1 MATTEÜS 5: 1 - 12 in twee vertalingen Eerste lezing uit de BIJBEL IN GEWONE TAAL (Ned. Bijbelgenootschap)
Toespraak van Jezus op de berg Jezus vertelt over het echte geluk Toen Jezus al die mensen zag, ging hij een berg op. Daar ging hij zitten. Zijn leerlingen kwamen bij hem. Jezus begon zijn leerlingen uitleg te geven over de nieuwe wereld. Hij zei: ‘Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben. Want voor hen is Gods nieuwe wereld. Het echte geluk is voor mensen die verdriet hebben. Want God zal hen troosten. Het echte geluk is voor mensen die vriendelijk zijn. Want aan hen zal God de aarde geven. Het echte geluk is voor mensen die doen wat God wil, en die dat het allerbelangrijkste vinden. Want God zal hun moeite belonen. Het echte geluk is voor mensen die goed zijn voor anderen. Want God zal goed zijn voor hen. Het echte geluk is voor mensen die eerlijk zijn. Want zij zullen God zien. Het echte geluk is voor mensen die vrede sluiten. Want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Het echte geluk is voor mensen die lijden omdat ze doen wat God wil. Want voor hen is Gods nieuwe wereld. Het echte geluk is voor jullie. Jullie zullen het moeilijk hebben omdat je bij mij hoort. Misschien schelden de mensen je uit, of willen ze je gevangennemen. Misschien vertellen ze allerlei leugens over je. Als dat gebeurt, moet je blij zijn en vrolijk. Want jullie krijgen een grote beloning in de hemel. De profeten van vroeger werden net zo slecht behandeld als jullie nu.’
Tweede lezing uit de NAARDENSE BIJBEL in de vertaling van Pieter Oussoren Maar als hij die scharen ziet klimt hij het bergland in; als hij gaat zitten komen zijn leerlingen tot hem. Toen heeft hij zijn mond geopend en hen onderricht; hij heeft gezegd: zalig de armen van geest, want van hen is het koninkrijk der hemelen; zalig wie treuren, want zij zullen worden getroost; zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven; zalig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen worden verzadigd; zalig de barmhartigen, want zij zullen erbarming ondervinden, zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien; zalig wie vrede sluiten, want zij zullen zonen van God genoemd worden; zalig wie worden vervolgd vanwege een rechtvaardige zaak, want van hen is het koninkrijk der hemelen; zalig zijt ge wanneer ze u zullen beschimpen en vervolgen en al wat boos is zullen zeggen, tegen u vals getuigend vanwege mij; verheugt u en jubelt, want in de hemelen is uw loon groot; zó immers hebben ze de profeten vóór u vervolgd!
2 Gemeente van onze
Heer Jezus Christus, Bijbelvertalers hebben het niet makkelijk. Ze doen het
nooit goed. Ze één z’n
doen het nooit goed in de ogen van de mensen: de bejubelt een bepaalde vertaling, terwijl een ander wenkbrauwen fronst, wanneer hij dezelfde vertaling ter hand neemt. Sommigen onder ons loven de Tale Kanaäns van een Statenvertaling; anderen kunnen niets met woorden als ‘goedertierenheid’, ‘zwerk’ en ‘ baaierd’.
