iets moet ge trouwens niet bewyzen. In oorlogstijd is het al voldoende ver dacht te worden van verraad om schuldig te zijn. Daarbij, hoe vaak heeft men het niet kunnen vaststel len dat de verdachten direkt begin nen met zich te verdedigen. Moesten zij zich zelf niet schuldig voelen, zij zouden er niet aan denken te trach ten zich wit te wasschen. In de tweede plaats heeft men een kleine wet gemaakt om te beletten dat Belgische bisschoppen, staatsmi nisters en andere invloedrijke perso nen aan de ambtenaren nog raad zou den kunnen verstrekken waarvoor die ambtenaren later onder oogluiking van dezelfde bisschoppen, staatsminis ters en invloedrijke personen worden afgesteld wegens hun onvaderlands lievende houding tijdens den oorlog. De ambtenaren weten nu waaraan zich te houden en wie bij de verschij ning van den eersten Duitschen sol
daat die weer ons grondgebied zou bezetten niet steenriood valt van patriotische verontwaardiging, zal aldus de lauwheid hebben bewezen van zijn vaderlandsche gevoelens en met recht worden opgeknoopt by' de eerste de beste gelegenheid. Als men dan ook neg de burgemees ters op hun plaats had gezet, n.1. achter de arrondissementskommissarissen, kon de Kamer voor de afgeloopen week haar werkzaamheden slui ten. Zij had haar vaderlandschen plicht gedaan. Dat alles brengt mede dat er nu een atmosfeer van sereniteit is over het land gekomen die gunstig afsteekt bij het verdriet van de vorige veertien dagen dat, hoezeer wij ons ook inspan den om het te verbergen, toch altyd den indruk gaf dat wü ons lieten gaan. Nu heeft iedereen het oog revestigd op de toekomst. Met de zekerheid dat het maar maanden en misschien slechts weken meer kan duren, gezien den koortsigen y'ver waarmee de regee ring haar oorlogswetten doo>rdryft, blikken wü de toekomst in die ons reeds tegenlacht met den rozen gloed uit de kanonmonden en het verre ge donder van het marinegeschut. Genoeg getreurd, betere tüden zün in aan tocht.
KOEKOEK
HIJ W A S
MET W E I N I G
Eens boden zich drie overledenen aan de Hemelpoort aan. Op hun herhaald kloppen werd eindelijik open gemaakt door St-Pieter in hoogst eigen persoon. — Wat komt ge hier doen? vroeg hü hun op hoogst vriendelijke manier? — Wel, we komen eens kijken of men ons wil aanvaarden! St-Pieter bekeek hen van het hoofd tot de voeten. De indruk die de drie vrienden op hem maakten moet nogal gunstig geweest zijn, want hij riep iemand om de nieuwe «klanten» naar de wachtzaal te brengen, waar ze hun beurt zouden afwachten om voor God den Vader te verschijnen, die zou be slissen of ze ja dan neen, zouden mogen blijven. Toen ze ongeveer een half uurtje gewacht hadden werden ze eindelijk voor den allerhoogsten gebracht. Deze zat op een rood fluweelen troon, omringd door tientallen engelen, aan wier hoofd hun manager St-Pieter prijkte. — Treedt nader! sprak God met donderende stem, en gij, St-Pieter,' geef mij de papieren van deze drie heeren, dat ik ze onderzoek. St-Pieter begaf zich naar een groote kast, haalde er drie enorme rollen perkament uit en gaf ze aan zijn baas. Deze las ze aandachtig, en na afloop der lektuur, vond hij dat hun zonden-
register, niet te zwaar beladen was, en ze wel recht hadden op een plaatsje in den hemel. Onee vrienden waren opgetogen van vreugde. Terstond werd het noodige gedaan om hen te huisvesten. Maar de drie klanten hadden te vroeg gejubeld. Toen St-Pieter telefo neerde om drie kamers, berichtte men hem dat alles bezet was en geen enkel plaatsje vrij was. Wat een tegenslag! Toen men het nieuws aan God den Vader mededeelde, krabde hij zich in het haar. Wat nu gedaan! Daar stonden nu drie menschenkinderen, goedgekeurd voor den hemel, en men kon ze niet logeeren. Er moet iets op gevonden worden. Seffens werd er een speciale minister zitting gehouden, en daar werd be sloten een nieuwe vleugel aan het gebouw te bouwen. Maar waar zouden intusschentijd de drie nieuwe inwo ners verblijven? Nieuw raadsel. Dien dag moest St-Pieter lumineuse gedachten hebben want hij had een pracht-idee: Men zou de drie vrienden terug naar de aarde zenden, totdat het gebouw voltooid was. Dit voorstel werd met algemeene stemmen aange nomen. Een tweede maal nu, moesten de «nieuwe hemelbewoners» voor den
TEVREDEN troon verschijnen, om de besluiten van den «Raad» te aanhooren. Toen God de Vader hun mededeel de dat ze terug moesten van waar ze gekomen waren, barstten ze alle drie in snikken uit. Waar hadden ze dat verdiend? God, die medelijden had met hen, beloofde één van hun wenschen te voldoen, als bijzondere gratie. Alles werd in orde gemaakt voor hun terugkeer naar de wereld. Op het punt te vertrekken mochten ze hun wensch te kennen geven. — Wat wilt gij hebben als ge op aarde terug züt. vroeg God aan den eerste? — Als het mogelijk is, wil ik wel minister worden! — Het zij zoo! — En gij? vroeg hü aan den twee de? — Wel een groot fortuin zou ik niet versmaden! — Uw wensch wordt verwezenlijkt! Nu wendde hij zich tot den laatste. — Ik wensch hoegenaamd niets God de Vader! De aangesprokene viel haast om van verrassing. Dat was nog nooit gebeurd dat een mensch hoegenaamd niets wenschte. — Ge wilt dus niets? — Vader ik ben met weinig tevre den, ik verlang niets anders dan het adres van mün tweeden vriend.
Een flauw avontuur van Dr Pangloss Verleden week kreeg Dr Pangloss een uitnoodiging voor een soupeetje bü een weduwe, die het niet onder stoelen of tafels steekt, dat ze een boontje heeft voor onzen sympathieken vriend. Eerst wou hij weigeren, daar hü de dame in kwestie geen valsohe hoop wou geven, maar na een kort onder zoek van zün portefeuille, nam hij aan. (Hier moeten we doen opmerken, dat het einde van de maand was, en dan mag men zoo'n buitenkansje, om kosteloos een avond door te brengen, niet afslaan.) Toen hij op den vastgestelden avond aankwam, waren al de andere gasten reeds aanwezig ; hij was als naar loflijke gewoonte, de laatste. Dit feit scheen in niets de vriendelijkheid van de gastvró-. w voor hem te verminde ren, integendeel. Ze straalde letter lijk, als ze naar hem keek. Toen Dr Pangloss aan ieder voorge steld was, bood ze hem aan, haar aan tafel te geleiden, want hij, als echte gentleman, niet weigeren kon. Het souper was goed, en de cham
pagne hielp ook een beetje om de gas ten vroolük kunnen te brengen. Toen de heeren een sigaartje ge rookt en d- dames een kopje koffie gedronken hadden, stelde iemand voor een « gezelschapsspel » te spelen, als 1 tnd zou iedermaal een frank gestort worden. Wat het eigenlük was, kon Jr Pan gloss niet zeggen, alleenlijk wist hij, dat na afloop van dit «amusantspel» znn portefeuille verlicht was van een briefje van 20 frink (en dit op het einde der maand !) Hij was inwendig boos op zich zelf, dat hü de stommiteit begaan had, te komen. Enfin, daar was niets aan te veranderen, zün geld was weg en bleef weg.
