Toespraak van wethouder Antoinette Laan bij de presentatie van het Cultuurplan 2013 – 2016 Dames en heren, Er zijn vaste momenten in de week en vaste hoogtijdagen in het jaar, maar de bijeenkomst van vandaag heeft een ander ritme. Eenmaal in de vier jaar komt de top van de Rotterdamse cultuursector bij elkaar bij de presentatie van het nieuwe Cultuurplan, hier in de Burgerzaal van Rotterdam. Hartelijk welkom allemaal, Welkom bij de presentatie van het nieuwe vierjarenplan kunst en cultuur. Dat lijkt een term uit een andere periode, uit een ander land. Een land en een periode waarin kunst en cultuur vanuit de overheid werden gedomineerd. Gelukkig komt kunst in ons land en in onze tijd op een andere manier tot stand. De overheid geeft de kaders, de sector doet voorstellen en adviseert, de politiek legt accenten en de sector zorgt voor de uitvoering. Dat is onze manier van werken. De kaders die we voor de komende vier jaar hebben meegegeven, zijn knellend én ruimtegevend. Knellend als het gaat om budget en ruimtegevend waar het de inhoud betreft. Knellend, omdat in deze tijden van teruglopende overheidsbudgetten pijnlijke maatregelen moeten worden genomen. Niet alleen in onze sector. Er wordt op dit moment stevig bezuinigd op velerlei gebied, niet in het minst in onze eigen gemeentelijke organisatie.
1
Het zijn pijnlijke processen en zware tijden, u weet daar alles van, maar de omstandigheden maken dat het niet anders kan. ‘Beter met minder geld’ daar gaat het om. Dat lukt alleen als we beter samenwerken en minder op eigen kompas varen. ‘Beter met minder geld’ begint met een beter beeld van wat we met elkaar willen bereiken. De accenten die we voor dit cultuurplan neerlegden zijn wat dat betreft helder en inspirerend. De kernpunten die voor de sector werden aangegeven zijn: talentontwikkeling, ondernemerschap en een levendige stad. Rotterdam is een jonge stad dus daar liggen kansen. De stad kan mensen in de lift zetten en naar een hoger niveau tillen, want de stad biedt zoveel mogelijkheden. Hier vinden we alle ingrediënten voor sociale stijging: scholing, universiteiten, creatieve industrie, onderzoeksinstellingen, culturele instellingen, kunst en cultuur. De stad heeft zo veel te bieden! Een prachtig voorbeeld is de tentoonstelling Yin en Jan, die het Maritiem Museum vorig jaar organiseerde. Daar kon je zien hoe de Chinese en Nederlandse cultuur elkaar hebben beïnvloed. Want zonder Chinees porselein was er nooit Delfts Blauw geweest. De Hollanders hadden cartografische kennis en de Chinezen ontdekten het kompas. Die twee zijn essentieel voor de ontwikkeling van de zeevaart. Door samenwerking groeiden hun havens, en die havens zijn nu de grootste van de wereld. Onlangs is de tentoonstelling verscheept naar het China Maritime Museum in Sjanghai en binnenkort wordt daar de tentoonstelling ‘Routes, from the Netherlands’ officieel geopend.
2
Dit soort activiteiten vanuit de sector zijn van onschatbare waarde voor de toekomst van onze stad. We zien dat steeds meer instellingen de richtinggevende criteria meenemen bij het opstellen van hun plannen. Dat is goed, want dat levert een gemeenschappelijk idioom, en dus een stevige basis voor samenwerking. Het gaat om de jeugd, het gaat om de economie, het gaat om de stad. Het wezen van de economie is vooruitgang, het wezen van de jeugd is hun groei, en het wezen van de stad is verandering.
Dames en heren, U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik niet alles heb gelezen van de filosoof Pieter Sloterdijk, en dat ik, van wat ik heb gelezen, niet alles heb begrepen. Maar er is een beeld in zijn verhaal dat mij heel helder is bijgebleven. Dat is waar hij Rainer Maria Rilke aanhaalt in het gedicht Archaïscher Torso. Hij beschrijft daarin het borstbeeld van Apollo, een groot brok steen zonder hoofd, zonder armen, zonder benen. Maar de schoonheid van de hals, de schouders en de borst is voor de dichter zo overweldigend, dat hij al dat gebrek vergeet. Hij is zelfs zo onder de indruk dat hij het idee heeft, dat niet hij het beeld aankijkt, maar dat het beeld zonder hoofd, en zonder ogen, hem aankijkt. Want hij zegt: in dat glimmende beeld “ist keine Stelle, die dich nicht sieht.”
3
Dat is wat kunst kan doen. Zo prachtig zijn, zo schitterend, dat het alles omdraait. Dat het de wereld op zijn kop zet. Dat het je raakt en dat het je aanzet. Tot wat? Tot verandering! Ik lees de laatste zes regels van het sonnet van Rilke voor om u te laten horen hoe dwingend het beeld, of eigenlijk, het gedicht over het beeld, die conclusie formuleert.
