Werkgroep voor Bewegingsonderwijs, -therapie en -recreatie
www.hetweb.nl Penningmeester. Ingeborg Boeve-Zegers Leo Gestelstraat 4 6717 RJ Ede Tel. : 0318-638466 Gironr.: 3.597 .258 Ledenadministratie. Nicole Oldemaat Van der Capellenstraat 3 8014 VT Zwolle 038-4652656 Redactie. Niek Hofman Van der Capellenstraat 3 8014 VT Zwolle 038-4652656 Publicatiefonds. G. H. Kappertstraat 41 7443 RB Nijverdal 0548 - 610816 Abonnement. Het abonnement van het tijdschrift is gekoppeld aan het lidmaatschap van de Werkgroep Bewegingsonderwijs. Ondertekende stukken vallen onder de verantwoordelijkheid van de schrijver/-ster. Overname van de inhoud is toegestaan met bronvermelding. Graag toezending van bewijsnummer. Opzeggingen schriftelijk melden voor 1 januari van het aankomende jaar. Bij vragen of problemen t.a.v. de contributie of de bezorging van het tijdschrift, kunt u altijd bellen: 038 - 4652656 Opmaak/druk. Pankreat, Utrecht.
't
Web, nummer 5, 2000
Redactioneel Er zijn een aantal bestuurlijke wijzigingen te melden. Zo heeft de Werkgroep (met een snik en een traan) afscheid genomen van haar voorzitter. Gerie vond het na zo'n 10 jaar wel welletjes. Niet dat ze er genoeg van had, integendeel, ze wilde juist stoppen "nu het nog leuk is". Met zeer veel dank zwaaien we haar uit. Ook hebben we afscheid genomen van Marga Hoeksema, onder wie de therapiepoot als voorzitter een enorme sprong gemaakt heeft; van Richard Daris die de ledenadministratie heeft verzorgd; van Marieke Hartag die in de werkgroepencommissie gezeten heeft. Allen bijzondere dank voor hun verschillende bijdragen en veel goeds na 't Web gewenst! Enige tijd geleden werd er door staatssecretaris Adelmund van Onderwijs voorgesteld het aantal gymnastieklessen in de basisvorming met één uur terug te brengen. Het voorstel zou bedoeld zijn om de werkdruk voor scholieren te verlagen. Bij de KVLO werd met name hierom verontwaardigd gereageerd. De werkdruk bij de 'zaakvakken' wordt toch juist verlicht door de afwisseling van een uurtje bewegingsonderwijs? "Fysieke inspanning geeft je juist de nodige energie voor geestelijke inspanning" zo verwoord mevrouw Van der Gugten het in de Spits van 8 september 2000. Politiek is het argument goed te begrijpen, maar het is te hopen dat ze er inhoudelijk niet achter staat. Uit haar woorden blijkt een stevig dualistisch mensbeeld (geest en lichaam zijn twee onafhankelijk van elkaar te typeren 'zaken'). Een mensopvatting die anno 2000 door nagenoeg niemand meer serieus genomen wordt. Is hier sprake van verwarrend taalgebruik of is dat werkelijk waar ze voor staat? Wat zou ze zeggen wanneer men haar deze vraag voorlegt? Interessant is vervolgens de opmerking van dhr. Brinkman van het LAKS, namelijk dat "gym gewoon een kwestie is van even je agressie afreageren". Voor ons vak lijkt een overwegend agressieve invulling het beste te zijn. Gewoon even afreageren. Dat lijkt een wat al te minderwaardige typering van ons vak. De vraag die opkomt is wat de kinderen wel niet bij de andere vakken wordt aangedaan. Misschien zou daar dan eens over nagedacht moeten worden. In elk geval lijkt het argument dat school nou juist de plek is waar je alle leerlingen kunt bereiken, het meest zinnig te zijn. Inderdaad is dat het geval, zij het dat er over de kwaliteit van het aangeboden vakonderwijs nog niets gezegd is. In LO 14 van 1999 wordt de evaluatie van 6 jaar BAVO beschreven. Ook in 't Web 2 van dit jaar werd hierop inge-
2
gaan door Corina van Doodewaard. Ons vak kOI?t goed uit de bus, zij het dat bepaalde domemen zoals bewegen en muziek minder aangeboden worden. De BAVO is kortom een hot item op dit moment en het laatste woord zal hierover nog niet gesproken of geschreven zijn. I? dit viJ~de nummer zijn een aantal zeer praktIsche bIjdragen te vinden voor zowel het basis- als het voortgezet onderwijs. In nummer 2 schreven Roelian Oorschot en Chris Hazelebach over klassikaal voetbal op de basisschool. Dat hebben ze nu ook voor slagbal gedaan. De doorgaande lijn van groep 3 tlm 8.en de ~og~lijkheden tot aanpassing van spelmveau zIJn hier van belang. In het derde deel van 'Bewegen en muziek in de BAVO' geeft Corina van Doodewaard een lessenserie voor de klas 2 en 3, na eerder klas 1 beschreven te hebben in nummer 2 en 3 van dit ~aar. Ze geeft daarbij aan welke mogelijkheden Je als docent hebt om in ontwerplessen optimaal aan te kunnen sluiten bij niveau en interesse van de leerlingen . Een derde artikel dat op de praktijk gericht is, komt van de hand van Hardy Heijmen. De afge.lopen jaren heeft hij in het basisonderwijs rUimschoots activiteiten uitgeprobeerd en ze al doende aangepast c.q. verbeterd. Zo kwam hij tot een vorm van het tikspel rawhide waarin uitstekend te differentiëren is. Sande~ .P~nders
geeft in ~i)n artikel prachtige beschriJvmgen van dagelIjkse gebeurtenissen in een psychogeriatrisch verpleeghuis waar hij werkt. Hoe beleeft een dementerende man de uurtjes waarin bewogen wordt? Wanneer wordt de PMT eigenlijk ingeschakeld? Hoe gaan zij te werk? Sander geeft er d.m.v. een gevalsbeschrijving een mogelijk antwoord op.
In dit nummer:
Redactioneel
2
Klassikaal slagbal op de basisschool
4
Roelian Oorschot en Chris Hazelebach bieden nu ook klassikaal slagbal aan.
Psychomotorische therapie in de psychogeriatrie
15
PMT in de psychogeriatrie is een vak op zich. Sander Penders geeft een beschrijving ervan aan de hand van zijn ervaringen.
Zonder woorden
20
Gedifferentieerd rawhide
22
Hoe kun je dit tikspel gedifferentieerd aanbieden? Hardy Heijmen waagt een poging.
Bewegen en muziek in de basisvorming (3)
25
In het derde en laatste deel van deze artikelenreeks schrijft Corina van Doodewaard over klas 2 en 3.
'Rendez-vous'
35
Twee Webleden met de billen bloot. Door Rob Maassen.
Notulen Algemene Ledenvergadering
37
Samenstelling bestuur
39
Veel leesplezier!
3
' t Web, nummer 5, 2000
Klassikaal slagbal op de basisschool Roelian Oorschot en Chris Hazelebach Op verzoek van de school hebben we een aantal klassikale lessen uitgewerkt. Er is geprobeerd een doorgaande lijn te beschrijven. Het fijne van een klassikale les is dat de kinderen het meestal erg leuk vinden en dat het voor de groepsleerkracht eenvoudig te organiseren is. Deze twee voordelen proberen we in deze lessenreeks te combineren met de onderwijsdoelstelling. Leuk en makkelijk willen we combineren met leerzaam voor àlle kinderen. Dat is moeilijk bij een klassikale les omdat de kinderen vaak te weinig beurten (of balcontacten) krijgen.
gen spelen en 1 groep zit aan de kant. Hierdoor wordt het spel overzichtelijker en kunnen de kinderen aan de kant beter zien hoe het spel gespeeld moet worden. Aardig zou zijn wanneer de kinderen aan de kant (tribune) betrokken worden bij de telling, scheidsrechter, of aanmoedigen.
We hebben gekozen voor aangepaste klassikale spelen waarbij de kans groter is dat meer kinderen intensief mee kunnen doen en daardoor ook iets kunnen leren. Hierdoor wordt het wel moeilijker te organiseren.
Wanneer het spel bij de kinderen goed bekend is, kan in de tweede of derde les het klassikale spel op twee veldjes gespeeld worden. Hierdoor krijgen de kinderen veel meer beurten en dus meer leerkansen.
De klassikale lessen zijn uitgewerkt in een bepaalde opbouw. In de eerste les verdelen we de klas in drie groepen. 2 groepen mo-
't Web, nummer 5, 2000
De klassikale lessen zij n per leeftijdsgroep uitgewerkt. Maar ......... wanneer er voor de
4
eerste keer gestart wordt met deze lessen dan moet niet elke groep met de beschreven activiteit beginnen. Bijvoorbeeld groep 5 kan beter eerst even beginnen met het spel van groep 3 of 4, en wanneer de kinderen dat snappen dan door naar groep 5. Hetzelfde geldt voor groep 7 en 8. Deze kunnen beter met het spel van groep 6 beginnen.
Groep 3:
Tip en Run
Arrangement:
- 2 matten als werpplaats en honk - 2 matten als honken op 8 meter van de werpplaats - 3 pilonnen als brand plaats - 3 ballen
V
V
3 teams van 10 leerlingen: - 1 veldpartij van 10 leerlingen - 1 slagpartij van 10 leerlingen (daarvan 3 lopers en 7 wachters) - 1 tribunepartij van 10 leerlingen
V
V
T T
V
V
V
V
gL'
T
T T
V
V
T
T
T
A AA
5SSS'5'SS
~
T I'
Activiteit:
3 lopers werpen op het teken van de scheids de drie ballen in het veld en proberen punten te verzamelen door naar het honk en weer terug te lopen. De velders proberen zo snel mogelijk de ballen te veroveren en neer te leggen op de 3 pilonnen (branden).
Regelingen:
Slagpartij : De bal moet in het veld (de zaal) blijven. Elke keer als je een honk aanraakt heb je een punt. Je moet stoppen met lopen als alle 3 de ballen op de pilonnen liggen. De punten van alle slagmensen worden bij elkaar opgeteld. Velders: Je mag lopen met de bal, maar ook overspelen. De bal is gebrand wanneer deze op de pilon ligt. Partij wissel: Alle slagmensen krijgen 2 beurten (na 7 beurten hebben alle spelers 2 beurten gehad). Daarna wisselen de 3 partijen van functie.
Aanvullend:
- Het is handig om de tribunemensen bij de telling en het scheidsrechteren te betrekken. - Wanneer alle spelers 2 beurten hebben gehad zijn er waarschijnlijk ongeveer 10 minuten om. In een half uur lestijd kunnen dan drie spelletjes gespeeld worden. Elke partij is dan een keer slagpartij, veldpartij en tribunepartij.
Uitbouw:
- Het veld verdelen in een achtervak en een voorvak (met de 3 brandplaatsen). Je mag alleen in je eigen vak met de bal lopen. Je moet dus overspelen van het achtervak naar het voorvak. Hierdoor krijgen meer kinderen de bal. - 4 ballen, 4 lopers en 4 brandplaatsen - 5 ballen, 5 lopers en 5 brandplaatsen
5
' t Web, nummer 5,2000
Op 2 veldjes spelen:
Banken als afscheiding. Arrangement per veldje: - 1 mat als werpplaats en honk - 1 mat als honk op 6 meter van de werpplaats - 3 pilonnen als brandplaats - 3 ballen 2 teams van 7 leerlingen: - 1 veldpartij van 7 leerlingen - 1 slagpartij van 7 leerlingen (3 lopers en 4 wachters)
!El §
S
A
• S V
s
S
V
@
v A A A
Voorwaarde:
Het spel van groep 3 is al redelijk bekend.
Arrangement:
- 2 keer 2 matten als honken - 2 keer 3 tussenbrandplaatsen (3 rode en 3 blauwe hoepels in het veld) - 2 pilonnen als eindbrandplaats - 2 ballen (een rode en een blauwe bal, in ieder geval 2 verschillende)
V V
V
\ol L ~r
V
V
V
V
V
O
Tip en run met meer brandplaatsen
V
V
L'
'\.
