B U L L E T I N VA N D E V E R E N I G I N G R E M B R A N D T
J A A R G A N G 15 N O 3 N A J A A R 2 0 0 5
p Vivat Oraenge op Paleis Het Loo p Toespraak Peter Hecht bij de presentatie van een Rubens en een Ruisdael in het Mauritshuis p Professor Henk van Os: De duivel ontmaskerd p De Vereniging Rembrandt 1933 -1943
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
BESTUUR
RAAD VAN ADVISEURS
Mr J.M. Boll, voorzitter Jhr Mr A.A. Loudon, vice-voorzitter Mevrouw Mr A.A. van Berge, secretaris Drs H.B. van Wijk, penningmeester Prof. Dr C.H. Blotkamp Prof. Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht Prof. Drs R. de Leeuw Dr J.R. ter Molen Dr M. Sanders Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Mr J.G. de Vries Robbé Jhr M.A. van Weede
Prof. dr J. Th. M. Bank Drs M.A. van den Bergh Mr Drs L.C. Brinkman Mevrouw Prof. Dr C.A. ChavannesMazel Prof. Dr T.M. Eliëns Mevrouw Prof. Dr C.W. Fock R.H. Fuchs J.A. de Gier Mr E. Groenewald Mr R.W.J. Groenink Drs J.H. van Heijningen Nanninga Drs B.F. van Ittersum Prof. Dr C.J.A. Jörg Mevrouw M. Lambert J.M.N. Leighton Mevrouw Drs D.H.A.C. Lokin Jhr G.E. Loudon Drs Ing. C. Maas
Drs H.J.A.T. Meertens Drs R.C.J. Meijer P. van Minderhout Dr D. Overbosch Mr L. R. J. ridder van Rappard Mr S.A. Reinink M.J.M. van Rooy Drs C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oÿe. Prof. dr P. Schnabel Drs J.J.Th. Sillevis Mevrouw Dr M.F. Simon Thomas Mevrouw Dr N.C. Sluijter-Seijffert Drs C.B. Smithuijsen A.L. Stal Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken K. van Twist E.W. Veen Drs M.J.F. Weck
BUREAU (9 – 13 UUR)
REKENINGEN
KLACHTENCOMMISSIE
Drs H.M. Blankenberg, directeur
Bank Mees Pierson, Amsterdam 25 22 00 861 (voor betaling contributie) Bank Mees Pierson, Amsterdam 21 33 99 385 Postbank 11 71 21 ten name van de Vereniging Rembrandt, Den Haag
FONDSENWERVING
Contacten Musea/PR
Mevrouw Drs F.M. Bijl de VroeVerloop Fondsenwerving
Mevrouw Drs C.S. de Witt WijnenJansen Schoonhoven
Lange Voorhout 15, 2514 EA Den Haag T: 070-4271720 F: 070-4271940 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Mr S. Royer, voorzitter Mevrouw Mr A.M.C. Marius-van Eeghen, secretaris Mevrouw Mr M.C. Scholten Dr J.M. de Groot Mr H. baron van Imhoff
Leden van de Vereniging Rembrandt kunnen bij het secretariaat extra Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk (excl. portokosten).
Colofon:
illustratie omslag:
Samenstelling en redactie:
Lattenleunstoel (detail)
Teio Meedendorp, Amsterdam
Gerrit Rietveld (1888-1964)
Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam
Ca. 1918. Beukenhout en platanenhout,
Druk en lithografie:
89,5 x 60,4 x 82 cm
Drukkerij Onkenhout BV, Hilversum
Centraal Museum, Utrecht
I N H O U D
De Vereniging Rembrandt
4 Vivat Oraenge op Paleis Het Loo
is een particuliere organisatie,
Mr J.M. Boll
opgericht in 1883. Zij heeft
Op 13 augustus werd het schilderij Vivat Oraenge van Jan Davidsz. de Heem door Koningin Beatrix onthuld op Paleis Het Loo. Velen hebben bijgedragen aan deze verrijking van ons nationaal openbaar kunstbezit ter gelegenheid van het 25-jarig ambtsjubileum van de Koningin. De rede die Mr Jan Maarten Boll bij de onthulling van het schilderij uitsprak is hier in zijn geheel opgenomen.
als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
A A N W I N S T E N
BONNEFANTENMUSEUM, MAASTRICHT
13 De Zondeval
Meester van Paulus en Barnabas
NATIONAAL BEIAARDMUSEUM, ASTEN
6 Rubens en Ruisdael in het Mauritshuis
16 Bronzen klok uit de Dong Son-cultuur
Peter Hecht
Prins Bernhard Cultuurfonds 65 jaar Het Prins Bernhard Cultuurfonds, dat onze vereniging al
Met de verwerving dit jaar van een kapitale Rubens en een topwerk van Jacob van Ruisdael door het Haagse Mauritshuis tekent zich een tendens af dat het in Nederland steeds beter gaat met het verzamelen van meesterwerken. Peter Hecht hield een toespraak bij de presentatie van beide werken in het Mauritshuis, waarbij hij de ‘gelukkige momenten’ van de laatste jaren op een rijtje zette.
Joseph Maertensz. van (der) Hove
vele jaren trouw substantieel ondersteunt, viert dit jaar zijn
10 Ogenblik: De duivel ontmaskerd
65-jarig bestaan. De Vereniging
Prof. Dr H.W. van Os
Rembrandt wenst het PBC van
Comfortabel gezeten op een bank in een New Yorkse kunsthandel krijgt professor Henk van Os een uiterst merkwaardig kunstwerk te zien. Hoe de duivel zich op een 15de-eeuws paneel manifesteert en een dominicaner monnik de juiste weg wijst.
harte geluk met dit jubileum en hoopt de succesvolle en vruchtbare samenwerking ten behoeve van ons cultureel erfgoed tot in lengte van jaren
32 Over aanwinsten 1933-1943 Rectificatie
Fusien Bijl de Vroe
In het vorige Bulletin meldden
In 1933 bestond de Vereniging Rembrandt 50 jaar. Voor dit jubileum werd fors uitgepakt, waarbij de naamgever van de Vereniging alle eer werd aangedaan. Iets later in de jaren dertig kon Museum Boymans met een zeer bijzondere aanwinst worden verrijkt: hoe bijzonder bleek vooral na de oorlog...
wij dat Het ‘bloemenschip’ van
32 Nieuws van de Vereniging Rembrandt
worven bij veilinghuis Christie’s, Amsterdam. Dat had moeten
34 Algemeen
zijn Sotheby’s, Amsterdam, en hierbij willen wij alle betrokkenen onze oprechte excuses aanbieden voor deze vergissing.
REMBRANDTHUIS, AMSTERDAM
15 Athalia verdreven uit de tempel door Jojada
te kunnen voortzetten.
Jan de With in 2004 werd ver-
HAAGS HISTORISCH MUSEUM, DEN HAAG
12 Twee zilveren drinkschalen
36 Aanwinsten 2004
Rombout Uylenburgh
CENTRAAL MUSEUM, UTRECHT
18 Lattenleunstoel met zijstukken
Gerrit Rietveld
Jaarlijks organiseert de Vereniging Rembrandt in samenwerking met
Vivat Oraenge op Paleis Het Loo
Het Financieele Dagblad de Rembrandtlezing. In 2004 werd die gehouden op 26 oktober door professor Henk van Os en professor Riet Schenkeveld die hiermee het startsein gaven voor de actie Vivat Oraenge. Deze had tot doel gelden bijeen te brengen om in 2005 ter gelegenheid van het ambtsjubileum van Koningin Beatrix een bijzonder
Het Nederlandse publiek werd middels tal van media opgeroepen een bijdrage te leveren. Uiteindelijk hebben maar liefst zo’n 15.000 mensen meegedaan, van wie de namen in een 21-delig register zijn opgenomen en aan Hare Majesteit aangeboden. Dit gebeurde op 13 augustus j.l. tijdens een feestelijke bijeenkomst op Paleis Het Loo, waar ook het schilderij van De Heem aan Koningin Beatrix werd aangeboden en persoonlijk door haar werd onthuld in aanwezigheid van diverse genodigden. Mr Jan Maarten Boll, voorzitter van de Vereniging Rembrandt en van de Stichting Vivat Oraenge, hield voorafgaand een toespraak. Na de onthulling nam Dr Johan ter Molen, directeur van Nationaal Museum Paleis Het Loo, het woord en schetste het belang van de nieuwe aanwinst voor het openbaar kunstbezit. Voor Hare Majesteit was het een bijzondere dag, want na de aanbieding van de De Heem werd er ter ere van haar ambtsjubileum door de bevolking van Apeldoorn een gedenkraam in de Grote Kerk te Apeldoorn onthuld en werd haar later die middag een Hippisch Saluut gebracht op het voorterrein van Paleis Het Loo.
schilderij aan ons openbaar kunstbezit te kunnen toevoegen, namelijk het stilleven Vivat Oraenge van Jan Davidsz. de Heem. U heeft daar inmiddels al veel over gehoord. MR JAN MAARTEN BOLL
4
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
Hieronder volgt de rede uitgesproken door onze voorzitter Mr Jan Maarten Boll op 13 augustus 2005 in Nationaal Museum Paleis Het Loo, in aanwezigheid van H.M. de Koningin, H.K.H. Prinses Margriet, mevr. Mr M.C. van der Laan, Staatssecretaris van OCW, J.J.W. Esmeijer, waarnemend Commissaris van de Koningin van de provincie Gelderland, Mr. G.J. de Graaf, Burgemeester van Apeldoorn, Dr Joh.R. ter Molen, directeur Nationaal Museum Paleis Het Loo, en diverse genodigden.
Majesteit, Koninklijke Hoogheid, dames en heren, Namens de Stichting ‘Vivat Oraenge’ en de Vereniging Rembrandt heet ik U hartelijk welkom. Wij stellen het zeer op prijs dat U aan onze uitnodiging om hier vanmorgen aanwezig te zijn, gevolg heeft gegeven. Die dank geldt natuurlijk in de allereerste plaats U, Majesteit, en U, Koninklijke Hoogheid. Om maanden achter elkaar te jubileren en om zelfs op een dag drie keer gelegenheid tot gejubel te geven, zou menigeen teveel van het goede zijn. Niet voor U, Majesteit. Wij prijzen ons natuurlijk gelukkig dat U zo velen de mogelijkheid geeft om op verschillende plekken in het Koninkrijk en op allerlei manieren hun grote waardering tot uitdrukking te brengen voor de wijze waarop U onze Koningin bent. Wat ons betreft gebeurt dat vanmorgen door middel van een schilderij dat weliswaar meer dan drie eeuwen geleden werd geschilderd, maar dat in allerlei opzichten ook als eigentijds kan gelden. Dat komt door de symboliek die eraan ten grondslag ligt. Het gaat om de verhouding van ‘Oranje’ en ‘Nederland’, twee begrippen die in de loop der tijd weliswaar inhoudelijk in allerlei opzichten
zijn veranderd, maar die nog steeds en meer dan ooit in elkaar vervlochten. Voordat ik meer over het schilderij zeg, zou ik de gelegenheid te baat willen nemen om ook Prinses Margriet te danken, want bij Uw jubileum hoort eigenlijk ook haar functionele jubileum. Zij immers heeft U 25 jaar met verve terzijde gestaan door op voortreffelijke en (ons) hart-veroverende manier ‘Oranje’ te vertegenwoordigen. Ook naar haar gaat onze grote dank uit. Van de gelegenheid maak ik voorts gebruik om te zegen dat de Vereniging Rembrandt U bovendien dankbaar is voor het feit dat U onze Beschermvrouwe bent en zo al 25 jaar voor iedereen kenbaar in die hoedanigheid Uw morele steun geeft aan onze doelstelling ten dienste van het openbaar kunstbezit in Nederland. Majesteit, in de Wet Behoud Cultuurbezit worden drie criteria gegeven ter toetsing van het belang voor behoud voor Nederland van bijzonder belangrijke werken van kunst en wetenschap: de ijkwaarde, de schakelwaarde en de symboolwaarde. Voldoen aan één van die criteria is toereikend voor plaatsing op de lijst van beschermde werken. Als persoon zou U – getoetst aan elk van die criteria – zonder twijfel als nummer 1 op die lijst
Koningin Beatrix onthult het stilleven Vivat Oraenge op Paleis Het Loo, 13 augustus 2005. Foto: ©ANP
uitkomen. Anders gezegd: voor onze collectieve Nederlandse identiteit bent U bepalend. Het schilderij Vivat Oraenge is bestemd om te fungeren als een blijvend, voor iedereen zichtbaar (eer)bewijs en blijk van dank aan U. Met Uw instemming wordt het vanaf vandaag als blijvend aandenken aan Uw 25-jarig regeringsjubileum in de collecties van Nationaal Museum Paleis Het Loo opgenomen: de mooist daarvoor denkbare museale context. We moeten er voor zorgen dat het goed zal fungeren als brug naar meer inzicht in de sleutel tot wat we tegenwoordig wel het ‘oranjegevoel’ noemen, dat de Nederlandse politieke geschiedenis en politieke verhoudingen al sinds de 16de eeuw kleurt. Dit kunstwerk kan bijdragen tot beter begrip – bij binnen- en buitenlanders – van onze nationale identiteit zoals die in de loop der eeuwen is gegroeid. Wij hebben daarom van Uw jubileum gebruik gemaakt om een relatief bescheiden beroep te doen op het publiek in Nederland en in de Nederlandse Antillen om bij te dragen aan de verwerving van een bij dit jubileum bij uitstek passend geschenk voor onze samenleving. Passend, omdat de vitaliteit van
5
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
‘Oranje’ centraal staat in het schilderij. Die vitaliteit blijkt uit de combinatie van de oranjeappel met de bloesemtak. Passend ook, omdat het zich zo goed leent om te vertellen over de ontwikkeling van politieke macht naar maatschappelijk gezag van de stadhouders van toen naar de staatshoofden van nu. De ‘biografie’ van het schilderij kennen we nog maar zeer ten dele. We weten (nog) niet wanneer het is ontstaan. Dat het ongedateerd is, maakt het thema eigenlijk eens te meer tijdloos. We weten niet zeker of er een opdracht aan ten grondslag lag, wie de opdrachtgever c.q. de eerste koper was, voor wie het was bestemd (was het misschien bedoeld als geschenk?) en waarom het stilleven niet voor zichzelf mocht spreken, maar de woorden ‘Vivat Oraenge’ behoefde. Professor Van Os en professor Schenkeveld hebben in hun aan dit schilderij gewijde bijdragen aan de Rembrandtlezing 2004 op de verschillen in uitleg gewezen die te geven zijn aan het vele dat op het schilderij is te zien, en ook aan wat je niet ziet, maar zou moeten weten. Voorts hebben zij gewezen op verschillen met andere schilderijen van De Heem met ver-
gelijkbare thematiek. Aan de verleiding er meer over te zegen zal ik weerstand moeten bieden. Na meer dan 300 jaar in zeer divers particulier bezit te hebben rondgezworven, krijgt het schilderij nu een vaste plaats in onze gemeenschappelijke canon van de Nederlandse geschiedenis. Het kon worden verworven dankzij grotere en kleinere bijdragen van ruim 15.000 mensen, met de steun van een aantal op goede doelen gerichte fondsen en met de onmisbare support van de Staatsloterij en TNT Post. Een ieder die op enigerlei wijze heeft meegedaan wil ik daarvoor op deze plaats bijzonder danken! Maar nu is het moment aangebroken waarop wij U vragen om door het terzijde schuiven van het gordijntje het schilderij tot publiek eigendom te maken. En omdat de beeldspraak in dit geval vanzelfsprekend tot een gemeenschappelijke uitspraak noodt, stel ik voor dat wij daarbij als blijk van consensus volmondig uitroepen: Vivat Beatrix Vivat Margriet Vivat Oranje!
