Basisopleiding Verpleegkundige Uitwerkingen Plannen van verpleegkundige zorg (401)
310010298
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
1
Verpleegkundige zorg Verwerkingsopdrachten 1
zwangeren, barenden, kraamvrouwen en pasgeborenen jeugdige zorgvragers zorgvragers met beperkte zelfzorgmogelijkheden chronisch somatische en lichamelijk gehandicapte zorgvragers zorgvragers voor en na operatie, ingreep, onderzoek of behandeling zorgvragers met een psychiatrische problematiek zorgvragers met een verstandelijke handicap geriatrische zorgvragers revaliderende zorgvragers terminale zorgvragers
Thuiszorg
Algemeen ziekenhuis
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
Psychiatrisch Instelling voor Verpleeghuis ziekenhuis mensen met een verstandelijke handicap
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x x x x
Verzorgingshuis
x x x x
x
x
x
x
x x x
x x
Ga er bij de nabespreking van dit schema vanuit dat de zorgvraag past bij het werkveld. Zorgvragers met een psychiatrische problematiek bijvoorbeeld kun je in elk werkveld tegenkomen, maar zij worden in verband met hun problematiek verpleegd in de psychiatrie of in de thuiszorg. 2 c Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Belangrijk bij deze vragen is om bij de nabespreking vooral in te gaan op het ervaringsaspect. Hoe is het om mantelzorg of professionele verpleegkundige zorg te ontvangen? Vertaal dit naar hoe een zorgvrager het zou ervaren om afhankelijk te zijn van mantelzorg en/of professionele verpleegkundige zorg. 3
Tijdens de discussie moet in ieder geval aanbod komen: • in welke mate de behoefte van de zorgvrager de leidraad moet zijn van de verpleegkundige zorg; • welke behoeften tot het verpleegkundig aandachtsveld horen (Maslow); • of het altijd mogelijk is om bij een groep zorgvragers aan ieders individuele behoeften te voldoen; • of de verpleegkundige uit moet gaan van haar professionele deskundigheid in plaats van de behoeften van de zorgvrager.
6
Ter beoordeling aan de docent.
1
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
Praktijksituaties 1 Meneer Hendriks kan zich nog prima redden
7
Ter beoordeling aan de docent.
8 a Ter beoordeling aan de docent. b Ter beoordeling aan de docent. c De volgende functies zijn in de thuiszorg te vinden: • thuishulp A • verzorgingshulp B • gezinsverzorgende C • gezinsverzorgende D • gespecialiseerd verzorgende E • wijkziekenverzorgende • kraamverzorgende • verpleegkundige in de wijk • wijkverpleegkundige • diëtiste • arts. d
Dit is een tamelijk moeilijke opdracht. Belangrijk is dat de deelnemers de verschillende functies bekijken en zo inzicht krijgen in de werkzaamheden van andere beroepsgroepen. In de situatie van meneer Hendriks is gezinsverzorgende C een optie. Zij kan meneer ondersteunen bij zijn lichamelijke verzorging en eetpatroon.
2 Shamsa, een jonge Somalische vrouw, vertelt haar ervaringen 5
Ter beoordeling aan de docent.
2
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
2
Gegevens verzamelen Verwerkingsopdrachten 3
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Over het algemeen wordt onderkend dat het ordeningsprincipe ‘de gezondheidspatronen van Marjory Gordon’ de meest veelomvattende gegevensverzameling oplevert.
4
Deze opdracht is geschikt voor de meer gevorderde deelnemer, die bijvoorbeeld eerder een beroepsopleiding heeft doorlopen (zoals N3). De opdracht is tevens geschikt voor de deelnemer die meer uitdaging in het onderwijs nodig heeft dan de gemiddelde deelnemer. a Er is een tendens te zien in het ‘completer’ kijken naar de mens, bijvoorbeeld naar zijn functioneren in rollen en relaties. Ook is hierin het breder worden van het verpleegkundig handelen te constateren, vooral een verschuiving van lichamelijke gerichte zorg (medisch model) naar preventieve taken. Deze feiten worden overigens mondiaal geconstateerd, onder andere door de International Council of Nurses. b Het strekt in dit kader te ver om de achterliggende theorieën uitgebreid te beschrijven; daarmee zouden we deze modellen ook geen recht doen. Bovendien beschouwen we ze bij de docent Verpleegkunde als bekend. Daarom in het kort alleen de belangrijkste achterliggende feiten. Het basisidee van Van den Brink-Tjebbes is dat de mens onverbrekelijk met zijn wereld verbonden is, er is een voortdurende, wederkerige beïnvloeding. Het geheel van handelen, wat de mens verricht om zinvol in zijn wereld te leven, wordt door haar ‘zelfzorg' genoemd. Ze baseerde haar achttien aspecten op de mogelijkheid van de mens zijn zelfzorg inhoud en vorm te geven. De aspecten 1 tot en met 15 zijn de zelfzorgvermogens van de mens in relatie tot zijn wereld. De aspecten 15 tot en met 18 beschrijven de zelfzorgvermogens in relatie tot de omgeving. Orem is bekend geworden door haar zelfzorgtheorie. Zelfzorg is volgens Orem een uniek proces wat beïnvloed wordt door leeftijd, geslacht, gezondheid, groei en ontwikkeling, sociaal/culturele omgeving, gezondheidszorg, gezin en leefstijl.
6
Ter beoordeling aan de docent.
7
Deze opdracht is geschikt voor deelnemers die al BPV hebben doorlopen. De praktijkkennis wordt gewaardeerd en gegenereerd en er wordt een koppeling tussen theorie en praktijk gemaakt. Is de BVP nog niet afgerond, dan kan de opdracht door de docent ‘anticiperend’ worden gemaakt. De vraagstelling wordt dan: Hoe verwacht je van de verschillende bronnen gebruik te kunnen maken tijdens je BPV? Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Voorbeeldantwoorden: • De zorgvrager zelf: tijdens anamnesegesprek, of een gesprek tijdens de dagelijkse omgang. Gegevens: pijnklachten, aard, frequentie. Waarom: de zorgvrager is de enige die deze informatie kan bieden, het gaat om zijn beleving. • De naasten: tijdens anamnesegesprek, tijdens (telefonische) contacten. Gegevens: slaapgewoonten, medicijngebruik bij de zorgvrager met een verstandelijke handicap Waarom: de zorgvrager kan dit zelf niet verwoorden. • Literatuuronderzoek: boeken, mappen, internet Gegevens: een protocol, een richtlijn. Waarom: je bent niet (exact) op de hoogte van een procedure, deze bronnen geven snel relevante informatie. • Consult: fysiotherapeut, verzorgende andere zorginstelling. Gegevens: de mogelijkheden van een bepaald dieet, een overdracht ten aanzien van een zorgvrager van verzorgenden van het verpleeghuis.