••* Eenige heeren hadden reeds enkele grapjes verteld, toen plots onze held opstond en vroeg of hij ook iets ten beste geven mocht. Elk der aanwezig zou twee frank inzetten, hij zelf dus ook, en het to taal bedrag zou ten goede komen aan hem of haar, die het meest van de
dingen bü zich had, waar hij zou naar vragen. — Neen, u hebt ons niet beet, bracht een der «-.nwezigen in. Ge kunt wel doode muizen bü u hebben I Dr Pangloss verzekerde, dat hij niets bijzonders bij zich gestoken had. De gasten lieten zich bepraten en of ferden gewillig hun dubbelen frank, vol spanning wachtend op wat komen zou. Dan keerde Dr Pangloss zich met een onschuldig gezichtje tot de aan wezigen en vroeg: — Wie van u, dames en heeren, heeft het grootste aantal valsche tan den? Groot stilzwijgen, tot genoegen van Dr Pangloss. — Wel, ik heb er vier, bekende hij. Wie heeft er meer? Niemand antwoordde, zelfs niet een oude heer, die een schitterend gebit had. — Wel dan heb ik gewonnen ! riep onze medew rker, terwül hü lachend het geld opstreek, dat hem ruim schoots vergoedde voor zijn verlies.
•. ,
KOEKOEK _
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
7
—
De Jezuïeten roeien de onzedelijkheid uit De Jezuïeten hebben op bevel van hun orde een grooten strijd ingezet tegen de onzedelijke literatuur. De Standaard rekt zijn kolommen uit om die apostels aan het woord te laten komen. Zij komen niet enkel aan het woord, zij komen zelfs aan banbliksems ! Het was al een tijdje geleden dat de katholieken geen priester Daens meer hebben gehad. Er moest weer eens groote kuisch worden gehouden. Maar tegen wien ? De demokratische pasters gelijk pater Rutten zijn al te proper geworden om ze een bolwassohing te geven; de kristen demokraten volgen gewillig het ordewoord van Christus en van zün plaatsvervangers op aarde: de Broqueville, de waarheidslievende, 'n Jaspar, den engelbewaarder der arbeiders. Er moest iets anders op gevonden worden. De Jezuïeten zochten, en op een goeien morgen hadden zü het gevonden. Toevallig hadden zij eenige Vlaamsche boeken in handen gekregen, en daar zagen zü stof ! Triomfantelijk werd de oorlogskreet in de Standaard aangeheven tegen Walschap eerst, en dan tegen Claes. Walschap, die schrüft over slechte vrouwen ,die dingen doen, brr. En Claes, dat ls een echte pornograaf ! Zü'n romanhelden heeten Kalle, en Fluit, en zü kakken en pissen ! Dat wordt al te erg. De Standaard is niet meer voldoende om al de banbliksems te zwaaien, en ten einde uitbreiding te geven aan den goeden strijd tegen de slechte literatuur, heeft de orde der Jezuïeten zich n u tot ons gericht om daaraan mede te helpen. Gaarne zetten wü onze kolommen open voor het Jezuïtisch proza van paters Poukens en Janssens, en andere voorvechters. EERSTE ARTIKEL Het kwaad moet met den wortel uitgeroeid worden door Pater Kwijlzeem, Jezuïet. De slechte literatuur heeft reeds groote verwoestingen aangericht in * het kristen Vlaanderen. Wij zouden daar treffende staaltjes kunnen van aanhalen. Gisteren nog zagen wü een knaap in volle straat wateren. Die snoodaard kon vüf a zes jaar oud zijn. Zoo jong en reeds zoo verdorven. Ziedaar de invloed van Pallieter en van De Witte op onze vroeger zoo zedige bevolking. Wü zullen ons echter niet lang bezig houden met de gevolgen; liever zullen wü het kwaad aanranden waar wü het vinden. En vooreerst willen wü de geloovigen waarschuwen tegen Guido Gezelle. Wü wüzen er op dat deze kettersche priester lange jaren in ongenade is geweest bü zün kerkelü'ke oversten. En niet ten onrechte I Durfde deze
zoogezegde dichter het priesterkleed met bezoedelen door te schrüven: Meiske, met uw teele melk... Als de zedigheid ons niet weerhield, zouden wij eens duidelijk uiteenzetten wat al viezigheid er in zulk een regel versoholen ligt. En het kwaad is des te erger daar het loensch verborgen is onder een schü'nbare onschuld. Er is vooreerst sprake van een meiske, en dan van telen... Ja, ja, wü begrüpen ! En die melk ! ! En in den volgenden regel die BLOOTE voeten. Het is om te walgen. Zoo zouden wü elk gedicht van Gezelle kunnen ontleden. Zelfs de begrafenis van een kristen mensch misbruikt die vuilaard, om zün wellust in het geheim bot te vieren, en men zal zioh herinneren, dat hü ergens de paarden Blare en Bles noemt. Blare, of blaas... Genoeg ! By de modernen heeft die onzedigheid nog toegenomen, zooals wü schitterend aantoonden in de Standaard. Nu willen wü alleen maar eenige regelen vaststellen om het kwaad te keer te gaan. 1. Vooreerst moet het gedaan zü'n met vrouwen in de romans en gedich-
ten te brengen. Dat leidt van zelf naar de zonde. Dat men een voorbeeld neme aan den Mechelschen catechismus. Daar komt maar een enkele vrouw in voor, en 't is een maagd. Bezie daarentegen onze moderne romans. De vrouwen hebben er kinders, en iedereen weet genoeg hoe dat komt ! 2. De schnüvers zelf zouden het voorbeeld van zedigheid moeten geven in hun persoonlük leven. Daar hebt ge de katholieken Muls, Van Cauwelaert, Claes, en anderen nog. Zü dragen de teekenen der wulpschheid, zedeloos op hun gelaat. Zü dra* gen namelük een baard, waartoe zou die baard anders dienen dan om het andere geslacht te verleiden? Weg met die baarden! 3. En naar welk ordewoord luisteren de zoogezegde katholieke scforyvers? Niet naar dat van de kerk. Zü leven onder wereldsche menschen, en dat is juist hun verderf. Wie niet tot de Jezuïetenorde behoort zou moeten zwügen. 4. Ofwel, zich laten ontmannen, Pater Zeerhkwijl
KOEKOEK
8
t2tLARi/LJT
~ \
ons VAN AfiDtRtn VAM
Hoe moet ge slapen? A h ! onnoor^le lezer, ge denkt d a t h e t een idiote vraag is! Ge peinst, dat h e t voldoende ls t e a n t w o o r d e n : «Men m o e t sla p e n m e t de oogen toe!» Ge zijt er wel m e d e , sukkelaar! HET NIEUWS VAN DEN DAG. — ja, ja, ge w e e t wel, die s c h o o n e , kristelijke gazet — zal h e t u leeren : Van rustige of onrustige ka m e r s k u n n e n de stadsmens c h e n m e e r vertellen d a n de b o e r e n : ge m o e t m a a r uw s l a a p k a m e r h e b b e n l a n g s 'n s t r a a t w a a r veel gerij is e n veel autogetuit, o m t e w e t e n d a t er veel slaaptijd verloren kan gaan! N e e n , slapen is geen bijzaak! Wel zijn er m e n s c h e n die er n i e t s o m g e v e n w a a r of h o e ze liggen o m t e s l a p e n . Als ze m a a r l i g g e n , ziet g e , w a n t t o t n u t o e hoorde ik n o g nooit z e g g e n d a t m e n al s t a a n d e slaapt! D e g e w o n e m e n s c h m o e t in g o e d e voorwaarden « liggen » e n ik voeg er bij : de deftige m e n s c h m o e t deftijr ku:-.nen s l a p e n , zoowel als hij deftig m o e t w o n e n , zich deftig voe d e n en k l e e d e n en zich op deft':ge wijze v e r m a k e n . Ik zal u ook n i e t a a n r a d e n t a p i j t e n op den trap der kel derkamer, n o c h k a s t e n m e t groote spiegels in uw kamers te plaatsen. Voila! - oila! Voila! D a t er n u n o g n e keer eene is, Ja, die h e t aandurft n i e t «deftig» t e slapen! Wi? bovenstaande schreef is e e n . . . juffrouw. Mogen we e e n s k o m e n kijken h o e zij slaapt? r
Voor een monument ter eere van koning Albert D e GAZETTE VAN GENT m e l d t h e t volgende : Met h e t oog op de mede w e i k i n g tot oprichting van e e n godenkteeken voor onzen diep betreurder vorst Koning A jr I, h e e f t o n s blad v a n af h e d e n e e n inschrijvingslij st g e o p j n i . Alle giften, hoe klein oo!Ien m e t dank aanvaard w o r d e n t e n bureele of ter re daktie v a n ons blad.
