Departement Lerarenopleiding Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs avondonderwijs
Opleidingsgids 2010 – 2011
talent@work Departement Lerarenopleiding ● KHBO Campus Brugge ● Xaverianenstraat 10 ● B-8200 Brugge (Sint-Michiels)
Beste student(e) In deze bundel vind je informatie over de opleiding waarvoor je gekozen hebt. In de lerarenopleiding krijg je de begeleiding en de ondersteuning om een goed leraar te worden. Daarom wil onze opleiding studentgericht en beroepsgericht zijn. Wij willen je vormen zodat je de basiscompetenties van een leraar verwerft. Dit zijn de vaardigheden, de kennis en de attitudes waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te fungeren. Bij de aanvang van het academiejaar is het belangrijk om kennis te nemen van het Onderwijs- en examenreglement van de KHBO. In de opleidingsgids vind je een gedetailleerde beschrijving van de opleidingsonderdelen en de onderwijsleeractiviteiten (titularis, docent, aantal contacturen, studiepunten en studieomvang, studiemateriaal, examens en examenvorm…). Dit geeft je een goed beeld van de doelstellingen, inhoud, werkvormen en evaluatie verbonden aan ieder opleidingsonderdeel. De stageafspraken vind je in de praktijkgids. Voor de opleiding tot leraar lager onderwijs worden daarenboven alle opdrachten en taken die je in de loop van het academiejaar moet maken – met de bijhorende planning – opgenomen in een opdrachtenbundel. Je vindt al deze teksten en documenten op TOLEDO en op de KHBO-webstek. Als student willen we je de nodige voorzieningen aanbieden. Er is een uitgebreide bibliotheek, er zijn computerlokalen en er is de ACCO-shop. De ACCO-shop levert kant en klare cursussen en boeken en studiematerialen. Voor de studenten van BALOavond wordt bij het begin van elk semester een speciale avondverkoop georganiseerd. Je kan met je laptop draadloos op het internet in de bibliotheek en op andere werkplekken. Er is een studie- en trajectbegeleider (Amélie Fauquant), een opleidingshoofd (Lieve Lootens), een coach voor het avondprogramma (Isolde Van Den Driessche), een ombudspersoon (Elly Verstraete) en een vertrouwenspersoon (Michel Maricau). De studie- en trajectbegeleider helpt je studietraject op te stellen (vrijstellingen, volgtijdelijkheid…), faciliteiten aan te vragen als je een functiebeperking hebt (b.v. dyslexie) of topsporter bent. De studie- en trajectbegeleider geeft ook advies over studiemethodiek en bij eventuele heroriëntering. Voor alle vragen rond stage, onderwijsorganisatie enz. kan je terecht bij de coach voor het avondonderwijs. Tijdens het academiejaar en zeker rond de examens is de ombudspersoon het aanspreekpunt voor alle vragen met betrekking tot examens (b.v. je wordt ziek tijdens de examens, je komt te laat op een examen, je twijfelt of je nog examen zou afleggen … ) of aanhoudende moeilijkheden. Het hele jaar door is er ook een vertrouwenspersoon beschikbaar voor meer persoonlijke problemen (b.v. je voelt je onheus behandeld, je ervaart pestgedrag of je wordt lastig gevallen … ). Je kan eventueel ook terecht, als al deze mensen je niet kunnen helpen, bij het departementshoofd. Er zijn sociale voorzieningen voor studenten (STUVO). Bij STUVO kan je terecht voor sociale, psychologische en financiële hulp als je in de problemen komt. Over al deze voorzieningen word je bij de start van het academiejaar en/of in de loop van je studieloopbaan uitvoerig geïnformeerd (o.a. via de informatie die je vindt in deze opleidingsgids). We hopen dat je met deze opleidingsgids een duidelijk beeld krijgt van het aanbod en de werking van onze lerarenopleiding en de KHBO.
Lieve Lootens Opleidingshoofd
Johan L. Vanderhoeven Departementshoofd
2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Beste student(e) Deze opleidingsgids beschrijft volgens een vast schema alle opleidingsonderdelen en onderwijsactiviteiten van deze opleiding. Eerst wordt een overzicht gegeven van de competenties van de opleiding in een competentieprofiel. Daarna volgen per opleidingsfase het opleidingsprogramma en de afzonderlijke ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen van deze opleiding. Alle opleidingen van de KHBO kiezen voor 'competentiegericht onderwijs'. Een competentie is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die de student/de beginnende beroepsbeoefenaar toepast om goed te functioneren in zijn functie. Competentiegericht onderwijs - of het nu gaat om algemene competenties als communicatievaardigheden of specifieke beroepsgerichte competenties - staat bij de KHBO borg voor een opleiding met nadien een toekomst op de arbeidsmarkt. Meer informatie over competentiegericht onderwijs vind je op onze website. Het opleidingsprogramma geeft een overzicht van de opleidingsonderdelen. Per opleidingsonderdeel vind je zo het aantal studiepunten en de totale studietijd die daaraan gekoppeld is. Studietijd is de totale tijd die een student gemiddeld aan dit vak besteedt en valt uiteen in college-uren (CO), Toepassingen en begeleiding (T/B) en Zelfstandig werk (ZW). College-uren zijn het aantal uren gedoceerde theorie per jaar, toepassingen en begeleiding het aantal uren begeleide praktijkoefeningen en studiebegeleiding per jaar en zelfstandig werk is de geschatte tijd die de student buiten de college-uren, begeleide praktijkoefeningen en studiebegeleiding per jaar besteedt aan dit vak. Dan zijn er nog de ECTS-fiches van de opleidingsonderdelen. In deze fiches vind je een gedetailleerde beschrijving van de opleidingsonderdelen en onderwijsleeractiviteiten. Elke fiche heeft een hoofding en is dan opgebouwd uit dezelfde rubrieken. In de hoofding vind je volgende vaste gegevens: Code Opleiding Opleidingsfase Semester Studiepunten Contacturen Titularis Docent(en) Onderwijstaal Niveau Type Volgtijdelijkheid Tolerantie Examencontract
Code van dit opleidingsonderdeel Volledige en correcte benaming van de opleiding Fase waarin het opleidingsonderdeel zich situeert: 1, 2 of 3 Semester waarin het opleidingsonderdeel zich situeert: 1, 2 of 1+2 X aantal studiepunten gekoppeld aan het opleidingsonderdeel x weken van x uur contactonderwijs of een andere onderwijsvorm Voornaam Naam van de coördinerende docent van het opleidingsonderdeel Voornaam Naam van de betrokken docenten van het opleidingsonderdeel Nederlands – Spaans – Frans – Engels Er zijn drie niveaus die gehanteerd worden: inleidend, uitdiepend en gespecialiseerd. Een opleidingonderdeel kan verplicht zijn binnen de gekozen opleiding (verplicht opleidingsonderdeel) of het kan deel uitmaken van een keuzepakket (keuzeopleidingsonderdeel). Er zijn drie soorten volgtijdelijkheid: strenge volgtijdelijkheid, soepele volgtijdelijkheid en gelijktijdigheid. Een opleidingsonderdeel is tolereerbaar of niet tolereerbaar. Mogelijk– Niet mogelijk
De rubrieken geven je een goed beeld van de competenties, doelen, inhoud, onderwijsvorm, studiemateriaal, evaluatie en bijzondere bepalingen verbonden aan ieder(e) opleidingsonderdeel/onderwijsleeractiviteit.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
3
Hoe bladeren door deze gids? Je kan makkelijker navigeren door deze opleidingsgids dankzij de inhoudstafel, bladwijzers en de optie zoeken. De inhoudstafel De inhoudstafel vind je terug één pagina na de titelpagina. Je vindt er de titel en daarnaast Bladwijzers het paginanummer van verschillende rubrieken en ECTS-fiches terug. Hier kan je vrij op elke titel klikken Titelpagina (linkermuisklik) en je komt dan onmiddellijk op de door jou gekozen pagina terecht. Inhoudstafel
Bladwijzers
Voor het gebruiksgemak kan je in deze opleidingsgids navigeren via bladwijzers. Als je de pdf opent kan het dat de bladwijzers verborgen zijn. Om ze zichtbaar te maken kan je met een linkermuisklik dit icoontje aanklikken aan de linkerkant van je scherm. Daarna verschijnen in de linkermarge de titels van de rubrieken en de ECTS-fiches. Klik (linkermuisklik) op de te raadplegen rubriek/ECTS-fiche en je gaat dan Bladwijzers met een bladwijzerkoppeling naar de gewenste positie. Optie zoeken Je kan in het vak zoeken gaan staan met de muisaanwijzer en eenmaal klikken met de linkermuisklik. Nu kan je een gewenste zoekterm intypen. Je kan dan met de entertoets (returntoets) bevestigen en je komt automatisch bij de door jou ingegeven term uit. Opgelet: het kan zijn dat je term meerdere malen voorkomt in het document. Telkens je op de entertoets tikt dan kom je bij de volgende „hit‟.
4
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
OPLEIDINGSGIDS BALO AVOND INHOUDSTAFEL 1
Opleidingsgids 2010-2011 Algemene bepalingen ................................ 7
2
Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs ............................ 23
3
Attitudes............................................................................................ 27
4
Opleidingsprogramma – avondonderwijs .......................................... 29
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.4.1 5.4.2 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 5.6 5.6.1 5.6.2 5.7 5.7.1 5.7.2 5.8 5.8.1 5.8.2 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.14.1 5.14.2 5.14.3 5.15 5.16 5.17 5.17.1 5.17.2 5.18 5.19 5.20 5.21 5.22 5.23 5.23.1 5.23.2
Opleidingsonderdelen ........................................................................ 35 Agogische vaardigheden 1 ......................................................................35 Agogische vaardigheden 2 ......................................................................38 Bachelorproef........................................................................................42 Bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek ...................................................45 Bewegingsopvoeding 1 ...........................................................................45 Schrijfmotoriek .....................................................................................48 Brede zorg ............................................................................................50 Brede zorg op schoolniveau ....................................................................50 Brede zorg eerste leerjaar ......................................................................54 Specifieke behoeften ..............................................................................57 Communicatieve vaardigheden en ICT......................................................60 Communicatieve vaardigheden ................................................................60 ICT ..................................................................................................63 Didactiek 1 ...........................................................................................66 Didactiek van het lager onderwijs 1 .........................................................66 Didactiek van het lager onderwijs 2 .........................................................69 Didactiek 2 ...........................................................................................71 Leerprocessen .......................................................................................71 Digitale didactiek ...................................................................................74 Didactisch atelier lager onderwijs ............................................................77 Evaluatie ..............................................................................................80 Frans 1 ................................................................................................83 Frans 2 ................................................................................................87 Frans 3 ................................................................................................90 Het kind in ontwikkeling .........................................................................93 Psychologie en media .............................................................................93 Pedagogiek 1 ........................................................................................96 Pedagogiek 2 ........................................................................................98 Interculturele en mondiale vorming ....................................................... 100 Katholieke godsdienst 1 ....................................................................... 103 Katholieke godsdienst 2 ....................................................................... 106 Vakdidactiek godsdienst ....................................................................... 106 Spiritualiteit ........................................................................................ 110 Katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal ................................................ 112 keuzemodule: educatief werk ................................................................ 116 keuzemodule: gedrags- en werkhoudingsproblemen ................................ 119 keuzemodule: leerproblemen en leerstoornissen: wiskunde ...................... 122 Muzische vorming: beeldopvoeding 1 ..................................................... 125 Muzische vorming en bewegingsopvoeding ............................................. 128 Bewegingsopvoeding 2 ......................................................................... 128 Beeldopvoeding 2 ................................................................................ 131
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
5
5.23.3 5.23.4 5.24 5.24.1 5.24.2 5.25 5.26 5.27 5.28 5.28.1 5.28.2 5.29 5.30 5.31 5.32 5.33 5.34 5.35 5.35.1 5.35.2 5.35.3 5.35.4 5.36 5.37 5.38 5.39 5.39.1 5.39.2 5.39.3 5.40 5.40.1 5.40.2 5.41
6
Dramatisch spel en bewegingsexpressie 2 .............................................. 133 Muzikale opvoeding 2 ........................................................................... 136 Muzische vorming: muzikale opvoeding en expressie ............................... 139 Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 .............................................. 139 Muzikale opvoeding 1 ........................................................................... 142 Nederlands 1 ...................................................................................... 145 Nederlands 2 ...................................................................................... 149 Religie, zingeving en levensbeschouwing ................................................ 152 Schakelmodule didactische vorming ....................................................... 155 schakelmodule muzische vorming .......................................................... 155 Schakelmodule didactiek ...................................................................... 158 Schakelmodule: stage lager onderwijs 1 ................................................. 160 Schakelmodule: stage lager onderwijs 2 ................................................. 163 Schakelmodule: stage lager onderwijs 3 ................................................. 167 Schakelmodule: stage lager onderwijs 3 – semester 2 ............................. 170 Schakelmodule: stage lager onderwijs 4 ................................................. 174 Schakelmodule: stage lager onderwijs 4 – semester 1 ............................. 179 Wereldoriëntatie 2 ............................................................................... 184 Wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2 ............................................ 184 Wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 ....................................................... 188 Wereldoriëntatie: mens en tijd 2 ........................................................... 190 Wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 .................................................. 194 Wereldoriëntatie: mens en ruimte 1 ....................................................... 197 Wereldoriëntatie: mens en tijd 1 ........................................................... 200 Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1 .................................................. 203 Werken in het onderwijs ....................................................................... 206 Onderwijs in Vlaanderen ....................................................................... 206 Instappen in het beroep ....................................................................... 209 EHBO ................................................................................................ 211 Wiskunde 1 ......................................................................................... 213 Wiskunde 1: basisleerstof lagere school ................................................. 213 Wiskunde 1: vakdidactiek wiskunde ....................................................... 217 Wiskunde 2 ......................................................................................... 220
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
1
Opleidingsgids 2010-2011 Algemene bepalingen
Deze algemene bepalingen van de opleidingsgids hebben tot doel de student wegwijs te maken in de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, het Departement Lerarenopleiding, de eigen opleiding, de organisatie en praktische schikkingen, en de rechten en plichten van de student en van de hogeschool. Deze algemene bepalingen maken deel uit van de opleidingsgids en zijn bindend voor alle studenten van het Departement Lerarenopleiding.
1. De KHBO en het Departement Lerarenopleiding De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende (KHBO) bestaat uit vier departementen: Gezondheidszorg; Handelswetenschappen en Bedrijfskunde; Industriële Wetenschappen en Technologie; Lerarenopleiding. Samen met de departementen Handelswetenschappen en Bedrijfskunde en Gezondheidszorg en de centrale administratie van de hogeschool is het departement Lerarenopleiding gehuisvest op de Campus Brugge, Xaverianenstraat 10, 8200 Brugge (Sint-Michiels).
2. De opleidingen binnen het departement Lerarenopleiding Het Departement Lerarenopleiding van de KHBO telt volgende opleidingen in het studiegebied Onderwijs: Professionele Bachelors de opleiding Bachelor in de opleiding Bachelor in de opleiding Bachelor in de opleiding Bachelor in
(geïntegreerde lerarenopleiding): het Onderwijs: kleuteronderwijs; het Onderwijs: lager onderwijs (dagopleiding); het Onderwijs: lager onderwijs (avondopleiding); het Onderwijs: secundair onderwijs;
Voortgezette opleidingen (BaNaBa of Bachelor Na Bachelor): Bachelor in Zorgverbreding en Remediërend Leren. Diploma van leraar (specifieke lerarenopleiding gericht op het secundair onderwijs): - diploma van leraar (i.s.m. CVO VTI Brugge). Permanente vorming: postgraduaat taakleraar: zorg om het individuele kind; postgraduaten ICT-coördinator, mentor in het onderwijs, supervisor in het onderwijs, chemie, beeldende vorming i.s.m. KATHO, K.U.Leuven, CVO VIVO Kortrijk, CVO VTI Brugge en Eekhoutcentrum; posthogeschoolvormingen van het Spellenarchief; nascholing i.s.m. Eekhoutcentrum.
3. KHBO Campus Brugge De opleidingen van het Departement Lerarenopleiding zijn gehuisvest op de Campus Brugge van de KHBO, Xaverianenstraat 10, 8200 (Brugge) Sint-Michiels. Algemeen telefoonnummer: 050 30 51 00 Algemeen faxnummer: 050 30 51 01 Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
7
De brievenbus van de campus bevindt zich in de Xaverianenstraat, aan de straatkant. 3.1.
Openingsuren campus
De campus is maandag - vrijdag open van 8 tot 21.30 uur en zaterdag van 8 tot 17 uur. 3.2.
Receptie
Voor alle algemene vragen/informatie over de dagelijkse werking van de campus en voor algemene administratieve dienstverlening (sleutel praktijklokaal, verloren voorwerpen, verzekeringsdocumenten, info over afwezigheid van een docent, parkeerkaart voor minder-validen,…) kan je terecht bij de receptie op het gelijkvloers van de Campus. De receptie is open maandag - vrijdag van 8 tot 18 uur, op dinsdag tot 18.30 uur (o.a. voor de avondopleiding van het departement). 3.3.
Studentenadministratie
Studenten kunnen met alle vragen en formaliteiten in verband met hun administratief dossier (van inschrijving tot diploma) terecht bij de Studentenadministratie. Tot de herfstvakantie 2010 richt je je hiervoor tot de receptie. Vanaf begin november 2010 vind je de Studentenadministratie in lokaal A003. Bij de Studentenadministratie moet je ook zijn om allerhande documenten af te halen (rapport, diploma, VDAB-attest, inschrijvingsattest, studiecontract, studentenkaart, document verminderd inschrijvingsgeld,…) of af te geven (documenten kinderbijslag, ziektebriefje, herinschrijvingsformulier voor derde examenperiode of volgend academiejaar, eindwerk,…), uit te schrijven of rekeningen te betalen. De Studentenadministratie is open maandag - vrijdag van 8 uur tot 17.30 uur. De studenten van de avondopleiding kunnen op dinsdag terecht aan de receptie tot 18.30 uur. 3.4.
Veiligheid
Het EHBO-lokaal bevindt zich op het gelijkvloers: lokaal B003. In het gebouw van de Campus Sint-Michiel is er een absoluut rookverbod. Overtreders worden opgespoord met het oog op maximale brandveiligheid. Roken op de campus is alleen toegestaan buiten onder de luifel naast de ingang kant Expresweg. Tweemaal per academiejaar wordt een evacuatie van het gebouw georganiseerd. De hoofdbedoeling is het inoefenen van een ordelijke, snelle evacuatie om paniek te vermijden in noodgevallen. Belangrijk is het herkennen van het alarmsignaal, het leren kennen van de evacuatiewegen en uitgangen, en het kennen van de verzamelplaats. De nooduitgangen en -trappen mogen enkel in noodgeval gebruikt worden. Het is streng verboden een nooduitgang als gewone uitgang te gebruiken. 3.5.
Lokalen
Alle lokalen van de KHBO Campus Brugge hebben een nummer. De nummering volgt een vaste logica. De letter geeft het blok aan, het eerste cijfer de verdieping, en het tweede en derde cijfer het lokaal. Een voorbeeld : lokaal A204 bevindt zich op de tweede verdieping van het A-blok. In de klaslokalen wordt niet gegeten of gedronken.
8
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Wie een lokaal wil reserveren, bijvoorbeeld in de bibliotheek, vraagt dit tijdig via e-mail aan bij de dienst Roostering :
[email protected] Vermeld daarbij duidelijk je naam, je opleiding en klasgroep, het moment waarop en de reden waarvoor je een lokaal wenst (dag, begin- en einduur), en de grootte van de groep waarvoor je het lokaal vraagt. 3.6.
ICT
Je vindt de dienst ICTS in lokaal B101, op de 1ste verdieping van blok B. Bij technische problemen met pc‟s, laptops en printers die eigendom zijn van de KHBO, kan je terecht aan de balie naast lokaal B101. Alle informatie en handleidingen vind je op http://www.khbo.be/studenten/handleidingen en http://www.khbo.be/65 Op alle voor de studenten toegankelijke plaatsen binnen het campusgebouw kan draadloos worden gesurft. Op heel wat plaatsen is er stroomvoorziening voor laptops. 3.7.
Kopiëren
Op de campus zijn op 3 plaatsen kopiemachines ter beschikking : in het Atrium: 1 grootvolumeprinter op niveau 1 in de bibliotheek: op niveau D1 (D108: 1 grootvolumeprinter en 1 kleinere printer) en D2 (D204: 1 grootvolumeprinter en 1 kleinere printer) De grootvolumeprinters bieden ook de mogelijkheid om naar je eigen USB-stick te scannen en vanaf je USB-stick te printen, en je kan er ook klasdrukwerk op printen. Vanop je laptop kan je ook draadloos printopdrachten naar de grootvolumeprinters sturen. Er kan enkel gekopieerd en gescand worden met kopiekaarten die in de Campusshop te koop zijn. Ze hebben een volume van 100, 300 of 500 kopies. Een kaart voor 100 kopies kost € 5. Als het papier op is, meld je dit aan de Campusshop, eventueel aan de receptie of de balie van de bibliotheek. De medewerkers van de receptie of de bibliotheek roepen de medewerkers van de Campusshop op als deze gesloten is. Kleurkopies kun je laten maken in de Campusshop. 3.8.
Multimedia
Studenten kunnen multimedia ontlenen voor projecten, stageopdrachten, enz. via het ICTS-loket in lokaal B101. Aan hetzelfde loket kan je ook terecht met ICT-problemen in relatie tot de infrastructuur van de KHBO (niet voor herstellingen aan je persoonlijke laptop). Voor ondersteuning bij het werken met media kan je ook terecht bij de ICTOcoaches (lokaal B102). 3.9.
Campusshop
De Campusshop op het gelijkvloers rechtover blok B wordt uitgebaat door Acco. Hij is maandag tot vrijdag open : tussen 8 en 10 uur tussen 11.30 en 13.45 uur tussen 14.45 en 17.00 uur gesloten tijdens de schoolvakanties.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
9
In de Campusshop kun je terecht voor de aankoop van handboeken en syllabi, de tienrittenkaart van De Lijn, kopiekaarten, opleidingsgebonden materiaal (bijv. schorten, stagemappen…) en klein kantoormateriaal. 3.10. Werk- en zithoeken In het Atrium zijn er, gespreid over de verdiepingen, twaalf werk- en zithoeken met tafels voor de studenten, samen goed voor 200 zitplaatsen. Op al die plaatsen is er stroomvoorziening voor laptops. 3.11. Informatieberichten voor studenten Dringende boodschappen, onverwachte wijzigingen… worden aangekondigd via monitoren in het Atrium. 3.12. Eten en drinken Onder de auditoria Montanus en Laurin bevindt zich de cafetaria met 500 zitplaatsen. 's Morgens is de cafetaria vanaf 8 uur open met een aanbod van koffiekoeken. In de loop van de voormiddag zijn er ook broodjes te koop. ‟s Middags kan je er tot 14 uur terecht voor een ruim aanbod van onder meer een warme dagschotel, pasta, frietjes, snacks, broodjes, slaatjes en vegetarische schotels. (Deze openingsuren kunnen desgevallend aangepast worden in de loop van het jaar.)
Je kan er betalen met cash geld of Proton. Je kan je bankkaart trouwens steeds met Proton opladen bij de bankautomaat op onze campus. De catering is uitbesteed aan Sodexo. De prijzen zijn bijzonder studentvriendelijk. Ook wanneer de keuken niet open is, kan men in de cafetaria toch terecht bij de automaten met drank en versnaperingen. Ook in het Atrium (gelijkvloers) vind je zo'n automaten. 3.13. Vestiaire De niet-bewaakte vestiaire op het gelijkvloers is enkel bestemd voor de (externe) bezoekers van de auditoria. 3.14. Postvakjes docenten Alle individuele post voor docenten kan men kwijt in de postvakjes voor docenten op de gelijkvloerse verdieping van het Atrium. 3.15. Netheid Elke student is mee verantwoordelijk voor de onderwijsomgeving. Onder meer uit respect voor het onderhoudspersoneel wordt verwacht dat iedereen de lokalen, gangen en het sanitair net houdt en de tafels in de eetzaal, de cafetaria, het Atrium en de terrassen afruimt. We respecteren het selectief inzamelen van het afval. In geen enkel onderwijslokaal noch in de bibliotheek wordt er gegeten, gedronken of kauwgom gebruikt. Wie schade toebrengt aan meubilair en materiaal, zal deze moeten vergoeden. Wie een vals alarm veroorzaakt, betaalt een schadevergoeding.
4. Bibliotheek
10
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De bibliotheek telt ruim 300 werkplekken. Er zijn een 50 pc‟s (met internettoegang, Officetoepassingen en specifieke educatieve software) beschikbaar voor vrij gebruik door studenten die niet over een eigen laptop beschikken. Deze pc's zijn bestemd voor studiedoeleinden, niét voor spelletjes of het raadplegen van sociaalnetwerksites. Er zijn voldoende stroomaansluitingen voor laptops, en in de hele bibliotheek is er draadloos toegang tot het internet. De collectie is elektronisch beveiligd. Er zijn ook lokalen voor groepswerk, faciliteiten om te kopiëren en lamineren, en een zithoek waar binnen- en buitenlandse kranten en tijdschriften ter beschikking liggen. De lokalen voor groepswerk kunnen vooraf gereserveerd worden via de dienst Roostering en lokalenbeheer (via mail aanvragen bij
[email protected]). De gebruikers moeten de studieatmosfeer respecteren: luidruchtige gesprekken en telefoneren zijn verboden. Zet je gsm in de bibliotheek minstens op "stil". De Libiscataloog kun je overal raadplegen, ook buiten de KHBO. De digitale bibliografische databanken kunnen geraadpleegd worden vanaf elke pc op de nieuwe campus en vanaf elke laptop die aangesloten is op een hotspot op de nieuwe campus. Voor een volledig overzicht, zie www.khbo.be/bib of het tabblad „Bibliotheek‟ op Toledo. Studenten kunnen gratis boeken en eindwerken ontlenen voor een periode van 21 dagen. Deze periode kan tweemaal verlengd worden, eventueel ook via de webpagina van de bibliotheek. Naslagwerken kunnen niet ontleend worden. Ook vaktijdschriften moeten ter plaatse geraadpleegd worden. In alle opleidingen van het Departement Lerarenopleiding worden studenten ingeleid in het opzoeken en verwerken van wetenschappelijke literatuur en in het gebruik van de bibliotheek. De bibliothecarissen en de bibliotheekmedewerkers geven graag uitleg en ondersteuning. 4.1.
Openingstijden bibliotheek
31 augustus - 25 juni maandag, dinsdag, woensdag en donderdag: 8-19 uur vrijdag: 8-18 uur. Voor de studenten van het avondonderwijs worden uitsluitend op tijdige vraag van de betrokken docenten enkele avondopeningen (tot 21 uur) georganiseerd. Herfst-, krokus- en paasvakantie maandag - vrijdag: 9-17 uur Kerstvakantie en wettelijke feestdagen: gesloten Zomervakantie 27 juni - 8 juli en 16 - 26 augustus: maandag - vrijdag: 9-17 uur 10 juli - 15 augustus: gesloten Verdere informatie over de bib vind je op www.khbo.be/bib.
5. Inschrijven en studiegeld Een student schrijft zich bij voorkeur in voor het begin van het academiejaar en uiterlijk op 31 oktober voor een opleiding, en uiterlijk op 28 februari voor een opleidingsonderdeel dat pas start in het tweede semester.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
11
Alle informatie over inschrijven, toelatingsvoorwaarden, studiegelden en de vaststelling van het studieprogramma van de individuele student is opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement van de KHBO. Dat kan geraadpleegd worden op en gedownloaded van zowel de KHBO-website als Toledo. Een student kan slechts deelnemen aan de examens als hij het studiegeld en de verschuldigde studiekosten betaald heeft of daarover een regeling heeft getroffen met STUVO-KHBO. Zoniet worden de eventueel reeds behaalde resultaten als niet bestaande beschouwd en ontvangt de student geen creditbewijs voor de betrokken opleidingsonderdelen. Apart inschrijven voor de examens van de eerste en de tweede examenperiode is niet nodig, door zijn inschrijving voor het academiejaar wordt de student immers geacht deel te nemen aan alle examens van de eerste en tweede examenperiode. Voor alle examens van de derde examenperiode dient wel apart ingeschreven. Deze inschrijving is gratis maar moet wel uiterlijk op maandag 4 juli 2011 gebeuren. Wie dan niet ingeschreven is, kan niet deelnemen aan de examens van de derde examenperiode. Inschrijven gebeurt uitsluitend door het indienen van het geëigende inschrijvingsformulier bij de Studentenadministratie, met aanduiding van alle opleidingsonderdelen en/of onderwijsleeractiviteiten waarover de student het examen in de derde examenperiode wenst af te leggen. Deze verplichting geldt ook voor elk opleidingsonderdeel of deel ervan waarvoor de student een tolerantie weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode, en voor elke onderwijsleeractiviteit waarvoor de student de overdracht van punten weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode.
6. Leerkrediet Elke student krijgt bij het begin van zijn studies in het hoger onderwijs in Vlaanderen een leerkrediet van 140 studiepunten toegewezen. Per studiepunt waarvoor hij een inschrijving neemt, gebruikt hij zijn leerkrediet, maar per geslaagd opleidingsonderdeel verdient hij leerkredietpunten terug. Wie de credits niet behaalt, verliest het overeenkomstig aantal leerkredietpunten. Wie op die manier zijn volledige leerkrediet opgebruikt heeft, loopt het risico dubbel studiegeld te moeten betalen en zelfs niet meer te mogen inschrijven. Op deze wijze wil de Vlaamse overheid de student meer verantwoordelijk maken voor zijn studiekeuze in het hoger onderwijs. Meer informatie over het leerkrediet vind je in de folder Leerkrediet die je kan downloaden van de KHBO-website : http://www.khbo.be/9127 Je kunt steeds de stand van je eigen leerkrediet raadplegen via www.studentenportaal.be Je kunt voor bijkomende info over het leerkrediet ook steeds terecht bij departementaal studie- en trajectbegeleider mevr. Nancy Boucquez (
[email protected]). Als je bij de studie- en trajectbegeleider langsgaat in verband met je geïndividualiseerd traject, zal die vragen naar de stand van je leerkrediet. Om die stand op te vragen (en te printen) heb je je identiteitskaart (met ingebouwde chip) nodig. Negen pc's in de bibliotheek op de KHBO Campus Brugge zijn uitgerust met een toetsenbord waarin een sleuf voor het lezen van je identiteitskaart voorzien is.
7. Studiepunten en credits 7.1.
Opleidingsonderdeel en onderwijsleeractiviteit
Een opleidingsonderdeel (OLOD) is een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en examenactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties inzake kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. Een opleidingsonderdeel omvat minstens drie studiepunten. 12
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Een opleidingsonderdeel kan uit één of meer onderwijsleeractiviteiten (OLA's) of vakken samengesteld zijn. Een onderwijsleeractiviteit omvat één of meer gehele studiepunten. 7.2.
Studiepunten en studiebelasting
De studieomvang wordt uitgedrukt in studiepunten. Een studiepunt is de (internationaal aanvaarde) eenheid waarmee de omvang van onderwijs- en andere studieactiviteiten van een opleiding of opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt. Een studiepunt stemt overeen met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren studietijd. Indien een opleidingsonderdeel bijvoorbeeld een waarde van drie studiepunten krijgt, verwacht men dat de student op jaarbasis ongeveer 75 tot 90 uren besteedt aan de studie van dat opleidingsonderdeel. Alle activiteiten worden meegeteld in de studiebelasting: studeren, lessen volgen, laboratoria bijwonen, werken maken en examens afleggen. De bacheloropleidingen van het Departement Lerarenopleiding behelzen 180 studiepunten. Het modeltraject om het aan de opleiding verbonden diploma te behalen omvat drie opleidingsjaren. Per opleidingsfase worden minstens 54 en ten hoogste 66 studiepunten geprogrammeerd, dus gemiddeld 60 studiepunten. De totale studiebelasting per jaar bedraagt gemiddeld (25 à 30) x 60 = +/- 1.650 uren. Er kunnen ook studiepunten toegekend worden aan opleidingsonderdelen waarvoor geen contacturen bestaan (bijv. een bachelorproef, projecten ... ). Elk examen wordt op twintig punten gequoteerd. 7.3.
Credits
Een student die met goed gevolg examen aflegt over een opleidingsonderdeel, bewijst dat hij de competenties verbonden aan dat opleidingsonderdeel verworven heeft. Hij heeft niet alleen de competenties verworven, maar ook de studiepunten verbonden aan het betrokken opleidingsonderdeel. Deze verworven studiepunten noemt men 'credits'. Een credit geeft aan dat een student een deel van een opleiding reeds onder de knie heeft. Een credit wordt toegekend per opleidingsonderdeel. Als een student alle credits van een opleiding verzameld heeft, heeft hij recht op het diploma dat de opleiding bekroont.
8. Toleranties 8.1.
Wanneer kan je gebruik maken van toleranties ?
Om voor een opleidingsonderdeel te slagen en er dus de credits voor te verwerven, moet je minstens 10 op 20 behalen. Wie voor het opleidingsonderdeel een 8 of een 9 behaalt, heeft de credits niet verworven. Maar dat onvoldoende resultaat kan getolereerd worden. Dat wil zeggen dat de student - onder bepaalde voorwaarden - niet verplicht wordt om dat opleidingsonderdeel te hernemen. Die voorwaarden zijn: o o
o
o
Je hebt een studie-efficiëntie van minstens 50 %, m.a.w. je bent voor minstens de helft van de ingeschreven studiepunten geslaagd. Je neemt gedurende de hele opleiding slechts toleranties op voor maximaal 10% van het aantal studiepunten van je programma. Dat is voor de meeste studenten 18 studiepunten van de 180 in een bacheloropleiding. Eerstejaarsstudenten (en alle studenten die nog geen credits verwierven voor 60 studiepunten) mogen in dat jaar voor maximaal 12 studiepunten toleranties opnemen. Voor een aantal opleidingsonderdelen (zoals stage of eindwerk) kun je geen tolerantie opnemen. In de opleidingsgids staat vermeld welke opleidingsonderdelen dat zijn.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
13
Hou rekening met het volgende: o
Toleranties neem je altijd op het niveau van een opleidingsonderdeel op. Een opleidingsonderdeel van vier studiepunten is bijv. samengesteld uit twee onderwijsleeractiviteiten van twee studiepunten. Je haalt voor de ene onderwijsleeractiviteit een 6, voor de andere een 10. Het cijfer voor het volledige opleidingsonderdeel is een 8. Dat is een tolereerbaar cijfer. Je kunt die tolerantie dus opnemen ter waarde van vier studiepunten (als je aan de andere voorwaarden voldoet). Als je die tolerantie niet opneemt, zul je bij de tweede examenkans enkel de onderwijsleeractiviteit waar je de 6 op haalde moeten hernemen.
o
Als je de credits verwerft voor een opleidingsonderdeel dat uit twee of meer onderwijsleeractiviteiten bestaat maar je haalt voor één van de onderwijsleeractiviteiten geen 10, dan hoef je geen toleranties op te nemen. Anderzijds kan je het examen over die onderwijsleeractiviteit niet hernemen omdat je reeds een credit behaalde.
o
Dat je voor een opleidingsonderdeel geen credits verwerft, hoeft op zich niet erg te zijn. Bij voldoende credits behaal je immers je diploma. Wel is het mogelijk dat je die credits nodig hebt om een vrijstelling te verwerven in een vervolgopleiding. En je houdt er best rekening mee dat sommige werkgevers expliciet vragen naar je diplomasupplement, waarop alle resultaten van de opleidingsonderdelen en van de onderwijsleeractiviteiten worden weergegeven. Wil je dus liever niet hebben dat zwakke cijfers voor bepaalde opleidingsonderdelen op je diplomasupplement komen, dan is het aangewezen om het examen te hernemen.
8.2.
Wat doe je als je tolereerbare cijfers hebt op het rapport van de EERSTE EXAMENPERIODE (januari)?
Voorlopig niets. Als het gaat om een semestervak, dan zal je dat resultaat nog eens terugvinden op het rapport van de tweede examenperiode. Gaat het om een jaarvak, dat dus in het tweede semester nog verder loopt, dan moet je natuurlijk zo hard mogelijk werken om dat tekort op te halen. 8.3.
Wat doe je als je tolereerbare cijfers hebt op het rapport van de TWEEDE EXAMENPERIODE (juni)?
Je mag zelf beslissen of je die toleranties opneemt of niet. Heb je daarover twijfels, dan contacteer je het best de studie- en trajectbegeleider van Gezondheidszorg. Je schrijft je zo snel mogelijk maar uiterlijk op 4 juli 2011 in voor de tweede examenkans. Je deelt op dat moment mee welke opleidingsonderdelen of onderwijsleeractiviteiten je wilt hernemen. Bij het hernemen van examens geldt de regel dat het beste resultaat telt. Als je bijvoorbeeld een 8 herneemt en je behaalt bij je tweede examenkans een 7, dan blijft die 8 behouden! 8.4.
Wat doe je als je tolereerbare cijfers hebt op het rapport van de DERDE EXAMENPERIODE (augustus/september)?
Je mag zelf beslissen of je die toleranties opneemt of niet. Heb je daarover twijfels, dan contacteer je het best de studie- en trajectbegeleider. Je schrijft je in voor het volgende academiejaar liefst vόόr 15 september (maar uiterlijk op 31 oktober). Je contacteert de studie- en trajectbegeleider om je geïndividualiseerd
14
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
traject (GIT) te laten vastleggen. Op dat moment blijkt dan definitief of je toleranties opneemt of dat je integendeel hebt beslist om die opleidingsonderdelen te hernemen. Uitzonderlijk kun je later die keuze herzien. Daarvoor moet je toelating vragen aan het departementshoofd. Bedenk wel dat deze mogelijkheid niet vanzelfsprekend is als dat opleidingsonderdeel ondertussen van inhoud wijzigde of niet meer bestaat… 8.5.
Wat doe je als je in de laatste examenperiode van je opleiding nog een nieuw tolereerbaar tekort zou hebben?
Het kan gebeuren dat je tijdens de (normaal gesproken) laatste deliberatie van je opleiding nog een nieuwe tolereerbare 8 of 9 hebt behaald voor een opleidingsonderdeel uit je laatste semester of voor een onderdeel dat een jaarvak was. Als je met dat nieuwe tolereerbare cijfer onder de grens van 10% tolereerbare studiepunten blijft (18 van 180 studiepunten in een bacheloropleiding), zou je toch al kunnen afstuderen. Maar misschien verkies je in zo‟n geval om in een volgende examenperiode dat opleidingsonderdeel toch te hernemen en je diploma toch wat uit te stellen. Via Toledo kun je voor elke examenperiode - voor de 1ste examenperiode is dat uiterlijk op 30 november, voor de 2de examenperiode uiterlijk op 30 april, en voor de 3de examenperiode uiterlijk op 10 juli - aangeven wat je keuze is in dat geval: je diploma toch behalen en de tolerantie inzetten of je diploma uitstellen en in een volgende examenperiode het opleidingsonderdeel hernemen. Let wel op: wie geen keuze maakt, wordt geacht automatisch te kiezen voor het diploma. Je kan niet aangeven dat je voor een bepaald opleidingsdeel de tolerantie niet wil opnemen (en dus gaat voor je diploma), maar voor het andere niet en dan liever je diploma uitstelt. 8.6.
Nog vragen?
Als je hierover nog vragen hebt, ga dan langs bij de studie- en trajectbegeleider van het Departement Lerarenopleiding.
9. Geïndividualiseerd traject (GIT) Het zgn. modeltraject geeft aan hoe een student binnen de minimumduur van drie jaar het aan de opleiding verbonden bachelordiploma kan behalen. Daarbij zijn de studiepunten (en daaraan verbonden opleidingsonderdelen) gelijk verdeeld over de drie opleidingsfasen of -jaren. Studenten kunnen (of moeten soms) van dit modeltraject afwijken en een geïndividualiseerd traject (GIT) uitstippelen. Dit moet zo spoedig mogelijk aangevraagd worden bij de departementale studie- en trajectbegeleider (Stutra) en goedgekeurd worden door het departementshoofd. Wie een GIT wenst of het moet volgen, neemt bij het begin van het academiejaar contact op met studie- en trajectbegeleidster mevr. Amélie Fauquant (
[email protected]). Zij geeft advies bij de samenstelling van het GIT, behandelt de aanvraag ervan en legt het voor goedkeuring voor aan het departementshoofd. Het bureau van de studie- en trajectbegeleiders bevindt zich op het gelijkvloers van de campus, in lokaal B001. Bij de vaststelling van een geïndividualiseerd traject dient rekening gehouden met de zgn. volgtijdelijkheid. Het inschrijven voor een opleidingsonderdeel kan immers afhankelijk gesteld worden van het gevolgd hebben van en geslaagd zijn voor een ander opleidingsonderdeel, of van het tijdens hetzelfde academiejaar volgen van een ander opleidingsonderdeel. Of een opleidingsonderdeel onderworpen is aan de strenge, de Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
15
soepele of de aangewezen volgtijdelijkheidsregels is terug te vinden in de vakfiche, die mee deel uitmaakt van de opleidingsgids en op Toledo gepubliceerd is. Het departementshoofd kan in concrete gevallen toestaan dat van de volgtijdelijkheidsregel afgeweken wordt in het voordeel van de student.
