1
Colofon Jeugdsportmonitor Overijssel 2014 Provinciaal onderzoek naar sport, bewegen en leefstijl onder jongeren (4 tot en met 17 jaar) Februari 2015 In opdracht van de provincie Overijssel en de deelnemende gemeenten Drs. Marieke van Vilsteren Sportservice Overijssel Hogeland 10 8024 AZ Zwolle www.sportserviceoverijssel.nl Overname van dit rapport of gedeelten daaruit is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.
2
Voorwoord
pagina 4
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
pagina 6
1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond Doelstellingen Leeswijzer
pagina 10
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Onderzoeksopzet Onderzoeksgroep Procedure Vragenlijst Analyse Kanttekeningen
pagina 11
3. 3.1 3.2
Respons en achtergrondkenmerken Respons Achtergrondkenmerken
pagina 13
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Sportdeelname Sportdeelname Populaire sporten Lidmaatschap Sportidentiteit Motivatie van sporters Motivatie van niet-sporters Zwemdiploma
pagina 16
5. 5.1 5.2 5.3 5.4
Lichaamsbeweging Beweegnormen Lopen of fietsen naar school Sporten en bewegen in de buurt Sporten en bewegen op school
pagina 24
6. 6.1 6.2 6.3 6.4
Leefstijl Roken Alcohol Voeding Overgewicht
pagina 32
Bijlagen
pagina 38
3
4
Geachte lezer, In navolging op het onderzoek ´Fit en Gezond in Overijssel´ heeft Sportservice Overijssel in opdracht van de provincie Overijssel en gemeenten de Jeugdsportmonitor ontwikkeld in 2012 en in 2014 voor de tweede keer uitgevoerd. Dit onderzoek biedt relevante informatie over sport, bewegen en leefstijl van jongeren in Overijssel. De inzet van de zestien deelnemende Overijsselse gemeenten, in nauwe samenwerking met de onderwijsinstellingen, heeft geleid tot een uniek databestand met informatie over ruim 10.000 Overijsselse jongeren van 4 tot en met 17 jaar. Dit rapport bevat de presentatie van deze cijfers omtrent sport, bewegen en leefstijl van de Overijsselse jeugd. Met deze cijfers is het voor deze gemeenten mogelijk om, naast het sport- en beweeggedrag van volwassenen ook de cijfers van de jeugd van sport en bewegen te benchmarken. De Jeugdsportmonitor 2014 is de eerste vervolgmeting, waardoor het mogelijk is om de eerste trends te kunnen waarnemen. Onze dank gaat uit naar de Overijsselse jeugd en hun ouders voor deelname aan het onderzoek, de deelnemende gemeenten voor hun inzet bij het informeren en enthousiasmeren van de onderwijsinstellingen en de provincie Overijssel voor de medefinanciering van het onderzoek en het maken van de overzichtskaarten (team Beleidsinformatie).
H.B. Goettsch Directeur Sportservice Overijssel
5
6
Sportservice Overijssel is het provinciale kenniscentrum voor sport en bewegen in de provincie Overijssel. Wij willen met onze kennis de verschillende maatschappelijke partijen handvatten aanreiken, zodat investeringen in sport en bewegen efficiënt en effectief worden ingezet. Daarbij maken we gebruik van bestaande kennis, maar ontwikkelen we ook monitoren voor nog ontbrekende gegevens. Sportservice Overijssel zorgt voor regelmatige herhaling van onderzoek, een vereiste om ontwikkelingen nauwlettend te kunnen volgen en trends te kunnen waarnemen. Sportservice Overijssel heeft als doel om zoveel mogelijk inwoners de kans te geven (blijvend) te sporten en te bewegen. In navolging op het rapport ‘Fit en Gezond in 1 Overijssel’ , een onderzoek naar sport, bewegen en leefstijl onder volwassenen, is in 2012 door Sportservice Overijssel ook een monitor opgezet om sport, bewegen en leefstijl van de Overijsselse jeugd en jongeren in kaart te brengen: de Jeugdsportmonitor. In 2014 heeft de eerste herhaalmeting plaatsgevonden. Hieronder worden de belangrijkste resultaten, conclusies en aanbevelingen besproken. In opdracht van en in samenwerking met zestien Overijsselse gemeenten heeft Sportservice Overijssel met medewerking van lokale en regionale onderwijsinstellingen een populatieonderzoek uitgevoerd. Ruim 200 scholen uit het basis- en voortgezet onderwijs hebben in 2014 de digitale vragenlijsten verspreid onder leerlingen en hun ouders. De vragenlijst bestond uit vragen omtrent sportbeoefening, beweeggedrag, leefstijl en extra sport- en beweegmogelijkheden in en/of rondom school en in de buurt. Veel ouders en scholieren hebben gehoor gegeven aan de oproep om de vragenlijst in te vullen. In totaal hebben ruim 10.000 Overijsselaars aan het onderzoek meegedaan. Resultaten Sportdeelname In Overijssel sport 82% van de jeugd (4 tot en met 17 jaar) in Overijssel regelmatig/wekelijks ten opzichte van 72% in Nederland. Deze hoge sportdeelname vertaalt zich ook in een hoge lidmaatschapsgraad van sportverenigingen; in Overijssel is 74% van de jeugd lid van een (of meerdere) sportvereniging(en) ten opzichte van 71% landelijk. Voetbal en zwemmen zijn de populairste sporten. In Overijssel ziet 56% van de 4- tot en met 17-jarigen zichzelf als sporter. Van de jeugd (4 tot en met 12 jaar) beschikt 74% over minimaal één zwemdiploma. Daarnaast zit 17% wel op zwemles, maar beschikt nog niet over een zwemdiploma. Van de jeugd heeft 9% geen zwemdiploma. Er wordt vooral gesport vanuit gezondheidsoogpunt en voor het plezier. In Overijssel geeft 6% van de jongeren aan niet te sporten. Niet-sporters vinden sport te duur, vinden andere vrijetijdsbezigheden leuker, hebben geen idee welke sport bij hun past, hebben geen tijd om te sporten en vinden dat ze al voldoende bewegen. Lichaamsbeweging In Overijssel voldoet 11% van de jongeren de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Landelijk ligt dit percentage voor deze doelgroep op 16%. Het voldoen aan de fitnorm ligt in Overijssel op 64% (landelijk op 36%). Wanneer jongeren meer dan 2 uur per dag zittend doorbrengen (bijvoorbeeld computeren en televisie kijken), vertonen zij volgens landelijke richtlijnen veel sedentair gedrag. In Overijssel vertoont 41% van de jongeren veel sedentair gedrag. Van alle jongeren loopt of fietst 78% dagelijks van en naar school en de meerderheid (70%) reist niet meer dan 20 minuten per dag van en naar school. Van de 4- tot en met 12-jarigen speelt 21% dagelijks buiten. Er wordt vooral in de eigen tuin, op straat, op het (school)plein en op (gras)veldjes gespeeld. Over het algemeen zijn jongeren positief over de sport- en beweegvoorzieningen in de buurt. Daarentegen vindt ongeveer een kwart van de 4- tot en met 17-jarigen dat er te weinig veldjes en pleintjes in hun buurt zijn, de veldjes en pleintjes slecht onderhouden en vaak bezet zijn en dat het onveilig in de buurt is door het verkeer. Bijna de helft van de jongeren (43%) geeft aan dat er geen activiteiten in de buurt worden georganiseerd. Van de jongeren jeugd in Overijssel krijgt 69% extra sport- en beweegactiviteiten aangeboden onder en/of na schooltijd. Over het algemeen kan gezegd worden dat de jongeren positief zijn over het extra aanbod in en rondom hun school. Meer dan de helft van de jongeren (58%) is van mening dat extra sport- en beweegactiviteiten vaker georganiseerd moeten worden onder en/of na schooltijd. 1
Vilsteren, van, M (2010, 2012). Fit en gezond in Overijssel. Zwolle: Sportservice Overijssel
7 Leefstijl In Overijssel geeft 20% van de jongeren uit het voortgezet onderwijs aan wel eens gerookt te hebben. Het aantal jongeren dat nu nog rookt ligt in Overijssel op 9%. Voor wat betreft alcoholgebruik geeft de helft van de jongeren (52%) uit het voortgezet onderwijs aan wel eens alcohol gedronken te hebben. Binge drinken wordt gedefinieerd als het drinken van vijf of meer glazen alcohol bij één gelegenheid. In Overijssel heeft 15% van de jongeren op het voortgezet onderwijs in de afgelopen vier weken aan binge drinken gedaan. In Overijssel voldoet 20% van de 4- tot en met 17-jarigen aan de fruitnorm, 4% aan de groentenorm en 91% aan de ontbijtnorm. In het kader van JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht) is in de Jeugdsportmonitor 2014 ook gevraagd naar de frequentie van het drinken van water en suikerhoudende dranken. In Overijssel wordt dagelijks door 62% van de jongeren suikerhoudende dranken gedronken en water wordt dagelijks door 44% van de jongeren gedronken. In Overijssel heeft 89% van de 4- tot en met 17-jarigen een gezond gewicht. Matig overgewicht komt voor bij 9% van de jongeren en 2% van de jongeren in Overijssel heeft ernstig overgewicht of obesitas.
Conclusies en aanbevelingen De doelstellingen van de Jeugdsportmonitor richten zich met name op het verzamelen van cijfers en het sport-, beweeg- en leefstijlgedrag van de jongeren in Overijssel inzichtelijk maken voor de provincie en haar gemeenten. In deze paragraaf worden deze cijfers in een aantal conclusies uiteengezet met daarbij passende aanbevelingen. Overijsselse jeugd sport veel In Overijssel sport 82% van de jeugd regelmatig en 90% van de jeugdn sport volgens de RSO-norm. Beide percentages liggen hoger dan de landelijke cijfers (respectievelijk 72% en 82%). Het lidmaatschap van een (of meerdere) sportvereniging(en) ligt met 74% in Overijssel ook hoger dan landelijk (71%). Over het algemeen lijkt het dat de jongeren in Overijssel meer dan voldoende sporten om aan de ambitie van het Olympisch Plan te voldoen. Deze ambitie houdt in dat minimaal 75% van de Nederlanders, uit alle lagen van de samenleving, in 2016 regelmatig aan sport doet. Op basis van de RSO-norm wordt er door alle subgroepen van 4 tot en met 17jarige Overijsselaars aan die ambitie voldaan, maar dat er ook een lichte daling van de sportdeelname te zien is tussen 2012 en 2014 (90% in 2014; 92% in 2012). Onderzoek in 2016 moet uitwijzen of deze dalende trend zich doorzet. Daarnaast is het zinvol om te kijken naar de regelmatige sportdeelname van de Overijsselse jeugd. Deze percentages laten zien dat er nog een aantal risicogroepen is dat (nog) niet voldoet aan de ambitie van 75% regelmatige sportdeelname; van de 4- tot en met 6-jarigen, leerlingen op de basisschool met een laag opgeleide moeder en jongeren met ernstig overgewicht sport minder dan 75% regelmatig. Er worden op sportdeelname ook verschillen gevonden tussen de Overijsselse gemeenten. In de gemeenten Haaksbergen en Oldenzaal ligt het percentage (regelmatig) sportende jongeren en het lidmaatschap hoger dan in de rest van Overijssel. Het lidmaatschap ligt in de gemeente Hellendoorn en Losser ook hoger dan gemiddeld. Het percentage jongeren dat regelmatig sport is lager dan gemiddeld in de gemeenten Deventer, Kampen en Steenwijkerland. Het lidmaatschap ligt in deze gemeenten (en de gemeente Almelo) ook lager dan in de rest van Overijssel. Aanbevelingen In Overijssel is de sportdeelname hoger in vergelijking met de landelijke cijfers. Er zijn echter verschillen tussen doelgroepen waar te nemen en tussen gemeenten onderling. Blijf vooral doorgaan met sportstimulering voor jongeren in Overijssel, maar stem het sportstimuleringsbeleid af op de doelgroepen die een extra duwtje in de rug nodig hebben.