Rubens en Ruisdael in het Mauritshuis
Op 7 september j.l. presenteerde het Mauritshuis twee – kapitale – aanwinsten: een schilderij van Rubens en een van Jacob van Ruisdael. Prof. dr Peter Hecht – hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en bestuurslid van de Vereniging Rembrandt – hield ter gelegenheid hiervan een toespraak die hier onverkort wordt gepubliceerd. Voor de Vereniging Rembrandt en het Nationaal Fonds Kunstbezit verzorgde Hecht in 2000 de uitgave Gelukkige momenten en gemiste kan-
sen, waarin hij uiteenzette hoe sinds het einde van de 19de eeuw ons nationaal kunstbezit met belangrijke werken werd verrijkt, maar ook hoe de boot soms verschrikkelijk werd gemist. In zijn toespraak van 7 september plaatste hij de aanwinsten van het Mauritshuis in de context van het verzamelen van de afgelopen jaren, waarin, zo signaleert hij, meer dan ooit durf werd getoond. De schilderijen van Rubens en Ruisdael worden in een volgend Bulletin uitgebreid behandeld.
PETER HECHT
Bij de presentatie in het Mauritshuis Een zo’n aanwinst, dames en heren, zou geloof ik ook al goed voor een feestje zijn, maar als je de kans krijgt moet je toeslaan, en als de jacht geopend is moet er worden gejaagd. Sinds een paar jaar heeft een aantal Nederlandse musea dat ontdekt, of beter: herontdekt. En het gaat om groot wild ook.
Ik herinner mij nog goed, dat Ger Luijten en ik in 1986 een kritisch opstel schreven over tien jaar aanwinsten voor het Nederlands openbaar kunstbezit en dat wij een beetje mopperden over de aankoop van Rembrandts Portret van Haesje van Cleyburgh, verreweg het meest kostbare schilderij dat in die tien jaar was verworven. Wij dachten en schreven: voor die tien miljoen gulden, nu ruim 4,5 miljoen euro, daar had je toch wel wat meer en ook wat anders mee kunnen doen. Simon Levie, de toenmalige directeur van het Rijksmuseum zei echter desgevraagd: Maar jongens,
voor wat jullie zouden willen, hadden we
6
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
dat geld al helemaal nooit gekregen. Hij had gelijk, denk ik, en een hele tijd leek het ook alsof dat geld voor het Haesje van Rembrandt een soort eens en nooit weer was geweest. Pas met de aankoop van Rembrandts Portret van Dominee Wtenbogaert in 1992 werd er weer zo’n stap gezet. Ook dat ging allerminst gemakkelijk en er werd ook gemopperd en geklaagd in de krant, omdat dat schilderij na de veiling van een handelaar moest worden gekocht die daaraan (zoals te doen gebruikelijk) nog iets zou verdienen. De beoogde eerste zwaluw
Oude vrouw en jongen met kaarsen Peter Paul Rubens (1577-1640) Ca. 1616-1617. Olieverf op paneel, 79 x 61 cm Herkomst: kunsthandel Otto Naumann Ltd., New York Verworven met steun van de BankGiro Loterij, de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting en het legaat van juffrouw A.A.W. Schröder.
Gezicht op kasteel Bentheim Jacob van Ruisdael (1628/29-1682) Ca. 1652-1654. Olieverf op paneel, 52 x 67,8 cm Gesigneerd linksonder: JvRuisdael Herkomst: Noortman Master Paintings, Maastricht Verworven met steun van de Staat der Nederlanden, het Ministerie van OCW, de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit, de BankGiro Loterij, de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de Vereniging Rembrandt, Noortman Master Paintings, de Stichting VSBfonds, de heer H.B. van der Ven, ING Groep en de Mondriaan Stichting.
in de lente werd Dominee Wtenbogaert dan ook niet en het grote effect bleef uit. In de jaren die volgden, werden er weliswaar zo nu en dan mooie stukken aan het Nederlands openbaar kunstbezit toegevoegd, maar wat in Londen kon, of bij de grote Amerikaanse musea, daar kon men hier alleen van dromen. Dat was trouwens wel zo rustig. Maar toen, in 1998, was daar opeens een geschenk van honderd miljoen gulden van de Nederlandse Bank, waar vrijwel meteen al meer dan tachtig miljoen van bleek te zijn besteed aan Mondriaans Victory Boogie
7
Woogie. De televisie en de rest, ze hadden het er druk mee. Maar als ik nu terugkijk, dan denk ik dat er door die onvoorziene aankoop in 1998 iets is gebeurd, waar het Nederlands openbaar kunstbezit in zijn geheel uiteindelijk veel baat bij heeft gehad. De musea, de overheid, de culturele fondsen en de sponsors – ze waren ineens in het diepe gegooid en wakker. Tachtig miljoen! Weg was het pierebadje. Als je wilt zwemmen, word je nat. Een jaar na die Mondriaan, in 1999, kocht het Mauritshuis Rembrandts Portret van een oude man, naar mijn smaak een van
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
Portret van Haesje van Cleyburgh Rembrandt, 1634 RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
‘…in 2002 slaagde het Rijksmuseum erin een ensemble Jordaens portretten te verwerven dat zijn weerga nauwelijks kent…’
de mooiste en belangrijkste kunstwerken in Nederlands openbaar bezit, wat zeg ik, een van de mooiste en meest wezenlijke schilderijen van Rembrandt die ik ken. Dat schilderij kostte destijds dertig miljoen gulden en het leek net niks. Tachtig miljoen voor een late Mondriaan, dertig voor een late Rembrandt. Zwemmen bleek helemaal zo moeilijk niet. Maar het ging wel om een Rembrandt, dat wil zeggen om ons patrimonium. Onduidelijk was vooralsnog, hoeveel steun er te krijgen zou zijn voor grote aankopen als het zou gaan om werk dat niet in Nederland was ontstaan of werk dat niet door een Nederlander was gemaakt. Het voor Londen of de Amerikaanse musea zo vanzelfsprekende verzamelen van de oudere Europese kunst in het algemeen heeft in Nederland nooit erg willen gedijen, en zelfs kunst uit de Zuidelijke Nederlanden is bij ons maar mondjesmaat te zien – terwijl men de geschiedenis van de Hollandse kunst toch nauwelijks kan begrijpen als men de zogenaamde Vlaamse primitieven als Belgen in de zin van 1830 opvat en de wisselwerking tussen Antwerpen en de Republiek in de 17de eeuw negeert. Voor die 15de-eeuwse meesters moet men museaal gesproken in Nederland vooral in
8
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
Rotterdam zijn, waar de aankoop van de collectie Van Beuningen in 1958 heeft gezorgd voor een mooie groep schilderijen van Jan van Eyck tot en met Bruegel; de Vlaamse barok komt men op meer dan een locatie tegen. Rotterdam blaast ook daar dankzij de Rubens-schetsen uit de collectie Koenigs een stevig partijtje mee, maar Van Dijck is dankzij de collectie van Stadhouder Willem V althans als portrettist hier in het Mauritshuis op zijn mooist te zien. Portretten door Rubens en door Jordaens ontbraken tot voor kort. Maar zie, in 2002 slaagde het Rijksmuseum erin een ensemble Jordaens portretten te verwerven dat zijn weerga nauwelijks kent en dat men in Antwerpen slechts met bloedend hart liet gaan. En nog geen jaar later kocht het Mauritshuis die prachtige pendantportretten van Rubens. In een klap was het Vlaamse barokportret op zijn best in Nederland vertegenwoordigd. Rubens en Van Dijck zo samen te kunnen laten zien als in Den Haag is bepaald niet iedereen gegeven, en wat Jordaens in Amsterdam deed met Frans Hals vond ik werkelijk verbluffend. Hier was iets spectaculairs gelukt, en blijkbaar was er inmiddels voldoende steun om letterlijk grensverleggend te kunnen kopen ten behoeve van ons openbaar kunstbezit in zijn geheel. En die
Victory Boogie Woogie Piet Mondriaan, 1942-1944 GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG, bruikleen van ICN, Amsterdam
Portret van Rogier le Witer Jacob Jordaens, 1635 RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
Portret van een oude man Rembrandt van Rijn, 1667 MAURITSHUIS, DEN HAAG
schilderijen waren niet goedkoop. Voor de Jordaens portretten werd ruim drie miljoen pond betaald en die van Rubens kostten zo’n 16 miljoen dollar – maar klagen hoorde men daarover niet. En misschien waren die schilderijen trouwens wel goedkoop. Want wie een beetje had opgelet, kon het moeilijk zijn ontgaan dat er tegen het einde van de jaren tachtig al met enige regelmaat schilderijen werden geveild voor bedragen van tegen de honderd miljoen gulden en meer. Ook in euro’s is dat nog altijd veel. Toen de Zonnebloemen van Van Gogh uit
de collectie Beatty in 1987 voor meer dan 74 miljoen gulden werden verkocht, leek dat nog een incident. Bovendien had Vincent in 1889 al aan zijn broer Theo voorspeld, dat er vast en zeker eens een Amerikaan zou opstaan die 500 francs zou willen geven voor zo’n schilderij – in een brief van 23 januari van dat jaar, voor het geval u denkt dat ik u in de maling neem. Maar de prijs voor die Zonnebloemen, die kleine 75 miljoen die een Japanse verzamelaar daar inmiddels voor had uitgegeven, dat bleek dus geen incident. De mega-
prijzen zetten door. Van Goghs Portret van Dr Gachet, door de nationaal socialisten in 1938 uit het museum in Frankfurt verwijderd en voor £ 12.000 als ontaarde kunst verkocht, werd in 1990 voor 82,5 miljoen dollar afgeslagen. En ook de Irissen en het zelfportret uit de collectie Whitney deden in die klasse mee. De grote Franse meesters uit de tweede helft van de 19de eeuw, van Manet en Degas tot Van Gogh en Cézanne, de modernisten uit het interbellum en de meest gewilde schilders van de eigen tijd, zoals Jasper Johns of Willem de Kooning,
De duivel ontmaskerd P R O F. D R H . W. V A N O S De ervaring van een kunstwerk is mede afhankelijk van de manier waarop en de omstandigheden waaronder het je getoond wordt. Kunsthandelaren hebben dat het best begrepen. Een voorbeeld. Je zit ergens in Manhattan, in een voorname kamer op een heerlijke bank en je wacht op een kunstwerk dat voor jou opgesteld zal gaan worden. Na enige tijd wordt een schilderij op paneel binnengedragen. Het is net een verschijning. Je mag er zolang naar kijken als je wilt. Daarna verdwijnt het weer en zal zich over enkele ogenblikken een nieuwe verschijning van een ander kunstwerk voordoen. Bij zo’n gelegenheid kreeg ik het fascinerende 15de-eeuwse schilderij van de Venetiaanse schilder Antonio Vivarini te zien. De presentatie ervan maakte het nog wonderbaarlijker dan het kunstwerk van zichzelf al is. Wat is hier voorgesteld? Op het altaar in een kapel staat een Mariabeeld met een geknielde vereerder ervoor. Dat Mariabeeld is letterlijk door de duivel bezeten. Een heilige dominicaan rechts houdt een hostie in een monstrans omhoog en brengt daarmee kennelijk het diabolische karakter van deze Maria met kind aan het licht. Links staat een groepje toeschouwers met vooraan een bebaarde man met een soort tulband op zijn hoofd. Hij kijkt naar de bizarre personages op het altaar en verbijsterd heft hij de handen ten hemel. De heilige dominicaan – herkenbaar aan zijn zwart-witte kledij – met de hostie is Petrus Martelaar, een geducht prediker en inquisiteur. Hij is het prototype dominicaan, altijd in de weer met de handhaving van het ware geloof tegenover allerlei ketterijen. In 1206 wordt
hij in Verona geboren. Van meet af aan kent hij de verschrikkingen van gelovigen in dwaalleren, want zijn beide ouders zijn ketters. Zijn hele leven staat in het teken van predikend theologisch orde op zaken stellen. In 1252, wanneer hij op weg is van Como naar Milaan, vermoordt een ketter hem door met een groot mes op zijn hoofd en schouders in te hakken. Stervend schrijft Petrus met een vinger op de grond ‘Credo…’ en bidt hij om bekering van zijn moordenaar. Hij wil his Master’s voice zijn tot de dood erop volgt. Sindsdien wordt Petrus meestal afgebeeld met een groot hakmes in zijn hoofd. Geen wonder dat hij de beschermheilige is geworden van gelovigen met migraine. Antonio Vivarini schilderde de laatste fase van het verhaal van de verschijning van de Madonna in een kerk van ketters. De ketters willen Petrus tot hun geloof overhalen, door hem uit te nodigen om in hun kerk naar Maria te komen kijken. Maar dan zijn ze bij hem helemaal aan het verkeerde adres. De heilige neemt een gewijde hostie mee en ontmaskert daarmee het beeld van Maria met kind als een verhulling van de duivel. Wat er daarna met die ketters gebeurt laat zich raden. De schilder heeft de voorman van de ketters zoals toen gebruikelijk was voorgesteld als een oude jood. Met zijn opgeheven handen toont hij aan, dat het optreden van de heilige hem niet onverschillig laat. Voor wie met Petrus de dominicaan te maken krijgt, zit er niet veel anders op dan zich te bekeren. Wat dit schilderij van Vivarini voor mij onvergetelijk maakt, zijn de agressieve uitstekende zwarte attributen van de duivel aan de
• OGENBLIK •
Portret van een oude vrouw Rembrandt, 1632 PARTICULIERE VERZAMELING, IN BRUIKLEEN AAN HET MAURITSHUIS, DEN HAAG
vestigden record op record. Vergeleken daarmee waren de oude meesters bepaald goedkoop te noemen. De meest kostbare Van Goghs en Picasso’s werden op een gegeven moment geveild voor prijzen tussen de 100 en de 150 miljoen gulden, terwijl de records voor de beste oude kunst op 45 of 50 miljoen bleven staan. Toen Rembrandts Portret van een oude vrouw in 2000 werd geveild voor ruim 73 miljoen gulden, leek dat dan ook aanvankelijk een brug te ver. Maar helaas, inmid-