Die laatste groep Bijbellezers vindt begrijpelijke taal belangrijk. Dat je tenminste kunt volgen wat er geschreven staat. Geen moeilijke en ouderwetse woorden, maar vloeiende, aansprekende taal. ’t Liefst de taal van nu. Maar er zijn er die vrezen dat door zo’n vlotte vertaling allerlei taalschatten verloren gaan. Bijbelvertalers doen het nooit goed. Op elke Bijbelvertaling is wel wat aan te merken. Op deze Nationale Bijbelzondag wil ik eerst die Bijbelvertalers prijzen, die toch steeds maar weer aan de slag gaan, aan de taalslag, om de oude verhalen zo te vertalen dat mensen er iets mee kunnen. Wij danken onze kennis over de Bijbel aan hen. We kennen de verhalen, omdat mensen ze ooit hebben omgezet van de ene, voor ons onbegrijpelijke taal, naar die van ons. We zouden de zaligsprekingen of de gelukkigprijzingen nooit hebben leren kennen, wanneer vertalers er niet eerst mee geworsteld hadden hoe deze woorden het beste omgezet zouden kunnen worden. Ja, ‘ geworsteld’. Want Bijbelvertalers doen het nooit goed. En dan bedoel ik niet in de ogen van de mensen, maar in een andere zin. Bijbelvertalers zitten er altijd tussenin: tussen de ene taal en de andere. Da’s een moeilijke positie: je ziet aan de ene kant de taal die je vertalen moet, en aan de andere: de taal waarin een tekst omgezet moet worden. Dat kun je niet zomaar, klakkeloos doen. Je moet zoeken naar woorden om het taaleigene van het, in ons geval, Grieks van Matteüs vast te houden in de woorden die je kiest uit de Nederlandse woordenschat. Ze zitten er altijd tussenin: tussen de brontaal én de doeltaal. De brontaal is de benaming van de oorspronkelijke taal waarin de verhalen geschreven zijn, het Hebreeuws, Aramees of Grieks, de drie talen waarin de Bijbel geschreven is. De doeltaal is de taal van je vertaling, het Nederlands of Swahili of Chinees. Als vertaler dien je eerst een keuze te maken: leg je het accent op de brontaal of de doeltaal? Probeer je in je vertaling zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke taal te blijven door woordkeus en zinsconstructies (die soms anders zijn dan in het Nederlands), of kies je ervoor om er in je vertaling vóór alles voor te zorgen dat je toekomstige lezers de tekst zonder veel moeite lezen kunnen? Geen ingewikkelde woorden, geen abstracte begrippen, geen moeilijke woordbeelden, maar korte zinnen en, waar nodig, omschrijvingen van een bepaald begrip, soms een vrije vertaling. Je moet kiezen: zowel de brontaal als de doeltaal hooghouden kan niet! Je moet op z’n minst een compromis sluiten. Er zijn vertalers die kiezen voor de brontaal. Dat zijn de mensen die het van belang vinden dat de oorspronkelijke taal doorklinkt in de vertaling. Dat levert niet altijd goed en vlot leesbaar Nederlands op. Je hoort, al lezende, dat er een andere taal aan de tekst ten grondslag ligt.
3 Andere vertalers proberen de oorspronkelijke bedoeling van een tekst in verstaanbare taal om te zetten. Daarbij nemen ze het risico van een zekere verkleuring, vervorming, vervlakking: bepaalde betekenislagen verdwijnen. Het is makkelijk leesbaar geworden – dat is de winst – , maar lezers zullen niet zo gauw meer achter bepaalde woorden en uitdrukkingen kunnen kijken om daar geheimen te ontdekken. Vanmorgen hebben we twee vertalingen naast elkaar gelegd: het eerste gedeelte van Matteüs 5 zoals dat vertaald is in de Bijbel in Gewone Taal, een zeer recente uitgave van het Nederlands Bijbelgenootschap, én in de vertaling van Pieter