10.
Organisatie van het academiejaar
Een academiejaar bestaat uit twee semesters en start met (verplicht bij te wonen) introductiedagen voor alle studenten. Tijdens deze introductiedagen wordt de student vertrouwd gemaakt met de hogeschool, de campus, het Departement Lerarenopleiding en zijn eigen opleiding, en leert hij zijn docenten kennen. Hetzij tijdens de introductiedagen hetzij in later voorziene, verplicht bij te wonen infosessies krijgt elke eerstejaarsstudent ook informatie over de informatie- en communicatietechnologie bij de KHBO, het gebruik van de bibliotheek, de werking van STUVO-KHBO (de studentenvoorzieningen van de KHBO), het Onderwijs- en examenreglement en het Leerkrediet. Het eerste semester wordt in januari afgesloten met de eerste examenperiode, die start meteen of enkele dagen na de kerstvakantie. Het tweede semester start na de eerste examenperiode en loopt tot na de tweede examenperiode in juni. De derde examenperiode vindt plaats in de tweede helft van augustus en begin september.
11.
Lessenroosters
De lessen- en lokaalroosters voor kunnen geraadpleegd worden via het web op https://lessenroosters.khbo.be. Voor elke week is er een aangepast weekrooster. Ze kunnen ook uitgeprint worden: klikken op (wit) rooster > Bestand > Afdrukken > Opties > Alleen het gekozen frame. Lessenroosters zijn aan aanpassing onderhevig, de digitale lessenroosters worden daarom geregeld geupdated. Raadpleeg dus dagelijks de gepubliceerde lessenroosters. Wijzigingen op zeer korte termijn worden de studenten in de mate van het mogelijke per mail meegedeeld, of anders via de monitoren op de campus.
12.
Informatie en afspraken via Mededelingen, Toledo en e-mail
Zowat elke week worden op vrijdagmiddag de wekelijkse Mededelingen op Toledo geplaatst. Je ontvangt automatisch een e-mail op het moment van publicatie. In de Mededelingen worden zowel algemene berichten als specifieke wijzigingen/regelingen voor de volgende week opgenomen. Lees ze dus zeer aandachtig! Toledo is de elektronische leeromgeving van de KHBO en van bijna alle andere instellingen die deel uitmaken van de Associatie K.U.Leuven. Het is de digitale verzamelplaats van lesmateriaal, oefeningen, documentatie, informatie, testen, remediëring en dergelijke meer. Ook alle organisatorische informatie en alle instructies voor de studenten worden gepubliceerd via Toledo en zijn door hun publicatie op Toledo bindend voor alle betrokken studenten. Elke student dient dus zeer regelmatig Toledo (o.m. Toledo > Mijn Communities > Departementale administratie) te raadplegen. Heel wat - onder meer dringende - informatie wordt de studenten ook meegedeeld via email. Ook deze mededelingen zijn bindend voor de student. Elke student moet daarom 16
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
dagelijks zijn KHBO e-mailaccount raadplegen. Maak zeer geregeld je mailbox leeg, anders riskeer je door een overvolle mailbox belangrijke informatie niet te ontvangen.
13.
Papers en opdrachten
Papers en opdrachten - ook stage- en eindwerkopdrachten - moeten door de studenten stipt uitgevoerd resp. ingediend worden. Voor elk opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit van de opleiding kan de vakfiche in de Opleidingsgids aangeven dat de deelname aan het examen afhankelijk gesteld wordt van de tijdige indiening van (een) paper(s) of opdracht(en), welke modaliteiten (termijnen, einddata, weerslag van het niet naleven ervan op de evaluatie,...) daarbij gelden of waar deze modaliteiten op Toledo geraadpleegd kunnen worden. Door publicatie in de Opleidingsgids of op een andere plaats op Toledo waar de vakfiche in de Opleidingsgids naar verwijst, zijn deze modaliteiten bindend voor de student. Het laattijdig indienen van een paper of opdracht kan leiden tot het aftrekken van punten of, indien ook niet op aanmaningen ingegaan wordt, een nulscore. Het niet indienen van een paper of opdracht leidt tot de beoordeling "niet aangemeld/deelgenomen", want staat gelijk met een ongewettigde afwezigheid van de student voor het examen, waardoor de student dus een examenkans verliest. De student bewaart zelf een kopie van berichten, papers en opdrachten die hij digitaal doorgestuurd of ingeleverd heeft. Desgevallend moet hij een exemplaar op papier kunnen voorleggen. Het verdwijnen van (bijlagen bij) mails of andere informaticaproblemen is nooit een geldig argument om het ontbreken of de laattijdigheid of het niet inleveren van berichten, papers en opdrachten te verantwoorden. De student moet alle hem terugbezorgde papers en opdrachten bijhouden gedurende drie maanden na de derde examenperiode. In geval van betwisting moet de student alle relevante documenten bijhouden zolang de procedure loopt.
14.
Aanwezigheidsplicht
14.1. Activiteiten met aanwezigheidsplicht Art. 162 van het Onderwijs- en examenreglement bepaalt dat de toegang tot een examen onderworpen kan zijn aan voorwaarden zoals een aanwezigheidsplicht met betrekking tot praktische onderdelen en voldoende deelname aan groepsverplichtingen. In de opleidingsgids wordt aangegeven voor welke opleidingsonderdelen de aanwezigheidsverplichting (permanente evaluatie) geldt en wat de weerslag van het niet naleven van deze voorwaarden op de examenbeoordeling is. De student die niet voldoet aan de gestelde voorwaarden krijgt voor het betrokken enkelvoudig opleidingsonderdeel of de betrokken onderwijsleeractiviteit van een samengesteld opleidingsonderdeel een nulscore of een "niet afgelegd" (= afwezig). De vakfiche van een opleidingsonderdeel kan bepalen dat ook het aantal toegelaten gewettigde afwezigheden beperkt wordt, en aangeven welke de gevolgen zijn wanneer niet aan de regel voldaan is. Ingeval het individueel traject van de student ertoe leidt dat twee vakken met 'permanente evaluatie' samenvallen, gelden volgende voorrangsregels : een praktijkvak heeft voorrang, tenzij het opleidingshoofd het anders bepaalt; en wanneer het gaat om twee praktijkvakken, heeft het vak waarvoor de student niet geslaagd is voorrang; waar mogelijk wordt hiermee rekening gehouden bij de vaststelling van de geïndividualiseerde trajecten. Indien een student niet voldoet aan deze regels, kan dit leiden tot een verminderde score, een nulscore of zelfs de vermelding "niet afgelegd". Indien een student bepaalde lessen niet kan bijwonen van een vak waarbij permanente evaluatie voorzien is, wordt waar nodig een vervangende opdracht voorzien.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
17
14.2. Stage De aanwezigheidsplicht geldt voor alle stage-activiteiten. Elke stagedag waarop de student afwezig was, moet ingehaald worden. In sommige opleidingen kan van deze regel afgeweken worden na afspraak met het opleidingshoofd, althans voor zover de regelgeving dit toelaat. Het volledige stagereglement vind je terug in de Praktjkgids van je opleiding. 14.3. Examens Een student die ongewettigd afwezig is voor een examen, verliest zijn examenkans. 14.4. Wettiging van afwezigheid De afwezigheid van de student voor een onderwijsactiviteit waarvoor een aanwezigheidsplicht geldt, kan enkel gewettigd worden wanneer de student de campus tijdig op de hoogte gebracht heeft van zijn ziekte of andere vorm van onvoorziene afwezigheid en hij zijn afwezigheid gestaafd heeft met een bewijs. Melding De student moet het Studentensecretariaat dezelfde dag 's morgens vóór 9 uur telefonisch verwittigen. In geval van een meerdaagse afwezigheid moet dit gebeuren op de eerste dag van de afwezigheid. Bij elke afwezigheidsmelding vraagt het secretariaat aan de student of bepaalde docenten verwittigd moeten worden, inzonderheid in verband met afspraken die door de afwezigheid niet kunnen doorgaan. Bij stage moet de student ook de stageplaats zo spoedig mogelijk inlichten van de afwezigheid. Voor wat het verwittigen van de stagebegeleider betreft: zie het Stagevademecum. Ingeval de student langer dan één week afwezig zal zijn, verwittigt hij daarvan zelf via mail het opleidingshoofd. Staving met bewijs De student moet de afwezigheid zo snel mogelijk staven met een bewijs, bijv. een medisch attest. Het origineel attest dient afgeleverd te worden aan het Studentensecretariaat ten laatste op de eerste dag bij terugkeer na afwezigheid. Bij langere afwezigheid moet het opgestuurd worden naar het Studentensecretariaat (Xaverianenstraat 10, 8200 Sint-Michiels). Een medisch attest waaruit blijkt dat de arts de student niet zelf onderzocht heeft of dat pas na de periode van afwezigheid uitgeschreven werd, is niet geldig. Ook gefaxte of ingescande attesten zijn niet geldig. Bij activiteiten met aanwezigheidsplicht : het bewijs (bijv. medisch attest) is vereist van zodra de student één dag afwezig is. Bij stage : o bij stage op de werkvloer: per academiejaar mag de student op stage één dag afwezig zijn zonder een medisch attest te moeten voorleggen; vanaf de tweede afwezigheid tijdens stage is wel een attest vanaf de eerste dag vereist; o bij de andere activiteiten (bijv. stagevoorbereiding, terugkomdag,…) is het bewijs vereist vanaf de eerste dag afwezigheid.
18
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Bij examen : het bewijs is vereist vanaf de eerste dag afwezigheid van de student.
15.
Stage
De stagerichtlijnen en de bijbehorende documenten, zoals gepubliceerd in de Praktijkgids van je opleiding (zie Toledo) bevat de regels waar elke voor dit opleidingsonderdeel ingeschreven student zich stipt moet aan houden. Ze kunnen ook de sancties aangeven die van toepassing zijn bij het niet naleven van deze regels. Deze sancties worden strikt toegepast. In eerder uitzonderlijke gevallen (o.a. ziekenhuisschool, soms buitengewoon onderwijs…) moet de student preventief een arbeidsgeneeskundig onderzoek ondergaan. Via het opleidingshoofd worden deze gevallen opgevolgd.
16.
Examens
Het Examenreglement (zie titel III van het Onderwijs- en Examenreglement) beschrijft uitgebreid alle modaliteiten van examens: examenperiodes, examenberaadslaging, vrijstellingen, overdrachten en toleranties, beoordeling van de stages en eindwerken. Ook de examenombudsfunctie tijdens de examens wordt beschreven. De namen van de examenombudspersoon) voor het Departement Lerarenopleiding worden meegedeeld op het examenrooster en in de examenrichtlijnen. De evaluatievorm en het evaluatiemoment zijn per opleidingsonderdeel of onderwijsleeractiviteit opgenomen in de Opleidingsgids. In toepassing van artikel 103 van het Onderwijs- en Examenreglement van de KHBO schrijven de studenten uiterlijk op maandag 4 juli 2011 in voor de examens van de derde examenperiode. Zij dienen daartoe bij het secretariaat van de campus het geëigend inschrijvingsformulier in met aanduiding van alle opleidingsonderdelen en/of onderwijsleeractiviteiten waarover zij het examen in de derde examenperiode wensen af te leggen. Een student die niet tijdig ingeschreven is, kan in de derde examenperiode het examen over de betreffende opleidingsonderdelen of onderwijsleeractiviteiten niet afleggen. Hetzelfde geldt voor elk opleidingsonderdeel of deel ervan waarvoor de student een tolerantie weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode, en voor elke onderwijsleeractiviteit waarvoor de student de overdracht van punten weigert en dus opnieuw het examen wenst af te leggen in de derde examenperiode. Vóór de start van elke examenperiode worden de examenrichtlijnen die in het Departement Lerarenopleiding gelden voor de betreffende examenperiode, gepubliceerd op Toledo en via mail aan alle studenten meegedeeld. Deze examenrichtlijnen dienen integraal beschouwd als een aanvulling van deze opleidingsgids en zijn bindend voor de student.
17.
Ombudspersoon
Tijdens het academiejaar kunnen de studenten in eerste instantie bij het opleidingshoofd terecht met betrekking tot aspecten van de onderwijsverzorging. In tweede instantie kan het departementshoofd worden aangesproken. Tijdens de examenperiodes fungeert een examenombudspersoon die zo nodig bemiddelt tussen de examinator en de student. Waar nodig bemiddelt de examenombudspersoon over de datum, de plaats, de vormen en de voorwaarden waaronder een examen wordt afgelegd. De ombudspersoon woont ook de examencommissie bij, maar heeft er geen stemrecht.
18.
Studenten
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
19
18.1. Studentenvertegenwoordiging Zoals voorzien in het Hogescholendecreet zijn de studenten vertegenwoordigd in verschillende medezeggenschapsorganen: Studentenraad, Academische Raad, Departementale Raad en STUVO-KHBO (Studentenvoorzieningen KHBO). Elk academiejaar worden voor deze raden verkiezingen georganiseerd. De Studentenraad verdedigt de belangen van de studenten en kan op eigen initiatief advies uitbrengen over alle aangelegenheden die studenten aanbelangen. Het hogeschoolbestuur moet de Studentenraad raadplegen voor de goedkeuring van bijv. onderwijs- en examenreglement, studiegeld, initiatieven inzake studentenbegeleiding en de regels voor internationale studentenmobiliteiten. De verplichting voor het hogeschoolbestuur om de Studentenraad over al deze zaken te raadplegen geldt evenwel slechts wanneer minstens 10 % van de studenten aan de verkiezingen deelgenomen hebben. Enkel studenten kunnen deel uitmaken van Studentenraad. Ze bestaat uit minstens 8 leden. Zij organiseren in alle vrijheid de activiteiten van de Studentenraad en bepalen dus zelf het aantal vergaderingen. De Academische raad brengt op het niveau van de hogeschool - dus slechts één Academische Raad voor de hele KHBO - advies uit over alle onderwijsaangelegenheden die voor de hele hogeschool gelden. Belangrijke agendapunten zijn hier onder meer adviesverlening over het onderwijs- en examenreglement, het opstarten of afbouwen van opleidingen of afstudeerrichtingen. De studenten sturen 4 afgevaardigden naar de Academische Raad, waarin verder ook het hogeschoolbestuur en het personeel vertegenwoordigd zijn. Ze komt ca. 4 keer per jaar bijeen. Het Departement Lerarenopleiding heeft een Departementale raad. Die is bevoegd om advies uit te brengen over alle onderwijskundige aangelegenheden binnen het departement, zoals bijv. de jaarlijkse goedkeuring van de opleidingsprogramma's. De feitelijke werking van de raad gebeurt via vier deelvergaderingen (telkens één voor de basisopleidingen en één voor de banchelor na bachelor). Van een heel andere orde is de vzw STUVO-KHBO. Want hier gaat het niet om adviesverlening, maar om medebestuur. STUVO-KHBO staat in voor de studentenvoorzieningen en de sociale voorzieningen voor de studenten. De bestuursorganen van STUVO bestaan voor de helft uit vertegenwoordigers van het hogeschoolbestuur en voor de helft uit studenten. Dit betekent dat de studenten evenveel te zeggen hebben in de besteding van het STUVO-budget, het beleid en de hele manier van werken van STUVO als de hogeschoolvertegenwoordigers. Dit is een hele directe vorm van studentenmedezeggenschap. De raad van bestuur komt ca. 5 à 6 keer per jaar samen. 18.2. Voorzieningen voor studenten De vzw STUVO-KHBO beheert de sociale toelagen die de Vlaamse overheid per student aan de hogeschool toekent. Het beheer gebeurt paritair door vertegenwoordigers van de hogeschool en daartoe verkozen studenten. De middelen moeten gebruikt worden voor studenten- of sociale voorzieningen. Concreet betekent dit dat een klas of een student bij Stuvo kan aankloppen voor: studiefinanciering; huisvesting en huurcontract; financiële hulp; persoonlijke moeilijkheden; tussenkomst in socio-culturele en sportieve activiteiten. De medewerkers van STUVO-KHBO zijn te vinden in Rijkenheem (Xaverianenstraat 3, 8200 Brugge (Sint-Michiels)), rechtover de KHBO Campus Brugge. 20
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
18.3. Voorzieningen voor studenten met een functiebeperking Het is een beleidsoptie van de hogeschool om elke student met een handicap of functiebeperking maximale individuele ondersteuning te geven. Individueel overleg is hiervoor noodzakelijk. De student neemt hiervoor contact op met studie- en trajectbegeleidster mevr. Amélie Fauquant (
[email protected]). Samenwerking met GON (Geïntegreerd onderwijs) is mogelijk. De KHBO Campus Brugge is goed toegankelijk, ook met rolstoel. De verdiepingen zijn bereikbaar met een lift.
19.
Kwaliteitszorg
De Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende staat in voor kwalitatief hoogstaand onderwijs in een klimaat dat gunstig is voor persoonlijke ontwikkeling, studie en groei naar het beroep. Kwaliteitszorg is een objectief van het beleid. Alle opleidingen en diensten worden geëvalueerd met interne en externe kwaliteitscontrole. Tevens worden geleidelijk en gradueel werkmethodes die de student activeren geïmplementeerd in het curriculum. Dit betekent dat er zich voor de student in het eerste jaar van een opleiding geen bruuske overgang van onderwijsmethodiek voordoet. Geleidelijk aan wordt de student vertrouwd gemaakt met vormen van begeleide zelfstudie, waarvan het aandeel dan in de verdere jaren wordt uitgebreid. Activerende werkvormen vormen een goede voorbereiding op het “levenslang leren”, een attitude die een must is voor al wie een beroep uitoefent.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
21
22
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2
Basiscompetenties voor de leraar lager onderwijs
Het Vlaams parlement legde de basiscompetenties die nagestreefd en gerealiseerd moeten worden tijdens de opleiding vast. Basiscompetenties zijn een set van vaardigheden, kenniselementen en attitudes waarover een beginnende leraar moet beschikken om in het beroep te stappen en om door te groeien in zijn professionele ontwikkeling. De vaardigheden en kenniselementen werden gegroepeerd in de volgende tien onderdelen. Functioneel geheel 1 - De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 1.2 1.3 1.4
De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.8 De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 1.10 De leerkracht kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school. 1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. 1.12 De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep. 1.13 De leerkracht kan bijdragen aan het gevoelig maken en openstaan voor talen door aan talensensibilisering te doen. De ondersteunende kennis omvat doelstellingen, methodieken en goede praktijkvoorbeelden van talensensibilisering. Functioneel geheel 2 - De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 2.7 De leerkracht kan communiceren met leerlingen met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. De ondersteunende kennis omvat de mogelijkheden die de communicatie met anderstalige kinderen kunnen vergemakkelijken.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
23
Functioneel geheel 3 - De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. Functioneel geheel 4 - De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. Functioneel geheel 5 - De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. De ondersteunende kennis omvat relevante en toegankelijke informatiebronnen van onderwijsonderzoek. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. Functioneel geheel 6 - De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega's of externen. 6.3 De leerkracht kan in overleg met het team, de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders. De ondersteunende kennis omvat kennis van de diversiteit van sociale en culturele realiteiten van ouders of verzorgers en communicatietechnieken. 6.4 De leerkracht kan met ouders of verzorgers dialogeren over opvoeding en onderwijs. De ondersteunende kennis omvat referentiekaders om onderwijskundige thema's en ontwikkelingen te duiden. 6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. 6.6 De leerkracht kan strategieën ontwikkelen om te communiceren met anderstalige ouders. De ondersteunende kennis omvat de mogelijkheden die de communicatie met anderstalige ouders kunnen vergemakkelijken. Functioneel geheel 7 - De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 24
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam. Functioneel geheel 8 - De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. Functioneel geheel 9 - De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Functioneel geheel 10 - De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein; het sociaal-economische domein; het levensbeschouwelijke domein; het cultureel-esthetische domein; het cultureel-wetenschappelijke domein.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
25
26
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3
Attitudes
Daarenboven gelden volgende tien beroepshoudingen (attitudes) voor alle functionele gehelen. A1 A2 A3
A4 A5 A6 A7 A8
Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
27
28
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
4
Opleidingsprogramma – avondonderwijs
Opleidingsprogramma‟s 2010-2011 Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs (avondonderwijs) Modeltraject A: Opleidingsfase 1 (traject voor werkstudenten met een diploma hoger onderwijs) (andere studenten met een diploma hoger onderwijs kunnen hierbij aansluiten) OPLEIDINGSONDERDELEN katholieke godsdienst 1 Nederlands 1 didactisch atelier lager onderwijs muzische vorming: beeldopvoeding 1 bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek - bewegingsopvoeding 1 - schrijfmotoriek muzische vorming: muzikale opvoeding, dramatisch spel en bewegingsexpressie - dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 - muzikale opvoeding 1 Frans 1 wereldoriëntatie: mens en ruimte 1 wereldoriëntatie: mens en tijd 1 wereldoriëntatie: natuur en techniek 1 wiskunde 1 - basisleerstof lagere school - vakdidactiek wiskunde Frans 2 wereldoriëntatie 2 - wereldoriëntatie: vakdidactiek wereldoriëntatie en project 2 - wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 - wereldoriëntatie: mens en tijd 2 - wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 schakelmodule stage lager onderwijs 2 didactiek 1 - didactiek van het lager onderwijs 1 - didactiek van het lager onderwijs 2
Studiepunten 3 3 3 3 3 2 1 5
Code BLA.1110.E0-s1 BLA-2310.E0-s1 BLA-5111.E0-s1 BLA-8610.E0-s1 BLA-8710.S2-s1 BLA-8711.O1-s1 BLA-8712.O2-s1 BLA-8910.S2-s1
2 3 3 3 3 3 6 2 4 3 9 2
BLA-8512.O2-s1 BLA-8911.O1-s1 BLA-2210.E0-s2 BLA-1910.E0-s2 BLA-1911.E0-s2 BLA-1912.E0-s2 BLA-3710.S2-s2 BLA-3711.O2-s2 BLA-3712.O1-s2 BLA-2220.E0-s2 BLA-1920.S4-s2 BLA-1921.O1-s2
2 2 3 11 6 4 2
BLA-1922.O2-s2 BLA-1923.O3-s2 BLA-1924.O4-s2 BLA-9781.E0-j1 BLA-5181.S2-j1 BLA-5110.O1-s1 BLA-5121.O2-s2
Modeltraject A Opleidingsfase 2 (traject voor werkstudenten met een diploma hoger onderwijs) (andere studenten met een diploma hoger onderwijs kunnen hierbij aansluiten) OPLEIDINGSONDERDELEN didactiek 2: leerprocessen digitale didactiek muzische vorming en bewegingsopvoeding: bewegingsopvoeding 2 beeldopvoeding 2 o dramatisch spel en bewegingsexpressie 2 muzikale opvoeding 2 katholieke godsdienst 2: - vakdidactiek godsdienst Nederlands 2
Studiepunten 5 3 2 8 1 2 3 2 4 3 6
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
Code BLA-5188.S2-s1 BLA-5123.O1-s1 BLA-5124.O2-s1 BLA-8520.S4-s1 BLA-8721.O1-s1 BLA-8624.O2-s1 BAL-8522.O3-s1 BLA-8923.O4-s1 BLA-1120.S2-s1 BLA-5621.O1-s1 BLA-2320.E0-s1 29
wiskunde 2 agogische vaardigheden 2 evaluatie interculturele en mondiale vorming katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal Frans 3 schakelmodule: stage lager onderwijs 3
4 3 3 3 3 3 13
BLA-3720.E0-s1 BLA-5020.E0-s2 BLA-5131.E0-s2 BLA-5030.E0-s1 BLA-1130.E0-s2 BLA-2230.E0-s2 BLA-9782.E0-j1
Modeltraject A: Opleidingsfase 3 (traject voor werkstudenten met een diploma hoger onderwijs) (andere studenten met een diploma hoger onderwijs kunnen hierbij aansluiten) OPLEIDINGSONDERDELEN brede zorg brede zorg op schoolniveau brede zorg eerste leerjaar specifieke behoeften werken in het onderwijs - onderwijs in Vlaanderen - EHBO schakelmodule: stage lager onderwijs 4
30
Studiepunten 11 4 3 4 4 2 1 11
Code BLA-5630.S3-s1 BLA-5631.O1-s1 BLA-5632.O2-s1 BLA-5633.O3-s1 BLA-5133.S3-s1 BLA-5134.O1-s1 BLA-6233.O2-s1 BLA-9783.E0-j1
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Modeltraject (Modeltraject B): Opleidingsfase 1 voor werkstudenten zonder diploma hoger onderwijs (andere studenten zonder diploma hoger onderwijs kunnen hierbij aansluiten) OPLEIDINGSONDERDELEN religie, zingeving en levensbeschouwing communicatieve vaardigheden en ICT - communicatieve vaardigheden - ICT het kind in ontwikkeling - psychologie en media - pedagogiek 1 - pedagogiek 2 Frans 1 wereldoriëntatie: mens en ruimte 1 wereldoriëntatie: mens en tijd 1 wereldoriëntatie: natuur en techniek 1 wiskunde 1 - basisleerstof lagere school - vakdidactiek wiskunde schakelmodule: stage lager onderwijs 1
Studiepunten 3 4 3 1 5 2 1 2 3 3 3 3 6 2 4 3
Code BLA-1010.E0-s2 BLA-2510.S2-s2 BLA-2511.O1-s2 BLA-3412.O2-s2 BLA-5185.S3-s2 BLA-5512.O1-s2 BLA-5311.O2-s2 BLA-5321.O3-s2 BLA-2210.E0-s2 BLA-1910.E0-s2 BLA-1911.E0-s2 BLA-1912.E0-s2 BLA-3710.S2-s2 BLA-3711.O2-s2 BLA-3712.O1-s2 BLA-9780.E0-s2
Modeltraject (Modeltraject B): Opleidingsfase 2 (traject voor werkstudenten zonder een diploma hoger onderwijs) (andere studenten met een diploma hoger onderwijs kunnen hierbij aansluiten) OPLEIDINGSONDERDELEN katholieke godsdienst 1 Nederlands 1 agogische vaardigheden 1 didactisch atelier lager onderwijs muzische vorming: beeldopvoeding 1 bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek - bewegingsopvoeding 1 - schrijfmotoriek muzische vorming: muzikale opvoeding en expressie - dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 - muzikale opvoeding 1 Frans 2 wereldoriëntatie 2: - wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2 - wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 - wereldoriëntatie: mens en tijd 2 - wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 didactiek 1: o didactiek van het lager onderwijs 1 o didactiek van het lager onderwijs 2 schakelmodule: stage lager onderwijs 2
Studiepunten 3 3 3 3 3 3 2 1 5
Code BLA.1110.E0-s1 BLA-2310.E0-s1 BLA-5010.E0-s1 BLA-5111.E0-s1 BLA-8610.E0-s1 BLA-8710.S2-s1 BLA-8711.O1-s1 BLA-8712.O2-s1 BLA-8910.S2-s1
2 3 3 9 2 2 2 3 6 4 2 11
BLA-8512.O2-s1 BLA-8911.O1-s1 BLA-2220.E0-s2 BLA-1920.S4-s2 BLA-1921.O1-s2 BLA-1922.O2-s2 BLA-1923.O3-s2 BLA-1924.O4-s2 BLA-5181.S2-j1 BLA-5110.O1-s1 BLA-5121.O2-s2 BLA-9781.E0-j1
Modeltraject (Modeltraject B): Opleidingsfase 3 (traject voor werkstudenten zonder een diploma hoger onderwijs) (andere studenten met een diploma hoger onderwijs kunnen hierbij aansluiten)
OPLEIDINGSONDERDELEN didactiek 2: leerprocessen
Studiepunten 5 3
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
Code BLA-5188.S2-s1 BLA-5123.O1-s1 31
digitale didactiek muzische vorming en bewegingsopvoeding: bewegingsopvoeding 2 beeldopvoeding 2 o dramatisch spel en bewegingsexpressie 2 muzikale opvoeding 2 katholieke godsdienst 2: - vakdidactiek godsdienst - spiritualiteit Nederlands 2 wiskunde 2 agogische vaardigheden 2 evaluatie interculturele en mondiale vorming katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal Frans 3 schakelmodule: stage lager onderwijs 3
2 8 1 2 3 2 4 3 1 6 4 3 3 3 3 3 13
BLA-5124.O2-s1 BLA-8520.S4-s1 BLA-8721.O1-s1 BLA-8624.O2-s1 BAL-8522.O3-s1 BLA-8923.O4-S1 BLA-1120.S2-s1 BLA-5621.O1-s1 BLA-1122.O2-s1 BLA-2320.E0-s1 BLA-3720.E0-s1 BLA-5020.E0-s2 BLA-5131.E0-s2 BLA-5030.E0-s1 BLA-1130.E0-s2 BLA-2230.E0-s2 BLA-9782.E0-j1
Modeltraject (Modeltraject B): Opleidingsfase 4 (traject voor werkstudenten zonder een diploma hoger onderwijs) (andere studenten met een diploma hoger onderwijs kunnen hierbij aansluiten) OPLEIDINGSONDERDELEN brede zorg - brede zorg op schoolniveau - brede zorg eerste leerjaar - specifieke behoeften werken in het onderwijs - onderwijs in Vlaanderen - instappen in het beroep - EHBO Keuzemodules Leerproblemen en leerstoornissen: wiskunde Gedrags- en werkhoudingproblemen Educatief werk bachelorproef schakelmodule: stage lager onderwijs 4
Studiepunten 11 4 3 4 4 2 1 1 10 5 5 5 4 11
Code BLA-5630.S3-s1 BLA-5631.O1-s1 BLA-5632.O2-s1 BLA-5633.O3-s1 BLA-5133.S3-s1 BLA-5134.O1-s1 BLA-5135.O3-s1 BLA-6233.O2-s1 BLD-9430.E0-s2 BLD-5631.E0-s2 BLD-5532.E0-s2 BLD-9835.E0-s2 BLA-9530.E0-s2 BLA-9783.E0-j1
32
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Diploma bachelor in het onderwijs – kleuteronderwijs => lager onderwijs OPLEIDINGSONDERDELEN Opleidingsfase 1 Nederlands 1 didactisch atelier lager onderwijs didactiek 1 - didactiek van het lager onderwijs 2 bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek - schrijfmotoriek Frans 1 wereldoriëntatie: mens en ruimte 1 wereldoriëntatie: mens en tijd 1 wiskunde 1 - basisleerstof lagere school - vakdidactiek wiskunde Frans 2 wereldoriëntatie 2 - wereldoriëntatie: vakdidactiek wereldoriëntatie en project 2 - wereldoriëntatie: mens en ruimte 2 - wereldoriëntatie: mens en tijd 2 - wereldoriëntatie: natuur en techniek 2 schakelmodule didactische vorming - didactiek - muzische vorming Schakelmodule: stage lager onderwijs 2 OPLEIDINGSONDERDELEN Opleidingsfase 2 didactiek 2: leerprocessen digitale didactiek katholieke godsdienst 2: - vakdidactiek godsdienst Nederlands 2 wiskunde 2 Evaluatie katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal Frans 3 schakelmodule: stage lager onderwijs 8SP
Studiepunten
Code
3 3 6 2 3 1 3 3 3 6 2 4 3 9
BLA-2310.E0-s1 BLA-5111.E0-s1 BLA-5181.S2-j1 BLA-5121.O2-s2 BLA-8710.S2-s1 BLA-8712.O2-s1 BLA-2210.E0-s2 BLA-1910.E0-s2 BLA-1911.E0-s2 BLA-3710.S2-s2 BLA-3711.O2-s2 BLA-3712.O1-s2 BLA-2220.E0-s2 BLA-1920.S4-s2
2 2 2 3 4 2 2 11
BLA-1921.O1-s2 BLA-1922.O2-s2 BLA-1923.O3-s2 BLA-1924.O4-s2 BLA-9743.S2-s1 BLA-9742.O1-s1 BLA-9744.O2-s1 BLA-9781.E0-j1
Studiepunten
Code
5 3 2 4 3 6 4 3 3 3 8
BLA-5188.S2-s1 BLA-5123.O1-s1 BLA-5124.O2-s1 BLA-1120.S2-s1 BLA-5621.O1-s1 BLA-2320.E0-s1 BLA-3720.E0-s1 BLA-5131.E0-s2 BLA-1130.E0-s2 BLA-2230.E0-s2 BLD-9785.E0-j1
Noot Studenten met een diploma uit een niet-katholieke hogeschool moeten de onderdelen Religie, zingeving en levensbeschouwing (eerste opleidingsfase)(BLA-1010.E0-s2) en Katholieke godsdienst 2: spiritualiteit (tweede opleidingsfase)(BLA-1122.O2-s1) wel bijkomend in hun opleidingstraject opnemen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
33
34
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5
Opleidingsonderdelen
5.1
Agogische vaardigheden 1
Code
BLA-5010.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3 uur atelier
Titularis
Evelien Hast
Docent
Evelien Hast (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 A1 A2 A3
A4 A6
De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. De leerkracht kan als teamlid meewerken aan het opbouwen van een positieve interactie met de leerlingen, waarbij hij ook de relatie tussen de leerlingen stimuleert en problemen in de groep bespreekbaar maakt; De leerkracht kan ervoor zorgen dat leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen; De leerkracht kan met respect voor eigenheid en diversiteit, sensitief en inlevend omgaan met de leerlingen; De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leerkracht kan de eigenheid van het individuele kind en van de sociale en culturele groepen herkennen, bespreekbaar maken en ermee omgaan met het oog op zelfontplooiing en integratie van de leerlingen; De leerkracht kan het kind stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief en verantwoordelijkheid en participatie. beslissingsvermogen : durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. relationele gerichtheid : in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. kritische ingesteldheid : bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. leergierigheid : actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. zin voor samenwerking :
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
35
bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. D O E L E N -
eigen kwaliteiten, behoeften en emoties onderkennen en ermee omgaan eigen gedachten en gevoelens helder verwoorden een gezonde attributiestijl ontwikkelen voldoende zelfvertrouwen ontwikkelen als toekomstig leraar belang van de waarneming als startpunt van gedrag onderkennen: observaties kunnen onderscheiden van interpretaties factoren die onze waarneming beïnvloeden onderkennen de dragers van de non-verbale communicatie onderkennen zich bewust zijn van het effect van eigen non-verbaal gedrag op anderen rekening houden met de basisregels voor communicatie zicht krijgen op het eigen communicatiegedrag en dit proberen te optimaliseren door oefening de verschillende niveaus in communicatie herkennen en erop inspelen gerichter luisteren, parafraseren en vragen stellen beschikken over (taakgerichte en groepsgerichte) vaardigheden die nodig zijn om tot efficiënt samenwerken te komen.
-
I N H O U D „Agogie‟ betekent opvoedings- en vormingswerk. In dit vak gaan we je dan ook voorbereiden op dit werk. Gedurende het eerste jaar van de opleiding starten we bij het beeld dat je momenteel hebt van jezelf: je kwaliteiten, je werkpunten. Gaandeweg komen we dichter bij een grondige zelfkennis en leer je om eerlijker naar jezelf te kijken. Een tweede aspect dat bij de job van onderwijzer zeer belangrijk is, omvat basisvaardigheden van communicatie. Dit doe je tenslotte onophoudelijk, zowel bewust als onbewust, bedoeld als onbedoeld. We bekijken eerst de waarneming van dichterbij, het vertrekpunt van alle communicatie. Daarna gaan we kijken hoe je communiceert met je lichaam: de non-verbale communicatie. Je lichaam kan niet liegen, daarom is het zeer belangrijk dat je beseft wat je uitstraalt! Vervolgens bekijken we de verbale communicatie grondiger. Zenden en ontvangen, bedoeling en effect, er zit soms een wereld van verschil tussen.... Het zakelijke aspect van een boodschap wordt uitgediept. Tenslotte bekijken we het geven en krijgen van feedback. Ook dit is communicatie. We gaan ook nog in op je gedrag in een groep, want onderwijzen doe je in een team! O N D E R W I J S V O R M E N -
Onderwijsleergesprek Individuele opdrachten (logboek) Spelvormen
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Finet, S. & Monstrey, A. (2009). Agogische vaardigheden 1. Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
36
x
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% Onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
Procentuele verdeling
(1)
10%
(2)
30% 60%
evaluatiemethode permanente evaluatie individuele opdracht: logboek mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% Onderdeel
B I J Z O N D E R E (1)
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
individuele opdracht: logboek
60%
mondeling examen
B E P A L I N G E N
Permanente evaluatie omvat 2 onderdelen: verplichte aanwezigheid in en medewerking aan de sessies zijn voorwaarden om voor dit opleidingsonderdeel geëvalueerd te kunnen worden. Wegens het geringe aantal sessies in het avondonderwijs worden hierop geen uitzonderingen toegestaan. Wanneer men méér dan één dag ziek is (doktersattest) in de periode van de sessies agogische vaardigheden, dan kan één gemiste sessie vervangen worden door een inhaalopdracht. Vanaf twee gemiste sessies moet dit opleidingsonderdeel later hernomen worden. Opvolgen van de studiewijzer: dit wordt onder meer geëvalueerd door middel van een „one-minute-paper‟ bij de aanvang van de sessies..
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
37
5.2
Agogische vaardigheden 2
Code
BLA-5020.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3 uur atelier
Titularis
Ann Monstrey
Docent(en)
Ann Monstrey (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.5 2.5.1 2.6 2.6.4. A1
38
De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. De leerkracht kan als teamlid meewerken aan het opbouwen van een positieve interactie met de leerlingen, waarbij hij ook de relatie tussen de leerlingen stimuleert en problemen in de groep bespreekbaar maakt; De leerkracht kan ervoor zorgen dat leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen; De leerkracht kan met respect voor eigenheid en diversiteit, sensitief en inlevend omgaan met de leerlingen; De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leerkracht kan de eigenheid van het individuele kind en van de sociale en culturele groepen herkennen, bespreekbaar maken en ermee omgaan met het oog op zelfontplooiing en integratie van de leerlingen; De leerkracht kan het kind stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief en verantwoordelijkheid en participatie. De leerkracht kan door attitudevorming lln op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. Een aantal conventies op gebied van sociale omgang voorleven en leren toepassen. In de klascontext waarden bespreekbaar maken en door voorbeeldgedrag stimulerend optreden, rekening houdend met het pedagogisch project. De gerichtheid op participatie stimuleren. Omgaan met lln in sociaal-emotionele probleemsituaties: Signalen van probleemgedrag herkennen, toetsen aan de ervaring van anderen en met hulp van collega‟s de hulpvraag van lln expliciteren De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de lln bevorderen. De leerkracht kan zorg dragen voor het algemeen welbevinden van de lln. beslissingsvermogen : durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
A2
Relationele gerichtheid: in zijn contact met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen kritische ingesteldheid : bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. leergierigheid : actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken Verantwoordelijkheidszin zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en zich engageren om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen
A3
A4 A6 A7
D O E L E N -
De vier verschillende aspecten in een concrete boodschap kunnen onderscheiden en correct beluisteren. Een duidelijk appél durven en kunnen formuleren en ontvangen. Op een relatiesparende manier een appél kunnen weigeren. Wapengebruik in de communicatie herkennen en in de eigen communicatie vermijden. Op een respectvolle manier kunnen onderhandelen en beïnvloeden. Deze kennis kunnen toepassen binnen relaties in het werkveld (met leerlingen, mentoren, ouders). Aanvoelen wanneer empathisch luisteren zinvol of noodzakelijk is en deze luistertechniek spontaan kunnen toepassen. Vanuit inzicht in het ontstaan en de evolutie van een realistisch en positief zelfbeeld dit helpen realiseren bij de leerlingen. Luistertechnieken kunnen toepassen in klas- en kringgesprekken en zo de leerlingen aanmoedigen om onbevangen met elkaar te spreken en naar elkaar te luisteren. Inzicht in sociale situaties (sociale cognitie) herkennen als voorwaarde voor sociale competentie. Kennis hebben van een aantal bundels die tot doel hebben de sociale vaardigheden in de lagere school te bevorderen (Axenroos, Toeka, leefsleutels, het gat in de haag). Met één van deze bundels concrete ervaring opdoen in een stageactiviteit. Enkele interventies kunnen aangeven om kinderen met een gebrek aan sociale cognitie te stimuleren. De aangeleerde agogische vaardigheden kunnen toepassen in het omgaan met ongewenst gedrag. Vanuit inzicht in de achtergronden van pestgedrag hierrond een concrete aanpak kunnen formuleren.