dels ging de National Gallery in Londen in 2004 akkoord met een prijs van 32 miljoen pond voor een kleine Rafaël, en een paar weken geleden heeft Lord Halifax, als ik het nieuws moet geloven, een bod van 55 miljoen pond van datzelfde museum afgeslagen voor zijn – inderdaad zeer fraaie – Titiaan. Wat daarvan nu ook verder moge komen, interessant lijkt mij, dat verschillende Nederlandse musea in de afgelopen jaren aankopen hebben gedaan, die zij denk ik in de jaren zeventig en tachtig niet zouden
lieflijke Maria en haar kind. Ik schrik bijna van die stekelige vlerken tegen de zachte tinten waarin de kapel is geschilderd. Zo doet de duivel zich voor. In de meest onverwachte en onwaarschijnlijke gedaanten treedt hij op. Niet alles is wat het lijkt en er zijn specialisten voor nodig om ons dat te laten gewaarworden. Het is net alsof Petrus Martelaar met zijn monstrans wil zeggen: ‘zelfs met de verering van de Madonna op het altaar kan soms iets heel erg mis zijn. Maar met een gewijde hostie zit je altijd goed. Sterker nog, daarmee kan ik afgoderij, verhuld in Mariaverering, verijdelen.’ Het instrument van dit ongebruikelijk exorcisme is een gewijde hostie. Nadat de kerk formeel in 1215 de transsubstantiatie had geproclameerd als officiële leerstelling, werd overal de verering van het Corpus Domini een essentieel onderdeel van het geloofsleven. Dominicanen hebben een grote rol gespeeld bij de promotie van leerstellige devotie. In de 15de eeuw wordt de verering van de gewijde hostie aanzienlijk geïntensiveerd. Hostiewonderen zijn schering en inslag. Een voorbeeld daarvan is het hostiewonder van Amsterdam met de jaarlijkse processie, De Stille Omgang. Voor de grote boeteprediker van het eind van de 15de eeuw, de Florentijnse dominicaan Savonarola, gaat de verering van het Heilige Sacrament nog boven de devotie voor Maria. Daarover kon hij heel
11
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
expliciet zijn. In zijn tijd verdween dan ook het altaarstuk met Maria met kind en heiligen van veel hoofdaltaren in Toscane om plaats te maken voor een sacramentshuis. Een halve eeuw nadat Vivarini deze voorstelling schilderde was het een augustijner monnik die voor Mariabeelden ging staan. Die monnik heette Maarten Luther. Hij had geen monstrans in handen, maar de bijbel. Uit naam van dat boek proclameerde hij dat niet alleen sommige beeltenissen van Maria tot afgoderij leidden, maar dat zij allemaal misplaatst waren. Weg ermee. En aan hostieverering mocht ook niet meer worden gedaan. Gelovigen behoorden alleen nog maar bijeen te komen om Gods Woord te horen en te vieren dat Jezus de Verlosser is. Toen ik me naar aanleiding van het schilderij van Vivarini wat meer verdiepte in de iconografie van de heilige Petrus en in die van andere dominicanen, viel me weer eens op dat die rechtlijnige predikheren maar zelden aansprekende verhalen opleveren. Er zijn zeker voorstellingen van optredens zoals deze, waarin de duivel in de Heilige Maagd wordt ontmaskerd, maar voortdurend bezig zijn met het geloof of het ongeloof van anderen levert toch zelden iets persoonlijks op en bijna nooit zoiets spectaculairs s
De pier bij Boulogne-sur-Mer Edouard Manet, 1868 VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM
hebben overwogen, omdat een duik in het diepe destijds nu eenmaal niet als een mogelijke optie gold. Wie had gedacht dat het Van Gogh Museum in 2002 een van Manets mooiste zeestukken zou verwerven, en het jaar daarna een meesterwerk van Caillebotte? En wie zou zelfs maar hebben durven hopen, dat de verzameling van het Mauritshuis binnen twee jaar na de aan-
Amaryllis en Mirtillo Anthonie van Dijck GRAF VON SCHÖNBORN’SCHE GEMÄLDESAMMLUNG, POMMERSFELDEN
12
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
koop van die Rubens portretten wederom met een Rubens zou worden verrijkt – een schilderij dat hem in zijn meest informele, vroege en toegankelijke vorm laat zien? Ineens is daar een Vlaamse zaal met het topstuk uit het kabinet van Willem V, het Aardse Paradijs van Rubens en Jan Breugel, met het model voor een van Rubens’ belangrijkste werken in Antwerpen, de grote
Maria Hemelvaart van 1626 voor de Kathedraal van Onze Lieve Vrouw, met die beide portretten, verworven in 2003, en nu dan ook nog met die vroege studie van dat oudje – zo’n ensemble is bepaald de omweg waard. Jammer eigenlijk, dat Van Dijck hier alleen als portrettist is te zien, omdat geen van zijn historiestukken uit stadhouderlijk bezit voor Nederland behouden bleef. Ik toon u een van de mooiste werken uit die groep die ooit van de Oranjes was – een Van Dijck die wel geschilderd lijkt als een eerbetoon aan Titiaan. Hij bevindt zich sinds 1713 in Pommersfelden, en is nog altijd in particulier bezit. Mijn tijd is bijna om en ik denk dat het ook beter is die beroerde plaatjes van de power point nu snel te laten voor wat ze zijn om te gaan kijken naar de nieuwe Rubens en naar die prachtige vroege Ruisdael – een schilderij dat mijn studenten op het eerste gezicht waarschijnlijk een beetje ouderwets zouden vinden, omdat zijn belang pas werkelijk duidelijk wordt, wanneer je alles probeert te vergeten wat er nadien is geschilderd. Stelt u zich voor, een twintiger, die kort na 1650 zoiets heeft gemaakt. Dat schilderij is als een boom, waarvan het zaad een bos zou worden, om een beeldspraak van Van Gogh te lenen. Probeer eens naar dat schilderij te kijken met de ogen van Constable of Théodore Rousseau, of zoek de Corot in Ruisdael. U vindt hem rechts, op dat weggetje in de richting van die blauwe bergen. En denk vooral nooit dat bijvoorbeeld Mozart ouderwets is, omdat u zijn muziek al zo dikwijls hebt gehoord. Luistert u liever nog eens goed en denk aan de boom die een heel bos bevatte. Het zal duidelijk zijn, dames en heren, dat ik onder de indruk en gelukkig ben, en dat ik het Mauritshuis – en het Nederlands openbaar kunstbezit in het algemeen – nog veel momenten wens zoals vandaag. Van die momenten met een blijvend effect, waarvan ze ook later nog zullen zeggen: dat was goed gedaan s
De Zondeval Meester van Paulus en Barnabas (werkzaam in Antwerpen, ca. 1530-1560) Bonnefantenmuseum Maastricht
Ca. 1530. Olieverf op paneel, 200 x 168 cm Herkomst: kunsthandel Bob P. Haboldt en Co., New York
De voorstelling op het grote, twee meter hoge paneel toont het moment van de zondeval in het paradijs. Ingefluisterd door de als slang vermomde duivel staat Eva op het punt Adam met een appel te verleiden om van de verboden boom te eten. Naast dit hoofdthema zijn ook nog andere gebeurtenissen uit het scheppingsverhaal (boek Genesis) weergegeven, zoals de schepping van Eva: geheel rechts op de achtergrond is een klein tafereel herkenbaar waarin God Eva uit de zijde van de slapende Adam laat voortkomen. In een scène in het midden van het weidse landschap toont God aan Adam en Eva de verboden boom. Geheel links is te zien hoe het eerste mensenpaar na de zondeval door aartsengel Michael uit het aards paradijs wordt verdreven.
MEESTER VAN PAULUS EN BARNABAS
Wie was deze anonieme kunstenaar? In welk milieu moeten we hem en zijn werk zoeken? Zijn noodnaam is afgeleid van een schilderij met de voorstelling van Paulus en Barnabas te Lystra dat zich in het Museum voor Schone Kunsten, Szépmüveszeti te Budapest bevindt. Hij moet tussen 1530 en 1550 werkzaam zijn geweest in Antwerpen in het atelier van Jan Sanders van Hemessen (1500 -1556). Het aandeel van onze anonymus bij de schilderijen van Van Hemessen bestond vooral uit het aanbrengen van
BRONNEN
De inspiratiebron voor vele schilderijen met de zondeval was de beroemde gravure van Albrecht Dürer (1471-1528) uit 1504. Zo lag Dürers prent bijvoorbeeld ten grondslag aan menig schilderij of tekening van Jan Gossaert (14781536), die als kunstenaar verbonden was aan het hof van Philips van Bourgondië. De uitbeelding van het menselijk naakt was in de tijd van Gossaert zeer gevraagd en bij de voorstelling van Adam en Eva kon een kunstenaar zijn kennis van de menselijke anatomie tonen. De grote schilderijen van Gossaert met menselijk naakt waren over het algemeen bedoeld om de paleizen te sieren van adellijke en geestelijke verzamelaars, waaronder het verblijf van zijn mecenas bisschop Philips van Bourgondië. Ook De Zondeval van de Meester van Paulus en Barnabas moet een vergelijkbare functie hebben gehad. Het werk komt wat betreft de paradijsscènes die verspreid zijn over het landschap overeen met Gossaerts voorstelling van de zondeval in de Berlijnse Gemäldegalerie. In tegenstelling tot de Meester van Paulus en Barnabas schilderde Jan Gossaert het tafereel echter vanuit een laag gezichtspunt, hetgeen de voorstelling een grote monumentaliteit meegeeft. Het landschap bij de Meester van Paulus en Barnabas neemt veel ruimte in beslag, waardoor het scheppingsverhaal goed te volgen is. De verschillende details zijn natuurgetrouw uitgebeeld. Opvallend authentiek zijn het aapje links en de ree rechts op de voorgrond, maar ook de leeuw in het midden. De eenhoorn rechtsachter Eva en de ijsvogel op een kort takje recht boven de slang, zijn overtuigend in het landschap opgenomen.
13
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
De zondeval Albrecht Dürer 1504. Gravure RIJKSPRENTENKABINET, AMSTERDAM
achtergrondtaferelen en kleine figuren, zoals te zien is op de Parabel van de verloren zoon uit 1536 in de verzameling van de Koninklijke Musea te Brussel. De Meester van Paulus en Barnabas was echter ook verantwoordelijk voor de buitenluiken van het zogenaamde O’Campotriptiek in het Petit Palais in Parijs. Met de heiligen Petrus en Stefanus, die ten voeten uit op de zijluiken van dit drieluik staan afgebeeld, vertoont De Zondeval van de Meester van Paulus en Barnabas overeenkomsten. Een ander werk dat nauw verwant is, betreft de Heilige Maagschap in Kassel. Deze drie schilderijen werden omstreeks 1530 geschilderd en behoren tot het vroege oeuvre van de kunstenaar. Een typerend laat werk is het drieluik met de Kruisiging in de Hermitage. Het staat dicht bij de vroege schilderijen van Pieter Aertsen (1509-1575), met name diens drieluik voor Jan van der Biest uit 1546 in het Antwerpse Maagdenhuis. Het is derhalve niet verwonderlijk dat Pieter Aertsen wel eens achter de Meester van Paulus en Barnabas werd vermoed, temeer omdat er uit diens vroege tijd in Antwerpen weinig tot niets bekend is. Maar Aertsen is niet de enige schilder die met de Meester van Paulus en Barnabas in verband is gebracht. Enkele Amerikaanse kunsthistorici vermoedden in de schilder van De zondeval Jan Swart van Groningen (1490/1500-1553/1558), een kunstenaar aan wie eigenlijk alleen houtsneden en tekeningen met zekerheid zijn toe te schrijven. Deze toeschrijving bleek echter niet steekhoudend. Een andere kunstenaar die achter de Meester van Paulus en Barnabas schuil zou gaan, is – volgens Prof. Em. Josua Bruyn – Jan Mandyn (1500 -1560), een schilder die in de jaren dertig van de 16 de eeuw actief was in Antwerpen. Hij verleende onderdak aan Pieter Aertsen toen deze in de Scheldestad verbleef. Mandyn was leermeester van Hansken van Elburg (werkzaam ca. 1530-1550), een schilder die samen met Aertsen aan twee triptieken in Zoutleeuw moet hebben gewerkt. Maar bij nader inzien blijft de bewijslast om de Meester van Paulus en Barnabas te identificeren als Jan Mandyn helaas erg mager. Dit is de reden dat tegenwoordig nog altijd vastgehouden wordt aan de noodnaam Meester van Paulus en Barnabas. OP ZIJN PLAATS IN HET BONNEFANTEN
De Zondeval bevond zich in de vorige eeuw in particulier bezit, totdat het in 1976 werd aangekocht door het Minneapolis Institute of Arts. Dat museum besloot het paneel enkele jaren geleden te verkopen, waarna het
15
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
De Zondeval Jan Gossaert 1525. Olieverf op paneel STAATLICHE MUSEEN BERLIN, GEMALDEGALERIE
terecht kwam bij de kunsthandelaar Bob Haboldt die opdracht gaf het uitzonderlijke paneel een ingrijpende conserverende behandeling te laten ondergaan. In maart 2003 werd het schilderij als een van de hoogtepunten van The European Fine Art Fair (TEFAF) in Maastricht aan het publiek getoond. Een Allegorische voorstelling van Jan van Hemessen dat zich in de collectie van het Bonnefantenmuseum bevindt, toont opnieuw de hand van de Meester van Paulus en Barnabas in de achtergrond. Ook bezit het Bonnefantenmuseum een Herbergtafereel dat aan de schilder kan worden toegeschreven. Voeg daarbij dat het Rijksmuseum het Bonnefanten ook nog met twee uiterst belangrijke schilderijen van Pieter Aertsen uit het begin van de jaren vijftig van de 16de eeuw heeft verrijkt, dan mag duidelijk zijn dat De Zondeval van de Meester van Paulus en Barnabas in Maastricht bijzonder op zijn plaats is s Peter te Poel Peter van den Brink
Bronzen klok uit de Dong Son-cultuur (Cambodja) Nationaal Beiaardmuseum Asten
Ca. tweede eeuw voor Christus. Brons, lichtgroene patina, hoogte 57 cm, ovale doorsnede. Herkomst: Marcel Nies, Oriental Art, Antwerpen.