M e n k a n ook gebruik m a k e n v a n de p o s t c h e c k r e k e n i n g 30.78.37, op n a a m v a n den hoofdopsteller, M. E. Versohueren. Vergeet n i e t op de strook d3 r e d e n der storting te ver melden. We zuller daar n i e t s op afdin gen. Ter kontrarie. Alleen h a d d e n w e vijf eens leute, t o e n w e '.ennis n a m e n van de inschrijvingen : TWEEDE LIJST Overdracht eerste lijst: 144.— Voor o n z e n betreurden koning 10.— Aaii o n z e n diepbetreurden K o n i n g Albert I, David, Y v e t t e e n Robert . 5 . — Totaal frank:
169.—
D e t w e e d e lijst eindigt dus m e t e e n t o t a a l v a n . . . 169 frank. D e invloed v a n d' «Gazette v a n Gent» schijnt rechtstreeks i n ver h o u d i n g te zijn m e t de opbrengst v a n h a a r inschrijvingslij st.
De kinderlijke president van Brazilië M e n begrijpe ons n i e t verkeerd e n de g e z a n t v a n Brazilië m o e t geen klacht neerleggen te onzen laste, w a n t als we z e g g e n de « kin derlijke » president v a n Brazilië, d a n h e r h a l e n w e s l e c h t s w a t Z. H. t" P a u s v a n R o m e h e e f t geschre ven, als we t e n m i n s t e HET NIEUWS VAN DEN DAG m o g e n gelooven. Bij g e l e g e n h e i d v a n de zaligver klaring v a n drie j e z u i e t e n , zoo lezen we in g e n o e m d blad, die in 1628 door wilde I n d i a n e n a a n d e n oever v a n den stroom P a r a n a /ooihet geloof werden gemarteld, enz.,... h e e f t de resident v a n Bra zilië, als «tolk v a n h e t katholiek gevoelen v a n h e t Braziliaansche volk» zijn .heiligheid verzocht, enz. (ge k u n t h e t wel r a d e n ) . Daarop h e e f t dc P a u s c e a n t woorJ >n o . m . i n zijn telegram gezeid * D a n k b a a r en i n n i g getroffen door de godsdienstige en kinderlijke gevoelens v a n w Excellencie... -
Moesten wij iets dergelijks schrijven, ze zouden zeggen, dat v.; m e t h e t hoofd van e e n be vriende n a t i e d e n zot h o u d e n .
Zich laten dryver» met Stavisky We b e d o e l e n : zich m e t zijn pro za la drijven op de Staviskyzaak. Wie daarin den grootsten zwier n e e m t is « HET VOLKSKE » v a n Gent. Dit, als staaltj : E e n verdediger, n . 1. deze v a n Stavisky's l u i t e n a n t n Rom a g n i n o , die gebaard h e e f t dat hij zich wilde verzuipen. Djeemenismenschen! Wat 'n rot boelke. D a t alles zou n o g n i e t s zijn, m o e s t ieder dezer o p h e f m a kende gebeurtenissen der jongste dagen, een schakel zijn v a n de k e t t i n g , welke rond h e t Stavisky-schandaal geslingerd ligt. W a n t aldus zou t o c h é é n s de dag k o m e n , dat de k e t t i n g volledig is. M a a r . . . , ieder s c h a k e l wordt eten: «cercle-vicieux» ofte e e n kringloop w a a r m e n , onzes i n ziens, moeilijk zal u i t g e r a k e n . Waar e c h t e r e e n wil is, daar is e e n w e g ! En we s t a a n hier t c c h m e t den v a s t e n wil v a n e e n D o u m e r g u e , die v a s t be sloten i s . . . brrr... h e t m e s i n de w o n d e t e draaiten e n de etterbuil uit t e snijden. De k o m e n d e d a g e n zullen ons leeren, of w e in onze ver wachtingen bedrogen wer den. Intusschen, geven we maar weer, n o g enkele o p h e f m a k e n de, aan-'t-licht-gekomen feit" . !S e n de jongste gebeurtenis sen ten beste. Ja, d j e e m e n i s m e n s c h e n anders gezeid, milledju, 't is n o g a l i e t s ! o»
Historisch en onvertaalbaar In een Parijschen boekwinkel : — Est-ce que vous avez des Guy de Maupassant? — Non, mais si vous voulez des guides Michelin?
KOEKOEK
DE
9
SPLINTER
M. DIGNEFFE opent de vergade ring te 2 uur. VOORZITTER. — Mijne heeren, het woord is niet meer aan de daad! Het is aan het woord! M. WAUCQUEZ. — Laat mij dan maar los! M. de DORLODOT. — Neen, lik eerst! M. PIERLOT. — En zullen de minis ters misschien moeten zwijgen? VOORZITTER. — Neen, neen, elk krijgt zijn beurt. En bedenkt mijne heeren, dat de woorden den man schilderen. Het woord ls aam M. de Dorlodot.
REDE VAN M. DE BROQUEVILLE De waarheid, mijne heeren. is het hoogste goed van de menschheid. Daarom wil ik waarheid en niets dan de waarheid spreken. Ik zie rondom mij vele menschen die liegen. De leu gen staat op hun aangezicht geschre ven. ROLIN. — Welk soort van spiegel hebt gij om u zoo vele keeren e zien? M. DE BROUE VTLLE. - Ik Wil mijn gedachten niet onder tafels op banken steken. En hier zal het volle licht schijnen. WAUTERS. — Opgepast. Wat zit er daar weer onder? M. de BROQUEVILLE. — Wij wil len den vrede. Om hem te bereiken moeten wij Duitschland laten bewa penen. Dat zal ons toelaten ok onze grenzen te beveiligen. De Duitschers willen zich wapenen. Er is daar niets aan te doen. Wij hebben nochtans goeden wil genoeg betoond. Reeds in het verdrag van Versailles hebben wij beloofd te zullen ontwapenen.