(L)
V
V
EI L.'L'
S 5
Groep 4:
3 teams van 10 leerlingen - 1 veldpartij van 10 leerlingen - 1 slagpartij van 10 leerlingen (daarvan 2 lopers en 8 wachters) - 1 tribunepartij van 10 leerlingen
V
A A A
S S S
V
V
®
@
V
V @
@
V
V
-- -
1--
V
@
V
@
r V
------
L· L·
8
A
II
SSSSSSSs
El
Activiteit:
2 lopers gooien of schieten met de voet op het teken van de scheids de twee ballen in het veld, en proberen punten te verzamelen door naar het honk en weer terug te lopen. De velders proberen zo snel mogelijk de ballen eerst in de 3 hoepels en daarna op de eindpilon te branden.
Regelingen:
Slagpartij: De bal in het spel gooien of schieten. De bal moet in de zaal (veld) blijven. Je moet stoppen met lopen als alle 3 de ballen op de pilonnen liggen. Elk slaggroepje van twee spelers kan punten scoren door van de ene naar de andere mat te rennen. Elke keer als je een honk aanraakt heb je een punt. De punten van alle slagmensen worden bij elkaar opgeteld Velders: Je mag lopen met de bal, maar ook overspelen. De bal moet eerst in de 3 tussenbrandplaatsen gebrand worden, door de bal erin te stuiten. De rode bal in de 3 rode hoepels, de blauwe bal in de 3 blauwe hoepels. Daarna moet de bal op de pil on worden gelegd (eindbrandplaats).
't
Web, nummer 5,2000
6
T T T T
I- -
T T T
T T
Partij wissel: Alle slagmensen krijgen 2 beurten Na 10 beurten wisselen de 3 partijen van functie. Aanvullend:
- De tribunemensen verzorgen de telling en scheidsrechteren bij het branden. - Wanneer alle slagmensen 2 beurten hebben gehad zijn er waarschijnlijk ongeveer 10 minuten om. In een half uur lestijd kunnen dan drie spelletjes gespeeld worden. Elke partij is dan een keer slagpartij, veldpartij en tribunepartij.
Uitbouw:
- 4 of 5 tussenbrandplaatsen - Het veld verdelen in 3 vakken (met in elk vak 1 rode en 1 blauwe tussenbrandplaats). Je mag niet uitje eigen vak komen. Je moet dus overspelen naar de andere 2 vakken. Hierdoor krijgen meer kinderen de bal. - 3 ballen, 3 lopers en 3 brandplaatsen
Op 2 veldjes spelen:
Banken als afscheiding
v
Arrangement per veldje: - 2 keer 1 mat als honken - 2 keer 3 tussenbrandplaatsen (3 rode en 3 blauwe hoepels) in het veld - 2 brandpilonnen aan het eind - 2 ballen (een rode en een blauwe bal, in ieder geval twee verschillende)
®
7
I T T
V T @ @ @ V T V
S
3 teams van 5 leerlingen: - 1 veldpartij van 5 leerlingen - 1 slagpartij van 5 leerlingen (daarvan 2 lopers en 3 wachters) - 1 tribunepartij van 5 leerlingen
® CJ
V
D L'l' V® b
s S
v
@ ®
o
~
\I
V ~
.
@
V
' t Web, nummer 5,2000
i "1".
.,...
-r -r
Groep 5:
Tip en run met slaan en uitjes
Arrangement:
- 2 matten als honk I op 6 meter naar links= 1 punt 2 matten als honk IJ op 12 meter naar voren= 3 punten - 2 keer 1 mat als slagplaats - 2 keer 3 tussenbrandplaatsen (3 rode en 3 blauwe hoepels in het veld) - 2 pilonnen als eindbrandplaats 2 ballen (een rode en een blauwe bal, in ieder geval 2 verschillende) - 2 slagplankjes en 2 korven
V
V
@ @
V
® V
~
® V
® V
V
@
V ()
1.),
Î
I
V T T T
V V
T
•
• L l@@] @] ssssssss
3 teams van 10 leerlingen: - 1 veldpartij van 10 leerlingen - 1 slagpartij van 10 leerlingen (daarvan 2 lopers en 8 wachters) - 1 tribunepartij van 10 leerlingen Activiteit:
2 lopers slaan met het plankje de twee ballen in het veld, en proberen punten te verzamelen door naar een honk en weer terug te lopen. De velders proberen zo snel mogelijk de ballen in de tussenbrandplaatsen te branden en tenslotte op de pilon te leggen. Sta je als loper niet op de werpplaats wanneer de laatste van de twee ballen op de pilon ligt dan ben je uit.
Regelingen:
Slagpartij: Na het slaan de plank in de korf leggen voordat je wegrent. De bal moet in de zaal (veld) blijven Elke keer als je naar honk I en weer terug bent gelopen heb je 1 punt. Naar honk IJ en weer terug is 3 punten. Je mag meerdere keren naar een honk op en neer rennen. Je moet stoppen met lopen als alle 2 de ballen op de pilonnen liggen. Ben je te laat bij de slagplaats dan ben je uit en heb je 0 punten De punten van alle slagmensen worden bij elkaar opgeteld. Velders: Je mag lopen met de bal, maar ook overspelen. De bal moet eerst in de 3 tussenbrandplaatsen gebrand worden, door de bal erin te stuiten. De rode bal in de 3 rode hoepels, de blauwe bal in de 3 blauwe hoepels. Daarna moet de bal op de pilon worden gelegd (eindbrandplaats). Partijwissel: Alle slagmensen krijgen 2 beurten. Na 10 beurten wisselen de 3 partijen van functie.
Aanvullend:
' t Web, nummer 5, 2000
- De tribunemensen houden op papier goed de telling bij en scheidsrechteren bij het branden. - Wanneer alle slagmensen 2 beurten hebben gehad zijn er waarschijnlijk ongeveer 10 minuten om. In een half uur Iestijd kunnen dan drie spelletjes gespeeld worden. Elke partij is dan een keer slagpartij, veldpartij en tribunepartij .
8
T T T
T
Uitbouw:
- 4 tussenbrandplaatsen - 3 lopers, 3 ballen, 3 brandplaatsen
Op 2 veldjes spelen:
Banken als afscheiding
)il
v® A
Arrangement per veldje: - 2 matten als honk I op 3 meter naar links= I punt - 2 matten als honk 11 op 6 meter naar voren= 3 punten - 2 keer I mat als slagplaats - 2 keer 3 tussenbrandplaatsen (3 rode en 3 blauwe hoepels in het veld) - 2 pilonnen als eindbrandplaats - 2 ballen (een rode en een blauwe bal, in ieder geval 2 verschillende) - 2 slagplankjes en 2 korven
s
r:.
S
®. ® V
®
@)
V
~L.
'l·
s
rnl·A
®
vii} V
®
à
Et
®
~V V
@V®
'T
T -r T
fil
V
@]L· S S
T
y
T T
. I
0
T
3 teams van 5 leerlingen: - I veldpartij van 5 leerlingen - 1 slagpartij van 5 leerlingen (daarvan 2 lopers en 3 wachters) - 1 tribunepartij van 5 leerlingen
Groep 6:
Slagbal
Arrangement
:- 5 honken - 1 brandplaats - 1 bal - I mat als slagplaats
l
D.
•
0
- 1 slagplankje en korf 3 teams van 10 leerlingen: - 1 veldpartij van 10 leerlingen - 1 slagpartij van 10 leerlingen (daarvan 1 slagman en 9 wachters) - 1 tribunepartij van 10 leerlingen
i
V
L
v v
V
V
V
C6 v S I
T T
~ V
V
V
1
A
~
V
S S S S S S S S
~
T T T T
T
.,-
s
Activiteit:
De loper slaat met het plankje de bal in het veld, en probeert één of meer honken te bereiken voordat de bal gebrand is. De velders proberen zo snel mogelijk de bal te branden op de brandplaats. Sta je als loper niet op een honk wanneer de bal wordt gebrand dan benje uit en gaje terug naar het Ie honk.
Regelingen:
Slagpartij: De plank in de korf leggen voordat je wegrent. De bal moet in de zaal (het veld) blijven. Je moet een honk vasthebben als de bal gebrand wordt. Je mag pas verder lopen wanneer de volgende speler de bal heeft geslagen. De loper krijgt een punt wanneer het laatste honk gehaald is. 9
T
't Web, nummer 5,2000
r
Velders: Je mag niet lopen met de bal. De bal is gebrand als deze op de brandplaats wordt gebracht waar een leerling staat die 'BRAND' roept. De velders krijgen een punt bij een vangbal en bij een uitje van de lopers. Partijwissel: Iedereen krijgt 1 slagbeurt. Twee spelers die op hun slag het verst kwamen mogen nog een keer extra, om de honkspelers naar huis te slaan. Elke partij is een keer slagpartij, veldpartij en tribunepartij. Aanvullend:
't
Web, nummer 5,2000
De tribunemensen houden op papier goed de telling bij en scheidsrechteren bij het branden.
10
Uitbouw:
- Honklopen via een omweg: Tussen de honken staat een pilon die eerst aangeraakt moet worden. Deze pil on staat aan de buitenkant van de looplijn. - 1 of 2 tussenbrandplaatsen - Tussenbrandplaats gebruiken door de bal via een stuit naar een medespeler te spelen.
Op 2 veldjes spelen:
Banken als afscheiding Arrangement per veldje: - 5 honken - evt. met omwegpilon - 1 brandplaats - 1 bal - 1 mat als slagplaats - 1 slagplankje en korf 3 teams van 5 leerlingen: - 1 veldpartij van 5 leerlingen - 1 slagpartij van 5 leerlingen (daarvan 1 slagman en 4 wachters) - 1 tribunepartij van 5 leerlingen
Groep 7:
Slagbal met uittikken en afgooien
Voorwaarde:
Het spel van groep 6 moeten ze goed kunnen spelen.
Arrangement:
- 4 honken - 1 brandplaats - 1 bal - 1 slagplankje en korf - 1 hoepel als opwerpplaats 3 teams van 10 leerlingen: - 1 veldpartij van 10 leerlingen - 1 slagpartij van 10 leerlingen (daarvan 1 opwerper, 1 slagman en 8 wachters) - 1 tribunepartij van 10 leerlingen
Activiteit:
s s
SEJ s s
~~
•
A
l
V
1
V
V
1
V
1
V
~
V
fl
V
V
V
l
V
1V
V V
V
1"" T
V
T 1"
T T
V A
10;' 0
1
sssc;ssss
De opwerper van de slagpartij zit geknield aan de zijkant van de slagman en gooit de bal op. De slagman slaat met het plankje de bal in het veld. De slagman probeert bij een honk te staan voordat de bal gebrand wordt. De velders proberen zo snel mogelijk de bal te branden op de brandplaats. Een velder met de bal mag ook proberen een loper met de bal uit te tikker!.
11
T T T
l
V
1
T
1 TT
V
1
. T
1
s
V
1"" T
V
't Web, nummer 5,2000
T T T
T
Regelingen:
Slagpartij: De plank in korf de leggen voordat je wegrent. De bal moet in de zaal (het veld) blijven. Je moet alle 4 de honken aanraken. Je moet in een rechte lijn van honk naar honk lopen; niet uitwijken. Wanneer de bal wordt gebrand en je staat niet op een honk, of wanneer je getikt bent, dan ben je uit en gaje terug naar het Ie honk. Sta je na het branden nog op een honk, dan mag je pas verder lopen wanneer de volgende speler de bal heeft geslagen. De lopers krijgen een punt wanneer het laatste honk gehaald is. Velders: Je mag lopen met de bal. De bal is gebrand als deze op de brandplaats wordt gebracht waar een leerling staat die 'BRAND' roept. Lopers die niet op een honk staan kun je uittikken met de bal in de hand. De velders krijgen een punt bij een vangbal en bij een uitje van de lopers, en als een velder met de bal een loper uittikt. Partijwissel: Iedereen krijgt I slagbeurt. Twee spelers die op hun slag het verst kwamen mogen nog een keer extra om de honkspelers naar huis te slaan. Elke partij is een keer slagpartij, veldpartij en tribunepartij.