Oussoren. De Bijbel in Gewone Taal (de BGT) richt zich op mensen van nu. De doeltaal gaat hier voorop. Oussoren laat de brontaal in zijn vertaling doorklinken. In de Zondagsbrief staan beide vertalingen naast elkaar om ze goed met elkaar te kunnen vergelijken. Je zou aan de bespreking van de verschillen een hele avond kunnen besteden. Ik kan nu slechts hier en daar iets aanduiden. In de komende Samen Verder kunt u er meer over lezen. Het eerste wat opvalt: Boven de tekst staat in de BGT-vertaling in dikke letters ‘Toespraak van Jezus op de berg’ en in kleine letters ‘Jezus vertelt over het echte geluk’. Men heeft ervoor gekozen de tekst in overzichtelijke tekstblokken aan te bieden. De vetgedrukte woorden wijzen op een groot onderwerp; de kleine letters: op een onderdeel van zo’n groot onderwerp. De lezer weet nu dat het over een toespraak van Jezus gaat. Eerst spreekt Hij kennelijk de mensen toe over echt geluk. Dan volgt de rest van zijn toespraak. Dit is overzichtelijk. Het is meteen duidelijk. Maar je zou ook kunnen zeggen, dat men de Schrift niet zelf laat spreken. Men verklapt al waar het over gaat. Het lezen is nu slechts een bevestiging geworden en geen ontdekkingstocht. Daar komt nog bij dat men Jezus’ woorden een ‘toespraak’ noemt. Even later vertaalt men, dat Jezus zijn leerlingen ‘uitleg geeft’. Oussoren vertaalt met ‘onderricht’. Jezus leert hier. Het is geen al dan niet vrijblijvende toespraak, maar een leerrede. Dit móeten jullie leren! We blijven leerlingen; we zijn geen luisteraars naar een toespraak waarin iemand iets uitlegt. Een gelovige is en blijft leerling. Ziet u, dat door het modern te zeggen – begrijpelijk voor iedereen – hier iets van het dringende appèl verloren gaat? Er staat niet voor niets in het Grieks: ‘didasko’, Jezus leerde. Dit is kennis die je je eigen moet maken. Geen toespraak met een al dan niet boeiende uitleg. Zijn de vertalers bang, dat moderne lezers afhaken, als ze ‘leerlingen’ worden genoemd? We willen misschien wel ten diepste geen leerling zijn. We willen niet meer op onze tenen gaan staan om een hogere waarheid te kunnen aanraken. Alles moet toegesneden worden naar onze eigen maat. Dan is het behapbaar. En dan willen we wel toehappen. Maar het moet vooral niet moeilijk worden…
4 Hoe het ook zij, Jezus geef les, geeft, zo u wilt, uitleg over… ja, waarover eigenlijk? Oussoren zegt niet waarover Jezus zijn leerlingen onderricht. Dat zal nog moeten blijken. In de BGT horen we meteen waarover Jezus uitleg gaat geven. Dat is wel een stuk duidelijker. Hij zal gaan praten over de ‘nieuwe wereld’. ‘Jezus begon zijn leerlingen uitleg te geven over de nieuwe wereld.’ Maar dat is een invulling van de vertalers, een bondige samenvatting van wat volgt. Ze breiden hier de tekst uit met eigen woorden. Bij Oussoren kom je er pas gaandeweg achter waarover Jezus zijn leerlingen onderricht. Het heeft alles te maken met ‘het koninkrijk der hemelen’. Maar dat ontdek je pas al lezende in de tekst. In de BGT wordt het je meteen al voorgeschoteld. Het zal gaan over de nieuwe wereld. Een stuk duidelijker, maar wel een ingreep van jewelste. Mag een vertaler woorden toevoegen om de tekst te verduidelijken? De BGT helpt de lezer op weg, maar vult hier zaken aan die er niet staan. In het Grieks had ook kunnen staan waarover Jezus zijn leerlingen zou gaan onderrichten. Maar daar blijft die opmerking achterwege. Ik denk vanwege het feit, dat je eerst de tekst door moet, dat je je de tekst eerst eigen dient te maken om dan zelf tot de conclusie te komen, dat het gaat over… Ja, waarover gaat het nu eigenlijk? ‘Over de nieuwe wereld’ zegt de BGT. Dat is, gemeente, een vertaling van het Griekse ‘basileia thoon oeranoon’, wat, als je het letterlijk vertaalt, het ‘koninkrijk van de hemelen’ betekent. Oussoren vertaalt deze woorden ook zo: ‘zalig der armen van geest, van hen is het koninkrijk der hemelen.’ De vertalers van de BGT vinden echter, dat moderne mensen niets meer kunnen met het begrip ‘koninkrijk der hemelen’. Bij een koninkrijk denken ze aan het ‘Koninkrijk der Nederlanden’; bij ‘de hemel’ kunnen mensen-anno-nu zich helemaal niets voorstellen (en al helemaal niet bij het meervoud ‘hemelen’ – àls er dan een hemel zal zijn, dan is eentje wel genoeg, toch..?). Daarom hebben ze gezocht naar een duidelijker term en zijn ze uitgekomen op ‘de nieuwe wereld’. Dit zal voor sommigen een zeer afgezwakte vertaling zijn. Want wat gaat er niet allemaal verloren? Nou, dit: Bij ‘koninkrijk’ hoort een ‘koning’. Koninkrijk verwijst naar dè koning, naar God. Het gaat over zijn koningschap, zijn heerschappij. In de term ‘de nieuwe wereld’ horen we niets meer over deze koning. De wereld is weliswaar nieuw geworden, maar wie er heerst, weet geen mens. ‘De nieuwe wereld’ of ‘het koninkrijk’, wat mij betreft nog met een hoofdletter ‘K’ geschreven ook. Maar misschien is het Grieks nog beter te vertalen met ‘koningschap’ of ’heerschappij’. Jezus geeft hier onderricht over de heerschappij van de hemelen. Wat er precies gebeurt, wanneer God koning zal zijn en zal heersen over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. God zal alles anders doen zijn. Wauw, dàt is een spannend gebeuren! Veel spannender dan ‘de nieuwe wereld’. Ja, de wereld wòrdt wel nieuw, maar als resultaat van Gods koningschap. Onder zijn heerschappij wordt alles nieuw.
5 De vertalers van de BGT stappen als het ware over Gods koningschap heen door de lezers al meteen te vertellen over de uitwerking van Gods heerschappij. Het wordt ‘een nieuwe wereld’. God is in deze term slechts verborgen aanwezig. Nu zou u kunnen zeggen: “Ach, wat doet dit er nu toe? Het begrip ‘nieuwe wereld’ is toch ook mooi? Ik verlang wel naar zo’n nieuwe wereld.” Ja, het is wel een aansprekende vondst van de vertalers, maar er gaat ook heel wat verloren. De doeltaal drukt hier de brontaal op de tweede plaats. Bij ‘de nieuwe wereld’ weet ik niet, dat dit alles te maken heeft met God. En dàt moet ik als leerling toch wel weten, dat mag ik vertrouwen, daaruit mag ik leven, ja, zelfs mee sterven. Ik hoop ooit te kunnen sterven, niet met het zicht op een nieuwe wereld (want ‘de wereld’ ga ik juist dan verlaten), maar met het zicht op het Koninkrijk. Voelt u het verschil? Het is meer dan een nuanceverschil… ‘De nieuwe wereld’ doet mij denken aan de aarde. Als het Koninkrijk van God echter op het spel staat, zijn aarde èn hemel erbij betrokken. Dan is dit woord van kracht in leven en sterven. Dan kan ik de oude wereld achter mij laten, misschien wel teleurgesteld dat het geen nieuwe wereld is geworden, maar dan ga ik vol vertrouwen de grote Koning tegemoet. Matteüs zegt, dat het ‘Koninkrijk’ zich zal manifesteren; niet een nieuwe wereld. En dan nog iets: ‘de nieuwe wereld’ of ‘het koninkrijk der hemelen’. Hemel in meervoud. Over de hemel wordt in de nieuwe wereld niet gesproken; over ‘hemelen’ al helemaal niet. Hier gaat een mooi Joods inzicht verloren. ‘Hemelen’, ‘hemel’ in