EN
KOEKOEK. — Pardon, wij hebben zijn woorden een beetje geordend, want moesten wij schrijven gelijk hü broebelt, dan verstond er geen lezer meer iets van. M. WAUCQUEZ. — De Duitschers hebben een ziel van militaristen. ROLIN. — Gü loopt toch ook ln uniform als ge kunt? M. WAUCQUEZ. — Haha! Be laat met mün uniform niet spotten. Geheel mün gezag is gebaseerd op dat uniform. De Belgische ziel, müne heeren, Is er eene die altüd vurig blaakt voor den strüd. De vaderlands liefde is de eenige plicht van eiken burger. De Belgen zün de moedigsten van alle Galliërs. Immer vooruit! FRANS TOCH. — Leve «Vooruit»! M. WAUCQUEZ. — O vaderland, o edel land der Belgen! Ik eisch eer bied voor mün uniform en de meis kens die mü zullen zien in de aktualiteiten van de cinema zullen hun hart moeten vast houden. PATER RUTTEN. — O, münheer Waucquez, gaat ge weer ln de zonde van de meiskens vervallen? Op uwen ouderdom? M. WAUCQUEZ. — Ja, lk herhaal het. het nazisme ligt niet in de toe standen, maar in de ziel van de Duit schers. Maar wü zullen daar tegen over ons katholiek ideaal stellen! Wü zullen ricynolie geven aan al wie geen eerbied heeft voor mijn uniform! Wü zullen de boeken verbranden die door kardinaal Van Roey met goedgekeurd ziin! Wü zullen de socialisten ln koncentratiekampen steken en de kemmunisten zullen wü opknoopen. Ziedaar! Wij zullen eens toonen dat wij te beschaafd zün voor Duitsche nazi's. M. DEVEZE. — Zeer wel! Zeer wel! Tk ook ben voor de vrijheid.
ROLIN. — Als ge even goed uw belofte om te bewapenen houdt, dan zullen we weldra ontwapenen.
REDE VAN M. WAUCQUEZ M. WAUCQUEZ. — Zooals ik de vorige week reeds zei met eenige uit de keel gerukte woorden die in het hart van al wie zijn land bemint zul len weerklinken tot op den dag van het laatste oordeel dat met het einde van mijn leven waarschijnlijk zal aan breken, hebben wij geen schuld aan den oorlogsgeest die steeds levendig is gebleven in de harten der boches. COOLE. — Tiens, die man spreekt voor een keer niet slecht.
2& & — Hoe komt ge op 't stomme Idee om uw vulpen in mün band te ste ken? (Everybody's)
DE
BALK
REDE VAN M. DE SPOT M. DE SPOT. — Mag ik een beetje dat bespreking onderbreken om een beetje te spreken van de radio want ze spreken daar veel te veel in dien radio. ROLLV. — Nog een die de vrüheid wil... voor hemzelf. PATER RUTTEN.' — Maar laat M. de Spot toch spreken. Gü züt onverdraagzaam. • ROLIN. — En M. de Spot zal waarschünlük voor de verdraagzaamheid pleiten. M. DE SPOT. — Jak. *k Heb verleen jaar verslag gedoet op de radio en 'k zei ik alsdat al die man nen daar te veel geld verdienen en 'k ga 'k ik in de portemonnee van dander küken dan peist er niemand aan mün portemonnee. Hawel, münheers, wü zetten nu den strüd van Christus voort tegens den radio, 'k Ben ekik avokat en Vlamir. tegUjk en Tc ben beschaamd als ik hoore dat zij van den radio zoo maar nlemendalle kuituur hebben en voor een avokaat ls da me te verdragen En toen de muziek die ze daar spelen dattis geen muziek. Ge hoort gij daar altüd vreemde namen in dr plaatse van da ze ons eigen artister spelen waarom gaan zaltüd naar elderr küken. Die vreemde muzikanten zü^ dikkels veel slechter dan de onze er memand kenter al die vreemde artis ten geluk Porkofief, Wagler, Maurit Raveel, Llttese, Sopien en wawee' 'k ik allemaal? Da zou moeten uit zrjn 't christen Vlaanderen is 't beu var al die Joden en zwijns te hooren zeeve ren dat is omdat er daar soclalister in de radio zitten indenlaats var menegen die katlieke studies gedaan hebben geluk ik. M. ORBAN. — Zeer wel ik ben ook voor de kuituur van mün christelijk Vlaanderen en 'k zeg ook... VOORZITTER. — Gü hebt niets te zeggen want gü hebt het woord niet. M. ORBAN. — Zulde durven het woord af nee men van een Vlamsch professoor van den hoogeschool? M. DESPOT. — En daarom moet den radio ln den hand gegeven zün van een katolieke directie dat verstand heeft van goed Vlaamsch te spreken en ons eigen artiesten bemint geluk de koster van mün dorp, waarom mag hü ln den radio niet ook maar natuurlük eens ne keer mag komen, om te zingen geluk van 't doksaal? (Levende toejuichingen).
In
den
inkte rIekteweeIe
Eewel Pier, zedt de Rosten gistere teege mij, geb gij algeleik toch een plezierich krawijtse fait. Wa wilde eigettük zegge? zech ekis teegen hem. Be wel zecht hij, dade gij ezoo aie weeken u loolekes moocht uitkraamen in de Koekoek. Zweicht zech eklk, dat den Broeder nie en ooit of mijn ziele is naar de vaantses. Alee zecht de Rosten daarop, azeklk van lollekes spreeke, tis te zeche ziede, tluk wel dadeder geweldich de booter uitslaat ook zulde, maar afijn teen door tander moochde toch met u marksa ndleze voor de pinne koome, zoowel of nen andere. En goe wee te! zech ekik daarop en moest diene geestichaart die mijne weekeHJkschgen devwoir in de Koekoek ferbeetert mij een beetse meer aan twoort laate koomen inplaatse van zijn eige, ge zouwt nog gejeel wade anders horen. Maar ejaa die intkerlekteweelen zijn alemal deselfde, vivan ons en van geen andere. O dade is ook nen inkterlekteweel? zecht de Roste daarop, ge zoedt in elk gefal toch niet zegge aan zijne praat zulde! Waarvan? zech ekik, doet hij meschgien somtijts festandich? Aja da gebeurt al ne keer, selfs aan nen inkterlekteweel.
