Toespraak Voormiddag van de Overdracht
Mijnheer de Vice-Eerste Minister
Heren Voorzitters, Dames en Heren,
Uw aanwezigheid vanmorgen getuigt van het belang dat u schenkt aan de belangrijke kwestie van de overdracht van bedrijven. Ik dank u ten zeerste hierom. De overdracht betreft inderdaad volgens mij een belangrijk element van de economische ontwikkeling en het welslagen daarvan voor ons land. En meer bepaald voor de kleine en middelgrote bedrijven.
Op Europees vlak schat men inderdaad het aantal bedrijven op zo’n 610.000 dewelke in de vijf komende jaren van de ene op de andere persoon zullen moeten overgaan. En dit omdat hun leider einde loopbaan is. Dit vertegenwoordigt qua werkgelegenheid niet minder dan 2,1 miljoen personen. 720.000 bedrijfsleiders zijn 50 jaar oud of ouder. Meer dan 120.000 zijn 60 jaar oud of ouder. Ongeveer 40 % behoren tot de sectoren van handel en horeca en 57 % der bedrijfsleiders van meer dan 50 jaar oud werken alleen.
Zonder u murw te slaan met cijfers illustreren deze, zo lijkt me, toch de omvang van deze uitdaging en het belang van de kwestie. Des te meer daar we weten dat met de vergrijzing van de bevolking het verschijnsel nog groter zal worden de komende jaren. Zodoende zullen ongeveer 30 % van de Europese bedrijven hiermee te kampen hebben, en dit op korte of middellange termijn. 6,3 miljoen betrekkingen zouden zo hiermee begaan zijn.
De Belgische tendens is overeenkomstig met deze vooruitzichten aangezien het aantal zelfstandigen tussen de 45 en 65 jaar met 13 % is gestegen tussen 1996 en 2000. In dezelfde tijdspanne vertoonde het aantal ondernemers van minder dan 30 jaar een vermindering met 28 % terwijl 45 % van de KMO-leiders meer dan 50 jaar oud zijn. Terwijl men nu de mond vol heeft van het opwekken van ondernemingszin stoten deze
1
cijfers mij des te meer tegen de borst wanneer men vaststelt dat 96 % van de overgelaten bedrijven 5 jaar later steeds actief zijn en dat zij intussen tussen de 5 en de 7 betrekkingen hebben gecreëerd. In vergelijking is de overlevingskans van de opgerichte bedrijven, op het einde van deze 5 zelfde jaren slechts 50 %. Deze opgerichte bedrijven scheppen eveneens minder jobs aangezien slechts twee betrekkingen na vijf jaar werden opgericht.
Alleen voor het jaar 1998 betrof de overname van bedrijven van meer dan 10 loontrekkenden, dat is 1.600 bedrijven, 52.000 loontrekkenden op het ogenblik van de overname.
Parallel met deze verheugende vaststelling tonen de waarnemingen dat 10 % van de faillissementen als oorsprong een slechte overdracht hebben. In de praktijk stelt men te vaak vast dat het de opruststelling is die de overdracht in gang zet. Te vaak ging er geen diepgaande bezinning aan vooraf.
Een groot gedeelte van de sluitingen der bedrijven kan dus worden uitgelegd door een slechte voorbereiding van de overdracht of zelfs door elke afwezigheid hiervan. Aangezien we weten dat 23 % van de Waalse (en Belgische) KMO-leiders ouder zijn dan 55 jaar en dat ideaal een overdracht tussen de 5 en de 10 jaar voorbereiding vereist, alsook bezinning, is het dus van het grootste belang dat men zich interesseert voor de problematiek van de overdracht, en in dezelfde mate als voor de oprichting van nieuwe KMO.
Welnu, een studie uit 1996 toont aan dat 64,10 % van de KMO leiders die ouder zijn dan 55 jaar de vraag van de overdracht nog buiten beschouwing hebben gelaten. Waar 14 % van de leiders toegeven dat ze er reeds aan gedacht hebben en schikkingen te hebben genomen, bereiden 68 % van d bedrijven hun opvolging helemaal niet voor. Als men de vooruitzichten van de Europese Commissie extrapoleert tot Wallonië, zou men dus kunnen besluiten dat zo’n 18.000 bedrijven de komende 15 jaren zouden kunnen verdwijnen omdat de nodige schikkingen voor hun overdracht niet werden getroffen. Op Belgisch vlak zou het 62.000 bedrijven betreffen.
2
Talrijke vaststellingen werden deze morgen reeds geuit om het belang van het probleem te duiden. Het gebrek aan begeleiding, het profiel van de bedrijven, de te grote concentratie op de oprichting van bedrijven ten nadele van potentiële overnemers, de vaststellingen zijn gekend en worden gedeeld. De voorstellingen van oplossingen zijn daarentegen talrijk en liggen ter discussie. Wat mij betreft moet men een grote actie inzake sensibilisatie en opleiding op het getouw zetten: voor de actoren op het terrein, voor het vrijwaren van het erfgoed en de bestaande knowhow, maar ook en vooral voor de noodzaak de overdracht tijdig genoeg voor te bereiden.
Ook de openbare instellingen geldt dit, zonder onderscheid: sectoriële federaties, VDAB, handelsrechtbanken, INVESTS, gemeenten, intercommunales inzake ontwikkeling, fiscale administratie, leiders van privé-instelingen, sectoriële federaties, kamers van koophandel,
notarisverenigingen,
vakbondsleiders,
schooldirecteurs,
universiteits-
rectoren, boekhouders, accountants, bedrijfsrevisoren, bankiers, hoofdredacteurs van de pers, geschreven of gesproken: al deze instellingen beïnvloeden de omgeving van het bedrijf.