3
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
Waarom: je eigen kennis schiet te kort; degene aan wie je consult vraagt is deskundiger op dit gebied of beter geïnformeerd op dat moment. Nabespreking: de bronnen dienen concreet benoemd te worden. Hierdoor wordt duidelijk welke bronnen beschikbaar zijn en de deelnemers kunnen elkaar op ideeën brengen. De soort gegevens die beschikbaar komen, kunnen variëren, ook hierbij kunnen de deelnemers elkaar op ideeën brengen. Het is belangrijk dat de deelnemer de keuze van de bron motiveert. Was dit de meest directe bron? Is het efficiënt en betrouwbaar om deze te gebruiken of zijn de gegevens elders sneller en eenvoudiger te verkrijgen? 8
Deze opdracht is geschikt voor deelnemers die de BPV doorlopen. Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Het gaat hier om uitwisselen en bronnen vinden. Het kan zijn dat deelnemers constateren dat zij zelf meer gewend zijn om informatie op internet op te zoeken dan sommige collega’s op de afdeling. Op afdelingen is vaak veel informatie beschikbaar; mappen met ziektebeelden, uitgewerkte lessen; dit is echter niet altijd bekend.
9
De instructies van deze opdracht spreken voor zich. Indien er geen anamneseformulieren door deelnemers kunnen worden ingebracht, is het handig als de docent een aantal exemplaren van anamneseformulieren van bijvoorbeeld instellingen uit de eigen regio ter beschikking heeft.
Praktijksituaties 1 Mevrouw Gouda krijgt een nieuwe heup 3
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Door het uitvoeren van deze oefening worden de deelnemers vaardig in het werken met de verschillende ordeningsprincipes. Ook ontdekken ze zo de handige en minder gemakkelijke kanten aan elk ordeningsprincipe. Bij de vergelijking van de verschillende flapovers is het de bedoeling dat deelnemers elkaar tips geven, bijvoorbeeld door ontbrekende gegevens aan te vullen (wat de ene groep niet heeft gevonden, heeft de andere groep wel ontdekt). Bij f wordt de vertaalslag gemaakt naar de praktijk door te anticiperen op het gebruik van ordeningsprincipes in de BPV. De gebruikte principes zijn vrij abstract (Van den Brink-Tjebbes: Expressief functioneren) en het vertalen naar de dagelijkse praktijk van zorgvragers vraagt dan ook voorbeelden uit de praktijkervaring van de docent (bijvoorbeeld een zorgvrager die graag truitjes breit voor haar kleindochter )
2 Harold Commandeur, een depressieve man 1
Het gaat erom dat de vragen worden toegespitst op de situatie van meneer Commandeur. Een voorbeeld (waarop uiteraard zal worden gevarieerd) staat hierna. Vragenlijst naar aanleiding van de functionele gezondheidspatronen van Gordon 1 Het patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding • Gebruikt u alcohol, drugs? 2 Voedings- en stofwisselingspatroon • Wat eet/drinkt u op een dag? Hoe is het gesteld met uw eetlust? 3 Uitscheidingspatroon • Hoe is uw stoelgang? 4 Activiteitenpatroon • Voelt u zich energiek? • Hoe ontspant u zich en is dit effectief?
4
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
5 Slaap- en rustpatroon • Kunt u ’s nachts goed slapen? 6 Denk- en waarnemingspatroon • Kunt u zich goed concentreren? • Bent u besluitvaardig? • Heeft u ergens pijn? Hoe gaat u hiermee om? 7 Zelfperceptie en zelfbeeldpatroon • Hoe zou u zichzelf beschrijven? Bent u over het algemeen tevreden over uzelf? • Hoe is uw stemming? Bent u vaak: kwaad, geërgerd, angstig, ongerust, neerslachtig, wanhopig of is er een andere stemming die uw denken overheerst? Hoe gaat u hier over het algemeen mee om? 8 Rol- en relatiepatroon • Heeft u een gezin? Hoe is uw gezin samengesteld? • Voelt u zich wel eens eenzaam? 9 Seksualiteits- en voortplantingspatroon • Heeft u problemen met betrekking tot seksualiteit? 10 Stressverwerkingspatroon • Zijn er de afgelopen tijd ingrijpende veranderingen in uw leven voorgevallen? Hoe staat u daar nu tegenover? • Hoe gaat u in het algemeen om met problemen en stress? Kunt u goed over moeilijkheden praten? 11 Waarden- en levensovertuigingenpatroon • Heeft u een bepaald doel in het leven, welk is dit en heeft u het gevoel dat u dit kunt bereiken? • Zijn er religieuze gebruiken die voor ons belangrijk zijn om rekening mee te houden? De vragen kunnen in principe zowel aan meneer als aan mevrouw Commandeur worden gesteld. Het kan wel zijn dat meneer Commandeur zich gemakkelijker uitlaat over zijn persoonlijke problemen omdat hij daar zijn vrouw niet mee wil belasten. 2
Het is de bedoeling dat de deelnemers verschillende voor- en nadelen verzamelen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld: Voordelen • Er kunnen meer gegevens boven tafel komen. Zo kan het zijn dat meneer Commandeur veel drinkt maar dit niet vertelt, terwijl mevrouw Commandeur dit vertelt omdat ze zich er zorgen over maakt. Ook kan meneer Commandeur dingen vergeten omdat hij depressief is. • Mevrouw Commandeur kan zo haar kant van het verhaal vertellen, waardoor mogelijk meer objectieve gegevens naar voren komen - meneer eet in werkelijkheid misschien best aardig, maar wat minder dan vroeger; zijn veranderende rol in het gezin. Nadelen • De zorgvrager is altijd de belangrijkste bron van informatie; het gaat immers om zijn beleving en ervaring (verschijnselen!). • Meneer Commandeur kan het idee krijgen dat er over hem wordt gesproken hetgeen zijn zelfvertrouwen niet ten goede komt.
3
Belangrijkste verschijnselen van een vitale depressie zijn (in grote lijnen, het gaat er hier niet om het ziektebeeld uit te spitten maar om relevante gegevens te verzamelen): • sombere stemming; • lusteloosheid; • gevoel van mislukking, hopeloos en hulpeloos voelen; • tot niets in staat zijn; • nergens meer belangstelling voor hebben; • moeilijk kunnen concentreren; • vroeg wakker worden;
5
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
• • • • • •
moeilijk op gang komen; vermoeidheid; slecht slapen; geen trek in eten, hierdoor afvallen; geen zin in seks; het idee hebben dat je een ernstige ziekte hebt.