Alee toe zecht de Rosten, nen inkterlekteweel dïe loolekes ferkoopt zeeker, da gaade mij nde wijsmaake zulde. ebde gij al van ze leeve nen inkterlekteweel gezien die op zijn bille zit te pletse van de leute? Da persies zech ekik daarop, dade is nog al feele gefmacht. Daarbei zecht de Rosten, eef nen inkterlekteweel wel billen? O zech ekik ge finter gij daar ook onder van ale soorten, mee hooft en zonder hooft, glisheeren en laplanders, pielaarabedters en arnassiesten, foildevouwers en ruften, Mefebbers van boeMe en amateurs van fersch kalfvleesch, afijn gejeel den annekesnest. Ten is maar een ferschgil zech ekik, tis da nen interlekteweel ales feel férstandicher dcet of nen anderen. Hoeda zecht de Rosten daarop, dade en ferstaak nde goet? Awel zech ekik, gestelt da nen inkterlekteweel door nen droevichen saameloop van huizeltjke omstandigeeden mee zijn kleeren in den koolbak teregte koomt... Wablief? zecht de Rosten daarop, nen inkterlekteweel in de koolbak? Da gebeurt al ne keer in de beste faamielde zech ekik, ewel wa zouwt ne gewoone stervelink geleik gij en ik in ezoo een gefal doen? Dade is ook nog een fraach zecht de Rosten, ons welf teege de koomode
AWf**fajiètdt
cU£ f i i ^ J J L ,
ijuit^ ^^^^^
koolbak zwieren en den ooverschgot op ttfuulblek toopevaagen. Zuust! aech ekik, ewel nen inkterlekteweel in ezoo nen toestant ferplaatst, zouwt in den koolbak bleive liggen en daar een kosmeetieksch gedigt schgrijven oover de menschgeleike ondankbaareit of nen fieolooaofieksohgen booteram oover d'erfzonde door d'eewen heen. En peizde gij da zijn welf daarmee .getroost ist? zecht de Rosten daarop. Inteegedeel zech ekik, aangezien da ze niets van zijn kreimerslatein en ferstaat peist ze natuurleik dat hü heur ligt uit te maaken in ne fremden tonenval waarop da ze in een ferschge koleire schgiet en gejeel den inhouwt van heure koolbak in tfuur kipt. Wade? zecht de Rosten. Dade is zuust d'ek&pliekaasie zech ekik waarom dater zooveel inkterlekteweelen van de markt ferdweinen zonder dater nog ooit nen haane oover kraait. Ha nondedzuu! zecht de Rosten mee ne geweldeche floek, als dade ezoo in zijnen aak zit tons bleivek nog liever in mijne stiel aiedet... A perpoo Pier, zouwde mü geen doobele fran kunne leenen om naar de foore te gaan? Wilde u schgiiete geestichaart zech ik, of tzouw nog kunne lukke dade dierekt in den inkterlekteweelen koolbak teregte koomt!
uvwot
#lui>c
&f%*>
c
KOEKOEK
12
Berijmde schelmerijen (112)
DE
Een kring, die aan komedie deed, Had eens 't besluit genomen, Van in een prijskamp, lijk dat heet, Toch ook eens uit te komen.
« Mijn waarde vrienden, 't gaat heel goed. Het kon mij zelfs verbazen. 't Is best hetgeen uw leider doet, Het is een aas der azen.
Zij hadden dapper gestudeerd, Met hunnen leider samen. En menigmaal gerepeteerd Tot zij tot 't klaar-zijn kwamen.
Iets is er toch, helaas, dat ik Niet vat. 'k Zag u bij 't spreken Opeens, op zeker oogenblik Een staart door 't venster steken.
Toen zei een kerel van 't bestuur : « Wat zoudt gij er van denken, Als w'eens bij een bekend figuur Te raad gingen om wenken ?
Vertel mij, wat dat toch beduidt, Ik kan het niet verklaren. » — Mijnheer, ik leg het gauw u uit, • Dan zult ge wel bedaren.
Wij hebben voor den leider wel Respect om zijne gaven. Toch zou ik 't oordeel van ons spel Bij andren willen staven. »
Het staat, zoo ging de leider voort, In ons brochuur geschreven. » — « Weihoe, dat heb ik nooit gehoord, Al heb ik 't stuk gegeven. »
En ieder ging volmaakt akkoord. Er werd een brief geschreven, Naar iemand voor wiens rake woord Men zeker veel zou geven.
— « I k zal 't u toonen, beste man, Uw twijfel zal verzwinden. » Hij nam 't brochuur en toonde dan Hetgeen gij hier zult vinden :
De goede man in kwestie kwam En men begon 't herhalen. Toen 't eerste deel een einde nam Dan zei hij zonder dralen :
En wat hij las ontstak weldra In zijn verstand een genster : « De graaf treedt binnen » En daarna Stond : « Staart nu door het venster ! »
Koekoek doet mee aan een « concours de lettres d'amour» Te Parijs heeft er, door de zorgen van de Vrouwenclub der rue de la Paix, een wedstrijd plaats gehad voor de schoonste liefdebrieven van vrouwen. Er waren meer dan 80 inzendingen. De brief van Mej. Marcelle Maurette werd geprimeerd. Ziehit. een uitknipsel uit deze hartroerende, dichterlijke liefdesbelijdenis, da , we overnemen uit « La Dernière Heure » : « Marie heeft de kip gemist. Pas op de vallingen. Ik heb al de foto's uit mün album gehaald. Uw hond Top weent te goed, ik ben jaloersch van hem 1 M. X... ls gekomen. Wat is een man in den grond toch een 1 'elük ding ! Gü, gü züt schoon ! » Als we dit lezen, kunnen we onmogelijk aan de overweldigende bekoring weerstaan op dien liefdebrief, die ons ' 1
STAART
tenslotte den hutsekluts doet verliezen, te antwoorden. We zijn dan ook zoo vrü aan Mej. Marcelle Maurette volgende ontboezeming te adresseeren : « Zeer geachte winnares, (geen m, zetten ) Stephanie heeft den Gentschen hutsepot gemist. Pas op de seskens. We hebben al de naaktfoto's uit den album van Sacha Stone gehaald. Uwe Kater Pot jankt te slecht, dan dat we er jaloersch zouden van zijn. M. Y... is niet gekomen. Al de wijven stinken en de mannen rieken goed ! (Zie liederenbundel Rich. Van Kenhove). (Get.) De onverantwoordelijke uitgever van «Koekoek») Als we nu op onze beurt daarmee den eersten prijs niet bekomen voor de liefdebrieven voor mannen, zeggen we, dat er twee maten en twee geslachten zijn ! En dat de club van de rue de la Paix een opgeraapte boel is! En dat die geprimeerde liefdebrief dan de brief is van een zottin ! En dat we ons niet zullen verwaardigen er op te antwoordenl
Goddelijke inspiratie Verleden week werd een music-hall in de hoofdstad heropend. De bezoekers kregen mooie nummers te zien. De clou van de vertooning was een akrobatische danseres, die als bisnummer «een denkbeeldig telefoongesprek» voerde. Dit nummer getuigde van een groot origineel talent. De bestuurder was in de wolken. Het zou een triomf worden. Aan zijn vrienden sprak hü met lof over zü'n «danseres» en hare goddelü'ke inspiraties. Eenige dagen nadien zaten die zelfde danseres, haar bestuurder en enkele vrienden aan een intiem soupeetje. Natuurlük werd zij gefeliciteerd om haar groot talent. Een der vrienden vroeg haar wat haar laatste dans geïnspireerd had. En met een sohalksche glimlach zei ze: — Ziet u, ik heb eens den heer bestuurder gadegeslagen terwijl hü een gesprek voerde in de telefooncel.
