nr. 141 Bad kids? Een onderzoek naar veiligheidsbeleving van leerlingen op het Milton Peters College te St. Maarten
Annette Verlaan November 2006
Dit rapport is als afstudeerscriptie bekroond met de Peter Smits-scriptieprijs 2006 voor de beste scriptie van een student aan een universiteit of hogeschool in Nederland, die betrekking heeft op de Nederlandse Antillen en/of Aruba. De Stichting ABC Advies verstrekt kosteloze adviezen op voornamelijk financieel, sociaaleconomisch, organisatorisch en juridisch gebied aan overheden, bedrijven en organisaties op de Nederlandse Antillen en/of Aruba, mits: 1. 2. 3.
de Stichting een daartoe strekkend verzoek ontvangt; het advies ten doel heeft een bijdrage te zijn aan de sociaal-economische ontwikkeling van de Nederlandse Antillen c.q. Aruba; de Stichting met het verlenen van het advies niet in concurrentie treedt met commercieel opererende adviesbureaus.
De werkzaamheden van de Stichting ABC Advies worden mogelijk gemaakt dankzij de financiële c.q. organisatorische steun van de navolgende bedrijven en instellingen: - Auto Unie Aruba N.V. - Private Foundation Bon Intenshon Curaçao - HBN Law - Maduro & Curiël’s Bank - Universiteit Twente De Stichting ABC Advies aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de inhoud, strekking en/of gevolgen van uitgebrachte adviezen of rapporten. Reproductie en/of openbaarmaking van delen van deze uitgave is toegestaan mits met bronvermelding.
Bestuur: Prof.dr. P.B. Boorsma, voorzitter; drs. H.R. Ziekenoppasser, secretaris; E.J. StraatmanKorteweg, 2e secretaris; dr. S. Knigge, penningmeester; A.J.J. de Jong, bestuurslid Raad van Toezicht: Drs. J. van Doorn, voorzitter; E.F. d’Arnault; ir. J.H. de Sola; R. Gomes Casseres
Postadres: E.J. Straatman-Korteweg, Universiteit Twente/DiSC, Postbus 217, 7500 AE Enschede Telefoon: 053 – 4898034; fax 053 – 4894638; e-mail:
[email protected]
Bad kids? Een onderzoek naar veiligheidsbeleving van leerlingen op het Milton Peters College te Sint Maarten.
Annette Verlaan Doctoraal scriptie Culturele Antropologie Radboud Universiteit Nijmegen
1
2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
5
Inleiding: Verantwoording
7
§ 1 Doelstelling
7
§ 2 Vraagstelling
7
§ 3 Methoden en technieken
8
Hoofdstuk 1: De setting
11
§ 1 Sint Maarten tegenwoordig
11
§ 2 De onderzoekslokatie
11
§ 3 Geweld op school
12
§ 4 Situatieschets onderwijs op de Cariben
12
Hoofdstuk 2: Theoretische inzichten
15
§ 1 Wat is geweld
15
§ 2 Antropologie en onderwijs
16
§ 3 Antropologie en geweld
18
§ 4 Machismo
19
Hoofdstuk 3: Geweld op school; de leerlingen aan het woord
21
§ 1 Inleidend
21
§ 2 Schoolveiligheid
22
§ 3 Ouderparticipatie
23
§ 4 Schoolregels
24
§ 5 Leraren als rolmodel
26
§ 6 Wapens op school
27
§ 7 Vechten op school en gangs
28
§ 8 Drugs op school
31
§ 9 Seksuele intimidatie op school
33
§ 10 Pesten op school
35
§ 11 Schoolbus
36
§ 12 Vrije uren op school
37
§ 13 Omgaan met de problemen op school
38
§ 14 Vrienden hebben op school
39
§ 15 Reputatie van de school
40
3
Hoofdstuk 4: Mogelijke oplossingen; enkele praktijkvoorbeelden
43
§ 1 Inleidend
43
§ 2 Behandeling van probleemgedrag volgens van der Ploeg en Mooij
43
§ 3 De betekenis van sociale binding volgens Hirschi
44
§ 4 Aanpak van geweld op school, een Amsterdams voorbeeld
44
§ 5 “Het groene-mens-systeem”
45
§ 6 De leerlingen aan het woord
45
Hoofdstuk 5: Analyse en conclusies
49
Literatuurlijst
55
4
Voorwoord In de laatste twee jaar van mijn studie Culturele Antropologie heb ik een onderzoeksvoorstel geschreven, literatuur gelezen en verwerkt, een onderzoek uitgevoerd en tenslotte een scriptie geschreven over het geheel. Tijdens deze uiterst leerzame en soms ook zware periode zijn er een aantal mensen die me hebben bijgestaan. Om te beginnen in Nijmegen mijn onderzoeksbegeleider van de vakgroep Antropologie, Dr. Cor Remie en Mw. Drs. Paula Haarhuis van de afdeling Externe Relaties van de Radboud Universiteit te Nijmegen. Op Sint Maarten hebben mijn opdrachtgever, Dhr. Koos van Kampen en zijn vrouw Marlies Janssen mij waar mogelijk gesteund. Op de school waar ik onderzoek deed zelf werd ik onderzoekstechnisch begeleid door Angela Dekker, orthopedagoge en ouder van een leerling van MPC; door Else Berendse, orthopedagoge van het MPC, en door Beryl Berkel, maatschappelijk werkster van het MPC. Al deze mensen wil ik hartelijk bedanken voor hun steun en hulp tijdens het voorbereiden en uitvoeren van mijn onderzoek en ook tijdens het schrijven van mijn scriptie. Daarnaast wil ik natuurlijk ook mijn familie, vrienden en Mark bedanken voor de steun tijdens deze periode van mijn studie. Een periode waarin je veelal op jezelf bent aangewezen, je ver weg bent van alles wat bekend is, je moet laten zien dat je het nu zelf kunt, je jezelf beter leert kennen en initiatief moet nemen. Al deze clichés blijken waar en in zo’n tijd heb je juist behoefte aan de mensen die vertrouwd zijn, mensen die er altijd voor je zijn. Bedankt voor een luisterend oor, het gevoel er toch nooit helemaal alleen voor te staan en een onvoorwaardelijk geloof in mijn kunnen. Het uitvoeren van dit onderzoek was een ware uitdaging. Aan de ene kant heb ik er intens van genoten, en aan de andere kant was soms het einde zoek. Het is moeilijk om overzicht te houden en je te focussen op je doel omdat het onderzoek algauw erg omvangrijk wordt. Uiteraard zijn dit allemaal leerzame ervaringen, laten we dat een leerproces noemen. Ik hoop dat ik aan de verwachtingen heb kunnen voldoen en met deze scriptie een waardige afsluiting kan bieden van een interessante onderzoeksperiode. Tenslotte wil ik uiteraard ook de leerlingen van het Milton Peters College bedanken voor het feit dat zij hun mening met mij wilden delen. In de interviews, de enquêtes en de gesprekken waren zij veelal openhartig en eerlijk in hun mening over de situatie op school.
5
6
Inleiding: Verantwoording 13-01-2004 “Een leerling heeft zijn conrector door het hoofd geschoten. De schietpartij op het Haagse Terra College die een leraar het leven heeft gekost, is de tweede ooit in Nederland. In Veghel schoot in 1999 een scholier vier leerlingen en een docent neer.” vrij naar De Volkskrant 14-01-2004 De Algemene Onderwijsbond zet elk jaar de cijfers over agressie binnen het onderwijs op een rijtje. Uit het meest recente onderzoek blijkt dat in 2002 7% van de leraren is bedreigd met fysiek geweld. 5% van het onderwijspersoneel kreeg te horen dat hun eigendommen of die van de school vernield zouden worden. Ruim 3% van de leraren werd met de dood bedreigd. (www.oab.nl) Deze feiten liegen er niet om. Is de school nog wel de plek waar kinderen in alle rust kunnen leren? ? Het toenemende geweld in de samenleving heeft ook zijn weerslag op de scholen. Voelen de leerlingen zich nog wel veilig op school, welke problemen constateren zij en hoe gaan zij daar zelf mee om? Dit zijn globaal gezien ook de vragen waar ik me mee bezig heb gehouden tijdens mijn onderzoek. Voor mijn studie Culturele Antropologie heb ik een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Stichting Voortgezet Onderwijs Bovenwindse Eilanden (SVOBE) op Sint Maarten, Nederlandse Antillen. Via de afdeling Externe Relaties, Onderzoek en Maatschappij van de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) kwam ik begin 2003 in contact met Dhr. Van Kampen, de interim manager van SVOBE. Op één van de twee scholen die onder zijn stichting vallen, het Milton Peters College, doen zich nogal wat problemen voor, bijvoorbeeld geweld en drugsgebruik. Naar aanleiding van een advies van de PTA, de Parent Teachers Association (ouders en docenten vereniging) op Sint Maarten die zich buigt over de situatie op de betreffende school, werd besloten om een onderzoek te starten naar de gesignaleerde problemen. De nadruk van het onderzoek dat ik heb uitgevoerd, kwam te liggen op de ervaringen van de leerlingen zelf met de problemen op school. Wat vinden zij ervan, waar signaleren zij problemen of hebben ze nergens last van? §1 De doelstelling De doelstelling van het onderzoek is in overleg met Dhr. Van Kampen, de opdrachtgever, geformuleerd. Omdat er op het Milton Peters College nogal wat problemen zijn met betrekking tot geweld en drugs, wilde hij graag dat er wat aan de situatie zou veranderen. In navolging van het advies van de commissie die zich buigt over de problemen op de school, heeft het bestuur besloten een onderzoek te laten uitvoeren om een beter inzicht te krijgen in de problemen die er op school spelen en erachter te komen wat de leerlingen zelf zeggen over de situatie. De doelstelling van het onderzoek was dat er wat aanknopingspunten aangereikt zouden kunnen worden op basis waarvan het schoolbestuur actie kan ondernemen om de school veiliger te maken De doelstelling luidde derhalve als volgt: “komen tot ‘terms of references’ ofwel aanknopingspunten, van waaruit vervolgonderzoek of veranderingen op de school zelf moeten kunnen worden uitgevoerd.” Hiermee wordt bedoeld dat na het uitvoeren van dit onderzoek mogelijk een aantal ‘kapstokken’ aangereikt kunnen worden met behulp waarvan men verbeteringen zou kunnen doorvoeren met betrekking tot de veiligheid van de leerlingen op het MPC. Dit zouden relevante thema’s kunnen zijn die telkens terugkeren in de onderzoeksbevindingen, die gevonden zijn in literatuur of die door de leerlingen zelf zijn aangereikt. §2 De vraagstelling: In het jaar voordat ik op Sint Maarten was, is er op het MPC met Halloween een vechtpartij geweest die nogal uit de hand is gelopen. Op het eiland is de Amerikaanse traditie overgenomen dat men elkaar met Halloween bekogelt met rauwe eieren. Dat jaar is dat echter uitgelopen op een flinke vechtpartij waarbij verschillende leerlingen gewond zijn geraakt en andere leerlingen zijn gearresteerd. Dit was voor het schoolbestuur tevens aanleiding om het geweld op school eens aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Het eerste uitgangspunt van het onderzoek is het beeld dat de jongeren zelf hebben over de onveiligheid op school. Veelal worden beslissingen genomen op hogere niveaus zoals directie- en het bestuursniveau. Hierbij wordt de mening van de studenten zelf nogal eens over het hoofd gezien. Aangezien zij een belangrijke rol spelen in het oordelen over de veiligheid op school, vond het bestuur het nuttig om de mening van de leerlingen in dit onderzoek verder onder de loep te nemen. Vanuit mijn antropologische achtergrond steun ik deze benadering van harte en onderschrijf ik nut en noodzaak van een dergelijk type onderzoek. Deze manier van onderzoek doen, vanuit de visie van de
7
informanten zelf, wordt in de antropologie aangeduid met het begrip ‘emic’. Antropologisch onderzoek kan worden verricht vanuit twee uitgangspunten, die in de vakliteratuur worden aangeduid als ‘etic’ en ‘emic’. In de eerste variant is de aandacht gericht op algemene theorieën resp. overeenkomsten en verschillen in socio-culturele aspecten. Men bekijkt de situatie vanuit de visie van de onderzoeker, er wordt weinig of geen rekening gehouden met de beleving van de geobserveerden zelf. In het ‘emicperspectief’ is daarentegen vooral aandacht voor de mening en visie van de geobserveerden. Men probeert hierbij zoveel mogelijk te achterhalen wat voor de bestudeerden relevante concepten en onderscheidingen zijn. Hierbij probeert men dus een wereldbeeld te schetsen dat zoveel mogelijk overeenkomt met het beeld van de bestudeerden. (Harris 1997) In mijn onderzoek is uitgegaan van het ‘emic-perspectief’: het perspectief van de geobserveerden staat centraal. De doelgroep van dit onderzoek was de leerlingen van het Milton Peters College en het draait dus om hun mening over en visie op het thema (on)veiligheid op school. . Hieruit blijkt dat het tweede uitgangspunt van het onderzoek de onveiligheid op school is. De behoefte van het schoolbestuur om een onderzoek te laten uitvoeren naar onveiligheid, is ingegeven door het feit dat er op de school regelmatig incidenten plaatsvinden. Dit onderzoek richt zich op de onveilige situatie op school en wordt bestudeerd vanuit de belevingswereld van de leerlingen. De onderzoeksvraag luidt: ‘Hoe beleven de leerlingen de onveiligheid op school?’ §3 Methoden en technieken: De school waar het onderzoek is uitgevoerd valt onder de Stichting Voortgezet Onderwijs Bovenwindse Eilanden (SVOBE) en heet Milton Peters College (MPC). Het MPC omvat verschillende afdelingen: een VWO-, een HAVO-, een MAVO- en een VSBO-afdeling. De gestelde onderzoeksvraag heb ik geprobeerd te beantwoorden door verschillende antropologische methoden toe te passen. Om te beginnen heb ik gebruik gemaakt van participerende observatie, het fundament van antropologisch onderzoek. Malinowski was één van de eerste antropologen die deze methode een serieuze invulling heeft gegeven. Binnen deze methode wordt zowel een humanistische als een wetenschappelijke benadering gebruikt. Bij participerende observatie ligt de nadruk op het vergaren van kennis tijdens het participeren in een onderzoekslocatie. (Bernard 2002 p.322) Een tweede methode die ik heb gebruikt is een steekproef. Voor de onderzoekspopulatie was het van belang om een gestratificeerde steekproeftrekking uit te voeren. Dit betekent dat men rekening houdt met verschillende eigenschappen van de onderzoeksgroep en hieruit een representatieve groep selecteert. Op deze manier kon rekening worden gehouden met subcategorieën onder de studenten als klas/leeftijd, schooltype en sexe. (Bernard 2002 p.148) Een laatste methode is het interview. In dit onderzoek heb ik gekozen voor verschillende manieren van interviewen die pasten bij de fase waarin het onderzoek zich bevond. Om te beginnen heb ik gebruik gemaakt van gestructureerde interviews in de vorm van enquêtes om inzicht te krijgen in welke onderwerpen er spelen bij de leerlingen als het gaat om schoolveiligheid. Hierbij heb ik getracht om zoveel mogelijk te voldoen aan de eisen van een goede enquête, zoals open vragen stellen, geen ‘leading questions’ stellen, een doel voor ogen hebben etc.. (Bernard 2002 p.240) Naast het gestructureerde interview is tijdens dit onderzoek ook voor een groot deel gebruik gemaakt van ongestructureerde en semigestructureerde interviews. De gestructureerde interviews werden afgenomen in de vorm van de enquêtes waarin de vragen en antwoorcategorieën vastlagen. De vragen in de ongestructureerde interviews lagen niet vast en hingen in de meeste gevallen af van wat er tijdens het interview ter sprake kwam. Deze interviews zijn meestal op een informele manier uitgevoerd, tijdens activiteiten die plaatsvonden op of rond school. De semi-gestructureerde interviews werden volgens een vooraf vastgelegde topiclijst afgenomen. Hierbij stonden de onderwerpen die besproken moesten worden wel vast, maar de volgorde of de manier waarop was nog flexibel. Door middel van steekproeftrekking waren vooraf leerlingen geselecteerd die aan de hand van min of meer vastliggende interviewguides werden geïnterviewd. Tijdens het onderzoek heb ik mij niet alleen beperkt tot deze formele methoden, maar heb ik ook gegevens verzameld op andere lokaties dan de school. Ten eerste heb ik deelgenomen aan de eerder genoemde Parent-Teachers-Association, om zo vanuit het oogpunt van de ouders en docenten de situatie te bekijken. Dit heb ik gedaan omdat het mij een welkome aanvulling leek op de mening en visie van de leerlingen zelf. Ten tweede heb ik een inburgeringscursus gevolgd die was bedoeld voor de docenten die uit Nederland kwamen om op het MPC les te geven. In deze cursus kwamen elke week sprekers aan het woord die vertelden over de cultuur, de politiek, de economie of de tradities van het eiland. Deze bijeenkomsten gaven mij een beter inzicht in de samenleving van Sint Maarten. Ten derde ben ik gedurende mijn verblijf regelmatig aanwezig geweest bij activiteiten die bezocht werden door studenten van het MPC, talentenshows, basketbalwedstrijden, muziekoptredens etc. Dit om zicht te krijgen op wat de jongeren zoal deden in hun vrije tijd. Tenslotte heb ik ook tijdens de
8
maanden dat ik op Sint Maarten was, relevante bronnen bijgehouden; de kranten, the Daily Herald en de Today, las ik elke dag. Verder heb ik me regelmatig verdiept in literatuur uit de bibliotheek en heb ik alle stukken verzameld en gekopieerd die interessant waren voor mijn onderzoek. In de oriëntatieperiode heb ik tijd genomen om rond te kijken op de school en een idee te krijgen hoe een dag op het Milton Peters College verloopt. Ik heb op het schoolplein gezeten tussen de leerlingen en geobserveerd hoe zij met elkaar omgaan, waar ze over praten (voor zover ik dat kon verstaan, aangezien het ‘sint maarten english’ anders is dan mijn Britse accent). Verder heb ik in de lerarenkamer gezeten en met docenten gesproken en heb ik rondgelopen over het schoolterrein om te zien waar de verschillende lokalen en gebouwen zich bevinden. Ook ben ik in diverse lessen gaan kijken hoe die verliepen. Van tevoren vroeg ik aan de docent of het uitkwam en ging dan ergens achter in een klaslokaal zitten om te kijken hoe een les verliep en hoe de leerlingen reageerden op de docenten etc. Ik heb geprobeerd in verschillende schooltypen en bij verschillende leerjaren een kijkje te nemen om op die manier een representatief beeld te krijgen van de school. Na deze oriëntatieperiode ben ik begonnen met het ontwikkelen van een enquête. Deze eerste enquête was breed opgezet, de onderwerpen liepen erg uiteen. Dit was gedaan met de achterliggende gedachte te kijken welke onderwerpen er spelen bij de leerlingen als zij denken aan (on)veiligheid. De onderwerpen die aan bod kwamen in de enquête waren: schoolregels, gevoel van betrokkenheid bij de school, plekken op school waar men zich (on)veilig voelt, fysieke en psychologische veiligheid, empathie, docenten, vrienden, hulp zoeken, criminaliteit, drugs, en een drietal open vragen over bv. mogelijke verbeteringen op de school. De enquête bestond uit 36 vragen en werd in 7 klassen afgenomen. De klassen heb ik wederom zo geselecteerd dat ik van alle leeftijden en schooltypen een vertegenwoordiging zou hebben. Ik heb van tevoren een afspraak gemaakt met docenten om in de les te komen omdat het maken van de enquête toch wel een minuut of 20 in beslag zou nemen. Ik heb in elke klas uitgelegd wie ik ben, wat ik op de school kom doen en waarom het zo belangrijk is dat ze goed over de antwoorden nadenken en de vragenlijsten juist invullen. Daarbij heb ik de anonimiteit gegarandeerd zodat de leerlingen zich vrij zouden voelen in het beantwoorden van de vragen. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze enquêtes kwamen er verschillende onderwerpen naar voren die volgens de leerlingen een rol spelen bij de veiligheid op school. Vervolgens heb ik deze onderwerpen gebruikt als topics voor de ‘interviewguide’. De onderwerpen die ik in de interviews heb besproken, zijn: - Schoolveiligheid - Ouderparticipatie - Schoolregels - Leraren rolmodel - Vechten op school en gangs - Drugs op school - Seksuele intimidatie op school - Pesten op school - Schoolbus - Vrije uren op school - Omgaan met de problemen op school - Vrienden hebben op school - Reputatie van de school Ik heb leerlingen aselectief gekozen, en heb uit elke interviewklas drie leerlingen genomen. Hierbij nam ik van de leerlingenlijst de eerste jongen, het eerste meisje en afwisselend de laatste jongen of meisje zodat ik op een even aantal meisjes/jongens uit zou komen. De klassen die ik heb geïnterviewd, zijn van elk jaar een klas en dan zoveel mogelijk gespreid over de verschillende schooltypen. Voor de interviews heb ik gebruik gemaakt van het lokaal van Beryl Berkel, de maatschappelijk werkster van de school. Daar kon ik rustig gaan zitten praten met de leerlingen. Ik zorgde dat ik elke keer een blikje drinken kon aanbieden bij een interview en achteraf nog een lollie, als een soort van bedankje. Om de leerlingen uit de les te halen voor de interviews heb ik toestemming gevraagd bij de desbetreffende directies. Wel heb ik geprobeerd om leerlingen veelal bij blokuren te vragen, zodat ze alsnog een groot gedeelte van de les konden bijwonen. Ook voor de interviews heb ik me in elke les voorgesteld en verteld wat ik op de school deed en waarvoor ik de leerlingen nodig had. Ik heb benadrukt dat ik de leerlingen die ik wilde spreken, ‘at random’ geselecteerd had en dus niet de grootste pestkoppen uit de klas had gepikt. De reacties waren bijna altijd positief, alle leerlingen wilden wel meewerken. De interviews duurden gemiddeld
9
zo’n 25 minuten waarna ik met de leerlingen mee terug naar de les liep. Ik heb totaal 27 leerlingen geïnterviewd., Over de interviews heb ik vervolgens rapporten geschreven waarin ik hun mening verwerkt heb. Na het interviewen ben ik aan de slag gegaan met het screenen van de interviewrapporten, ik heb getracht de belangrijkste onderwerpen eruit te lichten. Naar aanleiding van deze onderwerpen heb ik nog een vervolg-enquête ontwikkeld die ik in mijn laatste week heb afgenomen bij 250 leerlingen, verdeeld over de verschillende schooltypen, jaren en seksen. Tenslotte heb ik een presentatie voor het schoolbestuur over het onderzoek gegeven en een week later ook een presentatie voor de leraren en andere werknemers van MPC. Hierin heb ik een beeld geschetst van wat mijn onderzoek inhield en wat de voorlopige aandachtspunten waren die in het onderzoek naar voren kwamen. In deze scriptie zal ik een zo volledig mogelijk beeld proberen te geven van de manieren waarop ik heb gewerkt, de informatie die ik heb verzameld en de meningen en visies van de leerlingen die ik te horen heb gekregen. Ik ben begonnen met een uiteenzetting van de doel- en vraagstelling die ik voor ogen had bij het onderzoek, alsmede de methodologische verantwoording. Hierna volgt het eerste hoofdstuk met een uiteenzetting over de regio en de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het tweede hoofdstuk schetst het theoretisch kader waarop de scriptie is gebaseerd. Dit kader behelst een thematische verdieping van het onderwerp, geweld op school. In het derde hoofdstuk ga ik in op de gegevens die ik heb verzameld gedurende mijn veldonderzoek. In hoofdstuk vier worden een aantal mogelijkheden van preventiemethoden aangedragen en komen de leerlingen wederom aan het woord. Tenslotte komen in hoofdstuk vijf de analyse en de conclusies aan bod. In deze scriptie heb ik er in hoofdstuk drie en vier, waarin de leerlingen aan het woord zijn, voor gekozen in de tegenwoordige tijd te schrijven. Dit teneinde de mening van de leerlingen sprekender en directer weer te geven. De stukken waarin de leerlingen zelf aan het woord zijn, heb ik typografisch onderscheiden door het gebruik van een ander lettertype. Ik heb in de scriptie voor de leerlingen pseudoniemen gebruikt omdat ik met hen heb afgesproken dat hun uitspraken discreet behandeld zouden worden. Wel geef ik bij elke leerling aan op welke schooltype en in hoe oud ze zijn, dit om enigszins een beeld te krijgen bij de leerlingen.
10
Hoofdstuk 1: De setting Over het verleden van de Cariben is veel literatuur verschenen omdat deze regio een nogal bewogen geschiedenis heeft. Het eiland St Maarten kwam vele malen in handen van verschillende staten tot het in 1817 uiteindelijk onder de gezag kwam van Nederland en Frankrijk. Ook de slavernijperiode heeft zijn sporen nagelaten op de hedendaagse samenlevingen in de Cariben. In dit hoofdstuk zal ik kort wat vertellen over het eiland Sint Maarten, over het Milton Peters College, de school waar het onderzoek is uitgevoerd, en over geweld en andere problemen op school in de Cariben. § 1 Sint Maarten tegenwoordig De economie van het eiland draait voornamelijk op toerisme. Cruisetoerisme vanuit Amerika is hierbinnen de grootste bron van inkomsten. Elke dag komen er grote schepen de havens binnen die honderden cruisetoeristen een dag laten vertoeven op het prachtige eiland. Dit heeft uiteraard zijn invloed op de lokale cultuur, het eiland is helemaal ingericht op deze Amerikaanse dagtoeristen. De Sint Maartenaren richten hun economische activiteiten naar hen in: haar invlechten, scooters verhuren, talloze souvenirshopjes en marktjes zijn er te vinden. Daarbij heeft Sint Maarten zich veel Amerikaanse invloeden eigen gemaakt, er is een Mc Donalds, een Kentucky Fried Chicken en meer van dit soort ketens, ook de muziek en kledingstijl van jongeren zijn veelal gebaseerd op de Amerikaanse cultuur. Sint Maarten heeft alleen al op het Nederlandse gedeelte, dat 36 km² groot is, een bevolking van 41.000 inwoners. Tegenwoordig is Sint Maarten een eiland waar zich veel mensen van verschillende achtergronden gevestigd hebben, het eiland heeft maar liefst vertegenwoordigers van 77 verschillende nationaliteiten. Door arbeidsmigratie is de bevolking afkomstig van verschillende eilanden als Haïti en de Dominicaanse Republiek, maar ook uit Nederland en Amerika. De geschiedenis heeft ook zijn stempel gedrukt op de cultuur van Sint Maarten: het eiland heeft blootgestaan aan veel verschillende invloeden. Veel van deze invloeden worden toegeschreven aan de slavernijperiode waarin de zwarte slaven eigendom waren van blanke kolonialisten. In theorieën over de assimilatie van beide culturen wordt veelal uitgegaan van het ‘encountermodel’ (Mintz en Price 2003) dat zegt dat er sprake was van twee culturen, de Europese en de Afrikaanse, die elkaar in de Nieuwe Wereld tegenkwamen. Mintz en Price vinden deze voorstelling van zaken echter te simpel en stellen dat er geen gezamenlijke cultuur was bij de slaven maar dat zij een erg heterogene groep vormden afkomstig uit verschillende landen in Afrika. Veelal konden de slaven niet eens onderling communiceren. De hedendaagse Caribische cultuur is volgens bovengenoemde auteurs dan ook het resultaat van het gehele proces van contact tussen de slaven en de manier waarop zij vorm gaven aan een ‘nieuwe cultuur’ . Het volstaat dus niet om simpelweg te stellen dat sommige gewoonten of gebruiken zo rechtstreeks uit Afrika komen en als zodanig in de Cariben zijn geïnstitutionaliseerd. § 2 De onderzoekslokatie Mijn onderzoek heeft plaatsgevonden op het Milton Peters College te Sint Maarten. Ter beschrijving van deze school zal ik in het hierna volgende stuk een sfeerbeeld schetsen van de lokatie op basis van observaties die ik uit heb gevoerd. “ Het Milton Peters College (MPC) ligt in een dal. Als je vanaf de rotonde alsmaar rechtdoor rijdt tot je bijna niet meer verder kunt, zie je het liggen. Onderweg kom je nog een aantal scholen tegen; een paar lagere scholen, op twee verschillende locaties de Engelstalige middelbare school ‘The Academy’ en de Vocational school. ‘s Ochtends is het een drukte van jewelste, een complete chaos in het verkeer. Ouders die hun kinderen naar school brengen met hun eigen auto, openbaar vervoersbusjes die af en aan rijden, hordes kinderen die langs de kant van de weg naar school lopen en niet te vergeten de tientallen grote gele Amerikaanse schoolbussen met lawaaiige jongeren erin. Er wordt getoeterd naar elkaar, er staat een agent om het verkeer te regelen, bij elke school stoppen de schoolbussen stoppen om de leerlingen eruit te laten, aan de kant van de weg staan vrouwen de krant te verkopen… Voor de school is een zgn. Chiny, een supermarkt gerund door een Aziatische persoon. Bij de winkel kopen veel leerlingen hun ontbijtje of hun flesje Busta (opvallend felgekleurde frisdrank in allerlei kleuren en kauwgombalsmaken). Elke morgen verzamelen zich een stel leerlingen voor de winkel, ze begroeten elkaar en staan te kletsen met andere jongeren die niet van de school zijn. Het schoolgebouw is groen met blauw geverfd en ziet er goed uit. Het eerste gebouw dat je ziet is het gebouw waar de kantoren van de verschillende afdelingen zijn, de lerarenkamer en de onderwijsondersteunende diensten zich bevinden. De gebouwen met de klaslokalen van de MAVO liggen om het schoolplein . Rechts achter deze gebouwen liggen de lokalen die veelal door de
11
HAVO/VWO sectie worden gebruikt. Links achter de gebouwen zijn de praktijklokalen van het VSBO. Men noemt dit deel ‘up the hill’ vanwege een helling die men op moet. Om de school staat een hek/muur met daarin twee ingangen . Bij het hek aan de ingang staat een conciërge of securityguard die nakijkt of de leerlingen wel van het MPC zijn. Onder het afdakje, beschermd tegen de zon, zitten de leerlingen op de blauwe bankjes te kletsen, te studeren of wachten tot de lessen beginnen. Ze dragen allemaal het uniform t-shirt van het MPC. Dit is een wit of blauw poloshirt met het logo van de school op de borst. Verder dragen de leerlingen meestal een jeansbroek, de meisjes soms een jeansrokje. Opvallend is dat de meeste leerlingen opvallend nieuwe sportschoenen dragen, het ene paar nog witter dan het andere. Het haar van de meisjes is in kunstige creaties op het hoofd gevlochten, in allerlei kronkels. Andere meisjes hebben springerige vlechtjes of een grote bos nephaar. De jongens hebben meestal kort opgeschoren haar, of hebben het haar ook ingevlochten. Af en toe zie je meisjes op het schoolplein andere leerlingen het haar invlechten. Een leerling loopt dan over het schoolplein met de ene helft van zijn haar ingevlochten en de andere helft rechtopstaand, in afwachting om gevlochten te worden.” (citaat uit eigen veldnotities 2003) Het Milton Peters College valt onder de Stichting Voortgezet Onderwijs Bovenwindse Eilanden (SVOBE), die in 1974 is opgericht. Het bestuur van deze stichting vormt het bevoegd gezag over het Milton Peters College en de Sundialschool die gezamenlijk 1500 tellen. Het Milton Peters College is een middelbare school in St. Peters, een wijk op Sint Maarten waar veel van de leerlingen zelf ook wonen. De school is de enige Nederlandstalige middelbare school van het eiland (de overige scholen zijn Engelstalig), zij het dat de voertaal op de VSBO-p (VMBO) afdeling Engels is. Dit komt omdat de leerlingen thuis meestal Engels spreken en het Nederlands op school slecht kunnen verstaan. Het Milton Peters College bestaat formeel uit drie scholen, opererend onder dezelfde naam. Op één locatie gelegen, maar betrekkelijk onafhankelijk van elkaar functionerend. Er is een HAVO-VWO school, een VSBO-t school (t staat voor theoretisch; voormalige MAVO) en een VSBO-p school (p staat voor praktijk; VMBO) met de afdelingen elektrotechniek, bouw, mechanische techniek en administratie. (Op de Sundial School zit een school voor VSBO-p met de afdelingen verzorging, administratie en horeca. ) Het Milton Peters College heeft zo’n 70 medewerkers met verschillende achtergronden in dienst.. De docenten zijn vaak afkomstig uit Nederland omdat het eiland zelf te weinig opgeleide Nederlandstalige docenten heeft. De docenten die afkomstig zijn uit Nederland, verhuizen veelal voor drie jaar naar Sint Maarten om daarna terug te keren naar hun vaderland. Zodoende is er dus een groot verloop onder de docenten. Aan de ander kant zijn er ook docenten van Antilliaanse afkomst, van Sint Maarten of van de andere benedenwindse eilanden. Verder zijn er ook mensen uit Suriname die zich voor een bepaalde periode op Sint Maarten vestigen om les te geven aan het Milton Peters College. Ook de studenten hebben diverse culturele achtergronden , de’echte’ Sint Maartenaren zijn in de minderheid. Veel leerlingen hebben een of twee ouders die afkomstig zijn van andere eilanden in de Cariben. Ook zit er een aantal kinderen van Nederlandse ouders op de school, hun ouders wonen en werken op Sint Maarten. Op het eerste gezicht zag ik het niet aan de leerlingen, maar de school lijkt een ware multiculturele smeltkroes. § 3 Geweld op school: Scholen zijn bij uitstek de locatie waar jeugdcriminaliteit optreedt, omdat jongeren vaak op school zitten en het geweld zich veelal tegen scholieren of het schoolgebouw richt. De school heeft tot taak de leerlingen cognitief en sociaal te vormen en heeft op die manier invloed op het ontstaan, voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit. Waarom lijkt het dan toch zo te zijn dat scholen zich vaak niet bewust zijn van geweld op school, en doen zij school voor als een maatschappelijk eiland waar dat soort problemen niet voorkomen? Ten eerste is dit omdat scholen zich naar buiten toe zo goed mogelijk willen presenteren in verband met de onderlinge concurrentie. Ten tweede omdat men bij geweldscriminaliteit al gauw denkt aan ernstige misdrijven waarbij sprake is van lichamelijk geweld; het begrip moet echter veel breder worden opgevat. Tenslotte vinden scholen veelal dat het op hun school om incidenten gaat en er dus geen sprake is van een structureel probleem. Toch moet de school het probleem niet onderschatten, een school is geen maatschappelijk eiland, het staat juist midden in de gemeenschap. Als er problemen spelen is het van belang dat de school dat erkent en er iets aan wil veranderen. § 4 Situatieschets onderwijs op de Cariben Het onderwijs op de Cariben heeft te maken met problemen van uiteenlopende aard. In het hiernavolgende probeer ik een globale schets te geven van de uitdagingen waarmee het onderwijs zich geconfronteerd ziet.