De volgende problemen komen hieruit voort: • de relatie met de naasten verandert, de levensvreugde verdwijnt; • de gezondheid verslechtert door minder eten en minder goede stoelgang; • enzovoort. Afhankelijk van de bij vraag 1 geformuleerde vragen, kunnen vragen worden aangevuld teneinde alle verschijnselen te achterhalen en zodoende alle gegevens te verzamelen. 4
Deze opdracht kan uitgevoerd worden als vervolg of in plaats van opdracht 2. Suggestie voor argumenten: zie opdracht 2. Bij deze opdracht is het belangrijk de richtlijnen voor voorzitter (bij weinig ervaren deelnemers kan dit de docent zijn) goed op te volgen zodat de discussie ook zin heeft. Het gaat er uiteindelijk om argumenten te verzamelen. De samenvatting van de voorzitter is dan ook belangrijk.
Vaardigheden Informatie over relevante eindtermen in relatie met de vaardigheden, vindt u achter in het theorieboek in de bijlage 'Lijst van eindtermen'.
1 Observeren en interpreteren van objectieve en subjectieve gegevens. 1 Leesopdracht. 2 Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. 3 Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. 4 Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. 5 Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
2 Afnemen van de verpleegkundige anamnese 2 Deze oefening biedt deelnemers de mogelijkheid het anamnesegesprek in een veilige (school)situatie te oefenen. Een simulatieoefening is, zeker voor deelnemers met weinig praktijkervaring, een hele klus. Benadruk daarom als docent dat het gaat om oefenen en experimenteren met nieuw gedrag. Fouten maken mag, is zelfs onvermijdelijk, maar daar leer je juist van. Bouw veiligheid op door bij de nabespreking eerst de spelers het woord te geven, zodat ze hun ervaringen kunnen spuien. Wat was lastig om te doen? Wat ging gemakkelijk? Maak er geen rondje kritiek geven van, maar gebruik de gegevens van de spelers als nabespreekpunten, aangevuld door de aandachtspunten van de observant. Laat de observant duidelijke voorbeelden geven van dat wat geobserveerd is. Laat iedereen meedenken over eventuele alternatieven.
6
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
3 Zie oefening 2, alleen worden hier meer verschillende zorgsituatie aangeboden. Dit maakt de oefening ook geschikt maakt voor meer ervaren deelnemers. De docent kan ook besluiten om een van deze zorgsituaties uit te kiezen. 4 Zie oefening 2, alleen speelt de situatie zich af in de psychiatrie. Deze oefening kan worden gedaan in plaats van/als vervolg op oefening 2, wanneer de deelnemers meer belangstelling voor de psychiatrie hebben. 5 Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. 6 Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
7
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
3
Een verpleegkundige diagnose stellen Verwerkingsopdrachten 2 a Deze opdracht is geschikt voor deelnemers met BPV-ervaring. Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Te denken valt aan begrippen als: verpleegprobleem, probleem, zorgvraag, verpleegprobleem, zorgdiagnose (of helemaal geen begrip). Vaak wordt in een afdelingsgids, afdelingsdoelstelling of instellingsvisie direct of indirect naar dit begrip verwezen. Niet altijd wordt hiervan een definitie gegeven. b Soms wordt gewerkt met stappen van de verpleegkundige besluitvorming, vaak ook niet. Het is voor de deelnemer inzichtgevend om te beschrijven hoe dit in de praktijk precies plaatsvindt. Waardoor wordt uiteindelijk het verpleegkundig handelen bepaald? Wat is sturend voor de keuze van verpleegkundige interventies? c, d Zie b. Belangrijk is om af te sluiten met een conclusie. Veel gehanteerde methoden kennen namelijk toch de kern van de verpleegkundige besluitvorming. Dit stappenplan wordt op deze wijze meer aan de praktijk getoetst en is dan herkenbaarder. 5
Deze informatie kan van moment tot moment verschillen, maar is eenvoudig op de genoemde internetsite te vinden.
6
Ter beoordeling aan de docent.
7
Het is nodig om gegevens over seksualiteit te verzamelen in situaties waar het gezondheidsprobleem rechtstreeks te maken heeft met seksueel functioneren, bijvoorbeeld bij behandelingen die impotentie veroorzaken (bepaalde chirurgische ingrepen aan de prostaat) of bij seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Gegevens over seksualiteit zijn niet nodig bij zorgvragers die komen voor een kleine chirurgische ingreep die niets met seksueel functioneren te maken heeft en die na de ingreep weer huiswaarts gaan. Vragen naar seksualiteit en voortplanting is hier een onnodige inbreuk op privacy.
Praktijksituaties 1 Kevins voetbalblessure 1
Verpleegkundige diagnose: de verpleegkundige kan zelfstandig interventies uitvoeren, zoals het ondersteunen van het been bij het overtillen, ervoor zorgen dat het been in een goede houding ligt, instructies geven aan de zorgvrager met betrekking tot bewegen in bed. Multidisciplinair probleem: de pijn kan alleen opgelost worden door de chirurgische ingreep en pijnmedicatie; de arts draagt hiervoor zorg.
