Plannen van verpleegkundige zorg Amethist verslavingszorg
Naam: Studentnr.: Klas: Opleiding: School: Stageplaats: Stageperiode: Werkbegeleider: Docentbegeleider:
Lauri Linn Konter 500642432 LV12-2E2 HBO – Verpleegkunde Hogeschool van Amsterdam Amethist verslavingszorg Almere 06/02/2012 – 28/06/2013 Wim Goertzen Yvonne van Marle
Inhoudsopgave Opdracht voorbereiding ● Planning ● Gekozen zorgvrager ● Instrumenten en/of hulpmiddelen ● Theoretische en methodische onderbouwing.
Blz: 3
Uitvoering ● Casus ● Functionele gezondheidspatronen ● Clusters ● Hypothetische diagnosen ● Uitvoering PES-structuur ● Prognostische factoren en resultaatklasse ● Beoogd resultaat ● Interventies
Blz: 5 Blz: 5 Blz: 6 Blz: 8 Blz: 10 Blz: 12 Blz: 12 Blz: 13 Blz: 13
Bronnenlijst
Blz: 15
Bijlagen ● 11 Functionele gezondheidspatronen van Gordon ● Stage opdracht; Plannen van Zorg ● Beoordelingscriteria ● Beoordelingsformulier ● Aftekenlijst
Blz: 16
2
Opdracht voorbereiding Tijdstip waarop (delen van) de opdracht zal/zullen plaatsvinden en een planning van alle relevante en haalbare onderdelen.
Week 15 (8 April)
Einde week 15(8 april)
Beginnen met het maken van een zorgplan
Zorgplan inleveren (4 April)
Leeractiviteiten: ● Wat zijn knelpunten bij het maken van een zorgplan? - diversiteit van cliënten. - ongeplande ontslagen. - bestaand zorgplan kan op elk moment veranderd worden. ● Informatie over de patiënt verzamelen door opnamegesprek. - Gedurende mijn stage besloten het opname gesprek los te koppelen van het zorgplan. ● Met werkbegeleider overleg; hoe ga ik te werk, waar loop ik tegen aan. Bevindingen terugkoppelen aan hem. Feedback vragen aan werkbegeleider.
Zelf 3 reflecties schrijven over verschillende stadia in het proces.
Ik combineer het zorgplan met de opdracht; coördinatie en continuïteit van zorg.
Beoordelen werkbegeleider zie Beoordelingscriteria
Feedback ontvangen en verwerken van werkbegeleider. Week 16 evt opnieuw inleveren.
Concretisering van de manier waarop je het afleggen van de opdracht gaat aanpakken. ● Oriënteren op de cliënt. ● Verschillende gesprekken voeren met de cliënt. ● Functionele gezondheidspatronen zelfstandig indelen. ● Functionele gezondheidspatronen doornemen met cliënt. ● Clusters samenstellen in overleg met cliënt. ● Interventies zoeken die toepasbaar zijn.
3
Welke zorgvrager(s) (overleg met je begeleider) je gaat betrekken in de opdracht, voor welk onderdeel. In eerste instantie vond ik het erg moeilijk om een zorgvrager te kiezen voor het opstellen van een zorgplan, omdat er op mijn afdeling geen gebruik wordt gemaakt van zorgplannen. Samen met mijn werkbegeleider heb ik gekozen voor deze zorgvrager, omdat ik erg goed contact heb met deze cliënt en hij mij als een vertrouwenspersoon ziet. Ook weet ik al veel achtergrond informatie over de cliënt en is hij eerlijk in contact. Welke instrumenten en hulpmiddelen je gaat gebruiken. ● Dossier van desbetreffende cliënt. ● Voortgangsrapportage cliënt. ● Aantekeningen gemaakt bij gesprekken met cliënt. ● Aantekeningen jaar 1 Klinisch redeneren. ● Gezondheidspatronen van Gordon. ● Feedback en reflectie formulieren. Theoretische en methodische onderbouwing. Ik ben op deze manier te werk gegaan, omdat ik zo de cliënt al kende voordat ik aan het zorgplan begon. Op die manier had ik wat meer informatie en kon ik op verschillende punten naar de gezondheidspatronen kijken. De desbetreffende cliënt zou eigenlijk in week 17 met ontslag gaan, maar dit is een week verlengt met een resocialisatie traject. Hier gaat de cliënt leren een dagbesteding te maken en een planning te maken voor de afspraken die dhr. nog moet maken. Om die reden en omdat ik de cliënt al goed ken, ga ik mijn zorgplan koppelen aan mijn EVV-schap.