I N H O U D In het tweede deel Agogische vaardigheden gaan we verder met het aanleren van basisvaardigheden i.v.m. communicatie en de sociale interactie in onderwijscontext. In het eerste semester van het tweede jaar gaan we verder in op de diverse aspecten van een boodschap en we staan stil bij hoe we deze kennis kunnen aanwenden in het lerarenberoep. Wat bedoelt iemand nu met zijn/ haar boodschap en hoe kunnen we zelf duidelijk communiceren; spreken én luisteren. Naast het communicatieve aspect bekijken we ook de sociale vaardigheden bij leerlingen. Hoe kunnen we als leerkracht hen hierin stimuleren en hoe herkennen we gebrekkige sociale competentie bij kinderen? We bekijken hier ook de concrete technieken die voorhanden zijn om sociale cognitie, sociale vaardigheden en een positief zelfbeeld te stimuleren bij leerlingen. Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
39
Tenslotte passen we de aangeleerde ervaringen ook toe om aan de slag te gaan rond concrete praktijkervaringen en casussen. O N D E R W I J S V O R M E N -
Onderwijsleergesprek Individuele opdrachten (logboek Spelvormen
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Boxoen, F., Monstrey, A., (2009). Agogische vaardigheden 2. Deel 1: communicatievervolg. Brugge: KHBO. Boxoen, F., Vanhoutte, T., Monstrey, A., (2009). Agogische vaardigheden 2. Deel 2: sociale competentie in de basisschool. Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco x
syllabus x
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% Onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling 10%
logboek
30% 60%
evaluatie-methode permanente evaluatie individuele opdracht mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% Onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode Naargelang de oorzaak van het tekort wordt er gekozen voor:
logboek
40
30%
Individuele opdracht
70%
Mondeling examen
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Permanente evaluatie omvat 2 onderdelen: verplichte aanwezigheid in en medewerking aan de sessies zijn voorwaarden om voor dit opleidingsonderdeel geëvalueerd te kunnen worden. Wegens het geringe aantal sessies in het avondonderwijs worden hierop geen uitzonderingen toegestaan. Wanneer men méér dan één dag ziek is (doktersattest) in de periode van de sessies agogische vaardigheden, dan kan één gemiste sessie vervangen worden door een inhaalopdracht. Vanaf twee gemiste sessies moet dit vak later hernomen worden. Opvolgen van de studiewijzer: dit wordt onder meer geëvalueerd door middel van een „one-minute-paper‟ bij de aanvang van de sessies.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
41
5.3
Bachelorproef
Code
BLA-9530.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
4
Titularis
Lieve Lootens (3LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd: samen volgen met Schakelmodule stage lager onderwijs 4. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 5. De 5.1 5.1.1 5.1.2
leraar als innovator – de leraar als onderzoeker Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. De leraar kan vernieuwende inzichten uit de opleiding in de klas aanwenden. Vanuit begeleide reflectie over nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en de eigen schoolcultuur brengt hij vernieuwende inzichten in de klaspraktijk in. 5.2 Kennisnemen van de resultaten van onderwijsonderzoek. 5.2.1 De leraar kan gemakkelijk toegankelijke literatuur inzake onderwijsonderzoek, aansluitend bij de eigen praktijk, selecteren en raadplegen. 5.3 Het eigen functioneren kunnen bevragen en bijsturen. 5.3.1 De leraar kan de klaspraktijk vanuit reflectie op eigen ervaringen bijsturen, onder meer door het onder begeleiding uitvoeren van een eenvoudig actieonderzoek. 7. De leraar als lid van een schoolteam 7.2 Binnen het team over een taakverdeling overleggen en die naleven. 7.2.1 De leraar kan regels en afspraken met collega‟s overleggen en naleven wat afgesproken is. 7.3 De eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in teamverband bespreekbaar maken. 9. De 9.1 9.1.1 9.2. 9.2.1
leraar als lid van de onderwijsgemeenschap Deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema‟s. De leraar kan met collega‟s in discussie treden over onderwijskundige thema‟s. Reflecteren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenleving. De leraar kan met collega‟s in discussie treden over de rol van het onderwijs in de samenleving en over de plaats van de leraar daarin.
Alle attitudes kunnen aan bod komen 1. Beslissingsvermogen 2. Relationele gerichtheid 3. Kritische ingesteldheid 4. Leergierigheid 5. Organisatievermogen 6. Zin voor samenwerking 42
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
7. Verantwoordelijkheidszin 8. Creatieve gerichtheid 9. Flexibiliteit 10. Gerichtheid op correct taalgebruik D O E L E N -
Een onderzoeksvraag op bachelorniveau kunnen formuleren Vanuit een onderzoeksvraag relevante theoretische inzichten en kaders kunnen opzoeken Vanuit relevante theoretische inzichten en kaders de eigen praktijk kunnen vorm geven in een aantal praktijkrelevante acties en deze daadwerkelijk uitvoeren in een stage of een ander praktijkcontext Kunnen reflecteren op de doorlopen PDCA-cirkel Het eigen leerproces kunnen vorm geven in een portfolio De praktijkrelevante acties kunnen voorstellen aan een publiek van medestudenten, docenten en leerkrachten uit het werkveld In een artikel, bedoeld voor leerkrachten basisonderwijs, het leerproces en het leerresultaat kunnen aangeven
I N H O U D In de laatste opleidingsfase van de opleiding wordt van je verwacht dat je voor je bachelorproef een actieonderzoek uitwerkt. Het actieonderzoek is een vorm van zelfstandig werk dat in het verlengde ligt van de verschillende “geleide” of “begeleide”, individueel of in samenwerking uit te voeren opdrachten tijdens je opleiding. Het actieonderzoek mag je opvatten als een mooie afsluiting van je opleiding. Het gaat om de grondige uitwerking van één (beperkt) onderwerp dat relevant is voor je later functioneren in het onderwijs. Deze grondigheid berust op de te volgen weg van het ”probleemoplossend leren‟. Vanuit een zelf geformuleerde onderzoeksvraag binnen een bepaald vakdomein selecteer je relevante theoretische inzichten en kaders. Van daaruit zet je een praktijkonderzoek op, waarin de praktijkgerichte uitwerking en reflectie wezenlijke onderdelen zijn. Je demonstreert in dit proces al je verworven beroepsvorming in (vak)inhoud, (vak)didactiek en didactische praktijk, op het vlak van inzichten, attitudes en vaardigheden. Belangrijk is daarbij eveneens dat je het geheel gestructureerd en in klare taal schriftelijk en nadien ook mondeling moet kunnen vormgeven om anderen over je werk te informeren. O N D E R W I J S V O R M E N Individuele opdracht Groepsopdracht Individuele begeleiding Stage S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Lootens, L. (2007). Leidraad actieonderzoek. Brugge: KHBO.
Soort bron Syllabus
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
43
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Schriftelijk werk
100 %
individuele opdracht met een mondelinge voorstelling
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
/
44
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.4
Bewegingsopvoeding en schrijfmotoriek
Code
BLA-8710.S2-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Titularis
Brigitte Grillet
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.4.1
Bewegingsopvoeding 1
Code
BLA-8711.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
3 sessies van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Brigitte Grillet
Docent
Brigitte Grillet (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1.1 De student kan in overleg van de ervaren mentor de individuele kindkenmerken achterhalen 1.2.2 De student kan de doelstellingen kiezen en concreet formuleren 1.3.1 De student kan een zinvolle keuze uit een spelopdracht maken 1.5 De student kan aangepaste werkvormen kiezen en een krachtige spelomgeving creëren. 1.7.5 De student speelt adequaat in op wat zich voordoet 1.11 De student verzorgt zijn taalgebruik 2. De leraar als opvoeder 2.1.1 De student kan een gezellig sportief klimaat creëren waarin je de leerlingen positief aanmoedigt en de relatie tussen de leerlingen stimuleert. 2.1.2 De student zorgt ervoor dat de kinderen zich veilig en gewaardeerd voelen. 2.1.3 De student geeft een positieve bevestiging. 2.6 De student bevordert de fysieke gezondheid van de kinderen. 3. De leraar als inhoudelijk expert. 3.1 De student beheerst de basiskennis en de leerinhoud van het spel en het zwemmen. 3.3.2 De student kan het leerplan hanteren. Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
45
4. De leraar als organisator. 4.1.1 De student kan orde houden, kordaat leiding geven en duidelijke afspraken maken. 4.2.2 De student kan een timing respecteren. 4.4 De student controleert het materiaal op veiligheid. Attitudes: A1 Beslissingsvermogen A2 relationele gerichtheid A3 kritische ingesteldheid A4 leergierigheid A5 organisatievermogen A7 verantwoordelijkheidszin D O E L E N De student kan adequaat een spelles/zwemles opstarten, organiseren en begeleiden zodat de kinderen plezier beleven. I N H O U D Het academiejaar starten we met het domein van de spelen omdat „ samen spelen‟ veel mogelijkheden biedt om zowel verbaal als non-verbaal contact te maken met kinderen. Spelen is de belangrijkste activiteit binnen de wereld van de kinderen. Bij samen spelen kan je kinderen sociale waarden voorleven en hen respectvol leren omgaan met elkaar. Als leraar is het ook belangrijk dat je kunt zwemmen. Je bent verantwoordelijk voor de veiligheid van de kinderen. Het begeleiden van de zwemlessen behoort ook tot je takenpakket. Zelf volledig watergewend zijn en ontspannen in het water kunnen voortbewegen zijn een ultieme basis voor een goede begeleiding. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege werkcollege :2 praktijklessen Individuele opdrachten: 1 spelles voorbereiden
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Grillet, B., (2007) Theorie van de bewegingsopvoeding, domein van het zwemmen, domein van de spelen, domein van de balen dingvaardigheden. Brugge: KHBO.
Soort bron Syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
46
Acco x
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100 % procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode individuele taak 1 40 % opdracht permanente taak 2 10 % evaluatie schriftelijk 50% examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling 100 %
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode individuele opdracht hermaken en schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
(1) De individuele opdracht op het examen indienen. (Sanctie: te laat is min 2 punten) (cfr. studiewijzer) (2) Permanente evaluatie: actieve aanwezigheid in sportieve kledij
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
47
5.4.2
Schrijfmotoriek
Code Semester
1
Studiepunten
1
Contacturen
1 sessie van 3 uur contactonderwijs
Docent
Nadine Le Bacq (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. De leerkracht als begeleider van leer-en ontwikkelingsprocessen 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.2.6 Doelstellingen concreet en operationeel formuleren. 2. De leraar als opvoeder 2.6.4 Zorg dragen voor het algemeen welbevinden van de leerlingen. 3. De leraar als inhoudelijk expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. D O E L E N -
De verschillen tussen de verschillende gangbare methodes in verband met schrift in de lagere school kennen en kunnen toepassen. Het methodisch schrift kunnen schrijven, zowel op het bord als op papier. Doelstellingen kiezen en formuleren voor het vak schrift. Weten wat een goede schrijfmethode inhoudt. Weten wat een goede schrijfhouding en een goede penhouding is. Een les methodisch schrift kunnen geven.
I N H O U D -
Overzicht en bespreking van wat moet gekend worden voor het examen. Uitleg over het methodisch schrijven. Het methodisch schrift oefenen met uitleg over de zelfevaluatie. Demonstratie bordschrift.
O N D E R W I J S V O R M -
48
Hoorcollege Praktijk Inoefenen van letterfamilies Inoefenen van woorden en zinnen Hoofdletters leren schrijven om tenslotte te komen tot het schrijven van een doorlopende tekst. Bordschrift oefenen.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Litière, M.(jan). Mijn kind leert schrijven. Tielt: Lannoo. Oefenblaadjes
Soort bron boek Toledo
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele procentuele evaluatieonderdeel evaluatiemethode onderdeel verdeling verdeling methode theorie
20%
examen
bordschrift
40%
schrijftest
methodisch schrift
40%
schrijftest
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
theorie
20%
examen
bordschrift
40%
schrijftest
Methodisch schrift
40%
schrijftest
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
49
5.5
Brede zorg
Code
BLA-5630.S3-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
4
Semester
1
Studiepunten
11
Titularis
Sofie Bamelis
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.5.1
Brede zorg op schoolniveau
Code
BLA-5631.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen
4 sessies van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Sofie Bamelis
Docent(en)
Sofie Bamelis, Ann Monstrey en Isolde Van Den Driessche
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.10 3 3.3 5 5.1 5.2 5.3 6 6.1 6.2 6.4 8 50
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school. De leraar als inhoudelijke expert Het eigen aanbod kunnen situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op begeleiding en oriëntering van de leerlingen. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker Resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. Kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. Het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. De leraar als partner van de ouders of verzorgers Zich informeren over en discreet omgaan met gegevens van leerlingen. Met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega‟s of externen. De leerkracht kan met ouders of verzorgers dialogeren over opvoeding en onderwijs. De ondersteunende kennis omvat referentiekaders om onderwijskundige thema's en ontwikkelingen te duiden. De leraar als partner van externen Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
8.1 7 7.1 9 9.1 10 10.1 A1 A2 A3
A4
De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. De leraar als lid van een schoolteam Overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap Deelnemen aan het maatschappelijk debat over onderwijskundige thema‟s. De leraar als cultuurparticipant Actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op verschillende domeinen. Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.
D O E L E N De leraar als begeleider van leerprocessen: - De specifieke problemen bij de overgang van kleuter naar lagere school kennen, herkennen en er rekening mee willen houden. - In functie van het geven van adviezen i.v.m. de schoolloopbaan van kinderen kennis hebben van de structuur en de eigenheid van het BuO. De leraar als opvoeder: - Het onderscheid zien tussen gedragsproblemen en werkhoudingsproblemen. - De basisprincipes van inclusief onderwijs toelichten en concretiseren. - De leraar als innovator-onderzoeker: - De eigen aanpak kunnen motiveren vanuit een visie op zorg - het eigen didactisch en pedagogisch handelen kritisch bevragen vanuit de studie van alternatieve en Nederlandse schoolsystemen en vernieuwende inzichten durven vertalen in de praktijk. De leraar als partner van ouders: - Gesprekken met ouders voeren. De leraar als lid van een team: - De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen volgens de stappen in het planmatig handelen (Van der Leij). - De verschillende niveaus van zorgtaken bespreken en illustreren met concrete initiatieven. - De taken van de zorgcoördinator weergeven en illustreren met concrete initiatieven. - Vaardig communiceren binnen teamoverleg. - Een concrete hulpvraag omschrijven in functie van een doelgericht MDO-overleg. De leraar als partner van externen: - Vaardig communiceren met externen binnen het MDO en met externe instanties. - Initiatieven en instanties die ondersteuning bieden bij specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen kennen en kunnen opsporen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
51
De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap: - De huidige tendensen rond zorg situeren binnen een historische en internationale context. - Met collega‟s in discussie treden over visie op brede zorg en de realisering ervan in de basisschool. - De tendens naar integratie situeren binnen de internationale en Vlaamse ontwikkelingen. - Een eigen visie formuleren rond de huidige integratietendens. - vanuit de elementen van krachtige leeromgeving onderwijssystemen gebaseerd op Freinet, Decroly, Steiner, Petersen, Montessori, Sudburry kunnen herkennen en aangeven binnen het Vlaams onderwijssysteem - het huidige onderwijssysteem kritisch kunnen bespreken in discussie met medestudenten en docenten, Nederlandse collega‟s - brede zorg in een internationale context door een bezoek aan een Nederlandse school. I N H O U D In deze onderwijsleeractiviteit gaan we verdiepend in op het leerproces van kinderen en hoe we als leerkracht basisonderwijs deel kunnen uitmaken van een zorgbrede school. Vanuit een aantal voorbeelden bespreken we keuzes die scholen kunnen maken in het kader van zorgverbreding. Je bestudeert hoe zorg op schoolniveau georganiseerd wordt. Je bestudeert hierbij ook exemplarisch een aantal alternatieve schoolsystemen. We hopen dat je visie op zorg hierbij verruimd wordt. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Bezoek Onderwijsleergesprek individuele opdrachten werken met een casus.
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Lootens, L., Monstrey, A., Bamelis, S., Van Den Driessche, I. (2010). Brede zorg op schoolniveau. Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
52
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling 75% 25%
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
mondeling examen mondelinge presentatie
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
mondeling examen
B E P A L I N G E N
Het is aangewezen om de Schakelmodule: stage lager onderwijs 4 gelijktijdig op te nemen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
53
5.5.2
Brede zorg eerste leerjaar
Code
BLA-5632.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
4 sessies van 3 uur contactonderwijs en 1 sessie van 1,5 uur contactonderwijs
Titularis
Sofie Bamelis
Docent(en)
Sofie Bamelis, Isolde Van Den Driessche, Nathalie Vermeersch en Brigitte Grillet Nederlands
Onderwijstaal
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.9 2 2.1 2.2 2.3 2.6 3 3.1.: 5 5.1 5.2 5.3 6 6.1 A1 A2 A3
A4 54
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. Leerervaringen en leerinhouden selecteren Leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. Individueel en in teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. Een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. Proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leraar als opvoeder In overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in groep. De emancipatie van kinderen bevorderen. Door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. De fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen De leraar als inhoudelijke expert Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden uit de leergebieden volgen en bevragen. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker Resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. Kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. Het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. De leraar als partner van de ouders of verzorgers Zich informeren over en discreet omgaan met gegevens van leerlingen. Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
D O E L E N Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Lesschema‟s voor lezen, spelling en schrift kunnen ontwerpen - De verschillende elementen van diversiteit in de beginsituatie onderkennen. - Welbevinden en betrokkenheid screenen, op kindniveau en klasniveau. - De competenties van kinderen situeren op de leerlijnen rekenen, lezen en schrijven. - Doelstellingen kiezen op basis van leerlijnen rekenen,lezen en schrijven. - Doelstellingen kiezen rekening houdend met de beginsituatie van de kinderen en met de kenmerken en diversiteit van de groep. - Leerlijnen in de leerplannen en in leerboeken herkennen. - Zorgverbreding realiseren door de aanpak te differentiëren waar dit nodig is. - Leermiddelen kiezen rekening houdend met de specifieke noden van de kinderen en de kenmerken van de doelgroep en zo nodig aanpassen. - Bij de kinderen specifieke kenmerken achterhalen die van invloed zijn op hun leren. - Specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen signaleren. Leraar als opvoeder - Preventieve maatregelen nemen rond welbevinden en betrokkenheid, zowel op kindniveau als op klasniveau. - De leerlingen vertrouwd maken met een breed gamma relatiewijzen. - Maatregelen nemen om pesten en andere vormen van agressie te voorkomen of af te remmen. - De leerlingen leren constructief met conflicten om te gaan. Leraar als inhoudelijk expert Aanvankelijk lezen en voortgezet lezen bevorderen bij leerlingen Leesmethodes kritisch kunnen bespreken vanuit hedendaagse en historische context Aanvankelijk schrijven kunnen bevorderen (schrijfdans) Motorische problemen kunnen herkennen Het verband zien tussen voorbereidend en aanvankelijk rekenen, lezen en schrijven. Bij problemen met aanvankelijk rekenen, lezen en schrijven terugkeren naar een onderliggende stap in de leerlijn. Gepaste theoretische begrippen en kaders kiezen en hanteren in de juiste context. De leraar als organisator - Taakgericht gedrag stimuleren. - Een aangepast klasmanagement als middel tot omgaan met diversiteit realiseren (o.a. hoekenwerk, contractwerk … ). De leraar als innovator-onderzoeker: - De eigen aanpak kunnen motiveren vanuit een visie op zorg De leraar als lid van een team - Vaardig communiceren binnen teamoverleg De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap - Met collega‟s in discussie treden over visie op brede zorg en de realisering ervan in de basisschool. I N H O U D In deze onderwijsleeractiviteit gaan we verdiepend in op het leerproces van kinderen. Tot hiertoe stonden we stil bij de individuele verschillen van kinderen tijdens het leerproces en hoe hiermee didactisch in een klasgroep mee om te gaan. Nu focussen we meer op het individuele kind. Hoe spelen we in op de specifieke behoeften van elk kind? Hoe kunnen we als leerkracht zorgbreed werken op kind- en klasniveau? Hierbij aansluitend gaan we exemplarisch in op het omgaan met diversiteit in het eerste leerjaar. Het aanvankelijke leerproces (rekenen, schrijven,lezen) wordt hierbij diepgaander bekeken.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
55
O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Lootens, L., Monstrey, A., Bamelis, S., Grillet, B., Van Den Driessche, I., Vermeersch, N. (2010). Brede zorg eerste leerjaar. Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
70%
schriftelijk examen
30%
materialenbeurs
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50%
schriftelijk examen
50%
mondeling examen
B E P A L I N G E N
Het is aangewezen om Wiskunde 2 al te hebben gevolgd en gelijktijdig Schakelmodule: Stage lager onderwijs 4 op te nemen.
56
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.5.3
Specifieke behoeften
Code
BLA-5633.O3-s1
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen
5 sessies van 3 uur contactonderwijs en 1 sessie van 1,5 uur contactonderwijs
Titularis
Sofie Bamelis
Docent(en)
Sofie Bamelis, Ann Monstrey, Nathalie Vermeersch, Brigitte Grillet en Lien Vanopstal Nederlands
Onderwijstaal
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.9 2 2.1 2.2 2.3 2.5 2.6 5 5.3 6 6.1 7 7.1 A1 A2 A3
A4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. Leerervaringen en leerinhouden selecteren Leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. Individueel en in teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen. Een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. Proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leraar als opvoeder In overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in groep. De emancipatie van kinderen bevorderen. Door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. Adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. De fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker Het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. De leraar als partner van de ouders of verzorgers Zich informeren over en discreet omgaan met gegevens van leerlingen. De leraar als lid van een schoolteam Overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
57
D O E L E N Leraar als begeleider van leerprocessen - Voor kinderen met specifieke behoeften in het buitengewoon onderwijs omgaan met een aangereikt handelingsplan. - Voor kinderen met specifieke behoeften in het gewoon onderwijs omgaan met een aangereikt handelingsplan en een aanzet geven tot acties. - Kennis hebben van ortho-didactische leermiddelen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Leraar als opvoeder - Met ondersteuning signalen van probleemgedrag dat kan wijzen op sociaalemotionele problemen bij kinderen herkennen en de hulpvraag van kinderen expliciteren. - Met ondersteuning met het geconstateerde probleemgedrag adequaat omgaan. (Bereid zijn en in staat zijn om een ontwikkelingsbevorderende relatie met kinderen na te streven - De eigenheid van het individuele kind met specifieke behoeften en van de sociale groepen herkennen, bespreekbaar maken en hanteren met het oog op zelfontplooiing en sociale integratie van de kinderen. De leraar als innovator-onderzoeker - De eigen aanpak kunnen motiveren vanuit een visie op zorg - het eigen didactisch en pedagogisch handelen kritisch bevragen vanuit de studie van alternatieve en Nederlandse schoolsystemen en vernieuwende inzichten durven vertalen in de praktijk. De leraar als lid van een team - Vaardig communiceren binnen teamoverleg. De leraar als partner van externen - Initiatieven en instanties die ondersteuning bieden bij specifieke opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen kennen en kunnen opsporen. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap - Met collega‟s in discussie treden over visie op brede zorg en de realisering ervan in de basisschool. I N H O U D In deze cursus verdiepen we naar specifieke onderwijsbehoeften van kinderen. Een aantal leer- en gedragsproblemen waarmee we als leerkracht in het gewoon onderwijs geconfronteerd worden, worden bestudeerd :autismespectrum, ADHD, lees- en spellingproblemen en dyslexie, rekenproblemen en dyscalculie. Daarnaast kan je naar keuze verdiepen in een aantal andere problemen vb. NLD,DCD, faalangst, depressie,… Ook het aanbod van het buitengewoon onderwijs wordt bekeken. Naast kennismaken met alle types verdiep je in 1 type van het buitengewoon onderwijs. Ook de samenwerking met buitengewoon onderwijs (GON, brugklas) wordt onderzocht O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Bezoek onderwijsleergesprek individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Lootens, L., Monstrey, A., Bamelis, S., Vanopstal, L., Vanhaelewyn, K., Grillet B., Vermeersch, N. (2010). Brede zorg specifieke behoeften. Brugge: KHBO.
58
Soort bron syllabus
Acco
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
mondeling examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
mondeling examen
B E P A L I N G E N
Het is aangeraden om Schakelmodule: stage lager onderwijs 4 gelijktijdig op te nemen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
59
5.6
Communicatieve vaardigheden en ICT
Code
BLA-2510.S2-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
4
Titularis
Marijke Demol
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.6.1 Communicatieve vaardigheden Code
BLA-2511.O1-s2
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Marijke Demol
Docent
Marijke Demol (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.11 Het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) 6.5 In Standaardnederlands of naargelang de context in een ander passend register, adequaat in interactie treden met ouders en verzorgers. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.5 In Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam. 8 De leraar als partner van externen 8.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven en van stage- of tewerkstellingsplaatsen. D O E L E N -
60
De student kan vlot Standaardnederlands spreken. Hij kan zich op een natuurlijke manier mondeling en schriftelijk uitdrukken en houdt daarbij rekening met zijn doelpubliek. Hij heeft een goede uitspraak.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
De student kan de werkwoorden correct spellen en verwoorden welke regels telkens van toepassing zijn. De student kan de basisregels van de nieuwe spelling toepassen in vaak gebruikte woorden. De student kan de woorden die voor kinderen in de basisschool hoogfrequent zijn correct schrijven. De student kan hulpmiddelen raadplegen. De student is bereid om aan kinderen het goede voorbeeld te geven, zodat ook zij verzorgd willen spreken, in functie van hun eigen maatschappelijke ontplooiing en emancipatie.
I N H O U D Als toekomstige leerkracht zul je op heel wat domeinen een voorbeeldfunctie vervullen. Ook op dat van de taal. Daarom leggen we in dit opleidingsonderdeel het accent op je eigen taalvaardigheid. Uitgangspunt hierbij is dat je je mondeling en schriftelijk flexibel en correct kunt én wilt uitdrukken in een vlotte standaardtaal en dit zowel in interactie met je leerlingen als in interactie met volwassenen in en rond de school. Concreet pakken we de kennis, de vaardigheden en de attitudes aan die elke leraar i.v.m. taal moet bezitten: een goede uitspraak, een goede spelling en een goed taalgebruik. Dit opleidingsonderdeel is er dus op gericht om je te helpen eventuele tekorten in je mondelinge én schriftelijke taalvaardigheid weg te werken. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Werkcollege Individuele opdrachten Groepsopdracht Individuele begeleiding Spelvorm
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jonckheere, S., Ost, M., en Vanopstal, L. (2010). Communicatieve vaardigheden. Leuven: ACCO. Elsinga, E. (2006). Struikelblokken. Spelling 2005. Antwerpen: Meulenhoff. (ISBN 9789042533042.) Nederlandse Taalunie. (2005). Woordenlijst Nederlandse Taal. Tielt: Lannoo. (ISBN 9012105900.) Timmermans, B. (2004). Klink klaar. Uitspraak- en intonatiegids voor het Nederlands. Leuven: Davidsfonds. (ISBN 9789058265500.)
Soort bron syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
zelfstudiepakket naslagwerk
Acco X (x) (x)
boek X
Acco /
61
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode Mondeling examen Schriftelijk examen
25% 75% Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
75%
schriftelijk examen
25%
mondeling examen
B E P A L I N G E N
/
62
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.6.2
ICT
Code
BLA-3412.O2-s2
Semester
2
Studiepunten
1
Contacturen
2 sessies aan 1,5 uur atelier
Titularis
Marijke Demol
Docent
Jeroen Van Hijfte (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.5 1.6 1.7
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren, met aandacht voor de heterogeniteit van de groep. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebied ICT volgen.
3 3.1
D O E L E N -
De student kan met behulp van ICT werkbladen opmaken die inhoudelijk aansluiten bij het onderwerp van de les; De student kan bij het opmaken van werkbladen rekening houden met de kenmerken van een doelpubliek; De student kan een lesvoorbereiding of werkblad maken m.b.v. een tekstverwerkingsprogramma; De student kan een document maken, gebaseerd op een standaard of ander beschikbaar sjabloon; De student kan een document opslaan of opslaan onder een andere naam; een document opslaan als documentsjabloon; De student kan de functies „zoeken‟ en „vervangen‟ correct gebruiken; De student kan de functies „ongedaan maken‟ en „opnieuw toepassen‟ gebruiken; De student kan tekstopmaak, alineaopmaak en paginaopmaak toepassen; De student kan tabs gebruiken en zelf tabulatorstops instellen met of zonder opvultekens; De student kan specifieke lettertekens of symbolen invoegen, al dan niet met behulp van de vergelijkingseditor; De student kan tabellen aanmaken, wijzigen, opmaken, en tekst in tabellen noteren; De student kan figuren invoegen, bewerken, en tekst schikken rond figuren; De student kan zelf eenvoudige figuren maken met de tekenmogelijkheden van word; De student kan in groep informatie over een zelf gekozen onderwerp zoeken in verschillende bronnen, waaronder het internet; De student kan in groep gezochte informatie over een zelf gekozen onderwerp verwerken tot een goed gestructureerd en logisch opgebouwd geheel; De student kan in groep een powerpointpresentatie maken om de verwerkte informatie op een aantrekkelijke en overzichtelijke manier voor te stellen aan een doelpubliek;
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
63
-
De student kan in een powerpointvoorstelling zorgen voor duidelijke en eenvoudige navigatiemogelijkheden.
I N H O U D Deze onderwijsleeractiviteit maakt deel uit van het voortraject van het curriculum avondonderwijs. Een leraar lager onderwijs moet beschikken over een aantal ICTvaardigheden. Je moet in staat zijn om lesvoorbereidingen op te maken in word, via email te communiceren met mentoren en docenten. Deze inhouden maken ook deel uit van de eindtermen ICT voor de basisschool, dus je moet ze ook goed beheersen om ze te kunnen aanbrengen aan kinderen van de basisschool. Je werkt ook een groepsopdracht uit rond informatievaardigheden. Je werkt een onderwerp naar keuze uit en gaat daarover verschillende bronnen waaronder het internet gebruiken om betrouwbare en bruikbare informatie te zoeken. O N D E R W I J S V O R M -
Werkcollege Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Microsoft Office 2007 Losbladig lesmateriaal
Soort bron software Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100% evaluatiemethode
onderdeel
peerassessment
64
procentuele verdeling
evaluatiemethode
60%
examen aan de computer
24%
groepsopdracht
16%
assessment
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
examen aan de computer
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
65
5.7
Didactiek 1
Code
BLA-5181.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
8
Titularis
Trees Van Hollebeke
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een aanbevolen volgtijdelijkheid vastgelegd: aangezien de praktijkgerichtheid van dit opleidingsonderdeel zo sterk is, is het aangeraden dit opleidingsonderdeel af te leggen samen met stage 2 (oud curriculum) of met schakelmodule stage lager onderwijs 1 (nieuw curriculum) Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.7.1
Didactiek van het lager onderwijs 1
Code
BLD-5110.E0-s1
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen
4 sessies van 3 uur contactonderwijs
Docent
Trees Van Hollebeke (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.5 1.7
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.8 De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. D O E L E N -
66
De opbouw van een geziene les analyseren door gebruik te maken van een afgesproken analysekader. Zelf eenvoudige lessen opbouwen volgens het activerende directe instructiemodel (ADI-model). De fasen van het lesmodel koppelen aan de componenten van het didactisch model van De Corte. Elementaire didactische principes en leerprincipes herkennen en benoemen.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
In staat zijn voorbeelden te geven waaruit blijkt dat didactische principes en leerprincipes gerealiseerd worden. Aantonen wat het belang is van een goede inschatting van de beginsituatie van individu en klasgroep voor het verloop van de les. Op een systematische wijze gegevens verzamelen via observatie. De verkregen observatiegegevens noteren, ordenen en interpreteren. Doelstellingen kiezen op basis van handleidingen en leerplannen, waarin de eindtermen vervat zitten. Doelstellingen voor lessen concreet en operationeel formuleren. Op een passende wijze de volgende werkvormen gebruiken: voorlezen, vertellen, uitleg geven, demonstratie, onderwijsleergesprek, klasgesprek, kringgesprek, opdrachten geven, rollenspel, hoekenwerk, contractwerk. Het gebruik van bovengenoemde werkvormen passend verantwoorden. Een werkvorm kiezen, rekening houdend met het beoogde lesdoel.
I N H O U D Vanaf de eerste week zoek je in je eigen stageschool uit hoe onderwijs vandaag werkt. Dit ga je toetsen aan je eigen ervaringen en je eigen onderwijsideeën. Vrij snel zal duidelijk worden dat lessen maken niet zo eenvoudig is. Les geven is veel complexer dan gedacht. Daarom reiken we je een wetenschappelijk kader aan om met een realistische onderwijsbril naar lesgeven en klashouden te kijken. Daaraan kan je een model koppelen om lessen voor te bereiden. Je richt je aandacht op basisvaardigheden voor de leraar: voorlezen, vertellen, klasgesprek houden, vragen stellen, demonstreren, uitleg geven, opdrachten geven … Alle componenten van het didactisch model worden in de les besproken. We verwachten naast de lessen een doorgedreven zelfstudie om alle inhouden meer in detail te benaderen. O N D E R W I J S V O R M -
Zelfstudie Hoorcollege Werkcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Bamelis, S., & Dufour, L. (2009). Didactiek 1. Leuven: Acco.
Soort bron boek
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
67
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tusseneerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
mondeling examen
B E P A L I N G E N
/
68
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.7.2
Didactiek van het lager onderwijs 2
Code
BLA-5121.O2-s2
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen
4 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Trees Van Hollebeke
Docent
Trees Van Hollebeke (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2 2.1 2.2 4 4.1 4.2 5 5.3
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan een ontwikkelingsbevorderende omgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de groep. De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de kleuters in de groep en op school. De leerkracht kan de emancipatie van de kleuters bevorderen. De leraar als organisator De leerkracht kan een gestructureerd speel- en leerklimaat bevorderen. De leerkracht kan een kindgericht dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker De leerkracht kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen.
D O E L E N -
gebruik van het ADI-model, het ontwerpen van lessen. de basiscompententen van het directe – instructiemodel plaatsen binnen het didactisch handelen tijdens een les. het didactische model correct toepassen op geziene lessen en variaties kunnen aangeven. vlot lesschema‟s kunnen ontwerpen vanuit aangeboden materiaal/handleidingen. leerinhouden selecteren vanuit gegeven doelen. een bordschema adequaat opbouwen. een krachtige leeromgeving kunnen ontwerpen met aandacht voor leren is actief, doelgericht, interactief, contextgebonden en individueel verschillend. omgaan met verschillen de verschillen en raakpunten tussen differentiëren en remediëren verwoorden. differentiatie naar tempo, doel, instructiebehoefte, interesse en verwerkingsniveau in praktijksituaties kunnen toepassen. organisatorische mogelijkheden ontdekken en valkuilen vermijden bij het werken aan differentiatie. het BHV-model gebruiken als model om lessen te bespreken en voor te bereiden. differentiatie in praktijk omzetten als een logisch gevolg van het streven naar goed onderwijs.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
69
-
vanuit eigen stage-ervaringen en reflecties de noodzaak van differentiatie kunnen aangeven. didactische onderwijsvormen kiezen vanuit aandacht voor een positief klasklimaat. didactische onderwijsvormen kiezen in functie van emancipatie bevorderend werken
I N H O U D Deze onderwijsleeractiviteit wil nauw aansluiten bij de basisinzichten en de beperkte stage-ervaring van het eerste jaar of het eerste semester. De volgende elementen van een krachtige leeromgeving komen aan bod: leren is actief, doelgericht, interactief, individueel verschillend en contextgebonden. Hierbij moet je ruime aandacht besteden aan het gepaste gebruik van het ADI-model (activerend, directe instructiemodel) en het BHV-model (basis, herhaling, verdieping) in het kader van differentiatie. O N D E R W I J S V O R M E N -
Hoorcollege Werkcollege
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jaegher, A. & Van Den Driessche, I. (2008). Syllabus Didactiek 2, Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
X
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
didactiek
100%
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
didactiek
100%
schriftelijk examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
70
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.8
Didactiek 2
Code
BLA-5188.S2-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
5
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.8.1
Leerprocessen
Code
BLA-5123.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent
Isolde Van Den Driessche (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.3. De leerinhouden/leerervaringen selecteren. 1.4. De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5. Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen 3 Leraar als inhoudelijk expert 3.1. Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden uit de leergebieden volgen en bevragen. 3.2. De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. 5 Leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.1. Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3. Het eigen functioneren kunnen ter discussie stellen en bijsturen. D O E L E N -
Hoekenwerk situeren in het BHV-model of het model van effectieve instructie. Doelen en voordelen van hoekenwerk verwoorden.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
71
-
-
Mogelijkheden en moeilijkheden bij de organisatie van hoekenwerk onderkennen en oplossingen verwoorden. Een kijkwijzer voor de uitbouw van een hoek uitschrijven. Contractwerk situeren in het BHV-model of het model van effectieve instructie. Enkele basisprincipes van het contractwerk kunnen toepassen. Mogelijkheden en moeilijkheden bij de organisatie van contractwerk onderkennen en oplossingen verwoorden. De in het eerste jaar geziene onderwijsvormen een passende plaats geven binnen hoekenwerk en contractwerk. Aanschouwelijk didactisch materiaal ontwikkelen als ondersteuning bij het verwerven of verwerken van leerinhouden. Bij de aanbreng van leerinhouden volgende leerprocessen herkennen: woordbetekenissen, symbolen, feitenkennis, begrippen, regels, algoritmen, denkmethoden of heuristieken, leerstrategieën, metacognitieve kennis en vaardigheden, motorische vaardigheden, sociale vaardigheden en attitudes. Methoden ontwikkelen om deze leerinhouden aan te leren. Inzien hoe de waarneming, het geheugen en intelligentie het leren beïnvloeden. Inzichten in de menselijke waarneming kunnen vertalen naar het leesproces en naar het opnemen van informatie bij visuele en auditieve waarnemingsactiviteiten. Inzicht krijgen in de werking van het geheugen. Kunnen aangeven hoe we met de kennis van het geheugen effectieve leerprocessen kunnen op gang brengen (leren is constructief, cumulatief). Recente opvattingen rond het concept intelligentie en hoogbegaafdheid leren kennen. De waarde van intelligentie –onderzoek kunnen inschatten. Kennis maken met de vakoverschrijdende eindtermen leren leren. Aandacht hebben voor „leren leren‟ in de derde graad, in het bijzonder bij de uitwerking van het wero-thema en het contractwerk (of hoekenwerk) Door kennis over de leerstijlen van Kolb bewust worden van het bestaan van de eigen leerstijl. Bij het lesgeven mogelijkheden zoeken om de eigen leerstijl complementair aan te vullen.
I N H O U D In de tweede helft van het tweede jaar komt naast de „opdracht‟ van de leerkracht de leerling en het leerproces centraal te staan. Vanuit stage-ervaringen en vanuit het gedifferentieerd werken merk je dat leerlingen individueel verschillen. In de eerste opleidingsfase focuste je vooral op de volgende elementen van een krachtige leeromgeving: leren is actief, doelgericht, interactief en contextgebonden. In de tweede / derde opleidingsfase komen de volgende elementen erbij: leren is cumulatief, individueel verschillend en zelfsturend. Het BHV-model dat eerder aangebracht werd, wordt praktisch vertaald. Onderwijsvormen als hoekenwerk en contractwerk krijgen expliciete aandacht. Vanuit stage-ervaringen probeer je oog te krijgen voor de leerprocessen van de kinderen. Je gaat na hoe je zelf leert, hoe kinderen leren, welke leerstijl je zelf hanteert en de gevolgen ervan op je onderwijsstijl. In dit kader besteed je ook aandacht aan de ondersteunende functies nl. waarnemen, geheugen en intelligentie. Inzicht in leerprocessen veronderstelt ook inzicht in leerinhouden en hun didactische aanpak. Je leert hierbij materiaal ontwikkelen dat het leerproces van kinderen kan ondersteunen. Expliciete aandacht gaat ook naar leren leren. O N D E R W I J S V O R M 72
Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jaegher, A. & Van Den Driessche, I. (2008). Syllabus leerprocessen. Brugge:KHBO.