12
Een eerste probleem dat in de literatuur (Merrill 1997) gesignaleerd wordt, heeft betrekking op de gebrekkige arbeidsmotivatie onder docenten. Deze demotivatie wordt veroorzaakt door spanningen, frustraties en ontmoediging. Ze werken in chaotische klassen, krijgen weinig betaald en voelen zich ondergewaardeerd. Merrill (1997) stelt dat de problemen die zich op de scholen in de Cariben voordoen een afspiegeling zijn van de chaos die in de maatschappij heerst. Een voorbeeld dat wordt gegeven is dat de familiebanden zwakker worden, de familie in de Cariben is zelden nog het traditionele gezin. Steeds vaker is er sprake van een kindgezin (een kind dat een kind krijgt) dat niet goed functioneert of een alleenstaande moeder die een heel gezin moet opvoeden.Ook de extended family wordt hoe langer hoe minder belangrijk. Al deze veranderingen veroorzaken een afname van de stabiele sociale cohesie. De eenoudergezinnen, veelal bestaande uit een moeder met haar kinderen, zijn vaak ook problematisch door het verleden van de moeder (verlaten, verraden en ontkend). Veel moeders leven op het randje van instorten en de kinderen zijn hiervan vaak de dupe. Als kinderen niet goed zijn opgevoed of in hun jeugd te weinig liefde en structuur hebben gekregen is het gevaar reëel dat ze later ook moeilijke studenten worden. Doordat de familiebanden losser zijn geworden, is de rol van peers, ofwel leeftijdsgenoten groter geworden, wat als regel een bron van veel problemen is. Daarbij komt dat men in de Caribische samenleving individualistischer geworden is. Vroeger kende men elkaars buren nog, maar tegenwoordig is de sociale controle duidelijk minder. Er is sprake van een diepe generatiekloof tussen de studenten en de docenten, in de zin dat de achtergrond van de studenten totaal vreemd is voor de docenten. Dit komt doordat de leraren in de Cariben tegenwoordig geconfronteerd worden met jongeren die deel uitmaken van een internationale jeugdcultuur. In deze cultuur overheerst de gedachte dat ‘iets goed voor je is als het ook goed voelt’. Het gevolg van deze mentaliteit is dat men steeds minder oog heeft voor objectieve normen en waarden. De vanzelfsprekende interesse van jongeren is afgenomen, ze willen niet meer leren en weten. De liefde voor het verwerven van kennis is verdwenen. Onderwijs is zijn oorspronkelijke doel verloren doordat problematische situaties overheersen. De klassen zijn ook overbevolkt en scholen concurreren voor het hoogste slagingspercentage waar leerlingen soms de dupe van worden. De invloed van kabeltelevisie in de Cariben is enorm. Het is de belangrijkste vorm van nationale en regionale entertainment en kinderen worden door de televisie geïndoctrineerd. Het gevolg hiervan is dat ze slaperig zijn op school, ze apathisch kunnen reageren en een gebrek aan motivatie en creativiteit aan de dag leggen. Door verschillende oorzaken is er ook een relatieve armoede ontstaan in de Cariben. Armoede op nationaal niveau heeft armoede op gezinsniveau tot gevolg en dat veroorzaakt weer problemen onder de schoolgaande jeugd. Doordat mannen vaker hun verantwoordelijkheid met betrekking tot de opvoeding verwaarlozen, door de economische stagnatie, echtscheidingen en de toename van matriarchale gezinnen zijn vrouwen veelal genoodzaakt om buitenshuis te werken. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat er minder toezicht is op de kinderen thuis en dat de moeders soms minder energie hebben om hun kinderen op te voeden en de liefde en aandacht te geven die ze nodig hebben. Hoewel een deel van de kinderen hier geen hinder van ondervindt, is er toch ook een groot deel van de kinderen die de nadelige gevolgen hiervan uitdragen op school: ze zijn impulsief, maken ruzie, zijn chaotisch, verward en vertonen ongevoelig gedrag. Deze kinderen zien het nut van onderwijs niet in, vinden het maar tijdverspilling. Dwars gedrag wordt niet voldoende afgestraft, maar vaak getolereerd, wat ook merkbaar is in het onderwijs. Kinderen worden erg verwend met dure spullen terwijl de ouders vaak weinig geld hebben. De kinderen beschouwen het als vanzelfsprekend dat ze zich volgens de laatste mode kunnen kleden. Ze leren niet dat je soms ergens hard voor moet werken of een tijd op moet wachten. In de klas word je als leraar geconfronteerd met een generatie jongeren die in een tijdperk van technologische ontwikkelingen opgroeien. Caribische jongeren zijn met name door de televisie een ‘visuele’ generatie geworden. De traditionele lesmethoden zijn achterhaald, ze hebben de ontwikkelingen niet bij kunnen houden. Leerlingen leren sneller via hun ogen dan via hun oren doordat zo op die manier getraind zijn door de televisie en de computer. Men heeft kleinere klassen nodig zodat de problematische kinderen beter geobserveerd kunnen worden . Tenslotte staat het onderwijs niet meer in zo’n hoog aanzien, de leraren worden slecht betaald. Vroeger werd onderwijs nog wel gezien als de weg naar een beter leven, maar tegenwoordig ligt de nadruk meer op het verwerven van technische vaardigheden. Veel mensen die de arbeidsmarkt op gaan zijn functionele analfabeten. Dit betekent dat ze niet kunnen lezen en schrijven. Er moet gewerkt worden aan de verbetering van de reputatie van het onderwijs volgens Merrill (1997). Een toenemend percentage van de jongens (in vergelijking met meisjes) is gevoeliger voor drugsgebruik, wordt vaker van school gestuurd en komt in de problemen met discipline. Zij zien
13
school als tijdverspilling, hebben een vader die er vaak niet is, zien het nut van onderwijs niet in en willen alleen technische vaardigheden verwerven. Deze leerlingen zijn minder gefocust, minder doelgericht en hebben meer structuur nodig. Ze zijn niet geïnteresseerd in de sociale ontwikkeling van de mens, doen meer aan niet-productieve en destructieve activiteiten, doen minder aan buitenschoolse activiteiten en worden meer beïnvloed door straat en videoactiviteiten. Deze groep heeft vaker psychologische stoornissen als autisme en ADHD, een significante achterstand in academisch niveau of enthousiasme, heeft minder vaak een bijbaantje en onderneemt minder andere religieuze of sociale activiteiten. In de Cariben zijn de leerlingen vaak van verschillende achtergronden afkomstig en hebben verschillende gewoonten en gebruiken. Veel leerlingen vinden school saai omdat ze gewend zijn entertaind te worden door technologische snufjes. Voor andere studenten is school eerder een vlucht uit de bedreigende thuissituatie. Moeilijke leerlingen hebben een defensieve houding, hebben het gevoel alsof ze zich altijd moeten verdedigen, met name ten opzichte van de leraar. Sommige leerlingen zijn zeer zeker begaafd genoeg om hun opleiding af te maken, maar zij benutten hun potentie niet. Ook zijn er zwak begaafde leerlingen die een structureel probleem hebben met het opnemen van de leerstof. . Leerlingen die onzeker zijn, uiten dit soms door aandacht te trekken, zij vinden het leuk om chaos in de klas te veroorzaken door ongehoorzaam te zijn. Andere leerlingen internaliseren hun problemen eerder en worden apathisch. (Merrill 1997)
14
Hoofdstuk 2: Theoretische inzichten Over het thema geweld zijn in verschillende takken van wetenschap heel wat publikaties verschenen. De antropologische werken zijn veelal gericht op onderwerpen als oorlog en genocide, welke voor deze scriptie te ver reiken. Daarom zal ik me concentreren op het begrip geweld en de betekenis daarvan binnen de sociale wetenschappen. Verder zal ik ook nog de antropologische benadering van onderwijs verder uitdiepen omdat deze van belang is voor het uitgevoerde onderzoek. Tenslotte schrijf ik een stuk over machismo omdat dit concept een rol speelt op de onderzoekslocatie. Het onderwerp van mijn onderzoek op Sint Maarten is (on)veiligheid op school. Om dit thema nader te definiëren, zal ik in dit hoofdstuk een aantal theoretische aspecten van dat vraagstuk behandelen. De veiligheidsbeleving van leerlingen wordt beïnvloed door geweld op school. Als er bijvoorbeeld veel wordt gevochten, kunnen kinderen zich daardoor onveilig voelen. Daarom probeer ik in dit gedeelte een beeld te schetsen van de vormen van geweld, de theorie die daarmee samenhangt en de antropologische visie op geweld en onderwijs. § 1 Wat is geweld? Voor het theoretische gedeelte van de scriptie maak ik overwegend gebruik van het boek ‘Geweld op school. Achtergronden, omvang, oorzaak, preventie en aanpak’ van de auteurs van der Ploeg en Mooij (1998). Zij beschrijven in hun boek vormen van geweld, de benaderingswijzen, praktijkvoorbeelden en ook methoden van preventie. Onder geweld vallen volgens van der Ploeg en Mooij (1998) alle gedragingen die er (bewust of onbewust) op gericht zijn anderen materiële en immateriële schade en/of letsel toe te brengen. In de psychologie wordt een onderscheid gemaakt tussen agressie en geweld, waarbij de ernstiger vormen van agressie als geweld worden beschouwd. Agressief gedrag hoeft dus nog niet automatisch te betekenen dat er geweld aan te pas komt. Er bestaan echter wel verschillen in de verschijningsvormen van geweld; die kunnen worden opgesplitst in de volgende categorieën: - fysiek en psychisch geweld - openlijk en bedekt geweld (zichtbaar en niet zichtbaar) - structureel (chronisch, als gedragspatroon) en incidenteel (als reactie) geweld - instrumenteel (doelgericht) en finaal (doelloos) geweld - verbaal en non-verbaal (bv. doodzwijgen, negeren) geweld - agressief en delinquent (overschrijden van de wet) gedrag - groepsgeweld (voetbalvandalisme of jeugdbendes) en individueel geweld Op dit moment domineren op Nederlandse scholen de lichtere vormen van geweld. Daarbij gaat het om handelingen die erop zijn gericht anderen fysieke, materiële of psychische schade toe te brengen. Er zijn drie hoofdtypen geweld die op school voorkomen. Het eerste is fysiek: planmatig geweld waarbij het geweld wordt voorbereid en de pakkans wordt ingeschat. Voorbeelden zijn slaan, schoppen en dreigen. De tweede vorm is materieel: vandalistisch geweld waarbij eigendommen van anderen worden vernield. Tenslotte komt op scholen ook pestgedrag voor in de vorm van uitschelden en pesten. Het laatste komt het meeste voor (51%). Fysiek geweld komt minder voor (15%) en met materieel geweld komt slechts 7% van de schoolgaande kinderen in aanraking (van der Ploeg en Mooij 1998) Op het MPC kunnen we deze verschillende vormen van geweld onderscheiden. Natuurlijk is het afhankelijk van de leerling welk soort geweld hij op school herkent. Maar de meest duidelijke vorm is het openlijke, fysieke geweld in de vorm van relletjes en vechtpartijen. Als je het hebt over de verschillende gangs, dan spreken we over groepsgeweld en op die manier kun je dus de verschillende vormen van geweld herleiden tot de categorieën van Mooij. Geweld kan samenhangen met enkele biografische kenmerken. Zo kan leeftijd een rol spelen, want hoe ouder men wordt hoe groter de kans dat geweld zal voorkomen. Ook het geslacht is een graadmeter, omdat herhaaldelijk is vastgesteld dat jongens aanzienlijk vaker geweld gebruiken dan meisjes. Ook de woonplaats kan een rol spelen, aangezien in stedelijke gebieden meer geweld voorkomt dan in niet-stedelijke gebieden. Tenslotte is ook de sociale klasse waar de leerling toe behoort van betekenis: niet alleen armoede maar ook werkloosheid lijkt de neiging tot geweld te bevorderen. Tevens zijn er samenhangen aangetoond met andere problemen, zoals slechte schoolprestaties, fricties in de sociale contacten met leeftijdsgenootjes, psychisch disfunctioneren of het gebruik van alcohol en drugs. Enkele andere factoren die geweld in de hand werken, zijn de invloed van tv en computerspelletjes, een autoritaire omgeving, klimatologische omstandigheden, lawaai, populatiedichtheid, statusverlies (de positie in de klas) en een verhoogd activeringsniveau.
15
Over de oorsprong, ofwel de oorzaak van agressie bestaan verschillende theorieën. Globaal zijn deze theorieën onder te verdelen in de volgende zes categorieën (van der Ploeg en Mooij 1998): 1. De psychodynamische benadering gaat uit van de theorie van Freud, die stelt dat agressie een aangeboren drift is. Agressie is inherent aan de mens en kan via opvoeding en socialisatie onder controle worden gebracht. 2. De frustratie-agressiehypothese gaat ervan uit dat frustratie tot agressie leidt. Hiermee wordt vooral het reactieve element van agressie benadrukt. 3. De sociale-leertheorie gaat uit van de stelling dat geweld aangeleerd gedrag is. Agressief gedrag kan aangeleerd worden door het belonen ervan. 4. De sociaal-cognitieve benadering neemt aan dat er een verband bestaat tussen gedrag en cognitie. Via cognitieve processen verkrijgt men informatie van de wereld om zich heen, komt men tot interpretatie daarvan en besluit men tot bepaalde activiteiten. De wijze waarop deze processen verlopen, bepaalt voor een groot deel hoe men met allerlei situaties omgaat en dus ook of men agressief reageert. 5. Het meervoudig risicomodel zegt dat gedrag wordt veroorzaakt door risicofactoren in de omgeving en in de persoon zelf, bv. een negatief zelfbeeld of een gebrekkige zelfhandhaving. Vier belangrijke risicofactoren in het gezin zijn: wijze van opvoeding, slecht functionerend gezin, veel ruzies in het gezin en materiële problemen in het gezin (werkloosheid). 6. De biologische benadering gaat uit van de genetische bepaaldheid van vechten en strijden teneinde een bevredigende aanpassing aan de omgeving te bewerkstelligen. In deze scriptie richt ik me op de beleving van geweld op het Milton Peters College. Dit betekent dus dat ik niet inhoudelijk ben ingegaan op de oorzaken of de oorsprong van de agressie en het daaruit voortvloeiende geweld. Als ik echter terugkijk op de gegevens en kijk naar de beleving van de leerlingen, kan ik toch enigszins aangeven welke van deze theorieën van toepassing zijn op de onderzoekslocatie. Leerlingen benadrukken op meerdere momenten dat er op school simpelweg ‘bad kids’ rondlopen die het voor de rest van de school verpesten. Deze kinderen zijn volgens hen nu eenmaal zo en kunnen zich niet gedragen en uiten zich vaker op een agressieve manier. Deze visie is in overeenstemming met de psychodynamische visie van Freud die uitgaat van de veronderstelling dat agressie aangeboren is en dat men ermee moet om leren gaan. Ook heeft het te maken met de risicovolle situaties waarin de leerlingen zich soms begeven. . Als een leerling zich bijvoorbeeld al in het drugscircuit bevindt dan heeft hij al genoeg om zich zorgen om te maken waardoor hij prikkelbaar is op school en zo sneller agressief kan reageren. Zodoende zie ik ook wat van het meervoudig risicomodel terug in de mening van de leerlingen. Tenslotte zeggen een aantal leerlingen dat ruzies of vechtpartijen ontstaan als reactie op schelden of pesten. Dit zou je in verband kunnen brengen met de frustratie-agressiehypothese. Aldus zijn er verschillende theorieën die je in verband zou kunnen brengen met de problemen op het Milton Peters College. § 2 Antropologie en onderwijs Cultuur is de gehele manier van leven die gedeeld wordt door een groep mensen. Om jongeren in staat te stellen deel uit te maken van deze groep wordt hen deze cultuur geleerd. Dit overdragen van cultuur naar de volgende generatie is uniek aan de mens. Voor een antropoloog omvat leren het geheel van de culturele acquisitie; manier van denken, handelen, voelen, gewoonten, politiek en recht. (Roberts 1976) Volgens Diamond e.a. (1971) wordt er binnen de antropologie weinig of geen aandacht besteed aan onderwijs in een koloniaal bestel. Onderwijs bestaat volgens hem uit twee aspecten, ten eerste socialisatie en ten tweede formele scholing. Socialisatie wordt daarbij gedefinieerd als het opvoeden van kinderen, waarbij de nadruk ligt bij het aanleren van normen en waarden. De formele scholing werd door de inheemse bevolking bijna volledig over het hoofd gezien omdat deze in traditionele samenlevingen veelal werd beïnvloed door de koloniale machthebbers. Omdat het onderwijs aldus een instrument was van de overheersing door de missionarissen of handelscompagnieën, werd het onderwerp op een discrete manier genegeerd. Deze zienswijze wordt echter niet door iedereen gedeeld. Diverse wetenschappers zijn dan ook van oordeel dat onderwijs juist wel een plaats heeft binnen de antropologie. Volgens Calhoun en Ianni (1976) is de studie van het onderwijs al van meet af aan een voorwerp van sociaal en cultureel antropologisch onderzoek. Veldwerkers merkten in hun streven om de structuur en betekenis van het sociale leven in kaart te brengen op dat er sprake was van een zekere samenhang . Deze samenhang werd overgedragen op de jongere leden van de samenleving en op die manier werd het duidelijk dat
16
er in elke samenleving min of meer geformaliseerde processen bestaan die gedeeltelijk bepalen hoe gedrag wordt geleerd. De studie van het onderwijs is aldus vanaf het begin van de discipline onderdeel van de antropologie. Het werd een specialistisch gebied waar een beperkt aantal antropologen zich intensief mee bezig hielden. Calhoun en Ianni (1976) richten zich in het boek “the anthropological study of education” op vier onderwerpen, te weten niet-institutioneel onderwijs, institutioneel onderwijs in de gemeenschap, de organisatie van onderwijskundige instellingen en taal en onderwijs. Spindler (1974) beschrijft negen antropologen die zich bezig hebben gehouden met de antropologische studie van het onderwijs. Ik zal hier de drie meest invloedrijke behandelen. Om te beginnen Franz Boas, de vader van de Amerikaanse antropologie. Zijn benadering van het onderwijs was tweeledig. Ten eerste door het objectieve, empirische onderzoek dat hij in het veld verrichtte en ten tweede door de meer speculatieve, normatieve visie die hij ontwikkelde met betrekking tot het Amerikaanse onderwijs. Wat onderwijs betreft ging zijn belangstelling vooral uit naar de bestudering van ras, fysieke groei en ontwikkeling. Door zijn onderzoek onder Amerikaanse schoolkinderen bewees Boas dat de ontwikkeling van de mens niet alleen wordt bepaald door erfelijke factoren. Aldus leverde de antropologie het belangwekkende onderwijskundige inzicht dat de ontwikkeling van het kind niet alleen erfelijk is bepaald. Omgevingsfactoren zijn namelijk primair bepalend bij de vorming van de individuele persoonlijkheid en het onderwijs zal dan ook met deze omgeving rekening moeten houden, aldus Boas. Dit heeft tot gevolg dat het oordeel van de docent altijd gebaseerd moet worden op de observatie van het gedrag en dat de culturele achtergrond daarbij meegewogen moet worden omdat deze de motivatie de actie kan bepalen. Margaret Mead en Ruth Benedict, twee studenten van Boas, benadrukken het belang van vergelijkende studie van onderwijssystemen. Melville J. Herskovitz richtte zich met name op het begrip enculturatie: ‘the aspects of the learning experience which mark off man from other creatures.’ Enculturatie wordt door hem gedefinieerd als het proces van bewuste en onbewuste, formele en informele culturele vorming, dat zich altijd voltrekt binnen de grenzen van de lokale gebruiken. Dit houdt dus in dat enculturatie in elke cultuur op een andere manier plaatsvindt. Mensen hebben daarbij de neiging om hun eigen manier de beste te vinden, wat volgens Herzkovitz grenst aan etnocentrisme. Herskovitz probeert de mythe van raciale minderwaardigheid te ontzenuwen door te laten zien dat er etnocentrisme in het onderwijsprogramma verborgen ligt. Hierdoor krijgen zwarte leerlingen geen eerlijke kans omdat het onderwijs beter aansluit bij de enculturatie van de blanke leerlingen. Jules Henry tenslotte leverde een bijdrage aan de discussie met observaties in schoolklassen in Amerika. Hij liet zien dat de studie van het onderwijs niet los kan worden gezien van de studie van cultuur. De docenten leren de leerlingen namelijk op zowel impliciete als expliciete wijze waarden aan die kenmerkend zijn voor de Amerikaanse cultuur. Volgens Henry is onderwijs poly-gefaseerd, aangezien je meer dan één ding tegelijk kan leren. Zodoende geven docenten waarden aan hun leerlingen door niet alleen via de onderwerpen die ze behandelen in de les, maar ook door andere signalen en tekens. De negen antropologen waar Spindler over sprak, hebben zich met name beziggehouden met het onderwijs in Amerika. Ze deden dit veelal vanuit een vergelijking met geletterde en ongeletterde samenlevingen overal ter wereld. Over het algemeen hielden ze zich allemaal bezig met één van de volgende probleemgebieden binnen het onderwijs: persoonlijkheidsontwikkeling, overdracht van waarden of erfgoed, communicatie, sociale structuur, rolgedrag, etnocentrisme, universele en relatieve waarden, patronen en ras. Tot dusver begaven antropologen zich wel op het gebied van het onderwijs, maar gebeurde dit niet op systematische wijze. In de jaren ‘70 bracht Spindler hierin echter verandering door het systematisch stimuleren van een nieuw vakgebied op het snijpunt van onderwijs en antropologie: the anthropology of education. Zijn onderzoek beschreef hij als configuratief en functionalistisch. Dat kwam tot uiting in zijn visie dat de school niet gezien kan worden als een geïsoleerd fenomeen, maar altijd een verbonden en afhankelijk systeem is waarbij zowel docenten als leerlingen diepgaand beïnvloed worden door hun levenservaringen buiten de klaslokalen (Spindler 1974). Spindler toonde daarbij aan dat het onderwijskundige proces de waardenconflicten binnen de samenleving reflecteert en dat docenten daarin functioneren als overdragers van cultuur. Hij wijst er dan ook op dat het van belang is dat docenten zich bewust worden van hun culturele instituties, de conflicterende waarden daarbinnen en de invloed van cultuur op menselijk gedrag. Dus de antropoloog zou in de rol van cultureel therapeut direct moeten werken met docenten, teneinde het bewustzijn van de docent te vergroten ten aanzien van waardenoriëntatie en de waardenoverdracht.