8 Overijsselse jeugd beweegt te weinig volgens de NNGB en zit te veel De Overijsselse jeugd (11%) beweegt volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen minder dan de Nederlandse jeugd (16%), maar op de fitnorm scoren de Overijsselse jongeren juist weer beter. Dit lijkt in één lijn te liggen met de hogere sportdeelname in Overijssel. Naast onvoldoende lichaamsbeweging kent langdurig zitten eveneens gezondheidsrisico’s. Veel sedentair gedrag (meer dan 2 uur zitten achter de computer of televisie kijken) komt voor bij 41% van de jongeren. De fitnorm wordt minder gehaald door 4- tot en met 6jarigen, meisjes, jongeren met ernstig overgewicht en met een beperking en/of chronische aandoening. Sedentair gedrag wordt vaker dan gemiddeld vertoond op het voortgezet onderwijs en door jongens, Vmbo’ers en jongeren met ernstig overgewicht en met een beperking en/of chronische aandoening. Tussen gemeenten worden verschillen voor de fitnorm en veel sedentair gedrag gevonden. In de gemeenten Haaksbergen en Oldenzaal wordt meer dan gemiddeld aan de fitnorm voldaan, terwijl in de gemeenten Almelo, Losser en Steenwijkerland meer jongeren veel sedentair gedrag vertonen. In de periode 2012-2014 is de NNGB redelijk stabiel gebleven en de fitnorm iets gedaald. In de gemeente Losser is het percentage jongeren dat voldoet aan de fitnorm sterker gedaald dan gemiddeld. Voor sedentair gedrag geldt dat het percentage jongeren, dat veel sedentair gedrag vertoont, stabiel is gebleven tussen 2012 en 2014 op provinciaal niveau. Dit percentage is gedaald in de gemeente Hardenberg en gestegen in de gemeente Twenterand. Aanbevelingen In het voortgezet onderwijs valt voor het tegengaan van sedentair gedrag veel winst te behalen. Daarnaast zijn jongeren met overgewicht en met een beperking en/of een chronische aandoening een risicogroep. Deze groep verdient aandacht, aangezien zij niet alleen achterblijven met voldoen aan de NNGB en de fitnorm, maar ook veel sedentair gedrag vertonen. Wellicht kunnen gemeenten hierbij gebruik maken van landelijke impulsen die zich speciaal op deze doelgroepen richten, zoals het programma Kinderen sportief op gewicht.
Jeugd speelt en beweegt volop in de buurt en op school Er wordt veel buiten gespeeld en bewogen en dan vooral in eigen tuin, op straat, op het (school)plein en op (gras)veldjes. Belemmeringen om in de buurt buiten te spelen en te bewegen lijken niet groot, maar bijna de helft van de jongeren (43%) geven aan dat er geen activiteiten in de buurt worden georganiseerd. Zeven op de tien jongeren in Overijssel krijgen onder en/of na schooltijd extra sport- en beweegactiviteiten aangeboden en de meerderheid is tevreden over dit aanbod. Meer dan de helft van de jongeren (58%) vindt dat extra sport- en beweegactiviteiten vaker georganiseerd moeten worden onder en/of na schooltijd. Aanbevelingen De jongeren reageren enthousiast op extra sport- en beweegaanbod, maar het aanbod mag vaker aangeboden worden. De buurtsportcoach speelt daar al een belangrijke rol in. Vindplaatsen van specifieke doelgroepen zijn hierin ook belangrijk. Jongens spelen op andere plekken dan meisjes en ook de leeftijd speelt een grote rol in de plek waar gespeeld, gesport of bewogen wordt. Breng voordat met een project wordt begonnen, de buurt goed in kaart, zodat de activiteiten afgestemd kunnen worden op de doelgroepen waarvoor zij bedoeld zijn. Ook belemmeringen en specifieke wensen en behoeften kunnen hiermee in beeld worden gebracht.
9 De Overijsselse jeugd eet ongezond Van de Overijsselse jongeren die op het voortgezet onderwijs zitten, rookt 9% (10% in 2012). In de gemeenten Losser en Zwolle roken minder jongeren dan in de rest van Overijssel en in de gemeente Steenwijkerland zijn er meer jongeren die roken. Het percentage rokers is gedaald in de periode 2012-2014 in de gemeenten Almelo, Hellendoorn, Oldenzaal en Zwolle. Ondanks de verhoging van de leeftijdsgrens voor de verkoop van alcohol naar 18 jaar per 1 januari 2014, blijkt de helft van de Overijsselse jongeren op het voortgezet onderwijs wel eens alcohol te hebben gedronken in 2014. Binge drinken wordt gedefinieerd als het drinken van vijf of meer glazen alcohol bij één gelegenheid. In Overijssel heeft 15% van de jongeren op het voortgezet onderwijs aan binge drinken gedaan (17% in 2012). Met name in de gemeenten Haaksbergen en Steenwijkerland zijn meer jongeren die binge-drinken dan in de rest van Overijssel. Jongeren in Overijssel eten minder fruit (20% in 2014; 17% in 2012) en minder groente (4% in 2014) en ontbijten minder dan jongeren in de rest van Nederland. In de gemeente Oldenzaal wordt relatief meer groente gegeten door de jongeren. In de periode 2012-2014 is het percentage jongeren dat voldoende fruit eet gestegen en dan vooral in de gemeenten Oldenzaal, Ommen, Twenterand en Zwolle. In het kader van JOGG is in de Jeugdsportmonitor 2014 ook aandacht voor water drinken. In Overijssel drinkt 44% van de jongeren dagelijks water en 62% van de jongeren drinkt dagelijks suikerhoudende dranken. Suikerhoudende dranken worden meer door de basisschooljeugd gedronken. Het drinken van water én suikerhoudende dranken neemt toe met het opleidingsniveau (van zowel de VO-leerling als de moeder van de PO-leerling). Dagelijks water drinken wordt meer dan gemiddeld gedaan in de gemeenten Oldenzaal en Zwolle en minder dan gemiddeld in de gemeenten Hardenberg, Hellendoorn, Steenwijkerland en Twenterand. Voor het dagelijks drinken van suikerhoudende dranken geldt dat dit in de gemeente Losser minder dan in de rest van Overijssel wordt gedaan. In Overijssel heeft 89% van de jongeren een gezond gewicht (87% in 2012). Matig overgewicht komt voor bij 9% van de jongeren (7% in 2012) en 2% van de jongeren in Overijssel heeft ernstig overgewicht of obesitas. Overgewicht komt meer voor bij lage SESleerlingen op het basisonderwijs (laag opgeleide moeder) en bij Vmbo-leerlingen op het voortgezet onderwijs. In de gemeenten Losser en Oldenzaal zijn meer jongeren met een gezond gewicht dan in de rest van Overijssel. Aanbevelingen Dat voldoende sporten niet direct betekent dat er voldoende wordt bewogen is in eerdere conclusies hierboven duidelijk geworden. Ook betekent dit niet direct een gezonde leefstijl en een gezond gewicht. Het lijkt daarom ook belangrijk om het stimuleren van sport- en beweeggedrag onder jongeren te combineren met aandacht voor een gezonde leefstijl. Hiervoor is een integrale aanpak nodig. Met het onderwijs als vindplaats voor deze doelgroep is een goede samenwerking gewenst. Ook hier kan aangesloten worden bij landelijke programma’s, zoals JOGG of De Gezonde School.
10
1.1 Achtergrond Sinds 2010 voert Sportservice Overijssel voor de provincie en deelnemende gemeenten ‘Fit en gezond in 2 Overijssel’ uit, een onderzoek naar sport, bewegen en leefstijl onder volwassen inwoners van Overijssel. Deze monitoring levert betrouwbare resultaten op die gebruikt kunnen worden in het ontwerpen en evalueren van sportbeleid. In navolging op ‘Fit en gezond in Overijssel’, heeft Sportservice Overijssel in 2012 voor achttien Overijsselse gemeenten de Jeugdsportmonitor ontwikkeld en uitgevoerd. De Jeugdsportmonitor is een online vragenlijst naar sport- en beweegdeelname en leefstijl van de jeugd van 4 tot en met 17 jaar. Deze rapportage geeft de resultaten van de tweede meting van de Jeugdsportmonitor in 2014 weer. 1.2 Doelstellingen De Jeugdsportmonitor heeft als doel om inzicht te krijgen in de sport- en beweegdeelname en leefstijl van 4tot en met 17-jarigen in Overijssel, om: Cijfermateriaal op het gebied van sport, bewegen en leefstijl voor de provincie Overijssel en haar gemeenten te verzamelen. De provincie Overijssel en haar gemeenten (en scholen) te ondersteunen bij beleidsvorming. Cijfermateriaal voor onderbouwing van de lokale uitvoering van o.a. buurtscan, sportimpuls en impuls combinatiefuncties en buurtsportcoaches te verzamelen. Ondersteuning te bieden aan de Overijsselse gemeenten door middel van een benchmark. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 vindt u de beschrijving van de onderzoeksopzet. Hierin is uitgelegd welke methoden en technieken voor dit onderzoek zijn gehanteerd. Vervolgens staan de respons en een aantal achtergrondkenmerken beschreven in hoofdstuk 3. In de daaropvolgende hoofdstukken zijn de resultaten beschreven. Hoofdstuk 4 geeft de cijfers met betrekking tot de sportbeoefening in Overijssel weer. Hoofdstuk 5 beschrijft de resultaten van de mate van lichaamsbeweging. In hoofdstuk 6 worden de resultaten met betrekking tot de leefstijl van de jeugd beschreven. Tot slot zijn bijlagen toegevoegd met tabellen en grafieken die vooral het beeld per gemeente laten zien.
2
Vilsteren, van, M. Fit en gezond in Overijssel. Zwolle: Sportservice Overijssel, 2010, 2012 en 2014.