Soort bron syllabus
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode Mondeling Leerprocessen 100% examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel Leerprocessen
B I J Z O N D E R E
Procentuele verdeling 100%
evaluatiemethode Mondeling examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
73
5.8.2
Digitale didactiek
Code
BLA-5124.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies aan 3 uur atelier
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent
Jeroen Van Hijfte
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 2.6 De leerkracht kan het fysieke en geestelijke welzijn van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden volgen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. D O E L E N -
74
de ICT-competenties van een klasgroep inschatten;
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
op basis van de ICT-leerlijn en – competenties gepaste lesdoelen formuleren voor het gebruik van ICT door leerlingen; de ICT-eindtermen en een ICT-leerlijn voor de lagere school gebruiken; kunnen inschatten wanneer het gebruik van ICT een meerwaarde biedt aan een les en wanneer niet; bij het gebruik van ICT in een les aan leerlingen een duidelijke instructie geven en op een gestructureerde manier opdrachten geven; een gepaste werkvorm kiezen bij het werken met ICT in de klas; een computerhoek inrichten in de klas; multimediale onderwijsvormen gebruiken; ICT gebruiken om te differentiëren of te remediëren in de les; informatie en beoordelingen over educatieve software kunnen opzoeken; op basis van enkele criteria een verantwoorde keuze maken uit het aanbod van educatieve software, rekening houdend met de specifieke noden en kenmerken van de doelgroep; een motiverende leeromgeving realiseren met behulp van ICT; leerlingen die aan het werk zijn aan de computer op een goede manier kunnen begeleiden; weten wat cyberpesten is, en dit bespreekbaar maken met leerlingen van de lagere school; leerlingen (begeleid) zelfstandig leren werken m.b.v. ICT; leerlingen attent maken op de gevaren van het gebruik van internet en hen ermee leren omgaan; leerlingen op een kritische manier leren omspringen met informatie van die ze op het internet gevonden hebben; leerlingen leren op een verantwoorde manier een computer gebruiken (bvb. respect voor het materiaal, verantwoorde tijd achter de computer, houding, …); de nodige basisterminologie beheersen; educatieve software kunnen opzoeken, installeren, evalueren en correct gebruiken een les waarbij gebruik gemaakt wordt van ICT op een vlotte manier kunnen laten verlopen; een computerhoek kunnen inrichten en inschakelen in het hoekenwerk; een nieuw softwarepakket kunnen introduceren in de klas; educatieve software kunnen beoordelen aan de hand van enkele eenvoudige criteria; de nieuwe ontwikkelingen op het vlak van digitale media en het gebruik ervan in klasverband opvolgen.
I N H O U D We bespreken de ICT-eindtermen en zoeken passende activiteiten om aan deze eindtermen te werken. We bekijken hoe je als leraar de leerlingen op een veilige en gezonde manier kunt laten omspringen met ICT. We bestuderen manieren om digitale media in je les in te schakelen. Daarbij hebben we oog voor organisatie- en werkvormen. We leren omspringen met het gigantische aanbod van software voor kinderen. Welk soorten software bestaan er voor kinderen? Aan welke criteria moet een goed educatief programma voldoen? In de loop van het jaar moet je ook een ICT-les geven aan kinderen van de lagere school, waarin je al wat je geleerd hebt in praktijk kunt brengen. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
75
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk 90% examen individuele 10% opdracht Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
Procentuele verdeling 100%
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
76
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.9
Didactisch atelier lager onderwijs
Code
BLA-5111.S3-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Contacturen
24u
Titularis
Trees Van Hollebeke
Docent(en)
Koen Crul, Stéphanie Finet, Trees Van Hollebeke (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.2.1 doelstellingen kiezen op basis van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan, het schoolwerkplan en het pedagogisch project; 1.2.7 voor leerlingen met specifieke behoeften, in overleg met collega's, in het kader van de handelingsplanning, doelen selecteren die aansluiten bij de vastgestelde beginsituatie; 1.4.1 de leerinhouden vertalen in opdrachten; 1.4.2 het verband leggen tussen leerstofonderdelen en tussen leergebieden, zowel horizontaal als verticaal; 1.5 aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen; 1.7.1 rekening houdend met de beginsituatie, en afhankelijk van de belangstelling en het verwerkingsniveau van de leerlingen, motiverende leeromgevingen ontwerpen die een reële kans op betrokkenheid en succesbeleving inhouden; 1.7.2 leeromgevingen ontwerpen die de mogelijkheid tot allerlei vormen van interactie bieden; 1.9.1 het eigen proces evalueren met het oog op bijsturing; 2: De leraar als opvoeder 2.1 in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school; 3: De leraar als inhoudelijk expert 3.2.1 de kennis van de muzische inhouden beheersen en overbrengen; 4: De leraar als organisator 4.1 een gestructureerd werkklimaat bevorderen; 4.2 een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning 5: De leraar als innovator 5.3 het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
77
D O E L E N -
op een passende wijze de volgende werkvormen gebruiken: voorlezen, vertellen, uitleg geven, demonstratie, onderwijsleergesprek, klassengesprek, kringgesprek en opdrachten geven het gebruik van bovenstaande werkvormen passend verantwoorden bij het nemen van maatregelen voor een optimaal beheer van de klas, rekening houden met de kinderen maatregelen die leiden tot controle, aanhouden van het lestempo, inspelen op de motivatie van de leerlingen of bijdragen tot de duidelijkheid toepassen de visie van het leerplan wereldoriëntatie kunnen verwoorden en illustreren met voorbeelden. Omgevingseducatie en multiperspectiviteit in verband brengen met wereldoriëntatie en het overeenkomstige leerplan. de visie van het leerplan muzische vorming kunnen verwoorden en illustreren met voorbeelden het belang van muzisch werken kunnen aangeven en criteria kunnen hanteren voor een goede muzische les
I N H O U D Lessen opmaken is één ding. Ze goed geven is een ander paar mouwen. Tijdens het eerste semester gaan we de didactische werkvormen die we in de theorie gezien hebben uittesten in kleine groepen. We zullen lesgeven aan elkaar. Dit heet microteaching. De lessen die we in onze stageklas zullen moeten geven, bereiden we op die manier eerst grondig in de les voor. De voorbereiding van lessen is de basis voor goed lesgeven, maar je hebt ook een arsenaal maatregelen nodig om de klas goed te beheren. Dat bekijken we in „klasbeheer’. In het tweede semester kan je hierop oefenen naar hartelust. Je zult merken dat er meer dan genoeg maatregelen zijn om uit te proberen. Het wordt ook stilaan tijd om te beginnen met de ruwbouw. Daarom starten we ook met didactiek wereldoriëntatie. Wereldoriëntatie…. wat is dat voor iets? Geven we daar natuurkunde, aardrijkskunde en geschiedenis? Op deze vraag zoeken we in eerste instantie een antwoord. We gaan hierbij kijken naar het leerplan. Wat is er veranderd in vergelijking met het vorige leerplan? Op welke visie heeft men zich hier gebaseerd? Hiernaast gaan we aan de slag met de verschillende dimensies van wereldoriëntatie aan de hand van een individueel omgevingsboek. Didactiek muzische vorming bestaat uit een presentatie waarin de visie van het leerplan uit de doeken wordt gedaan en geïllustreerd met veel concrete voorbeelden. Je maakt kennis met de eigenheid van muzische vorming, de krachtlijnen van het leerplan, beschouwen en creëren, hoe je creativiteit kan stimuleren en het concept van een muzische activiteit. Aan dit onderdeel is een individuele opdracht verbonden. O N D E R W I J S V O R M -
78
Hoorcollege Werkcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Redant, G.(1999). Doeltreffend klasbeheer: effectief omgaan met de klasgroep. Leuven: Garant. Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs. (1998). Wereldoriëntatie: leerplan. Brussel: VVKBaO. Finet, S. (2010). Didactisch atelier lager onderwijs: didactiek wereldoriëntatie. Onuitgegeven syllabus Lager Onderwijs. Brugge: KHBO, departement lerarenopleiding. VVKBaO. (1999). Algemeen leerplan en deelleerplannen muzische opvoeding. Brussel: VVKBaO. Losbladig lesmateriaal
Soort bron Boek
Acco
Leerplan
x
Aanbevolen /
Soort bron /
Toledo
Toledo Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% Onderdeel
0%
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
34%
individuele opdracht
33%
individuele opdracht
33%
individuele opdracht
microteaching en klasbeheer didactiek wereldoriëntatie didactiek muzische vorming
Onderdeel
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
microteaching en klasbeheer
34%
individuele opdracht
didactiek wereldoriëntatie
33%
individuele opdracht
didactiek muzische vorming
33%
individuele opdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
79
5.10
Evaluatie
Code
BLA-5131.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
5 sessies van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Sofie Bamelis
Docent
Sofie Bamelis, Ann Bossaert, Koen Crul, Lien Vanopstal, en Nathalie Vermeersch (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.8 1.9
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. Observatie en evaluatie voorbereiden. Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leraar als inhoudelijke expert De basiskennis van de leerinhouden beheersen.
3 3.1
D O E L E N -
80
Een visie op de evaluatie hebben die rekening houdt met de wenselijke zorgbreedte van de school. In deze visie is de evaluatie in eerste instantie gericht op diagnose, bijsturing en remediëring en pas in tweede instantie op oriëntering en selectie. Op de hoogte zijn van de verschillende vormen van evaluatie, van de grote evaluatieprincipes en van de verschillende evaluatietechnieken en instrumenten. Voor de verschillende leerdomeinen doelstellingvalide opdrachten en vragen onder diverse vormen kiezen en/of opstellen die beantwoorden aan de gangbare criteria. In overleg passende observatie-instrumenten kiezen, eventueel opstellen en ook hanteren. De functie van een specifiek evaluatie-instrument bepalen, waarbij de evaluatie geen doel op zich is maar het leerproces ondersteunt. Mits ondersteuning ook beoordelingscriteria bepalen. Op systematisch wijze gegevens verzamelen i.v.m. het leer- en ontwikkelingsproces van het kind, via toetsen, observaties, gesprekken en zelfevaluaties van de lerende. Kennen en hanteren van leerlingvolgsystemen. De vorderingen en prestaties correct en objectief beoordelen. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
Studieresultaten en rapporten bespreken en, met ondersteuning van het team, adviezen geven over de voortgang van de kinderen in hun schoolloopbaan. Een foutenanalyse uitvoeren. Adviezen en activiteiten voor remediëring voorstellen, hierbij rekening houdend met de leerprincipes van Prof. Ruyssenaers. In staat en bereid over zijn eigen handelen kritisch te reflecteren en dit te toetsen aan de bekomen evaluatiegegevens. Rapporten kritisch bespreken vanuit het standpunt van de ouders en voorstellen ter verbetering formuleren
I N H O U D In deze module staat het opvolgen van het leerproces centraal. Evaluatie speelt hierbij een belangrijke rol. In een eerste deel gaan we gegevens verzamelen. Hier bekijken we verschillende evaluatievormen die relevant zijn voor de lagere school. In het kader van een meer systematisch verzamelen van gegevens over het leer- en ontwikkelingsproces, maken we kennis met een aantal leerlingvolgsystemen. Omdat evaluatie geen doel op zich is maar in dienst staat van het bevorderen van het leerproces, besteden we in een tweede deel ook aandacht aan de foutenanalyse. De gegevens worden verder geanalyseerd. Naast kiezen en opmaken van evaluatie-instrumenten, komen in een derde deel ook beoordelen en rapporteren aan bod. Als laatste kijken we naar de remediëring. Dit gebeurt volgens de principes van Prof. Ruyssenaers. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Discussie Onderwijsleergesprek Individuele taak
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladige syllabus
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele Evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode mondelinge 100 % toelichting van individuele taak
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
81
tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
100 %
mondelinge toelichting van een herwerkte individuele taak
B E P A L I N G E N
/
82
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.11
Frans 1
Code
BLA-2210.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
3
Contacturen
63 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Hannelore Debusschere
Docent
Hannelore Debusschere
Onderwijstaal
Frans
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.3 1.4 1.6 3 3.1
3.2 5 5.3 10 10.1
1.11
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema‟s Leren Leren, Sociale vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. De leraar als cultuurparticipant De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. De leerkracht kan teksten beoordelen en mondeling toegankelijk maken door ze te bewerken.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
83
D O E L E N 1.
De leraar als begeleider - Leerlijnen in leerboeken herkennen en op basis hiervan doelstellingen kiezen - Een eenvoudige leesoefening opstellen waarbij de leerlingen actief aan het werk zijn en waarin verschillende vaardigheden aan bod komen 3. De leraar als inhoudelijk expert - Franse klanken herkennen en correct uitspreken - Spreken met een Franse intonatie, het Frans ritme, de Franse klemtoon - Basisteksten vlot en expressief voorlezen - De Franse basiswoordenschat beheersen en thematisch uitbreiden (zelfstudie) - Alledaagse (geschreven of gesproken) Franse teksten en boeken begrijpen en weergeven in eigen woorden - De basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen - De voornaamste Franse grammaticale structuren herkennen, benoemen en verklaren 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker - Kritisch nadenken over de eigen ideeën en deze toetsen aan de gangbare vakdidactische principes 10. De leraar als cultuurparticipant - Interesse tonen voor de levenswijze en cultuur in Frankrijk en andere Franssprekende landen I N H O U D Als onderwijzer zal je ook de lessen Frans in het vijfde en zesde leerjaar verzorgen. In Frans 1 gaan we de basis die je zelf al gelegd hebt in de afgelopen jaren verder uitdiepen. Aan de hand van een zelfstudiepakket wordt de woordenschat uitgebreid en herhaal je de grammatica. Uiteraard krijgen ook de vier taalvaardigheden (luisteren, lezen, spreken en schrijven) een plaats in de lessen. Je leest bovendien een reader met verhalen. We raden aan om deze vaardigheden ook zelfstandig in te oefenen: dit kan onder andere via de oefeningen op Toledo. Een derde luik is de vakdidactiek. Steunend op de cursus en op demolessen leer je hoe de lessen Frans in de basisschool opgebouwd zijn. Je maakt kennis met het leerplan en met de meest courante methodes. Je werkt enkele oefeningen uit als toepassing van de didactiek, en bouwt een leesles op aan de hand van een zelf gekozen boekje. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Stage (demolessen) Zelfstudie Individuele begeleiding Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Raes, M. & De Clercq, F. (2009). Grammaire Trajet Nouvelle version, Kapellen: Pelckmans. (ISBN 9789028928275) De Clercq, F., De Graeve, M. & Raes, J. (2010). Exercices Trajet 2 Nouvelle version, Kapellen: Pelckmans. (ISBN 9789028954359) Van Craesbeek, L. (2010). Frans 1, Leuven: Acco. (ISBN 9789033478758) VVKBaO. (2010). Leerplan Frans. Brussel: VVKBaO Lectuurbundel
84
Soort bron boek boek boek boek klasdrukwerk
Acco x x x x
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Aanbevolen Handwoordenboek naar keuze
Soort bron naslagwerk
Acco v
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Woordenschat, grammatica, didactiek
65%
schriftelijk examen
lectuurbundel
10%
Uitspraak + spreekvaardigheid
10% 15%
leesopdracht (schriftelijk examen) mondeling examen theorieopdracht + leesopdracht 2
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Woordenschat, grammatica, didactiek
65%
schriftelijk examen
lectuurbundel
10%
leesopdracht (schriftelijk examen)
Uitspraak + spreekvaardigheid
10%
mondeling examen
15%
verbeterde opdrachten
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
De mogelijkheid bestaat om de leerstof zelfstandig te verwerken gedurende het eerste semester. In de eerste examenperiode wordt dan een examen afgelegd. Indien je daarvoor geslaagd bent, hoef je de lessen van Frans 1, die zullen plaatsvinden tijdens het tweede semester op maandagavond, niet meer te volgen. Je hebt een tweede examenkans in de derde examenperiode. Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode (100%) onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
procentuele verdeling
evaluatiemethode
85
woordenschat, grammatica, didactiek
65%
lectuurbundel
10%
uitspraak + spreekvaardigheid
10% 15%
86
schriftelijk examen leesopdracht (schriftelijk examen) mondeling examen theorieopdracht + leesopdracht 2
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.12
Frans 2
Code
BLA-2220.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Leen Van Craesbeek
Docent(en)
Leen Van Craesbeek (2LA01)
Onderwijstaal
Frans
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.4 1.5.4 1.6.1 1.6.2 3 3.1.2 3.2 10 10.1. A3
1.8
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan zijn aanpak differentiëren als dat nodig is. De leerkracht kan informatie over leermiddelen vinden, raadplegen en kritisch beoordelen. De leerkracht kan indien nodig de leermiddelen aanpassen. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht kan in het Frans voor de vaardigheden lezen en schrijven functioneren op een sterk B1-niveau en voor de vaardigheden luisteren en spreken op B2-niveau. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid aanwenden op een geïntegreerde manier. De leraar als cultuurparticipant De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op het culturele domein. kritische ingesteldheid Bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden.
D O E L E N 1.
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Een lessenreeks Frans opbouwen, rekening houdend met de eisen van de eindtermen en van het leerplan - In deze lessen iedereen op zijn niveau aan bod laten komen, uitdagingen bieden aan zowel taalarmere als sterkere leerlingen
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
87
2.
Indien nodig bepaalde delen van een handboek aanpassen aan de klasgroep of aan de eisen van het leerplan
De leraar als opvoeder De leerlingen bewustmaken van culturele verschillen en leren omgaan met clichés en vooroordelen - De leerlingen motiveren om een vreemde taal te leren, om zo open en verdraagzaam in het leven te staan -
3.
De leraar als inhoudelijk expert - de Franse uitspraak beheersen - de Franse basiswoordenschat beheersen. - een conversatie kunnen voeren in het Frans/veelvoorkomende klasinstructies kunnen geven in het Frans. - de basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen. - de grammatica voor de basisschool op een duidelijke manier verwoorden - Kennis van de eindtermen, het leerplan en de voornaamste methodes in de basisschool
5.
De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker - een alledaagse Franse (geschreven of gesproken) tekst begrijpen - vakliteratuur doornemen en kritisch beoordelen. - Een eigen visie over het vreemdetalenonderwijs ontwikkelen en deze visie toepassen in de lessen Frans in de basisschool
10. De leraar als cultuurparticipant - informatie verzamelen over de Franse cultuur uit verschillende bronnen - deze informatie kritisch bestuderen en onderscheid maken tussen feiten en cultuurverschillen enerzijds en clichés en vooroordelen anderzijds - Kennis van de Franse cultuur toepassen in de lessen voor de basisschool I N H O U D In deze cursus oefen je verder aan het verwerven van de vijf vaardigheden. Ook verdiep je je in de cultuur van Frankrijk en andere Franssprekende landen. Je haalt er die elementen uit die ook in de basisschool van pas komen. Je leert kritisch omgaan met ideeën, vooroordelen en clichés die verbonden zijn met een bepaalde cultuur. Je bestudeert ook grondig de inhouden van de basisschool. Verder focussen we op de didactiek van het vreemdetalenonderwijs in het algemeen en de visie van de eindtermen en de leerplannen Frans in het basisonderwijs in het bijzonder. Je neemt vakliteratuur door in verband met taalinitiatie, didactische werkvormen en methode. Je leert kritisch werken met de verschillende bronnen. Je bestudeert de evaluatie van kennis en vaardigheden voor Frans in de derde graad. Deze theoretische inzichten pas je toe in een lessenreeks. O N D E R W I J S V O R M -
88
Hoorcollege Werkcollege Demoles Zelfstudie
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Raes, M., De Clercq, F., Leroy, J. (2000). Grammaire trajet. Kapellen: Pelckmans. (ISBN 9789028928275) De Clercq, F., et al. (1995). Exercices trajet 2. Kapellen: Pelckmans. (ISBN 9789028930964) Tant E. Je retiens. Brugge, Die Keure, 2006. (ISBN 9789086611058) VVKBaO. (2010)Leerplan Frans. Brussel: Vlaams verbond van het katholiek basisonderwijs. Van Craesbeek, L. (2010). Frans 2. Leuven: ACCO. (ISBN 9789033478741) Oefeningen. Oefeningen op de leeromgeving Franel, www.edumaticonline.com
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
boek
Acco x x
boek
x
boek
x
boek
x
Toledo website
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
0% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Frans 2
40%
schriftelijk examen
Frans 2
30%
opdrachten
Frans 2
30%
mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Frans 2
40%
schriftelijk examen
Frans 2
30%
opdrachten
Frans 2
30%
mondeling examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
89
5.13
Frans 3
Code
BLA-2230.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Leen Van Craesbeek
Docent
Leen Van Craesbeek (3LA01)
Onderwijstaal
Frans
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk. De ondersteunende kennis omvat relevante en toegankelijke informatiebronnen van onderwijsonderzoek. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: -
Geschikte teksten en luisterfragmenten selecteren voor gebruik in de lagere school. - Kennis en vaardigheden adequaat evalueren en remediëren. 3. De leraar als inhoudelijk expert: 90
De Franse uitspraak beheersen. Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5. De
Uitspraakfouten herkennen en verbeteren. De Franse basiswoordenschat beheersen. Een conversatie voeren in het Frans. De basisregels van de Franse grammatica praktisch toepassen. De grammatica voor de basisschool op een duidelijke manier te verwoorden. leraar als innovator – de leraar als onderzoeker:
- Een alledaagse Franse (geschreven of gesproken) tekst begrijpen. - Vakliteratuur doornemen en kritisch beoordelen. 10. De leraar als cultuurparticipant: -
Informatie verzamelen over de Franse cultuur uit verschillende bronnen. Deze informatie kritisch bestuderen en onderscheid maken tussen feiten en cultuurverschillen enerzijds en clichés en vooroordelen anderzijds.
I N H O U D Tijdens de werksessies bestudeer je enkele specifieke aspecten van het vreemdetalenonderwijs: de overgang tussen lagere school en middelbare school, uitspraakproblemen, motiverende werkvormen in de les Frans, het gebruik van spelvormen, evaluatie van vaardigheden. Je zoekt actief naar creatieve oplossingen die de lessen Frans in de basisschool aangenamer en efficiënter maken. Ondertussen onderhoud je je kennis van woordenschat en grammatica. De vier vaardigheden worden op een interactieve manier opgefrist. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO. (2010). Leerplan Frans. Brussel: VVKBaO Vanthier, H. L'enseignement aux enfants. Paris: CLE International. (ISBN 978-2-09-035348-8)
Soort bron boek boek
Van Craesbeek, L. (2010). Frans 3. Leuven: ACCO.
boek
Aanbevolen /
Soort bron /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
Acco x x x Acco /
91
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatie-methode
Frans 3
15 %
opdracht
Frans 3
50%
portfolio
Frans 3
35%
mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Frans 3
15 %
herwerkte opdracht
Frans 3
50%
herwerkte portfolio
Frans 3
35%
mondeling examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
92
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.14
Het kind in ontwikkeling
Code
BLA-5185.S3-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
5
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.14.1
Psychologie en media
Code
BLA-5512.O1-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
2 avonden aan 3 uren contactonderwijs
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent
Trees Van Hollebeke (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
93
D O E L E N Psychologie: de ontwikkeling van baby tot adolescent - kenmerken bij leerlingen achterhalen die van invloed zijn op leren en onderwijzen - kennis over de ontwikkeling van kinderen toepassen bij het opmaken van lessen - rekening houden met de specifieke ontwikkeling van kinderen, specifiek met de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, bij het opmaken van lessen - leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten die aangepast zijn aan de leeftijd Media - media kiezen die het verloop van de lessen beter structureren - de courante leermiddelen op een adequate manier gebruiken zodat ze het leerproces ondersteunen I N H O U D In het opleidingsonderdeel „psychologie en media‟ staan we stil bij de ontwikkeling van het kind. We vertrekken van enkele inleidende begrippen. We onderzoeken het belang van de ontwikkeling van het kind voor de onderwijspraktijk en bekijken hoe met deze ontwikkeling kan worden omgegaan. Vervolgens overlopen we de verschillende opeenvolgende ontwikkelingsfasen (pasgeborene, baby, peuter, kleuter en lagere schoolkind). Telkens komen ook systematisch de verschillende ontwikkelingsgebieden (de lichamelijke en motorisch ontwikkeling, de perceptuele en tekenontwikkeling, de cognitieve en taalontwikkeling, de sociaal-emotionele en seksuele ontwikkeling, de persoonlijkheids-en morele ontwikkeling, de schoolse en spelontwikkeling) aan bod. Daarnaast bespreken we de volgende media die je kan gebruiken om het leerproces van het kind te ondersteunen: bord, werkblaadjes, digitaal schoolbord en powerpointpresentaties. Het luik „ontwikkelingspsychologie‟ en het luik „media‟ worden aan elkaar gekoppeld in volgende groepsopdracht: presentatie van het hoofdstuk „lagere schoolkind‟. O N D E R W I J S V O R M E N -
Zelfstudie Hoorcollege Onderwijsleergesprek Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Struyven, K., Baeten, M., Kyndt, E. en Sierens, E. (2009). Groot worden: De ontwikkeling van baby tot adolescent. Leuven: Lannoo Campus. Van Hollebeke, T. (2010). Opvoedkunde 1: Psychologie en media. Brugge: KHBO - Departement lerarenopleiding.
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
94
Acco
syllabus
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
psychologie en media psychologie en media
75% 25%
evaluatiemethode schriftelijk examen groepsopdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
psychologie en media
75%
mondeling examen
psychologie en media
25%
groepsopdracht (herwerkt)
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
95
5.14.2
Pedagogiek 1
Code
BLA-5311.O2-s2
Semester
2
Studiepunten
1
Contacturen
2 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent
Isolde Van Den Driessche
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. D O E L E N -
pedagogische basisregels om een positieve interactie op te bouwen zowel met individuele leerlingen als met de klasgroep kennen en herkennen vanuit wetenschappelijke argumenten een eigen visie en werkwijze opbouwen om om te gaan met eisen, straffen en belonen de opgebouwde pedagogische kennis plaatsen tegenover de eigen visie op een goede opvoeding de eigen visie verhelderen en kritisch bijsturen waar nodig
I N H O U D In „pedagogiek‟ werken we vooral rond de thema‟s eisen, straffen en belonen. Het boek dat we gebruiken (zie „studiemateriaal‟) is op zoek naar een opvoeding met zo weinig mogelijk pijn en geweld. Straffen is onvermijdelijk, maar ook onaangenaam. Daarom is zo weinig mogelijk straf verkieslijk. Dat is op drie manieren te realiseren: door redelijke eisen aan kinderen te stellen kan ongewenst gedrag – en dus ook straffen – in hoge mate worden vermeden; door het straffen zelf goed aan te pakken, zal uiteindelijk ook minder gestraft hoeven te worden; in het weloverwogen belonen van gedrag worden alternatieven voor het straffen gevonden. Door die drie thema‟s uit te werken, proberen we op een zo praktisch mogelijke manier na te denken over opvoeding. O N D E R W I J S V O R M -
96
Groepsopdracht Individuele opdracht
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Driesen, L. (2007). Hoe minder straffen: Een boek over eisen, straffen en belonen voor ouders, leerkrachten en andere opvoeders. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. (ISBN 9789044120882)
Soort bron boek
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
pedagogiek
50%
groepsopdracht
pedagogiek
50%
individuele opdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
pedagogiek
50%
pedagogiek
50%
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode groepsopdracht (herwerkt) individuele opdracht (herwerkt)
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
97
5.14.3
Pedagogiek 2
Code
BLA-5321.O3-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent
Isolde Van Den Driessche
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 2 Leraar als opvoeder 2.2. De emancipatie van kinderen bevorderen. 2.4. Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 5 Leraar als innovator – als onderzoeker 5.5. Kennis nemen van de resultaten van onderwijsonderzoek. 10 Leraar als cultuurparticipant 10.1. Actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen rond de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein, het sociaal-economische domein, het levensbeschouwelijke domein, het cultuur-wetenschappelijke domein. D O E L E N 2 - Leraar als opvoeder - Een visie op opvoeding opbouwen binnen de actuele maatschappelijke context, met bijzondere aandacht voor waardenoverdracht. - Actuele gezinsvormen kunnen omschrijven en zich bewust zijn van de consequenties voor opvoeding en onderwijs. - Zich flexibel kunnen opstellen ten opzichte van actuele gezinsvormen. 5 - Leraar als innovator – als onderzoeker - Opvoedkundige tijdschriften en recente artikels doornemen en in verband brengen met theoretische inzichten over opvoeding. 10 - Leraar als cultuurparticipant - huidige pedagogische tendensen onderscheiden en kritisch benaderen vanuit een analyse van de huidige maatschappelijke context. I N H O U D Je bestudeert het opvoeden van kinderen, in relatie tot de maatschappij waarin wij leven. Welke waarden kreeg ik mee in mijn eigen opvoeding, en in welke mate bepalen ze het beeld dat ik over opvoeden heb? Welke zijn de huidige tendensen in onze maatschappij en in de pedagogiek? Welke visie op opvoeden vind ik in huidige pedagogische tijdschriften? Welke visie op onderwijs en opvoeding vinden basisscholen belangrijk? Wij zoomen ook in op één tendens in de huidige samenleving: veranderde gezinssamenstellingen. Hierbij stellen we ons de vraag: hoe ga ik als leerkracht om met kinderen die in een alternatieve gezinsvorm leven?
98
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jaegher, A. & Van Den Driessche, I. (2008). Syllabus Opvoedkunde. Brugge: KHBO.
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode visie op individuele opvoeding en 75% opdracht maatschappij individuele gezinspedagogiek 25% opdracht Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
visie op opvoeding en maatschappij
75%
gezinspedagogiek
25%
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode herwerkte individuele opdrachten herwerkte individuele opdrachten
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
99
5.15
Interculturele en mondiale vorming
Code
BLA-5030.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3 uur contactonderwijs en inleefatelier (over dag)
Titularis
Stefan Dewitte (3LA01)
Docent(en)
Sofie De Jonckheere, Stefan Dewitte, Yvonne Van Eeckhoutte, Pieter Boussemaere en Ann Bossaert
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Onderwijstaal
Nederlands
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht is op de hoogte zijn van diverse leef- en kinderculturen en cultuurverschillen tussen verschillende sociale en etnische groepen die deel uitmaken van de beginsituatie van de kinderen 1.2 De leerkracht kan de waarde en doelstellingen van intercultureel en mondiaal leren toelichten 1.3 De leerkracht selecteert leerinhouden en leerervaringen die aansluiten bij het aanbod thuis en gebruik maken van de sociale en culturele diversiteit 1.4 De leerkracht integreert de mondiale en interculturele dimensie binnen een werothema 1.4 De leerkracht werkt een mondiaal thema uit 1.4 De leerkracht krijgt inzicht in de problematiek van het leren van het Nederlands door anderstaligen en in de algemene aanpak van NT2-onderwijs en gebruikt daarvoor geschikte werkvormen 1.5 De leerkracht kent een aantal coöperatieve werkvormen, o.a. CLIM 1.5 De leerkracht gaat na hoe andere culturen in kinderboeken aan bod kunnen /1.6 komen en hoe je met die kinderboeken zinvol kunt omgaan in de klas 1.7 De leerkracht kent en kiest adequaat de materialen voor intercultureel en mondiaal leren vanuit een visie op ICO 2 De leraar als opvoeder 2.3 De leerkracht werkt aan attitudevorming t.a.v. omgaan met diversiteit 2.2 De leerkracht heeft inzicht in beeldvorming, in het ontstaan van /2.4 vooroordelen en in het omgaan daarmee 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht heeft kennis van achtergrondgegevens rond migratie, kolonisatie, dekolonisatie, Noord-Zuid-verhoudingen,… 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht ontwikkelt een eigen visie rond omgaan met culturele diversiteit. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 100
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
6.3
De leerkracht heeft aandacht en kennis van de diversiteit in thuisculturen en aandachtspunten bij de communicatie met ouders van diverse sociale groepen. 8 De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht heeft een overzicht van het aanbod van ondersteunende externe instanties. 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht heeft zicht op de culturele diversiteit in de samenleving en in de wereld en kan kritisch omgaan met informatie hieromtrent. D O E L E N -
-
De student kan een invulling aan de begrippen intercultureel en mondiaal leren. Van daaruit ontwikkelt de leerkracht een goed gefundeerde eigen visie. De student leert omgaan met de heersende beeldvorming en vooroordelen. De student maakt kennis met vormen van coöperatief leren en moet die in onder andere tijdens de casus–opdracht zelf uittesten. De student heeft achtergrondkennis over volgende onderwerpen: India (ontwikkelingsland/opkomende supermacht); kinderliteratuur en intercultureel onderwijs; NT2 ( Nederlands als tweede taal); Migratie, kolonisatie andere muziekculturen; voedsel in de wereld; wereldgodsdiensten. De student komt in contact met externe partners die deskundig zijn op het terrein van intercultureel onderwijs en mondiale vorming. De student kan de opgedane ervaringen, inhouden, methodes toepassen.
I N H O U D Om een passend antwoord te geven op de mondialisering en de groeiende diversiteit in de samenleving is er in de opleiding ook aandacht voor intercultureel (ICO) en mondiaal leren (MOVO). We gaan uit van een visie op intercultureel onderwijs als leren omgaan met diversiteit in de klas en de samenleving. Het uiteindelijk doel is het werken aan een meer inclusieve samenleving waarin iedereen optimale kansen krijgt en vanuit verschillende achtergronden zijn bijdrage kan leveren aan het maatschappelijk leven. In de module brede zorg kwamen reeds de verschillen in lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden aan bod. In deze module willen we focussen op verschillen op het vlak van sociale achtergrond, levensbeschouwing en etniciteit. We denken concreet na over de doelen en de manieren waarop ICO gerealiseerd kan worden in de basisschool. Enkele onderwerpen zijn: coöperatieve werkvormen, CLIM, beeldvorming en vooroordelen, NT2, communicatie met ouders uit een andere cultuur, omgaan met kansarmoede, beeldvorming vanuit kinderboeken… Naast ICO waarin het omgaan met verscheidenheid binnen onze eigen samenleving centraal staat, besteden we ook aandacht aan leren over en van diversiteit wereldwijd: mondiaal leren. Hierin kunnen de studenten kennismaken met de principes om een mondiaal thema uit te werken en om aan een Wero-thema een mondiale dimensie te geven. We vinden het belangrijk dat je kennismaakt met een van de Studio Globo inleefateliers. Je moet daar alleszins kennis mee maken. Hiervoor zijn er twee opties: - A: je sluit aan bij de studenten BALOdag op 17 december 2010. Er is keuze tussen Studio Globo Roeselare: Inleefatelier India Studio Globo Gent: Inleefatelier Guatemala + intro op de Superwereldmol. Studio Globo Antwerpen: Inleefatelier Congo + intro op Wonen op het dak B: je sluit aan bij een klas van een basisschool die een bezoek brengt aan een van de Studio Globo ateliers (naar keuze). Hierbij kies je zelf een passende datum. Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
101
Om mondiale en interculturele thema‟s met voldoende diepgang te kunnen uitwerken en zelf een kritische houding te kunnen aannemen, besteden we ook aandacht aan een verruiming van de achtergrondkennis t.a.v. de diversiteit in de samenleving, diversiteit in religie, migraties en de Noord-Zuid-verhoudingen. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Bezoek Projectmatig werk Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht STUDIO GLOBO (2010). Voorbij de kleuren. Intercultureel en mondiaal leren in het basisonderwijs. Brussel: Studio Globo Werkboek
Soort bron boek
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
boek Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100%
0%
onderdeel
procentuele verdeling
ICOMOVO
40%
individuele opdracht
ICOMOVO
60%
mondelinge toelichting bij uitwerken portfolio
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
ICO-MOVO
100 %
mondelinge toelichting bij uitwerken portfolio
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
102
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.16
Katholieke godsdienst 1
Code
BLA-1110.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Geertrui Verdonck
Docent
Geertrui Verdonck
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De 1.1 1.2 1.3 1.5 1.6 1.7
leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2. De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 3. De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema‟s volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 5. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
103
- het cultureel-wetenschappelijke domein. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - De student kan algemene kenmerken van de beginsituatie van kinderen en de leerlingengroep m.b.t. levensbeschouwelijke groei achterhalen. - De student kan bij een opgegeven lesonderwerp passende doelen selecteren in het leerplan R.K.G. - De student kan de leerinhouden/leerervaringen selecteren bij een opgegeven lesonderwerp. De student kan didactisch verantwoorde prenten selecteren rekening houdend met de verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen. - De student kan een verantwoorde kinderbijbel kiezen en zijn keuze motiveren. - De student kan gebruik maken van enkele eenvoudige werkvormen. 2. De leraar als opvoeder - De student kan elementen opsporen en benoemen die het basisvertrouwen van lln remmen of stimuleren. - De student zorgt ervoor dat leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen. 3. De leraar als inhoudelijke expert - De student kan kenmerken van de huidige samenleving die een impact hebben op het godsdienstonderwijs toelichten. - De student kan voorwaarden voor levensbeschouwelijke groei benoemen. - De student kan verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen onderscheiden en typeren. - De student kan vanuit de aanvangshypothese van de cursus godsdienstdidactiek de krijtlijnen uitzetten voor een geslaagde godsdienstles. - De student kan de krachtlijnen van het nieuwe leerplan R.K.G. toelichten. - De student heeft een globaal zicht op de evolutie van het godsdienstonderwijs tijdens de laatste decennia en kan tegen die achtergrond het eigen vormingsaanbod situeren. - De student beheerst de basiskennis i.v.m. bijbelverhalen uit het eerste testament. - De student beheerst de basiskennis (kleur, datum/periode, betekenis) i.v.m. liturgisch & kerkelijk jaar 5. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker - De student kan recente kinderbijbels kritisch beoordelen. - De student heeft oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega‟s. 10. De leraar als cultuurparticipant - De student toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden - De student toont interesse voor de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenleving. I N H O U D In dit semester proberen we voor de godsdienstlessen zicht te krijgen op hoe een „les met een kop en een staart‟ eruit ziet. Om dit te bereiken doorlopen we in het cursusdeel godsdienstdidactiek de verschillende componenten uit het didactisch model van De Corte. We verkennen achtereenvolgens de beginsituatie, de doelstellingen, enkele leerinhouden en een selectie uit het aanbod media van/voor het vak godsdienst in de lagere school. Parallel met de lessen loopt een taak (zie Opdrachtenbundel) waarin je de theorie uit de cursus in praktijk omzet door heel bewust de verschillende fasen in het voorbereiden van een les te doorlopen. In het cursusdeel liturgie staan we stil bij de opbouw van het liturgisch jaar. Het liturgisch jaar met z‟n vele feesten is immers een thema dat in de lessen godsdienst in de lagere school elk jaar opnieuw opduikt.
104
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O N D E R W I J S V O R M E N -
Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal Rabijns, B. (2000). Vingerafdrukken. Antwerpen: Standaard Uitgeverij. Aanbevolen /
Soort bron Klasdrukwerk/Toledo boek
Acco
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling 20% 60% 20%
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Permanente evaluatie schriftelijk examen Individuele opdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
80%
schriftelijk examen
20%
(te herwerken) individuele opdracht
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
105
5.17
Katholieke godsdienst 2
Code
BLA-1120.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
4
Titularis
Geertrui Verdonck
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.17.1
Vakdidactiek godsdienst
Code
BLA-5621.O1-s2
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
4 sessies van 1,5 uur contactonderwijs en 1 sessie van 3 uur contactonderwijs
Docent
Geertrui Verdonck (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 7 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1
106
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leraar als lid van een schoolteam De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leraar als opvoeder De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatie-technologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - De student kan algemene kenmerken van de beginsituatie van kinderen en de leerlingengroep m.b.t. levensbeschouwelijke groei achterhalen. - De student kan zelfstandig gebruik maken van het leerplan R.K.G. - De student kan bij een opgegeven lesonderwerp passende doelen selecteren. - De student kan de structuur van een les godsdienst herkennen & weergeven. - De student kan leerinhouden structureren en vertalen in eenvoudige opdrachten. - De student kan de leerinhoud doorvertalen naar voorbeelden die aansluiten bij de leefwereld van de lln. - De student kan de leerinhoud doorvertalen naar voorbeelden die aansluiten bij de actualiteit. - De student kan verschillende wijzen van navertellen van bijbelverhalen aanwenden in de klaspraktijk. - De student kan diverse dramavormen aanwenden in de klaspraktijk. - De student kan een eenvoudig filosofisch gesprek voorbereiden en begeleiden. - De student kan didactisch verantwoorde beeldmateriaal selecteren rekening houdend met de verschillende stadia in het omgaan met Bijbelverhalen. - De student kan een aantrekkelijk werkblad opmaken. - De student kan een verantwoorde kinderbijbel kiezen en zijn keuze motiveren. - De student kan collega‟s gefundeerd advies geven i.v.m. de selectie van een verantwoorde kinderbijbel het leerplan R.K.G. - De student kan relevante leerinhouden & zinvolle verwerkingssuggesties selecteren die aansluiten bij de sterke tijden in het jaar & rekening houdend met de beginsituatie van de lln. - De student kan leerlingen inwijden in het ritme van het kerkelijk jaar. - De student kan een aantal oude begrippen (o.a. vasten/boeten) zinvol naar kinderen doorvertalen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
107
2.