17
In navolging van Spindler ligt bij de antropologische studie van onderwijs de nadruk dan ook op het thema culturele transmissie, ofwel onderwijs als overbrenger van cultuur. De ‘anthropology of education’ ziet de school niet als geïsoleerde organisatie. De school wordt beïnvloed door krachten van buitenaf, en op haar beurt oefent zij ook weer invloed uit op de samenleving. De onderwijsgemeenschap bezit een eigen cultuur doordat zij specifieke doelen heeft zoals het onderwijzen van jongeren op een bepaalde manier. Deze cultuur in het onderwijs bezit bepaalde gedragsnormen en waarden die deze doelen ondersteunen. Daarnaast hebben docenten ook hun eigen persoonlijke normen en waarden die ze in hun onderwijs, al dan niet expliciet, naar voren laten komen. Men zou ervan kunnen uitgaan dat de kennis die leerlingen op school opdoen, cumuleert met de kennis die ze van huis uit al hebben opgedaan. In de ‘anthropology of education’ gaat men echter uit van de veronderstelling dat er ook een botsing kan ontstaan tussen de thuis en op school opgedane kennis. Als men deze kennis toepast op de situatie op het Milton Peters College ziet men in dat het van belang is ook te kijken naar de cultuur die er op de school heerst. De denksystemen van de leerlingen zijn van belang, net als de normen en waarden van de leraren. Hoe zij zich uiten op school heeft zijn weerslag op hoe de lessen ervaren worden. Vaak spraken de door mijn geinterviewde leerlingen over de botsing die plaatsvindt met leraren uit Nederland die de Sint Maartense mentaliteit niet begrijpen. Ook hierover heeft Spindler het in zijn ‘anthropology of education’. Ook omgevingsfactoren spelen op het MPC een rol in die zin dat het eiland verre van rustig is. In de periode dat ik op het Sint Maarten verbleef, stond de krant vrijwel elke dag vol met spectaculaire nieuwtjes over steek- en vechtpartijen die hadden plaatsgevonden. Deze onrustige situatie heeft volgens de antropologische visie zijn invloed op de vorming van de persoonlijkheden van de leerlingen en de school zou hier dus rekening mee moeten houden. §3 Antropologie en geweld Over geweld is in de antropologie veel geschreven. Menig etnografie besteedt aandacht aan etnisch geweld, oorlog of persoonlijk geweld. Tylor schreef al in 1871 over exogamy (de regel die voorschrijft dat je niet een persoon mag huwen uit dezelfde groep/familie als jij zelf, Harris 1997) en het daarbij behorende geweld. Binnen de sociologie schreven ook Durkheim, Marx en Weber over geweld in de samenleving. Daarom is het des te opmerkelijk dat een gedegen theoretisch inzicht over geweld binnen de sociale antropologie ontbreekt. Het is van belang dat er ook in de antropologie specifieke aandacht komt voor theorieën rond geweld omdat we niet slechts kunnen uitgaan van psycho-analytische modellen of een evolutionair-biologisch paradigma. De specifieke historische en culturele aspecten van een cultuur hebben namelijk ook hun invloed op de vorming en uiting van geweld en deze zijn geen onderwerp van studie. (Aijmer, Göran en Abbink 2000) Toch is er een aantal pogingen gedaan o.a. door Riches (1986) om geweld vanuit een antropologisch perspectief in kaart te brengen. Een essentieel inzicht is dat geweld een universeel menselijk verschijnsel is en er geen cultuur ter wereld is waar geweld niet voorkomt. Geweld is zelfs een belangrijk verschijnsel in de dagelijkse realiteit, een onderdeel van sociale relaties en het fundament van macht. Veelal wordt geweld echter als betekenisloos gecategoriseerd, en wordt het slechts opgevat als kenmerk van het disfunctioneren van een bepaalde samenleving. Als omschrijving van geweld wordt in het boek ‘Meanings of Violence’ (Aijmer, Göran en Abbink 2000) deze definitie gehanteerd: ‘ the contested use of damaging physical force against other humans with possibly fatal consequences and with purposeful humiliation of other people’ .(Aijmer, Göran en Abbink 2000) In de antropologie worden sociale en culturele factoren samen met de ecologische omstandigheden als de bepalende factoren genoemd voor de manier waarop geweld in een sociale situatie wordt gebruikt. In de antropologie wordt veelal de symbolische benadering gehanteerd om geweld te definiëren. Kenmerkend voor deze benaderingswijze is dat deze uitgaat van drie verschillende perspectieven: 1. imaginary order Hierbij gaat het om codes en symbolen die in een bepaalde cultuur leven met betrekking tot geweld. 2. discursive order Hierbij ligt de nadruk op het doen en laten van mensen, hun conversaties maar ook hun non-verbale communicaties. 3. ethological order Bij dit laatste persepctief speelt de vraag een rol in hoeverre gedrag al dan niet genetisch bepaald is. Er wordt namelijk ook van uitgegaan dat alle menselijk handelen tot op zekere hoogte biologisch/genetische bepaald is. (Aijmer en Abbink 2000)
18
In mijn onderzoek kan ik deze antropologische inzichten toepassen. Ik kijk niet alleen naar biologische of psycho-analytische kenmerken, maar weeg ook de culturele en sociale factoren mee. In dit onderzoek heb ik deze 3 perspectieven als uitgangspunt genomen. De ‘imaginary order’ heb ik belicht door middel van het vragen naar de ideeën die de leerlingen hebben over geweld en veiligheid op de school. Door er in de interviews op in te gaan, kon ik erachter komen hoe zij zelf dachten over de situatie op school en zo hun codes en symbolen helderder krijgen. Ook heb ik via observaties en participaties gekeken hoe het er in de praktijk aan toe ging op school, dit valt dan weer onder de ‘discursive order’. Tenslotte is de ‘ethological order’ wat minder belicht omdat ik niet specifiek ben ingegaan op het al dan niet aangeboren zijn van gedrag of handelen. Aan de andere kant is het wel opvallend dat leerlingen zelf het onderscheid maakten tussen ‘good and bad kids’. Hiermee zouden ze suggereren dat er een verschil bestaat tussen goede en slechte kinderen en dat dat hun natuur is. In ‘the Anthropology of Violence’ probeert Riches (1986) te achterhalen welke sociale en culturele oorzaken geweld heeft. Hij zoekt deze oorzaak in een cross-cultureel perspectief op geweld waarbij hij zich richt op de socio-politieke relaties tussen dader en slachtoffer. Geweld is volgens hem een middel om iets te bereiken ten opzichte van anderen waarbij de dader zijn gedrag op zijn minst enigszins rechtvaardigt. Bij geweld zijn altijd vier aspecten aanwezig die in verschillende culturen zichtbaar zijn: 1. de vraag of het geweld legitiem is speelt een rol 2. geweld wordt meestal door iedereen als zodanig herkend 3. geweld is zichtbaar 4. geweld vereist weinig vaardigheden of middelen Als in de antropologie naar geweld wordt gekeken, gebeurt dat vaak vanuit verschillende visies die niet altijd met elkaar overeenstemmen. Met het oog op de objectiviteit moet een onderzoeker daar rekening mee houden. Deze bovengenoemde eigenschappen van geweld zijn in het onderzoek op het MPC ook te onderscheiden. Leerlingen geven zelf vaak aan dat ze vinden dat je wel terug mag vechten als een ander begint, je moet je tenslotte verdedigen als je aangevallen wordt. Op die manier is volgens hen geweld legitiem. De leerlingen herkennen ook vaak dezelfde acties als geweld. Als ik hen ernaar vraag, komen vaak dezelfde situaties naar voren. Gevechten, bedreigingen en drugs zijn de meest genoemde uitingen van geweld. Dit geweld is voor hen dan ook het meest zichtbare en tastbare, daar kunnen de leerlingen zich het meeste bij voorstellen. Andere geweldsvormen die minder zichtbaar zijn, zoals pesten, spreken dan ook minder tot de verbeelding. § 4 Machismo Tijdens het onderzoek op Sint Maarten werd steeds weer duidelijk dat het concept machismo een rol speelde in de wereld van de leerlingen. Soms kwam gedrag voort uit de angst om voor lafaard uitgemaakt te worden, andere keren maakten leerlingen heel duidelijk dat er met hen niet te sollen viel. Deze ‘stoerdoenerij’ kan gekoppeld worden aan machismo vandaar dat ik deze paragraaf dit begrip nader toe zal lichten. Het woord macho is een vrij recent begrip afkomstig uit Zuid-Amerika. Het wordt op vele manieren gebruikt om verschillende mannelijke identiteiten aan te duiden. Het woord macho komt van het Latijnse woord masculas. Het Spaanse woord macho en duidt de mannelijke sekse aan. Het is al een tijd uit om te stellen dat seksrollen onderverdeeld zijn in twee tegenpolen, mannelijk en vrouwelijk. Dit is gekomen door het feminisme die deze dualiteit heeft aangevallen. Ook in de psychologie waren Jung en Freud het erover eens dat in elke menselijke psyche een mix aanwezig is van zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen. (Gilmore 1990) Het stereotype van de Latijns Amerikaanse macho-man staat aan de ene kant voor stoerheid en gewelddadigheid, maar aan de andere kant worden deze mannen ook vaak als romantisch en emotioneel afgeschilderd. Kortom er is geen eenduidige notie van de macho mannelijkheid, maar de kenmerken ervan bestaan uit verschillende elementen die elkaar kunnen tegenspreken. Als bewijs hiervan kun je je indenken dat er zowel mannelijke als vrouwelijk vormen van mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn. Denk bijvoorbeeld aan ‘pot’, een stoere, mannelijke vrouw. Een van de meest kenmerkende aspecten van de stereotype machoman is het gebruik van geweld. Zinnen als ‘vechten als een man’ of ‘geen mietje zijn’ geven mannelijkheid aan. Hoewel deze uitspraken meestal als metafoor worden gebruikt, kunnen ze ook letterlijk worden opgevat. Als er bijvoorbeeld sprake is van een vechtpartij dan wordt de mannelijkheid eerder toebedeeld aan degene die de klap uitdeelt dan aan de persoon die hem ontvangt of aan de toeschouwers. Ook de manier waarop men reageert op een aanval kan verschillen: terugvechten, wegrennen, huilen, niet terugvechten en zijn armen kruisen of verliezen. Zo kan op deze verschillende manieren van reageren op geweld, mannelijkheid worden toegekend. Naar geweld grijpen kan duiden op potentie,
19
brute onwetendheid of kwetsbaarheid. De relatie tussen geweld en emotie is volgens McElhinny (in Cornwall en Lindisfarne 1994) toevallig. Weigeren te vechten kan namelijk opgevat worden als laf of als een uiting van zelfbeheersing en het gevecht aangaan kan staan voor mannelijkheid en uiting van macho gedrag. Onder de leerlingen op het Milton Peters College heerst ook een zekere visie op ‘mannelijkheid’, voor zover ik kon opmaken uit de interviews. Vaak vielen begrippen als ‘coward’, ‘ain’t no messing with me’ enzovoorts. Deze uitspraken duiden op een macho-perspectief waarin de eer hoog in aanzien staat. Als je aangevallen wordt door iemand dan moet je jezelf verdedigen anders sta je voor gek of word je uitgemaakt voor lafaard. Dit is in overeenstemming met de hierboven besproken literatuur.
20
Hoofdstuk 3: Geweld op school; de leerlingen aan het woord § 1 Inleidend Op het Milton Peters College speelden in het verleden nogal wat problemen. De laatste twee jaar dreigde het zelfs uit de hand te lopen. De problemen zijn gebruik van drugs, agressie gepaard gaande met wapens en geweld, verstoren van orde in de klas, vernielingen en andere problemen. Het blijkt moeilijk om al deze problemen op de school op te lossen. Sint Maarten is, zoals we eerder gezien hebben, de laatste tien jaar enorm gegroeid. Het is een gemeenschap geworden waar mensen met allerlei verschillende culturele achtergronden wonen. Alle moderne invloeden hebben het eiland bereikt. Vaak wordt er echter door ouders niet voldoende richting gegeven aan alle invloeden van buiten. Bij veel gezinnen laat de vader het afweten bij de opvoeding; de moeder staat er dan alleen voor en heeft vaak twee banen om in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Dan is er ook nog het gegeven dat er op het eiland geen internaat is voor jongeren met opvoedingsproblemen. Als er problemen zijn, bestaan er onvoldoende mogelijkheden om de jongeren door te verwijzen. Er is bijvoorbeeld geen jeugdpsychiater op het eiland. Dit zijn in een notendop de problemen en mogelijk een deel van de oorzaken van de problemen. MPC is een school waar al deze problemen zich opstapelen, waardoor het moeilijk is om er oplossingen voor te vinden. Eind 2002 heeft de onvrede over deze situatie geresulteerd in een actie, een wandelmars of demonstratie naar het bestuurscollege die de steun had van de ouders, de leiding, de leerkrachten, de studenten en het schoolbestuur. Door deze actie is de bevolking van het eiland zich bewust geworden van de problemen op de school, wat weer leidde tot acties om de school beter te kunnen beveiligen. Na deze actie is er een Parent Teachers Association (PTA) in het leven geroepen en een muur om de school heen gebouwd als bescherming tegen slechte invloeden van buitenaf. Een volgende stap is echter om de problematiek op de school beter in kaart te brengen en aan de hand daarvan actie te ondernemen om de situatie op school te verbeteren. Om tot een beter inzicht in de problemen te komen is het van groot belang dat het een en ander in kaart wordt gebracht. Dit in kaart brengen heb ik gedaan aan de hand van een onderzoek van augustus tot december 2003. De resultaten hiervan verwerk ik in deze scriptie. Een gedeelte van de scriptie bestaat uit informatie die ik uit literatuur verkregen heb, en een ander gedeelte is afkomstig uit de gegevens die ik tijdens het veldwerk zelf heb verzameld. In het onderstaande tracht ik een beeld te geven van de verschillende topics die in het onderzoek als relevant naar voren zijn gekomen. Door het weergeven hiervan geef ik tevens antwoord op mijn vraagstelling: ‘Hoe beleven de leerlingen de veiligheid op school?’. In de tijd dat ik op Sint Maarten verbleef, heb ik op verschillende manieren gegevens verzameld en informatie ter ore gekregen. Voor deze scriptie heb ik deze informatie geanalyseerd om het algemene beeld dat er bij de leerlingen heerst over veiligheid duidelijk te krijgen. Om de informatie te verwerken heb ik ervoor gekozen de informatie te categoriseren in relevante topics. Deze topics zijn naar voren gekomen uit de gesprekken, interviews, observaties, enquêtes en aanvullende informatie tijdens de veldperiode. De volgende thema’s zijn uit de informatie naar voren gekomen: Schoolveiligheid- vinden de leerlingen de school over het algemeen veilig? Ouderparticipatie- wat vinden de ouders van de situatie? Schoolregels- hoe staat het met de regels? Leraren als rolmodel- geven de leraren het goede voorbeeld? Wapens op school- komt dat voor op MPC? Vechten op school en gangs- komt dat voor op MPC? Drugs op school- komt dat voor op MPC? Seksuele intimidatie op school- komt dat voor op MPC? Pesten op school- komt dat voor op MPC? Schoolbus- ervaren de leerlingen daar problemen? Vrije uren op school- is dit een oorzaak tot problemen? Omgaan met de problemen op school- hoe gaan leerlingen om met de problemen? Vrienden hebben op school- wat voor invloed hebben vrienden op je gevoel van veiligheid? Reputatie van de school- heeft het MPC volgens de leerlingen een slechte naam en is dit terecht? In het onderstaande zal ik deze punten achtereenvolgens bespreken. Per onderwerp laat ik zien welke informatie ik heb kunnen halen uit de enquêtes en de interviews resp. wat de visie is van
21
de leerlingen op het desbetreffende onderwerp. Achterin deze scriptie staat een legenda met gegevens van de leerlingen. § 2 Schoolveiligheid Als ik met de kinderen praat over schoolveiligheid, blijken de meningen verdeeld te zijn. Een gedeelte begint te lachen en stelt daar wel wat over te kunnen zeggen. Anderen zeggen echter dat ze op het Milton Peters College geen problemen ervaren met veiligheid. De onderwerpen die in een gesprek over veiligheid aan bod komen lopen erg uiteen. De meest concrete onderwerpen die aan de orde komen zijn de gevechten, de wapens, het pesten en het gebruik van drugs. Sommige leerlingen beginnen hier onmiddellijk over te praten als ik in de interviews het onderwerp schoolveiligheid aansnijd. Ze vertellen over hun eigen ervaringen op school, over situaties die zij als onveilig hebben ervaren of over medeleerlingen die volgens hen dingen doen die niet door de beugel kunnen. Het meest spraken de leerlingen over de gevechten die op school plaatsvinden; het voorbeeld van een gevecht in het afgelopen jaar waarbij iemand werd neergeslagen met een honkbalknuppel, werd meerdere malen verteld. Volgens de meeste leerlingen is het dit jaar wel veel minder geworden, het vorige jaar vonden er veel meer ernstige gevechten plaats. Ook merkten de leerlingen op dat het vrij gemakkelijk is om wapens mee te brengen naar school, aangezien daar toch niet op wordt gecontroleerd. Een enkeling suggereerde zelfs dat het wel nodig was om bij de ingang van de school een metaaldetector te plaatsen. Een meisje vertelde me dat ze zich op dit moment van het jaar niet veilig voelde omdat ze bang was ‘to be egged’ ’. Met Halloween is het namelijk een traditie, van Amerikaanse oorsprong, dat men elkaar met rauwe eieren bekogelt en dat is in voorgaande jaren wel eens uit de hand gelopen. Sommige leerlingen vinden dat schoolveiligheid meer te maken heeft met het gevoel dat je hebt als je op school bent. Ze vinden dat je je op je gemak moet kunnen voelen en je je geen zorgen hoeft te maken over veiligheid als je op school bent. Om zich veilig te voelen gebruiken de leerlingen verschillende middelen.. Ten eerste zorgen ze dat ze bij ‘bad company’ uit de buurt blijven. Op deze manier voorkomen ze namelijk dat ze in de problemen raken. Een andere manier is om zich zo veel mogelijk met eigen zaken te bemoeien om te voorkomen dat je ruzie krijgt met anderen. Tenslotte wijzen leerlingen me erop dat ze voorzichtig zijn met het vertrouwen van anderen, omdat hun goedgelovigheid dan weleens beschaamd zou kunnen worden. Ook vinden de leerlingen het belangrijk dat je je goed kunt moet kunnen voelen op school, dat je je vrij kan voelen om je mening te geven. Een aantal leerlingen benadrukt dat ze dit gevoel heel belangrijk vinden omdat het bepaalt of je je gelukkig voelt op school. In andere gevallen beginnen de leerlingen onmiddellijk met het noemen van dingen die op school verbeterd zouden kunnen worden. Er zou bijvoorbeeld meer ‘security’ op de school aanwezig moeten zijn, zodat de situatie beter in de gaten gehouden kan worden. Sommige leerlingen stellen namelijk dat er op school veel incidenten plaatsvinden, maar dat er weinig aan gedaan wordt. Er zou volgens hen op school meer discipline moeten heersen en meer controle moeten worden uitgevoerd. Een leerling stelt uit zichzelf al voor dat er bijvoorbeeld ook meer preventief gewerkt moet worden. Een ander vindt weer dat er meer ‘check-ups’ moeten komen bij de ingang van de school om te voorkomen dat er wapens mee de school in worden gesmokkeld. En er was ook een leerling die voorstelde om wat meer activiteiten te organiseren om de leerlingen uit de problemen te houden. Wel wordt meerdere malen benadrukt dat de situatie ten opzichte van voorgaande jaren aanzienlijk verbeterd is. Omdat de problemen op school erg groot werden, is door een aantal ouders en medewerkers op een gegeven moment het initiatief opgevat om een muur om de school te bouwen. Op die manier zou de school beschermd worden tegen slechte invloeden van buitenaf, zoals bijvoorbeeld het stiekem binnensmokkelen van drugs. De muur is volgens sommige leerlingen niet echt een verbetering omdat hij niet erg hoog is en leerlingen er ook overheen kunnen klimmen. Als leerlingen bijvoorbeeld wapens naar binnen willen smokkelen, is het makkelijk om ze over het hek heen te gooien en ze zo op het schoolterrein te krijgen. In de enquête zeggen echter toch nog 34 van de 90 leerlingen die de vraag hebben beantwoord, dat ze de school veiliger of veel veiliger vinden geworden sinds de muur is gebouwd. 50/90 vindt dat er niet veel is veranderd en de rest vindt dat het onveiliger geworden is. Als je kijkt naar de beleving van school zijn de leerlingen over het algemeen toch vrij positief. Uit de eindenquête blijkt dat 88,9 % van de ondervraagde leerlingen het leuk vindt om naar school te gaan. Slechts 11,1% vindt naar school gaan niet of helemaal niet leuk. Het leukste aan school vinden de leerlingen vaak dat ze er hun vrienden en vriendinnen kunnen zien en gezellig samen kunnen kletsen. Als ik de leerlingen vraag of ze naar een andere school zouden willen, antwoordt ruim 60 %
22
van niet. 21% van de ondervraagde leerlingen geeft aan misschien wel naar een andere school te willen overstappen. Ik heb geprobeerd om via een enquête erachter te komen waar de leerlingen zich op school wel of niet op hun gemak voelen. Hiervoor heb ik een onderscheid gemaakt tussen de volgende locaties: in de klaslokalen, op het schoolterrein, in de buurt van de kantine, tussen de schoolgebouwen en in de schoolbus. Uit de de antwoorden blijkt duidelijk dat er een aantal gebieden is op school waar leerlingen zich meer of vaker op hun gemak voelen dan op andere plekken. De kantine is daarvan een goed voorbeeld; hier voelt de overgrote meerderheid van de ondervraagde leerlingen zich namelijk niet erg of helemaal niet op zijn gemak. Wat ook in de interviews telkens naar voren komt, is dat leerlingen in de kantine nogal eens worden gepest en er onder druk geld van hen wordt afgetroggeld. In de klaslokalen zelf ervaren de leerlingen de situatie minder vaak als bedreigend. Terwijl er weer meer leerlingen zeggen zich op het schoolterrein en tussen de schoolgebouwen niet erg op hun gemak te voelen. Ook in de schoolbus voelt een relatief groot aantal leerlingen zich niet erg veilig. Als ik aan de leerlingen vraag of ze vinden dat de school op het gebied van schoolveiligheid de afgelopen jaren is verbeterd, zegt 57% het daarmee eens te zijn en vindt 43% weer van niet. De meerderheid van de ondervraagde leerlingen vindt de situatie dus verbeterd. . De meeste leerlingen zeggen zich niet bedreigd te voelen op school. Volgens hen heeft dat te maken met hoe oud je bent, want ze kunnen zich wel voorstellen dat de jongere leerlingen zich af en toe niet op hun gemak voelen. De leerlingen geven namelijk zelf aan dat ze zich vroeger op school wel eens bedreigd hebben gevoeld door oudere leerlingen. Dit heeft te maken met je lengte en ook je fysieke voorkomen, want zoals een leerling illustreert, worden ‘the little boy who are soft’ het vaakst lastiggevallen. Een plek waar de leerlingen zich vaak bedreigd voelen is in de rij bij de kantine, omdat ze bang zijn dat er geld van hen afgetroggeld wordt. Verder voel je je volgens hen minder bedreigd wanneer je veel vrienden of familie op school hebt rondlopen die het voor je opnemen als er iets aan de hand is. Hoewel de meeste leerlingen zich op school niet bedreigd voelen, heeft wel bijna de helft van de leerlingen het gevoel dat ze op school op hun hoede moeten zijn, omdat er anders wat vervelends zou kunnen gebeuren. § 3 Ouderparticipatie In een bijeenkomst met ouders in mei 2003 zijn op de school zo’n 300 tot 400 ouders bijeen gekomen om te praten over zaken die de school aangaan en specifiek de problemen waar de school mee te kampen heeft. Tijdens die bijeenkomst is een enquête uitgedeeld om de mening van de ouders te achterhalen met betrekking tot een aantal punten. De belangrijkste vraag die gesteld werd, was wat het grootste punt van bezorgdheid was van de ouders. Bovenaan de lijst stond schoolveiligheid, gevolgd door gedrag van leerlingen, het niveau van het onderwijs, de betrokkenheid van ouders en docenten en ‘peer pressure’. Bijna alle ouders vinden dat ze een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van deze knelpunten door bijvoorbeeld meer betrokken te zijn bij het dagelijkse leven van hun kind of door deel te nemen aan de PTA (ParentTeachers-Association). Naar aanleiding van deze bijeenkomst heeft een aantal van de aanwezige ouders zich aangemeld voor het opstarten van een nieuwe PTA. Deze geïnteresseerden zijn uitgenodigd om bij elkaar te komen met een aantal docenten en de ‘caretaker’ van de school. Toen ik me aan het begin van het schooljaar aansloot bij de PTA, waren ze net met hun werk begonnen en nog in een oriënterende fase. Hierin moesten om te beginnen een aantal praktische zaken worden geregeld zoals het opstellen van de statuten en het kiezen van een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Daarnaast is de PTA meer inhoudelijk aan de slag gegaan en zijn er verschillende commissies in het leven geroepen die zich buigen over actuele zaken en gesignaleerde problemen. De commissies heetten: ‘priorities’, ‘statutes’ en ‘time plan’. Zelf heb ik deelgenomen aan de ‘priorities’ commissie, waarin allerlei kwesties die op school spelen, worden besproken. Ten eerste was dit het schooluniform, ten tweede de absentie van de docenten, ten derde de veiligheid op school en tenslotte de buschauffeurs van de schoolbussen. Over deze vier onderwerpen maakten de ouders zich namelijk in het bijzonder veel zorgen. Ze vonden dat de schooluniformen beter gecontroleerd moesten worden zodat er meer eenheid komt in de kleding van de leerlingen. Op het moment maakt het niet veel uit wat je naar school draagt: korte rokjes, slippers en wijde broeken zijn toegestaan. De ouders vinden dat de leerlingen er netjes uit moeten zien omdat ze op die manier ook meer discipline aangeleerd krijgen. Ten tweede maakten de ouders zich zorgen over de afwezigheid van de leraren. Sommige van hun kinderen hebben zo vaak vrije uren omdat leraren er niet zijn, wat hun studieresultaten niet ten goede komt. Tenslotte zijn de schoolbussen voor de ouders ook een punt
23
van discussie. De ouders vinden dat ze niet erg veilig zijn omdat de chauffeurs nergens geregistreerd staan. Iedereen zou in de bussen kunnen rijden en dat vinden de ouders geen prettig idee. De PTA heeft een ouderbijeenkomst georganiseerd om ouders te informeren over de bezigheden van de PTA en om ze meer te betrekken bij de studie van hun kinderen. Hierin werden verschillende problemen vanuit het publiek behandeld en is gekeken hoe we daar als PTA mee aan de slag konden gaan. Ook heeft zich een aantal ouders aangemeld die geïnteresseerd waren een bijdrage te leveren aan de PTA. Bij een bijeenkomst als deze zie je dat er ook vanuit de ouders een duidelijke zorg is over de situatie op het MPC. De PTA was in de tijd dat ik vertrok nog steeds in een oriënterende fase waarin veel dingen op een rijtje moesten worden gezet. Dingen als wat zijn de knelpunten, wat vinden wij ervan, wat kan er aan gedaan worden enz. Er was een groep ouders en docenten die erg gemotiveerd was om de problemen op school aan te pakken en hopelijk laat het enthousiasme niet af en gaat de groep door op de manier waarop ze begonnen zijn! § 4 Schoolregels Met betrekking tot de schoolregels heb ik veel gehoord van de leerlingen, maar ook van de docenten en andere betrokkenen. Aan het begin van het schooljaar is een klein boekje van zeven pagina’s met schoolregels uitgedeeld. Het was in het Engels geschreven en de titel die erop stond was ‘Schoolrules, drugs, alcohol and weapons policy for all students’ Een aantal weken later verscheen er al een nieuwe editie van deze schoolregels. Deze keer was geprobeerd om de verschillende schooltypen meer gelijk te trekken en de regels zo te schrijven dat ze op alle drie de schooltypen (HAVO/VWO, VSBO-tkl en VSBO-pkl/pbl) toegepast konden worden. Dit reglement was een stuk dikker en groter, 16 pagina’s. Ook waren deze schoolregels aan de ene kant in het Nederlands en aan de andere kant in het Engels opgesteld en begint het boekje met een aantal definities van relevante begrippen. Bij zowel de eerste als de tweede versie van de schoolregels staat aan het eind een apart stuk over drugs, alcohol en wapens. Er worden verschillende dingen besproken als bezit, invloed van drugs en welke maatregelen er worden genomen als een leerling betrapt wordt met drugs, welke controles en tests er worden uitgevoerd ter preventie van drugs en alcoholgebruik. Tenslotte zit er in het nieuwe reglementenboekje een formulier waarmee ouders en leerlingen een overeenkomst met de school kunnen sluiten waarbij ze het eens zijn met de schoolregels. Je ziet duidelijk dat de nieuwe versie van de schoolregels een stuk uitgebreider is. De hoeveelheid regels ging van 50 naar 94 regels. Het aantal categorieën is ook uitgebreid. Dat de nieuwe schoolregels in aantal zijn toegenomen, komt doordat de regels nu veel explicieter zijn neergeschreven. De regels zijn in het nieuwe reglement gedetailleerder. Sommige onderwerpen zijn helemaal nieuw ingevoegd, zoals de regels over zwangerschap en ouderschap. Wanneer je zwanger bent moet je dat melden bij de maatschappelijk werkster, die dan afspraken met je maakt. Als je voor de tweede keer zwanger bent mag je niet meer op school komen. Een ander voorbeeld is de regel over het schooluniform. In het eerste reglement staat dat je het uniform moet dragen als je op of onderweg naar school bent , dat het een symbool van de school is en dus met trots gedragen moet worden en ook netjes en schoon gehouden moet worden. In het nieuwe reglement is deze regel echter aangevuld met nauwkeurige informatie over hoe het uniform eruit hoort te zien; polo shirt, jeans, bermuda, shorts of rokje tot 5 centimeter boven de knie. Beide boekjes zijn in drie kolommen ingedeeld waarbij in de eerste kolom de regel staat vermeld, in de tweede de procedure in geval van overtreding en in de derde de te nemen strafmaatregel. Als ik de leerlingen naar de schoolregels vraag, blijkt het overgrote merendeel (80%) te weten dat de regels bestaan en bovendien een globaal idee te hebben van wat er in de regels staat. Zo’n driekwart van de leerlingen is zich ervan bewust dat er regels bestaan die het gedrag in de klas voorschrijven. Slechts een enkeling zegt hier niets van te weten. De meeste leerlingen hebben de schoolregels ontvangen en ook gelezen. Steve (16, PBL) zegt dat ze toch niet controleren bij de poort, dat zouden ze volgens hem vaker moeten doen. Vorig jaar was het erger, aangezien er dit jaar nog geen grote gevechten zijn geweest, de school heeft er ook wel zijn steentje toe bijgedragen omdat ze er toch alerter op zijn dan eerst. De regels heeft hij wel gelezen en hij vindt sommige goed en sommige slecht. Als voorbeeld van een slechte regel noemt hij de bepaling dat een leerling van school gestuurd kan worden als hij buiten school problemen heeft. Ook dat men niet naar school mag komen met petjes, oorbellen, discmans etc. Ook vindt hij het niet eerlijk dat sommige leerlingen daarbij worden voorgetrokken, bij de een zeggen ze er niets van en bij de andere pakken ze het zo af. Als ik vraag of je het dan nog terug krijgt, zegt hij dat dat ervan afhangt of je ouders naar school komen en dan met kantoor gaan praten, ofwel slijmen (sweet-talking)., Dan krijg je het namelijk wel terug. Zelf heeft hij het nog nooit gehad,
24
want hij neemt gewoon niets mee naar school, dan kun je ook niets kwijtraken. Een keer hebben ze wel zijn telefoon afgepakt omdat ze zeiden dat hij aan het bellen was, maar hij had hem gewoon in zijn zak zitten. Als ik aan hem vraag wat ze aan die regel zouden kunnen veranderen, zegt hij dat die regel op zich geen probleem is, maar dat ze hem dan wel voor iedereen hetzelfde moeten hanteren. No picking favourites!! Luca (15, PBL) zegt dat hij de schoolregels wel heeft gekregen, maar niet heeft gelezen omdat hij ze al kende. Hij is al een tijdje op deze school en vindt het wel vanzelfsprekend eigenlijk. Hij heeft ze wel ondertekend. Luca (15, PBL) vindt de regels dom omdat een van de regels is dat als je twee keer gevochten hebt, je van school af moet. Als ik vraag wat hij daar dom aan vindt, zegt hij dat hij het wel rechtvaardig vindt dat als je zelf een gevecht begint je dan gestraft wordt. Maar als je niet de oorzaak van een gevecht bent, maar je moet je wel verdedigen, vindt hij niet dat je daarvoor een straf verdient. Zelf is hij wel eens betrokken geweest bij een gevecht, de eerste keer was zelfverdediging, de tweede keer was het zo dat iemand hem sloeg en hij terug sloeg Toen ontstond er een gevecht. Hij heeft wel straf gekregen, hij moest 50 keer de schoolregels overschrijven. De tweede keer werd de andere jongen geschorst voor twee dagen. Verder vindt hij het stom dat je je telefoon niet mag meenemen en dat ze hem afpakken als ze het zien. Je hebt hem toch zelf gekocht dus dan mag iemand anders hem toch niet afpakken? Je mag de telefoon wel meenemen naar school, maar niet de klas in. Stel dat iemand als zus je moet bellen om je te vertellen dat er iets heel ergs is gebeurd en je moet je telefoon uitzetten in de les. Dat vindt hij niet goed. Sommige leraren laten je wel je telefoon opnemen en dat vindt hij een goede zaak. Als ik vraag wat er gebeurt als je in een test zit, zegt hij dat wel te begrijpen omdat de leraar zou kunnen denken dat iemand de antwoorden voorzegt of zoiets. Dat is een ander verhaal. De telefoon van zijn vriend is wel afgenomen, hij heeft hem terug gekregen nadat zijn vader naar de directie had gebeld. Verder vindt hij het ook stom dat je geen discman mee mag nemen naar school. Je mag hem wel meenemen naar school, maar niet de klas in. Hij vindt het oneerlijk dat ze hem al afpakken als ze hem zien en je hem niet eens gebruikt. Hij had hem bijvoorbeeld eens een keer uitgedaan en droeg hem in zijn hand de klas in en toen werd hij afgepakt. Soms heb je haast en heb je even geen tijd om hem op te bergen in je tas. Hij vindt de regels niet alleen te streng, maar vindt ze gewoon onzin en ze zouden allemaal erased moeten worden. Zelf krijgt hij vaker straf; punishment is like my friend. Hij krijgt meestal straf voor stomme dingen, stupidness. Een jongen in zijn klas gooide met papier en toen kreeg hij straf omdat hij zat te lachen. De leraar geloofde hem niet en zei dat hij het zelf had gezien en stuurde hem naar de rector. De ‘dader’ was aan het lachen omdat die geen straf kreeg. Daarna is er niet meer over gesproken, hij kreeg straf. Uit de interviews blijkt dat de leerlingen veelal bekend zijn met de schoolregels, ze weten globaal wat erin staat. Veel leerlingen vinden de regels die voorschrijven dat je geen mobiele telefoon of discman mee mag nemen onzin. Ze vinden dat je die nodig hebt om, ofwel gebeld te worden als er iets ernstigs gebeurt thuis, of om tijdens je vrije uren muziek te luisteren. Veelal begrijpen ze dat je tijdens de lessen niet mag bellen of muziek mag luisteren omdat dat de les zou verstoren. Ook de regels die voorschrijven dat je geen petje mag dragen, geen oorbellen en geen slippers, vinden de leerlingen veelal onzinnig omdat ze toch niets zeggen over je schoolprestaties. Als het echter gaat over de hantering van de regels, zijn de meningen minder positief. Meer dan de helft van de leerlingen (65%) zegt namelijk dat er nauwelijks of slechts incidenteel gecontroleerd wordt op de regels van de school. Deze cijfers worden in de interviews veelal bevestigd door de verhalen van de leerlingen. Mij is bijvoorbeeld opgevallen dat het met de kledingvoorschriften op school niet al te nauw werd genomen. Het was bijvoorbeeld verboden om slippers aan te hebben of om een petje of mutsje op te hebben, dat was echter aan de leerlingen niet te zien. Veel meisjes zeiden het gewoon te warm te vinden voor dichte schoenen en aangezien er vaak toch niets van gezegd werd, droegen ze gewoon slippers. Opvallend was dat enkele leerlingen zelf aangaven dat de regels volgens hen wel strenger gecontroleerd mochten worden. De sancties die er gesteld worden op overtreding van de schoolregels variëren van een waarschuwing tot het schorsen of verwijderen van leerlingen van school. Als je de eerste keer iets verkeerd doet krijg je een waarschuwing van de docent of je wordt doorgestuurd naar de directie op ‘het kantoor’. Doe je het nog een keer, dan kun je geschorst worden en tenslotte van school gestuurd. Als je een discman of telefoon hebt in de klas, dan kan deze door de docent ingenomen worden. Dan moet je vader of moeder met de docent of ‘het kantoor’ gaan praten om hem terug te krijgen. De sancties zouden volgens veel leerlingen wel consequenter toegepast moeten worden.