In een netwerk zouden ze aldus een aantal initiatieven kunnen nemen om op federaal niveau een samenhangend geheel van sensibilisatie op te richten.
Voorbeelden:
-
Een centrum voor uitmuntendheid inzake overdracht oprichten
-
Werktuigen ter beschikking stellen om een diagnose op te stellen over de toestand van hun bedrijf
-
Een beter circulatie en verspreiding van de bestaande informatie, onder meer qua ervaringen, gelukt of niet.
-
Een observatorium van de toestand en perspectieven op 5 ja zelfs 10 jaar, met permanente evaluatie van het aantal bedrijven die in aanmerking komen rekening
3
houdende met de leeftijdspiramide maar ook met de toegevoegde waarde, betrokken betrekkingen. -
Een overdrachtsportal oprichten
-
Seminarie beleggen over verschillende manieren van overdracht.
Er ontbrak volgens mij een echt Kenniscentrum inzake overdracht met twee specifieke doelen: opzoeking sturen over de kennis van de aspecten en aannemen van een prospectieve aanpak inzake onderzoek ernaar om een wetenschappelijke bewaking van het verschijnsel te garanderen.
Informatie over de zelfstandigen, ondernemers, KMO (op economisch vlak, sociaal vlak, fiscaal vlak, financiering,…) evenals een werktuig van vooruitzichten ter zake. Dit alles is wezenlijk om de ontwikkeling van de economische activiteit te monitoren en om dit aan te moedigen door een aangepast beleid.
We willen geen nieuwe instelling scheppen, maar wel de ervaring van het Participatiefonds benutten die 20 jaar lang actief is opdat het Centrum geïntegreerd wordt in de opdrachten van deze instelling. In 2005 zal hiertoe een wetenschappelijke hooggeschoolde ploeg worden ter beschikking gesteld. De informaticamiddelen van het Fonds zullen ook worden uitgebouwd (networking, database, website).
Project inzake ontmoeting tussen vraag en aanbod inzake overdracht
Als we vaststellen dat het moeilijk is een kandidaat overnemer te vinden, dat er geen centrale gegevensbank hierover bestaat, dan kunnen we er eentje inbeelden om kandidaten in contact te laten treden met een verouderend management, alsook met ondernemers die een zaak willen overnemen.
Het zijn de kleine bedrijven van minder dan 10 loontrekkenden die het meest worden geschrapt, zo’n 18,04 % elk jaar, en deze zouden natuurlijk de doelgroep vormen.
4
Een database van deze familiebedrijven zou aldus kunnen worden opgericht. Het zijn bedrijven met een familiaal aandeelhouderschap en met een senior management. Instellingen zoals de kruispuntbank zouden deze rol kunnen vervullen, aangezien zij over de informatie beschikken. Sommige familiale bedrijven zouden aldus in het oog springen die binnen de 10 jaar van eigenaar zullen moeten veranderen en die te weinig solvabel zijn, nieuwe middelen zullen zoeken.
Parallel hiermee zal er dan een databank met kandidaat overnemers worden aangelegd. Beheerd door een overheidsinstelling, zou deze evenzeer een pro-actieve functie kunnen vervullen van individuele contactopname met de bedrijven om na te zien of de leiders effectief hun bedrijf wensen over te laten.
Ontmoetingen zouden kunnen georganiseerd worden met de bedrijfsleider die zijn bedrijf wilt overlaten, zo kan men zich een gedacht maken van de vragen die hij zich stelt bij overdracht. Heeft hij een opvolger? Heeft hij hulp nodig om een kandidaat overnemer te vinden? Wilt hij een opwaardering van zijn bedrijf? Moet hij begeleiding hebben om zijn know-how aan zijn opvolger door te geven?
Men zou zelf zich kunnen voorstellen dat de bedrijfsleider en zijn opvolger begeleid zouden worden in functie van hun behoeften en de diensten die zij wensen te gebruiken.
Dus een begeleiding in tijd om de opvolgers te coachen in de analyse
van de
verschillende facetten van een familiaal bedrijf. Dat impliceert met name dat zij in contact worden gesteld met de bevoegde instellingen. Het lijkt misschien eenvoudig maar in werkelijkheid is dat een zeer zware klus.
Ik denk hierbij aan de oprichting van een plaats, zelfs virtueel, waar kandidaten die hun bedrijven willen overlaten en overnemers elkaar kunnen ontmoeten. In België bestaan er initiatieven op regionaal- en provinciaalvlak maar er ontbreekt wel een centraal punt op federaal vlak dat al die initiatieven verzamelt.
5
Juist daarom zou ik graag willen dat wij nadenken over de manier waarop een synergie zou kunnen ontstaan tussen wat er al bestaat op dat vlak in Vlaanderen, Wallonië of samen met UNIZO of de Sowalfin bijvoorbeeld.
Ik vraag mij ook af in welke mate het niet wenselijk of zelfs noodzakelijk is de aandacht van starters te vestigen op het feit dat het soms eenvoudiger is om een bedrijf over te nemen. Een bedrijf starten is soms een veel zwaardere uitdaging.
Een centrum, een contactpunt, en ik ben er van overtuigd, is misschien een sleutel om de juiste keus te maken en dat rekening houdende met de wensen van de overdrager.
Ziehier Dames en Heren, dat waren dus de projecten waarover ik jullie wou inlichten. Het debat is natuurlijk open en deze voormiddag illustreert het. Ik zou de drie instituten in het bijzonder willen bedanken voor hun medewerking aan de verbetering van deze belangrijke procedure van overdracht van onderneming.
Ik dank u voor uw aandacht.
Sabine Laruelle
6