11
2.1 Onderzoeksgroep De Jeugdsportmonitor betreft een onderzoek dat zich richt op de jeugd in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar. In 2014 hebben 16 van de 25 Overijsselse gemeenten deelgenomen aan dit onderzoek. Vier gemeenten hebben niet deelgenomen aan het onderzoek vanwege eigen sportdeelname-onderzoeken, drie gemeenten vanwege onvoldoende financiële middelen en twee gemeenten vanwege andere prioriteiten. Bij de dataverzameling is via de gemeenten medewerking van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs gevraagd om de online vragenlijsten te verspreiden onder de respondenten. Voor kinderen uit het basisonderwijs (leeftijd 4 t/m 12 jaar) is de vragenlijst ingevuld door de ouder(s) of verzorger(s) en de jongeren uit het voortgezet onderwijs (leeftijd 12 t/m 17 jaar) hebben de vragenlijst zelf ingevuld. 2.2 Procedure De benadering van de onderzoeksgroep en de afname van de vragenlijst is geheel digitaal verlopen. Er is gekozen voor een populatieonderzoek, zodat voldoende respondenten in het onderzoek betrokken kunnen worden. Voor de verspreiding van de online vragenlijst is daarom de medewerking gevraagd van scholen uit het primair en voortgezet onderwijs uit de deelnemende gemeenten. In de deelnemende gemeenten is elke school een maand voor aanvang van de dataverzameling gevraagd of de school wilde deelnemen aan de Jeugdsportmonitor. In totaal hebben 260 scholen hier positief op gereageerd. In de week voor aanvang van de dataverzameling stuurde de gemeente een eigen weblink (aangemaakt door Sportservice Overijssel) naar elke school die de (ouders/verzorgers van de) leerlingen toegang gaf tot de vragenlijst. Scholen uit het basisonderwijs konden de weblink richting de ouders of verzorgers van de leerlingen verspreiden via een banner op de website van de school, via een digitale nieuwsbrief of per mail. Scholen uit het voortgezet onderwijs konden de vragenlijst klassikaal op school laten invullen, of de link via de website of per mail verspreiden onder de scholieren. Afhankelijk van de respons is een reminder verstuurd twee weken na de start van het onderzoek. 2.3 Vragenlijst De vragen die in de Jeugdsportmonitor gebruikt zijn komen uit diverse landelijke vragenlijsten, zoals de Sportersmonitor (Mulier Instituut), BOS-kompas (NISB), E-MOVO (GGD), 1-meting Vmbo in beweging (TNO) en Fit en Gezond in Overijssel (Sportservice Overijssel). Bij de ontwikkeling van de vragenlijst is rekening gehouden met de wens van de deelnemende gemeenten om te kunnen benchmarken met landelijke cijfers. Naast achtergrondgegevens zoals geslacht, leeftijd en afkomst, zijn de volgende vijf thema’s in de Jeugdsportmonitor terug te vinden: 1. Sportdeelname: Sporttak, frequentie, duur, sportmotivatie, lidmaatschap, zelfbeeld sporter en zwemdiploma. 2. Lichaamsbeweging: NNGB, fitnorm en sedentair gedrag. Bewegen op school en in de buurt. 3. Leefstijl: Roken, alcohol (alleen op voortgezet onderwijs) en voeding.
12 2.4 Analyse De digitale vragenlijsten zijn gemaakt en verstuurd met behulp van het programma Surveymonkey. De vragenlijstresultaten zijn vervolgens door Sportservice Overijssel geanalyseerd met het statistische programma SPSS. In de dataset is een verschil te zien in de respons tussen gemeenten onderling, jongens en meisjes en leeftijdsgroepen. Om deze verschillen te corrigeren is gewogen naar geslacht, leeftijd en gemeente. In dit rapport worden de gewogen cijfers gepresenteerd, indien anders wordt bij de tabel, figuur of in de tekst vermeld dat het ongewogen scores betreft. Vanwege de grote onderzoekspopulatie bestaat de analyse alleen uit beschrijvende statistiek. Bij verschillen tussen gemeenten en subgroepen worden alleen verschillen van minimaal 5% of hoger benoemd. Bij de vergelijking tussen de onderzoeksresultaten in 2014 met die van 2012 moet opgemerkt worden dat de deelnemende gemeenten Dinkelland, Hof van Twente, Raalte en Tubbergen uit 2012 in 2014 niet hebben deelgenomen. In 2014 hebben de gemeenten Deventer en Zwartewaterland voor het eerst deel genomen. Het Overijsselse totaalpercentage kan tussen 2012 en 2014 verschillen als gevolg van het verschil in deelnemende gemeenten. Om dit te voorkomen, is op provinciaal niveau ook een weging uitgevoerd. Het team Beleidsinformatie van de provincie Overijssel heeft de overzichtskaarten gemaakt die in de verschillende hoofdstukken worden gebruikt ter illustratie van de gemeentelijke verschillen.
2.5 Kanttekeningen Bij vragenlijstonderzoek gaat het om zelfgerapporteerd gedrag, waarbij de kans op sociaal-wenselijke antwoorden en een verkeerde inschatting van het eigen gedrag mogelijk is. Daarnaast bestaat de kans op selectieve non-respons. In dit onderzoek zijn twee momenten waarop de selectie op non-respons plaats heeft kunnen vinden. Ten eerste hebben scholen op verschillende wijze de online vragenlijst verspreid. Scholen waar sport en bewegen weinig aandacht geniet, zouden wellicht minder energie hebben gestoken in de verspreiding van de vragenlijst onder de ouders en jongeren, dan scholen waar sport en bewegen hoog op de agenda staat. Ten tweede is het waarschijnlijk dat (ouders/verzorgers van) jongeren die gezond en actief zijn eerder een vragenlijst over sport, bewegen en leefstijl invullen dan (ouders/verzorgers van) jongeren die minder gezond en actief zijn. Door het gebruik van landelijke standaardvragen en door de data te wegen is getracht deze kanttekeningen te ondervangen.
13
3.1 Respons Na sluiting van de dataverzameling waren 10.838 vragenlijsten ingevuld. Voorafgaand aan de analyse zijn onbruikbare vragenlijsten uit het databestand verwijderd. Een vragenlijst werd als onbruikbaar beschouwd als de combinatie van sommige antwoorden te extreem was of als een groot deel van de vragenlijst niet was ingevuld. Het ging om ongeveer 9% van alle vragenlijsten in het databestand. Vervolgens zijn de respondenten, die niet woonachtig zijn in één van de zestien deelnemende gemeenten, uit het databestand verwijderd. Uiteindelijk zijn 8.853 vragenlijsten gebruikt voor de analyse. 3
Volgens cijfers van het CBS wonen er 137.915 jongeren in de leeftijd van 4-17 jaar in de zestien gemeenten . In tabel 3.1 staan de populatie volgens het CBS en de ongewogen en gewogen respons per gemeente weergegeven. Te zien is dat deze rapportage is gemaakt op basis van 8.853 respondenten die de 137.915 jongeren uit de zestien gemeenten (populatie) representeren. Om een betrouwbaar beeld te kunnen geven op gemeentelijk niveau, is een respons van ongeveer 400 respondenten gewenst. De betrouwbaarheid voor het provinciale onderzoek is 99%. Per gemeente is de gemiddelde betrouwbaarheid 95%, maar de betrouwbaarheid voor de gemeenten Hengelo, Kampen en Rijssen-Holten ligt lager dan 90% (respectievelijk 65%, 83% en 88%). De gemeente Hengelo wordt vanwege het zeer lage betrouwbaarheidsinterval niet meegenomen in de gemeentelijke vergelijking. De respons van leerlingen van het voortgezet onderwijs in de gemeenten Borne, Deventer, Kampen, Rijssen-Holten en Zwartewaterland is dusdanig laag dat de resultaten onvoldoende betrouwbaar zijn. Deze resultaten staan niet in de bijlagen weergegeven. Tabel 3.1 Respons per gemeente
Gemeente Almelo Borne Deventer Haaksbergen Hardenberg Hellendoorn Hengelo Kampen Losser Oldenzaal Ommen Rijssen-Holten Steenwijkerland Twenterand Zwartewaterland Zwolle Totaal
3
Populatie 4-17 jaar 12.569 3.879 16.649 4.252 11.286 6.309 13.745 9.876 3.802 5.590 2.953 7.593 7.491 6.522 4.808 20.591 137.915
Respons onderzoek 643 317 262 707 1.442 690 90 188 614 525 739 236 380 383 276 1.361 8.853
Centraal Bureau voor de Statistiek, CBS Statline.
Respons ongewogen (%) 7 4 3 8 16 8 1 2 7 6 8 3 4 4 3 15 100
Respons gewogen (%) 9 3 12 3 8 5 10 7 3 4 2 6 5 5 3 15 100
Betrouwbaarheids -interval (%) 99 94 90 99 99 99 65 83 99 98 99 88 95 95 91 99 95
14 3.2 Achtergrondkenmerken In de vragenlijst van de Jeugdsportmonitor zijn verschillende achtergrondkenmerken meegenomen. De onderzoekspopulatie staat beschreven in tabel 3.2. Tabel 3.2 Achtergrondkenmerken van de onderzoekspopulatie (gewogen scores, in procenten)
Achtergrondkenmerk Geslacht Leeftijd
Schooltype Niveau voortgezet onderwijs
Opleidingsniveau moeder
Etniciteit
4
5
BMI
Beperking/chr. aandoening
Categorie Jongen Meisje 4 - 6 jaar 7 - 10 jaar 11 - 13 jaar 14 - 17 jaar Basisonderwijs Voortgezet onderwijs Vmbo (bbl of kbl) Mavo, Vmbo (gl of tl) Havo, Vwo (gymnasium) Praktijkonderwijs Speciaal onderwijs Overig Laag opgeleid Midden opgeleid Hoog opgeleid Autochtoon Allochtoon Gezond gewicht Overgewicht Ernstig overgewicht/obesitas Wel Geen
% 51 49 21 30 23 25 65 35 33 21 38 2 6 2 13 42 45 87 15 87 11 2 15 85
Aan de hand van bovenstaande achtergrondkenmerken worden in deze rapportage de resultaten uitgesplitst. Wat opvalt uit tabel 3.2 is dat weinig scholieren uit het praktijkonderwijs en speciaal onderwijs de vragenlijst hebben ingevuld. Voor de respondenten uit het praktijkonderwijs en speciaal onderwijs geldt dat het aantal te laag is om betrouwbare uitspraken over te kunnen doen, daarom zijn voor deze twee onderwijsniveaus geen uitsplitsingen gemaakt.
4
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt bij kinderen het hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder als maat voor de sociaal economische status van het kind. 5 Volgens het CBS is iemand autochtoon als beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het geboorteland van de persoon zelf. Allochtonen zijn personen waarvan tenminste één ouder in het buitenland is geboren.