25
§ 5 Leraren als rolmodel Een belangrijk onderwerp dat naar voren kwam in mijn onderzoek was de rol van de leraren op school. Docenten fungeren op school als een voorbeeld voor de leerlingen, daarom is het van belang dat ze zich ook als zodanig gedragen. Volgens But (2001) zijn er vijf vaardigheden die een leerkracht zou moeten bezitten. Hij zou positief betrokken moeten zijn bij de leerlingen, dat betekent dat hij begaan moet zijn met de jongeren. Hij zou positieve bekrachtiging moeten toepassen, je kunt denken aan het aanmoedigen en belonen van jongeren. Een probleemoplossend vermogen hoort ook tot de vaardigheden. De docent heeft namelijk een voorbeeldfunctie ten opzichte van de leerlingen en kan zo dit vermogen ook doorgeven aan zijn leerlingen. Een docent moet echter ook kunnen disciplineren, straffen kunnen handhaven om zijn gezag duidelijk te stellen. Tenslotte is het van belang dat de docent overzicht houdt in de klas, hij moet ondanks zijn onderwijstaken de klas in de gaten houden. Veel van de geïnterviewde leerlingen zeggen hun leraren wel een goed voorbeeld te vinden. De goede eigenschappen die ze graag in hun docenten zien, zijn dat ze openstaan voor leerlingen, hen aanmoedigen en met hen praten, dat ze om hen geven en respect hebben voor de leerlingen. Verder willen ze graag dat de docenten ze moraliteit leren, goed van kwaad leren onderscheiden en tenslotte willen ze graag dat de leraren hun werk gewoon goed doen en niet te streng zijn. Uit de enquête blijkt dat leerlingen een docent leuk vinden als hij in de eerste plaats grappig is, ten tweede niet te veel huiswerk geeft en ten derde de les goed voorbereidt. Uit deze enquête komt ook naar voren dat 31,7 % van de leerlingen eigenlijk altijd goed kan opschieten met zijn docenten en nog eens 45 % meestal. Echter, 20% van de leerlingen zegt dat ze slechts soms met hun docenten overweg kunnen en 3,3% zegt bijna nooit met hun docent door één deur te kunnen. Op zich lijken deze cijfers mee te vallen, het gaat immers om een minderheid die zegt soms niet met hun docenten overweg te kunnen. Ook in de tweede enquête blijken de meningen overwegend positief te zijn: Meer dan 60 % van de leerlingen vindt dat de docenten goed lesgeven. Een zelfde percentage zegt dat ze de docenten niet streng vinden, bijna driekwart vindt dat ze een goed voorbeeld zijn in de klas en eenzelfde deel vindt ook dat de docenten aardig zijn in de les. Tenslotte vindt 42% van de jongeren dat de docenten ‘loving and caring’ zijn. In de interviews kwam echter naast deze positieve geluiden over de docenten ook wel degelijk een aantal klachten naar voren die serieus genomen moeten worden. Als ik naar hun docenten vroeg, zeiden veel leerlingen ‘some are good, some are bad’. Het negatieve aspect dat het vaakst naar voren kwam, was dat de leraren het slechte voorbeeld gaven, maar van de leerlingen wel verwachtten dat zij het goed zouden doen. Voorbeelden hiervan zijn dat sommige docenten vaak te laat komen in de les, terwijl van de leerlingen wordt verwacht dat zij tijdig aanwezig zijn. Verder werd ook een aantal keer gezegd dat de docenten het slechte voorbeeld geven door te roken op het schoolterrein. Ook klaagt een aantal leerlingen erover dat de leraren hen met te weinig respect of waardering behandelen. Soms voelen ze zich namelijk gekleineerd door hun docent of vinden ze dat de docent de situatie slechts vanuit zijn kant bekijkt. Luca (15, PBL) zegt dat de leraren niet allemaal een goed voorbeeld zijn. Sommige leraren doen verkeerde dingen, een leraar computerkunde bijvoorbeeld gaf een leerling straf omdat hij de muis gebruikte; waarom dat was weet Luca niet. Toen hij ernaar vroeg, zei de leraar dat het niet zijn zaak was en dat hij zijn mond moest houden. Het gebeurt wel vaker dat leraren grof zijn in de klas zegt hij, maar gelukkig zijn ze niet allemaal zo en hij noemt twee namen van docenten die volgens hem wel goed zijn. Als ik vraag waarom hij dat vindt zegt hij dat zij tenminste wel luisteren naar wat de leerling te zeggen heeft, ze bekijken het verhaal tenminste van twee kanten. Andere docenten bekijken het alleen van hun eigen gezichtspunt en waarom? ‘I think they have mental problems’, zegt Luca. Zijn klasgenootje Sharisma (17, PBL) vindt dat de leraren geen goed voorbeeld zijn omdat ze wel roken op het schoolterrein en ze ook wel eens schelden in de klassen, en dat mogen de leerlingen toch ook niet. Ze geven dus niet bepaald het goede voorbeeld. Sommige leraren spreken slecht over leerlingen en dat is geen goed voorbeeld. Het is niet altijd dat ze een slecht voorbeeld geven, maar soms moeten ze niet zo overdrijven in hun reactie. Ze moeten het goede voorbeeld geven! Wat ze ook niet leuk vindt, is als leraren je de les uitzetten omdat je je boek vergeten bent, dat kan toch wel eens gebeuren? Volgens haar is het beter om straf te geven in plaats van je de les te laten missen. Ook vindt ze het stom dat leraren vaak te laat in de les zijn, want de leerlingen moeten dan buiten wachten en dat mag niet omdat ze dan de andere lessen verstoren. De leerlingen moeten op tijd komen dus dan moeten de leraren er toch ook zijn? De leraren zouden het voorbeeld moeten geven, op z’n minst op tijd zijn! Sommige leraren kunnen ook niet goed les geven; ze leggen de dingen niet goed uit en als
26
de leerlingen het dan niet begrijpen geven ze de leerlingen de schuld en zeggen dat ze niet goed opletten. (ze excuseert zich wel dat ze zulke dingen over de leraar zegt) Denzel (15, PKL) vindt de leraren veelal goed. Zelf zegt hij dat hij niet kan voorschrijven hoe ze moeten lesgeven, maar hij vindt wel dat ze de leerlingen wat volwassener mogen behandelen. Als je brutaal bent dan kun je verwachten dat je ook zo behandeld wordt. Wel vindt hij dat het te laat komen een probleem is. Speciaal bij zijn opleiding, die de zakelijke kant uit gaat, is de school een les voor later. Als je gaat werken bij een bedrijf kun je ook niet elke keer te laat komen; als je serieus genomen wilt worden, moet je wel op tijd komen. Maar als je te laat komt in de les, komt dat vaak door de kantine. Je moet daar namelijk vaak zo lang in de rij staan dat je niet op tijd in de les kunt zijn. Ze moeten de kantine uitbreiden want hij is gewoon te klein voor zoveel leerlingen. Soms staat Denzel de hele pauze in de rij en dan heeft hij nog geen eten. De meerderheid van de leerlingen haalt zijn eten bij de kantine, dus die moet echt uitgebreid worden. Dit is iets wat later nog aan bod zal komen. Aisha (16, PKL) zegt dat alle leraren hun eigen manier van lesgeven hebben, maar sommige doen het toch wel echt verkeerd. Als ik vraag wat ze dan verkeerd doen, zegt ze dat ze het zelfvertrouwen van studenten naar beneden halen. Als ik vraag of het vaker voorkomt, zegt de leerling dat het eraan ligt in wat voor bui de leraar is. De leraar maakt de leerlingen dan uit voor stom en dom en dat vindt ze niet aardig. De leraren zouden een goed voorbeeld moeten zijn voor de studenten. Als Aisha (16, PKL) zich zo zou gedragen, zou ze op haar kop krijgen. Dat vindt ze eigenlijk niet kloppen. Als ik vraag of meerdere leraren zich zo uiten in de klas, zegt ze van niet, het is er eigenlijk eentje in het bijzonder. Op de HAVO/VWO-afdeling kwam vaak ter sprake dat docenten niet in de klas aanwezig waren omdat de leerlingen toch zelfstandig moeten werken. Damian vindt dat de leraar in elk geval moet lesgeven en niet de hele tijd buiten moet gaan staan om te kletsen. De studenten moeten dan wel voor zich werken, maar als ze een vraag hebben of iets niet begrijpen, dan kunnen ze het niet even vragen. Pas als de docent terug is kun je je vraag stellen. Sommige leraren zijn wel makkelijk te benaderen als je vragen of problemen hebt. Volgens klasgenootje Ivana (17, HAVO/VWO) geven de leraren vaker het slechte voorbeeld; bij een bepaalde leraar is het bijvoorbeeld zo dat hij een slechte bui afreageert op sommige leerlingen in de klas en daarvan is zijzelf vaak de dupe. Als ze geen zin hebben om les te geven dan komen ze niet, ze houden zich niet aan de regels. Over een bepaalde leraar wordt heel veel geklaagd dat hij nooit in de klas is en als hij er al is, dan doet hij niks behalve de krant lezen, koffie drinken of de klas uitschelden. Hij laat de boeken in de klas achter slot en grendel dus de leerlingen moeten vragen om de boeken om verder te kunnen gaan. Ze vindt de leraren niet gemotiveerd om les te geven en vaak werkt het zelfs demotiverend om les van hen te krijgen. Zelf vindt ze het erg vervelend en de meesten uit haar klas zijn het hierover met elkaar eens. De klassen zijn hierdoor ook erg onrustig. Veel leerkrachten zijn hier al een paar jaar en zitten in een soort vicieuze cirkel die moeilijk te doorbreken is. Ze hebben geen zin meer, ze worden toch betaald, so what?! Ergens over praten is moeilijk omdat het om haar mentor gaat die zo gedemotiveerd is. Ze hebben het er wel een keer over gehad dat hij vaak afwezig is. Toen werd hij zo boos, hij begon de klas uit te schelden: ‘you stupid St. Maarten people can’t go anywhere, don’t live anywhere in the world because you are too stupid to do anything… ‘. Hij werd echt heel boos en de klas heeft het daar maar bij gelaten. Ze hebben het wel met de decaan besproken maar die zei dat ze het met de leraar moesten bespreken voordat ze naar de directie zouden stappen, omdat de leraar zich anders wel eens gepasseerd zou kunnen voelen. Verder zijn ze dus niet gekomen omdat volgens haar het toch heel moeilijk is om iets te bereiken. De directie houdt namelijk toch wel de leraar de hand boven het hoofd, ze zijn loyaal aan elkaar. Van meer leerlingen heb ik gehoord dat zij denken dat de leraren en directie allemaal vrienden van elkaar zijn en het dus moeilijk is om te klagen. Dan wordt er al snel gedacht dat je de leraren zwart wilt maken. Ook vindt ze de leraren een probleem omdat ze niet van Sint Maarten zijn en daardoor begrijpen ze de kinderen van hier ook vaak niet. Een voorbeeld is het op tijd zijn; dat is op Sint Maarten een rekbaar begrip en daar zijn de leraren erg streng in, dat werkt dus al niet. Dat is niet uit de kinderen te krijgen omdat ze dat van jongs af aan hebben meegekregen. Het zit in hun aard, in hun cultuur. De nieuwe leraren willen zich ook niet aanpassen omdat ze hier maar voor drie jaar zijn en dan gaan ze toch weer terug naar Nederland. Ze willen bijvoorbeeld niets in het Engels uitleggen. § 6 Wapens op school Ruim 75 % van de leerlingen vindt, uitgaande van de eerste enquête, dat geweld een probleem is op het Milton Peters College. Bijna 85 % van de leerlingen vindt dat er niet genoeg ‘checks’ aan de poort worden uitgevoerd om te voorkomen dat men wapens of drugs mee de school in smokkelt. Toch merkte ik tijdens de interviews dat het onderwerp aanzienlijk minder stof deed opwaaien dan ik verwacht had. Veel leerlingen zeggen niets te weten over wapens op school, ze
27
hebben er nog nooit wat van gezien of gehoord. Degenen die er wat meer over kunnen vertellen zeggen dat het wel meevalt en dat het ‘slechts’ om enkele zakmessen en boksbeugels gaat. Wesley (15, PBL) denkt dat wapens wel worden meegenomen naar school als iemand verwacht dat hij in een gevecht terecht zal komen en zichzelf moet verdedigen. Het gaat met name om zakmessen, boksbeugels en baseballbats en soms ook geweren. Hij ziet het wel als een probleem, maar als je betrapt wordt met wapens in je tas dan loop je kans om van school getrapt te worden. Ze controleren niet zo vaak tassen op de aanwezigheid van wapens en drugs en dat zouden ze volgens hem wel vaker moeten doen. Romario (15, PKL) zegt dat sommige studenten wel wapens mee naar school nemen. Het is volgens hem niet echt een probleem want het is meer om een beetje mee op te scheppen. Een boksbeugel heeft hij bijvoorbeeld wel eens gezien. De ‘security’ neemt het wel af als ze het zien, maar het gebeurt niet dat ze de tassen controleren of iets dergelijks. Daar zouden ze volgens hem wel strenger op moeten zijn. Klasgenootje Benjamin zegt dat sommige leerlingen wel wapens meenemen naar school voor zelfverdediging, meestal zakmesjes. Hij vindt niet dat dat toegelaten moet worden. Hij kent een aantal leerlingen dat een mesje bij zich draagt en vindt het in zekere zin wel een probleem. Aan de ene kant heeft hij nog nooit iemand het zien gebruiken, maar het is nog steeds wel gevaarlijk omdat het wel gebruikt kan worden in een gevecht. Dit zou je volgens hem kunnen voorkomen door het controleren van tassen. Sarina denkt niet dat er de laatste tijd veel wapens in de school circuleren. De slechte studenten die vroeger wapens meenamen, zijn nu van school af en zelfs al zouden ze het wel doen, dan is er soms controle bij de poort. Verder is het probleem de laatste tijd wel minder geworden omdat de oudere studenten van de school af zijn, zij waren de slechten. De jongere leerlingen die binnenkomen zijn onschuldig, dus op die manier verdwijnen de problemen op school. Volgens Tiffaney (16, HAVO/VWO) is het vrij makkelijk om wapens het schoolterrein op te krijgen, ze gooien ze gewoon over het hek heen en halen ze daar even later op. Een aantal weken geleden was er een jongen in elkaar geslagen met een honkbalknuppel die iemand van huis had meegenomen. Ze zouden bijvoorbeeld de muur wat hoger kunnen maken of meer ‘security’ kunnen inhuren. Maar daar heeft de school volgens haar allemaal geen geld voor. § 7 Vechten op school en ‘gangs’ In mijn onderzoek is gebleken dat als ik de leerlingen vraag naar veiligheid op school, het onderwerp ‘vechten’ vaak aan bod komt. Er wordt op school volgens hen vaak gevochten en dat zorgt voor een verminderde veiligheid. Veel leerlingen kunnen me uitgebreide verhalen vertellen over wanneer er tussen wie een gevecht uitbrak, hoe dat kwam, wie er schuldig was en wie er straf kreeg. Sommige verhalen klinken me ernstig in de oren, maar leerlingen reageren er meestal toch vrij laconiek op. Vaak vinden ze het aan de ene kant wel sensatie, maar aan de andere kant soms ook wel eng. Volgens velen is vechten dan ook het grootste probleem op het MPC. Reden waarom ik er hier ruimer aandacht aan zal besteden. In de eerste enquête geeft ruim 10% van de leerlingen aan dat ze in het afgelopen jaar betrokken zijn geweest bij een gevecht. Dit wijst erop dat de meeste leerlingen zich niet bezighouden met of niet snel betrokken zijn bij de gevechten die op de school plaatsvinden. Slechts 20 % van de leerlingen vindt dat er te veel gevechten plaatsvinden op de school. De mentaliteit die er op het gebied van vechten en verdedigen veelal heerst bij de leerlingen is interessant om op te merken. Bijna 85% van de leerlingen vindt dat het juist is om jezelf in een gevecht te verdedigen en als het nodig is terug te slaan. Als een ander het gevecht begint, is het tenslotte zijn schuld. Daarmee is het ook jouw goed recht om voor jezelf op te komen en terug te vechten om jezelf te beschermen. Bijna de helft van de leerlingen voelt zich zelfs een lafaard als hij niet terug zou vechten. Ze hebben daarbij sterk het gevoel voor zichzelf op te moeten komen en zich te moeten verdedigen. Het is zelfs zo dat 44% van de leerlingen het geoorloofd vindt om af en toe iemand te slaan als hij hem dwarszit. Een aantal aanleidingen tot gevechten keren in de verhalen van de leerlingen terug. De belangrijkste aanleiding is volgens hen de zogenaamde ‘he say she say stories’ die ruzies en gevechten veroorzaken. Het gaat hier over het roddelen onder de leerlingen. Deze roddels worden dan weer doorverteld aan anderen en zo mogelijk vervormd en verkeerd geïnterpreteerd, waardoor dan weer ruzies en gevechten ontstaan. Een tweede oorzaak van de gevechten zijn de ‘gangs’ die op school aanwezig zijn. Op het eiland zijn verschillende wijken waar de leerlingen vandaan komen: Cole Bay, Cay Bay etc. De verschillende wijken op het eiland hebben zich op de school gemanifesteerd in ‘gangs’ ofwel groepen van leerlingen die zich betrokken voelen bij elkaar en afstandelijk of vijandelijk zijn naar andere ‘gangs’ . Een laatste belangrijke oorzaak zijn eigenlijk verschillende kleine dingen zoals duwen en trekken, uitschelden en uitdagen van anderen. Deze kleinigheden lopen dan uit de hand en vormen zo de aanleiding tot een gevecht op school tussen verschillende leerlingen.
28
Enige voorbeelden ter illustratie: Volgens Wesley (15, PBL) heeft MPC een probleem t.a.v. de veiligheid. Het grootste probleem is dat iedereen vecht, het gebeurt volgens hem nogal vaak. De gevechten gaan over vriendjes, drugs of over beschuldigingen van stelen. Zelf is hij nog nooit betrokken geweest bij gevechten op school, maar zijn klasgenoten wel! Als hij een gevecht ziet, is hij er gauw vandoor, voordat hij erbij betrokken wordt. Als het om een vriend gaat, zou hij proberen om hem van het gevecht weg te krijgen. Als er op school wordt gevochten, dan gaat Luca (15, PBL) erop af om te zien of het een vriend van hem is; als dat niet het geval is, maakt hij dat hij weg komt. Als het een vriend is, ‘I have to jump in’ en dan vecht hij terug. Als hij in de problemen raakt …tja…dan is dat niet terecht omdat hij vindt dat hij voor zijn vriend moet opkomen. Hij probeert het gevecht niet te stoppen, maar maakt het meestal juist erger door mee te vechten. Voor hem is dat de enige manier. Als er een gevecht is en hij bemoeit zich ermee dan ziet iedereen dat en dan weten ze dat ze bij hem uit de buurt moeten blijven. Als iemand hem iets doet, moet hij terugvechten. Hij keert ze nooit de rug toe omdat de andere kinderen je dan uitschelden. Als ik vraag of ze hem dan lafaard noemen zegt hij dat het veel ergere woorden zijn die hij hier niet zal herhalen. Als je niet terugvecht dan nemen ze je niet serieus en pesten ze je. Hij vecht terug omdat ‘ I dont want them to mess with me’. Sharisma (17, PBL) vindt wel dat Milton Peters een probleem heeft als het gaat om veiligheid, en het probleem komt door de kinderen. Als ik vraag welke kinderen het zijn, benadrukt ze dat het iedereen kan zijn, ook de jongere kinderen, dat het niet altijd alleen de oudste leerlingen zijn die de problemen veroorzaken. Als ik vraag of het elke keer andere studenten zijn, of dat het een vaste groep is die de problemen veroorzaakt, zegt ze dat het ‘a bunch of gangs’ zijn die niet goed met elkaar overweg kunnen. Cole Bay en Dutch Quarter bijvoorbeeld zijn twee van die ‘gangs’ die niet met elkaar overweg kunnen. Meestal zijn het jongens, meisjes bemoeien zich er niet zo mee. Zelf komt ze ook uit Cole Bay en zegt een aantal van de jongens van de gang wel te kennen, maar ze komen allemaal van Wellroad-side. Als ik naar de oorzaak van de vechtpartijen vraag, antwoordt ze dat het verschillend is. Soms is het omdat ze iemand niet mogen en die hun terrein betreedt, dan is het ruzie. Of gewoon omdat ze niet met elkaar overweg kunnen of een andere reden. Waarom ze niet met elkaar overweg kunnen, dat weet ze ook niet zo precies. Als er ergens op school wordt gevochten, zegt Mandy (17, PBL) dat ze er persoonlijk niet voor kiest om dan gelijk te gaan kijken omdat je het dan alleen maar erger maakt. Ook wil ze niet bij het gevecht betrokken raken. Ze denkt dat de oorzaken van de gevechten erg divers zijn, maar uiteindelijk komt het er meestal op neer dat men elkaar niet mag en elkaar uitscheldt of verkeerde dingen over elkaar zegt. De kinderen in zijn klas ‘like to make trouble’, zegt Benjamin (14, PKL). Het begint vaak bij het pesten van leerlingen, of het afpakken van bezittingen. Sommige leraren reageren snel en kunnen dit soort dingen voorkomen, maar anderen niet; die zitten aan hun bureau en zien het niet als het achter in de klas gebeurt. Een pesterij ontwikkelt zich verder doordat men op elkaar gaat schelden en gaat duwen en trekken. Zo ontstaat meestal een vechtpartij volgens Benjamin (14, PKL). De leraren zijn soms op tijd met ingrijpen maar, andere keren moet de security eraan te pas komen omdat de docent het niet aankan. Veel kinderen willen niet vechten maar willen wel zien wat er gebeurt, dus daarom is het vaak ook zo druk als er gevochten wordt. Als er bij de kantine een vechtpartij zou plaatsvinden zou Benjamin (14, PKL) er zelf bij gaan staan om te kijken, maar wel op zo’n afstand dat hij zelf niet geraakt kan worden. Want hij zou zelf niet gewond willen raken, wel wil hij weten wie er bij het gevecht betrokken zijn. In de vier jaar dat ze nu op school zit, heeft Aisha (16, PKL) slechts één keer gevochten, en dat was niet eens echt vechten, maar dat was meer dat zij in elkaar was geslagen en niet eens wat terug kon doen. Het was zo dat er een meisje was dat haar om de een of andere reden niet aardig vond en Aisha (16, PKL) is toen naar haar toegegaan om te vragen wat er nou aan de hand was. Toen werd ze dus door dat meisje in elkaar geslagen, ze had er een enorme hoofdpijn aan overgehouden. Ze kreeg toen op haar kop omdat ze niet naar dat meisje toe had moeten gaan om een ruzie uit te lokken, ze werd drie dagen geschorst en het andere meisje ook. Het andere meisje is uiteindelijk van school gestuurd, heeft kinderen gekregen. Zelf zit Aisha (16, PKL) nog wel op school. Zo zie je maar, dat meisje was toch al een probleemgeval! Verder zegt ze nooit meer gevochten te hebben, wel is ze vaker in de problemen geraakt. Deze problemen werden regelmatig veroorzaakt door roddelen ‘he say she say stories’. Door zulke verhalen kom je nogal eens in de problemen. Je moet er rekening mee houden met wie je praat en wat je tegen ze zegt. Je kunt vrienden hebben die je vertrouwt en die kunnen je echt heel erg kwetsen ‘bring you down to nothing’. Zelf heeft ze het ook wel eens meegemaakt.Vroeger was ze heel erg populair, en iedereen kende haar, maar nu is ze een beetje rustiger geworden omdat ze vindt dat het niet leuk is als iedereen alles van je weet. Daar krijg
29
je ook alleen maar weer geroddel van. Nu is ze gewoon nog wel aardig tegen iedereen, maar wat oppervlakkiger. Wel heeft ze nog een aantal hele goede vriendschappen, maar de rest is wat minder diepgaand. Naomi (13, MAVO) is nog nooit betrokken geweest bij een gevecht en als anderen vechten vertelt ze dat de meeste leerlingen er onmiddellijk omheen gaan staan om te kijken wat er gebeurt. Zelf zegt ze echter dat ze zou blijven zitten waar ze zit om te voorkomen dat ze betrokken wordt bij het gevecht. Als het om een vriendin van haar zou gaan zou Naomi (13, MAVO) met haar gaan praten om te vragen wat er aan de hand is voordat er een gevecht van zou komen, dus zeg maar om te voorkomen dat de situatie uit de hand loopt. Volgens haar gaan de gevechten over allerlei kleine dingen, veelal heeft het ook te maken met het opkomen voor je broer of zus of vriend(in). Akeem (14, MAVO) zegt dat er dit jaar veel minder vechtpartijen plaatsvinden op school. Als ik hem vraag hoe dat komt, zegt hij dat het sinds het gevecht is van vorig jaar met Halloween. Er was toen een grote vechtpartij op school en er is een aantal leerlingen gearresteerd. Sindsdien is het vechten op school veel minder geworden. Akeem (14, MAVO) zegt dat hij zelf wel eens heeft gevochten op school. Dat kwam doordat iemand anders hem duwde en dat beviel hem niet, waarna hij hem heeft ‘kapotgeslagen’. Hij zegt dat als iemand anders slaat, hij terug zal slaan. Maar de vechtpartij is eigenlijk vanzelf opgehouden toen de andere jongen wegging en de dag erna was alles weer over. Ze hebben er wel straf voor gekregen. Als er op het schoolplein een gevecht gaande is, zou hij weglopen omdat zijn moeder hem heeft verteld dat je dat moet doen omdat je anders wel eens een rondvliegende steen tegen je hoofd zou kunnen krijgen. Als het om een vriend van hem ging, zou hij proberen het gevecht te stoppen of proberen zijn vriend tot bedaren te brengen. Als er een gevecht op school is, gaat Junior (18, MAVO) wel gelijk kijken wie erbij betrokken is. Hij denkt dat veel mensen vechten om bekend te worden bij andere leerlingen, zij denken dat ze zich moeten presenteren als stoer. In dat geval laten de leerlingen blijken dat er met hen niet te sollen valt (nobody mess with you), niemand kan hen wat doen. Als ik Junior (18, MAVO) vraag hoe de ‘gang fights’ ontstaan, zegt hij dat het meestal met twee leerlingen begint en dan worden deze twee bijgestaan door hun vrienden uit hun wijken en zo wordt het uiteindelijk een ‘gang fight’. Als ik hem vraag naar het gevecht waarin hij vorig jaar betrokken was, zegt Gabriel (16, HAVO/VWO) dat het er eigenlijk twee waren. De eerste vond plaats op school doordat hij een grapje maakte naar een vriend van hem die het verkeerd opvatte en sloeg hem. Vervolgens werd er de hele dag over gepraat, maar hij was wel verkeerd en heeft zijn excuses aangeboden aan de vriend in kwestie. Het gevecht buiten school was eigenlijk erger, dat was tijdens de proefwerkweek vorig jaar. Dat kwam doordat een groep jongens steeds een vriend van hem pestte en hij naar hen toe ging om te vragen waarom dat was. Hij geeft wel toe dat de manier waarop hij dat deed misschien niet de beste was, maar hij kende ze al langer dus dacht hij dat ze hem wel zouden begrijpen. Maar ze vatten het verkeerd op en zo begon de vechtpartij. Hij zei dat hij bijna dood was omdat ze hem in een hok met pitbulls wilden gooien. Als ik vraag of het nog gevolgen had voor hem op school, zegt hij dat dat wel zo was omdat hij in die week veel flashbacks had en zich niet kon concentreren op zijn proefwerken. Hij realiseert zich nu dat hij misschien beter even met een psycholoog had kunnen gaan praten, maar is er nu wel overheen. De school heeft zich er verder niet mee bemoeid omdat het niet op school was gebeurd en ze er niets van wisten. Wel denkt hij dat het ermee te maken heeft dat hij is blijven zitten, hij kon zich niet concentreren en die proefwerkcijfers waren wel heel belangrijk. Als ik vraag hoe het dan uiteindelijk afgelopen is zegt hij dat zijn moeder hem adviseerde om niet meer met die jongens om te gaan. Sommigen van de groep zitten hier op school, anderen niet en een aantal is vorig jaar van school afgegaan of afgestuurd. Ze zijn op het eiland ‘notorious for what they do’. Hij ziet het niet meer als een echt probleem omdat het voorbij is. Hij zat toen ook in een periode dat hij erg trots was, dat is nu minder. Gabriel (16, HAVO/VWO) had toen namelijk ook weg kunnen rennen en niet in de problemen kunnen komen! Hij weet nu beter, heeft ervan geleerd. Sommige kinderen houden er volgens hem van ‘to pick problems’, ze vinden dat cool voor hun image en doen er alles aan om in gevecht te komen. Soms verspreiden ze zelfs leugens om wat olie op het vuur te gooien. De meeste gevechten op school hebben een oorzaak die volgens Gabriel (16, HAVO/VWO) niets met school te maken heeft. De problemen komen van buiten de school en worden dan op school uitgevochten. Ook heeft het volgens hem te maken met de verschillende wijken waar de kinderen wonen. Daar snapt hij zelf eerlijk gezegd ook niet veel van, omdat de grootste vechtersbazen de volgende dag weer elkaars beste vriend zijn. Vaak begint het wel met roddels, ‘rumours’ en dan wordt er al snel een hele ‘gang’ bij betrokken, terwijl het eigenlijk maar om onenigheid tussen twee mensen gaat. Ook kan de oorzaak liggen bij vrienden en familie die elkaar in bescherming willen nemen. Verder heeft het te maken met sport, want dan bouwt de spanning zich natuurlijk erg op en kan er makkelijk een ruzie komen. Het begint dan met een competitief aspect en wordt verder uitgevochten buiten de sportzaal.