De leraar als opvoeder - De student kan elementen opsporen en benoemen die het basisvertrouwen van lln remmen of stimuleren. - De student kan een veilige klassfeer creëren waarin lln hun eigen verhaal durven vertellen. - De student heeft oog voor het levensverhaal van elke individuele leerling. - De student heeft oog voor de interesses en de leefwereld van de leerlingen bij de keuze van opdrachten en werkvormen. - De student kan kinderen de waarde van bijbelverhalen leren kennen en de relevantie van de boodschap voor het dagdagelijks omgaan met elkaar onderliggende groepsmechanismen benoemen en ontmaskeren. 3. De leraar als inhoudelijk expert - De student kan de krachtlijnen uit het leven van Jezus toelichten. - De student kan onbewuste mechanismen die de menselijke relaties sturen bespreken & illustreren met voorbeelden. - De student kan voorwaarden voor levensbeschouwelijke groei benoemen. - De student kan verschillende stadia in het omgaan met bijbelverhalen onderscheiden en typeren . - De student beheerst de basiskennis i.v.m. bijbelverhalen uit het tweede testament. - De student beheerst de basiskennis (kleur, datum/periode, betekenis) i.v.m. liturgisch & kerkelijk jaar. - De student heeft weet van de voorchristelijke achtergronden van christelijke feesten. - De student kan de symboliek eigen aan de christelijke feesten toelichten. - De student kan liturgische feesten situeren t.o.v. het optreden van Jezus. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker - De student kan recente kinderbijbels kritisch beoordelen. - De student kan een genuanceerde mening geven over bestaande handleidingen godsdienst rekening houdend met verschillende criteria. - De student heeft oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega‟s. 10. De leraar als cultuurparticipant - De student toont interesse voor de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenleving. - De student toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden. I N H O U D In de eerste opleidingsfase leerde je hoe je stap voor stap de ruwbouw van een godsdienstles construeert. In deze opleidingsfase verfijnen we die ruwbouw. De recente (Vlaamse) leermiddelen bieden ons heel wat interessant materiaal. We leren er kritisch gebruik van maken. In deze opleidingsfase worstelen we ons ook weer door een stuk leerinhoud: we verkennen de wereld van het tweede testament. Door het uitdiepen van enkele verhalen - die ook in de lagere school aan bod komen - leren we Jezus‟ optreden als profeet en wonderdoener en ook zijn houding van geweldloze weerbaarheid beter te begrijpen. We proberen de code van die oude verhalen te kraken om ze vervolgens naar kinderen toe door te vertalen. We leggen ook regelmatig de link tussen het leven van Jezus en het kerkelijk jaar, een thema dat ook in het lager onderwijs frequent aan de orde is. O N D E R W I J S V O R M -
108
hoorcollege individuele opdracht
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Verdonck, G. (2010). Syllabus Katholieke Godsdienst 2. Brugge: KHBO. Ter Linden, N. (2006). Koning op een ezel. Verhalen uit het nieuwe testament. Amsterdam: Balans. Losbladig cursusmateriaal
Soort bron syllabus
Acco x
boek
x
Aanbevolen /
Soort bron /
Toledo Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode godsdienstschriftelijk 100% didactiek examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
godsdienstdidactiek
100 %
schriftelijk examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
109
5.17.2
Spiritualiteit
Code
BLA-1122.O2-s2
Semester
1
Studiepunten
1
Contacturen
1 sessie van 3 uur contactonderwijs
Docent
Geertrui Verdonck (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. D O E L E N 10. De leraar als cultuurparticipant - De student toont interesse voor sporen van levensbeschouwing in de hedendaagse samenleving - De student toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden - De student is bereid het gesprek over levensbeschouwelijke vragen met collega‟s aan te gaan I N H O U D De mens is een wezen op zoek naar zin. In het verlengde van het opleidingsonderdeel religie, zingeving en levensbeschouwing word je tijdens deze onderwijsleeractiviteit uitgenodigd om (1) stil te staan bij gebeurtenissen, ervaringen,… die je confronteren met de zin of zinloosheid van het bestaan en (2) over deze vragen en de mogelijke antwoorden –of de afwezigheid ervan- in gesprek te gaan met medestudenten. Nagenoeg alle zinvragen zijn te herleiden tot 2 hoofdvragen: nl.. - Wie ben ik, wie is de mens eigenlijk? - Wat is de wereld eigenlijk? Het opleidingsonderdeel katholieke godsdienst in de lagere school vertrekt van de zinvragen die bij kinderen leven. Om voeling te hebben met die expliciete en impliciete zinvragen bij kinderen is het van belang dat we ook onszelf bewust worden van de veelheid aan zinvragen waar wij dagelijks mee geconfronteerd worden. Enkele van die vragen proberen we te expliciteren. Niet alleen het oplijsten van maar ook het zoeken naar een mogelijk antwoord vormt een grote uitdaging. Deze opdracht wil daartoe een aanzet vormen. Bij het begin van het eerste semester wordt de taak uitvoerig toegelicht. In de loop van het eerste en tweede semester wordt aan de portfolio gewerkt.
110
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O N D E R W I J S V O R M -
Individuele opdracht Portfolio Taakopgave zie takenbundel
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht /
Soort bron /
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode individuele portfolio 100% opdracht Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
herwerken portfolio
100%
individuele opdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
111
5.18
Katholieke godsdienst 3: schoolpastoraal
Code
BLA-1130.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Geertrui Verdonck
Docent
Geertrui Verdonck (3LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.4 1.5 1.6 2 2.2 3 3.1 3.2 3.3 5 5.1 7 7.1 7.2 8 8.1 9 9.1 9.2 10
112
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leraar als opvoeder De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot de leergebieden en vakgebieden aanwenden. De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker De leerkracht kan (resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en) vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. De leraar als lid van een schoolteam De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen een schoolteam. De leerkracht kan binnen een schoolteam over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De leraar als partner van externen De leerkracht kan in overleg met collega‟s contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema‟s. De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving De leraar als cultuurparticipant
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
10.1
De leerkracht kan actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op het levensbeschouwelijk domein.
D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - De student kan zelfstandig gebruik maken van het leerplan R.K.G.; - De student kan n.a.v. een opgegeven onderwerp leerinhouden/leerervaringen selecteren & structureren tot een zinvolle geheel; - De student kan filmfragmenten selecteren die inzetbaar zijn bij interreligieus leren; - De student kan gebruik maken van werkvormen als bibliodrama, FMK,...; - De student kan relevante leerinhouden & zinvolle verwerkingssuggesties selecteren aansluitend bij de de thematiek van verdriet, rouw, verlies, dood; - De student kan leerlingen inwijden in de symboliek en de geloofstaal eigen aan de christelijke geloofsgemeenschap bijvoorbeeld d.m.v. gevarieerde lesactiviteiten en/of een zinvolle (gebeds)viering; - De student kan een aantal traditiegebonden begrippen zinvol naar kinderen doorvertalen. 2. De leraar als opvoeder: - De student heeft oog voor de interesses en de leefwereld van de leerlingen bij de keuze van leerinhouden, leermiddelen, werk- & groeperingsvormen. 3. De leraar als inhoudelijke expert - De student kan kenmerken van de huidige samenleving die een impact hebben op godsdienst en godsdienstonderwijs toelichten; hun voor-, nadelen & gevolgen verduidelijken; - De student kan de eigenheid van het Katholiek onderwijs verwoorden; - De student kan het belang van een goed uitgewerkt vierbeleid argumenteren; - De student kan de verschillende fasen in een rouwproces benoemen, illustreren met voorbeelden; - De student kan het belang van een goed uitgewerkte symbooldidactiek toelichten en illustreren met voorbeelden; - De student kan de symboliek eigen aan de christelijke feesten & sacramenten toelichten. - De student beheerst de basiskennis i.v.m. sacramenten; - De student beheerst de visie & de werking van christelijke organisaties zoals Missio, Welzijnszorg en Broederlijk Delen. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker - De student kan recente kinderbijbels kritisch beoordelen; - De student heeft oog voor nieuwe publicaties die m.b.t. het vak godsdienst op de markt komen en treedt daarover in gesprek met collega‟s; - De student kan bestaande lesvoorbereidingen/leermiddelen godsdienst kritisch evalueren en op een verantwoorde manier aanwenden in de praktijk. 7. de leraar als lid van een schoolteam - De student levert een actieve bijdrage aan het pastorale team van de school; - De student toont zich bekommerd om en werkt waar mogelijk mee aan de uitbouw van een vierbeleid op school; - De student kan samen met collega‟s klasoverschrijdende pastorale activiteiten/projecten opzetten die enerzijds aanleunen bij het christelijke opvoedingsproject maar die anderzijds ruimte laten voor de eigenheid van elk individu. 8. De leraar als partner van externen - De student kan in overleg contacten leggen met onderwijsinitiatieven van christelijke organisaties zoals Welzijnszorg en Broederlijk delen; - De student ziet de dialoog met andere godsdiensten als een verrijking en moedigt deze houding ook aan bij collega‟s en leerlingen. 9. De leraar als lid van een onderwijsgemeenschap - De student een zinvolle inbreng doen in een gesprek/discussie over de eigenheid van het Katholiek onderwijs in Vlaanderen; Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
113
- De student reflecteren over de rol van het Katholiek onderwijs in de samenleving. 10. De leraar als cultuurparticipant - De student toont een brede interesse voor elementen uit de joods-christelijke traditie die nog steeds ons (dagdagelijks) leven beïnvloeden; - De student toont interesse voor de positie van kerk en geloof in de hedendaagse samenleving; - De student stelt zich respectvol op t.o.v. mensen (o.a. ouders, lln) met een andere levensbeschouwing dan de zijne/hare. I N H O U D In dit opleidingsonderdeel staan we stil bij de impact van de christelijke godsdienst & de rol van de godsdienstleerkracht op schoolniveau. Op dit metaniveau van de schoolpastoraal verkennen we ook o.a. sacramenten & vierbeleid. We begeven ons hier vooral op het vierde domein van levensbeschouwelijke groei met name: „openkomen voor symboliek en geloofstaal‟. We gaan in dit semester ook niet voorbij aan tendensen in de samenleving die een impact hebben op godsdienst & godsdienstonderwijs. Bewust van het feit dat onze samenleving steeds pluriformer wordt, gaan we enerzijds (weliswaar beperkt) in een open sfeer de dialoog aan met andere godsdiensten en proberen anderzijds de specificiteit van het christelijk opvoedingsproject en onze taak daarin als toekomstig (godsdienst-) leerkracht onder woorden te brengen. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht Groepsopdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100 % procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode mondeling 40% examen 60%
114
taken
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
mondeling examen
60%
te herwerken taken
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
115
5.19
keuzemodule: educatief werk
Code
BLD-9835.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
12u contactonderwijs (en 52 uren stage)
Titularis
Sofie Bamelis
Docent
Sofie Bamelis (3LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.5 1.6 2 2.2 6 6.1 6.2 6.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen Doelstellingen kiezen en formuleren. Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. Individueel leermiddelen kiezen en aanpassen. De leraar als opvoeder De emancipatie van de leerlingen bevorderen. De leraar als partner van de ouders of verzorgers (2) Zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. Met ouders communiceren over het kind in de school. Met ouders dialogeren over opvoeding en onderwijs.
D O E L E N -
116
Op de hoogte zijn van diverse leef- en kinderculturen en cultuurverschillen tussen verschillende sociale en etnische groepen die deel uitmaken van de beginsituatie van de kinderen. Kennis hebben van het GOK-decreet en van kansarmoede. Kennis hebben van de diversiteit in thuisculturen en aandachtspunten bij de communicatie met ouders van verschillende sociale groepen. Inzicht hebben in de problematiek van kansarmoede. Omgaan met het anders zijn van leerlingen en hun gezin. Zicht krijgen op de gave gebieden in het gezin en leren omgaan met het sociaal en psychologisch kapitaal van het gezin. Adequate oplossingsstrategieën bedenken en daarnaar handelen als er zich moeilijkheden voordoen met betrekking tot studenten en de thuissituatie van de kansarme leerling. Kennis hebben van het aanbod van ondersteunende externe instanties. Oog hebben voor eventuele problematische opvoedings- en gezinssituaties en die bespreken – zoals bij aanvang afgesproken is met de ouders – met de ankerfiguur.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De student treedt hierbij niet op als hulpverlener, maar laat dit over aan de ankerfiguur. De student is hierbij enkel de intermediair. I N H O U D 1. ‘t Scharnier Jullie participeren aan het project studieondersteuning aan huis: ‟t Scharnier. Dit is een project voor leerlingen basisonderwijs en secundair onderwijs uit kwetsbare gezinnen in de regio Brugge - Blankenberge. De bedoeling van het project is om via ondersteuning aan huis het schoolgebeuren een volwaardige plaats te geven binnen het gezin en op die wijze de onderwijskansen van de kinderen en jongeren te verhogen. Dit gebeurt door respectvol in dialoog te gaan met de leerling en de ouders met als doel het gezin te versterken en de relatie gezin en school wederzijds te optimaliseren. Gedurende drie maanden zijn jullie gedurende twee avonden per week in het gezin aanwezig. De belangrijkste inbreng van de student is zijn creatieve zoektocht naar oplossingsstrategieën bij de moeilijkheden die zich voordoen bij het studeren en in de thuissituatie van de kansarme leerling. Hierbij ligt de uitdaging om de ouders op hun manier in interactie te laten gaan met dit onderwijsgebeuren, zowel naar de kinderen als naar de school. 2. Een alternatief voorstel Er kan ook ingegaan worden op voorstellen vanuit het werkveld of vanuit de student zelf. Dit voorstel wordt voorgelegd aan het opleidingshoofd. Op basis van dit voorstel kunnen jullie in een ander project stappen. O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege Groepsopdracht Individuele opdracht Stage S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
117
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatie-methode
10%
Groepsopdracht
10%
individuele opdracht
20%
portfolio
60%
mondelinge toelichting
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
10%
groepsopdracht
10%
individuele opdracht
20%
herwerking van het portfolio
60%
mondelinge toelichting
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten en de begeleide werktijd. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren of ankerfiguren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
118
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.20
keuzemodule: gedrags- en werkhoudingsproblemen
Code
BLD-5532.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
6
Studiepunten
5
Contacturen
3 sessies aan 4u contactonderwijs + stageopdracht
Titularis
Sofie Bamelis (3LA01)
Docent
gastdocent
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 Een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 1.12 Omgaan met de diversiteit van de groep. 2 De leraar als opvoeder 2.2 De emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 Basiskennis van de leerinhouden beheersen en leergebiedoverschrijdende thema‟s Leren Leren en Sociale Vaardigheden volgen. D O E L E N -
Gedragsproblemen kennen en kunnen herkennen en benoemen (signaleren). Werkhoudingsproblemen kennen en kunnen herkennen en benoemen (signaleren). Pestgedrag kunnen herkennen (signaleren). Oorzaken van bovenstaand gedrag kennen en kunnen herkennen. Weet hebben van een aangepast pedagogisch handelen van de leerkracht dat „vechtrelaties‟ voorkomt. Dit handelen gepast gebruiken. Kenmerken van een goede werkhouding kennen en kunnen aanleren aan kinderen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
119
-
Goede afstemmingsstrategieën ontwikkelen voor kinderen met werkhoudingsproblemen, zodat ze zelf verantwoordelijk worden voor de eigen werkhouding. Weet hebben van een mogelijke aanpak van deze moeilijkheden. Hulp verlenen bij lichte vormen van bovenstaande problemen in de praktijk. Voorbeelden van STICORDI-maatregelen kennen en kunnen toepassen.
-
I N H O U D De module is erop gericht inzicht te krijgen in een aantal gedrags- en werkhoudingsproblemen. Ze reikt handvaten om deze problemen aan te pakken. Ze streeft geen volledigheid na, zet de student aan tot reflectie en tot transfer van het geleerde. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Groepsopdracht Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
120
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20%
individuele opdracht
20%
groepsopdracht
30%
portfolio
30%
mondelinge toelichting van portfolio
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20%
individuele opdracht
20%
groepsopdracht
30%
herwerking van het portfolio
30%
mondelinge toelichting van portfolio
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
121
5.21
keuzemodule: leerproblemen en leerstoornissen: wiskunde
Code
BLD-5631.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
2
Studiepunten
5
Contacturen
3 sessies aan 4 uur contactonderwijs
Titularis
Nathalie Vermeersch
Docent
Nathalie Vermeersch (3LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Keuzeopleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.9 Observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 1.12 Omgaan met de diversiteit van de groep. 2 De leraar als opvoeder 2.2 De emancipatie van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 Basiskennis van de leerinhouden beheersen en leergebiedoverschrijdende thema‟s Leren Leren en Sociale Vaardigheden volgen. 3.2 Verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden. 3.3 Het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en de heroriëntering van de leerlingen. D O E L E N De kenmerken van een kind met rekenproblemen kennen en kunnen herkennen. De kenmerken van dyscalculie kennen en symptomen kunnen herkennen bij jonge kinderen (SIGNALEREN). Rekenproblemen binnen de verschillende rekendomeinen kunnen ANALYSEREN. Rekenproblemen binnen de verschillende rekendomeinen kunnen BEHANDELEN. Een handelingsplan kunnen opstellen en opvolgen. 122
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Kennis hebben van de krachtlijnen die noodzakelijk zijn bij goede rekenhulp. De leerprincipes van Ruyssenaers kennen en kunnen toepassen bij het geven van rekenhulp. Voorbeelden van STICORDI-maatregelen kennen en kunnen toepassen. Een orthotheek voor rekenproblemen kunnen uitbouwen. Kennis en inzicht opdoen over het zorgcontinuüm voor rekenproblemen. Kunnen omgaan met motivatieproblemen bij rekenproblemen. Rekenzwakke kinderen individueel en in kleine groepjes gepast kunnen begeleiden. Zicht hebben op de materialen en pakketten die voor leerkrachten/zorgcoördinatoren reeds voor handen zijn. I N H O U D Deze module is erop gericht inzicht te krijgen in leerproblemen en leerstoornissen binnen het vakgebied wiskunde. Tijdens de contacturen is er enerzijds aandacht voor een duidelijke begripsafbakening alsook voor de diagnose van rekenproblemen/-stoornissen. Aan de hand van de leerprincipes van Ruyssenaers wordt toegelicht hoe aan deze problemen gewerkt kan worden. In de praktijkmomenten bekijken jullie in kleinere groepen enkele materialen/ remediëringspakketten specifiek ontwikkeld om rekenzwakke kinderen te begeleiden. Daarnaast is het belangrijk ook het brede werkveld van de zorgleerkracht in een school op het spoor te komen. Daarvoor worden er enkele schoolbezoeken georganiseerd en lopen jullie stage bij een zorgcoördinator. O N D E R W I J S V O R M Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht (projectmatig werk) S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal. Desoete, A. en Braams, T. (2008). Kinderen met dyscalculie. Amsterdam: Boom.
Soort bron Toledo boek
X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
Acco
123
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20 %
groepsopdracht
30 %
individuele opdracht
20 %
portfolio
30 %
mondelinge toelichting van portfolio
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
20 %
herwerking van groepsopdracht
30 %
herwerking individuele opdracht
20 %
herwerking Portfolio
30 %
mondelinge toelichting van portfolio
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit 4 elementen: 1) de aanwezigheid en actieve deelname aan de lesmomenten, de begeleide werktijd en de georganiseerde bezoeken aan scholen. Hierbij wordt het opvolgen en het noteren van de bestede tijd in een logboek en het deelnemen aan de studietijdmeting bij gerekend; 2) de inhoudelijke diepgang bij het uitwerken van de opdrachten en de voorstelling van opdrachten; dit kan ook door een schriftelijk of mondeling examen worden bevraagd; 3) de concrete uitwerking naar de praktijk: hierbij wordt de evaluatie van de mentoren meegenomen; 4) peer–assessment: het samenwerken in groep, de aanwezigheid en actieve deelname tijdens de zelfstandige werktijd wordt door de medestudenten beoordeeld via een procedure en meegenomen in de beoordeling. Deze 4 elementen worden meegenomen in de eindbeoordeling. Het uitvallen op één van deze elementen kan voldoende zijn om niet te slagen voor dit opleidingsonderdeel.
124
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.22
Muzische vorming: beeldopvoeding 1
Code
BLA-8610.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3 uur contacturen
Titularis
Nadine Le Bacq
Docent(en)
Nadine Le Bacq (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer-en ontwikkelingsprocessen 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.2.3. Met het oog op het kiezen en formuleren van doelstellingen, leerlijnen in leerboeken en het leerplan in kwestie herkennen. 1.2.6 Doelstellingen concreet en operationeel formuleren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5.1. Aangepaste werkvormen kiezen en afstemmen op de doelstellingen. 1.7.7 De leerlingen laten nadenken over hun leerproces. 1.8 De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. 2. De leraar als inhoudelijk expert 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3.2 Het eigen aanbod situeren binnen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en binnen een leerplan. D O E L E N -
De resultaten van kinderen bespreken op basis van bepaalde criteria. Beseffen dat beeldopvoeding een opvoedkundige waarde heeft en dat het bijdraagt tot de totale persoonlijkheidsvorming. De inhoud van de term (lijn – vorm – kleur – ruimte – compositie - licht) kennen en kunnen toepassen. De mogelijkheden van de techniek potlood – plakkaatverf – collage kennen en kunnen toepassen. Door het bespreken van eigen werk de specifieke beeldtaal leren gebruiken. De ontwikkeling van beschouwen in de lagere school kennen en kunnen toepassen. De ontwikkeling van het creëren in de lagere school kennen en kunnen toepassen. Op een creatieve manier opgaven van beeldopvoeding uitwerken.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
125
-
Op een creatieve manier meedenken over de inhoud van het vak beeldopvoeding in de lagere school. Doelstellingen kiezen en formuleren. Leerinhouden en leerervaringen vertalen in zinvolle opdrachten die aansluiten bij de leefwereld en motivatie van de kinderen. Een les beeldopvoeding didactisch organiseren volgens de vijf basisprincipes uit het leerplan. Het maken van een goede lesvoorbereiding staat centraal.
-
I N H O U D les 1: -
Uitleggen van de visie over beeldopvoeding in de lagere school. Bekijken en bespreken van leerstof die moet gekend zijn tegen het examen Uitleg in verband met taak. Overzicht van de te maken werkstukken.
-
Aanzet van de te maken werkstukken met uitleg over inhoud, materialen en technieken.
-
Bespreken van de gemaakte werkstukken Uitleg over het maken van een lesvoorbereiding beeldopvoeding.
Les 2. Les 3:
O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Individuele opdrachten: Een map uitwerken Verwerkingsopdrachten afwerken Opdrachten om buiten lesverband zelfstandig te realiseren ( zie takenblad) Onderwijsleergesprek – ateliergesprek
-
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO (1999). Muzische opvoeding – deelleerplan beeldopvoeding. Brussel: VVKBaO Losbladig lesmateriaal
Toledo
Aanbevolen /
Soort bron /
126
Soort bron
Acco
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele procentuele evaluatieonderdeel evaluatiemethode onderdeel verdeling verdeling methode schriftelijk examen theorie 34% open- en gesloten boek verwerkings33% individuele opdracht opdrachten Verwerkingsmap 33% opdrachten - map Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
theorie
34%
schriftelijk examen open- en gesloten boek
verwerkingsopdrachten
33%
individuele opdracht
map
33%
Verwerkingsopdrachten - map
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N :
De verwerkingsopdrachten worden in de les gestart en thuis afgewerkt. Er is een permanente evaluatie tijdens het semester. Opgaven die enkel thuis uitgewerkt worden of alleen op het einde van het semester aangeboden worden, worden geweigerd en dus niet geëvalueerd.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
127
5.23
Muzische vorming en bewegingsopvoeding
Code
BLA-8520.S4-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
8
Titularis
Stefan Dewitte
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.23.1
Bewegingsopvoeding 2
Code
BLA-8721.O1-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Semester
1
Studiepunten
1
Contacturen
1 sessie van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Stefan Dewitte
Docent
Brigitte Grillet (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. 1.2.2 1.3 1.4 1.5.2 1.7.5 1.11 2. 2.1.2 2.2.1 2.2.2 2.5 2.6.4
128
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De leerkracht kan de doelstellingen kiezen en formuleren De leerkracht kan de leerinhouden selecteren en vertalen in zinvolle opdrachten De leerkracht kan gepaste werkvormen kiezen De leerkracht kan adequaat inspelen op wat zich voordoet in het zwembad of de bewegingszaal en de leerkracht kan werken met de inbreng van de leerlingen De leerkracht kan zijn eigen didactisch handelen evalueren De leerkracht kan een verzorg taalgebruik hanteren en doelgericht spreken. De leraar als opvoeder De leerkracht kan een positief leefklimaat creëren en zorgt voor de veiligheid De leerkracht kan de eigenheid van het kind herkennen en het kind stimuleren De leerkracht kan adequaat omgaan met de leerlingen De leerkracht bevordert de fysieke gezondheid van de kinderen en moet zorg dragen voor het algemene welbevinden.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3. 3.1
De leraar als inhoudelijk expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden van de verschillende domeinen en moet rekening houden met de opbouw van de leerstof 3.2.1 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheden aanwenden 3.3.2 De leerkracht kan het leerplan hanteren 4. De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan de orde houden 4.2.1 De leerkracht kan de opeenvolgende activiteiten vlot en soepel laten verlopen 4.2.2 De leerkracht kan de timing respecteren 4.4 De leerkracht kan uitdagende oefeningen aanbieden en een aantrekkelijke bewegingsruimte creëren 5. De leraar als innovator 5.1.1 De leerkracht kan vernieuwende elementen uit de opleiding in de bewegingslessen aanwenden 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. Attitudes A1 Beslissingsvermogen A2 relationele gerichtheid A3 kritisch ingesteldheid A4 leergierigheid A5 organisatievermogen A7 verantwoordelijkheidszin A8 creatieve gerichtheid D O E L E N -
De student kan adequaat maar bewegingsgericht didactisch handelen. De student kan de kinderen stimuleren om sportief te bewegen in de verschillende binnen- en buitenactiviteiten.
I N H O U D Na een jaar van veel spelen met kinderen probeer je nu heel wat leuke en creatieve doeactiviteiten uit te bouwen in de klas: bewegingsintegratie. Je wordt ook attent gemaakt op de zit- en schrijfhouding van de leerlingen. Je wordt meer bewegingsgezind door het bijwonen van demolessen en zelfuitgebouwde didactische bewegingsmomenten. In alle stagemomenten ben je bereid de lessen bewegingsopvoeding (sport- en zwemlessen) zelfstandig aan te bieden. O N D E R W I J S V O R M -
Werkcollege 1 praktijkles van de verschillende domeinen in de bewegingszaal Individuele opdracht Bewegingsintegratie en bewegingsmap
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO. (1997). Leerplan bewegingsopvoeding in de basisschool. (1997). Brussel: VVKBaO
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
Soort bron boek
Acco X
129
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
40%
Zwemexamen
60%
Mondeling examen:opdracht meebrengen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E 1. 2.
130
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
40%
Zwemexamen
60%
opdracht herwerken en mondeling examen
B E P A L I N G E N
De opdracht op het examen meebrengen permanente evaluatie: actieve sportieve aanwezigheid
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.23.2
Beeldopvoeding 2
Code
BLA-8624.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
4 sessies van 1,5 uur contactonderwijs
Titularis
Stefan Dewitte
Docent
Ans Vercruysse (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leerkracht als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen 1.1.2 Bij het bepalen van de beginsituatie rekening houden met de totale persoonlijkheidsontwikkeling van de leerling 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren 1.2.1 Doelstellingen kiezen op basis van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan, het schoolwerkplan en het pedagogisch project 1.2.2 Doelstellingen kiezen en formuleren, rekening houdend met de beginsituatie van de leerlingen en met kenmerken en diversiteit van de groep 1.2.3 Met het oog op het kiezen en formuleren van doelstellingen, leerlijnen in leerboeken en het leerplan in kwestie herkennen 1.2.6 Doelstellingen concreet en operationeel formuleren 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod 1.4.1 Het onderwijsaanbod opdelen in leerstappen, thema‟s en projecten 1.4.2 Het verband leggen tussen leerstofonderdelen en tussen leergebieden, zowel horizontaal as verticaal 1.5.1 Aangepaste werkvormen kiezen en ze afstemmen op de doelstellingen 1.7.7 De leerlingen laten nadenken over hun leerproces De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden. D O E L E N -
De inhoud van het leerplan kennen en kunnen toepassen voor het maken van een leerlijn en van lesvoorbereidingen Ruimtelijke werkstukken kunnen maken De juiste beeldaspecten toepassen bij het maken van beeldend werk Een productgerichte opgave omzetten in een procesgerichte opgave Zinvolle opdrachten kunnen bedenken die aansluiten bij de leefwereld van het kind.
I N H O U D De leerstof omvat twee delen: een theoretisch en een praktisch deel. De theorie van het eerste jaar wordt kort herhaald aan de hand van het leerplan van beeldopvoeding. Dit om de visie en de leerstof vast te zetten maar ook om het leerplan tot een krachtig werkinstrument te maken bij het voorbereiden van lessen. In het praktisch gedeelte worden werkstukken gemaakt met een driedimensionaal karakter.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
131
O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Vlaams Verbond van het Katholieke basisonderwijs. (1999). Muzische opvoeding, deelleerplan beeldopvoeding. Brussel: VVKBaO
Soort bron boek
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele procentuele evaluatieonderdeel evaluatiemethode onderdeel verdeling verdeling methode mondeling examen Theorie 25% (open boek) Opdrachten Proces lessenreeks doorheen 50% Presentatie op het het jaar mondeling examen Individuele opdracht met mondelinge 25% presentatie op examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Theorie (open boek)
25%
mondeling examen
Opdrachten doorheen het jaar
50% 25%
B I J Z O N D E R E
Proces lessenreeks Presentatie op het mondeling examen. Individuele opdracht met mondelinge presentatie op examen
B E P A L I N G E N
/
132
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.23.3
Dramatisch spel en bewegingsexpressie 2
Code
BLA-8522.O3-s1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
4 sessies van 1,5 uur atelier en 1 sessie van 3 uur atelier
Titularis
Stefan Dewitte
Docent
Koen Crul (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.2. 1.3. 1.4.
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen de leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren De leerkracht kan leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan leerinhouden en leerervaringen structuren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6. de leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7. de leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.11. de leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces begeleiden in Standaardnederlands. 2 De leraar als opvoeder 2.2. de leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen 2.3. de leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.6. de leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1. de leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden waaronder de eindtermen en kan recente ontwikkelingen bijhouden uit het leergebied muzische vorming. 4 De leraar als organisator 4.1. de leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen 4.2. de leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.2. de leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3. De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1. de leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1. De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op cultureel-esthetisch domein. attitudes organisatievermogen (A5), zin voor samenwerking (A6), flexibiliteit (A8) , creatieve ingesteldheid
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
133
D O E L E N -
Het concept van een muzische activiteit kunnen toepassen in een drama- of dansles. De werkvormen, de bouwstenen en interessante thema‟s met voorbeelden kunnen illustreren. Opdrachten kunnen aanpassen zodat ze op niveau zijn, concreet en creativiteit bevorderen. Een activiteit kunnen opbouwen vanuit de kwaliteitseisen voor goede muzische lessen, beschouwen en creëren kunnen toepassen in muzische lessen. Vormen van integratie met drama en dans kunnen ontwerpen vanuit de drie modellen.
I N H O U D Dramatisch spel en bewegingsexpressie 2 bevat twee onderdelen: in het eerste deel krijg je inzicht in de didactiek van dramatisch spel en bewegingsexpressie en leer je hoe je een dramales/dansles kan opbouwen. Aan de hand van concrete voorbeelden sta je stil bij de verschillende fasen van de opbouw. Thema‟s als clownerie, poppenspel, jabbertalk (drama), poppen, stoelen (bewegingsexpressie) krijgen een vertaling in concrete, muzische opdrachten. Aan het einde van dit onderdeel ben je in staat om vanuit een thema een eigen drama- of bewegingsexpressieles op te bouwen voor leerlingen van het lager onderwijs. In het laatste deel krijg je een beeld van hoe je geïntegreerd kan werken met drama en dans. Je ontdekt hoe je een inspiratiebron (boek, verhaal, gedicht, schilderij, muziekstuk, foto‟s) kan verwerken in dramatisch spel en/of bewegingsexpressie. Je gaat dieper in hoe verschillende domeinen op elkaar kunnen inspelen en hoe je een thema uit een ander leergebied (wero, godsdienst, taal, …) kan verwerken in een les dramatisch spel of bewegingsexpressie. Zo kan je het samenspel tussen verschillende muzische domeinen bevorderen zonder in de val van vervlakking te trappen. O N D E R W I J S V O R M -
Leergesprek Werkcollege Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Crul, K.(2008). Dramatisch spel en bewegingsexpressie 2. Brugge: KHBO. VVKBaO. (1999). Leerplan muzische vorming, deelleerplan dramatisch spel. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (1999). Leerplan muzische vorming, deelleerplan bewegingsexpressie. Brussel: VVKBaO
Soort bron syllabus
Acco X
boek
X
boek
X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
134
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
individuele opdrachten
50 %
mondeling examen
dramatisch spel en bewegingsexpressie dramatisch spel en bewegingsexpressie
onderdeel
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel dramatisch spel en bewegingsexpressie dramatisch spel en bewegings-expressie B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
mondeling examen
50 %
herwerken opdrachten
B E P A L I N G E N
Opdrachten worden ingediend op het examen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
135
5.23.4
Muzikale opvoeding 2
Code
BLA-8923.O4-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
4 sessies van 1,5 uur contactonderwijs
Titularis
Stefan Dewitte
Docent
Stefan Dewitte (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1.1 1.2 1.4 1.7 1.9 2.1 2.2 3.1 3.2 4.1
De leerkracht kan de beginsituatie van de kinderen en de leerlingengroep achterhalen De leerkracht kan doelstellingen kiezen en concreet en operationeel omschrijven voor een liedles op basis van het leerplan muzikale opvoeding De leerkracht kan leerkansen structuren en vertalen in het onderwijsaanbod De leerkracht kan een adequate leeromgeving realiseren De leerkracht kan observeren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leerkracht kan een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen De leerkracht bevordert de emancipatie van het kind. De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebied Muzische Vorming volgen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot de leergebieden aanwenden. De leraarkracht kan vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen.
D O E L E N Muziekdidactiek: - De student bestudeert de opbouw van een lied, soorten liederen, de bruikbaarheid, de moeilijkheidsgraad, de beginsituatie van de kinderen. - De student leert een originele liedles opbouwen met aandacht voor de muzikale parameters, creativiteit en expressie. - De student maakt zich een aantal nieuwe technieken eigen zoals dirigeren, toon opgeven, inzet geven, recto tono zingen,... - De student slaagt er in raakpunten te vinden met andere muzische domeinen en kan die domeinen met elkaar verbinden. - De student krijgt inzicht in componeren, vastleggen van muziek. De student gaat na hoe je muzikale ideeën kan vastleggen… op papier, als een mp3… en kan dat naar de leerlingen overbrengen. - De student leert hoe de diverse domeinen van muzische vorming met elkaar kunnen geïntegreerd worden. Muziektheorie: - De student leert een lied transponeren (als het vb. te hoog genoteerd is). - De student krijgt inzicht in de verschillende muzikale structuren. - De student leert liedanalyses maken in functie van de lespraktijk. Muziekpraktijk: - De student bouwt het eigen liedrepertoire uit Muzikale opvoeding 1 verder uit tot een lijst van 60 liederen. - De student kan op blokfluit of een ander melodie-instrument een lied interpreteren op een genuanceerde en muzikaal gefundeerde wijze. 136
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
De student leert aandacht te hebben voor stemvorming bij zichzelf en bij de kinderen in de basisschool. De student maakt een eigen compositie.
I N H O U D In deze onderwijsleeractiviteit staat de muziekdidactiek centraal. Je bouwt verder op de didactiek van Muzikale opvoeding 1, maar met een belangrijk accent op de lieddidactiek. Je maakt een grondige studie van het lied in al haar facetten. Met deze bagage geef je dan ook een volledige liedles tijdens de eerste stage. Je leert doelstellingen selecteren op basis van het leerplan. Voor de verschillende parameters (melodie, ritme, klankkleur, vorm, dynamiek,...) van de muziek ga je na hoe de muzikale ontwikkeling van kinderen best kan gestimuleerd worden. Binnen de vijf domeinen van de muzikale beleving is ruimte voor zowel cognitieve, creatieve als expressieve aspecten en lesdoelen. Op deze manier tracht je tot het geven van boeiende, actieve en doelgerichte liedlessen te komen. We staan ook stil bij de specifieke didactiek voor het eerste leerjaar van de basisschool. Er wordt aandacht besteed aan „componeren met kinderen‟. Hoe kan je je eigen verhaal brengen met geluid en muziek? Je krijgt ook een (begeleide) compositieopdracht. Tenslotte, maar zeker niet onbelangrijk, gaan we voortdurend na op welke manier muziek banden heeft met de andere muzische domeinen, en op welke manier we de diverse domeinen met elkaar kunnen integreren. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Werkcollege Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Stichting ter bevordering van de muzikale vorming. (1999). Liedboek Eigenwijs. Van Der Lei, R., Haverkort., F., & Noordam, L. Muziek Meester! Deel 1 (incl.CD-ROM). Thieme-Meulenhoff. (ISBN 90 06 81062 2). Blokfluit of een ander melodie-instrument Cursus Muziekdidactiek “het bord” wordt via ACCO aangeboden aan de studenten
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
Soort bron boek
Acco X
boek
X
vakmateriaal
X
137
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100%
0%
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Praktijk
30 %
Praktijk examen
Didactiek
40%
Schriftelijk examen
Individuele opdracht (in te dienen vóór 20/12)
30%
individuele opdracht
onderdeel
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Praktijk
30 %
Praktijk examen
Didactiek
40%
Schriftelijk examen
Individuele opdracht (in te dienen op het examen)
30%
Individuele opdracht
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
138
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.24
Muzische vorming: muzikale opvoeding en expressie
Code
BLA-8910.S2-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
5
Titularis
Stefan Dewitte
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.24.1
Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1
Code
BLA-8512.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
4 sessies van 1,5 uur contactonderwijs
Docent
Koen Crul (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.3. 1.5. 1.11.