15
16
4.1 Sportdeelname De vragen over sportdeelname zijn, net als in 2010 en in 2012, gebaseerd op de Richtlijn Sportdeelname 6 Onderzoek (RSO) van het Mulier Instituut . De RSO definieert iemand als een sporter als hij/zij in de afgelopen twaalf maanden ten minste twaalf keer heeft gesport. Als het gaat om gezondheidswaarde, om maatschappelijk ‘meedoen’ en om een leven lang betrokken te zijn bij sport, dan is een zekere regelmaat echter van belang. Daarom gebruikt Sportservice Overijssel naast de RSO een smallere definitie, namelijk minstens 40 keer per jaar en noemt het ‘regelmatige (of wekelijkse) sportdeelname’ (zie kader voor gebruikte 7 normen) .
Sporter - definities: Sporter: Iemand is een sporter als hij/zij minimaal 12 keer een sport heeft beoefend in de afgelopen 12 maanden (Richtlijn Sportdeelname Onderzoek). Regelmatige (of wekelijkse) sporter: Iemand is een regelmatige (of wekelijkse) sporter als hij/zij minimaal 40 keer een sport heeft beoefend in de afgelopen 12 maanden.
Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel sport 82% van de jeugd (4 tot en met 17 jaar) in Overijssel regelmatig/wekelijks ten opzichte van 13 72% in Nederland . De regelmatige sportdeelname verschilt per gemeente (zie bijlage 1). In de gemeenten Haaksbergen (89%), Hellendoorn (85%), Losser (86%), Oldenzaal (90%) en Zwolle (83%) zijn de meeste regelmatige sporters te vinden, terwijl in de gemeenten Almelo (78%), Steenwijkerland (74%) en Twenterand (79%) minder regelmatig wordt gesport. In figuur 4.1 staat het percentage regelmatige sporters onder basisschoolleerlingen per gemeente weergeven. Uit deze figuur blijkt dat de regelmatige sportdeelname onder basisschoolleerlingen hoger ligt dan het Overijsselse gemiddelde (79%) in de gemeenten Borne (86%), Haaksbergen (85%), Hellendoorn (85%), Losser (80%), Oldenzaal (89%) en Rijssen-Holten (82%). In de gemeenten Deventer, Kampen, Ommen, Steenwijkerland en Twenterand zijn minder regelmatige sporters onder basisschoolleerlingen te vinden dan in de rest van Overijssel (respectievelijk 65%, 75%, 74%, 74% en 78%).
6
Figuur 4.1 Regelmatige sportdeelname (basisschoolleerlingen) naar gemeente
Collard, D. en I. Pulles. Sportdeelname 2013. Utrecht: Mulier Instituut, 2014. Tiessen-Raaphorst, A. en Haan, J. de (2010). Een leven lang betrokken bij sport. In: A. Tiessen-Raaphorst, D. Verbeek, J. de Haan en K. Breedveld (red.), Sport: een leven lang; Rapportage sport 2010 (p. 21-27). Den Haag/ ’sHertogenbosch:Sociaal en Cultureel Planbureau/W.J.H. Mulier Instituut. 7
17 In Overijssel voldoet 90% van de 4- tot en met 17-jarigen aan de RSO-norm (92% in 2012). Landelijk liggen de 8 sportdeelnamecijfers lager: sportdeelname volgens de RSO-norm ligt op 82% . De gemeenten Haaksbergen, Losser en Oldenzaal liggen met de RSO-norm ruim boven het Overijsselse gemiddelde van 87% (respectievelijk met 94%, 93% en 96%). In de periode 2012-2014 is het percentage sporters volgens de RSO-norm in de gemeenten Oldenzaal en Zwolle gelijk gebleven met 96% en 90% (zie bijlage 2). Resultaten naar achtergrondkenmerken Uit figuur 4.2 blijkt dat de sportdeelname nagenoeg gelijk is tussen jongens en meisjes. De figuur laat verder zien dat de sportdeelname afneemt vanaf 12 jaar, juist toeneemt met het opleidingsniveau (zowel van de VOleerlingen als van de moeder van basisschoolleerlingen) en dat de sportdeelname lager is bij allochtone jongeren, jongeren met ernstig overgewicht en jongeren met een beperking en/of een chronische aandoening. Er zijn geen grote verschillen gevonden tussen 2012 en 2014.
Figuur 4.2 Percentage sporters (RSO-norm en regelmatige sporters) naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
In figuur 4.2 staat de 75%-lijn (blauwe horizontale lijn) aangegeven. Deze lijn definieert de ambitie van het Olympisch Plan dat minimaal 75% van de Nederlanders, uit alle lagen van de samenleving, in 2016 regelmatig aan sport doet. Uit de figuur is op te maken dat op basis van de RSO-norm alle subgroepen van 4 tot en met 17jarige Overijsselaars aan die ambitie voldoen, maar dat er ook een lichte daling van de sportdeelname te zien is tussen 2012 en 2014. Onderzoek in 2016 moet uitwijzen of deze dalende trend zich doorzet. Daarnaast is het zinvol om te kijken naar de regelmatige sportdeelname van de Overijsselse jeugd. Deze percentages laten zien dat er nog een aantal risicogroepen is dat (nog) niet voldoet aan de ambitie van 75% regelmatige sportdeelname (4- tot en met 6-jarigen, kinderen op de basisschool met een laag opgeleide moeder en jongeren met ernstig overgewicht. 4.2 Populaire sporten De respondenten hebben in de vragenlijst aangegeven welke sport(en) zij de afgelopen twaalf maanden hebben beoefend. In tabel 4.2 staan de tien meest beoefende sporten onder elkaar. Voetbal en zwemmen zijn de populairste sporten. In de tabel is een uitsplitsing gemaakt naar geslacht en leeftijdscategorie. Voetbal is duidelijk populairder bij jongens dan bij meisjes. Bij meisjes zijn gymnastiek/turnen, skeeleren/skaten en danssport meer in trek. Wanneer gekeken wordt naar verschillen tussen de leeftijdsgroepen valt op dat zwemmen bij 4-6 jarigen en hardlopen bij de oudste leeftijdscategorie de meest beoefende sport is.
8
OBiN (2013), bewerking Mulier Instituut.
18 Tabel 4.2 Top 10 meest beoefende sporten naar geslacht en leeftijdscategorie (in procenten)
Geslacht
Leeftijdscategorie
Totaal
Jongens
Meisjes
4-6 jr
7-10 jr
11-13 jr
14-18 jr
(zaal)Voetbal
50
69
31
40
53
58
49
Zwemsport
41
41
41
73
47
32
17
Hardlopen
27
26
28
13
21
29
44
Gymnastiek/turnen
24
15
34
34
26
23
17
Skeeleren/skaten
22
16
28
16
31
25
13
Danssport
17
5
29
17
18
15
18
Schaatsen
16
16
16
5
19
21
15
Badminton
16
15
16
5
13
20
22
Bowling
14
16
13
8
16
17
15
Basketbal
14
17
11
6
7
16
26
4.3 Lidmaatschap In Overijssel is 74% van de 4- tot en met 17-jarigen lid van een (of meerdere) sportvereniging(en) (74% in 9 2012). Het lidmaatschap onder Overijsselse jongeren ligt iets hoger dan de rest van Nederland (71% ). Het lidmaatschap onder regelmatige sporters ligt hoger dan onder sporters volgens de RSO-norm; 84% ten opzichte van 81%. Het lidmaatschap per gemeente is terug te vinden in bijlage 3. De gemeenten Haaksbergen (83%), Hellendoorn (80%), Losser (79%) en Oldenzaal (84%) scoren hoger dan gemiddeld op lidmaatschap. De gemeenten Almelo (66%) en Steenwijkerland (66%) hebben minder jongeren die lid zijn van een sportvereniging. In de gemeenten Oldenzaal (84% in 2014; 79% in 2012) en Zwolle (74% in 2014; 67% in 2014) is een stijging van het lidmaatschap tussen 2012 en 2014 te zien. In de gemeente Almelo is het lidmaatschap onder jongeren gedaald (66% in 2014; 71% in 2012).
In figuur 4.3 staat het percentage basisschoolleerlingen met een lidmaatschap van één of meer sportverenigingen per gemeente weergeven. De gemeenten Borne (83%), Haaksbergen (82%), Hellendoorn (82%) en Oldenzaal hebben leden in de basisschoolleeftijd dan het Overijsselse gemiddelde (74%). Het lidmaatschap ligt onder het Overijsselse gemiddelde in de gemeenten Deventer (59%) en Ommen (66%).
Figuur 4.3 Lidmaatschap (basisschoolleerlingen) naar gemeente
9
OBiN (2013), bewerking Mulier Instituut.
19 Resultaten naar achtergrondkenmerken In figuur 4.4 is het lidmaatschap uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. Er zijn in Overijssel evenveel jongens als meisjes lid van een (of meerdere) sportvereniging(en). Het lidmaatschap neemt toe tot de leeftijd van 12 jaar en neemt dan af. Het lidmaatschap neemt ook toe naarmate het schoolniveau op het voortgezet onderwijs en het opleidingsniveau van de moeder (van basisschoolleerlingen) toeneemt. Allochtonen en jongeren met een chronische aandoening en/of beperking zijn minder vaak lid van een sportvereniging dan andere groepen in Overijssel. In de periode 2012-2014 is het percentage lidmaatschap per achtergrondkenmerk stabiel gebleven. Een stijging in het lidmaatschap is gevonden bij 4 tot en met 6-jarigen (53% in 2014; 48% in 2012) en bij jongeren met ernstig overgewicht (67% in 2014; 61% in 2012).
Figuur 4.4 Percentage jongeren met een lidmaatschap van een sportvereniging naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
4.4 Sportidentiteit Aan de Overijsselse jongeren is gevraagd of zij zichzelf als een sporter zien. Ruim 56% antwoordt positief op die vraag. Een sportidentiteit op jonge leeftijd kan gelden als goede voorspeller voor sportdeelname op latere 10 leeftijd . Uitsplitsing naar geslacht leert dat meer jongens (63%) dan meisjes (50%) zichzelf als sporter zien. De 4 tot en met 6-jarigen zien zichzelf beduidend minder als sporter (40%) dan de overige leeftijdsgroepen (respectievelijk 62%, 63% en 57%). De sportidentiteit neemt toe naarmate het schoolniveau op het voortgezet onderwijs toeneemt. De jeugd met een gezond gewicht ziet zichzelf vaker als sporter (58%), dan jongeren met overgewicht (45%). Ten slotte identificeren jongeren met een chronische aandoening en/of een beperking zichzelf iets minder vaak als sporter (51%) dan jongeren zonder een beperking (57%).
10
Pot, J.N., Hilvoorde, I.M. van. Het belang van sport voor de stad. In G. Walraven & C-J. Pen (Eds). Van de maakbare naar de lerende stad: de praktijkgerichte bijdrage van lectoraten (pp 53-62). Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 2011.