Aanvullend: Uitbouw:
Op 2 veldjes spelen:
De tribunemensen houden op papier goed de telling bij en scheidsrechteren bij het branden. - Honklopen via een omweg: Tussen de honken staat een pilon die eerst aangeraakt moet worden. Deze pilon staat aan de buitenkant van de looplijn. - In het midden van het veld staat een pilon. De loper moet deze piIon aanraken en dan door naar het volgende honk. -lof 2 tussenbrandplaatsen. Banken als afscheiding Arrangement per veldje: - 4 honken - I brandplaats - 1 bal - 1 slagplankje en korf - 1 hoepel als opwerpplaats 3 teams van 5 leerlingen: - 1 veldpartij van 5 leerlingen - 1 slagpartij van 5 leerlingen (daarvan 1 opwerper, 1 slagman en 3 wachters) - 1 tribunepartij van 5 leerlingen Iedere slagspeler krijgt 2 beurten, daarna wordt er pas gewisseld.
' t Web, nummer 5, 2000
12
;E;] s
LV ~
1 ~~
e
~
1
1 TI'
V
e L
s
V
"
T
,V
V
1
vI
T
T
T
\! V
T
V
1
T T
Groep 8:
Slagbal met uittikken en verplichte loop
Arrangement:
- 4 honken - 1 brandplaats - 1 bal - 1 slagplankje en korf - 1 hoepel als opwerpplaats 3 teams van 10 leerlingen: -1 veldpartij van 10 leerlingen - 1 slagpartij van 10 leerlingen (daarvan 1 opwerper, 1 slagman en 8 wachters) - 1 tribunepartij van 10 leerlingen
l
V
'V
V
l
T T
v
v t:, V
121®
V
De opwerper van de slagpartij zit geknield aan de zijkant van de slagman en gooit de balop. De slagman slaat met het plankje de bal in het veld. De slagman probeert bij een honk te staan voordat de bal gebrand wordt. De velders proberen zo snel mogelijk de bal te branden op de brandplaats. Een velder met de bal mag ook proberen een loper met de bal uit te tikken.
Regelingen:
Slagpartij : Na het slaan de plank in de korf leggen voordat je wegrent. De bal moet in de zaal (het veld) blijven. Je moet alle vier de honken met je voet aanraken Je moet in een rechte lijn van honk naar honk lopen; niet uitwijken. Je mag maar met 2 spelers op een honk staan. Wanneer er toch 3 spelers op een honk staan, dan moet de speler die het eerst aan slag was er uit. Wanneer de bal wordt gebrand en je staat niet op een honk, of wanneer je getikt bent, dan ben je uit en ga je terug naar het Ie honk. Sta je na het branden nog op een honk, dan mag je pas verder lopen wanneer de volgende speler de bal heeft geslagen. De lopers krijgen een punt wanneer het laatste honk gehaald is. Velders: Je mag lopen met de bal. De bal is gebrand als deze op de brand plaats wordt gebracht waar een leerling staat die 'BRAND' roept. Lopers die niet op een honk staan kun je uittikken met de bal in de hand. De velders krijgen een punt bij een vangbal en bij een uitje van de lopers. Partij wissel: Iedereen krijgt 1 slagbeurt en twee spelers die op hun slag het verst kwamen mogen nog een keer extra om de honkspelers naar huis te slaan. Elke partij is een keer slagpartij, veldpartij en tribune. De tribunemensen houden op papier goed de telling bij en scheidsrechteren bij het branden. 't
1"
T T T
1T
ssss~SSS$
13
T
-r
vv
Activiteit:
Aanvullend:
T
Web, nummer 5,2000
Uitbouw:
- Een speler van de veldpartij is opwerp er: De bal opwerpen via een hoge boogbal, die na een stuit in de hoepel geslagen moet worden.
Op 2 veldjes spelen:
Banken als afscheiding Arrangement per veldje: - 4 honken - 1 brand plaats - 1 bal - 1 slagplankje en korf - 1 hoepel als opwerpplaats 3 teams van 5 leerlingen: - 1 veldpartij van 5 leerlingen - 1 slagpartij van 5 leerlingen (daarvan 1 opwerper, 1 slagman en 3 wachters) - 1 tribunepartij van 5 leerlingen
l
5 S
S
V II
~
!
eb, Dununer5,2000
14
l
\i
1
s
;r;J
V
fl
V
1
V
l f
V
l
T T T'
\;
l
T'
T
(;
~
Iedere slagspeler krijgt 2 beurten, daarna wordt er pas gewisseld.
V
V
T
V~
T I T
Psychomotorische therapie in de psychogeriatrie Sander Penders Ik loop over de patio in verpleeghuis 'de Noordse Balk' (te Wormerveer) en kom mw. van Hierden tegen. Ze vraagt me of ik haar thuis kan brengen, ze woont in Zaandam. Ik zeg dat ik wel een stukje met haar meeloop en gearmd gaan we op weg. Onderweg praten we wat over de Zaanstreek en een paar minuten later lopen we de afdeling op waar mw. al een paar jaar woont. Ik zeg dat we er zijn en biedt mw. een stoel aan. Ze bedankt me vriendelijk en begint gemoedelijk met een medebewoonster te praten. Dit is een van de vele taferelen die je regelmatig tegenkomt in een psychogeriatrisch verpleeghuis. In zo' n verpleeghuis wonen mensen met een dementieel syndroom. Men spreekt van een syndroom, omdat dementie gekenmerkt wordt door tal van gestoorde functies. Een veel voorkomende definitie is: dementie is een geheel van gestoorde functies dat het contact met de medemens en het functioneren in de maatschappij zó ernstig belemmert, dat een zelfstandig bestaan onmogelijk wordt (van DasIer, 1994). Dementie wordt onder andere gekenmerkt door geheugenproblemen, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon en achteruitgang van cognitieve functies (b.v. afasie, agnosie, apraxie). Daarnaast kunnen nog tal van symptomen de eerder genoemde stoornissen begeleiden, zoals façadegedrag, confabuleren, decorumverlies, emotionele problemen, persoonlijkheidsverandering, achterdocht, wanen, hallucinaties, persevereren, onrust, incontinentie (van Dasier, 1994). Het voorkomen van de stoornissen en de 'ergte' van de stoornissen is mede afhankelijk van de soort dementie. Zo zal bij Alzheimer-dementie geleidelijk alle functies afnemen en bij frontaal-kwab-dementie blijven besef van tijd en plaats nog redelijk lang intact.
ouderen. Ondanks zijn vermoeide benen blijft dhr maar door het gebouw lopen. ik nodig dhr. uit om samen met mij een kopje koffie te gaan drinken. Ondanks dat dhr. regelmatig deelneemt aan de groeps-PMT, lijkt hij de ruimte niet te herkennen. "Mooie kamer heeft u hier, werkt u ook hier?" ik vraag of dhr. even wil wachten, dan haal ik twee kopjes koffie op. Dat is goed! Op de afdeling haal ik twee kopjes koffie en onderweg kom ik dhr. Marsman weer tegen. ik vraag hem weer of hij met me mee gaat, ik heb net koffie gehaald. "Mmm, ja, dat is goed, maar eventjes dan want ik moet nog .. .straks ...hmmm ...ja dat is goed! ". Dhr. lijkt te zijn vergeten dat ik het hem net ook al heb gevraagd. Onder het koffiedrinken praten we gezellig over dhr. zijn verleden als timmerman op de bouw van Krommenie. Hij verteld gepassioneerd over die tijd en weet er ook nog veel over te vertellen, al lijkt het of hij datgene wat hij niet meer weet erbij verzint. Dhr. praat wat onduidelijk vanwege zijn afasie, wat gekenmerkt wordt door woordvindstoornissen. Ook praten we even over het vele lopen van dhr. over de afdeling en dat hij er moe uitziet. Na verloop van tijd kijkt dhr. mij aan en antwoord: "Om mijn hersens bij elkaar te houden! ". ik vraag wat eraan scheelt, maar dan went hij zijn blik af en zegt dat er met hem niets mis is. ik wil hem nog iets vragen, maar dhr. vindt het goed zo. Hij moet thuis nog zo veel doen en zijn vrouw wacht op hem en besluit te gaan.
Vanuit de PMT-ruimte zie ik dhr. Marsman voor de zoveelste keer om de patio sloffen. Dhr is 85 jaar oud, weduwnaar en woont sinds i jaar op 'de Noordse Balk' op de afdeling voor verzorgingsbehoevende demente 15
't Web, nummer 5,2000
houden met hun eigen cognitieve achteruitgang en de beperkende gevolgen die dit heeft voor het dagelijks functioneren, en anderzijds met de emotioneel zware adaptieve taken die de ziekte voor henzelf en de omgeving met zich meebrengt (Droës, 1991). Rose-Marie Droës heeft n.a.v. haar onderzoek aan de faculteit bewegingswetenschappen aan de vu. een model gepresenteerd over hoe ouderen omgaan met de gevolgen van dementie. Het zogenaamde adaptie-coping-model, afgeleid van het algemene stress-coping-model van Lazarus en Folkman (1984). Volgens dit model maakt de demente oudere als gevolg van de dementie tal van veranderingen door waar hij zal worden geconfronteerd met tal van situaties die om aanpassing vragen. Dit proces begint zodra men te maken krijgt met zijn eigen invaliditeit: men heeft te maken met geheugen problemen, raakt zo nu en dan gedesoriënteerd en heeft moeite met activiteiten in het dagelijks leven (ADL). Steeds zullen zich andere problemen aandoen.
De laatste jaren is er binnen de zorg voor demente ouderen een verschuiving te zien van functiegericht werken, naar belevingsgericht werken. Lag in de jaren zeventig en tachtig het accent van de zorg op het (re-)activeren van de cognitieve functies en op functionele compensatie (b.v. richtingaanwijzers in huis), zo ligt nu het accent op de belevingsgerichte aanpak. Men vroeg zich af of de demente oudere wel zo gebaat was bij het functiegericht werken of dat hij telkens maar geconfronteerd wordt met zijn onvermogen. De belevingsgerichte aanpak probeert aan te sluiten bij de belevingswereld en de behoeften van het individu. Naast de cognitieve stoornissen die als gevolg van de hersendegeneratie kunnen worden beschouwd, doen zich tal van andere stoornissen voor. Tegenwoordig leeft de opvatting dat naast de organische factoren, ook psychologische en sociale factoren een belangrijke rol spelen bij de verstoring van het evenwicht. De problemen die de demente ouderen ervaren blijken enerzijds verband te
, . . - - - - - - - - - - - int<:me pro<:C"CII PERSOONWICE
FACI'OREN
:.:
ZIEKTEGEREU.-
TEERDE FACI'OREN
, t
r-
-
----,
1
int<:me kringloop -
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .f'•••
.:.........., . .
COGNITIEVE INSCHATIlNG wa.ugcnomc:n bc:cc1:cnis;
r-
,::.'
....
~
VOORLOPIGE RESULTATEN
..