30
Het MPC heeft volgens Damian (17, HAVO/VWO) wel een probleem met de veiligheid. Het belangrijkste is volgens hem dat sommige leerlingen denken dat ze in een ‘gang’ zitten en zich dus ook zo gedragen. De regionale ‘gangs’ die met elkaar vechten, daar heeft hij het over. Een gevecht wordt op die manier erger gemaakt en de meeste gevechten worden door deze ‘gangs’ veroorzaakt. Het gevecht van vorig jaar had te maken met ‘gangs’ en ook het gevecht dat hier laatst plaatsvond, ging over een ‘gang’ die problemen had met een jongen en die kwamen ze in elkaar slaan. De situatie wordt de laatste jaren wel beter want toen hij in de eerste klas zat, waren er elke dag grote vechtpartijen tussen de oudere leerlingen. Maar nu niet meer, de school heeft een klein beetje gezorgd voor de veranderingen, bijvoorbeeld door het inschakelen van meer ‘securityguards’. Eerst was er namelijk slechts één ‘security guard’ op de school aanwezig. Het zou ook zo kunnen zijn dat het voor hem minder ernstig lijkt nu hij zelf groter is geworden. Hij heeft een keer gevochten, maar het was volgens hem maar een klein vechtpartijtje. In de klas liet iemand hem struikelen en toen duwde hij hem terug, hij heeft zelfs ook geen straf gekregen. De leraar zag het wel, maar het was niets ernstigs. Als er een gevecht zou zijn bij de kantine zou hij gaan kijken om te zien wie er in elkaar wordt geslagen. Alleen als het om een goede vriend zou gaan, zou hij voor hem in de bres springen. Zelf heeft Sarina (16, HAVO/VWO) nog nooit deelgenomen aan een gevecht, maar wel was ze er een keer getuige van. Het ging om een grootscheepse vechtpartij op school tussen twee ‘gangs’ uit Cole Bay en Dutch Quarter die problemen met elkaar hadden. Ook werden er wapens gebruikt. Het gebeurde vorig jaar en het waren bijna alleen maar jongens die erbij betrokken waren. Als ik vraag wat de aanleiding tot het gevecht was, dan zegt ze dat dat waarschijnlijk een samenloop van omstandigheden was. Als je namelijk een probleem hebt met iemand uit Cole Bay, dan heb je gelijk de hele gang tegen je! Dus het begint klein en dan wordt het steeds groter doordat iedereen zich ermee bemoeit. Op een gegeven moment werd het volgens haar wel erg wild en toen vond ze het wel een beetje eng omdat er ook machetes en baseballbats aan te pas kwamen. Er vloeide zelfs bloed, op zich niet erg ernstig, ‘just some stitches’. De politie moest ingrijpen en de studenten werden in hechtenis genomen. Een aantal die al eerder hadden gevochten werden van school gestuurd, de examenkandidaten die voor de eerste keer in een gevecht waren verwikkeld, mochten een inhaalexamen doen nadat ze hun straf hadden uitgezeten. De meeste gevechten hebben volgens Sarina (16, HAVO, VWO) te maken met de ‘gangs’ of met broers en zussen die voor elkaar opkomen. Zelf denkt ze eigenlijk niet dat de school iets kan veranderen aan de ‘gangs’ en de gevechten die er tussen hen plaatsvinden. Tenzij het vanzelf zo gaat dat veel leden van school afgaan en de ‘gangs’ kleiner worden en uiteindelijk ophouden. Maar verder niet omdat het ook na school plaatsvindt in de verschillende districten, ze zoeken elkaar weer op in bepaalde straten. Volgens Joel (15, HAVO/VWO) zijn er de afgelopen jaren twee ‘security guards’ extra op school gekomen en dat helpt al een beetje, slechter is de situatie in elk geval niet geworden. Voordat hij hier namelijk op school kwam werd hier bijna dagelijks gevochten, dus wat dat betreft is het wel veel minder geworden. Joel (15, HAVO/VWO) denkt dat het met generaties te maken heeft, dat deze generatie niet zo vechtlustig is. De grote vechtersbazen zijn het laatste jaar ook zo’n beetje van school af gegaan. Zelf denkt hij ook dat hij als VWO-leerling niet echt veel te maken heeft met dat ‘underground’ gebeuren op school. Er zit volgens hem wel een verschil tussen de praktijkleerweg en de HAVO/VWO volgens hem. Dat verschil zit volgens hem in de opvoeding. De kinderen van de praktijkleergang krijgen thuis geen goed voorbeeld en geen goede leiding. Als je een vader hebt die ook agressief is, dan is het logisch dat jij op school ook gaat vechten. De school kan er wel wat aan doen want het kind is ongeveer de helft van de tijd op school, dus daar moet dan in elk geval het goede voorbeeld gegeven worden. § 8 Drugs op school Drugs is een volgend onderwerp dat in de interviews naar voren komt, weliswaar aanzienlijk minder dan de gevechten. Als het over drugs gaat, zeggen sommige leerlingen daar helemaal niets over te weten of over te horen. Anderen zeggen wel mensen te kennen die op school drugs gebruiken of het zo nu en dan te zien. Belangrijk om op te merken is echter de definitie van het begrip drugs. Onder de leerlingen van het Milton Peters College wordt onder drugs ook nogal eens roken verstaan, zowel gewoon sigaretten roken als een joint. Waar in Nederland een haarfijn onderscheid wordt gemaakt tussen soft- en harddrugs, wordt op Sint Maarten die tweedeling niet gehanteerd. Het is dus vaak moeilijk te zeggen over welk soort druggebruik de leerlingen praten. Mijn indruk is echter dat het meestal gaat over het roken van marihuana. In de eerste enquête vraag ik de leerlingen of ze iemand kennen die drugs gebruikt of dealt op school. Precies de helft van de leerlingen zegt van wel en de andere helft kent niemand die op school drugs gebruikt of dealt. Dit geeft ongeveer aan wat ik ook in de interviews te horen kreeg. Opvallend
31
is echter dat er veel minder meisjes zijn die zeggen mensen te kennen die drugs gebruiken of dealen op school dan jongens. De meeste leerlingen zeggen echter wel dat zij drugs op het MPC als een probleem zien. Volgens sommige leerlingen speelt het drugsprobleem zich echter het meest af op de BVO-afdeling (PBL). Anderen zeggen daarentegen juist weer dat het op alle schooltypen voorkomt. Vaak wordt gezegd dat men er toch niets aan doet en dat er strenger opgetreden moet worden. Ze zouden de leerlingen die drugs gebruiken van school moeten sturen of ze onder behandeling moeten stellen. Als het onderwerp druggebruik op school aan bod komt, noemt een aantal leerlingen ook de docenten die op het schoolterrein roken. Zij vinden dat dit absoluut niet kan, omdat ze zo het verkeerde voorbeeld geven tegenover de leerlingen. Ook zeggen ze dat het niet goed is omdat de leerlingen op die manier hun ‘secondhand smoke’ inademen. Volgens Wesley (15, PBL) worden drugs wel gebruikt op school. Zelf kent hij niemand, maar hij ziet het af en toe wel gebeuren dat ze onder de boom zitten te roken en naar kantoor gestuurd worden. Maar erg streng controleren ze er niet op. Sharisma (17, PBL) zegt dat drugs ook een probleem is op school, vooral het roken van ‘weed’. Ze roken achter de school en er wordt wel gezegd dat er wat aan gedaan wordt, maar zelf merkt ze daar weinig van. Ook wordt er gedeald op school, ze kent iemand die het spul ook op school verkoopt. Zelf vindt ze dat het hun eigen zaak is. Ze wil namelijk met niemand in de problemen komen en daarom gaat ze het ook niet doorklikken naar de rector. ‘They do what they want, that’s their problem’. Zelf gebruikt ze geen drugs. Benjamin (14, PKL) denkt dat drugs een probleem is omdat sommige kinderen het eens uitproberen en er dan aan verslaafd raken. Sommige kinderen komen naar school om daar op een heimelijke plaats met vrienden te roken. Misschien vinden ze het nog wel cool ook! Hij kent wel wat leerlingen die in drugs doen, het zijn niet echt vrienden, maar hij kent ze wel. Volgens hem is het moeilijk om dit probleem te verhelpen omdat de school onmogelijk alle studenten kan controleren als de leerlingen de school binnenkomen en dan nog zijn er zoveel meer manieren om drugs de school in te krijgen. Benjamin (14, PKL) denkt dat het een goede oplossing is om de regels nog strenger te maken met betrekking tot drugs omdat de leerlingen dan wel weten wat ze te wachten staat. Ze doen al wel erg hun best, zegt hij, om de school veiliger te maken. Ze kijken naar je gedrag op school en als dat vreemd is, moet je een drugstest doen. Soms word je geschorst of van school gestuurd. Als het de eerste keer is dan word je meestal geschorst, maar als je altijd problemen maakt, dan word je van school gestuurd. Dit laatste gebeurt echter niet zo heel vaak en ook de drugstests worden niet zo vaak afgenomen. Drugs is niet echt een probleem. Het speelt wel, maar Denzel (15, PKL) hoort er nooit leerlingen over klagen. Het gebeurt wel heel veel en hij kent ook wel kinderen die zowel op school als na school roken. Maar als hij iemand ziet roken die ‘part of the bad crowd’ is, dan zegt hij er niets over om te voorkomen dat hij zelf in de problemen komt. Er wordt ook wel gedreigd onderling, ‘als jij zegt dat ik… dan… ‘. Hij laat ze gewoon hun gang gaan, het is hun probleem, hun verantwoordelijkheid. Deseree (15, PKL) ziet drugs wel als een groot probleem, ze kent een aantal mensen die soms ook op school roken. Waar op school ze precies roken, weet ze eigenlijk niet. Ze ziet het ook nooit, het is meer dat ze anderen erover hoort praten. Sommige kinderen roken omdat ze problemen hebben of omdat ze gestresst zijn; dat is volgens haar wel een probleem. Als ze bijvoorbeeld klasgenootjes ziet roken dan gaat ze met hen praten, niet met een leraar, maar met hen en dan zal het wel wat rustiger worden. Ze probeert ze een beetje te helpen. Over drugs hoort John (14, MAVO) niet veel op school, maar wel denkt hij dat het een probleem is buiten school. Dat heeft weer zijn invloed op school, want dan krijg je hier vechtpartijen en ruzie over de drugs die buiten worden gebruikt en verhandeld. Drugsgebruik, roken en vechtpartijen zijn volgens Shamika (16, MAVO) de belangrijkste onderwerpen als het om veiligheid gaat. Ook al is het verboden, ze roken buiten het schoolterrein, onder de boom en in de toiletgebouwen toch. Als ze in de les zit, ruikt Shamika (16, MAVO) soms de marihuana die andere kinderen zitten te roken. In de toiletgebouwen werd ook gerookt, daarom hebben ze die ook gesloten. Maar dat is toch ook geen oplossing want waar moeten de leerlingen nu dan naar de toilet? Er zijn nog wel andere toiletten, maar daarvoor moet je weer een stuk verder lopen. Als ik haar vraag of ze mensen kent die drugs gebruiken, zegt ze dat dat de jongens zijn uit de hogere klassen. Ze vertelt dat ze over de muur klimmen, op de berg en dat daar jongens van buiten de school de drugs verkopen. Daar kopen de leerlingen van school het en roken het dan onder de boom op. Het lijkt soms wel of ze naar school komen om te roken, ze spijbelen een paar uur om te roken en komen dan stoned in de klas en spijbelen ‘s middags weer een paar uur om weer te roken.
32
Ook roken leerlingen volgens Shamika (16, MAVO) op het schoolterrein, tussen de lokalen op de berg of in de toiletgebouwen. Het drugsprobleem is volgens Junior (18, MAVO) al aardig ‘cooled down’, het was eerst veel erger. De oudere leerlingen die nu van school af zijn, veroorzaakten volgens hem de meeste problemen, en met hen zijn ook de drugsproblemen van school verdwenen. Nu hij bij de oudsten van school behoort, is het probleem wel veel minder geworden. Hij en zijn MAVO4-vrienden gebruiken in elk geval geen drugs, zegt Junior (18, MAVO) . Op de BVO wordt het meeste gedeald en gebruikt. Volgens Junior (18, MAVO) komt dat doordat zij meer vrije tijd hebben. Als hij zelf van school komt, moet hij nog huiswerk maken en op de BVO heb je niet zoveel werk en dus meer tijd om rottigheid uit te halen. Als ik aan Gabriel (16, HAVO/VWO) vraag wat voor hem veiligheid betekent, zegt hij dat het geweld en het druggebruik moeten worden teruggedrongen. Hij vindt dat het drugsprobleem wel erg speelt op school, maar ook denkt hij dat de school er niet zoveel aan kan doen, want ook al sturen ze leerlingen naar de rehabilitatie dan is het nog steeds de keus van de leerling of hij al dan niet wil meewerken. Wel vindt hij dat de school moet doorgaan met het probleem in de gaten te houden en er consequenties aan te verbinden want bij sommige leerlingen werkt dat namelijk wel goed. Het grootste probleem van de school is volgens hem wel de drugs omdat dat de meeste invloed heeft op kinderen. Hij kent niet echt leerlingen die drugs gebruiken op school, maar wel kinderen die het buiten de school gebruiken. Met betrekking tot drugs mogen ze wat hem betreft nog strenger zijn, want de jongeren zijn de toekomst van Sint Maarten en ze moeten zich wel realiseren wat ze doen en wat hun verantwoordelijkheden zijn. Als ze dan later op straat belanden, zonder dat ze hun school hebben afgemaakt en gaan klagen over Sint Maarten, dan moeten ze zich wel realiseren dat ze hun kansen zelf hebben verspeeld. Als de school dan iets wil doen aan drugspreventie, dan moeten ze niet alleen maar zeggen wat er met je kan gebeuren, maar ze moeten ook meer nadruk leggen op de toekomst over tien of twintig jaar zodat ze zich echt realiseren waar ze aan beginnen. Gabriel (16, HAVO/VW0) denkt dat het ook goed zou werken om de lichamelijke gevolgen van drugs aan te leerlingen te tonen, bijvoorbeeld x-rays. Deze confrontatie zou voor sommigen wel werken. Veel mensen ‘on the street’ zeggen namelijk dat het natuurlijk is en helemaal niet ongezond en dat is niet waar. Drugs zijn op deze school wel een taboe, niemand praat er eigenlijk over. Dat vindt Gabriel (16, HAVO/VWO) erg jammer, want als de leraar alert was geweest, waren de leerlingen zich tijdig bewust geworden van de gevaren en zouden ze er misschien niet aan begonnen zijn. Eén op één werkt wel beter, want dan weten de leerlingen dat de school al op de hoogte is en dat ze daar altijd heen kunnen om te praten. Ze willen meestal namelijk niet dat hun ouders erachter komen. Daarom kan het goed werken als de docent zegt dat hij heeft opgemerkt dat de leerling drugs gebruikt. Als dit een zaak blijft tussen leraar en leerling, kan er een vertrouwensrelatie worden opgebouwd. Hij vindt ook dat groepssessies/seminars nut kunnen hebben, dus op die twee manieren moet het aangepakt worden, zowel individueel als in de groep. Volgens Joel (15, HAVO/VWO) worden drugs wel gebruikt op school. Jointjes worden gerookt bij de tweede poort, want dat ruik je wel. De school doet er niet zoveel aan, de ‘security guard’ weet wel wat er gaande is omdat hij er altijd in de buurt is. Volgens Joel (15, HAVO/VWO) is de school daar niet veel mee bezig. De school zou ze moeten stoppen en confronteren met wat ze gedaan hebben en ze de hulp moeten bieden die ze nodig hebben. Ze moeten er wel wat aan doen, want anders wordt het zo dat iedereen zomaar in een vrij uur een jointje kan gaan roken. De kinderen die roken, zijn met name van het BVO. Hij kent ook wel een aantal leerlingen van het VWO die roken, maar dat zijn er veel minder. § 9 Seksuele intimidatie op school In de periode dat ik mijn onderzoek deed, werd er op school een spoedvergadering belegd voor alle docenten. De directrice van de MAVO vertelde daarin dat er op 2 september een docent naar kantoor kwam met het verhaal dat er iets aan de hand was met een andere docent. Die werd beschuldigd van verkrachting. De moeder van de student is erbij gehaald. De verkrachting zou al een tijdje geleden zijn gebeurd, maar de leerling heeft het nu pas verteld. Vervolgens is de interim manager van SVOBE, Dhr. v. Kampen geïnformeerd en is er na overleg een spoedvergadering bijeengeroepen om de docenten op de hoogte te brengen van de situatie. De docent in kwestie stond al bekend om zijn ‘free attitude’ en ‘being touchy’. Hij verdedigde zich echter en zei geen bijbedoelingen te hebben gehad. De docent ontkent echter alles en zegt nooit studenten in zijn huis te hebben gehad. Wel bleek dat hij leerlingen op bezoek had gehad in verband met een project. De directrice zei dat het van belang was dat de anonimiteit van de student gewaarborgd blijft om op die manier schaamte en roddels te voorkomen. Ook de docent moet zoveel mogelijk anoniem
33
blijven omdat hij onschuldig blijft tot het tegendeel bewezen is. Aangezien de rechtszaak binnenkort in de pers zal verschijnen, wordt ons ook gevraagd om discreet met de informatie om te gaan. Er zijn specialisten ingeschakeld om te helpen bij de verwerking, kinderen worden geconfronteerd met deze situatie en hebben behoefte om erover te praten. Alle leerlingen krijgen een brief mee naar huis en daarin wordt wederom om discretie gevraagd. Verder wordt er voorlichting aan studenten gegeven. Elke klas die les heeft van de docent in kwestie, komt aan bod. Het doel van de voorlichting is om de leerlingen op de hoogte te brengen van wat er gaande is en ze de gelegenheid te geven om vragen te stellen, maar ook om roddels tegen te gaan. Een vrouw van de organisatie Safe Haven, een soort ‘blijf van mijn lijf huis’, geeft de voorlichting en vertelt daarin over seksuele intimidatie en wat dat inhoudt. Ze benadrukt daarbij dat ze het erg knap vindt van de leerling dat ze ervoor uit is gekomen, daar is namelijk veel moed voor nodig! De leerlingen hebben uiteraard veel vragen over wie de docent is, wat er gebeurd is en wanneer, en wat er nu gaat gebeuren met de docent, of hij nog terug mag komen of niet. De vrouw ontwijkt echter dit soort vragen omdat er gewoon nog te weinig bekend is en omdat ze roddels wil voorkomen. Eerder probeert ze de leerlingen de ernst van de zaak in te laten zien en hen handvaten aan te reiken waarmee ze dergelijke situaties kunnen voorkomen. Een meisje dat haar reactie geeft, zegt dat ze het wel een beetje laat vindt dat men er nu pas achter komt, er waren namelijk al twee jaar roddels aan de gang. Maar volgens haar schaamde het meisje in kwestie zich en was ze bang om een aanklacht in te dienen. Aangezien dit incident zich aan het begin van mijn onderzoeksperiode voordeed, heeft het uiteraard zijn invloed gehad op mijn onderzoek naar de veiligheid op school. Seksualiteit is wel een onderwerp dat een specifieke rol speelt in de context van Sint Maarten, de Cariben. Doordat men vaak met meer dan één gezin in een huis woont, wordt men al op jonge leeftijd seksueel actief, ongeveer op 11/12 jarige leeftijd.. Een probleem dat op het eiland voorkomt, is de zogenaamde sociale prostitutie, wat inhoudt dat een meisje met een jongen gaat omdat hij haar geld en cadeautjes geeft. Volgens de meesten komt dit echter op het MPC veel minder voor dan op de Sundial school. Een daarmee samenhangend probleem op Sint Maarten zijn de tienerzwangerschappen die relatief vaak voorkomen. In het schoolreglement is zelfs een regel opgenomen die zegt dat een leerling die voor de tweede keer zwanger wordt, van school wordt gestuurd. Een aantal leerlingen zegt dat ze seksuele intimidatie geen probleem vinden op het MPC; dat het een keer gebeurd is , noemen zij dan meer een eenmalig incident. Het is volgens hen niet structureel een probleem op school omdat het incident nu opgelost is. Als ik vraag naar seksuele intimidatie, geven veel leerlingen hun visie op de zaak op school. Een aantal leerlingen zegt dat ze het goed vinden dat de leraar nu weg is en dat ze hopen dat hij niet terug komt. Anderen zeggen weer dat het al duidelijk was omdat er al tijden lang over geroddeld werd. Daarbij kijgen de meisjes vaker hogere cijfers dan de jongens. Dit komt dan volgens hen omdat hij bij hen in de smaak wil vallen of omdat hij de meisjes leuker vindt. Aan de andere kant spreken leerlingen niet alleen over de docent in kwestie, maar ook over ongewenste intimiteiten onder de leerlingen. Zo vertelt een aantal meisjes dat de jongens gewoon doen waar ze zin in hebben zonder toestemming te vragen. Ze vertellen dat ze heel duidelijk nee moeten zeggen en grenzen aan moeten geven om niet lastiggevallen te worden. Luca (15, PBL) weet niet wat seksuele intimidatie betekent; als ik het uitleg denkt hij wel dat het een probleem is tussen studenten en docenten. Over de zaak zegt hij dat hij het niet erg geloofwaardig vindt omdat hij zelf ook les had van de leraar in kwestie en hij deed bij hun in de klas helemaal niets raars en Luca (15, PBL) vond de leraar juist altijd erg tof. Luca (15, PBL) denkt dan ook dat de verhalen verzonnen zijn. Sharisma (17, PBL) vindt seksuele intimidatie wel een probleem omdat de jongens maar te pas en te onpas handtastelijk worden en dat vindt ze niet leuk. Als ik vraag hoe ze dat voorkomt, zegt ze ‘Well, I go box em off’ en dat werkt soms wel. Als je er niet serieus op ingaat en er maar om lacht, denken de jongens dat je het leuk vindt en blijven ze het steeds weer doen, zegt Sharisma (17, PBL). Als je maar laat merken dat je er niet van gediend bent, dan merken ze dat en weten ze voor de volgende keer dat ze van je af moeten blijven. Seksuele intimidatie is volgens Amanda (13, PKL) geen issue op school. Ze zegt dat zij les van de docent in kwestie had. Zij vond eigenlijk dat het alleen maar voor de grap was, de opmerkingen die hij maakte. Wel vindt ze het goed dat hij van school af is, maar ze had zich niet gerealiseerd dat het zo serieus was. Als ik Shamika (16, MAVO) vraag of ze de leraren een goed voorbeeld vindt voor de leerlingen, vraagt ze me hoe lang ik hier al ben. Als ik zeg dat ik er het hele schooljaar al ben, begint ze over de leraar die geschorst is en nog in de gevangenis zit voor seksueel misbruik van leerlingen
34
op school. Hem vindt ze niet echt een goed voorbeeld omdat je leraren moet kunnen vertrouwen. Nu moet je uitkijken welke leraar je wel of niet kunt vertrouwen. Het geval van de leraar leeft volgens Shamika (16, MAVO) nog steeds onder de leerlingen. Ze hebben het er in de klas ook over gehad. Volgens haar zijn er nog meer leerlingen slachtoffer geworden van de leraar, maar ze zijn bang om met hun verhaal naar buiten te komen omdat ze dan veroordeeld zullen worden door anderen. En ze vindt dat er nog meer om te doen is, het ging niet alleen over het feit dat hij meisjes aangeraakt heeft, maar ook om wat hij zei. Een vriendin van haar is Spaanstalig en werd door een jongen ten dans gevraagd bij drama/dansles. Toen zij hem afwees, zei de desbetreffende leraar: ‘Dan geef je haar toch gewoon wat geld?’. Daarmee suggereerde hij dat Spaanse meisjes hoertjes zijn. Afgezien van dit verhaal vindt ze toch wel dat de leraren meestal wel aardig zijn en dat je bij ze terecht kunt met je verhaal. Wel is de houding van leraren veranderd, vindt ze zelf. Leerlingen maken soms wel eens grapjes die de leraren nu een beetje afhouden. Shamika (16, MAVO) doet voor hoe ze een leraar begroet, amicaal en handtastelijk. De leraar houdt dat af, dat vindt ze een grappige manier om ermee om te gaan. Als ik seksuele intimidatie ter sprake breng, zegt Gabriel (16, HAVO/VWO) dat het er wel duidelijk aan zat te komen bij die docent omdat er genoeg aanwijzingen waren voor zijn wangedrag. Hij denkt dat er niet meer gevallen zijn op school. Wel vindt Gabriel (16, HAVO/VWO) het jammer dat sommige leerlingen het maar laten gebeuren omdat ze dan denken dat ze een hoger cijfer krijgen. Er zijn wel meer leraren die amicaal met de leerlingen omgaan maar die er verder niets mee bedoelen. Ivana (17, HAVO/VWO) vindt seksuele intimidatie soms wel een probleem omdat leraren wel eens opmerkingen maken over kleding en make-up van leerlingen. Dat hoort toch gewoon niet vindt ze. De zaak op school was allang bekend, het duurde alleen zo lang omdat er niemand was die ervoor uit wilde komen. Die leraar was overal waar meiden waren en kon niet met zijn handen van hen afblijven. Seksuele intimidatie vindt volgens Tiffaney (16, HAVO/VWO) overal ter wereld plaats, op allerlei scholen en zo ook op het MPC. De zaak op school is haar wel bekend. De leraar was iemand waar veel van haar klasgenoten een hekel aan hadden. Zelf hadden ze geen les van hem, maar ze kenden hem van dansles buiten school en daar maakte hij ook altijd al seksueel getinte opmerkingen. Hoe dan ook vindt ze hem een vreemd persoon. Of het meisje nou toegestemd heeft of niet, hij had zijn grenzen moeten kennen, hij is hoe dan ook een pedofiel! Seksuele intimidatie is wel een probleem volgens Joel (15, HAVO/VWO) omdat veel MAVOleerkrachten het gevoel hebben dat ze de leerlingen kunnen ‘overpoweren’. Dat iemand het in zijn hoofd haalt om zoiets stoms te doen, kan hij zich niet voorstellen. Misschien ligt het ook aan het meisje zelf, dat zij een beetje vrij was in haar omgang met de leerkracht, maar die moet natuurlijk altijd nog het voorbeeld geven en zijn grenzen kennen. Het is een akelige situatie. Ze hebben nu een brief opgesteld naar de leraren waarin staat wat leraren wel en niet mogen doen met de leerlingen. Maar Joel (15, HAVO/VWO) denkt wel dat dat de enige leraar was die zo is. Hij heeft zelf geen les van de man gehad, maar hij leek hem altijd wel aardig. Het was meer een incident. Het gebeurt op elke school, alleen komen de leerlingen er misschien niet voor uit. § 10 Pesten op school Pesten is in het onderwijs een netelig onderwerp omdat het de schoolervaring van leerlingen kan tekenen. Omdat pesten zijn invloed heeft op de veiligheidsbeleving van leerlingen, komt dit onderwerp ook aan de orde in mijn onderzoek. Het merendeel van de leerlingen geeft aan nooit gepest te worden (meer dan 70%), 20% zegt bijna nooit gepest te worden en 7 % geeft toe dat ze soms wel gepest worden. Slechts één meisje geeft toe vaak gepest te worden. De leerlingen op het MPC vinden echter dat het pesten meestal plaatsvindt tegenover de eersteklassers. Als ze dit dan doen, is het vaak omdat ze geld nodig hebben en dat bij de kantine van jongere leerlingen aftroggelen. Ze dreigen dan bijvoorbeeld dat als ze hen geen geld geven ze de leerling in elkaar zullen slaan. Pesten gebeurt ook wel op school vertelt Wesley (15, PBL). Het zijn vaak de oudere leerlingen die de jongere kinderen pesten. Ze hebben het bij hem ook geprobeerd, maar sinds hij een keer boos werd, hebben ze het niet meer gedaan. In zijn klas worden sommige leerlingen ook wel gepest. Wesley (15, PBL) denkt wel dat zij zich daardoor ongemakkelijk kunnen voelen. Een oplossing zou kunnen zijn dat de school met de pestkoppen gaat praten en hen vertelt dat ze ermee moeten stoppen. Pesten komt wel voor op school, hoewel de leerlingen in de klas van Mandy (17, PBL) het aardig goed met elkaar kunnen vinden. Ze denkt wel dat de jongere studenten soms gepest worden
35
door de oudere en ze kan zich wel voorstellen dat ze zich daardoor minder op hun gemak voelen op school. Zelf is ze echter nooit gepest, ook niet in haar eerste jaren op school. Pesten is zeker geen probleem op MPC volgens Denzel (15, PKL). Het ligt gewoon aan je houding, als je een vriendelijke houding hebt, zullen ze je niet pesten. Maar als je je stoer of anders voordoet dan je bent, dan wordt er over je gepraat en word je misschien ook gepest. Pesten is voor Naomi (13, MAVO) wel een issue omdat haar klasgenoten haar wel vaker pesten. Vooral in het eerste jaar vond ze het moeilijk. Ze negeerde het meestal, maar zo nu en dan werd het haar te veel. Toen is ze naar de leraar toe gegaan en die heeft toen ingegrepen. Ze stond net op het punt om in een ruzie verzeild te raken met de desbetreffende pestkop, dus het ingrijpen was net op tijd. Het pesten is nu wel minder geworden, dus ze voelt zich nu wel iets beter op school. Maar toch voelt ze zich niet echt op haar gemak en dat komt doordat ze voelt dat je gewoon heel erg op moet passen wat je doet en wat je zegt omdat ze nogal snel over je gaan roddelen. ‘Boys talk bad about you’. Als ik haar vraag hoe ze dat dan probeert te voorkomen, zegt ze inmiddels wel in te zien welke mensen je wel en niet kunt vertrouwen en ze zich daar dan een beetje op kan voorbereiden. Haar klasgenootjes vertrouwt ze niet erg en ze is van mening dat zij de enige is die gepest wordt in de klas. Ze heeft op school niet echt vrienden, buiten de school heeft ze wel vriendinnetjes. Dit zorgt er ook voor dat ze zich op school niet zo op haar gemak voelt. Pesten gebeurt volgens Gabriel (16, HAVO/VWO)) wel eens. Het is een probleem omdat veel vechtpartijen zo beginnen. Het zijn vaak ook groepen kinderen die pesten. De kinderen die gepest worden, vertellen het niet omdat ze denken dat er toch niets aan gedaan kan worden. Gabriel (16, HAVO/VWO) vindt dat de school daar wel wat aan kan doen, want als de leerlingen daar niets over zeggen en het loopt uit de hand, had de school het niet kunnen voorzien omdat ze van niets wisten. De school moet benadrukken dat het belangrijk is dat pesten gerapporteerd wordt zodat de school er wat aan kan doen. Als er dan vaker klachten komen over een bepaalde leerling kan er actie ondernomen worden. Zo kan er zicht verkregen worden op het pesten. De kans is groot dat je niet de enige bent die dan gepest wordt. Ook kunnen deze rapporten worden gebruikt bij politiezaken, als bewijs dat er al dingen gaande waren. Pesten gebeurt dus wel echt, en Gabriel (HAVO/VWO) vindt wel dat het initiatief bij de student moet liggen , maar hij denkt dat ze vaak bang zijn dat er dan over hun gepraat wordt. Het kantoor doet het volgens hem nu ook goed omdat ze discreet met de informatie omgaan en pas actie ondernemen als ze er zeker van zijn dat er wat mis is. Maar dat weten de leerlingen vaak niet, daarom zou er een betere relatie/band moeten zijn tussen het kantoor, de leraren en de leerlingen zodat dit soort dingen soepeler gecommuniceerd kunnen worden. Daar wordt volgens hem op dit moment niet echt veel aan gedaan. § 11 Schoolbus De meeste kinderen komen naar school met de grote, gele, Amerikaanse schoolbussen die ’s ochtends en ’s middags het straatbeeld op het eiland beheersen. Elke buschauffeur heeft zijn eigen wijk en zijn eigen kinderen die hij meeneemt. Op bepaalde plaatsen staan kinderen te wachten die de bus in springen als deze daar stopt. Bij sommige huizen toetert de bus en komen er kinderen naar buiten rennen om de bus te halen. Uit alle hoeken van het eiland rijden de bussen af en aan naar de scholen die zich allemaal in dezelfde wijk van het eiland bevinden. Daardoor staat er op de tijden dat de school begint en uitgaat, ook altijd een flinke file. Bij elke school stopt de bus en daar stappen dan alle leerlingen uit met hetzelfde schooluniform aan; de laatste stop is bij het MPC en daar stappen de laatste leerlingen uit. Bijna 65% van de leerlingen voelt zich veilig tot redelijk veilig in de schoolbus. De andere 35% voelt zich niet of nauwelijks veilig in de schoolbussen. Dit kan komen doordat ze zich bedreigd voelen door leerlingen van andere scholen omdat ze bang zijn de dupe te worden van pesterijen of omdat de bussen vaak erg vol zitten en rumoerig zijn waardoor er relletjes uit kunnen breken. Over het algemeen vinden de leerlingen het eigenlijk geen probleem om met de bus te gaan, ze zijn eraan gewend en vinden het gewoon normaal. Junior (18, MAVO) woont aan de Franse kant van het eiland en moet om 4.35 uur opstaan om naar school te gaan. Hij komt tussen 15.00-16.00 uur weer thuis. Dat vindt hij zelf echt lange dagen. Junior (18, MAVO) vindt de schoolbus leuk omdat hij daar zijn vrienden ziet en hij geïnteresseerd is in grote voertuigen omdat hij er later ook wel één zou willen besturen. Maar Wayne (13, MAVO) daarentegen vindt de schoolbus niet echt prettig omdat die vaak zo vol zitten. Sarina (16, HAVO/VWO) gaat inmiddels niet meer met de schoolbus, eerst wel. In het begin vond ze het vreemd om met de schoolbus te gaan omdat ze nog niet zoveel mensen kende, maar na verloop van tijd wende ze eraan en werd het steeds vertrouwder en werd het echt een soort
36
vriendengroep waarmee ze naar school ging. Ze denkt dat leerlingen hun eigen bus kiezen omdat ze bijvoorbeeld de chauffeur aardig vinden of de leerlingen in de bus hun vrienden zijn. In de PTA, de ouder-docent commissie, waarin ik ook heb deelgenomen, was de schoolbus echter wel degelijk een punt van discussie. Eén van de subcommissies die werd opgericht boog zich over de problemen die zich voordeden rond de schoolbussen. Een punt waar de ouders zich zorgen om maakten, was het feit dat de chauffeurs niet geregistreerd staan. Ze zouden een uniform moeten dragen zodat ze herkenbaar en representatief zijn. Ook vinden de ouders dat de chauffeurs af en toe op alcohol en drugs getest zouden moeten worden. Verder zou op elke bus op zowel de voor- als de achterkant het district vermeld moeten staan waar de bus heenrijdt. Nu is dat vaak voor veel leerlingen onduidelijk en kun je de bus alleen herkennen aan de chauffeur die achter het stuur zit. Verder is het een probleem dat de ene bus overvol zit en de andere half leeg is. Ook vinden de ouders dat de plaats waar de leerlingen in en uit de bus gaan, dezelfde moet zijn zodat de leerlingen niet de kans krijgen om eerst naar de Akademy te lopen en daar dan de bus te pakken. Tussen leerlingen van de Akademy en het MPC zijn er namelijk wel eens vechtpartijen en deze werk je op die manier alleen maar in de hand. De chauffeurs moeten zich verder houden aan de routes die vastliggen. Vaak rijden de bussen echter kriskras over het eiland om de leerlingen daar heen te brengen waar ze heen willen. Ze moeten eigenlijk gewoon naar school rijden en naar de wijken waar de kinderen wonen. Een laatste en misschien wel grootste knelpunt is dat de bussen vaak te vroeg vertrekken. De schoolbel gaat bijvoorbeeld om 13.25 uur en dan moeten de kinderen zich vaak erg haasten om de bus te halen. Sommige leerlingen vragen zelfs in de les of ze iets eerder weg mogen omdat ze anders hun bus missen. § 12 Vrije uren op school De leerlingen op het MPC hebben vaker vrije uren in hun rooster doordat er uren zijn waarop ze geen les hebben of door lessen die uitvallen door afwezigheid van de docent. De schoolregels schrijven voor dat ze in die tijd niet mogen rondhangen op school en zich slechts mogen bevinden in het overdekte gedeelte bij het A-gebouw of het B-gebouw, waar bankjes staan waar ze op kunnen zitten. De leerlingen mogen het schoolterrein niet verlaten, niet langs lokalen lopen, geen lawaai maken of praten rondom de leslokalen om overlast te voorkomen. De meeste leerlingen zeggen dat ze tijdens hun vrije uren meestal een beetje ‘chillen’, op de bankjes zitten of kletsen met hun vrienden. Anderen zeggen het liefst wat te lezen, bij hun mentor in het lokaal te zitten of een spelletje te spelen. Een leerling vertelt me dat hij graag computerspelletjes speelt, maar dat er op school zo weinig computers zijn. Het merendeel van de leerlingen zegt echter dat ze zich tijdens de vrije uren vervelen omdat ze alleen maar op bepaalde plekken mogen zitten en geen herrie mogen maken. Verder zijn ook ‘discmans’ en telefoons verboden en dat vinden ze ook vervelend want anders zou je nog wat muziek kunnen luisteren of wat bellen. Als ik de leerlingen vraag naar wat ze na schooltijd doen, zijn de antwoorden veel uiteenlopender. De een helpt graag zijn vader in de garage, de ander houdt van zingen, naar de bieb gaan of televisie kijken. Poolen, computeren, lezen, huiswerk maken, tennissen, de leoclub (jongeren editie van de Lions), gitaar spelen en naar de stad gaan met vrienden zijn andere vrijetijdsbestedingen van de leerlingen. Dat ze al deze dingen niet op school kunnen doen is wel te begrijpen, maar de leerlingen zijn het er over het algemeen (bijna 70%) over eens dat de school wel wat activiteiten zou kunnen organiseren omdat ze zich veelal vervelen tijdens de vrije uren. Sharisma (17, PBL) heeft zelf niet zoveel vrije uren maar als ze er één heeft, verveelt ze zich wel. De ‘security’ jaagt je overal waar je zit weer weg omdat je alleen op de bankjes bij de kantine mag zitten. Romario (15, PKL) heeft bijna geen vrije uren. Alleen als leraren afwezig zijn, of als de leraar ze vrij geeft omdat hij met leerlingen doorwerkt die achter liggen. Dat laatste gebeurt niet zo vaak. Vorig jaar vond hij het nog wel leuk om wat vrij te hebben, maar nu verveelt hij zich toch met name en vindt hij dat er best wel wat georganiseerd zou mogen worden voor studenten die geen les hebben. Aisha (16, PKL) heeft niet veel vrije uren, maar als ze eens een vrij uur heeft dan zit ze gewoon wat te kletsen. Ze vindt het wel saai en vindt dat de school wel wat kan organiseren. Als voorbeeld noemt ze een lezing die ze ooit kreeg over ‘teenage pregnancies’; de mevrouw had ook een echte foetus meegenomen om te laten zien en dat vond ze echt heel interessant, zulke dingen zouden ze in de vrije uren meer moeten doen. Een aantal jongens oppert dat ze vinden dat er in de pauzes of de uren dat ze vrij hebben, meer mogelijkheid moet zijn om te kunnen sporten. Als het gymlokaal bijvoorbeeld niet gebruikt wordt, vinden ze dat het mogelijk moet zijn om daar bijvoorbeeld een potje te basketballen. Dat is nu verboden.