meervoud, duidt op Gods dubbele aanwezigheid: Hij bewoont de hemel, dat is zijn thuis, maar Hij is ook aanwezig op aarde, tussen mensen. Er is dus een hemel op aarde. ‘Hemelen’: om aan te duiden, dat God daar én hier is, op bergen en in dalen, in het Vaderhuis en op Moeder Aarde. Er zijn – God zij dank – twee hemelen! De heerschappij van die hemelen zal er zijn, daar en hier, in de hemel en op aarde. ‘De nieuwe wereld’ verklapt dit geheim niet. En dan nog iets. Matteüs zegt hier niet: ‘het koninkrijk van God’ – een term die andere evangelisten vaker gebruiken. Matteüs is Jood en schrijft aan Joodse lezers. Hij weet, dat zijn lezers de Godsnaam nooit uitspreken. Om over God te kunnen spreken, gebruiken ze de term ‘Adonai’, ‘Heer’ of een omschrijvende term: ‘ hemel’ of ‘hemelen’. Waar dat staat, weet je, dat het over God gaat, wiens Naam je niet noemt, uit eerbied en in het besef van jouw kleinheid ten opzichte van die hoogste Majesteit. Deze eerbied straalt niet uit het begrip ‘nieuwe wereld’. Kortom, het is wel een duidelijk begrip, maar er gaat ook veel verloren. Dan tenslotte nog waar het allemaal over gaat: over ‘echt geluk’. ‘Echt geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben.’ Niet ‘ Zalig de armen van geest’. Hier is al het nodige over gezegd en geschreven. Gaat het werkelijk over ‘echt geluk’?
6 In de toelichting op de vertaling van de BGT zegt men terecht: “‘Zalig’ is een ouderwets woord geworden. Bovendien wordt het veelal gebruikt voor mensen die overleden zijn. De weergave met ‘zalig’ wekt daarmee de suggestie dat het gaat om een gelukkige staat in het hiernamaals, maar dat is primair niet de bedoeling van de zaligsprekingen.” Men vertaalt met ‘echt geluk’ om aan te geven, dat het om meer dan ‘gewoon, alledaags geluk’ gaat. Het is van een andere orde. In de nieuwe wereld zal alles anders zijn. Juist de mensen van wie je in eerste instantie denkt ‘die zijn er slecht aan toe’, die zijn een gelukwens waard. In Gods wereld zullen mensen echt gelukkig zijn, ja, ook, juist die die nu verdriet hebben, juist die die nu met de nek aangekeken worden. ‘Echt geluk’ – een mooie vertaling! ‘Zalig’ is uit de tijd. Of denkt u daar anders over? Ach, gemeente, ik zei het al, we zouden een avond kunnen praten over al deze vertaalkwesties. Er is nog zoveel meer te zeggen. Hopelijk is het u duidelijk, dat niet één vertaling de beste is en als enige het lezen waard, maar dat je ze naast elkaar moet leggen om er met elkaar over te spreken. De doeltaal is belangrijk; de brontaal evenzeer. Het zou toch wat zijn wanneer een term als ‘het koninkrijk der hemelen’ zou verdwijnen… De bijbelvertalers hebben het Woord van God in onze taal gegoten. Het moet daar niet stollen. Maar vloeibaar blijven. Er is in het dagelijkse leven geen andere instantie dan de gemeente van de Heer waar de teksten uitgewisseld kunnen worden, waar mensen stap voor stap verder komen. Stap voor stap op weg, niet naar een ‘brave, new world’, naar een nieuwe wereld, maar naar het ‘Koninkrijk der hemelen’. Een stukje hemel kunnen we ons trouwens meteen te binnen brengen, wanneer we de tekenen van Christus’ aanwezigheid tot ons nemen. Het avondmaal als bewijs van die tweede hemel van God, die hier op aarde. Het is in de kerk immers telkens taal én teken. Woord en sacrament. Taal en teken zeggen het allebei: ‘Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben.’ AMEN
7
2014-10-26 Vrijheidskerk, Alkmaar (
[email protected])
Nielspeter Jans