VAN ADAPIlEVE_ TAKEN
COPING
_
COPING
STItATEGIE
herinschatting
AANPASSINGS PROCES
GFDRAG
'YlDPIomcn, emotionele reacties
MA1EUELE ; ENSoaALE :OMGEVINGS- ~:_ FACI'OREN ::
-
-
-
-
-
-
-
CJ:t<:mekringloop-
-
-
-
~
Het model van Droës. Het adaptatie-coping model: een conceptueel model voor het begrijpen van aanpassing en coping bij ziekte en in crisissituaties in het algemeen, gebaseerd op het crisismodel van Moos & Tsu (1977) en de copingtheorie van Lazarus & Folkman (1984). De als volgt - - aangegeven verbanden werden door ons toegevoegd aan het model van Moos & Tsu. 't Web, nummer 5, 2000
16
Droës noemt die adaptieve taken, afgeleid van de adaptieve taken die Moos en Tsu (1977) beschrijven voor chronisch zieken. Deze zijn: • omgaan met de eigen invaliditeit, • handhaven van een emotioneel evenwicht, • behoud van een positief zelfbeeld, • voorbereiden op een onzekere toekomst, • omgaan met de verzorging en verpleeghuisomgeving, • ontwikkelen van een adequate verhouding met het personeel, • ontwikkelen en onderhouden van sociale relaties.
genodigd om deel te nemen aan de groepsPMT. Kan de oudere op één of andere manier in een groep niet meedoen, dan is individuele PMT geïndiceerd. Is dat ook niet mogelijk dan wordt naar andere mogelijkheden gezocht. Bewoners moeten wel enige affiniteit hebben met bewegen en het bewegen moet nog enigszins mogelijk zijn. Een ander vlak waar de psychomotorische therapie werkzaam is, is het opstellen van omgangsadviezen. Dit gedeelte wordt later in de tekst specifieker uiteengezet. Dhr Beukenkamp is een 82-jarige man die sinds 4 maanden in het verpleeghuis woont. Dhr is een enthousiaste en energieke man. De eerste vier weken hebben in het teken gestaan van de observatie. Tijdens de groepsPMT, maar ook op de afdeling geeft dhr regelmatig lichamelijke klachten aan. Hij heeft dan last van zijn rug, zijn linkerarm en wijst regelmatig naar zijn hoofd dat het daar ook niet goed zit. Als hij bezig is met 'sporten' lijkt hij deze klachten te vergeten en stelt zich op als entertainer van de groep. Hij doet trucjes met een strandbal, is behulpzaam en beleeft veel plezier aan het bewegen. Na afloop van een PMT-uur, loop ik met dhr mee terug naar de afdeling en vertelt hij me dat hij het sporten zo lekker vindt, "dan kan j e even je lichaam vergeten".
De manier waarop men omgaat met de adaptieve taken noemt men coping-gedrag. Demente ouderen staan voor de opgave om om te gaan met die adaptieve taken. Men maakt een cognitieve inschatting hoe om te gaan met die taken, die vanzelfsprekend voor iedere demente oudere anders is en afhankelijk van allerlei persoonlijk, sociale en materiële factoren. Bijvoorbeeld hoe de persoon in het verleden is omgegaan met situaties die om aanpassing vroegen, de omgeving die hem al dan niet steunt en helpt, en de mogelijkheden die hij heeft om zich aan te passen. Ontwikkeld een demente oudere psychosociale problematiek, dan kan je dat zien als een inadequate poging zich aan te passen.
Dhr. Beukenkamp heb ik na de observatieperiode geïndiceerd voor PMT. Dhr is erg bezig met zijn ouder worden en zijn achteruitgang. Daarnaast heeft dhr. een opvallend goed ziekte-besef. Door aan te geven dat hij last heeft van zijn arm, rug en hoofd, probeert hij houvast te houden aan zijn achteruitgang. Hij wijt de achteruitgang aan zijn ouderwordende lichaam. Dat is voor hem beter te begrijpen dan de cognitieve achteruitgang. Door deel te nemen aan op maat aangeboden bewegingsactiviteiten en hem te laten zijn zoals hij is, kan dhr. zijn achteruitgaande lichaam even 'vergeten' en een goed gevoel opdoen. Waarschijnlijk is hij later op de dag weer vergeten wat hij heeft gedaan, maar over het algemeen blijft het gevoel langer 'hangen'.
De psychomotorische therapie op 'de Noordse Balk' werkt op 3 vlakken. Alle nieuwe bewoners (of bezoekers van onze dagbehandeling) worden door de psychomotorisch therapeut gezien. Tijdens deze observatieperiode wordt de bewoner enkele keren uitgenodigd deel te nemen aan de groeps-PMT en wordt de MMSE-test (mini mental state exam) afgenomen. Doel is om het psychisch functioneren en de beleving van de demente oudere in kaart te brengen en om te zien of er een indicatie is voor PMT. Of er dus sprake is van psychosociale problematiek, of zoals Droës het noemt van een inadequate poging zich aan te passen. Voorbeelden van psychosociale problematiek kunnen zijn; onrust, apathie, een sociaal isolement, passiviteit, negatief zelfbeeld, enz. Als er sprake is van een indicatie voor PMT dan wordt de oudere 2 keer in de week uit-
Vier maanden later. Dhr. Beukenkamp wil vaak niet meer mee naar activiteiten. Zo ook niet naar de PMT.
17
't Web, nummer 5,2000
Voor wandelen buiten door het dorp is dhr. ook niet meer enthousiast te krijgen, iets wat hij eerder nog fantastisch vond. Zijn zoon kon wel eens op bezoek komen en die wil hij niet mislopen. Een enkele keer weet de verzorging hem gerust te stellen: "Uw zoon is gisteren op bezoek geweest, over twee dagen komt hij weer op bezoek! Gaat u maar lekker mee, van wandelen knapt u altijd erg op!". Tijdens de wandeling komt de onrust weer terug. Dhr. is inmiddels vergeten wat
er is gezegd en hij wil graag terug Bovendien krijgt hij last van zijn rug. Het verhaal van de verzorging herhalen helpt niet meer. Dhr. is de laatste tijd ook erg claimend naar het personeel toe. Hij wil zijn jas hebben en geld, want hij gaat weg hier. "A lles wordt me uit handen genomen, ik kan zelf toch wel bepalen wat ik doe, ik ben toch niet gek!" Soms geeft dhr. aan dood te willen. Het verdriet en de onmacht zijn dan van zijn hele lijf af te lezen.
Zijn er gedragsproblemen op de afdeling en de verzorging weet zich er geen raad mee, dan wordt de psychomotorische therapie ingeschakeld om een omgangsadvies op te stellen. Samen met de teamleidster wordt gekeken wat precies het probleem is en een probleemstelling geformuleerd. Ongeveer negen dagen lang wordt de bewoner intensief door de verzorging geobserveerd aan de hand van de volgende punten: Wat voor een gedrag laat de bewoner zien? • Waardoor wordt dit gedrag veroorzaakt? • Wat heb je gedaan om dit te beïnvloeden? • Wat was het effect op de bewoner (zowel negatief als positief)? • Wat was je eigen gevoel erbij?
Dit wordt elke dag genoteerd op een speciaalobservatieformulier. Na negen dagen maakt de psychomotorisch therapeut hier een verslag van en stelt voorlopige richtlijnen, specifieke richtlijnen op, die samen met de teamleidster worden besproken. Gedurende negen dagen worden deze richtlijnen in de praktijk getest en aan de hand van dezelfde vijf punten gerapporteerd. Weer maakt de psychomotorisch therapeut een verslag en bespreekt dat met de teamleidster. Na dat gesprek worden definitieve, specifieke richtlijnen opgesteld.
't Web, nummer 5, 2000
Besloten wordt om dhr. door de dag heen houvast te geven door te benoemen waar hij is en wanneer er bezoek komt. Met defamilie wordt afgesproken dat ze tijdig doorge-
18
ven wanneer ze op bezoek komen. Samen met dhr. wordt een kalender bijgehouden, waarop staat wanneer het bezoek komt. Verder wordt dhr. vaker gevraagd om mee te helpen met bepaalde taken op de afdeling, zodat hij het gevoel krijgt dat hij nog dingen zelf kan doen. Het liefst behulpzaam te zijn naar vrouwen toe, want dhr. Beukenkamp is een echte charmeur. Afgesproken wordt, dat als dhr. onrustig is hem niet te confronteren met zijn situatie, maar begrip te tonen. Later wordt geprobeerd hem af te leiden door een ander gespreksonderwerp aan te snijden of hem ergens mee te laten helpen. Is dhr. claimend dan wordt er tijd voor hem gemaakt. Is die tijd er niet, dan wordt dit op een duidelijke manier aangegeven en afgesproken datje over b.v. 15 minuten, om 14.30 uur even bij hem komt.
te leiden door hem te laten helpen op de afdeling, maar de onrust komt later vaak weer terug.
U heeft kunnen lezen dat het werk van een psychomotorisch therapeut bestaat uit een aantal werkzaamheden. Allereerst worden alle nieuwe bewoners, maar ook alle nieuwe bewoners van onze dagbehandeling, gedurende zo'n vier weken geobserveerd en wordt er een psychomotorisch observatieverslag geschreven. Is de bewoner geïndiceerd voor PMT, dan komt hij twee keer in de week mee naar de groeps-PMT. Daarnaast geeft de psychomotorisch therapeut omgangsadviezen aan het team als er sprake is van probleemgedrag van de bewoner. Verder maakt de psychomotorisch therapeut deel uit van het multidisciplinair behandel team.
Na een aantal weken wordt binnen het multidisciplinair overleg besproken of de opgestelde richtlijnen werken. Als dat het geval is dan worden ze opgenomen in het zorgdossier en anders worden ze bijgesteld.
De hierboven beschreven gevalsbeschrijving heeft plaatsgevonden op de afdeling voor begeleidings- en verzorgingsbehoevende ouderen. Op de afdeling voor verplegingsbehoevende ouderen brengt de psychomotorisch therapeut de bewoners in kaart met als doel richtlijnen op te stellen voor een dagprogramma op maat en benadering van de bewoner.
Dhr. Beukenkamp is door de dag heen rustiger en gaat weer regelmatig mee naar activiteiten. Weet hij het niet zeker dan wordt met hem even naar de kalender gelopen en gekeken of er bezoek komt. Meestal is het dan goed en gaat dhr. mee. Blijft hij echter aangeven dat hij niet wil, dan wordt dit geaccepteerd. Soms is dhr. nog erg onrustig als hij het overzicht kwijt is. Hij blijft hierop mogelijk te corrigeren. Soms lukt het om hem even af
Ik hoop dat ik u een beeld heb kunnen geven van het werk van een psychomotorisch therapeut binnen een psychogeriatrisch verpleeghuis. Ik realiseer me echter dat het geen compleet beeld is en dat er nog veel vragen zullen zijn.
Geraadpleegde literatuur • DasIer, Jaco van (1994), Bewogen door beweging, Nijkerk, Intro. • Droës, R. M. (1991), In beweging, Nijkerk, Intro. • Hoveling, P (1995), De belevingsgerichte benadering van dementerende ouderen, HoutenlDiegem, Bohn Stafleu Van Loghum. • Penders, Sander (2000), Omgangsadvisering in de psychogeriatrie (scriptie).
Sander Penders is psychomotorisch therapeut in verpleeghuis 'de Noordse Balk' en bewegingsagoog in 'de Vogellanden; centrum voor revalidatie.
19
't
Web, nummer 5, 2000
Zonder
't Web, nummer 5, 2000
20
Woorden
21
' t VVeb,nurruner5,2000
Gedifferentieerd Rawehide Hardy Heijmen Rawhide is een tikspel waarin twee tikkers met elkaar moeten samenwerken. Om kinderen van uiteenlopend niveau van bewegen met elkaar het spel te kunnen laten spelen, is differentiatie nodig. Hoe dat zou kunnen worden gedaan, wordt in dit artikel beschreven. Arrangement • • • • •
2 tikkers (met geel lintje) 3 lopers 2 wachters 1 bank als obstakel, waar de lopers omheen moeten lopen 2 pilonnen in het verlengde van de bank (blauwe en een oranje), waar de tikkers omheen moeten lopen • een rode en een groene vrijplaats (b.v. hoepels) • 5 doordraai blokjes, om aan te geven wanneer er nieuwe tikkers gekozen dienen te worden
.....
•
;;
T A x
x
T
x
Opdracht
gebeurt mag de andere tikker gaan tikken. Als een tikker een loper getikt heeft legt hij eerst een blokje om, voordat hij weer het tikken hervat.
De tikkers proberen de lopers met de hand te tikken. De lopers proberen ongetikt te blijven.