KOEKOEK
13
Uit het leven van den Platte De Platte was in een prachtig hu meur. Wat er achter stak, weten we niet zóó juist, maar hij veelde zoowel als elke man, die een vel over zijnen buik heeft, dat de Lente in aan tocht is... Hij bleef maar aan het woord. Na de eene historie kwam hij voor den dag met de andere, zijn toehoorders hadden haast geen tijd om op adem te komen en nochtans ze hadden maar te luisteren, naar wat zijn fan tasie voor hen bedacht... — Ik heb U den vorigen keer ver teld over dat incident in den trein. — Als ge daar de lucht hebt ververscht, Platte? — Juist. Maar het is niet het eeni ge incident dat me in den trein is overkomen. Stel U vóór: op zekeren keer was ik op weg naar Brussel. In mijn wagen zat er een soort van Ita liaan. Eigenlijk was de kerel van Me eneten. Maar zijn aanblik, — bruin gelaat, donkere oogen —, deden hem mij houden voor al wat ge wilt, uit gezonderd voor een maanblusscher. We waren Vilvoorde genaderd. En nog geen oogenblik had die kerel zijn muil gehouden. Niet dat hij sprak hoor! Neen, hij merkte wel dat ik niet in mijn pruikje was. Maar hij zong. Hij huilde! Enfin, een echte te norstem. Iets klagends, weemoedigs. En ik was al zóó triestig. Ten slotte snauwde ik hem toe: — Maar houd nu toch een oogen blik uw bakkes toe! — Ik mag toch zeker wel zingen, als me dat lust? — Wat zingde gij dan voor iets? — Paljas, zei hij. En weeral was hij van katoen aan het geven. Ik begon daarop met zichtbaar ge weld over mijn heupen te wrijven. Dat intrigeerde den andere. Hij zweeg, plots, verwonderd. Maar zijn verwondering steeg ten top, toen ik daar een kanonschot los te, — een toon met een orgelpunt. De Mechelaar sloeg wit uit van het verschieten. — Wat is dat? stamelde hij? — Het begin van den «Oorlog» zei ik, de kantate van Peter Benoit. Ze gaan die dit jaar ten onzent uitvoe ren. Ik zing mee. En zooals ge komt te hooren: ik repeteer zoo tusschendcoir maar al een beetje... Toen het kommentaar geluwd was, vervolgde de Platte. — Ge weet, ik ben in Congo ge weest. Op één van mijn reizen had ik een koppel slangen meegebracht. Ra telslangen. Schoone beestjes. En tam. Tk was nog getrouwd, Het mannetje had ik Pin gedoopt, het vrouwtje Pan, Mijn wijf raakte er niet wijs uit. — Hoe kunde gij zien, dat die eene het manneken, de andere het wijfje is? — Zien niet, maar hooren! — Hooren?
— Kom gij maar direkt binnen. Ge — Natuurlijk: het wijfken ratelt hebt gij gedaan wat ge kondt. En veel harder dan het manneken! bijial, onze Lieve Heer had U dat Goed. Op zekeren dag, lig ik te bed ding toch ook niet gegeven, om er naast ons Trien. Word ik plots ge haver mee te meten... wekt door een verdacht gerucht. Ik maak licht. Daar staat Pin vóór mij. Weer een slok bier en maar door Hij schudt met zijn kop. Bi dacht bij gehold. me zei ven: die heeft wat te vertellen. — Tk heb een neef, zei de Platte, lk Inderdaad: ik sta op, kleed roe aan, ben er peter over en het zal een goe en zoodra Pin ziet dat ik gereed ben de worden. Stel u vóór, gisteren zie hem te volgen, schuift hij vóór mij ik hem, zijn gezicht ziet zwart, ik uit, de trap af, telkens omkijkend of zeg: ik wel volg. — Ventje ge moet uw gezicht wasschen. I Zoo kom ik beneden in de keuken. — Waarom, nonkel? Wat zie ik daar? Daar staat Pan drei — Wel voor de propertelt. gend voor een inbreker. De man dierf niet te bewegen. Maar dat was nog — Dat is toch niemendal gekort, niet alles. Pin en Pan hadden klein nonkel! tjes gekregen, een dag of acht te vo — Neen? ren. Welnu, in het raam dat open — Ons moe wasoht heur alle dagen was, stonden de kleintjes allemaal en ik heb nog maar pas gezien dat overeind. ze spinnekobbenetten onder heur ar< — Wat deden die daar, Platte? men heeft... — Wel ratelen, he, lawüd maken, Diezelfde snotneus begroet me op om de politie te waarschuwen! zekeren dag: De Platte bestelde een nieuwe pint — Nonkel, gij zijt me 'nen leeuw! en nadat hij het schuim had wegge — Een leeuw? blazen en een teugje had gedaan, — Ja, zoo eentje gelijk er achter ging hij voort: den hoek bij den koeboer op stal — Bz had dien nacht juist een kustaat. rieuzen droom sehad. — Met die lange ooren? 1 Ik had gedroomd van een oude — Ja nonkel. kwezel en een vrouw die heel haar le — Maar manneken, dat is geen ven de mannen plezier had gedaan. leeuw. Dat is een ezel! De twee vrouwen waren op weg — Ik weet het wel, nonkel, maar ik durfde het niet zeggen... naar den hemel. De Platte was met zijnen vriend Ik volgde ze in gedachten. Pons op schok geweest. Pons was een Ik zei: «Platte, kük goed uit uw getrouwde lap, maar ééne die er wel oogen. Als het zoover komt dat gij eens een stuk afscheurde. Pons had ook naar den hemel moet, dan kent dien keer een dekoratie gekregen e n ge den weg al.» dat moest gevierd worden. Om op de Ze komen aan den hemel. lappen te gaan had hij slechter kun Eerst klopt de kwezel aan. nen kiezen, dan den Platte tot maat Verdorie, Sinte-Pieter was kort te nemen. aangebonden. Ze hadden hem dien nacht al menigen keer gestoord. Ze hadden al menig kapelleken be zocht. Maar het was overal maar biet — Wie zijde gij? vroeg hij aan de alleen. Enfin, de Pons stond er op, kwezel met barsche stem. dat ze ook eens een paar kafeekens — Eulalie! zouden aandoen, waar meer leven — Ha, de kwezel van St-Andries. heerschte. En hoe hedde gij u gedragen op aar Waar is er meer vreugde en leven, de. dan daar, waar er jonge en gewillige — Heel goed. Tk verschijn voor U melskens omtrent zijn? als een pasgeboren lammetje... Ze deden hun best. Maar aan alles — Ja, dat zeggen ze allemaal. Ge komt een eind. moet toch eerst nog een tijdje in 't In de kleine uurtjes keerden ze naar vagevuur doorbrengen, zulle. Daar huis, met een ferm stuk in hunnen zijn er hier al genoeg van uw soort. kraag. Daarop klopt het meisje van plezier Vóór zijn deur bleef de Pons nog aan. even staan: — Wie nu? — We hebben ons goed geamu — Mietje, uit de « Veertien Billeseerd, we hebben geen dorst meer, kens.» maar alles wel beschouwd, Platte, zou Sinte-Pieter streek eens vriendelijk de gelooven, dat mijn eigen vrouw, door zijnen baard. nogal wat plezanter is dan al dezea — En hoe hedde gij het op aarde die we nu hebben bezocht en getrals» gesteld? teerd? — Wel Sinte-Pieter, ik heb de — Tegen wien zegt g't, zei de Plat» deugd beoefend. te, oprecht. Sinte-Pieter, die ook een groote De Fons werd er plots nuchter door. mensch is, verstond wel wat Mietje En keek vol achterdocht zijn bom» bedoelde en tusschen de tanden grom melmaat aan... mend, zei hij:
I W
KOEKOEK
Oproer te Gent onder de figuratie van het monument der gebroeders Hubertus en Johannes Van Eyck Verhaal In dezen optocht naar het park ging het er zeer levendig toe. De harmo nie- e n fanfarenkorpsen, alsmede de accordeonisten voerden tiiomfimarschen uit. Door verschillende groepen werden huldezangen en strijdliederen aangeheven, men kreeg er den indruk van een nooit te vergeten schouwspel, de straten en lanen waren letterlijk opgepropt met volk. En niettegen staande deze overgroote massa ging alles in de beste orde. Er waren dit maal geen gendarmen opgeroepen, onze medeburgers de politieagenten, bereikten door hun taktvol optreden het noodige resultaat. Op de Citadel laan marcheerde Edmond Van Beve ren met de zijnen reeds in gezelschap van Jacob Van Artevelde en Anseele senior. Al dezer gezichten straalden
door
SINT
van wilskracht en van vreugde. Men zou gezegd hebben dat uit het impo neerend gelaat dier volksleiders als het ware elektrische vonken spatten die door de geesten der massa werden opgevangen. Eindelijk was de stoet het erf van Claus genaderd. Verschillende voorname volksleiders met Van Artevelde, Van Beveren en Anseele aan het hoofd traden vooruit, en opeens weergalmde een geweldig «Hoerah!» door het park. Het eerst van allen nam Jacob Van Artevelde het woord: — Zeer vereerde gebroeders Van Eyck, prinsen der schilderkunst! Waar er sprake is van op te rukken tegen de verdrukkers van onze vrijheid, onze eer en onze rechten, ben ik een bondgenoot! Wel ben ik gekomen met mijn zwaard, doch ik wil eerst strijden met en veroveren door het woord, het woord dat naar herstel, naar verzoe-
BIJ HET KAARTSPEL - Excuseert!... 'k heb slecht gespeeld... 'k moet een oogenblik mijn rentend zijn kwijt geweest. — Een oogenblik? Wat laai u denken, dat het slechts tijdelijk was?