4
Uitvoering Casus: Op 28 maart 2013 wordt dhr. S opgenomen in de kliniek. Dhr. kampt met een alcohol probleem. Dhr. heeft de avond voor de opname, zoals elke avond, nog 7 halve liters bier gedronken en is hierdoor bij opname, om 10:00uur, onder invloed. Dhr. S woont zelfstandig in een eengezinswoning en heeft een vriendin die begeleid woont. De ouders van dhr. zijn gescheiden en zijn vader heeft inmiddels een nieuwe vriendin. Het contact met zijn moeder verloopt goed. Het contact met zijn vader echter niet. Zijn vader heeft de zorg voor het aflossen van de schulden van dhr. S op zich genomen die dhr. S wegens zijn gebruik en onlangs werkloos te zijn geworden opgebouwd heeft. Volgens dhr. S communiceren hij en zijn vader alleen nog maar over financiën. Met de vriendin van zijn vader heeft dhr. S geen goede band, zij verwijt dat het aanstellerij van dhr. S is. Gedurende de detoxificatie fase komen er steeds meer dingen uit het verleden van dhr. terug naar boven en herinnerd hij zich steeds meer vanuit zijn jeugd. Hierdoor beseft dhr. zich hoe slecht de communicatie in het gezin al die tijd is geweest. Hij uit het gevoel te hebben, niet altijd betrokken te zijn bij belangrijke dingen in het leven van zijn ouders en hem zelf. Dit maakt dhr. verdrietig en dit stelt hem teleur. Enige boosheid die hij hierover heeft, uit hij niet. Nadat dhr. 2 weken detoxificatie heeft doorlopen, gaat hij de diagnostiek fase in. Dit houdt in dat dhr. onderzocht word op verdere achterliggende diagnostiek die ten grond kan liggen aan zijn verslaving. Dhr. word 15 april 2013 gediagnostiseerd met zwakbegaafdheid. Dit betekent dat dhr. niet langer in de kliniek hoeft te blijven voor diagnostiek, maar dat een overstap naar zijn thuissituatie te groot zal zijn. Vanuit hier wordt besloten dhr. 2 weken resocialisatie aan te bieden. In deze 2 weken maakt hij planningen om dagbesteding etc. te regelen en zijn huishouden weer op orde te krijgen, voordat hij naar huis gaat. Vanuit het team is het advies gekomen een intensief nazorg traject te gaan volgen. Dhr. S is zelf bang dat hij dit financieel niet kan permitteren, maar is hier wel mee akkoord gegaan.