Regelingen
Regelingen lopers De lopers mogen zich vrij verplaatsen over het hele veld, maar het is verboden om op of over de bank te lopen/springen. De lopers hoeven niet, in tegenstelling tot de tikkers, om de pillonen te lopen om aan de andere kant van de bank te komen. Zij mogen om de bank lopen. Tijdens het spel mag de loper gebruik maken van de vrijplaatsen. Als de loper getikt is neemt hij plaats op de
Regelingen tikker Eén van de tikkers zit ergens in het veld. De andere staat in het veld en probeert de lopers te tikken. Hierbij spreken we af dat men niet over of op de bank lopen/springen. Tevens moet de tikker, om aan de andere kant van de bank te komen, ook om de pilonnen heen lopen. De tikfunctie kan over gegeven worden als de lopende tikker gaat zitten. Als dit ' tVVeb, nurruner5, 2000
22
achterste wacht stoel. Regelingen wachters De twee wachters zitten op de wachtstoelen. Op het moment dat een loper getikt wordt neemt de eerste wachter de plek over van de getikte loper. De tweede wachter schuift door naar de eerste wachtstoel en de getikte loper neemt plaats op de tweede wachtstoel.
stoppilon). De tikkers kiezen uit de lopers die nog geen tikker zijn geweest twee nieuwe tikkers. De nieuwe tikkers kiezen twee nieuwe wachters, zetten de blokjes recht, bepalen wie van de twee gaat zitten/tikken en het spel kan opnieuw starten.
Regelingen omtrent de differentiatie Arrangement 5 blauwe lintjes 5 oranje lintjes 5 rode lintjes 5 groene lintjes I stopwatch 1 bak bij de wachtstoelen, om alle lintjes in te leggen
Regelingen vrijplaatsen Op het moment dat de groene vrijplaats door een loper bezet wordt is het verboden voor de tikkers om hem te tikken. Tevens is het verboden voor de andere lopers deze plaats in te nemen. De loper die op dat moment op de groene vrijplaats staat, mag zelf bepalen hoe lang hij daar wil blijven staan. Voor de rode vrijplaats geld ook dat op het moment deze bezet wordt door een loper het verboden is voor de tikkers hem te tikken. De loper dient de rode vrijplaats te verlaten als een medeloper ook op de vrijplaats komt te staan. De loper die de vrijplaats moet verlaten dient eerst en rondje om de bank te lopen alvorens hij weer in de rode vrijplaats mag komen staan.
Regelingen pilonnen De lopers kunnen ervoor kiezen om een blauw lintje om te doen. Hiermee geven ze aan dat zij ook om de blauwe pilon moeten lopen om aan de andere kant van de bank te komen. De lopers kunnen ervoor kiezen om een oranje lintje om te doen. Hiermee geven ze aan dat zij ook om de oranje pilon moeten lopen om aan de andere kant van de bank te komen. De lopers kunnen er ook voor kiezen om zowel een blauw als een oranje lintje om te doen. Dit houdt in dat ze zowel om de blauwe als om de oranje pilon moeten lopen om aan de andere kant van de bank te komen.
Regelingen functiewissel Als alle vijf de blokjes om zijn, wordt er van functie gewisseld. De tikker die het laatste blokje omlegd geeft aan dat er van functie gewisseld dient te worden (bijv. d.m.v. een
23
't Web, nummer 5, 2000
zoals beschreven onder "regeling wachters". De stopwatch wordt aan wachter nummer twee gegeven, op 0 seconde gezet en weer indrukt zodat de tijd opnieuw begint te lopen.
Regelingen vrijplaats De lopers kunnen ervoor kiezen om een groen lintje om te doen. Hiermee geven ze aan dat ze geen gebruik willen maken van de groene vrijplaats. De lopers kunnen ervoor kiezen om een rood lintje om te doen. Hiermee geven ze aan dat ze geen gebruik willen maken van de rode vrijplaats. De lopers kunnen er ook voor kiezen om een groen en een rood lintje om te doen. Dit houdt in dat ze geen gebruik gaan maken van zowel de groene als de rode vrijplaats.
Met klem valt aan te raden al deze differentiatieregels niet in één les te introduceren. Een overvloed aan regels kan dan tot onduidelijkheid lijden, waardoor de motivatie om deze regels goed te gebruiken weg valt. Als we de regelingen gedoseerd aanbieden wordt zullen we zien na verloop van tijd dat een groot aantal kinderen instaat is zijn loopniveau aan te passen aan het niveau van de tikkers. Hierdoor ontstaat er een constant optimaal spanningsveld tussen tikken en niet getikt worden.
Regeling gedifferentieerd wachten Wachter nummer één heeft een stopwatch. Zodra het spel begint druk hij deze in, zodat de tijd gaat lopen. Als er binnen een halve minuut nog geen loper getikt is, mag hij, nadat hij de stopwatch aan wachter nummer twee gegeven heeft, "gratis" het veld in. Dit houdt in dat er op dat moment 4 lopers in het veld staan. Als er een loper getikt wordt, voordat de halve minuut om is, vind de wisseling plaats
Correspondentie adres: Hardy Heijmen Ruysdaelkade 115 3h 1072 AN Amsterdam Tel; 06 22241832 E-mail;
[email protected]
Hometrainer Je kuiten en je bovenbenen kun je prima trainen, maar de thuisfiets went je niet aan regen, wind en hagelstenen. Reinald Teune
' t Web, nummer 5, 2000
24
Bewegen en muziek in de basisvorming (3) Corina van Doodewaard In nummer 2 en 3 van 't Web 2000 stonden de eerste 2 de-
len van deze artikelenreeks over bewegen en muziek in de basisvorming. Het betrof de aanleiding tot schrijven en een lessenserie voor klas 1. In dit artikel het vervolg voor klas 2 en 3. Vaak herhalen
korte motieven met eenvoudige verdelingen en richtingsveranderingen zijn geen probleem meer. 2. Als er met andere opstellingen wordt gewerkt, lukt het de meeste leerlingen na een poosje' weer om het motief goed te maken. Het lukt nog niet zo goed om daarbij ook rekening met de andere deelnemers te houden en het bewegen daarop aan te passen. 3. De leerlingen kunnen in een groepje het bekende motief herhalen en eenvoudige veranderingen (bijvoorbeeld in de opstelling) op dit motief uitzoeken. 4. In een groepje kunnen de leerlingen zelf aftellen en dit gebeurt regelmatig in de maat van de muziek.
In de beschrijving voor klas 1 staan een aantal aanwijzingen gegeven met betrekking tot het lesgeven. Voor de verdere uitwerkingen blijven deze aanwijzingen van kracht. Dat geldt ook voor bepaalde herhalingen uit de lessenseries van klas 1. Voor de volledigheid geef ik hieronder de begrippen die in klas 1 al aan bod zijn geweest (en daar dus terug te vinden zijn): kick, tik, vierkantje, halve bocht, zij tik, pivot, jazzdraai, wiebertje
Klas 2 - het derde blok: een wat langer jazzmotief Dit is het blok waarin we een wat langer jazzmotief aanbieden (uiteindelijk 16 maten!). Het is verder nog eenvoudig in zijn verdelingen en richtingsveranderingen.
Er is gekozen voor een langer motief dat eenvoudig in kortere stukjes van 4 maten is aan te bieden: zo kan eerst weer even worden aangesloten bij het niveau van klas 1.
Beginniveau 1. De leerlingen zijn bekend met jazzdansen. De meeste leerlingen starten en stoppen op tijd met het motief. Bekende
Motief 3.1 (eerste en tweede les) Tempo: 124 bpm
41 ~ J ~ k I i ~ ~ V
~
V
JIJ J j
~dAJl.
~
Vo
t IJ U t 1 2 cUlZ.
uca~ I ~,~ {
X,
'h df
X
J ti J ti • x., 'X
1r.
1~(
Maat 3: stap zijwaarts, stap achterover en weer een stap zijwaarts: de vierde tel is een tik.
Beschrijving Maat 1: 3 stappen voor, dan kick. Maat 2: vierkantje.
25
't Web, nummer 5,2000
lukt het. Het helpt om mee te 'hummen': rakketaa -rakketaa.
We noemen dit een grapevine: een beweging die veel gemaakt wordt bij "steps": hij schuift in een rechte lijn opzij. Maat 4: idem maat 3, maar nu de ander kant op.
Let op bij maat 3:het is van belang dat de leerlingen "zijwaarts uitstappen": de kant op van het been dat aan de beurt is. Bij maat 8 komen sommige leerlingen in de problemen omdat ze het springen en klappen op hetzelfde moment inzetten. Soms is dat erg hardnekkig (en komen ze er maar niet achter hoe je handen en je voeten ook los van elkaar iets kunnen doen ... ).
Maat 5: lne 2: een verdubbeling schuin naar voren(uitstappend), 3je4 is hetzelfde maar dan schuin de andere kant op (ook wel chassé of aansluitpas). Maat 6: wiebertje. Maat 7: op de eerste tel zet je je voet kruislings over de andere, op de tweede tel kruisen de armen. Op de derde tel maak je een halve draai ("benen weer uit de knoop") en op vierde tel de gebogen armen spreiden (elleboog tegen het lichaam). Variaties toegestaan! Maat 8: teil: sprong met 2 voeten naar achteren, tel 2 klap in de handen, tel 3 en 4 idem als 1 en 2. Afspraak: bij herhaling de ' beginvoet' hetzelfde houden (dat is na maat 7 en 8 niet duidelijk).
Waarschijnlijk hebben leerlingen hier wel weer twee lessen voor nodig; als het sneller gaat (en het er dus aan eind van de eerste les al in zit) zou ik voor de opstelling kiezen en ze die in groepjes laten uitzoeken. Je kunt er voor kiezen om dit eerste motief in een ander opstelling te maken (zie na 3.2), maar dat kan ook nog als je het tweede motief eraan vastplakt. Een vervolg voor de derde en vierde les is een variatie op het eerste motief; ik stel me voor dat leerlingen aan het eind van dit blok motief 3.1 en 3.2 achter elkaar kunnen uitvoeren.
Ingewikkeld in dit motief zijn met name de aansluitpassen van maat 5: als de leerlingen goed in de gaten hebben dat de verdubbeling eigenlijk een soort 'onderschuifpasje' is en dat het nog steeds voet voor voet gaat, dan
Motief 3.2 (derde les)
I:
Tempo 124 bpm
i
~ n k, /1 J ~ J I 10 ~ iï J
• \ n U 1;f
~
"I."
Beschrijving: Maat 1: 3 stappen oor, dan kick. Maat 2: ierkan~e. Maat 3: grape ine. Maat 4: jazzdraai. Maat 5: tel l:stap oor-uitstappend, tel 2 klap tel 3 en 4 idem 1 en 2 (maar nu is de andere oet en dus de andere kant aan de beurt). faat 6: eerste t\ ee tappen zijn naar buiten 't
Web, nummer S 2000
WI -t
lIJ 1 va va "
V
•
ltoïLÄf
X X'
"I
X. X.
gericht: je stapt naar beide zijkanten, de tweede twee stappen gaan weer naar binnen: je stapt terug naar je plaats. Maat 7: tellen 2: verdubbeling naar voren, tel 3:voet voorover kruisen, tel 4: halve draai maken. Maat 8: teil: ene hand kruist naar de schouder; tel 2: andere hand naar de andere schouder; tel 3: ene hand naar voren strekken; tel 4: andere hand naar voren strekken.
26
De veranderingen zitten dus in maat 4,5,6,7 en 8.
Als ook dit motief goed loopt, kunnen beide motieven achter elkaar worden geplakt; een lang verhaal! Het is groot feest als dit lukt. ..