20 4.5 Motivatie van sporters Voor het ontwikkelen van sportstimuleringsbeleid is het interessant te weten wat de belangrijkste redenen zijn voor jongeren om te sporten. Uit dit onderzoek blijkt dat gezondheid en plezier (net als in 2012) als voornaamste redenen worden genoemd door zowel jongens als meisjes (zie figuur 4.5). Meisjes vinden gezelligheid/sociale contacten en afslanken belangrijker dan jongens. Jongens vinden vooral het lekker buiten zijn en prestatie/zichzelf verbeteren belangrijkere redenen om te sporten dan meisjes.
Figuur 4.5 Meest genoemde redenen om te sporten naar geslacht (in procenten)
Er is ook gekeken naar de motivatie om te sporten uitgesplitst naar leeftijd, BMI en het wel/niet hebben van een chronische aandoening en/of beperking (zie bijlage 4). Uit deze analyse komt naar voren dat de jongste leeftijdsgroep (4 tot en met 6 jaar) het leren van een nieuwe activiteit en lekker buiten veel belangrijker vindt vergeleken met de andere leeftijdsgroepen. De 7 tot en met 10-jarigen vinden naast plezier en gezondheid dat sporten gewoon belangrijk is. Verder valt op dat naar mate de leeftijd vordert ouders en plezier een minder grote rol spelen, maar dat afslanken, presteren en conditie opbouwen belangrijkere redenen worden. De verdieping op BMI laat zien dat jongeren met een gezond gewicht vooral sporten voor prestatie, conditie en plezier en dat jongeren met overgewicht juist sporten om af te vallen en voor hun gezondheid. Ten slotte valt op dat jongeren met een beperking minder vaak plezier, gezelligheid en gezondheid aangeven als reden om te sporten, maar wel sporten belangrijk vinden voor het opbouwen van conditie en kracht. 4.6 Motivatie van niet-sporters Van de jongeren in Overijssel is 6% een niet-sporter. De meningen waarom jongeren niet sporten zijn verdeeld; niet-sporters vinden sport te duur (vooral meisjes), vinden andere vrijetijdsbezigheden leuker (vooral jongens), vinden sport niet leuk, hebben geen idee welke sport bij hun past (vooral meisjes), hebben geen tijd om te sporten (vooral jongens) en vinden dat ze al voldoende bewegen (zie figuur 4.6).
21
Figuur 4.6 Meest genoemde redenen om niet te sporten naar geslacht (in procenten)
In bijlage 4 staat de uitsplitsing naar leeftijd, BMI en het wel/niet hebben van een chronische aandoening en/of beperking uitgesplitst. Uit de figuren blijkt dat de 4 tot en met 6-jarigen vooral niet sporten omdat hun ouders vinden dat ze er nog te jong voor zijn. De oudste twee leeftijdsgroepen sporten niet omdat ze sporten niet nodig en niet leuk vinden, geen tijd hebben en omdat ze niet weten welke sport bij hun past. De uitsplitsing naar BMI laat zien dat jongeren met ernstig overgewicht voornamelijk als redenen geven om niet te sporten omdat ze bang zijn een blessure te krijgen, geen vrienden hebben om mee te sporten, niet goed zijn in sport en sport te duur vinden. Jongeren met een beperking vinden vooral sporten vaker niet leuk en kunnen niet sporten als gevolg van hun aandoening/handicap. 4.7 Zwemdiploma De basisschoolleerlingen is gevraagd naar het wel/niet in het bezit hebben van één of meerdere zwemdiploma’s. In Overijssel beschikt 74% van de jeugd (4 tot en met 12 jaar) over minimaal één zwemdiploma (72% in 2012). Daarnaast zit 17% wel op zwemles, maar beschikt nog niet over een zwemdiploma. Van de jeugd heeft 9% geen zwemdiploma. De meeste respondenten (45%) beschikken over het zwemdiploma B (diploma A: 9% en C: 20%).
22 Bijlage 5 en figuur 4.7 tonen per gemeente het aantal 4- tot en met 12-jarigen dat in het bezit is van minimaal één zwemdiploma. De gemeenten Deventer (69%), Hardenberg (69%), Ommen (70%) en Zwolle (70%) blijven achter bij de andere Overijsselse gemeenten, zeker bij de gemeenten Borne en Zwartewaterland waar respectievelijk 85% en 88% van de jeugd over minimaal één zwemdiploma beschikt.
Figuur 4.7 In bezit van minimaal 1 zwemdiploma naar gemeente
In de periode 2012-2014 is het percentage 4- tot en met 12-jarigen dat in het bezit is van een zwemdiploma gestegen in de gemeenten Almelo (75% in 2014; 67% in 2012), Borne (85% in 2014; 78% in 2012), Losser (75% in 2014; 70% in 2012) en Zwolle (70% in 2014; 64% in 2012). Een daling heeft plaatsgevonden in de gemeente Hardenberg (69% in 2014; 75% in 2012).
23
24
5.1 Beweegnormen In Nederland hanteren diverse onderzoekers en experts op het gebied van bewegen en gezondheid een aantal 11 normen voor bewegen . De Jeugdsportmonitor Overijssel gebruikt een directe vraagstelling naar het beweeggedrag. Voor monitoringsdoeleinden wordt deze methode als voldoende geacht. Schema 5.1 geeft een beschrijving van de onderscheiden beweegnormen. Schema 5.1 Definities beweegnormen
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor jongeren (< 18 jaar) Dagelijks 60 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit (5 MET (bv. dansen of skateboarden) tot 8 MET (bv. hardlopen)), waarbij de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). Fitnorm Ten minste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve activiteit. Sedentair gedrag (zitgedrag) Onder sedentair gedrag wordt gedrag verstaan met een erg laag energieverbruik, zoals zitten en liggen. Sedentair gedrag verhoogt het risico op ziekte en sterfte onafhankelijk van de hoeveelheid lichaamsbeweging die iemand heeft. Voor de leeftijd jonger dan 18 jaar geldt: ‘weinig sedentair gedrag’ is minder dan een half uur per dag in de vrije tijd besteed aan televisie/dvd kijken en/of computeren; ‘gemiddeld sedentair gedrag’ is tussen een half uur en 2 uur per dag; ‘veel sedentair gedrag’ is 2 uur of meer per dag televisie/dvd kijken en/of computeren.
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) De respondenten zijn gevraagd hoeveel dagen zij tenminste 60 minuten matig intensieve lichaamsbeweging hebben. Resultaten voor Overijssel en gemeenten Van de 4- tot en met 17-jarigen in Overijssel voldoet 11% aan de NNGB (13% in 2012). Landelijk ligt dit percentage voor dezelfde 12 doelgroep op 16% . In bijlage 6 zijn de percentages van het aantal jongeren dat voldoet aan de NNGB per gemeente weergegeven. De gemeenten verschillen niet veel van elkaar; de gemeentelijke scores liggen rond het gemiddelde van 11%. In de periode 2012-2014 is het percentage jongeren dat voldoet aan de NNGB in de gemeenten redelijk stabiel gebleven. Figuur 5.1 geeft het percentage basisschoolleerlingen weer die voldoen aan de NNGB per gemeente. De gemeente Ommen scoort met 18% ruim boven het Overijsselse gemiddelde (12%). 11
Figuur 5.1 Voldoen aan de NNGB (basisschoolleerlingen) naar gemeente
Ooijendijk, W.T.M., Wendel-Vos, G.C.W., Vries, S.I. de. Reader consensus vragenlijsten sport en bewegen. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven, 2007. 12 Bernaards, C. Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2000-2013. Leiden: TNO, 2014.
25
Resultaten naar achtergrondkenmerken In figuur 5.2 staat het percentage jongeren dat voldoet aan de NNGB naar achtergrondkenmerken. Uit de figuur is af te lezen dat de 4- tot en met 6-jarigen met 16% het meeste voldoen aan de NNGB. Ook is op te maken uit de figuur dat het voldoen aan de NNGB toeneemt met de opleiding van de moeder. In de periode 2012-2014 is het percentage jongeren dat voldoet aan de NNGB naar achtergrondkenmerk stabiel gebleven.
Figuur 5.2 Percentage jongeren dat voldoet aan de NNGB naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
Fitnorm Om de fitnorm in beeld te krijgen, is de respondenten gevraagd hoe vaak per week zij 20 minuten achtereen intensief bewegen. Onder intensief bewegen worden sporten of andere inspannende activiteiten verstaan. Hierbij wordt voldaan aan de fitnorm als men minimaal 3 keer per week intensief beweegt. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel haalt 64% van de 4- tot en met 17-jarigen de fitnorm (67% in 2012). In Nederland ligt dit 13 percentage op 36% . In bijlage 7 is het percentage jongeren dat voldoet aan de fitnorm uitgesplitst naar gemeenten. In de gemeenten Haaksbergen en Oldenzaal wordt het meest voldaan aan de fitnorm (respectievelijk 70% en 69%). In de periode 2012-2014 is het percentage jongeren dat de fitnorm haalt iets gedaald met gemiddeld 2-3%. In de gemeente Losser is het percentage jongeren dat voldoet aan de fitnorm sterker gedaald (68% in 2014; 75% in 2012). In figuur 5.3 staan de gemeentelijke percentages weergegeven van de basisschoolleerlingen die aan de fitnorm voldoen. De gemeenten Borne (68%), Haaksbergen (65%) en Oldenzaal (62%) scoren boven ruim boven het Overijsselse gemiddelde (57%) en de gemeenten Deventer (52%), Hardenberg (52%) en Steenwijkerland (46%) scoren lager.
Figuur 5.3 Voldoen aan de fitnorm (basisschoolleerlingen) naar gemeente 13
Bernaards, C. Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2000-2013. Leiden: TNO, 2014.
26 Resultaten naar achtergrondkenmerken Figuur 5.4 laat het voldoen aan de fitnorm naar achtergrondkenmerken zien. Hieruit blijkt dat jongens vaker aan de norm voldoen dan meisjes en dat de fitnorm vaker gehaald wordt naarmate de leeftijd (tot 14 jaar) en het opleidingsniveau van de moeder van de basisschoolleerling stijgt. De figuur laat ook zien dat het hebben van overgewicht en/of een chronische aandoening/beperking een negatieve invloed heeft op de fitnorm. In de periode 2012-2014 blijkt dat de 4- tot en met 6-jarigen en 7- tot en met 10-jarigen en jongeren met ernstig overgewicht minder aan de fitnorm zijn gaan voldoen.