5
Functionele gezondheidspatronen 1. Patroon van Gezondheidsbeleving en -instandhouding ● Client ziet in dat hij verslaafd is en hulp nodig heeft ● Client denkt voor zichzelf te kunnen zorgen en structuur uit de kliniek mee te kunnen nemen wanneer hij eenmaal thuis is, alleen de financiële zaken kan hij niet regelen. ● Cliënt heeft sinds 1.5 jaar psoriasis. ● Client zou elke dag een crème, tegen psoriasis, moeten smeren. Dhr. doet dit, in thuissituatie, echter niet. Denkt dit na ontslag wel te gaan doen. ● Cliënt rookt. ● Cliënt doucht en wast zijn kleren, voor opname, niet structureel. ● Cliënt ziet er bij opname onverzorgd uit. ● Client komt depressief over. 2. Voedings- en stofwisselingspatroon ● Cliënt eet, voor opname, alleen avondeten. Krijgt ter aanvulling hier in de kliniek vitamines voor. ● Client komt laag gewicht binnen (56 kg). ● Client heeft bij opname geen ritme en structuur. ● Dhr heeft voor opname veel maagpijn en moet ’s ochtends, door de drank overgeven. 3. Uitscheidingspatroon ● Urine productie, voor opname, overdag slecht, ‘s avonds goed. ● Ontlasting tijdens opname harder van structuur geworden. 4. Activiteitenpatroon ● Voor opname zat de cliënt veel voor pc, tv. ● Cliënt bewoog alleen om koffie te pakken of boodschappen te doen. ● Cliënt is onlangs werkloos geworden. ● Gedurende de detox begon cliënt meer in beweging te komen. ● Cliënt doet mee aan thema’s; sporten, fitness, wandelen. ● Cliënt ondernam thuis geen actie uit zichzelf. ● Cliënt neemt gekregen opdrachten en de hierbij horende tijd erg serieus. 5. Slaap-rustpatroon ● Cliënt slaapt gedurende de opname goed. ● 6. Cognitie- en waarnemingspatroon 6
● Cliënt heeft een IQ van 74 en functioneert op zwakbegaafdheidsniveau. ● Cliënt gaat steeds meer herinneren uit het verleden t.g.v. detox en thiamine. ● Cliënt moet bevestiging krijgen in zijn handelen. 7. Zelfbelevingspatroon ● Cliënt voelt zich in de steek gelaten door vader t.g.v uitspraak van stiefmoeder(cliënt zou aandacht vragen d.m.v deze opname) ● Cliënt vind zich tijdens de opname goed zoals hij is. Tijdens gebruik niet. ● Cliënt is angstig verwachtingen te stellen aan zijn omgeving, bang voor teleurstelling. ● Cliënt komt nauwelijks tot niet voor zichzelf op. ● Cliënt stelt zich afhankelijk op tegenover vader en hulpverlening. 8. Rollen- en relatiepatroon ● Cliënt is vaak erg bedroefd over het slechte contact met zijn vader. ● Cliënt ontvangt eigen geld, vader regelt de aflossing van zijn schulden. ● Cliënt uit zijn gevoelens niet adequaat tegenover zijn vader. ● Vader communiceert niet op volwassen niveau met cliënt. ● Cliënt heeft een vriendin. ● Cliënt uit gevoelens niet aan vriendin. ● Cliënt heeft goed contact met zusjes. ● Cliënt kan goed verwoorden wat hij voelt wanneer hij zich veilig/vertrouwd voelt. ● Cliënt toont geen initiatief in het vragen naar hulp, omdat hij altijd afgewezen en kleingehouden is door zijn omgeving. ● Cliënt heeft het idee het gevoel te hebben niet altijd betrokken te zijn geweest bij belangrijke gebeurtenissen in het leven van zijn ouders en hem zelf. ● Ouders van cliënt zijn gescheiden. ● Cliënt wordt nog steeds gecontroleerd door vader. 9. Seksualiteits- en voorplantingspatroon ● Cliënt zegt later wel kinderen te willen, heeft het hier weinig over gehad met vriendin. 10. Stressverwerkingspatroon ● Cliënt reageert emotioneel wanneer hij dingen uit iemand anders verhaal herkent van zijn eigen leven. ● Cliënt drinkt alcohol om het gevoel van verdriet en teleurstelling uit te schakelen. ● Cliënt uit niet snel zijn boosheid, omdat het naar eigen zeggen toch niets oplevert. 11. Waarde- en levensovertuiging ● Client heeft geen levensovertuiging. 7