Bij maat 6 is het spannend om een vertraging toe te passen bij het naar binnen stappen: 1,2 ...je4. Maat 7 lijkt in het tweede deel op de draai uit motief 3.1 alleen is dit de snelle uitvoering (in 2 in plaats van in 4 tellen).
opstelling blok 3
,
/\VI\V
,
I\V/\V
Een opstellingsverandering die zowel voor de motieven apart als voor het hele verhaal kan worden gebruikt is onderstaande opstelling:
- tedV~ ~aft m.e;t ~"Utfcie., vv-et ~ lJf ht!~W)~
De leerlingen staan om en om in tweetallen naast elkaar; in de eerste 8 maten schuift hij dan uit elkaar totdat ze met het gezicht weer naar elkaar toe staan. In de tweede 8 maten komt hij weer naast elkaar en draait hij om als iedereen in principe al op zijn oude plekje staat.
"dansend te denken". Laat ze vooral door het doen tot mooie vondsten komen. De groepjes die eerder klaar zijn kunnen een extra opdracht krijgen.
Klas 2 - het vierde blok: het 'samenstellen' van een dansmotief
Ontwerpintermezzo - keuz·eg: met betrekking tot ontwerplessen: an opstellingsverandering tot nieuw motief
Vertel de leerlingen hoe je van plan bent om het ontweI1?en af te sluiten en te beoordelen.
In dit blok staat dan wel het ontwerpen centraal, maar we doen dit aan de hand van bekende "deelmotieven" uit voorgaande blokken. Kies hiervoor zelf een aantal stukjes dat goed paste bij deze groep leerlingen of doe dit samen met de leerlingen. Kies voor een ontwerp van 8 maten en neem niet meer dan 4-6 bekende deelmotieven. Laat de leerlingen vrij in welke herhalingen ze willen toepassen. De voorkeur gaat uit naar een groepsgrootte van 4-5 leerlingen. Voor een uitgebreid scala aan verandermogelijkheden met betrekking tot 'ontwerplessen' wordt verwezen naar het onderstaande gedeelte 'ontwerpintermezzo' .
De leerlingen hebben al een aantal keren in groepjes gewerkt om een motief te herhalen of om een opstellingsverandering roe te passen. Dat is een belangrijk begin van het ontwerpen van motieven in groepjes. Ze zijn dan al gewend om met elkaar in groepjes te overleggen. Daarnaast vraagt het doordenken van een opstellingsverandering alom de vaardigheid om een motief in zijn geheel te overzIen. Er zijn een aantal aspecten van het ontwerpen waar de docent keuzes en vervolgens afspraken over moet maken met de leerlingen. In feite zijn het de vernoderiogsmogelijkheden die de docent beeft om de om erplessen zo in te richten dat ze optimaal aansluiten bij het niveau en de interesse van de klas. Het betreft de volgende ooden crpeo:
Er zullen grote verschillen in 'ontwerpsnelheid' zichtbaar worden. Het ene groepje denkt nog en het andere is al klaar. Stimuleer alle groepjes om niet al pratend, maar al
27
'I Web, JlIlIIDJJJCJ" 5, 2.Oll'C
delijk gaan als leerlingen eerst een stukje van het motief zelf moeten bedenken (bijvoorbeeld 8 of 16 tellen). Waneer leerlingen zelf stukjes mogen bedenken komen grote verschillen naar voren. Sommigen hebben uit andere dansjes (sport! toneel) allerlei ideeën en weer anderen "weten niks". Probeer deze laatste groep die "niks weet" weer op het spoor van oude (deel)motieven te zetten; er is uiteindelijk niets nieuws onder de zon! Belangrijke voorwaarde bij het ontwerpen is echter dat het uit te voeren moet zijn door alle groepsgenoten. Zo beperk je de leerlingen in al te ingewikkelde pasjes en geef je ze een kader waaraan ze zich kunnen vasthouden. Een andere inspiratiebron is de televisie. Er zijn altijd wel een aantal 'dans' videoclips waar leerlingen uit kunnen putten. Natuurlijk hoeft het er in de klas niet meer op te lijken, we hoeven de clip niet na te dansen! Het nadansen van (delen van) clips is trouwens erg leuk, maar ook erg moeilijk. Als je als docent dat toch wilt proberen, dan is dat hooguit iets voor de tweede fase of de bovenbouw van het VMBO.
l. Samenstelling van het groepje. 2. Herhaling van bekende deelrnotieven en! of zelf bedenken van deelrnotieven. 3. Lengte van het motief. 4. Herhalingen in het motief. 5. Verplichte onderdelen in het motief. 6. Opstellingen. 7. Morele grenzen van het ontwerp. 8. Presentatie van het ontwerp. 9. Muziekkeuze. 10. Beoordelen van het ontwerp.
1. Samenstelling van het groepje Het is belangrijk om groepjes samen te stellen waarvan de leden elkaar ook wat te bieden hebben. Dit gaat niet alleen over deelnameniveau, maar ook over bijvoorbeeld creativiteit en samenwerken. Het lijkt me goed om als docent een behoorlijk vinger in de pap te houden bij het samenstellen van groepjes. Als de indeling goed bevalt zou je deze groepjes een poosje kunnen handhaven voor de lessen bewegen en muziek. 2. Herhaling van bekende deelmotieven en / of zelf bedenken van deelmotieven In eerste instantie is het eenvoudiger om leerlingen een dansje te laten samenstellen uit bekende, vooraf door de docent aangegeven, deelrnotieven. De volgorde wordt dan door de leerlingen gekozen en uitgevoerd. De overgang naar zelf bedenken kan gelei't Web, nummer 5, 2000
3. lengte van het motief en 4. Herhalingen in het motief In blok 3 hebben de leerlingen een dansje gemaakt van 16 maten. Dat is al erg veel om 28
te onthouden. Toch, wanneer leerlingen zelf een dansje samenstellen, zal dit onthouden van het motief niet het probleem zijn omdat ze het zelf gemaakt hebben. Ook het probleem van moeilijke overgangen van de ene naar de andere maat vervalt vaak, want ze hebben vanuit een eigen logica gekozen voor deze volgorde! Het zal eerder een probleem zijn om 16 'leuke maten' te vinden zonder al te veel herhaling. Begin dus met leerlingen eerst met 4-8 maten waarin bijvoorbeeld 1-2 maten herhaald mogen worden (denk bijvoorbeeld aan de jazzdraai twee keer achter elkaar). Je zou ook kunnen kiezen voor het splitsen van een groepje: de ene helft verzint 4 maten en de andere helft van het groepje verzint ook 4 maten. Die plakken ze aan elkaar.
gen er niet thuishoren in de dansontwerpen die ze op school maken. Er zijn twee belangrijke grenzen: het mag niet gevaarlijk zijn voor jezelf of anderen (dus geen salto's of gekke sprongen) en het mag niet beledigend of seksistisch zijn (en dan weten de meeste leerlingen genoeg). 8. Presentatie van het ontwerp Er zijn meerdere manieren om het ontwerpen af te sluiten. Het is leuk om de ontwerpen aan elkaar te laten zien, maar niet iedereen zal zich daar happy bij voelen. Toch gaat de voorkeur uit naar deze manier van afsluiten. Maar dan wel op maat van de groep! Daarom een aantal aanpassingen om het minder spannend te maken: • Het is makkelijker als er niet zoveel mensen kijken: je moet het aan de docent voordoen (terwijl de rest nog dooroefent) of het ene groepje laat het aan een ander groepje zien. Het is makkelijker als je nog niet zoveel zelf verzonnen hebt, maar vooral bekende stukken herhaald. Gelijk vanaf de eerste ontwerples opnemen dat 'laten zien' erbij hoort. • Het is makkelijker als het hele groepje 'erin kan blijven': help het groepje door mee te doen of voor te zeggen. • Het is makkelijker als het leuk is en goed lukt. Geef leerlingen opdrachten die ze aankunnen in voldoende oefentijd. Als je er meer dan een week overheen laat gaan, zullen sommige groepjes ook tussendoor nog willen oefenen (of wijs ze op die mogelijkheid). • Het is mahlcelijker als het snel voorbij is. Eigenlijk is dit in tegenstelling met het vorige punt: als het ontwerpen moeilijk lukt in een klas, kun je de leerlingen beter niet te lang op eenzelfde ontwerp vastpinnen. Ze moeten zich dan elke les opnieuw oriënteren op dezelfde taak (en hebben dan de helft vergeten, of degene die het opgeschreven heeft is er niet, etc.). Het blijft echt het streven waard om klassikaal af te sluiten: elk groepje laat het aan de rest zien. Ook dit kun je makkelijker maken door alle groepjes te nummeren en ze direct achter elkaar aan te laten presenteren. Dus in het applaus van groepje 1 gaat groepje 2 al staan.
5. Verplichte onderdelen in het motief Het is goed om met leerlingen af te spreken wat er in elk geval in het motief moet zitten. Op die manier bewaak je ook het niveau van het dansje. Denk dan aan bestaande pasjes als de jazzdraai, de kick balI change (zie blok 5), maar ook aan 'er moet iets met je handen inzitten' of 'aan het eind van het motief moet je een halve slag gedraaid zijn'. Zo stuur je de richting van ontwerpen. 6. Opstellingen Ook het veranderen van opstellingen hoort thuis bij het ontwerpen. Het meest eenvoudig is het dan om een bestaande dans in een andere opstelling uit te voeren die door de docent aangegeven is. Daarna mogen leerlingen zelf een opstelling bedenken. Soms zijn hier al kleine aanpassingen voor nodig in het motief: dat is een volgende stap in het ontwerpen met opstellingen. Als je afspreekt dat de leerlingen een 'andere opstelling dan allemaal achter elkaar' moeten maken in een zelf te ontwerpen dansje, kiezen sommige groepjes er al bij het begin voor om de opstelling te hanteren. Ze ontwerpen als het ware vanuit de gekozen opstelling. Dat kan hele leuke motieven opleveren! 7. Morele grenzen van het ontwerp Het klinkt wat zwaar, maar het is goed om met leerlingen af te grenzen welke bewegin-
29
'tVVeb,nurruner5,2000
goed uit kan leggen waarom het ene ontwerp beter is dan het andere, leren leerlingen ook hoe ze een dansontwerp moeten beoordelen. Het is goed mogelijk om leerlingen met eenvoudige 'toetsstenen' elkaars dansje te laten observeren en beoordelen. Gebruik hiervoor observatie opdrachten die gerelateerd zijn aan de opdracht. Denk aan: heeft het dansje de afgesproken lengte? Heeft het groepje de verplichte onderdelen verwerkt? Werken ze in een veranderde opstelling? Maar ook: start en stopt iedereen op hetzelfde moment? Danst het groepje in de maat? Kan elk groepslid het dansmotief goed uitvoeren (of hebben ze te moeilijk gekozen)? Vind je dat het groepje een leuk! origineel ontwerp heeft gemaakt? Belangrijk is vooral dat de docent zelf helder heeft welke criteria hij of zij zelf hanteert en welke beoordelingsnormen hij of zij daarbij gebruikt. Geef je een cijfer van 4 tot 9 of een beoordeling tussen onvoldoende en goed? Hoe telt de beoordeling door een ander groepje mee? Krijgen de leerlingen ook een beoordeling voor het beoordelen? Natuurlijk is het van groot belang hoe in andere lessen en bij andere activiteitsgebieden om gegaan wordt met het beoordelen van resultaten (van elkaar).
9. Muziekkeuze Zoals in elke les bewegen en muziek is het leuk als leerlingen zelf muziek mogen kiezen of meenemen. Voorwaarde blijft dat met name het tempo dan goed gekozen moet worden (120-130bpm). Andere groepjes kunnen dan ook oefenen op de muziek die door een ander groepje is meegenomen. Dat is overigens een heel gedoe want elk groepje wil vervolgens het liefst op hun eigen muziekje oefenen. Spreek met leerlingen een volgorde af waarin je de nummers laat horen en geef aan dat het tempo hetzelfde is. Ze moeten ook op de muziek van andere groepjes oefenen. Het is makkelijk om juist nu muziekmixen te hebben die je een poosje kunt laten doordraaien. Zo heb je je handen vrij om rond te lopen en te sturen in het proces. Natuurlijk kun je ook een leerling of een groepje verantwoordelijk maken voor de muziek om zelf je handen vrij te hebben. Als leerlingen zelf geen muziek hebben kun je ze laten kiezen uit nummers die jij gebruikt. Schrijf op de Cd-hoesjes welk tempo de nummers hebben en laat ze dan kiezen voor een nummer dat ze leuk vinden . Het is ook prima als leerlingen het in het begin nog niet uitmaakt welke muziek er op staat. Soms hebben ze hun handen al meer dan vol aan het maken van het ontwerp!