37
§ 13 Omgaan met de problemen op school Op een school als het MPC, waar zich toch een relatief groot aantal problemen concentreert, merk je dat leerlingen op hun eigen manier omgaan met die situatie. Uit de tweede enquête blijkt dat het merendeel van de leerlingen denkt dat de beste manier om uit de problemen te blijven, is je gewoon met je eigen zaken te bemoeien. Op de tweede plaats komt volgens de leerlingen dat je op moet passen wie je vertrouwt op school en tenslotte kun je ook het beste zorgen dat je uit de buurt blijft van de zogenaamde ‘bad kids’. In een andere vraag had ik drie stellingen geponeerd. De eerste was dat er slechte dingen op school gebeuren, maar dat ze zich erbuiten proberen te houden. De tweede was dat er wel slechte dingen gebeuren en dat ze zich er soms ook zorgen om maken. Tenslotte was de derde stelling dat er niet veel slechts gebeurt op school, dat het okay was. De eerste stelling scoorde veruit het hoogste, meer dan de helft van de leerlingen vond dat er wel problemen spelen op school, maar dat zij zich er niet mee bemoeien en er zo dus ook buiten blijven. De derde stelling scoort met zo’n 30 % ook vrij hoog, leerlingen vinden dat er niet zoveel verkeerde dingen op school plaatsvinden. De tweede stelling, dat leerlingen zich zorgen maken om de situatie op school scoort met zo’n kleine 20% het laagst. De manier waarop Tiffany (16, HAVO/VWO) omgaat met de situatie op school is dat ze zich gewoon niet met anderen bemoeit; als ze wat roepen denkt ze gewoon ‘whatever’. Als jij geen problemen met mij maakt, bemoei ik me ook niet met jou. Sommige kinderen zoeken echt problemen, en als je ze zoekt kun je ze ook krijgen. Vooral de eerstejaars zijn momenteel echt vreselijk, ze heeft er vooral dit jaar veel last van. Ze zijn erg kinderachtig en hebben geen manieren, ze schreeuwen en schelden heel de boel bij elkaar. Wat leerlingen vaak zeiden, was dat ze wel zagen dat er problemen spelen op school, maar dat ze zich er gewoon niet mee bemoeien om te voorkomen dat ze betrokken worden bij die problemen. ‘Mind your own business’ was daarbij een vaak voorkomende uitdrukking. De leerlingen zeiden dat ze zich gewoon alleen met hun eigen zaken bemoeiden om zo te zorgen dat ze niet in de problemen raken. Zolang je zelf maar geen problemen maakt, valt het volgens de leerlingen allemaal best wel mee op school. Ze geven wel toe dat er problemen zijn op het MPC, maar je hebt het zelf in de hand of je je ermee inlaat of niet. Want als je je inlaat met de problemen die op school spelen, zoals bijvoorbeeld de gevechten of het druggebruik, dan word je er ook in meegesleept. Als je problemen zoekt, kun je ze krijgen ook: ‘you go lookin’ for trouble, you go get trouble’. Onder de leerlingen van het MPC heerst ook een zekere opvatting over een dichotomie tussen ‘good kids and bad kids’. Als ze dus zeggen dat ze zich niet bemoeien met de zogenaamde ‘bad kids’ doen ze dit zodat ze zelf niet ook in de problemen komen. Denzel (15, PKL) zegt zich op school niet bedreigd te voelen door andere leerlingen. Hij vindt dat er met betrekking tot andere studenten niet één lijn in te trekken is, er zijn goede en slechte kinderen op het MPC. De leerlingen zijn ook van mening dat het opkomen voor familieleden of vrienden een grote rol speelt op school. Ze voelen zich beschermd als ze veel broers, zussen, neven of nichten op school hebben die voor hen opkomen bij een ruzie. Ook vrienden kunnen een dergelijk rol vervullen en voor hen opkomen als het nodig is. Een ander onderwerp dat tijdens de interviews vaker ter sprake komt is het vertrouwen dat men heeft in andere leerlingen. Vooral de meisjes zeggen dat ze voorzichtig zijn met hun vertrouwen te geven aan andere leerlingen. Ze zijn namelijk bang dat hun vertrouwen beschaamd wordt en hun verhalen binnen de kortste keren verdraaid worden. Het roddelen speelt daarbij een grote rol, daar zijn de leerlingen erg voor op hun hoede. Veel ruzies worden volgens de meisjes namelijk veroorzaakt door deze zogenaamde ‘he say she say stories’. Een manier om uit te problemen te blijven is, volgens de leerlingen, het selectief omgaan met het vertrouwen van medeleerlingen. Jessica (13, MAVO) zegt niet veel vrienden op school te hebben, de meeste van haar vrienden wonen bij haar in de buurt. Ook heeft ze slechts een neef op school zitten. Ze kan met de meeste klasgenoten niet zo goed opschieten, en ze denkt dat het komt omdat ze ook niet zoveel behoefte heeft aan vrienden. Door slechte ervaringen in het verleden, vertrouwt ze andere kinderen nu niet meer zo snel. Maar haar familie vertrouwt ze wel.. Ze heeft 2 broers en ongeveer 7 zussen (telt ze op haar vingers), dus als ik vraag of dat haar vrienden zijn, zegt ze lachend ja. Ook Naomi (13, MAVO) voelt zich niet echt op haar gemak en dat komt doordat ze voelt dat je gewoon heel erg op moet passen wat je doet en wat je zegt omdat ze nogal snel over je gaan roddelen. ‘Boys talk bad about you’. Als ik haar vraag hoe ze dat dan probeert te voorkomen, zegt ze inmiddels wel in te zien welke mensenje wel en niet kunt vertrouwen en ze zich daar dan een beetje op kan voorbereiden. Haar klasgenootjes vertrouwt ze niet erg. Ze heeft op school niet echt vrienden, buiten de school heeft ze wel vriendinnetjes.
38
Tiffany (16, HAVO/VWO) heeft op school wel een klein groepje vrienden maar niet echt veel vrienden. Dat komt doordat mensen hier toch wel anders zijn. Wat een probleem is op deze school is dat er vaak in je gezicht aardig gedaan wordt en dat ze achter je rug om slecht over je gaan praten. Zelf heeft Tiffany (16, HAVO/VWO) die ervaring gelukkig nog niet, maar daarom is ze wel wat voorzichtiger in wie ze wel en wie ze niet vertrouwt. Ze zegt dat ze zich ‘blessed’ voelt met de mensen die ze om zich heen heeft, want er zijn genoeg kinderen die zich niet thuis voelen op school omdat ze niet zoveel vrienden hebben. Als er zich dingen voordoen op school, zeggen veel leerlingen het gewoon links te laten liggen. Ze gaan het dan niet doorvertellen aan de schoolleiding omdat ze bang zijn dat ze daardoor zelf in de problemen raken. Zo vertelt een docent mij dat hij dat juist zo moeilijk vindt op school. Er heerst volgens hem een cultuur van elkaar de hand boven het hoofd houden. Men geeft nooit direct toe als er iets mis is, houdt altijd vol dat alles in orde is. Er was in zijn klas namelijk een geval van een leerling die al tijden lang niet meer op school was geweest en toen de docent de leerlingen ernaar vroeg, zeiden die er niets van te weten. Later kwam hij erachter dat de desbetreffende jongen in de gevangenis zat en dat zijn klasgenoten daar allen vanaf wisten. Men komt dus voor elkaar op en zal elkaar niet verlinken, er heerst een soort loyaliteit. Onduidelijk is of deze zogenaamde loyaliteit ook te maken heeft met de bovengenoemde angst om zelf betrokken te worden en de schuld ergens van te krijgen. § 14 Vrienden hebben op school De sociale gemeenschap in scholen wordt doorgaans gezien als een voorbereiding van jongeren op hun leven als volwassenen in de samenleving. De sociale omgeving van de school vormt een oefenplaats voor het toekomstig maatschappelijk functioneren. Naast het feit dat de samenleving er baat bij heeft dat de jongeren goed voorbereid worden op een maatschappelijk leven na school, zijn er ook de individuele behoeften van de leerlingen die een rol spelen. Volgens een onderzoek van Dijkman & van der Linden vinden de meeste leerlingen (79%) school belangrijk vanwege de contacten, de sfeer en de sociale relaties. Eén van de basisbehoeften van de mens is namelijk om ‘erbij te horen’. In een aantal onderzoeken die Kassenberg aanhaalt in haar dissertatie, noemt zij deze behoefte belonging. (2002). Op het MPC zie je dit ook duidelijk terug, want ten eerste zeggen de leerlingen zich veiliger en beschermd te voelen als ze veel andere leerlingen kennen of veel familie en vrienden hebben op school. In de tweede enquête vraag ik de leerlingen of ze zich veiliger voelen, meer beschermd, als ze veel familie en vrienden hebben op school. Zo’n driekwart van de leerlingen zegt het hiermee eens te zijn. Ten tweede vinden veel leerlingen dat ze moeten opkomen voor vrienden en familie op school. Als bijvoorbeeld een vriend in een gevecht verzeild is geraakt, zeggen ze hem op een of andere manier te moeten helpen. Ofwel door mee te helpen met vechten of door te proberen het gevecht te stoppen. De meeste leerlingen zeggen het eens te zijn met de stelling dat de school een gemeenschap is van vrienden. Een aantal leerlingen zegt echter dat het niet het geval is en dat komt met name doordat men andere leerlingen niet vertrouwt. Tenslotte zegt een aantal jongeren ook dat ze slechts een paar vrienden hebben op school. Ook dit komt doordat men niet iedereen op school zomaar vertrouwt en liever een kleiner aantal vrienden heeft waar men wel op kan vertrouwen. In de eerste enquête heb ik de leerlingen wat vragen gesteld over vriendschappen op school. Veel leerlingen zeggen dat de meeste vrienden die ze hebben, op het MPC zitten. Zo’n 45 % van de leerlingen zegt echter ook dat ze zich zo nu en dan eenzaam voelen op school. Mogelijk heeft dit ook iets te maken met het wantrouwen dat veel leerlingen hebben ten opzichte van medestudenten. Ze hebben dan wel vrienden op school, maar moeten toch constant op hun hoede zijn om niet voor schut gezet te worden door iemand die hen kwaad wil doen. Daarin voelen ze zich soms in de steek gelaten of gekwetst. Ook zegt zo’n 42% zich niet of nauwelijks vrij te voelen om zijn mening te uiten in de klas. Dit is mogelijk ook weer terug te koppelen naar het wantrouwige karakter van veel van de leerlingen die ik heb gesproken. Ze zijn bang om iets verkeerds te zeggen en zo makkelijk de dupe te worden van pesterijen. Luca (15,PBL) zegt dat al zijn klasgenoten zijn vrienden zijn, daarnaast heeft hij buiten de klas vrienden en waar hij woont ook. Hij is erg populair en zegt makkelijk vrienden te maken. Hij vertrouwt echter niet al zijn vrienden en vindt dat je voorzichtig moet zijn met je vertrouwen. Mandy (17, PBL) ziet de school wel als een grote vriendenclub. Ze heeft veel vrienden in de klas, maar ook daarbuiten kent ze weer mensen. Ook in haar buurt wonen veel vrienden. De meeste kinderen hebben volgens haar wel vrienden op school.
39
Als ik vraag of Amanda (13, PKL) vrienden of vriendinnen heeft op school, denkt ze lang na, ‘hmmmm’. Als ze dan vraagt of ik ‘close friends’ bedoel, vertelt ze dat ze een ‘close friend’ heeft en verder wel wat kennissen, maar op school geen echte vrienden. In haar buurt kent ze meer mensen. Ze kan verder wel overweg met haar klasgenoten, ze zijn allemaal nieuw voor elkaar omdat de klassen door elkaar zijn gegooid. Als ik vraag of Denzel (15, PKL) veel vrienden heeft zegt hij ‘ Yeah I could say I’m very famous. Pretty popular? Yeah’ Als een vriendin van haar in een conflict verzeild zou raken, zou Naomi (13, MAVO) met haar gaan praten om te vragen wat er aan de hand is voordat het tot een uibarsting komt. Volgens haar gaan de gevechten over allerlei kleine dingen, veelal heeft het ook te maken met het opkomen voor je broer of zus of vriend(in). Zelf heeft ze op school niet echt vrienden, buiten de school heeft ze wel vriendinnetjes. John (14, MAVO) ziet de school zeker als een gemeenschap van vrienden, er zijn heel veel kinderen die je kent en waar je mee kunt praten. Junior (18, MAVO) heeft veel vrienden op school, hij zegt zelf dat ze hem als een grappenmaker kennen in de klas, erg populair onder de meisjes ook! Gabriel (16, HAVO/VWO) vindt wel dat de school een gemeenschap van vrienden is, mede omdat veel kinderen overal en nergens wonen en elkaar alleen op school zien. § 15 Reputatie van de school Het MPC heeft op Sint Maarten een slechte naam omdat de school met regelmaat op een negatieve manier in de publiciteit komt door de vechtpartijen die er plaatsvinden. In de tweede enquête heb ik de leerlingen hierover naar hun mening gevraagd. Bijna de helft van de leerlingen was echter van mening dat het niet zo erg is als gezegd wordt, 30 % vindt dat de slechte naam te wijten is aan de gevechten die regelmatig plaatsvinden op school. Zo’n 20 % vindt dat er ook op andere scholen van alles gaande is, maar dat die nooit zo negatief benaderd worden in de media. Tenslotte is er nog een klein aantal jongeren die vinden dat de school de slechte naam aan zichzelf te danken heeft en dus ook verdient. (3,1%) Als ik Denzel (15, PKL) vraag naar de ruzie die de dag ervoor plaatsvond bij de Akademy, zegt hij er wel wat over gehoord te hebben. Maar hij reageert fel als hij zegt dat hij dat nou juist bedoelt, MPC heeft altijd een slechte naam (reputatie). Want op de Akademy vinden ook grootscheepse gevechten plaats en daar hoor je nooit wat over, het is altijd over MPC dat het slechte nieuws gaat. Hij begrijpt het niet, want het MPC is helemaal niet de slechtste school. Op elke school gebeurt wel eens wat. Iedereen gelooft ook nog in de roddels en dat is jammer. En er gebeuren volgens hem nou juist zo veel goede dingen op school, bijvoorbeeld de positieve acties van het BVOparlement, zoals een kerstactiviteit, een sportcompetitie en een feest. Men vergeet ook nogal snel dat er een hoop talent op deze school rondloopt, daar zou eens wat vaker de nadruk op gelegd moeten worden, in plaats van op de negatieve dingen. De naam van de school werd ook al niet genoemd toen een leerlinge van het MPC die de talentshow had gewonnen, terugkwam van de opnames in New York. Wel staat er wekelijks in de krant welke rottigheid ze nu weer hebben uitgehaald, maar iets positiefs met de naam van de school erbij kom je zelden tegen. Wel werden de andere winnende leerlingen van St Dominics met de schoolnaam erbij bekend gemaakt. Waarom dat is blijft een raadsel, aldus Denzel (15, PKL). De media moeten het MPC wel een kans geven, vindt hij. Op het MPC loopt namelijk heel wat potentieel rond, een aantal getalenteerde basketballers spijbelt zelfs alleen om te kunnen spelen. Ook met bowling zijn de MPC studenten erg goed. Zelf is hij zeer positief over zijn school: ‘Everybody always twists up the stories, but Milton Peters is the best school. This school even allows you to wear jeanspants, but some students fail to realize it sometimes and take advantage of the situation, but I don’t think the school is that terrible!’ Volgens hem roken en drinken sommige studenten misschien wel veel, maar halen ondanks dat toch goede cijfers, zo kan het ook gaan. De slechte reputatie van het MPC is volgens Gabriel (16, HAVO/VWO) wel een feit, maar het is niet op waarheid gebaseerd. Het is onterecht! Aan de ene kant hebben de media ook wel weer gelijk omdat er vorig jaar wel een heel groot gevecht was op het MPC, maar ze overdrijven het wel veelal. Ze moeten volgens hem ook de goede dingen van de school naar voren brengen. De school heeft een slechte naam en dat is terecht vindt Ivana (17, HAVO/VWO), het is een grote school met verschillende schooltypen, niveaus, achtergronden en milieus. Volgens haar zouden ze beter de boven- en de onderbouw van elkaar kunnen scheiden om ellende te voorkomen. Als ik Sarina (16, HAVO/VWO) vraag naar de slechte reputatie die de school heeft, zegt ze dat eigenlijk niet terecht te vinden. Maar soms kan ze het wel begrijpen omdat er toch wel vaak gevechten zijn op school en het op die manier dan wel de slechte naam verdient. Ook vindt ze het
40
oneerlijk dat de hele school veroordeeld wordt omdat er een groep studenten steeds vecht. Het is niet de hele school, want de meeste studenten hebben niets met de gevechten te maken. Ze vindt dus niet dat het MPC de slechte naam verdient, want er gebeuren namelijk ook een hoop goede dingen op school. De reputatie van de school is volgens haar ook negatief omdat de MPC studenten er slordig gekleed bij lopen. De andere scholen hebben een heel schooluniform aan en op MPC mag men een spijkerbroek en een t-shirt aan en een rokje of slippers. Dat ziet men als ’out of control’. De naam van de school is al lang slecht en moeilijk te veranderen omdat de media er een grote rol in hebben. De school heeft volgens Joel (15, HAVO/VWO) ook wel een slechte naam, maar dat is helemaal niet terecht. Er gebeurt wel eens iets op school en dan gaat iedereen erover roddelen waardoor het in de pers komt en dan gaan ze het overdrijven. Elke school heeft wel problemen, maar als er bijvoorbeeld iets op St Dominic gebeurt, dan komt dat meestal niet in de krant te staan. Maar aangezien het MPC zo’n grote school is, gebeurt er ook vaker wat, alleen komt het altijd in de pers. Het is de grootste school van het eiland, dus als er iets gebeurt, is het bijna altijd hier!