Clusters Cluster 1 : Communicatie ● Cliënt kan goed verwoorden hoe hij zich voelt. ● Cliënt toont geen initiatief in het vragen naar hulp. ● Cliënt kan gevoelens niet uiten naar vriendin. ● Ouders van cliënt hebben de cliënt bij bepaalde belangrijke gebeurtenissen niet betrokken. ● Cliënt is veel bedroefd over het slechte contact met zijn vader. ● Cliënt is financieel afhankelijk van zijn vader. ● Cliënt in slecht in de communicatie tegenover zijn vader. ● Cliënt is angstig verwachtingen te stellen aan zijn omgeving, bang voor teleurstelling. ● Cliënt zegt later wel kinderen te willen, heeft het hier weinig over gehad met vriendin. ● Cliënt komt nauwelijks tot niet voor zichzelf op. Cluster 2 : Zelf zorg ● Client zou elke dag een crème, tegen psoriasis, moeten smeren. Dhr. doet dit, in thuissituatie, echter niet. Denkt dit na ontslag wel te gaan doen. ● Cliënt rookt. ● Cliënt doucht en wast zijn kleren, voor opname, niet structureel. ● Cliënt ziet er bij opname onverzorgd uit. ● Cliënt eet, voor opname, alleen avondeten. Krijgt ter aanvulling hier in de kliniek vitamines voor. ● Client komt laag gewicht binnen (56 kg). ● Client heeft bij opname geen ritme en structuur. ● Cliënt heeft een IQ van 74 en functioneert op zwakbegaafdheidsniveau. ● Cliënt stelt zich afhankelijk op tegenover vader en hulpverlening. Cliënt toont geen initiatief in het vragen naar hulp, omdat hij altijd afgewezen en kleingehouden is door zijn omgeving. Cluster 3 : Stemming ● Client komt depressief over ● Voor opname zat de cliënt veel voor pc, tv. ● Cliënt reageert emotioneel wanneer hij dingen uit iemand anders verhaal herkent van zijn eigen leven. ● Cliënt drinkt alcohol om het gevoel van verdriet en teleurstelling uit te schakelen. Cliënt is vaak erg bedroefd over het slechte contact met zijn vader. ● Cliënt uit zijn gevoelens niet adequaat tegenover zijn vader. 8
● Cliënt kan goed verwoorden wat hij voelt wanneer hij zich veilig voelt en vertrouwen heeft in anderen. ● Cliënt heeft het idee het gevoel te hebben niet altijd betrokken te zijn geweest bij belangrijke gebeurtenissen in het leven van zijn ouders en hem zelf. ● Cliënt is angstig verwachtingen te stellen aan zijn omgeving, bang voor teleurstelling. ● Cliënt voelt zich in de steek gelaten door vader t.g.v uitspraak van stiefmoeder(cliënt zou aandacht vragen d.m.v deze opname)
9
Hypothetische diagnosen 1a. Zelfzorgtekort op het gebied van wassen/lichaamsverzorging. 1b. Zelfzorgtekort op het gebied van kleden en uiterlijke verzorging 2. Inadequate coping (Dhr. kan niet flexibel omgaan met problemen of situaties die zich voordoen) 3. Inadequate sociale interactie (Dhr. is slecht in het contact naar anderen) Dhr. is hier in zorg voor zijn alcoholisme(thema’s die op de afdeling gegeven worden, zie ik als interventies), diagnose gesteld tijdens zijn verblijf; laagbegaafdheid. 1a. Zelfzorg tekort op het gebied van wassen/lichaamsverzorging 1b. Zelfzorgtekort op het gebied van kleden en uiterlijke verzorging Moet aanwezig zijn (één of meer): 1. Beperkingen in zelf eten zijn niet aanwezig. Dhr is alleen niet in staat een maaltijd voor zichzelf te bereiden, omdat hij hier de kennis en vaardigheden niet voor heeft. 