Klas 3 - het vijfde blok: korte complexe jazzmotieven in meerdere opstellingen In de eerste vier blokken hebben we er vooral voor gekozen om de motieven in de verdelingen en richtingen eenvoudig te houden. Daar komt nu verandering in. We kiezen voor een aantal kortere motieven waarin
10. Beoordelen van het resultaat Om te beoordelen of een ontwerp goed gelukt is, moet de docent een kader hebben waaraan hij of zij deze ontwerpen toetst. Dat moet overeen komen met de opdracht die leerlingen gekregen hebben. Als de docent 't Web, nummer 5,2000
30
'moeilijke pasjes' worden aangeboden. Als de docent dat wil, zijn deze motieven goed uit breiden met deelrnotieven uit de voorgaande vier blokken. Ook kan de docent ervoor kiezen om deze complexere motieven te mixen met een ontwerpopdracht. Het hangt van de docent en de klas af wat het beste past.
Het tempo van de muziek is mede bepalend voor het al dan niet slagen van een ingewikkelder motief. Kies daarom een tempo van 120-124 bpm en niet hoger. Als het tempo wordt opgevoerd komt dat de uitvoering niet ten goede!
Motief 5.1 (eerste les) Tempo 120-124 bpm.
Maat 3: kick ball change. Maat 4: naar voren in: 1-2-3je-4.
Beschrijving Maat 1: een kick balI change in de verdeling, "lne 2" of schop-stap stap. De kick gaat naar voren, de eerste stap (met de 'kickvoet') is een beetje naar achteren en de tweede is dan weer op de plaats. Maat 2: een halve bocht (let op: inzetten naar de kant van de voet die vrij is).
De kick balI change staat centraal in dit korte motiefje: voor sommige leerlingen een makkie en voor anderen heel ingewikkeld. Doe hem heel overdreven voor door de kick en de stap erna goed te benadrukken: als leerlingen die te snel achter elkaar plakken
Opstelling 5.1
4 3
'Z..
I
/\/\1\ A f\ /\ /\. j\ j\ /'\ /\ 1\
1\1\1\.,\
~
-teW~ W-zakfó..Q. marte{- vertfett per kol~/()n dQ 4-tet~ VM1a{" ~ éXq~ plek., -1eclQJ~ M.at ~
voet
In zijn geheel schuift dit motief opzij, naar de kant van de voet waarmee begonnen is.
De leerlingen staan in kolommen naast elkaar en vertrekken per kolom om de 4 tellen vanaf hun eigen plek. Iedereen maakt hetzelfde motief en vertrekt met dezelfde voet.
31
't Web, nummer 5, 200e
Motief 5.2 (tweede les) Tempo 120-124 bpm
Beschrijving Maat 1: tellen 2 een pas de bourré in de verdeling: lne 2: eerste stap naar achteren en de tweede stap ernaast, de derde stap weer naar voren. Tel 3 en 4: doorlopen naar voren. Maat 2: tellen 2: pas de bourré naar voren: lne 2 eerste stap naar voren en de tweede tap ernaast, de derde stap naar achteren. Tel 3 en 4: doorlopen naar achteren. Maat 3 en 4: tel l:stap opzij. Tel 2: een tik met je voet en een knip met de vingers. Dit herhaalt zich nog drie keer.
wisseling van voet. Doe hem overdreven voor en laat goed zien hoe de verdeling en de richting is in die twee tellen. Met name het plaatsen van de 2e voet in de eerste tel (lne) zorgt voor verwarring. Leerlingen maken hier soms een tik van: er rust dan geen gewicht op de voet en ze komen daarna dus met de verkeerde voet uit. Het laatste stukje (een poosje zij tik) is een rustmoment en een mooi contrastmoment met het stukje ervoor. Daar maken we in de opstelling gebruik van.
ieuw en ingewikkeld in dit motief is de pas de bourré. Het gaat snel en maakt een Opstelling 5.2
[)
(0
1reJfiVlit en qfoep l
'»>">
<.«
- q(~ ,
»> '>
«<
- ~~ Yl'\.Q:t ~foW-
«<
»> » >~>
'>
1)&
8-fe1tLb-..
vott
«<
In feite maken" e een canon: de ene groep b gint en na 8 tellen tart de t\veede groep. led re n tart met dezelfde oet.
pas de bourré goed laten opklinken: een verdubbeling die in het ritme van de tweede groep meegaat.
Het geeft een leuk effect als de leerlingen de 't Web nummer -
geUt
000
32
Motief 5.3 (derde en vierde les) Tempo 120-124bpm
Beschrijving Maat 1: een halve jazzdraai: teIl opzij stappen (en alvast indraaien voor tel 2) tel 2 een halve draai maken. Tel 3 en 4: pas de bourré. Maat 2: idem maat 1: in feite schroef je de draai er nu weer uit. Maat 3: 2 keer een chassé. Maat 4: 4 stappen naar achteren met een knip in de vingers.
de tel weer voor overstappend is. Tel 3 en 4 horen bij elkaar en zien er dan uit als een 'achter zijwaartse schijnbeweging': je doet of je gaat, maar komt terug op je oude plek. Maat 6: idem 5, maar nu de andere kant op. Maat 7: tellen 2: een chassé recht naar voren, tel 3 een stap, tel 4: je knie optillen. Maat 8: teil (en 2): stap _ draai zijwaarts en je armen zijwaarts. Tel 3 (en 4): stap _ draai zijwaarts(doorstappen zodat je een halve jazzdraai hebt gemaakt) en je armen opnieuw zijwaarts strekken. Het is aan te raden om maat 1-4 en 5-8 apart aan te bieden en daarna pas aan elkaar te
Maat 5: tellen 2 chassé zijwaarts. Tel 3: een stap achter overstappend (kruisend). Stap 4: een pas die ten opzichte van de derOpstelling 5.3
.1\
V
-ïeW.eQK1 stdft ~ hctwtctt mo~
j\ V
"'\ Vf\ V J\ V /\ V
.1\
V 1\
R
L
V R L.
.-,.
- k:.olom~gclA'tert mQt
(ew~
-ïtcW~ q()~ rfu?J2Jfd.!l, ~
af- tIn~ Dp
Voor deze opstelling moet het motief zowel op links als op rechts geoefend zjjn!
In de herhaling beginnen de leerlingen met dezelfde voet als in het begin: het motief loopt dan in principe terug naar zijn plaats. Aan het eind moeten ze dus weer in de heginopstelling staan.
De kolommen staan om en om en starten of met links of met rechts. Ze gaan allemaal dezelfde kant op. Bij maat 3 en 4 moeten de leerlingen proberen om weer naast elkaar uit te komen. Bij maat 7 lopen de kolommen iets uit elkaar.
33
't Web, nummer 5,
2000
Natuurlijk zijn dit niet de enige motieven die op aanvangs- en vervolgniveau te beschrijven zijn. Voor elke docent die met gemak nieuwe motiefjes bedenkt blijft het een uitdaging om met een nieuw dansje te komen. Toch wil ik een pleidooi houden om wat vaker dezelfde motieven te gebruiken. Daardoor heb je in de voorbereiding meer tijd om je te concentreren op ingewikkelde stukjes uit het motief en heb je in de les minder moeite om het motief zelf te onthouden. Ik denk dat kwaliteit van je inbreng toeneemt als je voor jezelf ook wat herhaling inbouwt door dezelfde motieven te gebruiken.
Hoewel deze twee motieven voor 2 lessen staan, hangt het natuurlijk van de groep af hoe het gaat. Je kunt er ook voor kiezen om alle ingewikkelde pasjes uit dit hele blok te mixen en samen te voegen met dit laatste motief. Zoek naar een leuke opstelling!
Klas 3 - het zesde blok: het maken van een eenvoudig ontwerp van een jazzmotief We kunnen hier kort over zijn: afhankelijk van de klas en de ervaringen moeten er keuzes gemaakt worden zoals beschreven in het 'ontwerpintermezzo' . Stel ook een van de complexe stukjes uit blok 5 verplicht in het ontwerp om ze daarop te laten oefenen! Als de leerlingen het leuk vinden om zelf met ontwerpen aan de gang te gaan, zullen de ontwerplessen vaak (boven verwachting) goed verlopen. Laat je niet verleiden om dan maar zoveel mogelijk ontwerplessen te geen want dan treedt de verzadiging gauw op bij leerlingen. Juist de afwisseling met klasikale Ie sen maakt de groepjes lessen spannend!
Ik blijf benieuwd naar ervaringen met het geven van deze serie lessen en houd me aanbevolen voor reacties: Corina van Doodewaard Tussen de Verlaten 2 8024 PA Zwolle e-mail:
[email protected] J a, en dan maar weer even op zoek bij Loesje om dit artikel af te sluiten. De teksten komen uit het boekje Je bent jong, wild en je moet huiswerk maken.
Tot slot Ik heb geprobeerd om een serie lessen voor klas 1 tot en met 3 te geven voor jazz in de b is orrning.
SCHOOLFEEST
HOEZO lEEIUHGEH UI
IS DAT NIET ALS MEER DAN TIEN LEERUNGE.N GAAN DANSEN TUDENS DE LES
t \l eb, nummer 5
000
OOIT EEN LERAAR 200 BEATS PER MINUTE
ZIEN DANSEN
34
'Rendez-vous' Rob Maassen
Naam Woonplaats Geboortedatum
Dirk-Jan Beumer Druten 21-08-1956
Calo-periode
Begonnen in september 1974, afgestudeerd in 1978 in Arnhem.
Studierichting
LO, maar in de zorg terechtgekomen.
Calo-kampen
Zeilkampen, maar dat was niet voor mij weggelegd. (Het verplichte skikamp bestond toen nog niet, er werden wél in de vakantie skiweken georganiseerd door studenten zelf.)
Actief betrokken geweest bij
Bestuur Vestuvalo als inkoper: mijn vader was middenstander, dus deze taak werd mij logischerwij ze toebedeeld. Bij de verhuizing van de ene soos naar de andere regelde ik sponsoracties. Omtrent het ontwikkelen van de betekenisgebieden de Calodocenten geholpen dit (landelijk) te presenteren. Ongeveer 10 jaar heel actief geweest in de Werkgroep Bewegingsonderwijs: organisatie studiedagen betekenisgebieden, publicaties in 't Web.
Meest interessante vak
Theorie: LMZB , didactiek/methodiek. Praktijk: spelfiguur.
Calo-periode
Saamhorigheid, veel samen doen en ergens samen voor staan. Een eigen identiteit verwerven, wat door andere studentenverenigi ngen elitair gevonden werd. Er waren wekelijkse bijeenkomsten waar samen gezongen werd, waarin je bezig was, jezelf leerde presenteren. Als onderdeel van de K-Tijd werd in het centrum van Arnhem vanaf een steiger voor de Hema van alles naar beneden gekwakt (o.a. koelkasten!). Dit was naar een voorbeeld van 'Vl ieg er eens uit' en het heette 'kwak 'm eraf.
Afgestudeerd en toen?
In Amsterdam gewerkt op een basisschool en tegelijkertijd gestudeerd aan de interfaculteit LO, VU. Daarna vervangende dienstplicht van l,S jaar op "Boldershof", bij verstandelijk gehandicapten als bewegingsagoog. Vervolgens deze functie 7,5 jaar op de "Boldershof'. Hier ook les gegeven aan verpleegkundigen. In deze tijd (van '83-'86) VO PMT gedaan in Amsterdam. In '88 werken op een aantal dagcentra voor verstandelijk gehandicapten als bewegingstherapeut. In '94 coördinator vrijetijdsbesteding voor mensen met een verstandelijke handicap.