Figuur 5.4 Percentage jongeren dat voldoet aan de fitnorm naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
Sedentair gedrag (zitgedrag) Naast onvoldoende lichaamsbeweging kent langdurig zitten eveneens gezondheidsrisico’s. Sedentair gedrag (zitgedrag) tijdens de jeugd blijkt een voorspeller voor overgewicht op volwassen leeftijd, onafhankelijk van de BMI en de hoeveelheid lichaamsbeweging van de jongeren. Voor jongeren is het advies om niet meer dan twee 14 uur per dag in de vrije tijd te zitten of liggen, zoals bijvoorbeeld bij computeren en/of televisie kijken . In de Jeugdsportmonitor is gevraagd hoe vaak (in dagen per week) en hoe lang (in minuten per dag) de respondenten TV/DVD kijken en achter de computer/laptop/tablet zitten. De dagen en minuten zijn omgerekend naar de norm voor sedentair gedrag (voor uitleg zie schema 5.1). Resultaten voor Overijssel en gemeenten 15 Het meest interessant is om te weten hoeveel jongeren veel sedentair gedrag vertonen. In Overijssel zit 41% van de 4- tot en met 17-jarigen meer dan 2 uur per dag in de vrije tijd achter de computer en/of voor de televisie (42% in 2012). Voor basisschoolleerlingen ligt dit percentage iets lager, namelijk op 36% (31% in 2012), maar voor de leerlingen op het voortgezet onderwijs op 47% (52% in 2012). In Nederland voldoet 43% van de 16 4- tot en met 12-jarigen aan de norm veel sedentair gedrag . In bijlage 8 worden de resultaten per gemeente getoond. In de gemeenten Almelo (48%) en Losser (46%) vertonen jongeren vaker veel sedentair gedrag dan in de rest van Overijssel. In de periode 2012-2014 is het aantal jongeren dat veel sedentair gedrag vertoont, gedaald in de gemeente Hardenberg (37% in 2014; 42% in 2012), maar gestegen in de gemeente Twenterand (40% in 2014; 35% in 2012).
14
Hendriksen I., Bernaards C., Hildebrandt V., Hofstetter H. Lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag in Nederland 20002011. In: Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2010/2011. Leiden: TNO, 2013. 15 veel sedentair gedrag is 2 uur of meer per dag in de vrije tijd televisie/dvd kijken en/of computeren. 16 Hendriksen I., Bernaards C., Hildebrandt V., Hofstetter H. Lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag in Nederland 20002011. In: Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2010/2011. Leiden: TNO, 2013.
27
Figuur 5.5 laat de gemeentelijke percentages zien van de basisschoolleerlingen die veel sedentair gedrag vertonen. In de gemeenten Haaksbergen en Losser vertonen meer basisschoolleerlingen veel sedentair gedrag dan in de rest van Overijssel (respectievelijk 44% en 45% ten opzichte van 36%). Minder aan de norm voor veel sedentair gedrag dan gemiddeld wordt voldaan in de gemeenten Hardenberg (32%), Steenwijkerland (32%) en Zwartewaterland (27%).
Figuur 5.5 Veel sedentair gedrag (basisschoolleerlingen) naar gemeente
Resultaten naar achtergrondkenmerken De resultaten naar achtergrondkenmerken staan in figuur 5.6 weergegeven. Uit de figuur blijkt dat jongens, 11tot en met 17-jarigen, Vmbo’ers en allochtonen relatief meer tijd doorbrengen voor de TV of achter de computer. Bij basisschoolleerlingen blijkt dat de opleiding van de moeder van invloed is op het sedentaire gedrag van het kind; hoe lager de opleiding, hoe meer voldaan wordt aan de norm voor veel sedentair gedrag. Als laatste laat de figuur zien dat het hebben van overgewicht en/of een beperking een risico is voor het vertonen van veel sedentair gedrag.
Figuur 5.6 Percentage jongeren dat veel sedentair gedrag vertoont naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
28 5.2 Lopen of fietsen naar school Van de 4- tot en met 17-jarigen in Overijssel gaat 78% elke dag lopend of fietsend naar school. Op de basisschool gaat 63% van de leerlingen lopend of fietsend naar school, op het voorgezet onderwijs ligt dit percentage op 97%. De meerderheid van de jongeren die lopend of fietsend naar school gaan, reist niet meer dan 20 minuten per dag van en naar school (70%). In onderstaande figuur is af te lezen dat de reistijd verschilt tussen leerlingen op de basisschool (primair onderwijs; PO) en het voortgezet onderwijs (VO).
Figuur 5.7 Reistijd van en naar school per dag naar schooltype (in procenten)
5.3 Sporten en bewegen in de buurt Het beleidsprogramma Sport en bewegen in de buurt 2012-2016 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt zich op wijken en buurten. Het kabinet wil dat mensen meer mogelijkheden krijgen om te 17 sporten en bewegen in de eigen leefomgeving . In de Jeugdsportmonitor is ook aandacht voor sport en bewegen in de buurt. Buitenspelen Aan de leerlingen op de basisschool is gevraagd hoeveel dagen per week ze gemiddeld buiten spelen en gemiddeld hoe lang per dag. In Overijssel speelt 21% van de 4- tot en met 12-jarigen dagelijks buiten. Uit de analyse van deze vraag blijkt ook dat 4- tot en met 12-jarigen gemiddeld 4,4 dagen per week buitenspelen en qua duur blijkt dat de meerderheid 1 tot 2 uur (46%) of 30-60 minuten (32%) buiten speelt. Spelen en bewegen in de buurt De 4- tot en met 17-jarigen in Overijssel is gevraagd waar en hoe vaak ze buiten spelen of bewegen. In figuur 5.8 staan de resultaten weergegeven. Er wordt vooral in de eigen tuin, op straat, op het (school)plein en op een (gras)veldje gespeeld of bewogen. De resultaten zijn ook uitgesplitst naar geslacht en schooltype (niet in de tabel vermeld). Uit deze extra analyse valt op dat vooral grasveldjes en sportveldjes het domein van jongens is. Speeltuintjes worden iets vaker bezocht door meisjes. Jongeren uit het basisonderwijs spelen en bewegen vaker op grasveldjes, in speeltuintjes, op het (school)plein, op straat en in de tuin, terwijl jongeren uit het voortgezet onderwijs meer gebruik maken van sportveldjes en bosjes, parken of weilanden om te bewegen.
17
http://www.sportindebuurt.nl/veel-gestelde-vragen/programma-sport-en-bewegen.dot
29
Figuur 5.8 Plaats en frequentie van spelen en bewegen in de buurt (in procenten)
Belemmeringen in de buurt Aan de respondenten is gevraagd wat zij vinden van de sport- en beweegmogelijkheden in hun buurt. In figuur 5.9 zijn deze resultaten weergegeven. Over het algemeen zijn jongeren positief over de sport- en beweegvoorzieningen in de buurt. Daarentegen vindt ongeveer een kwart van de 4- tot en met 17-jarigen dat er te weinig veldjes en pleintjes in hun buurt zijn, de veldjes en pleintjes slecht onderhouden zijn, vaak bezet zijn en dat het onveilig in de buurt is door het verkeer. Bijna de helft van de jongeren (43%) geeft aan dat er geen activiteiten in de buurt worden georganiseerd.
Figuur 5.9 Mening omtrent de sport- en beweegmogelijkheden in de buurt (in procenten)
30 5.4 Sporten en bewegen op school In de Jeugdsportmonitor is gevraagd of de school extra sport- en beweegactiviteiten organiseert buiten de gymlessen om. Van de 4- tot en met 17-jarigen geeft 69% (68% in 2012) aan dat zijn/haar school sport- en beweegactiviteiten organiseert onder en/of na schooltijd. Scholen uit het voortgezet onderwijs lijken vaker een extra aanbod naast de gymlessen te hebben dan scholen uit het basisonderwijs (79% vs. 64%). Vervolgens is gevraagd naar de mening over dit extra aanbod van sport- en beweegactiviteiten. In figuur 5.10 is af te lezen dat de 4- tot en met 17-jarigen in Overijssel over het algemeen positief zijn over deze activiteiten. Extra analyses wijzen uit dat jongens positiever zijn over het extra sport- en beweegaanbod dan meisjes. Datzelfde geldt ook voor de basisschoolleerlingen. In het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs zijn de meningen gelijk voor wat betreft het vaker organiseren van extra sport- en beweegactiviteiten (PO: 60% mee eens; VO: 57% mee eens) (zie onderstaande figuur).
Figuur 5.10 Mening over de extra sport- en beweegactiviteiten onder en/of na schooltijd (in procenten)
31
32
6.1 Roken Aan de jongeren uit het voortgezet onderwijs is de vraag gesteld of zij wel eens gerookt hebben. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel geeft 20% van de jongeren aan wel eens gerookt te hebben (22% in 2012). Landelijk heeft 31% van 18 de 10 tot en met 19-jarigen wel eens gerookt . Het aantal jongeren dat nu nog rookt ligt in Overijssel op 9% (10% in 2012). In bijlage 9 staat het percentage rokers per gemeente. In de gemeente Steenwijkerland (15%) wordt meer gerookt dan in de rest van Overijssel. Het percentage rokers in de gemeenten Losser (4%) en Zwolle (4%) ligt onder het Overijsselse gemiddelde van 10%. In de periode 2012-2014 is het percentage rokers gedaald in de gemeenten Almelo (7% in 2014; 12% in 2014), Hellendoorn (10% in 2014; 15% in 2012), Oldenzaal (5% in 2014; 11% in 2012) en Zwolle (4% in 2014; 9% in 2012). Resultaten naar achtergrondkenmerken In figuur 6.1 staan de jongeren die roken uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. Uit de figuur is op te maken dat 12% van de 14- tot en met 17-jarigen rookt ten opzichte van 3% van de 11- tot en met 13-jarigen. Vmboleerlingen roken meer dan leerlingen van Havo/Vwo en uit de figuur blijkt dat allochtonen en jongeren met een beperking en/of een chronische aandoening vaker roken. In de periode 2012-2014 is het percentage rokers onder Mavo/Vmbo-leerlingen en jongeren met ernstig overgewicht gedaald.
Figuur 6.1 Percentage rokers naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
18
Verdurmen, J., Monshouwer K., Laar, van M. Roken Jeugd Monitor 2013. Utrecht: Trimbos Instituut, 2014.
33 6.2 Alcohol In Nederland is de leeftijdsgrens voor de verkoop van alcohol per 1 januari 2014 verhoogd naar 18 jaar. In 2012 is in de Jeugdsportmonitor gevraagd naar het alcoholgebruik onder leerlingen van het voortgezet onderwijs en het is in 2014 interessant om te onderzoeken of het alcoholgebruik is afgenomen sinds de wetswijziging. Resultaten voor Overijssel en gemeenten Van de jongeren in het voortgezet onderwijs geeft de helft (52%) aan wel eens alcohol gedronken te hebben 19 (53% in 2012). In Nederland ligt dit cijfer in 2011 op 43% . Binge drinken wordt gedefinieerd als het drinken van vijf of meer glazen alcohol bij één gelegenheid. In Overijssel heeft 15% van de jongeren op het voortgezet onderwijs in de afgelopen vier weken aan binge 24 drinken gedaan (17% in 2012). Landelijk ligt het percentage binge drinkers in 2012 op 30% . In bijlage 9 wordt het percentage binge drinkers per gemeente weergegeven. In de gemeenten Haaksbergen (22%) en Steenwijkerland (24%) komt binge drinken het vaker dan gemiddeld voor en in de gemeente Almelo (8%) het minst vaak. In de periode 2012-2014 is het percentage binge drinkers afgenomen en dan vooral in de gemeenten Almelo (8% in 2014; 14% in 2012), Hardenberg (15% in 2014; 21% in 2012), Hellendoorn (14% in 2014; 22% in 2012) en Twenterand (15% in 2014; 20% in 2012). Resultaten naar achtergrondkenmerken In figuur 6.2 staat het percentage binge drinkers uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. Uit de figuur blijkt dat van de 14- tot en met 17-jarigen 22% aan binge drinken heeft gedaan in de afgelopen 4 weken. Er blijkt geen verband tussen opleidingsniveau of BMI en binge drinken te zijn. In de periode 2012-2014 is het binge drinken voor alle subgroepen gedaald.