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leraar kan leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces begeleiden in Standaardnederlands. 2 De leraar als opvoeder 2.3. de leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1. de leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden waaronder de eindtermen en kan recente ontwikkelingen bijhouden uit het leergebied muzische vorming. attitudes A5 organisatievermogen A6 zin voor samenwerking A8 flexibiliteit creatieve ingesteldheid D O E L E N -
De eigenheid (de drie basiselementen) van drama en dans kunnen aangeven Een drama- en dansopdracht kunnen formuleren vanuit een materiaal
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
139
-
De begrippen „dramatische situatie‟ en „bewegings- en belevingsimpuls‟ kunnen illustreren en het nut van bewegingswoorden. Een dans/theaterstukje kunnen opmaken rekening houdend met de drie basiselemten Voorbeelden kunnen geven van interessante activiteiten voor leerlingen van de lagere school
-
I N H O U D Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1 bestaat uit twee onderdelen: in een eerste deel ontdek je wat drama en dans is en ervaar je op eigen niveau hoe de verschillende elementen van dramatisch spel en bewegingsexpressie op elkaar kunnen inspelen. In beide domeinen staan samenwerken en het genieten van creatief werken met het lichaam (en stem) centraal. In dramatisch spel leer je spontaan spelen, werk je aan durf, verbeelding en stemgebruik. Door allerlei creatieve oefeningen bevorder je de eigen dramavaardigheden. In bewegingsexpressie onderzoek je de uitdrukkingsmogelijkheden van je lichaam, verken je de drie basisdimensies tijd, kracht en ruimte. Je krijgt aanzetten tot spontaan bewegen en plezier te beleven aan creatief bewegen. In het tweede deel komen diverse muzische dans- en drama-activiteiten aan bod waarin thema‟s, materialen en werkvormen vertaald worden in boeiende opdrachten die je met leerlingen uit het lager onderwijs kan uitvoeren. Op het einde van de lessenreeks ben je in staat om een les uit een boek of handleiding aan te passen naar de concrete klaspraktijk. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Werkcollege Individuele opdrachten (zie takenbundel)
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Crul K. (2010). Dramatisch spel en bewegingsexpressie 1. Brugge: KHBO. VVKBaO. (1999). Leerplan muzische opvoeding deelleerplan dramatisch spel. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (1999). Leerplan muzische opvoeding deelleerplan bewegingsexpressie. Brussel: VVKBaO
Soort bron syllabus
Acco X
boek
X
boek
X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% onderdeel dramatisch spel en bewegingsexpressie dramatisch spel en bewegingsexpressie
140
procentuele verdeling 50 % 50 %
evaluatiemethode mondeling examen individuele opdrachten
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel dramatisch spel en bewegingsexpressie dramatisch spel en bewegingsexpressie B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
50 %
herwerking van de opdrachten
50 %
mondeling examen
B E P A L I N G E N
De opdrachten worden ingeleverd op het examen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
141
5.24.2
Muzikale opvoeding 1
Code
BLA-8911.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen Titularis
4 sessies van 1,5 uur contactonderwijs en 1 sessie van 3 uur contactonderwijs Stefan Dewitte
Docent(en)
Stefan Dewitte (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.3 1.11 2 2.3 3 3.1. 3.2 3.2 5 5.3
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de leerinhouden/leerervaringen selecteren De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces begeleiden in het Standaardnederlands De leraar als opvoeder De leerkracht kan door attitudevorming lerenden op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden; De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden waaronder de eindtermen en kan recente ontwikkelingen bijhouden uit het leergebied muzische vorming. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden (een korte activiteit in de klas leiden op basis van body percussion, lessen ‘luisteren naar muziek’, + aanzet voor een liedles) De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden (lesactiviteiten: luisteren naar muziek, liedles) De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker De eigen klaspraktijk vernieuwen op basis van nascholing, eigen ervaring en creativiteit
D O E L E N Kinderlied – werken aan eigen zangniveau - De student overwint de drempelvrees om individueel een lied te zingen. - De student kan de begintoon van een lied overnemen van een melodie-instrument. - De student kan toon houden bij het zingen. - De student kan individueel en a capella een (kinder)lied juist en expressief zingen. - De student bouwt een liedrepertoire uit tot een evenwichtig geheel van 20 liederen voor de basisschool en, indien er tijd en ruimte is, op eigen niveau. Blokfluit of een ander melodie-instrument - De student kan de noten binnen de tessituur do‟ tot re” met fa kruis‟ en sib‟ spelen - De student kan een eenvoudig speelstuk of lied ontcijferen en uitvoeren. - De student kan de begintoon van een lied zelfstandig opgeven (en van daaruit vocaal overnemen). Muziektheorie – noten lezen - De student krijgt inzicht in de structuren van ritmes en maatsoorten, dynamische tekens en andere theoretische termen, nodig voor het uitvoeren van eenvoudige liederen en speelstukken. - De student raakt vertrouwd met een aantal termen uit het muziekjargon - De student kan eenvoudige teksten kunnen ritmeren. - De student kan eenvoudige ritmes uitvoeren.
142
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Muziekdidactiek -
-
De student kent de diverse domeinen van de muzikale beleving. De student heeft inzicht in de interpretatie van de doelen die in het leerplan vermeld staan. De student staat open voor alle vormen en genres van muziek. Hij probeert die houding ook aan de lerenden door te geven. De student kan eenvoudige werkvormen hanteren i.v.m. luisteren naar muziek en i.v.m. body percussion. De student kan een klassikaal voorbereide muziekles tot een goed einde brengen tijdens de stage De student komt alles te weten over „luisteren‟ en „luisteren naar muziek‟. Wat is een goede luisterhouding? Welke muziek komt in aanmerking? Hoe vertaal je dat naar concrete lesuitwerkingen. De student leert lessen op te bouwen rond luisteren naar muziek, leert hoe je op een interessante en actieve manier kinderen kan leren luisteren naar muziek. Daarvoor kan de student zich baseren op elementen aangereikt in het eerste semester en op een aantal nieuwe werkvormen. De student krijgt ook een eerste aanzet over de integratie van de diverse muzische domeinen.
I N H O U D Je tracht eerst en vooral een beeld te krijgen van je eigen muzikale identiteit. Die bouw je verder uit of begin je die op te bouwen. Je zoekt ook naar een manier om zo eenvoudig mogelijk een brug te slaan tussen je muzikale beleving en die van kinderen in de basisschool. Het is ook belangrijk dat je leert genieten van het musiceren. Je zal in staat moeten zijn om een eenvoudige partituur (vb. van een liedje) zelfstandig te kunnen lezen en te verwerken. Daarvoor is het nodig de (internationale) muziektaal te leren beheersen: notatie van ritme, toonhoogte, ... Je krijgt een beperkte muziektheoretische basis mee, de noodzakelijke achtergrond om met kennis van zaken over muziek te spreken en te genieten. We zullen ook aandacht besteden aan „muziek maken‟. Dat betekent dat je kunt zingen, een melodie-instrument kunt bespelen (blokfluit, dwarsfluit, viool,...). Je start best zo snel mogelijk met het samenstellen van een gevarieerd liedrepertoire voor gebruik in de basisschool. Dit komt aan bod in de lessen maar het inoefenen (iedereen heeft daarvoor immers een eigen tempo) dient individueel te gebeuren. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
143
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Stichting ter bevordering van de muzikale vorming. Liedboek Eigenwijs, vernieuwde 2de editie (ISBN 978-90804971-60). (CD-ROM is niet verplicht) Christiaens A., Lasure J., Dewitte S., Oefeningen, een zelfstudiepakket (wordt via Toledo aangeboden aan de studenten). Dewitte S. Syllabus muzische vorming 1: Muziektheorie. Leuven: Acco. Dewitte S. muzische vorming 1: Muzikale opvoeding. Leuven: Acco Dewitte S. Syllabus muzische vorming 1: Luisteren naar muziek (wordt via Toledo aangeboden aan de studenten) Blokfluit of een ander melodie-instrument
Soort bron boek
Aanbevolen /
Acco X
Toledo boek
X
boek
X
Toledo
X
vakmateriaal
X
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % 0% procentuele evaluatieprocentuele Evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode Praktijk praktijk 50% examen Schriftelijk theorie/didactiek 50% examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
Theorie/didactiek
50%
Schriftelijk examen
Praktijk
50%
Praktijk examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
144
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.25
Nederlands 1
Code
BLA-2310.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
3
Contacturen
6 sessies aan 3 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Marijke Demol
Docent
Marijke Demol (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 2 De leraar als opvoeder 3 De leraar als inhoudelijke expert 10 De leraar als cultuurparticipant Attitudes A3 kritische ingesteldheid bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 leergierigheid actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A6 zin voor samenwerking bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen weten welke doelstellingen je met verhalen kunt verwezenlijken in een klassituatie op de hoogte zijn van zinvolle activiteiten die je rond verhalen in de klas kunt organiseren de verschillende deelleerplannen voor taal in grote lijnen kunnen raadplegen (vb. leerlijn, begrippenlijst, …) mondelinge én schriftelijke communicatiesituaties adequaat en respectvol m.b.v. het taalmodel kunnen aanpakken, zowel binnen als buiten de klas er rekening mee houden dat het gebruik van een bepaalde taalvariëteit afhangt van de context weten wat het leerplan taalbeschouwing i.v.m. nadenken over zinnen voorschrijft leren op welke manier je de gevoeligheid van kinderen voor muzisch taalgebruik (poëzie) kunt aanwakkeren
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
145
-
leuke én zinvolle oefeningen rond woorden kunnen selecteren voor kinderen gepaste werkvormen kunnen kiezen om zo kinderen te stimuleren tot meer en beter lezen (leesbevordering) 2. De leraar als opvoeder weten welke functies verhalen voor de jonge lezer kunnen hebben respect hebben voor het taalverhaal dat elk kind meebrengt naar de klas kinderen zover kunnen brengen dat ze inzien dat er belangrijke argumenten zijn om AN te leren op school (het sociale belang van taal als discriminatiemiddel en als middel om sociaal weerbaar te zijn) weten wat de waarde van poëzie voor kinderen kan zijn bereid zijn om kinderen voldoende woordenschat bij te brengen, met het oog op hun maatschappelijke ontplooiing de emancipatie van kinderen bevorderen door hen in contact te brengen met waardevolle kinderboeken 3 . De leraar als inhoudelijk expert leren welke soorten verhalen er zoal bestaan leren hoe al die verhalen in elkaar zitten leren wat het verschil is tussen voorlezen en vertellen leren wat het verschil is tussen tekstgericht en lezergericht een verhaal bespreken(A. Chambers) weten welke deelleerplannen voor Nederlands in het BaO voorhanden zijn weten hoe die leerplannen ontstaan zijn en welke visie ermee samenhangt weten wat de maatschappelijke relevantie van de verschillende deelleerplannen is, in het bijzonder van het leerplan „taalbeschouwing‟ weten welke de meest gebruikte handboeken voor taal in het BaO zijn weten wat het taalmodel is en met dat taalmodel elke communicatievorm (zowel talige als niet-talige) bespreekbaar kunnen maken weten dat de mens over een uniek taalvermogen beschikt weten welke vooroordelen er bestaan i.v.m. taal en sociaal milieu in grote lijnen weten hoe het AN zich door de eeuwen heen ontwikkeld heeft weten hoe de huidige aanpak van „de zin‟ verschilt van die van vroeger inzicht hebben in de structuur van zinnen inzien waarom poëzie-onderwijs in de basisschool zo leuk én zinvol kan zijn leren wat goede poëzie voor kinderen kenmerkt weten welke woordsoorten bestaan in het AN weten hoe woorden gevormd zijn en wat ze betekenen weten welke auteurs, illustratoren, uitgeverijen van kinderboeken de moeite waard zijn hebben inzicht in soorten lezers hebben inzicht in soorten teksten weten langs welke kanalen je als toekomstige bemiddelaar van kinderboeken op de hoogte kunt blijven 10. De leraar als cultuurparticipant weer plezier vinden in verhalen en genieten van lezen… weten dat er meningsverschillen bestaan omtrent het gebruik van dialect, tussentaal en Algemeen Nederlands zelf (opnieuw) kunnen genieten van poëzie kunnen genieten van kinderboeken Taalcompetenties doelgericht gesprekken kunnen voeren met leerlingen over een verhaal dat je expressief hebt voorgelezen of verteld (en zich daarbij bewust zijn van de eigen mogelijkheden om die vaardigheden optimaal in te zetten) beoordelen van teksten (verhalen) bijdragen aan het gevoelig maken en openstaan voor taalvariëteiten beoordelen van teksten (kinderboeken) lezen (van poëzie) doelgericht gesprekken kunnen voeren met leerlingen i.f.v. leesbevordering
146
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
In het eerste jaar werk je in de lessen Nederlands vooral aan „de leraar als inhoudelijk expert‟. Daarnaast werk je ook al aan de competentie „de leraar als begeleider van leeren ontwikkelingsprocessen‟ en „de leraar als opvoeder‟. Uiteraard komt ook de competentie „de leraar als cultuurparticipant‟ aan bod: wie Nederlands geeft, is op de hoogte van het cultureel-esthetische domein. Binnen al deze competenties speel taal een cruciale rol en dit zowel bij het vertellen en voorlezen als bij het communiceren met leerlingen en het inzicht verwerven in de verschillende talige achtergrond. Bij dit alles verwachten we natuurlijk dat je blijk geeft van een aantal attitudes zoals het een toekomstige leerkracht past. Dat je bij discussies een open houding aanneemt t.a.v. de mening van anderen (A3), dat je wil streven naar een ruime interesse voor de verschillende inhouden (A4) en dat je bij een opdracht bereid bent om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken (A6). Uiteraard spreekt het voor zich dat je ernaar streeft om je zo verzorgd en zo adequaat mogelijk in de Standaardtaal uit te drukken. I N H O U D In dit opleidingsonderdeel komt de leerstof aan bod die je in de lessen taal aan de kinderen zult geven. Aansluitend leer je ook hoe je die inhouden op een boeiende manier kunt overbrengen. Zo leer je meer over soorten verhalen en over wat je ermee kunt doen in de klas. Via een leesopdracht ervaar je ook zelf hoe plezierig lezen eigenlijk wel is. Je maakt ook kennis met de verschillende deelleerplannen voor taal en we vragen ons af hoe jij als toekomstige leerkracht respectvol kunt omgaan met de verschillende taalvariëteiten (Algemeen Nederlands, dialect, tussentaal), zowel binnen als buiten de klas. Je leert ook hoe de aanpak van zinnen nú verschilt van vroeger en je bestudeert niet alleen zinnen, maar ook „woorden‟ (herkomst, betekenis, gebruik). Je ontdekt verder dat poëzie of muzisch taalgebruik „kinderspel‟ is en dat er heel wat boeiende manieren zijn om die poëzie bij de leerlingen over te brengen. Tot slot verdiep je je in de wereld van het kinderboek. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jonckheere, S. (2010). Nederlands 1 (semester 1). Brugge: KHBO.
Soort bron syllabus
Acco X
De Jonckheere, S. (2010). Werken met kinderboeken op de basisschool. Brugge: KHBO. De Jonckheere, S. (2010). Poëzie is kinderspel. Muzisch taalgebruik in de basisschool. Brugge: KHBO.
syllabus
X
syllabus
X
Callebaut, I., Stevens, M. & De Jonckheere, S. (1999). Taalbeschouwing op de basisschool. Basisboek. LeuvenApeldoorn: Garant. Smedts, W. & Van Belle, W. (2003). Taalboek Nederlands. Kapellen: Pelckmans. Stevens, M. & Callebaut, I. (2000). Taalbeschouwing op de basisschool. Reisgids. Leuven-Apeldoorn: Garant De Jonckheere, S. (2010). Taalbeschouwing op de basisschool: nadenken over woorden. Brugge: KHBO. De Jonckheere, S. (2010) Taalbeschouwing op de basisschool: nadenken over zinnen. Brugge: KHBO. (geïntegreerd in syllabus Nederlands 1 semester 1).
boek
X
boek
X
boek
X
zelfstudiepakket zelfstudiepakket
X
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
X
147
Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Luisteren en spreken. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO. Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Lezen. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO. Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Schrijven. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO. Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Taalbeschouwing. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO. Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs (2000). Muzische opvoeding, Muzisch taalgebruik. Deelleerplan. Brussel: CRKLKO.
X X X X X
Aanbevolen Woordenlijst Nederlandse taal (2005). Den Haag - Antwerpen: Sdu – Standaard Uitgeverij. Chambers, A. (2002). De leesomgeving en Vertel eens. Amsterdam: Biblion. Harry Paus e.a. (2003). „Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen‟. Nederlandse Taalunie. Van Weverberg, J. & De Bruycker, G. (1996). Correct Nederlands in het onderwijs. Leuven: Wolters. Vaktijdschriften in de hogeschoolbibliotheek: Vonk, Onze Taal, Poëziekrant, de Leeswelp, Leesgoed.
Soort bron naslagwerk
Acco
naslagwerk naslagwerk naslagwerk
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
148
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.26
Nederlands 2
Code
BLA-2320.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
2
Studiepunten
6
Contacturen
6 sessies van 3 uur contactonderwijs + 2 demolessen
Titularis
Lien vanopstal
Docent
Lien Vanopstal (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S FG1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van kinderen en van de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen. FG2 De leraar als opvoeder 2.7 De leerkracht kan communiceren met leerlingen met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. FG3 De leraar als inhoudelijk expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebieden Nederlands volgen. FG5 De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. FG6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties. FG7 De leraar als lid van een schoolteam 7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam. FG10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen. Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
149
D O E L E N -
De student kan didactisch verantwoorde lees-, luister- en schrijflessen ontwerpen. Hij kan daarbij zijn keuzes gepast verantwoorden. De student staat kritisch t.o.v. (eigen) lesvoorbereidingen. Hij kan recente ontwikkelingen in het onderwijslandschap met een kritische bril bekijken. De student kan in communicatiesituaties rekening houden met het taalmodel. De student kan vlot Standaardnederlands spreken. Hij kan zich op een natuurlijke manier mondeling en schriftelijk uitdrukken en houdt daarbij rekening met zijn doelpubliek. Hij heeft een goede uitspraak.
-
I N H O U D In Nederlands 2 gaat het hoofdzakelijk om vakdidactiek lezen, schrijven en luisteren. Je krijgt m.a.w. een kijk op lesgeven binnen drie van de vier domeinen. Er wordt ook gewerkt aan de attitudes die een leraar lager onderwijs moet hebben om goed taalonderwijs te kunnen geven. We focussen nog op de taakbetrokkenheid, maar we stimuleren toch al de leerlingbetrokkenheid. De in de vorige semesters verworven kennis en vaardigheden i.v.m. een correcte uitspraak en de werkwoordsspelling, blijven ook dit semester gekend. Het is wel de bedoeling dat de student zijn taalvaardigheid op eigen initiatief zoveel mogelijk kan verbeteren en uitbreiden om het als een volwaardig werkinstrument te kunnen hanteren. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Hoorcolleges Individuele opdrachten Groepsopdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Callebaut, I. (2003). Voortgezet lezen. Brugge: KHBO Callebaut, I. (1999). Poëzie op de basisschool. Didactiek. Brugge: Acco. Callebaut, I. (2001). Kinderen schrijven II. Brugge: KHBO. Callebaut, I. (1998). Luisteren in de basisschool. Brugge: Acco. Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (2000). Lezen. Deelleerplan. Brussel, VVKBaO. ISBN 2000000000862. Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (2000). Schrijven. Deelleerplan. Brussel: VVKBaO. ISBN
Soort bron syllabus syllabus syllabus syllabus naslagwerk naslagwerk
Acco x
x x x
2000000000855.
Aanbevolen Elsinga, E. (2006). Struikelblokken. Spelling 2005. Antwerpen: Meulenhoff. (ISBN 9789042533042.)
150
Soort bron zelfstudiepakket
Acco v
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling 20%
80%
0% evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
groepsopdracht en individuele opdracht mondeling examen (met schriftelijke neerslag)
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
procentuele verdeling 100%
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode mondeling examen (met schriftelijke neerslag)
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
151
5.27
Religie, zingeving en levensbeschouwing
Code
BLA-1010.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3u contactonderwijs
Titularis
Jan De Vriese
Docent
Jan De Vriese (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.12 2 2.4 9 9.1 10 10.1
A1 A2 A3
152
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep. De leraar als opvoeder De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. De leraar als cultuurparticipant De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
D O E L E N 1. De mens en zijn vragen. Over levensbeschouwing, godsdienst en geloof 1.1 De betekenis van levensbeschouwing in het leven van een mens - Levensbeschouwelijke vragen en inzichten herkennen en er zelf voorbeelden van kunnen geven. De relevantie van de levensbeschouwelijke overtuiging t.o.v. belangrijke levenskeuzes toelichten en illustreren. - Aan de hand van voorbeelden de betekenis van levensbeschouwingen en levensbeschouwelijke tradities verhelderen. - Het belang toelichten van de diepmenselijke ervaringen van verwondering en verbijstering voor de levensbeschouwelijke ontwikkeling. - Zich bewust worden van de eigen levensbeschouwelijke positie en geschiedenis. - Respect opbrengen voor de levensbeschouwelijke overtuiging van anderen. - Bereid zijn een gesprek aan te gaan met anderen rond levensbeschouwelijke vragen en inzichten. 1.2 De huidige maatschappelijk-culturele context: krachtlijnen in de wijze waarop mensen van vandaag levensbeschouwelijke vragen stellen en beantwoorden. - Een genuanceerde uitleg geven bij de crisis van de traditionele christelijke (katholieke) levensbeschouwing. - Aan de hand van de begrippen „secularisering‟, „pluralisering‟ en „individualisering‟ de verschuivingen op levensbeschouwelijke vlak binnen onze cultuur bespreken. - In concrete levensbeschouwelijke standpunten de genoemde veranderingsprocessen herkennen. - Dekaloog I van K. Kieslowski interpreteren als filmische verbeelding van het seculariseringsproces en de daarbij horende crisis van het godsgeloof. 2. Geloven in verhalen 2.1 Mensen zijn verhalen - Het belang inzien van het verhaal voor de menselijke identiteitsvorming. - Uitleg geven bij enkele centrale noties uit de narratieve theorie van P. Ricoeur: narratieve identiteit, intrige, creatieve verbeelding, drievoudige mimesis. - Vier verschillende tijdsopvattingen (cyclisch, Grieks, joods, spiraal) toelichten en herkennen in verhalen. - Het verband verduidelijken tussen narratieve identiteit en levensbeschouwelijke identiteit. 2.2 God is een verhaal - Het belang toelichten van het verhaal voor het ter sprake brengen van God in de joods-christelijke traditie - De mogelijke waarde aantonen van bijbelse verhalen voor de betekenis krijgen van „God‟ in de hedendaagse menselijke ervaring. - Bereid zijn de eigen levensbeschouwelijke overtuiging te toetsen aan enkele bijbelse sleutelverhalen. I N H O U D In het opleidingsonderdeel religie,zingeving en levensbeschouwing willen we ons vertrouwd maken met de levensbeschouwelijke invalshoek en ons bewust worden van de betekenis en het belang van de persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging. De wijze waarop je aankijkt tegen wat het leven waardevol en zinvol maakt, heeft een invloed op héél de manier waarop je het beroep van leerkracht invult. De dagdagelijkse omgang met kinderen is niet waardevrij en vraagt een voortdurende verheldering van de eigen levensbeschouwelijke positie. Bovendien zal je als leerkracht ook verantwoordelijk zijn voor het onderdeel levensbeschouwelijke opvoeding in de klas. In katholieke scholen gebeurt dit in uitdrukkelijke dialoog met de christelijke levensbeschouwing. De concrete uitwerking daarvan valt onder het opleidingsonderdeel godsdienstdidactiek. Het opleidingsonderdeel religie,zingeving en levensbeschouwing heeft op dit vlak een meer algemeen voorbereidend karakter. Zo gaat heel wat aandacht uit naar de vraag hoe de christelijke levensbeschouwing kan bijdragen tot de vorming van de levensbeschouwelijke identiteit van mensen van vandaag.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
153
In een eerste gedeelte stellen we de vraag naar de betekenis van levensbeschouwing in het leven van de mens en staan we stil bij enkele factoren die aan de basis liggen van de vorming van een persoonlijke levensbeschouwelijke overtuiging. Ook hebben we aandacht voor de invloed van de huidige maatschappelijke en culturele context op de wijze waarop mensen van nu levensbeschouwelijke vragen stellen en zoeken te beantwoorden. In een tweede deel buigen we ons over de betekenis van het verhaal, dat niet alleen een drager is van levensbeschouwelijke vragen en inzichten, maar ook een constitutieve betekenis heeft voor de vorming van een levensbeschouwelijke identiteit. Vervolgens ontdekken we de cruciale rol van verhalen in de joods-christelijke traditie en onderzoeken we aan de hand van enkele „sleutelverhalen‟ op welke wijze „God‟ er ter sprake wordt gebracht. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Vriese, J. (2010). Religie, zingeving en levensbeschouwing (niet gepubliceerde syllabus). Brugge: KHBO. losbladig lesmateriaal
Soort bron Syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
Toledo Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele onderdeel onderdeel evaluatie-methode verdeling methode verdeling 100%
Mondeling examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
154
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.28
Schakelmodule didactische vorming
Code
BLA -9743.S2-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen
4 sessies 3 uur contactonderwijs
Titularis
Bert Van Helleputte
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.28.1
schakelmodule muzische vorming
Code
BLA-9742.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies 3 uur contactonderwijs
Titularis
Bert Van Helleputte
Docent(en)
Bert Van Helleputte (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.3. 1.5. 2 2.3. 3 3.1. 4 4.1. 5 5.3. 10 10.1 A2 A3
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leraar kan leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leraar als opvoeder De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden waaronder de eindtermen en kan recente ontwikkelingen bijhouden uit het leergebied muzische vorming. De leraar als organisator De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. De leraar als cultuurparticipant De leraar kan actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen in het cultureel-esthetische domein. Relationele gerichtheid kritische ingesteldheid
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
155
A4 A5 A6 A7 A8
leergierigheid organisatievermogen zin voor samenwerking verantwoordelijkheidszin flexibiliteit creatieve ingesteldheid.
D O E L E N / I N H O U D De schakelmodule muzische vorming behandelt de didactiek van het muzisch werken in het lager onderwijs. Naast de algemene visie op muzisch werken komen de verschillende domeinen aan bod. Het hoofddoel is om bruikbaar materiaal te verzamelen zodat je onderbouwd muzisch kan werken. Zowel de domeinen zelf als diverse vormen van geïntegreerd muzisch werken komen aan bod. Je leert aan de hand van een stappenplan muzische activiteiten opbouwen en bouwt een eigen visie op rond muzische vorming in het lager onderwijs. O N D E R W I J S V O R M -
Werkcollege Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Losbladig lesmateriaal VVKBaO. (1999). Leerplan muzische opvoeding, algemeen deel. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (1999). Deelleerplan dramatisch spel. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (1999). Deelleerplan bewegingsexpressie. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (1999). Deelleerplan muzikale opvoeding. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (1999). Deelleerplan muzisch taalgebruik. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (1999). Deelleerplan beeldende opvoeding. Brussel: VVKBaO
Soort bron Toledo
Aanbevolen /
Soort bron /
156
Acco X X X X X X
Acco /
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % 0% procentuele procentuele Evaluatieonderdeel evaluatie-methode onderdeel verdeling verdeling methode individuele opdracht voorstelling met mondelinge 100 % taken presentatie op examen tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
Procentuele verdeling
Evaluatiemethode
100 %
herwerking individuele opdracht met mondelinge presentatie op examen
B E P A L I N G E N
De evaluatie bestaat uit drie taken die op het mondeling examen voorgesteld worden.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
157
5.28.2
Schakelmodule didactiek
Code
BLA-9744.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Bert Van Helleputte
Docent
Trees Van Hollebeke (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1.2 Bij het bepalen van de beginsituatie rekening houden met de totale persoonlijkheidsontwikkeling van de leerling. 1.2.1 doelstellingen kiezen op basis van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan, het schoolwerkplan en het pedagogisch project; 1.2.3 Met het oog op het kiezen en formuleren van doelstellingen, leerlijnen in leerboeken en het leerplan in kwestie herkennen 1.2.7 Voor leerlingen met specifieke behoeften, in overleg met collega's, in het kader van de handelingsplanning, doelen selecteren die aansluiten bij de vastgestelde beginsituatie. 1.5.1 Aangepaste werkvormen kiezen en ze afstemmen op de doelstellingen; 1.5.2 Gepaste groeperingsvormen kiezen; 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.8.1 Individueel en in overleg doelstellingvalide vragen, taken en opdrachten in diverse vormen kiezen en opstellen. D O E L E N -
zelf 4 lessen opbouwen volgens het activerende directe instructiemodel (ADI-model) de fasen van het lesmodel koppelen aan de componenten van het didactisch model van De Corte aantonen wat het belang is van een goede inschatting van de beginsituatie van individu en klasgroep voor het verloop van de les doelstellingen kiezen op basis van handleidingen en leerplannen, waarin de eindtermen vervat zitten doelstellingen voor lessen concreet en operationeel formuleren op een passende wijze de volgende werkvormen gebruiken: voorlezen, vertellen, uitleg geven, demonstratie, onderwijsleergesprek, klasgesprek, kringgesprek, opdrachten geven, rollenspel het gebruik van bovengenoemde werkvormen passend verantwoorden een werkvorm kiezen, rekening houdend met het beoogde lesdoel
I N H O U D De opleiding Bachelor Lager Onderwijs is een praktijkgerichte opleiding. Stage vormt dan ook een belangrijk opleidingsonderdeel. Tijdens de stage krijg je zicht op uit hoe onderwijs vandaag werkt. Dit ga je toetsen aan je eigen ervaringen en je eigen onderwijsideeën. Vrij snel zal duidelijk worden dat lessen maken niet zo eenvoudig is. Les geven is veel complexer dan gedacht. Daarom reiken we je een wetenschappelijk 158
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
kader aan om met een realistische onderwijsbril naar lesgeven en klashouden te kijken. Daaraan kan je een model koppelen om lessen voor te bereiden. Je richt je aandacht op basisvaardigheden voor de leraar: voorlezen, vertellen, klasgesprek houden, vragen stellen, demonstreren, uitleg geven, opdrachten geven… O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprekken Individuele opdrachten
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Bamelis, S., Dufour, L. Didactiek 1. 2009. Leuven: Acco
Soort bron boek
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
Opdracht
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatie-methode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
Opdracht
B E P A L I N G E N
De opdracht betstaat uit het uitschrijven van 4 lesvoorbereidingen volgens het adimodel. Lesonderwerp vrij te bepalen. Je dient dit in in samenspraak met de docent.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
159
5.29
Schakelmodule: stage lager onderwijs 1
Code
BLA-9780.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Titularis
Isolde Van Den Driessche (1LA99)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Voor stage is er een strenge volgtijdelijkheid. Stage: lager onderwijs 2 kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Stage: lager onderwijs 1 werd verworven. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S De concrete doelen voor de stage worden gekoppeld aan de basiscompetenties van de leraar. Van deze studenten verwachten wij dat zij op het einde van het jaar voor de verschillende competenties niveau 1 halen zoals uitgeschreven in de Stageleerlijn BALO (zie bijlage praktijkgids schakelmodule Stage lager onderwijs 1). D O E L E N Observatiestage Deze stage heeft twee luiken: Enerzijds moet de student heel wat observeren in de stageklassen, om zicht te krijgen op het reilen en zeilen van die klassen. De studenten zijn in staat een didactische activiteit van beperkte duur, een les of een specifieke klassituatie gericht en precies te observeren om van daaruit gegevens aan te brengen voor een kritische groepsbespreking onder leiding van de docent. Ze kunnen een kwaliteitsvol verslag maken van een geobserveerde activiteit of les en van de groepsbespreking. Ze schrijven hierbij adequaat Nederlands. Participerende stage De student voert taken uit in de lagere school samen met de stagementor. De studenten kunnen bepaalde specifieke activiteiten (geen lessen) alleen of samen met de stagementor uitvoeren. Doestage De student zelf leidt de activiteit. Dit kan evolueren van “werken met een groep” en “geven van een lesmoment” naar respectievelijk “werken met een klas” en “geven van een volledige les/activiteit”. I N H O U D De opzet van de didactische stage in het eerste jaar van de opleiding situeert zich op verschillende vlakken.
160
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Voor de aspirant-leraar is het enerzijds belangrijk zo vlug mogelijk het eigen werkveld (de school, klas, doelgroep: leerlingen) te verkennen. Anderzijds wil de aspirant-leraar ook ervaren of zijn beroepsverwachtingen beantwoorden aan de realiteit en aan de eigen beroepsmogelijkheden. Daarom krijgt hij vlug de kans om met een klas om te gaan, om een inhoud uit te werken voor de eigen doelgroep, om verworven pedagogisch-didactische inzichten toe te passen. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
procentuele verdeling
100 % evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
stage
100 %
Permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
De eindbeoordeling wordt in samenspraak met alle docenten gemaakt op basis van de volgende elementen: 1) stagemap In de stagemap worden volgende zaken verwacht: - de observaties; - de praktijkopdrachten; - de lesvoorbereidingen van alle zelf gegeven activiteiten; - de uitgeschreven activiteiten (naar analogie van de gegeven activiteiten); - de reflectie op het geheel van de stage na het bezoek van de docent. 2) de evaluatieformulieren Zowel de evaluatieformulieren van de klasmentor als het evaluatieformulier van de bezoekende docent komen in het stagedossier van de student terecht. De criteria die hierbij gehanteerd worden, zijn terug te vinden in de stageleerlijn. Op het einde van dit stageprogramma verwachten we dat studenten functioneren op niveau 1 van de stageleerlijn op volgende vlakken: beroepshouding, taal, de leraar als Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
161
opvoeder (3.1, 3.2 en 3.3), de leraar als organisator (6.1 en 6.4) en de leraar als vernieuwer (7.3). Het behalen van deze competenties bepaalt het slagen voor stage. Een gedetailleerde beschrijving van het stagereglement en de vereisten van elk onderdeel van schakelmodule Stage lager onderwijs 1 is opgenomen in de Praktijkgids.
162
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.30
Schakelmodule: stage lager onderwijs 2
Code
BLA-9781.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1 voor traject A - 2 voor traject B
Semester
1+2
Studiepunten
11
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd: Schakelmodule: stage: lager onderwijs 2 kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Schakelmodule: stage: lager onderwijs 1 werd verworven. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S De competenties die worden nagestreefd in de stage hangen nauw samen met de basiscompetenties van de leraar. In de stageleerlijn (zie praktijkgids) worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt. In Schakelmodule stage: lager onderwijs 1 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 naar niveau 2 (en verder…); vooral voor de competenties beroepshouding, taal en organisator. D O E L E N STAGE DERDE LEERJAAR De nadruk ligt in deze eerste stage vooral op de leraar als opvoeder en als organisator. Observatiestage - De student kan kennis maken met een lesdag in de basisschool; - De student kan kennis maken met het klaslokaal, de schoolorganisatie en het klasgebeuren van de stageklas; - De student kan zicht krijgen op de mogelijkheden, de kwaliteiten, de eigenaardigheden van de leerlingen; - De student kan het lesverloop van bijgewoonde lessen gestructureerd weergeven. Participerende stage - De student kan eenvoudige taken en lessen, alleen of samen met de klasmentor, uitvoeren. Doestage - De student kan een verhaal voorlezen voor een groep leerlingen; - De student kan een verhaal vertellen voor een groep leerlingen; - De student kan een klassengesprek houden naar aanleiding van een verhaal; - De student kan een motorische vaardigheid demonstreren; - De student kan een eenvoudige poëzieles geven; - De student kan een eenvoudige taalles geven op basis van een handleiding; - De student kan meerdere godsdienstlessen geven op basis van de handleiding; - De student kan een spelles geven;
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
163
-
De student kan de lessen wereldoriëntatie en muzische overnemen op basis van een handleiding.
STAGE TWEEDE LEERJAAR In deze stage ligt de nadruk op begeleider van leerprocessen, voornamelijk op het lesontwerp. Verder spelen vooral de basiscompetenties inhoudelijk expert, opvoeder en organisator een cruciale rol. Naast de doelen van de eerste stageperiode komen er wat de lesopdrachten betreft enkele nieuwe doelstellingen bij: - Een lesvoorbereiding maken voor een volledige les - Die lesvoorbereiding volgen bij het geven van de les - Gevarieerde werkvormen gebruiken - Een klas begeleiden STAGE VIERDE LEERJAAR FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen - De student houdt rekening met de beginsituatie van de leerlingen; - De student geeft een korte, degelijke instructie met daarna voldoende oefentijd; - De student geeft efficiënt les via een goed bordgebruik en bordschrift; - De student geeft efficiënt les via een doelgerichte vraagstelling; - De student geeft efficiënt les via een aanschouwelijk werken (functioneel gebruik van media); - De student geeft efficiënt les via inductief werken; - De student kan een variatie aan didactische werkvormen hanteren; - De student neemt verschillen tussen kinderen waar (aanzet!! tot differentiëren, nog geen expliciet didactisch handelen) - De student voorziet maximale leerlingactiviteit via denk- en doe-opdrachten - De student kan een aanzet geven tot het hanteren van het BHV-model FG 2 De leraar als opvoeder - Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen - Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik - Oog hebben voor alle leerlingen FG 3 De leraar als inhoudelijk expert - Hoofd- en bijzaken onderscheiden - Blijk geven van het beheersen van de inhouden - Documenteert zich en bezit achtergrondkennis FG 4 De leraar als organisator - Kan kordaat leiding geven - Een gestructureerd werkklimaat bevorderen - Een soepel en efficiënt dagverloop creëren - Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren - Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator - Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen - Gebruik maken van tussendoortjes - Een “nieuw” wero-thema kunnen uitwerken - Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken FG 7 De leraar als lid van het schoolteam - Vlot samenwerken met de mentor - Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven I N H O U D De nadruk ligt vooral op de leraar als opvoeder en de leraar als organisator, de leraar als begeleider van leerprocessen en de leraar als inhoudelijk expert. Op het einde van dit jaar verwachten we dat studenten het leerproces van kinderen centraal kunnen stellen.
164
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
Stage
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Een gedetailleerde beschrijving van het stagereglement en de vereisten van elk onderdeel van Schakelmodule stage: lager onderwijs 2 is opgenomen in de praktijkgids. De eindevaluatie gebeurt op het einde van het jaar. Het eindresultaat wordt weergegeven door een cijfer op 20. De cijfers worden toegekend op de (praktijk-)deliberatie en staan vermeld op het rapport, samen met de cijfers van de andere opleidingsonderdelen. De evaluatie gebeurt op basis van allerlei documenten m.b.t. de stage van de studenten: zelfreflectie, stagemap, verslagen van docenten, van stagementoren, eventueel van directies van stagescholen… Criteria bij het vaststellen van de eindbeoordeling Bij de het vaststellen van het eindresultaat worden volgende competenties in acht genomen: Beroepshouding: Niveau 2 beheersen Taal: Niveau 2 beheersen Leraar als opvoeder: Niveau 1 beheersen en waar kan niveau 2 behalen Leraar als organisator: Niveau 2 beheersen Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
165
Begeleider van leerprocessen: Niveau 1 beheersen De leraar als inhoudelijk expert: Niveau 1 beheersen De leraar als innovator (reflectie): Niveau 1 beheersen De leraar als partner van ouders, externen en lid van het schoolteam: Niveau 1 beheersen Het globale resultaat is geen optelsom van de verschillende stages. De vordering en de groei op de verschillende rubrieken wegen sterk door. Het is dan ook het geheel van kwaliteiten, aandachtspunten en tekorten die het resultaat bepalen.
166
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.31
Schakelmodule: stage lager onderwijs 3
Code
BLA-9782.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Studiepunten
13
Contacturen
4 sessies
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd met Schakelmodule stage lager onderwijs 2. Schakelmodule stage lager onderwijs 3 kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Schakelmodule stage lager onderwijs 2 werd verworven. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S De competenties die worden nagestreefd in de stage hangen nauw samen met de basiscompetenties van de leraar. In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids). In Schakelmodule stage: lager onderwijs 3 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. In de stage derde graad verwachten we dat de student oog krijgt voor de verschillen tussen leerlingen, en het leerproces. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen Het DI-model / BHV –model correct kunnen toepassen Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken Duidelijke doelen kunnen formuleren Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren Een contractwerk in functie van omgaan met verschillen kunnen maken Functioneel gebruik kunnen maken van media Media kunnen aanpassen Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen Opeenvolgende lessen kunnen geven Oog krijgen voor leren leren Voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie Gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen Een adequate leeromgeving creëren FG 2 De leraar als opvoeder Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik Oog hebben voor alle leerlingen 2.1 Een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
167
2.2 Inspraak van kinderen stimuleren (2.2) 2.3 Adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3) FG 3 De leraar als inhoudelijk expert Hoofd- en bijzaken onderscheiden Blijk geven van het beheersen van de inhouden FG 4 De leraar als organisator Een gestructureerd werkklimaat bevorderen Vlot lesovergangen kunnen maken Een contractwerk of hoekenwerk kunnen organiseren Een soepel en efficiënt dagverloop creëren Inspanning en ontspanning gepast kunnen afwisselen d.m.v. tussendoortjes Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren 4.2/4.3Een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen 4.3 Uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht 4.2 Het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2) 4.1 Afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1) FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen Een wero-thema en muzisch thema op niveau 5de leerjaar kunnen uitwerken Een hoekenwerk of contractwerk (gericht op differentiatie) kunnen organiseren Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken FG 7 De leraar als lid van het schoolteam Vlot samenwerken met de mentor Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven D O E L E N -
voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie (1.4) (1.7) gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5) een adequate leeromgeving creëren (1.7) een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1) inspraak van kinderen stimuleren (2.2) adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3) een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3) uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3) het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2) afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1) een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4) uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen
I N H O U D We kiezen bewust voor een langere stage van 4 weken. De langere stageperiode biedt de student meer kansen om het leerproces van kinderen op te volgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Als de student langer met een groep kinderen werkt, leert hij ze beter kennen en kan hij ook meer aandacht besteden aan werkhouding, aan het sociaal-emotionele en aan waardenopvoeding Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf 168
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids
Soort bron Toledo
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Stage
100 %
permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Geen tweede examenkans.