B A V O ning en naar vrede leidt! De Vlaam sche koppen zijn van staal wanneer onrecht hen bedreigt, maar zij kun nen ook zacht zijn als een rozenknop wanneer mensclülevendheid ten deel hun valt. Over hetgeen men TJ, groote kunstenaars aandeed of wilde aan doen, zulen wij niet verder spreken. Het goede recht waarvoor wij allen zijn opgestaan, is aan onze zijde. Wij komen u halen om u naar het ter uwer eere opgerichte monument ln triomf terug te voeren. Dit is de vaste wil van het volk! En gij weet: «Vox populi, vox Dei!» of des volkswil is Godswil!... In naam van Uat volk noodig ik u uit om met ons den terug tocht naar uw geliefde eere-plaats te aanvaarden in «Hou en de Trou!» — — Vivat! Jacob Van Artevelde! Heil onze roemrijke, heldhaftige voor vader!!! klonk het sein uit Gabriel's mond, en dadelijk daarop herhaalden duizenden monden denzelfden kreet. De muziekkorpsen speelden den lof zang «Naar wij en zijd» die door de massa uit volle borst werd medegezononze roemrijke vadren herdenken! enz. gen: Tseef met Diogenes gingen oogenblikkeltjk aan het werk om met enkele vooraanstaande volkspartijleiders den terugtocht te regelen. Van Artevelde, Van Beveren en Anseele, waren van oordeel dat er aan Claus' monument nu geen redevoeringen meer moesten gehouden worden, maar dat men in eens tot de daad moest overgaan: De zegetocht naar de Limburgstraat, welke zou worden afgelegd langs de Park-, C lemen ttna- en Elisabettilanen, Kortrtjksche steenweg, de Kortrtjkstraat, Nederkouter, de Veld- en Katalonjestraten, de Braun- en SintBaafsplaats om ten slotte te komen in de Limburgsraat. — Langsheen den af te leggen weg waren al de huizen, waarvan de bewoners voor de open vensters van hun bovenverdiepingen stonden, bevlagd. — Aan het hoofd van den stoet hadden politieofficieren met een rij agenten post gevat. Hierna stonden een groep trommelaars en «Vooruit«'s harmonie. Vervolgens zag men Jacob Van Artevelde, met zijn slagzwaard, omringd door Anseele senior, Van Beveren, Balthazar, en nog andere socialistische leiders: ook Juffrouw Bonants, Siffer, enz. en waarachter zich de engel Gabriel schaarde. Na deze de dragers van het boek en palet der schilderprinsen, hierna de gebroeders Van Eyck om ringd door Lieven Bauwens, Laurent en Olaus, en rondom dezen, in lang-
KOEKOEK
15
werpigen kring: de kinderen, vrouwen en manne der monumet-groepen Van Eyck en Laurent, velke met de door hen gedragen guirlande de beroemde mannen als omlijsten. Dezen werden gevolgd door de leeraars der Academie van Beeldende Kunsten, befaamde schilders en beeldhouwers, politiekers van allerlei richting, letterkundigen, journalisten, toondichters, tooneelspelers, komiteitenstichters en derge lijke, te veel om te melden. Verderop stonden volksmaatschap pijen met hun vaandels en muziek korpsen. Plots klinkt er klaroenge schal! Het vertreksein... Tromgeroffel volgt; na verloop van een paar minu ten zet de stoet zich in beweging, en speelt de harmonie «Vooruit» een van haar schoonste zegemarchen. Er heerscht vreugde onder het volk, ja, aller gezichten glimmen om zoo te zeggen van fierheid! Langs heel den af te leggen weg groeit de eestdrift aan. Daar is waar lijk wat schoons te zien!... Daar wor den geniale mannen gehuldigd. Men zou wel meenen «heiligen» die op aarde zijn nedergedaald vergezeld door een hemelbode!... De zon spreidt haar gouden stralen in vollen glans over hen udt!... Het werd een tooverachtig schouwspel!... Aan de voorzijde van Sint-Baafskerk werden de gebroeders Van Eyck door den bisschop en zijn gevolg opgewacht, en aan het nu op gesmukte monument in de Limburg straat eveneens, door den vertegen woordiger van den koning, den minis ter van Schoone Kunsten alsmede door de leden van de Koninklijke Vlaamsche Akademie. Ook in deze buurt werd door onze politie de orde lofwaardig gehandhaafd. Een plotseling geroezemoes op St-Baafsplein vestigt de aandacht de komst van den stoet die op oogenblik van uit de Veldstraat Katalonjestraat inkomst.