In het Nationaal Beiaardmuseum te Asten ligt het accent op klokken en beiaarden alsmede speelwerken en torenuurwerken uit Nederland en Vlaanderen. Toch wil het museum beslist niet de indruk wekken dat alleen dáár de klokkencultuur bloeide – en dat tot op de dag van vandaag. Daarom heeft het museum in zijn collectie niet alleen klokken uit overig Europa, maar ook uit onder andere het Nabije en Verre Oosten, waaronder exemplaren met dateringen tot ver in de Oudheid toe. Verder zijn Afrikaanse culturen rijk vertegenwoordigd. De recentelijk verworven bronzen klok uit Cambodja kwam nog niet in de collectie voor. Ze is qua vormgeving eenmalig en daarom typisch met de plaatselijke cultuur verbonden. De klok kon aangekocht worden dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt, de provincie Noord-Brabant en de Vrienden van het Nationaal Beiaardmuseum. DONG SON
De bronzen klok werd in Cambodja opgegraven en bezit alle karakteristieken van de zogenoemde Dong Son-cultuur. Mede daardoor kan zij gedateerd worden in ongeveer de tweede eeuw voor Christus. De klok heeft een hoogte van 57 cm en bezit een ovale doorsnede. Ze is uitgevoerd in het weinig voorkomende zogeheten suikerbroodmodel en is over het gehele lichaam met spiraalmotieven versierd. De klok is in lemen deelvormen gegoten, op dezelfde wijze als dat rond die tijd ook in China gebeurde, en verkeert met een lichtgroen patina in excellente staat. Dit type komt in openbare verzamelingen nauwelijks voor. Het Nationaal Museum te Phnom Penh bezit er slechts enkele. Twee daarvan werden in 2002 ontdekt tijdens het opruimen van landmijnen, toen de detectors reageerden op het brons van de klokken. In Europa was tot voor kort alleen Musée Barbier-Mueller te Genève in het bezit van een exemplaar: het Nationaal Beiaardmuseum te Asten kan nu een derde voorbeeld tonen. De Dong Son-cultuur is genoemd naar het plaatsje Dong Son in Noord-Vietnam aan de Golf van Tonkin. Aldaar werd in de jaren twintig van de vorige eeuw een aantal archeologische bronzen objecten te koop aangeboden. Deze bleken van een tot dan toe onbekende cultuur te zijn. Gerichte opgravingen brachten vervolgens talloze voorwerpen van diezelfde cultuur aan het licht, waaronder bronzen trommen een opmerkelijke plaats
16
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
innamen. De datering lag tussen de derde eeuw voor en de eerste eeuw na Christus. De Dong Son-cultuur verspreidde zich over geheel Zuidoost-Azië met zelfs uitlopers naar Indonesië. Niet altijd draagt het dan die naam, doch de stijlkenmerken tonen het geografische verband. Vooral de bronzen trommen vormen een intrigerend onderdeel van die cultuur. Talloze zijn er inmiddels gevonden. Ze zijn versierd met allerlei geometrische motieven alsmede met scènes waarin mensen en dieren voorkomen, niet alleen in taferelen uit het dagelijks leven, maar ook in processies en tijdens oorlogen. Opmerkelijk is dat die trommen zich geleidelijk aan over het gehele zuidoosten van Azië verspreid hebben, zelfs tot ver in Indonesië. Bovendien worden ze nog altijd gemaakt. OORSPRONG BRONSCULTUUR
Waar kwam deze hoogstaande bronscultuur vandaan? Het ligt voor de hand hierbij aan het noordelijker gelegen China te denken. Aldaar werd het brons immers al eeuwenlang gebruikt, in het bijzonder voor sacrale objecten en klokken. Weliswaar begint de bronscultuur van ZuidoostAzië pas in het eerste deel van het eerste millennium voor Christus – dus veel later dan in China waar deze al in het derde millennium begint –, niettemin lijkt deze onafhankelijk van die uit China te zijn ontstaan. Dat blijkt ook al uit het feit dat in China voor het bronsgieten met zogenoemde deelvormen werd gewerkt, terwijl de volkeren in Zuidoost-Azië volgens de verloren was-techniek – cire perdue – hun bronzen voorwerpen maakten. In het eerste geval worden lemen contramallen van delen van het model gemaakt en later tot één gietvorm verenigd, terwijl in het tweede geval het te gieten voorwerp eerst in was wordt gemodelleerd, vervolgens in leem wordt ingekapseld, waarna de was wordt uitgesmolten zodat een lege ruimte voor het vloeibare brons ontstaat. CHINESE INVLOEDEN
Toch heeft China in een later stadium wel degelijk invloed uitgeoefend. Vanaf de derde eeuw voor Christus komt het noorden van Vietnam onder zijn invloed te staan. In 111 voor Christus wordt het zelfs een Chinese provincie. Stellig heeft dat in de vormgeving en ornamentering van bronzen objecten zijn sporen nagelaten. In het bijzonder is dit het geval met de betrokken klok, waarin het weinig voorkomende suikerbroodmodel is gecombineerd met een ovale horizontale doorsnede (strikt genomen twee tegen elkaar geplaatste cirkelsegmenten). Bovendien zijn deze klok en andere van dit type groot van afmeting,
17
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
tot zestig centimeter hoog, zijn ze erg zeldzaam en blijven ze strikt beperkt tot Zuidoost-Azië. Er is nog een andere relatie met China aan te wijzen. In de zuidelijke provincie Yunnan heeft men meerdere dunwandige klokken gevonden die onder de naam ch’un yü bekend staan. Het gaat om een bronzen, enigszins cilindrische klok met een ovale doorsnede die zich in de bovenflank verwijdt en bekroond wordt door een bronzen schotel waarin een bronzen tijger als ophangoog is aangebracht. Die schotel vertoont weer sterke gelijkenis met het bovendeel van de onderhavige Dong Son-klok. Het Nationaal Beiaardmuseum bezit ook een ch’un yü (hoogte 75 cm). Ze kon in 1981 aangekocht worden mede dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt. In tegenstelling met de cire perdue-techniek die overal in dit gebied werd toegepast, zijn bedoelde klokken in deelvormen gegoten, een techniek die rechtstreeks aan China ontleend moet zijn. Ligt daar dan ook de oorsprong? Het lijkt van wel, want in de zuidelijke Chinese provincies Yunnan en Kuanghsi vindt men eveneens dit type klok, zij het doorgaans van een kleiner formaat, maar soms wél in een muzikale reeks, hetgeen natuurlijk erg bijzonder is. De datering aldaar is de Chinese Han-dynastie die liep van 202 voor Christus tot 220 na Christus. Die kleinere suikerbroodmodellen werden eveneens in deelvormen gemaakt. Let men echter uitsluitend op de ornamentering van de klok dan is sprake van Dong Son stijlkenmerken. Derhalve een Chinese oorsprong maar in een plaatselijke ornamentiek. Deze bestaat uit spiraalmotieven die ook op vele andere voorwerpen van de Dong Son voorkomen. Men neemt wel aan dat deze motieven het leven representeren.
Bronzen klok van het type ch’un yü Han-dynastie, 206 v. Chr. – 220 n. Chr., H 75,5 cm. Bekroond door een schotel waarin een tijger als ophangoog is geplaatst. NATIONAAL BEIAARDMUSEUM, ASTEN
(in 1981 verworven met steun van de Vereniging Rembrandt).
Literatuur J. Boisselier, Asie du Sud-est. Le Cambodge, Parijs 1966
GEBRUIK
De vraag ten slotte waar dit type klok voor gebruikt werd, is door het ontbreken van schriftelijke bronnen en afbeeldingen moeilijk te beantwoorden. Verondersteld wordt wel dat ze tijdens veldslagen werden geslagen, in analogie met de bronzen ketelgongs uit dit gebied, waarvan dat nauwkeurig bekend is. Maar men denkt ook wel aan vreedzame toepassingen, zoals bij festiviteiten aan het hof of tijdens religieuze plechtigheden. Dergelijke veronderstellingen zijn allerminst onlogisch, temeer omdat objecten in het dure brons slechts aan de sociale bovenlaag van de maatschappij waren voorbehouden. En ze beantwoorden aan een universele toepassing van de klok, daar en elders in de wereld s André Lehr
Jean-Paul Barbier-Mueller, Rêves de Collection. Sept millénaires de sculptures inédits – Europe, Asie, Afrique, Parijs 2003 Charles Higman, The bronze age of Southeast Asia, Cambridge 1996 André Lehr, ‘Chinese slagklok van het type ch’un yü’, in Vereniging Rembrandt. Verslag over 1981, pp. 49-51 André Lehr, ‘Ketelgongs: een bijzonder fenomeen in Zuidoost-Azië’, in Berichten uit het Nationaal Beiaardmuseum, no.37 (mei 2004), pp. 6-17 Catherine Noppe, et Jean-François Hubert, Arts du Vietnam. La fleur du pêcher et l’oiseau d’azur, Tournai 2002 Nicholas Tarling, The Cambridge History of Southeast Asia. Volume 1. From early times to c. 1500, Cambridge 1999 (herdruk)
Twee zilveren drinkschalen Joseph Maertensz. van (der) Hove (data onbekend) Haags Historisch Museum Den Haag
De aankoop is mogelijk gemaakt door bijdragen van de Vereniging Rembrandt, het VSBfonds en de Mondriaan Stichting. Het Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds, Fonds 1818 en de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting verleenden ondersteuning.
18
1561/1562. Zilver, opgebouwd uit gehamerde en geprofileerde onderdelen, h. 13,8 cm, diam. 22,5 cm, gewicht 1456 gram. Merken: op buitenkant rand: meesterteken Passer in schild = Joseph Maertensz. van (der) Hove (Voet nr. 8), stadskeur Den Haag, jaarletter I of L voor 1561/1562; in het midden van de cuppa is een medaillon aangebracht met het gegraveerde en deels nog met rood email gevulde wapen van Cornelis de Cock van Opijnen, met de randspreuk SOUVENT IJ PENSE OPIJNEN (‘denk vaak aan Opijnen’) Herkomst: veiling Christie’s Londen, 15 juni 2004, nr. 164.
Het Haags Historisch Museum heeft met steun van onder andere de Vereniging Rembrandt twee voor Nederland zeer belangrijke zilveren drinkschalen weten te verwerven. De drinkschalen zijn in de 16de eeuw in Den Haag vervaardigd, een periode waarin ruim dertig zilversmeden in de stad werkzaam zijn geweest, van wie echter nauwelijks werk bewaard is gebleven. Dit profane zilverwerk, afkomstig van een Haags schuttersgilde, vult de collectie 16de-eeuws liturgisch zilver van het museum goed aan.
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
ZELDZAAM
De twee drinkschalen behoren met de beroemde drinkhoorns van enkele Amsterdamse schuttersgilden tot het enige Nederlandse schutterszilver uit het midden van de 16de eeuw dat bewaard is gebleven. 16de-eeuws zilver is zeer zeldzaam, zeker het Haags gekeurde zilver. Veel profaan zilver is omgesmolten om er contant geld of nieuwe objecten naar de laatste mode van te maken. In 1566 is tijdens de Beeldenstorm veel kerkzilver zwaar beschadigd of verloren gegaan. Gelukkig is een belangrijk deel van de vroeg 16de-eeuwse kerkschat van de Haagse Grote of Sint Jacobs Kerk begraven en naderhand bij toeval teruggevonden. Dat eerste kan gebeurd zijn in 1566, maar omdat de katholieke diensten daarna gewoon doorgingen, is het waarschijnlijker dat iemand de kostbare voorwerpen ongeveer zeven jaar later verborg, toen Spanjaarden en ander militair volk de omgeving onveilig maakten. De Haagse kerkschat werd in een doek gewikkeld en onder de vloer van de kerk begraven. Pas in 1729 kwamen de voorwerpen bij het delven van een graf weer aan het licht. De Sint Jacobusparochie heeft er naderhand dankbaar gebruik van gemaakt, maar besloot de kostbaarheden in 1978 een museale bestemming te geven. Deze kerkschat is al jarenlang een van de trekpleisters van het Haags Historisch Museum. HERKOMST
De oorspronkelijke herkomst van de twee nu verworven schalen is uitzonderlijk goed gedocumenteerd. Het was een zekere jonker Cornelis de Cock van Opijnen die een flink bedrag legateerde om dairmede te doen maicken twee silveren schalen met des voors. Joncker Cornelis de Cocks wapenen,
zoals in de rekeningen van het Haagse Sint Jorisgilde staat opgetekend.1 Op 10 juni 1562 kwam zijn zoon François de Cock van Opijnen het bedrag overhandigen aan de deken (voorzitter) en hoofdmannen van het gilde om de goudsmid Joseph Maertensz. van (der) Hove te betalen voor de geleverde schalen. Gewicht, zilverprijs, maakloon en fatsoen – den arbeyt van t maicken – zijn keurig gespecificeerd: van het totaal bedrag van 15 pond, 17 schellingen en 8 dinaren grooten Vlaems was het fatsoen per schaal op1 pond berekend. Zelfs het drinkloon van drie stuivers voor het knechtje dat de schalen kwam brengen, is genoteerd. De schalen werden voor het eerst gebruikt op de schuttersmaaltijd op Sint Jorisdag 1562. Uit een contemporain schilderij van een vergelijkbare maaltijd van de Brugse magistraat blijkt dat men gelijkvormige schalen niet alleen als drinkschaal gebruikte, maar ook als een schaal voor vruchten en andere lekkernijen.
19
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
Door de bewaard gebleven rekeningen in het archief van de schutterij is de naam van de zilversmid aan het licht gekomen en kon het ingeslagen meesterteken van de passer aan Joseph van (der) Hove worden verbonden. Voor de vaststelling van Haagse jaarletterreeksen is de koppeling van een letter aan gedateerde archiefstukken bijzonder belangrijk. Omdat er in Den Haag geen documenten over jaarletterreeksen vóór 1675 in de archieven van het Goud- en Zilversmidgilde bewaard zijn, kunnen deze reeksen alleen gereconstrueerd worden aan de hand van bewaarde stukken en daarbij behorende gedateerde opdrachten of rekeningen. VROEGE RENAISSANCESTIJL
Ook kunsthistorisch gezien zijn de schalen interessant. Zij zijn gemaakt in de periode van de vroege renaissance, waarin een moderne Italiaanse vormgeving en decoratie de laat gotische vormentaal vervangt. De ondiepe cuppa rust op een ingesnoerde geprofileerde stam met gewelfde voet en een stevige standring, waarvan de delen met gladde en fijn geribbelde profiellijsten aan elkaar verbonden zijn. Het familiewapen van de jonker is als medaillon op de bodem van de kelk aangebracht. Afgezien van dit medaillon vormen de geribbelde lijsten de enige versiering. Deze robuuste, bijna moderne vormgeving geeft een volstrekt ander beeld van de renaissance dan wij kennen, omdat vooral overdadig gedecoreerde stukken de tand des tijds hebben overleefd.