41
42
Hoofdstuk 4: Mogelijke oplossingen; enkele praktijkvoorbeelden § 1 Inleidend: In het voorgaande hebben we gezien welke problemen er volgens de leerlingen op school heersen. In dit hoofdstuk ga ik in op de mogelijke oplossingen voor de problemen die de leerlingen opperen. Dit doe ik aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden die als voorbeeld kunnen dienen voor het Milton Peters College. De school is een onderdeel van de samenleving dat zich niet in een vacuüm bevindt en vormt een afspiegeling van de samenleving. Het geweld op school kan niet los gezien worden van de ontwikkelingen in de maatschappij. Omdat de vraag waar agressie eindigt en waar geweld begint nauwelijks te beantwoorden is, lopen ze vaak door elkaar heen. In Nederland komen jaarlijks 40.000 tot 50.000 jongeren in aanraking met de politie. Het meeste geweld op scholen is psychisch geweld dat zich uit in pesten en uitschelden. De helft van de leerlingen in Nederland maakte zich er ten minste één maal per jaar schuldig aan. Fysiek geweld, slaan en schoppen, kwam bij 15 % van de leerlingen voor. Materieel geweld zoals vernielen kwam het minste voor: 7%. (van der Ploeg en Mooij 1998) De oorzaak van geweld is volgens van de Ploeg en Mooij (1998) te verbinden met verschillende factoren. Een belangrijke factor is het ontbreken van sociale binding met de school. Problemen treden veelal op als er sprake is van risicofactoren. Er zijn verschillende risicofactoren te noemen: - maatschappelijk – klasse, stad, etniciteit - gezin – agressie, straf, ruzie - school – autoritair, lagere type, probleembuurt, geen individuele aandacht, saai, niet luisteren - leerling – geen binding, voortijdig afhaken, slechte prestaties, spijbelen, gebrek aan motivatie - vrije tijd – delinquente vrienden, vervelen, rondhangen, risico-activiteiten - in de persoon – zelfcontrole, informatieverwerking, copingstrategieën, gedragsproblemen, behorend tot het mannelijke geslacht Geweld maakt slachtoffers en deze kunnen ernstig in de problemen raken. De maatregelen die de school neemt, mogen zich niet beperken tot de daders en dat is niet makkelijk want er zijn nogal wat knelpunten. Slachtoffers hebben als regel niet acuut symptomen van disfunctioneren, vaak zijn ze onzichtbaar, soms zijn ze ook dader, vaak zijn ze niet geliefd, de leraar is geen hulpverlener. De eerste stap voor het treffen van maatregelen is het erkennen dat er op elke school geweld voor kan komen. Er moet pro-actief, en niet reactief worden gehandeld, maatregelen genomen worden ongeacht hoe vaak de problemen voorkomen. In plaats van zich te richten op incidenten, ontwikkelt men een structureel beleid om geweld tegen te gaan. (van der Ploeg en Mooij 1998) § 2 Behandeling van probleemgedrag volgens van der Ploeg en Mooij: Twee grotendeels achterhaalde manieren om agressie de kop in te drukken zijn volgens van der Ploeg en Mooij (1998) straffen en catharsis. Straffen heeft vaak een tijdelijk effect en kan tevens als agressief worden opgevat. Catharsis is een methode waarbij men de betrokkene stoom laat afblazen door middel van trappen tegen een blik of met een kussen gooien. Er is echter geen empirische bevestiging dat deze methode ook daadwerkelijk effect heeft. Er zijn de afgelopen jaren veel behandelingen ontwikkeld om agressief gedrag te veranderen: - De gedragsbehandeling is gebaseerd op het sociale leerprincipe. Men gaat ervan uit dat agressief gedrag geleerd is en dus ook weer afgeleerd kan worden. Dit kan door middel van sociale vaardigheidstrainingen, systematische desensitisatie (stressvolle gebeurtenissen proberen te ontdoen van hun emotionele lading). - Cognitieve interventies zijn erop gericht om jeugdigen ervan bewust te maken wat er in een conflictsituatie gebeurt en hoe ze daarmee om kunnen gaan. - De gezinsbehandeling richt zich niet alleen op het kind zelf, maar ook op de overige gezinsleden. - De integrale aanpak gaat ervan uit dat het voor een effectieve behandeling van geweld van belang is op meerdere fronten tegelijk hulp in te zetten. Dit omdat geweld geen opzichzelfstaand probleem is, maar veelal samengaat met meerdere problemen. Deze gedachte wint steeds meer veld, wat betekent dat hoe langer hoe meer ook de school, het gezin, de vrijetijdsinstellingen en de andere maatschappelijke instellingen, zoals politie, betrokken worden bij de behandeling. (van der Ploeg en Mooij 1998) Voorkomen is beter dan genezen wordt vaak gezegd, maar gewelddadig gedrag is moeilijk te voorspellen, dus is het voorkomen daarmee ook moeilijk. Wel zijn er wat aandachtspunten die uit onderzoeken naar voren komen, te weten het gezin en de opvoeding. Zowel ouders als opvoeders kunnen een bijdrage leveren aan niet agressieve rolmodellen. Vervolgens is het van belang dat er
43
voldoende voorlichting wordt gegeven over instanties bij wie men terecht kan voor vragen over opvoeding en gezinsproblemen. Ook is het belangrijk dat lesmateriaal erop gericht is de effecten van de media terug te dringen door kinderen kritischer naar tv te laten kijken. Allereerst is het dan van belang dat er planmatig wordt gewerkt en dat de oorzaken en achtergronden worden geanalyseerd. Dit om een beeld te krijgen van de problemen die er op school spelen en de mogelijkheden om deze op te lossen. Er zijn drie vormen van preventie die men kan toepassen (van der Ploeg en Mooij 1998): - primaire preventie is gericht op alle leerlingen bijvoorbeeld de handhaving van het pestverbod; - secundaire preventie is gericht op de risicovolle groepen bijvoorbeeld het bespreken probleemkinderen in de zorgcommissie; - tertiaire preventie is gericht op de problematische groepen leerlingen bijvoorbeeld de opvang van slachtoffers van leerlinggeweld. Het bevorderen van pro-sociaal leerlinggedrag vereist een coherent beleid en samenwerking tussen relevante personen en instellingen. De indicatoren die hierin van belang zijn, zijn het sociaal gedrag en de ontwikkeling of verandering daarin. Aan de andere kant dienen ook andere soorten leerlingenkenmerken in de gaten te worden gehouden, bijvoorbeeld persoonskenmerken, taalvaardigheid, cognitieve kenmerken en emotionele kenmerken. Tenslotte is het van belang dat het schoolbestuur, de schoolleiding, leerkrachten, overig personeel, leerlingen en ouders betrokken worden bij de invulling van en de verantwoordelijkheid voor de preventieve activiteiten. Ouders kunnen op twee manieren zelf participeren in het onderwijs van hun kinderen: enerzijds op een geïnstitutionaliseerde manier, dat wil zeggen via de medezeggenschapsraad of het schoolbestuur, anderzijds op de niet-geïnstitutionaliseerde manier via ondersteunende activiteiten door de ouders. Gewelddadig gedrag houdt soms verband met een incidentele misstap van de jongere; in dat geval kan het gedrag gemakkelijk gecorrigeerd worden door reguliere maatregelen. Ook kan geweld een gevolg zijn van een verstoorde school- of leerlingcultuur en kunnen maatregelen helpen die het klimaat verbeteren. Maar gewelddadig gedrag kan ook wijzen op een ontwikkelingsproblematiek bij de jongere en risicofactoren in het gezin, op school en in de vriendengroep. In zo’n geval is het zaak de achterliggende oorzaken te herkennen en het geval door te verwijzen naar professionele jeugdzorg die het kind en gezin kunnen helpen met een oplossing voor het probleem. § 3 De betekenis van sociale binding volgens Hirschi Volgens Hirschi (1969) blijven jongeren uit de problemen, zolang zij genoeg binding hebben met hun omgeving. In dat geval heeft hij immers veel te verliezen. De vier elementen van sociale binding die hij noemt zijn: 1. ‘Attachment’: dat men een goede relatie met mensen in zijn omgeving heeft 2. ‘Commitment’: dat men betrokken is bij het onderwijs of werk en er vertrouwen in heeft dat die systemen je toekomst bieden 3. ‘Involvement’: dat men actief deelneemt aan systemen als school, werk en vrije tijd 4. ‘Belief’: dat men gelooft in de normen en waarden van de samenleving Op alle vier de gebieden kan dus weinig binding zijn, of de verkeerde binding, waardoor leerlingen dreigen te ontsporen. Voorbeelden zijn dat een jongere verkeerde vrienden heeft (attachment), dat de leerling niet naar school gaat, niet gemotiveerd is om zijn opleiding af te maken of er het nut niet van inziet (commitment), dat een jongere deel uitmaakt van een jeugdbende of drugs gebruikt (involvement) of dat hij gelooft in waarden, als ieder voor zich en de status van geweld en criminaliteit (belief). Het Milton Peters College kan aan deze visie van Hirschi nog een nuttige boodschap hebben. Hirschi stelt namelijk dat als de binding met de omgeving goed is, er een verminderd risico is op ontsporing. De school zou aldus kunnen overwegen om te investeren in de door Hirschi genoemde gebieden. § 4 Aanpak van geweld op school, een Amsterdams voorbeeld In het boek van van der Ploeg en Mooij (1998) wordt de methode die de Amsterdamse politie heeft voor de aanpak van geweld op school, aangehaald. Zij hebben daarvoor namelijk een veiligheidsdriehoek ontwikkeld waarbij op verschillende manieren veiligheid wordt bewerkstelligd. Deze driehoek van de Amsterdamse politie is ook een goed idee voor het MPC, aangezien het een leidraad zou kunnen zijn naar aanleiding waarvan de school een stappenplan kan opzetten. Hierin zou om te beginnen gelet moeten worden op de basisveiligheid, verder zouden de risico-factoren ingeperkt moeten worden en tenslotte zou er adequaat gereageerd moeten worden op incidenten.
44
Adequaat reageren op incidenten Inperken risicofactoren Basisveiligheid
De eerste stap is basisveiligheid, wat inhoudt dat de school verantwoordelijk is voor primaire veiligheid. Het gaat hier om onderwerpen als hoe zijn de activiteiten geregeld, hoe gaan we met elkaar om en wat doen we als er iets fout gaat? Het inperken van risicofactoren als de coffeeshop aan de overkant of de uitval van leerlingen kan inhouden dat de school technische preventie handhaaft (inbraakbeveiliging bv), dat de school voorlichting en educatie geeft met als doel bewustwording, dat er advies en informatie voorhanden is voor alle betrokkenen en dat er regelmatig contact is met de politie zodat er een band ontstaat. Ook moet de school adequaat reageren op incidenten. Dat betekent duidelijke, snelle en consequente reactie. Dit kan door het melden van incidenten bij de betreffende instantie (vertrouwensarts of politie) of door de afspraken kenbaar te maken. Verder kan de school een mediabeleid formuleren waardoor voorkomen kan worden dat er door de pers artikelen gepubliceerd worden waar men niet achter staat. § 5 ‘Het groene-mens-systeem’ Deze methode die van der Ploeg en Mooij behandelen in hun boek (1998) gaat ervan uit dat de leraar kennis en vaardigheden overbrengt maar daarnaast ook normen en waarden overbrengt. Het groene-mens-systeem is gebaseerd op het groene mannetje op een stoplicht. Het is een systeem om leraren beter bereikbaar en beschikbaar te maken voor leerlingen. In het kort komt het erop neer dat de leerlingen een leraar mogen uitkiezen waar zij zich prettig bij voelen, maar het is geen verplichting. Dit is de groene mens die in principe ter beschikking staat van de leerling en op allerlei manieren benaderd kunnen worden, ook voor leuke dingen. De sfeer op school verbetert hierdoor aanzienlijk en er is meer aandacht voor de leerlingen als mens. Aangezien veel leerlingen op het MPC vinden dat de leraren af en toe niet erg geïnteresseerd in hen zijn, kan dit als oplossing fungeren. De leerlingen die zo nu en dan behoefte hebben aan contact met een vaste leraar, kunnen zelf iemand uitkiezen waar ze zo nu en dan mee kunnen praten als ze ergens mee zitten. Uiteraard kan deze methode ook in een andere vorm gegoten worden die meer van toepassing is op het MPC, maar het principe is bruikbaar. § 6 De leerlingen aan het woord In de krant van Sint Maarten, de Daily Herald van 19 augustus 2003, heeft een klein artikel gestaan waarin bewoners van het eiland om hun mening werd gevraagd met betrekking tot verbeteringen in het onderwijs. Tussen de mening van de Sint Maartense bevolking en de mening van de leerlingen van het Milton Peters College zijn veel overeenkomsten. Aangezien in dit artikel zaken naar voren die de leerlingen ook aandragen, is het interessant om deze hier te vermelden. Het artikel heette ‘Opinions on improvements in education’ en de relevante punten die daarin naar voren komen, zijn: - Ouders meer betrekken bij het onderwijs van hun kinderen - Er zijn te veel scholen in St Peters (de wijk waarin zich ook het MPC bevindt) waardoor er een enorme verkeersdrukte ontstaat - ‘Overcrowding’ op scholen, teveel kinderen waardoor problemen ontstaan - Meer aandacht besteden aan drugs en de bestrijding ervan - Meer en bredere naschoolse activiteiten opzetten - Meer sportactiviteiten om zo de vrije tijd van de jongeren op te vullen - Meer onderwijsmateriaal Met betrekking tot de verbeteringen die op school doorgevoerd zouden kunnen worden, hebben ook de leerlingen talloze ideeën. Een aantal leerlingen gaf zelf echter aan dat zij verbeteringen niet nodig vinden, zij zeggen dat de school in orde is. De meeste leerlingen hebben echter genoeg ideeën om de school te verbeteren.
45
De vaakst genoemde verbeteringen hebben meestal met materiële zaken te maken. Leerlingen zouden bijvoorbeeld graag zien dat er verbeterde toiletten komen, waarvan de deuren beter sluiten, meer bankjes om in de pauzes op te zitten, meer computers om te kunnen gebruiken voor werkstukken of spelletjes, een grotere kantine om minder lange rijen te hebben in de pauze. Verder willen ze soms ook metaaldetectoren en camera’s bij de ingang ter controle op wapens, meer water coolers om water te drinken, een hogere muur om de school, meer en beter lesmateriaal en airco in de klaslokalen omdat het vaak warm is. Ook zijn er veel verbeteringen die niet zozeer met materieel te maken hebben. Ten eerste zegt zo’n 10 % van de leerlingen dat ze graag een betere organisatie van de school zouden willen zien omdat daar nu af en toe geen touw aan vast te knopen is. Ook opvallend is dat sommige leerlingen (9,5%) vinden dat er meer interesse moet zijn voor de studenten. Meer persoonlijk contact tussen studenten en kantoor zou volgens hen al kunnen zorgen voor meer betrokkenheid en misschien dus voor minder problemen. Op die manier kun je volgens hen preventief werken en een hoop problemen voor zijn. Vaak zijn dingen sneller voorkomen dan opgelost en is het dus van belang dat probleemsituaties die gesignaleerd worden bij een bepaalde leerling worden doorgegeven aan een verantwoordelijke zodat er naar een oplossing gezocht kan worden. Ook geven de leerlingen aan dat zij het drugsprobleem en de gevechten op school graag opgelost zouden zien. Een consequentere hantering van de regels en meer controle op spijbelen is volgens de leerlingen ook wel nodig. Strenger zijn en meer straf geven is volgens de leerlingen noodzakelijk. Ook zouden de leraren wat beter op tijd moeten komen en meer les moeten geven. De ID-kaarten die elk jaar aangeschaft moeten worden, zouden eens in gebruik genomen moeten worden om te voorkomen dat er verkeerde mensen worden toegelaten op het schoolterrein. Dat er op de school te veel leerlingen zitten is een feit, de lokalen zitten vol en er zijn amper genoeg voorzieningen voor iedereen. Daarom stelt een aantal leerlingen ook voor om de school op te splitsen, of om gewoon minder leerlingen op school toe te laten. Als hij zelf iets zou kunnen veranderen in de school dan zou Steve ervoor zorgen dat de regels gelijk gehanteerd worden voor iedereen. Op zich zijn de schoolregels wel goed, maar dan moeten ze wel voor iedereen gelden en er niemand voorgetrokken worden. Sharisma (17, PBL) vindt wel dat er verbeteringen moeten worden doorgevoerd met betrekking tot de veiligheid op school, om te beginnen zou ze meer ‘securities’ op school aanwezig willen hebben. Ze zouden metaaldetectoren moeten gebruiken om op wapenbezit te controleren. Verder vindt ze dat er ook meer water coolers moeten komen omdat er nu maar twee zijn! Mandy (17, PBL) vindt dat het ‘definitely’ nodig is om maatregelen te treffen om de school veiliger te maken. Als ze zelf een suggestie mag doen, zou ze willen adviseren om meer ‘on the students case’ te zijn, checken van studenten is daarbij belangrijk, en met ze praten, activiteiten organiseren in de vrije uren. Ze vindt dus eigenlijk dat er meer betrokkenheid tussen docenten en studenten bewerkstelligd zou moeten worden, het is belangrijk om naar de studenten te luisteren. Als Amanda (13, PKL) iets aan de school zou mogen veranderen zou ze meer materiaal willen hebben. Meer klaslokalen, meer en betere boeken. Denzel (15, PKL) denkt dat je de school niet tot een gevangenis moet maken, want dat is het al half, maar je moet meer aandacht besteden aan lesmateriaal en –mogelijkheden. Intussen mag je de veiligheid niet uit het oog verliezen. De muur die is gebouwd vindt hij een geweldig idee, er wordt minder gespijbeld. Wel vindt hij dat er meer ruimte moet komen om te zitten want het is echt te druk en je mag nergens anders zitten dan op de bankjes en die zijn soms vol. Aan de overbevolking moet ook gedacht worden. Veel dingen moeten aldus verbeterd worden, en het ligt niet alleen aan de studenten. Deseree (15, PKL) vindt wel dat het nodig is om de school te verbeteren op bepaalde gebieden als een grotere kantine en airco in alle lokalen. Vooral de kantine ziet ze als een probleem omdat je in de 20 minuten pauze graag wat te eten wil halen, maar door de lange rijen moet je vaak zo lang wachten dat je te laat komt in de les Aisha (16, PKL) vindt niet dat er echt veel veranderd zou moeten worden op de school, ‘it is allright’. Qua verbeteringen zegt Naomi (13, MAVO) dat het goed zou zijn als er wat meer gepraat zou worden met de leerlingen over wat hen bezighoudt. In het mentoruur gebeurt dit al, en ook kun je naar je mentor toe om individueel met hem te spreken, maar dat vindt Naomi (13, MAVO) niet echt nodig. Tenslotte vraag ik Gabriel (16, HAVO/VWO) nog wat hij zou veranderen op school. Hij heeft twee dingen, ten eerste is de band opbouwen tussen studenten en medewerkers volgens hem
46
belangrijk. Ten tweede moet er al vanaf jonge leeftijd meer aandacht worden besteed aan begeleiding , in het denken aan de toekomst, het stimuleren van lezen, en lees- en spreekvaardigheid. Als Ivana (17, HAVO/VWO) iets aan de school mocht veranderen, zou dat zijn dat de schoolboeken meer georiënteerd zouden zijn op Amerika omdat de boeken nu veelal over sneeuw en treinen gaan en de kinderen hier weten niet eens wat dat is. Meer zou er ook Engelstalig gemaakt moeten worden omdat veel kinderen het Nederlands gewoon niet begrijpen. Tenslotte zou ze willen dat de leraren op tijd zijn en dat ze eens wat meer lesgeven. Zelfstandigheid is prima maar je kunt niet eerst drie jaar goede begeleiding geven en dan een klas opeens helemaal loslaten. Je moet dan geleidelijk toewerken naar zelfstandigheid met planningen, beginnend bij twee weken en dan langzaamaan opbouwen. Het is wel lekker makkelijk om de leerlingen het allemaal zelf te laten doen, en als ze met een vraag komen ze doorverwijzen naar de bieb of naar het internet. Als Tiffany (16, HAVO/VWO) iets zou mogen veranderen zou het de manier zijn waarop zoveel dingen geregeld zijn op school. Veel dingen gebeuren op een rare manier. Leerlingen worden slecht geïnformeerd over bepaalde dingen, dingen duren erg lang voordat ze geregeld zijn. Voorbeelden hiervan zijn dat boeken op zich laten wachten, roosters veranderen vier keer per jaar, sommige dingen worden een dag van tevoren aangekondigd. Het proefwerkrooster is ook erg onlogisch ingedeeld, bijvoorbeeld op een dag twee teksten waarvoor je niets hoeft te doen en de volgende dag twee zware leerproefwerken! Dat soort dingen, zouden beter geregeld moeten worden. Tenslotte is het ook zo dat er veel te veel leerlingen op de school zitten en dat dat ook voor overlast zorgt. Om de BVO-sectie naar de Sundial te verhuizen is geen goed idee omdat daar alleen maar meer ruzie van komt, eerder zouden ze de HAVO/VWO apart kunnen zetten, alhoewel dat weer niet zo leuk is voor de mensen die vrienden hebben op de MAVO bijv. In elk geval zou het volgens Tiffany (16, HAVO/VWO) wel helpen als de school op een of andere manier opgesplitst zou kunnen worden. Als Joel (15, HAVO/VWO) iets in de school zou mogen veranderen, zou dat het drugsgebruik zijn, meer ‘security guards’ en hogere hekken. Verder zouden er meer klaslokalen moeten zijn omdat er daar toch vaak een tekort aan is.
47
48
Hoofdstuk 5: Analyse en conclusies De vraagstelling die beantwoord wordt in deze scriptie luidt: ‘hoe beleven de leerlingen de onveiligheid op school?’. Bij de beantwoording wordt gebruik gemaakt van de sociale leertheorie die ook een rol speelt in de antropologische wetenschap. Bij deze theorie wordt ervan uitgegaan dat menselijk gedrag wordt geleerd. Het zogenaamde ‘nature-nurture’ debat is hierbij van belang. In dit debat staat de vraag of gedrag aangeboren og aangeleerd is. De lezer moet zich daarnaast realiseren dat de scriptie is geschreven vanuit het perspectief van de leerlingen. De meningen en visies van de leraren of ouders zijn in mindere mate meegenomen omdat deze niet onder de vraagstelling van de scriptie vallen. In dit hoofdstuk wordt om te beginnen een algemeen beeld geschetst van de visie van de leerlingen op de problemen en de oplossingen zoals die in de scriptie naar voren zijn gekomen. Over schoolveiligheid hebben de leerlingen allemaal een mening. De meesten vinden dat er op het MPC een aantal zaken spelen die invloed hebben op de veiligheid op school. Ze noemen dan vaak als voorbeeld de vechtpartijen en het druggebruik op school. Het is echter opvallend dat de meeste leerlingen het toch leuk vinden om naar school te gaan omdat ze daar bijvoorbeeld gezellig met hun vrienden kunnen kletsen. De meeste leerlingen zeggen zich op school niet bedreigd te voelen en vinden ook dat er in de laatste jaren veel is verbeterd ten aanzien van veiligheid op school. De leerlingen zijn zich veelal wel bewust van het bestaan van de regels, maar zeggen dat er slecht op wordt gecontroleerd. Sommige regels uit het reglement vinden ze onzinnig. Deze regels hebben vaak betrekking op het meenemen van ‘discmans’ en telefoons of het dragen van petten en slippers. Als men vervolgens enkele van de regels doorneemt, moet je ook concluderen dat op school niet goed wordt toegezien op de naleving van de regels. De meningen van de leerlingen over de leraren zijn verdeeld. Alhoewel veel leerlingen van mening zijn dat de meeste leraren heel vriendelijk zijn en goed kunnen uitleggen, heb ik ook wezenlijke problemen geconstateerd. Sommige leerlingen hadden namelijk klachten over docenten. Zij zeiden bijvoorbeeld dat leraren vaak te laat in de les komen en dat dit natuurlijk niet het goede voorbeeld is, aangezien de leerlingen wel op tijd in de les moeten zijn. Ook vinden de leerlingen dat de leraren niet mogen roken op het schoolterrein aangezien die regel voor iedereen geldt. Tenslotte vinden ze dat de leraren de leerlingen soms met weinig respect behandelen en de leerlingen zich daardoor gekleineerd voelen. Daarnaast ervaren de leerlingen dat zij met hun klachten over leraren niet echt ergens terecht kunnen, omdat men elkaar dan toch de hand boven het hoofd houdt. Wapens op school baren de leerlingen over het algemeen niet erg veel zorgen. Sommige leerlingen zeggen wel dat er leerlingen zijn die wapens meenemen, maar het gaat meestal ‘slechts’ om wat zakmessen en boksbeugels. Vaak vinden de leerlingen het vechten op school en de ‘gangs’ het grootste probleem. Twintig procent van de leerlingen vindt echter dat er te veel wordt gevochten op school. Dit is opmerkelijk aangezien de leerlingen tijdens de interviews vol zitten met verhalen over vechtpartijen. Het kan erop duiden dat ze de gevechten niet ernstig vinden en het hen dus ook niet stoort. Ook kan het te maken hebben met het feit dat de leerlingen de vechtpartijen toch ook vaak zien als een spektakel en er graag naar staan te kijken. Dit is duidelijk te merken op het schoolplein: zodra er maar sprake is van een opstootje, schaart een grote groep leerlingen zich er meteen omheen om te kijken wat er gebeurt. Opmerkelijk is ook de houding van de leerlingen ten aanzien van vechten. Hier komt de macho-cultuur naar voren die er heerst onder de leerlingen van het Milton Peters College. Veel leerlingen zijn van mening dat men zichzelf moet verdedigen en het dus geoorloofd is om terug te slaan als je wordt aangevallen. Daarnaast heerst nog het denkbeeld dat je voor lafaard wordt aangezien als je niet terugvecht. Drugs op school is wel een onderwerp dat speelt bij de leerlingen, al is het minder belangrijk dan de gevechten. Mijn indruk is dat de leerlingen vinden dat het om een klein aantal jongeren gaat. De meeste leerlingen kennen wel iemand die drugs gebruikt op school en vinden dat dit aangepakt zou moeten worden. Ze vinden dat deze leerlingen geholpen moeten worden en dat de school niet zijn kop in het zand moet steken. Als de leerlingen in de eerste enquête gevraagd wordt of zij seksuele intimidatie een probleem vinden op het MPC, antwoordt bijna 60% van wel. Bij de meisjes is het percentage dat het als probleem ervaart, bijna tien procent groter dan bij de jongens. Dit is natuurlijk een verontrustend grote hoeveelheid van de leerlingen die seksuele intimidatie als probleem ziet. Dit cijfer is ongetwijfeld beïnvloed door het feit dat bij de meting de ontuchtzaak op het MPC net aan het daglicht was gekomen. Opgemerkt moet worden dat tijdens de interviews de leerlingen erg bezig waren met het onderwerp seksuele intimidatie in de weken dat de affaire op school speelde.
49
Pesten op school wordt door de meeste leerlingen niet als een probleem ervaren. De meeste zeggen nooit gepest te worden en als het al bij hen in de klas gebeurt, dan is het gewoon voor de grap en niet om diegene te kwetsen. De schoolbus vinden de leerlingen niet echt onveilig. Sommigen moeten er in het begin wel even aan wennen, maar voelen zich dan al gauw op hun gemak. Wel zijn de meesten van mening dat de schoolbussen iets later moeten vertrekken van school, omdat ze nu soms amper de tijd hebben om hun bus te halen. De leerlingen hebben soms veel vrije uren op school en dat kan zorgen voor verveling en aldus problemen veroorzaken. Wat tijdens het onderzoek een belangrijk onderwerp is gebleken, is de manier waarop de leerlingen omgaan met de problemen op school. Hoewel men het erover eens is dat er wel een aantal problemen spelen op school, ondervinden de meeste leerlingen hiervan toch niet echt veel hinder. Dit komt door de manieren, ofwel ‘coping’ strategieën, die zij hebben om om te gaan met de problemen op school. ‘Coping’ strategieën refereren aan speciale inspanningen die mensen leveren, zowel gedragsmatig als psychologisch, om met stressvolle situaties om te gaan. Men kan twee algemene ‘coping’ strategieën onderscheiden: enerzijds de probleem-oplossende strategie die actief iets doet aan het verminderen van stressvolle situaties en anderzijds de emotie-gerichte strategie die zich meer richt op het reguleren van de emotionele consequenties van (potentieel) stressvolle situaties. Onderzoek heeft uitgewezen dat mensen beide strategieën hanteren om stressvolle situaties het hoofd te bieden. (Folkman & Lazarus, 1980). Dit ‘coping-gedrag’, met name de probleem-oplossende strategie, is ook terug te vinden bij de leerlingen op het Milton Peters College. De manieren die zij gebruiken zijn: zich afzijdig houden van de problemen op school, je alleen met je eigen zaken bemoeien en uit de buurt blijven bij de zogenaamde ‘bad kids’. De leerlingen zeggen meerdere malen voorzichtig om te gaan met het vertrouwen van medeleerlingen. Dat voorkomt geroddel, ruzies en problemen. Ze gaan liever om met enkele goede vrienden of vriendinnen die ze wel vertrouwen. Tenslotte is het hebben van vrienden voor veel leerlingen ook een manier om zich te beschermen tegen de problemen. Deze vrienden komen voor elkaar op bij ruzies en vechtpartijen op school. Gevraagd naar de reputatie die de school heeft op het eiland, vinden bijna alle leerlingen dat deze ten onrechte negatief is. Er gebeuren ook positieve dingen op school, die nooit in de media komen, deze zouden de slechte naam van het MPC ook kunnen veranderenn. Tenslotte is over het geheel van het onderzoek duidelijk naar voren gekomen dat de leerlingen in elk geval het laatste jaar verbeteringen hebben geconstateerd ten aanzien van de veiligheid op school. Om te beginnen vinden er veel minder en ook minder heftige vechtpartijen plaats op school. Daarnaast merken de leerlingen op dat de school haar best doet om de situatie te verbeteren door bijvoorbeeld de muur te bouwen. Toch zijn de meeste leerlingen het erover eens dat er nog veel verbeterd kan worden op het Milton Peters College. Zoals blijkt uit het onderzoek, vinden op het Milton Peters College verschillende vormen van geweld plaats die door van der Ploeg en Mooij (1998) onderscheiden worden. Zowel fysiek als psychisch, openlijk en bedekt, toch is het geweld meestal incidenteel en instrumenteel in de ogen van de leerlingen. Het geweld is zowel verbaal als non-verbaal en vindt soms individueel plaats en soms in groepsverband, in ‘gangs’. Zoals eerder besproken, zijn er diverse theoretische benaderingswijzen van geweld. In de visie van de leerlingen herken je er een aantal theorieën direct terug. Leerlingen zeggen bijvoorbeeld dat de ruzies komen door een aantal leerlingen die zij ‘bad kids’ noemen, dit stemt overeen met de psychodynamische visie van Freud. Als men zich echter richt op de oplossingen die de school kan bieden ten aanzien van de problemen, is het beter om de sociale-leertheorie als uitgangspunt te nemen. Deze visie komt namelijk overeen met de antropologische kijk op onderwijs en geweld. In de antropologie gaat men er namelijk van uit dat al het gedrag aangeleerd gedrag is. Via opvoeding worden gedrag, normen en waarden en cultuur overgedragen aan een volgende generatie. Deze manier wordt op vergelijkbare, geformaliseerde wijze gehanteerd in het onderwijs. In het onderwijs vindt namelijk ook enculturatie plaats, dit is het proces van onbewuste en bewuste, formele en informele culturele vorming. In de antropologie wordt het onderwijs aldus ook gezien als de overbrenger van cultuur. (Spindler 1974) Met deze theorie als uitgangspunt, is het van groot belang om te bestuderen wat de leerlingen op school wordt geleerd. Zij nemen hetgeen hen geleerd wordt op school namelijk over omdat het volgens de sociale leertheorie aan hen wordt overgedragen. Het is dus van belang om de signalen die vanuit de school naar de leerlingen toe worden uitgezonden, te bestuderen. Op school hebben leerlingen veelal het idee dat er geen sprake is van een veilige vertrouwde omgeving. Dit komt door hetgeen de school uitstraalt. Leerlingen kunnen het beste leren wanneer hun veiligheidsgevoel goed is, omdat ze zich dan op hun gemak voelen en hun energie alleen hoeven te steken in het leren en niet in het hanteren van conflictsituaties.
50
Hier ligt dan ook de basis van het probleem op het Milton Peters College; leerlingen hebben boven alles behoefte aan veiligheid. Deze veiligheid komt om te beginnen voort uit de afwezigheid van risico’s als de vechtpartijen en het gebruik van drugs op school. Daarnaast zijn ook gevoelens belangrijk; de leerlingen willen het gevoel hebben dat ze serieus genomen worden, dat er naar ze geluisterd wordt, dat er een sfeer van vertrouwen heerst op school. Vaak voelen de leerlingen zich niet gehoord of serieus genomen door docenten. Tenslotte hebben de leerlingen ook behoefte aan duidelijkheid en structuur. Zoals iedereen, hebben vooral jongeren een zekere regelmaat nodig in hun leven. Grenzen geven hierbij aan hoe ver ze kunnen gaan en wanneer ze deze grens overschrijden. Als deze grenzen echter niet duidelijk en eenduidig worden aangegeven, weten de leerlingen niet waar ze aan toe zijn. Dan hebben ze dus de mogelijkheid om uit te proberen en te kijken hoe ver ze kunnen gaan. De structuur die grenzen aangeeft, verschaft de jongeren de stabiliteit op school die ze nodig hebben. De veiligheidsbeleving van de leerlingen op het Milton Peters College wordt op een viertal concrete gebieden negatief beïnvloed. Uiteraard zijn er meer kanttekeningen te plaatsen, maar voor deze conclusie zal ik me richten op de vier onderwerpen die ik heb geselecteerd. Deze onderwerpen – die onderling nauw samenhangen- kwamen in het onderzoek het vaakst naar voren als negatieve ervaringen bij de leerlingen. Verder zijn dit ook thema’s waar de school mee aan de slag zou kunnen gaan. 1. De gevechten en het gebruik van drugs op school 2. De onduidelijke organisatie van de school 3. Matige interesse in de leerlingen 4. Inconsequente toepassing en naleving van de regels Ad 1. De gevechten en het gebruik van drugs op school. In de enquête zegt 20 % van de leerlingen dat er op school teveel wordt gevochten. Maar uit de interviews en verhalen van de leerlingen moet toch wel opgemaakt worden dat de vechtpartijen een belangrijke bron van onveiligheid vormen. Als de leerlingen wordt gevraagd wat zij onder veilig zijn op school verstaan, geven zij meestal als antwoord, zich niet bedreigd voelen en zich geen zorgen hoeven te maken en dat er geen vechtpartijen plaatsvinden. Vaak worden verhalen over vechtpartijen verteld tijdens de interviews. Tot in detail vertelden leerlingen wat er was gebeurd en wat zij ervan vonden. Wel geven ze toe dat het nu minder is dan vroeger toen er elke dag wel ergens op school een relletje uitbrak In de eerste enquête vertelde 75 % van de leerlingen dat zij geweld op school als een probleem ervaren en 22% van de leerlingen voelt zich soms of regelmatig bedreigd door medeleerlingen. Als gekeken wordt naar het vechten op school, is het van belang om te achterhalen wat de houding van de leerlingen is ten aanzien van vechten. Het is namelijk opvallend dat er op het Milton Peters College een duidelijke macho-houding heerst ten aanzien van vechten. Veel leerlingen zien het als een verplichting om zich te verdedigen. In een enquête geeft maar liefst 85% van de leerlingen toe dat zij het geoorloofd vinden om zich te verdedigen en daarvoor iemand anders te slaan. Zelf zeggen de leerlingen dat de oplossing voor de gevechten ligt in het aanstellen van meer security guards, meer bewakingscamera’s, metaaldetectoren en het naar huis sturen van zogenaamde ‘bad kids’. Op Curaçao is al een actieplan opgesteld met het doel de veiligheid op scholen te verbeteren. Hierin staat dat er nauwer wordt samengewerkt met de politie, meer voorlichting en trainingen worden gegeven over drugs en dat individuele gevallen worden opgespoord en geholpen. (zie bijlage 5) Drugs is volgens veel leerlingen ook een issue op school. Maar liefst de helft van de leerlingen geeft in de enquête toe dat ze iemand kennen die drugs gebruikt of verhandelt op school. Daarom is het van belang om de drugsgebruikers te helpen met hun probleem, aangezien hun schoolprestaties achteruit gaan en deze leerlingen een slechte invloed op hun vrienden kunnen hebben. Op het MPC moet echter niet alleen aan symptoombestrijding en repressie gewerkt worden, want dan verandert de school in een gevangenis. Het is nuttiger om de problemen bij de wortel aan te pakken en dus te kijken naar de oorzaken van de vechtpartijen. De sfeer op school kan al heel wat veranderen aan de situatie. Als er toch een chaotische sfeer heerst op school, ligt het meer in de lijn der verwachting dat er gevochten wordt. Terwijl als de school een duidelijke structuur handhaaft met betrekking tot regels, sancties en organisatie van de school, het de veilige sfeer zal bevorderen. De volgende drie onderwerpen zijn daarvan voorbeelden die door de leerlingen zelf zijn aangegeven. Aan deze punten zou gewerkt kunnen worden teneinde de sfeer op het Milton Peters College te verbeteren, wat vervolgens de veiligheid ten goede zou komen.