2. Dhr. kan zichzelf wassen, doet dit echter niet adequaat. Ziet de noodzaak hier niet van in. (gedurende de opname geeft hij aan dit wel te willen gaan doen na ontslag d.m.v. een planning) 3. Dhr. kan zichzelf aan en uit kleden, kan dit alleen niet bevredigend uitvoeren. (kleding is oud en soms vies) 4. Beperkingen in toiletgang zijn niet aanwezig. 5. Dhr. heeft voor zijn opname niets gedaan aan het huishouden. Was draaien deed dhr. niet adequaat, dhr. strijkt nooit, dhr. kan geen maaltijd voor zichzelf bereiden, dhr. moet samen met iemand gekeken hebben naar het openbaar vervoer, voordat dhr. hiermee gaat reizen, dhr. heeft alleen een brommer als vervoer, dhr. regelt zelf niet zijn schulden en dhr. smeert niet adequaat zijn medicijn tegen psoriasis. 2. Inadequate coping Moet aanwezig zijn (één of meer): Dhr. gebruikt afweermechanismen verkeerd (alcohol misbruik). Kan aanwezig zijn: Destructief gedrag op zichzelf (alcohol misbruik en weinig zorg voor zichzelf). Dhr. toont een niet-assertieve manier van reageren, kan niet omschakelen wanneer een situatie snel veranderd. Dhr. is niet in staat zijn om zichzelf in basale behoeften te voorzien. Zie hypothetische diagnose 1. 10
3. Inadequate sociale interactie Moet aanwezig zijn (één of meer): Dhr. is ontevreden met zijn sociale netwerk, hij zou beter contact willen met vader. Ook geeft hij aan dat hij geen ondersteunende relatie kan opbouwen met zijn vader. Kan aanwezig zijn: Dhr. heeft het gevoel afgewezen te worden Dhr. heeft een oppervlakkige relatie met zijn vader, maar ook zijn vriendin vertelt hij zijn gevoelens niet. Dhr. vraagt om bevestiging en is hierin bang verkeerd begrepen te worden. Diagnose 2 en 3 lijken bij dhr. voort te komen uit een groei- en ontwikkelingsachterstand gedurende zijn kinderjaren en jeugd. Deze diagnosen vergen intensieve behandeling en tijd, hierin kan ik in deze setting niets voor hem betekenen. Wel is er een advies gegeven aan dhr. over een eventueel na zorg traject. Dit traject kan hem helpen met deze vaardigheden en het zoeken naar werk etc. De diagnose die ik stel is; zelfzorg tekort. Deze diagnose wordt door de cliënt als erg belangrijk ervaren, hij wil er zelf graag aan werken. Wanneer dhr. leert in te zien hoe belangrijk zijn zelf verzorging is, zal hij dit ook blijven inplannen in zijn dag. Dit punt kan ik goed met hem aanpakken gedurende zijn resocialisatie traject. Dit verbeteren kan mee werken aan een betere stemming en minder depressiviteit.
11
Uitwerking PES-structuur P; Zelfzorg tekort op E; Alcohol verslaving, groei- en ontwikkeling achterstand, afhankelijkheid, depressiviteit. S; Onverzorgde indruk (vet haar, vieze kleding, niet geschoren, stinken) Aangeven niet altijd te wassen Niet regelmatig douchen Geen planning/vast ritme handhaven Prognostische factoren en resultaatklasse Positieve factoren; Opname in de kliniek, steunende moeder + vriendin, motivatie bij cliënt zelf. Negatieve factoren; Zwakbegaafdheid, alleen wonen, verslaving. Resultaatklasse; Het verbeteren van gezondheidsprobleem. Gekozen omdat; Het zelfzorg tekort van dhr. voor verbetering vatbaar is. Hij geeft zelf aan dit een enorm belangrijk punt te vinden in zijn verdere leven en daardoor is zijn motivatie om dit aan te pakken zo hoog. Ook laat hij tijdens zijn resocialisatie traject zien dat hij leerbaar is in het plannen en eisen stellen.