Medaillon met het gegraveerde wapen van Cornelis de Cock van Opijnen.
Huwelijksbeker van Johan van Oldenbarnevelt en Maria van Utrecht Frans Arentsz Bom Den Haag 1574/1575. Verguld zilver, email, H 30 cm PARTICULIERE VERZAMELING, ENGELAND
deze vormgeving en afwerking typerend te noemen voor het Haagse zilver uit de latere 16de eeuw. In de 17de eeuw maakten de Haagse zilversmeden eveneens ongedecoreerd ‘glad’ zilver, zoals het toiletstel van Veronica van Aerssen van Sommelsdijk of de acht kandelaars van de stad Leiden. Maar toen gaf men eigenlijk de voorkeur aan juist overdadig met drijfwerk versierde voorwerpen, zoals blijkt uit een briefwisseling tussen een zilversmid en een mogelijke opdrachtgever.3 SCHUTTERSZILVER
Kort geleden is tijdens het vooronderzoek voor de tentoonstelling Haags goud en zilver in het Gemeentemuseum een tot nu toe volledig onbekende 16de-eeuwse beker met deksel te voorschijn gekomen. Deze beker is vervaardigd voor Johan van Oldenbarnevelt, voor zijn huwelijk met Maria van Utrecht in 1575. De beker draagt binnen in het deksel het wapen van Van Oldenbarnevelt en op het deksel een eenhoorn, symbool van de maagd Maria, naar wie de bruid is vernoemd.2 Ook bij dit voorwerp is de robuuste vormgeving en de terughoudende versiering van gematteerde vlakken met enkele hoogglanzend gepolijste banden, weer opvallend krachtig in zijn eenvoud. Bij gebrek aan meer voorbeelden is het te voorbarig om
20
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
Den Haag had in de 16de eeuw al twee schuttersgilden. Ter plaatse van het huidige Haags Historisch Museum aan de Korte Vijverberg stond het gebouw van het Sint Sebastiaansgilde. De schutters van dit gilde bewaakten de stad; zij werden ingezet bij relletjes en andere ongeregeldheden. De officieren kwamen doorgaans uit de gegoede Haagse burgerij. In hun kostbaar ingerichte schuttersgebouw werden geregeld ontvangsten en diners gehouden. Dat laatste was ook het geval in de Sint Jorisdoelen aan het Tournooiveld. Ook dit was een kostbaar ingericht pand. Het Sint Jorisgilde telde veel adel onder zijn leden. Zij werden geacht het Hofgebied te beschermen. Na de Middeleeuwen verloor dit gilde zijn militaire functie en werd het een uiterst exclusieve herensociëteit voor de elite. In de 18de eeuw nam het aantal leden sterk af en uiteindelijk werd besloten het gilde op te heffen. De kostbare inventaris, bestaande uit schilderijen, meubelen, zilver- en glaswerk werd onder de laatst overgebleven leden verdeeld. Zo kwamen de twee drinkschalen, samen met onder andere een schuttersstuk van J.A. van Ravesteyn uit 1612 en een glazen bokaal uit 1717 van Frans Gundelach, in handen van een adellijke familie die ze met zorg heeft bewaard. Het schuttersstuk en de bokaal werden in 1975 verkocht. Ze behoren nu tot de collectie van het Haags Historisch Museum. De twee identieke zilveren schalen van het Sint Jorisgilde met nog een derde drinkschaal uit 1599 bleven echter in de familie. De herkomst raakte in het vergeetboek en het belang van de hoge ouderdom werd niet meer onderkend. Zij waren weliswaar te zien op tentoonstellingen in het Haags Gemeentemuseum als Zeven eeuwen Den Haag en Vier eeuwen Nederlands zilver in 1948 en 1952, maar een historische context werd in de catalogi van beide tentoonstellingen niet vermeld.4 Pas in 1967, bij de voorbereiding van de tentoonstelling Haags zilver uit vijf eeuwen in het Haags Gemeentemuseum, werd voor het
Vaandeldrager van het Oranjevendel der Haagse Schutterij
Het Haags Historisch Museum
Everard Crijnsz van der Maes
aan de Korte Vijverberg.
1617. Olieverf op doek, 198 x 102 cm
Hier stond ooit het gebouw van
HAAGS HISTORISCH MUSEUM
het Sint Sebastiaansgilde.
eerst de koppeling gemaakt tussen de archiefstukken van het Sint Jorisgilde en de schalen.5 Voor de tentoonstelling Haags goud en zilver, die van 24 september 2005 tot 8 januari 2006 in het Gemeentemuseum Den Haag wordt gehouden, is een paar jaar geleden contact gezocht met nazaten van de eigenaar, die in 1967 de schalen uitleende. Hoewel de familie in eerste instantie niet meer helemaal van het bestaan van de schalen op de hoogte was, wisten zij hen toch te traceren. Bij het zien van de schalen kon de toenmalige eigenaar zich nog wel herinneren hoe fraai zij vroeger op de kersttafels stonden, gevuld met hoog opgestapelde mandarijnen… Maar helaas betekende deze ontdekking ook de beslissing de stukken te gaan verkopen. Gelukkig konden de twee drinkschalen van Cornelis de Cock van Opijnen voor Nederland bewaard blijven. De twee schalen zijn nu te bezichtigen op de tentoonstelling Haags goud en zilver in het Gemeentemuseum Den Haag. Daarna kan men de schalen zien in het Haags Historisch Museum, waar begin september de semi-permanente tentoonstelling Rijksmuseum aan de Hofvijver. Topstukken van de vaderlandse geschiedenis is geopend s Robert van Lit, Jet Pijzel-Dommisse
Noten 1. Haags zilver uit vijf eeuwen, cat. tent. Den Haag (Gemeentemuseum), 1967, inleiding 1562 (ongepag.) 2. J. Pijzel-Dommisse, Haags goud en zilver. Edelsmeedkunst uit de Hofstad, Den Haag / Zwolle 2005, p. 18, afb. 4. 3. Ibid. pp. 40, 41, afb. 28, cat. nr. 18.
21
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
4. Zeven eeuwen Den Haag, cat. tent. Den Haag (Gemeentemuseum), 1948, nr. 998; Vier eeuwen Nederlands zilver, cat. tent. Den Haag (Gemeentemuseum), 1952, nr. 249. 5. Haags zilver uit vijf eeuwen, cat. tent. Den Haag (Gemeentemuseum), 1967, nr. 6.
Athalia verdreven uit de tempel door Jojada, met koning Joas op de troon Rombout Uylenburgh (ca.1587-ca.1628) Rembrandthuis Amsterdam
Ca. 1610-1620. Grisaille, olieverf op doek, 39,7 x 54,3 cm Herkomst: Thomas Williams Inc., Londen
Bij de wetenschappelijke voorbereiding van de tentoonstelling Uylenburgh & Zoon. Kunst en commercie in Rembrandts tijd, die in het najaar van 2006 in het Rembrandthuis zal worden gehouden, is een uniek schilderij ontdekt van de hand van Rombout Uylenburgh, de broer van de 17de-eeuwse Amsterdamse kunsthandelaar Hendrick Uylenburgh. Onlangs kon dit schilderij dankzij de steun van de Titus Cirkel door het Rembrandthuis worden aangekocht. Het is de eerste aankoop die door de Titus Cirkel wordt gesteund. Deze ‘juniorkamer’ van de Vereniging Rembrandt werd in 2004 opgericht en bestaat uit leden tussen de 30 en 50 jaar die zich voor vijf jaar hebben verplicht jaarlijks € 1.000,- aan het Titus Fonds voor kunstaankopen bij te dragen.
22
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
HENDRICK EN ROMBOUT UYLENBURGH
Het bedrijf van Hendrick Uylenburgh was gevestigd op de hoek van de St. Anthonisbreestraat en de Zwanenburgwal, pal náást het huis waar Rembrandt in 1639 zou komen te wonen (het huidige Rembrandthuis aan de Jodenbreestraat). Sinds bekend raakte dat Rembrandt tussen 1631/32 en 1635 bij Hendrick Uylenburgh heeft ingewoond, is de naam ‘Uylenburgh’ niet meer uit de Rembrandt-literatuur weg te denken. Rembrandts productie onderging in die jaren een ingrijpende verandering. Vanaf 1631 veranderden zijn etsen qua stijl en onderwerp, terwijl hij voor het eerst portretten ging schilderen en al gauw zou uitgroeien tot een van de meest gevraagde portretschilders van Holland. Onder de geportretteerden bevonden zich Amsterdamse kooplieden die tot hetzelfde doopsgezinde milieu als Hendrick Uylenburgh behoorden en diens bedrijf van geld voorzagen. Deze geldschieters kochten tevens kunstwerken uit de winkel van Uylenburgh. Recent onderzoek heeft nieuw inzicht verschaft in deze groep van investerende opdrachtgevers. Daarnaast is gebleken dat Uylenburgh een actieve rol in de internationale kunsthandel heeft gespeeld. Omstreeks 1620 was hij in Antwerpen, waar hij schilderijen van Anthonie van Dijck aankocht die bestemd waren voor de collectie van de Poolse koning.1 Uylenburgh moet vaker in Antwerpen zijn geweest, waar hij onder meer zaken deed met Jacob Jordaens. Over de beginjaren van Hendrick Uylenburgh in Amsterdam was tot voor kort relatief weinig bekend, maar recent gepubliceerde documenten verschaffen ons hierover nieuwe informatie. Zo biedt een document uit 1627 een kijkje in de voorraad schilderijen van dat moment.2 Behalve een aantal schilderijen van Antwerpse makelij bevonden zich toen in de winkel niet minder dan zestien bijbelse scènes, de meeste in grisaille, van de hand van Rombout Uylenburgh, de broer van Hendrick, die in Krakau, Warschau en Dantzig heeft gewerkt. Uit contemporaine bronnen blijkt dat Rombout Uylenburgh een productief kunstenaar is geweest en dat zijn werk door tijdgenoten hoog werd gewaardeerd. Dat blijkt onder meer uit de bedragen die voor zijn schilderijen zijn betaald en uit hun aanwezigheid in gerenommeerde collecties. Een Laatste Oordeel van zijn hand werd omstreeks 1630 verkocht voor het aanzienlijke bedrag van 156 gulden en in 1684 werden op de veiling van de bezittingen van Thomas Howard, zoon van de fameuze Engelse collectioneur Arundel, twee schilderijen met bijbelse onderwerpen aangeboden, die in de veilingcatalogus als volgt werden beschreven: Rombout Uylenburgh, de History van Attalia, zynde een grauwtje [= een grisaille] en Van den selven de
verdreven uit de tempel door Jojada, met koning Joas op de troon (2 Koningen 11, 13 -15), werd gekoppeld aan de vermelding van het schilderij van Rombout Uylenburgh in de veilingcatalogus van 1684. Het bijbelverhaal beschrijft de gevangenneming in de Tempel van koningin Athalia – die de Baal-godsdienst aanhing – door soldaten onder leiding van de priester Jojada, nadat hij haar zevenjarige, door hem opgevoede neefje Joas tot koning had uitgeroepen. Dit bijbelverhaal, dat in de 16de eeuw een enkele maal in prent is gebracht, is in de 17de eeuw hoogst zelden uitgebeeld: behalve het onderhavige werk zijn geen andere 17de-eeuwse schilderijen met dit onderwerp bekend. Ofschoon het schilderij niet is gesigneerd, neemt het gegeven dat er een grisaille van Rombout Uylenburgh met dit zeldzame onderwerp in een 17de-eeuwse bron wordt genoemd iedere twijfel omtrent de juistheid van de toeschrijving weg. Het schilderij, dat omstreeks 1610-1620 zal zijn geschilderd, kan stilistisch worden geplaatst in de context van de Antwerpse schilderkunst van omstreeks 1600 en is verwant met het werk van (eveneens in Polen werkzame) schilders als Hans en Paul Vredeman de Vries. OP ZIJN PLAATS
Het behoeft geen betoog dat de grisaille voor de tentoonstelling over het kunstbedrijf van de familie Uylenburgh van eminent belang is. Het schilderij past bovendien voortreffelijk in de vaste collectie van het Rembrandthuis, dat zich als geen ander museum toelegt op het tonen van de vroeg 17de-eeuwse historieschilderkunst in Amsterdam. Het schilderij betekent tenslotte een belangrijke aanwinst voor het openbaar kunstbezit in Nederland: het werk van Rombout Uylenburgh was immers nog niet in een openbare verzameling vertegenwoordigd. De nieuwe aanwinst zal een prominente plaats krijgen temidden van de vele topstukken van (onder anderen) Rembrandt in de tentoonstelling die het Rembrandthuis in 2006 aan het kunstbedrijf van Hendrick Uylenburgh en zijn zoon Gerrit Uylenburgh wijdt. Deze expositie zal behalve in Amsterdam ook in de Dulwich Picture Gallery in Londen te zien zijn. Het schilderij is momenteel al te bewonderen in Rembrandts vroegere huiskamer, de Sael in het Rembrandthuis s Bob van den Boogert en Jaap van der Veen
doot van Attalia.3 ONBEKEND
Noten
Van Rombout Uylenburgh was tot voor kort niet één werk bekend, maar in 1997 werd op een veiling te New York een schilderij aangeboden dat in de catalogus vragenderwijs aan hem werd toegeschreven. Het onderwerp, Athalia
1. F. Lammertse, ‘Van Dyck’s Apostles series, Hendrick Uylenburgh and Sigismund III’, The Burlington Magazine 144 (2002), pp. 140-146.
23
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
2. J. van der Veen, ‘Hendrick en Gerrit Uylenburgh, oud en nieuw’, De Kroniek van het Rembrandthuis 2001, 1-2, pp. 44-56.
3. G. Hoet, Catalogus of naamlyst van schilderyen, met derzelver pryzen, ’s-Gravenhage 1752, deel 1, p. 3, nrs. 33 en 34.
Lattenleunstoel met zijstukken Gerrit Thomas Rietveld (Utrecht 1888 - 1964 Utrecht) Centraal Museum Utrecht
De rood-blauwe stoel van Gerrit Rietveld in het Schröderhuis, na restauratie 1987 (foto Centraal Museum Utrecht)
24
Ca. 1918 (ontwerp), 1918-1920 (vermoedelijke uitvoering), beukenhout en platanenhout, 89,5 x 60,4 x 82 cm Herkomst: particulier bezit
De ongekleurde lattenleunstoel die het Centraal Museum in 2004 wist te verwerven, dankzij onder andere de steun van de Vereniging Rembrandt, is een sleutelstuk in het oeuvre van Gerrit Thomas Rietveld, de belangrijkste Nederlandse ontwerper uit de 20ste eeuw en wereldberoemd geworden door de rood-blauwe stoel en het Rietveld Schröderhuis. Het Centraal Museum voert het beheer over het Schröderhuis (opgenomen in de Unescolijst van werelderfgoederen) en over de grootste Rietveldcollectie ter wereld. De ongekleurde lattenleunstoel, waarvan tot nu toe maar drie exemplaren bekend waren in buitenlandse collecties, ontbrak in deze verzameling.