het op dit de
Tromgeroffel, muziek en zang klin ken door elkaar. De beiaard begint te spelen en de klokken te luiden. Aan de hoofdkerk gekomen houdt de stoet even halt. Op dit moment heerscht daar een plechtige stilte onder de menige: de bisschop van Gen tzegent de scheppers van het Lam Gods. Daarna zet de stoet zich weer in beweging tot hij het Van Eyckmonument heeft bereikt. Daar werden de groote meesters ontvangen dqor de afgevaardigden der staats- en stadsautoriteiten die de gebroeders Van Eyck met hun groep uitnoodigen voor goed en eeuwig hun troon te willen innemen. Zeer hoffelijk voldeden de prinsen de rschilderkunst aan dit ver zoek, en de mannen, vrouwen en kindere der gekende figuratie schaarden zich rond hun meesters op hun vroe gere plaats. Nu brak er een storm van gejuich los die minuten aanhield!... Tot eindelijk, door herhaalde aan manen een stilte werd verkregen om den eerste van 's Rijks officieele sprekers aan het woord te laten. Deze
was de alom gekende dramaturg: Herman Teirllnck, die met zijn tradi tioneel Oostersch glimlachje achter zijn hoornen bril, en zijn welluidend nazaal Haagsen accent aldus aanving: — Edele Broeders Van Eyck, groote voorzaten, waardige vorsten der schil derkunst!... Over de groote vergissing die er ten Uwen opzichte gebeurde, wensch ik hier niet uit te wijden, dat zou ons te ver leiden. Doch, aange zien het «zich vergissen» iets zeer menschelijiks is, en niets menschelijks mij vreemd, voel ik er, als vertegen woordiger van de Koninklijke Vlaam sche Akademie, veel voor over be doelde vergissing, van wie deze dan ook uitging, met breed gebaar heen te stappen. Hofdzaak is, dat wij u nog bijtijds konden bereiken, dat wij u niet verloren hadden en er u konden toe bewegen terug naar de plaats te laten voeren die u behoort en die door geen ander, zelfs niet door mij, kan worden ingenomen. Gij toch zijt mede de oorsprong var. den roem onzer Vlaamsche schildersschool. Zooals oCnscience zijn volk leerde lezen, leerdet Gij beiden uw volk jchilderen.
Met duizenden waren zij die trachtten uw spoor te volgen, het schilderen werd voor ons volk 'n ware obsessie. Velen waren geroepen, maar echter niet zoovelen uitverkoren. Gij, groote meesters, zijt de Vlaamsche kleurentoovenaars. Door uw invloed ls na zooveel eeuwen Oost-Vlaanderen's hoofdstad gegroeid tot de metropool der verfwinkels! Wat 'n indrukwek kend verftooneel daaruit kan groeien is niet te overzien. Gij schiep uw eigen verwen, die gij wist om te tooveren in onsterfelijke paneelen door heel de wereld bewonderd. Wij juichen omdat gij beiden hier weder troont, en dit maal ten eeuwigen dage. Wh, de leden der Koninklijke Vlaamsche Akademie en het volk, zijn er ons van bewust dat wij u dankbaarheid verschuldigd zijn! Daarom achten wij het ons tot plicht te zorgen dat door niets of niemand Uw heilige rust nog ooit ge stoord worde, met diepen eerbied leg ik dezen lauwerkrans aan uwe voeten met den kreet: Heil de gebroeders Hubertus en Johannes Van Eyck!! Door iedereen werd dezen uittoep herhaald.
Nieuwe publieke Rond den zilvermuur zeden en gebruiken Hokus pokus of op weg naar een nieuwe monetaire bazis in het land van Ge begrijpt waarschijnlijk, al even Carmen min als wij, hoe hét met de staatsfinan In het land van Carmen gaat alles met geweld. Men valt er als slacht offer der stierengevechten of der liefde. Nu hebben de overprikkelde en warmbloedige Spanjaarden nog een nieuw middel gevonden om den mensch het leven te vergallen. Te Barcelona is professor Jose Bianco, na een voordracht zoo storm achtig toegejuicht, dat hij van louter ontroering ineenzakte en stierf. Aldus lezen wij in de bladen. 't Is altijd verkeerd u de zaken te veel aan te trekken en professor Bianco moet nu waarschijnlijk ook van ons oordeel zijn. Stormachtige toejuichingen of rotte peren, de opperste filozofie voor een voordrachtgever, bestaat er in van beide met denzelfden glimlach in ont vangst te nemen. We kunnen echter begrijpen dat niet iedereen deze verheven wijsheid hul digt en we raden het publiek, wanneer het tegenover een voordrachtgever staat, dan ook ten sterkste aan zijn toejuichingen op zak te houden. Om de ontroering van den spreker tot het minimum te beperken kunnen de toehoorders zich misschien met den rug naar het podium keeren en gedu rende het afdraaien de redevoering hun. voeten wasschen of hun gazet lezen.
ciën ineenzit. Dat is ook niet noodig, als ge maar in tijds aflammert. Meer moet ge er niet van kennen. Daar is b.v. de kwestie van 't bimetalisme, waar wij hier met vereende krachten op geblokt hebben, zonder tot een anderen uitslag te komen dan een kollektieven droogen lever en der halve een ontzettend stuk in on6 voe ten. 't Is 't geen wij thans ook, bij de lektuur van onderstaand bericht, aaa de Amerikanen wenschen: De bestaande monetaire zilvervoorwaarden in de Vereenigde Sta ten worden gerevaloriseerd volgens een «sliding scale», waarbrj de ver houding tusschen zilver en goud zou afwisselen van 20:1 tot 14:1. Elk mag er natuurlijk 't zijne van nemen (van 't bericht wel te verstaan, niet van 't zilver), en dezen, die er geen kop aan vinden, moeten 't maar ne vens de deur gaan vragen. Wij zijn met vakantie.
MOEILIJK TE WETEN ECHTGENOOT VAN EEN AKTRJ» CE. — Wat moet ik er nu van den ken? Is ze nu werkelijk in onmacht gevallen, of is dit de generale rep*, titie voor van avond?
KOEKOEK
16
Humor •
van
anderen
<ÜTA DEK KEDAKTIE. — We n e m e n geen verantwoordelijkheid op voor wat wij zeit schrij ven, dus nog minder voor de karikaturen van deze bladzijde. Het feit dat wij deze teekenin g e n o v e r n e m e n , van vriend e n tegenstrever, bewijs* n i e t dat wij h e t met de strekking e e n s zijn
NIET GEWAARDEERDE HOFFELIJKHEID — Zoo, mijn jongen, hier hebt ge die 25 frank terug, die lk u schuldig was... — Merci, ik had er absoluut niet meer aan gedacht! — Hadt ge me dat maar eerder ge zeid! (Marius)
— Ik ben zoo ontzettend moe, dat ik meteen met kleeren en al in bed stap als we thuis komen. (Life)
initfo'K' , . «<•««»
— dan — — van
flHH |
VISCH. — Hé, wat denkt ge wel dat ik ben? 'n Glimmende yo-yo soms? (Judge)
hi
EKONOMISCH Als ik nu 's nachts reis, kost 't niet minder? Waarom? Omdat ik dan toch zeker niets 't landschap zie!... (Marius)
— Ja, 't is geweldig zooals die jon gen groeit!... z'n vader is waarachtial genoodzaakt zün oude broeken i te dragen l (Ric et Rac)
— *k Wcu, dat ik weer al 't geld kreeg wat ik aan potjes bier besteed heb. — Wat wilt f,e daar nu mee doen? — 'n Potje bier koopen! (Everybody's)
VOORZICHTIG. — Wat! uw huis staat in brand, uw vrouw schreeuwt om hulp en gij steekt geen hand uit?... — Onmogelijk vandaag... ik. heb een col aan van ceEuIoid!... (Marius)
•
— Hoe kunt ge dat nu gaan doen, Eduard!... ge zoudt baby wakker ma ken! (L. Keelner)
Verantwoordelijke uitgever: JORIS HAMERS, Gent. — Red. en Adm. St. Pietersnieuwstraat, 64, Gent.
— Ach meneer Hektor, geeft u zich toch geel» moeite uw voeten af te ve gen... Morgenochtend .veeg ik toch meteen de trap als ik u een gelukki gen hoogdag ga wenschen. (Ric et Rac) .