Huidige baan
Leidinggevende van een aantal dagcentra voor volwassen verstandelijke gehandicapten in de omgeving van Venlo.
Invloed van de Calo
Het 'onderweg-zijn'. Niet alleen het eindresultaat, maar juist de reis hier naar toe vind ik belangrijk; procesmatig leren denken.
Werkmotivatie
De mensen een plek geven, ze echt laten deelnemen aan het maatschappelijke leven, op eigen niveau.
Terugblik op Calo-tijd
"Het plezier samen. Dit is met geen pen te beschrijven!"
\
35
't Web, nummer 5, 2000
Naam Woonplaats Geboortedatum
Jeanette Massier Meppel 23-10-1968
Calo-periode
Begonnen in september 1989 & afgestudeerd in juni 1993, studierichting LO.
Calo-kampen
Ski, kano, paardrijdkamp en zweefvliegkamp.
Actief betrokken geweest bij
Vestuvalo-lid.
Meest interessante vak(ken)
Theorie: psychologie, methodiekvakken. Praktijk: turnen, zwemmen.
Naast je studie?
Intensief judoën (3-4x per week), jiujitsu, fitness, judoles geven. In het weekend: jeugdjudoka's begeleiden op toernooien en zelf wedstrijden draaien. Ik was een 'laatste nippertje mens' wat betreft tentamens; 1á 2 dagen van tevoren leren. Maar ik vond de meeste lessen interessant en ik maakte goede aantekeningen.
En je studie?
Afgestudeerd en toen?
Orthopedagogiek gestudeerd in Utrecht, 1993-1996. Aanvankelijk: 'Sport, bewegen en gezondheid', maar dat vond ik toch niet zo interessant. Overgestapt naar orthopedagogiek. In 1997 & '98 in verschillende zwembaden gewerkt. Ook invalwerk bewegingsonderwijs op een school voor VO in Meppel, daarna aan het Meandercollege te Zwolle.
Huidige baan
Docent bewegingsonderwijs aan het Agnietencollege in Zwolle, locatie Meander.
Invloed van de Calo
Aandacht voor het individu, omgaan met niveauverschillen zodanig dat iedereen het naar zijn zin heeft in de les. Uitgaan van wat een kind kan; het principe van 'de ene 7 is de andere niet'. Iedereen meedoen en plezier hebben. Ook belangrijk voor later: meedoen met sporten, negatieve ervaringen voorkomen.
Bereiken met kinderen
Kinderen beter leren bewegen en ze een breed scala aan bewegingsactiviteiten meegeven. Belangrijk daarbij vind ik plezier hebben in bewegen, zodat ze ook later, na hun schoolperiode, door blijven gaan met sporten.
2e Fase
Goed. Het vereist een actievere en intensievere d"eelname van de leerlingen. Het programma is ook veel breder geworden, niet alleen maar bewegen, maar ook leren over bewegen, kennis maken met wat er buiten school mogelijk is, zelf nadenken hoe je iets op gang brengt, coachen van elkaar, kijken naar en leren van elkaar. De leerlingen zijn hierdoor anders in de les bezig, meer betrokken. En ze steken er meer van op, voor nu en voor later.
Terugblik
Hele mooie periode. Had langer willen blijven. Theorie en praktijk wisselden elkaar mooi af. Er was sfeer en de omgang met elkaar was bijzonder.
't Web, nummer 5,2000
36
Notulen Algemene ledenvergadering Annemarie Hop In het onderstaande vindt u het verslag van jaarlijkse Alge-
mene ledenvergadering van de Werkgroep voor Bewegingsonderwijs, -therapie en -recreatie. Dit maal vond de AlV plaats op 11 mei 2000 in Utrecht. Met dank aan onze inmiddels trouwe notuliste Annemarie Hop. 1. Opening
Redactie (Niek): Activiteiten in 1999: o Gordijnnummer. o 1 Themanummer. o Er zijn 5 (i.p.v. 4 het vorige jaar) nummers uitgekomen in 1999. o Het blaadje heeft een nieuwe voorkant gekregen en er zijn een paar nieuwe rubrieken in het blaadje gekomen (rendezvous, surfing, Perzisch kwatrijntje, muziek top 5).
Voor de laatste keer in haar hoedanigheid als voorzitter opent Gerie de vergadering, met een prachtig eigengemaakt gedicht.
- gedichtje -
2. Bespreken van de notulen van 28 mei 1999 o
o
Er is nog geen lijst met internetlinks, zoals voorgesteld in de notulen. Over de rondvraag: - advertentie voor het kleuterboek in de Groene is er geweest. - inmiddels zijn er activiteiten in de recreatiepoot ontplooid.
Activiteiten voor 2000: o '6 Nummers. o 1 Themanummer (nummer 4: therapie) o Auteursgroep formeren, waarvan met zekere regelmaat artikelen te verwachten zijn uit verschillende werkvelden. o Hopelijk geen nieuwe computercrashes !
3. Terugblik 1999 en vooruitzichten voor
2000
PR (Simone): Activiteiten in 1999: o Pieter en Marieke hebben een bezoek gebracht aan de Calo (heeft 8 nieuwe leden opgeleverd). o De PR-comrnissie heeft een aantal studiedagen bezocht en daar 't Web gepromoot door het uitdelen van publicatielijsten en oude Webnummers. • Rond de eeuwwisseling zijn er relatiegeschenken verstuurd aan alle relaties van 't Web. Dit gebaar werd zeer gewaardeerd. o Mailing.
De therapie-poot (Marga): Activiteiten in 1999: o In juni is de afdeling PMT van de Calo door 't Web bezocht, dit leverde een paar nieuwe leden op. o Thema-avond 'dans en expressie'. o Thema-avond 'omgaan met geweld .en agressie'. o Schrijversgroep samengesteld. o Foto's gemaakt om te kunnen gebruiken als illustratie bij therapie-artikelen. • Enquête gehouden. • Het contact met de NB VA en de NVPMT is verder gevorderd en er liggen leuke samenwerkingsmogelijkheden.
Activiteiten voor 2000: Website nog interactiever maken. • PR-brief maken die standaard bij verzendingen (van bijv. publicatiefonds) meegestuurd kunnen worden. • Aanschaf digitale camera.
Activiteiten voor 2000: o Themanummer. • Beginnende therapeutenavond.
o
37
't Web, nummer 5, 2000
5. Bestuurssamenstelling
Activiteiten (Hardy) Activiteiten in 1999: o Hersenhoos over reguleren. o Kleuterboek-bijeenkomst, waarbij de vraag van de schrijvers: 'hoe bevalt het boek in de praktijk?' centraal stond. o Beginnende lesgeversavond Amsterdam.
Er verandert nogal wat in de samenstelling van het bestuur. Er wordt afscheid genomen van Marieke, Richard, Marga en Gerie. Marcel heeft voor een ieder een karakteristiek stukje geschreven en bedankt de bestuursleden op prachtige wijze voor al hun verrichtingen voor 't Web. Het afscheid van Gerie en Marga betekent dat 't Web op dit moment voorzitterloos is en Hardy treedt op dit moment op als ad interim voorzitter.
Werkgroepen (Hardy) o Momenteel is alleen de reguleringscommissie als werkgroep actief binnen 't Web. Zij hebben allerlei leuke activiteiten gehad dit jaar, waaronder een discussie-avond met de ' oude lullen' en de reguleringscommissie is benaderd door de SLO om mee te helpen bij het opstellen van het basisdocument. o Momenteel is alleen de reguleringscommissie actief als werkgroep, maar 't Web wil benadrukken dat zij initiatieven van anderen om een werkgroep op te richten graag wil ondersteunen (met financiële middelen en andere middelen die binnen 't Web aanwezig zijn).
6. Mededelingen o Er gaat een groep mensen naar Curaçao, om een nascholingscursus van drie keer drie dagen te geven aan groepsleerkrachten. Dit initiatief is gegroeid uit een eerder bezoek aan het eiland van mensen van KVLO, SLO en Calo. De groep die nu naar Curaçao gaat bestaat uit C. HazeI eb ach en 6 schrijvers van het kleuterboek. 't Web wil de initiatieven graag ondersteunen en heeft besloten 1 persoon te sponsoren (hiervoor wordt een ticket betaalt). De verkoop van het kleuterboek en publicaties van de ervaringen aldaar dienen daar tegenover te staan. o Er gaan 70 boeken mee naar Curaçao, tegen een speciale prijs van (30,00 per stuk, daar de financiële omstandigheden in het onderwijs daar niet al te rooskleurig zijn. Vraag aan het bestuur: 'mogen dit er ook 140 worden?' . Het bestuur antwoordt op deze vraag bevestigend.
Recreatie (Peter) o Peter D. vertelt over de initiatieven die binnen de recreatie-poot dit jaar als aanzet zijn geweest. De recreatiepoot wil graag inzetten op activiteiten, het volleybaltoernooi was een succes te noemen. Volgende geplande activiteit is het sportdebat. o Er wordt nagedacht over uitbreiding in mensen en activiteiten. 4. Financieel overzicht (Ingeborg) o Ingeborg deelt een financieel overzicht van het afgelopen jaar en geeft uitleg. Het is ons al snel duidelijk, de penningmeester heeft de zaakjes goed op een rij. o De wanbetalers van 1998 zijn geroyeerd.
7. Rondvraag oRemke: komt er een nieuwe voorzitter? Antwoord: Ja, het is alleen nog niet duidelijk wie, maar daartoe zal snel besloten worden.
8. Sluiting
Ledenadministratie (Richard) o Richard Daris heeft het stokje van de ledenadministratie doorgegeven aan NicoIe Oldemaat. o Momenteel heeft 't Web 312 leden.
Gerie sluit de ALV af.
Publicatiefonds (Annemarie) o Het kleuterboek blijft heel goed verkopen. o Binnenkort verschijnt het Club-Extraboekje. 't Web, nummer 5,2000
38
Samenstelling bestuur
Schrijfwijzer
Ingeborg Boeve-Zegers - voorzitter 0318-638466 Ingeborg Boeve-Zegers - financiën 0318-638466 Niek Hofman - hoofdred.llay-out 038-4652656
*
Lever uw artikel bij voorkeur aan op diskette en op papier. (Wp of Word)
Onderwijs
*
Op de diskette, indien mogelijk, graag 'platte' tekst. (d.i. zonder [vet], [ond], [curs] , [tab], [inspr] en/of andere codes.)
*
De tekst op papier graag wel met codes.
*
Uw tekst wordt met de huidige lay-out afgedrukt.
*
Wanneer u bijzondere lay-out wensen heeft, deze graag apart vermelden.
*
Foto's en tekeningen zelf bijvoegen. Wanneer u zelf geen foto's bijvoegt houdt de redactie zich het recht om naar eigen inzicht foto's te plaatsen.
*
De redactie houdt het recht een korte inleiding (een 'lead') te schrijven bij het artikel.
*
Vermeld bij aanlevering van een artikel uw naam, adres, telefoonnummer en rekeningnummer.
PR Simone van Dijk Marcel Heuver
020-4702440 06-22468205
Redactie NiekHofman Hardy Heijmen
038-4652656 020-6700506
Activiteiten Hardy Heijmen Marcel Heuver Simone van Dijk
020-6700506 06-22468205 020-4702440
Werkgroepen Marcel Heuver Hardy Heijmen Simone van Dijk Annemarie Hop
06-22468205 020-6700506 020-4702440 053-4364328
Therapie Wouter Oonk Pieter Pols Remke Smeekens Thea Tiemersma
Ledenadministratie Nicole Oldemaat
- financiën - PR - redactie - activiteiten
050-5291618 038-4222125 026-3703605 038-4228646
038-4652656
Publicatiefonds 't Web Annie Heuver G. H. Kappertstraat 41 7443 RB Nijverdal Tel. 0548-610816 gironummer 4498263
39
' t Web, nummer 5,2000