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
en regels van deze meubelen met deuvels, waardoor, zoals hij het zelf verwoordde men zeer vrij wordt in het plaatsen der regels, die zich meer ruimtelijk uitdrukken, waardoor men loskomt van het constructiegebonden vlak.1 Hoewel sommige
aspecten van het lattenmeubilair, zoals de doorlopende schuine rug van de leunstoel, ook bij Frank Lloyd Wright worden aangetroffen, lijkt het streven naar een open ruimtelijke structuur vooral geïnspireerd te zijn door het werk van de schilder Bart van der Leck, met wie Klaarhamer enige tijd een atelier deelde. Hun werkwijze is zeer verwant: zoals Van der Leck de figuratieve voorstelling reduceert tot enkele gekleurde geometrische vlakjes die ruimtelijk onafhankelijk tegen de witte ondergrond in het vlak staan, reduceert Rietveld een traditioneel type stoel tot de noodzakelijke onderdelen, uitgevoerd in latten en planken, en verbindt deze elementen tot een ruimtelijke structuur. LATTENMEUBILAIR
Interieur Bart de Ligt
EIGENZINNIG ONTWERPER
Theo van Doesburg,
In 1917 vestigde Rietveld zich als zelfstandig meubelmaker aan de Adriaen van Ostadelaan in Utrecht. De jaren daarvoor had hij gewerkt in de meubelwerkplaats van zijn vader en in het edelsmidatelier van de juwelier C.J.A. Begeer. In de avonduren volgde hij lessen aan ‘Het Kunstindustrieel Onderwijs der Vereeniging “Het Utrechtsch Museum van Kunstnijverheid te Utrecht”’ en bij de Utrechtse architect P.J.C. Klaarhamer. Het werk dat Rietveld in die periode maakte is verschillend van stijl en vaak sterk beïnvloed door Klaarhamer die vooruitstrevende opvattingen koesterde en in zijn meubelontwerpen aansloot bij J. van den Bosch en H.P. Berlage. Na de opening van zijn eigen werkplaats slaat Rietveld een volkomen unieke eigen weg in met het ontwerpen van de zogeheten lattenmeubelen. Hij verbindt de stijlen
Katwijk, 1919 (foto uit L’Architecture Vivante, herfst 1925)
26
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
De revolutionaire ontwerpen maakten een diepe indruk op de architect Robert van ’t Hoff, die Rietveld aanraadde contact te zoeken met Theo van Doesburg, hoofdredacteur van het net opgerichte tijdschrift De Stijl. In het septembernummer van 1919 is de lattenleunstoel voor het eerst gepubliceerd. De afbeelding toont een exemplaar met zijstukken, zoals ook de aangekochte stoel bezit. Deze voor de vorm en de constructie overbodige elementen werden na enkele jaren niet meer aangebracht. Op basis daarvan kan dit exemplaar tot een van de vroegste uitvoeringen worden gerekend en is waarschijnlijk tussen 1918 en 1920 ontstaan. Rietveld ontwierp verscheidene meubelen op basis van deze methode; in principe was het mogelijk een heel interieur in te richten met het lattenmeubilair, zoals in enkele uitzonderlijke gevallen ook is gebeurd. Van Doesburg, die zijn bewondering voor Rietvelds ontwerpen niet onder stoelen of banken had gestoken, meubileerde in 1919 een kleine kamer voor dominee Bart de Ligt met twee rechte stoelen en een tafel. Een jaar later zette de architect J.J.P. Oud in de modelwoning in Spangen een tafel, twee rechte stoelen, een leunstoel, een buffet en een spiegel neer. Niet dat er bij de arbeidersklasse veel animo voor dit Spartaanse meubilair werd verwacht, maar het opvoedkundig ideaal was kennelijk belangrijk genoeg om het goede voorbeeld te stellen. De echte liefhebbers waren te vinden in een zeer kleine groep collega’s, vrienden en kunstliefhebbers die meestal een enkel stuk bezaten. De architect P.J. Elling vormde daarop een
duidelijke uitzondering; in zijn huis stonden verscheidene meubelen van Rietveld. De Maarssense huisarts A.M. Hartog liet Rietveld in 1922 een spreekkamer inrichten, maar in hoeverre ook de rest van zijn huis modern was ingericht is niet bekend. Tot de liefhebbers behoorde ook de oogarts G. ten Doesschate. De eerste gedocumenteerde opdracht van Ten Doesschate dateert uit 1930. Rietveld ontwierp de inrichting en een bureau voor de werkkamer in zijn huis aan de Catharijnesingel in Utrecht. De door het Centraal Museum verworven lattenleunstoel is afkomstig van de Rotterdamse tak van de Ten Doesschates, die voor de oorlog nog nauwe contacten met hun Utrechtse familieleden onderhield. Hoewel er geen tastbare bewijzen voor deze veronderstelling zijn, lijkt het aannemelijk dat de stoel bij de oogarts Ten Doesschate vandaan komt, ook omdat hij Rietveld had leren kennen via de familie Maronnier, die al rond 1922 of eerder meubelen door Rietveld had laten vervaardigen. Hoe het ook zij, het aantal afnemers was zeer beperkt en het aantal vervaardigde stoelen navenant gering. Tot nu toe waren slechts 3 ongekleurde exemplaren met een betrouwbare herkomst bekend: twee stoelen uit het bezit van de Utrechtse architect Piet Elling, collega en vriend van Rietveld, en één exemplaar afkomstig van het appartement van Rietveld boven het Vreeburg, nu in een Amerikaanse collectie. De stoelen van Elling zijn in 1986 en 1988 geveild en respectievelijk in Engeland en Japan terechtgekomen. Een zwart geschilderde, waarschijnlijk vroege versie uit de nalatenschap van de schilder Bart van der Leck is in 1986 en vervolgens in 1999 geveild. De huidige verblijfplaats van dit exemplaar is niet bekend. VOORLOPER
Rond 1923 is Rietveld onder invloed van De Stijl de stoel in zijn later beroemd geworden kleurstelling – rood, blauw, zwart en geel – gaan vervaardigen. De oorspronkelijke bedoeling van het ontwerp wordt door deze aanpassing nog versterkt. De gele kleur op de kopse kanten van de regels benadrukt het doorbreken van de gesloten vorm
27
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
die door een pen- en gat verbinding ontstaat, en daarmee de zelfstandigheid van de onderdelen. Hetzelfde kan gezegd worden over de blauwe en rode kleur van respectievelijk de zitting en de rug van de stoel. Hoewel de rood-blauwe versie daarmee de ideale/ optimale uitvoering van het ontwerp is, kan de betekenis van de ongekleurde exemplaren groot worden genoemd. De ongekleurde versie van de rood-blauwe stoel is essentieel geweest voor de ontwikkeling van Rietvelds oeuvre en geeft een helder inzicht in zijn fundamentele uitgangspunten. De radicale breuk met het verleden komt hier voor het eerst in al zijn genialiteit tot uitdrukking. De zeldzaamheid van de ongekleurde versie maakt het museale belang van deze aankoop des te groter s Ida van Zijl
Interieur G. ten Doesschate Gerrit Rietveld, Utrecht, 1930 (foto Rietveld Schröder Archief/ CMU)
Noot 1. Citaat afkomstig uit De Stijl 2 (1919) 9, 102, bijlage XVIII. Literatuur M. Küper, I. van Zijl, Gerrit Thomas Rietveld, het volledige werk, Utrecht 1992
OVER AANWINSTEN 18 8 3 – 18 9 3 – 19 0 3 – 191 3 – 19 2 3 – 19 3 3 – 19 4 3 – 19 5 3 – 19 6 3 – 19 7 3 – 19 8 3 – 19 9 3 – 2 0 0 3 – 2 0 0 8
Het 50-jarig jubileum van de Vereniging FUSIEN BIJL DE VROE
‘De vijftig jaren van het bestaan der Vereniging Rembrandt, haar activiteit gedurende dat tijdperk vallen samen met een halve eeuw van geestkrachtig leven in den lande, volgende op een lange tijd van rustige, zo niet gelaten beschouwing.’ Aldus sprak de voorzitter E. Heldring bij het 50-jarig jubileum van de Vereniging Rembrandt op 10 juli 1933. Hij vroeg zich in zijn toespraak op retorische wijze af of ‘de ondernemingsgeest van de koopman vaak niet evenzeer een begeren van nieuw beleven is als het verlangen naar kunstgenot, of het vermeerderen van wetenschappelijke kennis. Ziet men economische bloei niet gemeenlijk gepaard gaan aan een opgewekter geestelijk leven?’, aldus Heldring.
JUBILEUM MET REMBRANDTS
Zijn woorden waren mede bedoeld om een bijzonder gelukkig moment in de 50-jarige geschiedenis van de Vereniging passend in te bedden. In het jaarverslag van 1930 werd al gerefereerd aan de mogelijkheid om kunstvoorwerpen die tijdens en na de Russische revolutie tot nationaal eigendom waren verklaard van de Russische regering te kopen. Met het jubileum van de Vereniging Rembrandt in gedachte keek de voorzitter derhalve – na de geslaagde aankoop van de twee portretten van Anthonis Mor – wederom in de richting van Rusland met de bedoeling daar een passend jubileumgeschenk te bemachtigen. Zijn gedachten gingen met name uit naar het daar voorhanden grote arsenaal werken
28
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
van Rembrandt. En zo werden op die tiende juli 1933 ‘twee meesterwerken van onze schutspatroon, De verloochening van Petrus en Titus in monniksdracht, uit Russisch bezit afkomstig, beide ter plaatsing aangeboden aan het Rijksmuseum.’ Om deze aankopen, die samen ƒ 800.000,hadden gekost, te kunnen betalen, nam de Vereniging Rembrandt ƒ 19.000,- uit het fonds Van Weel, terwijl zij de resterende ƒ 781.000,- leende bij de Stichting Pensioenfondsen voor de koloniale landsdienaren en lokale ambtenaren te Den Haag. Dit bedrag moest in veertig jaarlijkse termijnen worden afbetaald. Het Rijk stelde zich garant voor de aflossing en de betaling van de rente. Pas in 1973 was de schuld geheel vereffend!
De verloochening van Petrus Rembrandt van Rijn 1660. Olieverf op doek, 154 x 169 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
Ter gelegenheid van de overdracht aan de Staat der Nederlanden van De verloochening van Petrus en Titus in monniksdracht sprak F. Schmidt-Degener, directeur van het Rijksmuseum en bestuurslid van de Vereniging: ‘Het zou natuurlijk zijn wanneer Rembrandts volle betekenis van Holland uit tot de wereld sprak, zoals Michelangelo zich openbaart in Italië, Velazquez in Madrid. Het heeft niet mogen zijn, omdat het begrip voor zijn grootheid en de liefde voor zijn persoon ten onzent uiterst laat ontwaakten. Dit had als gevolg de verstrooiing van
Het Rijksmuseum werd op één dag met drie werken van Rembrandt verrijkt.
Rembrandt Rembrandts fabelachtige nalatenschap naar alle windstreken. Het grootste deel van zijn schilderijen berustte weldra in particulier bezit, in vorstelijke collecties in het buitenland: tekeningen en etsen gingen schuil in de portefeuilles van prentverzamelaars. Rembrandt was weldra meer vereerd dan gekend en zijn werk verscheen slechts in het publiek om te worden geveild en om dan weer te verdwijnen. Na de geboorte der musea in de XIXde eeuw trachtte elk land iets van de meester te bezitten en in dien wedstrijd is Holland er slecht afgekomen… Maar nu is een daad verricht waardoor veel van het in vroeger eeuwen verzuimde werd ingehaald. Het leek in den beginne een onwaarschijnlijk pogen. […] Ondernemingsgeest en kunst-als-zelfverwezenlijking zijn de twee hoogste eigenschappen van een volk. Busken Huet sprak met een uitdrukking die in veler memorie is blijven hangen, van Java en de Staalmeesters als de polen waartussen Hollands betekenis zich beweegt. Voor hem had Carlyle reeds een dergelijke opmerking gemaakt. Hij stelde de vraag wat de Engelsen zouden aanwijzen als hun de keuze gelaten werd tussen Brits Indië en Shakespeare. Voor de Engelsen, zo zegt hij, zou er geen aarzeling zijn. Het bezit van Shakespeare is de Engelsman liever dan Indië met al zijn rijkdom van tempels en steden, omdat tenslotte Shakespeare Engeland zelf is. Gelukkig worden noch Engeland, noch wij gedwongen die keuze te doen! […] Veel van de oude ondernemingslust was nodig om de Verloochening van Petrus, die langer dan anderhalve eeuw aan de oevers van de Neva verbleef, terug te brengen naar de boorden van de Amstel. Het is mijn hartewens dat het schilderij hier in lengte van dagen een bron van genot moge zijn voor landgenoot en vreemdeling.’ Tijdens dezelfde bijeenkomst, zo staat in het jaarverslag over 1933, werd een schenking door twee kunstliefhebbers aan de Vereniging Rembrandt bekend gemaakt.