4
Deze opdracht is geschikt voor groepswerk. Voor minder ervaren deelnemers wordt ondersteuning van de docent aanbevolen. Iedere groep (drie à vier deelnemers) heeft zowel een Handleiding Gordon als Zakboek Carpenito ter beschikking om mee te werken. Doel is vooral om te leren omgaan en te experimenteren met de genoemde naslagwerken en heel precies te zijn in het bepalen van de verpleegkundige diagnose die hier gesteld kan worden. Let op: Carpenito en Gordon kennen een verschillende indeling (Gordon: per Gezondheidspatroon, Carpenito: alfabetisch). Een echte puzzelopdracht! a Verschijnselen van Angst met betrekking tot Kevin: • hij is prikkelbaar (zie de diverse uitspraken en krachttermen); • hij doet branieachtig, mogelijk overschreeuwt hij zijn angst; • Marcel hoort een ongeruste ondertoon; • Kevin heeft nooit eerder in het ziekenhuis gelegen;
8
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
• Kevin zal binnenkort worden geopereerd; • Kevin ligt met zijn hoofd onder het laken. b Zie het handboek van Carpenito. De verschijnselen ten aanzien van Angst zijn hier onderverdeeld in fysiologisch, emotioneel en cognitief. Zie Handleiding Gordon: bepalende kenmerken/diagnostische aanwijzingen van Angst. Behalve een algemene beschrijving van Angst wordt hier een onderscheid gemaakt tussen lichte, matige, hevige en anticiperende angst. Worden deze gegevens vergeleken met Kevins situatie, dan valt op dat de meeste overeenkomst te vinden is met de diagnose Angst zoals die beschreven is door Carpenito (met name de emotionele verschijnselen). Er zijn verschillen in de beschrijvingen van beide naslagwerken. Zo worden bij Gordon vooral verschijnselen beschreven waarbij de zorgvrager zich uit over de Angst en fysiologische verschijnselen. Bij Carpenito worden meer verschijnselen beschreven ten aanzien van het gedrag van de zorgvrager. De deelnemers zullen de verschillen en overeenkomsten meer op detailniveau benoemen. c Zie het handboek Carpenito. De verschijnselen ten aanzien van Vrees zijn hier onderverdeeld in verbale uitingen en visceraal-somatische activiteit. Zie de handleiding Gordon: bepalende kenmerken/diagnostische aanwijzingen van Vrees. Er zijn detailverschillen te vinden in de beschrijving van de verschijnselen (huilen wordt wel bij Carpenito genoemd en niet bij Gordon, enzovoorts). Laat de deelnemers deze verschillen benoemen. d Bij deze opdracht is het van belang te benadrukken dat de juiste verpleegkundige diagnose geformuleerd moet worden. Angst en Vrees lijken hetzelfde, maar er zijn wel degelijk verschillen en dus zijn er ook verschillen ten aanzien van het verpleegkundig handelen. Laat de deelnemers ook goed kijken naar de beschrijvingen van de diagnose en oorzaken en dus niet alleen naar de verschijnselen Bij de diagnose Angst spreekt zowel Gordon als Carpenito over een ‘niet te duiden gevaar’ en bij Vrees over ‘een aanwijsbare bron die als gevaarlijk wordt ervaren’. In dit geval is er een aanwijsbare bron voor gevaar, namelijk de ingreep zelf, de toekomst (Gordon, Carpenito). Hoewel met name in Carpenito ten aanzien van Angst verschijnselen staan die overeenkomen met Kevins situatie, zie je in beide naslagwerken toch de grootste overeenkomst in de verschijnselen bij Vrees, namelijk: • Carpenito: hyperalert gedrag (op scherp staan) – Kevins braniegedrag; de toename in het stellen van vragen; • Gordon: bezorgdheid over de gebeurtenis, een toename van vragen, praten. Bij de oorzaken staat beschreven: Carpenito: ziekenhuisopname, operatie en de gevolgen ervan, anesthesie. Gordon: risicogroep: operatieve procedures, eerste ziekenhuisopname en als oorzakelijke factor: kennistekort. Conclusie: hier lijkt sprake te zijn van de diagnose Vrees. e Wijs de deelnemers erop dat de verpleegkundige interventies bij Angst en Vrees niet hetzelfde zijn (zie Carpenito Angst en Vrees), wat het belang van de juiste verpleegkundige diagnose benadrukt.
2 Mopperde Marie maar meer 2
Onder Beperkte inspanningstolerantie staan de volgende, met Maries situatie overeenkomstige verschijnselen beschreven: zwakte, duizeligheid en inspanningsvermoeidheid. Bovendien komt de beschrijving overeen. Oorzaken (zie Ontwikkeling) komen overeen, mogelijk ook andere oorzaken (na eventueel medisch onderzoek). Hennies conclusies lijkt dan ook de juiste.
3
Pathofysiologie: medisch onderzoek kan uitwijzen of uitsluiten of er sprake is van een van de hier genoemde oorzaken. De praktijksituatie geeft hierover te weinig informatie. Behandeling: waarschijnlijk geen oorzaak. Situatie/persoon: er kan zonder nader onderzoek niet worden uitgesloten dat Marie een depressieve stemming heeft. Ontwikkeling: zie verschijnselen, Maries leeftijd speelt waarschijnlijk de grootste rol. Oorzaken (zie ontwikkeling): komen overeen, mogelijk ook andere oorzaken (na eventueel medisch onderzoek).
9
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
4
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Om de discussie in goede banen te leiden is het van belang een voorzitter aan te stellen. De discussie moet besloten worden met een samenvatting van standpunten. Kernpunten Verpleegkundig diagnosticeren vindt in ieder geval naar aanleiding van de anamnese plaats. Gedurende het gehele verpleegproces blijft het verzamelen van gegevens noodzakelijk, ook (juist!) in een langdurige zorgsituatie. Juist als er ogenschijnlijk niets lijkt te veranderen, kan de zorgbehoefte verschuiven, terwijl de aandacht van de verpleegkundigen verslapt. Aanvullende vragen voor de lesgroep: • Moet dit elke dag gebeuren? • Hoe vaak moeten verpleegkundige diagnosen worden herzien, willen ze actueel en valide blijven? Denk aan de verschillende zorgsettings die in de vraag worden genoemd.
3
‘Verpleegkundige diagnose? Dat doen we hier niet!’
2
De analyse van beide naslagwerken laat duidelijk zien dat in dit geval Inadequate therapiediscipline een trefzekerder diagnose is dan Kennistekort. Mevrouw geeft immers aan dat ze heus wel weet dat ze de leefregels moet naleven, maar dat het haar niet lukt doordat er te veel tegelijk speelt. Laat de deelnemers dit met argumenten uit de naslagwerken onderbouwen. Het ligt voor de hand dat hier tevens andere verpleegkundige diagnosen een rol in spelen, die vallen onder de overige disfunctionele gezondheidspatronen.
3
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Deze discussie komt in de praktijk regelmatig voor. Er wordt te eenzijdig gekeken, er is geen volledige gegevensverzameling waardoor een onjuiste verpleegkundige diagnose wordt gesteld. Duidelijk is bij vraag 1 te zien dat verschillende gezondheidspatronen disfunctioneel zijn, maar niet het Cognitie en waarnemingspatroon waar kennistekort onder valt.
Vaardigheden Informatie over relevante eindtermen in relatie met de vaardigheden, vindt u achter in het theorieboek in de bijlage 'Lijst van eindtermen'.
1 Het stellen van de verpleegkundige diagnose 1
Studieopdracht.
3 a Disfunctionele gezondheidspatronen meneer van Geneugten, zie ook paragraaf 2.5. 1 Het patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding • Voor zichzelf zorgen kost steeds meer moeite. • Ervaart dat hij meer gaat mankeren; is snel benauwd. 2 Voedings- en stofwisselingspatroon • Meneer lijkt eenzijdig te eten. 3 Uitscheidingspatroon
10
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
• Meneer heeft last van een trage stoelgang. 4 Activiteitenpatroon • Meneer heeft weinig beweging. 5 Slaap- en rustpatroon • Meneer slaapt slecht door benauwdheid. 6 Denk- en waarnemingspatroon • Meneer is slechthorend. 7 Zelfbelevingspatroon Niet disfunctioneel. 8 Rol- en relatiepatroon Niet disfunctioneel. 9 Seksualiteits- en voortplantingspatroon Geen gegevens bekend. 10 Stressverwerkingspatroon • Meneer is bang dat hij niet meer zelfstandig kan wonen. 11 Waarden- en levensovertuigingenpatroon Niet disfunctioneel. b Er zijn verschillende diagnosen mogelijk. Het meest relevant lijken de volgende (uit Handleiding Gordon, Carpenito benoemt deze iets anders): • ten aanzien van Activiteitenpatroon: Dreigend tekort in de gezondheidsinstandhouding; • ten aanzien van Voedings- en stofwisselingspatroon: Voedingstekort; • ten aanzien van Stressverwerkingspatroon: (dreigende) ineffectieve coping. In feite kan aan de hand van elk disfunctioneel gezondheidspatroon een verpleegkundige diagnose worden geformuleerd. 7
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
2 Het onderscheiden van actuele verpleegkundige diagnosen en risicodiagnosen 1
Studieopdracht.