Sonst stünde dieser Stein entstellt und kurz unter der Schultern durchsichtigem Sturz und flimmerte nicht so wie Raubtierfelle; und bräche nicht aus allen seinen Rändern aus wie ein Stern: denn da ist keine Stelle, die dich nicht sieht. Du mußt dein Leben ändern. Dat hele gedicht over de Torso loopt toe naar één allesomvattende conclusie, voor Rilke de opdracht voor zijn leven: Du mußt dein Leben ändern. Vernieuwing, groei, verandering dat is de hoogste opdracht die kunst ons kan geven. Kunst kan ons aanzetten tot verandering. En om dat te kunnen moet kunst ook zelf voortdurend veranderen. We zijn bezig met dat proces. En we hebben de goede lijn te pakken. Dat blijkt ook uit het advies dat de Raad voor Kunst en Cultuur formuleerde. Vandaag wil ik mijn grote waardering uitspreken voor het werk en het advies van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur. Hun werk was zeer nauwgezet en transparant. In het advies zijn geen keuzes ontlopen. Zij hebben zich niet bediend van
4
de kaasschaaf, maar van heldere criteria en een eenduidige meetlat. De activiteiten van de instellingen zijn zo objectief mogelijk beoordeeld en in alle eerlijkheid is vastgesteld waar te veel zitvlees is gegroeid. Voor sommige instellingen zijn de conclusies hard en zuur. Dat besef ik maar al te goed. Maar het cultuurplan dat nu voor ons ligt geeft wel hoop op een betere toekomst. Het stadsbestuur was zeer blij met het advies. En we hebben het in grote lijnen ook overgenomen. Maar het college heeft ook eigen afwegingen gemaakt, kijkend naar de ontwikkelingen in de stad en kijkend naar de omstandigheden in de verschillende sectoren en portefeuilles. We willen de samenwerkingsinitiatieven en veranderplannen die zich op dit moment ontwikkelen zo goed mogelijk ondersteunen. Bijvoorbeeld bij het Luxortheater en rond Museum Rotterdam. Daar willen we extra in investeren. Daarnaast is het Stadsbestuur van mening dat een jongerenstad als Rotterdam meer te bieden moet hebben op het gebied van popmuziek. Rotterdam moet bieden wat jonge mensen aanspreekt. Ook op dit punt wijken we af van het advies van de RRKC. We geven extra geld aan de popsector. We willen niet investeren in nieuwe ruimten en podia, maar wel in programmering. Ook op dit punt is samenwerking het sleutelwoord. Dames en heren, het voorstel van ons is naar de raad. In commissies wordt de komende tijd gediscussieerd over de plannen. Vervolgens zal de gemeenteraad, het hoogste orgaan in onze gemeente, er zijn goedkeuring aan moeten geven. Daarna ligt het voortouw bij u. En ik hoop dat de samenwerkingsbereidheid die er nu is, zal worden voortgezet, 5
Profiteren van elkaars middelen en van één en één drie maken. Dat is de formule om de teruggang in budget op te vangen. We zitten weer op het niveau van vier jaar geleden, en ook met dat geld, en met alle andere bronnen die aangeboord kunnen worden, kan iets moois worden neergezet. Samenwerken lukt alleen als we ruimte bieden voor de ander, als we niet de waarheid voor onszelf pachten. Jan Tinbergen, de grote man van de Economische Hogeschool, de voorloper van de Erasmus Universiteit, de man ook die in 1969 de Nobelprijs ontving zei ooit: 'Het komt zelden voor dat van twee opinies er slechts één juist is, en de ander fout. In de meeste gevallen vormen beide deel van de waarheid. Als regel sluiten de twee opinies elkaar niet uit. Samenwerken is elkaar de waarheid gunnen. Waarheid is geen vast punt. Waarheid is een brede rivier waarin vele meningen kunnen zwemmen. En versta me goed: kunst hoeft niet altijd tot die rivier te behoren. Liever niet zelfs. Kunst mag stenen in de rivier gooien om de loop te veranderen of nieuwe stromingen te vormen. Kunst kan niet vaak genoeg leiden tot opgetrokken wenkbrauwen. Kinderen die opgroeien moeten weten dat er naast Justin Bieber ook een Johann Sebastian Bach bestaat. Kunst moet niet alleen behagen maar ook plagen. Kunst heeft zijn eigen waarheid. De enige eis die ik aan kunst zou willen stellen, is dat zij zich verhoudt tot de samenleving. Dat zij zich niet vér houdt van de samenleving, maar dat zij zich verhoudt tot de samenleving.
6
Dames en heren, We staan voor een nieuw seizoen vol kunst en cultuur. En we staan voor een nieuwe periode van vier jaar, waarin we samen aan de slag gaan. Ik ben trots op wat wij als stad te bieden hebben. En laten we vooral trots zijn op wat we elkaar te bieden hebben. Ik wens u daarbij heel veel succes.
7