29
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
De liefhebbers waren de heer en mevrouw I. de Bruijn-van der Leeuw, die aanvankelijk onbekend wensten te blijven, en hun schenking betrof ‘een portret van Rembrandts bruid Saskia, door de meester geschilderd. De milde gevers bestemden het stuk, eveneens uit Russisch staatsbezit verworven, behoudens hun recht op bruikleen gedurende hun leven, voor het Rijksmuseum dat aldus op één dag met drie werken van Rembrandt werd verrijkt.’ Drie Rembrandts uit Rusland, waarvan de laatste, het Portret van Saskia van Uylenburgh (1612-1642), uiteindelijk in 1961 definitief zijn plaats in het Rijksmuseum kreeg. Voor nog een werk van Rembrandt uit Russisch bezit, Landschap met burcht, kon men niet tijdig voldoende financiële middelen bijeen krijgen. Dit werk
Titus in monniksdracht Rembrandt van Rijn 1660. Olieverf op doek, 79,5 x 67,7 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
kwam uiteindelijk in Frans particulier bezit en bevindt zich nu in het Louvre. NOG MEER REMBRANDT
In 1937 deed zich de gelegenheid voor aan het Museum Boymans om De man met de rode muts te kopen, een bekend portret van Rembrandt (later School van Rembrandt) dat ook wel De rekenmeester werd genoemd. Dankzij een vorstelijke schenking van de Vereniging Rembrandt en giften van ruim 100 vrienden van Museum Boymans kon dit portret uit een New Yorkse
Saskia van Uylenburgh Rembrandt van Rijn 1633. Olieverf op paneel, 65 x 48 cm (ovaal) RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
verzameling aan het Nederlands openbaar kunstbezit toegevoegd worden. ‘Het zal de vele rekenmeesters in ons goede Rotterdam toch wel deugd doen’, aldus de directeur van Museum Boymans, de heer Hannema, ‘dat hun species reeds in de gouden eeuw zo hoog in aanzien stond, dat Rembrandts oog hen zo nobel zag, dat men zijn kunstgewrocht ook wel de schrijvende evangelist heeft genoemd.’ Dat men er niet altijd in slaagde belangrijke schilderijen voor ons land te behouden blijkt uit de uitvoerige discussie in het bestuur over het Portret van Maarten Looten, in 1632 door Rembrandt geschilderd. Men dacht dat het werk tussen de ƒ 70.000 en ƒ 125.000 zou opbrengen; een toezegging van ƒ 25.000 was al binnen van mr C.P. van Eeghen, die een afstammeling van Van Looten was. Maar ondanks aandringen van Schmidt-Degener die een schenking van ƒ 50.000 voorstelde, werd de maximum bijdrage vastgesteld op ƒ 25.000. Uiteindelijk werd dit schilderij verkocht naar Amerika en in 1953 door J. Paul Getty geschonken aan het County Museum in Los Angeles. Op de dag van de besprekingen over deze aankoop kwam het aanbod binnen van opnieuw een Rembrandt, en wel diens Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem, waar meteen alle energie op werd gericht. In 1939 was de financiering rond en kon het schilderij worden overgedragen aan het Rijksmuseum. Ter gelegenheid van deze aanwinst stelde het Rijksmuseum een tentoonstelling samen waarin 7 schilderijen, 12 tekeningen en een ets, allen van de hand van Rembrandt, en allen verworven met steun van de Vereniging Rembrandt, tentoongesteld werden. Dankzij deze tentoonstelling steeg het aantal leden tot 640. ‘Maar deze stijging moet voortgaan’, werd in het Jaarverslag genoteerd, ‘want onze middelen zijn sterk gedaald door de grote aankopen der laatste jaren en behoeven dringend versterking.’ In 1940 werd door Museum Boymans de
30
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
met steun van ‘Rembrandt’ en giften van 120 vrienden aangekochte Titus aan zijn schrijftafel, geschilderd door Rembrandt, de vader van Titus, tentoongesteld. De leden van de Vereniging Rembrandt werden voor deze gelegenheid uitgenodigd; er werd zelfs voor vervoer gezorgd. Bij voldoende aanvragen konden leden uit Amsterdam ‘per autobus heen en terug’. Er werd om 07.30 uur vertrokken van een centraal punt in Amsterdam Zuid en de kosten werden geschat op ƒ 1,- à ƒ 1,25 per persoon. NIET ALLEEN REMBRANDT
Werden er in de periode 1933-1943 niet minder dan zes schilderijen van Rembrandt
aangekocht, ook andere aanwinsten kwamen tot stand. Het Rijksprentenkabinet verwierf in 1934 een belangrijke ets Rotslandschap van Hercules Seghers, en steun van ‘Rembrandt’ maakte het behoud van de beroemde archeologische verzameling Scheurleer en het Grieks-Romeinse gedeelte van de collectie Bissing mogelijk, waarmee de basis werd gelegd voor het dat jaar geopende Allard-Pierson Museum. In 1935 werd de Shiva Natajara, de dansende Shiva, gesteund voor het drie jaar oude Museum van Aziatische Kunst, toen nog gehuisvest in de tuinzaal van het Stedelijk Museum. Het ging om een schenking van ƒ 4000,- en een renteloos voorschot van ƒ 5000,-. De bekende verzamelaar en
De Emmaüsgangers in het atelier van restaurator H.G. Luitwieler in 1938, na schoonmaak en verdoeking. Rechts directeur D. Hannema van
bruikleengever van belangrijke beeldhouwkunst uit India, Eduard baron von der Heydt, feliciteerde de conservator H.F.E. Visser: ‘Es ist zweifellos der schönste tanzende Shiva in Europa und ich muss mit meinem jetzt bescheiden zurücktreten.’ Met de aankoop van Koeien aan de rivier door Albert Cuyp voor het Mauritshuis werd het resterende geld van het legaat Van Weel uitgeput, het Centraal Museum Utrecht kon zijn collectie uitbreiden met de Utrechtse schilders Jan Gerritsz. van Bronckhorst en A. Bloemaert. Uitzonderlijk was de steun aan de restauratie van de zogeheten ‘Goudse glazen’, de schitterende, deels 16de-eeuwse glas-in-lood ramen van de Sint-Jan in Gouda, waaraan de Vereniging Rembrandt gedurende een aantal jaren bijdroeg. Deze restauratie, het levenswerk van Ir J.L. Schouten, begonnen in 1901, werd op 17 oktober 1936 voltooid. MISSER
Literatuur Jaarverslagen Vereniging Rembrandt, 1933-1943. Voor Van Meegeren en De Emmaüsgangers, zie o.a.: P.J. Hoogstrate, M.P.F.G. Kuper, ‘Honderdvijftig jaar Museum Boijmans Van Beuningen’, in Joh. R. ter Molen (red.), 150 jaar Museum Boijmans Van Beuningen. Een reeks beeldbepalende verzamelaars, Rotterdam 1996, pp. 14-133, in het bijzonder pp. 76-79, en Dr. D. Hannema, Flitsen uit mijn leven als verzamelaar en museumdirecteur, Rotterdam 1973, pp. 109-111.
Uit de periode 1933-1943 mogen de gebeurtenissen in de laatste drie weken van 1937 niet onvermeld blijven, want, aldus het jaarverslag, ‘die behoren tot de merkwaardigste in de toch aan gebeurtenissen zo rijke geschiedenis van de Vereniging. Aan de nestor onzer Nederlandse kunstgeleerden, ons erelid Dr A. Bredius, hebben wij namelijk de ontdekking van een nieuwe Vermeer te danken, t.w. een der zeldzame uitingen op Bijbels gebied van de Delftse meester, voorstellende De Emmaüsgangers. Dankzij ook schenkingen ten behoeve van deze aankoop kon de Vereniging haar bijdrage à fonds perdu op ƒ 100.000,- stellen. Wij wekken onze leden op dit werk in Museum Boymans zelf te gaan zien. Zij zullen dan begrijpen, waarom het Bestuur bereid was, een niet gering deel van het eigen kapitaal der Vereniging daarvoor te bestemmen.’ Bredius had het schilderij in Frankrijk ontdekt en directeur Dirk Hannema van Museum Boymans wist met de toezegging van ‘Rembrandt’ op zak de grote Rotterdamse verzamelaar Willem van der
31
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
Foto uit: Dr. D. Hannema, Flitsen uit mijn leven als verzamelaar en museumdirecteur, Rotterdam 1973.
Museum Boymans.
Vorm te bewegen ƒ 400.000,- bij te dragen. Deze ‘Vermeer’ is inmiddels de geschiedenis ingegaan als een van de bekendste vervalsingen ooit en werd geschilderd door Han van Meegeren. In 1945 werd Van Meegeren gearresteerd op verdenking van collaboratie, aangezien hij nationaal kunstbezit had verkocht aan de bezetter, waaronder een ‘Vermeer’ aan Rijksmaarschalk Hermann Göring. Om een celstraf te ontlopen bekende Van Meegeren dat het hier om een vervalsing ging van eigen hand. Om dit te bewijzen schilderde hij tijdens zijn voorlopige hechtenis een nieuwe ‘Vermeer’ met als onderwerp Christus in de tempel. Dit overtuigend bewijs bracht ook zijn vervalsing van De Emmaüsgangers aan het licht. Hannema en Van der Vorm bleven ondanks Van Meegerens bekentenis overtuigd van de echtheid van het werk. Hannema publiceerde in 1973 zijn herinneringen onder de fraaie titel Flitsen uit mijn leven als verzamelaar en museumdirecteur, waarin hij gelaten opmerkte: ‘De zaak moet zijn tijd hebben.’ Ondanks het feit dat steeds meer musea gratis toegankelijk werden voor de leden en ondanks de lezingen en avondontvang-
sten die voor het eerst in deze jaren speciaal voor hen werden georganiseerd, nam het ledental gestaag af. Met dankbaarheid worden in de jaarverslagen schenkingen en legaten vermeld om, ondanks die terugloop, het werk toch voort te kunnen zetten. Hetgeen des te belangrijker werd naarmate de overheid zich verder terugtrok. In het jaarverslag van 1934 wordt de dan opgerichte Stichting Acquoy-Nairac genoemd, opgericht door de uit Deventer afkomstige heer en mevrouw AcquoyNairac. De inkomsten uit het kapitaal van deze stichting zullen elk voor een derde ten goede komen aan de Vereniging Hendrick de Keyser, de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en aan de Vereniging Rembrandt. Deze beschikking heeft geduurd tot 2001. In dat jaar werd de Stichting Acquoy-Nairac geliquideerd en is 1/3 van het vermogen van deze Stichting toegevallen aan het vermogen van de Vereniging Rembrandt. In de bestuursvergadering van 30 november 2001 werd, uit dankbaarheid voor de genereuze nalatenschap, besloten de naam van ‘reserve bijzondere aankopen’ te wijzigen in ‘Acquoy-Nairac Fonds voor bijzondere aankopen’ s
N
I
E
U
Algemene Ledenvergadering in Apeldoorn De Algemene Ledenvergadering in Apeldoorn vond op 24 september jl. plaats in de Grote Kerk. Prof. Dr Jan Bank hield bij die gelegenheid een inleiding over de historische context van het schilderij Vivat Oraenge, die in het eerstvolgende Bulletin zal worden opgenomen. Na afloop was er een gastvrij onthaal voor ruim 400 leden van de Vereniging Rembrandt in Paleis Het Loo waar het kunstwerk in het echt te zien was.
W
S
V
A
N
de leden is gedaan. Gedurende ledenbijeenkomsten, tenslotte, worden de leden in de gelegenheid elkaar en de bestuursleden te ontmoeten. Per 1 januari is de contributie als volgt vastgesteld: Gewoon lidmaatschap: ten minste € 60,- per jaar (was € 50,-) Echtpaar/partner lidmaatschap: ten minste € 85,- per jaar (was € 75,-) Jongerenlidmaatschap: ten minste € 20,- (blijft gelijk) Lid voor het leven: vanaf € 1.200,- (was € 1.000,-)
Bestuur Tijdens de Algemene ledenvergadering van 24 september werden de volgende bestuursleden voor een periode van vier jaar herbenoemd: Mr J.M. Boll, voorzitter en Prof. Dr R.E.O. Ekkart, lid van het Dagelijks Bestuur volgens artikel 11, lid 9, vanwege een derde herbenoeming en voorts Prof. Drs R. de Leeuw (lid van het Dagelijks Bestuur) en mevrouw L.C.E. van Tets- van Tienhoven.
Raad van Adviseurs In dezelfde vergadering werd akkoord gegaan met de benoeming van de heren Prof. Dr T.M. Eliëns, P. van Minderhout en Drs C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oÿe. Herbenoemd werden de heren Drs H.J.A.T. Meertens, M. van Rooy en Drs M.J.F. Weck. Mevrouw A. van Grevestein-Kruze en de heren Drs H.L.M. Defoer, Prof. Dr E.J. Dommering, Drs F.J. Duparc, Dr J.L. Locher en Dr E.J. van Straaten traden terug uit de Raad van Adviseurs. De Vereniging Rembrandt is hun veel dank verschuldigd voor hun jarenlange ambassadeurschap van de Vereniging en voor het beschikbaar stellen van hun kennis en inzicht ten behoeve van het openbaar kunstbezit.
Contributieverhoging De Algemene Ledenvergadering heeft het voorstel van het Bestuur tot verhoging van de contributie overgenomen. Aan het voorstel ligt met name de overweging ten grondslag dat de Vereniging Rembrandt, wil zij werkelijk een prominente rol blijven spelen bij de verwerving van belangrijke kunstwerken voor ons openbaar kunstbezit, haar financiële positie zal moeten versterken. De prijzen voor topstukken op de kunstmarkt blijven stijgen en het zijn vaak juist die topstukken waar onze Vereniging een rol voor zich ziet weggelegd. De contributie van de leden is, met de jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds, donaties, legaten en de opbrengsten van het vermogen, een van de financiële pijlers van de organisatie. Onze Vereniging probeert ook op andere manieren de inkomsten te verhogen. Het werven van nieuwe leden (waartoe ook u van harte wordt uitgenodigd!) en stimuleren van themafondsen behoren daartoe. Ook met de nieuwe contributies menen wij dat de Vereniging de leden voldoende te bieden heeft. In de eerste plaats is daar de wetenschap werkelijk bij te dragen aan de bloei van ons gemeenschappelijk kunstbezit. Met de Rembrandtkaart hebben de leden vervolgens de gelegenheid om (gratis) de kunstwerken te bewonderen waaraan zij hebben bijgedragen en in het Bulletin wordt drie maal per jaar beschreven wat er met het geld van
32 VERENIGING REMBRANDT
NAJAAR 2005
Vuursteenpistool, met parelmoer ingelegd Marokko (?), Abraham Dunlop collectie, WERELDMUSEUM ROTTERDAM
Niet met geld alleen De heer en mevrouw Roelofsz-Dunlop uit Den Haag schonken in 2003 een collectie Aziatische voorwerpen aan de Vereniging Rembrandt. Deze collectie is nu als de ‘Abraham Dunlop collectie, geschonken door de Vereniging Rembrandt’ te zien in het Wereldmuseum in Rotterdam. Een vergelijkbare constructie wordt momenteel met de heer en mevrouw Roelofsz uitgewerkt om een aantal belangrijke stukken uit hun verzameling Aziatisch porselein uiteindelijk te bestemmen voor het samenwerkingsverband van de musea met porseleinverzamelingen.
De Rembrandtlezing 2005 De Rembrandtlezing is een initiatief van de Vereniging Rembrandt en Het Financieele Dagblad en heeft tot doel het benadrukken van het maatschappelijk belang van het openbaar kunstbezit voor zowel de particulier als voor het bedrijfsleven. Door middel van lezingen door internationaal gerespecteerde specialisten op het gebied van kunst en cultuur willen de organisatoren de belangstelling voor ons openbaar kunstbezit en de wisselwerking tussen kunst en maatschappij vergroten. De zesde Rembrandtlezing wordt op 15 november gehouden in de Kloosterkerk in Den Haag door Christopher Lloyd, Surveyor of The Queen’s Pictures in London. Zijn lezing gaat over de geschiedenis van de Koninklijke Collectie in het Verenigd Koninkrijk. Coreferent is mevrouw Drs Hedy d’Ancona, voormalig minister van (o.a.) Cultuur, over de rol van de Staat in ons cultureel bestel. De voordrachten worden gepubliceerd in een fraai vormgegeven boekje. Dit is na 15 november te bestellen bij het Bureau van de Vereniging Rembrandt (
[email protected] of tel. 070 42717 20). De prijs bedraagt € 10,- excl. verzendkosten.