51
Ad 2. De onduidelijke organisatie van de school De leerlingen storen zich met regelmaat aan de onduidelijkheid van de organisatie van de school. Veel dingen zijn onduidelijk, worden laat meegedeeld of telkens weer veranderd. Hoe meer verhalen in het onderzoek naar voren kwamen, hoe vaker het opviel dat de leerlingen opmerkingen hadden over de, volgens hen, slechte organisatie van de school. De leerlingen klaagden vaak over dingen die niet goed zijn geregeld op school. Deze aspecten hebben ook te maken met de veiligheidsbeleving van de leerlingen op school. Alhoewel ze minder voor de hand liggen dan onderwerpen als vechten en drugs, kunnen zij ook zorgen voor een verminderd gevoel van veiligheid. Roosters veranderen vier maal per jaar, docenten zijn vaak ziek en daar weten de leerlingen dan weer niets van etc. Daarnaast heeft het schoolbestuur deze signalen zelf ook al opgevangen. Zij zijn al begonnen met het reorganiseren van het Milton Peters College. Met name de ‘eilandstructuur’ op de scholengemeenschap wordt daarbij aangepakt en er wordt gezorgd voor meer eenheid en overleg. Het Milton Peters College heeft namelijk verschillende schooltypen in huis, die elk voor zich vrij zelfstandig opereren. Hierdoor is er weinig onderling overleg en lopen er nog wel eens dingen verkeerd. De leerlingen merken echter al wel dat er gewerkt wordt aan verbeteringen op de school, dus het is van belang dat men deze trend doorzet. Ondanks dat is er veel onduidelijkheid over de organisatie van de school en dat ervaren veel leerlingen als een probleem. Uit dit onderzoek wordt duidelijk dat het voor de leerlingen van belang is dat er duidelijkheid heerst op school. De leerlingen willen weten waar ze aan toe zijn, hebben er een hekel aan als er elke keer weer dingen veranderen in hun schoolomgeving. Ad 3. Matige interesse in de leerlingen Een volgend onderwerp dat naar voren kwam in het onderzoek, was het gebrek aan interesse in de leerlingen. De leraren hebben vaak geen tijd om naar de leerlingen te luisteren en daardoor hebben ze vaker het gevoel dat ze hun ei niet kwijt kunnen. Zoals Hirschi (1969) al stelde is het van wezenlijk belang dat er een hoge mate van betrokkenheid is tussen de leerlingen en hun (leer)omgeving. Dit komt namelijk de vier elementen van sociale binding ten goede: ‘attachment’, ‘commitment’, ‘involvement’ en ‘belief’. Leerlingen zijn in de enquêtes over het algemeen vrij positief over de docenten. Gemiddeld 60% is het erover eens dat ze goed lesgeven, niet te streng zijn, het goede voorbeeld geven en aardig zijn in de les. Daar staat tegenover dat zo’n 40% ontevreden is over de leraren. Zij zeggen dat de leraren hen niet met respect behandelen en geen interesse in hen tonen. Veelal zeggen de leerlingen ook niet echt een goede band te hebben met een leraar, ze zouden bijvoorbeeld niet goed weten bij wie ze terecht zouden kunnen met problemen, afgezien van de maatschappelijk werkster. Om zich veilig te voelen op school, hebben de leerlingen het gevoel nodig dat ze meetellen. Ze willen dat er naar hen geluisterd wordt en dat ze met respect worden behandeld worden. Ad 4. Inconsequente toepassing en naleving van de regels Tenslotte is het voor de leerlingen duidelijk een probleem dat op school niet consequent wordt toegezien op de naleving van de regels. Dit zorgt voor een chaotische situatie waarbij er soms wel en dan weer niet wordt toegezien op de regels. De ene keer mogen leerlingen wel op slippers naar school komen en de andere keer niet, de ene leerling krijgt strafwerk voor een overtreding en een ander wordt geschorst. De leerlingen zijn het erover eens dat er weinig tot niet wordt gecontroleerd of de regels worden nageleefd. De meeste zijn zich wel bewust van de regels, weten dat ze bestaan; 67 % van hen zegt echter in de eerste enquête dat er bijna niet wordt gecontroleerd op de regels. In de tweede enquête zegt de helft van de leerlingen dat de regels goed worden gehandhaafd, de rest vindt dat er strenger gecontroleerd moet worden of dat de directie meer consequenties moet verbinden aan overtredingen. In een open vraag over wat de leerlingen verbeterd zouden willen zien op school, worden regelmatig zaken genoemd als stengere controle op de regels, vaker tassen en leerlingen controleren en meer toezicht op school. Het feit dat de leerlingen dat zelf aangeven, stemt tot nadenken. Als er dan regels worden gehanteerd, moeten deze in elk geval door alle partijen begrepen worden. Er moet dus een voor iedereen toegankelijk en leesbaar schoolreglement opgesteld worden, zodat deze breed gedragen kan worden. Men moet het met elkaar eens zijn en achter de regels kunnen staan om ze ook als zodanig uit te dragen. Dat wil zeggen dat zowel de docenten als de studenten inspraak in het ontwikkelen van regels zouden moeten hebben. Door deze studenteninspraak, kan draagvlak worden gecreëerd bij de leerlingen voor de toepassing van de regels. Daarnaast is het cruciaal dat er op de naleving van de regels toegezien wordt. Door het toepassen van de regels wordt gezorgd dat ze geldig worden.
52
Verder is het van belang dat er eensgezindheid bestaat tussen de leerkrachten over de regels en de handhaving daarvan. Het beste zou zijn als de leerkrachten op een gelijke manier optreden naar leerlingen die de regels overtreden, op die manier voorkomt men ook het uitspelen van leraren tegen elkaar. Tenslotte is het van belang om zich te realiseren dat regels ook te maken hebben met factoren die cultureel bepaald zijn. In Nederland is er bijvoorbeeld de laatste decennia sprake van een verschuiving van een strikt hiërarchisch model naar een overlegcultuur in het onderwijs. De leerlingen hebben meer inspraak gekregen. Op Sint Maarten is er meer sprake van een autoritaire houding ten opzichte van leerlingen of jongeren. Het kan een goed idee zijn om de nieuwe leraren uit Nederland een korte briefing te geven om hen inzicht te geven in de verhoudingen tussen leraar en leerling op Sint Maarten. Dit om een beter begrip te bewerkstelligen tussen leerlingen en leraren. Op die manier zou het veiligheidsgevoel van de leerlingen ook verbeterd kunnen worden. Tot slot is het van belang om te zeggen dat volgens de leertheorie het gedrag van de leerlingen geleerd gedrag is. Hieruit volgt dat leerlingen hetgeen op school gebeurt over zullen nemen. Als de situatie chaotisch is en de regels niet consequent gehanteerd worden, zullen de leerlingen daar snel aan wennen en hun gedrag daarop afstemmen. Daarom is het mijns inziens van belang dat er op school het goede voorbeeld wordt gegeven en men dan pas kan verwachten dat de leerlingen dit gedrag zullen volgen. Dit onderzoek behandelt slechts een gedeelte van de situatie vanuit een afgebakend perspectief. Dit betekent dat er aspecten onbelicht zijn gebleven die wellicht ook van belang zijn. Hierbij denk ik aan etniciteit, maatschappelijke klasse van de leerlingen, het perspectief van de docenten, het schoolbestuur, ouders en andere betrokkenen. Daarnaast zou een vergelijkend onderzoek tussen schooltypen en leeftijdscategorieën interessant kunnen zijn. Wellicht zijn dit ideeën die in een mogelijk vervolgonderzoek aan bod zouden kunnen komen.
53
54
Literatuurlijst: -
Aijmer, Göran and Abbink, Jon. 2000 Meanings of violence. A cross cultural perspective. Oxford: Oxford International Publishers Ltd.
-
Bernard, H. Russell. 2002 Research methods in anthropology. Qualitative and quantitative approaches. Walnut Creek, CA: AltaMira Press.
-
Calhoun, Craig J. and Ianni, Francis A.J. 1976 The anthropological study of education. The Hague: Mouton Publishers.
-
Cornwall, Andrea and Lindisfarne, Nancy. 1994 Dislocating masculinity. Comparative Ethnographies. Routledge, London.
-
Folkman, S., & Lazarus, R. S. (1980). An analysis of coping in a middle-aged community sample. Journal of Health and Social Behavior, 21, 219-239.
-
Gilmore, David D. 1990 Manhood in the making. Cultural concepts of masculinity. Vail-Ballou Press, Binghamton, New York.
-
Harris, Marvin. 1997 Culture, People, Nature. An introduction to general anthropology. United States: Addison-Wesley Educational Publishers Inc.
-
Hirschi, Travis. 1969 Causes of delinquency. Berkeley: University of California Press.
-
Lauwerijssen, Michiel en Ruigrok, Jan. 2002 Geweld rond je kind. Kampen: Uitgeverij Kok.
-
Merrill, Beverly. 1997 Caribbean schools in crisis. Discover what’s wrong with our schools…Learn the facts…and the solutions. Join the fight for better educational standards. United States of America.
-
Mintz, W. Sidney en Price, Richard. 2003 De geboorte van de Afrikaans-Amerikaanse cultuur. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.
-
Ploeg, van der J.D./ Mooij, T (red.). 1998 Geweld op school. Achtergronden, omvang, oorzaak preventie en aanpak. Rotterdam: Lemniscaat.
-
Riches, David. 1986 The anthropology of violence. Oxford: Basil Blackwell
-
Roberts, Joan J.,Akinsanya Sherrie K. 1976 Schooling in the cultural context. Anthropological studies of education. New York: David Mc Kay company Inc.
-
Spindler, George D. 1974 Education and cultural process. Toward anthropology of education.USA: Holt, Rinehart and Winston, inc.
-
Wax, Murray L., Diamond Stanley en Gearing Fred O. 1971 Anthropological perspectives on education. New York: Basic Book Publishers Inc.
55
-
Bijlagen:
Bijlage 1: Artikel Teen times, jongerenkrant op Sint Maarten Teen Times took time out to speak to students from several schools and the local University of St. Martin to find out their expectations for the new school year. Patricia Lake -14-years-old, Milton Peters College I would be going over to third form this year and it feel good to be back. There are a lot of things that I think are needed to improve the school. For one the security measures should be improved because there are a lot of fights here. To make students jobs easier, the teachers should make the students jobs easier by maybe making a little joke here and there. I plan to work harder and I advise my fellow students to do the same. Steve Thervil -16-years-old, Milton Peters College Being back in school is good and I expect good things this year. Students should try their best to learn more. Teachers should be more aggressive with students. I would like to see less violence and more youths getting a better education. Teachers should put in place (disciplinary) measures for students that need it. I would advise students here to stay in school and do the right thing! They should stop smoking and skipping class and concentrate more on their work. This year the government should try to give more scholarships, better school facilities is also needed. Genevieve Espacia -14-years-old, Milton Peters College Even though I think that the vacation should’ve been a little, I’m still glad that I’m back. This year, I will definitely pay more attention in school, so that I can do good. To improve the school this year there should be less fighting, students should try to get along better with teachers. There should also be more after school activities. Steven Richardson -17-years-old, Milton Peters College It’s good to be back in school with my friends. I am hoping that I do better in my exams this year. The Government is doing a good job in education, the facilities are great. In order to achieve good grades students should make a resolution to study harder like I did. Cathriola Gumbs – 18-years-old, Sundial School This year I plan on bettering myself in terms of achieving better grades than last term. It’s my opinion that more focus should be placed on education island-wide. This school for example needs more computers, and new equipment, for the gym and Health Care class. The teachers here I find are too strict, they should try realize the students that have difficulties learning and help them in the things that are hard to understand. Fellow students, keep your head up! Don’t give into peer pressure. Things are getting harder and harder without an education so you should study hard. Tamara Daal -18-years-old, Sundial School Now that I’m back in school it’s great. I was eager to see the new students, teachers and my classmates. This term, I’m hoping to obtain a better relationship with teachers and other students. In order to better this school, there should be more after school activities to keep students busy and off the streets. I also feel that teachers should be more open to students’ opinion. I want to advise my
students to be nice to the teachers and to put your mind and heart into studying because education is very important for a better future.
Bijlage 2: Topiclijst interviews
Introduction: how long in the school, how old, born where? 1- If you think about being safe in school, what does it mean to you? What is the most important thing? 2- Do you think MPC has a problem concerning school safety? What? Why? 3- What behavior should not be tolerated do you think? Did you read the schoolrules? Do you agree with them? Strict/lenient, controlled or not? what happens if you violate the rules? 4- Teachers are a role model. Do you agree? What should or shouldn’t they do? 5- Do you feel threatened in school sometimes? Describe a situation in which you felt threatened. Where, when, how and reaction. Maybe other students? 6- Do you worry about your physical safety in school sometimes? Do students carry weapons in school? What kind? how do they get in the school? is it being controlled? 7- Do you sometimes get into a fight? How come, cause of the fights what do you do if you see a fight? what if a friend is involved? Why do students fight at all? 8- Do you think drugs is a problem at MPC? Where, how often, do you know people? 9- Do you think sexual intimidation is a problem at MPC? verwijzen naar de zaak op school, hebben ze erover gepraat? wat vonden ze ervan? 10- Does bullying make you less comfortable in school? Does it happen in your class, to you? 11- School is a community of friends. Do you agree? in school, in class, or outside? 12- Do you have any ideas or recommendations of how to make the school a safer place? What would you change in the school if you could change anything in the school? Verder nog: - schoolbus - vrije uren - na school - vervolgstudie/ werk - naam van de school
Bijlage 3: Antwoorden eerste enquête De antwoorden heb ik verdeeld in m, f en t. M staat voor male, f voor female en t is het totale aantal. 1 - class: - sex: m/f - age: year 2 I am aware of the schoolrules
3 There are general rules about the behaviour in class
4 I think rules are being controlled by teachers
5 I feel safer since the newly built wall around the school
6 I like going to school at MPC
7 I would like to go to another school
8 How I feel about my school: Hate 2m 1f 3t Strict 10m 12f 22t Boring 7m 9f
Very much
Quite much
Not much
Not at all
17m 29f 46t
22m 27f 49t
13m 8f 21t
3m 1f 4t
I am aware of them
I've heard of it
Maybe
No idea
39m 49f 88t
11m 15f 26t
3m 1f 4t
1m 1t
Always
Sometimes
Barely
Never
20m 19f 39t
27m 40f 67t
5m 6f 11t
-
Much safer
A bit safer
The same
Not safer
1m 6f 7t
12m 15f 27t
30m 20f 50t
12m 4f 16t
Very much
Quite much
Not so much
Not at all
38m 32f 70t
18m 22f 40t
7m 9f 16t
2m 2f 4t
Not at all
Not so much
Maybe
Very much
34m 39f 73t
7m 10f 17t
12m 14f 26t
2m 2f 4t
Love 19m 11f 30t
18m 34f 52t
5m 6f 11t
14m 20f 34t
21m 19f 50t
10m 21f 31t
10m 15f
21m 19f
10m 21f
Lenient
Fun
16t
25t
40t
31t
4m 8f 12t
15m 12f 27t
23m 31f 54t
7m 10f 17t
5m 3f 8t
7m 12f 19t
22m 25f 47t
14m 23f 37t
13m 7f 20t
14m 19f 33t
15m 22f 37t
9m 12f 21t
Unfriendly
Friendly
Bad
Good
Unfair
Fair
Sad
Happy 2m 2f 4t
9 I feel at ease in the classrooms
10 I feel at ease on the school premises
11 I feel at ease near the canteen
12 I feel safe between the schoolbuildings
13 I feel at ease in the schoolbus
14 I get along with my teachers
3m 11f 14t
34m 28f 62t
10m 21f 31t
Very much
Quite much
Not much
Not at all
17m 24f 41t
20m 34f 57t
18m 4f 22t
3m 1f 4t
Very much
Quite much
Not much
Not at all
10m 12f 22t
23m 34f 57t
20m 15f 35t
3m 4f 7t
Very much
Quite much
Not much
Not at all
5m 11f 16t
20m 10f 30t
18m 27f 45t
13m 16f 29t
Very much
Quite much
Not much
Not at all
9m 15f 24t
20m 35f 55t
25m 11f 36t
9m 3f 12t
Very much
Quite much
Not much
Not at all
20m 20f 40t
15m 15f 30t
9m 10f 19t
7m 13f 20t
Always
Most of the time
Sometimes
Almost never
14m 24f 38t
26m 28f 54t
14m 10f 24t
1m 3f 4t
15 I like teachers when they: (circle three) Are funny 42m 60f 102t Let us work for our selves 13m 22f 35t Are strict about rules 4m 1f 5t Are from St Maarten 7m 3f 10t Prepare class well 24m 28f 52t
Give us free hours Are loose about rules Are goodlooking Don't give much homework
14m 16f 30t 18m 18f 36t 6m 1f 7t 26m 35f 61t
16 I get along with other students of MPC
17 The other students bully me sometimes
18 The friends I have, are at MPC
19 I feel free to express my opinion in class
20 I follow friends in their behaviour to be one of them
21 I feel lonely when I am at school
22 If I have a problem I know where to go to talk about it
Most of the time
Sometimes
Almost never
Never
33m 46f 79t
22m17f 39t
2f 2t
-
A lot
Sometimes
Almost never
Never
1f 1t
1m 7f 8t
11m 12f 23t
34m 45f 79t
Most of them
Some of them
Not many
25m 25f 50t
21m 19f 40t
7m 7f 14t
1m 1t
Very much
Quite much
Not so much
Not at all
23m 19f 42t
12m 18f 30t
14m 26f 40t
7m 5f 12t
Often
Sometimes
-
7m 11f 18t
12m 14f 26t
36m 39f 75t
Always
Often
Sometimes
Never
1f 1t
8m 5f 13t
12m 27f 39t
35m 31f 66t
I do
I don't
38m 40f 78t
16m 16f 32t
23 I have been involved in a fight in the last six months
Yes
Almost never
/
No
10m 3f 13t 24 I know people in school who use or deal drugs
Yes
45m 62f 107t /
36m 24f 60t 25 I think stealing is a problem at MPC
Yes 31m 52f 83t
Never
No 19m 41f 60t
/
No 24m 11f 35t
26 I think violence is a problem at MPC
Yes 44m 51f 95t
27 I think sexual intimidation is a problem at MPC
Yes
/
No 18m 13f 31t
/
No
26m 42f 68t 28 I think it's okay to protect myself in a fight and hit back
29 If I don't fight back, I feel like a coward
30 I think it's okay to sometimes hit someone if he/she annoys me
I agree
I don't agree
49m 52f 101t
5m 13f 18t
I agree
I don't agree
27m 25f 52t
28m 39f 67t
I agree
I don't agree
15m 19f 34t
39m 46f 85t
I do
I don't
23m 34f 57t
32m 30f 62t
Always
Quite often
Sometimes
Almost never
-
2m 3f 5t
10m 9f 19t
43m 42f 85t
31 I feel like I have to watch my back, when I am in school
32 I feel physically threatened by other students
27m 21f 48t
33 How I feel about my safety in school: Afraid
Not afraid 2m 5f 7t
3m 6f 9t
17m 23f 40t
32m 33f 65t
Worried
Not worried 4m 4f 8t
4m 10f 14t
17m 22f 39t
25m 27f 52t
3m 4f 7t
7m 12f 19t
12m 16f 28t
18m 29f 47t
4m 4f 8t
10m 13f 23t
21m 29f 50t
14m 15f 29t
1m 3f
4m 9f
22m 24f
23m 21f
A problem
No problem
Not safe
Safe
Nervous
At ease
4t
13t
46t
44t
2m 5f 7t
9m 8f 17t
17m 25f 42t
21m 26f 47t
Not OK
OK
34 What does 'being safe in school' mean to you? - Fights 19 - Weapons 12 - Drugs 8 - Pesten 10 - Violence 2 - Niet bedreigd voelen 29 - Geen zorgen maken 19 - Regels volgen 1 - Diefstal 4 - Je goed voelen 8 - Niet gewond raken 1 - Plezier hebben 5 - No sexual harassment 4 - No problems 5 - Peer pressure 2 - Goede vrienden hebben 5 - No smoking 1 - Betekent heel veel voor mij 4 - Vrij om mijn mening te geven 2 - Respect 3 - ID card 1 - Van school gaan 1 - Terug kunnen vechten 1 35 Do you have any recommendations in order to make the school a safer place? - No 20 - Strenger zijn 7 - Meer guards 22 - Meer straf 2 - Meer camera's 11 - Metaal detector 7 Rode kruis op school 1 - 'Slechte' kinderen van school sturen 13 - Hogere muren 3 (tegen drugdealers) - Tassen controleren 2 - Studenten controleren 6 - Niet eerste klassers pesten 1 - Drugstest 3 - Toiletten controleren 2 - Geen messen 1 - Geen eieren met Halloween 1 - Meer banken 3 - Activiteiten in de vrije uren 3 - Kantine rij in de gaten houden 5 - Politie 1 - Backgate op slot 2 - Leraren niet roken, voorbeeldfunctie 7 - Meisjes niet zo uitdagend kleden 1 - Minder vrije uren 2 - Minder vechten/geweld/drugs 10 - ID checken 3
-
Leraren niet zo chagerijnig 1 Iedereen wat aardiger tegen elkaar 1 Oudere studenten bij elkaar houden 1 Vindt geen verbeteringen nodig 2 Meer hulp 2 Meer toezicht 4 School moet het zelf maar uitzoeken, ze luisteren toch niet 1 Het kan nooit veilig zijn 2 Schonere toiletten 1 Een andere Nederlandse middelbare school maken 1 Minder studenten 1 Capabele security guards 1 Leraren die niet hun positie misbruiken 1 Watercoolers 1 Douches in het gymlokaal 1 Grotere kantine 1 Deur van de toiletten die kunnen sluiten 1 Airco in elk klaslokaal 1 Iemand schrijft nog dat zij denkt dat de problemen op school worden veroorzaakt door de problemen die de kinderen thuis hebben, de stress van het schoolwerk, de problemen met leraren en met medestudenten die leerlingen veelal ervaren.
36 Circle the five words that show best how you feel about the school: Friendly 16m 18f 34t Fair 8m 13f 21t Crazy 23m 30f 53t Safe 10m 8f 18t Crowded 31m 37f 68t Fun 25m 36f 61t Boring 20m 24f 44t Bad 4m 11f 15t Clean 13m 10f 23t Lonely 4m 9f 13t Danger 17m 23f 40t Best 4m 4f 8t Good 20m 32f 52t Happy 9m 12f 21t Helpful 13m 18f 31t Love 6m 9f 15t Creepy 8m 10f 18t Sad 4m 1f 5t Hate 6m 7f 13t Home 4m 7f 11t
Bijlage 4: Antwoorden tweede enquête De antwoorden van deze tweede enquête is in percentages weergegeven, eerst jongens dan meisjes en eronder het totaal percentage. Age: Class: Sex: F/M CHECK ONE BOX FOR EVERY QUESTION!!! 1 I like going to school at MPC
I do
I don’t
I don’t like going to school at all
87,5-81,1 88,9
7,0-7,5 6,8
3,9-5,7 4,2
True
Not true
Fout 1
2 I think MPC has improved on safety in the last years 0,5 55,5-64,2 57,9
3 The most important way to keep out of trouble is
stay away from bad kids
43,8-37,7 44,2 be careful who you trust, they mind your own will tell bad business things behind your back 0,5
22,7-26,4 24,7
50,8-49,1 52,1
31,3-26,4 28,9
True
Not true
63,3-64,2 64,7 bad things happen in the school, sometimes I worry about it
36,7-34,0 37,4 not too many bad things happen in the school, it’s okay
20,3-13,2 18,4
31,3-28,3 31,0
4 Bullying happens almost always towards the 1st graders 1
5 Which of the following
bad things happen in the school, but I stay out of it, so I don’t get into trouble
0,5 47,7-64,2 54,2 6 If somebody fights me, I have to fight back, otherwise they think I am a coward
I agree
I don’t agree
45,3-71,7 56,3-30,2 55,8 48,4 the office the the rules are should teachers should being controlled attach more be more strict well consequen on the rules ces to violation of the rules
7 Concerning the schoolrules I think
4,7 21,1-17,0 20,5
26,6-18,9 23,7
49,2-62,3 54,2
8 I think my teachers at MPC: CIRCLE ONE EVERY LINE: a- teach well don’t teach well 21,1-90,0 78,9-10,0 61,6 38,4 b- are strict 37,9-44,2 38,9
are not strict 62,1-55,8 61,1
c- are a good example 81,0-61,2 74,7
are not a good example 19,0-38,8 25,3
d- are rude in class are nice in class 23,8-24,4 76,2-75,6 23,3 76,7 e- are distant 53,0-76,2 58,0
9 If you have friends and family in school you feel safer, more protected
10 I think there are enough checks to prevent children from bringing drugs or weapons to school
11 There are too many fights in the school
are loving and caring 47,0-23,8 42,0
True
Not true
72,7-77,4 75,3
26,6-26,4 27,9
I agree
I don’t agree
17,2-11,3 17,9
82,8-90,6 84,7
Yes too many
Not too many
0,5
12 I think the fights in school most of the times have to do with
18,0-26,4 21,1
82,0-73,6 81,6
Gangs
Relationships
He say, she say stories/ gossipping
Calling names
Being tough
23,8-26,7 25,1 Small things
9,2-4,7 8,4
37,0-33,7 34,0
12,1-7,0 11,5
10,3-10,5 9,7
I think they should, because I’m bored
It’s okay, I’m not bored
64,8-66,0 66,8
32,8-26,4 31,6
7,7-17,4 11,3 13 The school doesn’t organize activities, things to do during free hours
14 The school doesn’t have a good name on the island
It is It is not as bad as they say because of the fighting in the school
50,0-52,8 45,3
39,8-24,5 30,5
15 If I could change anything in the school it would be: CIRCLE THIS OPTION Nothing, it is okay like it is OR: CIRCLE THREE OF THESE More 10,2-16,7 computers Less fighting 8,1-7,4 Better 18,8-11,1 bathrooms Less drugs 8,4-6,2 More material 6,1-8,0 Better 9,4-8,6 organisation Bigger canteen 7,6-14,8 Benches 15,5-16,7 Security 5,6-3,7 Interest in 10,4-6,8 students Nothing 1/278
Things happen in other schools too
The school deserves the bad name
24,2-24,5 21,1
2,3-7,5 3,1
13,3 8,1 17,4 8,3 6,8 10,1 11,0 16,7 5,4 9,5
Bijlage 5: Actieplan Curaçao
Bron: www.jeugd.an
Op 16 april is bij de ministerraad een convenant ondertekend tussen schoolbesturen, het Kabinet van de Gezaghebber, FMA, Plataforma di Mayor en de Directie Jeugd en Jongerenontwikkeling waarin wordt gestreefd om de scholen op Curaçao veilig te maken. Dit moet bereikt worden door de controles op drugshandel en geweld door politie op scholen.
Het actieplan heeft als uiteindelijk doel om de scholen op Curaçao veiliger, vrij van drugs en geweld te houden. Het actieplan is ontstaan nadat Staten- en Eilandsraadsleden hun bezorgdheid uitten over de negatieve ontwikkelingen op de Curaçaose scholen. Hiervoor is de aandacht gevraagd van minister Lamp. In december vorig jaar is er een internationaal congres georganiseerd over jongeren en drugs. Voor het actieplan, dat een initiatief is van de toenmalige Onderwijs-minister de heer S. Lamp en gezaghebber L. Richards –Dindial, is in samenwerking met deelnemende partijen grondig overlegd. Men is overeengekomen dat er in de eerste plaats ondersteuning aan leerlingen van het basis- en voortgezet onderwijs moet worden gegeven. Dit betekent informatie, voorlichting en training omtrent drugs, alcohol en sigaretten en het invoeren van schoolzorgteams. Ook zal er ondersteuning aan ouders/grootouders en voogden geboden worden. Dit zal in de vorm van het bijbrengen van opvoedingsvaardigheden zijn, bovendien zullen er trainingen plaatsvinden en zal er informatie verschaft worden. Het schoolzorgteam zal ingezet worden om leerlingen te begeleiden die lijken te ontsporen. Het schoolzorgteam zal getraind worden om drugsproblemen te signaleren. Tevens zal er een schoolreglement opgesteld worden. Ook de omgeving van de school zoals de buurt en kerk zullen problemen moeten signaleren. In de toekomst zal er wet- en regelgeving ingevoerd moeten worden: Leerplicht, educatieplicht en identificatieplicht en het actief opsporen en vervolgen van handelaren die de school tot doelwit hebben. Daarnaast zal er op elke school een Jeugdzorgteam komen, dat zich gaat concentreren op leerlingen die drugsproblemen hebben en/of geweldsdelicten plegen. Volgens VPCO-directeur Hein van Maarschalkerwaart moet de rol van de politie gezien worden als preventieve surveillance op verdacht gedrag en zullen de tassen niet gecontroleerd worden op drugs en wapens. “Maar dat kàn natuurlijk wel gebeuren”, geeft hij aan.
Bijlage 6: Krantenartikel onderzoek Bron: The Daily Herald, december 2003.