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Een gedetailleerde beschrijving van het stagereglement en de vereisten van elk onderdeel van Schakelmodule stage lager onderwijs 3 is opgenomen in de praktijkgids. Tijdens de stage krijgt iedere student minstens twee stagebezoeken, telkens door een andere docent van de opleiding. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek - het evaluatieformulier van de mentor - de bijgewoonde les(sen) - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In de tweede examenperiode wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het eindcijfer komt op het rapport
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
169
5.32
Schakelmodule: stage lager onderwijs 3 – semester 2
Code
BLA-9782.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Studiepunten
13
Contacturen
4 sessies
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Voor studenten die voor de Schakelmodule stage lager onderwijs 2 een creditbewijs hebben behaald en omwille van hun traject de Schakelmodules stage: lager onderwijs 3 en 4 in één academiejaar willen en kunnen volgen, gelden deze regels: 1. Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 wordt gevolgd in het eerste semester. 2. Als voor Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 in de eerste examenperiode een creditbewijs werd behaald, mag in het tweede semester Schakelmodule stage: lager onderwijs 3 worden gevolgd.
Tolerantie
Er is een aanbevolen volgtijdelijkheid. Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 zou gelijktijdig met module brede zorg worden gevolgd en kan gelijktijdig met Schakelmodule stage: lager onderwijs 3 worden gevolgd. Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S De competenties die worden nagestreefd in de stage hangen nauw samen met de basiscompetenties van de leraar. In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids). In Stage: lager onderwijs 3 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. In de stage derde graad verwachten we dat de student oog krijgt voor de verschillen tussen leerlingen, en het leerproces. FG 1 De leraar als begeleider van leerprocessen Het DI-model / BHV –model correct kunnen toepassen Een gestructureerde en overzichtelijke instructie kunnen geven Een functioneel en duidelijk bordplan kunnen maken Duidelijke doelen kunnen formuleren Doelen in de les kunnen aangeven en nastreven Een variatie aan didactische werkvormen kunnen hanteren Een contractwerk in functie van omgaan met verschillen kunnen maken Functioneel gebruik kunnen maken van media Media kunnen aanpassen Inhouden kunnen afstemmen op de beginsituatie en de leefwereld van de kinderen Opeenvolgende lessen kunnen geven 170
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
Oog krijgen voor leren leren Voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie Gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen Een adequate leeromgeving creëren FG 2 De leraar als opvoeder Leerlingen kunnen stimuleren door hen positief te benaderen Leerlingen kunnen boeien door lichaamstaal, gepaste intonatie en stemgebruik Oog hebben voor alle leerlingen 2.1 Een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan 2.2 Inspraak van kinderen stimuleren (2.2) 2.3 Adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3) FG 3 De leraar als inhoudelijk expert Hoofd- en bijzaken onderscheiden Blijk geven van het beheersen van de inhouden FG 4 De leraar als organisator Een gestructureerd werkklimaat bevorderen Vlot lesovergangen kunnen maken Een contractwerk of hoekenwerk kunnen organiseren Een soepel en efficiënt dagverloop creëren Inspanning en ontspanning gepast kunnen afwisselen d.m.v. tussendoortjes Een stimulerende en werkbare klasruimte creëren 4.2/4.3Een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen 4.3 Uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht 4.2 Het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2) 4.1 Afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1) FG 5 De leraar als onderzoeker en innovator Naast gespreksvormen ook andere werkvormen durven uitproberen Een wero-thema en muzisch thema op niveau 5de leerjaar kunnen uitwerken Een hoekenwerk of contractwerk (gericht op differentiatie) kunnen organiseren Het eigen functioneren kunnen bevragen en bespreekbaar maken FG 7 De leraar als lid van het schoolteam Vlot samenwerken met de mentor Binnen het team een taakverdeling kunnen overleggen en naleven D O E L E N -
voor alle vakken gestructureerde lessenreeksen opbouwen, met oog voor vakkenintegratie (1.4) (1.7) gedifferentieerd lesgeven met aandacht voor individuele verschillen (1.5) een adequate leeromgeving creëren (1.7) een positief leefklimaat creëren waarin ieder kind zich thuis voelt en waarin kinderen waarderend met elkaar omgaan (2.1) inspraak van kinderen stimuleren (2.2) adequaat omgaan met kinderen met problemen (2.3) een hanteerbare, heldere en gestructureerde lesvoorbereiding opstellen (4.2) (4.3) uitvoeren van de in de school gangbare administratieve taken van de leerkracht (4.3) het eigen werk op korte en langere termijn plannen (4.2) afspraken maken met kinderen en die consequent naleven (4.1) een stimulerende en werkbare klasruimte inrichten (4.4) uitproberen van vernieuwingsideeën, vanuit een persoonlijke onderwijsvisie over het eigen functioneren reflecteren en bijsturen
I N H O U D We kiezen bewust voor een langere stage van 4 weken. De langere stageperiode biedt de student meer kansen om het leerproces van kinderen op te volgen. De toekomstige leraar kan beter ervaren wat elk kind nu eigenlijk geleerd heeft en zijn onderwijs hierop Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
171
afstemmen m.a.w. meer diagnosticerend onderwijzen. Als de student langer met een groep kinderen werkt, leert hij ze beter kennen en kan hij ook meer aandacht besteden aan werkhouding, aan het sociaal-emotionele en aan waardenopvoeding Door in toenemende mate zelfstandig voor de klas te staan komt de student in een authentieke situatie. Er is geen toeschouwer, die op de vingers kijkt, wat door veel studenten als bevrijdend wordt ervaren. Er is ook niemand die kan bijspringen om je uit de nood te helpen wanneer iets misloopt. Op dit moment wordt de student geconfronteerd met de vrijheid en ook met de problemen, waar een pas beginnende leerkracht tegenaan loopt. Hij moet hier zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf oplossingen zoeken. Meer zelfstandigheid betekent ook meer indirecte begeleiding door de mentor meer zelfsturing door de student. O N D E R W I J S V O R M -
Stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids
Soort bron Toledo
Acco /
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Stage
100 %
permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
B E P A L I N G E N
Een gedetailleerde beschrijving van het stagereglement en de vereisten van elk onderdeel van Schakelmodule stage lager onderwijs 3 is opgenomen in de praktijkgids. Tijdens de stage krijgt iedere student minstens twee stagebezoeken, telkens door een andere docent van de opleiding. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van - de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek - het evaluatieformulier van de mentor 172
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
- de bijgewoonde les(sen) - de stagemap met de lesvoorbereidingen en vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. In de tweede examenperiode wordt in overleg tussen alle lectoren, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages en een eindbeoordeling gegeven. Bij de beoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het eindcijfer komt op het rapport
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
173
5.33
Schakelmodule: stage lager onderwijs 4
Code
BLA-9783.E0-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
4
Semester
1+2
Studiepunten
11
Contacturen
4 weken + portfolio
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent(en) Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid vastgelegd met Schakelmodule stage lager onderwijs 3. Schakelmodule stage lager onderwijs 4 kan slechts worden gevolgd als het creditbewijs van Schakelmodule stage lager onderwijs 3 werd verworven. Er is een aanbevolen volgtijdelijkheid. Schakelmodule stage lager onderwijs 4 zou gelijktijdig met module brede zorg worden gevolgd en kan gelijktijdig met Schakelmodule stage lager onderwijs 3 worden gevolgd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S De competenties die worden nagestreefd in de stage hangen nauw samen met de basiscompetenties van de leraar. 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. 2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 174
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega's of externen. 6.3 De leerkracht kan in overleg met het team, de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders. De ondersteunende kennis omvat kennis van de diversiteit van sociale en culturele realiteiten van ouders of verzorgers en communicatietechnieken. 6.4 De leerkracht kan met ouders of verzorgers dialogeren over opvoeding en onderwijs. De ondersteunende kennis omvat referentiekaders om onderwijskundige thema's en ontwikkelingen te duiden. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 8 De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 9 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Attitudes A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
175
A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A5 Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. A6 Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A7 Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures D O E L E N In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids). In Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. 1. Stage eerste leerjaar Opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2) (1.4). Opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4). De beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1). Preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5). Hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7). Stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1). 2. Stage buitengewoon onderwijs De typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6). De eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2). Eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2). Eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9). De kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2). Vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2). In contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5). Leeractiviteiten organiseren op basis van het aangereikt handelingsplan (1.2) Bereidheid om te zoeken naar het ontwikkelen van een zone van naaste ontwikkeling in het leerklimaat vanuit didactische inzichten (1) (3.3) 3. Portfolio schoolopdrachten De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2) Zicht hebben op het algemeen beleid van de school en op het zorgbeleid (7.1). Kennis hebben van het schoolwerkplan en het pedagogisch project van de school en dit confronteren met de praktijk (7.1) (A3). Participeren aan het pedagogisch gebeuren van de school (7.2). Kennis hebben van de praktijk van de besteding van het lestijdenpakket (7.1). Het eigen vormingsaanbod situeren binnen het geheel van het onderwijsaanbod: werken met leerlijnen en jaarplannen (3.3). Zicht hebben op de overgang kleuterschool – lagere school en lagere school – secundair onderwijs (3.3). Kennis hebben van het schoolreglement (4.1). 176
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
Kennis hebben van de manier waarop de vorderingen van de kinderen worden bijgehouden (1.9) (4.3). Zicht hebben op de onderwijs- en schooltaken van de leraar (7.4). Het initiatief nemen om andere teamleden advies te vragen over het eigen functioneren (5.3) (A3). In overleg met het team ouders informeren over en betrekken bij initiatieven (6.3). In overleg met het team ouders informatie verstrekken over leervorderingen en gedrag van de kinderen (6.2). Initiatief nemen om met ouders in dialoog treden over opvoeding en onderwijs (6.4). Zicht hebben op de externe instanties waarmee de school samenwerkt (8.1). Contact nemen en samenwerken met een externe instantie (8.1). Een eigen onderzoeksvraag uitdiepen of vernieuwingsidee uittesten (5.1) (A4) (A8).
I N H O U D Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 behelst volgende elementen: 1. stage eerste leerjaar (2 weken) De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag.Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. 2. stage buitengewoon onderwijs (2 weken) Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. 3. Portfolio schoolopdrachten De taak van de leraar is breder dan het werken binnen de klas. Reeds in de opleiding willen we de student laten kennismaken met de bredere werking van de school, b.v. het beleid van de school, het pedagogisch project, het zorgbeleid, de taak van de verschillende personeelsleden, de overleg- en participatiestructuren … Ook de school werkt niet geïsoleerd maar in communicatie met ouders en in samenwerking met andere scholen en externe instanties. Om hiermee kennis te maken krijgen de studenten een aantal onderzoeksopdrachten op schoolniveau. Ze werken ook een eigen onderzoek uit vanuit een eigen onderzoeksvraag. O N D E R W I J S V O R M -
stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids
Soort bron Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
177
Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
of 100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
permanente evaluatie
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Geen tweede examenkans
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Opmerking : Voor studenten in het traject A is dit een semestervak. Dit eindigt in januari. Voor de studenten in het traject B is dit een jaarvak. Dit kan dan over het hele academiejaar gespreid worden. Tijdens de stages 1e leerjaar en Buitengewoon Onderwijs krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; het evaluatieformulier van de mentor; de bijgewoonde les(sen); de stagemap met de lesvoorbereidingen De bezoekende docent vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. Voor de evaluatie van de opdrachten op schoolniveau is er een mondelinge toelichting met een docent. Hier wordt de presentatie van de portfolio gegeven. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met: - de volledigheid (via een steekproef); - de mate waarin blijk is gegeven van eigen initiatief; - de persoonlijke verwerking en de kritische zin. Op de deliberatie wordt in overleg tussen alle docenten, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages. De voorstelling van de portfolio wordt hierbij in rekening gebracht. Daarna wordt er een eindbeoordeling gegeven. Bij deze eindbeoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (stagerapport)
178
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.34
Schakelmodule: stage lager onderwijs 4 – semester 1
Code
BLA-9783.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
4
Semester
1+2
Studiepunten
11
Contacturen
4 weken + portfolio
Titularis
Isolde Van Den Driessche
Docent(en) Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid
Er is voor dit opleidingsonderdeel een strenge volgtijdelijkheid. Voor studenten die voor de Schakelmodule stage lager onderwijs 2 een creditbewijs hebben behaald en omwille van hun traject de Schakelmodules stage: lager onderwijs 3 en 4 in één academiejaar willen en kunnen volgen, gelden deze regels: 3. Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 wordt gevolgd in het eerste semester. 4. Als voor Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 in de eerste examenperiode een creditbewijs werd behaald, mag in het tweede semester Schakelmodule stage: lager onderwijs 3 worden gevolgd. Er is een aanbevolen volgtijdelijkheid. Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 zou gelijktijdig met module brede zorg worden gevolgd en kan gelijktijdig met Schakelmodule stage: lager onderwijs 3 worden gevolgd.
Tolerantie
Dit opleidingsonderdeel is niet tolereerbaar.
Examencontract
Niet mogelijk
C O M P E T E N T I E S De competenties die worden nagestreefd in de stage hangen nauw samen met de basiscompetenties van de leraar. 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de groep achterhalen. 1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 1.9 De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
179
2 De leraar als opvoeder 2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in de groep en op school. 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkheden. 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 4 De leraar als organisator 4.1 De leerkracht kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen. 4.2 De leerkracht kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning. 4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. 6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega's of externen. 6.3 De leerkracht kan in overleg met het team, de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders. De ondersteunende kennis omvat kennis van de diversiteit van sociale en culturele realiteiten van ouders of verzorgers en communicatietechnieken. 6.4 De leerkracht kan met ouders of verzorgers dialogeren over opvoeding en onderwijs. De ondersteunende kennis omvat referentiekaders om onderwijskundige thema's en ontwikkelingen te duiden. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam. 7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven. De ondersteunende kennis omvat kennis van de functies en taken binnen een school. 7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 8 De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 9 De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema's. De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren, de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. Attitudes 180
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A5 Organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden. A6 Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A7 Verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures D O E L E N In de stageleerlijn worden de doelen voor de stage verder uitgewerkt (zie praktijkgids). In Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 wordt er verwacht dat je doorgroeit vanaf niveau 1 en 2 naar niveau 2 en 3. 4. Stage eerste leerjaar Opbouwen van een logische en gestructureerde lessenreeks aanvankelijk lezen en rekenen (1.2) (1.4). Opbouwen van een lessenreeks wereldoriëntatie (1.4). De beginsituatie van de individuele kinderen achterhalen (1.1). Preventieve zorgverbreding realiseren door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie taal en rekenen (1.2) (1.3) (1.4) (1.5). Hoekenwerk en/of contractwerk realiseren in functie van brede zorg (1.6) (1.7). Stimuleren van taakgericht gedrag (2.1) (4.1). 5. Stage buitengewoon onderwijs De typische mogelijkheden en de eigen aanpak van het BuO leren kennen, wat betreft organisatie en pedagogische en didactische aanpak ( 1.9) (2.5) (2.6). De eigenheid van de kinderen binnen een bepaald type leren kennen en respect opbrengen voor hun anders zijn (2.2) (2.3) (6.1) (A2). Eigen gevoeligheden ontdekken i.v.m. het werken met kinderen met specifieke hulpvragen (2.3) (A2). Eigen vooroordelen t.a.v. een verwijzing naar het BuO afbouwen en bereid zijn om met het BuO samen te werken (1.9). De kindgerichte en individuele benaderingswijze van BuO-leerkrachten leren kennen en leren gebruiken (1.2) (2.2). Vaardigheden ontwikkelen in het afstemmen van het eigen pedagogisch en didactisch handelen op de individuele opvoedingsvraag van ieder kind (1.5) (A2). In contact komen met specifieke methodieken die ook interessant zijn voor het gewoon onderwijs (1.4) (1.5). Leeractiviteiten organiseren op basis van het aangereikt handelingsplan (1.2) Bereidheid om te zoeken naar het ontwikkelen van een zone van naaste ontwikkeling in het leerklimaat vanuit didactische inzichten (1) (3.3) 6. Portfolio schoolopdrachten De structuur van de zorg op schoolniveau in kaart brengen (7.2) Zicht hebben op het algemeen beleid van de school en op het zorgbeleid (7.1). Kennis hebben van het schoolwerkplan en het pedagogisch project van de school en dit confronteren met de praktijk (7.1) (A3). Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
181
-
Participeren aan het pedagogisch gebeuren van de school (7.2). Kennis hebben van de praktijk van de besteding van het lestijdenpakket (7.1). Het eigen vormingsaanbod situeren binnen het geheel van het onderwijsaanbod: werken met leerlijnen en jaarplannen (3.3). Zicht hebben op de overgang kleuterschool – lagere school en lagere school – secundair onderwijs (3.3). Kennis hebben van het schoolreglement (4.1). Kennis hebben van de manier waarop de vorderingen van de kinderen worden bijgehouden (1.9) (4.3). Zicht hebben op de onderwijs- en schooltaken van de leraar (7.4). Het initiatief nemen om andere teamleden advies te vragen over het eigen functioneren (5.3) (A3). In overleg met het team ouders informeren over en betrekken bij initiatieven (6.3). In overleg met het team ouders informatie verstrekken over leervorderingen en gedrag van de kinderen (6.2). Initiatief nemen om met ouders in dialoog treden over opvoeding en onderwijs (6.4). Zicht hebben op de externe instanties waarmee de school samenwerkt (8.1). Contact nemen en samenwerken met een externe instantie (8.1). Een eigen onderzoeksvraag uitdiepen of vernieuwingsidee uittesten (5.1) (A4) (A8).
-
I N H O U D Schakelmodule stage: lager onderwijs 4 behelst volgende elementen: 4. stage eerste leerjaar (2 weken) De nadruk ligt hier op het opbouwen van lessenreeksen en het realiseren van (preventieve) zorgverbreding door in te spelen op de verschillen in de beginsituatie. Als antwoord op de specifieke noden van kinderen in het eerste leerjaar, willen we ook aandacht besteden aan het stimuleren van taakgericht gedrag.Naast realiseren van brede zorg op klasniveau, is er ook een eerste verkenning van de zorgstructuur van de school. 5. stage buitengewoon onderwijs (2 weken) Tijdens de stage in het BuO krijgen de studenten de kans om kennis te maken met de manier waarop het BuO de zorgbreedte van het onderwijs realiseert, nl. een specifiek antwoord geeft op specifieke hulpvragen van kinderen. Hiermee willen we de studenten niet alleen voorbereiden op een eventuele keuze voor lesgeven in het BuO, maar ook op een samenwerking met het BuO in het kader van Gon en op hun taak binnen de zorgverbreding in het gewoon onderwijs. 6. Portfolio schoolopdrachten De taak van de leraar is breder dan het werken binnen de klas. Reeds in de opleiding willen we de student laten kennismaken met de bredere werking van de school, b.v. het beleid van de school, het pedagogisch project, het zorgbeleid, de taak van de verschillende personeelsleden, de overleg- en participatiestructuren … Ook de school werkt niet geïsoleerd maar in communicatie met ouders en in samenwerking met andere scholen en externe instanties. Om hiermee kennis te maken krijgen de studenten een aantal onderzoeksopdrachten op schoolniveau. Ze werken ook een eigen onderzoek uit vanuit een eigen onderzoeksvraag. O N D E R W I J S V O R M -
stage
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Praktijkgids Aanbevolen 182
Soort bron Toledo
Acco
Soort bron
Acco
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
/
/
/
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
of 100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
permanente evaluatie
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
permanente evaluatie
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Geen tweede examenkans
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
Tijdens de stages 1e leerjaar en Buitengewoon Onderwijs krijgt iedere student minstens één stagebezoek per stage, telkens door een andere docent van de opleiding. De stagebezoeker maakt een evaluatie van de stage op basis van: de gesprekken met de directeur, de mentor en de student tijdens het stagebezoek; het evaluatieformulier van de mentor; de bijgewoonde les(sen); de stagemap met de lesvoorbereidingen De bezoekende docent vult een beoordelingsformulier in dat aan de student wordt bezorgd. Voor de evaluatie van de opdrachten op schoolniveau is er een mondelinge toelichting met een docent. Hier wordt de presentatie van de portfolio gegeven. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met: - de volledigheid (via een steekproef); - de mate waarin blijk is gegeven van eigen initiatief; - de persoonlijke verwerking en de kritische zin. Op de deliberatie wordt in overleg tussen alle docenten, die betrokken zijn bij de stagebegeleiding een stand van zaken opgemaakt van de voorbije stages. De voorstelling van de portfolio wordt hierbij in rekening gebracht. Daarna wordt er een eindbeoordeling gegeven. Bij deze eindbeoordeling wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Het gaat hier om een afweging en geen optelsom. De student krijgt een schriftelijke neerslag van die beoordeling (stagerapport)
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
183
5.35
Wereldoriëntatie 2
Code
BLA-1920.S4-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
9
Titularis
Pieter Boussemaere
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.35.1
Wereldoriëntatie: vakdidactiek en project 2
Code
BLA-1921.O1-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies aan 3 uur contactonderwijs Project: groepsopdracht
Docent
Vakdidactiek: Stéphanie Finet Project: Koen Crul
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: 1.1 De beginsituatie van de kinderen achterhalen. 1.2 Doelstellingen kiezen en formuleren. 1.3 Leerinhouden/leerervaringen selecteren. 1.4 Leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. 1.5 Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. 1.7 Realiseren van een krachtige leeromgeving met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2. De leraar als opvoeder: 2.2 De emancipatie van de kinderen bevorderen. 2.3 Door attitudevorming kinderen op de individuele en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 3. De leraar als inhoudelijk expert: 3.1 Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden integreren. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker:
184
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.1 Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen. 7. De leraar als lid van een schoolteam: 7.2 Binnen het team over een taakverdeling overleggen en die naleven. 10. De leraar als cultuurparticipant: 10.1 Actuele thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen rond verschillende maatschappelijke domeinen. Attitudes: A4 Leergierigheid. A5 Organisatievermogen. A6 Zin voor samenwerking. A8 Creatieve gerichtheid. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: de visie van het leerplan kunnen weergeven; kunnen aantonen hoe binnen het eigen stagethema gewerkt wordt vanuit de verbondenheid met het eigen ik, de ander, de schepping en het mysterie; kunnen aantonen dat het eigen thema aansluit bij de visie op goed onderwijs; een webschema kunnen geven voor het eigen stagethema; kunnen aangeven hoe vanuit verschillende bestaansdimensies wordt gewerkt, met het oog op de globale samenhang; doelen per bestaansdimensie kunnen selecteren voor het eigen thema en het leerjaar; kunnen aangeven hoe binnen de leerlijnen wordt gewerkt; kunnen aantonen dat er subjectiverend en objectiverend wordt gewerkt rond een eigen stagethema; aandacht hebben voor beleefde kennis voor de inhoudelijke uitbouw van een thema; een grote variatie aan onderwijsvormen kunnen kiezen binnen de opbouw van een thema; vanuit de meerwaarde van onderwijsvormen de keuze van didactische onderwijsvormen en media kunnen verantwoorden; ervaringsgerichte en ervaringsverruimende activiteiten kiezen binnen het thema; instap-, verkennings-, verwerkings- en evaluatieactiviteiten zinvol kiezen; de elementen van een krachtige leeromgeving gebruiken voor het uitwerken van een thema. 2. De leraar als opvoeder: het belang van sociale wereldoriëntatie concreet maken in het leerplan wereldoriëntatie.; sociale wereldoriëntatie uitbouwen als basis voor het maken van weloverwogen keuzes; zich bewust zijn van de waardegeladenheid van wereldoriëntatie; werken aan waardeopvoeding binnen wereldoriëntatie. 3. De leraar als inhoudelijk expert: - een thema en project inhoudelijk kunnen uitwerken. 5. De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker: handleidingen en media kritisch benaderen en vernieuwend hanteren; handleidingen kunnen hanteren en kritisch bevragen vanuit een objectiverende én subjectiverende benadering van de werkelijkheid, vanuit de elementen van een krachtige leeromgeving en vanuit het ervaringsgericht én ervaringsverruimend werken. 7. De leraar als lid van een schoolteam: binnen het schoolteam op stage overleggen over de inhoudelijke en methodische uitwerking van een werothema en project. 10. De leraar als cultuurparticipant: actualiteit integreren in de uitbouw van werothema‟s en project. Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
185
Attitudes: A4 Zich veelzijdig interesseren in mogelijke wero-onderwerpen en actief (achtergrond)kennis verdiepen en verbreden. A5 Bij de voorbereiding en uitvoering van een werothema en project opdrachten plannen en coördineren. A6 Bereid zijn om met medestudenten samen een werothema en project uit te werken. Én creatieve gerichtheid. Erop gericht zijn om uit verschillende situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte geven bij de uitwerking van een werothema en project. A8 Erop gericht zijn om uit verschillende situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte geven bij de uitwerking van een werothema en project. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Werkcollege Individuele opdracht Groepsopdracht Projectmatig werk
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Jaegher, A. (2008). Teksten bij vakdidactiek wereldoriëntatie. Brugge: KHBO. Feys, R. (2000). Wereldoriëntatie op nieuwe wegen. Mechelen: Wolters-Plantyn. Vlaams Verbond van het Katholiek Onderwijs. (1998). Leerplan wereldoriëntatie. Brussel: Katholiek Vlaams onderwijs.
Soort bron syllabus
Acco X
boek
X
leerplan
X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode individuele en project 50% groepsopdracht mondeling vakdidactiek 50% examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100%
186
onderdeel
Procentuele verdeling
evaluatiemethode
vakdidactiek
50%
mondeling examen
project
50%
vervangopdracht
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
187
5.35.2
Wereldoriëntatie: mens en ruimte 2
Code
BLA-1922.O2-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Docent
Yvonne Van Eeckhoutte (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen: 1.4 Leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. 1.5 Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. 2. De leraar als opvoeder: 2.3 Door attitudevorming kinderen op de individuele en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 3. De leraar als inhoudelijk expert: 3.1 Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden integreren. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen De Europese Unie uitwerken in een project met verschillende werkvormen een leerwandeling maken van de schoolomgeving 3. De leraar als inhoudelijk expert Specifiek aardrijkskundige leertechnieken en vaardigheden kunnen hanteren, die onmisbaar zijn bij het lesgeven in de basisschool. Zelf een kompas kunnen maken en dit kunnen gebruiken in combinatie met wegenkaarten, topografische kaart en gemeenteplan. Je kunnen oriënteren a.h.v. kompas en uurwerk Kunnen ontleden van topografische kaarten, wegenkaarten, atlaskaarten Een plattegrond kunnen interpreteren en met symbolen bewerken Weerberichten kunnen ontleden Inzicht hebben in de progressieve evolutie over de jaren / graden heen van de inhoud van de begrippen i.v.m. het weer Schaal kunnen berekenen en omzetten van de grafische naar numerieke schaal en omgekeerd. Progressief aanleren van het kaartlezen, dwz het verwerven van inzicht in de overgang van de realiteit naar kaart, via maquette en plattegrond. Inzicht hebben in de progressieve evolutie over de jaren / graden heen van de windrichting in associatie met de beweging van de zon Verband kunnen leggen tussen het weer, verschijnselen uit de natuur en activiteiten van de mens De verschillende klimaattypes in Europa kennen en hun verband zien met de natuurlijke plantengroei. De landen, die lid zijn van de EU kunnen situeren op een blinde kaart Een verscheidenheid binnen de EU afleiden. Voor elk land enkele karakteristieken kunnen opzoeken a.h.v. verschillende soorten bronnenmateriaal 188
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
I N H O U D De wereld waarin we leven is groot en complex. We hebben interesse voor deze wereld en gaan die ontdekken. Voor sommige inhouden , die een opbouw met een bepaalde volgorde vereisen blijft een meer cursorische aanpak aangewezen: oriëntatie, kaartvaardigheid, het weer. Wij zijn Europeanen en toch zo verschillend. In het tweede jaar komen deze inhouden aan bod alsook vaardigheden, die jullie in staat stellen jullie omgeving waar te nemen, te exploreren en te onderzoeken. O N D E R W I J S V O R M -
Doceren Individuele opdracht Onderwijsleergesprek Begeleide zelfstudie Proeven Internet
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht VVKBaO. (1998). Leerplan wereldoriëntatie. Brussel: VVKBaO VVKBaO. (2000). Wereldoriëntatie, een blik op veranderende praktijk. Brussel: VVKBaO Van Eeckhoutte, Y. Syllabus Mens en Ruimte. Brugge: KHBO Schoolatlas. Michelin wegenkaart België-Luxemburg. Internet: specifieke websites.
Soort bron
Aanbevolen /
boek
Acco X X
syllabus boek boek
X X X
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk 100 % examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
189
5.35.3
Wereldoriëntatie: mens en tijd 2
Code
BLA-1923.O3-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies aan 3 uur contactonderwijs + 1 demoles
Docent
Pieter Boussemaere
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren. 1.4 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 1.6 De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. 1.7 De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. 2 De leraar als opvoeder 2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen. 2.3 De leerkracht kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden. 2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. 3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. 10 De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A2 Relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. 190
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen Leerinhouden selecteren en structureren. Vertalen van de leerinhouden in opdrachten. Inzien dat visualisatie binnen geschiedenislessen onontbeerlijk is. Gebruik maken van aangepaste methodiek met annex onderwijsvormen. De ontwikkeling van tijdsbesef bij kinderen kennen en hiermee rekening houden tijdens het opmaken van lessen en opdrachten. 2. De leraar als opvoeder Kunnen relativeren van onze wereld en denkwijze in confrontatie met andere culturen en volkeren. Het inlevingsvermogen en de fantasie van de leerlingen kunnen stimuleren. Kunnen refereren naar het heden en de actualiteit. 3. De leraar als inhoudelijk expert Vaardigheden en kennis. De belangrijkste kenmerken die elke periode typeert van de “Prehistorie tot en met de Middeleeuwen kennen. De nodige achtergrondkennis over de perioden “Prehistorie tot en met Middeleeuwen” bezitten voor de uitbouw van lessen voor de basisschool. 10. De leraar als cultuurparticipant Onze wereld en denkwijze relativeren in confrontatie met andere culturen en volkeren. Attitudes: Interesse hebben voor geschiedenis. Kritisch omgaan met gegevens uit het verleden en passen die kritische zin ook toe op het heden. De verschillen tussen feit en mening kennen. I N H O U D Een belangrijk deel van dit jaar spenderen we aan vakdidactiek mens & tijd. We leren hoe het tijdbesef bij kinderen doorheen de lagere school groeit en hoe je als leerkracht daar moet op inspelen. Voornamelijk de verschillende soorten tijdlijnen (per graad) worden in detail besproken. Daarnaast belichten we ondermeer op basis van het leerplan wero enkele mogelijkheden om de cursorische gedeeltes van mens & tijd aan te pakken in een derde graad. Tijdens de lessen vakinhoud blijft de hoofdbedoeling zoals tijdens het eerste jaar enthousiasme voor geschiedenis te ontwikkelen. Elke les krijg je dan ook opnieuw tientallen beelden en enkele videofragmenten te zien. Actieve onderwijsvormen zoals „drama‟ in lessen mens en tijd komen ook aan bod via “de didactiek wereldoriëntatie” . Bij dit alles koppelen we zoveel mogelijk terug naar de hedendaagse realiteit, een onontbeerlijke vaardigheid voor „geschiedenislessen‟ in de basisschool. Het vormen van een kritische ingesteldheid t.o.v. de werkelijkheid in het verleden, maar ook in het heden behoort uiteraard ook tot een belangrijke vormingscomponent binnen de lessen Mens & Tijd. De kennisopbouw per tijdsperiode wordt vervolledigd. De Nieuwe tijd en Nieuwste tijd worden nu onder de loep genomen (1500–1945). Het is niet de bedoeling dat we beide perioden uitspitten tot op het bot. Per periode kijken we naar de bruikbaarheid van bepaalde “thema‟s”, bepaalde aspecten van elke periode voor de lagere school. In de praktijk worden een zestal thema‟s behandeld (3 per periode), waar telkens één uur aan besteed wordt. De behandelde thema‟s: Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
191
Vakdidactiek
Tijdsbesef bij kinderen en hoe ermee omgaan (4u)
Nieuwe tijd (1500-1800)
De ontdekkingstochten – de cultuur bij de oude indianenvolkeren (= zelfstandig werk) absolute vorsten (Karel V) – onze gewesten onder Karel V Renaissance – Barok – protestantisme
Nieuwste tijd (1800-1945)
Industriële Revolutie Franse Revolutie & Napoleon Oorlog en Vrede (WO I & WO II)
O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Spelvorm Bezoek Groepsopdracht • zelfstandig opzoeken en verwerken van informatie (op eigen niveau) over een Pre-Columbiaanse beschaving. • Opzoeken en selecteren van informatie over dit onderwerp op niveau van kinderen 3de graad basisschool. • Didactische verwerking: samenstelling van een lespakket voor groepswerk/hoekenwerk + verwerking.
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht BOUSSEMAERE, P. (2008). Mens en Tijd 2 BALO. Brugge: KHBO. VAN DEN BOSCH, J. (2001). Tijdwijzer (bronnenboek): Wereldoriëntatie voor de derde graad. Pelckmans. HAYT, F. (2003). Atlas van de algemene en Belgische geschiedenis. Lier: Van In. (Tijdlijnen 2de en 3de graad)
Soort bron syllabus
Acco X
boek
X
boek
X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele Evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk 88% examen 12%
groepsopdracht
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
192
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
100 %
B I J Z O N D E R E
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
193
5.35.4
Wereldoriëntatie: natuur en techniek 2
Code
BLA-1924.O4-s2
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies van 3 uur contactonderwijs
Docent
Ann Bossaert (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2 2.3 2.6 3 3.1 3.2 5 5.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De leerinhouden/leerervaringen selecteren De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvormen bepalen In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen Realiseren van een adequate leeromgeving De leraar als opvoeder Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden Het fysieke welzijn van de kinderen bevorderen De leraar als inhoudelijke expert Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met leerinhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker Vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen
D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - Thema‟s wereldoriëntatie kunnen kiezen in functie van de doelgroep, de vormingskansen, omgevingsfactoren… - De leerinhouden van het leerplan wero voor de dimensie mens en techniek kunnen vertalen in zinvolle praktische opdrachten, uitstappen, proefjes, enz. - Materiaal voor proefjes en onderzoek kunnen selecteren bij voorkeur uit huishoudspullen en waardeloos materiaal - Gepaste werkvormen kunnen kiezen om leerlingen actief te betrekken bij waarnemingen, experimentjes, uitstapjes, enz… - De kinderen kritisch doen nadenken over constructies, instrumenten, experimentjes, werkstukjes, … - Werkblaadjes voor de leerlingen kunnen opmaken over planten en instrumenten - Proefjes kunnen uitvoeren volgens didactisch verantwoorde stappen - Bij de proefjes de juiste verwoording kunnen hanteren - Proefjes kunnen selecteren bij thema‟s als lucht, luchtdruk, water, de zintuigen - Een uitstap naar de sloot en naar het strand kunnen organiseren, uitgewerkt in verschillende dimensies van wero. 3. De leraar als inhoudelijk expert - De principes kennen waarop de werking gebaseerd is van hefbomen en eenvoudige instrumenten zoals waterpas, slangwaterpas, katrol, waterkraan, veerbalans, fietsbel, enz. - De principes kennen waarop tandwielen werken
194
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
De mechanismen waarmee vliegende toestellen werken kunnen uitleggen aan de leerlingen en illustreren d.m.v. proefjes Enkele stevigheidprincipes kennen Een 20-tal wegbermplanten herkennen en enkele interessante kenmerken ervan kunnen aantonen Enkele veel voorkomende organismen leren kennen van de biotopen strand en sloot De basisprincipes van elektriciteit kennen en hun toepassing in dagelijks gebruik en voor proefjes De kenmerken kennen van een degelijk thema wereldoriëntatie, uitgewerkt in verschillende dimensies. De eigenschappen kennen van lucht, luchtdruk en water die relevant zijn voor de leerlingen van de basisschool De herkomst van drinkwater, distributiesysteem, verwerking van afvalwater alsook het probleem van water in ontwikkelingslanden en in het verleden kunnen uitleggen Enkele veel voorkomende diertjes en plantjes van de sloot en het strand herkennen en enkele belangrijke kenmerken ervan kunnen uitleggen De achtergrondkennis van lesjes over voedingsleer beheersen (geschiedenis, samenstelling, actuele problemen, …) De globale werking kunnen uitleggen van het oog, het oor, de huid.
I N H O U D Je krijgt zelf een basisopleiding in facetten van techniek die in de lagere school aan bod komen: elektriciteit, hefbomen, instrumenten, stevigheidsprincipes. Hier ligt de klemtoon zowel op het verwerven van inhoud als op de specifieke didactiek van soortgelijke lessen. 3 interessante praktijkvoorbeelden worden uitgewerkt en besproken naar inhoud, didactiek, aanpassing aan de doelgroep enz. Thema‟s zijn “Bruggen”, “Bouwen” en “Ter land ter zee of in de lucht”. Je krijgt achtergrondkennis over lucht, luchtdruk en water. Je leert op een didactisch verantwoorde manier proefjes uitvoeren voor de klas. Zo beheers je meteen een aantal courante werothema‟s uit de basisschool, zoals “Water” en “Lucht”. Je leert lessen opbouwen over menskunde met als voorbeelden: zintuigen en voedingsleer. Tenslotte worden enkele biotopen belicht met al dan niet levend materiaal: “De wegberm”, “Het strand” en “De sloot”. Telkens wordt de klemtoon gelegd op actieve werkvormen. O N D E R W I J S V O R M -
Demonstratie van materiaal en proefjes (elektriciteit, tandwielen, vliegen,…) Onderwijsleergesprek Hoorcolleges Werkcolleges
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Bossaert, A. Wereldoriëntatie: Natuur en techniek, techniek. Brugge: KHBO. Bossaert, A. Wereldoriëntatie: Natuur en techniek, praktijkvoorbeelden. Brugge: KHBO. Bossaert A. (s.d). Wereldoriëntatie: Natuur en techniek, Mens en natuur. Brugge: KHBO.