3
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
4
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Wijs de deelnemers erop dat in veel instellingen niet het begrip ‘risicodiagnose’ wordt gebruikt, maar ‘kans op …’ of ‘potentieel probleem’.
11
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
4
Een individueel verpleegplan opstellen Verwerkingsopdrachten 1
Als het individuele verpleegplan niet zou bestaan, zouden verpleegkundige diagnosen, doelen en interventies niet worden beschreven. Dan is niet duidelijk wat het doel is van het verpleegkundig handelen, verpleegkundig handelen heeft geen richting, men doet wat men op dat moment goeddunkt. Ook is er geen continuïteit en coördinatie in de zorg. Er is geen overzicht en controle over het verpleegproces. Dit leidt tot ontevreden zorgvragers, slechte zorgverlening en fouten. Wie hierop aan te spreken is, is onduidelijk omdat niet omschreven is wie wat doet. Ook is niet duidelijk wanneer de zorgverlening kan worden afgesloten.
4a,b Deze opdracht is geschikt voor deelnemers die BPV-ervaring hebben. Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Gedacht kan worden aan: • verpleegtechnisch handelen: bijvoorbeeld een blaaskatheter inbrengen; • ‘de controles doen’: bijvoorbeeld pols en tensie meten ; • een opname/intake doen, enzovoort. Wat waarschijnlijk opvalt is dat handelen met de handen (vaak overigens gedelegeerde handelingen), het gemakkelijkst is om te benoemen. Interventies als voorlichting geven en begeleiden worden minder snel als verpleegkundige interventie genoemd. 6
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Denk hierbij niet alleen aan het gebruik van een thermometer, maar ook aan scorelijsten, zoals bijvoorbeeld bij decubites of lijsten voor gedragsobservatie.
8
Deze opdracht is heel geschikt om deelnemers kennis te laten maken met verschillende vakbladen (waarvan sommige een interessante internetsite hebben, bijvoorbeeld http://www.verpleegkundenieuws.nl). De instructies spreken voor zich. Sluit de opdracht af door nadrukkelijk conclusies te trekken over de aard en kwaliteit van informatie per blad. Zo wordt Verpleegkundenieuws wel eens de Story onder de vakbladen genoemd. Duidelijk is dat Verpleegkunde misschien wel saai oogt, maar dat hier nu juist verplegingswetenschappelijke artikelen in staan. Tip: vraag proefexemplaren aan van verschillende tijdschriften, zodat de deelnemers deze thuis op hun gemak kunnen bekijken en lezen.
9
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Wanneer de deelnemers nog geen BPV doorlopen (hebben), kan de docent zelf zorgdragen voor verschillende verpleegplan(formulier)en van instellingen in de regio. Het is bij deze opdracht de taak van de docent om deelnemers te helpen de verschillende aspecten te herkennen in de formulieren. Ook leren deelnemers dat de begrippen in verschillende hoedanigheden in de praktijk kunnen voorkomen.
10
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Als alternatief kan de docent zelf standaardverpleegplannen van instellingen in de regio inbrengen. Het is bij deze opdracht vooral de bedoeling dat deelnemers zich oriënteren en kennismaken met verschillende voorbeelden. Let erop dat de deelnemers een standaardverpleegplan niet verwarren met een protocol of richtlijn.
11
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Als alternatief kan de docent zelf protocollen van instellingen in de regio inbrengen. Het is bij deze opdracht vooral de bedoeling dat deelnemers zich oriënteren en kennismaken met verschillende voorbeelden. Let erop dat de deelnemers een protocol niet verwarren met een standaardverpleegplan.
12
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
Praktijksituaties 1 Meneer Van Velpen leert zichzelf opnieuw te verzorgen 1
Doel: Meneer Van Velpen kan zich zelfstandig binnen tien dagen aan de wastafel wassen. R = Relevant: ja, want de verpleegkundige diagnose (die hier overigens niet expliciet wordt genoemd) luidt dat hij dit niet kan. U = Understandable: ja, het is voor iedereen duidelijk wat bedoeld wordt. M = Measurable: ja, want concreet is over tien dagen na te gaan of meneer zich over tien dagen zelfstandig kan wassen. Een eventuele toevoeging zou kunnen zijn: kan zichzelf volledig wassen, maar eigenlijk spreekt dit vanzelf. B = Behavioural: ja, want het is beschreven in concreet gedrag: zelfstandig aan de wastafel wassen. A = Attainable: dat is de vraag, omdat nog niet geheel duidelijk is of en hoe de parese zich herstelt. Tien dagen lijkt wel een prima streeftijd, het is niet te hoog gegrepen. Kortom: ja, doel is geformuleerd volgens RUMBA regels.
4
De rol van mantelzorg zou kunnen zijn: helpen bij de verzorging, het wassen en/of het aankleden (vooral de schoenen en sokken). Ook het klaarleggen van kleding kan Zwaan thuis doen. De deelnemer kan ervoor kunnen kiezen Zwaan al eerder bij de verzorging te betrekken, omdat ze immers thuis ook ondersteuning gaat geven bij de wasbeurt.
2 Martha heeft het benauwd 2
Doel: Martha heeft het minder last van haar benauwdheid. Dit is te zien aan het volgende: • Martha’s gezicht ziet er ontspannen uit; • Martha zit rustig in haar stoel, haar armen zijn ontspannen; • Martha heeft geen rochelende ademhaling en hoest niet. R = relevant: ja, want de verpleegkundige diagnose luidt: benauwdheid. U = understandable: ja, het is duidelijk voor iedereen wat er bedoeld wordt. M = measurable: minder duidelijk omdat er geen tijd wordt genoemd waarbinnen het doel behaald moet zijn. B = behavioural: ja, want het doel is beschreven in concreet gedrag van Martha; hieraan is veel aandacht besteed en dit is terecht: Martha kan verbaal niets aangeven. A = attainable: moeilijk te beoordelen, omdat geen tijdslimiet wordt genoemd Kortom: het doel is geformuleerd volgens bijna alle RUMBA-regels, indien een tijdslimiet wordt toegevoegd (bijvoorbeeld een maand) dan is aan alle regels voldaan.