12
Beoogd resultaat; Dhr. S heeft na de laatste 2 weken van zijn opname vertrouwen in zijn eigen kunnen en genoeg vaardigheden op het gebied van zelfzorg, zodat hij na zijn ontslag op dezelfde manier als in de kliniek door kan gaan met plannen van zorg. Interventies Domein; Gedrag Klasse; Gedragstherapie Interventies; Bevordering van eigen verantwoordelijkheid o Ga na of de patiënt over voldoende en correcte informatie beschikt over zijn aandoening. o Houd in de gaten in hoeverre de patiënt de verantwoordelijkheid neemt. o Moedig zelfstandigheid aan, maar help de patiënt waar nodig. o Bespreek wat de gevolgen zijn wanneer de patiënt niet zijn eigen verantwoordelijkheid neemt o Laat de patiënt zoveel mogelijk verantwoordelijkheid nemen voor zijn persoonlijke zorg. o Help de patiënt een tijdschema op te stellen voor toename van de verantwoordelijkheden. Domein; Gedrag Klasse; Ondersteunen bij probleemhantering Interventies; Verbetering van persoonlijke effectiviteit o Ga na hoe de patiënt denkt over de voordelen van het gewenste gedrag. o Ga na welke barrières de patiënt ervaart bij het veranderen van gedrag. o Geef informatie over het gewenste gedrag. o Bekrachtig het vertrouwen in de mogelijkheid gedrag te veranderen en actie te ondernemen. o Zorg voor gelegenheden waarin de patiënt kan ervaren dat hij het gedrag beheerst. o Maak positieve overtuigende opmerkingen over het vermogen van de patiënt tot het gedrag. Domein; Gedrag Klasse; Ondersteunen bij probleemhantering Interventies; Hoop inspreken en bemoedigen o Geef blijk van hoop door de intrinsieke waarde van de patiënt te onderstrepen en de ziekte van de patiënt als slechts een aspect van zijn wezen te beschouwen. 13
o Verbloem de waarheid niet. o Betrek de patiënt bij de zorg. o Stel stapsgewijs uitgesplitste doelen en ontwikkel een zorgplan om deze te verwezenlijken. De interventies hieronder vernoemd passen niet bij mijn diagnose, maar worden wel uitgebreid behandeld in de kliniek door middel van thema’s. Domein; Gedrag Klasse; Gedragstherapie Interventies; o Help de patiënt zo nodig zijn stresstolerantie te vergroten. o Beperk een eventueel sociaal isolement. o Help de patiënt na te gaan welke alternatieve stress hantering strategieën hij kan hanteren.
14
Bronnenlijst; - Carpenito, L.J. Zakboek verpleegkundige diagnosen. Groningen/Houten; Noordhoff Uitgevers: 2008. - Bulechek, G.M. Butcher, H.K. McCloskey Dochterman J. Verpleegkundige interventies. Amsterdam; Elsevier gezondheidszorg: 2010. - Hesselink, J. Zo maak je een verpleegplan. Groningen/Houten; Noordhoff Uitgevers: 2011.
15
Bijlagen;
16
11 functionele gezondheidspatronen van Gordon 1. Patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding 2. Voeding/stofwisselingspatroon 3. Uitscheidingspatroon 4. Activiteitenpatroon 5. Slaap/rustpatroon 6. Cognitiepatroon 7. Zelfbelevingspatroon 8. Rollen/relatiepatroon 9. Seksualiteit/voortplantingspatroon 10. Stressverwerkingspatroon 11. Waarden/overtuigingspatroon
17
STAGEOPDRACHT JAAR 2: PLANNEN VAN ZORG Het individuele verpleegplan kunnen ontwerpen, plannen, evalueren en bijstellen is de basis van een methodische verpleegkundige zorgverlening. Een goed verpleegplan komt de zorgvrager ten goede doordat de verpleegkundige zorgverlening op het individu toegesneden en continu is. Opdracht Maak een verpleegplan voor een zorgvrager die geen complexe zorg nodig heeft. Voorbereiding 1. Maak aan de hand van onderstaande items een plan: - Tijdstip waarop (delen van) de opdracht zal/zullen plaatsvinden en een planning van alle relevante en haalbare onderdelen. - Welke zorgvrager(s) (overleg met je begeleider) je gaat betrekken in de opdracht, voor welk onderdeel. - Concretisering van de manier waarop je het afleggen van de opdracht gaat aanpakken. - Welke instrumenten en hulpmiddelen je gaat gebruiken. - Theoretische en methodische onderbouwing. Planning en uitvoering 1. Bespreek het plan met je werkbegeleider/praktijkopleider. 2. De stagiaire maakt duidelijk hoe de werkbegeleider/praktijkbegeleider de opdracht kan beoordelen. Dit laatste doet de stagiaire door aan te geven welk deel van de uitvoering van de opdracht de werkbegeleider kan observeren en welk deel beoordeeld kan worden aan de hand van (schriftelijke) producten. Afhankelijk van de setting zal de opdracht binnen enkele dagen of enkele weken uitgevoerd kunnen worden. 3. De stagiaire voert de opdracht uit. Beoordeling en evaluatie De werkbegeleider/praktijkopleider beoordeelt de opdrachtuitwerking. Alle aspecten (voorbereiding, organisatie, planning, uitvoering) worden bij de beoordeling betrokken. De werkbegeleider/praktijkopleider maakt daarbij gebruik van de beoordelingscriteria. De beoordeling van de werkbegeleider/praktijkopleider wordt door de stagiaire en de werkbegeleider/praktijkopleider samen besproken.