Soort bron Syllabus
Acco x
Syllabus
x
Syllabus
x
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
195
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
196
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.36
Wereldoriëntatie: mens en ruimte 1
Code
BLA-1910.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Yvonne Van Eeckhoutte
Docent
Yvonne Van Eeckhoutte
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid.. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.3 1.4 1.5 2 2.4 3 3.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen Leerinhouden en leerervaringen selecteren. Leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten. Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leraar als opvoeder Actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context. De leraar als inhoudelijke expert De basiskennis van de leerinhouden beheersen en recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebied Wereldoriëntatie volgen. 3.2 De verworven kennis en vaardigheid aanwenden om een les op te bouwen. D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - De leerstofonderdelen in het leerplan wereldoriëntatie situeren en de leerlijnen opsporen. - De betekenis van de dimensie mens en ruimte in het kader van wereldoriëntatie kennen en kunnen toepassen bij de uitwerking van een thema. - De bestaansdimensies binnen WO toepassen bij de voorbereiding van een bedrijfsbezoek. - Aangepaste informatiebronnen selecteren in functie van de leerinhoud. - Zinvolle opdrachten formuleren in functie van de leerdoelstellingen. - Een les verkeersopvoeding uitwerken, rekening houdend met de basisprincipes van doeltreffend verkeersonderwijs. 2. De leraar als opvoeder Het belang van regels en het naleven ervan kunnen aanbrengen vanuit concrete situaties.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
197
3. De leraar als inhoudelijk expert Mens en natuur: de aarde als leefruimte. De aarde in de kosmos: - de geleidelijke ontwikkeling van de ruimtevaart aan de hand van enkele hoogtepunten uit de ruimtevaartgeschiedenis aantonen; - de aarde en de met het blote oog waarneembare hemellichamen kennen en kunnen situeren in de structuur van het heelal; - de schijnbare bewegingen van de zon, de schijngestalten van de maan en de getijden verklaren en nabootsen met eenvoudige hulpmiddelen; - het verband kunnen aantonen tussen de bewegingen van de aarde en de maan en onze tijdsindeling in dagen, maanden, seizoenen, jaren; - een schaduwklok (eenvoudige zonnewijzer) maken en de werking ervan uitleggen. De aardbol: - de bolvorm van de aarde kunnen afleiden uit eenvoudige waarnemingen; - a.h.v. coördinaten een plaats op aarde kunnen situeren op de wereldbol en op een kaart; - het voorkomen van gebergten, aardbevingen en vulkanen kunnen verklaren vanuit de inwendige bouw van de aarde; - de werking van een kompas kunnen uitleggen; - een eenvoudig kompas kunnen maken. De aarde als bron: vanuit een concreet voorbeeld van een voedingsmiddel of een gebruiksvoorwerp kunnen uitleggen dat voor de productie ervan grondstoffen en energiebronnen nodig zijn die ons door de aarde geleverd worden en dat de productie ervan leidt tot afval die het milieu ernstig kan vervuilen; de grote indeling van de energiebronnen en hun impact op het milieu; de grote indeling van de grondstoffen naar hun herkomst; een schema van een productieproces kunnen opstellen of vereenvoudigen in functie van het niveau van de leerlingen. Mens en ruimte Ruimtelijke inrichting: de lokalisatiefactoren van een bedrijf kunnen opsporen in functie van een leeruitstap naar een bedrijf. Kaartvaardigheid: de provincies, de provinciehoofdsteden, de gewesten en de gemeenschappen situeren op de kaart van België en die grenzen zien als een ruimtelijke afbakening van macht en gezag; de landen van de Europese Unie en hun hoofdsteden situeren op de kaart van Europa; de werelddelen en oceanen situeren op de wereldkaart; de belangrijke gebergten in Europa en de wereld situeren. I N H O U D Het vak mens en ruimte is meer dan louter aardrijkskunde. Je gaat dieper in op enkele inhouden die ook op de basisschool aan bod komen. Vanuit het didactisch thema van het eerste jaar van de opleiding „boeien, contact maken en inhoudelijk groeien‟ snijden we enkele inhouden aan die in de basisschool aan bod komen. De thema‟s zijn terug te vinden in de bestaansdimensie „mens en maatschappij‟, „mens en natuur‟ en „mens en ruimte‟ van het leerplan wereldoriëntatie van de basisschool. De bestaansdimensie ‘mens en natuur’ ziet de aarde als planeet in de kosmos, die steeds verder verkend wordt door de ruimtevaart. Dit onderwerp spreekt tot de verbeelding van kinderen. Je onderscheidt de fantasie van de werkelijkheid. Via waarnemingen o.a. met een zelfgemaakte zonnewijzer en de gegevens van de scheurkalender leer j je hoe kinderen reeds op de basisschool het verband tussen de bewegingen van onze planeet en onze tijdstijdsindeling ontdekken. Dat de aarde een heel dynamische planeet is, wist je al. Je leert hoe boeiend de aardbol kan zijn, zowel aan de buitenkant als binnenin. Je leert hoe je videomateriaal gebruikt in 198
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
een les. Je leert hoe kinderen de aarde ontdekken als kostbare bron van grondstoffen en energiebronnen, waar we zorg moeten voor dragen. Binnen de bestaansdimensie ‘mens en maatschappij’ kom je vanuit de vaststelling dat duidelijke afspraken en regels noodzakelijk zijn in een maatschappij tot het thema verkeersopvoeding. Dit vak komt op de basisschool cursorisch aan bod. Je maakt kennis met de bestaande methoden en je leert een verkeersles uitwerken waarbij de nadruk niet enkel ligt op het weten, maar vooral op het (willen) doen. De bestaansdimensie „mens en ruimte‟ komt in het eerste jaar slechts kort aan bod. Je frist je kaartkennis op. Dit sluit tevens aan bij „mens en maatschappij‟: het vastleggen van administratieve grenzen berust op afspraken. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Van Eeckhoutte, Y. (2010). Mens en ruimte. Brugge: KHBO Atlas
Soort bron syllabus naslagwerk
Acco X X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% 0% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk 100% examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
De mogelijkheid bestaat om de leerstof zelfstandig te verwerken gedurende het eerste semester. In de eerste examenperiode wordt dan een examen afgelegd. Indien je daarvoor geslaagd bent, hoef je de lessen van Wereldoriëntatie: mens en ruimte 1, die zullen plaatsvinden tijdens het tweede semester op maandagavond, niet meer te volgen. Je hebt een tweede examenkans in de derde examenperiode.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
199
5.37
Wereldoriëntatie: mens en tijd 1
Code
BLA-1911.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Pieter Boussemaere
Docent
Pieter Boussemaere (1LA01+1LA02)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid.. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen 1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. 3 De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Wereldoriëntatie volgen. 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier. A3 Kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen. D O E L E N De student kan 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - leerinhouden selecteren en structureren - een aanvang nemen met de vertaling van de leerinhouden in opdrachten - beseffen dat visualisatie binnen het domein mens en tijd onontbeerlijk is en in functie hiervan een aangepaste methodiek met annex werkvormen hanteren 2. De leraar als opvoeder - onze wereld en denkwijze relativeren in confrontatie met andere culturen en volkeren - refereren aan het heden en de actualiteit 3. De leraar als inhoudelijk expert - De studenten kennen de belangrijkste kenmerken die elke periode typeert van de “Prehistorie tot en met de Middeleeuwen - De studenten bezitten de nodige achtergrondkennis over de perioden “Prehistorie tot en met Middeleeuwen” om lesjes op te bouwen voor de basisschool. - Attitudes: 200
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
De studenten voelen zich aangesproken om zich te interesseren voor geschiedenis. De studenten leren kritisch om te gaan met gegevens uit het verleden en passen die kritische zin ook toe op het heden. - De studenten ontdekken de verschillen tussen feit en mening. 10. De leraar als cultuurparticipant We leren onze wereld en denkwijze te relativeren in confrontatie met andere culturen en volkeren. I N H O U D We zoeken binnen elke periode naar de zaken die de fantasie van de kinderen kunnen prikkelen, naar de spannende of ontroerende verhalen, naar de spectaculaire gebeurtenissen of figuren binnen elke periode. De hoofdbedoeling is enthousiasme voor geschiedenis te ontwikkelen, niet alleen bij jezelf, maar ook bij de kinderen. Bij dit alles koppelen we zoveel mogelijk terug naar de hedendaagse realiteit, een onontbeerlijke vaardigheid voor „geschiedenislessen‟ in de basisschool. Via passend beeldmateriaal en een variatie aan inspirerende werkvormen maken we hierbij de directe koppeling met de klaspraktijk. Tot slot maakt ook het vormen van een kritische ingesteldheid t.o.v. de werkelijkheid in het verleden, maar ook in het heden een belangrijk deel uit van de lessen Mens en Tijd. In de lijn van het eerste semesterthema staat de kennisopbouw per tijdsperiode en het ontdekken van het boeiende aan „geschiedenis‟ centraal. We bouwen een tijdlijn van kennis op startend met de Prehistorie, vervolgens Egypte, de tijd van Grieken en Romeinen tot en met de Middeleeuwen (ca. 1500). Het is niet de bedoeling dat we elk van deze vijf perioden uitspitten tot op het bot. Per periode kijken we naar de bruikbaarheid van bepaalde “thema‟s”, bepaalde aspecten van elke periode voor de lagere school: O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Werkcollege
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht BOUSSEMAERE, P. & BATSLEER, V. (2009). Mens en Tijd 1. Brugge: KHBO. VAN DEN BOSCH, J. (2001). Tijdwijzer (bronnenboek): Wereldoriëntatie voor de derde graad. Kapellen: Pelckmans. HAYT, F. (2008). Atlas van de algemene en Belgische geschiedenis. Lier: Van In.
Soort bron syllabus
Acco X
boek
X
naslagwerk
X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
201
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode Tweede examenperiode Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% 100% procentuele evaluatieprocentuele evaluatieonderdeel onderdeel verdeling methode verdeling methode schriftelijk 100 % examen Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
De mogelijkheid bestaat om de leerstof zelfstandig te verwerken gedurende het eerste semester. In de eerste examenperiode wordt dan een examen afgelegd. Indien je daarvoor geslaagd bent, hoef je de lessen van Wereldoriëntatie: mens en tijd 1, die zullen plaatsvinden tijdens het tweede semester op maandagavond, niet meer te volgen. Je hebt een tweede examenkans in de derde examenperiode.
202
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.38
Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1
Code
BLA-1912.E0-s2
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
2
Studiepunten
3
Contacturen
3 sessies 3 uur contactonderwijs
Titularis
Ann Bossaert
Docent(en)
Ann Bossaert
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.7 2 2.3 3 3.1 3.2 10 10.1
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen De beginsituatie van de kinderen en de leerlingengroep achterhalen Doelstellingen kiezen en formuleren De leerinhouden/leerervaringen selecteren. De leerinhouden/leerervaringen structureren en vertalen in opdrachten Een aangepaste methodische aanpak en groeperingsvorm bepalen. Realiseren van een adequate leeromgeving De leraar als opvoeder Door attitudevorming kinderen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden De leraar als inhoudelijke expert Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met inhouden en vaardigheden uit de leergebieden volgen De verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden. De leraar als cultuurparticipant Een brede interesse tonen voor actuele thema‟s rond de volgende domeinen : cultureel-wetenschappelijk domein
D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - lesjes over huisdieren kunnen opmaken : zinnige opbouw, doelstellingen, materiaal selecteren ... - een bordplan kunnen opmaken - een waarneming van een huisdier kunnen leiden. - specifieke lesjes kunnen geven over ecologie en afval - a.h.v. aangeboden voorbeelden, zelf een volledig thema over huisdieren kunnen opbouwen van in functie van de beginsituatie van het kind
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
203
2. 3. -
proefjes kunnen opstellen en laten uitvoeren met levende ongewervelde diertjes, kiemplanten enz. de algemeen voorkomende ongewervelde dieren van de wegberm kennen met hun aanpassingen aan hun specifieke levenswijze en hun indeling in klassen de delen van zaadplant kennen en van elk deel de bouw, de functie en de variatie binnen het plantenrijk De leraar als opvoeder de kinderen kunnen aanmoedigen in milieubewust gedrag de kinderen kleine verantwoordelijkheden kunnen leren in verband met het omgaan met en verzorgen van huisdieren De leraar als inhoudelijk expert verbanden kunnen leggen tussen de wilde voorouder en bouw en gedrag van elk huisdier de aanpassingen van de huisdieren aan hun levenswijze en milieu kennen. kleine huisdieren op een verantwoorde manier kunnen verzorgen in de klas. begrippen kunnen hanteren als zoogdier, draagtijd, schutkleur, nestvlieder, warmbloedigheid, enz... verband kunnen leggen tussen draagtijd, nestbouw, aantal jongen, ontwikkelingsgraad bij de geboorte, zindelijkheid enz… de relaties tussen levende wezens kunnen illustreren a.h.v. de voedselketen en de problemen die erbij ontstaan door ingrijpen van de mens. de oorzaken van water, - lucht en bodemvervuiling kennen de problemen en mogelijke oplossingen i.v.m. afval kennen de aanpassingen in de lichaamsbouw bij vogels kennen. enkele belangrijke plantkundige begrippen kunnen hanteren zoals bestuiving, bevruchting, fotosynthese, bol, knol, zaadkieming… een 20-tal algemeen voorkomende bomen en struiken herkennen wat betreft bladvorm, bladstand, vruchtsoort en eigenschappen van het hout alsook kunnen gebruik maken van deze kennis om activiteiten op te maken voor de lessen natuur
I N H O U D Je start met het bestuderen van ongewervelde diertjes uit de wegberm. Liefst doen we dat d.m.v. een demonstratie in de klas. Ongetwijfeld is werken met levend materiaal meteen een boeiende werkvorm in natuuronderwijs. Ondertussen word je je bewust van wat je moet weten om over deze diertjes te kunnen lesgeven in de basisschool, welke werkvormen je zelf als boeiend ervaart en welke leermiddelen je hiervoor kunt selecteren. Daarna brengen we onze kennis plantkunde op peil. Om te kunnen lesgeven over planten moeten we natuurlijk allerhande plantkundige begrippen correct kunnen hanteren : knop, wortelstok, windbestuiving…. Daarenboven passen wij deze kennis toe op een twintigtal courante bomen en struiken uit bossen en parken, want deze vormen veelal het onderwerp van lessen in de basisschool. Ook huisdieren vormen vaak een gesmaakt onderwerp voor lesjes natuur in de basisschool. Daarom leer je vanuit de beginsituatie van de kinderen werkvormen, lesmateriaal en inhouden selecteren voor lesjes over huisdieren. Het mooie van de natuur beleven is natuurlijk fundamenteel bij natuureducatie, maar toch moeten we afrekenen met heel wat milieuproblemen. Daarom bouw je ook zelf wat achtergrond op over ecologie en milieuproblematiek, die je dan omzet tot actieve lesjes in de basisschool. O N D E R W I J S V O R M 204
Hoorcollege Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
-
Werkcollege Onderwijsleergesprek
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Bossaert, A. Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1, huisdieren zelfstudie, Brugge: KHBO.
Soort bron Syllabus
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
x
E V A L U A T I E Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele
evaluatie-
verdeling
methode
onderdeel
procentuele verdeling 100 %
evaluatiemethode schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Volledige leerstof
100 %
schriftelijk examen
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
De mogelijkheid bestaat om de leerstof zelfstandig te verwerken gedurende het eerste semester. In de eerste examenperiode wordt dan een examen afgelegd. Indien je daarvoor geslaagd bent, hoef je de lessen van Wereldoriëntatie: natuur en techniek 1, die zullen plaatsvinden tijdens het tweede semester op maandagavond, niet meer te volgen. Je hebt een tweede examenkans in de derde examenperiode.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
205
5.39
Werken in het onderwijs
Code
BLA-5133.S3-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
3
Semester
1+2
Studiepunten
4
Titularis
Lieve Lootens
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.39.1
Onderwijs in Vlaanderen
Code
BLA-5134.O1-s1
Semester
1
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies van 3 uur contactonderwijs
Docent
Johan Vanderhoeven
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 7. De leraar als lid van een schoolteam 7.1.2 Participeren in overleg over het schoolbeleid. De ondersteunende kennis omvat vormen van samenwerkingsverbanden binnen de school, decretale participatiestructuren, overlegorganen en hun bevoegdheden en kenmerken van schoolcultuur. Ondersteunende kennis omvat eveneens de relevante kennis inzake het schoolbeleid en modellen van schoolorganisatie. 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 7.4.1 De leerkracht kan relevante en actuele informatie over juridische en administratieve aspecten van het leraarschap raadplegen; 7.4.2 De leerkracht kan zich informeren over de rechten van het kind en daaruit conclusies trekken voor de evaluatie en advisering. De ondersteunende kennis omvat basisregelgeving en instanties of bronnen die toegang geven tot geselecteerde en goed toegankelijke juridische kennis over de rechten van het kind en van ouders of verzorgers. 9. De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap 9.1 De leerkracht kan deelnemen aan het maatschappelijke debat over onderwijskundige thema‟s.
206
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
De ondersteunende kennis omvat recente ontwikkelingen in onderwijs en referentiekaders om die ontwikkelingen in onderwijs te duiden. 9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving. De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren en de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel. 10. De leraar als cultuurparticipant 10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema‟s en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: - het sociaal-politieke domein; - het sociaal-economische domein; - het levensbeschouwelijke domein; - het cultureel-esthetische domein; - het cultureel-wetenschappelijke domein. 10.1.1 De leerkracht kan werken aan een interpretatiekader om kritisch om te gaan met informatie over die thema‟s en ontwikkelingen, en erover dialogeren. De ondersteunende kennis omvat relevante informatiebronnen. Attitudes: De volgende attitudes gelden voor alle functionele gehelen: A1 beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen; A3 kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen; A4 leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. D O E L E N -
-
De studenten moeten relevante basiskennis en inzichten kunnen verwoorden, benoemen en in hun onderlinge samenhang kunnen verklaren met betrekking tot de historische en maatschappelijke ontwikkeling van het Vlaamse onderwijs en de basisopdrachten ervan, de structuur van het Vlaamse onderwijs, het gelijke onderwijskansenbeleid, de leerplicht, de onderwijsloopbaan, de omkadering en werking van scholen, het Vlaams onderwijsbeleid met inbegrip van kwaliteitszorg. De studenten moeten deze kennis en inzichten kunnen toepassen en als duiding hanteren bij recente onderwijsactualiteit.
I N H O U D Voor deze onderwijsleeractiviteit sluiten we aan bij de groeiende organisatiebetrokkenheid van de derdejaarsstudent en werken vooral aan de competenties van de leraar als lid van een team en lid van de onderwijsgemeenschap. Het gaat hier om de studie van het onderwijs op macro- en mesoniveau en van het statuut en de deontologie van de leraar met zijn concrete administratieve verplichtingen en organisatorische vaardigheden. We hebben hierbij aandacht voor de recente ontwikkelingen, gesitueerd binnen een historische en internationale context. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek (op basis van vooraf verwerkte leerstof aan de hand van een studiewijzer) Individuele opdracht.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
207
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Een nieuwe tekst als leidraad bij het opleidingsonderdeel is in voorbereiding. Het leermateriaal zal in deeltjes ter beschikking gesteld tijdens het eerste semester. Via Toledo worden ondersteunende bronnen aangeboden en een studiewijzer.
Soort bron Toledo
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco
Toledo
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling 50% 50%
0% Evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
portfolio onderwijsactualiteit mondeling examen (open boek)
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
procentuele verdeling 100 %
B I J Z O N D E R E
evaluatiemethode mondeling examen (open boek)
B E P A L I N G E N
/
208
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.39.2
Instappen in het beroep
Code
BLA-5135.O3-s2
Semester
2
Studiepunten
1
Contacturen
1 sessie van 3 uur atelier
Titularis
Lieve Lootens (3LA01)
Docent
Lieve Lootens en Ann Monstrey
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 5 De leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.3 De leerkracht kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen. 7 De leraar als lid van een schoolteam 7.4 De leerkracht kan zich documenteren over de eigen rechtspositie en die van de leerlingen. 7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. 8 De leraar als partner van externen 8.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden. 8.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven. A4 Leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen. A6 Zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N -
Op de hoogte zijn van je rechten en plichten als beginnend leraar zodat je in concrete situaties adequaat kunt handelen. Een goede sollicitatiebrief schrijven. Een sollicitatiegesprek voeren. Vertrouwd zijn met de verschillende taken en de typische aanpak van een opvoeder en een klassenleraar. Op de hoogte zijn van verschillende vormen van aanvangsbegeleiding. Kennismaken met verschillende onderwijsinstanties en anticiperen op de eigen behoefte van begeleiding.
I N H O U D In de onderwijsleeractiviteit „instappen in het beroep‟ werken we rond een waaier aan onderwerpen die interessante informatie/vaardigheden aanreiken om de overstap naar het beroep soepel te laten verlopen. De belangrijkste thema‟s zijn rechten en plichten; op zoek naar werk; sollicitatiebrieven schrijven en solliciteren; specifieke opdrachten (opvoeder, klassenleraar); aanvangsbegeleiding. De pedagogische begeleiding, directie, de onderwijsvakbond en CLB doen hun verhaal.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
209
Je maakt hierbij een aanzet tot een POP waarbij je ook aangeeft waar je terecht kan voor begeleiding. O N D E R W I J S V O R M E N -
Werkcollege Onderwijsleergesprek Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Syllabus losbladig lesmateriaal
Soort bron Toledo Toledo
Acco
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
individuele taak
Tweede examenkans of derde examenperiode 100% onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100 %
individuele taak
B E P A L I N G E N
/
210
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.39.3
EHBO
Code
BLA-6233.O2-s1
Semester
1
Studiepunten
1
Contacturen
1 sessie van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Lieve Lootens (3LA01)
Docent
Ann Bossaert
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 2 De leraar als opvoeder 2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen. 4 De leraar als organisator 4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen. 6 De leraar als partner van de ouders of verzorgers 6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling. De ondersteunende kennis omvat elementen van deontologie in verband met gegevens over kinderen. A1 Beslissingsvermogen: durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen. A8 Flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures. D O E L E N -
De studenten vertonen de gepaste attitudes tijdens een eerstehulpverlening. De studenten kunnen een slachtoffer en een situatie op de juiste manier benaderen. De studenten vertonen een specifieke inhoudelijke expertise.
I N H O U D De cursus Eerste Hulp is een basisopleiding waarin de studenten leren hoe ze een noodsituatie moeten benaderen en aangepaste eerste hulp kunnen verlenen. De cursus Helper is een vervolgopleiding waarin de studenten leren hoe ze in specifieke noodsituaties moeten handelen. O N D E R W I J S V O R M -
Praktijkopleiding: reanimatie en technieken. Theoretische opleiding.
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
211
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht Rode Kruis Vlaanderen. Help! Eerste hulp voor iedereen. Losbladig lesmateriaal.
Soort bron Boek Toledo
Acco X
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100 % onderdeel
100 %
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
schriftelijk en mondeling examen)
100 %
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode Geen tweede examenkans mogelijk. onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Geen tweede examenkans mogelijk
B I J Z O N D E R E
B E P A L I N G E N
/
212
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.40
Wiskunde 1
Code
BLA-3710.S2-j1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
1
Semester
1 en 2
Studiepunten
6
Titularis
Jeroen Van Hijfte
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
5.40.1
Wiskunde 1: basisleerstof lagere school
Code
BLA-3711.O1-s2
Semester
2
Studiepunten
2
Contacturen
2 sessies aan 3 uur contactonderwijs
Titularis
Jeroen Van Hijfte
Docent
Luc Blomme (1LA01+1LA02)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 3 3.1 3.2
De leraar als inhoudelijk expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebied wiskunde volgen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden.
D O E L E N Getallenkennis - inzicht hebben in de indeling en de structuur van het decimale talstelsel; - getallen kunnen afronden tot op een gevraagde nauwkeurigheid; - getallen kunnen aflezen van en voorstellen op een getallenas; - getallen kunnen omzetten in Romeinse cijfers en omgekeerd; - delers, veelvouden, grootste gemeenschappelijke deler en kleinste gemeenschappelijke veelvoud van getallen kunnen berekenen; - priemgetallen kunnen opsporen; - de kenmerken van deelbaarheid door 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 25, 100, 125, 1 000 kennen, en aan de hand daarvan de kenmerken van deelbaarheid door andere getallen kunnen afleiden;
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
213
-
getallen kunnen omzetten van breuken naar procenten of kommagetallen en omgekeerd; toepassingen kunnen oplossen over de bovenstaande leerinhouden m.b.v. de inzichten en technieken waarover leerlingen op het einde van het zesde leerjaar beschikken, zonder gebruik te maken van een zakrekenmachine en de oplossingswijze op een gestructureerde en duidelijke manier kunnen noteren.
Bewerkingen - bewerkingen kunnen uitvoeren m.b.v. verschillende technieken van hoofdrekenen; - bewerkingen kunnen uitvoeren m.b.v. de technieken van cijferen; - oefeningen kunnen oplossen m.b.v. de regels voor de volgorde van de bewerkingen; - bewerkingen met breuken kunnen uitvoeren; - oefeningen over procenten kunnen berekenen; - het gemiddelde en de mediaan van een groep gegevens kunnen berekenen; - toepassingen kunnen oplossen over de bovenstaande leerinhouden m.b.v. de inzichten en technieken waarover leerlingen op het einde van het zesde leerjaar beschikken, zonder gebruik te maken van een zakrekenmachine en de oplossingswijze op een gestructureerde en duidelijke manier kunnen noteren. Meetkunde de grondbegrippen van de meetkunde (punt, vlak, rechte, …) en de daarvan afgeleide begrippen (lijnstuk, halfrechte, … ) kennen; de afstand tussen punten, tussen punt en rechte, tussen twee evenwijdige rechten of lijnstukken kunnen tekenen en bepalen; meetkundige relaties (evenwijdigheid, loodrechte stand, …) kennen, herkennen op een tekening en kunnen toepassen in eenvoudige tekenconstructies; indeling van de hoeken kennen; definitie, eigenschappen en indeling van vlakke figuren kennen en kunnen toepassen; oefeningen op symmetrie kunnen oplossen; gelijkvormigheid en congruentie in vlakke figuren ontdekken en kunnen verwoorden en in eenvoudige gevallen kunnen tekenen; definitie en eigenschappen van ruimtefiguren (kubus, balk, recht prisma, piramide, cilinder, kegel, bol) kennen en kunnen toepassen; oefeningen ivm ontwikkelingen van kubus, balk en cilinder kunnen oplossen; eenvoudige ruimtefiguren of ruimtelijk constructies kunnen tekenen in Cavalièreperspectief; het vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht van eenvoudige ruimtefiguren of ruimtelijke constructies kunnen tekenen en/of herkennen; problemen over ruimtelijke oriëntatie (kijklijnen, schaduwbeelden, …) kunnen oplossen; toepassingen op de bovenstaande leerinhouden kunnen maken. Meten en metend rekenen lengtematen kunnen omrekenen; oppervlaktematen en/of landmaten kunnen omrekenen; referentiematen kunnen gebruiken; hoeken kunnen meten en tekenen tot op één graad nauwkeurig; oefeningen waarbij gebruikt gemaakt wordt van een schaal kunnen oplossen; de omtrek van vlakke figuren kunnen berekenen; de oppervlakte van vlakke figuren, en van kubus, balk, cilinder en recht prisma kunnen berekenen; de inhoud van kubus, balk, cilinder en recht prisma kunnen berekenen; oefeningen ivm soortelijk gewicht kunnen oplossen; vraagstukken kunnen oplossen over bovenstaande leerinhouden m.b.v. de inzichten, eigenschappen en technieken waarover leerlingen op het einde van het zesde leerjaar beschikken en de oplossingswijze op een gestructureerde en duidelijke manier kunnen noteren.
214
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
I N H O U D Deze onderwijsleeractiviteit maakt deel uit van het voortraject van het curriculum avondonderwijs. Er kan een vrijstelling voor deze onderwijsleeractiviteit worden behaald op voorwaarde dat de student slaagt in een toets georganiseerd in januari. Een voorwaarde om goede wiskundelessen te geven is dat je zelf inhoudelijk sterk genoeg staat. Daarom frissen we de leerstof van de lagere school grondig op. Je wordt verwacht om die leerstof naar eigen behoefte in te oefenen. Je moet in staat zijn om oefeningen en toepassingen op te lossen door enkel gebruik te maken van de kennis en de vaardigheden waarover leerlingen van de lagere school beschikken. In de les besteden we vooral aandacht aan het herhalen van rekentechnieken en het probleemoplossend denken. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Werkcollege
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht werktitel: Van Hijfte, J. & Vermeersch, N. (2010). De basis: wiskunde voor de lagere school. Leuven: Acco
Soort bron boek
Acco x
Aanbevolen Eenvoudige zakrekenmachine, geodriehoek en passer.
Soort bron /
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
Om te slagen moet de student 70% behalen op het examen basisleerstof lagere school. Het examenresultaat wordt omgerekend, zodat 70% op het examen overeenkomt met 10/20 op het rapport. De volgende tabel wordt gebruikt bij het omrekenen:
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
215
behaalde score op het examen
herleide score op het rapport
behaalde score op het examen
herleide score op het rapport
op 40
op 20
op 40
op 20
40
20
27,5
9
39,5
19
27
9
39
19
26,5
8
38,5
19
26
8
38
18
25,5
8
37,5
18
25
8
37
18
24,5
7
36,5
17
24
7
36
17
23,5
6
35,5
16
23
6
35
16
22,5
5
34,5
15
22
5
34
15
21,5
5
33,5
15
21
4
33
14
20,5
4
32,5
14
20
3
32
13
19,5
3
31,5
13
19
3
31
13
18,5
2
30,5
12
18
2
30
12
< 18
1
29,5
11
29
11
28,5
10
28
10
De mogelijkheid bestaat om de leerstof zelfstandig te verwerken gedurende het eerste semester. In de eerste examenperiode wordt dan een examen afgelegd. Indien je daarvoor geslaagd bent, hoef je de lessen van wiskunde 1: basisleerstof lagere school, die zullen plaatsvinden tijdens het tweede semester op maandagavond, niet meer te volgen. Je hebt een tweede examenkans in de derde examenperiode.
216
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
5.40.2
Wiskunde 1: vakdidactiek wiskunde
Code
BLA-3712.O1-s1
Semester
2
Studiepunten
4
Contacturen
4 sessies aan 3 uur contactonderwijs + 1 demoles
Titularis
Jeroen Van Hijfte
Docent
Jeroen van Hijfte (1LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.4 1.5 1.6 1.7 3 3.1 3.2
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen stuctureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. De leerkracht kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit het leergebied wiskunde volgen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden.
D O E L E N -
De student kan de verschillende functies van een natuurlijk getal opsommen en van elke functie voorbeelden geven; De student kan de schrijfwijze van de natuurlijke getallen in het decimale talstelsel op een inzichtelijke manier verklaren; De student kan voorbeelden geven van andere talstelsels die in de realiteit voorkomen en die aanleunen bij de leefwereld van de kinderen; De student kan formules vertalen naar en uitvoeren in concrete situaties en omgekeerd (begripsvormende kant van een bewerking); De student kan eigenschappen van de bewerkingen verwoorden, uitleggen en gebruiken; De student kan verschillende methoden bij het hoofdrekenen gebruiken; De student kan de algoritmen van het cijferen op een inzichtelijke manier verklaren; De student kan een gepaste methodische aanpak gebruiken om het optellen en aftrekken op een inzichtelijke manier aan te brengen, te automatiseren en/of te memoriseren; De student kan een gepaste methodische aanpak gebruiken om een maal- en deeltafel op een inzichtelijke manier aan te brengen, te automatiseren en/of te memoriseren; De student kan voorgestructureerde materialen kunnen gebruiken om de leerstof in verband met getallen en bewerkingen op een inzichtelijke manier aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording; De student kan een bestaand spel omvormen tot een didactisch spel naar analogie met een uitgewerkt voorbeeld; De student kan spelregels van een bestaand of zelfgemaakt didactisch spel op een eenvoudige en heldere manier formuleren naar kinderen toe;
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
217
-
-
De student kan het model voor de oplossing van wiskundige toepassingen verklaren en toepassen in voorbeelden; De student kan verschillende heuristieken voor het oplossen van een wiskundig probleem benoemen en een gepaste heuristiek gebruiken; De student kan rijen maken volgens een afgesproken patroon: orde, regelmaat, verbanden, patronen en structuren ontdekken; De student kan de begrippen deler, veelvoud, grootste gemeenschappelijke deler en kleinste gemeenschappelijke veelvoud en de kenmerken van deelbaarheid aanbrengen of afleiden; De student kan de kenmerken van deelbaarheid op een nauwkeurige manier verwoorden; De student kan onderzoeken of uitspraken al dan niet eigenschappen of kenmerken zijn, en eigenschappen en kenmerken correct herformuleren gebruik makend van de termen “Als … dan …” of “… enkel en alleen als …”; De student kan verschillende soorten tabellen, grafieken, en diagrammen benoemen, en oordelen welk soort tabel of grafiek aangewezen is in een gegeven geval; De student kan een lesvoorbereiding voor een wiskundeles neerschrijven in het ADImodel met aandacht voor leerplandoelen, concrete wiskundige doelstellingen, gestructureerde inhoudelijke opbouw, aangepaste methode, geschikt gebruik van leermiddelen (bord, werkbladen, …) De student kan wiskundemethoden voor de lagere school gebruiken om een lesvoorbereiding op te stellen; De student kan de uitwerking van een zelfde wiskundige inhoud van twee verschillende wiskundemethodes met elkaar vergelijken; De student kan de koppeling maken tussen de theoretische achtergrond en werkboeken en videomateriaal uit de lagere school; De student kan de inhouden van de cursus verbinden met doelstellingen uit het leerplan van de lagere school; De student kan op basis van een werkboek of een les uit een handleiding gepaste leerplandoelen en lesdoelen vinden en noteren; De student kan de visie van het leerplan meetkunde verwoorden aan de hand van de onderzoeken van Mayberry (vormleer) en Gravemeijer en Kraemer (ruimtelijke oriëntatie); De student kan de verschillende stromingen in het meetkundeonderwijs kunnen uitleggen en herkennen in oefeningen; De student kan aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond ruimtelijke oriëntatie uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren; De student kan aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond vormleer uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren; De student kan met behulp van schematische voorstellingen, tabellen en verzamelingen verschillende classificaties maken van vlakke figuren en ruimtefiguren; De student kan vlakke figuren en ruimtefiguren op een nauwkeurige manier beschrijven en benoemen, rekening houdend met het niveau van de leerlingen; De student kan aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond meetkundige relaties uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren; De student kan aan de hand van het leerplan wiskunde de verschillende doelstellingen rond meetkundige toepassingen uitleggen en de leerlijnen die in de doelstellingen vervat zijn herkennen en verklaren;
I N H O U D De inhoud van vakdidactiek wiskunde begint met de studie van de getallenkennis en bewerkingen van de natuurlijke getallen. We leggen daarin sterk de nadruk op de didacatische aspecten: hoe worden de inhouden aangebracht, welke leerlijnen zijn terug te vinden, welke didactische middelen worden
218
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
gebruikt, hoe wordt dit concreet uitgewerkt in handboeken van de lagere school, wat is de visie van het leerplan wiskunde. Daarna bekijken we de inhoud van het leerdomein meetkunde. Aan de hand van het leerplan worden inhouden, leerlijnen en de achterliggende visie van het leerplan bestudeerd. O N D E R W I J S V O R M -
Hoorcollege Onderwijsleergesprek Groepsopdracht Individuele opdracht
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht De Wolf, A.M., & Vermeersch, N. (2008). Vakdidactiek wiskunde: de natuurlijke getallen. Leuven: Acco Van Hijfte, J. (2009). Vakdidactiek wiskunde: meetkunde. Leuven: Acco Losbladig lesmateriaal Vlaams Verbond Van Het Katholiek Basisonderwijs. (1998). Wiskunde: leerplan. Brussel: VVKBaO
Soort bron boek
Acco x
boek
x
Aanbevolen /
Soort bron /
Toledo boek
x Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 0% onderdeel
100 %
procentuele verdeling
evaluatiemethode
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
Schriftelijk examen
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
219
5.41
Wiskunde 2
Code
BLA-3720.E0-s1
Opleiding
Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Opleidingsfase
2
Semester
1
Studiepunten
4
Contacturen
4 sessies van 3 uur contactonderwijs
Titularis
Nathalie Vermeersch
Docent(en)
Nathalie Vermeersch (2LA01)
Onderwijstaal
Nederlands
Niveau
Inleidend
Type
Verplicht opleidingsonderdeel
Volgtijdelijkheid Tolerantie
Er is voor dit opleidingsonderdeel geen specifieke volgtijdelijkheid vastgelegd. Dit opleidingsonderdeel is tolereerbaar.
Examencontract
Mogelijk
C O M P E T E N T I E S 1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.9 3 3.1
3.2
De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelings-processen Doelstellingen kiezen en formuleren. De leerinhouden en leerervaringen selecteren. De leerinhouden en leerervaringen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod. Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen. Individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen. De leerkracht kan observeren en het proces en product evalueren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie. De leraar als inhoudelijke expert De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Frans, Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde en de leergebiedoverschrijdende thema's Leren Leren, Sociale Vaardigheden en Informatie- en Communicatie-technologie (ICT) volgen. De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot leergebieden en vakgebieden aanwenden op een geïntegreerde manier
D O E L E N 1. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen - een gepaste methodische aanpak gebruiken om natuurlijke getallen en de bewerkingen in de eerste graad in te voeren - voorgestructureerde materialen kunnen gebruiken om de leerstof in verband met getallen en bewerkingen op een inzichtelijke manier aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording - duidelijke verbanden kunnen leggen tussen concreet - schematisch werken en abstract noteren - keuze van schematische voorstellingen kunnen verantwoorden 220
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende
3. -
door een goede observatie het proces en het product kunnen evalueren met het oog op bijsturen van je didactisch handelen (vooral toegepast op het eerste leerjaar) spellen met zelfcorrectie kunnen ontwerpen naar analogie met uitgewerkte voorbeelden uit de les een inhoud kunnen stapsgewijs opbouwen met specifieke aandacht voor een cumulatieve opbouw en progressieve complicering deze inhoudelijk opbouw kunnen toepassen in het BHV-model een gepaste methodische aanpak gebruiken om breuken en de bewerkingen op breuken aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording een gepaste methodische aanpak gebruiken om kommagetallen en de bewerkingen met kommagetallen aan te brengen met aandacht voor een correcte verwoording voorbeelden kunnen geven van realistische situaties die aanleunen bij de leefwereld van de kinderen koppeling maken tussen de uitgevoerde handeling en de formule bij omtrek en oppervlakte en volume koppeling maken tussen oefeningen uit werkboeken en de plaats in de leerlijn de algemene wiskundedoelen uit het leerplan kunnen vertalen in concrete doelen en bijhorende opdrachten kritisch kunnen omgaan met lessen uit handleidingen van de lagere school De leraar als inhoudelijk expert inzicht hebben in de aanbreng van de natuurlijke getallen en de bewerkingen in het basisonderwijs inzicht hebben in de verdere opbouw van de natuurlijke getallen en de bewerkingen inzicht hebben in het ontstaan van de negatieve getallen inzicht hebben in het ontstaan van de rationale getallen zicht hebben op de invoering van de breuken in de lagere school inzicht hebben in de aanbreng van de bewerkingen op breuken in het basisonderwijs inzicht hebben in de aanbreng van kommagetallen en de bewerkingen op kommagetallen in de lagere school zicht hebben op de aanbreng van percenten in de lagere school toepassingen in verband met percenten schematiseren inzicht hebben in de verschillende schrijfwijzen van deze getallen verbanden tussen deze schrijfwijzen kunnen leggen inzicht hebben in de algemene leerlijn van het meten de leerlijn kunnen invullen voor omtrek, oppervlakte en volume van figuren inzicht hebben in het ontstaan van de formules in verband met omtrek, oppervlakte en volume
I N H O U D Tijdens het lesgeven is het belangrijk dat je de wiskundige begrippen correct hanteert en hun betekenis naar kinderen van de lagere school kan verwoorden. Het is zinvol kennis te hebben van de bestaande materialen die kunnen gebruikt worden om deze wiskundige inhouden aan te brengen en/of in te oefenen. Goed gebruik van didactisch materiaal maakt de leerstof begrijpbaar en bevordert het inzicht. In het leerplan wordt immers de nadruk gelegd op inzichtelijk werken. We starten met het aanvankelijk rekenen, en gaan daarna over op het voortgezet en flexibel rekenen. Naast de natuurlijke getallen en de negatieve getallen, wordt ook aandacht besteed aan het werken met breuken, kommagetallen en verhoudingen. Daarnaast komt ook nog een ander leerdomein aan bod: namelijk meten en metend rekenen. O N D E R W I J S V O R M -
Onderwijsleergesprek Hoorcollege Groepsopdracht
Opleidingsgids 2010-2011 – lerarenopleiding lager onderwijs – Avondprogramma
221
S T U D I E M A T E R I A A L Verplicht DE WOLF, A.M. & VERMEERSCH, N. (2008). Vakdidactiek wiskunde: de rationale getallen. Brugge: KHBO. DE WOLF, A.M. & VERMEERSCH, N. (2008). Vakdidactiek wiskunde: BIJLAGE: de rationale getallen. Leuven: ACCO. DE WOLF, A.M., & VERMEERSCH, N. (2009). Vakdidactiek wiskunde: meten en metend rekenen. Brugge: KHBO. Vlaams verbond van het katholiek basisonderwijs (1998). Leerplan wiskunde. Brussel: VVKBaO.
Soort bron syllabus
Aanbevolen /
Soort bron /
Acco x
boek syllabus
x
boek
Acco /
E V A L U A T I E Eerste examenkans Eerste examenperiode
Tweede examenperiode
Procentuele verdeling tussen eerste examenperiode en tweede examenperiode 100% onderdeel
0%
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
onderdeel
procentuele verdeling
evaluatiemethode
Tweede examenkans of derde examenperiode 100 % onderdeel
B I J Z O N D E R E
procentuele verdeling
evaluatiemethode
100%
schriftelijk examen
B E P A L I N G E N
/
222
Katholieke Hogeschool Brugge – Oostende