Themabijeenkomsten Met het oog op de themabijeenkomsten die de Vereniging voornemens is te organiseren willen wij de leden verzoeken, voor zover zij dit in het verleden niet al hebben gedaan, om hun voorkeuren voor een bepaald verzamelgebied van de kunst kenbaar te maken. Daartoe is elders in dit Bulletin een kaart ingevoegd, die ongefrankeerd naar het Bureau van de Vereniging Rembrandt kan worden gestuurd.
D
E
V
E
R
E
N
I
G
I
N
G
Nieuw in Nederland
Publicatie ‘De museumcollecties: Van lust tot last?’
In het komend seizoen zal de Vereniging Rembrandt voor het derde jaar, samen met het VSBfonds en de Mondriaan Stichting, als partner participeren in het programma Nieuw in Nederland van de AVRO. In dit programma worden nieuwe aanwinsten van Nederlandse musea besproken. Zie voor verdere informatie www.nieuwinnederland.nl
Op 17 juni j.l. heeft de Ottema Kingma Stichting het jubileumsymposium ‘De museumcollecties: Van lust tot last?’ gehouden. Naar aanleiding hiervan zal in december een publicatie verschijnen, met ondermeer de bijdragen van de sprekers mevrouw Drs H. d’Ancona, Prof. Dr P.A. Hecht, E. Veen en Mr R.S. Wegener Sleeswijk. Mocht u deze publicatie willen bestellen, of voor meer informatie:
[email protected] of www.oks.nl
Ontvangst Haags Historisch Museum
Vivat Oraenge
Onze Vereniging probeert de banden met haar leden op verschillende manieren aan te halen. Dit Bulletin en de website zijn daarbij belangrijk maar vooral ook ledenbijeenkomsten blijken in praktijk behulpzaam. Op 15 september jl. waren de nieuwe leden (2004 en 2005) van de Vereniging Rembrandt, donateurs en relaties van ABN AMRO Private Banking Den Haag te gast in het onlangs heropende Haags Historisch Museum, dat nu tijdelijk ook wel ‘Rijksmuseum aan de Hofvijver’ heet vanwege een aantal bruiklenen uit het Rijksmuseum. Aanleiding voor de ontvangst van de Vereniging Rembrandt was de recente verwerving met steun van onze Vereniging van twee 16de-eeuwse zilveren drinkschalen van J.M. van (der) Hove (zie elders in dit Bulletin). Conservator Marco van Baalen gaf een toelichting op de fraaie aanwinsten na welkomstwoorden door de pasbenoemde directeur van het museum Antoinette Visser en Huub Blankenberg, directeur van de Vereniging Rembrandt.
Op 13 augustus jl. is het schilderij Vivat Oraenge tijdens een feestelijke bijeenkomst op Paleis Het Loo gepresenteerd aan Koningin Beatrix. Mr Jan Maarten Boll, voorzitter van de Stichting Vivat Oraenge, bood bij die gelegenheid het register met 15.000 handtekeningen van de particulieren die aan het schilderij hebben bijgedragen aan de Koningin aan.
Voorjaarsvergadering in Utrecht Voor uw agenda: de Voorjaarsvergadering 2006 zal plaatsvinden op zaterdag 22 april in het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement in Utrecht, waar dan de tentoonstelling Royal Music Machines plaatsvindt.
Jan Maarten Boll en de penningmeester van de Vereniging Rembrandt, de heer H.B. van Wijk, bij de Vivat Oraenge kort na de onthulling door Koningin Beatrix.
Ontvangst in het Gemeentemuseum Den Haag Dezelfde drinkschalen verhuisden onlangs voor enige tijd als bruikleen naar het Gemeentemuseum Den Haag voor de grote zilvertentoonstelling Haags goud en zilver, die opende op 24 september. Op 24 november a.s. worden de leden van de Vereniging Rembrandt die hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn in kunstnijverheid uitgenodigd voor een ontvangst, waarbij mevrouw Dr Jet Pijzel-Dommisse een inleiding op de tentoonstelling zal houden.
Nieuwe leden op de pAn De Vereniging Rembrandt zal zich, in samenwerking met de CollectorsGroup, presenteren op de pAn Amsterdam, die gehouden wordt van 20 tot en met 27 november. Komt u vooral even langs, u kunt ter plekke al diegenen die daar wel zijn maar nog geen lid van de Vereniging Rembrandt zijn lid maken.
33
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
De heer Boll dankte iedereen die zich op enige manier voor de verwerving van het schilderij heeft ingezet. Koningin Beatrix onthulde vervolgens het schilderij op 17de-eeuwse wijze door het opzijschuiven van een gordijntje. De directeur van Nationaal Museum Paleis Het Loo, Dr Johan ter Molen, benadrukte in zijn toespraak dat vanwege de combinatie van artistieke kwaliteit en historische symboolwaarde het schilderij van Jan Davidsz. de Heem bij uitstek in de collectie van Paleis Het Loo thuishoort. Bij dit Bulletin ontvangt u een afbeelding van het schilderij Vivat Oraenge, een product van de CollectorsGroup. De CollectorsGroup heeft een hele reeks Vivatproducten ontwikkeld, te bestellen via www.collectorsgroup.nl of 035-69 41 685.
ALGEMEEN
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no V40531186. LIDMAATSCHAP
De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging
Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partners leden ontvangen één Bulletin). Ingevolge besluit van de Algemene Ledenvergadering 2005 zijn de contributies met ingang van 2006 als volgt vastgesteld: p gewoon lidmaatschap: ten minste € 60,- per jaar p echtpaar/partners lidmaatschap (twee personen): ten minste € 85,-per jaar p jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): ten minste € 20,- per jaar
p lid voor het leven: vanaf € 1.200,Leden die in een jaar in aanvulling op de contributie een gift van (ten minste) € 250,- doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
G E V E N O M K U N S T ? D E K U N S T VA N H E T G E V E N ! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekmogelijkheden voor de inkomsten- en successiebelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenkings- en successierechten. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling. Op welke wijze levert uw schenking meer op? p Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of periodieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200 per termijn. p Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van successierechten.
34
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
p U kunt door tussenkomst van de Vereniging Rembrandt een aanzienlijk bedrag aan successierechten besparen bij een zogeheten schenking of legaat aan derden vrij van rechten en kosten. Wij geven u hierover graag een nadere toelichting. p Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijkheid dat erfgenamen het successierecht gedeeltelijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunstwerken op een bepaald verzamelgebied. Nieuwe mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten.
Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000. Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor degenen, die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. In een Themafonds kunt u participeren vanaf € 5.000. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Drs H.M. Blankenberg, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de musea, die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
ALKMAAR • AMERONGEN •
Stedelijk Museum
•
Museum Meermanno
Kasteel Amerongen
•
Museum Mesdag
AMERSFOORT •
Museum Flehite
AMSTELVEEN •
Cobra Museum
AMSTERDAM •
Allard Pierson Museum
•
Amsterdams Historisch Museum
•
Bijbels Museum
•
Joods Historisch Museum
•
Museum Amstelkring
•
Museum het Rembrandthuis
•
Museum Willet-Holthuysen
•
Nederlands Scheepvaartmuseum
•
Pijpenkabinet & Smokania
•
Rijksmuseum
•
Stedelijk Museum
•
Stedelijk Museum Bureau Amsterdam
•
Tropenmuseum
•
Van Gogh Museum Paleis Het Loo - Nationaal Museum
APELDOORN •
GRONINGEN • HAARLEM •
•
Gemeentemusea
ARNHEM • ASSEN •
Drents Museum
ASTEN •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten Afrika Museum
BERG EN DAL •
BEVERWIJK • BREDA • BRIELLE •
’ S-HEERENBERG • Kasteel Huis Bergh
SCHIEDAM •
HELMOND •
• HEUSDEN A/D MAAS • HILVERSUM • HOORN • KATWIJK • LAREN • LEEK • LEENS • LEERDAM • LEEUWARDEN •
•
•
Fries Museum
Prentenkabinet der RijksRijksmuseum Het Koninklijk
De Pont, Stichting voor hedendaagse kunst
UDEN • UITHUIZEN • UTRECHT •
•
Museum voor Religieuze Kunst Menkemaborg Centraal Museum Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement
• VAASSEN • VELSEN-ZUID •
Museum Catharijneconvent Kasteel de Cannenburch Museum Beeckestijn
VLISSINGEN •
Zeeuws maritiem muZEEum
VOORBURG •
Museum Swaensteyn
VOORSCHOTEN •
Kasteel Duivenvoorde Gemeentemuseum
WIJHE •
Kasteel het Nijenhuis
Historisch Museum Den Briel
•
Stedelijk Museum De Lakenhal
WOERDEN •
Stadsmuseum Woerden.
Kasteel-Museum Sypestyn
ZAANDAM •
Museum van het Nederlandse
ZALTBOMMEL •
Maarten van Rossummuseum
Museum Kempenland Stedelijk Van Abbemuseum
LOOSDRECHT •
Bonnefantenmuseum
MARKEN •
Marker Museum
ZIERIKZEE •
Zeeuws Museum
•
NIJMEGEN • OTTERLO •
•
Museum Het Valkhof
ZUTPHEN •
Nederlands Tegelmuseum
PURMEREND •
Purmerends Museum
Rijksmuseum Twenthe
RIDDERKERK •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Gorcums Museum
ROERMOND •
Stedelijk Museum Roermond
Stedelijke Musea
ROTTERDAM •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis (Historisch Museum Rotterdam)
•
Haags Historisch Museum
•
Maritiem Museum Rotterdam
•
Koninklijk Kabinet van
•
Museum Boijmans Van Beuningen
Schilderijen Mauritshuis
•
Wereldmuseum Rotterdam/
Maritiem Museum Zierikzee Stadhuismuseum Museum Henriëtte Polak in De Wildeman
Kröller-Müller Museum
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2005
Uurwerk
Slot Zuylen
MIDDELBURG •
’ S-GRAVENHAGE • Gemeentemuseum Den Haag
35
Streekmuseum De Groote Sociëteit
TILBURG •
Museum Het Princessehof/ Museum Boerhaave
Fries Scheepvaart Museum
Rijksmuseum voor Volkenkunde
Museum Mr. Simon van Gijn
GOUDA •
TIEL •
•
Dordrechts Museum
GORINCHEM •
Nationaal Glasmuseum
Oudheidkundige Verzameling
Breda’s Museum
Gemeentemusea
ENSCHEDE •
Borg Verhildersum
Goud-, Zilver-, en Klokkenmuseum
WEESP •
MAASTRICHT •
ENKHUIZEN •
SNEEK •
Singer Museum Nationaal Rijtuigenmuseum
Stedelijk Museum
Belfort Sluis
Westfries Museum Katwijks Museum
Museum Het Tollenshuis
Rijksmuseum van Oudheden
Volkenkundig Museum Nusantara
•
SLUIS •
Rijper Museum In ‘t Houten Huis
•
•
EINDHOVEN •
Goois Museum
Penningkabinet
MAARSSEN •
•
Het Gouverneurshuis
universiteit •
SCHOONHOVEN •
Noordbrabants Museum
Nederlands keramiekmuseum LEIDEN •
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
DEVENTER •
Gemeentemuseum Helmond
’ S-HERTOGENBOSCH • SM’s
•
DORDRECHT •
DE RIJP •
Kasteel Rosendael
Museum Kennemerland
Museum Lambert van Meerten
DELFT •
Teylers Museum
ROZENDAAL •
RIJSWIJK (ZH) •
Het Markiezenhof
BERGEN OP ZOOM •
Frans Halsmuseum
NAi Nederlands Architectuurinstituut
Groninger Museum
Voerman Museum
HATTEM •
Museum Stad Appingedam
APPINGEDAM •
Museum voor Volkenkunde •
•
Stedelijk Museum
ZWOL LE •
Stedelijk Museum
In 2004 met steun van de Vereniging Rembrandt aangekochte werken:
AMSTERDAM
BEVERWIJK
ROTTERDAM
Scheepvaart Museum
Museum Kennemerland
Museum Boijmans Van Beuningen
penschilderij L. Backhuysen
Vissen, 1923 Handgeknoopt tapijt,
De maanden van het jaar,
ontwerp Jac. van den
1580-1581
Bosch
Hans Bol
AMSTERDAM
Rijksmuseum De landing van Scipio Africanus bij Carthago Michiel Coxie
DORDRECHT
Dordrechts Museum Portret van de eend Sijtcghen, 1647/1650 Aelbert Cuyp
ROTTERDAM
Museum Boijmans Van Beuningen Achilles vertoornd op Agamemnon, ca. 1630-1635 Peter Paul Rubens & Daniël Eggermans
AMSTERDAM
Rijksmuseum Burgemeester van Delft en zijn dochter, 1655 Jan Steen
DEN HAAG
Haags Historisch Museum Twee zilveren drinkschalen, 1571/1572
SNEEK/LEEUWARDEN
Fries Scheepvaartmuseum/ Ottema-Kingma Stichting
Joseph Maertensz.
Het ‘bloemenschip’ van
van [der] Hove
Jan de With, ca. 1746
AMSTERDAM
Rijksmuseum Twee bloempiramides van Delfts aardewerk,
HAARLEM
ca. 1695
Teylers Museum
Centraal Museum
De Veerpont, 1870
Twee terracotta’s van
Jacob Maris
UTRECHT
heiligen, 1759, 1760 Willem Hendrik van de Wall
AMSTERDAM
Allard Pierson Museum Vier Tarentijnse reliëfs,
HARLINGEN/
ca. 325 v. Chr.
LEEUWARDEN
Hannemahuis/OttemaKingma Stichting Verguld zilveren ARNHEM
Gelders Archief
dekselbokaal, 1691
UTRECHT
Centraal Museum Lattenleunstoel met zijstukken, 1918-1920 Gerrit Rietveld
W.A. Zeestra
De ‘Salon’ bij de beek op het landgoed Beekhuizen, 1814 D.J.T. Kerkhoff
VOORSCHOTEN MAASTRICHT
Bonnefanten museum De Zondeval, ca. 1530 Meester van Paulus en ASTEN
Barnabas
Nationaal Beiaardmuseum Bronzen klok uit de Dong Son-cultuur, ca. 3de eeuw v. Chr.
OTTERLO
Kröller-Müller Museum Relief mit gelbem Viereck 2, 1928 Kurt Schwitters
Stichting Kasteel Duivenvoorde Jacob Baron van Wassenaer, ca. 1690-1700 Willem van Mieris