Figuur 6.2 Percentage binge-drinkers naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
19
Verdurmen J., Monshouwer K., Van Dorsselaer S., Lokman S., Vermeulen-Smit E., Vollebergh W. Jeugd en riskant gedrag 2011. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Utrecht: Trimbos-instituut, 2012.
34 6.3 Voeding In de Jeugdsportmonitor is ook aandacht voor voeding. In de vragenlijst is gevraagd naar de consumptie van fruit, groente, ontbijt en suikerhoudende dranken en water. Fruit-, groente- en ontbijtnorm 20 In de rapportage Richtlijnen goede voeding worden voor de jeugd normen voor groente en fruit inname geadviseerd. De groentenorm is gesteld op 150 gram groente per dag voor 4- tot en met 11-jarigen en 200 gram groente per dag voor 12 jaar en ouder. De fruitnorm komt neer op 2 stuks fruit per dag en aanbevolen wordt om elke dag te ontbijten. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel voldoet 20% van de 4- tot en met 17-jarigen aan de fruitnorm (17% in 2012), 4% aan de 21 groentenorm en 91% aan de ontbijtnorm. Landelijk onderzoek laat zien dat van de leeftijdsgroep 4-12 jaar 30% voldoet aan de fruitnorm, 7% aan de groentenorm en 97% aan de ontbijtnorm. Voor de leeftijdsgroep 1217 liggen deze percentages landelijk op respectievelijk 25%, 9% en 80%. In de gemeenten liggen de percentages van de jongeren die voldoen aan de normen rond het Overijsselse gemiddelde, maar met een relatief hogere score voor de gemeente Oldenzaal (30%) op de fruitnorm (zie bijlage 10). In de periode 20122014 is het percentage jongeren dat voldoende fruit eet gestegen en dan vooral in de gemeenten Oldenzaal (30% in 2014; 17% in 2012), Ommen (21% in 2014; 15% in 2012), Twenterand (18% in 2014; 11% in 2012) en Zwolle (24% in 2014; 18% in 2012). Voor de groentenorm en ontbijtnorm is geen vergelijking met 2012 mogelijk, vanwege een wijziging in de vraagstelling. Resultaten naar achtergrondkenmerken In figuur 6.3 staan de groente- en fruitnorm naar de achtergrondkenmerken geslacht en leeftijd weergeven. Er zijn geen grote verschillen naar achtergrondkenmerk gevonden. Niet uit de tabel af te lezen is dat bij een hoge opleiding van de moeder, er vaker voldaan wordt aan de fruitnorm (voor de groentenorm is geen verschil gevonden naar opleiding van de moeder).
Figuur 6.3 Jongeren die voldoen aan de groente- en fruitnorm naar geslacht en leeftijd (in procenten)
20
Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2006. Den Haag: Gezondheidsraad, 2006; publicatie nr 2006/21. Klauw, M. van der., Verheijden, M.W., Slinger, J. Monitor convenant gezond gewicht 2012 : (determinanten van) beweegen eetgedrag van kinderen (4-11 jaar), jongeren (12-17 jaar) en volwassenen (18+ jaar). Leiden: TNO, 2012.
21
35 Suikerhoudende dranken en water In Overijssel zijn vier JOGG-gemeenten die de Jeugdsportmonitor kunnen gebruiken als monitorinstrument. JOGG, Jongeren Op Gezond Gewicht, is een initiatief dat naar aanleiding van het Convenant Gezond Gewicht is opgezet. Dit is een samenwerkingsverband van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties dat streeft naar een samenleving waarin alle jongeren wonen, leren, recreëren en werken in een gezonde omgeving met aandacht voor een gezonde leefstijl in het algemeen en voor een gezond gewicht in het bijzonder. Het stimuleren van water drinken en terugdringen van het drinken van zoete drankjes is één van de speerpunten van de JOGG-aanpak. In de Jeugdsportmonitor wordt vanaf 2014 gevraagd naar de frequentie en hoeveelheid van het drinken van suikerhoudende drankjes (bijv. limonade, roosvicee, diksap, wicky, lessini, thee met suiker, icetea, chocolademelk, yoghurtdrink, vruchtensappen en frisdrank) en naar de frequentie en hoeveelheid van het drinken van water of thee zonder suiker. Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel worden suikerhoudende dranken door 95% van de 4- tot en met 17-jarigen gedronken (gemiddeld 2 glazen per dag). Het percentage waterdrinkende jongeren ligt op 77% (gemiddeld 2 glazen per dag). De percentages liggen lager voor het dagelijks drinken van water en suikerhoudend dranken: Dagelijks drinken van suikerhoudende dranken wordt gedaan door 62% van de jongeren in Overijssel en water wordt dagelijks door 44% van de jongeren gedronken. Meer basisschoolleerlingen (72%) dan leerlingen van het voortgezet onderwijs (49%) drinken elke dag suikerhoudende dranken. Bij dagelijks water drinken ligt het ongeveer gelijk (respectievelijk 45% en 44%). Het dagelijks drinken van water en van suikerhoudende dranken verschillen per gemeente (zie bijlage 11). Dagelijks water drinken wordt meer dan gemiddeld in de gemeenten Oldenzaal (53%) en Zwolle (57%) gedaan en minder dan gemiddeld in de gemeenten Hardenberg (38%), Hellendoorn (34%), Steenwijkerland (35%) en Twenterand (32%). Voor het dagelijks drinken van suikerhoudende dranken geldt dat dit in de gemeente Losser minder dan in de rest van Overijssel wordt gedaan (57%). Resultaten naar achtergrondkenmerken Onderstaande figuur laat zien dat meisjes vaker dagelijks water drinken dan jongens en dat het dagelijks drinken van water (maar ook het dagelijks drinken van suikerhoudende dranken) toeneemt met het opleidingsniveau (van zowel VO-leerling als moeder van PO-leerling). Suikerhoudende drankjes worden vaker door 4- tot en met 10- jarigen gedronken. Jongeren met ernstig overgewicht drinken dagelijks minder water, maar ook minder suikerhoudende dranken dan jongeren met een gezond gewicht.
Figuur 6.4 Jongeren die dagelijks water drinken en dagelijks suikerhoudende dranken drinken (in procenten)
36 6.4 Overgewicht In de vragenlijst is gevraagd naar lengte en gewicht. Aan de hand van deze gegevens is de Body Mass Index 22 (BMI) berekend. Aan de hand van de BMI kan bepaald worden of er sprake is van overgewicht . Resultaten voor Overijssel en gemeenten In Overijssel heeft 89% van de 4- tot en met 17-jarigen een gezond gewicht (91% in 2012). Matig overgewicht komt voor bij 9% van de jongeren (7% in 2012) en 2% van de jongeren in Overijssel heeft ernstig overgewicht of obesitas (2% in 2012). Landelijk heeft 80% van de 4- tot 12-jarigen een gezond gewicht (85% van de 12- tot 16jarigen en 84% van de 16- tot 20-jarigen) en heeft 12% overgewicht (12% van 12-16 jaar en 11% van 16-20 23 jaar) . In de verschillende gemeenten ligt het percentage jongeren met een gezond gewicht rond het Overijsselse gemiddelde van 89%, waarin de gemeenten Losser en Oldenzaal beide hoger scoren met 93% (zie bijlage 12). In bijlage 13 staat het percentage overgewicht (matig en ernstig overgewicht samen) uitgesplitst naar de gemeenten. Dit overzicht laat zien dat er meer overgewicht is op het basisonderwijs (13% ten opzichte van 9% voor voortgezet onderwijs). Uit figuur 6.5 is af te lezen dat er meer basisschoolleerlingen met overgewicht zijn in de gemeenten Deventer (17%), Kampen (17%), Twenterand (18%) en Zwartewaterland (17%). Figuur 6.5 Overgewicht (basisschoolleerlingen) naar gemeente
Resultaten naar achtergrondkenmerken In onderstaande figuur staat het percentage jongeren met overgewicht (matig en ernstig overgewicht samen) uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. Uit de figuur komt naar voren dat overgewicht vaker dan gemiddeld voorkomt bij Vmbo-leerlingen en bij basisschoolleerlingen met een laag opgeleide moeder.
Figuur 6.6 Percentage jongeren met overgewicht (matig en ernstig samen) naar achtergrondkenmerken (2012 en 2014)
22 23
BMI = gewicht (in kilogram) gedeeld door lengte (in meters) in het kwadraat. CBS Statline, 2013.
37
38
39
Bijlage 1 Regelmatige sportdeelname (minimaal 40 keer per jaar sporten) van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) **
2014 Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
78
79
76
Borne
86
86
-
*
Deventer
64
65
-
*
Haaksbergen
89
85
94
Hardenberg
82
79
85
Hellendoorn
85
85
85
Hengelo
-
*
-
*
-
*
Kampen
72
75
-
*
Losser
86
80
92
Oldenzaal
90
89
91
Ommen
81
74
89
Rijssen-Holten
79
82
-
Steenwijkerland
74
74
73
Twenterand
79
78
80
Zwartewaterland
80
79
-
Zwolle
83
78
92
82
79
85
Totaal *
*
*
- vanwege kleine n niet betrouwbaar. ** In 2012 is de vraag naar sportfrequentie op een andere manier gesteld, waardoor de regelmatige/wekelijkse sportdeelname niet te berekenen is zoals in 2014 is gedaan.
40
Bijlage 2 Sportdeelname volgens RSO (minimaal 12 keer per jaar sporten) van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) 2012 Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
88
85
90
87
88
85
Borne
95
95
97
92
92
-
*
-
-
-
77
77
-
*
Haaksbergen
96
95
-
*
94
91
98
Hardenberg
93
93
93
90
88
91
Hellendoorn
94
94
94
91
91
92
Hengelo
91
87
94
-
*
-
*
-
*
Kampen
90
89
90
83
84
-
*
Losser
95
94
96
93
90
96
Oldenzaal
96
96
96
96
95
97
Ommen
92
92
92
89
84
93
Rijssen-Holten
94
91
96
88
90
-
Steenwijkerland
-
*
-
*
-
*
87
86
88
Twenterand
89
86
93
86
87
84
-
-
-
91
90
-
90
88
94
90
88
95
92
91
94
90
88
92
Deventer
Zwartewaterland Zwolle Totaal *
2014
- vanwege kleine n niet betrouwbaar.