3
Autonome interventie: Blijf bij Martha gedurende de periode van ernstige benauwdheid, ga rustig naast haar zitten en neurie zacht een liedje. Autonome interventie: Zorg dat Martha goed rechtop zit, ondersteun haar zo nodig met een extra kussen in haar zij zodat ze haar longen maximaal ontplooit. Autonome interventie: Blijf zelf rustig, loop niet weg. Bespreek het goed met teamgenoten als je je machteloos voelt. Autonome interventie (een andere discipline in consult roepen): BartJan neemt contact op met de fysiotherapeut om door te spreken of een bepaalde vorm van ademtherapie haalbaar is voor Martha. Een gedelegeerde interventie zou hier kunnen zijn: regelmatig bloedprikken om het zuurstofgehalte te bepalen.
4
Voordelen: • vaak gebaseerd op praktijkervaring, vakkennis en onderzoeksresultaten; • besparing van tijd en energie; • het geeft overzicht en is inzichtelijker, zowel voor de eigen als andere disciplines.
13
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
Nadelen: • standaarden kunnen ten koste gaan van de individualiteit als er te weinig wordt gekeken naar de behoeften van het individu; specifieke verpleegproblemen kunnen ondergesneeuwd raken; • standaardverpleegplannen zijn vaak geschreven voor mensen zonder verstandelijke handicap; • het risico bestaat dat verpleegkundigen te automatisch gaan handelen en niet meer nadenken over het hoe en waarom van het handelen. 5
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Deze opdracht is geschikt voor de meer gevorderde deelnemer. De inbreng van patiëntenverenigingen is onmisbaar in de hedendaagse verpleegkunde. Zorgvragers hebben zelf immers veel praktijkervaring. Deze praktijkervaring kan een legitimering vormen van een door verpleegkundigen ontwikkeld standaardverpleegplan en goede aanvullingen opleveren.
6
De opdracht kan op verschillende wijzen worden uitgewerkt. Hierna volgt een voorbeeld waarbij volgens PES gewerkt is, zoals in de praktijksituatie. P = Verstoorde slaap E = COPD S = Martha hoest zichzelf wakker in haar slaap als ze verkouden is en kan dan moeilijk weer inslapen. Ze schuift heen en weer in bed en wordt angstig en vermoeid Verpleegdoel Martha slaapt, ook als ze verkouden is, minstens vijf uur door zonder dat ze zichzelf wakker hoest. Verpleegkundige interventies • Onderneem ’s avonds geen drukke activiteiten meer met Martha. • Draai rustige muziek voor haar in de huiskamer. • Doe de ademoefeningen (aangeleerd door de fysiotherapeut). • Geef haar een half uur voor het naar bed gaan de voorgeschreven medicatie die het hoesten doet afnemen (hiervoor wordt de arts geconsulteerd). • Zoek naar een slaaphouding voor Martha waarin ze zo ontspannen mogelijk ligt en waarbij ze niet op de tocht ligt (deze houding moet liefst nauwkeurig worden omschreven). • Gebruik ’s nachts speciaal incontinentiemateriaal, zodat je haar zo min mogelijk hoeft te verschonen als ze slaapt. • Zorg ’s nachts voor rust en stilte.
3 Wilma leert monitoren in een snel veranderende situatie. 1
Antwoorden per vraag: • Wist Wilma welke gegevens ze moest verzamelen en op welke manier? Ja, dat stond precies in een protocol (Glagow Coma Score) aangegeven. • Wist Wilma hoe vaak moest worden gecontroleerd? Ja, idem. • Wist Wilma hoe ze moest handelen bij bepaalde verschijnselen? Er is niet duidelijk beschreven hoe gehandeld moet worden bij een bepaalde waarde. Als het goed is, staat dit wel in een protocol aangegeven, maar de praktijksituatie vermeldt dit niet. • Wist Wilma bij welke verschijnselen een andere zorgverlener moest worden geconsulteerd? Er is niet duidelijk beschreven hoe gehandeld moet worden bij een bepaalde waarde en wanneer een andere zorgverlener, in dit geval een arts, geconsulteerd moet worden. Als het goed is, staat dit wel in een protocol aangegeven, maar de praktijksituatie vermeldt dit niet. Vaak ook zijn dit ongeschreven regels op een afdeling, ervaren verpleegkundigen weten wanneer iets ‘mis’ is. Een protocol geeft hierin meer uniformiteit.
14
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
2
3
Doel van deze opdracht is dat de deelnemers leren anticiperen op situaties en hun eigen rol hierin. Dit maakt de opdracht geschikt voor deelnemers zonder BPV-ervaring. Laat de deelnemers eerst individueel een verhaal schrijven, en pas daarna in groepen hierover praten. Een voorzitter benoemen kan helpen om wat meer structuur aan te brengen en om ervoor te zorgen dat iedereen aan bod komt. Sluit de opdracht af door de verschillende groepen te laten rapporteren wat ze van de situaties en elkaar hebben geleerd ten aanzien van acute situaties. Deze opdracht is geschikt voor deelnemers zonder BPV-ervaring. Doel van de opdracht is dat de deelnemers leren anticiperen op de verantwoordelijkheid binnen het verpleegkundig beroep. Zijn zij zich hiervan bewust? Wat betekent dit voor hen? De een zal het leuk vinden, de ander zal er tegenop zien. Vraag hierop door.
4 De klinische les van Louise: het oogzalfprotocol 1
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Doel van deze opdracht is vooral om te zien hoe lastig het is een handeling minutieus te beschrijven. Het is te verwachten dat deelnemers onderdelen van de handeling hebben overgeslagen, omdat dit in de thuissituatie vaak wat minder zorgvuldig gebeurt dan in het ziekenhuis noodzakelijk is.
2
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Kernpunten van de discussie: wat tegen is op het steeds een beetje anders uitvoeren van de interventie is dat niet elke manier de juiste is, er kunnen onzorgvuldigheden insluipen. Voor de zorgvrager is het ook verwarrend als het steeds op een andere manier wordt gedaan, zeker als de zorgvrager de handeling zelf moet gaan leren uitvoeren. Voordelen: • juist in de kleine details zitten de bijzonderheden die de handeling heel precies, hygiënisch en effectief maken; • als uniform handelen wordt onderbouwd met resultaten uit onderzoek, praktijkervaring, enzovoort is dit tevens Best Practice en hierop heeft de zorgvrager recht. Nadelen: • de interventie is niet aangepast aan de specifieke situatie van de zorgvrager; • het risico bestaat dat verpleegkundigen gaan handelen op ‘de automatische piloot’ en niet meer nadenken bij wat ze doen.