18
BEOORDELINGSCRITERIA Algemeen De stagiaire kan de betekenis en de beperkingen van het werken met een verpleegplan binnen de werksetting verwoorden Stappenplan: voorbereiding - De stagiaire heeft de keuze voor de zorgvrager na overleg met de werkbegeleider/praktijkopleider gemaakt. Stappenplan: planning en uitvoering 1 Het verpleegplan moet opgesteld worden volgens de methode die in jaar 1 bij Klinisch Redeneren 1 en 2 is geleerd. - Het plan dat de stagiaire heeft opgesteld is realistisch, zowel m.b.t. de gekozen doelen en activiteiten, de tijdsplanning, als de voorgestelde beoordelingswijze door de werkbegeleider/praktijkopleider. - De uitvoering van het plan is zo dat de beoordeling van de werkbegeleider/praktijkopleider mogelijk is aan de hand van observeerbaar gedrag van de stagiaire of beoordeelbare (schriftelijke) producten die door de stagiaire gemaakt zijn. - Bij de uitvoering van de opdracht gebruikt de stagiaire het opgestelde plan als richtlijn, maar hanteert dit plan flexibel door het aan te passen aan de situatie indien dit beter is. - Het verslag is tijdig bij de werkbegeleider/praktijkopleider ingeleverd (in dezelfde week als het laatste onderdeel van de opdracht werd uitgevoerd). Beroepshouding De stagiaire heeft bij de uitvoering van de opdracht rekening gehouden met de volgende punten: - De zorgbehoefte van de zorgvrager voor, tijdens en na de huidige situatie. - De wensen en gewoonten van de zorgvrager. - De leeftijd van de zorgvrager. - De waarden en normen van de zorgvrager. - De levensbeschouwelijke en culturele achtergrond van de zorgvrager. - De privacy van de zorgvrager. - De emoties en de gevoelens van de zorgvrager. - De autonomie van de zorgvrager.
19
Beoordelingsformulier Onderdeel Voorbereiding op opdracht o Keuze zorgvrager o Inlezen zorgvrager o Overleg werkbegeleider
Beoordeling O/V/G
Het plan dat de stagiaire heeft opgesteld is realistisch, zowel m.b.t. de gekozen doelen en activiteiten, de tijdsplanning, als de voorgestelde beoordelingswijze door de werkbegeleider/praktijkopleider.
O/V/G
De uitvoering van het plan is zo dat de beoordeling van de werkbegeleider/praktijkopleider mogelijk is aan de hand van observeerbaar gedrag van de stagiaire of beoordeelbare (schriftelijke) producten die door de stagiaire gemaakt zijn.
O/V/G
Bij de uitvoering van de opdracht gebruikt de stagiaire het opgestelde plan als richtlijn, maar hanteert dit plan flexibel door het aan te passen aan de situatie indien dit beter is.
O/V/G
Het verslag is tijdig bij de werkbegeleider ingeleverd.
O/V/G
Beroepshouding De stagiair heeft rekening gehouden met; o De zorgbehoefte van de zorgvrager voor, tijdens en na de huidige situatie. o De wensen en gewoonten van de zorgvrager. o De leeftijd van de zorgvrager. o De waarden en normen van de zorgvrager. o De levensbeschouwelijke en culturele achtergrond van de zorgvrager. o De privacy van de zorgvrager. o De emoties en de gevoelens van de zorgvrager. o De autonomie van de zorgvrager.
O/V/G
Opmerkingen
20