**
Totaal
*
*
41
Bijlage 3 Lidmaatschap van een sportvereniging van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) 2012 Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
71
72
69
66
75
54
Borne
84
85
82
84
83
-
*
-
-
-
56
59
-
*
Haaksbergen
86
84
-
*
83
82
86
Hardenberg
75
74
76
74
73
76
Hellendoorn
80
68
80
80
83
77
Hengelo
72
80
77
-
*
-
*
-
*
Kampen
69
73
63
61
70
-
*
Losser
80
78
82
79
77
81
Oldenzaal
79
77
80
84
81
88
Ommen
75
71
80
71
66
76
Rijssen-Holten
62
70
52
75
74
-
Steenwijkerland
-
*
-
*
-
*
66
73
59
Twenterand
72
71
74
70
74
66
-
-
-
75
76
-
67
73
73
74
71
82
74
72
76
74
74
75
Deventer
Zwartewaterland Zwolle Totaal *
2014
- vanwege kleine n niet betrouwbaar.
*
*
42
Bijlage 4 Motivatie om te sporten naar leeftijdsgroepen
Motivatie om te sporten naar BMI
43 Motivatie om te sporten naar het hebben van een beperking en/of een chronische aandoening
Motivatie om NIET te sporten naar leeftijdsgroepen
44
Motivatie om NIET te sporten naar BMI
Motivatie om NIET te sporten naar het hebben van een beperking en/of een chronische aandoening
45
Bijlage 5 In bezit van minimaal één zwemdiploma bij 4- tot en met 12-jarigen naar gemeente (in %) 2012
*
2014
Totaal
Basisonderwijs
Totaal
Basisonderwijs
Almelo
67
67
75
75
Borne
78
78
85
85
Deventer
-
-
69
-
Haaksbergen
80
80
78
78
Hardenberg
75
75
69
69
Hellendoorn
76
76
78
78
Hengelo
70
70
-
*
-
Kampen
76
76
78
78
Losser
70
70
75
75
Oldenzaal
77
77
77
77
Ommen
73
73
70
70
Rijssen-Holten
75
75
78
78
Steenwijkerland
-
*
-
*
78
78
Twenterand
73
73
75
75
Zwartewaterland
-
-
88
88
Zwolle
64
64
70
70
Totaal
72
72
74
74
- vanwege kleine n niet betrouwbaar.
*
*
46
Bijlage 6 Voldoen aan NNGB van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) 2012 Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
11
12
11
11
12
11
Borne
15
13
17
15
15
-
*
Deventer
-
-
-
11
11
-
*
Haaksbergen
9
9
-
*
10
11
9
Hardenberg
12
13
9
10
13
8
Hellendoorn
14
14
14
11
13
9
Hengelo
13
15
11
-
*
-
*
-
*
Kampen
10
11
9
11
15
-
*
Losser
9
5
13
11
10
11
Oldenzaal
12
12
13
12
14
8
Ommen
10
10
10
13
18
8
Rijssen-Holten
11
8
5
9
10
-
Steenwijkerland
-
*
-
*
-
*
11
10
12
Twenterand
13
17
8
11
13
10
-
-
-
14
9
-
17
21
11
13
12
15
13
15
11
11
12
9
Zwartewaterland Zwolle Totaal *
2014
- vanwege kleine n niet betrouwbaar.
*
*
47
Bijlage 7 Voldoen aan fitnorm van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) 2012 Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
61
56
67
61
54
69
Borne
69
66
74
67
68
-
*
-
-
-
47
52
-
*
Haaksbergen
74
71
-
*
70
65
78
Hardenberg
65
62
68
62
52
72
Hellendoorn
69
65
77
67
60
75
Hengelo
65
60
69
-
*
-
*
-
*
Kampen
60
54
71
56
53
-
*
Losser
75
70
80
68
57
80
Oldenzaal
71
69
75
69
62
78
Ommen
67
61
74
66
56
76
Rijssen-Holten
55
57
53
54
55
-
Steenwijkerland
-
*
-
*
-
*
60
46
73
Twenterand
65
60
72
64
56
75
-
-
-
61
60
-
68
63
75
64
56
82
67
63
74
64
57
74
Deventer
Zwartewaterland Zwolle Totaal *
2014
- vanwege kleine n niet betrouwbaar.
*
*
48
Bijlage 8 Veel sedentair gedrag van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) 2012 Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
44
39
50
48
38
62
Borne
41
39
44
42
41
-
*
-
-
-
40
39
-
*
Haaksbergen
36
37
-
*
42
44
39
Hardenberg
42
34
55
37
32
43
Hellendoorn
44
35
61
40
34
47
Hengelo
44
37
51
-
*
-
*
-
*
Kampen
40
31
56
38
37
-
*
Losser
44
32
56
46
45
48
Oldenzaal
45
38
54
44
39
51
Ommen
38
27
49
38
33
44
Rijssen-Holten
29
26
32
33
36
-
Steenwijkerland
-
*
-
*
-
*
49
32
65
Twenterand
35
23
49
40
37
45
-
-
-
32
27
-
55
-
*
55
39
37
43
42
31
52
41
36
47
Deventer
Zwartewaterland Zwolle Totaal *
2014
- vanwege kleine n niet betrouwbaar.
*
*
49
Bijlage 9 Roken en binge drinken in het voortgezet onderwijs naar gemeente (in %) **
% rokers 2012
*
% binge drinkers 2014
2012
2014
Almelo
12
7
14
8
Borne
12
-
*
20
-
*
Deventer
-
-
*
-
-
*
Haaksbergen
8
6
-
*
22
Hardenberg
11
10
21
15
Hellendoorn
15
10
22
14
Hengelo
9
-
*
13
-
*
Kampen
12
-
*
15
-
*
Losser
5
4
13
11
Oldenzaal
11
5
17
16
Ommen
5
8
13
14
Rijssen-Holten
12
-
*
18
-
Steenwijkerland
-
*
15
-
*
24
Twenterand
10
9
20
15
Zwartewaterland
-
-
*
-
-
Zwolle
9
4
13
13
Totaal
10
9
17
15
*
*
- vanwege kleine n niet betrouwbaar. ** Jongeren (12+) die in de afgelopen 4 weken 5 of meer alcoholische drankjes bij één gelegenheid hebben gedronken.
50
Bijlage 10 Voldoen aan groentenorm, fruitnorm en ontbijtnorm (4-17 jaar) naar gemeente (in %) Groentenorm 2012
Fruitnorm ***
2014
Ontbijtnorm
2012
2014
2012
2014
Almelo
33
27 (4)
17
18
-
**
90
Borne
43
43 (8)
19
21
-
**
98
-
30 (8)
-
24
-
**
90
Haaksbergen
44
44 (6)
17
17
-
**
95
Hardenberg
26
35 (3)
14
16
-
**
89
Hellendoorn
30
36 (2)
17
21
-
**
91
Hengelo
38
-
*
21
-
*
-
**
-
Kampen
22
33 (4)
15
22
-
**
87
Losser
34
41 (4)
15
15
-
**
91
Oldenzaal
42
44 (4)
17
30
-
**
94
Ommen
28
38 (4)
15
21
-
**
90
Rijssen-Holten
23
39 (3)
15
25
-
**
94
Steenwijkerland
-
*
32 (4)
-
*
14
-
**
87
Twenterand
25
29 (2)
11
18
-
**
90
-
42 (2)
-
13
-
**
97
Zwolle
41
37 (7)
18
24
-
**
94
Totaal
34
36 (5)
17
20
-
**
91
Deventer
Zwartewaterland
*
*
- vanwege kleine n niet betrouwbaar. ** - In 2012 is niet gevraagd naar ontbijten. *** Groentenorm in 2012 gemeten aan de hand van ‘elke dag groente eten’, maar in 2014 is ook rekening gehouden met aantal opscheplepels = percentage tussen haakjes.
51
Bijlage 11 Elke dag drinken van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) Elke dag water Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
41
42
40
62
72
47
Borne
41
40
-
*
65
64
-
*
Deventer
52
59
33
54
55
-
*
Haaksbergen
48
42
58
59
69
42
Hardenberg
38
33
42
65
77
53
Hellendoorn
34
34
34
65
79
45
Hengelo
-
*
-
*
-
*
-
*
-
*
-
*
Kampen
46
51
-
*
69
79
-
*
Losser
47
52
42
57
68
46
Oldenzaal
53
50
58
61
69
52
Ommen
43
44
41
61
72
50
Rijssen-Holten
35
33
-
*
66
72
-
Steenwijkerland
35
44
26
63
83
43
Twenterand
32
32
32
62
69
53
Zwartewaterland
44
40
-
*
77
78
-
Zwolle
57
53
66
62
70
45
44
45
44
62
72
49
Totaal *
Elke dag suikerhoudende dranken
- vanwege kleine n niet betrouwbaar
*
*
52
Bijlage 12 BMI (4-17 jaar) naar gemeente (in %) Gezond gewicht 2012
Matig overgewicht
2014
2012
Ernstig overgewicht
2014
2012
2014
Almelo
89
87
8
11
3
2
Borne
91
89
8
8
2
3
-
85
-
12
-
4
Haaksbergen
88
90
11
8
2
2
Hardenberg
87
89
11
8
2
2
Hellendoorn
89
91
9
8
2
2
Hengelo
87
-
*
10
-
*
3
-
Kampen
87
81
11
17
2
2
Losser
90
93
7
6
4
1
Oldenzaal
90
93
9
6
1
1
Ommen
90
90
9
9
1
1
Rijssen-Holten
89
81
9
15
2
4
Steenwijkerland
-
*
90
-
*
7
-
*
2
Twenterand
86
86
11
9
3
5
-
83
-
14
-
3
Zwolle
97
89
3
8
0
2
Totaal
91
89
7
9
2
2
Deventer
Zwartewaterland
*
- vanwege kleine n niet betrouwbaar
*
53
Bijlage 13 Overgewicht (matig en ernstig overgewicht samen) van 4- tot en met 17-jarigen naar gemeente (in %) 2012 Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Totaal
Basisonderwijs
Voortgezet onderwijs
Almelo
10
8
13
13
13
13
Borne
9
11
7
11
9
-
*
Deventer
-
-
-
16
17
-
*
Haaksbergen
12
10
-
*
10
10
9
Hardenberg
13
15
12
11
13
8
Hellendoorn
11
12
11
9
9
10
Hengelo
13
14
9
-
*
-
*
-
*
Kampen
13
13
14
20
17
-
*
Losser
10
12
9
7
10
5
Oldenzaal
10
11
9
7
9
5
Ommen
10
13
8
10
13
8
Rijssen-Holten
11
13
9
19
15
-
Steenwijkerland
-
*
-
*
-
*
10
13
6
Twenterand
14
17
10
14
18
10
Zwartewaterland
-
-
-
17
17
-
Zwolle
3
-
*
8
11
12
8
9
8
9
11
13
9
Totaal *
2014
- vanwege kleine n niet betrouwbaar
*
*
54
55