3
De beste bronnen zijn vakkennis en resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Het betreft hier immers een handeling waarin je heel precies moet werken om infecties en beschadigingen te voorkomen. Praktijkervaring kan een aanvulling vormen. Oogzalven op basis van intuïtie geeft te weinig zekerheid dat het goed gebeurt, want het kan steeds anders zijn.
Vaardigheden Informatie over relevante eindtermen in relatie met de vaardigheden, vindt u achter in het theorieboek in de bijlage 'Lijst van eindtermen'. In de praktijksituaties worden ook al verschillende vaardigheden geoefend.
1 Doelmatig plannen van studie en BVP-activiteiten Deze vaardigheid is met name geschikt voor deelnemers zonder BPV-ervaring. 1-5 De instructies spreken bij deze vaardigheid voor zich. Deelnemers kunnen door het maken van deze vaardigheid beter vat krijgen op de materie, doordat ze deze in een voor hen bekende situatie toepassen.
15
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
Bovendien helpt het hen hun studievaardigheidvaardigheid te vergroten, ook (vooral, want dat is nieuw voor hen) tijdens de BPV: het levert een breder repertoire aan studieactiviteiten (‘interventies’) op en een doelmatiger planning.
2 Het maken van een individueel verpleegplan 1
Studieopdracht.
3
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
4
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
3 Monitoren Opdracht 1 en 2 kunnen tegelijkertijd worden uitgevoerd, dat maakt het geheel levendig. 1
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Het is de bedoeling van deze wat luchtiger oefening, dat het monitoren wat meer in de eigen belevingssfeer komt. Vooral geschikt voor deelnemers zonder BPV-ervaring.
2
Voor Eigen keuze kan iets leuks worden bedacht, bijvoorbeeld: Aantal keren goed gelachen. Gebruik hierbij ook de creativiteit van de deelnemers. Maak het monitoren visueel, met behulp van bijvoorbeeld kleuren.
3
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
4
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
16
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
5
Evaluatie Verwerkingsopdrachten 1
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
3 a Voorbeeldantwoorden: • evaluatiemomenten op school; • een enquête over bepaalde voedingsmiddelen. b Voorbeeldantwoorden: • kritiek op de kwaliteit van bijvoorbeeld kleding; • het lesrooster dat niet klopte, enzovoort. 5
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
6
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Bij deze opdracht is het een voorwaarde dat de deelnemers drie verschillende evaluatieformulieren hebben. Als de deelnemers nog niet in een zorginstelling werkzaam zijn, is het prettig als de docent deze kan aanbieden.
7
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
10 a Gesloten vraag: Heeft u lekker gegeten tijdens uw verblijf op deze afdeling? Gesloten vraag: Bent u tevreden over de zorg die u gehad heeft op deze afdeling? Open vraag: Kan u mij uitleggen hoe u de revalidatie ervaren heeft? Open vraag: Hoe gaat het met het zelfstandig injecteren van de insuline? Gesloten vraag: Is het goed gegaan met de gemaakte afspraken met de fysiotherapeut? b Hoe vond u het eten tijdens uw verblijf op deze afdeling? Hoe vond u de zorgverlening op deze afdeling? Of wat vindt u van de zorgverlening op deze afdeling? Hoe is het verlopen met de gemaakte afspraken met de fysiotherapeut? 11
Ter beoordeling van de docent.
Praktijksituaties 1 Het evaluatiegesprek met meneer Bartels 1
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
2
Informatiebronnen waar Marieke gebruik van maakt zijn: • observatie; • informatie van de zorgvrager; • informatie van de naaste/mantelzorger. Waar ze nog gebruik van kan maken zijn: • verpleegkundige rapportage;
17
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
• informatie van teamleden en andere disciplines. 4
De voorbereiding • Verzamel zoveel mogelijk evaluatiegegevens over de zorgvrager. Lees het verpleegkundig dossier door. Bekijk welke gespreksonderwerpen je zeker aanbod wilt laten komen. (Het is onduidelijk of Marieke dit doet.) • Zorg bij het gesprek voor een rustige ruimte met voldoende privacy. Kies, indien mogelijk, een tijdstip waarop andere werkzaamheden even geen prioriteit hebben. Spreek ook af dat je collega’s je niet storen. Je kunt dan alle aandacht aan de zorgvrager geven. (Marieke komt op een rustig moment terug.) • Zorg dat je alle benodigde papieren bij je hebt en dat je niet tijdens het gesprek weg moet lopen. (Dit staat niet duidelijk in de beschrijving van de situatie benoemd.) • Plan hoe lang het gesprek gaat duren. (Dit staat niet duidelijk in de beschrijving van de situatie benoemd.) De uitvoering • Zorg dat de zorgvrager zich zoveel mogelijk op zijn gemak voelt. (Marieke is belangstellend naar de situatie van mevrouw Bartels). • Leg duidelijk het doel van het gesprek uit en vertel uit welke onderdelen het bestaat. De zorgvrager weet dan beter wat er van hem wordt verwacht. (Dit doet Marieke niet.) • Vraag aan de zorgvrager en/of naasten of zij nog gespreksonderwerpen aan bod willen laten komen. (Dit doet Marieke niet.) • Werk systematisch. Bespreek per verpleegkundige diagnose de resultaten ten aanzien van het product en proces. (Dit doet Marieke niet.) • Stel zoveel mogelijk open vragen. Open vragen geven de zorgvrager meer ruimte om zijn eigen verhaal te vertellen. (Dit doet Marieke wel.) • Gebruik woorden die de zorgvrager begrijpt. (Dit doet Marieke wel.) • Let niet alleen op hetgeen gezegd wordt, maar ook op de non-verbale communicatie; gezichtsuitdrukking, gebaren en lichaamshouding kunnen veelzeggend zijn. (Staat niet duidelijk in de beschrijving van de situatie benoemd.) • Luister actief. Vraag bijvoorbeeld zorgvuldig verder als je vermoedt dat op een bepaald punt sprake is van een nieuw gezondheidsprobleem. (Dit staat niet duidelijk in de beschrijving van de situatie benoemd.) • Toon in je gedrag en woordgebruik respect en belangstelling voor de zorgvrager. Neem hem serieus en geef hem de tijd om zijn verhaal te vertellen. (Dit staat niet duidelijk in de beschrijving van de situatie benoemd.) • Vraag ook aan de naasten van de zorgvrager,a ls die bij het gesprek aanwezig zijn, hoe zij tegen de resultaten aankijken. ( Dit doet Marieke wel.) • Sluit het gesprek af door samen te vatten welke gegevens je verzameld hebt. Zet de gemaakte afspraken op een rijtje. De zorgvrager kan dan eventueel aanvullingen of correcties geven. Spreek een eventuele nieuwe datum af voor een evaluatiegesprek.(Dit doet Marieke gedeeltelijk.) De verwerking • Stel het verpleegplan van de zorgvrager bij. ( Dit staat niet duidelijk in de beschrijving van de situatie benoemd.) • Informeer de collega’s over de wijzigingen in het verpleegplan. (Dit staat niet duidelijk in de beschrijving van de situatie benoemd.)
