Toespraak van commissaris van de Koning Max van den Berg, Bevrijdingsdag, 5 mei 2014, Delfzijl Dames en heren, Oorlog. Dat lijkt iets van generaals. Van presidenten en wereldleiders. Van Napoleon, Hitler of Assad. Mensen met waanideeën over de grootheid van hun eigen volk, hun opvattingen of hun geloof. Over het vernederen en uitroeien van mensen die anders zijn of anders denken. Maar uiteindelijk is oorlog iets van gewone mensen, zoals u en ik. Toen op 10 mei 1940 de Duitsers ons land binnenvielen, leek het alledaagse leven gewoon door te gaan. Mensen gingen naar hun werk, naar het theater. Kinderen gingen naar school. Ze speelden buiten, alsof er niets aan de hand was. Maar langzamerhand werd alles anders. De pers was niet meer vrij. Eten werd schaarser. De avondklok werd ingesteld. Het gewone, dagelijkse leven werd alsmaar onzekerder en grimmiger. In Delfzijl zagen mensen de Duitsers langs de oude Rijksweg hun stad binnenfietsen. De eerste patrouilles bezetten hun
1
huizen en straten. De Duitse Ortskommandant nam zijn intrek in het gemeentehuis. Veel erger was dat mensen verdwenen. In maart 1942 werd de Joodse gemeenschap van Delfzijl gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens naar Polen. Het echtpaar Raphaël en Dora Pais had een stoffenwinkel aan de Waterstraat in Delfzijl. Twee jaar na hun deportatie stierven ze in Auschwitz. Net als hun zoons Marcus en Philip. In oktober 1944 werden Baltus Timmer en Kornelius de Haan op de Algemene Begraafplaats in Delfzijl zomaar geliquideerd. Omdat ze weigerden voor de bezetters te werken en omdat ze onderduikers in huis hadden. Allard Oosterhuis, huisarts en reder, smokkelde met zijn verzetsgroep Zwaantje, mensen en informatie naar Zweden. Hij overleefde de oorlog. Verzetsman Thies Jan Jansen niet. Zijn boerderij in Weiwerd was een ontmoetingsplek voor verzetsmensen en onderduikers. Hij werd in 1944 gefusilleerd in Scheveningen. Zo kreeg de oorlog vat op ieders persoonlijk leven. Of je dat wilde of niet. “Je wordt gedwongen om mee te doen aan de
2
waanzin van de oorlog”, vertelde een verzetsman1. En wat doe je dan? Toch maar gewoon doorleven, alsof er niets aan de hand is? Kleur bekennen? Verzet plegen? Opkomen voor hen die vervolgd worden? De bezetter helpen? Onverschillig blijven? Wat een moeilijke keuzes als je land in oorlog is. Niet alleen voor regeringen en leiders. Maar ook voor mensen zoals u en ik. Toen kwam de bevrijding. In Delfzijl het allerlaatst van heel Nederland. Onder leiding van de Canadese bevrijders. Ook dat was een verwarrende ervaring. Uitzinnige vreugde en diep verdriet wisselden elkaar af. Wat doe je als je land bevrijd is? Een onderduiker hier uit de buurt vertelt: “De mensen waren blij dat de Duitsers waren verjaagd, maar niet uitbundig. Ze hadden vaak te veel meegemaakt.2” Dames en heren, Sinds die bewogen dagen in mei 1945 leven wij al bijna 70 jaar in vrijheid. Net als oorlog is vrijheid ook iets van gewone mensen als u en ik. Wij moeten onze vrijheid koesteren en blijven bevechten. Daar zijn niet alleen regeringen, politici en wereldleiders voor verantwoordelijk. Vrijheid is veel meer dan alleen maar niet bezet zijn. Vrijheid betekent dat je jezelf kunt 1 2
Citaat van verzetsman Jan Marsman, Overijssel. Bron: website van Nationaal comité 4 en 5 mei. Citaten van www.farmsum.net, verhalen over de Bevrijding.
3
zijn. Wie of wat je ook bent. Wat ook je huidskleur, je afkomst, je geaardheid, je geloof of je karakter is. Waar mensen worden uitgesloten omdat ze anders zijn, houdt vrijheid op. In mei 1945 krabbelden de mensen in ons land gehavend en beschadigd weer op. Ook hier in Delfzijl en omgeving. Ze bouwden Nederland op tot wat het nu is: een vrij en welvarend land. Wij moeten daaraan blijven werken. In een land in oorlog moeten mensen keuzes maken. In een vrij land moeten mensen dat óók. Respecteer je elkaar of zet je je af tegen mensen die anders zijn? Haal je onverschillig je schouders op als je onrecht ziet? Of neem je het op voor hen die buitengesloten worden? ‘Vrijheid geef je door’. Dat is de slogan van ons Nationale Comité 4 en 5 mei. Dit jaar voegen zij daaraan toe: ‘in wederkerigheid’. Míjn vrijheid is ook úw vrijheid. Onze vrijheid en onze democratie zijn gebaseerd op respect voor elkaar. En dan niet alleen voor mensen die we sympathiek vinden. Of die net zo zijn als wij. Vrijheid en democratie kunnen alleen voortbestaan als we ook respect hebben voor mensen die anders zijn of anders denken dan wij. In deze tijd, waarin alles snel gaat en mensen via sociale media direct hun mening kunnen geven, roep ik op om niet te snel te oordelen. Laten we tijd nemen om na te denken. Om genuanceerd te zijn. Niet 4
elkaar meteen in een hokje plaatsen. Maar met respect naar elkaar luisteren en elkaar vrij laten. Vrijheid is iets van gewone mensen. U en ik maken de vrijheid in ons land. In onze straat, in ons dorp. Ook in 2014. Ik eindig met een gedicht van schrijfster en journalist Ankie Peypers, dat deze gedachte mooi verwoordt. “de vrijheid kwam in het voorjaar de vrijheid komt in het voorjaar kijk maar we vieren haar ze kwam kapot en in tranen ze had oorlog onder de leden je kon niet geloven dat komt ze te boven haar lauwerkrans was voor doden maar ze vroeg ons haar door te geven ik lig in jullie handen, zei ze wees niet stil, zoals ik niet stil was denk niet dat het onmogelijk is denk dat het onmogelijk is, maar doe het neem me mee naar waar ik niet ben neem me mee, zegt ze laat me leven.” 5