5 Verpleegkundige diagnose P: urineretentie E: dwarslaesie S: meer dan 100 ml residuale urine P: obstipatie E: dwarslaesie S: defecatie minder dan 2x per week Harde ontlasting P: incontinent van urine E: dwarslaesie
18
Doel De blaas van Meneer Bartels is 1x daags volledig geleegd. Meneer Bartels krijgt minimaal 2 keer per week zachte ontlasting.
Meneer Bartels maakt gebruik van een condoomkatheter.
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen S: lekkage door loslaten van draagurinaal P: zelfzorgtekortsyndroom E: dwarslaesie S: kan zich ’s ochtends niet wassen/douchen en aankleden Kan niet zelfstandig naar de toilet Kan zich niet uitkleden en in bed stappen.
Meneer Bartels is dagelijks gewassen en gekleed. Meneer is twee keer in de week gedoucht. Meneer maakt dagelijks gebruik van condoomkatheter. Meneer ligt elke avond in pyjama in bed.
7
Ter beoordeling aan de docent.
8
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Te denken valt aan het ouder worden van mevrouw en meneer en de draagkracht van mevrouw.
2 Evalueren met meneer Slaats 2
Objectieve gegevens: insuline spuiten doet meneer zelfstandig, hij verzorgt zich zelfstandig en hij doet mee aan activiteiten op de afdeling. Subjectieve gegevens: het gaat beter met meneer Slaats. Jeroen kan deze gegevens gebruiken bij het multidisciplinair overleg en bij het evaluatiegesprek.
4 a Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Voorbeelden kunnen komen uit alle fasen van het verpleegkundig proces. Het voorbeeld kan ook gekoppeld worden aan de productevaluatie, bijvoorbeeld de insulinetoediening. b Een voorbeeld van een aspect dat in de productevaluatie besproken kan worden: Is het doel ten aanzien van de insulinetoediening bereikt? 5
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Te denken valt aan: • Hoe hebt u de zorgverlening ervaren? • Hoe was de afstemming met andere hulpverleners? • Zijn de doelen bereikt? • Hoe ziet meneer Slaats’ toekomst? • Welke problemen ervaart meneer Slaats nog? • Hoe wil meneer de komende maanden aan zijn zelfstandigheid werken?
7
Het eindevaluatiegesprek is niet alleen bedoeld om te evalueren, maar ook om de zorgrelatie af te sluiten en de nazorg te bespreken.
Vaardigheden Informatie over relevante eindtermen in relatie met de vaardigheden, vindt u achter in het theorieboek in de bijlage 'Lijst van eindtermen'.
1 Evaluatievragen formuleren over product en proces 1
Studieopdracht.
2
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
4
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
19
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
5
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
2 Evaluatiegesprek voeren 1
Studieopdracht.
2
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. De product- en procesgerichte vragen moeten aansluiten bij het nieuwe verpleegplan, dat gemaakt is bij vraag 5 van praktijksituatie 1. De deelnemers kunnen het verpleegplan ook gebruiken tijdens het rollenspel. De reflectieverslagen die geschreven zijn bij de verschillende opdrachten, kunnen gebruikt worden in reflectiegesprekken met de docent.
3
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
4
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
5
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
20
Plannen van verpleegkundige zorg (401) - Uitwerkingen
6
Rapporteren Verwerkingsopdrachten 3 a Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. SOAP moet overeen komen met het volgende. S = Subjectieve gegevens (verstrekt door de zorgvrager). O = Objectief (informatie afkomstig van observaties of metingen van de verpleegkundige). A = Analyse van de subjectieve en objectieve gegevens. P = Planning met behulp van deze gegevens. b Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Een voorbeeld uit de situatie van meneer Bartels: S = Mevrouw Bartels zegt dat ze zich vertild heeft. O = Mevrouw loopt verkrampt en voorovergebogen. A = Mevrouws rug is overbelast door het tillen van meneer Bartels. P = Indicatie door RIO voor huishoudelijk werk. Er moet een nieuw verpleegplan gemaakt worden voor meneer Bartels, waarbij mevrouw ontlast wordt. 5 a Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. b Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. c Voordelen van een elektronische zorgdossier: • de communicatie tussen de professionals verbetert; • informatie is makkelijker beschikbaar; • de overdrachtstijd kan worden bekort; • archivering is makkelijker; • de zorg is makkelijker te onderzoeken. Nadelen: • alle medewerkers moeten kunnen werken met het programma en (dus) overweg kunnen met een computer; • er kunnen netwerkproblemen optreden. 6
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Deze opdracht is geschikt voor deelnemers met BPV-ervaring.
7
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Deze opdracht is geschikt voor deelnemers met BPV-ervaring.
8
Antwoord afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Deze opdracht is geschikt voor deelnemers met BPV-ervaring.
Praktijksituaties 2 De weekbrief van Ingrid aan haar BPV-docent 1
De regels voor de mondelinge overdracht zijn van belang voor een patiëntgericht overleg. Motivering is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
21
Uitwerkingen – Plannen van verpleegkundige zorg (401)
3
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
6
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. Bij de nabespreking is het zinvol om de motivatie voor Ja of Nee naast elkaar te zetten en deze eventueel nog verder toe te spitsen door verschillende zorgcategorieën te benoemen.
7
Ja, dat is toegestaan, als je de zorgvrager maar informeert.
Vaardigheden Informatie over relevante eindtermen in relatie met de vaardigheden, vindt u achter in het theorieboek in de bijlage 'Lijst van eindtermen'.
1 Schriftelijk rapporteren 1
Studieopdracht.
2
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
3
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer. In de nabespreking kunnen de volgende onderwerpen aan bod komen: • Hoe ervaren de deelenemers het om geobserveerd te worden? • Zijn omgang met anderen en voeding onderwerpen die even gemakkelijk te rapporteren zijn? • Welke problemen hebben de deelnemers ervaren bij het rapporteren? • Hoe zijn de deelnemers hiermee omgegaan? • Aan welke methode geven de deelnemers de voorkeur en waarom?
4
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
5
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
2 Een mondelinge overdracht doen 1
Studieopdracht.
2
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
3
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
4
Antwoord is afhankelijk van de (persoonlijke) inbreng van de deelnemer.
22